SOCIALE
EXCLUSIE AANPAKKEN
door het onderzoeken, testen en verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening 2009-2011
EINDVERSLAG VAN HET PROJECT ONTWIKKELD DOOR
GEMEENTE SOUTHAMPTON, ENGELAND STAD GENT, BELGIË GEMEENTE ROTTERDAM, NEDERLAND
DANKBETUIGINGEN Het TSE-project werd uitgevoerd door teams uit de volgende steden: Southampton Kerrie Prowting Su Mihelic Dee McFadden Lydia Wilton Carol Ryde Fiona McMurray
Gent Stefan Van Hove Sabien Blondeel Luc Van Asch
Rotterdam Kris Luijsterburg Hans Broere Marike Dijksterhuis
Tevens hebben met ons samengewerkt: Chris Hawker Maite San Juan Portia Kitcher Steph Smith Inge Van Isterdael Barry Kors Kees Kooiman Claire Limon Shantie Jagmohansingh Faust van der Meer Fiona Wiersma Mathieu Knibbeler
Dit document weerspiegelt de meningen van de auteur. De autoriteiten van het INTERREG IVA 2Seas -programma zijn niet aansprakelijk voor enig gebruik van de informatie in dit document.
1
SOCIALE EXCLUSIE AANPAKKEN door onderzoek, toetsing en verbetering van de kwaliteit 2009-2011
Het Tackling Social Exclusion Project is een partnerschap tussen de steden Southampton, Gent en Rotterdam Het project wordt gefinancierd door het INTERREG 4a 2Seas-programma.
2
Het INTERREG IVA 2 Mers/Seas/Zeeënprogramma stimuleert grensoverschrijdende samenwerking tussen de kustregio’s van onze lidstaten: Frankrijk (het Nauw van Calais), Engeland (ZW, ZO, O), België (Vlaanderen) en Nederland (zuidelijk kustgebied).
De drie hoofdthema’s zijn: 1: H et creëren van een economisch concurrerend, aantrekkelijk en toegankelijk gebied 2: H et stimuleren en verbeteren van een veilige en gezonde omgeving 3: Het verbeteren van de levenskwaliteit
Het programma heeft drie hoofdthema’s en als gezamenlijke prioriteit, het Frankrijk (Kanaal)Engeland INTERREG IVA Programma.
2 Seas crossborder cooperation Programme 2007-2013 Eligible and adjacent NUTS III areas
North Sea Norfolk
Cambridgeshire Suffolk
Zuid-Holland
Delft en Westland
South-West
East Of England
Essex
South-East London
Surrey Somerset
Devon
Kent
Hampshire West Sussex
West Vlaanderen Oostende Tielt Roeselare
East Sussex
Isles of Scilly
Nord Pas de Calais
Portsmouth Isle of Wight
Poole
Torbay
Antwerpen Brugge
Diksmuide
Ieper Cornwall and Isles of Scilly
Brighton and Hove Isle of Wight
Noord-Brabant
Zeeuwsch-Vlaanderen
Veurne
Dorset
West-Noord Brabant
Overig-Zeeland
Southend-on-Sea Medway
Wiltshire
Zuidoost-ZuidHolland
GrootRijnmond
Zeeland
Thurrock
Eeklo
Turnhout
Sint-Niklaas
Gent Mechelen Aalst
Kortrijk Oudenaarde
Antwerpen
Dendermonde
Oost Vlaanderen
Pas de Calais
Bournemouth
Plymouth
Southampton
Nord
Somme
Picardie Haute Normandie
Aisne
Channel Basse-Normandie
Eligible areas
Adjacent areas
Unitary Authorities 0[
Regional / Provincial boundaries
20 Kilomètres
Sources : Eurostat - INTERREG IV A 2 Seas JTS 2010
Bretagne Réalisation SIGALE®Nord-Pas de Calais - Septembre 2010
Meer informatie over het INTERREG Programma is te vinden op de INTERREG website.
http://www.interreg4a-2mers.eu/
3
INHOUD Hoofdstuk
4
Pagina
1 Inleiding
5
Het TSE-project: achtergrond en doelstelling
5
Partnersteden
6
Visie
6
Context
6
De Projectpartners
8
2 Lokale interventies
12
Southampton
12
Gent
20
Rotterdam
23
TSE “Driehoek” diagram
28
3 De Reis – Onze gezamenlijk opgedane kennis
30
Grensoverschrijdend leren
30
Projectoverzicht
30
Grensoverschrijdende workshops
31
Vergelijkende tabel
33
4 Conclusies
35
5 Aanbevelingen
37
6 Case Studies
38
Southampton Connect - Het lokale strategische partnerschap voor de stad
38
Bijstandshervorming
41
Inclusie als opdracht
45
Duurzaam aanbesteden
49
Publiek private partnerschappen overbruggen de kloof op de arbeidsmarkt
52
Van efficiënt naar effectief Human Being Management
55
Werkgelegenheid voor mensen met een handicap in de stad Gent
59
Inbedden van toegankelijkheid in de stad Gent
62
Hoofdstuk 1
INLEIDING Dit rapport doet verslag van de acties en activiteiten van de partners binnen het Tackling Social Exclusion (TSE) project en werd ontwikkeld en afgeleverd onder het Interreg IVA 2Seas-programma. Het project liep tussen januari 2009 en december 2011 en heeft ondersteuning geboden in grensoverschrijdend werken, gemeenschappelijke leerervaringen en plaatselijke interventies voor drie projectpartners: de gemeente Southampton in Southampton, Engeland, de gemeente Gent in Vlaanderen, België, en de gemeente Rotterdam in Nederland.
aan de Lissabon Strategie1 voor het vastleggen van oplossingen voor veelvoorkomende of gelijksoortige kwesties binnen lokale ontwikkelingsstrategieën en dienstverleningen. Hoewel het project drie verschillende activiteiten heeft aangetoond, hebben de projectpartners deze niet als afzonderlijke elementen voor hun gezamenlijk werk aangepakt. In plaats daarvan zagen zij, als beroepskrachten, deze activiteiten als een leermethode en hebben ze deze activiteiten door hun plaatselijke afwikkeling, studiebezoeken en gezamenlijk werk tussen de partnersteden onderling geïntegreerd.
Het project is in overeenstemming met de context van het 2Seas-programma en heeft beroepskrachten en professionals geholpen bij het onderzoeken en toetsen van nieuwe manieren in de bestrijding van maatschappelijke buitensluiting, met de focus op bepaalde groepen of gemeenschappen binnen hun respectieve steden. Het project had betrekking op de volgende specifieke doelstellingen van het 2Seas-programma:
Binnen dit rapport hebben de partners hun acties, de geleverde resultaten, de ‘shared learning’ en de intercollegiale toetsingen van respectieve werkstromen verzameld. Het rapport probeert ook de reis te beschrijven die de partners samen hebben afgelegd, hoe hun gezamenlijk werk en gemeenschappelijke leerervaringen deze reis hebben gestuurd en hoe zij andere partners hierbij betrokken hebben. Evenals de resultaten van plaatselijke interventies die zijn getoetst, worden gedeelde en gezamenlijke resultaten benadrukt en aanbevelingen die relevant zijn voor de bredere gemeenschap van beroepskrachten en beleidsmakers in de gehele 2Seas regio en de EU vastgesteld. Andere door het project geleverde producten, inclusief evaluaties en hulpmiddelen, zijn op de website gepubliceerd. Meer informatie over deze activiteiten en projectactiviteiten kan worden bekeken op de projectwebsite: www.tse.two-seas.eu
• Verbetering van de levenskwaliteit en het mogelijk maken van sociale inclusie • Kwaliteits verbetering van de dienstverlening aan de bevolking Het project was gericht op de aanpak van drie kernactiviteiten die het toetsen, uitproberen en verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening mogelijk maken, en die een positieve werking hebben op sociale inclusie binnen de context van hun relevante nationale en lokale beleid. Deze activiteiten betroffen de volgende thema’s: Activiteit 1: Strategisch management en leiding; Partnerschappen en structuren Activiteit 2: Thema’s, theorieën en benaderingen Kritische factoren in sociale inclusie Activiteit 3: Plaatselijke interventie en intercollegiale toetsing Het project is bedoeld om veelvoorkomende en door de partners vastgestelde problemen op te lossen en hen in staat te stellen om ervaringen te delen en inzichten te ontwikkelen, die deaan het publiek aangeboden dienstverlening kunnen verbeteren, en tevens een register met succesvolle projecten, beleid en schema’saan te bieden, die kunnen worden overgezet naar het bredere 2Seasprogrammagebied en daar buiten. Zodoende zouden deze acties een bijdrage kunnen leveren
De drie partnersteden hebben hun eigen projectfocus bepaald waarmee zij de prestaties wilden verbeteren en deze kennis en ervaring toegankelijk wilden maken voor collega’s in andere steden. Dit vond plaats in de context van de volgende gedeelde problemen en doelen: • Benadeelde groepen binnen onze gemeenschappen in staat stellen aan de arbeidsmarkt deel te nemen • Obstakels afbreken waar zij vaak mee geconfronteerd worden bij de toegang tot dienstverlening en mogelijkheden die hun inclusie bevorderen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt • Ideeën en mogelijkheden kunnen toetsen in termen van hun validiteit en levensvatbaarheid voor de uitbreiding van de aanpak naar een breder domein
1
In 2000, heeft het ‘Lisbon European Council’ Europa verplicht tot een programma van hervorming met als doel van de EU voor 2010 ‘’ de meest concurrerende en dynamische kennisgebaseerde economie ter wereld’’ te maken
5
De focus van iedere partner wordt hieronder samengevat.
PARTNERSTEDEN Southampton De focus van Southampton lag op het begeleiden van mensen met leerproblemen naar werk of werkgerelateerde activiteiten, waarbij het zich richt op moeilijk bereikbare groepen, zoals zorgverlaters, ex- delinquenten en geïsoleerde groepen in grote sociale woonwijken.
Gent De focus voor Gent lag op de integrale toegankelijkheid van dienstverlening, onder andere voor personen met een tijdelijke of permanente handicap, en de toegankelijkheid tot werk voor mensen met een fysieke beperking.
Rotterdam De focus van Rotterdam lag op het bepalen van nieuwe kansen op werk of opleiding voor mensen die geconfronteerd worden met meerdere obstakels op de weg naar werk.
VISIE Op de eerste gezamenlijke projectvergadering in januari 2009 kwamen de projectpartners een ‘visie’ voor het project overeen. Deze visie vermeldde hun grote ambities voor dit project en de oplevering gedurende de driejarige periode van het project. Het ‘Tackling Social Exclusion’-project zal aantoonbare manieren leveren ter verbetering van sociale inclusie voor veelvoorkomende problemen voor ieder van ons als partners en dit zal weerklank hebben in het gehele 2Seas-gebied. Het project zal een platform bieden waar nieuwe, door de gebruiker geleide, innovatieve acties getest kunnen worden als dit mogelijk en praktisch is. Het project zal ook organisaties opnemen in ontwikkeling en overbrenging door observatie van de praktijk in de partnersteden, met gebruikmaking van relevante expertise en uitmuntendheid en overdracht van kennis en vaardigheden, zodat geteste en beproefde ideeën andere spin-offs zullen bevorderen. Het doel is te garanderen dat succesvolle experimenten aan het eind van het project worden voortgezet.
CONTEXT Sociale Exclusie De partners zijn het erover eens dat sociale exclusie het proces is waarin bepaalde groepen naar de rand van de maatschappij worden gedrukt en verhinderd worden om volledig te participeren in het leven in hun gemeenschappen. Hiervoor bestaan een aantal redenen waaronder armoede, lage opleiding of ontoereikende levensvaardigheden. Dit creëert obstakels voor toegang tot werk, inkomen, onderwijskansen en sociale en gemeenschapsnetwerken. Deze mensen hebben weinig toegang tot macht en besluitvormende instituties, en beperkte mogelijkheden om invloed uit te oefenen op beslissingen of beleid dat op hen betrekking heeft, of ze hebben weinig kans om hun algemene welzijn te beïnvloeden of te verbeteren.
Sociale Insluiting Daarentegen is sociale Insluiting het proces en de acties die ervoor zorgen dat de minst bevoorrechte mensen in onze gemeenschappen toegang hebben tot iedere gelegenheid om deel te nemen in besluiten die invloed en uitwerking hebben op
6
hun levens, zodat zij in staat zijn om hun algemeen welzijn te verbeteren. In termen van structuren binnen de Europese Unie worden Europese competenties voor een meer sociale/ inclusieve economie gedeeld tussen verschillende Directoraten het Generaal (DG) van de Europese Commissie, zoals DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen (DG EMPL), in het bijzonder voor de inclusie van mensen met kans op sociale exclusie; en het DG Ondernemingen en Industrie (DG ENTR), voornamelijk voor kwesties met betrekking tot sociale ondernemingen. Op Europees niveau wordt de ontwikkeling van een inclusieve economie aangemoedigd onder de Europese Actieve Inclusie Strategie2 en binnen de EUROPA 2020 Strategie3 voor een slimme, duurzame en op inclusie gerichte gemeenschap. Deze nieuwe Europese strategie voor economische, sociale en ecologische ontwikkeling noemt expliciet het belang van sociale innovatie in sociale insluitingspolitiek.
Het veranderende beeld van sociale exclusie Sinds het begin van het project hebben de Europese economieën een significante economische crisis doorgemaakt en zij voelen de uitwerking van deze crisis tot op de dag van vandaag. Hierdoor zijn nationale economieën heel onzeker geworden. Bedrijven en werkgevers hebben het aantal werknemers aanzienlijk gewijzigd om deze uitdagingen het hoofd te bieden en om in bedrijf te blijven. Deze vraagstukken hebben de volgende problemen voor de groepen waarop de focus van dit project is gericht aangetoond:
zal het bereiken van de bredere doelstellingen van grotere sociale en economische inclusie moeilijker te bereiken zijn dan bij het begin van het project werd voorzien • Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bekwame, gemotiveerde en vaak goedkopere keuze voor werkgevers. Dit bemoeilijkt de toegang tot mogelijkheden voor de ‘traditioneel’ uitgesloten burgers • Vermindering van capaciteit en budgetten ter ondersteuning van toegang tot vacatures voor moeilijk te bereiken groepen binnen de arbeidsmarkt • Nieuwe wetgeving, gericht op een kleinere publieke sector en een atmosfeer van ‘individuele verantwoordelijkheid’, ‘zorg voor jezelf’, en ‘de markt zal problemen oplossen’, maakt het vinden van ondersteuning voor een interventiebeleid moeilijker
Open Methode voor Coördinatie (OMC) Dit grensoverschrijdende project maakt gebruik van de OMC als manier van aanpak waarmee de projectpartners en beroepskrachten de activiteiten binnen het project hebben ontwikkeld en overgebracht. Dit is het hoofdinstrument voor beleidsuitwisseling en coördinatie tussen de Lidstaten van de EU en haar autoriteiten en publieke diensten.
• Plaatselijke werkgevers en organisaties neigen ertoe hun steun voor de bredere inclusieagenda’s in te trekken, wanneer de economische en financiële situatie problematisch blijft en de werving van personeel en werkgelegenheid gelimiteerd is. Zolang concurrentievermogen en tekorten in de publieke sector zulke hoge prioriteiten hebben, 2
Actieve inclusie is een EU-strategie die zich richt op het stimuleren van sociale inclusie en sociale bescherming voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan, door op een geïntegreerde manier kwesties aan te pakken, zoals minimumloon, toegang tot kwaliteitsdiensten en inclusie van arbeidsmarkten. 3 Europa 2020 is de groeistrategie van de EU voor het komende decennium. In een veranderende wereld willen we dat de EU een slimme, duurzame en inclusievet economie wordt. Deze drie, elkaar versterkende, prioriteiten moeten de EU en de Lidstaten helpen een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale samenhang te bereiken.
7
DE PROJECTPARTNERS Dit gedeelte geeft enige achtergrond over de partnersteden. Zoals reeds vermeld in de inleiding, zijn de hoofdpartners van het TSE-project de lokale overheden van drie sleutelsteden in het 2Seasprogrammagebied; Southampton, Gent en Rotterdam. Dit gedeelte geeft een beeld van de kenmerken van elk van de partnersteden.
North Sea
SOUTHAMPTON
8
ROTTERDAM
GENT
SOUTHAMPTON Southampton is de grootste stad in de zuidoostelijke regio van Engeland met 239.700 inwoners in 2010 en een bevolkingsdichtheid van 4627 inwoners per vierkante kilometer. De stad is gelegen aan de zuidkust en is de op één na grootste containerhaven van Engeland, met ongeveer 40 miljoen ton aan goederen die jaarlijks door de haven gaan. Het is ook de cruiseschiphoofdstad van Noord-Europa en dit bracht in 2010 1,3 miljoen bezoekers naar de stad. De geschiedenis als haven gaat terug naar de middeleeuwen en het Tudor-tijdperk, met grote overgebleven stukken van de oude stadsmuren en historische gebouwen zoals het Tudor Mansion House, waarmee de band van Southampton als handelshaven blijft gehandhaafd. De stad is niet alleen een grote haven, maar heeft ook toegang tot een belangrijke regionale luchthaven die ongeveer 2 miljoen passagiers per jaar verwerkt, met vluchten naar meer dan 50 Europese bestemmingen. De stad heeft twee universiteiten met ongeveer 40.000 studenten. De Universiteit van Southampton is een vooraanstaand researchinstituut met bijbehorend wetenschapspark en innovatiecentrum. Dit vindt zijn weerspiegeling in de belangrijkste arbeidssector van de stad met meer dan 46% van de inwoners die in de onderwijs- en gezondheidssector werken. De op één na grootste arbeidssector is de groothandel en detailhandel,
waar iets meer dan 15% van de inwoners werkt. Het gemiddelde inkomen van plaatselijke werknemers is £22.683 per jaar. De stad heeft een beroepsbevolking van 170.200 met 98.200 werkende inwoners, dat wil zeggen een participatiegraad van 72,5%. Ongeveer 30% van de volwassenen in de stad heeft een hogere opleiding of een universitaire graad (NVQ-niveau 4)4, met iets meer dan tweederde gediplomeerd tot NVQ-niveau 2. De stad heeft echter ook een relatief hoge werkeloosheid binnen de beroepsbevolking met iets minder dan 19.000 inwoners die een uitkering krijgen, dat wil zeggen 11,2% van de 16-64 jarigen. Er zijn bepaalde plaatsen waar de werkeloosheid bijzonder hoog is met meer dan 25% van de beroepsbevolking, en één wijk in het bijzonder waar tweevijfde zonder werk zit. Van het aantal jonge mensen tussen 16 en 19 jaar is ongeveer 8% op geen enkele manier betrokken bij de arbeidsmarkt, qua onderwijs, werk of opleiding. Dit is een bijkomend probleem voor de arbeidsmarkt van de stad en een cijfer dat al enkele jaren hardnekkig hoog blijft.
4 National Vocational Qualifcation – Nationale Beroepskwalificatie
9
GENT Gent is de regionale hoofdstad van de provincie Oost-Vlaanderen en een groot stedelijk centrum voor de omliggende gemeenschappen. Gent had in december 2010, 246.719 inwoners en het is, na Antwerpen, de op één na grootste stad van België. Meer dan een vijfde (21,2%) van de inwoners van Gent is jonger dan 20. 61,9% is tussen de 20 en 64 jaar oud en 16,8% is ouder dan 65 jaar. De gemiddelde bevolkingsdichtheid is 1,562 inwoners per vierkante kilometer. Arbeiders in Gent hebben een gemiddeld inkomen van 24.911 euro per belastingaangifte en Gent staat op de 254ste plaats van de 307 Vlaamse gemeenten qua inkomen. 43,5% van de inwoners van Gent is alleenstaand. Etnische minderheden maken 17,5% van de bevolking van Gent uit. Resultaten van een onderzoek uit 2010 hebben aangetoond aan dat meer mensen gezondheidsklachten ervaren dan bij eerdere onderzoeken uit 2003 en 2006. • • •
2003 – 17% 2006 – 19% 2010 – 24%
De resultaten van de laatste enquête tonen aan dat 15% van de ondervraagde mensen vaak of bijna voortdurend persoonlijke gezondheidsklachten hadden (ziekte of handicap). 6% gaf aan psychologische klachten te hebben.
10
Met 65.000 studenten (inclusief de Universiteit van Gent) is Gent het grootste onderwijscentrum van Vlaanderen. Een werkgelegenheidsgraad van 105% toont aan dat het centrum van Gent veel forenzen aantrekt. Door de economische crisis is de werkeloosheid in 2009 opgelopen tot 12,8% (7,7% in Vlaanderen). De vijf steunpilaren van de economie zijn: de haven van Gent met zijn concentratie van industriële activiteit (o.a. Volvo, Arcelor-Mittal Steel), logistiek, dienstverlening, onderzoek en innovatie, detailhandel en catering. Gent is ook een conventiestad. Het station Gent Sint-Pieters is het drukste station van België. Het aandeel van tertiaire (40%) en quartaire (38%) industrieën groeit ten koste van de secondaire (21%) en primaire (1%) sectoren. Gent heeft de grootste voetgangerszone van alle steden in België en een rijk erfgoed met honderden monumentale gebouwen en kerken (waaronder vijf abdijen, 3 begijnhoven, 2 middeleeuwse kastelen en een klokkentoren). De straten zijn tamelijk smal en bestraat met kinderkopjes. Een dergelijk middeleeuwse nalatenschap biedt unieke uitdagingen aan mobiliteit en toegang, maar ondersteunt het toerisme met 800.000 overnachtingen per jaar en 1,7 miljoen dagbezoekers.
ROTTERDAM Met 593.680 inwoners is Rotterdam de op één na grootste stad van Nederland en dichtbevolkt met 2.831 inwoners per vierkante kilometer. Rotterdam maakt deel uit van het Rijnmondgebied, het verstedelijkte gebied van Nederland. De werkeloosheid in het Rijnmond- gebied, in het bijzonder onder jongeren, is hoger dan het nationale gemiddelde. Ongeveer 300.000 mensen waren in 2010 werkzaam in Rotterdam. Rotterdam is één van de armste steden in Nederland met een gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van 26.600 euro in vergelijking tot het nationaal gemiddelde van 30.000 euro (COS Rotterdam). Het lage gemiddelde inkomen in Rotterdam is gedeeltelijk te wijten aan midden en hoge inkomens die uit de stad vertrekken (Gemeente Rotterdam 2006). Bijna 16% van de huishoudens heeft een inkomen lager dan 105% van het sociale minimum (Marlet & Woerkens 2008: 233). Bijna 30% van de beroepsbevolking is niet of laag opgeleid, in vergelijking tot het gemiddelde van bijna 15% in de 50 grootste plaatsen in Nederland (ibid: 230). De arbeidsmarkt in Rotterdam voorziet in bijna 100.000 laaggeschoolde werkplekken, waarvan ongeveer 25.000 op basisschoolniveau. Van de gehele bevolking hebben 20.000 mensen geen kwalificaties. Tweevijfde van de laaggeschoolde werkplekken worden ingenomen door werknemers met een gemiddeld of hoog opleidingsniveau waardoor het moeilijker is voor laagopgeleide mensen om werk te vinden. De stad heeft 50.000 studenten in het hoger onderwijs.
bijstandsuitgaven. Rotterdam heeft het hoogste percentage (36.5%) niet-westerse immigranten, direct gevolgd door Amsterdam (34.7%) en Den Haag (33.2%). Ongeveer tweederde van de niet-westerse immigranten in Rotterdam leeft in woonwijken waar de immigratiebevolking hoger ligt dan het nationaal gemiddelde. Om een beter evenwicht te bereiken in de bevolking heeft de stad verschillende vernieuwingsprogramma’s in het leven geroepen; zowel economische, sociale als en fysieke. De economie van Rotterdam is hard getroffen door de economische crisis, voornamelijk vanwege de sterke banden met internationale markten (bijvoorbeeld: de grote petrochemische- en containerhaven). Hoewel enkele sectoren zich herstellen, is het aantal mensen dat afhankelijk is van de WWB (Wet Werk en Bijstand) nog steeds 34.000 (maart 2011). Volgens recente analyses in Rotterdam, stijgt de leeftijd van langdurige begunstigden van de WWB ieder jaar. Dit betekent dat er een kerngroep is die gedurende een lange periode afhankelijk blijft van sociale bijstand. De gemiddelde periode in de totale groep van WWB begunstigden is 8,3 jaar (3,2 jaar langer dan in andere Nederlandse steden) en deze periode neemt bovendien elk jaar toe (Aarts et al. 2010).
Omdat de werkeloosheid in Rotterdam het hoogste is, heeft Rotterdam ook het hoogste aantal mensen dat op bijstand is aangewezen (10% van de beroepsbevolking) en het heeft de hoogste
11
Hoofdstuk 2
LOKALE INTERVENTIES Activiteit 3 van het project bood iedere partner de mogelijkheid om nieuwe methoden te testen voor diensten in hun eigen steden en voor iedere partner was dit het belangrijkste werkgebied binnen het project. Dit gedeelte is een samenvatting van de ondernomen activiteiten en resultaten als onderdeel van het TSE- project. De details van activiteiten, resultaten en gemaakte evaluaties van gestuurde interventies zijn beschikbaar op de projectwebsite: www.tse.two-seas.eu Terwijl dit aspect van het project bestemd was voor lokaal ontwikkelde en gerichte actie, had een belangrijk deel van het ontwikkelingsproces betrekking op de evaluatie en input van beroepskrachten door intercollegiale beoordeling. Tijdens studiebezoeken in de afwikkelingsfase van het project werd beroepskrachten gevraagd om de ondernomen activiteiten van de partnersteden te beoordelen. Dit leverde feedback op van experts, niet altijd uit hetzelfde expertiseveld, en het hielp lokale dienstverleningsmanagers tijdens de testfase om aanpassingen te maken en nieuwe ideeën op te nemen. Details van de beoordelingen die tijdens het project werden gemaakt, kunnen worden ingezien op de projectwebsite.
SOUTHAMPTON De aanpak De lokale interventies die Southampton tijdens dit project heeft getest bestonden uit: • de bevordering van diensten betreffende werk voor mensen met leermoeilijkheden, zoals: • Catering en gastverzorging • Campusinitiatief • Benadering van uitgesloten gemeenschappen voor ondersteuning en promotie van inclusie op de arbeidsmarkt: Overwin de kredietcrisis • Zorgverlaters • Ex-delinquenten
Context van het beleid Er zijn twee grote stromingen binnen het nationale overheidsbeleid van het VK, die de activiteiten, interventies en betrokkenheid van de beroepskrachten hebben beïnvloed:
12
• efficiëntere Ondersteuning van mensen met leerproblemen • bijstandshervormingsagenda om relatief hoge niveaus van werkeloosheid in sommige gemeenschappen aan te pakken
Mensen waarderen Dit is het belangrijkste beleidskader voor verbetering van de dienstverlening voor mensen met leerproblemen. Dit beleidskader omlijnt voor mensen met leerproblemen de visie dat ze het recht te hebben net zo te leven als ieder ander, dat ze dezelfde kansen op verantwoordelijkheden hebben, en dat ze met dezelfde waardigheid en respect worden behandeld.
Mensen ondersteunen – onafhankelijkheid en kansen – onze strategie om mensen te ondersteunen (2007). Het doel van deze strategie was, en is, om te ‘helpen sociale exclusie te beëindigen door crises te voorkomen en kwetsbare mensen in staat te stellen op zichzelf te wonen, zowel in hun eigen huis als in hun gemeenschap, door het bieden van essentiële ondersteuningsdiensten wat huisvesting betreft’. In maart 2010 heeft het Ministerie voor Volksgezondheid een rapport van Professor Mansell gepubliceerd, met de titel ‘Raising our sights: services for adults with profound intellectual and multiple disabilities’ (Onze blik richten op: dienstverlening voor volwassenen met ernstige intellectuele en meervoudige problemen). Dit rapport concludeerde dat meer actie vereist was om betere resultaten te bereiken voor mensen met ernstige en meervoudige behoeften. Het rapport identificeert enkele aanbevelingen wat werk en dagactiviteiten betreft, waarbij lokale autoriteiten moeten garanderen dat volwassenen met leerproblemen in staat zijn om deel te nemen aan een breed scala van zinvolle activiteiten, zoals werk, opleiding en vrijetijdsactiviteiten. Dit moet gebeuren op plaatsen die voor een groter publiek interessant zijn en waar meer mogelijkheden voor sociale wisselwerking zijn.
Bijstandshervorming en aanpak werkeloosheid De bijstandshervormingsagenda in het VK begon aan het einde van de jaren’ 90 met verbetering van de activering van de arbeidsmarkt en had drie hoofdelementen: • iedere bijstandstandsaanvrager doet mee in een activiteit die betrekking heeft op het werk • werk wordt ‘betaald’ • aanbod van persoonlijke en op maat gemaakte ondersteuning, gericht op diegenen die op de arbeidsmarkt het meest worden benadeeld Door een recente verandering in de wetgeving werd het ‘Work Programme’ ingevoerd om langdurige werklozen te helpen bij het herbetreden van de arbeidmarkt. Het beperkt ook bijstandsuitkeringsrechten op bepaalde uitkeringen. Op middellange termijn is het doel een enkele en universele kredietuitkering te introduceren voor mensen van de beroepsbevolking om de inzetbaarheid en flexiezekerheid te verbeteren. Verwacht wordt dat dit in 2014 van kracht zal zijn. Op lokaal niveau zijn er verschillende plannen en beleidsprojecten die betrekking hebben op de activiteiten en interventies die het TSE-project heeft ondersteund. De relevante aspecten worden hieronder samengevat.
De Stad Southampton Strategie tot 2026 Dit is een stadsbreed plan op lange termijn dat besloten werd door het bredere Local Strategic Partnership (Southhampton Connect). Een nieuw plan werd gelanceerd in oktober 2011. De nieuwe visie voor de stad is een stad met verbindingen voor groei en creativiteit; een poort naar een wereld van mogelijkheden met vier uitdagingen die het werk van de stad en haar partners stimuleren als onderdeel van het samenwerkingsverband van Southampton Connect. Deze vier uitdagingen zijn: • Economische ontwikkeling •Onderwijsresultaten en vaardigheden •Welzijn
Meer informatie over Local Strategic Partnership in het VK kan worden bekeken in de projectcasestudies.
Southampton zorg - & welzijnstrategie Dit is een gezamenlijk plan dat ontwikkeld is in samenwerking met lokale gezondheidszorgdiensten. Het plan probeert ervoor te zorgen dat de gezondheid en sociale zorggemeenschap zijn taakdeel in het bereiken van de 2026-visie van de stad, zoals beschreven in de City of Southampton Strategy, volledig vervult.
Southampton lokale vernieuwingstrategie 2009-2012 Deze strategie identificeert de vereiste inspanningen voor overbrugging van de kloof in de benadeling en de achterstand van mensen in sociaal uitgesloten gemeenschappen en prioritaire woonwijken. De doelen van de lokale vernieuwingsstrategie zijn: • vermindering van deprivatie en werkeloosheid in Southampton • de prioriteiten in andere strategieën en plannen beïnvloeden, zodat ze de oorzaken van achterstand kunnen aanpakken en een rechtstreeks voordeel opleveren voor de mensen in achterstandswijken en -gemeenschappen in de stad • de levendige vrijwilligerssector van de stad ondersteunen en koesteren en vrijwilligerswerk aanmoedigen
Southampton actieplan voor economische ontwikkeling 2009 – 2012 Dit plan identificeert vijf prioriteiten die de uitdagingen moeten aanpakken en die moeten voldoen aan de kansen die ontstaan voor de economie van de stad. Twee van deze prioriteiten zijn relevant voor het TSE- project door het feit dat hun focus gericht is op de economische situatie van mensen die in de stad wonen.
•Een duurzaam, groen en aantrekkelijk milieu
13
De stad maakt ook deel uit van een subregionaal partnerschap; PUSH – Partnership for Urban South Hampshire (partnerschap voor stedelijk Zuid Hampshire). Dit samenwerkingsverband omvat 11 lokale autoriteiten, zowel graafschappen als districtsraden, in het hele gebied, inclusief het eiland Wight
De Business Case De activiteiten van het TSE-project in Southampton werden ontwikkeld in het kader van deze nationale en lokale beleidsdrijfveren, en in het kader van belangrijke lokale behoeften binnen de stad. Er wordt vanuit gegaan dat minder dan één op de tien mensen met leerproblemen werk heeft, maar 65% van de mensen met een leerprobleem of een ernstige verstandelijke handicap geven aan graag te willen werken. Het bredere publiek heeft de indruk dat mensen met leerproblemen niets kunnen bereiken, dus krijgen ze geen opleiding of hulp bij het vinden van werk. Het wordt niet als belangrijk gezien om deze mensen te helpen bij het vinden van werk. Werkeloosheid binnen de bredere beroepsbevolking is ook een belangrijk probleem voor de stad. Aan het begin van het project waren er 20.000 inwoners die een uitkering ontvingen. In 2011 is deze situatie niet sterk veranderd, met momenteel net iets meer dan 19.000 inwoners die deze uitkering ontvangen. Voor inwoners die op grote afstand van de arbeidsmarkt in relatief geïsoleerde gemeenschappen wonen, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot alle steun die beschikbaar is om hen in staat te stellen de arbeidsmarkt te (her)betreden.
Nieuwe kansen op werk
City Limits Employment (Stadsgrenzen werkgelegenheid) is een interne werkgelegenheidsdienst van de gemeente. Deze dienst is opgezet in de jaren ‘90 en is erin gespecialiseerd mensen met leerproblemen te helpen om werk te vinden. Het heeft de werkadvies- en ondersteuningsmaatregelen ontwikkeld die toegepast kunnen worden op groepen die ver van de arbeidsmarkt vandaan wonen. Het heeft twee belangrijke initiatieven ontwikkeld om de werkgelegenheid voor mensen met een handicap in de stad te verbeteren, in gebieden waar nog geen steunregeling bestond.
14
Catering en gastverzorging Opleiding en werkgelegenheid werden gecreëerd door twee nieuwe opleidingskeukens; één in een bejaardentehuis (Rosebrook Court) en een andere in een nieuwbouw buurthuis dat gezamenlijk gebruikt wordt door de buurt en een dagopvang voor bewoners met een handicap (Freemantle Community Centre). Daarnaast zijn er opleidingsdiensten voor deze werksectoren ontwikkeld om een persoonlijk en op maat gemaakt ondersteuningspakket te kunnen bieden aan dienstgebruikers. Er bestaat ook personeelsontwikkeling voor deze en andere cateringbedrijven die door Southampton Day Service worden gebruikt, zoals Café Stelle Maris, dat in het centrum ligt. De doelstelling van het ontwikkelingsproject was om met deze nieuwe opleidingfaciliteiten en -pakketten 10 mensen met leerproblemen te helpen.
Resultaten
Golfbaan
Het experiment heeft met succes meer dan 30 mensen met leerproblemen geholpen, met een individueel en op maat gemaakt programma voor de ontwikkeling van vaardigheden in het bereiden van voedsel en klantenservice in een werkomgeving. Twee mensen gingen, na hun opleiding, naar een open en betaalde baanopleiding. Drie nieuwe werkomgevingen werden ontwikkeld om deze mogelijkheden te bieden. Er werden connecties met relevante werkgevers opgezet en personeel van deze werkgevers kreeg een training om ervoor te zorgen dat ze in staat waren de deelnemende dienstgebruikers te ondersteunen en toekomstige klanten in deze sector te helpen.
Een cliënt ontwikkelde sociale vaardigheden en handvaardigheden die hem in staat stelden het team te versterken dat op de golfbaan de ballen aan het einde van het spel verzamelt.
Diensten voor mensen met hogere ondersteuningsbehoeftens Sommige personen met een handicap kunnen een hogere graad van ondersteuning nodig hebben, maar er bestaan belangrijke, op werk gerichte, activiteiten die hun persoonlijke ontwikkeling en insluiting binnen de lokale gemeenschap ten goede komen. Deze interventie bood deze personen de mogelijkheid om betrokken te raken bij werk en bij te dragen aan de lokale gemeenschap. Drie op werk gerichte activiteitsgroepen, elk met een minimum van tien dienstgebruikers, werden opgezet. Proefbezoeken voor cliënten en medewerkers werden doorgevoerd om ze in staat te stellen meerdere activiteiten mee te maken. Deze activiteiten werden vervolgens ontwikkeld naar beroepsgerichte acties. Meer dan 30 dienstgebruikers maakten kennis met een scala aan mogelijkheden.
Recycling City Limits ontwikkelde een werkpakket dat gericht is op het sorteren van artikelen en materialen voor recycling. Dit biedt een duidelijke routine en speciale identificatievaardigheden, evenals nuttige en gewaardeerde taken in een sector die een groeiend belang heeft voor onze maatschappij en de economie, omdat we steeds meer van de klimaatveranderingsagenda overnemen. Tussen de vier en zeven cliënten treffen elkaar eens per week om deze activiteit te verrichten, en één dienstgebruiker is het gelukt om betaald te krijgen voor één uur in de week.
Kinderboerderij Een zwaar autistische cliënt werd geholpen, zodat hij 4,5 uur per week kon werken op een kinderboerderij waar hij kon meedoen aan het voeren en schoonmaken van dieren en kon toetreden tot de rest van het boerderijteam.
Geleerde lessen Er waren grote obstakels te overwinnen - in het bijzonder de negatieve houding van sommige ondersteuningsbureaus en personeel wanneer het erop aan kwam om cliënten op nieuwe activiteiten te zetten. Er was tegenzin bij sommige personeelsleden om aan te nemen dat, hoewel sommige cliënten ernstige leerproblemen hebben, ze toch vaardigheden kunnen leren en kunnen bijdragen aan de samenleving. Voor de catering en gastverzorging vond men de opleiding en werkomgeving in caféstijl bij Stella Maris en het buurthuis gemakkelijker om stagiaires te plaatsen, omdat de taken meer rechttoe rechtaan waren en het tempo niet zo hoog lag als in de keuken van Rosebrook Court.
Zich richten op uitgesloten gemeenschappen ‘Overwin de kredietcrisis’ De lokale autoriteiten werkten samen met kleine buurten van sociaalhuurders, die in geïsoleerde wijken woonden, om hen te helpen dichter naar de werkplek te verhuizen. Twee experimenten werden uitgevoerd, die gericht waren op gemeenschappen met verschillende types van sociale woningen: in een enkel woontorenblok met 120 huizen in het Millbrook-gebied in het westen van Southampton, en het andere experiment was een gebied van blokken met vier verdiepingen en rijtjeshuizen met 76 huishoudens in Harefeld, aan de noordoost grens van de stad. Dit gaf hen kenmerkende karakteristieken. Beide gebieden lagen in gebieden die nationaal worden gezien als achtergesteld, met
15
relatief hoge werkeloosheid en met gelimiteerde toegang tot diensten. Het probeerde twee geïdentificeerde kloven in werkadvies en ondersteuning te overbruggen: • Gebrek aan toegang tot diensten binnen geïsoleerde gemeenschappen • Inzicht dat werkeloze mensen en huishoudens vaak meerdere problemen en niet-werk gerelateerde problemen hebben zoals geldschulden, gezondheidsproblemen, huisvestingsproblemen. Deze problemen moeten vaak eerst worden overwonnen, voordat zij in staat zijn om werk te zoeken. De interventie, genaamd ‘Overwin de kredietcrisis’, was gericht op de bredere problemen waar veel inwoners tijdens de economische crisis mee worden geconfronteerd.
16
Personeel binnen het verjongingsteam van de gemeente, samen met partners van diensten van de lokale autoriteiten, instanties en organisaties uit de tertiaire sector, werkten met een gerichte aanpak met inwoners samen, met betrekking tot verplichtingen vooraf en verplichtingen in deze gedefinieerde gebieden. De doelen van het project waren: • een nieuwe innovatieve benadering te ontwikkelen en te testen voor de aanpak van werkeloosheid en gerelateerde problemen in een klein geografisch gebied • bewoners te benaderen op een locatie die voor hen eenvoudig te bereiken is • bewoners te helpen met een reeks problemen die te maken hebben met armoede en, waar mogelijk, ze te helpen met onderwijs, opleiding en werk
Resultaten Op elk van de testplaatsen bereikten de interventies 80% van de inwoners in de gemeenschap. In Millbrook werden inwoners binnen het torenblok over een periode van 6 maanden benaderd, waarbij de vijf grootste problemen die bewoners tegenkwamen de volgende waren: hoge stookkosten, het vinden van een opleidingscursus, het vinden van de juiste dienst voor hulp bij hun gezondheidsbehoeften, geldadvies en het vinden van werk. Het experiment maakte een tijdelijke adviesdienst mogelijk in een nabij gelegen arbeidsbureau om inwoners te helpen bij financiële problemen. Tijdens deze periode kregen 33 inwoners informatie en praktische ondersteuning om een cursus te vinden en ookeen opleiding in basisvaardigheden in een plaatselijk buurthuis.Vijf mensen werden geholpen bij het vinden van werk. In Hartfeld liep het experiment 10 maanden en bracht inwoners die dezelfde problemen hadden aan het licht. Het hielp 24 inwoners bij deelname aan leermogelijkheden, maar het was minder succesvol in het vinden van werk voor deze mensen.
Geleerde lessen Deze activiteit benadrukte de behoefte aan diensten en organisaties om duidelijkere informatie te geven in formele brieven en aankondigingen die naar de cliënten en inwoners worden verstuurd. Communicatie via sms is vaak een effectieve manier om contact te leggen en informatie door te geven aan inwoners, omdat ze vaak maar één telefoon hebben en dit meestal een mobiele telefoon is. Voor dienstverlenend personeel is het belangrijk te onderzoeken welke andere diensten en faciliteiten er in een plaats bestaan, wat mogelijk is met ondersteuning, wat de obstakels zijn die inwoners tegenkomen bij de toegang tot hulp, en welk advies zij nodig hebben.
Zorgverlaters
Deze lokale interventie werd ontwikkeld naar aanleiding van de praktijk en de acties die worden ontwikkeld in Rotterdam om jonge mensen te ondersteunen binnen hun arbeidsmarkt. De gemeente heeft een rol als ‘moederbedrijf’ voor kinderen en jongeren die geen ouders hebben, of niet kunnen samenleven met hun ouders. Er zijn in Southampton ieder jaar ongeveer 170 jongeren die de zorg verlaten. Wanneer zij oud genoeg zijn om de zorg van lokale autoriteiten te verlaten en onafhankelijk te leven, hebben ze vaak moeite met het vinden en het behouden van werk. Het is bewezen dat dit kan leiden tot instorting van andere aspecten in hun leven; schulden maken, chaotische relaties, of drugsmisbruik. Deze lokale interventies werkten met een klein aantal jongeren om hun kansen op werk te vergroten. Het was gericht op de ontwikkeling van een ondersteuningsmodel dat kan worden toegepast op een bredere groep van zorgverlaters, en het diende om aan te tonen welke hulp een organisatie uit de tertiaire sector kan bieden door de creatie van een nieuwe partnerschapsovereenkomst tussen de toegewijde maatschappelijk werkteams (die verantwoordelijk zijn voor hulp aan jonge zorgverlaters) en een organisatie uit de tertiaire sector met expertise in het helpen om mensen aan werk te helpen door advies en opleiding.
Resultaten Sinds september 2011 heeft het project 30 jongeren benaderd die waren doorverwezen door het verantwoordelijke maatschappelijk werkteam. Acht van hen werden geholpen om met werk te beginnen en hun opleidingsvaardigheden en inzetbaarheid te verbeteren.
Evaluatie De vooruitgang van betrokkenheid en ondersteuning werd door de dienstverleningsorganisatie tijdens de duur van de interventie gecontroleerd.
17
Geleerde lessen
Ex-delinquenten
De eerste resultaten brachten een aantal lessen aan het licht die geleerd konden worden bij de zoektocht naar verbetering van toegang tot hulp en positieve resultaten voor de jongeren. Deze lessen zijn:
Deze lokale interventie probeerde jonge ex– delinquenten tussen de 18 en 25 jaar die minder dan 12 maanden in de gevangenis hadden gezeten, te helpen met extra aandacht voor degenen die eerder in de zorg zaten. Het doel van de activiteit5 was om maximaal 150 delinquenten, met voor elke persoon een op maat gemaakt werkondersteuningspakket, te ondersteunen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. Na de eerste beoordeling konden zij dan toegang krijgen tot andere hulp, zoals opleiding, proefperiode of vrijwilligerswerk en uiteindelijk garantie op een betaalde baan.
• De benadering van deze doelgroep van jonge zorgverlaters is problematisch. Wanneer ze worden doorverwezen door het maatschappelijk werkteam hebben deze jonge mensen voortdurend te maken met problemen en uitdagingen die hen afleiden van de aangeboden hulp en activiteiten. • De jongeren die er op ingingen hadden sterke prikkels nodig, die relevant en waardevol waren om in het programma te blijven. Jonge deelnemers werd bijvoorbeeld het vooruitzicht op autorijlessen aangeboden als onderdeel van hun hulpprogramma. Dit werd gezien als iets heel nuttigs en iets dat normaal buiten het bereik van veel jongeren ligt. Maar het vereiste voortdurende deelname en vooruitgang van de jongere, voordat het werd toegekend. • Terwijl er goede contacten werden gelegd met teams van de sociale dienst en het feit dat dit een belangrijke factor was voor het vereenvoudigen van doorverwijzingen, identificeerde het project andere diensten en manieren voor jongeren met een zorgachtergrond die zouden worden geholpen, wat een kans bood voor betere coördinatie tussen lokale partners. • Het personeel had meer tijd nodig dan verwacht voor de beoordeling en benadering van de cliënten en om de veelvuldige problemen uit te zoeken • Er werd vastgesteld dat er voor de jongeren die erop ingingen, meer behoefte was aan opleiding en vaardigheidsontwikkeling ter voorbereiding op werk dan verwacht
5
18
Dit project begon met het toetsen van de groepering van diensten binnen het bestaande raamwerk, met extra hulp op een eerder tijdstip dan normaal toegankelijk was voor deze doelgroep, waardoor een naadloos hulppakket ontstond, als een manier om de re-integratie op de arbeidsmarkt te garanderen en de kans op recidive te verminderen. De focus van het project was gericht op het contact opnemen met delinquenten en ze bij hun vrijlating door te verwijzen naar het programma. Er werd eerst 8 weken hulp geboden, met de mogelijkheid om in te stromen in een werkopleiding voor nog eens 6 weken. Aan het eind van dit deel van het programma werden ze ondersteund bij het vinden van duurzaam werk of ze werden met nieuwe normale werkgevers in contact gebracht die op lange termijn slecht bereikbare cliënten ondersteunen.
Deze activiteit werd gestart als onderdeel van het TSE-project, maar er bestaan fondsen om het werk na de afwikkelingsfase van het project voort te zetten
Het pad van jonge delinquenten Criteria: • 18-24 jaar • Een vrijheidsstraf van minder dan 12 maanden uitgezeten • Vrijgelaten in de afgelopen 12 maanden • Terugkomst naar Southampton
Cliënt heeft werkgeschiedenis en relevante opleiding
Zoeken naar werk gesteund door de City Limits Employment staff
Cliënt heeft opleiding, maar geen werkervaring
Cliënt heeft werkgeschiedenis en geen opleiding
Cliënt heeft geen werkgeschiedenis of opleiding
Plaatsing op basis van werkervaring identificeren
Opleiding voor werk identificeren volgen
Relevante opleiding vinden
Plaatsing controleren
Resultaten
Geleerde lessen
Tot oktober 2011 werden 42 ex-delinquenten doorverwezen naar het programma. City Limits heeft contact gelegd met lokale werkgevers die op langere termijn hulp bieden en het heeft vijf deelnemers begeleid naar betaald werk, en zes deelnemers naar opleiding met werktraining of stage. Het werk was op instapniveau in de schoonmaaksector, productiemedewerkers in magazijnen en fabrieken, of in de bouw. Tot op dit moment is geen enkele deelnemende cliënt teruggegaan naar de gevangenis.
De eerst les die door deze activiteit werd geleerd, was dat er doorverwijzingen door het arbeidsbureau te krijgen waren. Geregelde updates waren van vitaal belang voor het arbeidsbureau om het profiel hoog bovenaan de agenda van het personeel te houden.
19
GENT Gents projectpartner in het TSE-project is de gemeentelijke afdeling van de sociale dienst. De dienst is onderdeel van de lokale overheid en vooral van de afdeling bevolking en welzijn. Deze dienst omvat de afdeling voor personen met een handicap en de toegankelijkheidsdienst. De rest van de afdeling is verantwoordelijk voor de individuele hulp van mensen met een handicap en ouderen, en voor de financiering van bijstandsuitkeringen. Zij werken voornamelijk aan een geïntegreerd en gangbaar beleid voor ondersteuningsdiensten voor mensen met een handicap en maximale toegankelijkheid. Het doel is dat de stad meer geïntegreerde, toegankelijke diensten krijgt en de gemeenschap meer begrip krijgt voor mensen met een handicap. Het zijn de afdeling voor personen met een handicap en de toegankelijkheidsdienst die de meeste acties van Gent tot het TSE-project bijdroegen. De plaatselijke interventie in de stad Gent was gericht op verbetering van sociale insluiting door de noodzaak van meer fysieke toegang voor mensen met een breed scala aan handicaps. Dit was de belangrijkste manier om te bereiken dat een geïntegreerd toegangsbeleid en acties werden goedgekeurd. De acties van de projectpartner, de stad Gent, dienen als onderdeel van het TSE-project geïnterpreteerd te worden in het licht van het feit dat, naar Belgische normen, Gent een grote centrale stad is. Het is de hoofdstad van de provincie Oost -Vlaanderen. De Belgische overheid heeft verschillende bestuursniveaus; het is opgedeeld in een federale overheid (de Vlaamse gemeenschap en regio), provinciale overheden en, ten slotte, steden en gemeentes. De organisatorische structuur van de stad Gent is dezelfde als die van verschillende andere overheidsorganen in België en is gestructureerd als een matrix. Normalisering, vermindering van de administratieve rompslomp en het coördineren van openbare inspanningen zijn belangrijke uitdagingen voor de stad Gent. In een functionele dienst binnen een ‘verticaal’ beleidskader, is het probleem dat de ene afdeling geen formele zeggenschap heeft over andere afdelingen en diensten. Kruiselings of overlappend werk, dat uitermate afhangt van de goede
20
wil van de tegenhanger en de beleidmakers, vereist een grotere mate van bewustzijn, onderhandelingsvermogen en promotietalent. Veel gemeentelijke afdelingen en partners zijn gehuisvest in historische of oudere panden in en om het stadscentrum dat nog steeds een duidelijk middeleeuws karakter heeft. Nauwe straatjes geplaveid met kinderkopjes, rijtjeshuizen, hoogteverschillen en waterpartijen hebben allemaal een grote aantrekkingskracht op toeristen, maar het zijn letterlijk obstakels voor mensen met beperkte mobiliteit en andere zintuiglijke beperkingen. De bevolking van Gent wordt steeds diverser en ouder en heeft een gemiddeld inkomen dat lager is dan het Vlaamse gemiddelde. De openbare diensten die door de stad worden aangeboden, ontwikkelen zich van een aanbodgedreven benadering naar een meer klantgerichte en vraaggestuurde benadering, gericht op concepten als ‘één-loket-instantie’, ‘enkele oplosser’ en ‘sociaal buurthuis’. De openbare diensten werken aan een meer geïntegreerde benadering, gebaseerd op specifieke prioriteiten en omgevingsanalyses. De economische crisis die het land trof tijdens het TSE–project verergerde de sociale problemen (armoedebestrijding, veroudering, sociale samenhang, inclusie en tolerantie) en beperkte tegelijkertijd de begroting van het stadsbestuur. De activiteiten van Gent, als onderdeel van het TSE project, waren erop gericht ervaring te verwerven. Anders dan de lokale acties van de partners Southampton en Rotterdam, die specifieke openbare diensten en sociale projecten hebben opgezet, probeerde Gent reeds bestaande processen en procedures te veranderen. Op alle gebieden werden tientallen toepassingen en acties opgestart. Sommigen leverden meer resultaten op dan anderen, maar ze leverden, analytisch gezien, allemaal nuttige en interessante lessen vanuit een analytisch oogpunt. De eigenlijke reden en het hoofddoel is dat de stad en het stadsbestuur volledig toegankelijk worden. De focus werd gericht op openbare dienstverlening, communicatie, sociale economie en werkgelegenheid, maar de verbetering van de toegang tot openbare gebouwen en het openbare domein, wat slecht was door de historische omgeving van de stad en vroegere inactiviteit, stond centraal.
Wanneer men dacht dat de ontwikkelde acties succesvol waren, werden de noodzakelijke stappen ondernomen om ze in een structurele vorm te integreren. Tot op heden zijn, als onderdeel van de “Mensen met een Handicap” Beleidsnota 2010 van het Stadsbestuur, meerdere acties opgezet met 40 prioritaire maatregelen voor een toegankelijker Gent. Van enkele van de ondernomen initiatieven moet het effect op lange termijn echter nog worden beoordeeld en daarna moet besloten worden of zij geregeld opnieuw moeten worden beoordeeld. Het Stadsbestuur heeft al besloten tot onderzoek van de behoeften van mensen met een handicap of chronische aandoening in Gent. De resultaten van dit onderzoek, dat idealiter wordt herhaald, vormen de basis voor toekomstige beleidsbeslissingen. Als onderdeel van het TSE- project was de focus er sterk op gericht om de initiatieven met de doelgroep, maatschappelijke organisaties en stadsdiensten te volgen, met vervolgens de levering van de eerste resultaten van het onderzoeksteam. Als onderdeel van het onderzoek werden een aantal stappen gezet die, binnen de hele stadorganisatie, de ontwikkeling van een geïntegreerde benadering van een geïntegreerde toegang en een inclusieve normale benadering van de sociale achterstand van mensen met een handicap bevorderden. In samenhang met het Europese jaar van de Bestrijding van Armoede en Exclusie werd op het risico van meerdere achterstandsfactoren gewezen en op de precaire inkomenssituatie waarin vele mensen met een handicap zich bevinden.
van een toegankelijkheidsadviseur zijn onderdeel van de beschikbare instrumenten waarover de Toegankelijkheidsbeambte beschikt. De inbreng van de adviseur werd gevraagd voor bouwvergunningen en in meerdere grote sociale sectoren werden toegankelijkheidsonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de onderzoeken en de follow-up leverden speelruimte op voor deze sectoren en maakten een evaluatie mogelijk ter bepaling of ze daadwerkelijk veranderingen hadden geboekt en om uit deze experimenten lessen voor de toekomst te trekken. De rol van Toegankelijkheidsbeambte is nu een erkende functie met verbeterd zicht op plaatselijke diensten, en het is niet meer een simpel onderdeel van een functionele afdeling binnen de afdeling Bevolking en Welvaart. Hij is aanwezig bij meerdere adviesorganen zoals de Conservatiegroep, Stadsplanning en het Agentschap voor Stedelijke ontwikkeling. Zowel de aanpak van het stadsbeleid als van het TSE-project was gericht op mensen met een handicap of chronische ziekte. Er werd nauw samengewerkt met de stedelijke Adviesraad van Mensen met een Handicap en gebruikers namen deel aan onderzoeken of bewustwordingscampagnes. Er werden evenementen voor gebruikersgroepen georganiseerd en, als onderdeel van het eerder genoemde onderzoek naar de behoeften, ontvingen in Gent 300 mensen met een handicap een enquête.
Tot 2008 was Gent formeel niet verplicht om toegankelijkheid te garanderen. In 2010 kwam er nieuwe regelgeving van de regionale Vlaamse overheid die toegankelijkheidverbeteringen als onderdeel van bouwvergunningen vereiste. Een geïntegreerd beleid voor geïntegreerde toegankelijkheid vereiste de betrokkenheid van meerdere stadsdiensten en partners. De stad creëerde de voltijdsfunctie Toegankelijkheidsbeambte. De mogelijkheid werd onderzocht om een toegankelijkheidsgroep op stadsniveau op te zetten. De groep zou bestaan uit alle relevante afdelingen om te beoordelen waar meer coördinatie mogelijk was. De dienstleveringen
21
Seminarie geïntegreerde toegankelijkheid Tijdens een seminar over geïntegreerde toegankelijkheid konden expertises uitgewisseld worden en het bood mensen die verantwoordelijk zijn voor toegankelijkheid de gelegenheid contact te hebben met meerdere provinciale en plaatselijke autoriteiten. Een ander seminar besprak de complexe relatie tussen behoud van de genoemde monumenten en toegankelijkheid.
Toegankelijke Communicaties Andere activiteiten richtten zich meer op toegankelijkheid van communicatie en aanbod van openbare diensten. Gent is een pionier in Vlaanderen wat betreft de organisatie van toegankelijke evenementen, waar de uitdaging is om deze evenementen toegankelijk te maken voor iedereen. Er werd onderzocht wat de mogelijkheid is om eventuele voordelen te maximaliseren door de aanbesteding en het aanbestedingproces van het stadsbestuur voor een bredere focus, zowel intern als met externe leveranciers, op toegankelijkheid of werkgelegenheid van rechteloze groepen. In 2010 werd een niet-discriminatieclausule toegevoegd aan de aanbestedingsspecificaties voor ingekochte
22
goederen en diensten door het stadsbestuur. In 2011 werd dit uitgebreid naar giften en subsidies die door het stadsbestuur aan externe organisaties worden gegeven. Tijdens het project werden meerdere acties beproefd waaronder; re-evaluatie van het huidige aanbod van toegankelijke evenementen, verspreiding van informatie en begeleiding van evenementorganisatoren, en het testen van een integraal toegankelijke theaterproductie. De theaterproductie was een succes, hoewel er enkele misverstanden waren tussen de verschillende professionals die betrokken waren bij de uitvoering. Dit benadrukte de behoefte aan verdere coördinatie. Onderzoek van projecten, gebouwen, communicatiekanalen en diensten is interessant, maar het bereikt niet altijd de daadwerkelijke toegankelijkheid. Zelfs met doorgevoerde aanpassingen leveren deze onderzoeken pas resultaat op en zijn ze alleen relevant wanneer ze daadwerkelijk leiden tot meer gebruik van eerder achtergestelde of ondervertegenwoordigde doelgroepen. Een uitdaging hier is om te zien hoe informatieve en externe communicatie over toegankelijke diensten kan worden bereikt. Er werden vier acties ondernomen:
• Een behoefte-enquête • Beoordeling van een website http://www.toevla.be/ die werd ontwikkeld door de Vlaamse regionale overheid met informatie over de toegankelijkheid van openbare gebouwen, faciliteiten, en vrijetijdsbesteding- en gastvrijheidsbedrijven • Oprichting van een online GIS (Geografisch Informatiesysteem) dat inwoners met een handicap in staat stelt om faciliteiten en diensten te zien die toegankelijk voor hen zijn • De evaluatie van een softwareprogramma (CAVE) dat beelden projecteert voor een 3-D virtueel beeld van historische gebouwen en plaatsen die anders ontoegankelijk zouden zijn voor mensen met een handicap http://www.gent.be/eCacheTHE/1/66/719.html Het onderzoek is voltooid, de GIS-dienst is beschikbaar en het wordt als een goed praktijkmodel beschouwd. De andere online hulpmiddelen werden echter niet voortgezet. Om de sociale inclusie van mensen met een handicap te bevorderen en om deze doelgroep effectief te bereiken, werden verschillende evenementen georganiseerd waaronder gespreksgroepen tijdens een lunch, een diner in het donker, rondetafelgesprekken en ook seminars die werden bezocht door de partnersteden en andere belanghebbenden. Een tweede doel van deze evenementen was de vergroting van de bewustwording bij de doelgroep zelf en bij andere betrokken groepen, de stadsafdelingen, experts en de gemeenschap van Gent in zijn geheel. In het kader van het belang van dit onderwerp voor de emancipatie en de zelfbeschikking van de doelgroep en de overlapping met de activiteiten van de andere TSE-partners, werden meerdere veldbezoeken georganiseerd en geanalyseerd op het gebied van sociale economie, beroepsopleiding, ondersteund werk en arbeidsbemiddeling. De stad Gent richt zich op het vervullen van een voorbeeldrol als beleidsmaker, maar ook als een grote, regionale werkgever. In 2010/2011 heeft de stad Gent zich erop gericht een betere werkgever te worden voor mensen met een handicap en hen in staat te stellen met de organisatie mee te groeien en tevens wil de stad belangrijke succesfactoren beter begrijpen.
ROTTERDAM Het stadsbestuur van Rotterdam koos ervoor haar activiteiten te focussen op de verbetering van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Deze activiteiten richten zich ook op de wederzijdse ondersteuning van plaatselijke programma’s, gerelateerd aan arbeidsmarktontwikkeling, regionale en stedelijke economie en stedelijk gezondheidsbeleid.
Arbeidsmarkt ontwikkelingsprogramma Het plaatselijke arbeidsmarktbeleid introduceert een visie die gericht is op een inclusieve economie waarin de economische en sociale perspectieven onderling verbonden zijn. De leiderschapsrol van de stad is van groot belang ter verbetering van de kwaliteit van de arbeidsmarkt en daardoor ook de verbetering van de sociale en economische veerkracht. Het stadsbestuur besloot een programma op te zetten dat reageert op de ontwikkelingen van de arbeidsmarkt en samenwerkt met strategische belanghebbenden in bedrijven en in het onderwijs.
Inclusieve economie De theorie is dat de arbeidsmarkt grotendeels zelfregulerend is, maar dat aan de zijde van zowel vraag als aanbod imperfecties bestaan. Om deze situatie te verbeteren werkt het programma met het concept van een inclusieve economie. Een inclusieve economie houdt rekening met de economische, sociale en educatieve arbeidsvoordelen en ook met de kosten van exclusie en niet-deelname aan deze drie gebieden. Rotterdam heeft een traditie van werken met andere belanghebbenden om het arbeidsmarktbeleid te verbeteren. Samenwerking wordt niet alleen beschouwd als goed bestuur, maar het levert ook waarde op in een omgeving van slinkende middelen voor alle belanghebbenden. Hoe meer doelen kunnen worden verbonden, des te meer voordelen en lasten worden gedeeld en des te meer mogelijkheden er overblijven.
23
Regionaal en stedelijk economisch programma De theorie is dat de arbeidsmarkt grotendeels zelfregulerend is, maar dat aan de zijde van zowel vraag als aanbod imperfecties bestaan. Om deze situatie te verbeteren werkt het programma met het concept van een inclusieve economie. Een inclusieve economie houdt rekening met de economische, sociale en educatieve arbeidsvoordelen en ook met de kosten van exclusie en niet-deelname aan deze drie gebieden. Rotterdam heeft een traditie van werken met andere belanghebbenden om het arbeidsmarktbeleid te verbeteren. Samenwerking wordt niet alleen beschouwd als goed bestuur, maar het levert ook waarde op in een omgeving van slinkende middelen voor alle belanghebbenden. Hoe meer doelen kunnen worden verbonden, des te meer voordelen en lasten worden gedeeld en des te meer mogelijkheden er overblijven.
Gezondheid in de stad De stad Rotterdam heeft de ambitie het gezondheidsniveau van de inwoners van Rotterdam ten opzichte van het Nederlands gemiddelde te vergroten. Dit is belangrijk voor zowel het welzijn van de inwoners als voor het versterken van de socio-economische kwaliteit van de stad. Als inwoners zichzelf als gezond zien dan draagt dit op zichzelf al bij tot een grotere zelfredzaamheid en minder impact op diensten in de zorg en bijstand. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gezondheid, gesteund door de gemeente Rotterdam. Onderzoek door het Erasmus Medisch Centrum heeft de volgende gezondheidsproblemen in Rotterdam aangetroffen: • De noodzaak van opleiding, in het bijzonder voor arbeidsmarktparticipatie • Een gezonde levensstijl en gedrag (ook gestimuleerd door zorgcentra in samenwerking met sociaal werk, school, werk, etc.) • Een gezonde fysieke omgeving – zoals luchtkwaliteit (binnen en buiten), geluid, groen, en het ontwerpen van een gemeenschappelijke plaats in de open lucht • Een gezonde sociale omgeving (zich veilig voelen, sociale participatie, inclusie en sociale cohesie).
24
Om een groter effect te bereiken, moet het belang van een goede gezondheid worden opgenomen in een reeks programma’s en activiteiten, zowel voor de stad Rotterdam als voor haar lokale partners. Een gezondheidsstrategie moet niet alleen een doel van de gemeente zijn maar ook een manier om de specifieke doelen van de partners te realiseren. Een gezamenlijke intersectorale benadering betekent meer partners en het leidt tot een gezonder Rotterdam.
Druk op de droomstroming van de arbeidsmarkt Een combinatie van nieuwe regelgeving, bezuinigingen en veranderingen in uitkeringseisen hebben de druk opgevoerd op het bereiken van de doelen van arbeidsmarktprogramma’s ter verbetering van de toegang en vooruitgang binnen de arbeidsmarkt. In Rotterdam moet elke uitkeringsgerechtigde ten minste 20 uur per week deelnemen. Deze deelname is allereerst gefocust op het bereiken van economische onafhankelijkheid en op stabilisatie of vooruitgang op de participatieladder. Het uiteindelijke doel is de hoogste tree op de ladder, zodat mensen niet langer financiële ondersteuning van de gemeente nodig hebben. In de komende jaren zal de gemeente verantwoordelijk zijn voor de deelname van grote groepen nieuwe mensen. Tegelijkertijd slinken de beschikbare budgetten. De ambitie is, en blijft, om zoveel mogelijk mensen regelmatig te laten werken, waar nodig met salarisdispensatie. Er zal veel moeite gedaan moeten worden om werkgevers te motiveren en te adviseren over mogelijkheden voor hun bedrijf. Daarnaast moet de gemeenteraad effectiever gebruik maken van haar eigen infrastructuur om benadeelde mensen in staat te stellen op de arbeidsmarkt te groeien.
DAAD De Rotterdams TSE-activiteiten werden verricht door DAAD. DAAD is het dienstcentrum voor werkgevers in Rotterdam, en het is een combinatie van de private sectoren, gemeente en UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Omdat het werkaanbod vaak niet met de vraag overeenkomt, spant DAAD zich specifiek in om dit gat te dichten op de regionale arbeidsmarkt, in samenwerking met Rotterdamse bedrijven. Als een dienstcentrum voor werkgevers zet DAAD zich ten eerste in om werkgevers te helpen om te voldoen aan hun vraag naar personeel. DAAD trekt ongeveer 44.000 geregistreerde werkzoekenden uit de bestanden van het UWV, Sociale zaken en Werkgelegenheid en re-integratie bedrijven. Wanneer werkzoekenden de vaardigheden die aansluiten op de arbeidsmarkt of de vereiste startkwalificaties niet bezitten, biedt DAAD ze de mogelijkheid voor een voortraject waarin zij hun uitkering behouden. DAAD biedt een leerplaats en/ of opleiding aan om de afstand met de arbeidsmarkt te verkleinen.
Ondertussen leren de werkzoekenden sociale vaardigheden en werkroutines. Ze ontwikkelen realistische doelen en richten zich op het realiseren van hun potentieel. Alle DAAD activiteiten waren gefocust op (jonge) mensen die problemen hebben met het vinden van werk, met als algemeen doel de minimalisatie van sociale exclusie door het leiden van mensen naar de reguliere arbeidsmarkt. Projecten hebben een opleidingscursus in combinatie met een werkonderdeel (opleiding op de werkplaats). Om toezicht te houden op de ontwikkeling van de projecten, werd ook een evaluatiemodel ontwikkeld. De activiteiten die werden ondernomen als onderdeel van het TSE project waren: • Revit Rotterdam/ Nieuwe banen in de haven • Watch Out • Zorgproject • Evaluatiemodel • City Stewards • SeeMe@work / DAAD inbeeld
25
Revit Rotterdam/ Nieuwe banen in de haven Drie grote factoren waren de katalysator voor deze activiteit: • Verhoogde werkeloosheid onder jongeren door de economische crisis • Het wegtrekken van de Rotterdamse haven uit de stad • De veroudering van de beroepsbevolking Een andere zaak voor de ontwikkeling van het project was om te proberen de havenbedrijven te stimuleren meer divers personeel aan te nemen. Het project werd uitgevoerd door de haven Rotterdam, het Scheepvaart en Transport College (StC), de vrachtbedrijven en DAAD. Nieuwe banen in de haven dragen ook bij aan de revitaliseringstrategie van de Rotterdamse haven. Met de fysieke beweging van de Rotterdamse haven verder van de stad af, werd de haven steeds minder verbonden met plaatselijke (in het bijzonder jonge) mensen. Het project liet het DAAD-arbeidsbureau samenwerken met deRotterdamse havenautoriteiten om stageplaatsen bij vrachtbedrijven te bieden. Jonge mensen onder de 24 en zonder opleiding werden aangemoedigd een carrière te beginnen in de vrachtsector door een leer- en werkproces. Tijdens de cursus van 40 weken werden de 50 kandidaten opgeleid tot assistent operationeel medewerker. Deelnemers werkten 4 dagen in de week, lerend op het werk, met 1 studiedag per week onder begeleiding van het Scheepvaart en Transport College. Elke deelnemer ontving 4 maanden lang een stagevergoeding, gevolgd door een contract van minimaal 12 maanden, indien succesvol. Na het afstuderen kreeg meer dan 80% van de werknemers de kans om een allround operationeel medewerker te worden, wat hun vaardigheden en vooruitzichten behoorlijk vergrootte. De succesfactoren van het project tot op dit moment zijn de wil van vrachtbedrijven om te investeren in deze doelgroep en ook de wil van de kandidaten om te investeren in zichzelf door hun eigen motivatie. Het project is tot nu toe geslaagd in het verschaffen van werk voor meer dan 200 jonge mensen in Rotterdam.
26
Aan het begin van 2011 werd Revit omgedoopt tot Nieuwe banen in de haven. In 2011 zal DAAD een regionale dienst worden en dan kunnen werkzoekenden van de verschillende aangrenzende gemeentes ook deelnemen aan het project. Daarom is een naam die alleen aan de stad Rotterdam refereert niet meer toepasselijk.
Watch Out “Watch out” was gebaseerd op een project in Vlaardingen voor de opleiding van jonge mensen tot bewakingsmedewerker. Het project was een partnerschap tussen Service Dienst Werk, Vestia, Charlois en Feyenoord, en had twee doelen: jonge werklozen een kans bieden om bewakingsmedewerker te worden, en de veiligheid in kwetsbare woonwijken verbeteren. Het doel van Watch Out om woonwijken veiliger te maken door jonge mensen een opleiding te bieden die zou leiden naar een reguliere baan in de beveiligingssector. Deelnemers werkten vier dagen per week als wijktoezichthouder en volgden één dag in de week een opleiding. Na voltooiing van de cursus hielp een organisatie de deelnemers bij het vinden van werk in de beveiligingssector. Deelnemers werkten in verschillende openbare plaatsen en huisvestingscomplexen. Watch Out werkte met een partnerschap van verschillende organisaties – SDW (Service Dienst Werk), Vestia (woningstichting) en verscheidene deelgemeenten.
Zorgproject Het Zorgproject was een testactiviteit met als doel de verbetering van het doorlopend tekort aan personeel in de zorgsector en tegelijkertijd alleenstaande ouders te helpen bij het vinden van werk door flexibele werkoplossingen. Het project richt zich op het creëren van werkplekken die zijn aangepast aan de behoeften van deelnemers bijvoorbeeld door werktijden te bieden die passen tussen schooltijden, en het bieden van wekelijks gecontracteerde uren van 28 uur. Rijnmond Re-integratie B.V levert personeel voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in verschillende instanties in het kader van de 5%-regeling. De 5%-regeling werd in 1996 ingevoerd ter vermindering van het aantal werklozen. Elk bedrijf dat zich inschrijft voor orders die worden uitgeschreven door de gemeente Rotterdam voor een bedrag hoger dan €225.000 is verplicht om minimaal 5% van het bedrag te besteden aan het creëren van werkgelegenheid voor mensen die langer dan 6 maanden werkloos zijn; studenten die gerichte opleiding en werk combineren, stagiaires, mensen die een opleiding volgen en mensen die gesteund worden door de Wet Sociale Werkvoorziening. Omdat de lokale autoriteit inkoopt valt het onder de Wet Maatschappelijk Ondernemen en als werkgever valt deze onder de 5%-regeling. Deelnemers van het Zorgproject waren meestal vrouwen die als huishoudelijke hulp werkten bij mensen die zorg ontvangen. De kandidaten ontvingen een interne opleiding in de eerste twee maanden in één van de zorginstellingen. Bij voldoende bekwaamheid werd een jaarcontract aangeboden bij Rijnmond Re-integratie B.V, met de bedoeling naar regulier werk te gaan bij de organisatie. Deelnemers werkten op basis van een 28-uur contract waarvan 4 reisuren. Van de 85 geselecteerden voor de cursus, begonnen er 49 aan het project. Deelnemers waren 100% vrouwelijk, tussen de 22 en 52 jaar oud en van 14 verschillende etnische achtergronden, 90%
van de deelnemers waren alleenstaand ouder, en 90% van de deelnemers had geen opleiding (10% had het VMBO diploma gehaald6) Deelnemers ontvingen een uitkering van 6 maanden tot 3 jaar. Acht individuen stopten met het project.
Algemene resultaten van de Rotterdamse TSE Activiteiten: standpunten van uitgevoerde onderzoeken als onderdeel van de evaluatie benadrukten het volgende:
Deelnemers Zij waren positief over: • Werkinhoud en opleiding (zelfontplooiing) • Opdoen van sociale contacten • Verbetering van de Nederlandse taal • Het hebben van een gestructureerd dagschema • Financiële onafhankelijkheid • Voorbeeld voor kinderen • Projectbegeleiding Maar ze waren negatief over: • Watch Out: geen baangarantie • Inkomen is gelijk aan, of iets hoger dan bijstandsuitkering • Weinig erkenning •N iet goed geïnformeerd over wat te verwachten (havencultuur)
Leraren/werkgevers Positief over: • Motivatie van de deelnemers (goede voorselectie van de kandidaten) • Samenwerking met de partners • Onverwacht extra werknemers, waarschijnlijk niet ingehuurd zonder het project • Begeleiding van de deelnemers • Leveren van een sociale bijdrage
6
De vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) opleiding duurt vier jaar, van 12 tot 16 jaar. Het combineert beroepsopleiding met theoretisch onderwijs in taal, wiskunde, geschiedenis, kunst en wetenschap. Zestig procent van de Nederlandse scholieren volgt een vmbo- opleiding
27
Geleerde lessen Omgaan met werkgevers: • Maak werkgevers attent op de mogelijkheid om deelnemers van de projecten in te huren als onderdeel van de verbetering van hun sociale diversiteit • Informeer werkgevers over de kansen van deelnemers, maar ook over de obstakels die ze kunnen tegenkomen • Zorg voor een goede voorselectie van deelnemers • Goede interne en externe begeleiding van deelnemers is belangrijk • Maak goede afspraken waar werkgevers zich aan moeten houden, zoals de 5%-regeling in Rotterdam • Als het over de arbeidsmarkt gaat, bouw dan voort op de sterkte van de stedelijke economie om sociale exclusie tegen te gaan
Deelnemers • Geef speciale aandacht aan uitvallers, zorg dat ze naar een ander project kunnen na uitval • Nazorg voor deelnemers die doorstromen naar een reguliere baan • Voor veel deelnemers is het lang geleden dat ze les hebben gehad en duurt het langer voordat ze zich volop kunnen richten op onderwijs of opleiding • Geef deelnemers de mogelijkheid van een vast contract met een (licht) hoger inkomen dan een uitkering; • Nazorg door een jobcoach op de werkplek draagt bij aan een succesvolle plaatsing. • Informeer deelnemers over wat ze kunnen verwachten: de positieve en de negatieve kanten
Lessen voor toekomstig onderzoek • Een adequaat registratiesysteem is cruciaal voor de effectieve meting van de resultaten van het project; zorg dat dit registratiesysteem in nauwe samenwerking met een onderzoeker wordt opgezet • Voor een goed verloop van de interviews is het belangrijk dat respondenten zich op hun gemak voelen zodat zij hun verhaal kunnen doen
28
•Z org ervoor dat de vragenlijst compleet is door een paar testinterviews te doen •D e mate van respons onder jonge mensen is vaak laag. Responspercentages van 25 tot 30 procent zijn geen uitzondering. De oplossing is om deelnemers te bereiken via jobcoaches of andere organisatieleden of ontmoetingen op een plek die hun bevalt, en bied ze een prikkel aan voor deelname •O ntwerp een evaluatiemodel dat compatibel is met alle huidige en toekomstige projecten om vergelijkingen tussen projecten te vergemakkelijken
DE TSE ‘DRIEHOEK’ Tijdens de laatste projectvisite in Gent in 2011 kwamen vertegenwoordigers van alle partnersteden bij elkaar om naar het werk van de projecten tot dusver te kijken. Als onderdeel van het proces werden meerdere activiteiten en diensten, die gepresenteerd werden aan het partnerschap of bezocht waren tijdens de studiereizen, als een driehoek uiteengezet. De driehoek werd gebruikt als een manier om het continuüm te tonen tussen de verschillende soorten voorzieningen die het meest onderzocht werden in het TSE project. Het concept werd gebruikt door de projectpartners voor de analyse en het begrip van eventuele belangrijke onderliggend element (zoals de strategische en beleidsachtergronden, of relevante nationale of plaatselijke factoren) en hierdoor kon de groep de mogelijke overdraagbaarheid van de activiteiten onderzoeken. De resultaten van deze oefening hebben informatie opgeleverd voor veel onderdelen van dit rapport.
Overzicht van bestudeerde praktijken binnen TSE
Legenda: S - Southampton G - Gent R - Rotterdam
Diensten • Think Family S • Supporting people S
• Surestart Harefield S • Werkwinkel G/Werkplein R
• City Life Education and Action for Refugees (CLEAR) S • Millbrook (‘Overwin de Krediet crisis’) S • Surestart Southampton Centre/ • Freemantle Community Centre S Jobcentreplus/Wishes S Toegankelijkheid • Straathoek werk G Integrale • Harefeld Doorknocking S Social Economy: toegankelijkheid • Beschermde werkgelegenheid: Toegankelijkheidsbeambte Ryhove G, ROTEB R Spreek gewone taal, termen • OTC G, Aspire S Bewustwording • Loods 13 G, Ro De Delft R, • Stigma op laag inkomen werk Nutfield Nurseries S (Care/Aafje: housekeeping) • Sector services • Toegankelijkheid van horeca (gastvrijheid, restaurant, catering)
Positeve actie
Sociale clausules in publieke aanbesteding
Openbare gebouwen
• Buiten-r Shirley regeneratie S • Millbrooktoren S • Harefeld S • Stadswacht G • Stadswacht R • Sportstewards R • Sociale keuken (Calypso S, Parnassus, De Centrale G, Rosebrook S)
Werkgelegenheid
Benadering van werkgever • Werk film DAAD • Account managers adviseren werkgevers DAAD • Jobkanaal G • Uitkering-/diversiteitsprojecten > bewustwording diversiteit consultants G • WIS-computer G • Empower/De Werkbank G
Werk
(& beroepstraining) • Exodus S • Aanpak werkgelegenheid jonge zorgverlaters S • REVIT R • Watch out R • Rijnmond Reintegratie -Care/-project R
Benadering van werkgever • Ro!Entree R > mobiliteit • Kandidaten film DAAD > competentiegedreven versus diplomagedreven benadering • Subsidies voor compensatie van productiviteit verlies, aanpassen vereiste van werkplek, steun aanpassingen, mobiliteit naar werkplek in geval van verlies van handicap G • KISS-computer G • City Limits Employment, opleiding S • Jobcoaching • Ondersteunde werkgelegenheid S
29
Hoofdstuk 3
DE REIS ONZE GEZAMENLIJK OPGEDANE KENNIS GRENSOVERSCHRIJDEND LEREN Een hoofddoel van het 2Seas programma en dit project is de mogelijkheid om internationaal werk en grensoverschrijdend shared learning te ondersteunen. Dit hoofdstuk toont de activiteiten en resultaten van dit onderdeel van het project.
PROJECTOVERZICHT
De projectpartners ontmoetten elkaar voor het eerst op 22 januari 2009 in het Stella Maris Café in Southampton. Het café steunt dienstgebruikers met leerproblemen uit Southampton en was gepland als locatie voor één van de plaatselijke interventieacties. Na introducties en presentaties over het programma en ons nieuw gezamenlijk project hield het projectteam een workshop om de interesses, doelen en resultaten van de partners met betrekking tot deelname aan dit project in de komende drie jaar te definiëren.
Rotterdam
• De behoeften van de stad • Creatief zijn in het gebruik van onze middelen • Werken met werkgevers • Hoe mensen worden voorbereid op de arbeidsmarkt • Verbetering van de toegankelijkheid van diensten
Gent
• Leren om creatief te zijn • Plaatselijke initiatieven leiden • Promotie van internationale samenwerking • Emancipatie in tegenstelling tot institutie • Mensen met een handicap (geïntegreerd zijn) • Informeren van toekomstige plannen/ ontwikkeling van nuttige gereedschappen • Praktische resultaten (voor andere diensten zoals educatie) • Aanvulling van plaatselijke initiatieven
30
Southampton
• Het delen van goede praktijk/leren van onze fouten • Plaatselijke overbrenging / innovatieve opleiding / maatschappelijk ondernemen • Mensen erbij betrekken • In een vroeger stadium met gemeenschappen en individuen samenwerken om weer met een opleiding te beginnen of te herintreden • Het verbinden van de toekomst van mensen met werk op scholen • Integratie van bijstand en structuurmodellen • Verbinding van vraag en aanbod. Bedrijven helpen om deel te nemen
Doelen –als aanvulling op de eisen voor projectdeelname • Aantoonbare voorbeelden van sociale inclusie • Zorgen voor ‘organisatorische’ integratie, aanmoediging van ‘’spin off’’ projecten • Exit-strategie, d.w.z. hoe projecten/ideeën worden voortgezet
Doelen
• Deelnemers benaderen, bijvoorbeeld 100 gebruikers en personeel • Door gebruikers geleid proces (maar zorgen dat het misschien moeilijk is om deelnemers erbij te betrekken) • Praktisch zijn • Blijf bij het tijdsschema / bouw flexibiliteit in onze benadering • Beheer geld en zorg dat het bij de financiering past
Resultaten
• Goed geschreven rapport voor elke interventie / weergave van context • 6 voorbeelden van veranderende praktijk • Concrete gereedschappen voor toegankelijkheid voor iedereen
De workshop gaf de partners de mogelijkheid een visie voor het project op te zetten waar we gezamenlijk naar toe zouden werken. Dit is duidelijk te zien aan het begin van dit rapport.
GRENSOVERSCHRIJDENDE WORKSHOPS Southampton, februari 2010 In februari 2010 hield Southampton een workshop voor een scala aan beoefenaars en betrokkenen uit partnersteden en het 2Seas gebied. De dag had twee discussies: A) Voorzien in de behoeften van een individu B) De arbeidsmarkt een realiteit maken voor mensen met een handicap De resultaten van Workshop A zijn o.a.: •D at er een cliëntenfocus en een productfocus moet zijn die cliënten steunt •D at technologie aanpasbaar moet zijn om de toegang tot werk te verbeteren, terwijl een meer traditionele benadering moet worden behouden voor mensen met een handicap •D at een alles-in-één benadering van advies en steun effectiever is, bouwend op andere modellen die diensten samenbrengen binnen de gemeenschap •O ntwikkeling van partnerschappen met werkgevers die vertrouwen opbouwen en identificeren van prikkels die voortdurende bijstand genereren •G ebruiken van meer praktische benaderingen om vaardigheden en capaciteiten van potentiële werknemers aan mogelijke werkgevers te tonen De tweede workshop (B) bracht de volgende punten van beoefenaars naar voren; • Dat er een cultuurverandering moet plaatsvinden van ‘geen verwachting dat mensen met een handicap gaan werken’ naar een ‘ze zouden moeten werken – op geschikte werkplekken’ • Er blijft een behoefte om bij werkgevers te benadrukken dat ze uitgesloten groepen moeten steunen om hun toegang tot werk te verbeteren. Dit kan een heel scala aan acties omvatten zoals promotie, opleiding en prikkels • Werkgevers en mensen met een handicap moeten vertrouwen hebben in hulporganisaties
Rotterdam, mei 2010 Als onderdeel van de volgende studiereis naar Rotterdam organiseerde de stad een rondetafel discussie tussen de partners en betrokkenen over het realiseren van een ‘integratiegerichte economie’. Marike Dijksterhuis van de Rotterdamse gemeente gaf een introductiepresentatie waarna de aanwezigen in drie groepen werden verdeeld om de volgende drie aspecten te bespreken: Een plaatselijke benadering, praktische implicaties en het werkgeversperspectief om met ideeën te komen. De plenaire discussie benadrukte de hoofdpunten van elke groep. Een plaatselijke benadering/verandermentaliteit: • Maak het zichtbaar en voelbaar • Maak de uitkeringen duidelijk en ken uw gehele administratie • Breng het terug naar plaatselijke organisaties en individuele situaties • Toon de directe en indirecte besparingen voor het individu en de gemeenschap • Niet iedere nationale structuur is geschikt voor een plaatselijke benadering • Verander de mentaliteit op opleidingen– prioriteit aan sociale vaardigheden Praktische implicaties/toegankelijke diensten: • Werkgevers (openbaar!) focussen meer op formele kwalificaties (diploma’s) •D eel alle perspectieven in ‘hoe veranderen we diensten en hun personeel’ • Focus op de voordelen voor werkgevers •V ergroot de kennis over inherente kwaliteiten van kwetsbare groepen •H et zal moeilijk worden om over te schakelen van effectieve operaties naar efficiënte operaties •W at is langetermijn werk in de huidige economie •H oe verliezen we het stigma over laaggeschoold werk binnen de samenleving (jongeren)
31
Het werkgeversperspectief: • Investeer in relaties met bekwame accountmanagers van bedrijven/werkgevers die functioneren als adviseurs • Introduceer een langere termijn instrument dat op verschillende manieren kan werken. • Bied coachingdiensten aan • Lokale overheden zouden hun eigen instrument moeten hebben, ondersteund door de nationale overheid • Ontwikkel pilots • Maak werk flexibel
32
Gent, mei 2011 Een partnerworkshop tijdens de laatste gezamenlijke studiereis in Gent in 2011 benadrukte shared learning en de raakvlakken tussen de steden en hun activiteiten. Het resultaat was de ‘TSE Driehoek’. De meer gedetailleerde resultaten van de workshop worden aangetoond in de volgende tabel. De workshop identificeerde ook raakvlakken en verschillen in de benadering tussen de steden.
VERGELIJKENDE TABEL Raakvlakken – de aspecten van ons werk die werden gedeeld of afgesproken door partners
Verschillen/contrasten
Visie – dat emancipatie het hoofddoel is van ons project Dit kan spanning geven met anderen die de mening hebben dat individuen zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor zichzelf/ wanneer de economische situatie van minder belang is/ vermindering van de kosten van bijstandsuitkeringen/ dat werk een sociale waarde en relevantie heeft; zelfs sociale werkvoorziening is beter dan helemaal geen werk.
Het bereik van meer zelfredzaamheid en autonomie is afhankelijk van beschikbare fondsen. Er is een spanning tussen de zorgmodelbenadering die erg sterk is in België en een grotere zelfbeschikking en cliëntfocus in andere partnersteden.
Toegankelijkheid van gemeenschap en diensten Dat we obstakels moeten wegnemen, waaronder het gebrek aan begrip of negatieve meningen/ negatieve percepties van sommige lager geschoolde en betaalde baantjes/ gebouwen, openbare ruimtes of communicaties/ steun geven aan mensen in termen van hulp, opleiding of redelijke accommodaties/verbetering van de deelname en motivatie van deelnemers/ heroverweging van werk en banen om de toegankelijkheid en duurzaamheid te verbeteren.
Een geïntegreerde benadering is meer onderdeel van de Britse en Nederlandse cultuur in de benadering van beleid en actie, maar in mindere mate van België. In Gent is er één specifiek persoon voor advies over fysieke toegankelijkheid van gebouwen en het openbare domein, terwijl er in Rotterdam meer een ad hoc benadering is en Southampton een geïntegreerde benadering van toegankelijkheid heeft.
We richten ons meer op vaardigheden en competenties dan op handicaps, terwijl we een op ontwikkeling gerichte benadering hebben en realistische processen die werken voor cliënten en werkgevers.
33
Juridisch statuut Het juridische kader bepaalt het niveau van autonomie waarmee de partners veranderingen doorvoeren. Het is belangrijk een duidelijk definitie te hebben van verantwoordelijkheden en jurisdicties
Southampton is in staat en heeft een zekere autonomie om binnen een nationaal kader te werken. Gent moet samenwerken met regionale of nationale overheidseisen, maar financiering komt via de stad om de activiteiten te focussen. Rotterdam, als één van de vier grote steden van Nederland is in staat te lobbyen bij de nationale overheid voor veranderingen en heeft meer vrijheid om behoeften aan te pakken en beleid te ontwikkelen op een lokaal niveau. Gebruik van macht die de lokale autoriteit heeft om sociale voordelen te bereiken door inkoopprocessen, wettelijke verplichtingen of subsidies en bijdragen door Rotterdam en Southampton, maar Gent bevindt zich in een eerder stadium van deze benadering.
Manieren om diensten te organiseren Evolutie naar hybride organisaties, een combinatie van private en publieke voorziening van diensten door het in werking stelling en uitbesteding. Gevaar van breder, geografische dekking van hulpdiensten vergroot de afstand tussen gebruiker of cliënt en de leverancier. Terwijl digitaal geleverde diensten toegankelijk zijn, kunnen zij een obstakel vormen voor sommige mensen met een handicap en blijft er de behoefte voor persoonlijke steun. Vraaggestuurde, klantgecentreerde benadering is belangrijk, focussen op personen als geheel, met nadruk op emancipatie en vergroting van autonomie. Alle partners moeten werken in een politieke omgeving die beslissingen en keuzes op beleid en financiering zullen beïnvloeden.
DAAD in Rotterdam is een hybride organisatie die de flexibiliteit heeft om te handelen naar behoefte van cliënten en werkgevers, en zichzelf kan profileren als een niet-overheidsorgaan naar werkgevers en recruiters. Rotterdam en Southampton zijn duidelijk lokale overheden met minder flexibiliteit. Een hoog niveau van afhankelijkheid van overheidsfinanciering om verandering te bereiken, is moeilijk in het huidige sombere financiële klimaat en het beperkt de potentiële geleverde impact.
Onderzoek – kader voor beleid Onderzoek is een nuttige basis voor de beleidsontwikkeling, en het is noodzakelijk voor maatregelen die de effectiviteit meten van beleid en acties.
34
De culturele verschillen tussen de partners zijn duidelijk. Zowel Southampton als Rotterdam zullen gegevens en informatie verzamelen om een beleid op te stellen, maar ze zullen ook maatregelen nemen om impact en succes te meten. Gent en België kennen deze benadering voor beleidontwikkeling niet
Hoofdstuk 4
CONCLUSIES Het werk van elke partner en de grensoverschrijdende opgedane kennis tijdens dit project hebben de partners in staat gesteld de volgende conclusies te trekken. Het projectwerk heeft meerdere conclusies naar voren gebracht die te maken hebben met individuele plaatselijke interventie van een partner en met de gezamenlijke opgedane kennis tijdens het grensoverschrijdende werk en in het bouwen van ons begrip van onze respectieve omgevingen en acties. De overeengekomen conclusies zijn: • Het werken in meerdere aandachtgebieden en expertises binnen het domein van sociale insluiting heeft voordelen. Het bracht experts met verschillende perspectieven en benaderingen bij elkaar en stelde ons in staat om andere problemen, behoeften en mogelijkheden te bekijken en overwegen. Bijvoorbeeld het door City Limits gesteunde werkgelegenheidsmodel verschilt zeer van die van DAAD, dat een werkgever-vraagfocus heeft. • De scheiding van beleid, strategieën, partnerschaparrangementen en dienstontwikkeling van beoefenaars op deze drie activiteitsgebieden binnen het project werd als kunstmatig ervaren. Als een door beoefenaars geleid project zijn de rollen die beleid en partnerschapelementen spelen integraal aan de ontwikkeling en verbetering van diensten voor gebruikers en inwoners in onze respectieve steden. • Het is duidelijk dat wanneer de context voor dienstontwikkelingen verandert, of dat nu door grote externe gebeurtenissen zoals de wereldwijde financiële crisis of door interne reorganisaties is, het zal een impact hebben op het project. Beleid en partnerschappen kunnen veranderen als gevolg hiervan en zullen impact hebben op de mogelijkheid van beoefenaars om door te gaan met ontwikkelingen of het verzekeren van de doelen en normalisering van succesvolle nieuwe praktijken of steun aan een bredere omgeving.
• De partners concludeerden dat de kortere termijn besparing die zou worden bereikt met bezuinigingen zou leiden tot kosten op de lange termijn wanneer gebruikers en cliënten geen toegang meer hebben tot steun of onafhankelijker worden door de werksteun die ontwikkeld werd door dit project • Het startpunt van elk van de partnersteden was verschillend en er is behoefte om te zorgen dat het project tijd en mogelijkheden bevat voor betrokken beoefenaars om samen te komen om de verschillen te begrijpen en te identificeren waarvan gezamenlijke kennis kan worden opgedaan. • Dat de resultaten hiervan verrassend kunnen zijn, bijvoorbeeld; Rotterdam zag de voordelen van maatschappelijke betrokkenheid in plaats van gewoon diensten leveren en verwachten dat gebruikers of cliënten aan deze benadering zouden voldoen. Gent was in staat de voordelen te zien van kruisdienstwerking zoals geïllustreerd door de combinatie van Sure Start familiegerichte steun met arbeidsbureauadvies voor ouders waardoor zij werk konden vinden. Hoewel dit moeilijk te bereiken is in de meer gelaagde Belgische benadering van dienstverantwoordelijkheden en -levering. • Terwijl de partners gefocust waren op verschillende aspecten van de aanpak van sociale exclusie, benadrukten de ondernomen gezamenlijke werkzaamheden en discussies tijdens het project dat er een gedeelde consensus was dat emancipatie van uitgesloten groepen en gemeenschappen kon worden bereikt door werk, en dat dit als norm moet worden gezien voor de beroepsbevolking. Het toonde ook de behoefte aan flexibiliteit om te kunnen voldoen aan de eisen en behoeften van gebruikers, en om te kunnen werken over dienstdomeinen of structuren heen. Dit kan worden bereikt door een ‘persoon als geheel’ benadering.
35
• Als lokale autoriteiten, met onze vele wettelijke rollen en functies, kunnen en zouden we deze moeten gebruiken om onze sociale doelen te bereiken en dit kan worden verbreed naar aanbestedingsprocessen waarin partners en leveranciers met ons samenwerken door contracten, of als een extensie van licenties of subsidies van de lokale autoriteit. • De interventies van het project en iedere partner op plaatselijk niveau hebben een praktische demonstratie gegeven hoe beleid en strategieën kunnen worden bereikt. Maar ook dat dit weer een meer integrale en herhaalde verbinding moet hebben naar beleidsontwikkeling om het beleid te verfijnen of te herkaderen met het oog op de praktijk.
36
• Het heeft ook de mogelijkheid geboden voor het testen van alternatieve manieren om competenties en personalisatie van aanvragers en gebruikers aan te tonen. Hoewel het vaak acceptabel is nieuwe initiatieven te proberen, is het vaak moeilijk om steun te vinden voor het verbreden van de nieuwe benadering naar normalisering, omdat dit extra middelen of vermindering van bestaande diensten vereist, als de verandering wordt ingevoerd. In het huidige financiële klimaat is dit nog steeds moeilijk te bewijzen. • Meer opleiding is vereist voor de verschillende aspecten van ons project en in elk van de steden om de bewustwording te vergroten van exclusie en de impact dat dit kan hebben op sommige van onze inwoners, maar ook om aan te tonen dat positieve actie kan worden ondernomen om deze situatie te veranderen voor deze groepen, zodat individuen en diensten vooruit kunnen komen.
Hoofdstuk 5
AANBEVELINGEN De drie partnersteden doen de volgende aanbevelingen naar aanleiding van het plaatselijk ondergenomen werk en de gezamenlijke opgedane kennis als partners: • Het is nuttig om vergelijkende data uit te zetten als een eerste oefening binnen het project. Hoewel dit niet de actuele projectactiviteiten moet domineren of een doel op zich moet worden, is het de moeite waard om zowel de overeenkomsten als de verschillen te begrijpen tussen de projectpartners, en te begrijpen welke data wel en niet beschikbaar zijn binnen elke regio om deze vergelijkingen mogelijk te maken. Zelfs deze rechttoe rechtaan oefening kan fundamentele culturele verschillen tussen de partnerlanden en regio’s aan het licht brengen, die kunnen uitleggen waarom sommige aspecten van transnationaal werk altijd verschillend zullen zijn. • Voordat acties zoals intercollegiale beoordelingen van enig belang zijn voor het project, is het belangrijk een gemeenschappelijk begrip te hebben van de functie en het proces van de beoordelingen en om er beoefenaars uit gelijke velden of met gelijke capaciteiten bij te betrekken om deze beoordelingen te ondernemen. Hoewel de inmenging van beoefenaars uit andere expertisevelden een nuttige bijdrage leverde voor het TSE-project zouden volgende projecten een robuuster mechanisme moeten toestaan voor het leveren van feedback en de bijbehorende aanpassing van activiteiten • Toekomstig werk en projecten moeten zoeken naar insluiting van de achtergrondelementen van beleid, plannen en partnerschappen in projectwerk met beoefenaars. Wij vonden deze scheiding kunstmatig, vooral als beoefenaars meer gefocust zijn op de ‘bottom up’ benadering en het ontwikkelen en leveren van diensten binnen het raamwerk van beleidspartnerschappen. • Zelfs binnen een gedefinieerd project en tijdsschema verandert de externe omgeving en moet het project flexibel genoeg zijn om deze te weerspiegelen, waar nodig. In het TSE project was de wereldwijde financiële crisis een belangrijke gebeurtenis die impact had op de partnersteden en diensten, vermindering
van budgetten en personeel om geplande activiteiten te leveren, en leidend naar een verschuiving van prioriteiten, strategieën en zelfs veranderingen van overheid. Het project moest deze veranderingen weerspiegelen en sommige nieuwe activiteiten opnemen die tegemoet zouden komen aan de veranderde prioriteiten. •T erwijl de bezuinigingen een impact hebben op vele diensten, waaronder diegene die ontwikkeld zijn door het TSE-project, voelen de projectpartners dat het belangrijk is dat de op korte termijn behaalde resultaten een negatief effect zullen hebben op sociale insluiting en dat beleidsmakers heel voorzichtig zullen moeten zijn met de beslissing waar bezuinigd moet worden om de impact te verzachten voor diegenen die het meest kwetsbaar zijn in onze steden. •D aar waar rechtstreekse financiering van acties en verbeteringen wordt verminderd in het huidige klimaat, kunnen en moeten plaatselijke autoriteiten alle mogelijkheden gebruiken om de integratie van sleutelgroepen te verbeteren door aanbestedingsprocessen, steun aan partners, en door onze regelgevingprocessen om de eventuele voordelen te maximaliseren. • Het trainen van personeel en partners over de problemen van sociale exclusie en het bewerkstelligen van een integrale dienstverlening is een belangrijke manier om verandering te bewerkstelligen en een positief scenario te creëren voor dienstgebruikers, cliënten en door ons gesteunde inwoners. Zonder erkenning van de problemen die sommige gemeenschappen tegenkomen, kan er geen verandering worden bereikt en de proefinitiatieven zoals diegenen die getest zijn binnen de TSE-project, de voorbereide case studies en de ontwikkelde hulpmiddelen bieden praktische manieren om die verandering te bewerkstelligen. •H et is van belang dat de behoeften en problemen waar de ‘persoon als geheel’ mee te maken heeft overwogen worden, zodat personeel en deelnemers de omstandigheden van exclusie in zijn volle strekking kunnen begrijpen en kunnen zien hoe gezamenlijke actie en verandering kan worden geboden.
37
Case Study
Het lokale strategische partnerschap in de stad Southampton Connect is het lokale strategische partnerschap voor de stad Southampton. Het brengt de leiders van sleutelorganisaties en representatieve koepelorganisaties bijeen om samen te werken aan de verbetering van de levenskwaliteit in Southampton. Lokale strategische partnerschappen zijn een enkele entiteit met de opdracht een overkoepelend framewerk te leveren voor lokale coördinatie. Ze werden in 2001 opgezet als resultaat van overheidswetgeving voor Engeland. Dit gaf lokale autoriteiten het vermogen te handelen ter bevordering van het economische, sociale en omgevingswelzijn van hun gebieden. De autoriteiten die extra overheidsfinanciering ontvingen voor vernieuwing in hun gebieden werden verplicht partnerschaporganen op te zetten voor het overzicht van de ontwikkeling van een communautaire strategie, getiteld de ‘City of Southampton Strategy’ en dit toont de visie en aspiraties van de stad tot 2026. Dit is momenteel onder revisie en er is een nieuw stadsplan in ontwikkeling. De publicatie wordt verwacht in de herfst van 2011.
De communautaire strategie identificeert de belangrijkste problemen, behoeften en aspiraties binnen de gemeenschap, over organisatorische grenzen heen, en biedt resultaten die het belangrijkst zijn voor lokale mensen. Sinds de wetgeving van kracht is, heeft het concept van lokaal strategisch partnerschap zich verspreid naar alle autoriteiten en andere organisaties.
38
De communautaire strategie identificeert de belangrijkste problemen, behoeften en aspiraties binnen de gemeenschap, over organisatorische grenzen heen, en biedt resultaten die belangrijk zijn voor lokale inwoners. De focus ligt op samenwerking in de aanpak vaneen aantal grote problemen van de stad . Het heeft twee stedelijke prioriteiten geïdentificeerd: • Duurzame economische groei • Goedkope en efficiënte klantgerichte diensten Er zijn vier stedelijke uitdagingen om voort te zetten: • Economische ontwikkeling • Opleidingsniveau en vaardigheden • Welzijn • Een duurzaam, groen en aantrekkelijk milieu De leiders van Southampton Connect komen maandelijks bijeen. Meerdere partnerschapgroepen zijn verbonden met kernpartners, waarvan een ieder gefocust is op een eigen belang of uitdaging. Enkele hiervan zijn vereist door andere gerelateerde wetgeving of voorschriften, zoals het Kinderen en Jongeren Partnerschap. Anderen zijn minder formeel, zoals het Energie Partnerschap dat als forum dient voor plaatselijke organisaties om samen te werken aan vermindering van de CO2uitstoot in de stad. Het partnerschap is flexibel en zal in de loop van de tijd beperkte werkgroepen opzetten om problemen en nieuwe uitdagingen aan te pakken, wanneer die zich voordoen. Het houdt ook twee conferenties voor belanghebbenden per jaar om samenwerkingspartners erbij te betrekken. Het communiceert vooruitgang door de publicatie van nota’s en bulletins op de website.
De benadering van het partnerschap is gebaseerd op het principe dat samenwerkende organisaties op een lokaal niveau een grotere effectiviteit, efficiëntie en succes van onderlinge resultaten kunnen brengen dan afzonderlijk werken zou kunnen bereiken De benadering van het partnerschap is gebaseerd op het principe dat samenwerkende organisaties op een lokaal niveau een grotere effectiviteit, efficiëntie en succes van onderlinge resultaten kunnen brengen dan afzonderlijk werken zou kunnen bereiken. De communautaire strategie of het stadsplan definieert de doelen waaraan de gemeente en haar partners zullen samenwerken om dit te bereiken. Het zet duidelijke, meetbare resultaten en mijlpalen uit die de geboekte vooruitgang zullen aantonen.
Southampton Connect en de partnerschappen worden op verschillende manieren gefinancierd. Sommigen zijn wettelijk verplicht en worden gefinancierd door lokale of nationale overheidsorganen. Anderen zijn vrijwillige groeperingen en worden gefinancierd door vrijwilligers of door individuele partnerorganisaties. In het verleden heeft het partnerschap overzicht gehouden op verjonging van financieringsprogramma’s in de stad.
39
Het Southampton Partnerschap en gerelateerde subpartnerschappen dragen allemaal bij aan het bereiken van de City of Southampton Sustainable Community Strategy (Southampton Duurzame Gemeenschap Strategie). De meningen van gebruikers van de diensten worden op verschillende manieren verzameld. Sommige diensten binnen een partnerschap gebruiken rechtstreekse onderzoeken, terwijl meer algemene meningen over de stad en plaatselijke autoriteiten worden verzameld op nationale basis. Andere belevingsonderzoeken, zoals het ‘beleving van misdaad’ onderzoek, worden ook op een nationale basis uitgevoerd.
40
Evaluatie van het Southampton Partnerschap en de gerelateerde subpartnerschapgroepen werd uitgevoerd door onafhankelijke overheidsinspectieprocessen. Ze werden allemaal uitgevoerd door de hoorcommissie maar ook door specifiek gerelateerde inspectieorganen. Deze regelingen veranderen naar meer lokale systemen. Partnerschapregelingen zijn zo belangrijk voor veel diensten dat ze een sleutelrol zullen spelen in de ondergenomen beoordeling. Evaluatie is zowel kwantitatief als kwalitatief. Website: www.southampton-connect.com
Case Study
Bijstandshervorming Het veranderende gezicht van beleid en sociale zekerheidsystemen – Enkele voorbeelden uit het VK, België en Nederland EU Beleidscontext In 2010 hebben de EU en haar Lidstaten een beleid van verhoogde arbeidsmarktactivering omarmd door de Europa 2020 strategie. Het beleid benadrukt acties voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Twee initiatieven binnen de strategie zijn nauw verbonden met het doel van sociale insluiting: Een agenda voor nieuwe vaardigheden en werk •V oor toepassing van de nationale weg naar flexiezekerheid om segmentatie op de arbeidsmarkt te verminderen en het faciliteren van transities en de combinatie werk en gezin •V oor beoordeling en regulier toezicht op belasting- en uitkeringsystemen om werk te laten betalen, met een bijzondere focus op laaggeschoolden, terwijl maatregelen die zelfstandigen ontmoedigen worden opgeheven
Europa 2020 bouwt voort op de ontwikkelingen en vooruitgang bereikt onder de Lissabon - strategie. Het heeft geleid naar de uitvoering door overheden van bijstandshervormingsprogramma’s om een groter deel van hun beroepsbevolking te engageren en te activeren op de arbeidsmarkt.
Youth on the Move Youth on the Move’ richt zich op het beantwoorden van uitdagingen waar jonge mensen mee geconfronteerd worden en hen te helpen om te slagen in de kenniseconomie. Het werd gelanceerd in september 2010 en ‘Youth on the Move’ erkent dat Europa’s toekomstige welvaart afhankelijk is van haar jongeren, en het erkent dat een goede opleiding, een toegankelijke arbeidsmarkt en meer mobiliteit van jongeren fundamenteel zijn voor het bereiken van de ‘Europa 2020’ doelen. Europa 2020 bouwt voort op de ontwikkelingen en vooruitgang bereikt onder de Lissabon strategie. Het heeft geleid naar de uitvoering door overheden van bijstandshervormingsprogramma’s om een groter deel van hun beroepsbevolking te engageren en te activeren op de arbeidsmarkt.
41
Nieuwe wetgeving, gericht op een gereduceerde publieke sector en een sfeer van ‘persoonlijke verantwoordelijkheid’, ‘zorg voor jezelf’, en ‘de markt zal problemen oplossen’ maken het moeilijker steun te vinden voor een interventiegerichte benadering. Uitvoering van Flexiezekerheid
Zware doelen
De Europese raad bereikte in 2007 een akkoord over de volgende uitspraak met betrekking tot sociale zekerheid en werkgelegenheid: ‘dat het een doelbewuste combinatie betreft van flexibele en betrouwbare contractuele voorzieningen, uitgebreide levenslange strategieën, effectief actieve arbeidsmarktbeleid, en moderne, adequate en duurzame sociale beschermsystemen’.
De EU en haar Lidstaten identificeerden enkele duidelijke doelen binnen de arbeidsmarkt en stelden duidelijke hoofddoelen om groei te behalen tijdens moeilijke financiële tijden. Deze doelen omvatten:
Voor het VK, België en Nederland wordt dit aangetoond door belangrijke maatregelen in het afgelopen decennium, maar het is ook aanzienlijk vooruitgegaan door de wereldwijde financiële crisis. Sinds het begin van het project in 2009 zijn de Europese economieën door een aanzienlijke economische crisis gegaan en de impact hiervan wordt nog steeds gevoeld. Dit heeft nationale economieën heel onzeker gemaakt. Bedrijven en werkgevers hebben aanzienlijke veranderingen en beperkingen in werknemersaantallen doorgevoerd om deze uitdaging het hoofd te bieden. Het heeft ook geleid tot de volgende veranderingen voor de arbeidsmarkt, kwetsbare groepen en beschikbare sociale steun: • Capaciteit- en budgetvermindering voor steun aan toegang tot werkmogelijkheden voor benadeelde groepen binnen de arbeidsmarkt. • Nieuwe wetgeving gericht op een gereduceerde publieke sector en een sfeer van ‘persoonlijke verantwoordelijkheid’, ‘zorg voor jezelf’ en ‘de markt zal problemen oplossen’ maken het moeilijk steun te vinden voor een op interventie gerichte benadering.
42
• Het bereiken van een arbeidsparticipatie van 75% • Ten minste 40% van de jongeren moet universitair zijn opgeleid • 20 miljoen minder mensen met kans op armoede
Nationale programma’s VK De bijstandshervormingagenda in het VK begon aan het eind van de jaren 90 met verbetering van de activering van de arbeidsmarkt en had drie hoofdelementen: • Dat ieder lid van de beroepsbevolking met een uitkering deel neemt aan een werkgerelateerde activiteit • Om werk ‘te laten betalen’ door een systeem van belastingvoordelen voor diegenen die gaan werken en voor diegenen met minimumloon, of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang • Aanbod van persoonlijke en op maat gemaakte hulp, gericht op diegenen die het meest benadeeld zijn op de arbeidsmarkt Dit is voortgezet door de beleidsontwikkeling in 2007 en 2009, zoals in het ‘No One Written Off’ (Niemand Word Afgeschreven) van de overheid. Dit legdeeen grotere nadruk op hulp bij werk en verbetering van de werkgelegenheid van de beroepsbevolking, maar ook op invoering van nieuwe uitkeringen, zoals Employment Support Allowance (Uitkering voor Steun bij Werk), toename van de voorwaarden voor andere uitkeringen en toename van resultaten van steunprogramma’s.
Sinds de wijziging van de regering in 2010 is dit proces doorgegaan met de introductie van een ‘Werk Programma’ voor hulp aan langetermijn werklozen op weg terug naar werk. Het programma verlaagt ook uitkeringen en toegang tot vele inkomstenafhankelijke uitkeringen. Op de middellange termijn introduceert het een ’Universeel Krediet’ voor mensen van de beroepsbevolking voor: •V ersimpeling van het systeem om het voor mensen begrijpelijker te maken, en makkelijker te beheren voor personeel • Verbetering van werkprikkels • Een soepelere transitie in en uit werk • Vermindering van werkende armoede • Vermindering van fraude en fouten Nederland In de afgelopen 10 jaar heeft het Nederlandse beleid door een systeem van werkeloosheidsverzekering en sociale bijstand gestreefd naar:
Een aantal recente veranderingen heeft het landschap aanzienlijk veranderd - verandering in uitkeringsystemen betekent dat jongeren onder de 27 jaar nu verplicht aan het werk zijn of onderwijs of een opleiding volgen. De nieuwe werken-naarvermogen wet zal twee steunbudgetten voor mensen met een handicap samenvoegen. Mensen worden naar hun productiviteit ten opzichte van het minimumloon geclassificeerd. Tegelijkertijd worden de aanvankelijke budgetten voor uitvoering van deze wetten aanzienlijk verminderd (met 2 miljard Euro). De mensen die een WWB uitkering ontvangen, moeten nu deelnemen aan een activiteit gedurende minstens 20 uur per week. Deze deelname is primair gefocust op het bereiken van financiële onafhankelijkheid en op het stabiliseren of verbeteren van deelname op de arbeidsmarkt. Het ultieme doel is dat mensen niet langer financiële steun nodig hebben van de gemeente. Belastingkrediet zal waarschijnlijk in de komende 15 jaar langzaam verdwijnen.
•V ermindering van de stroom naar langetermijn uitkeringafhankelijkheid en aanmoediging tot uittreden uit uitkeringen. •V erbetering van de mogelijkheden om werk en zorgverantwoordelijkheden in evenwicht te krijgen, en, •V ermindering van vroege pensionering op de arbeidsmarkt Het rationaliseerde de diensten die de uitkering uitbetaalden en steun leverden aan werkeloze inwoners door de creatie van Centra voor Werk en Inkomen, en de ontwikkeling van uitvoerende instellingen die verantwoordelijk waren voor herintredende werkernemers op de arbeidsmarkt. Er werden verbeteringen gemaakt in de toegang tot, en de invoering van belastingvoordelen en prikkels voor werkgevers om oudere werknemers aan te houden. 43
Lidstaten moeten optreden om economieën en gemeenschappen aan te passen als reactie op de economische crisis; en ze dienen hun op kennis en innovatie gebaseerde economieën te ontwikkelen door steun te geven aan duurzame en inclusieve groei. In België Vanaf eind jaren 90 voerde de Belgische overheid een serie aan veranderingen door dat meer nadruk legde op de opleiding van mensen met een uitkering om hun vaardigheidsniveau te verhogen en om mensen te steunen bij de overgang naar werksectoren met vaardigheidstekorten. Er was ook steun voor werkverschaffing binnen de sociale sectoren. Werkgevers werden met belastingsvoordelen aangemoedigd om personeel aan te nemen. In de laatste tien jaar heeft België vergelijkbare veranderingen toegepast in de arbeidsmarktsteun en het uitkeringsysteem als andere partnerlanden, met strengere eisen voor uitkeringsontvangers om werk te zoeken en de aanmoediging van ouderen om op de arbeidsmarkt te blijven. Er is ook een vermindering van beschikbaarheid van sommige uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen kunnen bijvoorbeeld pas worden aangevraagd na 39 weken, en beperkte toegangsvoorwaarden voor bepaalde sectoren en beroepsgroepen zijn ingetrokken. De overheid heeft ook werksubsidies ingevoerd om stages aan te moedigen voor werkzoekenden die hun opleiding hebben voltooid en er zijn loontoeslagen voor gedeeltelijk afgekeurde mensen die gaan werken en een baan aannemen.
Wie zal de impact voelen?
De veranderingen zijn vaak gericht op de beroepsbevolking en diegenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan; en ook op initiatieven die gericht zijn op de aanmoediging van werkgevers om mensen aan te nemen. Tegelijkertijd proberen de lidstaten een steunsysteem te handhaven dat betaalbaar is voor de belastingbetaler. De verschillende veranderingen die worden toegepast in elk van de partnersteden hebben een sterke band met de aannames in de Europa 2020 strategie – dat Lidstaten moeten optreden om economieën en gemeenschappen aan te passen als reactie op de economische crisis; en hun op kennis en innovatie gericht gebaseerde economieën ontwikkelen door steun te geven aan duurzame en inclusieve groei.
De resultaten
De resultaten van al deze veranderingen zijn gaande, terwijl hervormingsprogramma’s zich blijven ontwikkelen en veranderen. De resultaten van oktober 2011 zijn nog niet bekend, terwijl het economische klimaat beperkte werkgroei en stijgende werkeloosheidsniveaus blijft vertonen. Meer informatie over bijstandshervorming in de EU kan worden gevonden op de website van het EU Directoraat van Werkgelegenheid en Sociale zaken: www.ec.europa.eu/social
44
Case Study
Inclusie als opdracht Het Supporting People- programma in Southampton Achtergrond In Southampton biedt het Support People programma huisvesting voor mensen die kwetsbaar zijn of waarvan vastgesteld is dat ze niet in staat zijn zelfstandig te leven zonder advies, hulp of opleiding in de ontwikkeling van vaardigheden of het voeren van hun eigen huishouding. Het Supporting People- programma begon in 2003 met het samenbrengen van zeven huisvestinggerelateerde geldstromen van de gehele centrale overheid. Het is sindsdien een volkomen gedecentraliseerd programma geworden en het wordt beheerd door 152 hoofdautoriteiten die volledig naar eigen goeddunken hun fondsen kunnen besteden om zo goed mogelijk te voldoen aan lokale behoeften. De vijfjaren- strategie van Supporting People in Southampton (2005-2010) werd ontwikkeld op het moment dat plaatselijke autoriteiten voor het eerst beschikking kregen over deze budgetten. De strategie stelde vast wat de prioriteiten van de diensten waren en hoe deze in Southampton zouden worden bereikt. Het stellen van prioriteiten voor de diensten maakte de strategische doelen van zowel het programma als de stad bereikbaar, terwijl de middelen verstandig werden geïnvesteerd. Er werd ook gehoopt dat het bereiken van een beter rendement de mogelijkheid zou bieden om duidelijk te maken dat investeren in ondersteunende diensten op lange termijn zorgt voor besparing op organisatorische (plaatselijke autoriteiten, zorg, proeftijd, etc.) middelen.
Herbeoordeling van dienstverlening aan daklozen In 2005 startte de vicepremier het ‘Value Improvement Pilot programme’ (waardeverbetering proefprogramma). Het programma vroeg de autoriteiten van Supporting People-financiering om offertes voor stelsels die efficiëntie zouden verzekeren door een herbeoordeling van inkoop, aanbesteding en contractmanagement. Het stelsel richtte zich op de substantiële verbetering van resultaten voor dienstgebruikers. In Southampton richtte de proef zich op het behalen van meerwaarde uit projecten die daklozen en kwetsbare mensen ondersteunden, door de ontwikkeling van een inschatting van mogelijkheden om de beste diensten te bereiken die kunnen voldoen aan aangetoonde behoeften, tegen de beste prijs voor de lokale overheid.
Het programma in Southampton had twee hoofddoelen: •D e inbedrijfstelling van diensten, gebaseerd op bewezen huisvesting en gerelateerde steunbehoeften •O ptimalisering van de rentabiliteit van hulpdiensten en beheer van het Support People programma binnen het budget 45
Dienstverlening voor daklozen werd als doel van de proef gekozen om de volgende redenen: a) Moeilijkheden in het management van de dienstverlening van daklozen, waaronder 30 verschillende diensten die geleverd worden door 11 verschillende organisaties, met weinig samenwerking tussen naburige overheden. Dit resulteerde in moeilijkheden met de dienstverlening aan daklozen die van gebied naar gebied trekken. b) Er waren hoge provisiekosten (2 miljoen pond per jaar – 12.5% van het budget) met weinig investering in preventieve en herhuisvestingdiensten. Strategische en operationele problemen zijn onder andere: • 74% van de vertrekken uit hostels waren niet gepland. • 59% herhaalde dakloosheid. • Er is geen centrale database over inwoners of hun hulpbehoeften met verschillende benaderingen van toegangsbeheer tot hostels. • Het percentage inwoners dat doorstroomt naar onafhankelijk gevestigde accommodaties was slechts 11%. Dit wijst er op dat er weinig aandacht was voor het vinden van langere termijn oplossingen voor dakloosheid.
46
Er waren hoge provisiekosten (2 miljoen pond per jaar – 12.5% van het budget) met weinig investering in preventieve en herhuisvestingdiensten
Prestaties worden bijgehouden ter bepaling van effectieve operationele praktijken en ter indicatie van veranderende behoeftepatronen Het nieuwe model
DIENSTVERLENINGSMODEL VOOR DAKLOZEN Toegang (SHPT)
Noodopvang (evaluatiecentrum)
Gespecialiseerde dienstverlening (intensief)
Bemiddeling, heraansluiting en doorverwijzing Algemene dienstverlening (levensvaardigheden)
Tijdelijke ondersteunende dienstverlening
Zelfstandig wonen Na een consultatieperiode, waarbij huidige en voormalige dienstgebruikers betrokken waren, werd een nieuw dienstverleningsmodel ontworpen dat een enkele toegang bevatte met een eerste beoordeling, gevolgd door doorverwijzing naar een reeks diensten. Deze diensten zijn o.a.: •P reventieve diensten waaronder huisvestingsadvies, hulp bij het hoofd boven water houden, heraansluiting en bemiddelingsdiensten •A lgemene ondersteunde huisvesting voor behoeften van laag niveau, waaronder ontwikkeling van leefvaardigheden. •G especialiseerde ondersteunde huisvesting voor het leveren van intensievere hulp voor behoeften die gerelateerd zijn aan leeftijd, geestelijke gezondheid, drugsmisbruik of fysieke handicap. •N oodopvang, indien nodig op die specifieke dag.
Toegang tot diensten wordt nu beheerd door het Street Homeless Prevention Team SHPT, (Straat Daklozen Preventieteam) met dienstverlening die wordt uitbesteed en gegund door een 3-jarig contract. Met de invoering van een enkel aanspreekpunt, een eerste beoordeling en effectieve cliëntgegevens, konden op maat gemaakte paden worden aangelegd en door alle dienstverleners worden ondersteund. De verzameling van gegevens maakte verfijning mogelijk ter verbetering van de efficiëntie en om veranderende behoeftepatronen te identificeren. Prestaties worden bijgehouden voor identificatie van effectieve operationele praktijken en ter indicatie van veranderende behoeftepatronen.
47
Door het herontwerp van de voorziening werdenmeerdere gescheiden diensten samengebracht om samen te werken. Door deze diensten samen te voegen waren een betere coördinatie en flexibeler gebruik van middelen mogelijk, bijvoorbeeld een enkele dienst die gebruik maakt van een enkele beoordeling en hulpplanningsysteem, zodat informatie met de inwoner meereist. Daardoor wordt een effectieve en positieve relatie met de persoon behouden.
De uitvoering door dienstverleners wordt gecontroleerd en iedere prestatie onder of boven de maat wordt bestudeerd om vast te stellen wat een effectieve uitwerking heeft of wat de oorzaken zijn voor gewijzigde vraagpatronen. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt als informatie voor toekomstige dienstopzet en eventuele beslissingen om de mate van investering te vergroten of verminderen.
De Supporting People uitbestedingcyclus INKOOPSTRATEGIE STRATEGISCHE BEOORDELING / ANALYSE - Start - Vereisten- analyse - Onderzoeken en verfijnen - Opties - Nieuw dienstverleningsmodel schetsen - Overleg
- Markt- en uitgaveanalyse - Waardebepaling en redenen van opties - Contractpakketten - Servicespecificatie ontwikkelen - Overleg - Bouwen van capaciteit - Contractstrategie
PROCES VAN AANBESTEDING - Evaluatie-eisen ontwikkelen - Beoordelings-/interviewpanel selecteren - Oproep voor offertes - Offertes ontvangen en beoordelen
UITBESTEDINGSCYCLUS TOEWIJZING VAN CONTRACT
CONTRACTUITVOERING - Contractuitvoering - Vergaderingen - Vergaderingen van belanghebbenden - Toezicht overeenkomen - Afspraken - Overdracht aan contractbeheer
CONTRACTBEHEER
- Interviews - Contract toewijzen - Communicatie & feedback
- Service ontwikkelen - Beheer van kwaliteit en levering - Aanbieder van relatiebeheer
Voor meer informatie over het Supporting People programma in Southampton, ga naar
http://www.southampton.gov.uk/living/adult-are/Help_and_support_for_independent_living/supportingpeople.aspx Of neem contact op met -
[email protected]
48
Case Study
Duurzaam aanbesteden Van verplichting tot toewijzing van contracten
Geschiedenis
DAAD
Sinds 1996 heeft Rotterdam de 5%-regeling toegepast. De regeling wordt toegepast om het aantal werkelozen te verminderen. Het initiatief stelt dat elk bedrijf dat inschrijft op uitbestede orders van Rotterdam, voor elk bedrag groter dan €225.000, verplicht is om een minimum van 5% van dat bedrag te besteden voor het aanbieden of scheppen van werkgelegenheid voor:
Voor de daadwerkelijke uitvoering van taken die samengaan met de invoering van de 5%-regeling, zoals het vinden van geschikte kandidaten of de opleiding van kandidaten, kunnen plaatselijke werkgevers zich voor hulp richten tot DAAD.
• Mensen die momenteel in de bijstand zitten • Stagiaires of mensen die stage lopen •M ensen die onder de Wet Sociale Werkgelegenheid vallen (WSW) Voor investeringsprojecten kan een akkoord worden bereikt over een 7,5% over de lonen in plaats van de 5% over het hele bedrag. In 2009 werd de 5%-regeling opgenomen in het duurzame inkoopbeleid van de gemeente. Dit beleid is gericht op: • Integratie van duurzame oplossingen in alle strategische en ondersteunende inkoopprocessen • Het leveren van een substantiële bijdrage in het behalen van werkgelegenheidsdoelen • Integratie van omgeving en sociale aspecten in het inkoopproces.
DAAD is het dienstcentrum voor werkgevers in Rotterdam en het is een combinatie van de private sector, gemeente en UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Omdat het werkaanbod vaak niet met de vraag overeenkomt, spant DAAD zich specifiek in om dit gat op de regionale arbeidsmarkt te dichten, in samenwerking met Rotterdamse bedrijven. Als een dienstencentrum voor werkgevers zet DAAD zich ten eerste in om hen te helpen bij hun vraag naar personeel. Naast het bieden van steun, houdt DAAD toezicht op de correcte invoering van de 5%-regeling. DAAD rapporteert hierover en geeft advies. De kandidaten worden voor een minimum van 6 maanden ingezet. Als een dienstverlener niet voldoet aan de overeengekomen prestatie- indicatoren wordt een deel van de betaling ingehouden.
Als de gemeente haar diensten volledig of gedeeltelijk laat leveren door werkzoekenden in de sectoren waarin zij opereert en haar diensten inkoopt, zullen niet alleen de diensten worden geleverd, maar zal er ook sprake zijn van een vermindering in het aantal mensen dat aanspraak maakt op Uitkeringen. Er zullen ook verhoogde activeringsniveaus zijn en studenten kunnen het werkgedeelte van hun beroepsopleiding vervullen. Daarbij hebben werkgevers toegang tot een grotere groep potentiële nieuwe werknemers met een breder scala aan vaardigheden en ervaring.
49
Het aantal posities dat door de 5%-regeling gevuld wordt met voormalig uitkeringontvangenden is gestaag gegroeid Begunstigden • Mensen die 6 maanden als werkzoekende geregistreerd staan • Studenten die gerichte opleiding combineren met werk • Stagiaires/mensen die onder de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) vallen. Deze wet is bedoeld om mensen te steunen die alleen onder aangepaste omstandigheden kunnen werken en als zodanig zijn aangewezen.
Proces • De gemeente voert de 5%-regeling in en weegt de sociale aspecten van het aanbestedingsproces • De dienstverleners integreren kandidaten van de doelgroep in hun dienstverlening • DAAD selecteert, bemiddeld en traint kandidaten en houdt toezicht, rapporteert en bestraft betrokken bedrijven
50
Resultaten in het kort TDe 5%-regeling heeft zich aanzienlijk ontwikkeld door praktische overeenkomsten met dienstverleners. Het aantal posities dat door de 5%-regeling gevuld wordt met voormalig uitkering ontvangende is gestaag gegroeid. • 1996 - 2002: 200 - 225 per jaar • 2003 - 2009: 400 - 450 per jaar Aantal gevulde plaatsen in 2010: 522 €571.000.000 ishet totaalbedrag aan gemeenteorders waarop de 5% toepasbaar was in 2010. Projectvoorbeelden: • Woonwijken • Renovatie van het Erasmus MC • Schoonmaken van gemeentelijke gebouwen
Ontwikkelingen en spin-offs • Geprivatiseerde diensten die vroeger geleverd Werden door de lokale autoriteiten, zoals het plaatselijke openbaar vervoerbedrijf RET en Haven HbR, hebben de 5% regeling aangenomen en passen het ook op hun inkoopproces toe • Als resultaat van de successen in Rotterdam hebben andere steden (Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Maastricht) besloten vergelijkbare praktijken te integreren • Grote consortia (publiekprivate partnerschappen) hebben ingestemd om de 5%-regeling vrijwillig toe te passen, bijvoorbeeld het consortium voor renovatie van het Erasmus MC, geleid door bouwbedrijf Ballast Nedam • Aannemers (zoals Sodexo) hebben de 5%-regeling geadopteerd en ingevoerd in hun eigen inkoopbeleid en/of voor hun onderaannemers en leveranciers
• In mei 2011 besloot de nationale overheid dit initiatief te volgen. Vanaf 1 juli 2011 zal de overheid werk voor doelgroepen toevoegen aan aanbesteding van elk bedrag boven de €250.000. De nationale overheid en de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) bespreken nu hoe ze hierin kunnen samenwerken • In 2010 is een proef gestart met het bekijken van de randvoorwaarden voor de weging van de inspanning in de creatie van werkgelegenheid als criterium voor het inkoopproces. De 5%-regeling blijft bestaan, maar inschrijvende bedrijven kunnen extra punten scoren door hun inspanning voor het aanbieden en creëren van werkgelegenheid voor de doelgroepen. De extra punten zouden hun kansen bevorderen in het inkoopproces. Dit stimuleert innovatie van de bedrijfssector in het opstellen van wederzijds bevorderlijke werkschema’s • Dit beleid wordt in 2011-2012 ingevoerd
www.5procentregelingrotterdam.nl www.daadwerkt.nl
51
Case Study
Publiek private partnerschappen overbruggen de kloof op de arbeidsmarkt Achtergrond Roteb is een gemeentelijke afvalverwerkings-, schoonmaak- en productiedienst in en om Rotterdam. Het werd opgestart in 1876. Roteb bied inwoners van Rotterdam werkgelegenheid in het behoud van een schone stad en creëert op deze wijze aantrekkelijke leefomstandigheden en een sociaal klimaat. Het aangeboden werk is geschikt voor de geïdentificeerde doelgroepen en komt tegemoet aan een reële vraag van de arbeidsmarkt. De doelgroep is de inwoners die hulp zoeken op hun weg naar sociale onafhankelijkheid. Ze hebben permanente of tijdelijke steun nodig bij het betreden van de reguliere arbeidsmarkt, om daar te blijven of bij tijdelijke opleiding/ werkervaring. Mogelijk zijn ze niet in staat de reguliere arbeidsmarkt te betreden en hebben ze werkvoorziening of een veiligheidsnet nodig waar zij actief kunnen blijven, indien nodig. Roteb heeft aangepaste werkplekken die passen bij de vaardigheden van haar werknemers en stagiaires, en het heeft de opleidingsprogramma’s aangepast om te voldoen aan de eisen van werkgevers. Alle bedrijven van Roteb (de Robedrijven) leveren op maat gemaakt werk voor hun werknemers. Zij bieden werk of werkgerelateerde opleidingsmogelijkheden met een breed scala aan opties, bijvoorbeeld schoonmaakwerkzaamheden; tuinbouwindustrie; metaalindustrie; callcenter-werk en logistiek. Afhankelijk van de vaardigheden en capaciteiten van de deelnemer kunnen deze mogelijkheden buiten het bedrijfsterrein worden aangeboden op een andere locatie van een werkgever, in een beschermde omgeving of vanuit huis. Potentiële kandidaten hebben toegang tot het Robedrijf via de werkpleinen waar de gemeentelijke afdeling voor sociale zaken en werkgelegenheid samenwerkt met het UWV-werkbedrijf
52
Van de 5100 werknemers die bij de Robrijven werken is 37% ambtenaar, 43% zijn mensen met een handicap en 20% zijn mensen uit andere doelgroepen (mensen met een uitkering, drugsmisbruik en ex-delinquenten).
Robedrijf Baan en Markt Robedrijf Baan & Markt biedt geschoold personeel voor verschillende sectoren binnen de arbeidsmarkt, door opleiding van werknemers in erkende sectoren en beroepen. Robedrijf ontwikkelt zijn opleidingsprogramma’s (Jobtracks) in samenwerking met haar bedrijfspartners om ervoor te zorgen dat stagiaires en opleidingsprogramma’s voldoen aan de eisen van de bedrijven.
Als personen hun opleidingsprogramma hebben doorlopen en voldoende inzetbaar zijn, stromen ze door naar rechtstreekse werkgelegenheid met de bedrijfspartners. Waar nodig houdt een werkcoach contact met de werknemers op hun nieuwe werkplek.
Robedrijf ontwikkelt opleidingsprogramma’s (Jobtracks) in samenwerking met haar bedrijfspartners om ervoor te zorgen dat stagiaires en pleidingsprogramma’s voldoen aan de eisen van de bedrijven.
Het Business Model
CONCEPT • Een Robedrijf is een samenwerkingsverband met ondernemers, gebaseerd op de vraag zoals aangegeven door de sectoren zelf. Het doel is om tegemoet te komen aan de arbeidsbehoefte van Roteb, de gemeente en ondernemers. • De rol van Roteb: functiespecifieke training op het werk en in een werkomgeving; stages. • De rol van ondernemers: het bieden van kennis (markt, beheer, verdere training), vacatures aanbieden en vullen.
PROCES Instroom-voorselectie basistraining training-op-het-werk bemiddeling uitstroom naar partner
VITALE STERKTE-INDICATOREN • Bepaalde bedrijfstak / sectorspecifieke kwalificaties • Gericht op reële, berekende marktvraag • Meetbare orderportefeuille voor Robedrijf (binnen Roteb/gemeente/markt) • Meetbare werkstroom, gebaseerd op langetermijn contracten • Stimulerende werk- en leeromgeving (rijkaan inhoud)
Geschiedenis Robedrijf Baan & Markt begon in 2008 met de twee pilots RoFood en RoClean. Na een periode van experimenteren werd een businessmodel ontworpen om de ontwikkeling van andere opleidingswegen te faciliteren. Het businessmodel, zoals hieronder getoond, heeft betrekking op het concept, processen, vitale sterkte-indicatoren en kwantitatieve controlegegevens (kostenbatenanalyse) en functioneert als een raamwerk voor toekomstige bedrijfsplannen. In 2011 waren de volgende Jobtracks operationeel: - RoFood – samenwerking met cateringbedrijven - RoClean – samenwerking met schoonmaakbedrijven - RoLogistics – samenwerking met transport- en logistiekbedrijven - RoBouw – samenwerking met bouw-, metaal-, hout -en elektronicabedrijven - RoSecurity – samenwerking met beveiligingsbedrijven - RoCare – samenwerking met zorgbedrijven - RoEntree – samenwerking met callcenter bedrijven
CONTROLEGEGEVENS • Calculatie basistraining + training op het werk • Calculatie bemiddeling • Een berekening van de uitvalratio in iedere fase van het proces • Voordelen: gecalculeerde besparingen op sociale zekerheid + sociale winst
53
Roteb: een jaar in één oogopslag (voorbeelden) Opbrengst Schoon: -273.000 ton afval verzameld -223.000 ton niet recyclebaar afval -18.000 ton papier -7.000 ton glas -25.000 ton overmaats afval -267.000 bezoekers van recyclingstations -10.000 bezoekers Piekfjn (gerecyclede goederenwinkel) Opbrengst Schoon - 80.000 fietsen - 1.600.000 caravanraamopeners - 1.900.000 Hedera (klimop)planten gekweekt - 100.000 kerstpakketten - 10.000.000 kopieën voor de gemeente - Prototypes voor miniwindmolens, LED – verlichting Opbrengst werk: - Verhoging in geschoold potentieel werkaanbod - 500 mensen (50%) (her)betreden regulier werk via Robedrijf - Besparing van openbare uitgaven: €9m (500 zonder uitkering) - Een hefboomeffect: - Zorg, veiligheid, betrokkenheid, stabiliteit, ontwikkeling - Verminderde belastingdruk
54
- Vermindering van andere sociale en zorguitgaven - Meer koopkracht = meer uitgaven = groeiende economie
Robedrijf Baan & Markt: jobtracks (voorbeelden)
RoLogistics (3 – 6 maanden) RoLogistics richt zich op banen in de logistiek: Magazijnmedewerker, heftruckchauffeur, taxichauffeur, vrachtwagenchauffeur, vuilniswagenchauffeur. Kandidaat-taxichauffeurs bijvoorbeeld leren op het werk bij Flex, een bedrijf dat gebruik maakt van geëxploiteerde elektrische tuk-tuks. Roteb Opleidingscentrum levert de basisopleiding. Het Rotterdamse Taxi Bedrijf biedt 60 banen aan succesvol opgeleide kandidaten per jaar. De transfer naar het interne opleidingscentrum van het Rotterdams Taxi Bedrijf is naadloos. RoFood (3 maanden) RoFood richt zich op banen in de cateringindustrie. Kandidaten krijgen hun opleiding op het werk in één van de kantines van de gemeente. Roteb Opleidingscentrum levert de basisopleiding. Succesvol opgeleide kandidaten kunnen een baan krijgen bij de cateraar Sodexo, of andere cateringpartners. De transfer naar verdere opleiding is naadloos.
Case Study
Van efficiënt naar effectief Human Being Management Human Resources, ik vind het een vreselijk woord. Het verwijst naar economische middelen die worden weggegooid na gebruik. Een middel is een ding. Ik ben geen ding maar een ‘persoon’. Er ligt te veel nadruk op mensen als economische wezens. We zijn veel meer dan dat? Henry Minzberg, oktober 2010.
De Rotterdamse RDM Campus en de Arbeidsmarktmeester hebben een cursus Human Being Management ontwikkeld. Het doel van de opleiding is om kennis, inzicht en vaardigheden te leveren met de volgende onderdelen: • Een ander zicht op de vraag van de arbeidsmarkt en bedrijfsprocessen • Ontdekking van nieuwe manieren voor verbinding met de kwaliteiten van de beroepsbevolking • Bepaling van de bijdrage en toegevoegde waarde van een duurzaam personeelsbeleid. • Goed werkgeversadvies Een spin-off is dat werkgevers contacten opdoen met andere professionele organisaties, ervaringen kunnen uitwisselen, een gezamenlijke visie ontwikkelen en leren om verschillende doelen te combineren. De opleiding is momenteel gericht op accountmanagers, tussenpersonen, adviseurs, stagebegeleiders en ander personeel dat in direct contact staat met bedrijven/werkgevers. In een later stadium zal de opleiding worden omgevormd en aangepast voor personeelsmanagers.
Werkgevers doen contacten op met andere professionele organisaties en kunnen ervaringen uitwisselen Een module van de Rotterdamse Universiteit loopt samen met de opleiding. Vierdejaars studenten zullen een gedetailleerde beoordeling maken met intakegesprekken, procesvergaderingen, exitvergaderingen en werkgeversgesprekken.
55
Het bureau Arbeidsmarktmeester Het bureau Arbeidsmarktmeester is een strategische samenwerking tussen de stad Rotterdam en de Vereniging van Nederlandse Ondernemers – Nederlands Collectief Werkgevers (VNO-NCW). Het bureau Arbeidsmarktmeester start en coördineert projecten en vergaderingen om participatie op de arbeidmarkt in Rotterdam te vergroten. Het bureau Arbeidsmarktmeester ontwikkelt nieuwe projecten, stimuleert bedrijven in aanpassing van hun bedrijfsprocessen voor een betere afstemming van de arbeidsvraag en arbeidsaanbod (bijvoorbeeld mensen met een uitkering) en stimuleert de gemeente en opleidingsinstituten in marktoriëntatie.
RDM Campus RDM was oorspronkelijk een scheepswerf bestaand uit industriële en dokgebouwen van de ‘Rotterdamsche Droogdok Maatschappij’, maar nu staat de afkorting RDM voor: Research, Design & Manufacturing, een samenwerkingsverband tussen het Albeda College, de Rotterdamse universiteit en Rotterdams Haven Autoriteit. RDM is gevestigd in Heijplaat, dat centraal gelegen is in het Rotterdams havengebied. Het gebied is gemakkelijk bereikbaar
56
vanaf de stad door de snelle ferry ‘’Aqualiner’’. De RDM Campus omvat verschillende faciliteiten waaronder; • Innovatie Dok – een monumentale industriële hal van 23.000m2 • ‘Droogdok’ – het voormalige hoofdkantoor van de RDM • ‘Dokhaven’, medegefinancierd door het Europese Regionale Ontwikkelingfonds De RDM Campus biedt; • Een plaats waar studenten en bedrijven samenwerken in een open omgeving en zich richten op nieuwe economische activiteiten en duurzame en innovatieve oplossingen voor de markten Building, Moving & Powering • Een plaats voor middelbare en hogere beroepsopleidingen onder hetzelfde dak, met genoeg ruimte voor experimenten en praktijkonderzoek • Een plaats voor bedrijven, innovatieve en creatieve productie-industrie • Een plaats voor evenementen, vergaderingen en conferenties
Financiering Beide partijen hebben tijd gestoken in het opzetten van de opleiding. De gebruikskosten worden gedekt door betaling van deelnemers.
Een ouder wordende bevolking en een groeiende economie zullen leiden tot personeelstekorten op meerdere gebieden, terwijl Rotterdam nog steeds te maken heeft met een groot deel van de beroepsbevolking dat niet werkt. Tijdlijn De tijdlijn van een individuele cursus is 35 uur, waarbij 5 dagen met lezingen en thuisstudie is inbegrepen. Opleiding 1: 5 dagen in de periode tussen 23 september 2010 en 27 januari 2011 Opleiding 2: 5 dagen in de periode tussen 11 november 2010 en 24 februari 2011 Opleiding 3: 5 dagen in de periode tussen 7 april 2011 en 16 juni 2011 Opleiding 4 zal starten in de herfst van 2011. Het project wordt voortgezet zolang er genoeg inschrijvingen zijn.
Achtergrond De arbeidsmarkt is grotendeels zelfregulerend, maar er zijn onvolkomenheden aan zowel de vraagals de aanbodzijde. Om deze onvolkomenheden te markeren maakt de opleiding gebruik van het concept van “Inclusieve Economie” of “Inclusieve Arbeidsmarkt”. Een integratiegerichte economie houdt rekening met de economische, sociale en onderwijsarbeidsopbrengsten, en de kosten als gevolg van exclusie en niet-deelname in deze drie gebieden. Vooral grote bedrijven implementeren al Corporate Social Responsibility (CSR), 3P’s (People, Planet, Profit) en maatschappelijke betrokkenheid. Dit beleid komt voort uit idealisme, maar heeft
Er is een toenemende interesse in het meten van gevolgen (invloed in de maatschappij) in plaats van prestaties (resultaten ten opzichte van bedrijfsdoelstellingen). Wat onderontwikkeld blijft binnen het concept van CSR is de mensen-factor; duurzaam management van het menselijk kapitaal. Een ouder wordende bevolking en een groeiende economie zullen leiden tot personeelstekorten in meerdere gebieden, terwijl Rotterdam nog steeds te maken heeft met een groot deel van de beroepsbevolking dat niet werkt. Veel bedrijven en organisaties ervaren een stagnatie in de doorstroming van hun personeel. Werknemers werken op een niveau onder hun mogelijkheden en opleiding en zijn niet in staat hun talenten te ontwikkelen. Tegelijkertijd onthouden ze werkplaatsen van diegenen waarvan de vaardigheden overeenkomen met de functie-eisen. Jongeren stoppen met hun opleiding door het gebrek aan contextrijke leeromgevingen. We weten dat werkende mensen zich aanzienlijk gezonder voelen dan werklozen, en ze zijn minder afhankelijk van gezondheidszorg. Het onderliggende probleem is dat bedrijfsvoering zich focust op efficiëntie in plaats van effectiviteit. Bedrijven kunnen meer van hun potentiële personeel benutten door het herformuleren van hun behoeften en door het aanpassen van hun bedrijfsprocessen en werving op basis van de vraag. Werk is een toegevoegde waarde in het proces van het genereren van business. Werk heeft echter meer functies en werkgevers zijn meer dan productieve bronnen. Mensen zijn ook de dragers van een bedrijfscultuur (wezenlijke motivatie) en ze bezitten vaardigheden. Dit is samen met de overgang naar stages essentieel voor de continuïteit van het bedrijf.
57
Inhoud Tijdens de cursus leren deelnemers hoe zij een ‘bedrijfsfluisteraar’ worden; adviseurs die geschoold zijn in de overgang van human resource naar mensenmanagement.
• Analyse boeken
Dag 1: Denk nieuw
• Werkplan
• Introductie inclusieve economie • Trendwatcher • Vraag naar verandering • Meesterschap, vaardigheden, productiviteit Dag 2: Bedrijfs-DNA • Herkennen van indicatoren en artefacten • Het lezen van bedrijfsvoering • Echtheid jaarrapport • Kansen en mogelijkheden • Lobby Dag 3: De kunst van communicatie • Van dialoog naar creatie • Actieve inter-persoonlijke communicatie • Omgaan met teleurstellingen • Overtuigen om op een andere manier te kijken • Stimuleren van ontwikkeling
58
Dag 4: Implementatie • Identificeren van toekomstige banen • Jobtracks, jobcarving en andere instrumenten • Toegevoegde waarde
Dag 5: Terugkoppeling • Praktische ervaringen • Intervisie
http://www.rdmcampus.nl/english#RDM http://www.rdmcampus.nl/agenda/start-trainingHuman-being-management
Case Study
De werkgelegenheid voor mensen met een handicap in de stad Gent Gedreven door de behoefte om diensten te verbeteren voor mensen met een handicap heeft de stad Gent in België haar werkgelegenheidsbeleid onderzocht en een aantal activiteiten ondernomen. In deze case study zal het proces dat onze medewerkers hebben doorlopen en hun voortgang tot nu toe worden uitgelegd.
De Business Case De stad Gent in België heeft gewerkt aan het verbeteren van diensten voor gehandicapte mensen. Werkgelegenheid voor mensen met een handicap, als een fundamentele factor in sociale exclusie, is een onderdeel hiervan. De stad probeert een voorbeeldfunctie te hebben en heeft haar eigen interne werkgelegenheidbeleid onderzocht, met als uitgangspunt een personeelsbestand dat meer representatief is voor de inwoners van de stad. De gemeente Gent heeft 4.973 werknemers in dienst (exclusief leraren). Gebaseerd op het principe van een representatief personeelsbestand (4,5% van de beroepsbevolking in Vlaanderen heeft een handicap) zouden er in een ideale situatie 200 werknemers met een handicap in dienst moeten zijn bij de gemeente Gent. In het begin van 2011 waren er 59 werknemers als gehandicapt aangemerkt door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Intern onderzoek heeft aangetoond dat deze werknemers voornamelijk werkzaam zijn in de lagere of uitvoerende werkniveaus, en grotendeels ouder zijn dan 50 jaar. Onderzoek heeft ook aangetoond dat werkzoekenden met een handicap niet de neiging hebben om de lokale overheid als een potentiële werkgever te zien. Deze visie werd gezien als zorgwekkend, omdat de lokale overheid een voorbeeldrol moet aannemen, niet winstgedreven is, en groot genoeg is om ondersteuning te bieden.
Aanpak Als startpunt heeft de gemeente Gent gekozen voor een doelstelling van 2% (het wettelijke verplichte minimum in België) werknemers met een handicap – met als doel om dit aantal in de toekomst eventueel te verhogen binnen de organisatie,via lopende werkzaamheden met belanghebbenden.
Werkgroep Om het proces te starten hebben de projectmedewerkers een werkgroep gevormd. De werkgroep had als doel het onderzoeken van de situatie en het informeren en vergroten van de bewustwording bij belanghebbenden. Een interne groep medewerkers met een handicap binnen de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie heeft deze taak op zich genomen. De werkgroep was samengesteld uit werknemers van verschillende departementen, het Bureau van Schepenen, individuele werknemers met een handicap en vertegenwoordigers van vakbonden. De werkgroep kreeg duidelijke doelen en opdracht voor het ontwikkelen van beleidvoorstellen voor verbetering.
Het doel van het realiseren van volledige toegankelijkheid werd gezien als een wezenlijk onderdeel van economische en sociale ontwikkeling voor iedereen. Gesprekken met individuele diensten hebben ook een hoofdrol gehad in het proces. Deze omvatten: carrière- en opleidingdiensten, werving en selectie, interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, en de eenheid voor personen met een handicap.
59
De betrokkenen met een handicap waardeerden het dat gesprekken mét hen werden gehouden, in plaats van óver hen. Acties De werkgroep heeft een aantal aanvullende acties ondernomen om onderstaande problemen te begrijpen: • Een vertrouwelijke enquête onder medewerkers met een handicap over hun ervaringen en behoeften. Dit onderzoek gaf waardevolle informatie, tips en problemen die de groep motiveerden. De betrokkenen met een handicap waardeerden het dat gesprekken mét hen werden gehouden, in plaats van óver hen. • Een informatie- en introductiebijeenkomst tussen relevante tussenpersonen gerelateerd aan het aanstellen van personen met een handicap en stadsdiensten. De bijeenkomst was een positieve ervaring voor alle betrokkenen. • Een lunch voor gemeentepersoneel met individuele getuigenissen van medewerkers met een handicap en achtergrondinformatie over ondersteunende diensten en collega’s. Deze sessie gaf bruikbare voorbeelden en een realistische erkenning voor de legitieme vragen, zorgen en negatieve ervaringen van de betrokkenen. • Een literaire beoordeling en interviews met relevante derde partijen betreffende werkgelegenheidsbeleid en redelijke aanpassingen voor personen met een handicap op de werkplek. • Een onderzoek van grote schaal naar het aantal, de functie en het werkniveau van werknemers met een handicap bij de gemeente. Opgenomen is een aanvullende open vraag: ”Heeft u vragen of tips over gelijke kansen?” De gemeentelijke enquête is verzonden naar 5.025 werknemers met een succesvolle respons van 62%. Hiervan hebben 168 personen aangegeven een (beroeps-) handicap te hebben, of in het bezit te zijn van een diploma van het speciaal onderwijs.
60
168 medewerkers die voldoen aan de criteria is gelijk aan een percentage van 3,34% (1,3% meer dan het wettelijke minimum van 2%) Over het algemeen was de reactie op de enquête positief, al was er enige bezorgdheid over de vertrouwelijkheid van de resultaten. De resultaten van de vragenlijst moeten nog verder worden onderzocht.
Uitdagingen De gemeente Gent is tot de conclusie gekomen dat regelgeving zoals een VN-conventie voor personen met een handicap, of doelen of quota’s voor lokale overheden die een ethisch kader bieden, op zichzelf geen garantie voor succes zijn. Ondanks dat projectmedewerkers zagen dat werkgelegenheid voor personen met een handicap door het Departement voor Personeelszaken als prioriteit werd gezien en dat goodwill aanwezig is bij alle diensten aan de tafel van dit proces, eist de werkdruk veelal zijn tol. • Projectmedewerkers kregen het gevoel dat ondanks goodwill, in het huidige klimaat van bezuinigingen en herstructurering, bedrijfsleiders waarschijnlijk meer nadruk zullen leggen op ‘traditionele’ medewerkers (diegenen die in staat zijn om direct terug te keren naar de werkplaats en diegenen met een brede functionaliteit en flexibiliteit, en het vermijden van productiviteitsdaling) • De ondersteuning van toekomstige en huidige collega’s kan getest worden om te kijken waar compensaties / aanpassingen noodzakelijk zijn voor een collega met een handicap, vooral als huidig personeel niet wordt vervangen. • De economische verslechtering heeft gevolgen voor nieuwe werknemers op wie het principe “last-in -first-out” van toepassing is
Werk in uitvoering Een aantal beleidsvoorstellen zijn ontwikkeld en zijn in uitvoering: •E r is besloten de selectieprocedure aan te passen, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan mensen met een handicap (het vullen van sommige posities uitsluitend door mensen met een handicap) •M eer aansprekende advertenties voor vacatures die zich richten op benadeelde mensen. •E en aanpassing van de gemeentelijke website door het toevoegen van een onderdeel betreffende gelijke kansen en “ personen met een handicap” •E en voorstel om alle aangevraagde “redelijke aanpassingen” in een selectiesituatie te bespreken •E en voorstel en implementatieplan om vacatures te adverteren •B etere distributie van vacature-informatie door geschiktere kanalen • Invoeren van ondersteuning voor werknemers met een handicap door alle medewerkers aan te moedigen de Sociale Dienst te benaderen, indien zij als medewerker met een handicap geregistreerd staan.
Overige ontwikkelingen • Er lopen gesprekken met de facilitaire dienst. Een positieve bijwerking hiervan is de bewustwording bij stadsdiensten. Verwacht wordt dat dit in de toekomst zal leiden tot meer efficiëntie en een betere samenwerking. • De enquête naar medewerkers met een handicap stelt ons voor de vraag of er een permanente focus moet komen op medewerkers met een handicap. Dit wordt nog in overweging genomen. • De eenheid voor personen met een handicap heeft een visie ontwikkeld met betrekking tot redelijke aanpassingen en heeft een collectie van goede praktijken samengesteld. • Het gebruik van werkcoaching binnen de gemeente wordt onderzocht. Een aantal aanvullende voorstellen van de Eenheid voor personen met een handicap zijn ontwikkeld (met betrekking tot de toegankelijkheid van interne communicatie en IT-applicaties, opleiding, het coachen van medewerkers en managers). Deze voorstellen worden eind 2011 verder besproken.
•D e beleidsvoorstellen moeten nog officieel geaccepteerd en geïmplementeerd worden. Zodra dit is gebeurd zal dit intern worden gecommuniceerd.
61
Case Study
Inbedding van Toegankelijkheid in de stad Gent Achtergrond Er bestaat sinds 1975 een federale wet met betrekking tot toegankelijkheid. De meeste Vlaamse gemeenten weten echter niet van het bestaan van deze wet, of ze handelen er niet naar. Sindsdien zijn een aantal verbeteringen gerealiseerd. In 2003 zijn wetten verbeterd met betrekking tot toegang tot het werk en diensten voor personen met een handicap. Dit heeft vervolgens geleid tot een besluit tot evenredige arbeid. Sinds 2010 is de situatie verder verbeterd door regelgeving m.b.t. toegankelijkheid. Vanaf nu moeten bouwvergunningen getoetst worden op naleving door een erkend adviesorgaan. Zoals ook bij sommige andere Vlaamse steden heeft Gent een middeleeuws centrum met nauwe geplaveide straten en historische gebouwen. Voor ouderen en personen met een handicap kan dit leiden tot ontoegankelijke situaties en gebouwen. Als gevolg van een gebrek aan formele toewijding (beleid) werd tot 2008 de toegankelijkheid van de stad slechts verbeterd op een ad-hoc basis.
De aanpak van het inbedden van toegankelijkheid In de context van Gent werd het doel van het realiseren van integrale toegankelijkheid gezien als een wezenlijk onderdeel van economische en sociale ontwikkeling voor iedereen. Om dit doel te realiseren werd het duidelijk dat ieder beleid structureel ingevoerd moest worden binnen de organisatie. Dit heeft geleid tot het beleid ‘Gent toegankelijk voor iedereen: 40 acties voor een beter toegankelijk Gent’. Om te beginnen met het proces, werden de begrippen toegankelijkheid en diversiteit benaderd in een bottom-up manier. In de meeste gevallen was de reactie positief. Toch is toegankelijkheid over het algemeen geen prioriteit voor overige sectoren en diensten, indien er sprake is van conflicterende prioriteiten. Een andere moeilijkheid is dat het beleid geen formeel engagement heeft van andere organisaties in de stad.
Het doel van het realiseren van integrale toegankelijkheid werd gezien als een wezenlijk onderdeel van economische en sociale ontwikkeling voor iedereen. Projectmedewerkers zijn erachter gekomen dat het introduceren van integrale toegankelijkheid als een concept – het ontwerpen van gebouwen en diensten om alle barrières te elimineren – voor de meeste mensen relatief nieuw is. In de meeste gevallen worden alleen bepaalde groepen personen of uitsluitend fysieke toegang overwogen. Andere problemen die werden aangetroffen binnen de Belgische overheidsstructuur; bestuurslagen en divisies tussen domeinen betekenen dat transversaal werk een ongebruikelijke praktijk is.
62
Toegankelijkheids-ambtenaar Er is een toegankelijkheidsambtenaar aangenomen om het werk van ‘Gent toegankelijk voor iedereen…’ te ontwikkelen. Dit werd gezien als de meest geschikte manier om een startpunt te creëren en te zorgen voor een consistente en ervaren benadering. Het departement Bevolking en Welzijn was het ontvangend departement voor de ambtenaar, hoewel benadrukt werd dat de officier voor het gehele stadsbestuur werkt. De aangenomen toegankelijkheidsambtenaar had een achtergrond in architectuur met veel ervaring in de publieke sector. Het hoofddoel was het bieden van technische ondersteuning, samen met de consultants van de eenheid voor personen met een handicap. Het startpunt voor het werk was “integrale toegankelijkheid en plannen voor iedereen” met als prioriteit het verbeteren van toegang tot publieke ruimtes. De toegankelijkheidsambtenaar ontving een klein budget voor het screenen en uitvoeren van opleidingsactiviteiten. Lokale burgers werden uitgenodigd rapporten te lezen en vragen te stellen die de toegankelijkheidsambtenaar kon onderzoeken.
2010. Dit had een gunstige invloed op het werk, door bepaalde toegankelijkheidseisen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen. Het bereik van de regelgeving is echter verre van ideaal omdat elementen zoals bewegwijzering en ontwerp slechts aanbevelingen zijn en niet kunnen worden afgedwongen.
De invloed tot dusver De activiteiten hebben al een aantal voordelen tot gevolg gehad. Het aantal aanvragen voor advies met betrekking tot de constructie en renovatie van publieke gebouwen en stadsvernieuwingprojecten is toegenomen (108 in juni 2011). De bewustwording van dit initiatief en andere vergelijkbare initiatieven in andere steden en landen neemt toe. • Een gedeelde visie met andere diensten is opgezet • Meer betrokkenheid bij aspecten van bouwprojecten en toegankelijkheidseisen worden minder vaak te laat overwogen bij de ontwikkeling • Het publiek is goed op de hoogte van het bestaan van de toegankelijkheidsofficier die steeds meer aanvragen krijgt
De regelgeving met betrekking tot stadstoegankelijkheid werd ingevoerd in maart 63
Inbedden van toegankelijkheid in een organisatie kan een kostbaar proces zijn waarbij compromissen nodig zijn De toekomst Het is gebleken dat de functie van de toegankelijkheidsambtenaar bevorderlijk is voor het proces van het inbedden van toegankelijkheid. Het kleine team opereert nu op volledig vermogen. Er zijn gebieden waar dit verbeterd kan worden (het vrijmaken van tijd door het stroomlijnen van stedelijke ontwikkelingsprocessen), maar in een ideale situatie kunnen minimaal twee fulltime medewerkers en de ondersteuning van een breder team de omvang van het werk verbreden. Er zijn nog meer diensten en afdelingen die baat zouden kunnen hebben bij de expertise en ondersteuning. Het werk van het team is net van start gegaan en het inbedden van toegankelijkheid in een organisatie kan een kostbaar proces zijn, waarbij compromissen nodig zijn. Hoewel verandering tijd kost, is het verbeteren van bewustwording van de problemen met diensten, overheidsfunctionarissen en professionals (ingenieurs, architecten etc.) een belangrijke stap, waarvan de vruchten in de toekomst kunnen worden geoogst.
64