februari 2009 jaargang 10 num m er 1 □□□□OP □□□□□□□ OQDQQDDD
o n
mufH
Studiekring Eerste Millennium
SEM a f oor
i s s n 1567 - 5203
Kwartaalblad van SEM Studiekring Eerste Millennium De studiekring beoogt met zijn werk Een hernieuwd onderzoek naar de Geschiedenis van het eerste millennium Van de Lage Landen globaal tussen de Rivieren Somme en Elbe in de periode 100 v.Chr. tot 1200 n.Chr.
Inhoud 1 2 6 7 10 19 23 25 30 31 34 36 40
Van de redactie Een Vlaamse lezer reageert op Ruud van Veen K. Wayenberg De Gallische mijl op het internet! R. van Veen Mijlpalen Caracalla in Nederland vervalst voorgesteld h . wijffels Romeinse heerbanen in Nederland: mijlen en leugae F. Volmer Alle wegen leiden naar Noviomagus k . Zagt Archeo-logica bij Tolkamer R. van Veen Varus in West en Oost A. Maas Pax Romana. De Romeinse vrede in de Lage Landen p. van Overbeek De locatie van de veldslag bij Baduhenna 28 n.Chr. F. Heinsius Geschiedenis van Groningen R. van Veen Johannes Brondsted - Een tweede lezing K. Wayenberg Tentoonstellingen en SEMafoortjes Redactie
Van de redactie V oor u ligt het eerste num m er van al w eer de tiende jaargang. De oproep aan onze lezers in België en N oord-Frankrijk heeft een boven verw achting grote respons opgeleverd. W e ontvingen bijdragen van Jacques Ferm aut en Hans W ijffels, m aar ook van Frans V olm er en K urt W ayenberg die nog niet eerder in SEM afoor publiceerden. M aar ook zijn er bijdragen van nieuwe SEM afoor-auteurs uit N ederland en w el van Fred Heinsius en K irsten Zagt. Er blijkt daaruit dat er kw antitatief en kw alitatief voor SEM afoor geen sprake is van een recessie. W e mogen hopen dat zoveel nieuw e auteurs ook gaan leiden tot nieuwe abonnees. U it de royaal beschikbare kopij m oest dit keer in grotere mate dan normaal een keuze gem aakt worden. Door een samenloop van om standigheden is hieruit, als was het zo gepland, voorliggend "themanummer" over Rom einen voortgekom en, gewijd aan o.a. mijlen, leugae, mijlpalen, Romeinse wegen (heerbanen/routes) en veldslagen. O ok uit de ontvangen (voorstellen voor) SEM afoortjes is de keuze gericht op onderw erpen die daar op aansluiten. W e beginnen m et een Vlaam se reactie van K urt W ayenberg op 'Het Belgische Gat' en 'De schets van Gallia' van Ruud van V een in ons vorige nummer. V ervolgens een notitie van Ruud van V een over de Gallische mijl en een kritisch artikel van Hans W ijffels over een valse voorstelling van zaken m et betrekking tot de m ijlpalen van Caracalla in Nederland. Dan volgt een uitgebreide verhandeling van Frans V olm er over het gebruik van mijlen en leugae langs de routes op de Peutinger-kaart in Romeins N ederland, voorzien van een gesponsorde losse kleurenbijlage. V erder een bespiegeling van Ruud van V een over A rcheo-logica langs de Pataviaroute op de Peutinger-kaart. De artikelen in het kader van ons them a sluiten we a f met twee verhalen die in de eerste eeuw spelen. A llereerst een op een indrukw ekkende literatuurlijst gebaseerde studie van A d M aas over de achtergronden van Varus (bekend van de Varus-slag) en een artikel van Fred H einsius over de m inder bekende slag bij Baduhenna. D aartussen een bespreking van Paul van O verbeek van een publicatie over de Pax Rom ana dat vooral aandacht besteedt aan V laanderen en Zuid-Nederland. W e sluiten a f m et een boekbespreking door Ruud van V een van de G eschiedenis van Groningen en een reactie op een artikel van A lbert-Jan M antingh door K urt W ayenberg. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat geplande bijdragen van Bas Kloens, Rob V oogel en Jacques Ferm aut m et een eerste reactie op ons nieuwste SEM -boek, hierdoor naar een volgend num m er moesten w orden doorgeschoven evenals de geplande boekbespreking van D e Noormannen in de Lage Landen. In verband m et ons 10e sym posium op zaterdag 7 novem ber zal in de volgende twee nummers ook extra aandacht gegeven w orden aan de geschiedenis van Antwerpen. D it gebeurt in ieder geval door Rob Voogel en Ruud van Veen, zodat u van tevoren alvast van een visie daarop kennis kunt nemen. Hoewel er op dit m om ent al w at kopij klaar ligt, kunt u tot 1 april 2009 uw bijdragen voor het m einum m er insturen (liefst per e-m ail) aan de redactie. We w ijzen u daarbij nog eens op onze auteursrichtlijnen, die m et het vorige num m er zijn meegestuurd. A fbeeldingen in SEM afoor kunnen i.v.m. de extra kosten in principe alleen in zw art-w it w orden afgedrukt. Bij dit num m er onder dankzegging w eer de gebruikelijke bijlage van Joep R ozem eyer m et de index van alle voorgaande nummers. De redactie w enst u veel leesplezier. Februari 2009, Redactie SEMafoor.
1
Een Vlaamse (Belgische) lezer reageert op: ’Het Belgische Gat’ en ’De Schets van Gallia' van Ruud van Veen 1 K urt Wayenberg, L in t (B.) In SEMafoor 9.4 (november 2008) doet de redactie de vaststelling dat er weinig inbreng is van de Vlaamse lezers. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de 'Vlaamsche volksaard': bescheidener, eerder luisterend en terughoudender in het formuleren van nieuwe stellingen. Laat ik me dus, als relatief nieuw lid van SEM, met enige schroom in de debatten gooien, en een paar bedenkingen uiten te beginnen op de artikelen van Ruud van Veen. 'Het Belgische Gat' van Ruud van Veen Het artikel van Ruud van Veen uit Groningen rond de opengescheurde Peutinger-kaart is interessant om te starten. Albert Delahaye voert aan dat de afwezigheid in de schriftelijke bronnen van wegen over nagenoeg het hele Belgische grondgebied (+ beperkte delen uit het noorden van Frankrijk en het zuiden van Nederland) - het verschijnsel van de opengescheurde Peutinger kaart - een "indirect bewijs" is dat er een onterechte verplaatsing naar het noorden heeft plaatsgevonden. Ruud van Veen stelt echter dat het voorkomen van 'gaten' in de Peutinger-kaart en andere geografische bronnen echter zeer normaal is. Op zeer verdienstelijke wijze, visualiseert hij deze gaten ook in een handige overzichtskaart. Wie echter de geografie van Frankrijk een beetje kent staat verstelt hoe goed de kaart de minder toegankelijke streken van de Frans Hercynische Massieven weergeeft: het Centraal Massief (1), het Armoricaans Massief (2a en 2b) en het Rijnlandse Massief (met de Franse en Belgische Ardennen en de Eifel) (3a) en de Vogezen (3b)
Zeer duidelijk zijn ook de (2a-2b) doorgang langs de Loire (Tours / Angers) en de (3a-3b) doorgang Straatsburg- Metz. Deze gebieden zijn per definitie minder aantrekkelijk om te wonen en zelfs vandaag de dag is de bevolkingsdichtheid in deze gebieden nog steeds relatief laag. Figuur 2 toont de 14 Franse departementen3 die ongeveer overeenkomen met de "gaten" van Ruud van Veen. De helft van deze departementen haalt geen 50 inwoners per km2. Het dichtstbevolkte departement dat zich nog net manifesteert in de middenmoot van dichtbevolkte streken is het departement Maine-et-Loire dat 100 inwoners / km2 haalt. Echter, dit is grotendeels te danken aan de steden Angers, Cholet en Saumur die, hoe kan het ook anders, mooi verbonden zijn via de oude routes.
2
departement
inwoners
bevolkingsdichtheid
75 92 93 95 91 78 94 69 59 13 6 90 67 62 77 49 85 50 88 71 21 53 7 43 19 46 12 52 15 48
2.164.000 1.517.000 1.459.000 1.139.000 1.172.000 1.395.000 1.279.000 1.646.000 2.577.000 1.893.000 1.057.000 140.000 1.063.000 1.456.000 1.260.000 753.000 577.000 486.000 382.000 548.000 515.000 296.000 299.000 216.000 237.000 167.000 272.000 190.000 149.000 75.000
20.605 8.619 6.182 914 650 611 522 507 449 372 246 230 224 218 212 105 86 82 65 64 59 57 54 43 40 32 31 31 26 15
Paris Hauts-de-Seine Seine-Saint-Denis Val-d'Oise Essonne Yvelines Val-de-Marne Rhône Nord Bouches-du-Rhône Alpes-Maritimes Territoire de Belfort Bas-Rhin Pas-de-Calais Seine-et-Marne Maine-et-Loire Vendée Manche Vosges Saône-et-Loire Côte-d'Or Mayenne Ardèche Haute-Loire Corrèze Lot Aveyron Haute-Marne Cantal Lozère
rang
commentaar
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 34 45 48 55 57 59 65 68 79 80 84 86 88 92 96
Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 Top 15 2 Armoricaans Massief 2 Armoricaans Massief 2 Armoricaans Massief 3 Vogezen 3 Vogezen 3 Vogezen 2 Armoricaans Massief 1 Centraal Massief 1 Centraal Massief 1 Centraal Massief 1 Centraal Massief 1 Centraal Massief 3 Vogezen 1 Centraal Massief 1 Centraal Massief
Figuur 2 De betrokken gebieden zijn ook vandaag nog steeds matig tot zelfs dunbevolkt.
Eigenlijk moeten we dus vaststellen dat Ruud het probleem rond "het verschijnsel van de opengescheurde Peutinger-kaart " van Albert Delahaye nog verscherpt heeft. Hij heeft gevisualiseerd dat de geografische bronnen over het algemeen een aansluitend netwerk van wegen geven, behalve dan in geografisch minder toegankelijke streken. "Gebied 4" (Noord-Frankrijk, een groot deel van het Belgische grondgebied en Zuid-Nederland) heeft vandaag circa 500 inwoners / km2. Qua huidige bevolkingsdichtheid komt dit overeen met de in de top 15 staande Franse departementen. Het gebied wordt echter niet ontoegankelijk gemaakt door een of ander 'massief, en schittert door gebrek aan "Romeinse" wegen op de Peutingerkaart. Er lijkt mij dus wel degelijk een Belgisch Gat te zijn en het blijft bijzonder onbegrijpelijk waarom het er ligt. 'De Schets van Gallia' van Ruud van Veen Laat ik me gelijk ook op glad ijs wagen en wat bedenkingen formuleren m.b.t. de Ptolemeus-discussie. Ook daar moet ik Ruud eigenlijk ook weer bedanken voor het zeer handige en overzichtelijke kaartje4 dat voortreffelijk toelaat om tot de kern van de Ptolemeus-discussie te komen. Per uitbreiding wil ik ook dr. W. Bruijnesteijn van Coppenraet vernoemen die met zijn Romeinse Reisgidsen een prachtig naslagwerk heeft neergezet dat iedereen in dit vakgebied schatplichtig maakt. Ook zijn website blijft een bron van inspiratie. De Ptolemeus-problematiek is complex en Albert Delahaye is er nooit echt in geslaagd om een consistente, transparante en overtuigende bewijsvoering te geven dat Ptolemeus een groot aantal steden van Germania in Noord-Frankrijk legt. Zonder mij te wagen aan enige echte 'conclusies' m.b.t. de interpretatie van Albert Delahaye van de Geographia van Claudius Ptolemeus 5 wil ik toch even een paar opmerkingen maken over de traditionele interpretatie van Ptolemeus. Bagacum Nerviorum of kortweg Bagacum, het hedendaagse Bavay, was al in de vroegste RomeinsGallische periode een bijzonder belangrijk knooppunt van heerbanen in alle richtingen. Ptolemeus leefde in de tweede eeuw en, wat zijn bronnen ook waren, die rol van Bavay moet zich dus ook in zijn werk reflecteren. Bijgevoegd overzichtje geeft de belangrijkste steden weer die door Ptolemeus 'rond' Bavay gesitueerd worden met de afstand in millimeter zoals gemeten op het overzichtskaartje van Ruud.
3
van
naar
Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay
Atuatucum Lugdunum Batavodurum Castra Legio XXX Ulpia Ulpia Agrippinensis Bonna Mogontiacum
in 'mm' 11 25 21 21 23 26 28
1
van
naar
in 'mm'
Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay
Argentoratum Tarvanna Samarobriva Castellum Icium Caesaromagus Augusta Veromandurum Augusta Vessonum Augusta Trevorum Ratomagus
47 24 30 8 37 23 24 36 49 34
gemiddeld
31,2
Figuur 3a Onderlinge afstanden "Steden rond Bavay".
De afstand in millimeter is natuurlijk op zich zinloos, maar bij het bekijken van de relatieve afstanden zijn er enkele opvallende bemerkingen te maken. In het onderstaande overzicht heb ik vooreerst een onderscheid gemaakt tussen de steden waar de determinatie van Albert Delahaye niet afwijkt van de traditionele determinatie en die waar dat wel het geval is. Een eerste vaststelling daar is dat de 'betwiste' steden (Tongeren, Katwijk, Nijmegen, Keulen, Bonn en Mainz) bij Ptolemeus even dicht of zelfs dichterbij liggen dan de niet 'betwiste' steden (Thérouanne, Amiens, Beauvais, Vermand, Soissons en Rouen). De gemiddelde afstand van de betwiste steden is 22,1 mm en van de andere steden 31,2 mm. Laat ons met behulp van Microsoft Mappoint 2006 pogen onze argwaan te kwantificeren met betrekking tot deze betwiste steden waarvan de meeste ook meermaals genoemd worden als grens ("limes") van het Romeinse Rijk. In onderstaand overzicht nemen we elk lijntraject en meten de kortste afstand in kilometer volgens de traditionele opvattingen. Daarna delen we de afstand in km met de gemeten afstand in millimeter om tot een ruwe schaal te komen van km/mm. van
Naar
Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay
Tongeren Katwijk Nijmegen Keulen Keulen Bonn Mainz
(trad.)
km
km/mm ■
140 253 262 267 267 286 400
12,7 10,1 12,5 12,7 11,6 11,0 14,3
267,9
12,1
B ill
§§§ s
|S
Figuur 3 b Relatieve afstanden van steden tot Bavay
va n Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay
naar
(trad.)
km
Straatsburg Terwaan Amiens Cassel Boulogne Beauvais Vermand Soissons Trier
km/mm
402 130 122 118 183 170 68 122 257
8,6 5,4 4,1 14,8 4,9 7,4 2,8 3,4 5,2
B a va ^R o u e r^^^^^^2 5 (^^^A 4
De schaal voor de niet betwiste steden is 6,4 km/mm (of zelfs 5,5 als we Cassel als 'statistisch buitenbeentje' beschouwen). Die voor de betwiste steden is 12,1 km/mm. Ofwel de traditionele interpretatie legt die steden (minstens) dubbel zover dan je zou verwachten op basis van de naakte cijfers. Per uitbreiding kan je dus stellen dat deze "limes" punten 2 x verder liggen dan je zou verwachten op basis van de naakte cijfers. Doen we dezelfde oefening met de determinatie van de "limes "-punten door Albert Delahaye vinden we eigenlijk een veel evenwichtiger patroon van relatieve afstanden. 1 van
Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay
naar
(Delahaye)
Douai Leulingen Béthune Tressin Avesnes-sur-Helpe Ohain Mainvillers
km
56 181 96 66 23,6 43 286 107,4
km/mm 1 5,1 7,2 4,6 3,1 1,0 1,7 10,2
1
^■9
Figuur 3c Relatieve afstanden van steden tot Bavay (interpretatie A. Delahaye)
4
* " . * 1 van Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay Bavay ,
naar
(Delahaye)
Straatsburg Terwaan Amiens Cassel Boulogne Beauvais Vermand Soissons Trier Rouen
km
km/mm
402 130 122 118 183 170 68 122 257 250
8,6 5,4 4,1 14,8 4,9 7,4 2,8 3,4 5,2 7,4
182,2 H
l
Ook als we even de relatieve afstanden tussen de onderlinge limespunten bekijken zien we dat, bij de traditionele interpretatie, 4 van de 6 relatieve afstanden weer hoger dan verwacht zijn en de 2 overige afstanden nauwelijks ernstig genomen kunnen worden. Bij Albert Delahaye zijn zelfs de relatieve afstanden logischer (lees: grotere afwijkingen voor grotere afstanden). Van
in I van 'mm'
naar
Lugdunum
Batavodorum
14
Katwijk
naar (trad.)
km k m / l mm 1 van
naar (Delahaye.)
Nijmegen
125
Leulingen
Béthune
85
6,1 5,1
8,9
125 13,9
km/ km mm
Batavodorum
Castra Legio XXX Ulpia
9
Nijmegen Keulen
Bethune
Tressin
46
Castra Legio XXX Ulpia
Ulpia Agrippinensis
5
Keulen
Keulen
10
2,0
Tressin
Avesnes-sur-Helpe
86 17,2
Ulpia Agrippinensis
Bonna
9
Keulen
Bonn
31
3,4
Avesnes-sur-Helpe Ohain
Bonna
Mogontiacum
8
Bonn
Mainz
Mogontiacum
Argentoratum
20
Mainz
Straatsburg 183
137 17,1
611
9,2 9a |
20
2,2
Ohain
Mainvillers
260 32,5
Mainvillers
Straatsburg
117
5,9
614 11,5
Figuur 3d Relatieve afstanden "times".
Doen we ter controle even een afstandsberekening tussen een (kleine) controlegroep bestaande uit de afstanden vanuit Rouen naar Beauvais, Vermand, Soissons, Parijs, Reims en Arras, dan wordt de bovenste afstand min of meer bevestigd._______________ van
naar
km
km/mm
Rouen Rouen Rouen Rouen Rouen Rouen Rouen
Beauvais Vermand Soissons Trier Parijs Reims Arras
80,5 167 176 471 120 236 167
4,2 6,2 13,5 11,2 5,7 10,7 11,1
202,5
9-0
Figuur 4 Relatieve Afstanden "Controle groep".
Ook al is het voorgaande slechts een discussie in de marge van de Ptolemeus-problematiek, het is toch opnieuw een discussie met betrekking tot een gevoelige set van steden. Ook hier weer wint de determinatie van Albert Delahaye het zeker op punten. Verder is het natuurlijk zo dat het meten van afstanden in mm alleen maar zinvol is wanneer de wegen tussen begin en eindpunt kaarsrecht zijn. Waar wegen door rivieren en zijrivieren of andere hindernissen als moerassen of gebergten niet kaarsrecht kunnen worden aangelegd, zullen de afstanden groter zijn. Ten slotte is het zo dat hoe minder goed de streken bekend zijn, hoe meer je zou verwachten dat de relatieve afstanden in die streken 'overschat' zouden worden. Over de 'Geographia' van Ptolemeus is het laatste woord nog niet gezegd.
1 Veen, R. van 'Het Belgische gat ...'e n '...en schets van Gallia' in: SEMafoor 9-4 2008, p. 7-14 2 Wikimedia http://cnm 1nnns.wikimedia.0rg/wiki/File:French Hercvnian massifs EN.svg 3 Wikipedia artikelen: http://en.wikipedia.org/wiki/List o f French departments by population http://fr.wikipedia.Org/wiki/Fichier:D%C3%A9partements et r%C3%A9gions de France - Noname.svg 4 Veen, R. v an '.. .en schets van Gallia' in: SEMafoor 9-4 2008, p. 11 5Delahaye, A. Germania = Frans-Vlaanderen bij Caesar, Strabo, Plinius, Ptolemeus Bavel 1997, p. 175 e.v.
5
De Gallische mijl op het internet! * R uud van Veen, Groningen Tot mijn genoegen vond ik op www.limes-onderzoek.nl/limes%201apidem.htm de juiste lengte van de Gallische mijl, te weten ca. 2,5 km. Er is in Nederland een archeoloog die deze maat accepteert voor de Nederlandse situatie, maar die niet wil geloven dat de leuga buiten onze landsgrenzen dezelfde lengte had. De Romeinen hadden echter nog niet in de gaten dat er ooit zoiets als Nederland zou ontstaan en konden dus onmogelijk de grenzen daarvan gebruiken om op een andere mijlmaat over te stappen. Ook mensen die zichzelf als wetenschapper beschouwen geloven vaak blindelings wat er in boeken staat en er zijn heel veel boeken die beweren dat de Gallische mijl een lengte van 2,22 km had. Het eerste wat je als wetenschapper zou moeten doen is het controleren van een zo fundamenteel gegeven, maar dat is nooit gedaan. Voor het zoeken naar de lengte van de Gallische mijl hoef je trouwens geen wetenschapper te zijn. Geef een middelbare scholier de bronnen, een stel goede topografische kaarten en een steekpasser, en hij zal op den duur de meest waarschijnlijke lengte van de mijl vinden. Om het proces te bekorten zou je hem kunnen laten controleren welke lengte de meeste treffers geeft en de meeste kopieerfouten verklaart, die van 2,22 km of die van 2,5 km. Misschien kan er zo met een paar vakantiewerkers volstaan worden. Hoewel het verheugend is dat iemand op het bestaan van een Gallische mijl van 2,5 km wijst, is de verdere inhoud van het fiche tamelijk onbegrijpelijk. Het begint met een verhaal over afstanden die dimensieloos worden gemaakt. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Als een getal dimensieloos is, dan geeft het niet iets aan met een bepaalde lengte, gewicht, lading of wat dan ook, maar dan is het een getal zonder meer. Een getal dat een afstand uitdrukt heeft altijd de dimensie lengte. Daarna volgt er een tabel die iets doet met een factor 5,35. Waar komt die factor vandaan? Vervolgens staat er: "Het is uitgesloten dat ergens II in plaats van V is geschreven of dat op drie plekken een I is weggevallen". Het zou heel leuk zijn als we konden vernemen waarom dat uitgesloten is. De Peutinger-kaart en het Routeboek van Antoninus krioelen van de gevallen waarin II, V, X en L verwisseld zijn en waarin er een I te veel of te weinig staat. En dat soort fouten komt niet alleen voor in documenten die eeuwenlang gekopieerd zijn, maar zelfs op voorwerpen die in de oudheid zijn gemaakt, zoals de Steen van Tongeren en de Bekers van Vicarello. De onnozele manier waarop de Romeinen getallen noteerden garandeerde bijna dat er bij elke kopieerslag fouten werden gemaakt. Dan volgt de bewering dat er naast een leuga van 2,22 km ook een bestond van 2,5 km. Echter, het bestaan van een leuga van 2,22 km is nooit aangetoond. Ze is geconcludeerd uit bronnen die op dat punt onvolledig of onduidelijk zijn, of waarvan het de vervaardiger ontbrak aan kennis van zaken. Zoals de schrijvers of kopiisten van het Itinerarium Antonini. Er zijn in Gallia 32 routes die volgens het Itinerarium Antonini in m.p. zijn uitgedrukt, terwijl ze in werkelijkheid in leugae zijn opgegeven. Het zijn (nummering Bruijnesteijn) de nummers 133, 137, 196, 201, 202, 204, 205, 207, 208, 209, 210, 211, 212, 213, 214, 215, 216, 217, 218, 219, 220, 221, 222, 223, 224, 260, 261, 262, 263, 264, 265 en 266. Nummer 196 bestaat trouwens uit een stuk in m.p. en een stuk in leugae. Van nummer 260 is alleen het Gallische deel gecontroleerd. Hoe onkundig de kopiisten van het Itinerarium Antonini ook waren, ze waren in ieder geval niet zo gek om de afstand Vienne - Lyon in leugae op te geven! Die route ligt namelijk in Gallia Narbonensis, en daar werd zonder uitzondering m.p. gebruikt. De afstand van Vienne naar Lyon is, (langs de Rhöne gemeten) 31 kilometer of XXI m.p. In deze afstand is een klassieke kopieerfout gemaakt (verwisseling van X en V) zodat ze als XVI in de bronnen is terechtgekomen (ook op de Peutingerkaart). In fantasiemijlen van 2,22 km zou de afstand 14 leugae bedragen. De enige redelijke verdediging zou in dit geval zijn dat XIV is aangezien voor XVI. Een fout die inderdaad wel eens voorkomt, maar toch zeldzaam is omdat 14 meestal werd genoteerd als XIIII. Tegenwoordig zouden we van Lyon over weg N7 naar Vienne gaan. Dat is twee kilometer korter. Het fiche over het limesonderzoek eindigt dan met pure fantasie: "originele Leuga - Milia Passuum Leuga (in de derde eeuw gestandaardiseerd op 1.5 x m.p.)". Graag zouden we het verslag van de standaardisatiecommissie onder ogen krijgen. * Redactie: Over Romeinse lengtematen zie ook: SEMafoor 4-1, p. 32-33,4-2, p. 2-6 en 4-3, p. 26-27 (2003)
6
Mijlpalen Caracalla in Nederland vervalst voorgesteld H ans Wijffels, N eerpelt (B.) Septimius Bassianus werd op 4 april 188 geboren in Lugdunum (Lyon) waar zijn vader Septimius Severus gouverneur was. Septimius Severus werd keizer in 193 en herstelde in 197 ook de heerschappij over Gallië en Brittannië door nabij Lyon de gouverneur van Brittanië Clodius Albinus te verslaan. Bij die gelegenheid gaf hij zijn zoon de naam Marcus Aurelius Antoninus om de band met de Antonijnse keizers te bevestigen. Die kreeg daarbij ook de titel van Caesar. Door zijn kledij is hij bekend geworden als Caracalla naar de Gallische duffels (caracalla = soldatencape) die hij bij voorkeur droeg. Toen zijn vader Septimius Severus stierf op 4 februari 211 in Eburacum (York) was er bepaald dat zijn beide zonen Geta en Caracalla samen keizer zouden zijn. Samen brachten de zoons de urn met de as van de vader naar Rome. Hetzelfde jaar rekende Caracalla met zijn broer af. Caracalla verleende in 212 met de Constitutio Antoniniana aan alle vrije burgers het Romeinse burgerrecht, zodat ook alle peregrine steden zich Civitas konden noemen. Zo lieten toen ook de Caninefaten hun geuzennaam "vuile honden" vallen. Zij noemden zich nu voortaan Cananefaten, "meesters van het kanaal", en hun stad aan het Corbulokanaal de Civitas Cananefatum. In het jaar 213 keerde Caracalla naar deze streken terug op veldtocht tegen de Germanen. Op de toen geplaatste mijlpalen in Gallië en Germanië staan de afstanden in leugae, Gallische mijlen van 2220 meter, vermeld. Dat is zo het geval op de mijlpalen, die gevonden zijn bij Soissons met LEVG VII (fig. 1) en bij Baden-Baden met LEVG IIII (fig. 2). In Nederland zijn er twee mijlpalen van Caracalla gevonden, maar beide in slechte staat en zonder afstandsverwijzing.
. ... P C A E S
M A /R ELIO A N TO N IN O PIO A V G B R IT A IN N C O M A X T R S B P O T X IIIIIIV P
ico siiiipp p RQ
COSABAVGSVES
LfVG
Vli
Im perator!) Caes[ari) | M\arco) A urdio An\ttmmo pio Aug(usm) \ l&ritunïiico mox[imo) |5 trib{um da) pot{cstalc) X llfJ (!) rnif?[eratori) | fJ <:o{n}s[uli) ilU piatri) p(atriae) pro\co{n)s{ult) ab Aug(usta) Suestjiomtm) | Icu^as) VU Figuur 1. De mijlpaal van Caracalla gevonden rond 1700 op de "Via Lousonna Gesoriacum" verwijst naar Augusta Seussionum (Soissons). Corpus Inscriptionum Latinarum XVII/2 506
7
viPCAES
MAVREIIOANTO N/KIOPIO FELICFAVGPAR THICOMAX BKI TAN NIC o/MAX PONT/F ICEMAXPPC°S fill * PRO CO SC! VITASAQW ABAQVIS LEVC mi ff|mp(emtore)
Caes{are} M[arco) Aurelia Anto\nino pio fehce Aug{u$to)
Par\thico max(imn) Bntannico max'jmo) j pontifice max\imo) p(atre) piatriae) ca(n)s{ulc) HII P proco[n)s(ule) civitas Aquam(is) \ ub Aquis leuMas) { m i Figuur 2. De mijlpaal van Caracalla gevonden in 1586 op de "Viae in Agris Decumatibus Munitae" verwijst naar Aquae (Baden-Baden). Corpus Inscriptionum Latinarum XVII/2 645
De mijlpaal van Caracalla in Den Haag werd in 1997 op het Wateringse Veld gevonden tezamen met de palen van Antoninus Pius, Gordianus en Decius. De ontbrekende afstandsverwijzing is er toen onjuist aangevuld in Romeinse mijlen (fig. 3). Men dacht wellicht, dat de verwijzing gelijk zou zijn aan de Antoninus Piuspaal, die met vier Romeinse mijlen (6 km) naar M.A.C. verwijst.
1. IMP(erator).CAES(ar) 2 D IVI.SEPTIM I ■\. SEVERI.PTI.ARABICI
1. D e opperbevelhebber en keizer, 2_ van de vergoddelijkte Septimius
4. ADIABEN1C1. PARTH1 5. CI.M AX(imi).BRIT ANICI
4. Adiabenicus, Parthicus
6. MAX(imi).Fl LI I S 7. M A V R [(elius).A N T]O N IN V S
6. Maximus, de zoon, *7 (nl) A'larcus Aurelius Antoninus
8. PTV[S.F(dix).AVG(usms).PARTHI]CVS 9. M [AXLVI(us).B RITy\NI] CVS
8. Pius, de gelukkige, (met de eretitels) Parthicus 9. A'laxiinus, Britanicus
10. [MAXIM(us).PONT(ifex).]MAX[IM(US)]
10. A'laxiinus, opperpriester,
11 t1z")
PP
11 tLL7
O
13 V a n a f....
13 14 15
[MIL1AJ PASS [HIT]
3 . Severus, de vrome, (met de eretitels) Arabiens 5. Alaximus, Britanicus
Vader des vaderlands?
14 .....................mijlen 15
4
Figuur 3. De mijlpaal van Caracalla gevonden in 1997 op het "Wateringse Veld" in Den Haag, zoals weergegeven in de publicatie van de Dienst Stadsbeheer van de Gemeente Den Haag.1
8
De Caracallapaal in Rijswijk is in 2005 gevonden op de hoek van de Winston Churchilllaan en de Huis te Landelaan. De afstandsverwijzing is ook hier foutief aangevuld in Romeinse mijlen naar de tekst op de Haagse paal (fïg. 4). Men zou nu echter beter hebben moeten weten. Immers ook de Rijswijkse Deciuspaal heeft op die plaats gestaan en geeft de afstand van één leuga aan.
Mijlpaal van Caracalla. [ IMP(erator) CAES(ar) ] [ DIVI SEPTI ] Ml.SEVE Rl PIIA[RAB]ICI ADIA [B]ENICI [P]ARTHICI MAX[imi] BRITAIN]NICI MAX (imi) F[IL]US M AU[R] (elius) ANTONINUS
De opperbevelhebber en keizer, van de vergoddelijkte Septimius Seve rus, de vrome, (met de eretitels) Arabicus Adia benicus.Parthicus Maximus, Britannicus Maximus, de zoon Marcus Aurelius Antoninus
Hieronder aangevuld met tekst Haagse mijlpaal PIV[S.F(elix).AVG(ustus).PARTHI]CVS M[AXIM(us). BRITAN l]CVS [ MAXIM(us).PONT(ifex).MAX[IM(US)] PP
O [M lLIA] PASS
Pius, de gelukkige, (met de eretitels) Parthicus Maximus, Britanicus Maximus, Opperpriester, Vader des vaderlands? Vanaf mijlen
2 Figuur 4. De mijlpaal van Caracalla gevonden in 2005 op de Winston Churchilllaan in Rijswijk. Zoals weegegeven in een uitgave van de Stichting Rijswijkse Historische Projecten.2
De verkeerde weergave van de ontbrekende inscripties vervalst de betekenis van de mijlpalen. De Rijswijkse palen stonden op iets meer dan 2 km van de Civitas en de palen op het Wateringse Veld derhalve op slechts ongeveer 5 km. Dit betekent, dat de Antoninus Piuspaal niet naar de Civitas verwijst. Men kan Romeinen veel verwijten, maar niet dat ze niet kunnen meten.3 De enige Romeinse vindplaats van belang die op 6 km van de Antoninuspaal ligt is Ockenburgh. Er is daar een rijke Romeinse nederzetting gevonden. Er is daar zicht over de hele kust vanaf het Helinium tot aan de monding van de Rijn. De paal zou naar het Mansio Agrippinensis Coloniae kunnen verwijzen, het Huis van de Agrippinensers. Het Praetorium Agrippinae, heeft er prachtig gelegen, hoog in de duinen aan de bronnen van die kleine verswaterstroom, de Haagse Beek.
1Waasdorp, J.A. IIII M.P. naar M.A.C., Romeinse mijlpalen en wegen Haagse Oudheidkundige Publicaties nr. 8 Den Haag 2003, p. 29 2Koot, H. Opgegravenl, Archeologisch onderzoek in Rijswijk Rijswijk 2008, p. 77
3
Wijffels, J.-B. 'Romeinse wegen in Nederland' in: De Peutinger-kaart en de Lage Landen, SEM, 2007, Breda.
9
Romeinse heerbanen in Nederland: een explosief mengsel van mijlen en leugae? Enige bespiegelingen over de typische R om einse wijze van aanduiding: vele m eetwijzen leiden naar Rome: o tem pora, o mores! Frans Volmer, R iem st (B)
m et losse bijlage
1. Inleiding De Romeinse wegen in Nederland houden al lange tijd vele historici bezig en wel met name die wegen welke op de Romeinse wegenkaarten Tabula Peutingeriana (Peutinger-kaart verder: PK) en het Itinerarium Antonini (IA) voorkomen. Het probleem is dat de afstanden soms niet juist blijken te zijn en dat daarom de afstanden te snel als vermoedelijk onjuist aangepast worden evenals sommige plaatsnamen. Soms worden nog ingrijpender aanpassingen voorgesteld of worden de wegenkaarten verworpen. Naar mijn mening blijft het van belang (Romeins Zuid-)Nederland correct op de Romeinse kaart te zetten omdat Nederland niet achter mag blijven bij België, Duitsland, Frankrijk en Engeland en de wegen een toeristische en economische attractie kunnen vormen.1 De invalshoek voor mijn analyse is een poging de Romeinse wijze van in kaart brengen en naamgeving te doorgronden om aldus een en ander te kunnen verklaren zonder al te snel de juistheid van de historische gegevens in twijfel te trekken. 2. Probleemstelling De Romeinse ingenieurs werden met een aantal problemen geconfronteerd. Op de eerste plaats de verwarring rond de meeteenheid: de Gallische leuga gebaseerd op 1500 dubbele stappen welke in Gallië boven Lyon in minstens twee varianten werden gebruikt, terwijl daarbuiten als regel m.p.2 gebaseerd op 1000 dubbele stappen gold. Waarschijnlijk gold in de vroeg-Romeinse tijd de m.p. overal, maar in het zogenaamde (Gallische) Rijk van Postumus, Victorinus en Tetricus (260-274) werd de leuga weer ingevoerd; in Nederland werd meestal maar niet altijd de leuga gehanteerd. In de Tongerse Civitas werd zelfs met een Tongerse leuga gemeten welke 1/8 langer was dan de gewone leuga en dit kan ten dele gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de routes Tongeren - Heerlen en Tongeren Nijmegen! Hoewel er een vaste verhouding bestond 1 leuga =1,5 Mille Passus (1.000 dubbele stappen) = 2,22 km was de omrekening moeilijk omdat met gehele getallen gewerkt werd. Daarom liet men soms maar liever de oude eenheden staan. Waarschijnlijk was dit vaak evident zoals bij Duodecimum (18 eenheden, dus m.p.) bij de Waalweg of stond het op het voorblad dat verloren is gegaan. Op de tweede plaats de fysieke lokale omstandigheden: er waren vele bochten in de grensrivier de (Kromme)Rijn. Langs deze drukke waterweg moest een militaire landweg worden aangelegd wellicht ook als jaagpad voor het verkeer stroomopwaarts. Door de vele bochten ontstond een zeer lange tijdrovende weg. Soms werd toch maar besloten om bepaalde bochten, zoals Utrecht en Vechten, af te snijden via een korte weg over Houten; de eerder genoemde afgesneden forten werden "kopstations" met een eigen verbindingsweg naar de doorgaande weg. De oudere weg volgde vanaf Woerden de Rijn langs Utrecht, Vechten naar Wijk bij Duurstede. Bij de Waalweg speelde overstromingsgevaar een rol: de weg moest gebruik maken van hooggelegen stroomruggen, wat het terugvinden vereenvoudigt. Ten slotte waren de inheems-Keltische plaatsnamen voor de Romeinen nauwelijks uitspreekbaar en werden gelatiniseerd zodat vaak op de naamgeving kan worden teruggegrepen bij het terugvinden van de weg via oude (Keltische?) Nederlandse namen zoals Utrecht, Alphen, Nijmegen (Voor)burg, Vechten, Vleuten, Velsen, Betuwe, Rijn, IJssel, Waal, Maas, maar m.i. ook Maurik, Tablis, Duodecimum, Caspingo, Vlaardingen. In de tijd van Caligula/Claudius werden keizerlijke namen uitgegeven (Katwijk en Valkenburg) in het kader van de creatie van keizerlijke militaire wegen naar Engeland. In het latere door de Angelsaksen gekoloniseerde Engeland hebben Romeinse namen zelden overleefd (wel bij Londinium), wat te maken heeft met het feit dat de Franken Rome's geromaniseerde (Keltische?) bondgenoten en de Angelsaksen juist Rome's barbaarse (Germaanse) vijanden waren. Op basis van bovenstaande uitgangspunten zullen de diverse overgeleverde Romeinse heerbanen voor het heden in kaart worden gebracht. 3. De verschillende Romeinse heerbanen nader beschouwd 3.1 De heerbaan langs de Rijnümes volgens de Peutinger-kaart Lugduno— I I —P retorium A grippinae—II I—M atilone— V—Albanianis—I I —Nigropullo— V— Lauri—X II
10
B ijla g e bij SEIY Iafoor
10-1 p. 1 0 -1 8
Romeinse weg Rijnweg
-----------------------Xantenbaan
ROMEINSE HEERBANEN IN NEDERLAND
Lugdunum
PK 0
Pretorium Agrippinae M aulone Albaniana Nigropulum
2L 3L 5L 2L
Lauri Fletione Traiectum Fectio levefano Mannaritium Carvone
5L 12 L (=7L?)
Castra Herculis
13 L
Noviomagus Harenatio
81,
nr. Brittenburg 1 Katwijk 2 Valkenburg 3 Roomburg 4 5 Alphen Zwammerdam 6 Bodegraven 7 Woerden 8 9 de M eem 10 Utrecht Vechten 11 12 W ijk bij Duurstede Maurik 13 Kesteren 14 (Zetten) 15 16 (Randwijk) (Driel) 17 Meinerswijk 18 (Huissen) 19 (Loowaard) 20 (Herwen) 21 Nijmegen 1 Rindern 22
10 L
17 L 16 L 8L
15 L 22 L (=5 L?)
22 L
------- .
0 10 L 8L 12 L 7L 8L 10L 8L 8L
2 3 4 5 6 7 8 9
Keulen Thorr Jülich Heerlen Tüddern Melick Leuth Pont Xanten
Colonia Agrippina Tiberiacum luliacum Coriovallum Teuduivm Mederiacum Sablonibus Mediolanum Colonia Trajana
Waalweg
1 2 3 4 5 6 7
Nijmegen Wamel Rossum Waspik Dubbel (dam) Vlaardingen Voorburg
Noviomagum Duodecimum Grinnibus Caspingio Tablis Flenio Forum Hadriani
0 18 MP 8 MP 18MP 12 MP 18 MP 12 MP
Maasweg
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Nijmegen Heumensoord Cuijk Lottum) (Grubbenvorst) Hout-Blerick Heel Dilsen Tongeren Heerlen Jülich Keulen
No\nomagus Ceuclum
0 3L 3L
Blariacum Catualium Feresne Atuaca Coriovallum luliacum Colonia Agrippina
22 L 12 L 14 L (=9 L?) 16 L 16 L 12 L 18 L
1
IA 0
rm -vt
Vrij Germania
M:üU>Weg 1. Nijmegen 2. Heumensoord 3.
R ijnw eg
!. B ritte n b u r g 2.. Kai wij k \ . Valkenburg 4. Roomburg 5, Alphen ó. Zwammerdam 11 Bodegraven 8. Woerden ^), de Meerii 10. Utrecht 11. Vechten 12. Wijk bij l) 13. Manrik 14. Resteren 15.
20. (.Loowmird ) 21. ( f-lervveo ) ->■> R in d e n )
{ uyk
4. ( I ,f»LtLUt»> 5. {Grub ben vorst)
6. Hcmt-BIcrick 7.
Meel D ils e n
Tongeren Xantenbaan
1. Keulen
2. Thon 3.
BSS? /
Jü lic h
4. Heerlen 5.
Tikldero
6.
M elick
/
7. J .eulh «.
Pont
9. Xanten
Romeinse Rijk
/
O verige plaalsen ] . V eldhoven
Rijsbermen Aardenburg Vrouwenpolder Roompot Ouddorp 7. Oostvoorne K. V’elzen Ermelo (oefenkamp-!
Waalweu Nijmegen
k£n.ie*>
Duodecimum Rossum Waspik DubbcKdiiit: )
TKfeR J . .1
J
luCic
Vlaardingcn Voorbtire
—Fletione—XVI—Levefano—VIII—Carvone—XIII—Castra Herculis— VIII —Noviomagi leugae, tot Carvone 53 leugae)
(totaal
73
Blijkbaar wordt bij deze weg de leuga gebruikt zoals blijkt bij Levefanum - Carvo ( 8 L of 17 km) en dit klopt met de afstand langs de Rijn 16,5 km, 8 m.p. zou uitkomen op 12 km en dit is zelfs hemelsbreed veel te krap (15 km). Hetzelfde geldt voor Carvo - Castra Hercules 13 L of 29 km; langs de Rijn is de werkelijke afstand 27 km. 13 m.p. zou zijn 20 km; dit is veel te krap; hetzelfde geldt voor Katwijk-Alphen aan den Rijn 10 L of 22 km, hemelsbreed 21 km, 10 m.p. of 15 km voldoet niet. Lugdunum (Katwijk) en Praetoriura Agrippinae (Valkenburg): de Britse connectie In het jaar 40 AD bracht keizer Caligula3 een bezoek aan Katwijk en halverwege Katwijk en Leiden werd de militaire basis Valkenburg aangelegd in 39/40 AD. Keizer Caligula is daar zelf geweest, wat blijkt uit een wijnton uit de keizerlijke wijngaard (in Vechten was dit ook het geval). De basis Valkenburg kreeg de naam Praetorium Agrippinae of het hoofdkwartier van Caligula's moeder. Keizer Claudius stelde in een redevoering in Lyon, zijn geboortestad, in 48 AD dat er behoefte was aan een stabiele situatie rondom de Rijnmond, gezien de waterverbinding via de Rijn met Engeland waarvan de verovering gestart was.4 De Cananefaten bedreven als Germanen eerder veeteelt dan landbouw en hadden dus minder interesse in vestiging in steden, maar bleven op het platteland wonen. Er waren ook geen landbouwoverschotten om soldaten te voeden. Daarom liet Claudius wegen en steden aanleggen zoals Keulen (Agrippinae, genoemd naar zijn vrouw, met wie hij in 48 AD was getrouwd) en evenzo werd Valkenburg uitgebouw met graanschuren en een staatshotel (vandaar een groot vignet op de PK). Tussen Leiden en Valkenburg verrees langs de limesweg lintbebouwing 5. Ook Lugdunum (Katwijk) werd door Claudius gesticht en vernoemd naar zijn geboortestad, waar hij zijn redevoering gehouden had. Lugdunum betekent vesting van de god van de handel, een naam voor een handelsplaats. Bij klein duin in Katwijk is in 1906 en 1910/11 een vroege nederzetting uit de tijd van Claudius en Nero teruggevonden (50-70 AD), de Friezen werden hier geweerd (zie Tacitus). Lugdunum was een dubbelfort en later zelfs woning van de commandant en werd daarom grondig verwoest in 69/70 bij de opstand van Civilis, die juist hier begon (Brinno). Rondom dit fort ontstond een proto-urbane inheemse nederzetting. Na de verwoesting van Lugdunum werd een nieuwe marktplaats in Voorburg opgericht, het latere Forum Hadriani. Evenzo in Nijmegen na 70 AD in het waterkwartier. Door de kolonisatie van het Westland kwam het economische zwaartepunt rond Voorburg te liggen en ging Lugdunum achteruit. Hardenberg (1942) ging er nog vanuit dat Praetorium Agrippinae Voorschoten was en Lugdunum V eur.6 Maar in 1942 waren de opgravingen bij Valkenburg nog maar pas begonnen en dit is niet meegenomen in zijn artikel. Matilo (Leiden), Albaniana of Alphen aan den Rijn (40 n.Chr.), Nigrum Pullum of Zwammerdam7 (47 n.Chr), Laurum8 (Woerden, aan de mond van de Linschoten), zijn de opvolgende forten aan de Rijn op 6 km, 11 km, 4 km, 11 km van hun voorgangers. De namen van de forten, gelegen aan zijrivieren, hebben soms met hun geografie te maken (waterloop Mare/Lede, blanke zandgrond, donkere veengrond). Zwammerdam aan de Meijemonding met verbinding met Vecht en Oer-IJ (Velsen of Flevum) werd met geweld later voorgoed (na brand in 275) van de kaart geveegd! Fletione: Vleuten /de Meem (Marestroom), de dubbelganger van Fectio9 (Vechten)? Fletione (Vleuten in Keltisch) levert al vele jaren problemen op omdat de afstand tot Woerden (12 leugae (verder L), ten onrechte soms als 22 L gelezen) terecht als te hoog werd beschouwd en werd daarom verschreven tot Vechten (Fictione). Ten onrechte m.i., want dan ontstaat een nieuw probleem dat VechtenWijk bij Duurstede minder dan de helft is van de 16 L op de PK. Eenvoudiger10 is te stellen dat Woerden Fletione niet XII maar VII moet zijn. Controle: totaal Alphen - Fletione 14 L, volgens het IA is Alphen Utrecht 17 L, het verschil van 3 L is Fletione - Utrecht (wellicht was er verwarring met een oudere weg Woerden - Utrecht - Fectio of Vechten welke wel op XII L uitkomt!). Dit betekent dus wel dat de "kopstations" Vechten (Fectione) en Utrecht niet werden aangedaan en niet op de PK voorkomen! Levefanum (Rijswijk/Wijk bij Duurstede ten zuiden van de Rijn) werd na 35 km (16 L) bereikt vanaf Fletione, een tocht door een moerassig komgebied, het fort is genoemd naar Bataafse (?) god (Haeva Fanum, tempel van Haeva), hierna gaat de weg in de Betuwe de Linge volgen. Levefanum was gelegen aan de belangrijke Lekmond ten zuiden van de Rijn. Maurik (Mannaricium) ligt slechts 2 L van Levefanum en dateert van 70 tot na 350 en wordt op het IA genoemd als statio op de weg van Carvo naar Trajectum. Na Maurik volgt na 13 km (6 L) Carvo of Kesteren (= castellum) een belangrijk knooppunt tussen Rijn- en Waalovergangen.
11
Castra Hercules (Meinerswijk, Amhem-Zuid) bij de aftakking van de IJssel, 29 km (13 L van Kesteren) is een zeer oud fort genoemd naar bekende Keltische god uit de tijd van Drusus' veroveringsplannen voor Duitsland en in 359 wordt dit fort opnieuw gerenoveerd door keizer Julianus.11 In de Vikingentijd Mei nerswijk geheten. Noviomagus (Nijmegen of Nieuwmarkt) is blijkbaar belangrijk want het staat getekend op de PK met twee torens en is gelegen 17 km (8 L) ten zuiden van Castra Hercules en verbonden door een Waalbrug. De naam komt veel voor op de PK. Nijmegen is vooral bekend door Tacitus' verhaal van de opstand van de Bataven12 en wordt ook door Ptolemeus als belangrijkste stad van de Bataven genoemd.13 Holwerda heeft in 1917-1921 een legerplaats van 30 ha op de Hunerberg opgegraven, de castra van het 10e legioen (71 n.Chr. tot 105 n.Chr.) zoals bakstempels vermelden (even verder op de Holdeum was een - inmiddels opgegraven - militaire pannenbakkerij). Gezien dit feit en de vele andere opgravingen ter plaatse, het werkbezoek van keizer Valentianus in 368, de gevonden ring met tekst NOVIOM in 199314 maken het m.i. onbetwistbaar dat Nijmegen het "Noviomagus" van de PK is. Zoals gezien zijn ook Lugdunum en Praetorium Agrippinae bewezen, ergo liggen de gehele Rijnlimes onbetwistbaar vast want de geïdentificeerde forten kunnen gecontroleerd en bewezen met de PK data. Ongemotiveerde aanpassingen van PK-data zijn zoals eerder betoogd geheel misplaatst en berusten op het misverstaan van de bronnen. Vanaf het castellum (Valkhof Sint-Nicolaaskapel) ging de heerbaan verder via de Ubbergseveldweg en Hunerberg met commandantswoning en legerkamp van Drusus, Oude Kleefsebaan Tivoli met Romeins aquaduct, Holdeum met steenbakkerij, Alte Heerstrasse, Kranenburg, KleefTRindem of Harenatium aan oude Rijnarm, Qualburg of Qualdriburgum (castellum in 359 door Julianus veroverd op de Franken), OudKalkar of Burginatium (cavaleriekazeme voor 500 ruiters) eindigend in Xanten 3.2 De zuidelijke heerbaan langs de Waal ten noorden van de Maas volgens de Peutinger-kaart Lugduno— Foro Adriani—X II —Flenio—XVIII —Tablis—XII —Caspingio—XVIII—G rinnibus— V(III ?)
—A d duodecimum—XVlII—Noviomagi (-X—Arenatio) Totaal vanaf Voorbrug (15 km of 7 L van Katwijk) tot Nijmegen de halte voor Harenatio of Rindem bij Kleef: 86 m.p. of 57 L (incl. baanvak Katwijk 62 L). De weglengte via de Rijnweg is 74 L, na correctie van 5 L (zie Fletione), 69 L of 7 L (11 %) langer. Dit heeft enerzijds te maken met de bochten in de Kromme Rijn tussen Leiden en Vleuten of Fletio15 (5 L), anderzijds door de omweg over Arnhem Mei nerswijk (Castra Hercules). Dit probleem werd door de Romeinse legerleiding deels opgelost door de weg direct van Fletio via Houten naar Wijk bij Duurstede te laten lopen (Utrecht en Vechten werden gepasseerd) en deels door de zijweg bij Kesteren over de Waal bij Duodecimum (bij Dodewaard) naar Nijmegen (9 L winst). Het raadsel Ad Duodecimum of 12 L = 18 m.p. opgelost De zuidelijke Romeinse heerbaan van Nijmegen naar Katwijk is niet eenvoudig te traceren omdat er geen grote castella zijn opgegraven. Wellicht waren staties/ wachtposten voldoende want het betrof hier geen Rijnlimes. Een ander probleem zijn de eenheden waarin het traject op de PK is uitgedrukt. Plinius vermeldde dat leugae en m.p. vaak door elkaar gehaald werden bij reiskaarten.16 Dit kan te maken hebben met overname van trajecten van andere kaarten en het probleem van het ontstaan van niet gehele getallen bij omrekening. Een Romeinse mijl was duizend dubbele passen (1482 m, afgerond 1,5 km) en dus afhankelijk van het terrein. De Gallische leuga was 1,5 mijl en werd in 204 n. Chr. officieel voor Gallië ingevoerd, daarvoor kwamen beide maten naast elkaar voor met een ambtelijke voorkeur voor m.p. De vermelding van Ad Duodecimum (bij de twaalfde mijlpaal) en met vermelding van 18 eenheden houdt in dat gemeten werd in m.p. (verwezen wordt naar een ander Frans Ad Duodecimum, thans Delme, met als afstand 12 L tot Metz) Ad Duodecimum was een plaats tegenover Tiel op de Koningsstraat17 komend uit Nijmegen waar even terug tussen Druten en Leeuwen een oeroude zijweg genaamd de Twaalf Mijlse Afweg 18de Waal overtrok richting Dodewaard en vandaar verder naar Eist, 18 km of 12 m.p. vanaf Nijmegen. Tiel-Passewaaij was een belangrijke Bataafse haven met veel Romeinse vondsten. De hoofdweg ging via Rossum (Grinnes) door naar Dussen/Waspik (= Caspingio) en Dubbeldam (= Tablis) en een zijweg ging via Rossum (Grinnes) door naar Zuilichem (via Zaltbommel en Gameren) en stak daar de Waal over op weg naar Gorinchem aan de Linge. Dodewaard (Duodecimum) is bekend om zijn Romeinse grafmonument in de kerk, ook rond Druten zijn Romeinse vondsten gedaan. Ad Duodecimum was waarschijnlijk een kruispunt
12
van zijwegen: naar Tiel richting Asperen, Maurik, naar Cuijk via Appeltem, naar Dodewaard en de Rijnlimes. De pleisterplaats zelf is waarschijnlijk door de Waal verzwolgen. Grinnes: Rossum (VIII m.p. van Duodecimum) Grinnes en Vada19 zijn door Tacitus20 (107 n. Chr.) genoemd als versterkingen aan de Waal na Kleef en Nijmegen waar de Romeinen aangevallen werden door de Bataven (die nog standhielden in de Betuwe) in de laatste fase van hun opstand tegen de Romeinen in 70 n.Chr. Grinnes (naam van een Bataafse god?) lag m.i. te Rossum tussen Maas en Waal aan zuidelijke route van Nijmegen naar Katwijk via Gorinchem en Oud-Alblas en kan Gorinchem niet zijn gezien de afstanden op de PK. In Rossum liggen onder de resten van het klooster Mariënacker in 1450 gesticht en in 1599 verwoest, de resten van een castellum,21 gesticht ca. 37 n.Chr. Vanuit Grinnes ging de weg door de Bommelerwaard via Hurwenen, Bruchem en BenedenDelwijnen naar Aalst/Wijk en verder naar Kop van het Land. Door opgravingen is de route nog goed te volgen, verwezen wordt naar publicaties van Modderman ter zake.22 Vada wordt wel geïdentificeerd met Wadenoijen op taalkundige basis en betekent doorwaadbare plaats aan de Linge welke als Waalarm kan worden gezien. Het bezwaar is wel dat Wadenoijen (tenzij de Waal haar bedding heeft verlegd) boven de Waal ligt in Bataafs gebied, vandaar dat Heerewaarden ten zuiden van de Waal dicht bij de resten van de Bataafse Tempel bij Maren-Kessel, wat terug richting Nijmegen, m.i. de voorkeur verdient om als Vada te worden aangemerkt. De Romeinse baan tussen Vlaardingen en Rossum: twee mogelijkheden Vooraf moet worden benadrukt dat het landschap in deze streek totaal is veranderd. De Maas stroomde (tot de twaalfde eeuw) van oost naar west en niet noordwestelijk richting Waal (Woudrichem) vanaf Giessen. De resterende Maas werd de Bergse Maas en werd afgedamd bij Hedikhuizen en Maasdam. De Alm, welke uitmondde ten westen van Almkerk in de Maas, werd later een dode rivierarm, want de Maas stroomt thans niet meer vanaf Dussen over Hank naar Dubbeldam en Maasdam en verder naar Vlaardingen zoals eerder vermeld. Uiteraard werd dit mede veroorzaakt door de Sint-Elisabethsvloed in 1421 waardoor het land ten zuidwesten van Dordrecht water werd: de Biesbosch. De Romeinse heerbaan volgde m.i. de toenmalige loop van de Maas over de hoger gelegen (droge) Dussense stroomrug over Dussen - Meeuwen - Eethen - Aalst/Wijk (de Polstraat in Wijk is een restant van de heerbaan)-Delwijnen - Bruchem - Hurwenen - Rossum. Tussen Meeuwen en Dussen is ook nog een restant van de heerbaan teruggevonden. Bij Dussen op 12 m.p. van Dubbeldam aan de Dubbel (ook Ptolemaeus noemt deze rivier) dat in de Romeinse tijd Tablis zou hebben geheten, heeft m.i. Caspingio gelegen wat mogelijk zou kunnen verwijzen naar Waspik23 (en het gelijknamige riviertje) waar bij het huidige Capelse Veer een Maasovergang was24. Tussen Dubbeldam en Rossum loopt door het Land van Altena een oude weg via Kop van het Land, Schans, Almskerk, Meeuwen25, Eethen, Genderen, Wijk en Aalburg, Delwijnen. Langs deze weg (Grave genaamd en niet ver van de Dussense stroomrug) zijn Romeinse vondsten ontdekt zoals een bronzen pannetje in Meeuwen, een dakpan met inscriptie van het eerste legioen bij Aalburg26, gewijd aan Minerva, in Genderen een kruik. Deze opgravingen wijzen op een intensieve Romeinse bewoning (12 woonplaatsen langs de Alm en zijtakken) en een heerbaan. Dit blijkt uit onderzoek van Rheick Leyssius (1940) welke wordt aangehaald door Byvanck27 bij zijn speurtocht naar de PK Waahoute. Byvanck concludeert: "Meet men in zuidoostelijke richting van Duble uit langs de Grave den afstand van wederom 12 leugae, die wordt opgegeven tussen Tablis en Caspingio dan bereikt men ongeveer Heesbeen. Daar kan Caspingio hebben gelegen. Van die plaats moet, gelijk men weet, de weg langs den rechter oever van de Maas naar Nijmegen hebben gelopen. Maar een reconstructie van den weg kan men niet geven. Want de afstand van Heesbeen naar Rossum bedraagt 27 km (= 12 L) en van Rossum naar Nijmegen bijna precies 40 km (18 L)". De PK geeft 18 eenheden resp. 8+18 = 26 eenheden en omdat de eenheden leugae zijn moeten de PKafstanden volgens Byvanck verbeterd worden in 12 L resp. 18 L. Maar zoals eerder betoogd is m.i. de meeteenheid m.p. en geen leuga. De afstanden op de PK zijn correct. Alleen ligt Caspingio niet in Heesbeen (waar ook weinig gevonden is) maar bij Dussen bij het veer over de (toenmalige loop) Maas, 12 m.p. van Dubbeldam. Naar het westen van Dubbeldam uit maakt volgens Byvanck de weg een brede lus over Barendrecht, Kralingse Veer, Krooswijk en Overschie want er 18 L of 40 km beschikbaar volgens de PK. En naar Voorburg wordt een omweg over Maasland en Naaldwijk gemaakt want er is 12 L beschikbaar. Jammer genoeg zijn langs die route weinig vondsten gedaan. Echter de PK hanteert m.i. voor deze weg m.p. en er worden geen omwegen gemaakt: in rechte lijn loopt de heerbaan van Dubbeldam (boven langs de oude Maas) naar Vlaardingen en via Delft idem naar Voorburg. Noch Croosweg of Overschie, noch Naaldwijk liggen op de gevonden route.
13
Echter, daar bovengenoemde weg soms last had van overstromingen werd er later een alternatieve weg aangelegd via Zaltbommel en Zuilichem met Waalbrug (langs deze weg zijn 15 Romeinse woonplaatsen ontdekt,28) en verder naar Gorinchem en Oud-Alblas met dezelfde afstand van 18 m.p. Bourguignon d'Anville, een Franse geograaf en cartograaf, stelde eerder: Caspingio29 zou een Romeins fort aan de Linge kunnen betekenen (18 m.p. van Grinnes). Onder Caspingio/ium werd door Bourguignon d'Anville (1740) Asperen verstaan30 Er zijn ook archeologische vondsten gedaan. Asperen is militair voorheen zeer belangrijk geweest als fort van de Hollandse waterlinie, gezien de ligging bij Linge(dijken) en afwateringen. Ook is het de grens tussen Holland en Gelderland, wellicht ook tussen Cananefaten en Bataven. Asperen en Caspingio hebben ook taalkundig verwantschap, (C)asp(l)ingio zou betrekking kunnen hebben op een Castellum aan de Linge. Toch kan m.i. Caspingio Asperen niet zijn ook al is het gelegen op het kruispunt van de wegen Rossum Utrecht en Tiel - Oud-Alblas. De afstand Asperen - Oud-Alblas is 27 km (18 m.p.), terwijl de PK slechts 12 m.p. vermeld. De afstand Asperen - Rossum is 22 km o f 16 m.p., terwijl de werkelijke afstand 27 km of 18 m.p. bedraagt. Gorinchem, gelegen aan de Linge en de Merwede, voldoet overigens wel aan de PK afstanden: 12 m.p. van Oud-Alblas en 18 m.p. van Rossum. Gorinchem is een zeer oude stad, dicht bij Arkel (Arcola, dam bij de waterloop), waar veel Romeins aardewerk is gevonden. Even naar het westen bij Gicssenburg heeft op de plaats van het oude kasteel op de heuvel een Romeinse wachttoren gestaan. Tablis'. Oud Alblas?? (12 m.p. van Gorinchem). Onder (T)ablis werd door de Franse geograaf en cartograaf Bourguignon d'Anville (1740) Oud-Alblas verstaan.30 Belangrijk is dat in het verleden ter plaatse resten van de Romeinse heerbaan zouden zijn gevonden. Tablis zou van Alblas (Keltisch voor wit?) afgeleid kunnen zijn, de Alblas is de stroom waaraan Tablis is gelegen en welke de plaats verbindt met de samenkomst van Oude, Nieuwe Maas, Lek en Merwede en zelfs de Schelde. Tablis is dus zeer strategisch gelegen. Tablis en Alblas hebben een zekere taalkundige verwantschap en heeft de juiste afstand tot Flenio (Vlaardingen) en Caspingio (opgevat als Gorinchem): het is geen omweg. Toch is Tablis m.i. eerder bij Dubbeldam te plaatsen, en niet bij OudAlblas want de taalverwantschap van laatstgenoemde met Tablis is gekunsteld, het is te ver van de militair belangrijke oude loop van de Maas en de bodemvondsten zijn te gering voor een hoofdroute. De heerbaan gaat dan verder richting Flenio of Vlaardingen. Er zijn twee mogelijkheden. Bovenlangs de oude Maasloop31 langs Maasdam en Putten naar Hoogvliet via Barendrecht en Rhoon. Vooral bij Hoogvliet zijn Romeinse vondsten gedaan, de plaats ligt aan de mond van de Oude Maas tegenover Vlaardingen. De alternatieve zijweg via het Kralingse Veer door Rotterdam is nogal moerassig en had niet de voorkeur als hoofdroute. Beide wegen hadden overigens strategische betekenis. De conclusie naar aanleiding van beide mogelijke trajecten Rossum-Vlaardingen is dat de eerste weg via Waspik/Dussen de voorkeur heeft: deze past eerder bij de militaire strategische belangen (beveiliging van Maas en Waal): verwezen wordt naar de situatie bij de Bataafse Opstand beschreven door Tacitus (en later Julianus in 350) en ook de rijkere bodemvondsten wijzen in dezelfde richting. De alternatieve weg (met minder bodemvondsten) over Gorinchem/Arkel zal gebruikt zijn bij wateroverlast als alternatieve route. Er zijn in het Land van Altena vele overstromingen, doorbraken en verandering van rivierlopen geweest (zoals de Sint-Elisabethsvloed van 1421). Vlaardingen (Flenio, 18 m.p. van Tablis): de monding van de Maas In Vlaardingen (elinio, of delta) of het beroemde Helinium waar Maas en Rijn samenkomen. In Vlaardingen (elinio, of delta) zijn een mogelijke Romeinse nederzetting opgegraven (opgravingen bij De Vergulde hand), waaronder een Romeinse gem (glas ingebed in ring) welke een Romeinse god toont. Gemmen worden vooral in Romeinse legerplaatsen gevonden, zodat Flenio een vesting aan het Helinium32 zou zijn geweest. Ook zijn greppels gevonden met een Romeinse structuur (gulden snede)33. Flenio kan Voome niet zijn want het ligt aan de verkeerde zuidkant van de Maas, wat in strijd is met de PK en het ligt te ver van Voorburg/Katwijk. In Vlaardingen begon het Corbulokanaal dat volgens Tacitus (Annalen 12, 20) de Maas met de Rijn verbond en 23 m.p. lang was. Over het eerste deeltraject van Leiden aan de Rijn naar Rijswijk is overeenstemming dat dit ongeveer door de huidige Vliet wordt weergegeven, de meeste auteurs menen dat het tweede deeltraject naar Naaldwijk loopt. Naar mijn mening is dit onjuist: Naaldwijk ligt niet aan de Maas en de totale kanaallengte wordt 27 km, terwijl 23 m.p. 35 km is. Vlaardingen voldoet wel aan de mededelingen van Tacitus, terwijl het militair gezien de Maasmond beter beschermt: er ontstaat een soort waterlinie met ten oosten hiervan moerassen en veen. Wel zal er een zijtak richting Naaldwijk gelopen hebben, waar de Romeinse vloot waarschijnlijk gezien recente vondsten zijn basis had. De heerbaan liep niet ver ten westen van het Corbulokanaal.
14
Voorburg (Forum Hadriani, 12 m.p. van Flenio) De afstand naar Forum Hadriani is 12 m.p. of 18 km, ook hemelsbreed. De heerbaan moet dus in rechte lijn over34 Delft (Romeinse versterking met dakpannen en aardewerk vondsten), Plaspoelpolder en Rijswijk (alle met diverse Romeinse vondsten) direct naar Voorburg hebben gelopen. In Rijswijk werd de weg Voorburg-Naaldwijk-Oostvoome en verder gekruist bij de gevonden mijlpalen. In Voorburg was het reisdoel bereikt al was er nog een aansluiting met Katwijk, het beginpunt van de Rijnlimes. Sinds Nijmegen is 86 m.p. of 129 km gereisd of 3 dagreizen te voet, te paard (of thans de fiets) is het traject in een dag goed haalbaar (via de Rijnlimes is de afstand tot Voorburg minstens 70 L of 155 km). Op de PK staan voor het vervolg geen tussenstationes aangegeven, daarom komt de directe route in aanmerking: Den Haag (Waalsdorpervlakte, veel Romeinse vondsten), Wassenaar (Romeinse vondsten), Katwijk. Omdat bij Voorburg het einddoel al was bereikt is geen afstand meer vermeld op de PK. Verwezen wordt naar de stadspoort richting Waalsdorp in park Arentsburg. 3.3 De weg langs de Rijn volgens het Itinerarium Antonini Lugduno—X — Albanianis —X V II —Traiecto —X V —M annaricio —X X JI —Carvone —X X II —H arenatio Blijkbaar is voor deze route de leuga als meeteenheid gebruikt: tot met Albaniana is het aantal eenheden 10 en de komt overeen met de PK (3.1) welke ook 10 L (2+3+5) vermeldt. Van Albaniana tot Traiectum is de werkelijke afstand ca. 37 km of ca. 17 leuga, dit is eveneens dus in leugae gemeten. Van Traiectum tot Mannaricio (Maurik) langs de Kromme Rijn en Rijswijk is ca. 33 km, dit is ca. 15 L, dus eveneens in leugae gemeten. Van Mannaricio tot Carvo (Kesteren) is de afstand ca. 11 km of 5 L, dit klopt zeker niet met de opgegeven 22 eenheden. Maar deze 22 komt ook na Carvo voor en is dus zeer waarschijnlijk een vergissing, want twee maal 22 is zeer onwaarschijnlijk en zal 5 L moeten zijn. Van Carvo naar Harenatium (Kleef) is de werkelijke afstand ca. 48 km of ca. 22 leugae35, dit blijkt juist. Conclusie: dit traject is in leuga gemeten. Alleen is een vergissing gemaakt bij het traject Mannaricio- Carvo, 22 is dubbel geschreven (dit type fout komt in het IA meer voor) en moet 5 zijn. Hardenberg5 plaatst Mannaricio bij Doom/Maam en stelt dat de route vanaf Kesteren boven de Rijn naar Utrecht liep. Mannaricio moet m.i. eerder in Maurik gezocht worden gezien de opgravingen in de jaren 70. Ongetwijfeld zal ook deze bovenrijnse weg zijn benut, alleen staat deze niet op de PK of IA. 3.4 De Maasweg Tongeren/Maastricht - Nijmegen36 volgens de Peutinger-kaart Atuaca—XVI—Feresne—XIIII —Catualium—X II—Bïariaco—XXII—Ceuclum—III—Noviomagi Deze weg liep slechts ten dele over Nederlands gebied en liep via Dilsen (Feresne37), Heel (Catualium38), Blerick, Blariacum, Cuijk39 met Maasovergang via Malden naar Nijmegen. Van Tongeren liep de weg hetzij via Bilzen, Maasmechelen, Maasmechelen, hetzij via baan 3.5 Maastricht-Daalhof, Smeermaas, Neerharen over Vught en Stokkum naar Dilsen, en naar Dilsen, en vervolgens via Rotem, Elen, Maaseik, Ophoven, Geistingen naar Kessenich en Thom (begin traject in Nederland) om in Heel te arriveren. De afstand van XIIII L of bijna 31 km is veel te groot, dit moet m.i. zijn 21 km of VIIII (tenzij een omweg gezien bijvoorbeeld een moeras nodig was). Bij Melenborg (bij Hom) was waarschijnlijk een wachtpost. Verder langs Buggenum en Kessel naar (Hout-) Blerick of Blariacum40 en vandaar via Grubbenvorst en Lottum naar Cuijk. Cuijk was een belangrijke Romeinse vesting aan de Maaslinie, welke even na 350 door keizer Julianus versterkt werd met een nieuwe brug over de Maas, gelijk Maastricht (Pons Mosae) versterkt werd met een fort op het Onze-Lieve-Vrouweplein na een mislukte Frankische overval.41 Bij Lottem zijn evenals bij Grubbenvorst aan de Maas Romeinse gebouwen en een altaar gevonden en was waarschijnlijk een wachtpost. Op veel plaatsen zoals Thom, Hom, Haelen en Kessel zijn sporen van de Romeinse heerbaan ontdekt. De afstand van 3 L tot Nijmegen kan niet juist zijn. Of wordt misschien Nijmegen-Heumensoord (bij zweefvliegveld Malden) met de 2e knik op de PK bedoeld? Daar is wel een wachttoren opgegraven op precies 3 L van Ceuclum. Na nog eens 3 L wordt Nijmegen stad bereikt wat snel tot vergissingen leidt. 3.5 De Via Belgica Tongeren/Maastricht-Keulen/Xanten volgens de Peutinger-kaart Atuaca—XVI—Cortovallio—X II—Iuliaco (Gulik) —XVIII—Agrippina (Keulen) Deze weg volgde van af Tongeren de route over Millen/Riemst naar Maastricht (via Daalhof, Romeinse Baan) via het Vrijthof naar de Maasbrug ten zuiden van de Servaasbrug (18 km) en bereikte vervolgens na 19 km Heerlen (Corriovalum), en ging verder naar Rimburg, Gulik naar Keulen. De vraag is wel hoe precies. Habets42 en meeste deskundigen menen via Rechtstraat in Maastricht, Mariënwald idem,
15
Meerssen, Houtem, Heek, Klimmen, Craubeek, Voerendaal. O f eventueel via Walem in plaats van Heek. Hardenberg43 stelt dat de heerbaan naar Keulen liep via de Schamweg, Schaandertweg, Berg, Valkenburg, Walem enz., een weg met veel hoogteverschillen. De weg Maastricht richting Meerssen is tevens de Xantense baan richting Tüddem bij Sittard, welke overigens niet op de Romeinse kaart staat. In Houten44 was er een korte aansluiting op de Keulse Baan en ook via Bunde en de Maas op de Nijmeegse Baan. In Heerlen (Thermen) kruiste de weg Aken - Tüddern (zie 3.6). Er waren dus meerdere alternatieven om vanuit Maastricht naar Heerlen te komen, wel was de omweg via Meerssen naar Heerlen langer maar met minder hoogteverschil, dan de meer directe weg over Berg. De afstand Tongeren - Heerlen bedroeg 18 L o f 39 km wat, hoewel hemelsbreed, juist wat krap bemeten is. Wellicht kan het gebruik op het Belgische traject van de Tongerse Mijl welke 1/8 langer is dan de leuga hier een oplossing bieden. Van Heerlen (Thermen) ging de weg naar Rimburg via Putgraaf, Voskuilenweg, Kissel, Brandhofstraat, Pieterstraat (wegvondst), Koeweg, Schans/Gravenweg, tuincentrum (wcg/graf/villa vondst)-Panbos-Broekhuizerstraat (mijlpaal). Er waren diverse wachttorens (vierde eeuw): Houthem-Rondebos, Goudsberg, Klimmen (Kerk), Schaesberg (Lichtenberg). 3.6
Keulen—Heerlen—Xanten volgens het Itinerarium Antonini
Colonia Agrippina—X —Tiberiacum—VlII—Iuliaco—XII—Coriovallum—VU—Teudurum—VIII— Mederiacum—X—Sablonibus—VIII—Mediolano— VIII—Colonia Traiana (Xanten) Tiberiacum is Zieverich (D), Iuliacum Gulik (D), Medericum Melik, Sablonius Leut bij Kaldenkirchen; Mediolanum ligt tussen Pont bij Geldem (D), Teudurum is Tuddern (D) en Corriovallum Heerlen. Vanuit Heerlen (Corriovallum, Thermen) werd via de Geerstraat en Heerlerheide de Brunssumse Heide Tüddem45 bereikt en dan verder richting (via Echterbos) Melik46/Herkenbosch via Sint Odiliënberg (bij Roermond was een Maasovergang naar Haelen en verder met route 3.4 Tongeren-Nijmegen) met Romeinse vondsten (altaar). Via Maasniel en Swalmen waar de baan in het bos nog zichtbaar is, via de Prinsendijk (Grens) naar Kaldenkirchen/Leuth4746 (waar ook een zijweg was naar Tegelen, Venlo en Blerick) en (via Pont).48) Xanten. Deze weg parallel aan weg 3.4 werd rond midden eerste eeuw aangelegd ter bevoorrading van het Rijnleger vanuit de (landbouw) villa's in Limburg en omgeving. Dit traject is uitgedrukt in leugae zoals blijkt uit de afstanden Heerlen - Tüddem 15 km (= 7 L), Tüddem - Melik 18 km (= 8 L), Melik - Kaldenkirchen 23 km (=10 L), Kaldenkirchen - Pont 18 km (= 8 L), Pont - Xanten 18 km (= 8 L). 4. Conclusie: de Romeinse heerbanen teruggevonden voor hergebruik! Het interpreteren van overgeleverde Romeinse wegen en vertalen naar de huidige situatie is niet eenvoudig, omdat in het landschap veel is gewijzigd en de klassieke wegen niet of nauwelijks toegelicht worden. Er zijn veel meer Romeinse wegen49 dan de klassieke kaarten aanduiden, bijvoorbeeld die van Maastricht naar Aken (via Bemelen 't Rooth, Scheulder, Gulpen, Partij, Lemiers, Melaten), Xanten, Trier (via Kadier, 's-Gravenvoeren, Baelen), Luik enz. Maar omdat deze niet op de kaart staan is er minder zekerheid. Steeds moeten we bij het klassieke kaartlezen ons afvragen in welke lengtematen de eenheden zijn uitgedrukt. De Romeinse kaarten zijn hierin soms slordig. De redenen hiervoor zouden kunnen zijn dat omrekening van leugae naar m.p. o f omgekeurd breuken opleverde en er was een voorkeur voor gehele getallen. Bovendien zagen de Romeinen eerder specifieke trajecten dan routes. Bijvoorbeeld bestond er geen doorgaande hoofdroute van de Kanaalkust naar Keulen, maar eerder allerlei te koppelen trajecten zoals van de Kanaalkust naar Xanten of van Tongeren naar Voorburg (zijweg Cuijk naar Rossum via Wijchen). Aldus zijn in het IA interessante routes bij elkaar gesprokkeld uit trajecten voorkomende op thans verdwenen oude kaarten, waarbij soms de eenheden zijn overgenomen zonder deze te herrekenen! Dit moeten we ook niet dramatiseren, vrijwel alleen in Gallië deed dit verstorende probleem zich voor. Een interessant vervolgonderzoek zal zijn of ook in Frankrijk, Engeland en Duitsland dezelfde meetproblemen zich voordeden. In de Tongerse Civitas werd zelfs met een Tongerse leuga gemeten welke 1/8 langer was dan de gewone leuga en dit zou ten dele gevolgen voor bijvoorbeeld de routes Tongeren Heerlen en Tongeren-Nijmegen gehad kunnen hebben! De vraag blijft wel hoever strekte deze Civitas zich destijds uit? Overigens werden een aantal schrijffouten50 ontdekt die echter goed te verklaren bleken (dubbel geschreven, verwarring met andere wegen enz.). Interessant is ook de grote Romeinse belangstelling voor de rivier de Linge, waarlangs de Romeinse wegen in de Betuwe bij voorkeur werden aangelegd en goed bewaakt werden. Zoals gezien was de zuidroute langs de Waal51 de belangrijkste
16
verbindingsweg tussen de beide provinciehoofdsteden Nijmegen en Voorburg, de Rijnlimes route was meer een belangrijke waterweg. De thans nog onbekende zuidroute langs de Waal blijkt op basis van m.p. eenvoudig te traceren met Wamel/Dodewaard (Duodecimum), Rossum (Grinnes), Waspik/Dussen (Caspingio), Dubbel(dam) (Tablis)en Vlaardingen (Flenio) als tussenstationes. Op deze korte route is ons van geen enkel probleem gebleken. Wel zijn er aanwijzingen dat deze (oude) route (Nijmegen - Voorburg) uit een andere bron stamt en later ongewijzigd is ingevoegd in de PK (niet in het IA) en verlengd tot Katwijk. Invoegproblemen doen zich op de PK ook bij Vleuten, Maurik en Nijmegen-Heumensoord voor. Verder blijkt het opmerkelijk vaak mogelijk verwantschap te vinden tussen klassieke en moderne namen of de betekenis van namen te doorgronden. Vooral langs de Rijn en de Maas nam een Keltische bevolking Latijnse namen over of werden Bataafse namen gelatiniseerd. Opmerkelijk is ook dat de gevonden banen nauwgezet de rivierloop aanhouden zo liep langs de Maas in het westen een baan naar Nijmegen en in het oosten een baan naar Xanten. Een ander interessant resultaat is dat het belangrijke Vechten (Fictio of Fectio) van de PK is geveegd. Vechten was een zijweg naar een "kopstation"52, het lag niet aan de PK baan, waarschijnlijk wel aan de IA-baan. Maurik lag zowel aan IA- als de PK-baan en na Wijk bij Duurstede ging het IA rechtsom en de PK linksom richting Alphen aan den Rijn. Verder blijken veel namen uit de PK en IA taalkundige verwantschap te hebben met Bataafs-Keltische namen vooral op de oude Waalroute, waar m.p. de maatstaf is. Ten slotte dit: bescheidenheid is geboden. De werkelijkheid is dynamisch, niet statisch. Rome kende haar goede dagen rond het begin van de jaartelling toen zelfs Friesland (ook Ost-Friesland), ja zelfs Duitsland tot de Elbe, inclusief de vervaardigde heerbanen langs de rivieren deel uit maakte van het zegevierende Imperium Romanum, maar ook kwamen er kwade dagen (na 260) toen de legioenen zich radeloos in de driehoek Maastricht - Nijmegen - Heerlen moesten terugtrekken (verwezen wordt naar de studies van Kreijns). Deze studie geeft het gemiddelde weer van de Pax Romana periode. Actutum fortunae solent mutarier: varia vita e,s’/!53 1 Sweerman, C. Limes Fietsroute, Langs de Noordgrens van het Romeinse Rijk, 1998; Fietsnetwerk Haspengouw G. Raskin, Fietsen op Romeinse Heirwegen Elmar Rijswijk 2006, idem De Gallo-Romeinse Cityhopper Elmar Rijswijk 2008; Op zoek naar de Limes Programmabureau de Limes, 2007 2 Een schrede (gradus) = 2 /4 voet (pedes) van 29,62 cm, 1000 dubbele schreden 2000 x 29,62 = 1,48 km. De lengtemaat pes monetalis van 29,62 cm werd bewaard in de Juno Moneta Tempel in Rome. 3 Lendering, J., De Randen van de Aarde. De Romeinen tussen Schelde en Eems Ambo Amsterdam 2000 p. 113-114 4 Buijtendorp, T: 'Lugdunum en Batavorum, twee proto-urbane nederzettingen' in: Westerheem 52 nr. 5 2003 p. 196 5 Zie ook Bechert, T & W.J.H. Willems De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzee Matrijs Utrecht 1995 6 Hardenberg, H, 'Lugdunum Batavorum' in: jaarboek Die Haghe 1942 7 Niet op de kaart staat het kleine naamloze fort Bodegraven (Wierikerschans?) 8 Laurum of Lauriacum is een Keltische naam Laurus (idem Romeinse sites: Lorch (Duitsland), Lorich (Lux), Lauriac, Frankrijk), op 24 juni 341 heeft keizer Constans I een constitutie uitgevaardigd te Lauriacum, waarschijnlijk te Lorch, hoewel hij in 341/342 streed tegen de (vlg. Libanius Keltische?) Franken aan de BenedenRijn en er ook munten van Constans in het onbeduidende Woerden zijn gevonden (Bogaers, J.E., 'Waarnemingen in Westerheem III: Lauriacum = Woerden' in: Westerheem 25 nr. 4 1976, p. 207-209) 9 Fictione wordt op een in 1869 gevonden Viradecdis altaar beschreven als Fectione en moest als belangrijke vind plaats op de PK een plaats krijgen: Fletione werd ten onrechte omgedoopt in Fectione! 10 Joosten (zie noot 15) meent dat door de extreme bochten hier in de Oude Rijn zelfs 12 leugae als afstand goed verdedigbaar is en dat de vesting Vechten niet belangrijk was voor reizen langs de Rijn 11 Ammianus Marcellinus, Res gestae XVIII, 2, 4 12 Tacitus Historiae V, 20 13 Ptolemaeus Geographia, II, 9, 8 14 Zie voor de bewijzen W. Willems, H. van Enckevort, J.H. Haalebos, J. Thijssen: Nijmegen, geschiedenis van Nederlands oudste stad van Nederland Prehistorie en Oudheid Inmerc, 2005 p. 111 15 onder Fletio moet geen Vechten maar Vleuten de Meem worden verstaan zo heeft recent onderzoek bij Utrecht in 2007 uitgewezen. Zie Joosten, J.H.J. 'Fletione, Fectione en Fictione' in: Historische Vereniging Vleuten-De Meern/Haarzuilens 17 nr. 2 1997 pp. 38-42 en het artikel over de Limesweg (Wikipedia, 2008) 16 Plinius Naturalis. Historia III, 3) 17 De Koningstraat begon in Beek bij de Mijlpaal van Trajanus (gevonden in 1621), liep in Nijmegen-West langs de twee Gallo-Romeinse tempels bij het Maasplein via Beuningen, Doddendaal (Romeinse dakpannen), Winssen, Druten (Romeinse dakpannen), Leeuwen naar Wamel. 18 Kakebeeke, A.D. 'Het Nederlandse gedeelte van de Peutinger-kaart' in: Brabants Heem 4 nr. 1 1952 p. 3-13 19 Op de route Nijmegen-Voorburg staat bij Duodecimum 2 knikken in de weg en één afstand. Mogelijk is voorbij Duodecimum Vada zonder afstand aangegeven bij Wadenoijen aan de oude Maasloop (geen pleisterplaats). Idem
17
op de Rijnroute op de PK tussen Castra Hercules en Nijmegen Eist (Tempels) bij de 2e knik. En ook bij de route Nijmegen-Tongeren na Nijmegen, Nijmegen-Heumensoord. (2Cknik) 20 Tacitus, P.C. Opstand der Bataven in: Historiae, boek V, 20/21, 107 n. Chr. 21 Leemans, C., Romeinsche oudheden te Rossem in de Zalt-Boemelerwaard Hazenberg Leyden 1842 22 Modderman, P.J.R., 'Het oudheidkundig onderzoek van de oude woongronden in het Land van Maas en Waal' in: Oudheidkundige Mededelingen RMO Leiden 32,1951 p. 25-61, zie p. 46 23 Waspik = Waspijck = modderige brug van boomstammen over de oude Maas die de grens vormde tussen Dussen en Waspik, de verbinding tussen Dussen en Meeuwen heet nog steeds De Baan (= oude heerbaan). Volgens Holder's Alt-Celtischer Sprachschatz (online edition) is Caspinio afgeleid van is Caspinio afgeleid van (Latijnse vorm van) Waspik. Ook het Franse Chaspinhac, Haute Loire in Auvergne is ook te herleiden tot Caspinio, de reden is onbekend. 24 Bijvoorbeeld richting de (vermoedde) heerbaan Utrecht-Vianen-Brakel-Heesbeen-Heusden-Sprang CapelleTilburg-Alphen-Hoogstraten-Rumst (Antwerpen zuid)- Bavay (de via Lacina of Langstraat). 25 In Hoog-Meeuwen zijn Romeinse dakpannen en tegels gevonden en in Eethen Romeinse Amforen. 26 In Aalburg/Wijk zijn in 1844 dikke en lange bomen langs elkaar in de bodem gevonden en aan de Polstraat horizontaal liggende plankvormige houtsporen van de Romeinse weg. Voogd, H. 'Romeins Aalburg' in: Brabants Heem 5-IV 1955 p. 110-113 27 Byvanck, A.W., Nederland in den Romeinschen Tijd Brill Leiden 1943 deel 2, p. 385-389 vooral p. 388 28 Voogd, H. 'Romeinse woongronden in het land van Heusden en Altena' in: Westerheem 1955 4 p. 86-91 29 Caspingio is ook een afleiding van de eigennaam Caspius (uit de omgeving van de Kaspische Zee?) 30 Anville, J.-B. Bourguignon d', Notice de l'ancienne Gaule, tirée des monuments romains Parijs 1740 31 Via Reeweg, Haaswijkweg en Vrieseweg (de Romeinse baan ligt hier 5 m onder) en verder via een doorwaadbare plaats over de Thure (zijrivier van de Maastak de Dubbel) te weten Dordracum of Thuredrecht ( Dordrecht) richting de Rotterdamse straatweg na het oversteken van het Swin of Moeras via een doorwaadbare plaats (= Zwijndrecht) 32 In Vlaardingen was aansluiting op de weg naar Monster en verder langs de kust naar de Rijnmond, zoals blijkt uit de Monsterse Mijlpaal tekst. (zie Knippenberg, W.H.Th. & B.H. Stolte, in: Kultuurhistorische Verkenningen in de Kempen deel 2. 1961, aangevende 12 MP afstand tot de mond van het Corbulokanaal in de zee bij Vlaardingen (18 km): A M(ari) A(d) F(lossom) C(orbulonis) m(illia) p(assumm) XII 33 Archeologie Actueel nr. 18 Hazenberg Leiden 2007. 34 Waarschijnlijk van Vlaardingen via Kethel, de Straatweg van Abtswoude, Delft, Moerweg naar Steenvoorde in Rijswijk. 35 Mogelijk is Maurik - dat niet voorkomt op de PK - later in het IA ingevoegd: Trajectum-Maurik = 17 L, Trajectum + Carvo = 22 L. De invoeger heeft verzuimd de 17 L in mindering te brengen van 22 L, zodat 5 L overblijft. 36 Habets, J. 'Découvertes d'Antiquités dans le Duché de Limbourg' in: Publications de la Historique et Archéologique dans le Limbourg X V III1881, p. 162-264 37 Volgens Habets (1881) is Muhlhem, Feresne, zie vorige noot, recente vondsten wijzen naar Dilsen. 38 Catualium komt van Keltisch catul = strijd (Eburonenvesting?), later Hathualium, Hethelium, Heel 39 Volgens Gysseling, M. Toponymisch woordenboek Brussel 1960 is Cuijk (ceuclum = ceucium) afgeleid van het Germaanse Keuk, wat krommen (van de Maas naar het westen) betekent. 40 Blariacum is een afleiding van de Keltische naam Blarus (vgl. Blaricum in het Gooi, Blaregnies) 41 Op 23 januari 358 heroverde Julianus beide Maasforten van Maastricht (Pons Mosae), de Salische Franken mogen in de Kempen komen wonen, de Germaanse taal en cultuur vervangt nu de Latijnse. 42 Habets, J, (zie noot 36) p. 42-60 43 Hardenberg, H. 'Het Limburgsche gedeelte van de Romeinsche heerbaan Keulen Tongeren' in: De Maasgouw 1942 44 In Houthem is de Romeinse baan meermalen teruggevonden, op de Wippelsche Heide bij Berg en Broekem bij Valkenburg zijn veel Romeinse graven ontdekt. 45 Teudurum of Tüddem wordt al in 150 n.Chr door Ptolemaeus vermeld. Het Keltische woord verwijst naar Duitse taal en/of volk, land. Van 1949-1958 Nederlands gebied. Er was een eiken veenbrug (pontes longi) van 1250 meter naar Broek-Sittard en vandaar een weg richting Beek, Haesdal en Maastricht; de Romeinse weg is nog zichtbaar en er zijn Romeinse (munt)vondsten gedaan. 46 Sablonis betekent Zand, het Nettedal (ten oosten van Venlo) bij Leuth/Lobberich is een met zand en zandleem bedekt terrassenland van zand en löss stof van Maas en Rijn. Lobberich is mogelijk afgeleid van Luperiacum naar Lupericus de verdediger van Vetera, waarvan in Kleef een (familie)grafsteen opgegraven is met de tekst: DIIS. MANIBUS. VITALINO. LUPERCO. MILITI. LEGIONIS. TRICESIMAE. ULPIAE. VICTRICIS. MARCUS ULPIUS. VERECUNDUS.
V ervolg noten 46-53 zie p. 39
18
Alle wegen leiden naar Noviomagus En dat komt doordat er wel 20 Noviomagi bestaan. Maar hoe dan verder? Kirsten Zagt, H eerenveen Inleiding Als kind achter in de auto van mijn ouders onderweg naar een vakantieoord in Spanje, was ik al gebiolo geerd door de loop van de Via Domitia, honderden kilometers lang, strak langs de Franse Autoroute. Dat geldt bij nader inzien ook over de Autoroute du Soleil. En de Via Appia, en nog vele andere oude wegen. Die lagen daar al 2000 jaar, over grote afstanden precies daar waar de Franse en Spaanse ingenieurs later de snelweg zouden plannen. Op luchtfoto's is dit nu nog gemakkelijk terug te vinden. Ik heb me lang afge vraagd of deze samenloop nu toeval was, of niet. Ik denk het niet. Ik denk dat de Romeinse ingenieurs even slim waren als wij, en aanzienlijk praktischer ingesteld. Ik heb dat gevoel geijkt aan de hand van een kleine studie naar, en een lange wandeling langs, de Romein se waterleiding van de Eifel naar Keulen. Als ontwerper en waterleidingingenieur heb ik aan dergelijke projecten zelf ook meegewerkt. Wij hadden het in CCAA (Keulen) niet veel anders of beter gedaan. Ik ga ervan uit dat hetzelfde ingenieursbureau in de eerste eeuw ook de infrastructuur voor wegtransport heeft ontworpen. In het prachtige boek De Peutinger-kaart en de lage landen1 las ik de buitengewoon interessante bijdragen over de vraag waar de Pataviaroutes van de Peutinger-kaart in werkelijkheid hebben gelopen. Het is leuk om te zien dat we ons in alle mogelijk bochten wringen om varianten te bedenken die allemaal misschien wel inpasbaar zijn. En om te bewijzen dat de familie Delahaye ernaast zit, of juist niet? Op basis van de op dit moment beschikbare informatie is het mijns inziens mogelijk om nog tientallen andere varianten te ontwikkelen. Ik ben hierdoor gefascineerd geraakt. Belangrijk voor mijn eigen gedach tevorming waren, naast mijn oude vakantieherinneringen, ook de twee gidsen van Guy Raskin,2 die laat zien datje over veel oude Romeinse wegen in België, Duitsland en Luxemburg gewoon kunt fietsen. Som mige Peutinger-kaartroutes, en ook die van Ravennas en het Itinerarium Antonini evenals de bijbehorende plaatsen en vondsten, zijn ook vandaag nog buiten fysiek terug te vinden. Het gaat dan niet zozeer om het fysieke materiaal waarvan het wegdek is gemaakt, maar de route op zich. Doelstelling Ik vond het allereerst aardig om eens te kijken of ik een geografisch informatiesysteem kon maken van de wegen uit de oude reisgidsen, die nu nog zichtbaar bestaan. Daarmee hoopte ik een gereedschap te kunnen ontwikkelen, dat van dienst kon zijn bij de zoektocht naar de Pataviaroutes, en eventueel andere geschied kundige vragen. Werkwijze Met Google-Earth heb ik aan de hand van allerlei toponiemen in heel West-Europa opgezocht waar Ro meinse wegen kunnen hebben gelopen. Ook heb ik op "www.hetgeheugenvahNederland.nl" gezocht naar oude landkaarten, om te kijken of er vroeger toponiemen op die kaarten stonden, die inmiddels weer zijn verdwenen. Deze slag kan overigens nog veel diepgaander worden uitgevoerd dan ik heb gedaan, zeker waar het kaarten buiten Nederland betreft. Ten slotte heb ik veel locaties waar ik terechtkwam gegoogled, op zoek naar (lokale) publicaties over het Romeinse verleden. Op die manier heb ik in de Pyreneeën een route kunnen reconstrueren puur gebaseerd op de teruggevonden mijlpalen. De straatnamen alleen gaven onvoldoende aanknopingspunten. Zo zullen klassieke reizigers het overigens ook gedaan hebben. Ik heb de resultaten tegen de achtergrond van de luchtfoto met labels ingekleurd, wegen geel, plaatsen paars. In de meeste gevallen staat een geel label op het eerste kruispunt voor en na een Romeins toponiem voor een weg. In zeldzame gevallen heb ik logische ontbrekende stukken geëxtrapoleerd en ingevuld. Dus tussen twee gele labels in mag men van Google Earth een Romeins straattoponiem en tegelijkertijd geen andere straatnaam verwachten. Daarnaast hebben specifieke locatietoponiemen (bv. een dorpje heet Rue, Strass, Chaussee, Maison) rode labels. In sommige situaties heb ik ook intemetverwijzingen (bv. www.saalburgmuseum.de) met witte labels aan het bestand kunnen toevoegen. Germaanse limesforten zijn als kruisen weergegeven, de limes zelf is paars. Forten en belangrijke Romeinse locaties in Nederland zijn groen gelabeld. Ten slotte is een aantal vermoedelijke tracés opgenomen met kleine, blauwe of witte labels. Ik ben begonnen met de plaatsnamen van de Peutinger-kaart in het huidige België en Noordoost-
19
Frankrijk, aangevuld met Nederland (voor zover mogelijk) en de Duitse limesstreek. Informatie in Spanje, Engeland, Italië, Oostenrijk, Zwitserland en Kroatië is nog incompleet. Tijdens het zoeken ben ik er achter gekomen dat ook Google nog steeds bezig is met het verwerken van straatnamen in Google Maps en Google Earth. Er komen er steeds meer bij. Ook de achtergrond wordt dus steeds beter. Het is wachten op goede geogerefereerde historische kaarten. Zie de figuren. Gebruikte toponiemen - chaussee brunehaut; - (oude) Romeinse weg/straat/kassei/dijk, etc.; - heerbaan, heirbaan, heirstraat, heerstraat (her-, hers-, here-, heren-,); - (alte) roemerstrasse, roemerweg; - heerstrasse, heerweg, heirstrasse, heirbahn; - voie/chemin/chaussee romaine/cesar/etc.; - via domitia/domitiana/agrippa/agriffa/etc.; - maison rouge/blanche, steenakker/steinacker, etc.; - (rue de) kiem (Luxemburg), Engelse en Italiaanse toponiemen; - plaatsnamen uit de Peutinger-kaart, Ravennas en I. Antonini; - plaatsnamen uit Caesar, Cicero, Tacitus, etc.; - overige.
CaslelhimFle
Int..' Ponti-ScJldl
Belgica
Voorlopige resultaten en enkele conclusies • Een aanzienlijk aantal verbindingen en locaties die je op grond van de antieke reisgidsen mag veron derstellen, is nog steeds onder een herkenbare naam aanwezig. • Dat niet alle wegvakken met hun Romeinse naam zijn overgeleverd doet hier niets aan af. Op de lucht foto is goed te zien waarom sommige oude wegen verdwenen zijn. Voorbeelden van oorzaken zijn ombouw tot nieuwe weg, ruilverkavelingen, overstromingen, nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en ontginningen.
20
• Vooral in grensstreken blijkt dat toponiemen tussen Frankrijk, België, Luxemburg en Duitsland naad loos op elkaar aansluiten. Voie Romaine (F) wordt Chaussee Brunehaut (F, B), wordt Kiem (L, afge leid van chemin), wordt Römerstrasse (D), wordt Heerweg (B, D, N). Alle gevallen van Maison Rouge (Mansio) liggen langs Romeinse wegen. Dit duidt erop dat ook deze naamgeving geen toeval is. Vraag: is er een toponiem voor Mansio in het Nederlands? Er moeten in Nederland Mansio's zijn ge weest (tenminste, als er hoofdwegen zijn geweest). • Op enkele plaatsen in Duitsland loopt een Heerbahn parallel aan een Römerstrasse. Ook komt het in België voor dat een heirstraat over een Romeinse vondst heen loopt. Hieruit blijkt dat de benaming "Heerstraat" en varianten daarop, niet onherroepelijk verwijzen naar een Romeins verleden, zoals wel wordt beweerd. In de meeste gevallen worden echter de benamingen "Heerstrasse" en "Römerstrasse" (en varianten en vertalingen) afwisselend voor dezelfde tracés gebruikt, terwijl ze ook worden ge noemd in de antieke reisgidsen. • In nieuwbouwwijken komen Romeinse namen voor die niets te maken hebben met oude wegstructuren. Dat is herkenbaar aan het feit dat het geen doorlopende wegen zijn, en dat parallel- en dwarswe gen ook oudheidkundige namen hebben. • Romeinse wegen zijn meestal niet kaarsrecht, maar ze volgen het landschap, behalve in Engeland, langs de grensstreek Frankrijk-België, en op enkele andere plaatsen. Het lijkt erop alsof de kruispunten van Bavay, Reims, Amiens, Tongeren, Keulen en nog een paar, bewust zo systematisch zijn aange legd. Veel overige wegen zullen rond het jaar 1 al lang bestaan hebben. Ik ben benieuwd of die kaars rechte wegen zijn gebouwd onder dezelfde bouwmeester. Die is dan misschien ook in Saintes, München en Engeland bezig geweest. Kijk maar. • De vele fragmenten van wegen bij de limes in Duitsland lijken pas een duidelijke logische structuur te hebben als ook de limesforten in beeld worden gebracht. Het zijn toegangs- en verbindingswegen naar en tussen die forten. Indien de limes daadwerkelijk moet worden doorgetrokken door Nederland, zou je een vergelijkbare wegstructuur moeten kunnen terugvinden, met vertakkingen naar alle al dan niet teruggevonden forten. Heeft iemand daar een bestand van? • In Nederland levert deze aanpak o.a. op dat de bekende "mijlpalenweg" van Naaldwijk naar Den Haag veel verder door zou moeten lopen, via Velsen (!) naar Bergen aan Zee, langs de duinen. Dan kan de opmerking van Joep Rozemeyer over de afstand tussen de kust en Lugdunum3 worden verklaard: de ontbrekende 60 km zou een " heen-en-weertje" naar het noorden kunnen zijn, langs de vlootbasis van Velsen. Deze oude heerweg staat overigens ook deels op een oude kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland.4 • Een andere oude kaart van Brabant5 zegt dat er ook nog een heerbaan is geweest ongeveer tussen Cuijk en Empel langs Grave (de Graaff). In het verlengde daarvan liggen de Langstraat, Rompert (bij Empel), en h e t" Oude Straatje" (ook Romeinse toponiemen?); • Vanaf de linker Maas-heerbaan bij Maaseik loopt -m et enkele onderbrekingen vanwege ontginningeneen heerbaan/heerstraat/Romeinse weg/Romeinse dijk over Bree en Neerpelt linea recta richting Alphen en dan als Maastrichterweg (lokaal ook als Romeins beschreven) verder richting de Heerbaan in Breda. Wellicht is er bij Kesteren (Breda) een kruispunt terug te vinden, met aftakkingen naar Rijsbergen en Antwerpen (Miksebaan) en naar het Noorden (via Den Hout?). • Afstanden die worden genoemd in de antieke routeplanners kunnen nu worden getoetst aan de hand van het werkelijke verloop van de wegen. Hiermee kan de Deltafactor van Hans Wijffels6 worden ge nuanceerd, • Hans Rombaut heeft gepubliceerd over het veronderstelde terugvinden van Portus Itius in de buurt van Slack bij Wissant.7 Volgens mijn informatie is dat niet logisch, aangezien deze plek niet aan een Ro meinse weg ligt. Die gaan naar Boulogne en naar Sangatte. • Het Noviomagus/Noyon van Delahaye ligt op de weg van Soissons (Augusta Suessionum) naar Amiens (Samarobriva), en niet op een weg richting Keulen, Neuss, Bonn (Agrippina, Novesiae en Bonnae).8 Beide wegen zijn nog zichtbaar.
21
Limes Germania
Ik ben ervan overtuigd dat de Romeinse bouwers zeer rationele overwegingen hadden, precies zoals mo derne ingenieurs (waar ik er ook een van ben) werken. Steden, forten, havens en wegen moeten daarom in een en dezelfde structuur kunnen worden ingetekend. Pas dan kan een begrijpelijk overzicht worden ge maakt. Dat overzicht moet logisch in elkaar zitten. Mijn voorstel is om te onderzoeken of de sporen uit mijn bestand kunnen worden gebruikt als onderlegger voor het zoeken naar de Pataviaroutes als verbin ding tussen forten, havens en andere infrastructuur. Naast het rustig doorgaan met deze inventarisatie en bouw van een basisbestand, zou ik willen proberen om enkele verbeteringen te ontwikkelen. De eerste zou zijn om de teruggevonden oude wegstructuren in het GIS van Google Earth te vertalen naar polygonen, zodat we ermee kunnen rekenen. Dan zijn de werkelijke geografische afstanden gemakkelijk uit te reke nen. Dit zou een afstudeeropdracht voor een academisch student kunnen zijn. Over mijzelf Ik ben biotechnoloog (Wageningen UR, 1990) en werk als productontwikkelaar bij ingenieursbureau Bareau te Heerenveen (www.bareau.nl). Ik houd mij bezig met water- en energietechnologie, en daarnaast met geografische informatiesystemen. Ik ben geen archeoloog, maar slechts een welwillende amateur. Ik streef niet naar een wetenschappelijke aanpak, maar naar een optimale werking van het gezonde verstand. 1Maas, A. & A. Jochems (red.) De Peutinger-kaart en de Lage Landen Papieren Tijger / SEM Bavel Breda 2007 2 Raskin, G. De Gallo-Romeinse cityhopper Elmar Rijswijk 2008 en Fietsen op Romeinse heirwegen: een 600 km lange fietsroute in negen etappes door Frankrijk, België, Nederland en Duitsland Elmar Rijswijk 2006 3Rozemeyer, J. 'De Pataviaroutes in Brabant en Vlaanderen' in: De Peutinger-kaart en de Lage Landen, 2007, p. 77 4http://www.geheugenvannederland.n1/7/nl/items/KONBO l:226/&p=l&i=l&st=Riinland%20hoogheemraadschap& sc=Rijnland%20hoogheemraadschap%20and%20isPartOf%20=%20KONB01/. " http://www.tJeheugenvannederland.nl/?/nl/items/KQNB01:238/&p=1 &i=8&st=Brabanl&sc=Brabant%20and%20is PartOf%20=%20KONBO 1/. 6Wijffels, H. 'Romeinse wegen in Nederland' in: De Peutinger-kaart en de Lage Landen, SEM 2007, p. 41-71. 7 http://www.bloggen.be/iulius caesar in belgie/archief.php?ID=119 8 Delahaye, A. De Ware Kijk Op ...D eelI Zundert 1984, p. 115
22
Archeo-logica bij Tolkam er R uud van Veen, Groningen Om redenen die hier niet belangrijk zijn dwaal ik wel eens over een begraafplaats, vooral de Zuiderbegraafplaats bij Groningen. Ik w eet niet of ik alle grafmonum enten op die begraafplaats wel eens bekeken heb, m aar ik durf blindelings te zweren dat er geen enkel m onum ent bij is w aarop staat dat de overledene is begraven op de Zuiderbegraafplaats bij Groningen. Waarom zou men een grafmo num ent duurder maken met onzinnige informatie? Ik w eet ook zeker dat er op de Noorderbegraafplaats geen enkel m onum ent is w aarop staat dat de overledene is begraven op de Noorderbegraafplaats bij Groningen en dat er op de Selwerderhof geen steen is w aarop staat dat daar iemand ligt die op de Selwerderhof bij Groningen is begraven. Ik w eet zeker dat er geen enkel grafm onum ent in de hele w ereld is dat zegt op die en die begraafplaats daar en daar opgericht te zijn, domweg omdat de bezoeker van de betreffende dodenakker wel w eet w aar hij is. En ik w eet niet alleen zeker dat zo'n m onum ent nu niet bestaat, m aar dat het ook nooit bestaan heeft. Maar dan ben ik toch mooi abuis. W ant volgens archeologen bestaat zo'n m onum ent wél. In de jaren dertig van de vorige eeuw heeft men bij baggerw erkzaam heden in De Bijland ten w esten van Tol kam er een m onum ent gevonden w aarop staat dat soldaat Mallius in Carvium bij de dijk begraven ligt. Een gewone sterveling zou daaruit concluderen dat de plaats Carvium in ieder geval niet in De Bijland heeft gelegen, m aar archeologen hebben het m onum ent een grafsteen genoemd en zijn er van uit gegaan dat de Romeinen wél zo gek w aren om op een grafsteen bij Carvium te zetten dat hij een grafsteen bij Carvium is.1 Zodat de legionairs niet zouden gaan denken dat ze in Rome waren. Of hebben we hier te maken m et soldatenhumor? Ik denk gewoon m et archeologen-logica. Tot zo ver de wetenschap. Nu de vraag w aar Carvium werkelijk gelegen heeft. Volgens de heren De lahaye is de steen het bewijs dat de Patavia-routes van de Peutinger-kaart niet in Nederland gelegen hebben, w ant Carvium komt op die routes niet voor.2 Dit noem ik Delahaye-logica. Delahaye-logica is te vergelijken m et archeologen-logica en taalkundigen-logica. Wie iets van het verleden wil be grijpen kan m aar het beste vertrouw en op zijn eigen boerenverstand. Als alle plaatsen die niet op de Peutinger-kaart staan (m aar w aar wel Romeins gevonden is) gebruikt gaan w orden als bewijs dat een route ergens anders heeft gelegen, dan kunnen de Romeinse reisgidsen zo de prullenbak in. Dan kan er namelijk geen enkele route w aar dan ook gelopen hebben. In beginsel kan Carvium overal in het toenmalige Romeinse rijk gelegen hebben, m et uitzondering van De Bijland natuurlijk, m aar iedereen neem t aan, blijkbaar ook de heren Delahaye, dat de plaats toch in het Nederlandse rivierengebied gezocht m oet worden. Als ze op een beschreven route had gestaan, dan was dat waarschijnlijk met de ablativus van de plaatsnaam, dus als Carvio. In die vorm komt de naam ook voor op het m onum ent voor Marcus Mallius.3 Nu is er toevallig op de bovenste Patavia-route een naam die er op lijkt: Caruone. Ik acht het heel goed mogelijk dat hier eigenlijk Caruio had m oeten staan. Op de Peutinger-kaart zijn nogal w at fouten gemaakt. Zo is bijvoorbeeld de stad Ingenia (nu Avranches) op de kaart terechtgekom en als Legedia. De stap van Caruio naar Caru one is in ieder geval niet gekker. Verder zijn veel afstanden op de kaart verm inkt en de rode lijnen zijn soms verkeerd getrokken of ten onrechte weggelaten, w aardoor sommige routes onbegrijpelijk zouden zijn als we niet hier en daar steun hadden van het Itinerarium Antonini. Helaas deugen de lijnen in de b uurt van Caruone ook niet. Al zeventig jaar geleden wees B.H. Stolte jr. er op dat Nijme gen niet in de 'bovenste' Patavia-route gelegen kan hebben.4 Op de 'limesweg' van het Itinerarium Antonini kom t Nijmegen dan ook niet voor en de resten in De Bijland, de Loowaard en bij Meinerswijk wijzen er op dat die weg gewoon langs de (toenmalige bedding van de) Rijn liep. Op de Peutin ger-kaart w ordt echter gesuggereerd dat 'Nouiomagus' aangedaan m oest worden. Nijmegen (west) hoort echter op de 'onderste' Patavia-route thuis. De tekenaar of kopiist van de kaart heeft de ver binding Castra Herculis - Arenatio weggelaten en daarm ee voor extra moeilijkheden gezorgd op de toch al zo problem atische Patavia-routes.
23
Met de conclusie van Stolte ben ik het eens: de Peutinger-kaart geeft rond Nouiomagus een onjuiste voorstelling van zaken. Met Stoltes oplossing (hiernaast) ben ik het echter geheel niet eens. Hij ziet in Carvone het dorp Kesteren, veronderstelt bij Haalderen een wegsplitsing die hij 'Trivium' noem t en beschouw t Castra Herculis als de Hunerberg bij Nijmegen. Volgens mij is er echter het volgende gebeurd: Op het origineel dat aan de Peutinger-kaart ten grondslag lag was de situatie correct weergegeven. Echter, de tekenaar van de Peutinger-kaart heeft dat origineel niet erg goed gevolgd. Bij het natekenen gebruikte hij hier en daar te veel ruimte, w aardoor andere delen van de kaart in de verdrukking kwamen. Wie een blik w erpt op het deel Gallia van de Peutinger-kaart kan die verdichtingen en verdunningen duidelijk zien. Op de tekeningetjes hieronder is te zien w at m.i. het probleem was. Er had tussen Castra Her culis en Arenatio nog een verbinding getekend moeten worden, m aar dan had de naam van Nouio magus er niet m eer tussen gepast. De tekenaar koos in dit geval voor de naam, en niet voor het v er bindingslijntje m et afstand. Het is leuk om na te denken over de moge lijkheid dat zijn keus anders was uitgevallen. Er had dan geen enkele schriftelijke bron uit de oudheid bestaan w aarin dit 'Noviomagus' was voorgekomen. Zou onze geschiedschrij ving er anders door geworden zijn? Zou Albert Delahaye een ander leven hebben gehad? En zou de SEM hebben bestaan? Zou men beseft hebben dat m et het naamloze symbool Nijmegen-west w erd aangeduid? Dat staat helemaal niet vast. Elders op de kaart bevindt zich een naamloos symbool waarbij ik zelf een naam heb m oeten zoe ken. Het bleek Solimariaca te zijn, de oude naam van Soulosse-sous-St.-Elophe.5 Volgens de oplossing die op de tekeningetjes in beeld is gebracht zijn de resten in De Bijland niet van Carvio of Carvone, m aar van Castra Herculis. Deze plaats lag bij Tolkamer aan de splitsing van de Rijn en de Waal. Toen de loop van de rivieren veranderde is ze weggespoeld. De resten ervan zijn een stukje stroom afw aarts teruggevonden. Castra Herculis lag op acht Gallische mijlen van Nouio magus en drie mijlen van Arenatio, een nederzetting aan de noordw estkant van Kleef. De afstand van daar naar de wijk Biezen bij Nijmegen is inderdaad tien mijl. De afstanden rond Nouiomagus kloppen dus. Wie vanuit Castra Herculis de Rijn stroom afw aarts volgde kwam na dertien mijlen in Caruone. Als ook die afstand klopt, dan is dat de tegenwoordige plaats Driel. Daar, bij de dijk, w erd soldaat Mallius begraven. Vijfendertig jaar oud was hij. Misschien heeft hij in zijn laatste ogenblik ken gedacht aan zijn jeugd in Genua, aan de zonnige Middellandse Zee. Zijn standplaats was Castra Herculis, op de plaats w aar de Waal zich afsplitst van de Rijn. Zoals afgesproken w erd daar door twee van zijn maten, die zijn bezittingen hadden geërfd, een gedenksteen geplaatst. Die staat nu in Museum het Valkhof in Nijmegen. 1http://www.livius.org/ga-gh/germania/carvium.html 2 http://web.inter.nl.net/hcc/Gbm.Delahaye/limes/carvium.htm 3 zie bijvoorbeeld T. Bechert: De Romeinen tussen Rijn en Maas Dieren 1983, p. 83. 4 Stolte jr., B.H. 'De Romeinsche wegen in het land der Bataven en de Tabula Peutingeriana' with postscripts by H. Hettema Jr. & F. Kroon, in: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel 55 Amsterdam 1938, p. 700-722. 5 Veen, R. van 'Solimariaca' in: SEMafoor 3-3 van augustus 2002, p. 20 -23
24
Varus in West en Oost A d Maas, Leende De van de Romeinse bestuurder en veldheer Varus wordt in ons deel van de wereld meestal gekoppeld aan de Varusslag (9 n.Chr). Enkele vragen staan dan centraal: waar vond die slag plaats?, wie vocht tegen wie?, hoe verliep die genadeloze veldslag? en wat te denken van een tocht en veldslag circa 15 n.Chr. Deze vragen krijgen in 2009 veel aandacht, ook in dit artikel. In Duitsland zijn er liefst drie tentoonstellin gen (in Kalkriese, Haltern en Detmold) onder de titel "Imperium-Konflikt-Mythos"Uiteraard komen er ook drie afgestemde boeken uit over het tentoongestelde, met achtergrondartikelen; ook is er een uitge breid programma van festiviteiten, waaraan ook Herman van Veen deelneemt (www.imperium-konfliktmvthos.de). Op deze zaken komen we eind 2009 terug. De historie kort belicht Drusus begint in 9 v.Chr. aan een militaire operatie om het vrije Germanië in te lijven en er een Romeinse provincie van te maken: hij bereikt de Elbe en komt op de terugweg om het leven, geen fraai voorteken. In 2009 blijkt zijn zogenaamde Drususgracht (de IJssel tussen Doesburg en Arnhem) overigens een interes sante historische vergissing.' Tiberius neemt de leiding over, sluit onder meer 'vriendschapsverdragen' en Rome gaat ervan uit dat er een provincie bijgekomen is. Wat dacht Varus ervan? Van één kant zien we dat er toch maar liefst drie legioenen beschikbaar zijn en van de andere kant lijkt hij zijn rol te zien als bestuurder-rechter. De ongenadige slag van 9 n.Chr. vindt plaats in 'saltus teutoburgiensis', in de zestiende eeuw gedacht in het gebied Osning, dat vanaf toen Teutoburger Wald genoemd werd. Als Kalkriese wer kelijk de plaats is van de Varusslag dan vond de slag in elk geval niet in dat gebied plaats. Er volgen in de jaren 14-16 n.Chr. militaire operaties (afstraffing, wraak, een zeker eerherstel) onder aanvoering van Germanicus, maar in 16 n.Chr. maakt de inmiddels keizer geworden Tiberius een einde aan de 'Germaanse ambitie'. In 1507 wordt een kopie van dq Annalen van Tacitus ontdekt in het klooster Corvey (gebouwd op Romeinse fundamenten en waarschijnlijk voortzetting van de Franse abdij Corbie), een belangrijke bron in verband met de Varusslag. Merkwaardig is wel dat Tacitus er in Germania geen aandacht aan besteedt. Mommsen oppert rond 1900 voor het eerst als mogelijke Varusslag-locatie de omgeving van BramscheKalkriese. Het is wel van belang om te vermelden dat de natuurwetenschappelijke technieken om de ou derdom van het daar gevonden materiaal te meten, niet toepasbaar, laat staan datering op het jaar af nauw keurig. Ik citeer uit de Museumgids: "Dendrodatierung und C14 funktionieren in Kalkriese nicht. Am Kalkrieser Berg findet man weder massive Hölzer noch geeignete C14 Proben." In feite is een aantal Varus-munten de belangrijkste dateringsmogelijkheid naast enkele andere typologieën van vondsten. Niet zo'n sterke basis dus. Tiberius en Varus komen we ook tegen in het Oosten, in de geschiedenis van SyriëPalestina: Jezus van Nazareth was hun tijdgenoot. Het gaat dus om een korte periode in de geschiedenis, maar wel een van duizelingwekkend belang. De benadering van Heinz Ritter-Schaumburg Van Heinz Ritter-Schaumburg (1902-1994) is het boek Die Nibelungen zogen nordwärts erg bekend. In 2007 verscheen de derde druk. Het Thidrekssaga-Forum (Bonn) is met het tijdschrift Der Berner en met tot nu toe vijf boeken een gevolg van Ritters meeslepende boek. In SEMafoor wordt regelmatig bericht over het werk van het betreffende forum (een groep onderzoekers). Dat werk is namelijk ook voor de ge schiedenis van de Vroege Middeleeuwen in de Lage Landen van groot belang. Dat dit werk niet opge merkt of genegeerd wordt, is typerend voor Nederlandse en Vlaamse historici en archeologen die zich bezig (zouden moeten) houden met de Vroege Middeleeuwen. Ze zijn eigenlijk voornamelijk bezig met archiefmateriaal vanaf de twaalfde eeuw van kloosters en abdijen. De meer hachelijke terreinen2 worden vermeden. Vlak voor het herdenkingsjaar van de Varusslag (0009 - 2009) is van Ritter-Schaumburg een boek uit de lucht komen vallen Hertnann der Cherusker. Die Schlacht im Teutoburger Wald und ihre Folgen fü r die Weltgeschichte. Een zeer opmerkelijk boek, niet alleen vanwege een goede analyse van de primaire bron nen maar ook omdat het Kalkriese-verhaal - dat zo onweerlegbaar lijkt- toch wat losser komt te staan en omdat blijkt dat dit boek over de Varusslag niet los staat van Ritters visie op de tocht van de Nibelungen. Ritter moet dit boek geschreven hebben in de laatste fase van zijn leven, in elk geval na 1987. Er is over
25
de Varusslag heel veel geschreven, maar het boek van Ritter neemt in die bibliotheek een bijzondere plaats in. De antieke bronnen in verband met de Varusslag In een publicatie van het museum in Kalkriese Arminius, Varus und das Schlachtfeld von Kalkriese zijn de antieke bronnen in verband met de Varusslag opgenomen. Dat zijn geschriften (uiteraard indien ze authen tiek en betrouwbaar gekopieerd zijn) van Velleius Patercullus, Tacitus, Florus en Cassius Dio. Ritter voegt er nog een bron aan toe, namelijk Frontinus wiens opmerkingen aansluiten bij die van Patercullus, Tacitus en Florus. Velleius Patercullus Tacitus (Annalen) Florus Cassius Dio Frontinus
Geboren 20 jaar v.Chr. 55-120 n.Chr. l e helft 2e eeuw 162/163 n .C h r.-? 41 n.Chr. ? - 1 0 3 n.Chr.?
Die Niederlage des Varus Der Sommerfeldzug des Jahres 15. n.Chr. Die Niederlage des Varus Die Schacht im Teutoburger Wald Stratagematon libri III
Heinz Ritter-Schaumburg becommentarieert deze bronnen en dan worden enkele zaken duidelijk: 1. Het verslag van Cassius Dio (uit de tweede eeuw) wijkt duidelijk af van de verhalen uit de vroegere bronnen (uit de eerste eeuw) 2. Theodor Mommsen heeft de weergave van de Varusslag van Cassius Dio tot uitgangspunt genomen (rond 1900) en noemt als eerste de omgeving boven Osnabrück 3. De autoriteit Mommsen heeft een grote invloed gehad op de latere geschiedschrijving; je krijgt eigen lijk het bekend probleem: 1000 mensen vertellen hetzelfde verhaal en dat suggereert dan een massieve traditie waar niets tegenin te brengen is. Ritter brengt echter indringend naar voren dat de oudste bronnen de Varusslag koppelen aan een aanval op het zomerkamp van Varus en dat Cassius Dio een tocht van enkele legioenen beschrijft met omvangrijke legertrossen, een tocht die door allerlei omstandigheden op een verschrikkelijk drama uitliep. Ons beeld van de Varusslag is bepaald door Cassius Dio en dat beeld is ontegenzeglijk aannemelijk te maken met het archeologisch in Kalkriese. De vraag is dus niet of er in en bij Kalkriese een veldslag heeft plaatsgevon den, maar wel: wat voor een veldslag en welke? Er is een alternatieve en toch wel bekende opvatting dat de zogenaamde Varusslag in 9 n.Chr. in feite een veldslag was tussen twee Romeinse legereenheden die met elkaar in conflict waren en slaags raakten. Wellicht een schokkende bevinding voor mensen die het oorlogsbeeld van Romeinen contra Germanen in hun hoofd hebben, maar de laatste decennia is toch wel in brede kling doorgedrongen dat de Romeinse legioenen vol zaten met barbaren en zeker ook met allerlei soorten Germanen. Diepere strekking van de alternatieve interpretatie is dat we niet te makkelijk moeten denken in termen van Germaanse superioriteit, en deze gedachte is natuurlijk ooit levensgevaarlijk ge weest. Het bijzondere aan het boek van Ritter is nu dat hij niet het zwaartepunt van de interpretatie bij Cassius Dio legt, maar juist bij de andere auteurs. Het gevolg is dat hij de locatie van de Varusslag ergens anders vast stelt maar dat hij niet hoeft te ontkennen dat Kalkriese een veldslag van bloedig formaat heeft gekend. Deze kwestie werd voor mij nog spannender toen ik het artikel 'Von Drusus bis Varus' las in Archäologie in Deutschland. Daarin wordt gezegd dat er in Kalkriese grondig onderzocht wordt maar dat er weten schappelijk gezien geen vergelijkbaar opgravingsmateriaal is. Dat leidt tot allerlei methodische vragen. Als grootste probleem wordt het volgende genoemd: "Vor allem das Problem ob es sich wirklich um das Schlachtfeld von 9 n.Chr. oder um eines der Jahre 15/16 handeln könnte." Dit is een opzienbarende uit spraak. Het kan dus zijn dat Kalkriese een omvangrijke slag heeft gekend, maar niet in 9 maar in 15/16 n.Chr., en dat de plaats van de werkelijke Varusslag toch ergens anders gezocht moet worden. De situatie wordt dan als volgt: Germanicus was in in 15/16 n.Chr inderdaad op weg naar de plaats van de ondergang van Varus (die tocht zou dan vooral aan de orde zijn bij Cassius Dio) maar de werkelijke plaats van Varus' nederlaag ligt ergens anders. Die plaats was een relatief duurzaam zomerkamp en daarop zijn de beschrij vingen van Patercullus, Tacitus, Florus en Frontinus veel meer van toepassing. Voor een gigantische tocht van Varus hebben we alleen maar gissingen, maar voor die van Germanicus kunnen we zonder meer een geldige reden bedenken. Het is de verdienste van Heinz Ritter dat hij dit probleem zo treffend in beeld heeft gebracht. Overigens: ook Germanicus moet een zomerkamp gehad hebben, maar de ligging daarvan is (was) tot nu toe ook onbekend. Onlangs is een nieuwe reconstructie van de lokalisering van de campag
26
ne van Germanicus gepubliceerd3 Van zeer tijdelijke marskampen (van legeronderdelen) is nog erg weinig bekend. De Varusslag: Kalkriese of Horn of... Kalkriese is beslist een indrukwekkende locatie en het museum aldaar draagt ongetwijfeld bij aan de in druk dat daar best de Varusslag plaatsgevonden kan hebben. In het boek van Ritter wordt die locatie niet bestreden. Ritter stierf in 1994. De ontdekker van de veronderstelde veldslaglocatie in Kalkriese, de En gelsman Tony Clunn, begon met zijn onderzoekstochten in 1987 en pas in 1999 werd begonnen met de bouw van het museum. Toen Ritter zeer oud en overleden was, kwam het grote 'overtuigende' archeologi sche onderzoek op gang. De visie van Ritter is ontstaan en uitgewerkt onafhankelijk van de vondsten in Kalkriese en van de publiciteit en public relations dat nu de locatie van de Varusslag wel vast stond. Ik vraag me wel af waarom de tekst van Ritter klaarblijkelijk zo laat is uitgegeven. In Hertnann der Cherusker komt Ritter tot de bevinding dat het zomerkamp van Varus, dus de plaats van de Varusslag volgens zijn hypothese, plaatsgevonden moet hebben in de omgeving van Hom. Hij zegt het zo: "Hom liegt unmittelbar hinter der Bergkette des Teutoburger Waldes, unweit den Extemsteinen, an dem grossen, alten, durchgehenden Femweg von Rhein über die heutigen Orte Soest - Paderbom - Hameln - Hildesheim - Magdcburg (heutige Bundesstrasse 1), auf der Wasserscheide zwischen Werre und Emmer, in ebener Talbreite." Het is overigens interessant wat Ritter allemaal moest doen om aan gegevens over opgravingen in Hom te komen. Het gaat vooral over de vondsten van hoefijzers uit de Romeinse tijd. Opmerkelijk maar niet verwonderlijk is dat hij dus duidelijk in de buurt komt van de noordwaartse tocht van de Nibelungen en dat de locatie ligt nabij de Romeinse weg vanuit de regio Keulen over Soest naar Corvey aan de Weser. Op dit moment wordt het bestaan van deze verbinding in brede kring aanvaard. Er is nog wel een felle discussie over de vraag of de abdijkerk van Corvey in oorsprong een Romeins gebouw is geweest. Op dit vraagstuk zullen we in SEMafoor nog apart temgkomen. Veel belangrijker in het kader van dit artikel is de wijze waarop Ritter tot zijn bevinding komt. Kortom: in het begin van de eerste eeuw lag er een belangrijke weg van de Rijn naar de Weser en waarschijnlijk zelfs naar de Elbe. Er moeten tal van andere wegen bestaan hebben, onder meer naar de bergbouw in Sauerland. In Soest (voorbij Dortmund) was er een belangrijke Romeinse loodindustrie. Er was een provincie Germania, min of meer in wording. Formeel was de inlijving een politiek feit, maar de praktijk van Arminius c.s. zag er wel wat anders uit. Varus was de grote man die dat karwei zou klaren. Dat hij met zijn legioenen (met aanhang) niet al te ver van grote en betrouwbare verbindingen een zomerkamp inrichtte lijkt logisch. In zijn boekje Das Geheimnis der Varusschlacht (2006) komt Peter Oppitz met zijn visie op de Varusslag in Paderbom uit. Zijn visie komt sterk overeen met die van Ritter-Schaumburg. Maar Hom en Paderbom zijn niet de enige alternatieven. Emst Jung behandelt in zijn boek De Germanen. Bloei en neergang van de bedwingers van het Romeinse Rijk uiteraard de Vamsslag die hij als volgt loka liseert: "Wie uit Paderbom of uit Detmold over Hidessen door het Teutoburger Woud naar Oerlinghausen rijdt door dat deel van Osning, dat mogelijk het toneel van de slag tegen Varus is geweest, vindt op de helling van de Oerlinghausen-Barkhausener Tönsberg ten noorden van de Dörenschlucht en beneden een Cheruskisch-Saksische vluchtheuvel een Germaanse hoeve." Oerlinghausen dus, maar de plaats wordt wel voorzichtig geopperd. Zo zijn tal van andere plaatsen genoemd, vaak op basis van een combinatie van landschappelijke elementen, toponiemen en hydroniemen, en archeologische vondsten. Zo werkend ont staat er iets aannemelijks, maar een wetenschappelijke verantwoorde bewijsvoering is toch iets anders. Detmold is ook vaak verdedigd. Eigenlijk zou een studie van de ooit serieus geopperde mogelijkheden (meer dan 700 volgens Mommsen) erg interessant kunnen zijn Hier zien we dan weer het volgende verschijnsel in het historisch onderzoek: betwijfelen of een bepaald gebeuren daar en daar (volgens de conventie) plaatsgevonden heeft, is moeilijk maar vaak toch gemakkelijker dan een overtuigend alternatief presenteren. Albert Delahaye bijvoorbeeld zou er van mee moeten kunnen praten. Varus als bestuurder en rechter De Varusslag kan men ook zien in het kader van het gehele toenmalige Romeinse Rijk. Dezelfde personen spelen in Oost en West een hoofdrol. En juist Vams zien we in beide delen van het rijk op de voorgrond staan: in het Oosten rijst zijn ster en in het Westen stort hij zich in zijn zwaard. De Vamsslag was het sluitstuk van een loopbaan die een klassiek drama waard is. Meestal wordt Vams ten tonele gebracht als degene die het onderspit moest delven tegen de grote Germaan Arminius die Romeins staatburger was en ook erg vroegtijdig aan zijn einde kwam. In een oude Geschiedenis van Friesland (1874) kwam ik de vol
27
gende typering tegen: "Quintilius Varus, Stadhouder in deze gewesten, maakte zich, door zijn trotschheid maar nog meer door zijn vuil ontuchtig gedrag, zeer gehaat bij deze volken, welke bovendien eenen gedurigen wrok tegen de Romeinen, die hunne vrijheid weggenomen hadden, voedden, en telkens gelegenheid zochten, om zich van hunne overheerschers vrij te maken. Hij zoekt de plaats van de slag in het Teutonische of Detmolder woud, in het Paderbomsche." Tussen haakjes: merkwaardig is dat hij spreekt over een Dokkenburg in de Romeinse tijd (waar een krijgskundige oefenschool gevestigd geweest zou zijn) en dat de 'eigenlijke stichting' van Dokkum later 'opgegeven' wordt. Varus wordt hier negatief getypeerd. Varus is ook een belangrijke persoon geweest in de provincie Afrika en vooral in Syrië/Palestina. Ook daarover zijn er schriftelijke documenten. Kijken we vanuit de bronnen naar de persoon van Varus, dan komt er een complex personage naar voren, iemand voor een meeslepend drama. Hij durfde keihard orde op zaken te stellen (hij liet als afstraffing bijvoorbeeld 2800 mensen ombrengen in het huidige Palestina), kreeg onge twijfeld faam als bekwaam bestuurder in moeilijke situaties, en toont ook kanten dat hij gelooft in vrede zonder geweld. Beweerd is dat hij zich in het Oosten enorm verrijkt zou hebben en dat hij graag pronkte met die rijkdom. Zijn familie moet echter al rijk geweest zijn. En het pronken met rijkdom kan ook een zekere educatieve doelstelling hebben. Zo van: oorlogszucht levert niet veel op, maar een zekere rechtstaat wel. Eerst recht daarna pas geweld, zo kunnen we Varus mogelijkerwijze zien. Bekend is het verhaal dat hij in zijn zomerkamp zo graag rechtsprak. Ongetwijfeld heeft hij er een aantal Germaanse vriendinnen gehad. Dat rechtspreken (implementatie van het Romeins recht) kun je zien als de willekeur van een zon derling, maar je kunt er ook een educatief programma in zien. Dat hij door de Germanen huichelachtig werd bejegend in zijn rechtersrol, kan men beschouwen als Germaanse vernuft maar wellicht toch ook wel anders. In Varus' voorkeur kan men een manmoedige poging zien om een volk te leren te denken in ter men van recht in plaats van geweld. Hij probeerde in zo'n visie van Germania een lerende organisatie te maken. Mijn sympathie blijkt die kant op te gaan, merk ik. De tijd van Varus in het Oosten Het belang van archeologisch onderzoek is de 20e eeuw duidelijk aangetoond. Archeologie kan een histo risch verhaal ontkennen of (alsnog) 'onbevestigbaar' verklaren (men vindt niet wat men zou moeten vin den) maar ook versterken en bevestigen. Toch ziet men zelden dat archeologisch onderzoek inderdaad een relatief autonome positie inneemt in de bewijsvoering van historische aangelegenheden. "Das Fehlen des Beweises darf nicht verwechselt werden mit dem Beweis des Fehlens." Met deze zin leidt Carsten Peter Thiede zijn studie 'lm Osten nur Neues; Varus, Tiberius und die Jugend des Jesus' in. De titel doet denken aan de titel van het eerste hoofdstuk van het boek Die grossen Ordensgründer: Neues im Osten - Von Eremiten, Anachoriten undKoinobiten. Zou het ook een zinspeling kunnen zijn op de titel van het boek lm Westen nichts Neues van Erich Maria Remarque, een titel die te denken gaf, en dat bedoelde Remarque ook uitdrukkelijk. Wat er ook van zij, een kernvraag voor Thiede is: bestond Nazareth in de tijd van Jezus en van Varus? De naam Nazareth (N-z-r-t) is in geen enkel ander geschrift gevonden dan in het Nieuwe Testament. Dat is een geldige reden voor voorzichtige twijfel. Op de vermoedelijke plaats van Nazareth is er 'gegraven'. Onder meer op grond van teruggevonden graven uit de tijd van Herodes kon een plaatsje vastgesteld wor den van ongeveer 900 bij 200 meter met een bevolking van naar schatting 500 mensen. De grond in de omgeving was vruchtbaar en een zekere welstand (olijfolie, wijnbouw, teelt van graan, vijgen en vlas) moet er geweest zijn. Vanaf het begin van de tweede eeuw is er buiten de bijbelteksten wel sprake van Nazareth, zoals bij Sextus Julius Africanus die vermeldt dat de inwoners afstammelingen van David wa ren. Het archeologische werk maakt ook duidelijk dat Nazareth nabij de belangrijke handelsroute lag die Damascus met Alexandrië verbond, de Via Maris. Het goederenverkeer vond over deze weg plaats, maar uiteraard was het ook een weg voor vele mensen met hun ideeën en talen. Langs deze weg was waar schijnlijk het Grieks de voertaal. De ontdekking (?) van het Talpioth-graf in 1980 met knekelkisten van de personen Jozef, Maria en Jezus (zoon van Jozef) was een archeologische sensatie, maar onduidelijk is wat weer anno 2009 wetenschappelijk gezien van moeten denken. In grotten bij En Gedi (niet ver van Qumran, aan de oever van de Dode Zee) vond de bekende Israëlitische archeoloog Yigel Yadin een aantal brieven van Bar Kochba, de Joodse vrijheidsstrijder die in de jaren 132-135 de naar hem genoemde opstand leidde tegen de Romeinen. Onder zijn medestrijders bevond zich de jodin Babata, die ook haar eigen archief in de grotten verstopte. Daarin zat een gewaarmerkte Romein se belastingbrief die, volgens Carsten Peter Thiede (die dit vertelt in zijn dubbelbiografie Jesus und Tibe rius) sensationeel de gedetailleerde kennis van zaken bevestigt, waarmee Lucas in zijn evangelie de Ro meinse volkstelling beschrijft. Uit het belastingstuk blijkt dat zij getrouwd was en beschikte over eigen
28
bezit. Als zij zich fiscaal wilde laten inschrijven (= de volkstelling) moest zij een voogd meebrengen en voor getrouwde vrouwen was dat de echtgenoot. Jozef en Maria moesten zich in Betlehem fiscaal laten registreren. Varus was hoogstwaarschijnlijk een bestuurder die in deze financiële reorganisatie een suc cesvolle rol vervulde; als eerbewijs mocht hij naar Germania. 1 Een recente datering van de veenlaag onder de oudste kleilagen van de IJssel heeft uitgewezen dat de rivier dateert uit de Vroege Middeleeuwen, tussen 600 en 950 jaar n.Chr. Het kanaal is dus zeker niet gegraven door de soldaten van de Romeinse veldheer Drusus in 12 v.Chr., zoals de oude Romeinse geschriften suggereren (de Volkskrant 17 jan. 2009). In 1965 heeft Albert Delahaye (zie Vraagstukken) deze kwestie beschreven met verwijzing naar Tacitus en Suetonius. Het lijkt erop dat in een aantal (ook recente) historische publicaties de passage(s) over deze lokalise ring van de Drususgracht zullen moeten worden herzien. In de loop van dit jaar zal SEMafoor op deze kwestie te rugkomen. 2 Het boek Die Merowinger vor ihrem Reich. Die Sarmatischen und Sigrambischen Wurzeln der Dynastie van Rein hard Schmoeckel (2006) zou onmiddellijk vertaald moeten worden. De NRC van 27 december 2008 kwam met een artikel over twee pagina's Ben ik een Alaan in het diepst van mijn genen? dat prachtig aan had kunnen sluiten bij het boek van Schmoeckel. Wat jammer dat dit soort verbindingen niet gerealiseerd worden, waarschijnlijk toch wel omdat (vertaalde) informatie ontbreekt. Van Nederlandse zijde tonen Hendrik Heidinga (Frisia in the First Millen nium, 1997), Hans den Besten (die vaak in SEMafoor publiceert) en Jan Oude Nijhuis (die voortreffelijke bijdragen levert aan de legende en historie van Plechelmus) hun belangstelling voor het werk van het Thidrekssaga-Forum, en het bestuur van SEM natuurlijk ook. 3 Zie een artikel van Simon Oud over de campagne van Germanicus (in Westerheem oktober 2008). De confrontatie tussen Germanicus en Arminius is volgens hem met redelijke mate van zekerheid aan te geven: het huidige Boertanger/Heseper Moor. Oud gaat ervan uit dat Kalkriese de plaats van de Varusslag zou zijn; het lijkt erop dat zijn theo rie niet ondergraven wordt door nieuwe inzichten in het ontstaan van de IJssel (zie noot 1). Literatuur 1. Aalbers, B. Judas, één van de tw aalf Amsterdam 2005 2. Bökemeier, R. Römer an Lippe und Weser. Neue Entdeckungen um die Varusschlacht im Teutoburger Wald Huxaria Höxter 2004 3. Carotta, F. Was Jezus Caesar? over de Romeinse oorsprong van het Christendom: een onderzoek Aspekt Soes terb erg 2002 4. Derks, H. Kalkriese —15 Jahre Archäologie. Eine Entdeckung und ihre Folgen, Osnabrück 2005 5. Dunk, Th. H. von der De schaduw van het Teutoburgerwoud: een Duitse politieke zedenschets van tien eeuwen University Press Amsterdam 2000 6. Franzius, G. e.a. 'Beschläge einer Gladiusscheide und Teile eines cingulum aus Kalkriese, Landkreis Osnabrück' in: Germania 77 Mainz 1999 7. Gilliver, K. A u f dem Weg zum Emperium - Die Geschichte der römischen Armee Stuttgart 2003 8. Grabner-Haider, A. Die großen Ordensgründer Marixverlag Wiesbaden 2007 9. Hamecker, J. Arminius, Varus und das Schlachtfeld von Kalkriese Rasch Bramsche 1999 10. Heidinga H.A., Frisia in the First Millennium: an outline Matrijs, 1997 11. Huisman, K. 'De Drususgrachten: een nieuwe hypothese' in: Westerheem 44 nr. 5 1995 p. 188-194 12. Jung, E. De Germanen: bloei en neergang van de bedwingers van het Romeinse rijk Meulenhoff 1978 / Econ Düsseldorf 1976 13. Klabes, H. Corvey - Eine karolingische Klostergründung an der Weser a u f den mauern einer römischen Civitas Huxaria Höxter 1997 (herdruk Andreas Otte Oerlinghausen 2008) 14. Menking, E. e.a., Kalkriese —Ort der Varusschlacht, Historisch en Cultureel Museum van Osnabrück 19972 15. Mommsen, Th. 'Die Örtlichkeit der Varusschlacht' in: Verzameld werk, deel 4, 1906, p. 200. Zijn verzameld werk is opnieuw uitgegeven in 1994 bij Weidmann in 8 banden die nu verkrijgbaar zijn voor € 124 16. Oppitz, P. Das Geheimnis der Varusschlacht, Kelkheim 2006 17. Oud, S.' Over Flevomeer om de noord en terug' in: Westerheem 57 2008. p. 277 e.v. 18. Remarque, E.M. Im Westen nichts Neues Propyläen Berlijn 1929 19. Ritter-Schaumburg, H. Die Nibelungen zogen nordwärts Otto Reichl Verlag "Der Leuchter" 20073 20. Ritter-Schaumburg, H. Hermann der Cherusker. Die Schlacht im Teutoburger Wald und ihre Folgen fü r die Weltgeschichte VMA-Verlag Wiesbaden 2008 21. Reinhard Schmoeckel Die Merowinger vor ihrem Reich. Die Sarmatischen und Sigrambischen Wurzeln der Dynastie Sondernummer Der Berner 6 nr. 24 2006 22. Schmoeckel, R. König Chlodwig war kein Franke. Frankreichs und Deutschlands Wurzeln Books on Demand Bonn 2009 23. Schnurbein, S. von 'Von Drusus bis Varus' in: Archäeologie in Deutschland2004 nr. 5 24. Schreiber, H. A u f Römerstraßen durch Europa List München-Breitbrunn 2005 25. Schweitzer, A. Geschichte der Leben-Jesu-Forschung Berlijn 1906
29
26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Suetonius, Keizers van Rome (vertaling D. den Hengst) Amsterdam 2005 Steenstra, H.W. Geschiedenis van Friesland Van Seijen Leeuwarden 1974 (herdruk van 1845) Thiede, C.P. Jesus und Tiberius. Zwei Söhne Gottes Luchterhand München 2004 Toom, K. van der Scribal Culture and the Making o f the Hebrew Bible, Harvard University Press 2007 Wells, P.S. Die Schlacht im Teutoburger Wald Artemis & Winkler, Düsseldorf/Zürich 2007 Wiegels, R. Die Varusschlacht. Wendepunkt der Geschichte?, Konrad Theiss Stuttgart 2007 Wolters, R. Die Römer in Germanien, C.H. Beck München 20023
Pax Romana. De Romeinse vrede in de lage landen P aul van Overbeek, Zoeterm eer In het tweede SEM-boek, de Peutinger-kaart en de Lage Landen1, vroeg de redactie terecht de aandacht voor de uitgave Alle wegen leiden naar ...Romeinse wegen in Vlaanderen verschenen als themanummer van het Kunsttijdschrift Vlaanderen.2 In 2008 is er een soortgelijk Romeins themanummer verschenen, dat waarschijnlijk het merendeel van onze Nederlandse lezers aan de aandacht ontsnapt zal zijn. Het betreft hier Pax Romana. De Romeinse vrede in de lage landen Deze uitgave werd ondersteund door de deelne mers aan het historische, toeristische en recreatieve ROMA-project (Romeinen in Oudenburg, Maldegem en Aardenburg).4 ,3
Hoewel de titel over "de lage landen" spreekt, waarbij Nederlanders toch vooral eerst aan hun eigen land denken, gaat het in deze publicatie toch vooral over Zeeuws, Oost, West en Frans Vlaanderen en Belgisch en (Nederlands) Zuid-Limburg. Binnen de beperkte ruimte is gekozen voor een aantal invalshoeken over hoe het Romeinse samenlevingsmodel zich in de Lage Landen doorzette. Hierbij is dus niet gekozen voor strijd, bezetting en het dappere volk van de Bataven, maar hoe velen uit verschillende stammen in de loop van de Pax Romana integreerden in het Romeinse beschavingsmodel. Dit gebeurt in veertien bijdragen, waarvan vijf 'hoofdartikelen' die vooral op maatschappelijke aspecten ingaan: ■ Robert Nouwen: Het Romeinse leger en het romaniseringsproces in de Lage Landen; ■ Amold Provoost: Sporen van de Romeinse vredesideologie bij de oude Belgen; ■ Alain Vanderhoeven Waar hebben we dit nog gehoord? Maatschappelijke ontwikkelingen in de civitas Tungrorum ten tijde van de Romeinse vrede; ■ Robert Nouwen: Het einde van de Pax Romana en de vredesidee tijdens de laat-Romeinse tijd en ■ Robert Nouwen: Van Pax Romana tot Pax Christiana. En kortere artikelen die meer op archeologische locaties ingaan en gaan over: Een Romeinse legerbasis in Velzeke, Tongeren en het Romeinse leger, de castella in Aardenburg (NL), Maldegem, en Oudenburg, Romeinen in Watten (F), Kortrijk in de vierde eeuw en de Notitia dignitatum. Een ruim van kleurenillustraties voorziene uitgave, die een goede aanvulling biedt op wat in Nederland over de Romeinen in de Zuidelijke Nederlanden verscheen. Jammer is alleen dat in een (algemeen) Vlaams kunsttijdschrift bij de afbeeldingen en door Nouwen in zijn noten gebruik gemaakt wordt van alleen voor insiders te ontcijferen verwijzingen.
1 Maas, A. & ]. Jochems De Peutinger-kaart en de Lage Landen SEM-reeks Vergeten verleden deel 2 Breda 2007 2 M eulemeester, J.L. (red) Alle wegen leiden n a a r ... Romeinse wegen in Vlaanderen landen in: Kunsttijdschrift Vlaanderen 301 jaargang 53, april 2004, p. 129-193 3 M eulemeester, J.L. & R Nouwen (red) Pax Romana. De Romeinse vrede in de lage landen in: Kunsttijdschrift Vlaanderen 320 jaargang 57, april 2008, p. 65-113. Beide te bestellen voor € 10 (B) of € 14 (NL) per stuk incl. verzendkosten, http://users.telenet.be/gerdavanfleteren/vlaanderen/archief.htm 4Zie ook de publicatie Vorsten, Burgers en Soldaten verm eld in: SEMafoor 9-3 SEMafoortje, p. 18
30
De locatie van de veldslag bij Baduhenna 28 n.Chr. F red Heinsius, H oogland Waar lag Baduhenna? Een eenvoudige vraag die nu echter al twee millennia lang geïnteresseerden heeft beziggehouden. De bewijsvoering komt maar niet rond. Ons erfgoed bestaat uit een summier verslag in de Romeinse kroniek van Tacitus.1 De beroemde historicus schreef boeiende samenvattingen, maar zadelde het nageslacht wel met allerlei vragen op. Gelukkig worden er sporadisch ontdekkingen gedaan die zijn teksten ondersteunen. Helaas ontbreken echter meestal de archeologische vondsten. Desondanks oefent het mistige verleden een grote aantrekkingskracht uit. Iedere historische ontdekkingsreiziger kan immers een poging doen om het verdwenen landschap terug te vinden.
Afb. Satellietfoto N oordw est-N ederland m et locatie Baaium (A), 2008 Op een kaart van Oud-Friesland gemaakt in 1718 komt een plaats voor met de naam Baduhenna.2 Ten westen hiervan, tussen Harlingen en Engelum, is een bos afgebeeld. De kaart is gemaakt door Bemardus Schotanus a Sterringa en Franciscus Halma. Rond Harlingen is op de kaart te lezen: "Burdo sive Burdimus sive Bidurgus (Middelzee), Adelen (Friso?), Civ. Exiensis alias 't Uitkom quib. Siatutanda (Berlikum), Badegom (Beetgum), Engelheym (Engelum), Lucus (bos) Baduhenna (Baaium?), Mantinga (Mantgum), Ooster Wierum (Oosterwierum), Bodelsweerd (Bolsward), Harlinge, Almenum en Villa Cruptoricis (Roptazijl?)". Ervan uitgaande dat de kaart historisch correct is, lag Baduhenna op de locatie van Baaium en het bos noordwestelijk van Baard en Hennaard rond buurtschap 't Heechhout. De villa van Cruptorix zou dan bij een stroom naar zee gelegen moeten hebben, bij Roptazijl. De satellietfoto geeft een indruk van het oude landschap, want de zandplaten in de Waddenzee zijn goed te zien. De kaartmaker Schotanus heeft gebruik gemaakt van oud bronmateriaal. Zo is de plaatsnaam 'Siatutanda' afkomstig van de Griek Ptolemaeus en lijkt 'Burdo' een typisch Fries-Griekse Friso-naamvariant3 (vijf letters, twee lettergrepen, eindigend op 'o') en waarschijnlijk zeer oud. Voor de door Schotanus opgegeven locatie van Baduhenna pleit vooral de overeenstemming met huidige namen. Baduhenna is via Badeheim verworden tot Baaium en Ropta kan een verbastering zijn van Romein(se) Cruptorix Villa. Het heilige bos moet redelijk groot geweest zijn getuige de vele Badeheim-varianten in de omgeving: Baaium, Monnikebaijum en Herbaijum. Bossen kwamen in het oude Friesland algemeen voor en de Waddenzee bestond nog amper. De Slachtedijk is wellicht genoemd naar de veldslag en Winsum naar de omgeving van de over winning. Baard en Hennaard zijn relatief kleine en dicht bij elkaar gelegen plaatsen. Toch vonden de Frie
31
zen die gewichtig genoeg om er hele gebieden naar te noemen: Baarderadeel en Hennaarderadeel. Verder lijkt Baaium als geografische locatie redelijk goed aan te sluiten bij de historische bronnen en beschreven gebeurtenissen. Bemoedigend zijn ook de archeologische vondsten gedaan in 1997 bij opgravingen in de terp Bruggeburen bij Winsum. Deze dateren uit de Romeinse periode tussen 12 v.Chr. en 28 n.Chr.4 Hoe raakten de Romeinen zo verzeild in Noord-Nederland? De Rijn was lange tijd de belangrijkste noord grens van het rijk. Dit was echter geen statisch gegeven. De Romeinen waren er voortdurend op uit hun grenzen uit te breiden. De hele noordoever van de Rijn in Nederland en Duitsland wilde men veroveren tot aan de rivier de Elbe. Daar waren de Romeinen in 28 n.Chr. mee bezig toen de Friezen in opstand kwa men. Het gebied van de Friezen en Chauken was cruciaal voor de Elbepolitiek. De gebiedsuitbreiding werd ingezet onder de Romeinse veldheer Drusus en voltrok zich in twee fasen langs rivieren vanuit de Rijngrens: l.Vecht-IJ-grens langs Velsen met een monding in zee bij Camperduin; 2.IJssel-Vliestroomgrens met een monding in zee tussen Vlieland en Terschelling. De route langs Velsen kenmerkte zich door een te sterke en nadelige getijdenwerking.5 Drusus wilde in een tangbeweging Germanië veroveren. De Eems vormde de derde grensrivier. Langs de grensrivieren stonden castella: Romeinse forten. De castella in Vechten en Velsen zijn gelokali seerd en er zijn archeologische vondsten bekend uit Velserbroek waar flink gestreden is. In NoordNederland stonden meerdere Romeinse forten, maar de locatie is niet zeker. Het waren geen kastelen, maar houten uitkijktorens gelegen op strategische plaatsen langs de grensrivieren bij plaatsen als Does burg, Kampen, Stavoren (westzijde Vlie) en op Vlieland. De Friezen kwamen in opstand tegen een buiten sporige belastingverhoging en maakten de gebiedsuitbreiding boven de Rijn uiteindelijk weer helemaal ongedaan door de Romeinse aanvalslinies op te breken.6 Hier zijn de Friezen dertig jaar mee bezig ge weest. Eerst langs de Vliestroom en daarna langs het Oer-IJ. In 47 n.Chr. zag het er voor de Romeinen al zo beroerd uit dat generaal Corbulo werd teruggeroepen naar de linker Rijnoever uit het vijandelijke ge bied, bezet door de Friezen. Na de terugtrekking van Corbulo stopten de Romeinen met de verovering van Duitsland om vervolgens Groot-Brittanië te gaan aanvallen. In 58 n.Chr. hebben de Friezen het grondge bied weer helemaal teruggewonnen. Tacitus noemt dit 'het bezetten van de noordelijke Rijnoever' door de Friezen. De overwinning van de Friezen in de slag bij Baduhenna is dus achteraf bezien een keerpunt in de Romeinse veroveringsgeschiedenis. De archeologische vondsten in Velserbroek zijn vermoedelijk te date ren na de verovering van het castellum Flevum (28 n.Chr.) en voor de totale bezetting van de noordelijke Rijnoever (58 n.Chr.) door de Friezen. Op meerdere kaarten is de plaatsnaam Siatutanda afgebeeld (Ortelius, Schotanus). De naam is afkomstig van de Griek Ptolemaeus (87-150 n.Chr.) en verwijst naar Tacitus' Annalen met een passage waarin de Friezen zich terugtrekken in hun woonplaats om hun eigendommen te beschermen: 'sua tutanda'.1 Deze plaats ligt in de (ruime) omgeving van het slagveld. Ptolemaeus heeft de geografische positie bepaald van Flevum hierna 'het fort', waarschijnlijk het castellum, Vlieland of de Vliemond, en Siatutanda.7 Zijn coör dinaten corresponderen niet met onze graden, omdat hij uitging van de meridiaan van Alexandrië. Uit vergelijking van zijn geografische getallen van resp. 54° 45' NB en 54° 20' NB blijkt dat het fort en Siatu tanda op dezelfde breedtegraad lagen. Anno 2008 ligt Vlieland op 53°28' NB en Berlikum op 53° 14' NB. Een kaart van Ptolemaeus' waarnemingen8 plaatst de Friezen op de rechteroever van de Vliestroom tussen Portus Marian (haven bij Mariëngaarde) en Mediolanu (ingang Middenleek naar Middelzee). De grensri vier is genaamd 'Indrus-Flu' naar de ingang van Drusus voor Doesburg of Drususburg. De rivier loopt op de kaart langs de Oude IJssel en de Issel via Bocholt vanaf Coesfeld (Münster). De Drususgracht loopt van Hamminkeln (D) naar Ulft (NL) en sluit aan op een passage van de oude Rhein bij GalaystraBe naar de Issel bij Römerrast. De aanvoerlijn van Drusus leverde de kortste vaarroute op van Xanten naar Vlieland met een voordelige stroomrichting. De Vliestroom mondde uit in de Noordzee tussen Vlieland en Terschelling. Het castellum Flevum lag waarschijnlijk inderdaad op Vlieland. Destijds een groot eiland bestaande uit Vlieland en Texel, strate gisch gelegen op de noordwestflank van Nederland waaruit zowel de Nederlandse als de Duitse kust ge controleerd kon worden. De satellietfoto geeft een indruk van de grootte van het oude eiland als Vlieland denkbeeldig wordt teruggeduwd naar het vasteland. Op het fort bewaakte een niet onaanzienlijke menigte Romeinen de kust van de 'Oceaan'.1 Terschelling was toen relatief klein en minder geschikt voor een gro tere legerbasis. De extra troepen uit het vijfde legioen trokken uit de thuisbasis Xanten naar Vlieland via de route GalaystraBe, Römerrast, Isselburg, Doesburg en vandaar IJssel en Vliestroom. Aanvankelijk vochten de legers van Lucius Apronius en Cethegus Labeo vermoedelijk op een noordwestelijk van Harlingen gelegen landtong (Langerzand of Breebank) waarna ze oprukten naar Berlikum. De strijd eindigde de volgende dag uiteindelijk in het bos bij Baaium en bij Roptazijl. Daarbij verloren in totaal 1.300 Ro
32
meinse soldaten het leven. De verliezen aan Friese zijde zijn onbekend. Berlikum hebben de Romeinen waarschijnlijk nooit bereikt. De straatnamen Fortweg en Kampweg op Vlieland vormen nog een duidelijke verwijzing naar de Romeinse geschiedenis van het eiland. Samenvattend zijn de volgende locaties ontstaan: Baduhenna: bos bij Baaium, Monnikebaijum en Herbaijum noordwestelijk van Lions, Baard en Hennaard tot Franeker. Buurtschap 't Heechhout (Littenseradiel) vormt het laatste overblijfsel van dit oude bos; Villa van Cruptorix: ingang naar zee gelegen naast een verdwenen landtong bij Roptazijl; Castellum Flevum: op Vlieland bij de Fortweg of Kampweg, westzijde monding Vliestroom tussen Vlieland en Terschelling; Siatutanda (Grieks, Ptolemaeus) = sua tutanda (La tijn, Tacitus): Berlikum; Veldslag: vanuit Vlieland, via de landtong naar Harlingen-Roptazijl, tot Baaium. Lange tijd overheerste de algemene opinie dat het heilige Baduhennawoud vanwege de archeologische vondsten gezocht moet worden in de omgeving van Velsen. Vooral Velserbroek9 en Heiloo10 zijn regelma tig genoemd. Om meerdere redenen ben ik echter van mening dat het castellum Flevum en Baduhenna niet bij Velsen lagen. De Friese opstand verschoof namelijk van noord naar zuid en niet andersom. Een fundamentbalk in Velsen 2 wordt dendrochronologisch gedateerd in de winter van 42-43 n.C hr.1' Dit betreft dan waarschijnlijk de legerplaats die generaal Corbulo in 47 n.Chr. met veel inspanning aan het bouwen was, toen hij gesommeerd werd om zich terug te trekken op de linker Rijnoever.12 De afgang van Corbulo was mogelijk het gevolg van de dramatische nederlaag in de slag bij Velserbroek. Velsen 1 valt volgens mij af als locatie van castellum Flevum, omdat er aan de legerplaats geen eenduidige einddatum wordt toegeschreven11 die echter rond 28 n.Chr. zou moeten liggen. Ook de archeologische vondsten van de Westfriese stichting Baduhenna leiden tot dusver niet tot andere inzichten. In Heiloo zijn latere Romeinse sporen aangetroffen van tussen 100 en 300 n.Chr.10 Een goed alternatief voor het castellum bij Velsen op grond van naam, ligging en functie vormt het nautische scheepskamp castra Navalia.13 Mijn eindconclusie is dat de veldslag bij Baduhenna in 28 n.Chr. gelokaliseerd moet worden tussen Vlie land en Baaium, en beslist niet in West-Friesland. De Friese overwinning bij Baaium vormde achteraf bezien een keerpunt in de Romeinse veroveringsgeschiedenis. Niet Noord-Germanië, maar Groot-Brittanië werd ingelijfd. Het strijdtoneel verplaatste zich na de Romeinse strategiewijziging via Velsen meer en meer naar de Rijngrens. De strijdlustige adolescenten van de Friezen speelden daarbij een steeds promi nenter rol. Het leidde uiteindelijk tot de bezetting van de Romeinse grenszone op de noordelijke Rijnoever door de Frisii Minores. Rond 58 n.Chr. kwam aan de Friese opstand een einde met het bezoek van Verritus en Malorix aan keizer Nero. De historische opstand gedurende dertig jaar bijna twee millennia geleden moet een belangrijk ingrediënt zijn in het Friese recht op vrijheid. 1 Tacitus, Publius Cornelius Annales, IV 12-74 2 Kaart oud-Friesland http://images.tresoar.nl/kaarten/index.php?doc=atlassen/3227%20G%20kluis/041 3 Heinsius, F. Prins Friso: eerste korting van de Friezen Heinsius Hoogland 2008, p. 20 4 Bos, J.M., M.J.L.Th. Niekus & J. Scheffer, 'Romeinen in Friesland' in: Noorderbreedte jg 21 nr. 5, 1997, p. 2-5 5 Jung, E.F.& J.W.Vorrink (vert.) De Germanen: bloei en neergang van de bedwingers van het Romeinse Rijk Tirion Baam 19963, p. 195 6 Deze ontwikkelingsgang baseer ik vooral op Tacitus Annales (XI 18) die een continue Friese opstand suggereert eerst tegen Lucius Apronius en vervolgens tegen generaal Corbulo. 7 Byvanck, A.W. Excerpta Romana. De Bronnen der Romeinsche Geschiedenis van Nederland. Deel 1 Grote Serie 73 Nijhoff's-Gravenhage, p. 318 http://www.inghist.n1/retroboeken/excerpta/#l:335 8 Ptolemaeus, Claudius De 'Geographia' van Ptolemaeus: vijftiende-eeuwse kaarten uit de 'Cosmographia'. Alphen aan den Rijn: Atrium 1990. Tabulae V, linker deel. 9 Braakman, W.A. 'Baduhenna. Godin van het slagveld' in: Westerheem: tweemaandelijks orgaan van de Archeologi sche Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland, jg 50 nr. 1 (feb) 2001, p. 2-12 http://theol.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/BraakmanWA/Baduhenna.Godinvanhe/Baduhenn7.pdf (zonder plaatjes) 10 Stichting Baduhenna. Stichting Regionale Archeologie Baduhenna te Heiloo http://www.baduhenna.nl/7page id=20 11 Weerd, M.D. de 'Archäologische Beobachtungen anhand der Fundmünzen aus Kalkriese und aus den tiberischen Lagern Vechten und Velsen' in: Grünewald, T. Kontinuität und Diskontinuität 2003 p.189 http://books.google. com/books?hl=:nl&lr=&id=rCJOxv2JiVOC&oi=fnd&pg=PAl 89 12 Tacitus, Publius Cornelius Annales, XI 20 13 Bron: http://www.mediterranees.net/civilisation/Rich/Aiticles/Armee romaine/Camp/Castra.html
33
Gesch ^denis van Groningen R uud van 'een, Groningen Eind vorig tar verschenen de eerste twee banden van de driedelige Geschiedenis van Groningen/ een boek dat de pvolger is van de Historie van Groningen uit 1976, geschreven door de toenmalige rijksarchivaris W.J Formsma.2 Zowel het boek van Formsma als het nieuwe driedelige werk gaat vooral over de geschiedenis an de provincie Groningen en in mindere mate over die van de gelijknamige stad, die overi gens in de rej o altijd een dominante rol heeft gespeeld. Het feit dat de provincie naar de stad is genoemd zegt eigenlijk l genoeg. Op het merkwaardige feit dat haar historiografen de stad desondanks als een van oorsprong Dre tse plaats blijven beschouwen zou ik hier graag ingaan, maar daarvoor is in deze boekbe spreking geen limtc. In ieder geval kan gezegd worden dat de auteurs van het nieuwe boek geprobeerd hebben om ziel niet al te veel van de huidige provinciegrenzen aan te trekken en de geschiedenis van de regio in een gre ir verband te plaatsen. Helemaal vrijwillig zal dat niet gedaan zijn, want Stad en Omme land waren - en 'jn nog altijd - wat betreft cultuur en taal eerder Noord-Duits dan Nederlands. Zeker ook in de ogen van c Groningers zelf, die het voormalige wapen van de stad niet door Nederlandse leeuwen lieten dragen, ma • door de adelaar van de Duitse keizers. De nieuwe Gesch denis van Groningen is in alle opzichten indrukwekkend. Alleen al door omvang en gewicht. De delen vegen meer dan twee kilo per stuk en kunnen dus niet anders dan aan tafel gelezen worden. Ze hebben ;en mooie band en de illustraties zijn overvloedig en fraai. Er is alles aan gedaan om het boek uiterlijk zc lantrekkelijk mogelijk te maken. In elk deel zijn twee linten bevestigd, zodat de lezer geen last heeft van ^ekgeraaktc bladwijzers en noten die opnieuw opgezocht moeten worden. Niets in deze uitgave doet de 'een aan Groningse zuinigheid en de uitgever is dan ook Waanders in Zwolle. Voor Semafoorlezers is vo -al het eerste deel, dat de provincie Groningen van prehistorie tot en met middel eeuwen behandelt, int ressant. Uitgever en auteurs zijn er van uitgegaan dat hun publiek in verband met deze periode enigszins tntwikkeld is. Zelf bleek ik dat niet altijd in voldoende mate te zijn, want vooral bij het lezen van het eerste loofdstuk had ik regelmatig behoefte aan de boekenkast en het internet. Begrippen als Dryasstadiaal en B 'linginterstadiaal deden wel een klok luiden, maar voor de klepel moest ik toch ergens gaan bladeren en oogelen. Het was prettig om door de auteur als volwassene behandeld te worden, maar tegen een extra sch Tiaatje hier en daar had ik geen bezwaar gehad. De eerste twee hoofdstul en van het boek bestrijken het hele verleden tot aan het einde van het eerste millennium en kunnen eig alijk niet bij de "geschiedenis" van de provincie gerekend worden. Het is pure prehistorie en beide hoofdi ukken zijn dan ook geschreven door de provinciaal archeoloog H.A. Groenen dijk. Ze onderscheiden ziel /an de gebruikelijke teksten over archeologisch onderzoek door een gematigd gebruik van de termen "eli " en "prestigegoederen" - misschien wordt men daar binnen het vakgebied zelf zo langzamerhand ook t g moe van —en doordat ze het gevoel achterlaten dat men op het terrein van de archeologie in de provint ï een beetje bijgepraat wordt. Dat is trouwens het effect van het hele boek. Het geeft de lezer de indruk it hij een beetje op de hoogte is van de laatste stand van zaken, zowel wat betreft het voorhanden zijnde \ateriaal als op het gebied van de theorievorming daar omheen. Het boek is duidelijk synthetiserend bedot i en is daar ook uitstekend in geslaagd. Alle veronderstellingen over het verleden van de stad en de Om lelanden die ook maar enigszins in de buurt van de grootste gemene deler komen zijn opgenomen. De op \ttingen van een bekende amateur op het gebied van de geschiedenis van de stad (dr. G. Overdiep f) wo. 'en beleefd, zonder hem bij de naam te noemen, en in dit geval terecht, tegengesproken (op p. 203). Dat wil echter niet zeggen dat ei in het boek echt kritische geluiden zijn te vinden. Dat is in een stan daardwerk als dit natuurlijk ook r, ',t te verwachten. Van de ontwikkelingen in het eerste millennium van onze jaartelling wordt het traditior, le beeld geschetst van Romeinen die worden opgevolgd door Friezen, Franken en Saksen, Radboud en Ai gisl, Willehad en Liudger, Karei de Grote en de Noormannen. Omdat de veronderstelde kerstening in de ; htste eeuw toch wel in strijd lijkt met het niet te negeren feit dat het heidendom hier aan het begin van c elfde eeuw nog bloeide, heeft men bedacht dat het christendom ei genlijk in fasen is gekomen. De ins inningen van lieden als Walfridus van Bedum worden "de tweede kersteningsfase" genoemd, hoewel ni s er op wijst dat er rond het jaar 1000 ook maar een spoor van een
34
eerdere fase was. Verder wordt nog het begrip "dieptekerstening" gebruikt bij het ontstaan van de eerste kloostergemeenschappen alhier aan het einde van de twaalfde eeuw. Dat de auteurs wel degelijk een drietrapskerstening voor ogen hebben blijkt uit de slotbeschouwing van het boek, waarin deze drie fasen nog een keer genoemd worden. De vraag naar de realiteit van de eerste fase komt niet aan de orde. Op één van de vele en vaak zeer mooie foto's in het boek staat een gevelsteen die volgens het bijschrift de ontmoeting tussen Liudger en Bemlef memoreert (p. 103). De tekst ervan luidt: NIEUW-HELWERD gebouwd in den jare 1872 door de echtelieden: BEREND K.WESTERDIJK en ANNA P. de MAAR. Men zegt, dat voor ruim duizend jaren De vrome Ludger 't Evangelie kwam verklaren Voor 't eerst in dit gewest op Helwerds wierde. Voorheen was ik gevestigd op dien grond. 'k Zag veel geslachten henen varen om mij rond 'k Hield stand, hoe fel de stormwind om mij gierde. Maar eind'lijk oud en af, werd ik als nieuw gebouw Hier opgericht, -en wat moog wisselen of wijken, 'k Hoop Ceres toegewijd, haar steeds te zijn getrouw En als haar tempel ongestoord hier lang te mogen prijken. Op Nieuw-Helwerd stond Ceres, godin van de landbouw, in 1872 duidelijk in hoger aanzien dan Liudger, waarvan "men zegt" dat die hier het evangelie kwam verklaren. Berend en Anna getuigen hier op poëti sche wijze van een nuchterheid die in geschiedenisboeken wel eens ontbreekt. De samenstellers van de Geschiedenis van Groningen zijn echter niet blind geweest voor gebreken in het eerste deel. In de slotbeschouwing daarvan schrijft Catrien Santing: "Gezien de algemene historiografische ontwikkelingen van de late twintigste eeuw is voor de Groningse Middeleeuwen de historische geografie opvallend afwezig. Het onderzoek van W.A. Ligtendag3 zette helaas geen trend. Inderdaad jammer. Het betekent wel dat er ooit een vervolg op dit deel zal moeten komen. Daarin kan dan misschien o.a. ook verklaard worden wat grafelijke rechten zijn (p. 133), waarom men denkt dat knechten en onvrijen geen rechtsstatus hadden (p. 135), en wat er obscuur is aan het begrip capitalis (p. 193). Ik ken een boek waarin dat begrip glashelder wordt uitgelegd. Dat boek verscheen in 19884 en gaat ook over de geschiedenis van de provincie Groningen. Het stelt dat die geschiedenis uniek is en dat er verregaande conclusies uit ge trokken kunnen worden. Maar het wordt in de nieuwe Geschiedenis van Groningen niet eens genoemd. Omdat ik desondanks van mening ben dat het product van uitgeverij Waanders mooi geworden is zal ik dit gemis hier verder niet uitdiepen. Wie niet speciaal in de noordelijke provincie maar wel in de vroege geschiedenis van Nederland is geïnte resseerd moet zich van de aanschaf van het eerste deel niet laten weerhouden door het feit dat er 'Gronin gen' in de titel staat. Voor de liefhebbers van de geschiedenis van Stad en Ommeland is Geschiedenis van Groningen net zo verplicht als de Bijbel voor een christen. Wel moet de lezer bedenken dat sommigen er, net zoals bij de Bijbel, veel ontmythologiseerwerk aan zouden willen verrichten. De oudste geschiedenis van de stad en de provincie heeft zich misschien voltrokken zoals de heren Groenendijk, Van Schaïk en Nip hebben geschetst, maar misschien ook niet. Misschien zijn er mensen die bij de bestaande feiten een heel ander verhaal zouden kunnen vertellen. Dat neemt niet weg dat het nieuwe boek van die feiten in ieder geval een prachtig overzicht geeft. Bovendien is het, zoals een redactielid van SEMafoor mij schreef: "een sieraad in de boekenkast". 1 Duijvendak, M.G.J. e.a. Geschiedenis van Groningen Stichting Erven A. de Jager Groningen / Waanders Zwolle 2008. 2 Formsma, W.J. Historie van Groningen: Stad en land Tjeenk Willink Groningen 1976 3 Ligtendag, W.A. De Wolden en het water: de landschaps- en waterstaatsontwikkeling in het lage land ten oosten van de stad Groningen vanaf de volle middeleeuwen tot ca. 1870. REGIO-PRoject Uitgevers Groningen 1995. 4 Bruins, L.H. Een nieuwe toegangsweg tot de geschiedenis Uitgeverij Stubeg, Hoogezand 1988
35
Johannes Brondsted - Een tweede lezing 1 K urt Wayenberg, L in t (B) Voor Albert-Jan Mantingh komt Albert Delahaye ongeloofwaar g over wat betreft zijn Dani uit Normandië.2 Albert-Jan verwijst naar het boek Zo leefden de Vikingen t< i tijde van de invasies tussen 800 en 1100 van Johannes Brondsted. Het werk (origineel uit 1960) is zeker iet onaardig. De bewijzen door Brondsted gegeven zijn echter niet helema; in verhouding met de stellingen. De vele vondsten in Noorwegen en Zweden staan in schril contrast me die in Denemarken zodat die bewijslast er eigenlijk zeer bekaaid van af komt. Enige citaten. ■ [Inleiding op de schaarse vondsten in Denemarken.] V n moet voorzichtig zijn met negatieve con clusies op grond van ontbrekend materiaal. [...] arcl :ologische armoede weerspiegelt niet altijd werkelijke armoede. [21]3 ■ In Noorse graven uit de 9e en 10e eeuw zijn tal van vc rwerpen en kostbaarheden uit Ierland gevon den, terwijl ze in Denemarken en Zweden zo goed als sheel ontbreken. [56] ■ Het zwaard is ons welbekend uit talloze vondsten, v< »ral in Noorwegen - meer dan tweeduizend en ook in Zweden. In Denemarken is de oogst veel g inger. [111] [...] De strekking [van deze anek dote] is duidelijk: de zwaarden van de Noorderlingen ,ijn inferieur aan die van de Franken. [113] ■ In Denemarken is wel wat ceramiek voor de dag ge omen, hoofdzakelijk halfronde, gladde schalen in zwart of bruin, zonder oren of voeten. Alleen in 2 /eden komt aardewerk van enige kwaliteit voor [Finse import] en ten slotte ook in Birka en Hedcb’ maar hier betreft het import uit Friesland of uit het Rijngebied. [118] ■ Het gebied in het Noorden waar verreweg de mee te buitenlandse munten uit de Vikingentijd zijn vonden is Gotland [...] 25.000 Arabische, 18.000 Angelsaksische en 30.000 Duitse munten. Voor geheel Denemarken [is dit minder dan een kwart v: t deze hoeveelheid.] [127] ■ De Angelsaksische en Duitse munten zijn van de 1 it 10e, begin 1l e eeuw. [176] ■ Er werden drie schepen in Noorse grafheuvels g monden [Oseberg schip, Gokstad schip en Tuneschip], De schepen zijn gedateerd op 800, resp. 8 3 en 900. Het Gokstad schip uit 890 was een zee waardig schip.[128 e.v.] ■ Het oude futhark dateert van 200 n.Chr. [181] [ 'et werd in verspreide vondsten teruggevonden in Gotland (4e eeuw), in Zweden (Uppland) en in Is1 orwegen (Sogn)] [182], In Denemarken zijn echter geen runenstenen uit de tijd voor de Vikingen g zonden, noch verstopt in de graven noch opgericht ter iemands gedachtenis. [183] In Denemarken ateren de meeste runenstenen van de Vikingentijd uit de jaren tussen 950 en 1050. [184] ■ [Overzicht van Vikingengraven gevonden buite Scandinavië: 30 in Schotland, 30 in Hebriden en de Orkneys, 2 op de Shetlands, een grote hoeveel eid in Ierland, 10 op het eiland Man 16 groeven in Engeland], Het West-Europese continent is spa zaam vertegenwoordigd met een mannengraf in Antumbij Groningen, een vrouwengraf bij Pitres ,n een crematiescheepsgrafbij Morbihan[279] Samenvattend schrijft Brendsted: Vondsten uit de negende eeuw zijn tam elr’ .schaars maar zij worden talrijker naarmate de Vikingentijd verder voortschrijdt ■ De Zweedse invloedsfeer b e tr voornamelijk de Baltische Zee tot in Rusland. Gotland was een be langrijk handelscentrum er .etzelfde geldt ook voor Birka. Het lijkt er op dat de invloedsfeer van Gotland vooral 'handels ^richt' was. ■ De Noren ondernam . voornamelijk 'kolonisatietochten' naar de Far-oer, Ijsland de Shetlands, de Orkneys en Hcbri ' a \. Dit werd [nog steeds volgens Brondsted] niet ingegeven door een te dichte be volking maar r „wille van de ontevredenheid in Noorwegen met Haralds Schoonhaar annexatiepoli tiek. Immer' uet zwaartepunt van die reizen valt na 872. ■ Wat de r ,uen betreft, lezen we over de grote Deense aanval op de Friese kust in 834 en hoe het handelsc'- ..rum Dorestad, hoofdstad der Friezen werd ingenomen en geplunderd. We lezen dat Nederlar óe archeologen er een Karolingisch fort hebben opgegraven dat mogelijks zelfs door Karei de jrote zelf gebouwd is. We lezen ook over de honderden schepen die in 845 de Elbe opvaren om
36
■
Hamburg te brandschatten en hoe Ansgar ternauwernood ontsnapt. Verder speelt het verhaal zich af in Frankrijk [Rouen, Parijs, Chartres en Tours] en gaat dit voornamelijk over de schermutselingen van de 'Vikingen' (Denen) met de Frankische vorsten (Karei de Kale en Lodewijk de Vrome). Ten slotte wendt Brandsted zich tot de 'niet altijd even betrouwbare' kanunnik Dudo van St. Quentin, die de installatie van Rollo als Hertog van Normandië in 911 te St.-Claire-sur-Epte verhaalt. Duide lijk is (nog steeds volgens Brandsteel) dat Rollo 'al lang de eigenlijke machthebber in Normandië was voor hij dit gewest in leen kreeg van de Frankische koning'.
Tot zover Brandsted. Interessant is dus toch weer vast te stellen hoe zwak de archeologische onderbouwing van Denemarken is als land van de Dani. Het boek uit 1960 is mogelijk verouderd en houdt natuurlijk geen rekening met de ont wikkelingen op archeologisch gebied in Denemarken na 1960. Echter, zou er al een doorbraak zijn? Ik maak me alvast al te veel illusies. Ik was de laatste zomervakantie in Jutland en bezocht er naast het gerenom meerde Ribe-Vikingmuseum ook een aantal andere musea in Jelling, Haderslev en Kolding. De schaarse of zelfs complete afwezigheid van archeologische vondsten uit de vijfde tot de achtste eeuw was opvallend. De echte geschiedenis van Denemarken komt pas op gang na 800 en is zelfs dan nog eerder 'vre delievend'. Weinig wapens, weinig 'verdedi gingswerken'. Ook Brandsted moet dit vast stellen in zijn bespreking van een van de grootste Vikingenbegraafplaatsen [In Lindholm Hoje, in het uiterste noorden van Jut land], Hij stelt vast dat wapens daarentegen zeer weinig voorkomen in alle graftypen [276]. Albert Delahaye situeert "De Dani en de Sueones (inclusief de Gaeten) die de Noordelijke kusten en alle eilanden bewo nen" in Normandië.4Delahaye citeert Gregorius van Tours die al in 511/560 de eerste 'Dani in Frankrijk' vermeld.5 Hier wil ik even een archeologisch juweeltje vermelden, een vondst gedaan in 1934 bij baggerwerken in de Schelde te Appels [bij Dendermonde], Het betrof hier de resten van een scheepswrak. Met name een zogenaam de drakenkop/drakar kop. l4C-datering sug gereert 400 n.Chr. (250-550). Gezien de afmetingen van het stuk moet het hier om een boot gegaan hebben met een lengte van ongeveer 18 m. Het stuk (zie afbeelding) kan bezichtigd worden in het British Museum in Londen.
V
www.histoire-fr.com
Vondst uit Appels (Dendermonde) uit 400
37
TENTOONSTELLINGEN Alkmaar in het Stedelijk Museum tot 6 /4 Macht en mystiek, Egmond in de middeleeuwen Den Haag: Museon in 2009 De eerste kustbewoners Detmold: Lippisches Landesmuseum van 16/5 tot 25/10 Mythos (2000 Jahre Varusschlacht) Ellwangen: Alamannen Museum tot 19/ Die Ostgoten Erding: Städtisches Heimatmuseum voor langere tijd Römer in Erding Frauenfeld: Museum für Archäologie tot 29/3 Bevor die Römer kamen - späte Kelten am Bodensee Haltern: Seestadthalle van 16/5 tot 11/10 Imperium (2000 Jahre Varusschlacht) Kalkriese: Museum und Park Kalkriese van 16/5 tot 25/10 Konflikt (2000 Jahre Varusschlacht) Londen Burling House tot 22/3 Byzantium 330-1453 Montigny-Le-Bretonneux in het departementaal archief tot 30/3 Vercingétorix ä Charlemagne München: Archäologische Staatssammlung tot 30/8 Luxus und Dekadenz. Römisches Leben am G olf von Neapel (deze tentoonstelling was eerder in Nijmegen) Rotterdam: Kunsthal tot/3 Glorie van Rome. Burgers, keizers en gladiatoren
SEMafoortjes NUMAGA 2008 Jaarboek Numaga 2008 bevat een interessant artikel van Harry van Enckevort en Elly Heirbaut onder de titel Vuur over Oppidum Batavorum. De eerste Nijmeegse stadsbrand. Der tweede stadsbrand was er op het einde van de Tweede Wereldoorlog. De vraag is waar (Oppi dum) Batavorum of Batavodurum precies gelegen heeft. In het centrum van Nijmegen, constateerde Bogaers in 1979. Sinds 1990 is er echter de opvatting dat Oppidum Batavorum en Batavodurum verschillende nederzettin gen zouden zijn geweest, respectievelijk een stedelijke nederzetting in het centrum van Nijmegen en een locatie in het Nijmeegse Waterkwartier met oudere wortels. Batavorum zou ook de naam van de agglomeratie kun nen zijn geweest, aldus de auteurs. Oppidum Batavorum week naar hun mening sterk af van andere nederzettin gen in de civitas Batavorum. Zij zeggen: "Het lijkt er dan ook veel op dat Batavodurum/Oppidum Batavorum beter niet vertaald kan worden met ‘stad van de Bata ven’ maar als ‘stad voor (of: in het land van) de Bata ven’." De bron is uiteraard Tacitus. Woonden er wel Ba taven in ‘Nijmegen’, vragen de auteurs zich af. Zij con stateren dat daar geen aanwijzingen voor zijn. Om een helder beeld van Romeins Nijmegen te krijgen is het nodig om de volgende locaties en tijden te onderschei den: Hunerberg, Kops Plateau, (Oppidum) Batavodorum (eerste eeuw n.Chr), Ulpia Noviomagus (100-260 n.Chr.) en Noviomagus/Valkhof (300-400 n.Chr.). DE LIMES In de Archeobrief van december 2008 een verslag van Erik Graafstal over Tien jaar Limes in Leidsche Rijn, een onderzoeksgebied van 20 km2. Tien 10 jaar onder-
'0
Speyer: Historisches Museum der Pfalz tot 12/7 Die Wikinger Tienen: Stedelijk Museum tot 31/12 Doodgewoon? (Ri tuelen van leven en dood in de Romeinse tijd) Zürich: Schweizerisches Landesmuseum tot 22/3 Römi sche Goldschätze vergraben und wiederentdeckt Attendering permanente exposities: Künzig Museum Quintana: Der Künziger Römerschatz; Leipzig: ROM CCCXII (Panorama van de intocht van Constantijn in Rome anno 312 n.Chr); Liberchies: Over Kelten en Romeinen; Ath: Gallo-Romeinse tijd Haltern: Romeinse tijd; Bramsche-Kalkriese: Romeinse tijd (Varusslag); Rindern Museum Forum Arenacum: Romeinse tijd; Utrecht: Centraal Museum Romeinse tijd in Utrecht Wijk bij Duurstede: nieuw Dorestad-onderzoek www.wijkbijduurstede.nl. Woerden Stadsmuseum: Vondsten uit de Romeinse tijd; Tongeren: Het Gallo-Romeins Museum is gesloten tot in de lente van 2009 Xanten: Römermuseum http://www.apx.lvr.de/ Zülpich: Römerthermen Museum der Badekultur
zoek heeft volgens hem een stortvloed van materiaal en gegevens opgeleverd over de logistiek van de Romeinse bouwcampagnes. Er ontstond een beeld van de Neder landse limes "als een kwetsbare bundel van militaire in frastructuur, die allereerst blootstond aan natuurgeweld en bovendien ingebed was in een netwerk van water wegen die zich verraderlijk vertakten in het ontoegan kelijk milieu van de Nederlandse rivierdelta". DE MORINI Meer dan 50 jaar geleden publiceerde Georges Coolen een nog steeds zeer lezenswaardige studie La Morinie Ancienne (Saint-Omer/Sint-Omaars 1957, 2e druk). Inhoud: het optreden van Caesar, de Duinkerke-2transgressie (met Watten aan de nieuwe kust), het volk van de Morinen, hun plaats in het Romeinse leger, de Gallo-Romeinse toponymie, de Gallo-Romeinse religie en een apart hoofdstuk over Boulogne. Twintig jaar la ter verscheen in Arras/Atrecht van Roland Demaire (Universiteit van Lille/Rijsel) zijn Etude archéologique de la partie orientale de la cité des Morins (Civitas Morinorum). Op p. 50 van dit laatste boek staat dat de Kroniek van Watten bevestigt dat er in de regio een ko lonie van Bataven was. Daar klinkt de echo van Albert Delahaye door: "Le passage de la Hem par la route de Thérouanne â Sangatte, â Toumehem, est marqué par les restes gallo-romaines provenant sans doute de tom bes. Une these récente plutôt curieuse a prétendu re trouver en Toumehem le Trajectum des itinéraires anti que, que l’on s’accorde â voir en Utrecht, et reconstituer â partir de la tout le réseau routier antique" (p. 111) naar A. Delahaye, Vraagstukken in de Historische Geografie van Nederland (p. 362).
POLERNALAND In Der Berner van februari 2009 een interessant artikel van K. Weiland over de streek Polemaland, een gebied dat in de Thidrekssaga (Diederiks-sage) voorkomt. Hij komt tot de conclusie dat met dit gebied de Peel bedoeld kan zijn. De locatie Apolli zou Oploo zijn. Hij laat zien dat er enkele belangrijke wegen door en om de Peel lie pen (verbindingen met Roermond en Venlo) en be spreekt aspecten van de oudste geschiedenis van onder meer Deume, Venray, Helden, Nederweert en Meyel. Uiteraard passeert ook die beroemde Romeinse helm de revue, die overigens als blikvanger diende voor de twee recente grote tentoonstellingen over de Vroege Middel eeuwen in Bonn. Het artikel is een vertaling waard. In Archeobrief van december 2008 een artikel van Janneke Zuyderwyk over De schat van Roermond', ‘een van de omvangrijkste schatten uit de Karolingische tijd’. FERMAUT VERTAALT DELAHAYE Het werk van Albert Delahaye wordt momenteel in het Frans vertaald en uitgegeven. Voor beide zaken tekent Jacques Fermaut uit Bieme. Onder de titel Des ‘histoires’ a l ’histoire (van ‘Indianenverhalen’ tot Geschiede nis). Ondertitel: Retour aux sources et réécriture du premier millénaire d'histoire de l ’E urope. Drie banden zijn tot nu toe verschenen. Nadere informatie: [email protected] DE OUDSTE OORKONDE (?) VAN POTSDAM Ditmar Franz toont met steun van prof.dr. Hans Constantin Faussner aan dat de zogenaamd oudste oorkonde met betrekking tot Potsdam (993 Otto III) een verval sing is. Hij geeft in hoofdstuk 3 een mooi college over Urkundenlehre und Urkundenfälschung (p. 30-46). De geschiedschrijving komt nogal eens in de klem tussen het belang van de profilering van steden en dorpen (de stad als verkooppraat) en het belang van een zakelijke benadering van documenten. (Mantis Verlag; prijs € 12,90 ). Ook vindt u een goed hoofdstuk over de werke lijke stadsontwikkeling van Potsdam. GUNNAR HEINSOHN Zeitensprünge van december 2008 (303 bladzijden) staat in het teken van de 65e veijaardag van prof. dr. Gunnar Heinsohn. In Nederlandse kranten (o.m. NRC en Metro) worden de laatste tijd vertalingen van artike len van deze pedagoog, socioloog en econoom gepubli ceerd. Hij houdt zich in Bremen en Dantzig vooral bezig met genocide en demografie. In kleinere kring is bekend dat hij een overtuigd criticus is van de chronologie die wij erop na houden en behoort tot de groep van Zeiten sprünge die de fantoomtijd-hypothese van Heribert Illig ondersteunt. Heinsohn publiceerde een reeks boeken (als: Die Sumerer gab es nicht, Wie alt ist das Men schengeschlecht?, Wann lebten die Pharaonen?, Wer herrschte im Industal?) en artikelen op het terrein van de chronologiekritiek. Hij is ook van mening dat bergen (in tegenstelling tot vulkanen) door kosmische krachten zijn ontstaan. Met de CD van de Peutinger-kaart van Willem Bruijnesteijn toonde hij zich zeer verguld. De kaart is volgens hem een (humanistische) vervalsing.
VADA Leo Klep beschrijft in Wageningen aan de Limes. Een terra incogriita (Wageningens Museum 2007) hoe Arend van Slichtenhorst in de zeventiende eeuw het Vada-verhaal van Tacitus niet serieus koppelde aan Wageningen. Hiermee in verband het volgende citaat van Klep: Grappig genoeg treedt Slichtenhorst daarmee - avant la lettre - in het voetspoor van Albert Delahaye (1915-1987): het enfant terrible van de Nederlandse romanistiek die er steeds maar op hamerde dat de Ro meinen nauwelijks in Nederland geweest zijn en dat het door Tacitus beschreven ‘Germanië’ in Noord-Frankrijk lag. Volgens Delahaye is ‘Vada’ de oude naam van het Noord-Franse Vis-en-Artois, gelegen in het oude graaf schap Boulogne. Niettemin lijken de archeologische vondsten de theorieën van Delahaye te ontzenuwen. Maar Vada wordt daar niet Wageningser van: momen teel wordt er vrij algemeen van uitgegaan dat Wadenoijen (bij Tiel) Vada is geweest. GRAVEN EN RAPPORTEREN EN DAN ??? Bij de Archeobrief van september 2008 is weer het jaar lijkse Bibliografische overzicht voor de Nederlandse archeologie 2007 gevoegd. Het gaat om 3165 docu menten waarvan een groot deel uiteraard betrekking heeft op concreet archeologisch onderzoek. In de be treffende Archeobrief zelf komt de archeoloog Daan Raemakers onder de titel Het einde van Malta? met en kele pittige kanttekeningen bij deze hyperactiviteit. Het commentaar is eigenlijk samen te vatten met de woor den: waar zijn we mee bezig? Het is uitgesloten, zegt Raemakers, dat alle projecten een bijdrage kunnen leve ren aan de essentie van de archeologie (beeldvorming van het verleden). Voor projecten die wel relevant zijn voor deze beeldvorming is er te weinig geld. Het is klaarblijkelijk niet (meer) de bedoeling dat onderzoek tot inzicht leidt. Ook wordt het onderzoek niet voldoen de vertaald in een publieksverhaal. Vooral ook wellicht omdat er zo weinig interessants te vertellen valt. De gemeentelijke archeologische diensten doen dat vaak nog het beste, zelfs uitbundig, zoals Nico Arts in Eind hoven. Waarschijnlijk laat Raemakers een echte aap uit de mouw komen als hij schrijft: Het is cru te constate ren dat het voor een bedrijf in de Nederlandse archeo logie het meest rendabel is die projecten uit te voeren waar geen o f weinig archeologie te verwachten is. De peiverse werking van geld als dat doel in plaats van middel wordt, mogen we wel zeggen. NIEUWSBRIEF RACM De Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten geeft een nieuwsbrief uit die u gratis thuisgestuurd kunt krijgen. Aanvragen: [email protected] of postbus 1600 3800 BP Amersfoort. Ook informatief in verband de geschiedenis van het eerste millennium. Ook gratis is een reeks brochures over aspecten van ar cheologisch onderzoek. Eerdere nieuwsbrieven en bro chures zolang de voorraad strekt.
41
Studiekring Eerste Millennium oG
Inn
Hof 6 4854 AZ Bavel
LinLinÜ
COLOFON SEMa/oor
R edactieadres
Tijdsc hrift v a n d e SEM Studiekring Eerste Millennium
H o f 6, 4854 AZ Bavel E -mail: i n f o @ s e m a f o o r . n e t
De studiekring SE M beoogt met zijn werk
W ebsite SEM
een hernieuwd onderzoek n a a r de geschiede
w w w .sem afoor.net
nis van het eerste millennium van de L a g e Landen g lobaal tussen S o m m e en E lbe in de
Contactadres in België:
periode 100 v.Cfir. tot 1200 n.Chr. S E M a f o o r v e r s c h i j n t 4x p e r jaar.
J. V a n d e m a e l e , S t o p p e l w e g 8 97 8 W a t o u / A b e l e (B.)
52
E -mail: j o e l . v a n d e m a e l e @ t e l e n e t . b e
Abonnementsprijs De k o s t e n v o o r e e n j a a r a b o n n e m e n t b e d r a g e n € 30,00. Het b e d ra g d ie n t o v e rg e m aa k t te w o r d e n o p d e r e k e n i n g van: Stichting SEM, Bavel ING 9 10.26.78 o.v.v. ab. S e m a fo o r 2009 Voor h e t buitenland g e l d t : IBAN: NL 44 INGB0009 102678 BIC: INGBNL2A H et jaarabon n em en t wordt
autom atisch verlengd tenzij men uiterlijk 1 novem ber 2009 schriftelijk h eeft opgezegd.