FACTSHEET 22 oktober 2014
Informatieverstrekking aan de inlener De Wet bescherming persoonsgegevens stelt eisen aan de gegevensverwerking van uitzendbureaus. Niet alle gegevens van uitzendkrachten mogen zomaar verstrekt worden aan de inlener. Tevens hebben uitzendbureaus op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens een informatieplicht. Zij dienen uitzendkrachten te informeren voor welk doel bepaalde persoonsgegevens verwerkt worden. Dit kan bijvoorbeeld door een bepaling op te nemen in de uitzendovereenkomst. Daarin kan worden opgenomen welke gegevens zullen worden verstrekt, aan wie en waarom daartoe de noodzaak bestaat. De volgende gegevens mogen wel aan de inlener verstrekt worden Aspirant-uitzendkrachten (uitzendkrachten die worden voorgedragen) • naam, woonplaats, geboortedatum; • gegevens die betrekking hebben op gevolgde en te volgen opleidingen, cursussen en stages; • andere gegevens die betrekking hebben op de werkervaring van de aspirant-uitzendkracht; • andere gegevens die van belang zijn in het kader van de terbeschikkingstelling van de aspirant-uitzendkracht. Voorwaarde hierbij is dat die gegevens door de aspirant-uitzendkracht zijn verstrekt of hem bekend zijn. Let op: er gelden strenge beperkingen (zie later in deze factsheet) Uitzendkrachten die daadwerkelijk worden uitgeleend • naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens (bijv. het e-mailadres) van de uitzendkracht, of gegevens van de ouders, voogden of verzorgers van minderjarige uitzendkrachten; • BNS/sofinummer; • nationaliteit; • aard en nummer van identiteitsbewijs; • als dat van toepassing is, de aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning, notificatie of VAR-verklaring inclusief nummer en geldigheidsduur; • kopie identiteitsbewijs van een uitzendkracht die geen onderdaan is van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland (zie hieronder); • gegevens die betrekking hebben op gevolgde en te volgen opleidingen, cursussen en stages; • andere gegevens die betrekking hebben op de werkervaring van de uitzendkracht; • andere gegevens die van belang zijn in het kader van de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht. Voorwaarde hierbij is dat die gegevens door de uitzendkracht zijn verstrekt of hem bekend zijn. Let op: er gelden strenge beperkingen (zie later in deze factsheet) De volgende gegevens mogen niet verstrekt worden aan de inlener (tenzij de uitzendkracht zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven) • het bank- en girorekeningnummer van de (aspirant-)uitzendkracht; • geboorteplaats van de (aspirant-)uitzendkracht; • burgerlijke staat; • kopie identiteitsbewijs van een uitzendkracht die wel onderdaan is van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland (zie hieronder); • Gevoelige gegevens: dit zijn gegevens omtrent godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging en strafrechtelijke persoonsgegevens. Ook pasfoto’s vallen onder deze gevoelige gegevens. Kopie identiteitsbewijs Vanwege het wijzigen van de Wet Arbeid Vreemdelingen per 1 januari 2014, is de verplichting voor het uitzendbureau om een kopie van het identiteitsbewijs te verstrekken aan de inlener gewijzigd. Deze verplichting bestaat niet meer voor uitzendkrachten die onderdaan zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland. De EER bestaat uit alle lidstaten van de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland. Vanwege het vervallen van de verplichting, is ook de bevoegdheid komen te vervallen van het uitzendbureau om een kopie van het identiteitsbewijs van Pagina 1 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
deze groep personen te verstrekken aan de inlener. Komt een uitzendkracht uit een ander land, dan bestaat deze verplichting en daarmee de bevoegdheid voor de inlener wel. Deze laatste verplichting en bevoegdheid om een kopie van het identiteitsbewijs te verstrekken, vormt tevens een uitzondering op het niet mogen verstrekken van informatie ten aanzien van het ras van de uitzendkracht. Op het identiteitsbewijs is immers een foto van de uitzendkracht weergegeven. Voor het vaststellen van de identiteit kan een rijbewijs niet worden gebruikt. Daarmee kan de nationaliteit niet worden vastgesteld. Ondubbelzinnige toestemming Indien op grond van het voorgaande een bepaalde verstrekking van persoonsgegevens niet is toegestaan - maar dit wel gewenst is - dan is dit wel mogelijk, indien daarvoor ondubbelzinnige toestemming wordt verkregen van de uitzendkracht. De toestemming moet specifiek worden verleend voor een bepaalde gegevensverwerking. De toestemming kan worden verkregen door in de uitzendovereenkomst een bepaling zoals de volgende op te nemen: “Werknemer verleent Werkgever uitdrukkelijk toestemming om
te verstrekken aan de inlener.” Verder is het van belang dat de uitzendkracht op een voor hem begrijpelijke wijze wordt geïnformeerd over de verschillende aspecten van de gegevensverwerking die voor hem van belang zijn. De verleende toestemming kan door de uitzendkracht te allen tijde worden ingetrokken. Die intrekking heeft geen consequenties voor gegevensverwerkingen die vóór het moment van intrekking hebben plaatsgevonden. Na de intrekking van de toestemming mag de verwerking (bijvoorbeeld het verstrekken van het BSN aan de inlener) niet meer alsnog worden gebaseerd op een andere grond dan de ondubbelzinnige toestemming. Om niet afhankelijk te zijn van de uitzendkracht, doet het uitzendbureau er verstandig aan geen toestemming te vragen voor bepaalde verwerkingen van persoonsgegevens die ook op andere gronden kunnen worden gebaseerd (zie eerder op deze factsheet de gegevensverwerkingen die mogelijk zijn zonder toestemming van de uitzendkracht). Voor de zekerheid toestemming vragen aan de uitzendkracht, terwijl de toestemming niet vereist is, kan dus vervelende consequenties hebben. Gevolgen overtreding Indien u in strijd handelt met de Wet bescherming persoonsgegevens, kunt u met de volgende acties worden geconfronteerd: - de uitzendkracht kan - indien hij schade lijdt doordat u in strijd handelt met de Wet bescherming persoonsgegevens - via de rechter deze schade op u verhalen. Ook kan de rechter u een verbod tot verstrekking of gebod tot verwijdering opleggen. - het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) kan bestuursdwang toepassen. Bestuursdwang houdt in dat u een termijn krijgt om de overtreding ongedaan te maken. Wordt de overtreding niet ongedaan gemaakt, dan zal het CBP maatregelen treffen om de overtreding ongedaan te maken. De daarbij gemaakte kosten komen dan voor uw rekening. - Het CBP kan een last onder dwangsom opleggen. Een last onder dwangsom houdt in dat aan u eerst een termijn wordt gegeven om de overtreding ongedaan te maken. Geeft u daaraan geen gehoor, dan bent u gehouden tot betaling van een bepaald bedrag, bijvoorbeeld per dag dat de overtreding voortduurt. - Het Openbaar Ministerie kan overgaan tot vervolging (opleggen van een boete) als het CBP dat niet doet of heeft gedaan. In artikel 75 Wet bescherming persoonsgegevens wordt een aantal overtredingen strafbaar gesteld.
1
Bijvoorbeeld: ‘een kopie van het identiteitsbewijs’.
Pagina 2 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
Relevante wetgevingsartikelen: Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp): Artikel 5 Wbp: 1.Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een mentorschap is ingesteld, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist. 2.Een toestemming kan door de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden ingetrokken. Artikel 6 Wbp: Persoonsgegevens worden in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt. Artikel 8 Wbp: Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: a.de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; b.de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst; c.de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d.de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; e.de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of f.de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Artikel 21 Wbp: 1.Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door: a.hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening voor zover dat met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is; b.verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en financiële dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover dat noodzakelijk is voor: 1°.de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of 2°.de uitvoering van de overeenkomst van verzekering; c.scholen voor zover dat met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheidstoestand noodzakelijk is; d.een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de raad voor de kinderbescherming of de stichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254, tweede lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken; e.Onze Minister voor zover dat in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen noodzakelijk is of f.bestuursorganen, pensioenfondsen, werkgevers of instellingen die te hunnen behoeve werkzaam zijn voor zover dat noodzakelijk is voor: 1°.een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene of
Pagina 3 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
2°.de re-integratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid. 2.In de gevallen als bedoeld in het eerste lid worden de gegevens alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht. Indien de verantwoordelijke gegevens persoonlijk verwerkt en op hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die krachtens het eerste lid bevoegd zijn tot verwerking daarvan. 3.Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene. 4.Persoonsgegevens betreffende erfelijke eigenschappen mogen slechts worden verwerkt voor zover deze verwerking plaatsvindt met betrekking tot de betrokkene bij wie de betreffende gegevens zijn verkregen, tenzij: a.een zwaarwegend geneeskundig belang prevaleert of b.de verwerking noodzakelijk is ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek. In het geval als bedoeld onder b, is artikel 23, eerste lid, onder a, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 5.Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de toepassing van het eerste lid, onder b en f, nadere regels worden gesteld. Artikel 23 Wbp: 1.Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22 is het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken niet van toepassing voor zover: a.dit geschiedt met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene; b.de gegevens door de betrokkene duidelijk openbaar zijn gemaakt; c.dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte; d.dit noodzakelijk is ter verdediging van de vitale belangen van de betrokkene of van een derde en het vragen van diens uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt; e.dit noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke verplichting of f.dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, passende waarborgen worden geboden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dit bij wet wordt bepaald dan wel het College ontheffing heeft verleend. Het College kan bij de verlening van ontheffing beperkingen en voorschriften opleggen; g.de gegevens worden verwerkt door het College of een ombudsman als bedoeld in artikel 9:17 van de Algemene wet bestuursrecht en dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, voor de uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken en bij die uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. 2.Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek is niet van toepassing voor zover: a.het onderzoek een algemeen belang dient, b.de verwerking voor het betreffende onderzoek of de betreffende statistiek noodzakelijk is, c.het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost en d.bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. 3.Verwerkingen als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden bij de Europese Commissie gemeld. Onze Minister wie het aangaat verricht de melding indien de verwerking bij wet is voorzien. Het College verricht de melding indien het voor de verwerking ontheffing heeft verleend.
Pagina 4 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) Artikel 2 Wav: 1.Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever. 2.Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning of indien die vreemdeling beschikt over een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever. Artikel 2a Wav: 1.Een werkgever die een vreemdeling arbeid in Nederland laat verrichten, ten aanzien waarvan het verbod, bedoeld in artikel 2, niet geldt, is verplicht dit gegeven schriftelijk te melden ten minste twee werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen instantie, onder overlegging van een verklaring en bewijsstukken. 2.De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet, indien de werkgever reeds uit hoofde van andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, bepalingen een meldingsplicht heeft. 3.Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het model van de verklaring en de over te leggen bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid. Artikel 15 Wav: 1.Indien de werkgever door een vreemdeling arbeid laat verrichten waarbij die arbeid feitelijk worden verricht bij een andere werkgever, draagt de eerstgenoemde werkgever er bij aanvang van de arbeid door de vreemdeling onverwijld zorg voor dat de andere werkgever een afschrift van het document, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht, van de vreemdeling ontvangt. 2.De werkgever die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, stelt de identiteit van de vreemdeling vast aan de hand van het genoemde document en neemt het afschrift op in de administratie. 3.De verplichting, bedoeld in het eerste lid, om een afschrift van het document te verstrekken, aan de andere werkgever is niet van toepassing, indien de vreemdeling die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, dan wel de Europese Economische Ruimte dan wel van Zwitserland, tenzij ten aanzien van de vreemdeling de artikelen 1 tot en met 5 van Verordening (EU) Nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU 2011, L 141) niet van toepassing zijn. 4.De werkgever, bedoeld in het tweede lid, bewaart het afschrift tot tenminste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de arbeid door de vreemdeling is beëindigd. 5.De vreemdeling verstrekt een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht aan de werkgever, die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, en stelt die werkgever in de gelegenheid een afschrift van dit document te maken. Leidraad invorderingswet 2008 Link: http://wetten.overheid.nl/BWBR0024096/Artikel34/geldigheidsdatum_12-10-2014 Artikel 34.8.2: Inlenersaansprakelijkheid en anoniementarief: De inlener is aansprakelijk voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen die met toepassing van het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964) zijn berekend en door de uitlener over het werk zijn verschuldigd. De ontvanger matigt de primaire aansprakelijkheid als: De inlener de identiteit van de arbeidskracht kan aantonen De inlener desgevraagd kan aantonen dat de arbeidskracht over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt; De inlener gegevens overlegt aan de hand waarvan het loon van de arbeidskracht voor zijn werkzaamheden kan worden geïndividualiseerd.
Pagina 5 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat de inlener de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden door de ingeleende arbeidskrachten. Als mocht blijken dat het in de administratie van de inlener opgenomen burgerservicenummer van de arbeidskracht onjuist is, zal de inlener in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste burgerservicenummer te overleggen. De inlener kan de identiteit van de arbeidskracht aantonen door in zijn administratie de volgende gegevens van de arbeidskracht op te nemen: naam-, adres- en woonplaatsgegevens; de geboortedatum; het burgerservicenummer; een specificatie van de gewerkte uren; de nationaliteit; het soort identiteitsbewijs, het nummer en de geldigheidsduur; als dat van toepassing is, de aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning, notificatie of VAR-verklaring inclusief nummer en geldigheidsduur; naam-, adres- en woonplaats van de uitlener en het inschrijvingsnummer van de uitlener bij de Kamer van Koophandel. De administratie moet ook een adequate procedure bevatten aan de hand waarvan de identificatie van de arbeidskracht, de verificatie van het identiteitsbewijs en de vastlegging van de persoonsgegevens plaatsvindt. Deze procedure moet ten minste voldoen aan de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Richtsnoeren van het College Bescherming Persoonsgegevens. In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid voor de betreffende inlener verlagen aan de hand van herrekeningsregels. Deze verlaging kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling, maar ook in de bezwaar- of (hoger) beroepsfase. Dit gebeurt aan de hand van de volgende herrekeningsregels. In het geval van matiging wordt bij de brutering van het loon – althans voor zover het de loonbelasting en premie volksverzekeringen betreft – gebruik gemakt van een marginaal percentage. Het marginale tarief is de uitkomst van een berekening waarbij het (gewogen) gemiddelde tarief dat behoort bij de laagste (geknipte) tariefschijf ex artikel 20a juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt vermenigvuldigd met twee, vervolgens wordt geteld bij het tarief dat behoort bij de tweede tariefschijf (t.a.p.) waarna de som wordt gedeeld door drie. De loonbelasting/premie volksverzekeringen over de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marignale) percentage. Vanwege het feit dat de matiging uitsluitend de betreffende inlener zelf aangaat en niet de positie van de inhoudingsplichtige of die van andere aansprakelijken voor de naheffingsaanslag beïnvloedt, wordt het voorgaande uitsluitend betrokken in de berekening als uiteengezet in het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 35.5.1 en niet in de berekening als bedoeld in artikel 34.8.1 van deze leidraad. Deze ‘tariefmatiging- - die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag – vindt niet plaats als de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de inlener met anoniem personeel werkte. De beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid blijft daardoor achterwege. Artikel 34.8.3: Samenloop derdenbeslag en inlenersaansprakelijkheid Als de ontvanger – voordat tot aansprakelijkstelling wordt overgegaan – ten laste van de uitlener derdenbeslag legt onder de aansprakelijke inlener, is de inlener op grond van artikel 476a Rv verplicht verklaring te doen van hetgeen hij onder zich heeft en de geldsom die door het beslag is getroffen aan de ontvanger af te dragen. Bij een daarop volgende aansprakelijkstelling van de inlener, zal de ontvanger het verhaalde bedrag vanwege het eerdere derdenbeslag op het bedrag van de aansprakelijkstelling in mindering brengen, als blijkt dat zowel het door het derdenbeslag getroffen bedrag – ongeacht op welke belastingschuld dit bedrag is afgeboekt – als de aansprakelijkheidsvordering van de ontvanger, beide betrekking Pagina 6 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
hebben op dezelfde rechtsverhouding (de overeenkomst van inlening) tussen de inlener en de uitlener. De hier bedoelde vermindering wordt betrokken in de berekening als uiteengezet in artikel 35.5.1 van deze leidraad dat van overeenkomstige toepassing is verklaard, en niet in de berekening als bedoeld inartikel 34.8.1 van deze leidraad. Als in verband met het voorgaande de aansprakelijke inlener onder wie derdenbeslag is gelegd, zich in zijn op grond van artikel 476a Rv af te leggen verklaring beroept op verrekening ter verzekering van zijn (voorwaardelijke) regresvordering op de uitlener, dan verklaart de ontvanger schriftelijk dat hij de inlener niet aansprakelijk zal houden voor de in totaal af te dragen geldsommen als gevolg van het derdenbeslag. Artikel 35.9: Het anoniementarief en ketenaansprakelijkheid De aannemer is aansprakelijk voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen die met toepassing van het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964) zijn berekend en door zijn onderaannemer over het werk zijn verschuldigd. De ontvanger matigt de primaire aansprakelijkheid als: de aannemer de identiteit van de werknemer kan aantonen; de aannemer desgevraagd kan aantonen dat de werknemer over een geldige verblijfs- of tewerkstellingsvergunning beschikt; de aannemer gegevens overlegt aan de hand waarvan het loon van de werknemer voor zijn werkzaamheden kan worden geïndividualiseerd. De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat de aannemer de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. Als mocht blijken dat het in de administratie van de aannemer opgenomen burgerservicenummer van de werknemer onjuist is, zal de aannemer in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste burgerservicenummer te overleggen. De aannemer kan de identiteit van de werknemer aantonen door in zijn administratie de volgende gegevens van de werknemer op te nemen: naam-, adres- en woonplaatsgegevens; de geboortedatum; het burgerservicenummer; een specificatie van de gewerkte uren; de nationaliteit; het soort identiteitsbewijs, het nummer en de geldigheidsduur; als dat van toepassing is, de aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning, tewerkstellingsvergunning, notificatie of VAR-verklaring inclusief nummer en geldigheidsduur; naam-, adres- en woonplaats van de onderaannemer. De administratie moet ook een adequate procedure bevatten aan de hand waarvan de identificatie van de werknemer, de verificatie van het identiteitsbewijs en de vastlegging van de persoonsgegevens plaatsvindt. Deze procedure moet ten minste voldoen aan de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Richtsnoeren van het College Bescherming Persoonsgegevens. In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid voor de betreffende inlener verlagen aan de hand van herrekeningsregels. Deze verlaging kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling, maar ook in de bezwaar- of (hoger) beroepfase. Dit gebeurt aan de hand van de volgende herrekeningsregels. In het geval van matiging wordt bij de brutering van het loon - althans voor zover het de loonbelasting en premie volksverzekeringen betreft - gebruik gemaakt van een marginaal percentage. Het marginale tarief is de uitkomst van een berekening waarbij het (gewogen) gemiddelde tarief dat behoort bij de laagste (geknipte) tariefschijf ex artikel 20a juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt vermenigvuldigd met twee, vervolgens wordt geteld bij het tarief dat behoort Pagina 7 van 8
FACTSHEET 22 oktober 2014
bij de tweede tariefschijf (t.a.p.) waarna de som wordt gedeeld door drie. De loonbelasting/premie volksverzekeringen over de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage. Vanwege het feit dat de matiging uitsluitend de betreffende aannemer zelf aangaat, en niet de positie van de inhoudingsplichtige of die van andere aansprakelijken voor de naheffingsaanslag beïnvloedt, wordt het voorgaande uitsluitend betrokken in de berekening als uiteengezet in artikel 35.5.1 van deze leidraad. Deze ‘tariefmatiging’ – die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag – vindt niet plaats als de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de onderaannemer met anoniem personeel werkte. De beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid blijft daardoor achterwege.
Pagina 8 van 8