Extra vragen bij Ondernemen, 2e editie Studenten – België
Hoofdstuk 1 Vraag 1: Heb jij zo een product in huis waar je blij van wordt? Welk product (of welke dienst) is dat? Waarom maakt dit product je blijer dan andere vergelijkbare producten? Is er ook iets ‘slims’ aan dat product? Vraag 2: Zijn er ook van die beroepsprofielen voor de opleiding die jij volgt? Bespreek die profielen kort. Vraag 3: Wat is de bedoeling van een octrooibureau? Bestaat zoiets ook op Europees niveau? Vraag 4: Welke informatie verzamelt het Kadaster? Vraag 5: Weet je meer over de werkwijze bij Google, 3M of Xerox? Leidt dit ook tot nieuwe producten of diensten? Vraag 6: Ga naar http://www.vacature.com/carriere/wat‐zijn‐je‐sterktes‐en‐zwaktes‐doe‐de‐test en test je vaardigheden met de competence indicator. Je moet je wel eerst registreren bij Vacature.com. Zet je resultaten in een korte presentatie. Vertel daarin ook of je tevreden bent met het oordeel en waarom. Vraag 7: Economische orde, p. 14. Zijn er in België ook van dergelijke toezichthouders? Waarop zien ze toe? Vraag 8: Is de informatie die het Belgische Kadaster verzamelt ook bruikbaar voor ondernemingen? Waarom?
Hoofdstuk 2 Vraag 1: Ken je bedrijven die zo ontstaan zijn naast de universiteit? Of naast Philips of Shell? Of naast andere bedrijven?
1
Vraag 2: Welke lasten houdt die ‘beruchte administratieve lastendruk’ zoal in? Hoe zwaar zijn die om te dragen? Kan een onderneming daar omheen? Vraag 3: ‘Productlevenscycli worden korter’. Wat is die levenscyclus? Voeg daar voorbeelden bij. Zijn er ook bewijzen voor die kortere levenscyclus? Vraag 4: Wie werkt samen met wie bij Senseo en Beertender? Waarom is dit een win‐winsituatie? Ken je nog meer van dergelijke samenwerkingsverbanden? Vraag 5: Microsoft heeft eerder ook de opkomst van internet en zoekmachines onderschat. Het is die markt kwijtgeraakt aan Google. Sommige commentatoren gaan ervan uit dat Google op zijn beurt het belang van de sociale media heeft onderschat en zo die markt heeft verloren aan Facebook. Kun je iets meer vertellen over deze (of vergelijkbare) evoluties? Vraag 6: Zoek op hoeveel mensen zich in België jaarlijks melden als zelfstandige. In welke sectoren vind je deze mensen vooral terug? Vraag 7: De Kamer van Koophandel speelt in de Nederland de rol van het ondernemersloket in België. Wat kun je daar allemaal regelen? Vraag 8: Op pagina 21 wordt gesproken over ‘schaal‐elf‐met‐een‐uitloop‐naar‐twaalf’. Wat bedoelen de auteurs daarmee? Bestaat in België ook iets vergelijkbaars? Vraag 9: Kun je iets meer vertellen over Hennie van de Most en Reinout Oerlemens? Wat zijn trouwens Its’ers en soapies?
Hoofdstuk 3 Vraag 1: Ken je van die wereldverbeteraars die een succesvolle onderneming hebben opgestart? Ja? Vertel! Vraag 2: Coolblue is een bedrijf dat ontstaan is uit een studentenactiviteit. Ondertussen beheert Coolblue een keten van webshops die zich zowel op de Nederlandse als de Belgische markt richten. Weet je meer over Coolblue? Of ken je nog andere voorbeelden van bedrijven die gegroeid zijn uit een studentenactiviteit? Vraag 3: Inspiratie voor sollicitatiebrieven vind je onder meer via Google of zelfs in Word. Maar maak het niet te bont. Heb je misschien voorbeelden van brieven die niet geschikt zijn?
2
Vraag 4: Wat heb jij bijgeleerd tijdens je activiteiten naast je studie? Hoe gebruik je dat nu al in je studie‐ activiteiten en wat kun je er mee na je studie? Vraag 5: Een ‘serial entrepreneur’ is iemand die het ene succesvolle bedrijf na het andere uit de grond stampt. Ken je zo’n serial entrepreneur? Vraag 6: De Proms zijn eveneens ontstaan uit een studentenactiviteit. Wat is het verhaal van de Proms? Misschien kun je het verhaal van Alfacam hier meteen aan koppelen. Dit mediabedrijf dankt zijn ontstaan aan de Proms. Vraag 7: Kun je in België bij het zoeken naar nieuwe investeerders ook zomaar uitpakken met je faillissementservaringen? Waarom? Vraag 8: ‘Nederlanders zijn over het algemeen beschroomd om over hun passie te spreken.’ Ken jij Vlamingen die wel energie putten uit hun passie?
Hoofdstuk 4 Vraag 1: Ken jij ondernemers die zonder ondernemingsplan toch een succesvolle business hebben opgestart? Waarom is dat bij hen gelukt? Vraag 2: Ondernemers vertellen weleens over het grote verschil tussen hun plan en de werkelijkheid. Misschien heb je dergelijke uitspraken ook wel in interviews teruggevonden. Vertel eens hoe die ondernemers dat verschil tussen plan en werkelijkheid hebben aangepakt? Vraag 3: Ken je organisaties die ondernemers helpen met de start van hun zaak? Vertel bijvoorbeeld over de software die ze ter beschikking stellen. Misschien kan je een korte demonstratie met dergelijke software geven? Vraag 4: Heb jij iemand in je kennissenkring die onlangs een ondernemingsplan heeft geschreven? Vraag of je dat eens mag inzien en of je dat ook aan je medestudenten mag vertellen wat er in staat. Hoe heeft die kennis het schrijven van dat plan aangepakt? Wat is er uiteindelijk van geworden? Vraag 5: Zoek op het internet wat de bedoeling is van een mindmap. Registreer je dan op de site www.mindomo.com. Werk een eenvoudige mindmap uit die duidelijk maakt wat je geleerd hebt over het maken van een ondernemingsplan.
3
Vraag 6: Vertel eens aan je medestudenten hoe je te weten kunt komen hoe het zit met patenten? Vraag 7: Pagina 44. Je hebt de zwarte hoed opgehad? Waar hebben de auteurs het over? Vraag 8: Het wordt jonge ondernemende mensen weleens aangeraden te starten als zelfstandige in bijberoep. Welke voordelen heeft een dergelijke start? Vraag 9: Op de http://blog.cvwarehouse.com/nl/tag/european‐venture‐contest/ beschrijft Inge Geerdens de elevator pitch waarmee ze een Europese competitie won. Geef in enkele slides weer hoe je een goede elevator pitch opstelt. Staan er nog andere voorbeelden op het internet? Lijken die wat op de pitch van Inge Geerdens? Vraag 10: Wat zijn doorprikvragen? Haal je uit interviews enkele voorbeelden van dergelijke vragen?
Hoofdstuk 5 Vraag 1: Een draadloos netwerk zien zonder je laptop aan te zetten? Kan dat? Hoe dan wel? Wat kost dat? Vraag 2: De revolutionaire stofzuiger verwijst natuurlijk naar Dyson. Wat is het verhaal van Dyson en zijn stofzuiger? Hoe zit het met de concurrentie? Heeft Dyson nog andere producten bedacht? Vraag 3: ‘Je moet de muziek nog wel kunnen horen.’ Anders gezegd, te ver voorop lopen is niet goed. Ken je voorbeelden van producten die te ver voorop liepen en daarom geflopt zijn? Vraag 4: Wie was Peter Drucker? Vraag 5: Op pagina 56 staat een hele waslijst met sociaal‐culturele veranderingen. Ken jij nieuwe producten of diensten (bijvoorbeeld winkels) die inspelen op een van de veranderingen genoemd in het boek? Vraag 6: Wat is de kilometerheffing? Hoe kan die de automarkt beïnvloeden? Vraag 7: Sporten die opkomen (en verdwijnen). Heb jij daar zicht op? Welke gevolgen kan dit hebben voor een ondernemer?
4
Vraag 8: Wat is pimpen van auto’s? Wie verdient daar geld mee? Vraag 9: Wat zijn coolwatchers? Ken jij trends die uit jongerensubculturen in de VS zijn overgekomen hier naar toe? Vraag 10: Heb je ervaring met computermodellen voor de analyse van sporters? Vertel er wat over. Vraag 11: Weet jij (of iemand in je omgeving) meer over de evolutie van het assortiment bij (bijvoorbeeld) de slager of in de supermarkt? Vraag 12: Doe een van de volgende tests: Vals‐2: http://www.strategicbusinessinsights.com/vals/presurvey.shtml Het mentality‐model: http://www.cultuurnet.be/node/471 Bij welke groep hoor jij? Welke kenmerken heeft die groep? Klopt dat een beetje? Vraag 13: Heb jij eens gewerkt als enquêteur? Wat zijn je ervaringen? Vraag 14: Weet je meer over database marketing? Welke gegevens kunnen gespecialiseerde bedrijven hun klanten bieden? Wat heb je eraan? Vraag 15: Kan jij met SPSS werken? Hoe kun je deze tool gebruiken bij marktonderzoek? Vraag 16: Ken je voorbeelden van producten die een hele weg hebben afgelegd tussen het eerste ontwerp en het uiteindelijke product? Wat waren de problemen? Vraag 17: Zoek (bijvoorbeeld op http://ecodata.mineco.fgov.be) of i n België ook een dergelijke demografische evolutie zoals beschreven op p. 55 terug te vinden is. Kan je daar ook conclusies aan koppelen? Vraag 18: Wat doen de sites Marktplaats en Bellen? Bestaan daar ook Belgische varianten van? Vraag 19: Klimatologische veranderingen, p. 56. Zijn die kleine diertjes bij hun tocht naar Nederland vergeten in België te landen? Of zitten ze bij ons ook? Weet je daar iets meer over? Opent dit echt een gat in de markt?
5
Hoofdstuk 6 Vraag 1: Wat zijn brancheverenigingen? Ken je voorbeelden van dergelijke verenigingen? Waar houden die zich mee bezig? Vraag 2: Ken je verhalen over prijsafspraken? Is dat zomaar toegelaten? Vraag 3: Wat is een inkoopcombinatie? Heb je iemand in je kennissenkring die je daar iets meer kan over vertellen? Vraag 4: Wat heeft het verhaal op pagina 79 over een vergunningenstelsel te maken met artsen of accountants? Vraag 5: Een strategische kaart noemt men ook wel een ‘perceptual map’. Ken je nog andere voorbeelden van dergelijke strategische kaarten? Vraag 6: Wat zijn schaalvoordelen? Wat maakt schaalvoordelen tot een voordeel? Vraag 7: Kun je voorbeelden geven van schakels uit de waardeketen die door de opkomst van het internet in de problemen zijn geraakt? Vraag 8: De site www.zelfbakken.nl zet de waardeketen op zijn kop. Ken jij andere sites waarmee een innovatieve ondernemer een waardeketen opnieuw heeft ‘ingevuld’? Vraag 9: Beschrijf de USP’s van enkele bekende bedrijven. Vraag 10: Toyota is enige tijd uitgebreid in het nieuws geweest. Wat is er misgelopen met dat DNA van Toyota? Vraag 11: Onderzoek in jouw buurt (of via gespecialiseerde websites) hoeveel de tankstations rekenen voor benzine. Plaats die informatie op een stratenplan. Kan je hieruit conclusies trekken? Waarom tankt niet iedereen in het goedkoopste station? Vraag 12: Ken je een winkel waar na een verandering van uitbater de zaken plots veel beter/slechter gingen? Wat is jouw verklaring hiervoor?
6
Vraag 13: Ken jij bedrijven die aan codevelopment doen? Welke inbreng hebben de verschillende partijen daarbij? Welk voordeel halen ze uit de samenwerking? Vraag 14: Ken jij (of iemand in je omgeving) sectoren waar na een prijzenslag nog slechts enkele spelers overeind bleven? Vraag 15: Hoe staan de zaken ervoor bij Spyker? En bij Saab? In welke handen zijn beide bedrijven momenteel? Vraag 16: Zoek voorbeelden van stars, cash cows, dogs en question marks. Vraag 17: De missie van Google is bekend. Kun je enkele andere missies noemen? Vraag 18: Albert Heijn heeft onlangs een eerste vestiging geopend in België. Werkt men daar ook met het Bonuskaart‐ en airmilessysteem? Wat is de bedoeling van deze systemen? Vraag 19: Spyker? Vertel wat meer over de auto’s van Spyker. Vraag 20: Met welke Belgische zenders kun je Nederland 2 en Talpa (en andere Nederlandse zenders) vergelijken? Merk je die gelijkenis ook in programma’s die Belgische en Nederlandse zenders samen opzetten? Vraag 21: Met welke Belgische supermarktketen kun je Albert Heijn vergelijken? Welke kenmerken hebben de klanten van beide ketens?
Hoofdstuk 7 Vraag 1: Heb jij ervaring als verkoper op eBay? Vertel hoe het opzetten en uitbaten van zo’n virtuele winkel op eBay in zijn werk gaat. Vraag 2: Verdiep je in www.higherlevel.nl. Voor wie is de informatie op deze site bestemd? Pik er een of twee onderwerpen uit die te maken hebben met het opstarten van een zaak en die wat concreter ingaan op enkele punten uit het boek. Vraag 3: Wat is de bedoeling van een ‘tracking and tracing device’. Wie gebruikt zoiets? Waarom?
7
Vraag 4: Heb je een idee van de toestand op de Belgische professionele huurmarkt? Hoeveel bedraagt de huurprijs per m² in jouw buurt? Staat er echt zoveel bedrijfsruimte te huur? Vraag 5: Kijk na welke informatie je kunt vinden op www.hallo.kvk.nl. Bestaat er in België een vergelijkbare site? Zijn er andere sites waar een Belgisch starter informatie kan vinden? Vraag 6: Voor de begrippen ‘kosten’ en ‘inkopen’ gebruikt een Belgisch boekhouder andere termen. Vertel wat die termen zijn en welke lading deze termen dekken.
Hoofdstuk 8 Vraag 1: Een internetshop voor cactussen? Dat zal wel een grapje zijn. Of niet soms? Ken (en gebruik) jij internetwinkels voor de aankoop van dingen die niet zo voor de hand liggen? Vraag 2: Productie op zich is niet van waarde. Waarom is dat wel zo in het Europese landbouwbeleid? Vraag 3: ‘No cure, no pay’ is een term uit de (Amerikaanse) advocatenpraktijk. Wat zijn de voor‐ en nadelen van dit systeem? Vraag 4: Wie casco bouwt zit met een ‘kaal product’. Wat betekent ‘casco’? Vraag 5: Werk jij bij Ikea of ken je iemand die er werkt? Vertel dan op welke manier die zakelijke klanten hun aankopen regelen. Vraag 6: Bier vergelijken met wasmiddelen kan misschien wel voor pils, maar voor speciaalbieren gaat dit zeker niet op. Weet jij hoe de aanbieders van speciaalbieren de markt aanpakken? Vraag 7: Hoe kan een bedrijf zijn klanten ‘gevangen houden’? Geef je daar wat voorbeelden bij? Vraag 8: Klanten behouden, zegt men, is rendabeler dan steeds op zoek gaan naar nieuwe klanten. Vertel iets meer over deze stellingname. Vraag 9: Ken jij bedrijven die met hun klanten communiceren via keuzemenu’s of call centers? Heb jij ervaring met een van deze communicatievormen?
8
Vraag 10: Betalen klanten van Xerox (of een hun concurrenten) nog steeds per kopie? Is dat niet riskant voor de leverancier wanneer de markt afkalft? Vraag 11: Wat is het verschil tussen de betaalmodellen van iTunes en Spotify? Vraag 12: Online micropayments gebruik je bij aankopen op iTunes, Facebook of in World of Warcraft. Hoe werkt dit betaalsysteem? Vraag 13: Ben jij actief als verkoper op eBay? Beschrijf op welke basis eBay commissielonen aanrekent. Vraag 14: Welke sponsors zijn betrokken bij grote studentenfeesten? Op welke manieren kan dat gebeuren? Vraag 15: Vertel op welke manier je aan de slag kunt met Adwords. Zoek informatie op bij iemand die klant is bij Adwords. Hoe gericht zijn de advertenties die Adwords op sites plaatst? Vraag 16: Ken je iemand die het sterretje in zijn voorruit heeft laten maken door Carglass? Heeft de verzekering de herstelling betaald? Ging dat vlot? Vraag 17: Kun je nog enkele andere producten beschrijven die men bijna gratis weggeeft? Hoe wordt er dan toch iets aan verdiend? Vraag 18: De millenniumbug ligt ondertussen meer dan 10 jaar achter ons. Wat maakte dit tot een (financieel) leuk fenomeen (voor ICT‐dienstverleners)? Vraag 19: Er is onderzoek verricht naar de vraag of consumenten meer of minder kopen, naargelang de keuze groter is. Weet jij wat er is vastgesteld? Vraag 20: Wat is een tabloid? Kun je daar voorbeelden van geven? Vraag 21: Websites zoals www.bellen.com of www.bestetarief.be laten je toe tariefformules te vergelijken. Stemt die informatie overeen met jouw ervaring? Vraag 22: Ken jij nog producten waarvan de verpakking een belangrijk deel van de identiteit is?
9
Vraag 23: Ga naar de website van Dell Computers. Stel een pc samen als consument of kleinbedrijf. Vergelijk de prijzen met die van identieke configuraties. Wat heb je gemerkt bij het uitwerken van deze opdracht? Vraag 24: Is de verpakking van een iPod inderdaad zo bijzonder? Is dat ook zo met de verpakking van de iPhone en de iPad? Vraag 25: Wat is de gepercipieerde waarde van een product? Ken jij producten met een hoge gepercipieerde waarde? Vraag 26: Bestaat in België ook een formule zoals Preston Palace? Vraag 27: Heb jij kennissen in het boekenvak? Dan kun je deze vraag aan hen voorleggen: verloopt de verdeling van klantgroepen van educatieve boeken in België op dezelfde wijze als in Nederland? Vraag 28: Weet jij meer over de relatie tussen een café en de brouwer? Wie is eigenaar van het café? Welk bier komt erin en welk niet? Zijn er regels over het aanbod van hapjes en warme dranken? Mag de cafébaas zomaar de aard van het café veranderen? Vraag 29: In België mogen telecomoperatoren nu ook gsm’s weggeven bij een telecomabonnement. Hoe verdient de operator de kostprijs van zo’n gsm dan terug? Zit de klant dan niet opgescheept met een waardeloos toestel? Vraag 30: Dat subsidies de economie kunnen verstoren blijkt uit het verhaal van de zonnepanelen in Vlaanderen. Wat is de geschiedenis van de steunmaatregelen? En van de gevolgen ervan? Vraag 31: Soms worden diensten zelfs in een doos verkocht. Denk maar aan de Bongo cadeaubon. Ken je nog meer diensten die men in doosjes aanbiedt?
Hoofdstuk 9 Vraag 1: Marktkramers vertellen dikwijls boeiende verhalen om klanten te lokken en te overtuigen. Ga eens luisteren op de lokale markt. Vertel daarna hoe de marktkramer de klanten aanpakt. Vraag 2: Vertel hoe een wiki werkt. Illustreer dat met een praktisch voorbeeld.
10
Vraag 3: Ken jij recensenten en webloggers die invloedrijk zijn? Word jij snel door zo iemand beïnvloed? Hoe dan wel? Vraag 4: Ken je nog meer websites die je toelaten deel te nemen aan het ontwerp van nieuwe producten of diensten? Vraag 5: Ken je nieuwere versies van strooigoed? Vraag 6: Ben jij lid van Facebook of LinkedIn? Wat kom je via die sites te weten over je vrienden? En over anderen? Vraag 7: Google past regelmatig zijn zoekalgoritme aan om te vermijden dat jouw site door het toepassen van enkele trucs bovenaan de zoekresultaten zou verschijnen. Weet je (of iemand in je vriendenkring) hier meer over? Vraag 8: Van de Ikea‐catalogus worden 198 miljoen exemplaren gedrukt en verspreid in 28 talen en 54 edities. Bij de meeste inwoners van Nederland en België valt hij ongevraagd in de brievenbus. Omvat de klantengroep van Ikea echt iedereen? Vraag 9: P&G prijst in Vlaanderen Dash aan met verhalen uit ‘Schonen hoek’. Waarom is hiervoor gekozen, denk je? En werkt het? Vraag 10: Ken jij managementboek.nl? Welke informatie kun je op die site vinden? Zijn er in België vergelijkbare sites? Vraag 11: Red Bull is in België van start gegaan met telecom. Waarom doen ze dat?
Hoofdstuk 10 Vraag 1: Weet jij welk type persoon gaat voor een Audi A1? En voor de Mini? Vraag 2: Selecteer een stereotype (misschien wel het stereotype waar jij bij hoort). Welke (uiterlijke) kenmerken horen bij dit stereotype? Welk koopgedrag vertoont zo iemand? Vraag 3: AIDA is een bekende afkorting uit de marketing. Wat betekent dit en hoe pas je dat dan toe?
11
Vraag 4: VOCATIO, DIBABA, SPIN, ASPO‐PATAKA,… Vertel eens wat meer over (een van) deze technieken? Vraag 5: British Airways weet van de trouwe businessklanten welk aperitiefje ze verwachten wanneer ze binnenstappen in de Business Lounge. Kan je hier iets meer over vertellen? Ken je nog andere bedrijven die heel wat over hun klanten weten? Wat weten ze dan? En wat doen ze met die kennis? Vraag 6: Er zijn heel wat verhalen over producten die geen klanten vonden omdat ze te goedkoop leken. Ken jij een (of enkele) van die verhalen? Vraag 7: Weet je wat een SLA is en wat men in zo’n overeenkomst zoal voorziet (en waarom)? Vraag 8: De website www.carrieretijger.nl omvat een schat aan informatie. Beschrijf je wat je daar kunt vinden. Haal er één onderwerp uit dat je wat zegt en vertel daarover. Vraag 9: Hyves en Schoolbank zijn twee Nederlandse sociale netwerksites. Bestaan er in Vlaanderen sites zoals Schoolbank? Vraag 10: Pagina 148. Heeft een diamant echt een holle en bolle zijde? En dan nog wel aan de boven‐ of de onderkant? Kun je een diamant langs beide zijden gebruiken?
Hoofdstuk 11 Vraag 1: Voor welke waarden staan bekende bedrijven? Blijkt dat ook in de werkelijkheid? Illustreer dat met enkele voorbeelden. Vraag 2: Illustreer het verhaal over de bedrijfsnamen met enkele voorbeelden. Vraag 3: Westerse bedrijven kunnen heel wat kanten op bij het ‘vertalen’ van hun merknaam in het Chinees. Weet jij hier meer over? Weet je ook hoe die namen aanslaan bij het Chinese publiek? Vraag 4: Beschrijf de huisstijl van een onderneming of organisatie. Zijn alle personeelsleden zomaar gewonnen voor het gebruik van de huisstijl? Vraag 5: Zijn het alleen grote ondernemingen die het internet gebruiken voor direct marketing?
12
Vraag 6: Ken je voorbeelden van websites waar wat aan schort qua toon en/of navigatie? Vraag 7: Door gebruik te maken van Search Engine Advertising (SEA) en Search Engine Optimization (SEO) krijgen bedrijven hun website bovenaan de lijst met zoekresultaten van Google. Weet je welke van beide de beste resultaten oplevert en waarom? Of is heel dit verhaal ondertussen achterhaald? Vraag 8: Waarom wordt eerder een Smart bestickerd dan een ander type auto? Vraag 9: ‘Verschillende bedrijfsactiviteiten in verschillende rechtspersoonlijkheden onder brengen’. Kan iemand uit je omgeving vertellen wat daarvan het nut is? Vraag 10: ‘De voorraad is de vijand’, zei ooit de baas van Compaq. Wat is er mis met een flinke voorraad? Vraag 11: Heb je er een idee van hoe hoog de kosten oplopen bij het oprichten van een onderneming? Vraag 12: Ken je voorbeelden van investeringen met lange terugverdientijden? Waarom vormen die een hoog risico? Vraag 13: Verzorg een ‘reclameblok’ waarin je de diensten van een factoringbedrijf aanprijst. Vraag 14: Wat is de ‘mineralenboekhouding’? Vraag 15: Een bv is vergelijkbaar met een bvba in België. Welke bijzondere kenmerken heeft een bvba? Vraag 16: Nv’s komen in België meer voor dan in Nederland. Wat zijn de bijzonderste kenmerken van een nv? Vraag 17: Ga op zoek naar de verplichtingen die een startende ondernemer in België moet volbrengen. Begrijp je ook wat dat allemaal inhoudt?
Hoofdstuk 12 Vraag 1: Nemen de auteurs ons in de maling? Een islamobieltje? Of bestaat dit echt? Zijn er ondertussen ook concurrenten opgedoken? En hoe zit het met het sjiitische model?
13
Vraag 2: Is er iemand die meer weet over HEMA‐producten (of het huismerk van een andere keten)? Zijn er echt eigen specificaties of plakt de HEMA enkel een ander labeltje op een bestaand product? Vraag 3: Kan je iets meer vertellen over de kosten van het personeel tegenover de kosten van uitbesteden? Vraag 4: ‘Kosten van de werkplek’ houden ook de huurprijs van de kantoorruimte in. Weet jij hoeveel die huur per jaar ongeveer is? Vraag 5: Beschrijf hoe zo’n ‘stock‐option plan’ praktisch in zijn werk gaat? Zijn er ook fiscale gevolgen? Vraag 6: Waarom is huren of leasen beter dan kopen? Vraag 7: Wat bedoelt men met een stafafdeling? Zijn er nog andere soorten afdelingen in een organisatie? Vraag 8: Eckart Wintzen is in 2008 overleden. Bespreek zijn ideeën over organisaties en structuren wat ruimer. Deed hij nog andere innovatieve dingen? Vraag 9: Weet jij hoe men organisatorisch te werk gaat om ‘volledige distributies van Linux’ (of iets dergelijks) klaar te stomen? Vraag 10: Ook in België brengt het werven van een eerste personeelslid heel wat administratieve verplichtingen mee. Weet je hier meer over? Vraag 11: Hoeveel kost het in België om de loonadministratie door een sociaal secretariaat te laten uitvoeren? Wat doet zo’n sociaal secretariaat allemaal? Vraag 12: Moet een Belgische werkgever het personeel ook doorbetalen bij ziekte en zo? Vraag 13: Moet een Belgische werkgever ook bewijzen dat een werknemer tekortschiet om hem te kunnen ontslaan? Vraag 14: Bestaan er in België ook dergelijke regels in verband met flexwerk (uitzendkrachten of arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd)? Vraag 15: Zijn er in België ook goedkope (gratis) boekhoudpakketten op de markt, gericht naar zelfstandigen en KMO’s?
14
Hoofdstuk 13 Vraag 1: ‘…aan welke knoppen je kunt draaien…’. Eén mogelijke tool daarbij is het Dupontschema. Leg uit wat dan de knopjes zijn en hoe je ziet wat er gebeurt als je aan de ‘knopjes draait’? Vraag 2: Als ik twee keer zoveel verkoop, verdubbelen dan ook de kosten? Wat denk je? Vraag 3: Wat kost uitzendpersoneel in vergelijking met eigen personeel? Vraag 4: Waarom toont de EBITDA winst als de rest negatief is? Vraag 5: Zoek in het jaarverslag van een onderneming het liquiditeitsoverzicht (vermogensstromentabel) op. Waar heeft de onderneming haar vermogen gevonden? En waar is het aan besteed? Vraag 6: Of je huur per maand of per kwartaal betaalt verandert toch niets aan de huurkosten, of wordt hier (p. 201) iets anders bedoeld? Maak dat duidelijk met een cijfervoorbeeld. Vraag 7: ‘Vandaar de last minute‐tarieven’. Verklaar dit met een cijfervoorbeeld. Vraag 8: In België heeft de balans een vaste vorm gekregen. Beschrijf hoe die is. Vraag 9: Ook de v&w‐rekening ziet er in België anders uit. Ze heet trouwens de resultatenrekening. Beschrijf welke posten voorkomen op de resultatenrekening. Vraag 10: Ken jij enkele voorbeelden van Vlaamse venture‐capitalists? Weet je ook in welke ondernemingen ze hebben geïnvesteerd? Vraag 11: Kennen we in België ook een Tante Agaath‐regeling? Of iets dat er wat op lijkt? Hoe werkt dat systeem?
15
Hoofdstuk 14 Vraag 1: Wat zijn de taken van een P&O‐functionaris? Waarom kan deze persoon als buffer optreden? Vraag 2: ‘Wel, dat is waar.’ Ken jij verhalen over ondernemingen die in problemen zijn geraakt omdat de bank haar geld terug wilde, net toen het een beetje tegen zat? Vraag 3: Ken je voorbeelden van ‘vage gidsen’? Wat is er mis met die ‘vage gidsen’? Vraag 4: ‘De bereidheid van mensen om nieuwe producten te proberen, loopt sterk uiteen’, schrijft Philip Kotler in Principes van marketing. Geef wat meer details bij het verhaal over de ‘vernieuwers’ en ‘vroege volgers’. Vraag 5: Sommige sociale netwerken zijn, na een eerste succes, blijkbaar ook op een dood spoor terechtgekomen. Vertel eens meer over de groei en neergang van Second life, Netlog, MySpace of Hyves. Vraag 6: Ken je restaurants die hun Michelinster hebben ingeleverd? Waarom heeft de eigenaar die beslissing genomen? Kijkt de eigenaar tevreden terug op die beslissing? Vraag 7: De omzetbelasting noemt men in België de btw. Komt de Belastingdienst die enkel halen? Vraag 8: ‘Vage gidsen’ zijn niet nieuw. In Kaas van Willem Elsschot geeft het hoofdpersonage Laarmans zo’n ‘gids’ uit. Vertel je hoe Laarmans daar dan geld aan verdiende? Vraag 9: De Wereld Draait Door? Heb jij daar ooit al van gehoord? Nee? Dan is dit de ideale gelegenheid om dit programma even wat nader te bekijken. Wat is er bijzonder aan? Zijn artiesten echt bereid een moord te plegen om een minuutje te mogen spelen?
16