jaar 25 / nummer 2 / februari 2010 Het kabinet is gevallen. Wat betekent dit voor de Jeugdzorg?
De bezuinigingen in Limburg gaan door. Wat betekent dit voor de jeugdzorg?
Op 5 maart zou het kabinet haar visie bekend maken over hoe de zorg voor jongeren met problemen in Nederland geregeld zou moeten worden. Hiervoor is een notitie geschreven: 'Zorg voor jeugd'.
Er wordt door de gezamenlijke jeugdzorgorganisaties -samen met de Provincie- hard aan gewerkt om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de invulling van de bezuinigingen.
Nu het kabinet gevallen is, is er een gerede kans dat het dossier jeugdzorg 'controversieel' wordt verklaard, wat betekent dat ten aanzien van de herinrichting van de jeugdzorg voorlopig geen nieuwe besluiten kunnen worden genomen. 100% zekerheid is er nog niet, maar als dit scenario realiteit wordt, levert dit naar verwachting een vertraging op in de besluitvorming van minstens driekwart jaar.
Voor de uitwerking zijn een aantal uitgangspunten afgesproken. In maart gaan BJZ, de Mutsaersstichting, Rubicon en Xonar de plannen afstemmen om er voor te zorgen dat er een evenwichtige verhouding tussen de hulpvormen blijft. Natuurlijk zal ook naar efficiencywinst gekeken worden. Het doel is om op 1 april op hoofdlijnen duidelijkheid te geven.
Bezuinigingen jeugdzorg
Ontregelteam jeugdzorg Limburg
MOgroep splitst op
Thuiszitters in beeld
Pleegzorg 11-18 jarigen
Canon opvoedingsondersteuning
Jeugdzorg in buitenland
Veelplegers onder toezicht
Onverwacht toezicht jeugdzorg
Berichten uit de instellingen
Dit informatiebulletin is één op één gelinkt aan de website www.jeugdzorginlimburg.nl .
U kunt zich op de site ook abonneren op ons digitale Infobulletin of een (extra) abonnement nemen op de voor u liggende papieren versie.
Op deze website vindt u een bundeling van relevante informatie voor en over de jeugdzorg in Limburg. Via de aparte rubriek 'Nieuws' houden wij u graag op de hoogte van actuele ontwikkelingen.
Wilt u een van de in dit Infobulletin aangehaalde stukken inzien? Ga ook dan naar de website, klik rechtsboven op Infobulletins en u krijgt digitaal toegang tot deze stukken!
nummer 2, 2010 PROVINCIAAL NIEUWS Bezuinigingen in de jeugdzorg Gedeputeerde Odile Wolfs en de provinciaal gefinancierde instellingen voor jeugdzorg hebben met elkaar geconstateerd dat de bezuinigingen op de jeugdzorg in Limburg vanaf 2011 onontkoombaar zijn geworden. Ze hebben geconcludeerd dat álle instellingen een bijdrage aan de bezuiniging moeten leveren. Gelijktijdig gaan de ingezette vernieuwingen in de jeugdzorg door en zien de betrokkenen perspectief zoveel mogelijk gedwongen ontslagen te voorkomen. Vanaf 2011 wordt het budget voor de provinciale jeugdzorg op grond van nieuwe criteria verdeeld. Alle provincies krijgen geld op basis van dezelfde regels. De Provincie Limburg krijgt op 1 januari 2011 op een totaal bedrag van ruim 80 miljoen 7,3 miljoen euro minder. In een overleg van gedeputeerde Odile Wolfs en de bestuurders van Bureau Jeugdzorg Limburg, Mutsaersstichting, Rubicon en XONAR is gisteren samen geconcludeerd dat een bezuiniging van 10% op het provinciale jeugdzorgbudget onontkoombaar is. “Alle instellingen realiseren zich dat zij een aandeel in de bezuinigingen moeten leveren. De omvang per instelling is nog onderwerp van discussie”, aldus Odile Wolfs. Zij laat weten blij te zijn met de constructieve opstelling van de instellingen, gegeven de onontkoombaarheid van de korting. Ook vindt 2
zij het belangrijk dat in een vroeg stadium gezamenlijke conclusies zijn getrokken, zodat snel met de uitwerking kan worden gestart. “Dat is belangrijk voor jeugdigen die van jeugdzorg gebruiken maken en de professionals die in de jeugdzorg werken”. De inspanningen zijn erop gericht gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen. Ingezette vernieuwingen gaan gewoon door De Provincie Limburg en de jeugdzorginstellingen hebben geconcludeerd dat de uitgangspunten in het vastgestelde Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2009-2012 leidend blijven bij het invullen van de bezuinigingen. De daarin geformuleerde vernieuwingen gaan in de komende jaren dan ook door. Kwalitatief goede zorg voor kinderen en jongeren, maar ook ondersteuning voor professionals staan daarbij voorop. Met elkaar is afgesproken dat de instellingen aan de bezuiniging in goed onderling overleg uitvoering geven. De jeugdzorginstellingen hebben toegezegd zich bij de uitwerking zo creatief mogelijk op te stellen. “In het belang van jeugdigen bestaat aan creativiteit geen limiet, zo hebben we samen geconcludeerd”, zegt Odile Wolfs. Indien de uitwerking van de bezuinigingsvoorstellen incidenteel van financiële middelen moet worden voorzien, dan staat de Provincie Limburg open om de instellingen daarbij te ondersteunen. Die beschikbare middelen bieden mogelijkheden om bij de uitvoering van de maatregelen de weg van de geleidelijkheid en zorgvuldigheid te kunnen bewandelen.
nummer 2, 2010 Mondriaan begint website kinderen
Limburgs Jeugdbeleid in de pers
Mondriaan heeft op 23 februari een website gelanceerd voor kinderen en jongeren met psychiatrische problemen. Op de site staat niet alleen uitleg over verschillende behandelingen. Met hulp van twee jonge acteurs wordt de bezoeker in korte instructiefilmpjes uitgelegd wat er tijdens bijvoorbeeld een behandeling of opname allemaal gebeurt.
Rond jeugd(beleid) verschenen in februari onder meer de volgende berichten:
De belangrijkste reden voor Mondriaan om met de website te starten is om een einde te maken aan de angst of onzekerheid die met een behandeling of opname leeft onder jeugdige cliënten en hun familie. De website is samen met kinderen en jongeren tussen de 6 en 16 jaar ontwikkeld. Zij hebben Mondriaan verteld wat zij belangrijk vinden om te lezen op de site. Deze speciale ‘denktank’ van kinderen en jongeren is vanwege de privacy niet te zien op de website, in de filmpjes wordt gebruik gemaakt van jonge acteurs die de websitebezoekers ‘aan de hand’ nemen door een behandeltraject. Mondriaan wil met hulp van de website ook een breder publiek informeren over de geestelijke gezondheidszorg en de taboes doorbreken. Een kind met bijvoorbeeld ADHD of autisme heeft wellicht hulp nodig, maar is ook net zo goed als andere leeftijdsgenoten om te beginnen een kind. Bron: Limburgs Dagblad 18 februari 3
2 februari, LD/DL Midden-Limburg Proef huisarrest hangjeugd De gemeente Roermond wil meewerken aan een proef om zwaar overlastgevende hangjeugd huisarrest op te leggen door middel van elektronische enkelbanden. De landelijke VVD-Tweede Kamerfractie bereidt momenteel hier een wetsvoorstel voor. Op basis van dit wetsvoorstel zouden burgemeesters de bevoegdheid krijgen om overlastgevende jeugd huisarrest op te leggen. Hiervoor moet in gemeentes die deze maatregel willen gebruiken de algemene plaatselijke verordening (APV) worden aangepast. De burgemeester van Roermond wil in die APV ook vastleggen dat zogenaamde mosquito’s geplaatst mogen worden. Dit zijn apparaten die een geluid met een hoge frequentie veroorzaakt, dat alleen door jongeren gehoord wordt. In andere gemeentes wordt het apparaat al ingezet om hangjeugd te verdrijven. 4 februari, LD/DL Bezuinigingen in de Limburgse Jeugdzorg De komende jaren moet er in de Limburgse jeugdzorg flink bezuinigd worden. In de Limburgse kranten is naar aanleiding hiervan een groot achtergrondartikel verschenen. Bericht over bezuinigingen op voorpagina Limburgse kranten 4 februari 2010 Artikel jeugdzorg in zuidelijke edities Limburgse kranten 4 februari 2010
nummer 2, 2010 5 februari, LD/DL Campus Rubicon onzeker Jeugdzorginstelling Rubicon overweegt haar plan voor de bouw van een campus op het eigen terrein in Horn definitief af te blazen. Volgens Ward Vijgen, sinds januari de nieuwe bestuurder bij Rubicon, wordt het plan komende tijd „heroverwogen”. Aanleiding is de aangekondigde korting op de provinciale subsidie en de door de kredietcrisis ingezakte onroerendgoedmarkt. In juni, geeft Vijgen aan, valt het definitieve besluit. „Het kan dat we de campus versoberd uitvoeren, maar ook dat we het geheel schrappen.” Het campusproject, dat in december 2008 werd gepresenteerd, is gebaseerd.
toonaangevende internetforum voor vaders en moeders. De redactie van de site krijgt een paar keer per week vragen van ouders die niet meer afkomen van een onterechte ‘rode vlag’ in hun dossier. De jeugdgezondheidszorg is na de door van de peuter Savannah doorgeslagen in de zoektocht naar probleemgezinnen, stelt Pardoen. Elise Buiting, voorzitter van Artsenvereniging Jeugdgezondheidszorg Nederland, beaamt dat er in sommige gevallen afnemend vertrouwen is in de jeugdgezondheidszorg; “Er is een tekort aan jeugdartsen. Bij steeds wisselende gezichten op het consultatiebureau is er veel eerder sprake van wantrouwen en dat terwijl vertrouwen juist zo belangrijk is”.
10 februari LD/DL Vacature gezinshuis Rubicon Een van de gezinshuizen op het terrein van Rubicon Jeugdzorg staat leeg. De jeugdzorginstelling is druk bezig nieuwe gezinshuisouders te vinden voor de woning. In het artikel wordt beschreven wat er allemaal bij komt kijken als je je opgeeft als gezinshuisouders bij Rubicon. Twee gezinshuisouders die in andere panden op het terrein wonen vertellen over hun ervaringen. Een van hen: "Doordat ik hier ben gaan wonen, kan ik me beter verplaatsen in anderen". Beiden bevalt het gezinshuisouderschap prima.
23 februari, Volkskrant Reportage Crisisteam Bureau Jeugdzorg Haaglanden Een verslaggever van de Volkskrant is twee weekenden op pad geweest met het Crisis Interventie Team van Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het resultaat is een uitgebreid artikel (Je kunt ze niet allemaal redden) met daaraan gekoppeld een ‘jeugdzorgquiz’ waarbij de lezers meerkeuzevragen krijgen voorgeschoteld over situaties waarmee jeugdzorgmedewerkers te maken krijgen.
17 februari, AD Ouders wantrouwen consultatiebureaus Ouders durven opvoedproblemen niet meer aan te kaarten op het consultatiebureau uit angst jarenlang te worden gebrandmerkt als probleemgezin. Dat constateert Justine Pardoen, de baas van Ouders Online, het
Klik hier voor de jeugdzorg quiz
4
Lees hier het artikel over het crisisinterventieteam
Iedereen kan meedoen aan de jeugdzorgquiz: de resultaten komen medio maart in de krant, samen met commentaar van deskundigen.
nummer 2, 2010 Ontregelteam Jeugdzorg Limburg Onlangs heeft GS het driekoppige 'Ontregelteam Jeugdzorg Limburg' ingesteld. Dit team onderneemt in 2010 samen met de Limburgse instellingen voor jeugdzorg acties ter vermindering van de regeldruk en levert voor maart 2011 een eindrapportage met haar bevindingen. Wetten, regels en afspraken zijn nodig om goed te kunnen werken, ook binnen de jeugdzorg. Maar als regels onduidelijk zijn of als zaken omslachtig zijn geregeld, levert dat problemen en irritaties op. Het werkplezier van professionals neemt af door onnodige regeldruk en de kwaliteit van de hulpverlening wordt er niet beter op. De cliënt ervaart dat de hulpverlener te weinig tijd voor hem heeft als gevolg van te veel bureaucratie, dat de jeugdzorg zo ingewikkeld is geregeld dat de instellingen niet goed kunnen samenwerken en dat hij vele malen hetzelfde verhaal moet vertellen. In 2008 heeft de Provincie Limburg met de minister voor Jeugd en Gezin afgesproken te zullen bijdragen aan de landelijke doelstelling dat de door cliënten en werkers in de jeugdzorg ervaren regeldruk in 2011 met 25% verminderd zal zijn. Dat heeft geleid tot het Actieplan 'Vermindering van ervaren regeldruk in de Limburgse jeugdzorg' dat het Gedeputeerde Staten (GS) in juli 2009 heeft vastgesteld. Eén van de verbeterlijnen uit dit plan is het instellen van een Ontregelteam Jeugdzorg Limburg. Dit team bestaat uit 3 inspirerende personen die acties ondernemen richting Bureau Jeugdzorg Limburg en de jeugdzorgaanbieders. Deze acties zijn bedoeld 5
om de aanpak van regeldruk binnen de instellingen zelf te stimuleren en van nieuwe ideeën te voorzien. Via bijeenkomsten die het Ontregelteam met de bestuurders, cliënten en werkers binnen de instellingen organiseert, kunnen ideeën die op de werkvloer leven naar boven worden gehaald. GS heeft de volgende leden tot het Ontregelteam Jeugdzorg Limburg benoemd: - Mevrouw José van Zoest, locatieleider Orthopedagogisch en Didactisch Centrum St. Michaël; - De heer Tof Thissen, directeur Kwaliteitscentrum Nederlandse Gemeenten (KING); - De heer Leo Bisschops, wethouder gemeente Best voor onder meer jeugdbeleid.
LANDELIJK NIEUWS Ombudsman: Jeugd en Gezin moet blijven De formateur van het volgende kabinet moet ervoor zorgen dat de taak van de huidige minister van Jeugd en Gezin behouden blijft. En dan met versterkte bevoegdheden. Dat zegt de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer in een interview met het Nederlands Dagblad ‘Gegeven het feit dat de jeugdzorg zo geweldig gefragmenteerd is en ook daadwerkelijk niet goed functioneert, moet er
nummer 2, 2010 een kracht zijn die de partijen bij elkaar brengt. Coördinatie van de jeugdzorgmachinerie is heel wezenlijk. En de programmaminister van Jeugd en Gezin was in elk geval op weg om dat beetje bij beetje voor elkaar te krijgen.' Minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin heeft de afgelopen jaren ‘voor het eerst een gemeenschappelijk speelveld' gecreëerd, aldus Brenninkmeijer. ‘Dat is een belangrijke en noodzakelijke ontwikkeling.' Probleem is volgens de ombudsman dat Rouvoet niet de benodigde bevoegdheid had om echt in te grijpen in lopende processen. ‘De minister van Jeugd en Gezin gaat over dingen waar hij niet over gaat. De provincies claimen dat ze hun eigen taken en bevoegdheden hebben en de minister mag zich daar niet mee bemoeien. Het enige dat Rouvoet kon doen was de provincies en jeugdzorg nóg meer geld geven om zo iets te zeggen te krijgen. Zo werkt het mechanisme, en dat zou niet zo moeten werken.' Bron | ANP
MOgroep splitst op Het bestuur van de MOgroep is op 26 januari 2010 tot unanieme besluitvorming gekomen over de toekomst van de MOgroep. Kernpunten daarin zijn de verzelfstandiging van de bestaande brancheafdelingen – Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang – en de opheffing van de MOgroep.
6
Het voorgenomen besluit is het resultaat van een periode van intensieve gesprekken en fundamentele gedachtewisselingen. Inzet daarbij was het blijvend realiseren van maximale bewegingsvrijheid voor de branches. Die vrijheid is van belang om de branches in het huidige tijdsgewricht optimaal te equiperen om de belangen van hun leden te behartigen en een passend aanbod qua dienstverlening te doen. Uiteraard is ook vanuit deze positie voor ieder van de toekomstige brancheverenigingen samenwerking met elk van de andere twee branches mogelijk. Vakbonden, OR en personeel zijn over het voorgenomen besluit van het MOgroep bestuur geïnformeerd. Met OR en vakbonden zal nader gesproken worden over de gevolgen van de wens van het bestuur. Het bestuur van de MOgroep ziet graag dat het besluitvormingstraject dat nu is gestart voor de zomer van 2010 wordt afgerond. Implementatie kan dan in de tweede helft van 2010 plaatsvinden. De voorzitter van het MOgroep bestuur en de algemeen directeur blijven het komend jaar beschikbaar voor de begeleiding van het implementatieproces. Het streven is om per 1 januari 2011 te functioneren als zelfstandige brancheverenigingen. Via de branchebesturen zullen de leden betrokken worden bij de realisatie daarvan. Bron: bericht MOgroep
nummer 2, 2010 Jeugdzorg in buitenland Vanaf 10 februari kunnen er geen jongeren meer in het buitenland worden geplaatst voor jeugdzorg als niet wordt voldaan aan een aantal specifieke kwaliteitseisen. Dat heeft minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) in een brief geschreven aan alle jeugdzorgaanbieders, bureaus Jeugdzorg en Provincies. In het spoeddebat in de Tweede Kamer dat op 10 februari plaatsvond heeft de Kamer zich zeer kritisch uitgelaten over het buitenlands zorgaanbod. Allereerst kreeg minister Rouvoet felle kritiek op het feit dat hij het Inspectierapport hierover al in januari 2009 heeft ontvangen, maar niet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De Kamer hekelde bovendien het uitblijven van concrete maatregelen in de vorm van kwaliteitsnormen. Naast de kwaliteitseisen van de Wet op de jeugdzorg, gelden voortaan de volgende eisen voor jeugdzorg in het buitenland: 1. er wordt gewerkt volgens een plan dat samen met de cliënt is opgesteld; 2. samen met de cliënt wordt gezorgd voor een geschikte invulling van vrije tijd; 3. het volgen van onderwijs moet mogelijk zijn; 4. cliënten moeten gebruik kunnen maken van de vertrouwenspersoon en het klachtrecht in Nederland; 5. aansluitende nazorg in Nederland moet verzorgd worden; 6. zorgaanbieders zijn verplicht om aan de Inspectie jeugdzorg door te geven welke organisatie toezicht houdt als zij een jongere in het buitenland plaatsen; 7
7. jeugdzorg in het buitenland kan alleen in de landen van de Europese Economische Ruimte (EER). Bron: nieuwsbericht ministerie Jeugd en Gezin MO-nieuws
Onverwacht toezicht jeugdzorg De inspectie gaat in 2010 het ‘onverwacht toezicht’ bij jeugdzorginstellingen vaker inzetten. Dit handhavingsinstrument is vorig jaar voor het eerst door de inspectie gebruikt. Vaak worden de bezoeken van te voren aangekondigd, zodat de instelling het toezicht kan voorbereiden. Aangekondigd toezicht houdt ook het risico in dat de instelling zich beter voordoet dan de praktijk is. Met het vaker inzetten van onverwacht toezicht wil de inspectie een scherper beeld krijgen van jeugdzorginstellingen. De afgelopen tijd is er ook meer ervaring opgedaan met verscherpt toezicht. Hierbij krijgen instellingen voor een jaar extra aandacht van de inspectie, moeten ze een verbeterplan maken en rapporteren over de voortgang hiervan. Na een jaar vindt er een hertoets plaats. Door beide soorten toezicht meer in te zetten wil de inspectie haar effectiviteit vergroten en een daadwerkelijke verbetering van de jeugdzorg zo groot mogelijk maken. Daarnaast blijft de inspectie haar expertise beschikbaar stellen met de verwachting dat dit instellingen mede stimuleert om in gezamenlijk overleg veldnormen te ontwikkelen.
nummer 2, 2010 De Inspectie jeugdzorg gaat in 2010 diverse onderzoeken doen. Deze zijn onder te verdelen in drie categorieën: toezicht samen met andere (jeugd) inspecties binnen het Integraal Toezicht Jeugdzaken, toezicht naar aanleiding van calamiteiten en gepland toezicht.
Eerste Kamer akkoord met Verwijsindex De Eerste Kamer is op 2 februari akkoord gegaan met het wetsvoorstel verwijsindex risicojongeren. Dit betekent dat alle gemeenten in Nederland zich moeten aansluiten bij de verwijsindex. De verwijsindex risicojongeren (VIR) is een landelijk digitaal systeem dat risicomeldingen van hulpverleners over jongeren bij elkaar brengt. Het gaat om jongeren tot 23 bij wie zich problemen voordoen waardoor hun persoonlijke ontwikkeling daadwerkelijk wordt bedreigd. Hulpverleners uit de jeugdketen die jongeren helpen, melden de jongere aan in de verwijsindex als zij een risico hebben gesignaleerd. Als meerdere professionals zich zorgen blijken te maken over dezelfde jongere, dan zorgt de verwijsindex dat zij een melding krijgen. Daardoor weten zij van elkaar dat zij met dezelfde jongere bezig zijn. Met de verwijsindex wordt snel duidelijk dat een jongere in de problemen zit, zodat er direct actie kan worden ondernomen. Alle gemeenten moeten nog dit jaar met de verwijsindex gaan werken, nu ook de Eerste 8
Kamer met het wetvoorstel van minister Rouvoet heeft ingestemd. Momenteel zijn zo’n 300 van de ruim 440 gemeenten in Nederland al aangesloten bij de verwijsindex risicojongeren. Op de website van het ministerie van Jeugd en gezin is een dossier over de verwijsindex ingericht. Op www.samenwerkenvoordejeugd.nl staat veel praktische informatie over het lokale jeugdbeleid, speciaal voor gemeenten en hulpverleners. Bijvoorbeeld over de invoering van CJG’s, de verwijsindex risicojongeren en het digitaal dossier jgz: wat houdt het in, wat wordt van gemeenten verwacht, hoe hangen deze onderwerpen met elkaar samen. Houd voor actuele informatie over de verwijsindex deze site in de gaten
LCFJ: heb oog voor wensen ouders Jeugdzorg moet meer oog krijgen voor de wensen van ouders. Dat zegt het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg in een advies aan minister Rouvoet. Volgens het forum voelen cliënten zich gehoord en prettig als de bepaling van passende zorg in overleg met de jongere en zijn of haar ouders gebeurt. "De hulp moet passen bij het kind en bij het gezin. Cliënten willen graag vertellen wat zij zelf als mogelijkheden zien. Cliënten hebben eigen krachten die versterkt kunnen worden. Bij goede zorg gaat het erom dat ouders en jongeren weer zelf verder kunnen. Hulpverleners zijn maar tijdelijk. De ouders zijn en blijven er altijd."
nummer 2, 2010 Volgens de belangenorganisatie van en voor cliënten in de jeugdzorg is het van groot belang dat jongeren en ouders/ verzorgers vragen stellen of hun (tijdelijke) onmacht uitleggen, zonder dat zij bang moeten zijn voor 'overname van hun probleem', voor eigen interpretaties door de intaker/hulpverlener en voor mogelijke consequenties wanneer zij het niet eens zijn met de conclusies van het door de hulpverlener voorgestelde traject. Het Cliëntenforum hamert er op dat hulpverleners moeten kunnen aansluiten bij de cliënt en echt luisteren en meedenken. Het grote verwijt, dat ook blijkt uit de peiling die de Stentor hield, is dat cliënten zich niet gehoord voelen. "Hulpverleners moeten eerlijk zijn, mee kunnen leven en vasthoudend zijn." Het Cliëntenforum heeft zware kritiek op het stelsel. "Het recht op zorg is een farce geworden. Een stelsel dat niet kan garanderen dat de gevraagde hulp direct aanwezig is en dicht bij huis geleverd kan worden, waarborgt het recht op zorg niet." Een ander belangrijk punt dat het Cliëntenforum aansnijdt, is de zorg nadat een jongere 18 jaar is geworden. Dan stopt vaak alles. "Maar het recht op zorg stopt niet bij de leeftijd van 18 jaar. De mogelijkheid bestaat zorg te blijven leveren tot 23 jaar. Hulpverleners maken daar weinig gebruik van. Wij horen uit het hele land van cliënten dat het moeilijk is om verlenging te krijgen." Bron: nieuwsbrief BMC
9
Meldingen kindermishandeling Een op de tien meldingen van kindermishandeling wordt onterecht gedaan. Dat meldt dagblad Trouw dinsdag op basis van een rondgang langs Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's) in het hele land. Van de ruim 16.000 meldingen die jaarlijks bij de meldpunten worden gedaan blijken er zo'n 1.600 achteraf onterecht. In Flevoland ligt het percentage zelfs op bijna 19 procent. Gezinnen die te maken krijgen met een valse melding voelen zich na een onderzoek door een AMK dat ingrijpt in de privéomgeving vaak toch beschadigd en gestigmatiseerd. Omdat de aangiftes die niet door professionele hulpverleners worden gedaan anoniem blijven, vragen ouders zich vaak lange tijd na de melding nog af wie deze gedaan heeft. Gat Branchevereniging MOgroep jeugdzorg laat weten dat valse meldingen een onvermijdelijk bijeffect zijn en roept mensen op om ook vermoedens te blijven melden. Volgens de organisatie zit er nog steeds een 'afschuwelijk gat' tussen het aantal meldingen en de naar schatting 100.000 kinderen die jaarlijks mishandeld worden.
nummer 2, 2010 Pleegzorg 11-18 jarigen Bij bijna de helft van de pleeggezinnen die een kind van 11 tot 18 jaar onder hun hoede nemen, wordt de plaatsing voortijdig afgebroken. Dat blijkt uit onderzoek van Simon van Oijen aan de Rijksuniversiteit Groningen. 'Wanneer de pleegzorginstelling vóór de plaatsing al risicofactoren signaleert, dan moeten er ‘waarschuwingslampjes’ gaan branden.' Een breakdown - negatieve beëindiging van pleegzorg - heeft een negatieve invloed op het kind. Het versterkt een negatief zelfbeeld en het wantrouwen in opvoeders wordt groter. De pleegouders hebben onder andere het gevoel dat ze gefaald hebben. Dat kan ervoor zorgen dat zij zich terugtrekken als pleeggezin. Simon van Oijen noemt het percentage negatieve pleegzorg beëindigingen - 46 procent -‘fors’. Opvoeden De onderzoeker legde gedragsvragenlijsten voor aan de pleegouders en de pleegkinderen. Nog niet eerder werden ook de pleegkinderen in een dergelijk onderzoek om hun mening gevraagd. ‘Het blijkt dat vooral de leeftijd, de gedragsproblemen, de hulpverleningsgeschiedenis en het type onderwijs belangrijke voorspellers zijn van een breakdown.’ Van Oijen heeft met de vragenlijsten het gezinsklimaat en de manier van opvoeden in kaart gebracht. ‘Hieruit kunnen we voorzichtig concluderen dat ook de manier van opvoeden in een gezin er toe doet.’ Wachtlijst Sinds de jaren zestig zijn de factoren die 10
pleegzorg bemoeilijken al bekend, stelt de onderzoeker. ‘We weten al lang dat emotionele en gedragsproblemen ervoor zorgen dat het misgaat. De vraag is wat doen we er in de praktijk mee? Waarschuwingslampjes ‘Interessant is’, zegt Van Oijen, ‘in hoeverre pleegouders beter voorbereid kunnen worden op de plaatsing van het pleegkind. Een betere analyse van de problemen kan een duidelijk beeld geven van de eisen waaraan de pleegzorg moet voldoen. Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de pleegouders al snel na de plaatsing ernstige emotionele problemen bij het kind ervaren. De hulpverlening zou hier sneller in kunnen grijpen.’
Ombudsman: provincie moet netwerkpleegouders helpen De provincies moeten ervoor zorgen dat netwerkpleegouders snel de begeleiding en financiële vergoeding krijgen die ze nodig hebben. Dat zegt de Nationale Ombudsman, Alex Brenninkmeijer, naar aanleiding van zijn onderzoek naar de problemen die netwerkpleegouders ervaren. Netwerkpleegouders vangen een kind van familie, buren of andere bekenden op, omdat het kind niet meer thuis kan wonen. Ze krijgen daar net als andere pleegouders een vergoeding voor, maar die komt vaak laat en soms zelfs helemaal niet. Brenninkmeijer stelt dat de provincies gezamenlijk beleid moeten opstellen om de problemen met netwerkpleegzorg op te lossen. Daarin moet
nummer 2, 2010 bijvoorbeeld staan dat netwerkpleegouders binnen drie maanden begeleiding en een vergoeding krijgen. Meer informatie: Rapport 'Komt een kind bij de buurvrouw'
Verbetering rechtspositie pleegouders De ministerraad heeft ingestemd met het wetsvoorstel van minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin, om de rechtspositie van pleegouders te verbeteren. Pleegouders hebben een belangrijke rol bij de hulp aan kinderen met opgroei- en opvoedproblemen. Het wetsvoorstel beoogt een juridisch versterking van de positie van pleegouders. Zo wordt onder andere voorgesteld dat hulpverleningsplannen voortaan worden vastgesteld na overleg met pleegouders. Daarnaast wordt de informatievoorziening aan pleegouders wettelijk vastgelegd en krijgen pleegouders het recht om een vertrouwenspersoon in te schakelen. Het wetsvoorstel gaat dit voorjaar naar de Raad van State voor advies. Naar verwachting wordt het voorstel voor de zomer ingediend bij de Tweede Kamer. MOgroep Jeugdzorg heeft in de consultatieronde in het voorjaar van 2009 gereageerd op het wetsvoorstel. Aangezien het wetsvoorstel bij indiening in de Tweede Kamer pas openbaar wordt gemaakt, is nu nog niet bekend of en in hoeverre de reactie van MOgroep Jeugdzorg is overgenomen.
11
Preventie bij familiedrama's Familiedrama's kunnen in een aantal gevallen voorkomen worden als hulpverleners alerter zijn op signalen die potentiële daders afgeven of gedrag dat ze vertonen. Dat blijkt uit het proefschrift van criminologe Marieke Liem, die op 19 februari is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht. Per jaar doen zich ongeveer zeven dodingen voor die gevolgd worden door zelfdoding, volgens de promovenda. Het aantal gevallen is volgens haar min of meer constant. Liem vindt 'doding-zelfdoding' een betere naam voor het verschijnsel dan de term familie- of gezinsdrama. Elk sterfgeval in een familie kan een drama worden genoemd, zegt ze. Drie typen Liem onderscheidt drie typen dodingenzelfdodingen: bij de eerste variant maakt de dader een eind aan zijn eigen leven als reactie op het doden van andere slachtoffers (vaak de (ex)partner en/of kinderen). De dader heeft zijn slachtoffers gedood omdat hij vindt dat ze medeschuldig zijn aan de moeilijke situatie waarin ze verkeren. Vaak houden ze hun partner verantwoordelijk voor de relatieproblemen die er waren. Hij (meestal gaat het om mannen) doodt daarna zichzelf omdat hij zich schuldig voelt, schaamt of herenigd wil worden met zijn slachtoffers. Band Type twee neemt zijn slachtoffers met zich mee de dood in, omdat hij hoopt de band met hen te kunnen voortzetten. Type drie ziet in het doodmaken van zijn slachtoffers en zichzelf de enige oplossing voor de problemen
nummer 2, 2010 waarin het gezin verkeert. Volgens Liem kan type drie tot zijn daad komen door bijvoorbeeld een echtscheiding of werkloosheid. Alert De criminologe vindt dat hulpverleners of bijvoorbeeld de politie alert moeten zijn op zelfmoord als de verdachte van moord op zijn kinderen of ex-vrouw is gearresteerd. Hulpverleners moeten bij mensen die ervaring hebben met zelfdoding, hun relaties met bijvoorbeeld hun kinderen, familie en partner goed in de gaten houden. Zeker als die relaties vergaande signalen van afhankelijkheid vertonen.
Marokkaanse en Antilliaanse afkomst is dat zelfs driemaal zo vaak, aldus de krant. Criminaliteit Onderzoeker Albert Boon van De Jutters zegt in de krant dat het tragisch is voor de kinderen als zij niet de juiste zorg krijgen. Een niet-behandelde stoornis leidt tot probleemgedrag, dat ook invloed heeft op de samenleving. Overlast en criminaliteit komen hierdoor vaker voor dan nodig, aldus de onderzoeker.
Bron: ANP > Zorg en Welzijn
Allochtone jongeren met psychische problemen Allochtone jongeren belanden relatief vaak in de criminaliteit omdat psychische stoornissen bij hen niet of te laat worden behandeld, zo meldt de Volkskrant. Dat blijkt uit onderzoek van Stichting De Jutters, een instelling voor jeugd-GGZ in de regio Haaglanden. De kans dat psychische problemen bij allochtone kinderen worden behandeld, is de helft kleiner dan bij autochtone kinderen. Bij beide groepen komt even vaak een stoornis voor. Allochtone tieners krijgen wel tweemaal zo vaak forensische psychiatrische hulp opgelegd na een delict. Voor jongeren van
12
Gedwongen hulp Hoewel in de praktijk de problemen bij kinderen niet zoveel van elkaar verschillen, ziet de jeugdzorg al langer een etnische scheiding. De GGZ en vrijwillige hulpverlening zien veel autochtone kinderen, terwijl de allochtone kinderen oververtegenwoordigd zijn in justitiële jeugdinrichtingen en gedwongen hulp. Herkomst registreren Het is voor het eerst dat dit ook met cijfers wordt gestaafd, aldus de krant. Onderzoeker Boon pleit ervoor dat alle GGZ-instellingen de etniciteit van cliënten vastleggen om het probleem beter te kunnen aanpakken. Lees het artikel ‘Stoornis allochtone jongeren vaak niet behandeld’ in de Volkskrant.
nummer 2, 2010 Veelplegers én ouders onder toezicht De oorzaak van veelvuldig crimineel gedrag van jongeren ligt vooral bij gezinsproblematiek in combinatie met geringe intelligentie. Dat blijkt uit onderzoek van Hoogleraar Ido Weijers, dat gepresenteerd wordt op het congres: “Aanpak jeugdige veelplegers” in Utrecht. Wijers pleit ervoor de jongere én ouders, in een vroeg stadium onder toezicht te stellen. Om crimineel gedrag van jongeren tussen 12 en 17 jaar te stoppen is het noodzakelijk dat het gezin wordt aangepakt. Ook als het gaat om 'een krachtig motief om te stoppen met crimineel gedrag', blijkt de familie een bron van motivatie. ‘Dwang en straf bieden alleen perspectief als wordt aangesloten bij de motiverende inbreng van familie, uitzicht op werk en versterking van de eigen motivatie van de jongere.’ Harde kern Ido Weijers, hoogleraar Jeugdrechtspleging, Kristien Hepping en Marjolein Kampijon deden onderzoek naar de zogenoemde ‘harde kernjongeren’ in Utrecht. Daarvoor verzamelden ze gegevens van 81 minderjarige veelplegers, die in acht jaar meer dan 5 processen-verbaal hebben gekregen. Hoewel het aantal veelplegers fors stijgt (landelijke cijfers: van 1068 jongeren in 2003 naar 1617 in 2006) neemt hun aandeel in het totale aantal jeugdige verdachten nauwelijks toe. Gezinsproblemen Uit de profielen die de onderzoekers samenstelden bleek dat vooral – ernstige13
gezinsproblemen bijdragen aan het criminele gedrag van de jongeren. Het gedrag van de harde kernjongeren gaat bijna altijd samen met schooluitval, veelal met een laag IQ en/of psychiatrische gedragsproblemen. Ondertoezichtstelling (OTS) van jongere en van het gezin is volgens de onderzoekers de meest effectieve mogelijkheid om te reageren. Maar daarvan wordt door instanties veel te weinig gebruikt gemaakt, aldus Weijers, ‘Terwijl de “Richtlijn voor strafvordering jeugd” van het Openbaar Ministerie daar wel degelijk ruimte voor laat.’ Autochtonen Opvallend noemen de onderzoekers dat Marokkaanse veelplegers in aantal de autochtone Nederlandse veelplegers in Utrecht overstijgt – de helft is van Marokkaanse afkomst, een kwart is autochtoon. Maar in aantal en ernst van de gepleegde delicten gaan de autochtone jongeren voorop. Zij lopen ook meer kans ermee door te gaan. Intellectuele vermogens Weijers en anderen noemen ook het geringe intellectuele vermogen van de veelplegers opvallend. Zij suggereren dat ‘De echte harde kern van de meer intelligente jeugdige veelplegers buiten beeld blijft. Cijfers betreffende het aantal geregistreerde jeugdige veelplegers moeten met de nodige reserves worden geïnterpreteerd.’ Kortom: wellicht heeft de politie niet de echte harde kern te pakken omdat ze zich niet laten pakken. Bron: Zorg en Welzijn
nummer 2, 2010 Minder jongeren in jeugdgevangenissen Het aantal jongeren dat in justitiële jeugdinrichtingen wordt opgevangen is de afgelopen tijd zo sterk teruggelopen dat er afdelingen moeten sluiten. Dat schrijft Brabants dagblad op 13 februari. De afname is gedeeltelijk het gevolg van overheidsbeleid. Sinds 1 januari 2010 gaan jongeren die geen delict hebben gepleegd niet meer naar justitiële jeugdinrichtingen. Als het nodig is gaan zij naar de gesloten jeugdzorg. Een tweede oorzaak van de lagere bezetting is dat er sowieso minder jongeren binnenkomen. Hoe dat komt, wordt momenteel onderzocht. Omdat de bezetting sterk terugloopt, overweegt staatssecretaris Nebahat Albayrak van Justitie enkele jeugdinrichtingen te sluiten. Sommige inrichtingen kunnen als gesloten jeugdzorg verder gaan. Op 18 maart neemt Albayrak hierover een besluit.
problemen. Kinderen met gedragsproblemen, variërend van ADHD tot autistische en psychosociale stoornissen, plaatsen de laatste decennia steeds meer scholen voor problemen. Niet altijd zijn scholen in staat om de extra aandacht die de kinderen vragen met eigen begeleiding via bijvoorbeeld interne begeleiders op te lossen. Veel kinderen krijgen een doorverwijzing naar het (voortgezet) speciaal onderwijs, of vragen een rugzakje aan voor extra begeleiding in de klas. De laatste jaren is met name de groep gedragsgestoorde kinderen binnen het speciaal onderwijs spectaculair gegroeid.
Bron: NjI
Les gedragsproblematiek voor leraren Kennis over gedragsproblemen moet een vast onderdeel worden van elke lerarenopleiding. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies De school en leerlingen met gedragsproblemen Volgens de Raad is het van groot belang dat scholen en leraren beter worden toegerust op de omgang met kinderen met gedrags14
Volgens de Onderwijsraad is het van belang dat leraren in hun opleiding zo veel over gedragsproblemen hebben opgestoken dat ze die op tijd kunnen signaleren, maar een diagnose moeten ze overlaten aan de echte deskundigen. Te gemakkelijk wordt nu soms een kind een bepaald etiket opgeplakt zonder dat sprake is van die stoornis. Vanuit het speciaal onderwijs, waar veel meer expertise huist, kan hierbij actiever hulp worden aangeboden dan nu gebeurt. Leerkrachten moeten in vooropleiding of bijscholing zoveel mogelijk handvatten krijgen aangereikt om zelf een eerste antwoord te hebben op verschillende gedragsproblemen in de klas.
nummer 2, 2010 Aan de andere kant moeten ze niet te lang blijven‘doormodderen’ als de problemen blijven bestaan. Bron: Volkskrant > Nieuwsbrief BMC, foto: Flickr/Toastyken
Basismodel meldcode huiselijk geweld Op 1 januari 2011 treedt naar verwachting de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in werking. De wet stelt gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De verplichting zal gaan gelden voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning en eveneens voor politie en justitie. Door te werken met een meldcode blijft de beslissing om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling wel of niet te melden, berusten bij de professional. Aan de voorgenomen wet wordt een basismodel meldcode toegevoegd als handreiking voor het opstellen van een code voor de eigen organisatie of praktijk. Omdat er op dit moment in veel regio’s plannen worden ontwikkeld om te komen tot een gezamenlijke meldcode, is op de betrokken ministeries (VWS, Jeugd en Gezin en Justitie) besloten om dit basismodel meldcode, vooruitlopend op de nieuwe wet, alvast
15
bekend te maken zodat de praktijk daar zijn voordeel mee kan doen. In het basismodel worden alle stappen beschreven die een meldcode in elk geval moet bevatten:
Stap 1: In kaart brengen van signalen Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld Stap 3: Gesprek met de cliënt Stap 4: Wegen van het geweld of de kindermishandeling Stap 5: Beslissen: Hulp organiseren of melden
Het stappenplan schetst in algemene zin de stappen die in geval van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling gezet dienen te worden. Bij specifieke vormen van dit geweld, bijvoorbeeld in geval van signalen van seksueel geweld of van vrouwelijke genitale verminking, moeten de stappen soms nader worden ingekleurd. Er is niet voor gekozen om één meldcode voor alle sectoren te ontwerpen en te verplichten. Daarvoor is het werk in de sectoren waarin een meldcode verplicht wordt gesteld te verschillend.
nummer 2, 2010 Moord vaak gevolg van huiselijk geweld Politie en hulpverlening moeten samenwerken om iets te doen aan het relatief grote aantal moorden als gevolg van huiselijk geweld. Uit onderzoek blijkt dat huiselijk geweld de voornaamste oorzaak is van alle moord en doodslag in Nederland. Huiselijk geweld is de voornaamste oorzaak van moord en doodslag in Nederland in 2006. Eén op de drie moorden in Nederland komt voort uit huiselijk geweld. Dat blijkt uit een onderzoek van bureau Beke naar slachtoffers van huiselijk geweld in 2006. Uit casusonderzoek blijkt dat veel slachtoffers en/of daders wel in beeld zijn bij hulpinstanties, maar niet bij de politie. 'Het gaat er niet om wie het voortouw neemt, maar hulpinstanties én politie zouden gezamenlijk iets kunnen doen om moord en doodslag te voorkomen', zegt onderzoekster Annemiek Nieuwenhuis. Samenwerken Opmerkelijk is, volgens onderzoekster Nieuwenhuis, dat van de tien onderzochte casussen van huiselijk geweld er bij zeven sprake was van langdurige opbouw van spanning en geweld. 'Veel slachtoffers doen pas na een x-aantal incidenten aangifte. Toch waren deze slachtoffers wel bekend bij hulpverleningsinstanties.' Nieuwenhuis wil zich niet uitspreken over de vraag of de hulpverlening eerder contact moet opnemen met de politie. 'Die partijen moeten in ieder geval beter samenwerken.'
16
Ooggetuige Zorgwekkend is de bevinding dat veel kinderen ooggetuige zijn van het geweld én vaak ook van de moord. Vrouwen en kinderen zijn vooral de slachtoffers van dodelijk huiselijk geweld. In 2006 zijn 12 kinderen omgebracht. Van de verdachten is 80 procent man. In 2006 zijn in totaal 49 dodelijke slachtoffers gevallen bij huiselijk geweld. Hoger De onderzoekers constateren overigens dat het aantal dodelijke slachtoffers van huiselijk geweld nog wel hoger kan liggen. 'Sommige sterfgevallen worden ten onrechte bestempeld als een "natuurlijke dood". Wij kwamen bijvoorbeeld een zaak tegen waarbij een vrouw haar moeder om het leven had gebracht door het toedienen van bloedverdunners. Dat is pas later aan het licht gekomen.'
Thuiszitters in beeld Van de ruim 2,5 miljoen leerplichtige jongeren zitten jaarlijks ruim 2500 leerlingen langer dan een maand thuis. De invoering van passend onderwijs, een intensievere samenwerking en het aanpakken van voortijdig schoolverlaten moeten het aantal thuiszitters verder terugdringen volgens staatssecretaris Dijksma van Onderwijs. In opdracht van het ministerie van Onderwijs heeft Ingrado, de brancheorganisatie voor leerplicht en RMC, onderzoek gedaan naar thuiszitters. In het schooljaar 2008-2009 waren dat ruim 2500 jongeren. Op een willekeurige dag zitten tussen de 800 en 1100
nummer 2, 2010 jongeren thuis. Tweederde van de thuiszitters is jongen en 84% heeft de voortgezet onderwijsleeftijd. De belangrijkste redenen zijn gedrags- en/of psychische problematiek, onwelwillendheid van de leerling en een problematische thuissituatie.
Hoewel het aantal thuiszitters relatief klein is (minder dan 0,05 procent op enig moment), vindt de bewindsvrouw dat geen kind thuis hoort te zitten. Het begint bij een goede registratie van thuiszitters, zodat alle thuiszitters in beeld zijn. Daarna is een goede samenwerking en maatwerk essentieel. De invoering van passend onderwijs betekent een zorgplicht voor alle schoolbesturen om een passend aanbod voor iedere leerling te garanderen. Uit het onderzoek van Ingrado blijkt verder dat de samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg en andere partners in de regio beter kan. Het project Gedragswerk, met steun van Ingrado, gaat oplossingsgerichte samenwerking in de regio stimuleren. Jongeren gaan niet van de een op de andere dag thuiszitten. Vaak waren al eerder problemen op school en in de klas. Om thuiszitten te voorkomen, moeten problemen zo vroeg mogelijk worden opgespoord en aangepakt. In zorg- en adviesteams (ZAT’s) zitten alle relevante partners. Nog dit jaar 17
wordt een wetsvoorstel ingediend waarin scholen, gemeenten en jeugdhulpverlening verplicht worden met elkaar samen te werken in een ZAT. Op dit moment is al een aantal acties in gang gezet. Met de aanval op de schooluitval wordt er alles aan gedaan om jongeren een startkwalificatie te laten halen. Aanvullend hierop worden scholen voor (v)mbo gestimuleerd om plusvoorzieningen in te richten, waarbij de combinatie van onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding moet voorkomen dat overbelaste jongeren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt mislopen. Verder kunnen leraren hun deskundigheid bevorderen op het gebied van omgaan met gedragsproblemen bij leerlingen en zijn er Herstartplaatsen beschikbaar waarmee thuiszittende jongeren direct in het onderwijs geplaatst kunnen worden. Via maatwerktrajecten en onderwijsconsulenten wordt ook een passende plek in het regulier of speciaal onderwijs gevonden voor jongeren. Ingrado heeft voor de tweede keer onderzoek gedaan naar thuiszitters. Vorig jaar nam 20 procent van de gemeenten deel aan het onderzoek. Dit jaar heeft 55 procent van de gemeenten gereageerd. Hierdoor hebben Ingrado en het ministerie van OCW een veel beter beeld van de thuiszitters zodat lokaal passende oplossingen gevonden kunnen worden om deze jongeren weer onderwijs te laten volgen. Klik hier voor de brief die staatssecretaris Dijksma op 29 januari toestuurde aan de Tweede Kamer over de thuiszittersproblematiek.
nummer 2, 2010 Aanpak overbelaste jongeren Rijk en gemeenten pakken gezamenlijk de problematiek van overbelaste jongeren aan. De ambitie is om per jaar 5.500 van deze jongeren op school te houden en ze een startkwalificatie te laten behalen. Gemeenten ontvangen hiervoor jaarlijks 21,7 miljoen Nederland telt circa 16.000 overbelaste jongeren. Dit zijn jongeren in de leeftijd van 12-23 jaar met een opeenstapeling van persoonlijke problemen van verschillende aard. Te denken valt aan gedragsproblemen, psychische problemen, instabiele thuissituatie, schulden en criminaliteit in hun directe omgeving. Hierdoor lopen deze jongeren een groot risico om zonder startkwalificatie het onderwijs te verlaten en maatschappelijke 'drop outs' te worden. Kernpunt van de aanpak is het creëren van een sluitende aanpak tussen school, werk en (jeugd)zorg. Gemeenten krijgen de regie om in samenwerking met scholen en hulpverlenende instanties deze verbinding tot stand te brengen. Via bijvoorbeeld "plusvoorzieningen" en gecombineerd programma van onderwijs, zorg en eventueel arbeidstoeleiding, krijgen deze jongeren weer perspectief op het halen van een startkwalificatie (havo, vwo of mbo-2 diploma). Een startkwalificatie verdubbelt de kans op een baan en vermindert de kans op een criminele carrière. De problematiek verschilt wat betreft aard en omvang per gemeente. Om die reden ontvangen de betrokken gemeenten de 18
financiering via de zogeheten Decentralisatieuitkering Jeugd. Het staat gemeenten hiermee vrij om zelf te bepalen hoe ze het geld precies inzetten. De resultaten van deze nieuwe aanpak worden nauwgezet bijgehouden. Via tussentijdse evaluaties wordt bekeken of rijk en gemeenten op koers liggen en of er bijgestuurd moet worden. Naast de 21,7 miljoen die het Rijk beschikbaar stelt via de Decentralisatie-uitkering Jeugd, stimuleert het Rijk het opzetten van "plusvoorzieningen" via de scholen. In plusvoorzieningen wordt een samenhangend aanbod van voortgezet of middelbaar (beroeps)onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding aangeboden. De contactscholen in de RMCregio’s (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) krijgen hiervoor tot en met 2011 in totaal 60 miljoen. Bron: ministerie voor jeugd en gezin
nummer 2, 2010 Online opvoeddebat
Canon opvoedingsondersteuning
Minister Rouvoet heeft op 11 februari een online opvoeddebat geopend. Hij deed dat door in het Museum van Communicatie in Den Haag als eerste te reageren op de stelling ‘Pubers hebben tot hun 25e steun en sturing nodig’.
De meest recente kennis over de ontwikkeling van kinderen is nu terug te vinden in De Opvoedingscanon. Die is begin februari gepresenteerd door de initiatiefnemer, de gemeente Den Haag. De canon moet ouders en deskundigen op een gemakkelijke manier ondersteunen bij de opvoeding van kinderen.
De minister reageerde daarop met: ‘Opvoeders hebben meer invloed op het gedrag van pubers dan dat ze zelf denken. Ook geven jongeren zelf aan behoefte te hebben aan steun en sturing’. Het online debat maakt deel uit van het opvoeddebat, dat Rouvoet vorig jaar in gang gezet heeft. Met het opvoeddebat hoopt de minister voor Jeugd en Gezin opvoeding bespreekbaar te maken, onder meer door ouders en andere opvoeders rondom een aantal thema’s naar hun mening te vragen. Uit de tientallen opvoeddebatten die overal in het land zijn gehouden, blijkt dat veel opvoeders behoefte hebben om ervaringen over de opvoeding uit wisselen met elkaar en professionals. In het online debat, dat via www.opvoeddebat.nl tot oktober gevoerd zal worden, kunnen opvoeders, professionals en publiek reageren op stellingen over thema’s als: op voeding van pubers, opvoeden in de buurt, vaders en opvoeding en school en opvoeding.
19
Zowel ouders als professionals worstelen met opvoedingsvragen, zo bleek eerder uit onderzoeken van de gemeente. Een overgrote meerderheid van de ouders, zo toonde de peiling aan volgens samensteller René Diekstra, wil graag meer weten over het opvoeden van kinderen. Diekstra is lector Jeugd en Opvoeding aan de Haagse Hogeschool. Honger Onder meer die 'honger van ouders naar kennis' leidde tot De Opvoedingscanon. Daarin wordt in 51 hoofdstukken wetenschappelijke informatie samengevat over het opgroeien. In ieder hoofdstuk wordt verteld hoe je die wetenschappelijke informatie kunt toepassen
nummer 2, 2010 Puberteit Ouders en professionals weten op zich een heleboel over opvoeden. Vooral over de puberteit bestaat volgens Diekstra een gebrek aan kennis. 'Dan breekt bij beide groepen een toestand van hulpeloosheid en onmacht aan. Toch hebben ze dan nog wel degelijk invloed op kinderen', aldus Diekstra. Hersenen In De Opvoedingscanon wordt gesproken over de fysieke groei van kinderen, zoals de ontwikkeling van de hersenen, tot de betekenis van buiten spelen, maar ook over de invloed in de puberteit. Die invloed op pubers is volgens de tientallen wetenschappers, die aan het boek meewerkten, vooral groot bij belangrijke toekomstkwesties, zoals de keuze van een school of beroep. Tips Invloed hebben ouders ook nog op de keuze van vrienden van hun kinderen, als ze dan maar wel ook contact onderhouden met die vrienden. In praktische zin maakt de canon duidelijk dat het weinig zin heeft een kind net zo lang aan tafel te laten zitten tot het zijn bord heeft leeggegeten. Soms kleine tips, die het ouders gemakkelijker moet maken om hun kind groot te brengen. Bron: Zorg en Welzijn
20
DESKUNDIGHEID Databank na- en bijscholing Het Nederlands Jeugdinstituut lanceert een nieuwe databank: de Databank na- en bijscholing. Een handig hulpmiddel voor professionals in de jeugdsector, die op zoek zijn naar na- en bijscholing op het gebied van jeugdzorg en kindermishandeling De databank biedt verschillende overzichten van scholing. Om te beginnen toont de databank scholing die geaccrediteerd is door relevante beroepsregisters. Daarnaast ontwikkelen jeugdzorginstellingen vaak ook zelf scholing om beter aan te sluiten bij het dagelijkse werk. Deze scholing wordt intern uitgevoerd en is niet per definitie beschikbaar voor andere organisaties of professionals. Om kennisuitwisseling tussen jeugdzorginstellingen te stimuleren, geeft de databank een overzicht van deze intern ontwikkelde scholing. In de komende twee jaar wordt er aan gewerkt om de Databank na- en bijscholing uit te breiden naar andere werkvelden en thema’s. De Databank na- en bijscholing is ontwikkeld door het Nederlands Jeugdinstituut in nauwe samenwerking met branche- en beroepsverenigingen in de Jeugdzorg (MOgroep Jeugdzorg, NIP, NVO, NVMW, Phorza).
nummer 2, 2010 PUBLICATIES
WEBSITES
Fotoroman Loverboys
Allemaal opvoeders
Hulpverleningsinstantie Pretty Woman presenteert de fotoroman Loverboys. Het boek is speciaal ontwikkeld in opdracht van Pretty Woman als voorlichtingsmateriaal voor meiden met een lichte verstandelijke beperking.
Onlangs is de website Allemaalopvoeders.nl gelanceerd. 'Allemaal opvoeders' wil zeggen dat iedereen, of je nu ouderbent of niet, verantwoordelijk is voor het opvoeden van kinderen in de eigen omgeving.
“Er is enorme vraag naar voorlichtingsmateriaal voor deze groep,” vertelt Bregje Spaans, teamleider bij Pretty Woman. “Gewone voorlichting komt bij deze meiden onvoldoende over, terwijl juist zij vaak worden geronseld door loverboys.” Pretty Woman heeft het concept voorgelegd aan MEE, die concludeerde dat het heel geschikt is voor meiden met een licht verstandelijke beperking.
Op de website kunnen gemeenten en beroepskrachten in de jeugdsector informatie vinden over formele en informele netwerken rond gezinnen - in de buurt, rond de school of langs de zijlijn van het sportveld. Daarnaast besteedt de website aandacht aan de versterking van deze netwerken. Voorbeelden van activiteiten om informele netwerken te versterken zijn het organiseren van huiskameravonden, inloopochtenden, en straatspeeldagen.
Pretty Woman Pretty Woman geeft advies en hulp aan meiden die slachtoffer (dreigen te) worden van een loverboy of een andere misbruikrelatie. Ook geeft Pretty Woman voorlichting over liefde, relaties en seksualiteit. Pretty Woman is een samenwerkingsverband van Stichting Stade, De Rading en Bureau Jeugdzorg Utrecht.
De komende twee jaar onderzoeken twaalf gemeenten hoe ze informele steun rond gezinnen kunnen versterken, en hoe het Centrum voor Jeugd en Gezin daar een rol in kan spelen. De gemeenten worden daarbij ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut en de Universiteit Utrecht.
Fotoroman Loverboys, Pretty Woman, ISBN 978-90-815108-1-3, prijs: € 5,- (excl. verzendkosten)
21
Bron: NjI
nummer 2, 2010 Wat werkt bij problemen jeugd
Naamsbekendheid CJG
Het Nederlands Jeugdinstituut heeft in kaart gebracht wat werkt bij de aanpak van problemen en stoornissen bij jeugdigen en gezinnen. Het zogenoemde 'Wat Werkt' overzicht is gebaseerd op recente wetenschappelijke literatuur.
Voor organisaties die bezig zijn met de opzet van een CJG:
Het overzicht is ingedeeld in drie invalshoeken: specifieke problemen van kinderen en jongeren zoals depressie en gedragsproblemen, verschillende werksoorten zoals daghulp en pleegzorg, en soorten interventies zoals positieve gespreksvoering en oudertraining.
Evaluatie Wet op de jeugdzorg Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een digitaal dossier gepubliceerd over de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg. U vindt hier het evaluatierapport, maar ook de reacties die diverse organisaties, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de MOgroep Jeugdzorg, op de evaluatie hebben gegeven. Het dossier vergelijkt de standpunten van die organisaties op belangrijke thema's als het recht op zorg en de rol van de gemeente, analyseert het jeugdzorgstelsel en geeft een historisch overzicht van de ontwikkeling van het jeugdzorgstelsel.
22
In de nieuwsbrief van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt gewezen op de vrij beschikbaar gestelde communicatiemiddelen van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in de Regio Eindhoven. Vragen als ‘Hoe brengt u uw CJG aan de man, vrouw, kind?’ komen hierbij aan de orde. Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) stelt op haar website al haar tot nu ontwikkelde communicatiemiddelen beschikbaar. Er zijn voorbeelden van persberichten, conceptteksten voor een CJG folder of brochure, communicatieplannen en gadgets.
nummer 2, 2010
Nieuwe folderlijn Bureau Jeugdzorg Limburg Bureau Jeugdzorg Limburg heeft sinds kort een nieuwe folderlijn. De folders worden aan cliënten en hun ouders/opvoeders verstrekt op het moment dat deze met BJz Limburg te maken krijgen. Folderlijn De folderlijn bestaat uit acht folders: 1. Algemene informatie Bureau Jeugdzorg Limburg voor jongeren 2. Algemene informatie Bureau Jeugdzorg Limburg voor ouders/opvoeders 3. Toegang (Jeugdhulpverlening) voor jongeren 4. Toegang (Jeugdhulpverlening) voor ouders/opvoeders 5. Jeugdbescherming voor jongeren 6. Jeugdbescherming voor ouders/opvoeders 7. Jeugdreclassering voor jongeren 8. Jeugdreclassering voor ouders/opvoeders
Nieuwe cliënten van Bureau Jeugdzorg krijgen in ieder geval de folder met algemene informatie en verder de folder die past bij het hulpaanbod waar zij mee te maken krijgen.
23
Buitenlands vertaalde folders Bureau Jeugdzorg Limburg heeft alle nieuwe folders ook laten vertalen in het Engels, Turks en Arabisch. Deze folders zijn voorlopig uitsluitend beschikbaar via onze hulpverleners. Op latere termijn zullen deze folders ook terug te vinden zijn op onze internetsite. Internet De folders zijn te vinden op onze internetsite; www.bjzlimburg.nl, onder het kopje brochures.
nummer 2, 2010
Boeiende verhalen van jeugdzorgmedewerkers op RTV maastricht In november 2009 startte RTV Maastricht met een programma: ‘Mensenwerk'. Een radioprogramma waarin de ins and outs van de Jeugdzorg aan bod komen. De presentatie is in handen van Jeroen Eijkenboom, meewerkend teamleider bij XONAR. Professionele jeugdzorgmedewerkers -veelal werkzaam bij XONAR- praten in dit twee uur durend programma vol passie over hun vak. Iedere week komen andere medewerkers aan de beurt. Ze leggen uit waarom ze voor dit werk kozen, wat ze zoal tegen komen, welke positieve en negatieve ervaringen er bestaan, welke resultaten geboekt worden ofwel wat het vak zo enorm boeiend maakt.
in op de hulpvragen van cliënten. De nieuwe website zal vooral opgezet worden vanuit de ogen van de cliënt. Deze heeft een probleem (een hulpvraag) en wil graag weten hoe XONAR hem of haar kan helpen. Huisstijl en logo Als je aan de slag met een nieuwe website, heb je het ook over een andere lay-out. En dan kom je vanzelf bij de vraag uit of het bestaande logo nog wel van deze tijd is en de gewenste beeldvorming oplevert.
Nieuwe website
Ja en nee. Ja omdat het ‘pas' acht jaar bestaat en nee omdat het niet visualiseert wat XONAR doet: hulp bieden aan mensen (kinderen, jongeren en volwassenen). Daarom is er tevens een nieuw logo c.q. nieuwe huisstijl in de maak. De nieuwe website zal de eerste uiting zijn waarop het nieuwe logo te zien zal zijn. Fasegewijs zal het daarna ook op andere uitingen zichtbaar worden. Op briefpapier, enveloppen, kaartjes en borden. Dit gebeurt zoveel mogelijk op basis van vervanging. Dus eerst de bestaande voorraad briefpapier en enveloppen opmaken, daarna pas papier en enveloppen met het nieuwe logo laten drukken. Zo hoeft er zo weinig mogelijk weggegooid te worden.
XONAR krijgt dit een nieuwe website. Reden hiervoor is dat de huidige website niet klantvriendelijk genoeg is. Er zijn geen ingangen voor cliënten en ouders. Informatie is moeilijk te vinden. Het aantal folders is legio en geeft geen inzicht voor de klant. XONAR etaleert vooral wat er allemaal is, maar gaat te weinig
X We vinden het nog te vroeg om het nieuwe logo al te tonen. Wel kunnen we alvast verklappen dat het een tot personage gestyleerde X is. De X van XONAR en het personage als aanduiding van onze doelgroep: mensen (kinderen, jongeren en volwassenen).
Kortom, elke donderdagavond tussen 18.00 en 20.00 uur afstemmen op RTV Maastricht! Dan stellen Tejo Verstappen (technicus en side kick) en Jeroen Eijkenboom de dynamische wereld van de Jeugdzorg centraal. Herhaling op zondag tussen 08.00 en 10.00 uur.
24
nummer 2, 2010 Nieuwe kansen voor jongeren door samenwerking Roda JC en XONAR in ‘Drop Out Project’ Wat (pleeg)ouders, jeugdhulpverleners, leraren, politie en andere ‘gezaghebbende personen' lang niet altijd voor elkaar krijgen, blijkt professionele sporters vaak wel te lukken: jongeren hun zelfrespect teruggeven, hen ertoe aanzetten weer doelen in hun leven te bepalen en er helemaal voor te willen gaan om deze waar te maken. Dit is kort samengevat de kern van het project Drop Out, gericht op jongeren tussen de 12 en 23 jaar die voortijdig het onderwijs verlaten. Drop Out is een samenwerkingsverband tussen XONAR, Roda JC, de gemeente Kerkrade en Virenze. Toenemende betrokkenheid van overheden onderschrijft de belangrijke sociaal maatschappelijke functie van sport in het algemeen, en voetbal in het bijzonder, binnen de samenleving. Voetbal is een bindmiddel en draagt bij aan het besef van waarden en normen. De prestaties van profvoetballers inspireren. Spelers hebben een voorbeeldfunctie. Vooral deze voorbeeldfunctie is een belangrijke succesfactor van het Drop-out project. Binding Het idee achter het project is overgewaaid uit het Engelse Manchester. Probleemjongeren uit allerlei achterstandswijken bleken moeilijk tot niet beïnvloedbaar om hun leven een positieve wending te geven. Voortijdig schoolverlaten was aan de orde van de dag met alle schadelijke effecten voor de jongeren zelf én samenleving vandien. Er was al van alles geprobeerd, maar niets hielp. De jongeren hadden weinig binding tot geen binding met hun woonplaats of regio. Ze leefden bij de waan van de dag.
25
Algemeen belang Vreemd genoeg bleek er wel een sterke binding met de plaatselijke voetbalgrootmachten (o.a. Manchester United). Voor ‘hun' club en idolen waren de jongeren maar al te graag bereid de handen uit te mouwen te steken. Dan blijkt het eigen belang ineens ondergeschikt aan het algemeen belang. De jongeren voelden zich vereerd dat ze allerlei hand- en spandiensten mochten uitvoeren, zoals het opruimen van de bladeren op de grasmat, helpen bij het schoonmaken of klaarleggen van de materialen voor de training, helpen bij de ticketverkoop, optreden als verkeersregelaar, poetsen van de kleedlokalen en ga zo maar door. Zelfrespect en vertrouwen Succesfactor achter dit verhaal is de binding met c.q. adoratie voor de club en spelers. Nog belangrijker is de waardering die de jongeren voor hun aanwezigheid en inbreng krijgen. Van de koffiejuffrouw, de terreinknecht, de fysiotherapeut, maar ook van de trainer en de spelers. Een belangstellend praatje van een speler of een schouderklopje van de trainer doet wonderen bij de jongeren. Het geeft hen zelfrespect en zelfvertrouwen. Leo Reijnen, meewerkend teamleider, is een van de drijvende krachten achter het Drop Out Project, als onderdeel van een veelomvattender project dat Roda JC onder de naam ‘Elf voor Limburg’ heeft geïnitieerd. “Met Roda JC hebben wij in het verleden vaker samengewerkt. In al die projecten is de club een betrouwbaar en prettige partner voor ons geweest. Die positieve ervaring is van cruciaal belang in een project als Drop Out waarin we te maken hebben met kwetsbare jongeren. We moeten koste wat kost voorkomen dat ze teleurgesteld worden door de samenleving." Mochten de jongeren niet allemaal bij Roda JC geplaatst kunnen worden, dan zijn er altijd nog genoeg plekken bij de tientallen bedrijven die als sponsor aan Roda JC zijn verbonden.”
nummer 2, 2010
Stichting Jeugdzorg St. Joseph De Stichting Jeugdzorg St. Joseph bestaat uit twee werkorganisaties, te weten “Icarus”, een gesloten jeugdzorg organisatie en “Het Keerpunt”, een justitiële jeugdzorg organisatie. In “Icarus” worden zowel jongens als meisjes met een civielrechtelijke titel behandeld. In “Het Keerpunt” worden uitsluitend jongens behandeld met een strafrechtelijke titel. Wij zijn per direct op zoek naar: ELEKTROTECHNISCH MEDEWERKER TECHNISCHE DIENST (m/v) (36 uur per week, tijdelijk dienstverband)
De functie van werkmeester is gericht op het begeleiden van jeugdigen in het aanleren van vaktechnische en arbeidsgerichte vaardigheden ter voorbereiding op plaatsing bij een reguliere, gerichte vakopleiding of bij een bedrijf. De Werkmeester is belast met het ontwikkelen van vaktechnische en arbeidsgerichte vaardigheden aan jeugdigen ter voorbereiding op plaatsing bij het reguliere, gerichte vakopleiding of bij een bedrijf. Informatie Voor meer informatie over onze organisatie en de volledige functiebeschrijvingen kunt u op onze website www.sjsj.nl terecht. De rechtspositie van bovenstaande functies is conform de CAO-Jeugdzorg.
WERKMEESTERS / PEDAGOGISCH MEDEWERKERS B (m/v) (36 uur per week, tijdelijk dienstverband)
Kenmerken van de functies De functie van elektrotechnisch medewerker, wordt verricht ten behoeve van alle gebouwen, terreinen en diensten die onder Stichting Jeugdzorg Sint Joseph vallen. Doel is het (doen) uitvoeren van vooral elektrotechnisch onderhoud aan de gebouwen, installaties, wegen en terreinen, maar daarnaast ook andere voorkomende werkzaamheden verrichten op de technische/facilitaire dienst. 26
Het personeelsbeleid van de Stichting Jeugdzorg St. Joseph is gericht op een evenwichtige verdeling tussen het aantal binnen de stichting werkende allochtone en autochtone medewerkers. Reageren? Reacties, inclusief pasfoto, kunt u sturen naar Stichting Jeugdzorg St. Joseph, ter attentie van de afdeling Personeel & Organisatie, Pater Kustersweg 8, 6267 NL Cadier en Keer, email:
[email protected] (algemeen telefoonnummer: (043) 407 71 50). Voor vragen over de functies kunt u op werkdagen contact opnemen met de afdeling P&O tussen 09:00 en 11:00 uur.
PROVINCIAAL NIEUWS Bezuinigingen in de jeugdzorg Mondriaan begint website kinderen Limburgs Jeugdbeleid in de pers Ontregelteam Jeugdzorg Limburg LANDELIJK NIEUWS Ombudsman: Jeugd en Gezin moet blijven MOgroep splitst op Jeugdzorg in buitenland Onverwacht toezicht jeugdzorg Eerste Kamer akkoord met Verwijsindex LCFJ: heb oog voor wensen ouders Meldingen kindermishandeling Pleegzorg 11-18 jarigen Provincie moet netwerkpleegouders helpen Verbetering rechtspositie pleegouders Preventie bij familiedrama's Allochtone jongeren met psychische problemen Veelplegers én ouders onder toezicht Minder jongeren in jeugdgevangenissen Les gedragsproblematiek voor leraren Basismodel meldcode huiselijk geweld Moord vaak gevolg van huiselijk geweld Thuiszitters in beeld Aanpak overbelaste jongeren Online opvoeddebat Canon opvoedingsondersteuning DESKUNDIGHEID PUBLICATIES WEBSITES BERICHTEN UIT DE INSTELLINGEN
Infobulletin is een uitgave van het Service.jz in Limburg. Re(d)actie adres: Jo Hansenstraat 2 6041 GG Roermond Telefoon :0475-351700 Email:
[email protected]
01 01 02 02 04 04 04 05 06 06 07 07 08 09 09 10 10 11 12 13 13 14 15 15 17 18 18 19 20 20 23
Abonnement Voor kopieer- en verzendkosten wordt € 26,= per jaar gerekend. Een abonnement wordt automatisch verlengd, tenzij schriftelijk voor 1 december van het lopende jaar is opgezegd. Oplage 220