BIJLAGE 1
VERANTWOORDELIJKHEDEN KWALITEITSZORG ONDERWIJS/ EXAMINERING onderwijsdirecteuren, opleidingscommissie, examencommissie, (vice)decanen
Bevoegdheden m.b.t. onderwijs in de wet (WHW) De WHW (zie bijlage) schrijft voor dat: de verzorging van het onderwijs en de beoefening van de wetenschap in de faculteit geschieden (art. 9.12 WHW) en dat de algemene leiding en het bestuur en de inrichting van de faculteit bij de decaan berusten (art. 9.12 en 9.14 WHW) de decaan verantwoording verschuldigd is aan het college van bestuur (art. 9.16 WHW) de decaan ofwel in een meerhoofdig bestuur van een opleiding ofwel een opleidingsdirecteur voorziet (art. 9.17 WHW).
Bestuursstructuur UU In het (model)faculteitsreglement is de bestuursstructuur van de UU nader uitgewerkt. Deze kent een verticale structuur langs de lijnen faculteit, departement en evt. afdeling, en een horizontale programmastructuur met een Undergraduate en Graduate School. De budgetverantwoordelijkheid is in de verticale lijn belegd, terwijl in de horizontale structuur de inhoudelijke programmaverantwoordelijkheid ligt. Iedere Undergraduate School, alsmede de Medical School, de Veterinary School en de School of Pharmacy hebben een eenhoofdige leiding, die (optioneel) wordt ondersteund door een board of studies (BoS). De Graduate School heeft een eenhoofdige leiding (decaan of vicedecaan) die (verplicht) wordt ondersteund door een board of studies (BoS). Het modelfaculteitsreglement laat de mogelijkheid open dat de Board of Studies van de Graduate School optreedt als meerhoofdige leiding, onder voorzitterschap van de (vice)decaan. De leiding van de (Undergraduate c.q. Graduate) School oefent de wettelijke taken van het opleidingsbestuur zoals bedoeld in art. 9.17 WHW uit.
Bevoegdheden onderwijsdirecteur: submandaat van leiding School Via een submandaat zal de leiding van de Undergraduate/Graduate School (met instemming van de decaan) verantwoordelijkheden bij de onderwijsdirecteur2 moeten beleggen: de onderwijsdirecteur heeft geen directe bevoegdheid op grond van de WHW of het faculteitsreglement. In dat submandaat moet vastgelegd worden voor welke zaken de onderwijsdirecteur verantwoordelijk is3. In het onderstaande is aangegeven welke taken en verantwoordelijkheden dat zijn t.a.v. de kwaliteit(zorg) van opleidingen. Voorts is weergegeven hoe de bevoegdheden van de opleidingscommissie, examencommissie, en (vice)decanen zich daarmee verhouden.
Onderwijsdirecteur De onderwijsdirecteur is verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg onderwijs (kwaliteit van toetsing is daarmee verweven). Dit betekent niet dat de onderwijsdirecteur alles zelf hoeft te doen: andere actoren (docenten, opleidingscommissie) kunnen bepaalde activiteiten uitvoeren. De onderwijsdirecteur is echter voor verantwoordelijk dat het gebeurt; hij/zij neemt de beslissingen t.a.v. kwaliteitszorg. De kwaliteitszorg moet voldoen aan de volgende eisen: het heeft een cyclisch karakter, hetgeen inhoudt dat alle fases van de kwaliteitscyclus (plan, do, check, act) worden doorlopen; het voorziet in periodieke en systematische evaluaties van het onderwijs; 2
Het is niet voorgeschreven dat dit een onderwijsdirecteur moet zijn; het kan voorkomen dat de leiding van
een Graduate School dit submandateert aan een programmaleider. Daarbij moet dan wel gewaakt worden dat de verantwoordelijkheid niet bij zeer veel personen is belegd. Bij het submandaat kunnen kaders, regels en aanwijzingen gegeven worden waarbinnen de taken uitgevoerd
3
moeten worden. Zo kan eenheid van beleid geborgd worden. Daarnaast kunnen de onderwijsdirecteuren ook deel uitmaken van de Board of Studies en kan daar ook afstemming van beleid plaatsvinden.
4
-
het voorziet in evaluaties van cursussen én van het curriculum als geheel; het garandeert dat docenten, studenten, afgestudeerden en het afnemend veld bij de evaluaties van het curriculum betrokken worden; het maakt de uitkomsten van de evaluaties voor alle betrokkenen toegankelijk. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteitszorg onderwijs betekent dat de onderwijsdirecteur zorgt dat: a. de eindkwalificaties van de opleiding vertaald zijn in toetsbare leerdoelen per cursus. Hulpmiddel daarbij kan zijn: matrices maken met concrete en toetsbare eindkwalificaties, afgezet tegen de leerdoelen per programmaonderdeel (daarbij ook de vaardigheden expliciteren). b. er systematisch nagegaan wordt of er voldoende aansluiting is tussen de cursusdoelen en de eindtermen, of de optelsom van de leerdoelen per cursus overeen komt met de eindkwalificaties van de opleiding (vertalen van eindkwalificaties opleiding naar leerdoelen cursusonderdelen naar toetsonderdelen cursus). c. deze besproken worden met de docenten die betrokken zijn bij de opleiding zodat docenten zich bewust zijn van zowel de plaats die hun cursus in het totale curriculum inneemt als de samenhang met andere curriculumonderdelen. d. de eindkwalificaties en leerdoelen consistent in de OER zijn geformuleerd, waarbij de eindkwalificaties gerelateerd worden aan (clusters van) afzonderlijke programmaonderdelen. e. er een toetsbeleid/toetsplan is dat wordt uitgevoerd en (geëvalueerd), in de vorm van een cyclisch proces (plan, do, check, act) f. er systematisch nagegaan wordt of de toetsing in overeenstemming is met de doelstellingen van het curriculum (is er een doorlopende lijn en opbouw; wordt niet telkens dezelfde vaardigheid getoetst?). g. toetsen worden gemaakt op basis van de leerdoelen en eindtermen van de cursus h. er afspraken zijn over de manier waarop toetsen worden gemaakt (bijv.: als er meer docenten zijn in een cursus dat deze gezamenlijk een tentamen samenstellen en dat toetsen op kwaliteit) i. de examencommissie geïnformeerd wordt over het hierboven bedoelde beleid, afspraken, plannen en relevante informatie j. er evaluatie van cursussen plaatsvindt. k. er evaluatie op het niveau van het curriculum plaatsvindt (bijv.: kijken naar doorlopende leerlijnen, opbouw van de studiejaren, bezien hoe stakeholders denken over het totale programma, etc.) Daarbij kunnen ook landelijke enquêtes zoals (Keuzegids, Elsevier, Arbeidsmarktmonitor) en UU enquêtes (Eerstejaars-, Derdejaars-, Master- en Medewerkersmonitor) gebruikt worden.
Opleidingscommissie: De opleidingscommissie is een adviesorgaan, dat adviseert over de kwaliteit van het onderwijs. Dat betekent dat de commissie wel actief kan zijn bij bijvoorbeeld onderwijsevaluaties en het signaleren van knelpunten binnen de opleiding, maar niet verantwoordelijkheid draagt voor beslissingen t.a.v. kwaliteitszorg. De onderwijsdirecteur is daarvoor verantwoordelijk. De opleidingscommissie heeft tot taak: advies uit te brengen over de onderwijs- en examenregeling (OER) het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de onderwijsdirecteur en de decaan over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding In de WHW is bepaald dat de opleidingscommissie de adviezen ter kennisneming zendt aan de faculteitsraad, zodat deze kan beoordelen of het proces deugdelijk is verlopen. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht op de OER, met uitzondering van de inhoudelijke onderwerpen (inhoud van de opleiding, leerdoelen en eindkwalificaties, studielast etc.); het is niet de bedoeling dat de faculteitsraad via de adviezen van de opleidingscommissie alsnog de discussie over de inhoud gaat voeren. De opleidingscommissie kan een actieve rol hebben bij de instrumenten voor de kwaliteitszorg onderwijs, zoals de cursus- en curriculumevaluaties. Daarnaast kan zij zelf ook via enquêtes specifieke onderwerpen (zoals onderwijsvoorzieningen als kwaliteit van onderwijslokalen, maar ook onderwerpen als tutoraat, feedback op toetsing, en voorzieningen gehandicapten) erachter komen of de opleiding alles op orde heeft. Naast het houden van enquêtes kunnen ook bijeenkomsten met studenten en/of docenten georganiseerd worden.
5
Examencommissie De examencommissie is de interne toezichthouder op de kwaliteit van tentaminering en examinering (staat garant voor het eindniveau van de afgestudeerden). De examencommissie: a. gaat na of zij de relevante informatie met betrekking tot de kwaliteit van tentaminering en examinering van de onderwijsdirecteur krijgt b. beoordeelt aan de hand van de van de onderwijsdirecteur verkregen informatie of de kwaliteit van de tentamens voldoende is geborgd en of zij garant kan staan voor de kwaliteit van tentamens en examens c. bespreekt haar conclusies m.b.t. de kwaliteit van afzonderlijke toetsen met de onderwijsdirecteur. In overleg wordt bepaald of nadere actie en afspraken nodig zijn d. intervenieert als zij van oordeel is dat zij niet garant kan staan voor de kwaliteit van tentamens en examens: organiseert nader overleg tussen examencommissie, de onderwijsdirecteur en de (vice)decaan. De (vice)decaan draagt er zorg voor dat er zodanige afspraken komen dat de examencommissie wel tot een positief oordeel komt. e. zorgt dat er uniforme afspraken (procedures en richtlijnen) zijn voor beoordeling en normering van toetsen (toetsingscriteria) en onderzoeksopdrachten en scripties (bijv. scriptiehandleiding met daarin de eisen waaraan een scriptie moet voldoen en de wijze waarop het cijfer wordt bepaald) en dat deze worden uitgevoerd. f. zorgt ervoor dat de kwaliteit van toetsen wordt onderzocht en dat de validiteit (zij meten kennis vaardigheden en competenties) en betrouwbaarheid (zij zijn consistent en nauwkeurig) van de toetsen gegarandeerd is.4
Decaan De decaan is integraal verantwoordelijk. Hij draagt er zorg voor dat de kwaliteitszorg functioneert en dat de kwaliteitsborging van het onderwijs en de examinering wordt ingebed in het interne kwaliteitszorgsysteem, waarbij er een zodanig overleg en informatie-uitwisseling is dat de onderscheiden verantwoordelijkheden waargemaakt kunnen worden. De decaan benoemt de onderwijsdirecteuren, bepaalt het aantal examencommissies (horizontalisering, clustering op schoolniveau) en benoemt de leden van de examencommissie. Hij zorgt dat zij voldoende tijd en deskundigheid hebben om de taken uit te voeren. Als de kwaliteit van tentamens/examens onvoldoende geborgd blijkt (zie punt d bij de taken van de examencommissie), draagt de (vice)decaan er zorg voor dat er acties worden ondernomen om dit op te lossen. De decaan is tot slot verantwoordelijk voor de deskundigheid van docenten op het gebied van toetsen (maken, afnemen, beoordelen) via BKO, SKO en gerichte professionalisering.
4
Het kan voorkomen dat de examencommissie dit niet zelf doet, maar dat er (door de decaan/
onderwijsdirecteur/examencommissie) een toetscommissie is ingesteld die (steekproefsgewijs op basis van vooraf bepaalde criteria) de kwaliteit van afzonderlijke toetsen controleert. Als daarvan sprake is, moet geregeld zijn dat de examencommissie de toetscommissie opdracht kan geven tot het verstrekken van informatie, het doen van onderzoek en het doen van voorstellen met betrekking tot de inrichting van de toetsing. De toetscommissie is dan verplicht om deze opdrachten uit te voeren en de toetscommissie is voor de uitvoering van deze opdrachten verantwoording verschuldigd aan de examencommissie.
6
BIJLAGE: WETSARTIKELEN
Artikel 7.12. Examencommissie 1. Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Artikel 7.12a. Benoeming en samenstelling examencommissie 1. Het instellingsbestuur stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het instellingsbestuur de leden van de desbetreffende examencommissie. Artikel 7.12b. Taken en bevoegdheden examencommissie 1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, c. het door de meest daarvoor in aanmerking komende examencommissie verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in artikel 7.3d te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie tevens aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van deze wet, en d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 2. Indien een student of extraneus fraudeert, kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen. 3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd. 4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht. 5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. De examencommissie verstrekt het verslag aan het instellingsbestuur of de decaan.
7
Artikel 9.14. Taken en bevoegdheden decaan algemeen; faculteitsreglement 1.
2.
3.
4.
5.
De decaan is belast met de algemene leiding van de faculteit. De decaan is voorts belast met het bestuur en de inrichting van de faculteit voor het onderwijs en de wetenschapsbeoefening. De decaan werkt mede aan het bestuur van de universiteit door onder meer het plegen van overleg met het college van bestuur terzake van de voorbereiding van het instellingsplan en de begroting. Onverminderd artikel 9.5 stelt de decaan ter nadere regeling van het bestuur en de inrichting van de faculteit het faculteitsreglement vast. Het faculteitsreglement behoeft de goedkeuring van het college van bestuur. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Indien binnen een door het college van bestuur te bepalen termijn het faculteitsreglement niet of niet volledig is vastgesteld, stelt het college van bestuur het reglement of het ontbrekende gedeelte daarvan vast.
Artikel 9.15. Overige taken en bevoegdheden decaan 1.
De decaan is, onverminderd artikel 9.5, voorts belast met: a.
het vaststellen van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, alsmede de regelmatige beoordeling daarvan,
b. c. d.
het vaststellen van algemene richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening, het vaststellen van het jaarlijks onderzoekprogramma van de faculteit, het houden van toezicht op de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling en op het jaarlijks onderzoekprogramma, alsmede het uitbrengen van regelmatig verslag hieromtrent aan het college van bestuur,
e.
het instellen van de examencommissies en de commissie, bedoeld in artikel 7.29, eerste lid, alsmede de benoeming van de leden van die commissies,
f.
de uitvoering van de artikelen 7.8b en 7.9, met uitzondering van de aanwijzing van opleidingen, bedoeld in de artikelen 7.8b, derde lid, en 7.9, eerste lid,
g.
het vaststellen van nadere regels omtrent de wijze waarop vrijstelling als bedoeld in de artikelen 7.25, vierde lid, 7.28, tweede tot en met vierde lid, en 7.29, eerste lid, kan worden verkregen,
h.
het verstrekken van een bewijs van toelating als bedoeld in artikel 7.30a, derde lid, de toepassing van artikel 7.30a, vijfde lid, de uitvoering van artikel 7.30c, en
8
Artikel 9.17. Bestuur opleidingen 1.
De decaan voorziet in een meerhoofdig bestuur van elke opleiding die in de faculteit is ingesteld. In afwijking van de eerste volzin kan volstaan worden met een opleidingsdirecteur.
2. 3. 4.
Indien in een meerhoofdig bestuur wordt voorzien, maakt daarvan een student deel uit. In het faculteitsreglement worden nadere regels gesteld omtrent het bestuur van de opleidingen. Een lid van het bestuur van de opleiding kan niet tevens lid zijn van de opleidingscommissie van die opleiding.
5.
Voor de toepassing van dit artikel kan onder opleiding mede worden begrepen een bacheloropleiding en een of meer daarop aansluitende masteropleidingen.
Artikel 9.18. Opleidingscommissies 1.
Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak: a. b. c.
advies uit te brengen over de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling, en het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan het bestuur van de opleiding, bedoeld in artikel 9.17, eerste lid, en de decaan over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding.
De commissie zendt de adviezen, bedoeld onder a en c, ter kennisneming aan de faculteitsraad. 2.
Op een advies als bedoeld in het eerste lid, is artikel 9.35, aanhef en onderdelen b en c, van
9
BIJLAGE 2
Model Reglement examencommissie (regels ex art. 7.12b, 3e lid WHW) Reglement examencommissie, vastgesteld door de examencommissie van de …………………..(school/ opleiding) aan de Universiteit Utrecht, op …. Dit reglement treedt in werking op 1 september 2011.
Inhoud: PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN ................................................................................... 10 art. 1 - toepassingsgebied........................................................................................................ 10 art. 2 - examencommissie........................................................................................................ 10 art. 3 - maatstaven ................................................................................................................. 11 art. 4 - examinatoren .............................................................................................................. 11 PARAGRAAF 2 - ORGANISATIE TOETSEN EN GOEDE GANG VAN ZAKEN ......................................... 11 art. 5- tijdstippen toetsen ........................................................................................................ 11 art. 6 - aanmelding toetsen...................................................................................................... 11 art. 7 - terugtrekking toets ...................................................................................................... 11 art. 8 - de orde tijdens een examen of toets............................................................................... 11 PARAGRAAF 3 - BEOORDELING TOETSEN, THESIS ...................................................................... 12 art. 9 – beoordeling toetsen ..................................................................................................... 12 art. 10 – beoordeling thesis, onderzoeksopdrachten, scripties ...................................................... 12 art. 11 - nabespreking ............................................................................................................. 12 PARAGRAAF 4 - BORGEN KWALITEIT EXAMINERING.................................................................... 13 art. 12 - borgen kwaliteit toetsen.............................................................................................. 13 art. 13 - onderzoeken kwaliteit toetsen...................................................................................... 13 art. 14 - borgen van kwaliteit examens (eindniveau van de afgestudeerden) .................................. 13 PARAGRAAF 5 - VRIJSTELLINGEN ............................................................................................. 13 art. 15 – vrijstelling................................................................................................................. 13
PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN art. 1 - toepassingsgebied Dit reglement is van toepassing op de toetsen en de examens van de opleidingen ……………….. De in de Onderwijs- en Examenregeling van deze opleidingen omschreven begrippen zijn ook van toepassing op dit reglement. art. 2 - examencommissie 1. De examencommissie wijst uit haar midden een lid aan dat belast is met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. 2. De examencommissie neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken is de student c.q. zijn verzoek afgewezen. 3. De examencommissie neemt een beslissing binnen zes weken na ontvangst van een verzoekschrift. 4. Besluiten van een examencommissie worden in notulen vastgelegd. De notulen worden ten minste door of namens de voorzitter gefiatteerd. 5. De examencommissie stelt jaarlijks per studiejaar een verslag van haar werkzaamheden op en verstrekt dit uiterlijk 1 december volgend op het betreffende studiejaar aan de decaan. 6. De examencommissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. Deze maakt geen deel uit van de examencommissie. De ambtelijk secretaris draagt zorg voor: het voorbereiden, bijeenroepen en notuleren van de vergaderingen; het bewaken van de uitvoering van genomen besluiten; het communiceren van besluiten aan studenten en andere betrokkenen; het opstellen van periodieke rapportages; het archiveren van behandelde verzoeken, bezwaren en genomen besluiten.
10
art. 3 - maatstaven De examencommissie neemt bij haar beslissingen de volgende maatstaven tot richtsnoer: a. het behoud van kwaliteitseisen van een examen of toets; b. doelmatigheidseisen, onder meer tot uitdrukking komend in een streven om: - zoveel mogelijk beperken van tijdverlies voor studenten, die een snelle voortgang met de studie maken; - studenten zo snel mogelijk te bewegen hun studie af te breken, indien het slagen voor een examen of toets onwaarschijnlijk is geworden; c. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; d. mildheid ten opzichte van studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld in de voortgang van hun studie vertraging hebben ondervonden. art. 4 - examinatoren 1. Leden van de wetenschappelijke staf, die belast zijn met het onderwijs van een cursus, zijn als examinator verantwoordelijk voor de toetsing van de cursus. De examencommissie kan overige leden van het wetenschappelijk personeel en deskundigen van buiten de opleidingen als examinator aanwijzen. 2. De examencommissie kan overgaan tot intrekking van de aanwijzing als examinator indien de examinator zich niet houdt aan wet- en regelgeving of richtlijnen van de examencommissie, of als de competentie van examinator op het gebied van toetsen (maken, afnemen, beoordelen) herhaaldelijk van onvoldoende kwaliteit is gebleken.
PARAGRAAF 2 - ORGANISATIE TOETSEN EN GOEDE GANG VAN ZAKEN art. 5- tijdstippen toetsen 1. Schriftelijke toetsen worden afgenomen op tijdstippen, die tenminste 30 dagen voor aanvang van het betreffende semester (alternatief: studiejaar) door de examencommissie zijn vastgesteld. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen van toetsen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat toetsen samenvallen. 3. Wijziging van vastgestelde tijdstippen vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht. 4. Mondelinge toetsen worden op een door de betreffende examinator(en) zo mogelijk na overleg met de student te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Tijdstippen voor schriftelijke aanvullende toetsen worden tenminste twee weken van tevoren vastgesteld en bekend gemaakt. Er zitten minimaal vijf werkdagen tussen het bekendmaken van het resultaat en de aanvullende toets. art. 6 - aanmelding toetsen 1. Deelname aan een schriftelijke toets kan slechts plaatsvinden na deugdelijke en tijdige aanmelding via Osiris Student binnen de universitaire cursusinschrijfperiode (zie www.uu.nl/inschrijfperiodes). 2. De examencommissie kan toestaan dat van de in lid 1 genoemde periode wordt afgeweken als de student aantoont door overmacht te zijn verhinderd zich tijdig in te schrijven. art. 7 - terugtrekking toets 1. Indien de student niet verschijnt bij de toets op het tijdstip waarvoor hij zich heeft aangemeld, dan wel zich minder dan tien werkdagen voor dat tijdstip afmeldt, dan wordt hij uitgesloten van deelname aan die toets in het lopende cursusjaar. 2. De examencommissie kan besluiten deelname toch toe te staan, indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn geweest deel te nemen aan resp. zich tijdig terug te trekken voor de toets. art. 8 - de orde tijdens een examen of toets 1. De examinator (alternatief: de examencommissie) draagt ervoor zorg, dat ten behoeve van de schriftelijke tentaminering voldoende surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat de toets in goede orde verloopt. 2. De student is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren met behulp van zijn collegekaart en een geldig identiteitsbewijs. De toegang tot de toets wordt ontzegd, indien de student zich niet kan legitimeren. 3. Aanwijzingen van de examencommissie, c.q. de examinator of surveillant, die voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van de toets gegeven worden, dienen door de student te worden opgevolgd. 4. Volgt de student een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. examinator worden uitgesloten van verdere deelname aan de 11
5. 6. 7. 8. 9. 10.
desbetreffende toets. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag van die toets wordt vastgesteld. Voordat de examencommissie een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de student op zijn verzoek in de gelegenheid terzake te worden gehoord. De duur van een toets is zodanig dat studenten redelijkerwijs voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. Laatkomers worden tot een toets toegelaten tot ten hoogste 30 minuten na de aanvang van de toets. Indien een student door overmacht niet binnen deze tijdslimiet aanwezig kan zijn beslist de examencommissie, c.q. examinator, of hij alsnog tot de toets wordt toegelaten. Studenten mogen de zaal waar de toets wordt afgenomen niet verlaten binnen 30 minuten na aanvang van de toets. Nadat deelnemers de zaal hebben verlaten, worden geen laatkomers meer tot de toets toegelaten. Studenten zijn verplicht hun tassen, jassen, en elektronische apparatuur, bij aanvang van de toets in te leveren bij de surveillanten. Studenten die tijdens de toets in het bezit blijken te zijn van mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur worden uitgesloten van verdere deelname aan de desbetreffende toets.
PARAGRAAF 3 - BEOORDELING TOETSEN, THESIS art. 9 – beoordeling toetsen 1. De examencommissie ziet er op toe dat de beoordeling van schriftelijke toetsen geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie bijgestelde, normen. 2. Ingeval bij de beoordeling van de toets meer dan één examinator is betrokken, ziet de examencommissie erop toe, dat alle examinatoren beoordelen aan de hand van dezelfde normen. 3. De wijze van beoordeling is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van zijn toets tot stand is gekomen. 4. Voor de beoordeling van het resultaat van een toets/cursus geldt het laatst toegekende cijfer. art. 10 – beoordeling thesis, onderzoeksopdrachten, scripties 1. De examencommissie ziet er op toe dat beoordelingscriteria voor de thesis, onderzoeksopdrachten, scripties vastgesteld worden en dat deze in de cursus- of scriptiehandleiding worden opgenomen. 2. Indien bij praktische oefeningen door meerdere studenten een bijdrage wordt geleverd 0aan één gezamenlijk werkstuk, hanteert de examencommissie de volgende richtlijnen: a. afspraken over de taakverdeling van de door de studenten te verrichten werkzaamheden worden, voordat de werkzaamheden een aanvang nemen, door de verantwoordelijke examinator(en) schriftelijk vastgelegd; b. studenten worden op grond van de door hen verrichte werkzaamheden individueel beoordeeld. 3. De beoordeling van de thesis5 (evt. toevoegen: masteronderzoek etc.) vindt plaats door twee examinatoren. Het judicium komt tot stand door het gemiddelde te bepalen van het oordeel van deze examinatoren. Indien het oordeel van de examinatoren meer dan 2 punten verschilt, neemt de examencommissie een beslissing over het judicium. Deze beslissing is bindend voor alle partijen. 4. De examinatoren geven met behulp van een beoordelingsformulier inzicht in de manier waarop het eindoordeel tot stand is gekomen. art. 11 - nabespreking 1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondelinge toets vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de examinator de beslissing motiveert. 2. Gedurende een termijn van 30 dagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets, kan de student de examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het tweede lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve bespreking aanwezig is geweest en hij het desbetreffende verzoek motiveert of wanneer hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. 5
Er is voorgeschreven dat masterscripties altijd door twee docenten beoordeeld moeten worden. Voor
bachelorscripties is dat aanbevolen, maar niet verplicht.
12
4. Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examinator aan de student gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.
PARAGRAAF 4 - BORGEN KWALITEIT EXAMINERING art. 12 - borgen kwaliteit toetsen De l. m. n.
examencommissie ziet er op toe dat: er een toetsbeleid/toetsplan is dat wordt uitgevoerd toetsen worden gemaakt op basis van de leerdoelen en eindtermen van de cursus er uniforme afspraken zijn over de manier waarop toetsen worden gemaakt
art. 13 - onderzoeken kwaliteit toetsen 1. De toetscommissie is belast met de analyse en advisering ten aanzien van de kwaliteit van de toetsing. Daartoe onderzoekt zij steekproefsgewijs – en naar aanleiding van klachten, uitkomsten evaluaties, slagingspercentages en dergelijke - de kwaliteit van afzonderlijke toetsen met betrekking tot de validiteit (zij meten kennis vaardigheden en competenties) en betrouwbaarheid (zij zijn consistent en nauwkeurig) en informeert de examencommissie daarover. 2. De examencommissie kan de toetscommissie opdracht geven tot het verstrekken van informatie, het doen van onderzoek en het doen van voorstellen met betrekking tot de inrichting van de toetsing. De toetscommissie is verplicht om deze opdrachten uit te voeren. De toetscommissie is voor de uitvoering van deze opdrachten verantwoording verschuldigd aan de examencommissie. art. 14 - borgen van kwaliteit examens (eindniveau van de afgestudeerden) De examencommissie ziet er op toe dat: a. de eindkwalificaties van de opleiding zoals beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling, zijn vertaald in toetsbare leerdoelen per cursus b. er systematisch wordt nagegaan of er voldoende aansluiting is tussen de cursusdoelen en de eindtermen, of de optelsom van de leerdoelen per cursus overeen komt met de eindkwalificaties van de opleiding.
PARAGRAAF 5 - VRIJSTELLINGEN art. 15 – vrijstelling 1. De student die voor één of meer vrijstellingen in aanmerkingen wenst te komen, dient een gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. Het verzoek is ondertekend en bevat: naam, adresgegevens en studentnummer een omschrijving van de gronden waarop de vrijstelling wordt verzocht voor welke cursus(sen) de vrijstelling wordt verzocht een gewaarmerkte kopie van diploma, cijferlijst of een bewijs van eerder afgelegde toetsen en/of een beschrijving van de buiten het hoger onderwijs opgedane kennis en ervaring, vergezeld van relevante documenten waaruit dit blijkt. 2. De examencommissie legt het verzoek voor advies voor aan de examinator(en) die belast is (zijn) met het onderwijs van de cursus(sen) waarvoor de vrijstelling wordt verzocht. 3. De examencommissie beslist binnen 6 weken na datum van ontvangst van het verzoek over het verlenen van de vrijstelling.
13
TOELICHTING Artikel 7,12b, 3e lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) schrijft voor dat de examencommissie regels vaststelt m.b.t.: beoordeling toetsen borgen kwaliteit examinering vrijstellingen In het examenreglement zijn deze regels van de examencommissie opgenomen. Tevens zijn de regels t.a.v. de organisatie en goede gang van zaken tijdens de toetsen beschreven. Dit reglement is niet los te zien van wat bepaald en geregeld is in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de betreffende opleiding(en) en het Studentenstatuut. Met betrekking tot het borgen van de kwaliteit van de toetsing en examinering geldt dat de onderwijsdirecteur primair verantwoordelijk is voor de kwaliteitszorg onderwijs (de kwaliteit van toetsing is daarmee verweven). Dit betekent dat de onderwijsdirecteur zorgt dat: º de eindkwalificaties van de opleiding vertaald zijn in toetsbare leerdoelen per cursus. Hulpmiddel daarbij kan zijn: matrices maken met concrete en toetsbare eindkwalificaties, afgezet tegen de leerdoelen per programmaonderdeel (daarbij ook de vaardigheden expliciteren). º er systematisch nagegaan wordt of er voldoende aansluiting is tussen de cursusdoelen en de eindtermen, of de optelsom van de leerdoelen per cursus overeen komt met de eindkwalificaties van de opleiding (vertalen van eindkwalificaties opleiding naar leerdoelen cursusonderdelen naar toetsonderdelen cursus). º deze besproken worden met de docenten die betrokken zijn bij de opleiding zodat docenten zich bewust zijn van zowel de plaats die hun cursus in het totale curriculum inneemt als de samenhang met andere curriculumonderdelen. º de eindkwalificaties en leerdoelen consistent in de OER zijn geformuleerd, waarbij de eindkwalificaties gerelateerd worden aan (clusters van) afzonderlijke programmaonderdelen. º er een toetsbeleid/toetsplan is dat wordt uitgevoerd en (geëvalueerd), in de vorm van een cyclisch proces (plan, do, check, act) º er systematisch nagegaan wordt of de toetsing in overeenstemming is met de doelstellingen van het curriculum (is er een doorlopende lijn en opbouw; wordt niet telkens dezelfde vaardigheid getoetst?). º toetsen worden gemaakt op basis van de leerdoelen en eindtermen van de cursus º er afspraken zijn over de manier waarop toetsen worden gemaakt (bijv.: als er meer docenten zijn in een cursus dat deze gezamenlijk een toets samenstellen en dat toetsen op kwaliteit). Voorts wordt bewaakt of de vragen en opgaven van de toets de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de tentamenstof is ontleend niet te buiten gaan, zij zo evenwichtig mogelijk gespreid zijn over de tentamenstof en zij duidelijk en ondubbelzinnig zijn, en zodanig gesteld zijn of zodanige aanwijzingen bevatten dat de student kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn. De onderwijsdirecteur zorgt er voor dat de examencommissie geïnformeerd wordt over het hierboven bedoelde beleid, afspraken, plannen en relevante informatie. Er is periodiek overleg tussen de examencommissie en de onderwijsdirecteur hierover. De examencommissie vervult feitelijk de rol van toezichthouder. Zij beoordeelt aan de hand van de informatie of de kwaliteit van de toetsen voldoende is geborgd. Als de examencommissie van oordeel is dat dit niet het geval is,, moet de examencommissie actie ondernemen. Zij zal dan nader overleg organiseren tussen examencommissie, onderwijsdirecteur en (vice)decaan. De (vice)decaan draagt er zorg voor dat er zodanige afspraken komen dat de examencommissie wel tot een positief oordeel komt.
14
BIJLAGE: bepalingen Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) m.b.t. examencommissie
Artikel 7.12. Examencommissie 1. Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Artikel 7.12a. Benoeming en samenstelling examencommissie 1. Het instellingsbestuur stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het instellingsbestuur de leden van de desbetreffende examencommissie. Artikel 7.12b. Taken en bevoegdheden examencommissie 1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, c. het door de meest daarvoor in aanmerking komende examencommissie verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in artikel 7.3d te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie tevens aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van deze wet, en d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 2. Indien een student of extraneus fraudeert, kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen. 3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd. 4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht. 5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. De examencommissie verstrekt het verslag aan het instellingsbestuur of de decaan. Artikel 7.12c. Examinatoren 1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen.
15