Exameneisen module I: 1. Weet hoe een klant te benaderen en kan inspelen op klanten en diens wensen. 2. Kent het vakjargon binnen de reisbranche en kan dit toepassen en uitleggen. 3. Heeft kennis van de bestaande soorten marketing 4. Kent de relevante marketingbegrippen. 5. Heeft kennis van de markt van doe-het-zelvers en weet hierop in te spelen. 6. Heeft algemene kennis van vervoer en kan op basis van de klantwens het juiste vervoer adviseren en verkopen. 7. Heeft algemene kennis van vliegvervoer en kan op basis van de klantwens het juiste vervoer adviseren en verkopen. 8. Kent de ontwikkelingen en trends die van invloed zijn in de reisbranche. 9. Kent de ins en outs aangaande het boeken via het reisbureau versus het internet. 10. Weet wat de belevingseconomie inhoudt en kan deze toepassen. 11. Kent de achtergronden, taken e.d. van de ANVR. 12. Kent de voorwaarden van de ANVR en kan deze toepassen en uitleggen. 13. Kent de verschillende soorten binnen- en buitenlandse organisaties en partijen die actief zijn op de Nederlandse markt, hun onderlinge samenhang en samenwerking. 14. Kent de achtergronden, taken e.d. van de SGR, de Geschillen Commissie Reizen {GCR) en het Calamiteitenfonds. 15. Kent de producten en de doelgroepen van de belangrijkste organisaties die actief zijn op de Nederlandse markt. 16. Kent de instanties die voor de klanten persoons- en/of vervoersdocumenten verstrekken, 17. Weet welke soorten persoons- en vervoersdocumenten er bestaan en in welke klantsituaties de verschillende documenten van belang zijn. 18. Kent de verschillende vereiste veiligheidsvoorschriften en weet waar deze informatie verkrijgbaar is. 19. Weet hoe reserveringen tot stand worden gebracht en in welke systemen. 20. Kent de theorie van het verkoopproces 21. Kan uit brochures de reissommen correct interpreteren en berekenen en weet waar op te letten. 22. Kan voorbeelden geven van maatregelen in het kader van duurzaam toerisme. 23. Kan vreemde valuta omrekenen. 24. Kent specifieke bagagebepalingen en weet de voorwaarden op te zoeken en uit te leggen. 25. Kent de problematiek omtrent verordening 261/2004 en weet hiermee te werken. 26. Weet hoe met klachten om te gaan en kan deze voor een groot deel zelf oplossen.
1
Exameneisen module II: 1. Kent de soorten reisbureaus en hun werkzaamheden. 2. Kent de meest gebruikte IATA code en kan hiermee codereen en decoderen. 3. Kent de verschillen tussen lijndienst en charters en de voor- en nadelen t.o.v. elkaar. 4. Weet wat rerouten inhoudt en kent de consequenties. 5. Kent de belangrijkste LCC’s en de verschillen met andere carriers. 6. Weet wat luchtvaartverdragen en allianties inhouden. 7. Kent de taken en achtergrond van BTC’s. 8. Weet hoe IATA-tarieven zijn opgebouwd en kent de restricties en verschillen. 9. Kent de belangrijkste nationale en regionale luchthavens en hun voor- en nadelen t.o.v. elkaar. 10. Kan de reisduur van tickets lezen en uitleggen aan de klant. 11. Kent de inhoud van verordening 26.1. 12. Kent de verschillende soorten busreizen en de kenmerken daarvan en de verschillende soorten bussen/touringcars, de kenmerken en klassen. 13. Kent de verschillende soorten treinreizen, treinen en de kenmerken daarvan en de verschillende soorten accommodaties van treinen, de klasse indeling. 14. Kent de algemene kenmerken van het reizen per ferry, de belangrijkste maatschappijen, routes en tijden. 15. Kent de algemene kenmerken van reizen per cruise, de belangrijkste maatschappijen, en het aanbod. 16. Heeft algemene kennis van autohuur en kan op basis van de klantwens, het klantprofiel en/of het bedrijfsprofiel de klant de juiste autohuur inclusief gerelateerde services en producten verkopen. 17. Kent de specifieke kenmerken van de diverse soorten hotels, verblijfsvormen, kan deze omschrijven. 18. Kent de ins en outs van wintersport, kan hierin adviseren en verkopen. 19. Kan de verschillende soorten reisleiding en hun functie omschrijven. 20. Heeft algemene kennis van verzekeringen, de specifieke verzekeringen behorend bij het reisproduct en kan de klant een passende verzekering adviseren en verkopen. 21. Kan de premie van reisverzekeringen berekenen. 22. Kent de argumenten van klanten die geen verzekering af willen sluiten en kan hierop inspelen/overtuigen. 23. Kan de voorwaarden van reisverzekeringen lezen, interpreteren en toepassen. 24. Kan de voorwaarden van annuleringsverzekeringen lezen, interpreteren en toepassen. 25. Heeft algemene kennis van de luchtvaart. 26. Weet hoe met een zakenreiziger om te gaan en kent de belangrijkste zakenreisbestemmingen.
2
Exameneisen module III: 1. Kan een gegeven advies goed motiveren aan de klant. 2. Kent de omringende landen en zeeën van een land. 3. Weet waar de plaats, gebied ligt (topografische kennis). 4. Weet welke taal er gesproken wordt. 5. Kent de hoofdstad en de munteenheid van het land. 6. Kent de onderscheidende toeristische gebieden van het land. 7. Kent de klimatologische omstandigheden per (toeristisch) gebied. 8. Weet voor welke doelgroepen/vakantiewensen een (toeristisch) gebied geschikt is en kan advies goed uitleggen aan de klant. 9. Kent de kenmerken van kust en achterland per toeristisch gebied en kan deze omschrijven. 10. Kent de belangrijkste plaatsen per (toeristisch) gebied. 11. Kent de aanvlieghavens per land/gebied. 12. Kent de culturele kenmerken die van belang zijn voor de vakantiebeleving en ervaring van de klant. 13. Weet met welke vervoermiddelen het land bereikbaar is en kent de naam van de nationale carrier. 14. Weet welke vervoermiddelen in het land gebruikt kunnen worden. 15. Weet of er links of rechts gereden wordt in het buitenland. 16. Kent de staat van het wegennet en weet wat de algemene rijstijl is in het betreffende land. 17. Weet de aanbevolen reisdocumenten op te zoeken en verwijst de klant door naar de desbetreffende instantie. 18. Weet de aanbevolen vaccinaties op te zoeken en verwijst de klant door naar de desbetreffende instantie. 19. Kent de belangrijkste ferryroutes per land. 20. Kan informatie over het land op zoeken. 21. Kent de ontwikkelingen van een toeristisch land of werelddeel.
3
Exameneisen module IV: 1. Kent de achtergrond en het ontstaan van ervaringswens-georiënteerde verkoop en weet deze toe te passen. 2. Kent de achtergrond en het ontstaan vaan de belevingseconomie. 3. Kent de kostentabel van de ANVR en past deze correct toe. 4. Kan het boekingsproces beschrijven en toepassen. 5. Heeft een goede kennis van consumentensites voor reizen. 6. Heeft een goede kennis van de hedendaagse klant en weet diens wensen te honoreren. 7. Is op de hoogte van het huidige doelgroep- en bijzonder aanbod. 8. Is op de hoogte van de hedendaagse ontwikkelingen binnen en buiten de reisbranche. 9. Is op de hoogte van de hedendaagse trends. 10. Heeft een goede kennis op het gebied van dynamic packaging en weet dit toe te passen. 11. Is goed op de hoogte van de soorten beddenbanken en kan deze omschrijven. 12. Is in staat de belevingswens van een klant te matchen met een aantrekkelijk advies. 13. Heeft een goede kennis van de cultuur per land. 14. Heeft een goede kennis van de toekomstige klant en weet hierop in te spelen.
4
Exameneisen module V: 1. Is in staat een foutloze brief te schrijven aan een klant of zakenrelatie. 2. Beheerst de grammaticale basisregels van de Nederlandse taal. 3. Kent de verschillen tussen de diverse klimaten. 4. Kent de hoofdkenmerken van de verschillende voorkomende klimaten in de wereld. 5. Is op de hoogte van de milieuregels die van invloed zijn op het toerisme. 6. Kent het onderscheid van de diverse bouwstijlen. 7. Beheerst de basisbeginselen van het boekhouden. 8. Is op de hoogte van oorzaken van ziekten die in toeristische landen een gevaar voor de klant kunnen opleveren. 9. Is in staat om het belang van verplichte en aanbevolen vaccinaties op reis met een klant te bespreken en deze naar de juiste instantie door te verwijzen. 10. Beheerst de diverse telefoonalfabetten. 11. Kent een aantal communicatietheorieën en kan deze uitleggen. 12. Kent de belangrijkste bestaande ondernemingsvormen en de onderlinge verschillen. 13. Is op de hoogte van de schriften en talen in de wereld. 14. Kent de belangrijkste stromingen in de muziek door de eeuwen heen en de componisten. 15. Beheerst de noodzakelijke rekenvaardigheden en kan eenvoudige rekensommen foutloos maken. 16. Kent de taken en verschillen van de douane / marechaussee. 17. Kent de basis in- en uitvoerbepalingen. 18. Kent de vijf grote wereldgodsdiensten en de belangrijkste gebruiken. 19. Is op de hoogte van de invloed op het toerisme door de (Europese) politiek. 20. Kent de geschiedenis van het ontstaan van het toerisme 21. Kent de achtergrond van het carnaval wereldwijd.
5
Exameneisen module VI: 1. Heeft met de juiste inzet de gehele training van module VI gevolgd. 2. Kent de ins en outs van netwerkmarketing. 3. Is in staat een goed verkoopgesprek te voeren. 4. Is zich bewust van het effect van kleding en uiterlijk. 5. Kent de theorie van de diverse vormen van communicatie en kan deze toepassen. 6. Is in staat zichzelf goed, kort en krachtig te presenteren. 7. Kent de LSD techniek en kan deze toepassen.
6
Exameneisen module VII: 1. Is in staat statistieken te analyseren. 2. Kent de ins en outs van franchising. 3. Weet hoe met conflictoplossing om te gaan. 4. Kan een goede swot analyse maken. 5. Is op de hoogte van de financiële aspecten van het ZRA-schap. 6. Kent de achtergronden van de VAR. 7. Kent de basistoepassing van marketing. 8. Is in staat eenvoudig marktinformatie te bestuderen en conclusies te trekken. 9. Is in staat complexere marktinformatie te bestuderen en conclusies te trekken. 10. Kent het gehele marketingproces. 11. Kent de mogelijkheden van online marketing en kan deze toepassen. 12. Kent de contractenvormen binnen de reisbranche. 13. Kent de rechtspositie van een ondernemer. 14. Kent de diverse ondernemingsvormen. 15. Is op de hoogte van de regelgeving: fiscaal en civiel en Europees en consumentenrecht, lokaal, regionaal en landelijk AV). 16. Beschikt over een basiskennis boekhouden. 17. Heeft rekenkundige vaardigheden. 18. Kent de contractvormen (buiten de branche). 19. Kent de samenwerkingsverbanden, leveranciers, aansluiting bij brancheorganisaties en de daarbij behorende financiële aspecten. 20. Kent de verzekeringen die voor een ondernemer belangrijk zijn. 21. Is in staat een marketingplan te schrijven. 22. Is in staat een ondernemingsplan te schrijven.
7