Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030 - 286 10 69 Fax 030 - 286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad
Expertmeeting gemeenteraad Utrecht over “LHBT-acceptatie in de sport” d.d. 30 september 2014 Verslag door:
Geertjan Benus (in opdracht van de griffie, eindredactie vóór aanbieding van het verslag aan de griffie). Datum verslag: 2 oktober 2014 Vaststelling verslag: Het verslag zal worden besproken in de vergadering van de commissie Mens en Samenleving van 9/11 december. Deelnemers:
10
20
30
40
Paul Verweel (hoogleraar Bestuur & Organisatiewetenschap dagvoorzitter/gespreksleider), Agnes Elling (Mulier instituut, inleidster), Daphne van Rhee (Gemeente Utrecht MO, Sport en Samenleving), Kees van den Berg, (Gemeente Utrecht MO, Sport en Samenleving) Anne Marijke Podt (raadslid D66), Steven Menke (raadslid Student & Starter), Alice van Rooij (Homo Utrecht Platform), Bep Timmer (Stichting NSA), Larissa Exalto (fractiemedewerkster CDA), Alexander Hootsman (Art. 1 Midden Nederland), Marieke Frederiks (Art. 1 Midden Nederland), George Aerts (COC Midden Nederland), Ivan Henczyk (COC Midden Nederland), Shams Raza (Breedtesport VSU), Nick Nuijten (Breedtesport VSU, themainleider), Ruby Horst (Breedtesport VSU), Allard Jongsma (VV Utrecht, thema inleider), Sophie Schers (Transgender netwerk Nederland), Michael van Bönningshausen (NIP/Bureau Transfisiko), Els Voorwinden (Gemeente Utrecht, Volksgezondheid), Niki Wijnen (Sportraad Utrecht), Pepijn van der Beek (Sportraad Utrecht), Mark Borgers (Kampong, Topjeugd), Patrick Jeuken (Kampong Breedtesport), Anneke Gerrits (Kampong Breedtesport), Wilfred van Buuren (Gay Union Through Sports (GUTS)), Adrianne Dercksen (Adviescommissie LHBT-emancipatie), Renate den Heijer (de Roze Règâhs, lgbt-supportersclub ADO Den Haag), Johan ter Hofte (Communicatie medewerker GUTS), Ramon Barends (Pacifistisch Socialistische partij ’92), Jeroen van Zanten (Student & Starter), Matthijs van Schip (USVV Odysseus ’91), Mike Raymakers (Stichting Transman), Caspar Boom (ex Topsporter, thema inleider), Isjed Hussain (Prisma groep), Roy Speek (A.U.S.R. Orca), Jorien de Jong (A.U.S.R. Orca), Casper Coldenhoff (Zwaluwen Utrecht 1911), Gadiza Bouazani (raadslid PvdA; vz. Thematafel 1), Willem Buunk (raadslid VVD; vz. thematafel 2), Steven de Vries (raadslid GroenLinks; vz. thematafel 3), Hans Stahl (fractiemedewerker Stadsbelang Utrecht), Maarten van Ooijen (raadslid ChristenUnie), Ine Arets (commissiesecretaris), Marcel Kiewik (commissiegriffier).
Het doel van de expertmeeting: - Het uitwisselen van ervaringen door de diverse betrokkenen aan de hand van: - een verkenning van de stand van zaken; - een beschrijving van lopende acties; - inventarisatie van de succes- en faalfactoren; - Het formuleren van nieuwe actiepunten; - Het door vertegenwoordigers van de Utrechtse gemeenteraad bepalen of, en zo ja hoe, de conclusies en aanbevelingen van de expertmeeting ter agendering aan te dragen zijn voor gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld in de Sportnota en bijvoorbeeld door tussenkomst van de VSU). 0. 1. 2. 3. 4.
Inhoudsopgave Opening door de dagvoorzitter ................................................................................................................... - 1 Inleidingen .................................................................................................................................................. - 2 Terugkoppeling plenair................................................................................................................................ - 8 Afsluiting ................................................................................................................................................... - 11 -
1. Opening door de dagvoorzitter Paul Verweel opent de bijeenkomst onder dankzegging voor ieders komst. Deze bijeenkomst is georganiseerd vanuit de gemeenteraad, te weten door Willem Buunk van de VVD, Gadiza Bouazani van de PvdA en Steven de Vries van GroenLinks. Pail Verweel gaat in op de doelstellingen van deze expertmeeting. Het is de bedoeling om de uitkomsten van deze expertmeeting mee terug te nemen naar de gemeenteraad voor nader beraad over wat Pagina 1 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014
50
60
70
80
90
100
mogelijk is op het gebied van de LHBT-acceptatie in de sport. Verschillende deskundigen zullen hun inbreng in deze ontmoeting kunnen leveren. Aan dit onderwerp is in de loop van de tijd veel aandacht besteed. De ervaringen van Paul Verweel wijzen uit dat het nu toch weer nodig is om hieraan aandacht te besteden. Hij noemt als voorbeeld de reactie van bestuurders op een oproep van Michael van Praag van de KNVB. Paul Verweel haalt succesfactoren aan: (a) actief gemeentelijk beleid, (b) actieve adviseurs in het veld, (c) activiteiten uit de verenigingen zelf. Enkele tips zijn destijds verder geformuleerd. Paul Verweel wil graag weten wat met die tips is gebeurd. Er zouden ook tools komen voor verenigingen. Hij heeft ze nooit gezien. Hij legt de vraag voor of er handvatten zijn voor verenigingen om binnen eigen gelederen met het vraagstuk aan de slag te gaan. Hij verwacht dat met het gezelschap dat vandaag aanwezig is, het beleid dat tot nu toe meer in algemene zin is ontwikkeld, veel specifieker is te maken en voor veel meer succes kan zorgen. Hoe is het mogelijk dat op het niveau van verenigingsbesturen zo vaak te horen is dat deze kwestie bij hen niet speelt. Hoe is het mogelijk dat uit onderzoek blijkt dat 7 van de 10 verenigingen zeggen hiermee aan de slag te zijn en dat voor slechts 2 van de 10 dat daadwerkelijk geldt. Hij legt de vraag voor aan de aanwezigen of er specifieke sporten zijn waar beleid succesvol is omzet in daden. Bij vrouwenhockey en vrouwentennis komen de topspelers veel meer uit voor wie ze zijn. Als het daarom gaat bij mannenhockey en mannentennis verneemt Paul Verweel daarover veel minder. De vraag dringt zich daarom op, of dit typisch iets is voor mannen, of dat het vraagstuk anders in elkaar zit. In het algemeen stelt hij de vraag hoe specifiek het vraagstuk is en hoe algemeen. Hij hoopt met de beantwoording van die vraag in de workshops vandaag hiermee een stuk verder te zullen komen. Hij nodigt Agnes Elling van het Mulier instituut bereid om een eerste aftrap te geven. 2. Inleiding Agnes Elling vertelt bij aanvang van haar inleiding over haar outcoming. Zij inventariseert de mensen in de zaal die zichzelf hetero noemen en de niet-heteroseksuelen. (red.: de presentatiesheets worden op de gemeentesite gezet). Zij is sterker geworden, deels door voor haar lesbische geaardheid uit te komen. Zij is “out and proud”. Haar seksuele identiteit maakt deel uit van haar identiteit. Minderheden zijn over het algemeen kwetsbaar. Ook op oudere leeftijd hebben mensen vaker psychosociale problemen wanneer zij niet voor hun seksuele geaardheid zijn uitgekomen. In de 19e eeuw was sport iets mannelijks. Sport moest mannen mannelijker maken en houden. Homoseksualiteit is uitgevonden als een tegennatuurlijke genderinversie. Daarmee ontstond de stereotypering dat vrouwelijke mannen homo waren, en mannelijke vrouwen lesbisch. Zo bestaat het beeld dat mannelijke voetballers heteroseksueel zijn. Wanneer je als vrouw voetbalt, moet je, zo geredeneerd, wel lesbisch zijn. Homoseksualiteit wordt vaker aan mannen gekoppeld. Vrouwelijke seksualiteit bestond destijds helemaal niet. Om die reden zijn lesbische vrouwen ook minder veroordeeld voor seks in het openbaar. In 2003 kwam een eerste rapport uit in opdracht van het ministerie van VWS. Dat rapport is een beetje vreemd gebruikt. De algemene uitkomst was dat homomannen niet minder sporten. Alle mensen sporten ongeveer evenveel. Daarop vond VWS het geen onderwerp meer. Het ging om de sportparticipatie. Het ministerie wilde ervoor zorgen dat er geen sportachterstand zou ontstaan bij groepen in de samenleving. De conclusie was dat aan homoseksuelen in de sport geen aandacht geschonken hoefde te worden. Een heel duidelijk verschil kwam aan het licht in de verenigingssport. Zie de statistieken in de presentatie. Grote verschillen zijn dan te zien in lidmaatschap van verenigingen en dat terwijl iedereen evenveel sport. Homomannen sporten wel maar doen dat vaker in fitnesscenters. Dat bevestigt vooroordelen, maar het is een feit. Het beeld bestaat als zouden er natuurlijke verschillen zijn in aanleg en interesse. Daarover zou je “niet moeilijk moeten doen”. Dat is ook een beetje de interpretatie van het ministerie van VWS. Ze sporten toch. Prima wanneer dat in het fitnesscentrum is. Dit kan zo zijn, maar Agnes houdt het voor mogelijk dat gendernormativiteit een rol speelt bij de keuzes die mensen maken vanuit de angst voor homonegativiteit in het sociale klimaat. De homomannen die ondervraagd zijn, zijn minder vertegenwoordigd in de verenigingssporten. De homomannen zeggen “door open te zijn over mijn seksuele voorkeur, kan ik meer mijzelf zijn in sport”. Duidelijk werd dat vooral biseksuele mannen vaker in verenigingsverband sporten, ook in mannensporten. Die voelen zich het minst veilig in het uitkomen voor hun seksuele voorkeur. Dat is ook lastig. Zij ervaren zich in een omgeving waarin ze niet voor hun seksuele voorkeur kunnen uitkomen. Ze verwachten een negatieve reactie van medesporters en zeggen vaak: “ik voorkom zoveel mogelijk dat medesporters weten dat ik homo, of bi-seksueel ben”. (32% van de biseksuele mannen). Homomannen zeggen het meest dat ze eraan gewend zijn dat “homo” of “mietje” in hun sport regelmatig als scheldwoord gebruikt wordt. Niet alleen in de sport maar ook op straat. Bekend is dat in Nederland het niet zo slecht gesteld is met de homo-acceptatie. De acceptatie in Nederland is best groot, zeker op basis van volksonderzoek, en zeker in vergelijking met andere landen. Bijna niemand vindt het een groot probleem een buurman of -vrouw te hebben met een van de heteroseksuele afwijkende identiteit. Terwijl in Oost-Europa het eerder andersom is. Daar vindt 10% het geen probleem.
Pagina 2 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014
110
120
130
140
150
160
Zoals in onze samenleving in algemene zin gesproken de homo-acceptatie eigenlijk geen probleem is, is dat ook het geval in de sport. Dan nog is de acceptatie minder groot in vooral mannensportteams. Er is weinig fysieke homofobie. Maar er is vooral een veel subtielere vorm van uitsluiting. Het gaat daarbij om heteronormativiteit. In sommige gevallen bestaat wél een expliciete vorm van uitsluiting. Vooral de homomannen in het voetbal hebben een hekel aan nichterig gedrag. Binnen die sport is veel gendernormativiteit: je moet in ieder geval een echte kerel zijn. Zo geldt dat ook andersom voor vrouwen. Vrouwen met lang haar voelden zich vaak minder welkom op een uitbundig feestje bij het COC. Die werden ervaren als hetero en werden ontvangen met “wat doe je hier?” Inmiddels is het andersom. Lesbische vrouwen moeten vooral vrouwelijk zijn en blijven. Dat is mogelijk nu wel de sterkste norm. Het ligt dus ingewikkelder dan dat in bepaalde sporten homo's niet leuk gevonden worden. Agnes heeft de meningen van de Nederlandse bevolking in een geactualiseerde grafiek gebracht. Feitelijk is sinds twee jaar geleden niets veranderd. 75% van de bevolking vindt het geen probleem om te douchen met iemand met een andere seksuele identiteit. Tweederde van de mannenteamsporters vindt het geen probleem. Iets minder positief is het wanneer het gaat om kinderen die training krijgen van homoseksuele trainers van hetzelfde geslacht. 76% van de mannelijke teamsporters zegt het “niet erg” te vinden. De algemene acceptatie is ook in de sport heel groot. De vraag blijft dan over wat dan wel het probleem is. Ongeveer eenderde van de sporters bevestigt de stelling “In mijn sportgroep worden wel eens grappige opmerkingen gemaakt over homoseksuelen”. Onder mannelijke teamsporters geeft bijna tweederde een bevestigend antwoord op die vraag. Daar zijn kennelijk grappen meer gangbaar. Agnes concludeert daaruit dat het hier gaat om een ander klimaat. Die grappen vinden veel vaker plaats in mannelijke teamsporten. Een groot deel van de Nederlandse bevolking is van mening dat scheidsrechters zouden moeten ingrijpen wanneer “homo” of “mietje” als scheldwoord zou worden gebruikt op het veld. Het is ook niet toegestaan om andere discriminerende opmerkingen te maken. Mannelijke teamsporters vinden dat veel minder erg. Michael van Bönninghausen deelt mee in zijn sport ervaring te hebben met straffen die werden uitgedeeld tot aan diskwalificatie toe. Elke vorm van negatieve bejegening wordt bestraft. Bovendien is het mogelijk om de scheidsrechter die niet ingrijpt op het matje te roepen. Discriminatie in welke zin dan ook wordt bestraft. Agnes Elling deelt mee dat de onderzoekers heel veel mannelijke teamsporters, homo's en hetero's, gevraagd hebben in hun team in 20 verschillende sporten een logboek bij te houden, exclusief het studententeam. Bekend is dat hoger opgeleiden toleranter zijn. De vraag was “Wat gebeurt er in je training en tijdens de wedstrijden?” Opvallend is dat er dan ook positief klinkende begroetingen zijn, zoals “Hi Gays”. Het is lastig te definiëren waar discriminatie begint. Veel discriminerende opmerkingen zijn in verband te brengen met gendernormatief gedrag. Agnes noemt enkele uitdrukkingen waarmee mensen over de schreef bleken te gaan. Opvallend is dat heel veel uitdrukkingen niet opgemerkt worden omdat ze als normaal ervaren worden. Gangmakers zijn belangrijk in een team. Ook scheelt het of iemand een topsporter is. In sommige verenigingen is het tegenwoordig gemakkelijker om uit de kast te komen. De sfeer in het vrouwenhockey is bijvoorbeeld heel open. Maartje Paumen heeft de ervaring continu op haar lesbisch zijn te worden aangesproken. Kennelijk is dat het effect van als topsporter uit de kast komen. Het is niet zeker of van elk mannenteam in het voetbal een homoseksuele voetballer deel uitmaakt. Wel is te stellen dat het in elk mannenteam zou moeten kunnen. Een open en tolerant klimaat is wenselijk. Het idee van inclusiviteit, van toegankelijkheid. Het gaat Agnes Elling om de prestatiemaximalisatie, zeker als het idee bestaat dat potentiële sporters er niet toe komen om te gaan sporten vanwege de vrees om afgewezen te worden. Nederland zou een aantal grote talenten om die reden kunnen missen. Nederland heeft grote talenten nodig om in de top tien te kunnen blijven. Workshops zijn in de aanbieding maar weinig voetbalverenigingen maken daarvan gebruik. Wanneer Erica Terpstra haar oproep doet om uit de kast te komen, is het misschien noodzakelijk om de drempel daartoe nog iets te verlagen. Sportclubs zouden zich de vraag moeten stellen hoe inclusief kunnen en willen zijn. Agnes gaat in op het algemeen programma Veilig Sportklimaat. Dat programma richt zich vooral op het sportieve gedrag. Er is weinig specifieke aandacht voor homonegativiteit. Die specifieke aandacht is ook lastig te verkopen. Veel onderzoek is nog nodig naar de inzet van middelen die goed functioneren. Paul Verweel merkt op dat het hier gaat om een verschijnsel dat moeilijk te grijpen is. In zijn effecten gaat het om pure uitsluiting. Hij geeft enkele voorbeelden van uitsluiting. Schelden met vreselijke ziektes krijgt meer aandacht dan schelden met termen die te maken hebben met je seksuele identiteit. Het is buitengewoon van belang om die laatste vorm van schelden ook die aandacht te geven die nodig is voor een tolerante sfeer voor iedereen. Het doel is om in deze expertmeeting te komen tot enkele handvatten waarmee die tolerantere sfeer te bewerkstelligen is. Van belang is om ervoor te zorgen dat minimaal in de sport de tolerantie die mensen zeggen te hebben, zij ook in praktijk brengen. Paul Verweel interviewt Kees van den Berg, Nick Nuijten, Caspar Boom en Allard Jongsma om daarmee de aftrap te geven voor de workshops aan de drie thematafels. Caspar heeft ooit gezegd “Ik heb eigenlijk niet het maximale uit mijn mogelijkheden kunnen halen omdat ik bekend ben als homosporter”. Wat hield hem tegen? Caspar Boom licht toe niet te mogen klagen over wat hij met korfbal
Pagina 3 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014
170
180
190
200
210
220
heeft bereikt. Het heeft hem wel in de weg gezeten. Hij kwam op latere leeftijd uit voor zijn seksuele identiteit. Het ging dan ook veel meer om zijn mens zijn buiten het veld naar zijn teamgenoten. Paul vraagt naar het moment waarop Caspar zich veilig genoeg voelde om uit de kast te komen en wat hij daarbij tegenkwam. Caspar wist dat hij op jongens viel toen hij 21 á 22 jaar was. Pas een jaar of 7 á 8 later kwam hij daarmee naar buiten. Hij zag beren op de weg. Hij vindt herkenbaar wat Agnes inbracht. Vooral de angst voor de reacties weerhield hem ervan om uit de kast te komen. Hij was een bekende speler in het Nederlands team. Met zijn team werd hij een aantal keren landskampioen. Hij had gedacht dat het een enorme schok teweeg zou brengen wanneer hij bekendmaakte dat hij op mannen viel. Toen hij het bekend maakte, nam iedereen het voor kennisgeving aan. Sommigen wilden daarover even met hem praten. Iedereen ging vervolgens over tot de orde van de dag. Hij zegt: “Eigenlijk was het een makkie, achteraf gezien”. Paul vraagt hem of hij daarna minder last had van de vervelende grappen waarover Agnes sprak. Caspar zegt: “Eigenlijk wel. Op dat moment ging ik ze zelf ook maken.” Hij had een muur om zich heen gebouwd. Die zelfgebouwde muur zat hem in de weg. Hij zegt: “Ik ben altijd mijzelf geweest en ik heb nooit een toneelstukje opgevoerd als zou ik een heel ander persoon zijn. De mensen mochten alleen niet te dichtbij komen. Wanneer ze te dichtbij kwamen, zorgde ik dat de deur snel op slot ging. Ik ging dan iets anders doen.” Hij ontliep daarmee de confrontatie. Als ze hem vroegen of hij al verkering had, zei hij: “nee, ik heb nog geen vriendin”. Paul vraagt naar het moment waarop Caspar hiermee naar buiten kon komen voor zijn gevoel. Had dat ook met de club te maken of was dat puur zijn eigen gevoel. Caspar licht toe dat hij er zelf helemaal klaar mee was toen hij uit de kast kwam. Hij was ook niet bang dat zijn teamgenoten niet meer met hem zouden willen sporten of dat hij massa's aan vrienden zou verliezen, of dat zijn familie hem zo uitkotsen. Hij vreesde een stempel op zijn voorhoofd te krijgen en dat mensen hem alleen nog maar als homo zouden zien en niet meer in alle andere rollen die hij in dit leven heeft. Paul vraagt Allard Jongsma, coach van Mannenteam 1, of hij iets kan zeggen over de cultuur die daar heerst. Is dat “mannen moeten mannelijker worden”, of is er ruimte voor een andere geaardheid? Allard Jongsma denkt geluk te hebben met de tak van sport: volleybal. In die sport is homoseksualiteit redelijk geaccepteerd. Hij bevestigt wel met de algemene cultuur te maken te hebben. Hij geeft trainingen aan talenten vanaf een jaar of 14 tot 55 (zijn oudste speler). Iedereen vooral zijn jonge spelers, zitten in de fase van hun leven op zoek te zijn naar zichzelf. Daarvoor moet ruimte zijn in de sport. Ze doen dat door testgedrag om na te gaan welke reacties ze krijgen van hun teamgenoten. Voor hem als trainer is het belangrijk dat ze dat kunnen doen. Paul vraagt wat in het team voor veiligheid zorgt. Iedereen heeft die ontwikkeling doorgemaakt “Wie ben ik, waar hoor ik bij?” Hij vraagt Allard wat hij als coach kan doen om de veiligheid te brengen zo dat ook homomannen en – vrouwen, transgenders, biseksuelen dat testgedrag durven te vertonen. Allard verwacht dat hij zelf de ervaring heeft gehad en dat dat helpt. Dat hij sneller oog heeft voor gedrag dat hiermee te maken heeft. Voor de opleiding zijn zes trainers verantwoordelijk. Hij geeft aan dat team van trainers aansturing. Hij zorgt ervoor dat maandelijks het woord “homo” in het overleg genoemd wordt. Stel dat een trainer denkt dat dat zo is, is het dan de vraag hoe daarop te reageren. Hoe zou degene om wie het gaat naar de trainer kijken. De vraag is dan zich te verplaatsen in de schoenen van de ander. Dat is voor hem een hele belangrijke boodschap voor zijn collegatrainers. Paul Verweel vraagt of Allard en zijn team alleen wachten op de mogelijkheid dat het zich voordoet. Allard licht toe dat het van belang is te beseffen dat ze bestaan. Paul vraagt Nick Nuijten waarom de trainers er niet in slagen meer openheid en veiligheid te bieden, in de plaats van dat verenigingsbesturen zeggen dat het bij hen niet speelt. Nick antwoordt dat het het lastigste is verenigingen zelf actief te laten worden op dit terrein. Daarvoor zijn tools aan te bieden. Hij en de zijnen deden dat ook. In 2013 is de kickoff gegeven samen met de NSA en de gemeente Utrecht. Daarbij waren aanwezig Karin Blankenstein, de burgemeester, Caspar Boom, Huub ter Haar om iets te vertellen over wat mogelijk is te doen als vereniging. Vervolgens zijn de verenigingen nog een keer benaderd. Steeds is te merken dat andere zaken belangrijker zijn voor de verenigingen. Vaak zien de verenigingen zelf ook niet het belang ervan in. Vaak worden de bestuursleden hierop aangesproken. Veel verenigingen denken dat het bij hen niet speelt. Ook zijn er verenigingen die van zichzelf vinden dat ze al veel doen: respectcommissie, activiteiten, Veilig Sportklimaat. Dit jaar zijn op cursussen 8 vertrouwenscontactpersonen geslaagd. Die zitten ook bij de verenigingen. Daarmee wordt geprobeerd om de homo-acceptatie te implementeren binnen de vereniging. Daarbij wordt gewerkt met de Vreedzame Sportvereniging om langs die weg dit onderwerp op de agenda te krijgen en te houden. Via deze programma's wordt geprobeerd om binnen de vereniging te komen. Dat neemt niet weg dat dat nog steeds lastig blijft. Paul Verweel vraagt of er ook verenigingen zijn die zich bij hem melden en zeggen dat ze er iets mee willen. Of moet voortdurend onder de aandacht gebracht worden dat dit onderwerp ook hoort bij een veilig sportklimaat. Nick Nuijten antwoordt dat het laatste het geval is.
Pagina 4 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014 230
240
250
260
270
280
290
Richting Kees van den Berg merkt Paul Verweel op dat hij het terecht vindt dat de gemeenteraad dit als zijn taak beschouwt. Het gaat er ten slotte om dat iedereen zijn plek krijgt in de samenleving. Ook Kees en de zijnen zijn behoorlijk actief geweest. Hij vraagt hem waar hij het meest tegenaan loopt als het gaat om de vraag om de LHBT-acceptatie in de sport succesvol te maken. Kees van den Berg denkt hierbij terug aan de tijd dat hij zelf ook sporter was. Hij deed heel lang geleden aan waterpolo. Daar was het destijds absoluut geen issue. Binnen de gemeente wordt aangekoerst vanuit het LHBTactieplan - met daarin sport opgenomen als een thema - op het in contact komen met de sportverenigingen. Dat wordt gedaan via de VSU. Daarmee heeft hij een vruchtbare samenwerking. Een grote campagne is gevoerd: “Iedereen sport mee, homo of hetero”. Bij de aftrap van dat traject was onder meer Caspar ook betrokken. Dan blijkt dat er weinig mensen zijn die daaraan deelnemen. Op Roze Zaterdag vond de prijsuitreiking plaats van degene die het meest ludieke plan bedacht had om homoseksualiteit of LHBT in de sport bespreekbaar te maken in een vereniging. Daar zijn uiteindelijk twee verenigingen uitgekomen. Odysseus was daarbij en de Dom City Dolls. De gemeente moet ervoor zorgen dat dit voortdurend op de kaart blijft haar. Zij moet haar samenwerkingspartners zoeken. Utrecht heeft als een van de weinige steden in Nederland een LHBT-adviescommissie. Die nodigt de VSU ook uit. Die adviescommissie maakt een advies voor het college waarin de sport ook benoemd gaat worden. Zo wordt hieraan voortdurend gewerkt. Paul Verweel merkt op dat campagnes de wereld niet veranderen. Hij vraagt Caspar wat hij gewild zou hebben dat de vereniging voor hem gedaan had om ervoor te zorgen dat leden zichzelf kunnen zijn, welke geaardheid zij ook hebben. Caspar Boom denkt dat een vereniging niet alle drempels weg kan nemen in de worsteling die mensen met zichzelf doormaken. Verenigingen kunnen het een klein beetje gemakkelijker maken. Verenigingen hebben met zoveel zaken te maken. Paul Verweel wil van Caspar horen wat de vereniging ondanks alle andere drukte kunnen doen rond dit vraagstuk om het voor hem een beetje gemakkelijker te maken. Caspar Boom merkt op dat het winnende doelpunt nooit gescoord wordt door iemand die dan voor “homo” wordt uitgescholden. Het gaat altijd om blunders, een verkeerde pass of iets stoms, iets zwakzinnigs. Zo wordt homo met iets slechts geassocieerd en nooit met iets goeds. Wanneer een LHBT-er daarmee zit en hij wordt daarmee steeds geconfronteerd, trapt hem dat steeds weer verder de grond in. Wanneer verenigingen besluiten het woord “homo” met deze associatie niet te accepteren en wanneer ze besluiten er actief op toe te zien dat dit scheldwoord wordt uitgebannen, is dat een klein stapje in het gemakkelijker maken om je als LHBT-er in de vereniging te handhaven. Kees van den Berg merkt op dat ook Agnes al opmerkte dat dit ingebed moet zijn in het Veilig Sportklimaat. Daar zou druk op gezet moeten worden. Paul Verweel kent het Veilig Sportklimaat als heel erg gericht op het spel zelf: afblijven van de scheidsrechter, van de lijnrechter, ouders die hun mond moeten houden langs de zijlijn. Veilig Sportklimaat is nog niet zo gericht op de sociale omgeving die nodig is om ervoor te zorgen dat sporters met elkaar op een menselijke manier met elkaar omgaan en waarin iedereen ruimte krijgt. Allard Jongsma vindt Veilig Sportklimaat een mooi verhikel om op mee te liften. Deskundigheid ontbreekt. Zijn vereniging organiseert het jaarlijkse clubkamp met de jeugd en daarin al 20 jaar de datingshow op vrijdagavond. Toen hij meeging werd dat verboden. Niet zozeer omdat hij van mening is dat dat niet goed is, maar omdat er normatief gedrag wordt gestimuleerd. Wanneer de kennis ontbreekt hoe daarmee om te gaan, is het beter om dit maar niet te doen. Daarover was nog nooit nagedacht en nog nooit gesproken. Extra kennis is nodig wanneer verenigingen iets willen doen aan een veilig sportklimaat. Michael Bönninghausen gaat nader in op Veilig Sportklimaat met op te merken dat aan de Sportimpuls de pedagogische interventie is toegevoegd. Dat wekte nieuwsgierigheid. Hierin wordt nauw samengewerkt met het NOC*NSF en met het NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen). In die pedagogische interventie past ook respectvol met elkaar omgaan. Dat is de basis. Het gaat erom om positief gewenst gedrag te bevorderen. Daarin past ook een integraal seksualiteitsbeleid. Van belang is niet te vergeten dat de gemeente ook te maken heeft met 25% van de jongeren die te maken krijgen met seksueel geweld, ook in sportverenigingen. Het gaat om 65.000 jongeren per jaar. Hij denkt dat HCSG het voorbeeld is voor wat er mis kan gaan in een sportvereniging. Hij denkt dat het breder getrokken moet worden dan alleen seksuele diversiteit, dat gekeken moet worden naar pedagogiek in algeme zin om vervolgens te kijken naar de dimensie van seksualiteit en een integrale seksualiteit, en daarin seksuele diversiteit ingebed. In het najaar zal een interventie gelanceerd worden binnen de sport. Die gaat over dit thema: “Flirten, verleiden en grenzen”. Daarin zit seksuele diversiteit ingebed in het respectvol met elkaar omgaan in algemene zin. Paul Verweel bevestigt dat niet alle verenigingen een pedagogisch klimaat hebben en vanuit de ontwikkelingen denken. Men denkt eerder vanuit de sport. Dat is ook niet verrassend. Sport is de corebusiness. Dat betekent wel dat het meenemen van dit vraagstuk van belang is. Hij wil voorkomen in algemene aanbevelingen terecht te komen en is op zoek voor de gemeenteraad naar een concreet voorstel of naar enkele concrete voorstellen of een heel goed geformuleerd aandachtspunt in de trend van dat het op zich prima is om beleid te maken maar dat de
Pagina 5 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014 beleidsmakers dan wel in ieder geval dit aandachtspunt moeten begrijpen. Het gaat nu om de verdieping van wat in Utrecht al gezamenlijk bereikt is. Pauze Na de pauze vinden de themabijeenkomsten plaats.
300
310
320
330
340
350
Thematafel beleid Inleiding Aan deze tafel is vooral gesproken over de inzet van beleid, beleidsinstrumenten en –middelen. Gesproken is over de status-quo bij verenigingen als het gaat om LHBT-gerelateerde kwesties. Daarbij is opgemerkt dat sportverenigingen over het algemeen een nogal gesloten indruk maken. Aangetekend is dat studentensportverenigingen over het algemeen wel een open karakter hebben die wel toegankelijk zijn en waarin zaken wel bespreekbaar zijn. Bijzondere aandachtspunten in het geval verenigingen te maken hebben met transgenders: wanneer een vrouw zich heeft veranderd in een man, is het van belang om het testeronniveau omhoog te brengen in verband met het meedoen aan de sport als man of vice versa. Vrouwen mogen geen mannenkleding - het gaat dan over de definitie van gender. Mensen die zichzelf hebben gewijzigd in een ander geslacht kunnen niet vertellen over hun verleden. Mensen die zichzelf hebben gewijzigd en ander geslacht kunnen niet vanzelfsprekend meedoen aan een sport in dat andere geslacht. Wanneer iemand in transitie is voor de vriendschappen verbroken. Daar is in ieder geval een emancipatie slag te maken. Extra problemen doen zich voor wanneer moeilijk is vast te stellen welke seksuele identiteit iemand heeft (intersekse sporters) Benadrukt is dat het goed is om ook expliciet aandacht te besteden aan dit onderwerp in het onderwijs en in instellingen voor welzijn. Ook is gebruik te maken van kerken en kerkgemeenschappen die op dit gebied al een eind op de goede weg zijn. Als het gaat om het niveau boven de clubs, bijvoorbeeld de VSU of de NSA, is het te organiseren dat voor besturen van verenigingen over good practices verteld wordt. Orka is dan een club met veel good practices. Ook is opgemerkt dat gemeentebesturen ervoor moeten zorgen dat dit onderwerp in het bijzonder, en diversiteit in het algemeen, op de politieke agenda blijft. Beleid Als het gaat om beleid van en voor de sportverenigingen is het navolgende gezegd: Vertrouwenscontactpersonen aanstellen bij verenigingen. De vraag is besproken in hoeverre dat van verenigingen geëist kan worden. Een “roze klimaat uitrollen” over de vereniging Een extra budget te zetten. Seksuele voorlichting geven. Niet teveel dwang toepassen; meer richten op de bewustwording. Binnen de vereniging nadenken over wat gedaan kan worden tegen schelden op het veld. Iedereen luid en duidelijk bij het lid worden welkom heten binnen de vereniging en daarbij expliciet LHBT-ers noemen. Ervoor zorg dragen dat een prominent figuur binnen de vereniging dit welkomstverhaal houdt. Contactpersonen aanstellen binnen de vereniging. Een convenant opstellen. Voorbeeldgedrag stimuleren en daarbij vooral uitgaan van het stimuleren van sportief gedrag. Elk maandelijks overleg in het bestuur van een vereniging dit onderwerp op de agenda zetten. Ook is in algemene zin aandacht te besteden aan de assertiviteit van de leden. Het zal altijd van belang blijven dat leden voor zichzelf opkomen in sociale verbanden. Dat zou met beleid gestimuleerd kunnen worden. Beleidsinstrumenten: Bij de vergunningverlening voor de bouw van kleedkamers zorg dragen voor een afzonderlijke ruimte waarin LHBT-ers zich afzonderlijk kunnen omkleden. Gebruikmaken van een vertrouwenscontactpersoon om als voorlichter/bewustmaker binnen te komen bij een sportvereniging. Certificaten “Veilige Sportvereniging” uitgeven; daarbij is een koppeling mogelijk naar “De Vreedzame Sportvereniging”.
Pagina 6 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014 360
370
Een relatie is te leggen met homosportclubs; leden van deze club zijn in te zetten als ervaringsdeskundigen. In Nederland zijn ongeveer 40 homosportclubs actief. Zij aangetekend dat de alliantie “Gelijk Spelen” zich richt op reguliere sportverenigingen. Het is mogelijk om gebruik te maken van de Sportraad in het kader van “Veilig Sportklimaat”. De Justin Campaign is genoemd. Op 11 oktober (Outcoming Day) zou de vereniging de regenboogvlag kunnen hijsen Het is mogelijk om in sportteams mensen hun ervaringsverhalen te laten vertellen.
Beleidsmiddelen: De gemeente Utrecht hoort bij de Rainbowcities. Daarvoor is een budget gereserveerd. Verenigingen zouden gebruik kunnen maken van dat budget. De gemeente heeft middelen waarmee zij verenigingen kan belonen voor goed beleid. In dat licht is ook gesproken over de uitreiking van bijvoorbeeld de “roze (voet)bal” voor sportverenigingen die goed presteren op het gebied van LHBT-acceptatie. Dit kan ook in de sfeer van certificering. Zo zouden gemeentelijke middelen ook ingezet kunnen worden voor het belonen van sportverenigingen voor goed beleid. Thematafel mannelijke teamsport Het beeld wordt bevestigd dat de uitdaging voor homoacceptatie het grootst is in de mannelijke teamsporten. Er zijn meer emancipatie opgaven in de sport, zoals de integratie van allochtonen of de gelegenheid tot sporten voor mensen met een beperking. Desondanks is het gerechtvaardigd om afzonderlijk aandacht te vragen voor homoacceptatie, omdat homo’s, lesbo’s en biseksuelen onzichtbaar zijn. Het probleem is, dat er geen probleem is. Onderzoek laat weliswaar zien dat sporters en ouders in ruime meerderheid geen enkel bezwaar hebben tegen homo’s in hun team of als trainer, maar de sfeer en de cultuur binnen de teamsporten werpen kennelijk onbedoeld drempels voor LHBT-ers om volwaardig mee te doen. Dit is in het gesprek verder verkend. Vooral trainers en trainingsmethoden zijn cruciaal
380
390
Begin bij de jeugd, begin bij de trainers. Het veelvuldig en haast vanzelfsprekend gebruik van het scheldwoord ‘homo’ geeft onvermijdelijk een negatieve connotatie aan het verschijnsel, ook als dat in het geheel niet serieus de intentie is. Dat past in het jargon dat gehanteerd wordt in sport, lopen als een ‘wijf’ of presteren als een ‘kerel’ geeft onbedoeld maar consequent de boodschappen mee over rollen en gedrag die niets met de sportieve prestatie te maken hebben. In de wetenschappelijke vaktermen heet dat “gender normatief” en “hetero normatief” taalgebruik die in de teamsporten veel gebruikt worden en die waarschijnlijk ook verklaren waarom in mannelijke teamsport het probleem groter is dan in de vrouwelijke teamsport. Het zou zoveel beter zijn als aanwijzingen en aanmoedigingen expliciet zich richten op sport-specifieke eigenschappen en op het tactische gedrag en de prestaties van sporters. Dat maakt trainingen effectiever en voorkomt het in stand houden van een sfeer en cultuur die sommige sporters uitsluit, waarvan niet zichtbaar is dat ze (mogelijk) LHBT zijn. Begin bij de jeugd, want daar staat in de meeste sporten in eerste instantie het leren van trainen en het aanleren van gedrag en omgangsvormen dat verwacht wordt in de sport voorop. Pas later komt de sportieve prestatie centraal te staan. Bijzondere positie voor transgender sporters Voor transgenders is sport een bijzonder lastige omgeving. Competitiesporten en teamsporten zijn gebaseerd op indelingen in mannelijke afdelingen en vrouwelijke afdelingen met alle daarbij behorende voorschriften. Dat is ook voor transgenders een logische situatie, dat kan niet zomaar losgelaten worden. Maar overleg en afspraken over onder welke voorwaarden of op welke manier sportdeelname rond of na geslachtsverandering georganiseerd kan worden mogen sporters natuurlijk wel verwachten. Verenigingen zullen in niet op de hoogte zijn van de richtlijn die NOC-NSF geformuleerd heeft. Er lijkt voor transgenders geen hulp te zijn bij hun zoektocht naar het mogelijkheden voor (het continueren van) sportdeelname, waarvoor verenigingen en bonden toch iets zullen moeten organiseren.
400
Thematafel Seksuele identiteit & talentontwikkeling in de sport Thematafel Seksuele identiteit en talentontwikkeling
Pagina 7 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014 De wijze waarop sportverenigingen omgaan met het thema talentontwikkeling is sterk afhankelijk van de mate waarin de vereniging een professionele organisatie kent. Dit bepaalt mede of en in hoeverre seksuele identiteit hierin een rol speelt. Kleine (en minder professioneel georganiseerde) verenigingen hebben al redelijk veel moeite met het kunnen vinden van vrijwilligers die training geven op de technische en tactische aspecten van het spel. Grotere (en meer professioneel georganiseerde) verenigingen proberen meer te kijken naar de ontwikkeling van de ‘hele mens’ en een ‘holistische opleiding’. Daarnaast lijkt bepalend voor de mate waarin seksuele identiteit een rol speelt of er al leden actief zijn (op sleutelposities) en hun seksuele identiteit daarin uitdragen. 410
Aansluiten bij kansen die er al zijn. Is wat de aanwezige verenigingen bij de thematafel bepleitten. Op deze wijze kan het onderwerp seksuele identiteit op maat aangesneden worden. De aanwezigen benadrukken dat hierbij de ouders/ verzorgers van een kind niet over het hoofd gezien dient te worden. Daarnaast zou bij de benadering van clubs gezocht moeten worden naar aanjagers. Tegelijkertijd wordt bepleit dat de wijze waarop seksuele identiteit benaderd wordt zoveel mogelijk onderdeel uit zou moeten maken van een integraal seksualiteitsbeleid, omdat men anders vreest voor de versnippering van interventies. Aanwezigen benadrukken echter wel dat dit een dermate groot vraagstuk is dat er pedagogische kennis binnen of nabij de club laagdrempelig beschikbaar is.
3.
Plenaire terugkoppeling uit de thematafels
420
430
440
450
Thematafel 1, Beleid Gadiza Bouazani doet verslag van het gesprek aan haar tafel. Haar groep was echt heel divers samengesteld. Stilgestaan is bij wat nu al gedaan wordt aan beleid. Gezegd is dat er al voldoende aanbod is maar dat het vooral belangrijk is om te weten of het aanslaat of dat de sportverenigingen het belang ervan inzien om er aan te blijven werken. De vertrouwenscontactpersonen met wie nu al gewerkt wordt, zijn genoemd. Dat werkt goed en het is heel belangrijk als ingang voor de sportvernigingen. Het belangrijkste is om dit onderwerp bespreekbaar en op de agenda te houden. Uiteindelijk is het belangrijk dat de sportverenigingen hiervan het belang inzien en dat die het vervolgens in de vereniging op de agenda gaan zetten dan wel gaan houden. Dat betekent dat de gemeenteraad ervoor moet zorgen, los van dat iedereen zegt dat diversiteit geen doel op zich is, de gemeenteraad die diversiteit als doel op de agenda moet blijven houden. De gemeenteraad moet ervoor zorgen met de partijen samen, dat partijen elkaar beter weten te vinden. Ook vandaag werd duidelijk dat sommige partijen elkaar niet kennen. Van belang is dat niet steeds het wiel wordt uitgevonden. De kunst is dan om de handschoen op te pakken en die door te geven. Thematafel 2, Mannelijke teamsport Willem Buunk is ontzettend blij met alle inbreng van de aanwezigen. Hij heeft heel veel invalshoeken gehoord op het vraagstuk van LHBT-acceptatie. Hierbij is in ieder geval geconstateerd dat het probleem er is. Veel mensen zeggen dat het probleem is dat men zegt dat het probleem er niet is. Het probleem is het grootst voor transgenders. Niet alleen is rond die groep veel onbekend. Ook doen zich allerlei praktische problemen voor. Hoort de persoon om wie het gaat bij het mannelijke of bij het vrouwelijke team? Heel veel verenigingen weten dan niet hoe het zit met reglementen. Daarover bestaat een NOC*NSF-notitie. Die wordt vaak niet gekend. Dat is een groot vraagstuk. Het grootste deel van het gesprek heeft zijn tafel zich geconcentreerd op de aanpak. De zichtbaarheid is goed van de gayprideboot van de KNVB. Het zou goed zijn wanneer b.v. FC Utrecht aandacht zou besteden aan het gebrek aan homo-acceptatie. Het gebrek aan acceptatie moet echt worden aangepakt door de trainers die de jongere generatie sporters trainen en coachen en de opleiding van de trainers. Dat is het voorstel. Daaraan moet aandacht worden besteed, niet zozeer aan LHBT-acceptatie, maar eigenlijk aan het genderspecifieke jargon dat eigen is aan de sport. Het coach- en trainersjargon is doorspekt met dit soort taal. Jargon moet worden aangeboden aan trainers dat specifiek betrekking heeft op de eigenschappen die sporters nodig hebben om ze tot beter presteren te brengen. Thematafel 3: Seksuele identiteit & talentontwikkeling in de sport Steven de Vries deelt mee dat de discussie aan zijn tafel aansloot bij de inbreng van Agnes in haar presentatie over prestatiemaximalisatie. Hoe is het maximale te halen uit een talent? Caspar zei in zijn bijdrage mogelijk zelf niet het maximale uit zijn carrière te hebben kunnen halen, terwijl hij zelf een topsporter is. Dat was een van de punten waarover de discussie aan zijn tafel ging: hoe het maximale uit ieders talent te halen? De stap naar mogelijke laagdrempelige huiskamergesprekken, is dan belangrijk.
Pagina 8 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014
460
470
480
490
500
510
Verenigingen hebben aanjagers nodig. De inzet van verenigingen zou vooral moeten aansluiten bij de kansen die er al liggen binnen de club - daar gaat het om het aanmoedigen van mensen die daarvoor al openstaan. De opzet is dit nog verder door te zetten. Deze mensen zouden benut kunnen worden om de kar te trekken. Gezegd is dat dit aspect van seksuele identiteit onderdeel zou moeten zijn van een bredere visie. Talentontwikkeling gaat niet alleen over in technisch of in lichamelijk opzicht het meest maximale uit een mens halen. Het gaat daarbij ook over de mentale en de geestelijke ontwikkeling. Die moet daarvan ook onderdeel zijn. Gesproken is over seksuele diversiteit als onderdeel van een integraal seksualiteitsbeleid. De meest concrete oplossing is de constatering dat verenigingen eigenlijk een groot gebrek hebben aan pedagogische kennis. Eigenlijk moet gewerkt worden aan een pedagogische kennisontwikkeling binnen verenigingen. Het is ook mogelijk dat koepelorganisaties pedagogische medewerkers aanstellen. 4. Plenair debat Paul Verweel leidt het debat in. Hij legt de vraag voor wat en hoe stevig dit onderwerp op de agenda moet komen en van wie die agendering verwacht wordt. BELEID Uit het debat komen de volgende aandachtspunten die als conclusies kunnen worden opgevat: Besturen van verenigingen moeten dit onderwerp op de agenda zetten; zij moeten de eerste stappen zetten. Daarbij is te denken aan de VSU. Er is een convenant van Utrechtse verenigingen waarbinnen voortdurend gesproken wordt over allerlei issues. Ook LHBT-acceptatie zou een mooi issue kunnen zijn. Te denken valt aan een subsidieovereenkomst die een gemeente maakt met een sportvereniging. De gemeentelijke overheid zou in al haar beleid aandacht moeten geven aan het voorkomen van discriminatie. Te denken valt dan aan alle discriminaties – verwezen wordt naar artikel 1 van de grondwet. Te denken valt ook aan de individuele leden van verenigingen die voor zichzelf opkomen in de verenigingen binnen hun team. De openheid kan ook van die kant komen. In dit verband wordt de alliantie Gelijk Spelen genoemd. Daarin zitten de diverse partijen. Die kunnen daarbij met hun expertise ondersteuning bieden. Dit wordt al een jaar of drie in Utrecht zo gedaan, samen met de VSU en de gemeente. Veel is al gedaan en op veel gebieden hoeft het wiel niet meer te worden uitgevonden. Van belang is om gezamenlijk ook met hulp van de landelijke organisaties dit onderwerp onder de aandacht te brengen bij verenigingsbesturen. Vooral bij studentenverenigingen is het heel belangrijk dat elk jaar weer opnieuw deze informatie wordt gegeven. De gemeenten zouden sportbonden moeten aanspreken op de wenselijkheid van samenwerking. De KNVB is de eerste bond die een actieplan heeft ontwikkeld. Het is al op alle afdelingsbureaus en in de districten geweest. Van belang is om een bredere bekendheid te geven aan het actieplan. John Blankenstein is de persoon die hierbij ondersteuning verleent. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is alles wat niet geëxpliciteerd wordt in de verenigingen als zodanig, op het niveau van de verenigingen niet bestaat. Er is veel bekendheid over maar toch zijn er veel mensen die zoekende zijn en die de ondersteuning die ze nodig hebben niet vinden. Mogelijk kan Utrecht daarin het verschil maken. MANNELIJKE TEAMSPORT De vraag is hoe LHBT-beleid te implementeren. Misschien is dan niet het bestuur het aangewezen adres, maar de trainer. De vraag is dan ook hoe het aan te pakken om op dat niveau de vinger achter dit vraagstuk te krijgen. In de thuiswedstrijd Ado Den Haag – FC Utrecht gaf Karin Blankenstein van de Blankenstein foundation voorafgaande aan de wedstrijd een workshop voor alle jeugdtrainers, medewerkers, coaches van Ado Den Haag. De mystery guest was Michael van Praag. Als het gaat om de vraag hoe dit in Utrecht aan te pakken, wordt opgemerkt dat de sportbonden verantwoordelijk zijn voor de trainingcursussen. Daar moet in ieder geval dit beleid geïmplementeerd worden. De verenigingen zouden naar de VSU kunnen toekomen om aan te geven dat ze hiermee echt iets willen doen. Dan is een bijeenkomst te organiseren voor trainers en coaches van deze verenigingen. De trainers zullen zich moeten inzetten. Het gaat om een wisselwerking tussen regelgeving en opleiding. Dit ligt zowel bij de overheid als bij de sportbonden. Bekend is dat sport een enorme invloed heeft op de jeugd sport wordt wel het derde opvoedklimaat genoemd. De bewustwording daarin is heel erg laag. Als trainer opleider binnen de volleybalsport wordt ook niet veel tijd gevraagd om te besteden aan hoe mensen met elkaar omgaan binnen de vereniging. Met de bonden is nog een lange weg te gaan als het gaat om de beantwoording van de vraag binnen verenigingen “Wat is een kind?”. De meeste invloed gaat uit van de trainer. Van belang is gezamenlijk te blijven nadenken over de voeding van de trainer met relevante informatie. Bijvoorbeeld door trainersinformatieavonden te houden. “Train de trainers”. Van wezenlijk belang is, inzicht te hebben in de trainer zelf. Veel trainers zijn goedwillende vrijwilligers die zorgdragen voor activiteiten op sportvelden. Pagina 9 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014 520
530
540
550
560
570
580
Toptrainers zouden iets kunnen zeggen over LHBT-acceptatie in de sport. Verenigingen hebben zelf ook opleidingen voor coaches en trainers. Besteedt de VSU daaraan aandacht? Wordt kennis uitgewisseld over hoe de verschillende trainingen in elkaar zitten? Dan zou ook langs die weg aan dit onderwerp aandacht besteed kunnen worden. Van de zijde van de VSU wordt bevestigd dat ook die mogelijkheid bestaat. Vanuit de VSU is aandacht besteed aan het trainen van de trainers voor doelgroepen van 6 tot en met 12 jaar. Die trainingen worden aangeboden aan alle combinatiefunctionarissen, sportcoaches en trainers. Mensen kunnen zich voor die trainingen zelf aanmelden. In die trainingen komen dit soort aspecten ook aan bod. In dit licht wordt ook de cursus “Vreedzaam” genoemd - dat geeft een veel breder pedagogische kijk op het kind. Dat staat nog los van het identiteitvraagstuk waarover in deze meeting gesproken is. Door deze cursus ontstaat ook een heel ander sociaal klimaat. Aan “Positief coachen” is een toneelstuk verbonden. Aan dat toneelstuk zou gegeven de LHBT-acceptatie nog wel het nodige bijgewerkt moeten worden. De trainer moet opgeleid zijn om direct op een pedagogisch verantwoorde wijze te kunnen reageren op negatieve labeling. Van belang is een onderscheid te maken tussen de theorie op schrift en het acteren in de praktijk. Hoe gaat de trainer met de complexiteit van alle dag om? Het bevorderen van een algemeen pedagogisch klimaat kan ook positief effect hebben op het presteren. Het normatieve vraagstuk kan ook een sportief vraagstuk zijn. Dit zou een weg kunnen zijn voor de verenigingen om de nodige stappen te zetten. Dan gaat het daarbij ook om de beïnvloeding vanuit de trainer naar het bestuur van de vereniging. Via de bonden is een voorzichtige weg in de ogen van GUTS. De trainers zouden rechtstreeks te benaderen zijn via de gemeente, maar aan te bevelen is de trainers via de verenigingen te benaderen en via de besturen. In de ALO kwam het onderwerp niet of nauwelijks aan bod. Veel studenten van Sport en Bewegen op ROC’s zouden hierover geïnformeerd kunnen worden. Dan komt het langs die weg binnen verenigingen. Dan gaat ook meer leven.
SEKSUELE IDENTITEIT & TALENTONTWIKKELING IN DE SPORT Een link is gelegd tussen de seksuele identiteit en talent ontwikkeling. Gesproken is over aanjagers, kansen, bredere visie. Hoe is tot aanjagers te komen en welke kansen zouden aangegrepen moeten worden? Geconstateerd is dat niet binnen elke sportclub homoseksualiteit een issue is. Wel is de vraag binnen elke sportclub een issue hoe de sporters beter te laten presteren. Ook is geconstateerd dat daarvan een onderdeel is het jezelf kunnen zijn, je identiteit, je eigen ontplooiing. Daarop zijn sportverenigingen gemakkelijker aan te spreken. De weg van sportiviteit zou bij verenigingen beter kunnen aanspreken dan het onderwerp LHBTacceptatie. Het draait bij verenigingen om de ontwikkeling van talent. LHBT-acceptatie is daarvan een groot onderdeel. Vanuit de sportiviteit is voldoende draagvlak te vinden. Orca huurt vaak profcoaches in voor de organisatie van coachcursussen. Mentalcoaching is in dat licht een optie. Orca regelt dat vaak zelf. Dat zou ook kunnen in samenwerking met de VSU. Recreatieve verenigingen hebben geen topcoaches. De vraag is hoe dit laagdrempelig op de agenda te krijgen. Wanneer het expliciet wordt gebracht, stuiten we op drempels die het juist minder snel bespreekbaar maken. Langs de weg van de geleidelijkheid, via de inzet op sportiviteit, is de verwachting dat dergelijke thema’s eerder bespreekbaar zijn. Vanuit de studentenvereniging wordt de samenwerking gezien met universiteiten en hogescholen. Dan zijn er heel veel studentenverenigingen die niet allemaal sportverenigingen zijn. Op die manier is dit onderwerp bespreekbaar te maken. Elke vereniging heeft dan een link naar de universiteit en naar de hogeschool. Alle leden studeren vaak ook aan een van die twee instituten. Zo is het breder te trekken en beter bespreekbaar te maken. Een topclub als FC Utrecht heeft een rol in het benutten van kansen. Dan gaat het niet alleen om de vraag hoe hiermee om te gaan als trainer in de eigen organisatie. FC Utrecht speelt iedere twee weken voor een groot aantal mensen een aantrekkelijke wedstrijd. Wanneer dit onderwerp de mist ingaat in de openbare ruimte, zal óf de club, óf de gemeente daarin iets moeten doen. Het gedrag van het publiek is daarbij van groot belang. Ook andere topclubs in andere sporten zouden het initiatief kunnen nemen. Het is een vast voornemen vanuit dit gezelschap om gangmakers op dit vlak te vinden. Een aanbeveling zou kunnen zijn dat de wethouder Sport dit onderwerp bij alle verenigingen aankaart. Naast de wethouder Sport zou de wethouder Emancipatie in aanmerking komen; het gaat hier ook over veiligheid en openbaar bestuur. De opvatting bestaat dat wedstrijden stilgelegd moeten worden bij spreekkoren met een negatieve labeling. De gemeente zou krachtiger moeten uitstralen dat dit niet is gewenst. Als het dan gaat om de verantwoordelijkheid voor het gedrag van supporters, ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de scheidsrechter. Wanneer de burgemeester aanwezig is, kan hij de wedstrijd stilleggen. De verantwoordelijkheid ligt bij de scheidsrechter. De vereniging kan daaraan op zich niet veel doen anders dan omroepen over de tribunes dat de scheidsrechter van mening is dat de spreekkoren moeten stoppen. Pagina 10 van 11
Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag van de expertmeeting LHBT-acceptatie in de sport d.d. 30 september 2014
590
600
610
Als het gaat om de LHBT-acceptatie en gedrag dat daarbij past, is het een groot verschil of sprake is van een grassroots- of een top-down beweging. In Den Haag hebben enkele initiatiefnemers van onderaf gesprekken gevoerd met vertegenwoordigders van ADO Den Haag. Het begin hiervan werd geëntameerd door iemand die zich groen en geel ergerde aan de spreekkoren. Vanaf dat moment werd gecommuniceerd dat LHBT-ers voetbal ook een leuk spel vinden en dat ook zij daarom op de tribune staan. Als het gaat om de aanjagers heeft Paul Verweel ooit een verhaal voor de KNVB mogen schrijven over integratie. Verenigingen willen doorgaans niet gezamenlijk iets veranderen. In iedere vereniging zijn mensen die zich identificeren met een sociaal belang, die aanjagers zijn, die vanuit hun eigen gevoel beseffen wat ze beslist niet willen. De vraag is waar Utrecht aanjagers kan vinden. Waar zouden ze vanuit (gemeentelijk) beleid te versterken zijn zo dat ze hun rol kunnen pakken? Komen de aanjagers vanzelf? Hoeven ze alleen gefaciliteerd te worden? De aanwezigen vernemen dat Orca bijvoorbeeld vertrouwenspersonen heeft die buiten Orca staan. Het is bij Orca wel geaccepteerd om openlijk homoseksueel te zijn. Daarvan zijn voorbeelden. In de wedstrijdsectie van Orca zou voor de profcoach aan aanjaagfunctie kunnen zijn. De vraag wordt gesteld over facilitering van de aanjager. Duidelijk wordt dat Orca de profcoach zal informeren over de wenselijke aandacht aan dit onderwerp. De sporthomoclubs zouden ook benut kunnen worden als ambassadeurs en als aanjagers. Ook wordt Sporting ’70 genoemd. Die traint momenteel ouders om na te gaan hoe ouders hiermee kunnen omgaan. De suggestie wordt gedaan de LHBT-acceptatie als verenigingsbeleid op te nemen. Verenigingen kunnen dit verplicht stellen voor betaalde krachten. De ervaring is dat trainers blij zijn met richtlijnen. Een oproep wordt gedaan ze in die zin te helpen. Vanuit de alliantie Gelijk Spelen wordt ervaren dat iemand in de vereniging het onderwerp heeft opgepakt. Vandaaruit start de uitrol. Daarover zijn veel verhalen geschreven. Dat is een begin om het balletje te laten rollen. In Utrecht kent de NSA veel vreedzame verenigingen. De medewerkers in die verenigingen kunnen ook de aanjaagrol oppakken. De Verenigingen die aangesloten zijn bij Veilig Sportklimaat bestaan ook in Utrecht. Projecten draaien in het kader van “In Veilige Handen”. Via de vertrouwenscontactpersonen zijn er mogelijkheden. Daar zitten mensen die een hart voor recht hebben, voor rechtvaardigheid, voor eerlijkheid en openheid. Die jagen in een vereniging de energie aan om er iets aan te gaan doen. Daar wil de NSA graag aan meedoen. (Bep Timmer)
5. Afsluiting Paul Verweel rondt hiermee rond 17.00 uur de bijeenkomst af. Het optimisme bestaat dat de LHBT-ers in de sport in de huidige samenleving veel bondgenoten hebben. Die moeten worden gevonden en gefaciliteerd. Zo is er gezamenlijk voor te zorgen dat alle sporters in Utrecht volop kunnen meedoen. Hij dankt in het bijzonder de gemeenteraad. De volksvertegenwoordigers nemen in het Utrechtse hun verantwoordelijkheid.
620
Willem Buunk sluit zich aan bij het dankwoord. Hij dankt iedereen voor aanwezigheid en inbreng. De raadsleden proberen zo goed mogelijk acties hieruit te filteren om het college aan te sporen iets hieraan te doen. Daarnaast kunnen zij samenwerkingsmogelijkheden zoeken in het veld. Hij spreekt een bijzonder woord van dank voor de inleiders. Het verslag van deze bijeenkomst zal aan de deelnemers worden toegezonden.
Pagina 11 van 11