FACTSHEET APRIL 2015
FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2014 DE STUDIE KERNPUNTEN • Iets minder dan een kwart (23%) van de Nederlandse bevolking vanaf 15 jaar rookte in 2014. Dat is een daling vergeleken met 2013 (25%). Ook het percentage dagelijk se rokers nam af, van 19% in 2013 naar 17% in 2014. • De daling in percentage rokers deed zich vooral voor onder vrouwen (van 25% in 2013 naar 22% in 2014). Onder mannen was de daling net niet significant (26% in 2013 en 24% in 2014). • Onder hoog opgeleiden is roken het minst prevalent (18% versus 26% voor de middel en 27% voor de laag opgeleiden), dat geldt ook voor dagelijks roken (10% versus 20% en 22%). • Het percentage rokers is het hoogst onder de 25t/m 34-jarigen (29%) en het laagst onder de 65- t/m 74-jarigen (16%) en 75-plussers (9%). • Sigaretten (niet zelf gerold) zijn het meest gebruikte tabaksproduct: 15% van de Nederlandse bevolking vanaf 15 jaar rookt (ook) sigaretten. • In 2014 gebruikte 4,1% van de Nederlandse bevolking elektronische sigaretten. Dit is een stijging in vergelij king met 2013 (2,5%). Het aandeel e-sigaret gebruikers dat dagelijks gebruikt is gestegen van 29% in 2013 naar 44% in 2014. • In vergelijking met 2013 is het gemiddeld aantal sigaret ten/shagjes per dag voor sigarettenrokers stabiel geble ven op 13,1. Een achtste van de sigarettenrokers rookt dagelijks gemiddeld meer dan 22 sigaretten. • Van de Nederlandse rokers van 15 jaar en ouder heeft 65% ooit een serieuze stoppoging ondernomen. In het afgelopen jaar ondernam 29% van de (ex-) rokers een serieuze stoppoging. Bij hun laatste stoppoging gebruik te 40% een hulpmiddel of hulpmethode; dat is meer dan in 2013 (34%). Deze toename wordt grotendeels verklaard door een toename in het gebruik van e-sigaretten als hulpmiddel. • Van de huidige rokers is 81% van plan in de toekomst te stoppen.
De cijfers in deze factsheet zijn afkomstig uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014, uitgevoerd door TNS-NIPO in opdracht van het Trimbos-instituut. De studie vond plaats onder Nederlanders vanaf 15 jaar. Voor de steekproef werd de TNS-NIPO database gebruikt, een panel van 200.000 Nederlanders. Per week werden daarvan netto ongeveer 350 personen ondervraagd via een digitale vragenlijst. De steekproef is representatief voor geslacht, leeftijd, opleiding, huishoudgrootte, provincie, regio-indeling en sociale klasse. Aan het Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014 namen 18.264 respondenten deel. Waar mogelijk worden de in 2014 verzamelde cijfers (voor het totaal en voor mannen en vrouwen) vergeleken met cijfers uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten van 2013. Deze studie werd eveneens uitgevoerd door TNS-NIPO, in opdracht van het Trimbos-instituut. Verschillen worden alleen beschreven als er ook sprake is van een statistisch significant verschil. Dat betekent dat de kans dat het verschil op toeval berust lager is dan 5%. Voor de historische trendgegevens zijn eventuele verschillen die daarbij worden beschreven niet statistisch getoetst. In de factsheet worden alle mensen die aangeven te roken als rokers beschouwd. Een deel hiervan rookt dagelijks en een deel niet dagelijks. Onder de niet-rokers verstaan we de mensen die nog nooit hebben gerookt en de ex-rokers (ooit gerookt, maar nu gestopt). Door afrondingsverschillen kunnen totalen en subotalen soms afwijken. Vanwege de integratie van landelijke leefstijlmonitoren is het COR in 2014 voor het laatst uitgevoerd. De jaarlijkse Gezondheidsenquête van het CBS in de bevolking vanaf 12 jaar zal de primaire bron voor rookprevalentiegegevens worden (T.K. 32793-161, 2014. Preventief gezondheidsbeleid; Brief regering; Nieuwe opzet Leefstijlmonitoring. Den Haag: Tweede Kamer der Staten-Generaal). PREVALENTIE VAN ROKEN Bijna een kwart van de Nederlandse bevolking rookt Bijna een kwart (23%) van de Nederlandse bevolking vanaf
figuur 2). Het percentage dagelijks rokers is het hoogste onder de 25- t/m 64 (18-21%). In de jongste leeftijdscategorie, de 15- t/m 24-jarigen, heeft 30% gerookt: 24% rookt nu nog en 6% is gestopt met roken. In de oudste leeftijd de 75-plussers, heeft 78% ooit gerookt: 9% rookt nu nog en 69% is gestopt.
15 jaar rookt en 17% rookt dagelijks. Van de niet-rokers heeft iets meer dan de helft nog nooit gerookt en is iets minder dan de helft een ex-roker (zie figuur 1). Het percentage (dagelijks) rokers verschilt niet tussen mannen en vrouwen; wel hebben relatief meer vrouwen nooit gerookt (45%) dan mannen (38%). Onder hoog opgeleiden is roken het minst prevalent (18%); dat geldt ook voor dagelijks roken (10%). Het percentage ex-rokers is het hoogst onder de laag en middelbaar opgeleiden (resp. 37% en 36%; zie figuur 1).
Figuur 2. Prevalentie van roken, naar leeftijd (%). Peiljaar 2014.
Figuur 2. Prevalentie van roken, naar leeftijd (%). Peiljaar 2014. 100 80 60 40 20
Figuur 1. Prevalentie van roken, totaal, naar geslacht en naar hoogst genoten opleiding (%). Figuur 1. Prevalentie van roken, totaal, naar geslacht en naar Peiljaar 2014. hoogst genoten opleiding (%). Peiljaar 2014.
0
Nooit gerookt
100 80
15-‐24 25-‐34 35-‐44 45-‐54 55-‐64 65-‐74 70
75+
52
48
40
23
23
22
Ex-‐roker
6
19
27
34
53
61
69
Rookt niet dagelijks
10
10
7
6
4
3
2
Rookt dagelijks
14
19
18
20
21
13
7
60 40
TRENDS
3
TRENDS
20
Daling percentage rokers 2014 ten opzichte van 2013 Tussen 2013 en 2014 is het percentage rokers gedaald van 25% 0 Totaal Man Vrouw Laag Middel Hoog naar 23%. Deze daling deed zich vooral voor onder vrouwen Daling percentage rokers 2014 ten opzichte van 2013 Nooit gerookt 42 38 45 37 38 50 (van 25% in 2013 naar 22% in 2014). Onder mannen was de 1 daling2013 net niet significant (26% in rokers 2013 en 24% van in 2014) . Een23%. Deze da Ex-‐roker 35 38 33 37 36 33 Tussen en 2014 is het percentage gedaald 25% naar deed zich vooral voor onder vrouwen (van 24% in 2013 naar 22% in 2014). Onder vergelijkbare daling is te zien bij de prevalentie van dagelijks Rookt niet dagelijks 6 7 6 5 6 8 mannen was de daling net niet significant 2013 24%isinde 2014). Een roken (van 19% in 2013 naar 17% in(26% 2014)inen ookenhier Rookt dagelijks 17 17 17 22 20 10 vergelijkbare daling zien bij deaan prevalentie van dagelijks roken (van 19% in 201 daling vooral toeisteteschrijven een vermindering van het naar 17% in 2014) en ook hier is de daling vooral toe te schrijven aan een verminde aantal dagelijks rokende vrouwen. van het aantal dagelijks rokende vrouwen. Het aantal nooit rokers is gestegen van 40% in 2013 naar 42% Prevalentie dagelijks roken het hoogst onder de 25- t/m 64-jarigen in 2014. percentages niet-dagelijks roken, ex-rokers Het percentage rokers (dagelijks en niet-dagelijks) is het Het aantal De nooit rokers is gestegen van 40% in 2013 naar 42% inzijn 2014. De percenta Prevalentie dagelijks roken het hoogst onder de 45- t/m 64-jarigen niet-dagelijks roken, voor ex-rokers zijn stabiel gebleven,afzonderlijk voor mannen en en voor vrouwen stabiel gebleven, mannen en vrouwen hoogst onder de 25- t/m 34-jarigen (29%) en het laagst onder afzonderlijk het totaal.en voor het totaal. de 65- t/m 74-jarigen (16%) en 75-plussers (9%; zie figuur 2). Het percentage rokers (dagelijks en niet-dagelijks) is het hoogst onder de 25- t/m 34Het percentage dagelijks rokers is het hoogste onder de 25jarigen (29%) en het laagst onder de 65- t/m 74-jarigen (16%) en 75-plussers (9%; zie Dalende trend sinds 1980 groter bij mannen t/m 64-jarigen (18-21%). In de jongste leeftijdscategorie, de figuur 2). Het percentage dagelijks rokers is het hoogste onder de 25- t/m 64-jarigen Sinds 1980, het eerste jaar waarover vergelijkbare cijfers 15t/m 24-jarigen, heeft 30% ooit gerookt: 24% rookt nu nog Dalende trend sinds 1980 groter bij mannen (18-21%). In de jongste leeftijdscategorie, de 15- t/m 24-jarigen, heeft 30% ooit beschikbaar zijn, daalt het percentage rokers gestaag. Bij en 6% is gestopt met roken. In de oudste leeftijdscategorie, de gerookt: 24% rookt nu nog en 6% is gestopt met roken. In de oudste leeftijdscategorie, Sinds 1980, het eerste jaar waarover vergelijkbare cijfers beschikbaar zijn, daalt het mannen rookte in 1980 nog meer dan de helft (52%), in 2014 75-plussers, heeft 78% ooit gerookt: 9% rookt nu nog en 69% de 75-plussers, heeft 78% ooit gerookt: 9% rookt nu nog en 69% is gestopt. percentage rokers gestaag. Bij mannen rookte in 1980 nog meer dan de helft (52%) was dit percentage gehalveerd tot minder dan een kwart (24%) is gestopt. 2014 was dit percentage gehalveerd tot minder dan een kwart (24%) (zie figuur 3). (zie figuur De daling was bijminder vrouwen relatief wat minder daling was bij3). vrouwen relatief wat groot: het percentage vrouwen dat rookt groot: het percentage vrouwen dat rookte nam met bijna een nam met bijna een derde af van 34% in 1980 tot 22% in 2014. derde af van 34% in 1980 tot 22% in 2014. Figuur 2. Prevalentie van roken, naar leeftijd (%). Peiljaar 2014. Figuur 3. Prevalentie van roken, naar kalenderjaar en naar geslacht (%). Periode 1980 t/m 2014.
Figuur 3. Prevalentie van roken, naar kalenderjaar en naar geslacht (%). Periode 1980 t/m 201
100 80
60
60
50
40
40
20
30
0
15-‐24 25-‐34 35-‐44 45-‐54 55-‐64 65-‐74
75+
Nooit gerookt
70
52
48
40
23
23
22
Ex-‐roker
6
19
27
34
53
61
69
Rookt niet dagelijks
10
10
7
6
4
3
2
Rookt dagelijks
14
19
18
20
21
13
7
3
20 10 0 1980
1985
1990
1995 Man
2000
2005
2010
Vrouw
1 Indien weergegeven op 1 decimaal nauwkeurig is de daling iets groter onder vrouwen dan mannen. Voor vrouwen gaat het om een afname van 24,5% in 2013 naar 22,3% in 2014, en onder mannen van 25,6% in 2013 naar 24,1% in 2014. 4
Geringste daling bij middelbaar opgeleiden Mannen roken minder vaak sigaretten dan vrouwen in alle opleidingsOok voor mannen en vrouwen apart geldt dat sigaretten niveaus (zie figuur 4). De daling tussen 2001 en 2014 is het het meest gerookt worden, hoewel meer vrouwen sigaretten Sinds 2001 daalt het percentage rokers in alle opleidingsniveaus (zie figuur 4). De daling grootst bij2014 de hoog door de gevolgd laag door de roken (17%) dan mannen (13%; zie figuur 5). Mannen roken tussen 2001 en is hetopgeleiden grootst bij de(8%), hooggevolgd opgeleiden (8%), laag opgeleiden (6%). De daling bij de middelbaar opgeleiden is vaker shag (12%) en sigaren of cigarillo’s (6%) dan vrouwen opgeleiden (6%). De daling bij de middelbaar opgeleiden is kleiner (4%). Door de grotere daling(4%). in de Door prevalentie van roken onder opgeleiden, isvan vanaf 2013 het kleiner de grotere daling in laag de prevalentie (8% respectievelijk 1%). Vrouwen roken daarentegen vaker oorspronkelijke verschil percentage rokers tussen laag enoorspronkemiddelbaar opgeleiden roken onder laaginopgeleiden, is vanaf 2013 het zelfgemaakte sigaretten (8%) dan mannen (5%). Het gebruik verdwenen. lijke verschil in percentage rokers tussen laag en middelbaar van e-sigaretten nam zowel bij mannen als bij vrouwen toe opgeleiden verdwenen. in vergelijking met 2013: bij mannen van 2% naar 3,4%, bij vrouwen van 3% naar 4,7%. Geringste bij middelbaar opgeleiden Sinds daling 2001 daalt het percentage rokers
Figuur 4. Prevalentie van roken, nvan aar kroken, alenderjaar en kalenderjaar naar hoogst genoten opleiding (%). Periode Figuur 4. Prevalentie naar en naar 2001 t/m 2014. hoogst genoten opleiding (%). Periode 2001 t/m 2014. Ruim een achtste van sigarettenrokers rookt dagelijks meer dan
22 sigaretten Sigarettenrokers (sigaretten2 en/of shag) roken gemiddeld 13,1 sigaretten/shagjes per dag. Dit is gelijk aan 2013. Mannen roken iets meer sigaretten per dag dan vrouwen (respectievelijk 13,6 en 12,6). Ruim een kwart van de sigarettenrokers (29%) rookt minder dan 8 sigaretten/shagjes per dag, ongeveer een kwart (23%) rookt 8-12 sigaretten/shagjes per dag, ruim een derde (36%) rookt 13-22 sigaretten/shagjes per dag en een achtste (12%) rookt meer dan 22 sigaretten/shagjes per dag (zie figuur 6).
35 30 25 20 15 10 5 0 Laag
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 33 33 33 32 31 31 31 29 32 32 29 30 28 27
Midden 30 30 30 27 28 29 28 27 30 29 26 28 28 26 Hoog
Figuur 6. Aantal sigaretten/shagjes per dag voor Figuur 6. Aantal sigaretten/shagjes per Peiljaar dag voor s2014. igarettenrokers (%). Peiljaar 2014. sigarettenrokers (%).
25 26 24 21 21 22 21 20 20 20 18 20 19 17
25
ROOKWAAR
20
Sigaretten ROOKWAAR
het meest gebruikte tabaksproduct 15 Sigaretten (niet zelfgerold) zijn het meest gebruikte tabaksproduct: 15% van de Nederlandse bevolking vanaf 15 jaar 10 rookt sigaretten (zie figuur 5). Daarna volgen shag (10%), Sigaretten het meest gebruikte tabaksproduct zelfgemaakte sigaretten (met filterhulzen; 7%) en sigaren 5 of cigarillos (4%). Pijptabak wordtgebruikte het minst gerookt (0,5%). Sigaretten (niet zelfgerold) zijn het meest tabaksproduct: 15% van de Nederlandse bevolking jaar rookt sigaretten (zie11% figuur 5). Daarna Het gebruik vanvanaf shag 15 is iets afgenomen (van naar 10%). volgen shag (10%), zelfgemaakte (met filterhulzen; 7%) en sigaren of cigarillos (4%). 0 Voor de overigesigaretten rookwaar werden geen verschillen gevonden 1-‐2 3-‐7 8-‐12 13-‐17 18-‐22 23-‐27 28-‐34 35-‐44 45-‐54 55+ Pijptabak wordt het minst gerookt (0,5%). Het gebruik van shag is iets afgenomen (van tussen 2013 en 2014. De percentages tellen niet op tot 100 % 12 17 23 18 18 7 3 1,5 0,5 0,2 11% naar 10%). Voor de overige rookwaar werden geen verschillen gevonden tussen omdat mensen meerdere tabaksproducten kunnen gebruiken. 2013 en 2014. Elektronische sigaretten (e-sigaretten) worden door 4,1% van de Nederlandse gebruikt ook later). In Nederlandse vergeDagelijks aantal sigaretten/shagjes hangt samen met opleiding Elektronische sigarettenbevolking (e-sigaretten) worden(zie door 4,1% van de bevolking gebruikt (ziemet ook later). In het vergelijking is het gebruik van e-sigaretten Dagelijks lijking 2013 is gebruikmet van2013 e-sigaretten gestegen van en leeftijd aantal sigaretten/shagjes hangt samen met opleiding en leeftij gestegen 2,5% naar 4,1%. 2,5%van naar 4,1%. Mannen roken gemiddeld iets meer sigaretten per dag dan Mannen roken gemiddeld iets meer sigaretten per dag dan vrouwen (respectievel vrouwen (respectievelijk 13,6 en 12,6; zie figuur 7). Het gemid12,6; zie figuur 7). Het gemiddelde aantal sigaretten per dag verschilt niet ten Figuur 5. P5. revalentie rookwaar naar geslacht (%). Meer antwoorden per respondent en m ogelijk. delde aantal sigaretten per dag verschilt niet ten opzichte van Figuur Prevalentie rookwaar naar geslacht (%). Meer 5 opzichte van 2013. Laag opgeleide sigarettenrokers steken dagelijks meer Peiljaar 2014. antwoorden per respondent mogelijk. Peiljaar 2014. 2013. Laag opgeleide sigarettenrokers steken dagelijks meer sigaretten/shagjes op (14,5) dan middel opgeleiden (13,1). Hoog opgeleide roker sigaretten/shagjes op (14,5) opgeleiden (13,1). het minste aantal sigaretten perdan dag middel (11,0). Sigarettenrokers in de leeftijd van 45 Hoog opgeleide rokers roken het minste aantal sigaretten per jaar roken de meeste sigaretten/shagjes, dagelijks gemiddeld 14,6-15,2. De jong 15 SigareHen (niet zelfgerold) 13 leeftijdsgroep sigarettenrokers rookt met 9,2 sigaretten/shagjes het minst freque dag (11,0). Sigarettenrokers in de leeftijd van 45-64 jaar roken 17 dag. de meeste sigaretten/shagjes, dagelijks gemiddeld 14,6-15,2. 10 Shag 12 8 De jongste leeftijdsgroep sigarettenrokers rookt met 9,2 7 sigaretten/shagjes het minst frequent per dag. Zelfgemaakte sigareHen 5 8
4
Sigaren of cigarillo's
6
1 0,5
Pijp
0,8 0,1 4,1
E-‐sigareHen
3,4 4,7 0
2 Totaal
4
6 Man
8
10
12
14
16
18
20
2 E xclusief rokers die alleen zelfgemaakte sigaretten (met filterhulzen) roken.
Vrouw
Mannen roken minder vaak sigaretten dan vrouwen Ook voor mannen en vrouwen apart geldt dat sigaretten het meest gerookt worden, hoewel meer vrouwen sigaretten roken (17%) dan mannen (13%; zie figuur 5). Mannen roken vaker shag (12%) en sigaren of cigarillo's (6%) dan vrouwen (8% respectievelijk
opgeleiden (4,9%). Het percentage e-sigaret gebruikers is Figuur 7. Gemiddeld aantal sigaretten/shagjes per dag voor Figuur 7. Gemiddeld aantal sigaretten/shagjes per dag voor sigarettenrokers, totaal, naar geslacht, in de leeftijdsgroepen van 15 tot en met 64 jaar ongeveer sigarettenrokers, totaal, naar geslacht, naar hoogst naar hoogst genoten opleiding en naar leeftijd. Peiljaar 2014. gelijk. Onder de 65 plussers wordt de e-sigaret echter minder genoten opleiding en naar leeftijd. Peiljaar 2014. gebruikt (65-74 jarigen 2,1% en 75+ 0,9%). Totaal
13,1
Man Vrouw
13,6 12,6
Laag Midden Hoog
13,1
11,0 9,2
15-‐24 jaar 25-‐34 jaar 35-‐44 jaar 45-‐54 jaar 55-‐64 jaar 65-‐74 jaar 75+ jaar 0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
11,4
12,0
14,5
13,9 14,6 15,2 14,1 13,3 14,0
16,0
Filtersigaretten meest populair onder sigarettenrokers Filtersigaretten zijn het meest populair onder de sigaretFiltersigaretten meest populair onder sigarettenrokers tenrokers: 91% rookt meestal filtersigaretten, 21% van alle sigarettenrokers teer-populair en nicotinearme filtersigaretten91% rookt meestal Filtersigaretten zijn rookt het meest onder de sigarettenrokers: (zie figuur 8). 21% Sigaretten vrouwenrookt roken vaker teerfiltersigaretten, van allerokende sigarettenrokers teeren nicotinearme filtersigaretten en figuur nicotinearme filtersigaretten (26%) roken dan mannen (15%). (zie 8). Sigaretten rokende vrouwen vaker teeren nicotinearme filtersigaretten (26%) dan mannen (15%). Sigaretten rokende mannen roken vaker Sigaretten rokende mannen roken vaker sigaretten zonder ). Het gebruik van teer- en nicotinearme sigaretten zonder filter (7%)(2%). dan Het vrouwen (2%van filter (7%) dan vrouwen gebruik teeren nicosigaretten vaker voor onder hoog opgeleiden (27%) dan onder laag en midden tinearmekomt sigaretten komt vaker voor onder hoog opgeleiden opgeleiden en 19%). In vergelijking met 2013 is het percentage (27%) dan(respectievelijk onder laag en20% midden opgeleiden (respectievelijk laag opgeleide rokers dat meestal teer- en nicotinearme sigaretten rookt gestegen van 20% en 19%). In vergelijking met 2013 is het percentage laag 14% naar 20%. opgeleide rokers dat meestal teer- en nicotinearme sigaretten rookt gestegen van 14% naar 20%. Bijna de helft van de e-sigaret gebruikers, gebruikt deze dagelijks Figuur 8. Soort sigaretten voor sigarettenrokers (geen shagjes), Figuur 8. Soort sigaretten voor geslacht sigarettenrokers (geen shagjes), totaal, naar geslacht Ruim en naar twee van de vijf e-sigaret gebruikers (44%) gebruikt totaal, naar en naar hoogst genoten hoogst genoten oopleiding pleiding (%). P eiljaar 2 014. deze dagelijks en nog eens 22 procent gebruikt deze wekelijks. (%). Peiljaar 2014. Het aandeel e-sigaret gebruikers dat dagelijks gebruikt is gestegen in vergelijking met 2013 (29%). Hierbij zien we geen verschillen tussen mannen en vrouwen of tussen verschillende opleidingsniveaus. Het percentage gebruikers dat dagelijks de e-sigaret gebruikt is het laagst onder de 15-24 jarigen (21%) (zie figuur 9).
100 80 60 40 20 0
Totaal
Man Vrouw
Laag Midden Hoog
Weet niet
4
5
3
5
3
5
SigareHen zonder filter
4
7
2
5
4
5
Filter: anders
70
73
68 8
70
74
63
Filter: teer-‐ en nicoYnearm
21
15
26
20
19
27
E-SIGARET
Figuur 9. Percentage e-sigaret gebruikers dat dagelijks Figuur 9. Percentage e-‐sigaret gebruikers dat dagelijks e-‐sigaretten e-sigaretten gebruikt, totaal en naar geslacht, gebruikt, totaal en n geslacht, leeftijd e n o pleidingsniveau ( %). P eiljaar 2 014. leeftijd en opleidingsniveau (%). Peiljaar 2014. Totaal
44
Man Vrouw
42
Laag Midden Hoog
38
15-‐24 jaar
25-‐34 jaar Gebruik van de e-sigaret hangt samen met geslacht, opleidings E-SIGARET 35-‐44 jaar niveau en leeftijd 45-‐54 jaar E-sigaretten worden iets vaker door vrouwen (4,7%) dan 55-‐64 jaar 65-‐74 jaar door mannen (3,4%) gebruikt. Ook zijn er verschillen tussen 75+ jaar opleidingsniveaus: onder hoogopgeleiden is het gebruik van Gebruik van de e-sigaret hangt samen met geslacht, opleidingsniveau en 0 leeftijd de e-sigaret lager (2,3%) dan onder laag (5,0%) en midden
21
10
20
47
44 46
38 40
30
40
52 55 52 50
60
63 70
E-sigaretten worden iets vaker door vrouwen (4,7%) dan door mannen (3,4%) gebruikt. Bijna een op de vijf e-sigaret gebruikers, gebruikt een hoge dosis nicot Ook zijn er verschillen tussen opleidingsniveaus: onder hoogopgeleiden is het gebruik van de e-sigaret lager (2,3%) dan onder laag (5,0%) en midden opgeleiden Het De(4,9%). helft van e-sigaret gebruikers (47%) gebruikt een lage of middelhoge dosis percentage e-sigaret gebruikers is in de leeftijdsgroepen van 15 tot en met(zie 64 figuur jaar 10). Bijna een op de vijf (18%) gebruikt een hoge dosis en een kwa ongeveer gelijk. Onder de 65 plussers wordt de e-sigaret echter minder gebruikt (65-74 een zeer lage dosis of geen nicotine. Een op de acht e-sigaret gebruikers (12% jarigen 2,1% en 75+ 0,9%). sigaretten zonder nicotine en een zelfde aandeel (12%) weet niet welke dosis
gebruiken.
In het afgelopen jaar ondernam 29%2 van de (ex-)rokers een serieuze stoppo figuur 11). Hierin zijn geen significante verschillen tussen de verschillende opleidingsniveaus of met 2013.
Bijna een op de vijf e-sigaret gebruikers, gebruikt een hoge dosis nicotine De helft van e-sigaret gebruikers (47%) gebruikt een lage of middelhoge dosis nicotine (zie figuur 10). Bijna een op de vijf (18%) gebruikt een hoge dosis en een kwart (24%) een zeer lage dosis of geen nicotine. Een op de acht e-sigaret gebruikers (12%) neemt e-sigaretten zonder nicotine en een zelfde aandeel (12%) weet niet welke dosis ze gebruiken. Figuur 10. Percentage verschillende doseringen van de e-sigaret onder e-sigaret gebruikers (%). Peiljaar 2014.
Vrouwen ondernamen iets vaker een stoppoging (31%) dan mannen (27%). D (ex-)rokers, in de leeftijd van 15-24 en 25-34 jaar, ondernamen het meest va serieuze stoppoging (respectievelijk 37% en 33%); 65-74 jarigen ondername vaak een serieuze stoppoging; in de leeftijdsgroep toch nog steeds een vijfde (ex)rokers (21%) (zie figuur 11). dat afgelopen jaar een Figuur 11. Prevalentie (ex-)rokers
serieuze stoppoging heeft gedaan, totaal, naar Figuur 11. Prevalentie (ex-‐)rokers dat afgelopen jaar een serieuze stoppoging heeft ge geslacht, naar hoogst genoten opleiding en naar naar geslacht, naar hoogst genoten opleiding en naar leeftijd (%). Peiljaar 2014. leeftijd (%). Peiljaar 2014. Totaal
29
Man Vrouw
27
31
28
Laag Midden Hoog 15-‐24 jaar 25-‐34 jaar 35-‐44 jaar 45-‐54 jaar 55-‐64 jaar 65-‐74 jaar 75+ jaar 5
10
15
20
37
33
27 26 28
21 0
30 31
28 25
30
35
40
Van de huidige rokers in 2014 is 81% van plan om in de
STOPPEN MET ROKEN Tweederde van de rokers heeft ooit serieus geprobeerd te stoppen Van de Nederlandse rokers van 15 jaar en ouder in 2014 heeft 65% ooit een serieuze stoppoging ondernomen; dat wil zeggen dat de roker het 24 uur of langer volhield om niet te roken. Dit was gelijk aan 2013. Meer rokende vrouwen dan mannen hebben ooit een serieuze stoppoging ondernomen (68% vs. 61%). Gemiddeld hebben de huidige rokers 2,5 serieuze stoppogingen ondernomen en de ex-rokers 2,3. Dit is vergelijkbaar met 2013. Drie van de tien (ex-)rokers deed afgelopen jaar serieuze stoppoging In het afgelopen jaar ondernam 29%3 van de (ex-)rokers een serieuze stoppoging (zie figuur 11). Hierin zijn geen significante verschillen tussen de verschillende opleidings niveaus of met 2013. Vrouwen ondernamen iets vaker een stoppoging (31%) dan mannen (27%). De jongere (ex-)rokers, in de leeftijd van 15-24 en 25-34 jaar, ondernamen het meest vaak een serieuze stoppoging (respectievelijk 37% en 33%); 65-74 jarigen ondernamen het minst vaak een serieuze stoppoging; in deze leeftijdsgroep toch nog steeds een vijfde van de (ex)rokers (21%) (zie figuur 11).
3 Dit percentage is berekend door de som van het aantal succesvol gestopte rokers in het afgelopen jaar en het aantal rokers met een serieuze stoppoging het afgelopen jaar te delen door de som van het aantal succesvol gestopte rokers in het afgelopen jaar en het aantal huidige rokers.
Van de huidige rokers in 2014 is 81% van plan om in de toekomst te stoppen toekomst te stoppen, dit is vergelijkbaar met 2013. Rokende vergelijkbaar met 2013. Rokende vrouwen zijn vaker van plan in de toekoms vrouwen zijn vaker van plan in de toekomst te stoppen (85%) (85%) dan mannen (77%). Ook zijn meer jongere dan oudere rokers van pla dan mannen (77%). Ook zijn meer jongere dan oudere rokers (15-24 jarigen 87%; 75+ 68%). Er zijn geen verschillen tussen opleidingsniv 2 Dit percentage is berekend doorjarigen de som 87%; van het aantal succesvol van plan te stoppen (15-24 75+ 68%). Er zijngestopte geen rokers in stopplannen. afgelopen jaar en het aantal rokers met een serieuze stoppoging het afgelopen jaar te
verschillen tussen opleidingsniveaus in stopplannen.
de som van het aantal succesvol gestopte rokers in het afgelopen jaar en het aantal h
Bij vier van de tien serieuze stoppogingen zijn 11 hulpmiddelen of
Bij vier van degebruikt tien serieuze stoppogingen zijn hulpmiddelen of hulpm hulpmethodes gebruikt Vier van de tien (40%) (ex-)rokers met een serieuze stoppoging
in het laatste jaar gebruikte bij de laatste poging hulpmid-
Vier van tien (40%) (ex-)rokers met een serieuze stoppoging in het laatst delen ofde hulpmethodes voor het stoppen met roken (zie gebruikte 4bij de laatste poging hulpmiddelen of hulpmethodes voor het stopp figuur 12 ). Dit is hoger dan in 2013 (34%). Er is hierbij geen roken (zie figuur 12). Dit is hoger dan in 2013 (34%). Er is hierbij geen signi significant verschil tussen mannen en vrouwen. Wel zien we verschil tussen mannen en vrouwen. Wel zien we een verschil bij opleidingsn een verschil bij opleidingsniveau en leeftijd. Hoog opgeleiden leeftijd. Hoog opgeleiden maken minder gebruik van hulpmiddelen bij het sto maken minder gebruik van hulpmiddelen bij het stoppen roken (33%) dan laag of middelbaar opgeleiden (respectievelijk 44 en 41%). met roken (33%) dan laag of middelbaar opgeleiden (respecheeft invloed; het gebruik van hulpmiddelen bij stoppen met roken is het hoo tievelijk 44 en 41%). Ook invloed; het gebruik leeftijdsgroepen van 35 tot leeftijd 74 jaar heeft (43-54%).
van hulpmiddelen bij stoppen met roken is het hoogst in de leeftijdsgroepen van 35 tot 74 jaar (43-54%).
Figuur Prevalentie gebruik van hvan ulpmiddelen of hulpmethode Figuur12. 12. Prevalentie gebruik hulpmiddelen of hulpvoor (ex-‐)rokers me stoppoging in methode laatste jaar, totaal, naar geslacht, naar leeftijd en naar opleidingsnivea voor (ex-)rokers met serieuze stoppoging in laatste jaar, totaal, naar geslacht, naar leeftijd en 2014. naar opleidingsniveau (%). Peiljaar 2014. Totaal
40
Man Vrouw
39 41
Laag Midden Hoog
41
33 19
15-‐24 jaar 25-‐34 jaar 35-‐44 jaar 45-‐54 jaar 55-‐64 jaar 65-‐74 jaar 75+ jaar
35
10
20
43 46
23 0
44
30
40
54 53
50
60
4 Hier zijn alle hulpmiddelen en - methoden samengenomen, ongeacht
Nicotinevervangende middelen en geneesmiddelen het meest gebruik hun effectiviteit. hulpmiddel
Nicotinevervangende middelen en geneesmiddelen worden het meest gebruik hulpmiddel, 22% van de (ex-)rokers gebruikte deze bij hun laatste serieuze in het afgelopen jaar (zie tabel 1). In deze categorie is gevraagd naar het ge nicotine Microtab, nicotine kauwgom, nicotinepleisters, nicotinezuigtabletten, Zyban/bupropion, Nortriptyline/nortrilen, Champix/Varenicline en anti-rookpr
Factsheet Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014
Nicotinevervangende middelen en geneesmiddelen het meest gebruikt als hulpmiddel Nicotinevervangende middelen en geneesmiddelen worden het meest gebruikt als hulpmiddel, 22% van de (ex-)rokers gebruikte deze bij hun laatste serieuze stoppoging in het afgelopen jaar (zie tabel 1). In deze categorie is gevraagd naar het gebruik van nicotine Microtab, nicotine kauwgom, nicotinepleisters, nicotinezuigtabletten, Zyban/bupropion, Nortriptyline/nortrilen, Champix/Varenicline en anti-rookpreparaten. In 5% van de laatste serieuze stoppoging was er sprake van advies of begeleiding: van (para-)medici, een gedragstherapeut/psycholoog, op een rookstop-poli en/of een telefonische hulp en informatielijn/telefonische begeleiding/ telefonische coaching. Schriftelijke hulpmiddelen (boek Allen Carr, boek Nederland Stopt! Met roken, de stoppen-met-roken brochures ‘Willen en Kunnen’ en ‘Inhaleer het leven’) werden eveneens door 5% van de (ex-)rokers bij hun laatste serieuze stoppoging in het afgelopen jaar gebruikt. Bij 19% van de serieuze stoppogingen in het afgelopen jaar werd een ander hulpmiddel of hulpmethode gebruikt. Een groot deel hiervan betreft het gebruik van de e-sigaret bij het stoppen met roken (15%). Dat is een toename vergeleken met 2013 (4%). Tabel 1. Prevalentie soort hulpmiddelen of hulpmethode bij laatste stoppoging voor (ex-)rokers met serieuze stoppoging in het laatste jaar (%). Peiljaar 2014.
Soort hulpmiddel/hulpmethode
Totaal
Geen hulpmiddel/hulpmethode
60
Nicotinevervangende middelen en/of geneesmiddelen
22
Schriftelijke hulpmiddelen
5
Advies en/of begeleiding
5
Cursus en/of training
0,2
Online hulpmiddelen
1
Overige hulpmiddelen
19
De percentages tellen niet op tot 100, omdat mensen meerdere hulpmiddelen of hulpmethoden kunnen gebruiken.
Colofon Auteurs Jacqueline Verdurmen Karin Monshouwer Margriet van Laar Ontwerp & productie Canon Nederland N.V. Beeld www.istockphoto.com Deze uitgave is als download beschikbaar of te bestellen via www.trimbos.n/webwinkel met artikelnummer AF1376. © 2015, Trimbos-instituut, Utrecht Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van het Trimbos-instituut.