Excursies. De Heemkundevereniging Brunssum organiseert voor haar leden en partners elk jaar een excursie in onze regionale omgeving. Belangstellenden kunnen zich daarbij aansluiten.
In 2000 wandelden we door Brunssum. We besteedden aandacht aan de ontwikkeling, die ook in de woningbouw herkenbaar was.
In 2002 bezochten we het Industrion te Kerkrade.
In 2003 was het complex Rolduc ons doel. Een gids verzorgde de toelichting.
Excursie Sittard 2004. Om 13.15 uur zijn we met 15 personen in 4 auto’s vanaf het verzamelpunt aan de Schoolstraat 4 in Brunssum vertrokken richting Sittard. Om 14.00 uur zijn wij in Sittard vanaf het stationsplein gestart met de rondleiding door historisch Sittard, onder leiding van de deskundige stadsgids, de heer van Luyn. Eigenlijk was het nog een stukje lopen vanaf het stationsplein naar de historische binnenstad, want het station werd honderden meters buiten Sittard aangelegd. Later is de binnenstad naar het station toegegroeid (en nog ligt het station aan de rand van Sittard). Het station is in 1865 aan de spoorlijn Maastricht-Venlo gebouwd, midden in het veld buiten Sittard. Daarom is voor de toeloop richting de oude binnenstad de Stationsstraat, de Steenweg aangelegd c.q. doorgetrokken. We steken de Rijksweg over en gaan richting het oude centrum van de stad. Bij de Walstraat-Begijnenhof bereiken we de oude binnenstad, deze was omringd door een aarden wal. Via de begijnenhof met enkele oude statige panden, bereiken we de St. Petruskerk. Deze middeleeuwse kerk met haar 80 meter hoge toren hebben we ook van binnen kunnen bezichtigen. Deze kerk die sinds 1299 kapittelkerk was, vormt samen met de tiendschuur, de voormalige Latijnse school en enkele voorname kapittelhuizen aan en rond het Kloosterplein een historisch geheel. Een van die huizen hebben we van de bewoners van binnen mogen bezichtigen. Daarna hebben wij via de Ursulinestraat een bezoek gebracht aan de restanten van de oude fortificatie van de stad. We liepen over de oude stadswal langs het oude Ursulinen-(meisjes) scholen complex. Uiteindelijk bereikten we het oude Dominicanen klooster-scholen-complex. Op deze locatie wordt het allereerste Fort Sanderbout (Huis op de Berg) vermoed. Het Dominicanencomplex is omstreeks1850 door de Jezuïeten overgenomen. Deze hebben er een middelbare school voor jongens gesticht.
Vandaar uit wordt de tocht voortgezet via de Putstraat richting de Markt. Op de Markt ligt onder andere de Michielskerk, dit was tot 1800 een Dominicanenkerk die in 1850 door de Jezuïeten is overgenomen. Vandaar uit maken we nog een uitstapje naar de oude Hervormde Kerk aan de Molenbeekstraat. Daar nemen we omstreeks 17.30 afscheid van onze enthousiaste gids de dhr. van Luyn. Het algemene beeld van deze excursie is een van verrassing en verwondering. Er blijkt maar uit hoe weinig de mensen uit de regio Brunssum-Heerlen van deze mooie stad weten. Dat heeft voornamelijk te maken met de politieke situatie van vòòr 1800. Toen was Brunssum en omgeving Oostenrijks grondgebied, Sittard en omgeving Gulliks (Duits/Pruisisch) en Heerlen en omgeving Staats (Holland’s). Sittard is een verassende, schitterende oude stad, die met een gids zoals de heer van Luyn zijn historische schatten graag prijs geeft. Door: Marcel Senden.
Excursie Wijnandsrade 2005. Onder het genot van koffie en vla volgden we een diapresentatie, die de historie en renovatie in beeld bracht. Een rondleiding door het kasteel, de ernaast liggende motte en de bijbehorende kerk, was verhelderend en interessant.
Excursie Valkenburg aan de Geul 2006. We bezochten we op 13 mei 2006 Valkenburg aan de Geul. We startten te 14.00 uur bij het hekwerk voor de kasteelruïne aan de voet van de Cauberg. Als opening geeft onze gids, de heer Kwakkemaat, een uiteenzetting van de ontwikkeling van het kasteel. Dat doet hij a.d.h. van een viertal maquettes die geplaatst zijn in de voortuin van de ruïne. Aanvullende info en afbeeldingen van de verdedigingswerken, met inbegrip van het verleggen van de Geul, krijgen we op een A-4, wat tevens de meest markante punten zijn in de aansluitende rondwandeling. Hierin komen stadspoorten, stadsmuur, hoektorens, bruggen, molens en dit soort onderwerpen aan de orde; en natuurlijk de uiteindelijke vernietiging van het kasteel. Op een terrasje wordt de dorst gelest en onze begeleider bedankt. Excursie Echt 2006. Eind mei 2006 werden wij door de HKV - Vrienden van Wijnandsrade uitgenodigd deel te nemen aan een bezoek aan het Maasdorp Echt.
De Heemkundevereniging Echt wil ons laten zien hoe een aantal elementen in het verleden bepalend zijn geweest voor de huidige situatie. Er zijn 2 zwaartepunten. De H. Landricuskerk is in meerdere herkenbare fasen uitgebreid tot zijn huidige omvang. ( o.a. door architect Cuypers) Forse beschadigingen gedurende de 2e wereldoorlog hadden ook gevolgen. Naast kunst uit de 14 e eeuw zien we recente werken; glas in lood ramen van een lokaal kunstenaar zijn hiervan een exponent. Op het naastgelegen kerkhof bezoeken wij de "adellijke" grafkelder waar nog enige nissen beschikbaar zijn. Het hele complex is vroeger omsloten geweest door een gracht. Een prominente positie heeft in Echt het kasteel Verduynen, dat op loopafstand van de H. Landricuskerk ligt. Een gedeelte van het prachtige en ruime park is voor ons toegankelijk. Ook hier is de gracht prominent aanwezig. De St. Rochuskapel, die op het programma staat komt door tijdgebrek niet meer aan de orde. Dat weerhoudt ons niet ervan de aangeboden koffie en vla met smaak te nuttigen om daarna, dankend voor het gebodene, naar Brunssum terug te keren.
Excursie Vaals 2007. We zijn op zaterdag 30 juni 2007 om 14 uur 15 onder leiding van de gids, Jo Pelzer van de VVV Vaals bij het VVV kantoor aan Maastrichterstraat vertrokken voor de Historische Stadswandeling Vaals.
Het eerste haltepunt was het Von Clermontplein. Gezichtbepalend voor dit plein is 'het van Clermonthuis', het huidige gemeentehuis van de gemeente Vaals. Dit gebouw werd in 1760 in opdracht van Johann Arnold von Clermont ontworpen door de Italiaanse architect Moretti. Het was een woonhuis annex lakenfabriek. In de volksmond is het sedertdien ook altijd door het leven gegaan als 'het van Clermonthuis'. De komst van de Duitser Johann Arnold von Clermont naar Vaals heeft een groot stempel op de geschiedenis van Vaals gedrukt. Hij woonde oorspronkelijk in Aken maar bezocht al eerder de Lutherse Kerk in Vaals (die oude Luhterse Kerk staat nog steeds vlak naast dit gebouw, tegenwoordig in gebruik als Museum / Uitvoeringszaal, bij Vaalsenaren beter bekend als 'De Kopermolen'). Van 1761 tot 1764 is er aan het van Clermonthuis gebouwd. In diezelfde tijd liet von Clermont ook het buitenverblijf 'Bloemendaal' bouwen en werd het veel oudere kasteel Vaalsbroek rigoureus verbouwd. De (nu nog) meest bezienswaardige gebouwen van Vaals stammen dus allemaal uit dietijd. Tsaar Peter de Grote kwam op bezoek, Napoleon streek er neer om bij von Clermont lakens te bestellen. In de 19e eeuw ging het gebouw over in handen van de familie Tyrell. Toen de familie Tyrell uitstierf werd het gebouw openbaar verkocht. Het gehele interieur werd ontmanteld, wandschilderingen, lambriseringen, meubilair, alles verdween naar elders. Na 1945
werd het gebouw opgekocht door een aannemer, die er een woonbestemming aan gaf. De complete indeling werd voor dat doel gewijzigd, trappenhuizen weggebroken, keukens en slaapkamers toegevoegd, plafonds verlaagd. Er brak brand uit, waarbij grote schade ontstond aan bijvoorbeeld de grote ornamentplafonds in de zuid-vleugel. In 1950 kocht de Gemeente Vaals het pand. In 1969 werden de eerste plannen gemaakt voor een forse restauratie en in de ingebruikneming als Gemeentehuis. In 1975 startten de werkzaamheden en eind 1978 was de operatie voltooid. We lopen even links om het om het gemeentehuis heen door een oude straat. Links staat een zeshoekig gebouwtje, Museum de Kopermolen. Vroeger stond bij deze plek een molen, het gebouw zelf stamt uit 1737 en werd gebruikt als kerk voor de Lutherse gemeente. Als men achter de Kopermolen linksaf gaat, onder de boog door, komt men op de Koperhof, die zoals de naam al zegt bij de molen hoorde. De Lutherse gemeente kocht het perceel in 1695 om de stroom van vluchtelingen uit Aken op te vangen. Iets verderop, in de hoek, loopt een stroompje over een paar trapjes. Dit kleine riviertje (de Gau) zorgde vroeger voor de waterkracht die nodig was bij het vollen van de wol, en het spoelen en verven van de stoffen. Later werd deze plek een wasplaats voor omwonenden. We lopen nu terug achter het gemeentehuis langs. Links ligt een vervallen pand het ‘Verves’, dit was lange tijd een weverij. Rond 1600 was er een zaal achter de zuidvleugel van het gebouw die als kerk diende van Mennonieten en Wederdopers, protestantse geloofsgemeenschappen die ook uit Aken afkomstig waren en de vervolgingen ontvluchtten. In de tijd die volgde waren er naast de rooms katholieke kerk maar liefst vier protestantse kerken in Vaals. Zo waren er de Lutherse kerk, Nederlands hervormde kerk, Frans/Waalse kerk en de Mennonietenkerk. Tevens had Vaals een synagoge. We lopen nu een heel eind door Vaals, om uiteindelijk bij een van de oudste gebouwen van Vaals te komen. Aan de overzijde van de straat ligt een grotendeels uit mergel opgetrokken complex, de hoeve St. Adalbert, al bekend uit een schenkingsakte uit 1041 van de Duitse keizer Hendrik III en de eerste vermelding van Vaals. Deze oude hoeve wordt momenteel verbouwd, waarna Heemkunde-kring Sankt Tolbert uit Vaals er onderdak zal vinden. Als we een paar honderd meter de straat af lopen komen aan Kasteel Bloemendal. Het schijnt dat Napoleon er gelogeerd heeft met zijn Josephine en verder nog wel meer beroemdheden. Na de tijd van de Clermonts, na 1848, was het kasteel een tijdlang in gebruik als klooster van de orde van Dames du Sacre Coeur en als exclusief meisjespensionaat, bekend tot ver over de grenzen. De moeder van president John F. Kennedy, Rose Kennedy heeft er op pensionaat gezeten. Na 1990 is het complex gerestaureerd en in gebruik genomen als een luxe hotel.
Nu lopen we achter Kasteel Bloemendal door een park, de berg op, terug naar het centrum van Vaals. Kasteel Bloemendal was het verblijf van Johann von Clermont. Het is gebouwd in 1791-1795 naar een ontwerp van door J. Moretti. Het heette toen Schloss Blumenthal.
Terug in Vaals staan we stil bij de Der Bau of "Der Baj", deze voormalige naaldenfabriek en woonhuis werd in 1777 gebouwd in opdracht van Groot Hogemeester der vrijmetselaren Jacob Kuhnen, die vanuit Aken naar Vaals kwam. In 1835 is de naaldenfabriek opgeheven. Momenteel zijn er woningen in gevestigd. Iets verderop staat de "Cereshoeve", boerderij en herenhuis uit 1777, behorende bij de hiernaast gelegen naaldenfabriek en woonhuis van Jacob Kuhnen. In het timpaan is de godin van de landbouw Ceres afgebeeld. Architect is J. Moretti. Verderop, we zijn nu weer af aan het dalen richting het oude centrum van Vaals, wijst de gids ons op het straatnamen bord met de aanduiding ‘Viergrenzenweg’. Deze naam stamt nog uit de periode 1839 – 1918, toen Neu Moresnet nog bestond. Vaals had in die periode met Nederland, België, Duitsland en Neu Moresnet een vierlandenpunt.
Het volgende monument op onze route is de "Ned. Hervormde kerk", voltooid in 1671. Architect was Pieter Post. De kerk werd in opdracht van de Staten Generaal gesticht ten dienste van de talrijke hervormden, die in Aken e.o. vanwege hun Godsdienst werden vervolgd. De kerk is voor de Protestantse eredienst gebouwd; als zodanig is zij de oudste in Limburg. De toren van de kerk is een zogenaamde verdedigingstoren uit de 13e eeuw. Hij werd al in de 14e eeuw gebruikt als kerktoren van de oude St. Pauluskerk; deze katholieke kerk stond op de plaats waar nu de parkeerplaats is. Tot 1893 fungeerde de toren voor twee kerken.
Aan het eind van de Akenerstraat, bij de grens met Duitsland, staat de "Klèng Wach", een voormalig douanekantoortje (1890). Door de ligging van Vaals, ingebed tussen de Duitse en Belgische grenzen, werd er in het verleden bij het leven gesmokkeld. Dit kleinste en hoogst gelegen douane en controlehuisje is verhuurd aan Heemkundekring Sankt Tolbert Vaals. Deze vereniging heeft het ingericht met interessante foto's, kaarten en grensstenen. Tegen het huisje staat een oude grenssteen met het wapen van de Vrije Stad Aken, een van de oudste grensmarkeringen die in Nederland te vinden zijn. Voorbij de betonnen paaltjes begint Duitsland; hier loopt u het aan Vaals vastgeplakte Vaalserquartier in, tegenwoordig deel van de stad Aken. Achter de Akerstraat, men moet dan een steegje in lopen (hebben we niet gedaan) ligt de "Frans Waalse kerk". Deze voormalige kerk werd gebouwd in 1667 door de FransWaalse Gereformeerde Gemeente aan de toenmalige hoofdweg van Aken naar
Maastricht. Vanaf 1803 eigendom van Hoogduits Gereformeerden. In 1837 koopt Pieter Braun het gebouw en brengt er verdiepingen en een bakkerij in aan. Als laatste gebouw van deze historische wandeling door Vaals bezichtigen we de monumentale neogotische "R.K. St. Pauluskerk" gebouwd tussen 1891 en 1893 naar een ontwerp van de architect Johan Kayser. Zij verving de oude St. Pauluskerk, die 150 meter zuidelijker op de huidige parkeerplaats stond. De gebrandschilderde ramen dateren uit 1901. De toren met kruis is 68 meter hoog. Het neogotische interieur is nog grotendeels aanwezig. Het bevat verder werken van Vaalser kunstenaar Frans Griesenbrock. Na de bezichtiging van de St. Pauluskerk, hebben we afscheid genomen van de gids J. Pelzer en hebben we in het centrum van Vaals op een terras een glaasje gedronken alvorens tegen half zes terug te keren naar Brunssum. Tekst en foto: M. Senden.
Excursie Simpelveld 2008. Op zaterdag 6 september 2008 vond de jaarlijkse excursie plaatst. Dit jaar stond een bezoek naar Simpeldveld op de agenda. Vanaf het verzamelpunt aan de Schoolstraat in Brunssum zijn we omstreeks 12.20 met twee auto’s naar Simpelveld gereden. Daar ontmoeten wij voor het gemeentehuis de gids mevrouw Ine Scholl van de heemkundevereniging “De Bongard”. Zij vertelde in het kort iets over de heemkundevereniging “De Bongard” van Simpelveld – Bocholtz. 240 leden. Het aantal leden kan variëren. Vervolgens zijn we de hal van het gemeentehuis ingegaan om de daar opgestelde replica van de sarcofaag van Simpelveld te bekijken. De sarcofaag Gevonden bij graafwerk voor de kelder van een huis aan de Stampstraat. Daar in de buurt (hoek Stampstraat-Remigiusstraat) heeft een kleine Romeinse villa gelegen. De sarcofaag is zo bijzonder, omdat zij de enige kist met zo’n uitzonderlijk binnenreliëf is, die ten noorden van de alpen gevonden is. Het origineel bevindt zicht in museum in Leiden.
Als we het Gemeentehuis verlaten te hebben, lopen we achter het gemeentehuis om, om via de vroegere tuinen van het klooster in de kloosterstraat te belanden. In deze Kloosterstraat liggen twee bijzondere gebouwen, namelijk de meisjesschool en het klooster. De meisjesschool is in 1928 gebouwd in de stijl van de “Amsterdamse School”, dat wil zeggen dat als bouwmateriaal hoofdzakelijk rode baksteen is gebruikt. Het naast de meisjesschool liggende klooster (Huize Loretto) is gebouwd 1875 met als doel 800 personen (zusters en weeskinderen) te huisvesten. De neogotische kerk van Maria Boodschap, die een onderdeel van het klooster vormt, is gebouwd in 19de eeuw. Zuster Waltraud heeft ons in deze kerk rondgeleid. Zij heeft ons bijvoorbeeld gewezen op de bijzondere tegelvloer (ongebruikelijk in die tijd) en de aparte kerkbanken komend van elders uit Duitsland.
De kerk bezit een mooi altaar waaraan later een groot tabernakel is toegevoegd om een grote monstrans in te zetten. Op het altaar staan middeleeuwse beelden van de apostelen Petrus en Paulus en verder staan er nog negentiende-eeuwse beelden van engelen. Onder het altaar bevinden zich enkele relikwiekamertjes, dit zijn doorzichtige kastjes waarin de relikwieën bewaard worden. Bij de graftombe van Clara Feij vertelde zuster Waltraud over het leven van Clara Feij (een in 1815 in Aken geboren fabrikantdochter) en over de geschiedenis van de door haar gestichte orde. Deze orde, de congregatie der Zusters van het arme Kind Jezus, werd in 1878 als gevolg van de KulturKampf uit Duitsland verdreven. De orde vestigde zich in Simpelveld omdat dit dicht bij Aken lag.
Na het verlaten kloosterkerk lopen we verder langs het klooster. We zien in de verte tussen de bomen de contouren van het Damiaanklooster, dat wij niet bezoeken. We lopen nu verder door een woonwijk en dan zijn we tussen de huizen door de resten van een oude brikettenfabriek. De gids verteld het verhaal van de kinderen die daar moesten werken onder erbarmelijke omstandigheden. Iets verderop komen we uit aan de Schiffelderstraat waar de woning van de brikettenmeester (soort opzichter) staat. Vandaar uit lopen we een stukje langs het spoor (over de bielzen) van het miljoenenlijntje naar de loods (werkplaats) van Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij (ZLSM). Daar waren vrijwilligers aan het werk aan de replica van de Arend (Nederlands spoorwegmuseum Utrecht) en we bezochten een in restauratie zijnde Pullman wagon. Lopen verder langs de rails en passeren seinhuisje en bereiken vervolgens station. Van af de stationstraat zien we in de diepte (het dal van de Eyserbeek) de Irmstraat een oude straat (1100-1200) met nog veel oude boerderijen. We zien aan de overkant de hoogte de Huls (Molsberg). We dalen via een voetpad af van de stationsstraat naar de Irmstraat om enkele oude boerderijen van dichtbij te bekijken. We komen langs Café ‘Aud Zumpelveld’ (home van de heemkundevereniging De Bongard) en we bereiken via de Pastoriestraat het plein met de kerk en de oude pastorie. De allereerste St. Remigiuskerk is omstreek 1100 gebouwd. In de loop der eeuwen is de kerk een aantal keren verbouwd. De huidige kerk ontstond na de laatste grootschalige verbouwing in de periode 1921-1937.
De zeer grote pastorie dateert oorspronkelijk uit 1683. In 1778 vond een verbouwing plaats waarbij de pastorie werd uitgebreid. De pastorie heeft een bijzondere uitstraling door haar kozijnen van Naamse steen en de gevelsteen boven de ingang. Op het terras van Maxime (Vroenhofstraat) worden we door de Heemkunde-vereniging de Bongard getrakteerd op een kopje koffie. Van af het terras, waar de rondleiding in feite geëindigd is, lopen we via de Kloosterstraat en de Marktstraat naar de parkeerplaats achter het gemeentehuis waar wij omstreeks 16 uur 15 afscheid nemen van onze gids mevrouw Scholl. Tekst en foto’s: M. Senden.
Excursie Gangelt, 2009. Op zaterdag 26 september zijn wij om 14.00 uur bijeengekomen bij het nieuwe raadhuis in Gangelt. Daar werden we welkom geheten door onze gids mevr. Monika Tholen. Ik kreeg van haar een tekst, die in grote lijnen de historische informatie behorend bij de excursie weergeeft. Een groot gedeelte van deze tekst heb ik gebruikt bij het schrijven van het onderstaande verslag.
Bij deze excursie is er aandacht voor de algemene historie van de stad en de parochie Gangelt. Verder is er speciale aandacht voor het nieuwe gemeentehuis, de Mercatorschool, de parochiekerk, het kerkhof, de Freihof, de oude markt en omgeving en de oude verdedigingswerken. De historie van Gangelt in kort bestek De plaats Gangelt wordt in de schriftelijke bronnen voor het eerst vermeld in 828, zijnde een koningsgoed van Karel de Grote. Rond de jaren 1100 en 1150 kwam Gangelt door geplande adellijke huwelijken en door de deling van erfenissen voor de duur van 200 jaren in het bezit van de heren van Heinsberg. In de veertiende en vijftiende eeuw kreeg Gangelt stenen vestigingsmuren met dertien torens. Naast schiettorens waren er vier poorttorens. Van deze poorttorens zijn er nu nog twee over. Ook behouden zijn de Burgtoren, grote gedeelten van de stadsmuur en de uit de eerste helft van de vijftiende eeuw stammende parochiekerk St. Nikolaus. Nu is nog te zien dat de straten van het centrum van Gangelt zich om de historische kern met de Freihof en de kerk buigen. In het jaar 1484 komt Gangelt in het bezit van de hertog van Jülich. In dat zelfde jaar brak door de schuld van een bierbrouwer een brand uit, die het merendeel van de huizen van de stad verwoeste.
In 1542 werd als gevolg van de “Jülicher Fehde” (erfopvolgingoorlog) bijna alle huizen door de troepen van Spaanse keizer Karel V in brand gestoken. Slechts drie huizen bleven gespaard. Tevens werden alle inwoners van hun bezittingen beroofd. Tijdens de dertigjarige oorlog (1618 tot 1648) werd Gangelt in een tijdsbestek van acht jaar tot vijf keer toe door vijandelijke troepen bezet en geplunderd. Ook de pest en cholera brachten dood en verderf. Onder het Franse regime verloor Gangelt in 1798 haar stadsrechten. Waarna het in 1815-1816 aan Pruisen werd toegevoegd. Onder het regime van Pruisen behoorde de “bürgermeisterei” Gangelt tot de Kreis Geilenkirchen. Sinds 1932 is Gangelt eerst als gemeentelijke instelling, daarna als zelfstandige gemeente aangesloten bij de nieuw gevormde gemeente Selfkant, Kreis Geilenkirchen-Heinsberg (later Kreis Heinsberg). De naam Selfkant is ontstaan uit de streek “am Saeffelbach”, het meest westelijk gelegen grensgebied van de Kreis Heinsberg. Rondleiding door de historische stad Gangelt Ik zal de rondleiding verslaan aan de hand van de afzonderlijke aandachtspunten, waarbij de gids, mevr. Tholen, langer bleef stilstaan om meer historische achtergrondinformatie te geven. Het nieuwe gemeentehuis. Het nieuwe gemeentehuis is gebouwd in het jaar 1980. Bij het ontwerp van het gebouw heeft men getracht rekening te houden met de historische omgeving van het gebouw. Naast het gemeentehuis ligt namelijk de meer dan honderd jaar oude Mercatorschool, er tegenover staat de middeleeuwse burchttoren (Burgturm) en schuin er achter ligt de eeuwenoude St. Nikolauskerk met de historische kern van Gangelt. Het gemeentehuis toont o.a. het gemeentewapen van Gangelt. Dit gemeentewapen is afkomstig van een zegel uit het jaar 1351. Het wapen toont een zwarte leeuw met een dubbele staart, op een gouden achtergrond met een witte dwarsbalk. Aan de muur hangt een gedenkplaat ter nagedachtenis aan de joodse slachtoffers van de tweede wereldoorlog. Er staat op “Die Opfer mahnen uns”, dit betekent zoiets als “De slachtoffers herinneren ons er aan”. Verder is er een informatiescherm waarop aan een kant de gemeente Gangelt met alle 19 dorpskernen en straatnamen staat afgebeeld. De andere kant laat in chronologische volgorde de lange en vaak tragische geschiedenis van Gangelt zien. De Mercatorschool De Mercatorschool was vanaf 1904 tot 1974 de basisschool van Gangelt. Daarna werd deze school vele jaren gebruikt voor het lesgeven aan minderbegaafde personen. Thans is er een congreshotel met restaurant en wellness-faciliteit gevestigd.
Geschiedenis van de parochie. Het in het jaar 828 als koninklijk eigendom vermelde Gangelt had toen waarschijnlijk al een kerk. Omstreeks 1230-1234 was Tirricus “Leutpriester” in Gangelt. In het jaar 1261 wordt Gangelt vermeldt als zijnde een parochie. In 1268 schenkt Theodorik II van Heinsberg het patronaatsrecht van de kerk aan het Premonstratenzer vrouwenklooster van Heinsberg. In 1277 werd Höngen afgescheiden van de moederparochie Gangelt. In 1343-1344, wordt de kerk van Gangelt in het Heinsberger klooster ingelijfd. Vanaf toen waren tot na de ontbinding van de kloosters in 1802, meestal Norbertijnen pastoor van Gangelt. In 1300 is het Johannes-de doper-altaar door de burgers van Gangelt geschonken. In 1301 is het Georg-Barbara-altaar door de Heren van Heinsberg geschonken en in 1351 is het Katharina-altaar geschonken door de gelijknamige broederschap. In 1550 worden verschillende vrouwen uit de parochie Hastenrath in een visitatierapport vermeld als behorende tot de wederdopers. In 1559 werden bij de oprichting van het nieuwe bisdom Roermond, de tot nu toe bij de parochie Gangelt horende kapellen van Jabeek, Etzenrade, Brunssum en Schinveld toegewezen dit nieuwe bisdom. Birgden werd in 1687 onafhankelijk. Gangelt, dat tot 1802 deel uitmaakte van het landkapitel Susteren in het aartsdiaconaat Kempen van het bisdom van Luik, werd parochie in het Kanton Geilenkirchen in het nieuwe bisdom Aken. Na de opheffing hiervan in 1827 viel het onder het dekenaat Geilenkirchen van het aartsbisdom van Keulen. In 1925 werd het dekenaat Gangelt opgericht. In 1855 werd Langbroich afgescheiden van Gangelt en verheven tot een zelfstandige parochie. Hastenrath kreeg vanaf 1869 meer autonomie, sinds 1914 worden ook plechtigheden gehouden in de kerk van Hastenrath. Stahe werd in 1924 zelfstandig qua zielzorg en in 1927 ook vermogensrechtelijk zelfstandig. De parochiekerk St. Nikolaus De parochiekerk St. Nikolaus, gebouwd op het hoogste punt van het oude Gangelt, is het middelpunt en herkenningspunt van de gemeente Gangelt. De kerk is een beschermd monument en herbergt verschillende hoogwaardige kerkelijke kunstschatten. Opgravingen hebben aangetoond dat op de locatie van de huidige kerk in 12 de - 13de eeuw een kerk met drie schepen werd gebouwd. De krachtige toren dateert uit de 14e eeuw. De toren (40 meter hoog) wordt geheel ingesloten door het bakstenen schip uit de 15e eeuw, waaraan het misschien nog iets oudere koor aansluit. De westelijke zijde van de toren werd gebouwd in 1518-1519. De ramen van de kerk zijn voorzien van gotisch maaswerk. De geribde gewelven worden ondersteund door zware, vierkante zuilen, die de kerk verdeelt in drie beuken. Interessant zijn de rijk versierde consoles en sluitstenen van de gewelven. Onder de ramen bevinden zich korfbochtige stroken. In 1860 werd de kerk aan de hand van de plannen van Johann Burkart uit Aken, vanaf de grond af gerestaureerd en gerenoveerd. Ook na 1860 zijn tot in de huidige tijd meerdere renovaties uitgevoerd. In het geheel echter, bleef het beeld van een grote gotische kerk intact. Interieur van de St. Nikolauskerk
Bij de hoofdingang aan de westelijke zijde van de toren staan de wijwaterbakken en de doop-vont. Dit zijn waarschijnlijk overblijfselen uit de Romaan-se kerk uit de 12de 13de eeuw. De doopvont is omstreeks 1100 gehouwen uit een stuk Naamse steen. De wijwaterbakken en de hier en daar nog zichtbare zuilen-basis dateren uit omstreeks 1230. Het pronkstuk van de kerk is de uit ca. 1500 stammende kruisgroep. Deze kruisgroep staat nog op haar oorspronkelijke plaats, op een dwarsbalk hoog in het koor. Men gaat er van uit dat de Maria- en Johannesfiguur van deze kruisgroep gemaakt zijn door de ‘Meester van Elsloo’. De ‘Meester van Elsloo’ werkte omstreeks 1500. De eikenhouten Christusfiguur is waarschijnlijk tussen 1400 en 1500 door een andere kunstenaar gesneden. Deze kruisgroep werd omstreeks 2000 gerestaureerd, waardoor o.a. de tekst op de dwarsbalk weer leesbaar werd. Opvallend is de door de kerk omgeven robuuste toren. De in de toren aanwezige schietgaten wijzen er op dat deze, toen vrijstaande, toren vroeger nog een verdedigingsfunctie had. Toen de toren in de 16de eeuw, door de kerk omsloten werd, verdween deze verdedigingsfunctie. Op de muur van de toren bevindt zich een in 1909 door Caspar Maintz geschilderde muurschildering, voorstellende de Bergrede. Deze vervallen muurschildering werd in 2003 gerestaureerd. In een uitsparing van de toren staat een uit staal vervaardigde relikwieschrijn van de heilige Nikolaus in de vorm van een schip. De relikwieschrijn is in 1994 vervaardigd door de kunstenaar Werner Hupperts uit Würselen. In de mast van dit stalen schip is een gouden monstrans uit de tweede helft van de 19 de eeuw verwerkt. Onder het koor liggen de graven van het geslacht von Hanxler. De heren van het geslacht von Hanxler, die de Burg Gangelt bewoonden, heersten tot 1648 over Gangelt. Het kerkhof Op het kerkhof, staat vòòr de kerk een beeld van heilige Nikolaus. Het beeld, een geschenk van de gebroeders Claess uit Gangelt, markeert het graf van de pastoors en een bisschop. Op de begraafplaats zijn verder nog enkele grafkruisen uit de 17 de en 18de eeuw aanwezig. Bezienswaardig is ook het neogotische graf van de in Gangelt geboren hulpbisschop van Keulen, Gottfried Anton Classen (overleden 1847) en zijn familie. De Freihof Volgens de kroniek stond ten westen van de Nikolauskerk een koningshof. Tot dit koningshof behoorde ook een gerechtshof met daarbij een “vrije regio” (Freihof). Als iemand door het gerecht uit de stad verbannen was, maar hij daarna ongezien de Freihof bereiken kon, was hij gedurende 24 uur een vrij mens. Lukte hem dat een tweede keer, dan was hij voor 48 uur een vrij mens en lukte hem dat een derde keer, dan werd hem zelfs gratie verleend.
De oude marktplaats Ten noorden van de kerk ligt de oude marktplaats. Vandaag de dag wordt hier nog steeds een keer per week een markt gehouden. Reeds in het jaar 1524 werd er door geschiedschrijvers een marktdag vermeld. Vanaf de 19de eeuw begon het aantal marktdagen af te nemen. Slechts de Aegidii markt is blijven bestaan. Sinds 1988 wordt elk jaar op de 1ste adventszondag de zogenaamde Nikolausmarkt georganiseerd. Het “oude” stadhuis Aan de marktplaats ligt het “oude” stadhuis. In het jaar 1343, word het “oude” stadhuis voor de eerste keer vermeld als zijnde een lakenhal. Het gebouw werd in de loop der tijden door brand verwoest en weer opgebouwd om dienst te doen als burgerhuis en lakenhal (bestuurs- en handelscentrum) . Weer later wordt het een “Schuldthaus”, waar de tienden en de erfpacht betaald moesten worden. In het jaar 1928 wordt het pand tot gemeentehuis verbouwd. Sindsdien is het pand in zijn vorm onveranderd gebleven. De schandpaal Vóór het “oude” stadhuis staat een schandpaal. Deze schandpaal, een donatie uit het jaar 1990, is een kopie van een oude schandpaal waaraan in het verleden de “kleine” fouten van de inwoners door spot en hoon bestraft werden.
Het klokkenspel. Eveneens een donatie is het klokkenspel dat sinds 1985 aan de voorgevel van het “oude” stadhuis prijkt. Dit kleine carillon heeft 12 klokken, waarmee drie melodieën gespeeld kunnen worden. Het Gerhard Mercator Reliëf In de voorgevel van het “oude” stadhuis is een reliëf van Gerhard Mercator afgebeeld. De landkaarttekenaar Gerardus Mercator (Latijnse naam) werd in 1512 als "Gheert Kremer" in Rupelmonde in Vlaanderen (België) geboren. Zijn kinderjaren heeft hij in Gangelt doorgebracht, waar zijn vader schoenmaker was. Waarschijnlijk heeft hij hier ook de Latijnse school bezocht. Hij verhuisde naar ’sHertogen-bosch en vervol-gens studeerde hij aan de universiteit van Leuven. Hij specialiseerde zich in de geografie en de kosmografie.
In 1552 vestigde hij zich met zijn vrouw en zijn zes kinderen in Duisburg. In Duisburg verrichte hij metingen en vervaardigde hij landkaarten voor de hertog van Jülich-KleveBerg. In het jaar 1541 vervaardigde Mercator zijn 1ste globe en in 1554 de eerste kaart van Europa. In 1569 maakte hij zijn grote wereldkaart. Deze kaart werd wereldberoemd. Mercator kon met zijn zogenaamde cilinderprojectie de vlakken van een kogelvormige globe perfect op een vlakke kaart afbeelden. Hij is in 1594 in Duisburg gestorven en daar in de Salvatorkerk begraven. Zijn zoon Rumold heeft een jaar na zijn dood een wereldatlas met 107 kaarten uitgegeven. In Gangelt wordt Mercator geëerd door middel van een monument in de vorm van een wereldbol. Deze wereldbol staat aan de rand van Gangelt, op een kruispunt (snijpunt) van twee meridianen, de 51ste noorderbreedte graad en de 6de oosterlengte graad. Het huis van de vroegere postkantoorhouder Tegenover het “oude” stadhuis staat aan de markt het huis (“Optik Mertens”) van de vroegere postkantoorhouder ( de familie Horrichs). Hier werden de postkoetsen voorzien van verse paarden en de passagiers werden verzorgd. In het jaar 1516 was Franz von Taxis de postkantoorhouder.
Het huis is een van de oudste huizen in Gangelt. Oorspronkelijk bestond het huis alleen uit het souterrain. De voorkant van het huis werd diverse keren veranderd. In de gevel en in de achterkant zijn de geveljaartallen uit de 17 de en de 18de eeuw te zien. De stadsversterking In de veertiende en vijftiende eeuw kreeg Gangelt een stadswal bestaande uit stenen vestigingsmuren met dertien torens. Naast de schiettorens waren er vier poorttorens (stadpoorten). De toenmalige vier stadspoorten waren elk naar een windrichting gebouwd. In het jaar 1818 is de westelijke Sittardse stadspoort (Millenerpoort) wegens bouwvalligheid afgebroken. Van deze stadspoorten zijn er nu nog twee over; de Heinsberger poort en de Bruch poort. Ook behouden zijn de Burgtoren en delen van de stadsmuur. Rond de stadswal (een stenen verdedigingsmuur met een elf meter brede gracht ervoor) was een tweede verdedigingsgordel, de landweer, aangelegd. Deze landweer bestond uit een aarden wal, die met een ondoordringbare heg was beplant. Bovendien was buiten de landweer nog een gracht gegraven, die aan de doorlaatplaatsen voorzien was van zware slagbomen. Heinsberger poort. De Heinsberger poort is gebouwd omstreeks het jaar 1400. Het is een twee verdiepingen tellende poorttoren. De eerste verdieping werd vroeger als gevangenis gebruikt.
De doorgang is een tonvormig gewelf met aan de zijkanten nissen. In een nis stond vroeger een Mariabeeld. Het Mariabeeld is vervangen door een beeldje voorstellende de jezuïetenpater en kroniekschrijver Jacobus Kritzraedt.
Jacobus Kritzraedt Jacobus Kritzraedt werd in 1602 in een huis in de buurt van de Heinsberger poort geboren. Jacobus Kritzraedt bracht zijn kindertijd door in Gangelt, waar zijn vader burgermeester was. Toen hij zich in 1636 als Jezuïet in Sittard gevestigd had, begon hij met het schrijven van de kroniek van zijn geboorteplaats Gangelt. In acht jaar tijd stelde Kritzraedt een driedelig opus samen over de driehonderdjarige geschiedenis van Gangelt. Hij had daarvoor de oorkonden van Gangelt van 1300 tot 1644 (enkele originele oorkonden bevinden zich nog in het gemeentearchief) verzameld. Meer dan honderd van deze documenten zouden verloren zijn gegaan als Kritzraedt ze niet over geschreven had. Jacobus Kritzraedt is in 1672 in Keulen gestorven. De burchttoren De 21 meter hoge burchttoren (“Burgturm”) behoort net als de ‘Heinsberger Tor”, de “Bruchtor” en een stukje stadsmuur tot de resten van de vroegere stadsversterkingen.
In 1364 wordt het burchttoren-complex voor het eerst als soeverein kasteel vermeld. Het kasteel wordt in het jaar 1484 door een enorme brand vernield en vervolgens weer door het riddergeslacht “von Hanxler” herbouwd. Het riddergeslacht “von Hanxler”
heeft plusminus 200 jaar als landvoogd over Gangelt en omgeving geregeerd. In 1542 wordt de Burchttoren opnieuw vernield en vervolgens herbouwd. Het complex wordt uitgebreid met een toren en stadspoort. Nadat het riddergeslacht “von Hanxler” rond het jaar 1700 uitgestorven was, werd het kasteel, met uitzondering van de burchttoren, vernield. In de negentiende eeuw werden beschermende maatregelen genomen om de historische burchttoren te behouden en te restaureren. In de tweede helft van de twintigste eeuw is de vijf verdiepingen tellende toren door de familie Conzen omgebouwd tot torenwoning. Tekst en foto’s: M. Senden.
Excursie 2010. Onze jaarlijkse excursie was dit keer op zaterdag 9 oktober en wel naar het “Nederlands Mijnmuseum” te Heerlen. Dit museum is gevestigd in enkele overblijfselen van de vroegere mijn Oranje Nassau I, waar in 1974 de laatste kolen in Limburg naar boven kwamen. We vertrokken om ca. 1030 uur met zo’n 12 personen vanaf de Schoolstraat. Om 1100 werden we in het “Nederlands Mijnmuseum” welkom geheten door onze gids de heer May Schlösser, een voormalige onder-houdsbankwerker van de staatsmijn Wilhelmina. De excursie werd gestart in het oude schachtgebouw, waar gedurende 30 minuten een tweetal films vertoond werden. De eerste film was een stomme (geluidsloze) film uit de jaren 1920, die een globaal beeld gaf van het mijnbedrijf. De tweede film van DSM uit 1973 had als titel “De mannen van de 546”. Deze film liet een werkdag van een mijnwerker van begin tot eind (z.g. schicht) zien. Het zware en gevaarlijke werk in de mijn werd in beeld gebracht. Van het handwerk in de beginfase van de mijnbouw tot het latere moderne en mechanische losmaken van de kolen. Ook het aanbrengen van de ondersteuningen tegen instortingen evolueerde van handmatig zwaar werk naar de uiteindelijk latere hydraulische wandelondersteuning. Ook nog zwaar werk. Om de kolen uiteindelijk bovengronds te krijgen werden diverse soorten transporteurs gebruikt. Via ketting- / bandtransporteur gingen de gedolven kolen naar mijnwagons waarin ze naar de schacht werden gebracht. In de beginperiode gingen deze mijnwagons via de lift naar boven om daar gelost te worden. Later werd ook het z.g. Skip gebruikt, waarbij de kolen ondergronds in een enorme grote bak gestort werden.
Die bak, met een gewicht van een tiental tonnen, werd in een keer naar boven gehaald, om daar leeggestort te worden. Na de vertoning van de films was er koffie en vlaai. Na de pauze werden we rondgeleid door de gids dhr. Schlösser. Bij het begin van de rondleiding, gaf de gids aan de hand van een dwarsdoorsnede van een mijn, uitleg over de opbouw en de werking van een steenkoolmijn. Hoe men uiteindelijk bij de te ontginnen kolenlagen kwam en hoe het een en ander in zijn werk ging. In het schachtgebouw konden we op 3 verdiepingen kennis maken met de meest uiteenlopende zaken. Uiteraard de schacht zelf, met daarin de kooi die tot vervoer diende van zowel mens als kolen. Men zag het systeem van de seinen voor de verschillende soorten vervoer. Verder waren er in de expositieruimten van het schachtgebouw diverse instrumenten en gereedschappen, ondersteuningsmiddelen tegen instorten, beschermingsmiddelen en kleding van de mijnwerker te zien. Er was een duidelijk verschil tussen de werkkleding van de mijnwerker en de beambte. Er werd ook aandacht besteed aan de veiligheid in de mijn. Er werd in het bijzonder stilgestaan bij de bestrijding van stof. In vitrines lagen fossielen met diverse afdrukken zoals varens uitgestald. Verder was er een indrukwekkende verzameling van zowel benzine- als acculampen uit diverse landen aanwezig. De benzine lamp die gebruikt werd om de aanwezigheid van mijngas aan te tonen, de acculampen voor de arbeider die diende als lichtbron. Buiten stonden diverse locomotieven die ondergronds werden gebruikt. Zowel de diesellocomotief als ook de door perslucht aangedreven locomotief was er te zien. Deze laatste werd b.v. in de staatsmijn Hendrik gebruikt i.v.m. aanwezigheid van veel mijngas. Hierna volgde een bezoek aan het ophaalgebouw. Boven in het gebouw was de ophaalmachine te bezichtigen. Deze machine zorgde voor het neerwaartse en opwaartse transport met de lift van goederen en personen. Dit transportsysteem werd geregeld door middel van seinen. Met een dankwoord aan de gids namen we afscheid en keerden een ervaring rijker terug naar Brunssum. Tekst: Karel van Kervinck
Excursie 2011. Kasteel Amstenrade. Op zaterdag 1 oktober 2011 werd door de Heemkundevereniging Brunssum een excursie naar kasteel Amstenrade georganiseerd. De animo voor deze excursie was groot. Ongeveer 30 personen hadden zich aangemeld voor de rondleiding. Er werden twee groepen gevormd van plusminnus 15 personen. Elke groep werd door een gids (gravin Leila van Lidth de Jeude - d'Ansembourg en dhr. Wim Douven) gedurend een uur rondgeleid door het kasteel, althans door die ruimten die voor de bezoekers open gesteld waren. De aandacht ging vooral uit naar enkele bijzondere kamers met voor een deel 18de eeuws interieur. Na de rondleiding hebben een aantal personen het Engelse landschapspark bezocht.
Foto: De eerste (of tweede) groep excursisten in de grote zaal van Kasteel Amstenrade. (Foto: R. Scholten).
Foto: De tweede (of eerste) groep excursisten met uiterst links gravin Leila van Lidth de Jeude - d'Ansembourg. (Foto: R. Scholten).
Foto: Het economiegebouw van kasteel Amstenrade vanaf de courzijde. (Foto: R. Scholten).
Excursie 2011. Boerderij- en Heemkundemuseum Schimmert. Op zaterdag 8 september 2012 werden wij om 14.00 in de voorhof van de boerderij door de gids dhr. Eef Smitshuysen ontvangen. Dhr. Smitshuysen, die samen met zijn echtgenote een gedeelte van de oude boerderij bewoond, is tevens lid van de Heemkundevereniging Schimmert.
Dhr. Smitshuysen, die een uitstekende verteller is, gaf vooraf uitleg over het zorgproject, dat onderdeel uitmaakt van het museum. Dit project houdt in dat mensen met een beperking een belangrijke rol spelen bij de bedrijfsvoering. Vervolgens besprak hij aan de hand van in het museum aanwezige voorwerpen, gereedschappen en machines een groot aantal agrarische productieprocessen en ambachten. Hij schetste bijvoorbeeld het proces van boterbereiding.
Aan de hand van voorwerpen en machines beschreef hij hoe de boterbereiding (van het melken tot en met het karnen) in de twintigste eeuw veranderde van een handmatig- tot een volledig machinaal proces.
Op dezelfde wijze vertelde hij over het bewerken van de akkers, het ploegen en het eggen. Ook het zaaien, oogsten, binderen en dorsen van de gewassen toegelicht. Afzonderlijk werd aan de hand van gereedschappen het ambacht van de klompenmaker, timmerman, wagenmaker en smid uitgelegd. Vlak voor de pauze konden wij de oude huiskamer in de boerderij bekijken. Deze huiskamer is ingericht met meubels en gebruiksvoorwerpen uit de eerste decennia van de twintigste eeuw.
In de pauze konden we op het terras genieten van o.a. een kopje koffie en een stuk vlaai. Na de pauze werd een aantal tractoren en maai- dorsmachines bekeken. Daarna werd de tuin bekeken. In de tuin gaf de gids uitleg over de aanwezige bijzondere (ook vergeten) granen en groenten. In de bijhorende tuin en op de achterliggende akker groeien bloemen, groenten en (ook oude) gewassen. De gewassen op de akker waren echter al gemaaid. In de kruidentuin kregen we uitleg over de aanwezige kruiden. Na afloop van de bijna twee uur durende rondleiding hebben we op het terras nog een kopje koffie gedronken. De foto’s zijn met toestemming overgenomen van de website: www.boerderijmuseumschimmert.nl.
Excursie 2013. Alfabrouwerij in Thull Door: Pieter Vermeulen. Op zaterdag 28 september werd tussen 11.30 en 11.45 verzamelde zich ongeveer 25 personen op het schoolplein voor het Heemkundelokaal/Mijnmuseum. Vandaaruit werd om 11.45 al carpoolend vertrokken richting Alfabrouwerij in Thull. Ontvangst met koffie/thee en verse vlaai in het proeflokaal. Nadat iedereen bij de brouwerij in Thull was aangekomen, werden wij om 12.30 uur het proeflokaal binnengeleid. Daar kon iedereen een kopje koffie/thee met een stuk vlaai ophalen en aan een van de tafeltjes plaats nemen. Een van de gidsen vertelde in het kort iets over de geschiedenis van de familie Meens en hun Alfa-brouwerij. Dit was van oorsprong een boerderij waar o.a. gerst geteeld werd. Een geschiedenis die gedeeltelijk werd uitgebeeld op de muren van het proeflokaal. Omdat in de wintermaanden te weinig werk was voor alle personeel, werd besloten om met bier brouwen de stille periode op te vullen en zo dus de knechten en meiden aan het werk te houden. Korte uiteenzetting van de historie van de brouwerij met hun nieuwste breedbeeldfilm. Na het koffie drinken werden we naar een theaterruimte geleidt, waar we een ongeveer 15 minuten durende breedbeeldfilm te zien kregen. Een film die een beeld gaf van de geschiedenis van de brouwerij en het brouwproces. Rondleiding Na afloop van de film werd onze groep naar buiten geleidt, alwaar de rondleiding onder leiding van een gids, zou starten. Deze rondleiding zou ons om te beginnen voeren naar het bronhuisje en dan verder naar de brouwketels en via de lager tanks naar de bottelarij. Bezoek aan het bronhuisje. Alfa Brouwerij is de enige Nederlandse brouwerij die haar brouwwater uit een door het Ministerie van VWS erkende bron wint. Dit houdt in dat het water voldoet aan de strenge bepalingen van het Natuurlijk Mineraal- en Bronwaterbesluit. Deze Bron ligt op het terrein van de alfabrouwerij en wordt 'zichtbaar' gemaakt in de vorm van een huisje met daarin rechtopstaande koperen pijp met 4 kranen eraan. Het water uit de bron is van oorsprong uit de Eifel. Het is daar 6000 jaar geleden als regen gevallen. Het water wordt op de weg van de Eifel naar Thull door de bodem gefilterd, waardoor het zo zuiver is, dat het ongefilterd gebruikt mag worden bij het brouwen van het bier. Omdat de bron erkend is, mag er maar een beperkt hoeveelheid van gebruikt worden per jaar. Om dit te kunnen controleren, worden alle flesjes die de Alfa brouwerij verlaten voorzien van een uniek nummer op het etiketje over het dopje. Rondleiding door de brouwerij. Onze eerste gang vanuit de brouwerijcafé was naar het bronhuisje, dat als blikvanger moest dienen met zijn grote blinkende koperen kranen.
Vandaar gingen we de brouwerij in naar de moutketel waar de gepelde gerst, die op de eestvloer al tot ontkiemen gebracht was, met water vermengd op bepaalde temperatuur gebracht wordt, waar de enzymen zich ontwikkelen, die omgezet worden in suikers, die zich bij vergisting weer omzetten in alcohol. De behandeling bij het eesten bepaalt naderhand de kleur en deels de smaak die het bier meekrijgt. Het mouten (maischen) gebeurt onder steeds hogere temperaturen tot uiteindelijk 75 graden. Het residu uit dit proces, de gemoute gerst, heet bostel en wordt aan de veevoederindustrie verkocht. De moutvocht, wort genaamd, wordt dan gefilterd en overgepompt in een andere ketel, waar de hop wordt toegevoegd voor de specifieke biersmaak en de bitterheid. De hop die wordt aangekocht, is tot kleine bolletjes geperst waardoor de dosering erg secuur is, hetgeen belangrijk is voor een constante biersmaak. Ook is hop belangrijk voor een goede schuimkraag op het bier. De wort wordt gekookt om de werking van de enzymen te stoppen en het water te steriliseren. Dit proces neemt 6 tot 8 uur in beslag. Zowel de hop als de gerst is afkomstig uit Zuid-Duitsland of Tsjechië, waar de beste kwaliteit product vandaan komt. Na filtering wordt de wort zo snel mogelijk sterk afgekoeld om invloed van bacteríën te voorkomen en deze wordt, na toevoeging van gist, in een gistkuip opgeslagen om de suikers te doen omzetten in ethanol (alcohol) en koolstofdioxide (CO2). Dit duurt ongeveer 6 tot 8 dagen. Op het eind van de gistingsperiode vormt zich een dikke laag schuim op het bier. Iedere brouwerij heeft zijn eigen giststam met zijn eigen specifieke smaak en kenmerken. Gist is een eencel cultuur die langzaam doorgroeit en zich ook door de lucht kan verspreiden. In Keulen is een laboratorium waar van veel Europese brouwerijen blokken gist in kluizen zijn opgeslagen, waar de brouwerij een deel van kan ophalen, als dit nodig is. Verder ging het toen naar de ruimte waar alle bier in giga grote tanks wordt opgeslagen om na te gisten. Dit nagisten, gebeurt op een temperatuur van max. 5 graden, waardoor het zogenaamde ondergistende bier verkregen wordt. Ter vergelijking: onder de bovengistende bieren vind je veelal de Belgische bieren. Ze hebben soms depot op fles en zijn meestal geruime tijd te bewaren en waarbij de smaak nog intenser kan worden. Toch zal dit voor de meeste mensen niet de drijfveer zijn om een flesje bier te kopen. Het lageren in deze tanks duurt ongeveer 2 maanden. Het tijdens de hoofd- en de nagisting gevormde koolstofdioxide gaat niet verloren, maar wordt weer gebruikt bij het afvullen van de flessen, blikken en fusten. Ook is in deze ruimte een gesloten luik, waaronder zich, op vele tientallen meters diepte, de bron bevindt, waaruit het door kalk- en steenlagen gefilterde bronwater uit de Eifel en de Ardennen omhoog gepompt wordt. En dat was dan de volgende afdeling waar we aanbelandden. We hebben daar de hal met de flessenspoel en vulmachines bezichtigd. Nadat de flessen machinaal uit de kratten gehaald zijn, gaat de krat ter reiniging via een band naar een krattenspoelmachine, om na reiniging weer met volle flessen gevuld te kunnen worden. Jammer, het was zaterdag en de machines stonden stil, maar als deze in werking is, dan is er heel wat leven in de brouwerij en in die afdeling is dat vooral te horen aan de duizenden flesjes die op de transportbanden constant tegen elkaar opstoten. Tik, tik, tik, een glas-getik aan de lopende band. Na het spoelen, waar ook de etiketten van eigen en andere merken bier worden verwijderd, gaan de flesjes naar de vulmachine. Dit vullen gaat in een razend tempo. Pffft, psssst, dop erop. Pffft is de stoot koolstofdioxide die in de fles wordt gespoten, direct gevolgd door
psssst, een krachtige en precies afgepaste straal bier, waarna direct de dop erop komt, om de koolstofdioxide niet uit de fles te laten ontsnappen, omdat die bij het uitschenken de stevige schuimkraag moet veilig stellen. Van de vulmachine gaan de flessen verder naar een machine waar ze gedurende enkele uren gepasteuriseerd worden. Na dit alles komen de etiketten en het specifieke nummer op de flessen en worden ze in kratten verpakt en naar de opslag gebracht voor vervoer naar de afnemers. De blikken en fusten ondergaan een zelfde proces. Het volgende en ene laatste lokaal was een kleine teruggang in de tijd van het brouwproces. Hier stonden de klaringstanks, waar het bier gefilterd werd. In een leiding aan de voorkant van de tank is een kijkglas met een geel/oranje lamp erachter, waardoor de medewerker van de brouwerij met een deskundige blik kan beoordelen of het bier voldoende gefilterd is om naar de diverse vulmachines te kunnen gaan. En van daaruit naar het laatste lokaal, het “brouwerijcafé”, waar voor velen het brouwerijbezoek op een bijzonder aangename manier werd besloten. Proeverij Terug naar de ontvangstruimte / proeverij en plaats nemen aan de tafeltjes of lekker hangen aan de bar. Van de tap kon men verschillende soorten bier krijgen, onder andere het herfstbok en lentebokbier. Er was niet echt een beperking op de hoeveelheid die je mocht drinken. Er werd rond gegaan met grote schalen met roggebrood belegd met kaas, cervelaatworst en ham. Bij het vertrek kreeg iedereen een speciaal Alfa-bierglas mee. Het moet gezegd zijn, het was een interessante en leerzame middag met een prettig en bijzonder smakelijke afloop. Alfa brouwerij. Bedankt.
Excursie 2014. Het Museum van de Vrouw. Door: Pieter Vermeulen. Op zaterdag 4 oktober ’14 bezochten we het Museum van de Vrouw in Echt. Een deel van de groep verzamelde zich bij het verenigingslokaal aan de Prins Hendriklaan, om al dan niet carpoolend naar midden Limburg te vertrekken. De anderen gingen geheel op eigen initiatief en gelegenheid. In Echt zat de gids zich lekker in het najaarszonnetje te warmen toen tegen enen ruim de helft van de 24 aangemelde personen ten tonele verscheen. Daar verzamelden we ons in de “Gooj Kamer” waarna een groepje van 13 personen met de gids het museum wilde betreden. Dat ging echter niet helemaal zonder slag of stoot want een slecht functionerend alarm gebood ons pas op de plaats te maken. We zijn toen via de uitgang naar binnen geloodst waarna we in drie kwartier tijd uitgebreid uitleg kregen over de evolutie van de voedselketen, waarom mensen in bepaalde tijden bepaalde soorten voedsel nuttigden, hoe de mens in de loop der eeuwen leerde voedsel te bewaren en welke gebruiken er ontstonden bij het eten. Het geheel was onderverdeeld in de 12 maanden van het jaar, met iedere maand een eigen thema.
Voor degene die slecht ter been was werd een stoel bijgezet en de gids begon duidelijk en goed begrijpbaar met zijn verhaal, dat doorspekt was met humoristische opmerkingen. Bij ieder onderwerp ging hij terug naar een ver verleden naar, zoals hij dat zei, de mensen in konijnenvellen. Dit schetste een overduidelijk beeld over de bedoelde periode. Nadat onze gids ons het nodige te denken had gegeven, was groep 2 aan de beurt en konden wij nog op ons gemak rondkijken eer we aan de koffie met vla gingen. Kort samengevat kan ik zeggen dat het een gezellige en bovenal leerzame middag was, waarbij ik tegen iedereen die er niet bij was kan zeggen: ”Ga zeker eens een kijkje nemen in het Museum van de Vrouw in Echt”. De naam “Proef” was dan ook de perfecte naam voor dit smakelijke museumbezoek. Dan nu de maanden op een rijtje: Januari: Thema koken. Eten gebeurde altijd in de keuken dicht bij het vuur. Er werden in lang vervlogen tijden altijd eenpansgerechten gegeten, omdat er maar één kookpit was. In de middeleeuwen werkte de mensen om eten te kopen, maar van werken werd je niet rijk, van de handel wel. Dat wisten de boeren al gauw. Zij hoefden geen eten te kopen; dat hadden ze al. Ze produceerden dus om te verhandelen. Er ontstond zo klassenverschil waaruit een bekend spreekwoord voortkomt: Bier na wijn geeft venijn, wijn na bier geeft plezier. Dit had niet te maken met een eventuele kater de dag erna, maar er werd mee aangegeven dat, als je eerst bier dronk en daarna wijn, je hoger op de maatschappelijke ladder terecht kwam en andersom ook natuurlijk. Bier was tenslotte de drank van de lagere, wijn van de hogere klasse. Februari: Thema bewaren. Het bewaren van voedsel is in de loop der tijden steeds een groot probleem geweest. Maar men ontdekte dat na behandeling met zout, suiker, vet of alcohol bepaalde levensmiddelen langer te bewaren waren. Het gebruik van ijskelders op kastelen en in kloosters waren ideaal om voedsel langer te bewaren, maar de burger had deze luxe niet. Toen Napoleon tijdens zijn oorlogen problemen had met het bewaren en transporteren van grote hoeveelheden voedsel, schreef hij een prijsvraag uit om dit probleem op te lossen. Het idee om voedsel door inblikken te conserveren was een grote vooruitgang om bederf tegen te gaan. Later kwam een Duitser, Weck genaamd, met het idee om levensmiddelen in weckpotten door koken in te maken. Bij het koken ontsnapt de lucht onder de deksel van het weckglas uit. Bij afkoeling sluit de gummiring de pot af en zo ontstaat er een vacuüm zonder zuurstof. Een voorwaarde voor bederf is hiermee weggenomen. Maart: Thema dranken. Omdat men vroeger niet zo nauw keek met de hygiëne (de pispot werd bijvoorbeeld zo op straat leeg gegooid) was het nog niet zo zeker dat het water, dat langs de straat opgepompt werd, niet met urine of andere ondefinieerbaar vuil verontreinigd was. Vandaar dat men liever bier dronk, dat tijdens het brouwen gekookt werd.
April: Thema tradities. Sociale en religieuze gebeurtenissen gaan al sinds mensenheugenis samen met gezamenlijk en lekker eten. Hierbij denken we bv. aan Kerst, Pasen, communiefeesten, kermissen. Mei: Thema groente. In de middeleeuwen was het gebruik van groente niet zo erg in trek. Men had geen idee van vitamines en men vond het maar slappe kost, die de maag maar slecht vulde. Ook de houdbaarheid was slecht, dus de mens kon het niet erg waarderen. Door de techniek van het conserveren kwam ook de teelt en het gebruik van groente meer in zwang. Juni: Thema zuivel. Zuivel werd in vroeger eeuwen niet zozeer als voedsel gezien, mede omdat de houdbaarheid erg slecht was. De gedachte ging dat er boze geesten in melk zaten en op een dag kwamen ze erachter dat, als ze de melk langzaam verwarmden de boze geesten hun voeten in de melk verbrandden en er uitsprongen. Als de melk bijna kookte, waren deze geesten er bijna allemaal uit en deed men vlug de deksel op de ketel, waarna deze dan snel in koud water werd afgekoeld. Melk werd hierdoor iets langer houdbaar, een proces dat we met de huidige kennis pasteuriseren zouden noemen. Ook leerde men het melkvet uit de melk te stoten zodat er boter overbleef. Vanaf de 19e eeuw kreeg de boter een gedegen concurrent aan de margarine die gefabriceerd werd uit plantaardige olie en dierlijk vet. Juli: Thema snoepen. In de 16e eeuw maakte het ijsje zijn opwachting. Dit was een gebruik dat overwaaide vanuit Italië waar de familie De Medici dit als lekkernij gebruikte. Het eten uit de muur (snackautomaat) werd populair vanaf 1902, in eerste instantie in gebieden waar de industrie in snel tempo opbloeide. Na 1920 waaide een nieuw gebruik vanuit België over naar Zuid-Nederland. Het zogenaamde frietje met was daar al langer gebruik op markten en bij kermissen. Sinds 1958 kennen we ook de chips, want in dat jaar ontdekte de Engelse firma Smith dat, als je de al eeuwenlang bekende aardappel in dunnen plakjes sneed en frituurde, je een heerlijke lekkernij had. Ze zagen er handel in en brachten het product in kleine zakjes op de markt. In die zakjes zat weer een kleiner zakje met zout dat je er dan zelf over kon strooien. Augustus: Thema bakken. Al lang voor de middeleeuwen werd er in deze streken graan verbouwd, hetgeen een goede voedselbron was voor de mens. Het graan werd vermalen en kon onder de juiste condities goed bewaard blijven. Van dit meel bakte men brood voor de menselijke consumptie. In later jaren leerde men dat meel ook voor feestelijkere baksels gebruikt kon worden zoals vlaaien. Beroemd zijn tegenwoordig de Limburgse vlaaien. September: Thema fruit. Fruit werd vroeger als minderwaardig gezien en er werden geen voedingswaarden aan toegekend. Behalve dan als men ziek was. Dan kon het de genezing versnellen.
Het was slecht houdbaar, maar omdat de vaak zoetige smaak wel beviel werd het nogal eens tussendoor gegeten. Na de intrede van het inmaken werd ook fruit populairder. Oktober: Thema (on)gezond. Kruidenvrouwtjes wisten wel wat met natuurlijke producten te doen, maar dat was tegen het zere been van de Kerk, die zelf wel bepaalde wat goed was voor de mens. Ze kruidenvrouwtjes werden dan ook als heks bestempeld en gingen de brandstapel op. Als ze echt brandden, dan waren het dus ook echte heksen. Logisch toch?! Vroeger werd vleessap en kruidenaftreksel ingedikt en als smaakmaker gebruikt. Het was de voorganger van ons maggiblokje. November: Thema Vlees. Deze maand staat al van oudsher bekend als de slachtmaand. In de middeleeuwen werden de varkens niet gehouden voor het vlees, maar voor de mest. ’s Winters was het voeren van vee te duur dus werd er in november geslacht. Een andere reden was dat het ’s zomers te warm was en het vlees niet lang genoeg bewaard kon blijven. De boer verkocht het vlees, maar behield het vet. Hij had dan een flinke vetpot. De omgeving en het weer waren bepalend voor het type vee dat gehouden kon worden. Pastoor kreeg altijd het eerste proefje van het slachtdier, want als hij het veilig kon eten, dan kon iedereen het eten. December: Thema tafelmanieren. In de middeleeuwen gingen gezamenlijke maaltijden vergezeld van hoorngeschal. Rond deze tijd werd voor het eerst de handen gewassen voor het eten, niet uit hygiënisch oogpunt, maar omdat de ander dan geen wapen kon vasthouden. Om deze reden van zelfbehoud gaf men elkaar ook een hand. Tafels bestonden in die tijd nog niet, maar er werden lange ruwe planken op schragen gelegd met daarachter banken, waarop men gewoon aanschoof. Uit die periode stamt ook het woord banket. De planken werden bedekt met lange tafellakens, die bescherming boden tegen splinters en ook dienst deden als servet en zelfs als zakdoek. Met volle mond drinken was uit den boze. In de loop der jaren werd een kleine groep mensen welvarender en ontstond klassenverschil. Aan een gedekte tafel kon men zien welke stand de bewoners hadden, want bij het betere volk stond aan twee zijden van de tafel een peper- en zoutstelletje en bij de lagere rangen slechts één.
Excursie 2015. Clemensdomein. Door: Pieter Vermeulen. Zaterdagmiddag 9 mei verzamelden we (ons) rond kwart voor één bij het Clemenskerkje in Oud Merkelbeek, op de plek waar voorheen o.a. het oude Karmelietenklooster gelegen heeft. We waren met 34 personen en dat was een mooie grote groep. Om één uur, we waren bijna voltallig, begon onze gids dhr. Peter Kleuters met zijn verhaal. Nog staande voor het infocentrum vertelde hij, hoe in lang vervlogen tijden nabij de heuvel, waarop het Clemenskerkje is gebouwd, een kruispunt van wegen was. Hier kruisten zich twee Romeinse wegen, namelijk de weg van Coriovallum via Tudderen naar Xanten en die van Vaesrade (Romeinse villa) naar Schinveld (de Kemp/Romeins kamp). De plek lag op een halve dagmars van Heerlen (Coriovallum) naar Tudderen (Teudurum) en was dus een goede plek om even uit te rusten. Onder aan de heuvel stroomde een beek, waarvan de bronnen, zeven in getal, zo’n 600 meter naar het westen ontsprongen in het zogeheten bronnenbosje. Deze bronnen liggen op de Feldbissbreuk, waarlangs het zuiverste water diep uit de aarde omhoog borrelt. De beek zorgde ervoor dat de grond onder aan de heuvel erg vruchtbaar was, een ideale omgeving om er landbouw te bedrijven. Boven op de heuvel was het droger, dus daar was een mooie plaats om te bouwen en daar ontstond het oude Merkelbeek. De naam Merkelbeek betekent grensbeek en is opgebouwd uit 2 woorden, te weten Markila, hetgeen markt of afgebakend gebied betekent en backi, oftewel beek. Deze beek, de Merkel (Merkelbeeksbeek), vormde de grens tussen Brunssum en Merkelbeek. Het is goed denkbaar dat er op dit kruispunt van wegen een markt of ontmoetingsplaats geweest moet zijn, waar zich een levendige handel ontspon. Na dit verteld te hebben, leidde dhr. Kleuters ons naar de achterkant van het kerkje en hij liet ons weten dat we ons op een oude begraafplaats bevonden. Zoals zo vaak in die tijd, werd ook hier op deze vredige plek onderscheid gemaakt naar stand en financiën. Terwijl de rijken binnen in het kerkje begraven werden, was het graf van de arme drommel buiten, waar de meeste mensen hun laatste rusplaats vonden. Toch gold dat niet voor alle welgestelden, want op het terrein, waar voorheen de oude begraafplaats was, staat het enkele jaren geleden gerestaureerde praalgraf van Baron de Negri. In het graf staan naast elkaar de twee kisten, met het familiewapen op de deksels, van de baron en zijn echtgenote. Het Clemenskerkje, dat genoemd is naar Sint Clemens, een paus uit de eerste eeuw, is de oorspronkelijke parochiekerk van Merkelbeek.
De funderingen, die stammen uit de 10de eeuw, laten ons weten dat het kerkje al lang bestond, voordat het in 1234 in het verslag van het Landskapittel van Susteren werd beschreven als een zelfstandige parochiekerk. Bij onze tocht buiten om het gebouw heen, konden we duidelijk zien hoe de muren van het oudste deel van de kerk waren opgebouwd, omdat bij de restauratie een smal vlak van het binnenwerk van de muur was ontdaan van de beschermende buitenste stuclaag. Onderaan was een hoge rand van dikke keien waar te nemen en daarbovenop werd alles gebruikt, dat bruikbaar was en in de directe omgeving gevonden kon worden, een manier van bouwen, die breuksteenmetselwerk heet. Bij de gebruikte materialen moet men denken aan bv. oude dakpannen, afkomstig van een nabij gelegen Romeinse villa, maaskeien en mergel. In 1878 streken nabij het kerkje in een voormalige pastorie de Zusters van het Kostbaar Bloed neer, die daar een klooster vestigden. Een deel van dit klooster deed dienst als bewaarschool maar ook werden er bejaarden verzorgd. Eén van hen was Barones De Negri, die als dank voor de goede zorgen een Mariabeeld schonk aan het klooster. Voor emeritus pastoor Kamps was dit de aanleiding om in 1887 op het oude kerkhof een Lourdesgrot te bouwen, waarin hij het beeld liet plaatsen.
Foto 1: Dhr. Kleuters (op de rug te zien) houd inleidend praatje. Foto: Marco Arets).
Hij gebruikte voor de bouw ervan misbaksels uit een naburige steenoven. Na een bezoek aan Lourdes bracht hij een stukje steen mee uit de rots, waar nog geen 30 jaar eerder Maria aan Bernadette was verschenen. Deze steen werd ingemetseld in de grot, die op 26 juni 1887 onder grote belangstelling werd ingezegend. De grot werd stilaan een echt bedevaartsoord en het werd er een drukte van belang. De handelsgeest van de nonnen wist hier wel raad mee en naast allerhande souveniers, die ze aan de man brachten, werd ook “echt lourdeswater” verkocht, dat volgens het verhaal van dhr. Kleuters verkregen werd door een pijpje vanaf de bovenkant van de grot naar binnen te leiden, waar men bij regenval het water kon aftappen. Uiteindelijk werd de drukte zo groot, dat het eigenlijke werk van de nonnen, de zorg voor de ouderen, erbij inschoot en na enkele jaren werd het klooster overgedaan aan de Benedictijner monniken, die het verder uitbouwden.
Foto 2: Dhr. Kleuters geeft uitleg over de bouwgeschiedenis van het Clemenskerkje. (Foto: Marco Arets). Na dit verteld te hebben gingen we het kerkje in en nadat we hadden plaats genomen vertelde dhr. Kleuters met passie verder. De Benedictijnen bouwden naar ontwerp van Ludgerus Rincklake het uiteindelijke klooster met een grote abdijkerk. Deze neogotische abdijkerk werd op 29 mei 1900 door Mgr. Drehmanns ingewijd. In 1913/1914 werd de nieuwe Rincklagevleugel aan het klooster toegevoegd. Het oude kerkje werd verbouwd tot nachtkoor voor de paters en vanaf 1901 kwamen er fraaie muurschilderingen, die gemaakt werden door de 23 jarige Benedictijn Dom Romanus Wilhelm Jacobs, die de kloosternaam Dom Romanus Jacobus had aangenomen.
De houten banken, die nog steeds in deze kapittelzaal staan, werden eveneens door de Benedictijner monniken zelf vervaardigd. Welke 4 beelden er aanvankelijk in de kerk hebben gestaan, is volgens dhr. Kleuters moeilijk meer te achterhalen, maar de beelden die er momenteel te zien zijn, geven een historisch beeld van de diverse kloosterordes, die in de loop der tijden ter plekke gehuisd hebben. In 1922 verhuurden de Benedictijnen de Rincklake vleugel van het klooster aan de Staatsmijnen, die er ongehuwde mijnwerkers in onderbrachten. Omdat de Benedictijnen te weinig plaats hadden om hun werk op het land te kunnen verrichten, vertrokken ze in 1923 naar Mamelis en verkochten het klooster aan de Karmelieten. De wandschilderingen in het kerkje, voornamelijk portretten van belangrijke figuren uit de orde der Benedictijnen, maakten weinig indruk op de nieuwe bewoners. Toen de muren, die inmiddels door de tand des tijds scheuren begonnen te vertonen, gerepareerd moesten worden, smeerden de Karmelieten ook maar meteen een laag kalk op de muren, waardoor de muurschilderingen van Dom Romanus Jacobus onzichtbaar naar de vergetelheid werden verdrongen. In het naastgelegen klooster werd een priesteropleiding gevestigd, maar het werd door de Karmelietenorde ook wel gebruikt als rustplaats voor geestelijken, die met een zwakkere gezondheid kampten. Een van hen was pater Titus Brandsma die er in de vooroorlogse jaren huisde. Deze hoogleraar/mysticus was recht door zee en in de oorlogstijd schreef hij kritische publicaties over de NSB. Hij wist als adviseur van de Katholieke Dagbladpers te bewerkstelligen dat Nazi-advertenties uit de katholieke bladen werden geweerd. Dit werd hem echter door de bezetter niet in dank afgenomen. Hij werd gearresteerd en via gevangenissen in Scheveningen en Amersfoort werd hij in 1942 op transport gesteld naar Dachau, waar hij als martelaar, mede door zijn zwakke gezondheid, aan uitputting stierf. In 1985 werd Pater Titus zalig verklaard. Tijdens en direct na de oorlogsjaren, huisden er in het klooster Duitse en geallieerde militairen en ook werden er krijgsgevangenen opgesloten. Toen rond 1963 de belangstelling in de priesteropleiding sterk begon te verminderen, werd deze naar een ander klooster verplaatst, waarna het een kwestie van tijd was dat ook alle paters en broeders overgingen naar kloosters, verspreid over het land. Enkele van hen, die ik (schrijver van dit verslag) persoonlijk goed kende, hebben een andere wending aan hun professionele leven gegeven. Zo werd pater Toon Verhammen bouwpastoor in de nieuw verrezen parochie Brunssum-noord en pater Hugo, een blinde priester, die logopedie als werkterrein had, werd rector in “Huize licht en Liefde”, het blindeninstituut in Maastricht. In het klooster in Merkelbeek had de pater, die langzaamaan blind was geworden, een rechterhand in de persoon van broeder Toon Kuypers die echter van de kloosterorde niet mee mocht naar Maastricht. Hierop is broeder Toon uit het klooster getreden om als sociaal werker aan de slag te gaan in het Maastrichtse blindeninstituut. En zo kwam het klooster van Merkelbeek leeg te staan, waarna het in 1968 werd verkocht aan de heren Tiemessen en Derks, die het verbouwden tot particulier bejaardentehuis, met de naam “Huize Tieder”. In deze periode werd ook de grote abdijkerk afgebroken. Door veranderde wetgeving en eisen aan de accommodatie werd het steeds moeilijker om het verouderde kloostergebouw voor bejaardenzorg te handhaven en het kwam weer leeg te staan.
In 1992 werd het pand opgekocht en als asielzoekerscentrum ingericht voor ca. 300 personen. Het bleef tot 2000 vluchtelingenopvang, waarna het totaal uitgeleefde gebouw niet meer geschikt geacht werd om er mensen te huisvesten. Hierna werd het doelwit van vandalen en na enkele branden en vernielingen werd het klooster in 2009 voer voor de sloophamer. Een prachtig, kolossaal en majestueus gebouw kwam zo roemloos aan zijn einde. Plannen om op deze plaats een zorghotel te bouwen zijn op niets uitgelopen. Maar het Clemenskerkje, gelegen op een terp, die in de volksmond de Geeteberg heet, bleef voor het nageslacht bespaard. Een groep bewoners, die het belang van het behoud van het kerkje inzag, heeft zich samen met gemeente Brunssum en provincie ingezet voor behoud en restauratie van dit historische gebouw. Door diverse overheden, organisaties en acties is het benodigde geld bijeen gebracht, waardoor het kerkje, de Lourdesgrot en enkele graven, waaronder het praalgraf van Baron de Negri een degelijke en deskundige opknapbeurt kregen. Bij de restauratie van het kerkje ontdekte men, dat onder de laag kalk de oude schilderingen van Dom Romanus Jacobus nog redelijk goed bewaard waren gebleven. Ze zijn door deskundigen in ere hersteld. Op enig moment bleek dat tijdens de renovatie de klokken door een gat in het dak gestolen waren.
Foto 3: Het mooie interieur van het Clemenskerkje. (Foto: Marco Arets).
Gelukkig doken ze enige tijd later bij een oud ijzerhandelaar weer op en konden zo van de smeltkroes gered worden. Na ruim ’n uur rondgeleid te zijn en naar de boeiend vertellende Peter Kleuters geluisterd te hebben, liep onze excursie ten einde. Zijn verhaal was mogelijk nog indrukwekkender dan het prachtig gerestaureerde kerkje, dat verkozen is als meest devote plek van Nederland. Het weer had ook zijn beste kant laten zien en het was daarom lekker toeven bij het infocentrum op het terrasje of, voor de liefhebbers, toch iets warmer binnen. Bij een kopje koffie met vla konden we nog even nagenieten, terwijl de boekjes van het “ Ommetje om Oud Merkelbeek” uitgedeeld werden. Al met al was het weer een geslaagde en interessante middag. De informatie van dit verslag is afkomstig van de uitleg van dhr. Peter Kleuters, het boekje “Ommetje om Oud Merkelbeek” en de website van de Meertens Instituut.
Oorlogsmuseum Eyewitness in Beek. Op zaterdag 24 oktober 2015 organiseerde de Heemkundevereniging Brunssum voor haar leden een excursie naar het oorlogsmuseum Eyewitness in Beek. De excursie startte om 12.00 uur in het Heemkunde-verenigingslokaal / Mijnmuseum Brunssum. Bij een kopje koffie met een stuk vlaai, werd een ongeveer twintig minuten durende DVD vertoond, met unieke beelden over de aanleiding, het begin, het verloop en het einde van de tweede wereld oorlog. Daarna ging men car-poolend naar het museum Eyewitness in Beek. Na aankomst in het museum, werd de groep tweeën gedeeld, waarna elke groep door een gids langs 13 diorama’s geleid met 150 levensechte mannequins en originele attributen, die verschillende oorlogsscènes uitbeelden.
Foto: Het museum Eyewitness in Beek.
De website van het museum vermeldt: “De collectie bestaat uit een zeer uitgebreide verzameling van louter originele attributen en uniformen. Eyewitness laat ook een aantal topstukken zien die zelden of nooit aan het publiek zijn getoond.” Daar was iedereen het na afloop van deze excursie het helemaal mee eens. Kortom een zeer geslaagde excursie, waarvoor we zonder meer dank verschuldigd zijn aan de museumeigenaar dhr. Wim Seelen en de twee gidsen.
Foto: De 24 leden die meegingen op de excursie. (© Ruud Scholten).
Foto: Een van de diorama’s met levensechte mannequins en alleen originele uniformen en attributen. (© Ruud Scholten).