Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
Lezing avond 6: Ruimte voor de Geest, de Helper M.J. Schuurmans 1. De betrokkenheid van de Geest bij de herschepping 1.1 De uitstorting van de Heilige Geest 1.2 De Heilige Geest en de wedergeboorte 1.3 De wedergeboorte uit zich in geloof, hoop en liefde 1.4 De doop en de Heilige Geest
2 2 3 5 7
2. Wat doet de Heilige Geest 2.1 Openbaring 2.2 Verlossing 2.3 Christelijk leven
9 9 10 11
3. Inwoning van de Geest 3.1 Inleiding 3.2 Vrucht van de Geest 3.3 Vrucht in Galaten 5:22 3.4 De afzonderlijke vruchten 3.5 De gaven van de Geest 3.6 1 Corinthiërs 12 3.7 Uitingen, werkingen of openbaringen 3.8 Genadegaven 3.9 Bedieningen
12 12 13 14 14 20 21 22 26 28
4. Paracletos - troost en terechtwijzen
30
5. Zegel en onderpand
32
Literatuurlijst
34
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 1
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
1. De betrokkenheid van de Geest bij de herschepping 1.1 De uitstorting van de Heilige Geest Wij willen samen nadenken over dat geheim dat na de hemelvaart van Jezus is begonnen, namelijk over het geheim van de wereldvaart van de Heilige Geest en over het geheim dat diezelfde God die de wereld schiep en die in Jezus Christus de wereld met zichzelf verzoende nu in diezelfde wereld werkzaam is door de Heilige Geest en door die Geest geloof, hoop en liefde schept in mensenharten en voortgaat Zijn voornemen tot totale vernieuwing en verlossing van Zijn wereld te verwerkelijken. De toegang tot dit bevrijdend en vernieuwend handelen van God door de aanwezigheid van de Heilige Geest in onze harten, in de kerk en in de hele schepping wordt in het Nieuwe Testament gemarkeerd door de uitstorting van de Heilige Geest. Dat gebeurde op de vijftigste dag (‘Pentakosta’) na het Pascha-feest van Israël, het ‘weken-feest’, d.w.z. het feest van de tarweoogst zoals de Tora dat voorschreef (Exodus 23:16). Die dag werd later in Israël vooral gevierd als de dag waarop de geboorte van Israëls zelfstandig volksbestaan zich voltrok bij de Sinaï. Op die vijftigste dag na het Pascha-feest vond in de bovenzaal in Jeruzalem een bijzonder gebeuren plaats, de uitstorting van de Heilige Geest. Dat feest wordt nu nog altijd het Pinksterfeest genoemd, d.w.z. het feest van de vijftigste dag na Pasen. Tien dagen tevoren had in alle stilte de hemelvaart plaatsgevonden, d.w.z. het begin van de verborgen heerschappij van Jezus, die wordt aangeduid als het ‘zitten ter rechterhand Gods’. Wij gaan vaak zitten om uit te rusten, maar het ‘zitten ter rechterhand Gods’ duidt symbolisch aan dat na het werk der verzoening dat Hij heeft volbracht Jezus de uitvoerende macht heeft ontvangen om nu voort te gaan met de beslissing en het voornemen van God om de wereld te leiden tot de totale verwerkelijking van het Rijk van God. Hij zit om te komen, weder te komen voor de voleinding van het Rijk. Binnen dat kader en dat voornemen voltrekt zich de uitstorting van de Heilige Geest. Jezus zei op de Olijfberg: ‘Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde’ (Handelingen 1:8). Op de hemelvaart zou naar deze belofte de wereldvaart van de Heilige Geest volgen. Die belofte van de scheidende Jezus Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 2
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
werd op de Pinksterdag vervuld. Zijn heengaan gaf geen reden tot rouw en tot verdriet; het was goed dat Hij heenging. Hij handelt nu voortaan samen met en in de Heilige Geest aan de uitwerking van Gods wereldomvattende voornemen. Die dag van het oogstfeest koos God uit om door de Heilige Geest de oogst uit alle volkeren en culturen te vergaderen. De dag van de herdenking van Israëls zelfstandig volksbestaan koos God uit als de geboortedag van de nieuwtestamentische kerk, die uit alle volkeren der aarde wordt vergaderd. Zoals de geboorte, de dood en de opstanding van Jezus Christus vergezeld ging van wonderen en tekenen, zo ging ook de uitstorting van de Heilige Geest vergezeld van tekenen. Plotseling voer door het hele huis een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde de gehele ruimte waarin de discipelen zaten. Bovendien vertoonden zich vurige tongen, die zich verdeelden en bleven staan boven de hoofden van de leden van de gemeente, van mannen en vrouwen, van jongeren en ouderen (Handelingen 2:1- 4).
1.2 De Heilige Geest en de wedergeboorte Het werk van de Heilige Geest als herschepper wordt in de bijbel ook beschreven als het werk dat ons innerlijk verandert en maakt tot een nieuw schepsel. De profeten van Israël hebben daarover herhaaldelijk gesproken. Jeremia spreekt over een nieuw hart dat God wil schenken in een nieuwe relatie met Hem (Jeremia 31:3134). In Psalm 51 horen wij David bidden: ‘Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij’ (Psalm 51:11-13). Datgene waarom de profeten en psalmdichters smeekten, wordt door de komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest diepe werkelijkheid. Misschien is er geen enkel bijbelgedeelte in het Nieuwe Testament dat die werkelijkheid zo plastisch uitdrukt als het gesprek van Jezus met Nikodemus, de overste van de Farizeeën en lid van het Sanhedrin (Joh. 3:1-21). Nikodemus is gezeten in de hoge toren van zijn traditie en heeft een bepaalde kijk op zichzelf, een bepaalde kijk op Jezus, een bepaalde kijk op God. ‘Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar’ (Joh. 3:2). Dan antwoordt Jezus dat hij totaal moet veranderen. Hij heeft een andere kijk nodig op zichzelf, op God, op Jezus. Dat drukt Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 3
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Jezus uit in de woorden: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien’. Dat gesprek wordt gevoerd in de nacht. Door het open venster ruist de nachtwind. De wind (‘pneuma’) is het symbool van de Heilige Geest. Jezus zegt: ‘De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is’. Wat betekent dat? Het betekent in de samenhang van dat hoofdstuk, een oproep aan Nikodemus om zijn hoge bolwerk te verlaten en zich als een kind te laten meevoeren door de Geest van Hem die van boven gekomen is en ons wil meevoeren in de richting van Zijn Koninkrijk. Het betekent een appèl om niet langer weerstand te bieden tegen de Geest van Christus en zich te laten vullen met Zijn getij en een ander mens te worden. Dat is het werk van de Heilige Geest. Die Geest is geen dwaalgeest. Die Geest is geen leugengeest. Die Geest is geen wilde tornado. Het is de Geest die van boven is gekomen en die ons van binnen wederom geboren doet worden zodat we een andere visie krijgen op God, op Jezus, op onszelf en op het komende Rijk van God en ons daaraan dienstbaar stellen. Dat is wedergeboorte door de Geest. In de brieven van Paulus en Petrus wordt herhaaldelijk over dat werk van de Geest gesproken. Petrus wijst erop dat woord en Geest samenwerken (1 Petrus 1:23). Paulus legt er herhaaldelijk de nadruk op, dat indien iemand zich gewonnen geeft aan de invloed van Gods woord en Geest hij of zij geworden is tot een nieuw schepsel en een nieuwe schepping. En dan tekent hij de Geest als de herschepper die ons wil maken tot nieuwe schepselen. De vraag waarom het werkelijk gaat, is of wij ons open willen stellen voor de Geest die van boven komt, ons zoekt en mee wil nemen in de richting van Jezus en Zijn Rijk. De wind van de Geest ruist om ons heen als de nachtwind door het venster. Het antwoord op de vraag vanwaar hij komt, is als we ons gewonnen geven niet onduidelijk. Hij komt van Jezus, die is opgestaan en van die Geest die de Heilige is. Waarheen hij gaat, is ook duidelijk; hij wil ons drijven in de richting van het Rijk van God. Zo is dan wie zich door die Geest laat drijven een nieuw schepsel (vgl. 2 Cor. 5:17) .
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 4
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
1.3 De wedergeboorte uit zich in geloof, hoop en liefde a. De Heilige Geest wekt en ontlokt in ons: geloof De Heilige Geest, die ons opnieuw geboren doet worden en ons tot een nieuw schepsel wil maken, wekt in ons geloof en geloofsgroei. Geloof betekent, dat we God leren vertrouwen en dat we Hem gaandeweg leren kennen. Geloof hangt wel heel innig samen met liefde tot God en de naaste, maar het valt niet samen met liefde en liefhebben en moet van liefde onderscheiden worden. God is liefde. Hij heeft lief en is liefde, maar het kenmerkende van geloof is dat het zich niet vereenzelvigt met God. Geloof erkent God in Zijn geheel eigen goddelijke zijn. Geloof begaat niet de geraffineerde onbeschaamdheid en ongelooflijke brutaliteit waarin een mens zich met God gelijkstelt of met God identificeert. Geloof erkent God in Zijn eigenheid en erkent ook Jezus Christus, die door Hem gezonden is en die Zijn Zoon is in Zijn eigenheid, onverwisselbaarheid. Geloof geeft zich aan Hem gewonnen, vertrouwt zich aan Hem toe, leeft van Zijn beloften en van Zijn genade. Geloof is een sprong, de ‘salto vitale’ (de sprong ten leven), de sprong van het kind in de armen van de vader, de overgave van de discipel aan de Heer. Het is dat vertrouwen en dat kennen dat Jezus bedoelt als Hij zegt in het Hogepriesterlijk gebed: ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ (Joh. 17:3). Dat geloof wordt door de Heilige Geest gewekt, gevoed, onderhouden. Het is die ‘salto vitale’ waardoor wij het werk der verzoening dat Jezus Christus voor ons volbracht, erkennen en vertrouwensvol aanvaarden als voor ons geschied. Dit geloof is een onrustig ding; het is aangevochten geloof, aangevochten door twijfel en vertwijfeling, door depressies en angsten, door nederlagen en teleurstellingen. Dat werk van de Geest is als een graankorrel die heen en weer danst op de wan. Als wij hoogmoedig ons geloof zien als ons bezit, als onze prestatie, als iets waarop we mogen pochen, dan rollen we vaak om als kegels op de kegelbaan, dan horen we om ons heen de stem van Jezus die in de nacht van verraad en verloochening tot Simon Petrus zei: ‘Simon, zie, de satan heeft verlangd je te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor je gebeden, dat je geloof niet zou bezwijken’ (vgl. Lucas 22:31-32). Het is de Heilige Geest die zich niet terugtrekt; Hij geeft zijn werk niet prijs. Ons geloof is geloof bij de gratie van Christus en de Heilige Geest.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 5
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
b. De Heilige Geest wekt in ons de liefde tot God en tot elkaar. God is liefde en de Heilige Geest wordt in de bijbel omschreven als de liefde van God die in onze harten wordt uitgestort. In geen enkele uitdrukking in het Nieuwe Testament wordt het kenmerkende van het werk en de werking van de Geest, zo helder omschreven als in het woord liefde, ‘agape’. Dat is niet alleen de centrale aanduiding in de brieven van Paulus, maar ook in de brieven van Johannes als we dit woord van Jezus lezen: ‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt’ (Joh. 13:34). Daarmee wordt niet gezegd dat het gebod tot liefde vroeger ontbrak; het Oude Testament is vol van dit gebod. Daarmee wordt bedoeld dat, nu God Zijn onuitsprekelijke liefde tot het uiterste heeft getoond in het kruis en de opstanding van Jezus, de bron is ontsloten voor waarachtige liefde tot God en de naaste. Wat God heeft gegeven - liefde tot het uiterste (Joh. 13) - eist Hij ook. Hij maakt het mogelijk aan die eis te voldoen door de Heilige Geest, die in onze harten is uitgestort. Het typerende is dat in het Nieuwe Testament voor deze liefde nergens het woord ‘eros’, zinnelijke liefde, wordt gebruikt. Dat betekent geen onderwaardering van de erotische liefde, maar wel dat ook in die gestalte der liefde de ‘agape’, d.w.z. de zich gevende, schenkende, dienende liefde, evenals in andere gestalten der liefde mag en moet worden gerealiseerd. In 1 Cor. 13 vergelijkt Paulus de liefde met het geloof en de hoop en schrijft hij: ‘Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde’. Ook in het Johannes evangelie en in de brieven van Johannes omvat de liefde het geloof en de hoop en de gehoorzaamheid aan Gods geboden. Geloof is het begin, maar het geloof uit zich in de liefde. Het leven uit de Heilige Geest, het leven onder de werking van de Heilige Geest, komt tot de diepste, eigenlijke ontplooiing in de liefde. Zonder geloof is er geen aansluiting aan de bron der liefde, aan God die liefde is en schenkt in Jezus Christus en door de Heilige Geest, maar waarachtig geloof dat uit die bron leeft uit zich in de liefde (vgl. Galaten 5:6). De liefde is het blijvende in het mens-zijn. Eeuwig leven is liefhebben van God en elkaar zonder weerstand, zonder dissonant, in de eeuwige wisselwerking van bemind worden en beminnen, van gekend worden door God en het kennen van Hem. Dat is het uiteindelijke doel van het werk van de Heilige Geest, zodat God in alles en in allen God is.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 6
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
c. De Heilige Geest wekt in ons de hoop. Zoals Paulus aan het eind van 1 Cor. 13 benadrukt, zijn geloof en hoop onafscheidelijk met elkaar verbonden. Geloof betekent God vertrouwen, God krediet geven en Zijn betrouwbaarheid erkennen voor ons, voor de kerk, voor de wereld. Daarom is geloof onafscheidelijk verbonden met hoop. Dezelfde Geest die geloof wekt, wekt ook de hoop. ‘Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid, waarop wij hopen’ (Galaten 5:5). Hoop betekent dat het geloof niet stuk te krijgen is. Het is de onopgeefbare en onopgegeven verwachting dat God Zijn beloften waar maakt. Het is een verwachting die gegrond is in hetgeen God reeds heeft gedaan in Jezus Christus en Zijn werk der verzoening en hetgeen Hij zal doen ter voltooiing en voleinding van Zijn werk. Deze hoop hecht zich niet aan de door mensen of ideologieën ontworpen toekomstbeelden, maar aan die toekomst die op ons af komt door Hem die is en die was en die zal komen. Het is gegronde hoop, gegarandeerd in Jezus Christus.
1.4 De doop en de Heilige Geest Voordat Jezus zijn evangeliebediening in het openbaar begon, had Johannes de Doper al een onderscheid gemaakt tussen de waterdoop en de geestesdoop, die zou worden toegediend door Hem die zou komen. ‘Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest’ (Marc.1:8). Voor zijn hemelvaart, vooruitkijkend naar Pinksteren, maakte Jezus dezelfde tegenstelling: ‘Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze’ (Hand. 1:5). Het punt was niet dat de geestesdoop en de waterdoop tegenover elkaar staan of dat de geestesdoop de waterdoop overbodig maakt, maar dat de doop van Johannes behoorde tot de eindperiode van het oude verbond, terwijl de uitstorting van de Heilige Geest door Christus (Hand. 2:33) de gelovigen inwijdt in het leven van het nieuwe verbond, zoals voorzegd is in Jeremia 31:31 e.v., en door Jezus bekend gemaakt is tijdens het Avondmaal (l Cor. 11:25) en uitvoerig uiteengezet wordt in Hebreeën 8:8-10:25.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 7
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
a. De gave van het nieuwe verbond. Wat is dat leven in het nieuwe verbond? Het is de realisatie van de gemeenschap met Jezus Christus in zijn heerlijkheid en met zijn Vader, die onze Vader is door Hem. Bovendien is het de realisatie van het deel hebben aan alles wat zijn verzoenend sterven bewerkstelligde (vergeving, vrede, aanvaarding, kindschap) en ook aan alles wat bij de opstanding hoort (hulp en bijstand, vaste hoop). De kenmerkende taak van de Geest na Pinksteren is het uitdelen van dit leven. Daarom schrijft de apostel in Johannes 7 over de Geest, als de tussenpersoon bij de schepping (Gen. l :2), de inspirator van de profetieën (2 Petr. l :21) en degene, die Jezus in staat stelde alles te volbrengen (Luc. 3:22; 4:14-18): 'Want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was' (Joh. 7:39). De Heilige Geest had altijd andere functies vervuld, maar Hij kon pas de heerlijkheid van Jezus als de gekruisigde en de opgestane Heer aan mensenharten bekend gaan maken, nadat Jezus' dood en opstanding ook werkelijk hadden plaatsgevonden. Als de schrijvers van het Nieuwe Testament het hebben over mensen, die de Heilige Geest ontvangen, bedoelen zij de eerste ervaring van het leven binnen het nieuwe verbond met de krachtige, vreugdevolle, uitbundige uiting in lofprijzing en getuigenis, die bij deze ervaring hoort (zie hiervoor Hand. 2:38; 8:15; 10:47; 19:2; Rom. 8:15; Gal. 3:2.). De gelovigen van het Oude Testament, die vóór Christus leefden, hadden de Geest niet in deze zin ontvangen. Berouw en het gelovig aannemen van wat bekend is over Gods genade wordt altijd door de Geest geleerd en opgeroepen. Daarom moeten we ervan uitgaan, dat ook zij de Heilige Geest hadden ontvangen, maar dan op een andere, meer elementaire manier, zoals bij de Samaritanen voordat Petrus en Johannes gekomen waren (Hand. 8:15). Het nieuwtestamentische taalgebruik over de Heilige Geest is ontstaan door de ervaring van dat nieuwe verbond en vanzelfsprekend is die ook helemaal gericht op deze ervaring. Daardoor worden de elementaire uitgangspunten niet altijd genoemd, maar de schrijvers bedoelen wel degelijk dat het, als er sprake is van bekering en geloof, Gods gaven zijn (Hand. 5:31; 11:18; Ef. 2:8). Wat is dan de 'doop met de Heilige Geest’? In navolging van wat Jezus in Handelingen 1:5 zegt, kunnen we het omschrijven als het begin van het werk door de Heilige Geest onder het nieuwe verbond in iemand, zoals hierboven is beschreven. Voor de discipelen van Jezus vond dit plaats met Pinksteren, hoewel ze ook daarvoor geloofden. Bij ieder ander gebeurt het bij de bekering.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 8
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
b. Christelijke inlijving. Sinds Pinksteren heeft de toetreding tot Gods familie overeenkomstig zijn geopenbaarde wil, de christelijke inlijving, met drie factoren te maken: bekering en geloof, plus de christelijke doop, plus het ontvangen van de Heilige Geest voor de realisatie van het nieuwe verbond (Hand. 2:38; Rom. 8:9 e.v.; Ef. 1:13 e.v.). Deze drie verbindende factoren, geloof, doop en Heilige Geest, dienen tussen Jezus Christus en ons aanwezig te zijn. Als Paulus zegt, dat we in één Geest gedoopt zijn (door Christus) tot zijn lichaam (1 Cor. 12:13), dan bedoelt hij de waterdoop en de gave van de Heilige Geest als twee elkaar aanvullende aspecten van één enkele handeling van Christus, waarbij Hij ons opeist en inlijft of inent (beeldspraak van Paulus in Rom. 11:17-24) in een levende verbondenheid met Hemzelf. In Gods geopenbaarde plan voor ons leven zijn de waterdoop en de geestesdoop met elkaar verbonden.
2. Wat doet de Heilige Geest ? De christelijke traditie ziet over het algemeen de werkzaamheid van de Geest op drie gebieden: in de openbaring, in de verlossing en in het leven van de christen. We zullen in het kort ingaan op de rijkdom van de christelijke inzichten in de rol van de Heilige Geest op deze drie gebieden.
2.1 Openbaring De cruciale rol van de Geest in het bekend maken van God aan de mensheid is algemeen erkend. Irenaeus schreef over 'de Heilige Geest, door wie de profeten spraken, door wie onze voorouders over God hoorden en de rechtvaardigen in de paden der gerechtigheid geleid werden'. Ook Martin Buber schreef in 1536 in zijn commentaar op de evangeliën dat openbaring niet zonder de hulp van Gods Geest kan geschieden: ‘Voordat wij in God geloven en door de Heilige Geest geïnspireerd worden, zijn wij ongeestelijk en daarom totaal niet in staat iets van God te begrijpen. Dus is alle wijsheid en gerechtigheid die wij zonder de Heilige Geest bezitten, duisternis en een schaduw van de dood. De taak van Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 9
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
de Heilige Geest is ons te leiden in Gods waarheid; zonder die Geest blijft de waarheid ongrijpbaar.’ De rol van de Geest ten opzichte van de belangrijkste theologische bron van de christelijke traditie is cruciaal. De leer van de 'inspiratie van de Schrift' stelt dat de Bijbel, vanwege haar oorsprong, een van God gegeven gezag bezit. Deze leer geldt in verschillende variaties voor alle tradities van het christendom, en komt voort uit wat de Bijbel zelf leert; het meest opvallend is daarbij de uitspraak dat 'elk schriftwoord van God ingegeven' (theopneustos) is (l Tim. 3:16). Binnen de protestantse theologie heeft de leer van de inspiratie van de Schrift nog een ander doel - het is namelijk de basis van de stelling dat de Schrift hoger gezag heeft dan de kerk. Waar meer katholiek georiënteerde schrijvers betogen dat de vaststelling van de canon door de kerk bewijst dat de kerk gezag heeft over de Schrift, stellen protestanten dat de kerk slechts het gezag heeft erkend dat al aanwezig was in de Schrift zelf. Toch is het niet alleen Gods openbaring die in verband gebracht wordt met het werk van de Heilige Geest; zijn activiteit wordt ook herkend in de reactie van de mens op die openbaring. De meeste christelijke theologen beschouwen het geloof zelf als een werk van de Heilige Geest. Johannes Calvijn is één van degenen die de aandacht vestigen op de centrale rol van de Geest bij het bekend maken van de waarheid van God aan de mens en het 'verzegelen' of toepassen ervan in ons leven. ‘Het geloof nu zullen wij op de juiste manier omschrijven, als we zeggen dat het een vaste en zekere kennis is van Gods welwillendheid tegenover ons, die gegrond is op de waarheid van de genadevolle belofte van God in Christus, geopenbaard aan ons verstand en door de Heilige Geest verzegeld in ons hart’.
2.2 Verlossing We zien dat de kerkvaders de goddelijkheid van de Heilige Geest bewezen uit zijn functies. Veel van die functies hebben direct te maken met de verlossing, zoals de rol van de Geest bij de heiligmaking, het veranderen van de mensheid naar Gods beeld, en de vergoddelijking. Dit punt is van het grootste belang in de oosterse christelijke traditie, die altijd de vergoddelijking heeft beklemtoond. Westerse opvattingen van de verlossing zijn meer relationeel. Zij zien het heil meer in de Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 10
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
herstelde relatie van de mens met God, dan in het deel krijgen van de mens aan de goddelijke natuur. Toch zien ook zij hierin eveneens een werk van de Heilige Geest. Zo speelt de Heilige Geest in Calvijns onderwijs over de toepassing van de verlossing een belangrijke rol wanneer het gaat om het ontstaan van een levende relatie tussen Christus en de gelovige.
2.3 Christelijk leven De Heilige Geest speelt vooral in het christelijke leven een bijzonder belangrijke rol, zowel in dat van de enkeling als van de gemeenschap. Cyrillus van Alexandrië benadrukte in de vijfde eeuw de rol van de Geest voor de eenheid in de kerk: ‘Wij allen die dezelfde Geest ontvangen hebben, dat is de Heilige Geest, zijn in zekere zin samengegroeid met elkaar en met God... Zoals de kracht van het heilige vlees van Christus degenen in wie het aanwezig is tot één lichaam verenigde, geloof ik dat ongeveer op dezelfde manier de éne, ongedeelde Geest van God ons allen tot geestelijke eenheid leidt’. Augustinus werkte dit aspect van het werk van de Heilige Geest nog wat verder uit. Volgens hem is de Geest enerzijds de band van eenheid tussen de Vader en de Zoon, en anderzijds de band tussen God en de gelovigen. De Geest is een geschenk van God waardoor gelovigen zowel aan God als aan elkaar verbonden worden. De Heilige Geest schept een band van eenheid tussen gelovigen, waarop uiteindelijk de eenheid van de hele kerk berust. De kerk is de 'tempel van de Heilige Geest', dus een plaats waar Hij woont. Dezelfde Geest die de Vader en de Zoon verbindt in de eenheid van de Godheid, bindt ook de gelovigen in de eenheid van de kerk. Een werkelijk christelijk verstaan van de rol van de Heilige Geest gaat echter nog veel verder en omvat minstens nog twee andere gebieden. Ten eerste het 'werkelijk maken' van God in persoonlijke en gemeenschappelijke aanbidding en devotie. Het belang van de rol van de Geest voor gebed, spiritualiteit en eredienst is door vele klassieke en moderne auteurs besproken. Ten tweede het in staat stellen van de gelovige tot het leiden van een christelijk leven, vooral op het gebied van de moraal. In zijn commentaar op de evangeliën uit 1536 zegt Martin Buber dat de Geest onmisbaar is, willen christenen de wet kunnen gehoorzamen. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 11
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Daarom zijn degenen die geloven niet onder de wet, omdat de Geest in hen woont, en hen alles veel volmaakter leert dan de wet ooit zou kunnen doen, en hen veel sterker motiveert om te gehoorzamen. Met andere woorden, de Heilige Geest beweegt het hart, zodat de gelovigen willen doen wat de wet beveelt, maar niet zelf tot stand kon brengen.
3. Inwoning van de Geest 3.1 Inleiding Met de inwoning van de Heilige Geest in de gelovigen bedoelen we dat de Geest, naast zijn werk van rechtvaardiging en heiliging de ruimte krijgt zijn kinderen te vervullen. Hierdoor krijgt Christus de gelegenheid om meer en meer beslag te leggen op onze eigen individualiteit en op onze hele persoonlijkheid. In dit proces deelt Hij zijn bijzondere gaven aan ons toe. Het leven in de vervulling met de Heilige Geest is een opdracht die bijvoorbeeld de apostel Paulus onder woorden brengt (Ef.5:18). Dat betekent: de Geest woont groeiend in ons, we geven meer en meer van onszelf over aan de heerschappij van de Here Jezus en we ontvangen meer en meer toerusting en kracht om te dienen in het koninkrijk van God. De uitwerking daarvan wordt ook ervaarbaar, namelijk in een overvloedig leven met God, in gehoorzaam doen wat Hij van ons vraagt, in de vrucht van de Geest die zich in ons karakter meer en meer openbaart, het wordt zichtbaar door ervaringen van Gods werk in en door ons heen. De vervulling met de Geest is er op voorwaarde van onze voortdurende (dagelijkse) omgang met God en de juiste uitoefening van de ons gegeven geestesgaven en het uitwerken van onze talenten. Vervulling met de Geest is niet eenmalig bedoeld, maar voortdurend, herhaaldelijk, veelvuldig en groeiend. Wanneer je als gelovige bidt om de vervulling met de Heilige Geest geef je aan dat je ruimte wilt maken dat de Geest in je persoonlijk leven en in je karakter dieper kan doorwerken. Je bidt om zelf toegerust te worden met wat God aan jou wil geven om
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 12
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
meer dienstbaar te worden in het werk van God binnen de christelijke gemeente en in de wereld.
3.2 Vrucht van de Geest God gebruikt in de Schrift het woord vrucht vaak om aan te geven wat Hij op het punt van karakter van zijn volk verwacht. Naarmate wij de vrucht van de Geest in ons leven dragen zullen anderen in ons de familiegelijkenis zien van zijn Zoon (Rom 8:29) en zo tot de Heiland getrokken worden. Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de gaven van de Geest en de vrucht van de Geest. De gaven van de Geest worden verdeeld onder de gelovigen. De vrucht van de Geest wordt niet opgedeeld. Alle christenen zouden door de hele vrucht gekenmerkt moeten zijn. De vrucht wordt door Paulus omschreven in Gal 5:22: ‘Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.’ Het werk van de Heilige Geest in het leven van de gelovigen wordt zichbaar in het voortbrengen van de vrucht. Psalm 1 laat ons hierin zien dat het woord van God in ons leven een eerste plaats moet innemen. We moeten het woord overpeinzen. Naarmate we ons meer verdiepen in het woord, ons hart open stellen voor de richtlijnen die God ons geeft, zullen we er steeds meer naar verlangen om Gods principes als uitgangspunt in ons leven te hanteren. In Johannes 15 wijst Jezus op het grote belang van ‘in Hem blijven’ in de vergelijking met de ranken aan de wijnstok. Alleen in relatie met Hem zijn we in staat om geestelijk vrucht te dragen. Ook hier is onze gehoorzaamheid aan zijn woord de boodschap in de dagelijkse oefening van ‘blijf in Mij’. Het doel van de individuele bekering is dat wij vrucht van de Geest voortbrengen. Dat we worden omgevormd naar het beeld van God, het beeld van Christus. De komst van de Geest en de vernieuwing van ons verstand geeft ons een hemelse honger naar deze vrucht. De groei van deze vrucht is de lange reis vanaf de christelijke bekering, is voortdurend in gehoorzaamheid te wandelen in dezelfde richting; het is allemaal het werk van de Geest in ons leven.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 13
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
3.3 Vrucht in Galaten 5:22 De opsomming in Gal 5:22 pretendeert niet uitputtend te zijn, maar karakteriserend, net als de voorafgaande opsomming van ondeugden in Galaten 5:19-21. Paulus besluit beide opsommingen met 'en dergelijke dingen', waarmee hij doelt op alle andere vergelijkbare ondeugden en deugden. In dit geval staan zij vermeld om het conflict in de gemeente van Galatië aan te pakken (zie Gal 5:15 en 26). Deze vruchten hebben een wijd bereik, inclusief verschillende levenshoudingen, deugden en gedrag. Ieder aspect van het christelijke leven, in het breedst mogelijke spectrum, is het werk van de Geest. Tot de vruchten behoren ook het ervaren van blijdschap
en
vrede
binnen
de
geloofsgemeenschap;
houdingen,
zoals
zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en zelfdiscipline; en gedragingen, zoals liefde, vriendelijkheid, goedheid en alle andere die hiermee overeenstemmen. Deze lijst van Geestelijke vruchten is niet bedoeld als gedragsregel voor het christelijke leven. Omdat ware christelijke ethiek het gevolg is van wandelen en leven door de Geest, is er geen plaats voor de wet (Gal 5:23), en mogen wij Paulus' ethiek ook niet in een nieuwe wet veranderen. Deze vruchten zijn meer indicaties: zo zal iemand die is omgevormd naar Christus' gelijkenis eruit zien. Het zijn ethische richtlijnen voor gelovigen die leren samen te leven als Gods volk in een gevallen wereld.
3.4 De afzonderlijke vruchten Over het algemeen wordt er meer betekenis gehecht aan het enkelvoud van 'vrucht' in tegenstelling tot het meervoud van 'werken' dan de taal toestaat. Paulus dacht waarschijnlijk niet aan een dergelijke tegenstelling, noch ziet hij de werken als een veelvoud van afzonderlijke zaken en de vrucht als een eenheid met verschillende onderdelen. Het woord kar-pos ('vrucht') functioneert in het Grieks als een collectief enkelvoud, net als ons woord 'fruit'. In beide talen kan iemand spreken over 'het fruit in de mand' met betrekking tot verschillende soorten fruit. Hier gaat het ook om verschillende soorten.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 14
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
a. Liefde De vooraanstaande plaats die de liefde inneemt, is geen verrassing. Paulus heeft de liefde al eerder een ereplaats gegeven in zijn opsommingen (Gal 5:6,13-14), een plaats die zij altijd inneemt in zijn ethiek (vgl. l Tes 3:12, 4:9-11, l Cor 13:1-13, 16:14, Rom 13:8-10, Kol 3:14, Ef 5:2 ) evenals in de rest van de Schrift. Voortspruitend uit Paulus' lange ervaring met het Oude Testament, omvat dit woord de essentie van het karakter van God gezien in zijn relatie tot zijn volk. Daarom bidt Paulus in zijn bede van de zegen van de Drie-eenheid in 2 Corintiërs 13:13, waarin de hoofdeigenschappen van de goddelijke personen tot uitdrukking komen, de bede namelijk dat 'de liefde Gods' met de Corintiërs mag zijn. Gods liefde voor zijn mensen is uitgestort in hun harten door de Geest (Rom 5:5). Voor Paulus vormt het zenden door God van zijn Zoon en de dood van deze Zoon aan het kruis het krachtigste bewijs van deze liefde (Rom 5:6-8). Gods liefde is vol lankmoedigheid en goedheid (zie hieronder) jegens zijn mensen, en komt uiteindelijk volledig tot uiting in de zelfopofferende dood van Christus ten behoeve van zijn vijanden. Een dergelijke liefde is het directe resultaat van Gods liefde voor ons, die ons zo gul is geschonken in de Zoon die ons op dezelfde wijze liefhad en Zichzelf heeft gegeven voor ons en die nu in ons leeft. Liefde is dus niet iets wat iemand kan uitdragen of voelen op eigen houtje. Ook mogen we het niet devalueren tot 'een goed gevoel voor iemand hebben'. Liefde staat aan het begin van deze lijst van deugden tegenover de werken van het vlees juist omdat het zo'n duidelijke tegenhanger is van het egocentrisme van de meeste punten van de voorafgaande opsomming. Als vrucht van de Geest maakt liefde een einde aan 'twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd', en dergelijke (zie Gal 5:20-21). Dit kan alleen worden nageleefd in de contacten met andere mensen, vooral andere gelovigen. b. Blijdschap Leven in Christus, en dus een leven in de Geest, is een leven vol blijdschap; de christelijke gemeenschap moet bovenal gekenmerkt worden door blijdschap (l Tes 5:16). God heeft ons de verlossing geschonken; de toekomst heeft haar intrede al
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 15
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
gedaan in de tegenwoordige tijd; Gods mensen hebben al geproefd van het leven zoals het eens zal zijn. Zij hebben al gratie gekregen, volledige vergeving; door de Geest zeggen zij Abba tegen de God die hen heeft liefgehad en zijn Zoon voor hen heeft gegeven. Dit is een reden voor blijdschap, onblusbare, onvergankelijke blijdschap. Immers, wij 'verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid waarop wij hopen' (Gal 5:5). De vrucht van de Geest is blijdschap, blijdschap in de Heer. Wat moet beginnen op individueel niveau moet daarom ook het kenmerk zijn van de gemeenschap van gelovigen, in wie God nog steeds overvloedig de Heilige Geest uitstort. De aan- of afwezigheid van blijdschap is daarom niet afhankelijk van iemands omstandigheden, zoals duidelijk wordt uit Paulus' brief aan de Filippenzen. Ze is geheel afhankelijk van wat God heeft gedaan voor ons in Christus door de Geest. Het paulinische gebod, voortspruitend uit blijdschap als de vrucht van de Geest is niet simpelweg 'verblijdt u', hoewel hij het ook vaak in deze eenvoudige vorm stelt, maar 'verblijdt u in de Heer’. Deze toevoeging vormt de sleutel tot ons begrip van de blijdschap van de Geest. c. Vrede Net als de liefde houdt de vrede nauw verband met God en zijn relatie met zijn volk; en net als liefde en blijdschap is het voor Paulus vooral iets wat zich afspeelt in de gemeenschap. Dat wil zeggen, het gaat hem niet in eerste instantie om een opgeruimd hart, hoewel ook hier geldt dat het moeilijk is om vrede te hebben in een gemeenschap waar de leden van Gods volk individueel weinig innerlijke vrede kennen. Maar hier staat vrede in een opsomming van deugden die met opzet geplaatst is tegenover de werken van het vlees, waarvan er acht de oorzaken van ruzies tussen mensen beschrijven. God zelf wordt vaak aangeduid als 'de God van vrede' (l Tes 5:23, 2 Tes 3:16, l Cor 14:33, 2 Kor 13:11, Rom 15:33, 16:20, Fil 4:9), de God die woont in volkomen shalom (heelheid, welzijn) en die deze shalom schenkt aan zijn mensen in hun gezamenlijke leven. Het woord vrede komt in Paulus' brieven, (naast de standaardbegroeting) het meeste voor wanneer hij spreekt over de gemeenschap of over onderlinge verhoudingen. Christus is onze vrede, die jood en heidenen tot één lichaam heeft gemaakt (Ef 2:14-17); zij worden aangespoord om 'de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes' (4:3). Zo spoort hij ook in Romeinen 14:1-15:13 Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 16
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
joden en heidenen aan om na te jagen 'hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert' (14:19). In de passage over de gemeente in Kolossenzen 3:12-4:6, maant hij de Kolossenzen aan: 'de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten' (3:15). Gezegend zijn de vredestichters! Alleen de Geest kan een dergelijke vrede in ons midden brengen. d. Lankmoedigheid Het is gebruikelijk om dit woord (Grieks: makrothymia) te vertalen met 'geduld'. In sommige gevallen heeft het misschien ook wel degelijk die betekenis, maar in het Nederlands kleeft er aan het woord geduld iets onpersoonlijks, dat wil zeggen, iemand kan geduldig zijn ten opzichte van allerlei onpersoonlijke zaken die horen bij het leven in het algemeen (zoals een zwartgeblakerde boterham uit de broodrooster). Maar bij Paulus komen makrothymia en het corresponderende werkwoord altijd voor in een context die betrekking heeft op geduld ten opzichte van andere mensen. Als zodanig verwijst het vaak, net als hier, naar de passieve maar standvastige kant van de liefde, waarvan de 'vriendelijkheid' de actieve kant vormt. Zo beschrijft Paulus Gods houding ten opzichte van menselijke hoogmoed als één van verdraagzaamheid en lankmoedigheid (Rom 2:4). Dit zijn de eerste twee woorden die (Gods) liefde beschrijven in l Corintiërs 13:4, en ze komen ook samen voor in Kolossenzen 3:12 als een onderdeel van het christelijke gewaad dat wij 'aandoen in Christus'. 'Lankmoedigheid' heeft dus te maken met langdurige verdraagzaamheid ten opzichte van degenen die ons op een of andere manier in de weg staan. Hoewel Paulus een dergelijke verdraagzaamheid nergens anders toeschrijft aan de directe werking van de Geest, maakt het feit dat hij het hier noemt duidelijk dat de kracht van de Geest niet alleen maar vreugde en wonderen tot gevolg heeft, maar ook deze broodnodige eigenschap van volhardend geduld met medemensen die die duurzame en geduldige liefde en vriendschap nodig hebben (vgl. Kol 1:11). e. Vriendelijkheid Net als de lankmoedigheid, waarmee het vaak wordt verbonden, ligt de sleutel tot het begrijpen van 'vriendelijkheid' in de passages waar Gods karakter of zijn actieve
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 17
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
omgang met mensen beschreven wordt. Zo komt het voor als werkwoord in l Corintiërs 13:4, als beschrijving van de actieve kant van liefde, waar lankmoedigheid de passieve kant uitdrukt. In een dergelijke context verwijst het zeker naar Gods actieve goedheid, geschonken aan wie Hij liefheeft. Gods vriendelijkheid ligt besloten in zijn duizendvoudige daden van genade voor mensen zoals wij, die zijn toorn verdienen. Dit komt speciaal tot uitdrukking in Efeziërs 2:7, waar de grenzeloze uitdrukking van Gods genade wordt geopenbaard in zijn goedertierenheid jegens ons in Christus. In deze lijst, waar het naast lankmoedigheid staat, heeft het natuurlijk te maken met oprechte daden van vriendelijkheid jegens anderen. De Geest geeft ons niet alleen de kracht om de vijandigheid of onvriendelijkheid van anderen te doorstaan, Hij stelt ons ook in staat om hun vriendelijkheid te betonen, om actief hun welzijn te bevorderen. f. Goedheid Zoals hierboven is aangegeven, is dit woord nauw verbonden met vriendelijkheid. Als er een verschil is, is 'goedheid' een meer omvattende karaktereigenschap. Het bijvoeglijk naamwoord ('goed') waarvan dit zelfstandig naamwoord is afgeleid, is een van de eerste woorden waarmee Gods karakter wordt beschreven in het Oude Testament. In analogie kunnen gelovigen worden beschreven als 'vol goedheid' (Rom 15:14); wanneer het in praktijk wordt gebracht, heet het 'goed doen'. Inderdaad, goedheid bestaat niet los van de actieve, concrete uiting ervan. Hieruit bestaat dus de christelijke genade, die de Geest voortbrengt in het leven van de gelovige, waarop Paulus aan het einde van deze passage weer terugkomt: 'Laten wij dus niet moede worden te doen wat goed is voor allen' (Gal 6:9-10). En weer klinkt, net als bij de voorafgaande woorden, de context door. Wie zaaien in de Geest zijn degenen die doen wat goed is voor allen. g. (Be)trouw(baarheid) Het woord hier is pistis, het belangrijkste woord bij Paulus voor 'geloof', wat te maken heeft met iemands grondhouding ten opzichte van God; een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn betrouwbaarheid. In de Septuaginta gebruikte men dit woord altijd voor Gods trouw. Deze betekenis neemt Paulus over in Romeinen 3:3, waar hij
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 18
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
schrijft dat de 'ontrouw' van Gods mensen Gods eigen pistis ('betrouwbaarheid') niet teniet doet. Gezien de overige deugden, met name die er direct aan voorafgaan en erop volgen, lijdt het geen twijfel dat Paulus doelt op trouw, dat wil zeggen dat wij betrouwbaar zijn vanuit ons gelovig vertrouwen op God. Die trouwe toewijding aan God zal vervolgens kenbaar worden in onze houding jegens anderen door middel van de verschillende andere vruchten van deze lijst. In waar geloof zit voor Paulus altijd een element van betrouwbaarheid, zodoende openbaart waar geloof zich in deze zin als een vrucht van de Geest, in liefde (Gal 5:6). h. Zachtmoedigheid Paulus ontleent de specifiek christelijke betekenis van dit woord aan de relatie met Christus. In Mattheüs 11:25-30 is dit een van de twee eigenschappen van Christus, waarmee Hij, als de Zoon het karakter van de Vader onthult. Christelijke zachtmoedigheid als een weerspiegeling van het karakter van Christus zelf, komt acht keer voor bij Paulus (zie l Cor 4:21, Gal 5:23, 6:1, Kol 3:12, Ef 4:2, l Tim 6:11, 2 Tim 2:25, Tit 3:2). Voor deze vrucht is het het moeilijkst een adequate vertaling in het Nederlands te vinden. Er zit in ieder geval iets in van een bepaald soort nederigheid ten opzichte van zichzelf (of wel een juiste inschatting van zichzelf ten opzichte van God), en consideratie met anderen. Het is op deze vrucht dat Paulus een beroep doet in Galaten 6:1, waar hij degenen die wandelen door de Geest aanspoort een broeder of zuster die een overtreding begaat te helpen. Dat moeten wij doen in de 'geest van zachtmoedigheid', zowel omdat het leven van die ander op het spel staat, als omdat het ons herinnert aan onze eigen zwakheid en vatbaarheid voor verleiding. In deze lijst staat het precies tegenover het werk van het vlees dat vertaald wordt met 'zelfzucht'. Het is die vrucht van de Geest die werkzaam is in degenen die zich niet teveel van zichzelf verbeelden (6:3), maar die 'in ootmoedigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf' (Fil 2:3); in de zin dat ze eerst voor de noden en zorgen van anderen zorgen en dan pas voor hun eigen noden en zorgen. i. Zelfbeheersing Het laatste woord van deze lijst is om verschillende redenen uniek. Ten eerste is het het enige dat nergens anders in de Schrift voorkomt in relatie tot het karakter van God. Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 19
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Ten tweede, het zelfstandig naamwoord komt alleen hier voor in Paulus' brieven, hoewel het werkwoord ook in l Corintiërs 7:9 voorkomt met betrekking tot seksuele onthouding en in 1 Corintiërs 9:25 met betrekking tot de zelfdiscipline van een atleet. Ten derde, het is de enige deugd in de lijst die duidelijk verband houdt met de individuele gelovige. Deze deugd beoefent men niet in een gemeenschap, het is een algemene houding ten opzichte van verschillende soorten uitspattingen. In tegenstelling tot de rest van de termen in de lijst, die gericht zijn tegen de acht werken van het vlees die te maken hebben met verstoorde verhoudingen, is dit de enige die ofwel gericht is tegen de seksuele uitspattingen die als eerste drie werken van het vlees worden genoemd (hoererij, onreinheid, losbandigheid), ofwel de uitspattingen waarmee die lijst eindigt (dronkenschap en brasserijen), of tegen allebei. Ook dit is de effectieve werking van de Geest in het leven van de gelovige. We mogen zelfbeheersing niet veranderen in algehele onthouding. Paulus keurt alles af wat ook maar zweemt naar onthouding als een christelijke deugd (zie l Cor 10:3133, Rom 14:1-23, l Tim 4:1-5), bijvoorbeeld 'raak niet, smaakt niet, roer niet aan' (Kol 2:21). Alleen de Geest kan ons bevrijden tot een leven van gematigde zelfdiscipline, eventueel met onthouding ter wille van anderen.
3.5 De gaven van de Geest
De bijbel geeft ons op verschillende plaatsen informatie over de geestelijke gaven. De gedeelten waarin sprake is van een overzicht zijn 1 Corintiërs 12-14, Romeinen 12:1-8 en Efeze 4:1-16. De sleutel tot het verstaan van de geestelijke gaven vinden wij in de Corinthe-brief omdat hierin het onderwijs naast de theoretische uiteenzetting van in het eerste gedeelte van hoofdstuk 12, in hoofdstuk 14 ook de gaven in de praktijk worden geschetst. Bovendien wordt in het tweede gedeelte van hoofdstuk 12 de persoonlijke (ver)houding geschetst: iedereen is nodig en is er mede om de ander te dienen.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 20
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
3.6 1 Corinthiërs 12 Aan de hand van 1 Corintiërs 12:1-11 maken we de volgende opmerkingen. a. Aanleiding: 'niet onkundig laten' :1 In het eerste vers staat: 'Ten aanzien van de uitingen des Geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten...' Dit betekend niet: 'onwetend'. De Corintiërs wisten namelijk wel degelijk van de geestelijke gaven af (zie 1 Cor. 1:5-7), maar zij gingen er verkeerd mee om. De gaven waren voor hen belangrijker dan de liefde onder elkaar (zie 1 Cor. 13), en er heerste geen orde in de samenkomsten door een verkeerd gebruik van de gaven (zie 1 Cor. 14). Paulus zag zich dus genoodzaakt om hun kennis en inzicht omtrent de gaven te vergroten, door hierover onderwijs te geven. Het woord wat hier gebruikt wordt (agnosis), betekent dan ook 'niet zonder kennis'. b. Vergelijking: 'toen gij nog heidenen waart' :2 Het eerste wat Paulus vervolgens te berde brengt is het feit dat er in de heidense wereld weliswaar ook spirituele uitingen voorkomen, maar dat deze van een geheel andere orde zijn. Een heidense 'geestesuiting' kan nooit een openbaring van God zijn. Achter de heidense afgoden zitten demonische machten. Zij zijn er op uit om mensen te misleiden, van God vandaan te houden, weg te trekken en als ze de kans krijgen hun levens te verwoesten. De bron is een andere bron dan die de gelovige kent in de Heilige Geest. De Corinthiërs moesten leren onderscheiden dat een uiting van de Heilige Geest iets totaal anders was dan wat zij als voormalige heidenen kenden: 'Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de afgoden liet heendrijven' (:2). Hier vallen de termen, 'blindelings' en 'heendrijven' op. Heidense 'geestesuitingen' komen veelal voort uit een trance-toestand en het buiten zinnen geraken, waardoor men de controle over zichzelf verliest. Dit leidt tot demonische gebondenheid en bezetenheid. Openbaringen van de Heilige Geest komen voort uit een open relatie met de Here God en het leren luisteren naar zijn stem (vgl. 1 Sam. 3:1-14). Als je die dan hebt gehoord kun je twee dingen doen: zwijgen of spreken/getuigen (zie 1 Sam. 3:15-4:1).
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 21
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
c. Controle: 'wat zegt iemand?' :3 Ondanks de schijnbare uiterlijke overeenkomsten, is er toch een tweezijdige controle mogelijk op hetgeen iemand zegt: -als iemand een openbaring van God krijgt, zal dit nooit gepaard kunnen gaan met de uitspraak: 'Vervloekt is Jezus'
(negatieve controle) :3a.
-alleen de Heilige Geest kan iemand brengen tot de belijdenis: 'Jezus is Heer'
(positieve controle) :3b.
Het dagelijkse leven van de persoon in kwestie zal uiting geven aan een van deze twee uitspraken. d. Verschillende soorten: 'Er is verscheidenheid' :4-6 Na deze inleiding van Paulus over de uitingen des Geestes stelt hij in de verzen 4, 5 en 6 dat er verschillende soorten gaven zijn. Zij zijn naar hun aard gelijk (Geestesgaven), maar naar hun uiting verschillend. -
'Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest;'
-
'en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here;'
-
'en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God,' De Bijbel maakt onderscheid tussen de soorten gaven door het geven van deze indeling, het gebruiken van verschillende woorden, het beschrijven van verschillende doeleinden en situaties waarop deze gaven betrekking hebben. Achtereenvolgens zullen daarom bij de behandeling van de uitingen (3.7), genadegaven (3.8) en bedieningen (3.9) het woordgebruik, de bedoeling en de situatie van deze gaven van de Geest de orde komen.
3.7 Uitingen, werkingen of openbaringen Aan de hand van 1 Corintiërs 12:7-11 maken we de volgende opmerkingen. a. Woorden: Pneumatikoon. Het Griekse woord 'pneuma' betekent: adem, wind, geest, leven. Het komt overeen met het Hebreeuwse 'ruach' dat 'levensadem' betekent. Het woord pneumatikoon is
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 22
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
vertaald met 'uitingen des Geestes' of ook wel Geestesuitingen: iets wat de Geest uit. Dus de Heilige Geest wil iets zeggen, en zegt iets door iemand die daar ontvankelijk voor is. Dit woord drukt uit waar de openbaring vandaan komt: van de Heilige Geest. Energematoon. Dit woord is vertaald met ‘werkingen’. Het betekent krachtige werking, drang. Ons woord energie is er van afgeleid. Dit woord drukt uit wat iemand ervaart als hij een openbaring krijgt: hij voelt een innerlijke drang om de gedachten die hij op een gegeven moment van de Heilige Geest geopenbaard krijgt uit te spreken. Phaneroosis. Dit woord is vertaald met ‘openbaringen’. Het betekent verlichting, ontsluiering, wegnemen van een bedekking. Dit woord drukt uit wat de gave feitelijk uitwerkt: God wil zijn kinderen inzicht geven hoe Hijzelf over bepaalde dingen of situaties denkt, en openbaart dit door de Heilige Geest. b. Bedoeling: '... tot welzijn van allen ...' (1 Cor. 12:7b). '... tot stichting van de gemeente ...' (1 Cor. 14:12,26). Openbaringen van de Heilige Geest worden gegeven tot welzijn van allen. Ieder kind van God heeft behoefte om Gods nabijheid, het verlangen om Zijn stem te verstaan, en te ervaren dat Hij zich aan hem openbaart. Dit kan als hij of zij zich voor de leiding en openbaring van Gods Geest openstelt. Het gevolg van deze ervaringen is, dat Gods kinderen - ontroerd door de bemoeienis van de heilige God als Vader - zich zullen verheugen, en zich opnieuw zullen toewijden. Dit leidt tot welzijn en welbevinden van allen die dit meemaken: men wordt 'gesticht', opgebouwd en bemoedigd. c. Situatie: '... aan een ieder ...' (individueel 1 Cor. 12:7a). '... toedeelt, gelijk Hij wil.' (1 Cor. 12:11). '... streeft naar de gaven des Geestes ...' (1 Cor. 14:1,12). Ieder kind van God die met de Heilige Geest vervuld is en zich openstelt voor het ontvangen van dergelijke openbaringen, kan in principe in een gegeven situatie door de Geest gebruikt worden als kanaal om Gods woorden door te geven. Voor dit soort Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 23
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
gaven bestaan geen bijzondere vereisten of voorwaarden. Elk kind van God dat open staat voor de leiding van Gods Geest kan een openbaring ontvangen. Geestelijke openheid is echter nodig om de stem van God te verstaan. In de samenkomst van de gemeente zal voor het uitspreken van een openbaring wijsheid en moed nodig om de woorden van God door te geven. Er voor open staan kan echter betekenen dat je een afwachtende houding aanneemt, terwijl Paulus heel nadrukkelijk oproept om naar de gaven des Geestes (pneumatikoos) te streven. Dit streven ('zeloo') betekent ijveren, hartstochtelijk nastreven, op het jaloerse af. Naar geestelijke gaven streven betekent dat er aan de openheid van '... want uw knecht hoort ...', een diep verlangen en streven zoals het ' ... spreek Heer ...' aan voorafgaat om openbaring van God te ontvangen 1 Sam. 3:9-10). Dat verlangen blijkt ook uit het feit dat je voortdurend de gemeenschap met God zoekt '... Jozua, ... week niet uit de tent.' (Ex. 33:7-11). d. Conclusie: Uitingen, werkingen of openbaringen zijn dus bovennatuurlijk ingegeven woorden van God. Deze gaven zijn per definitie geen persoonlijk bezit. Het is God die zijn kinderen in een gegeven situatie bepaalde gedachten bekend wil maken, en die inhoudelijk blijken te zijn: -
woorden van wijsheid, kennis of geloof,
-
een vrijmoedig gebed om genezing of om werking van (natuur)krachten,
-
profetie of onderscheiding van geesten,
-
tongen en de vertolking daarvan.
Deze gedachten of woorden van God worden geïnspireerd door de Heilige Geest. Dit betekent echter niet dat elke openbaring klakkeloos kan worden aanvaard. De Bijbel zegt heel nadrukkelijk dat er getoetst en gecontroleerd moet worden (1 Cor. 14:29). Wat bij elke prediking normaal is: -je vraagt je af: heeft de Heer iets tot mij te zeggen? -je vraagt je af: is dit in overeenstemming met het geopenbaarde woord van God, de Bijbel? geldt ook voor een openbaring die iemand doorgeeft. Genezingen Er is echter één gave waarbij nadrukkelijk de term 'genadegave(n)' (charisma) gebruikt wordt, terwijl deze toch alleen maar in de lijst van openbaringen voorkomt en niet zoals verwacht mocht worden in de lijst van genadegaven in Rom. 12. Het gaat hier om de gave van genezing. Hier moeten we voorzichtig zijn. Je zou haast zeggen: de Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 24
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
gave om iemand te kunnen genezen. Mis! Iemand genezen kan God alleen. Genadegave, daar zit het woord genade in (zie hiervoor ook 3.8 'Genadegaven'). Het is genade als je voor iemand mag bidden om genezing en mag ervaren dat God daarop antwoordt door genezing te schenken op het gebed. Deze gave maakt in de eerste plaats dat je bewogen en begaan bent met de zieke. Maar er is meer. Er is - meer dan bewogenheid - bovenal Gods leiding en openbaring nodig om tot het gebed voor zieken te kunnen overgaan. Niet iedereen wordt genezen, met ieder gaat de Heer een persoonlijke weg. Daarom is dit naast een genadegave bovenal een openbaringsgave. Naast het gebruik van deze gave roept de Bijbel ook duidelijk op om bij (ernstige) ziekte de oudsten van de gemeente te roepen, waarbij behalve de zalving met olie de voorbede onder handoplegging plaats kan vinden (zie Jac. 5:13-19). Tongentaal Ook tongentaal is een gave die ook thuishoort bij de genadegaven, al wordt het woord 'charisma' hierbij niet gebruikt. Uit de informatie die Paulus geeft blijkt dat dit een persoonlijke gave is, bedoeld voor persoonlijke opbouw en in eerste instantie ter beoefening in de binnenkamer. Een ander heeft er niets aan omdat hij het zonder uitleg niet begrijpt (1 Cor. 14:2, 9, 11) en de erbij gepaard gaande lof voor God niet kan meevoelen en ervaren. Het is primair geen openbaring, maar een gebedstaal, bedoeld voor de persoonlijke omgang met God (1 Cor 14:2, 14-15). Daarom is het een genadegave, een gave die bij iemand persoonlijk past: ieder heeft een eigen tong, taal, of uitdrukkingsmogelijkheid. Hierin komt de Geest ons te hulp (Rom. 8:26-27). Toch komt deze gave voor in de lijst van openbaringen. God gebruikt blijkbaar deze persoonlijke gave ook als openbaring, zodat in combinatie met de vertolking (wat dan tevens een openbaring is!), de gelovigen kunnen verstaan wat de Heilige Geest door iemand zegt (1 Cor. 14:5). Het probleem wat zich hierbij kan voordoen, is dat men het verschil tussen genadegave en openbaring niet onderscheidt. Een persoonlijke (genade)gave kun je op elk moment gebruiken, voor een openbaring ben je afhankelijk van de Heilige Geest of Hij op een bepaald moment een woord aan de gemeente wil openbaren. M.a.w.: je kunt niet zomaar tijdens de samenkomst in tongen gaan bidden omdat jij dat fijn vindt om te doen. Je moet hierin (anders dan thuis) Gods leiding ervaren, want ook de uitleg moet geopenbaard worden, of door iemand anders of door jezelf (1 Cor 14:5,13,27-28), zodat de openbaring van God getoetst en begrepen kan
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 25
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
worden. Zo kan tongentaal door vertolking de gemeente dienen in de opbouw van haar geloof (1 Cor. 14:26).
3.8 Genadegaven Aan de hand van Romeinen 12:1-8 maken we de volgende opmerkingen. a. Woorden: Genadegave. Het griekse woord is 'charisma' (gunstbewijs, geschenk, liefdegave) waarin het woord 'charis' (genade) is te onderscheiden. Het heeft verwantschap met de woorden 'charin' (vreugde) en 'charakter' (stempel, teken, inscriptie, indruk). Het Nederlandse leenwoord charisma betekent uitstraling. Van de 'charismata' wordt in Rom. 12:6 gezegd 'Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is.' Deze verbanden laten zien dat God vervuld is met gedachten van genade over zijn kinderen en hen goede gaven schenkt. Door onze zonden hebben wij het verdiend dat God ons voor eeuwig zou straffen. Maar in de Here Jezus laat Hij genade voor recht gelden, en neemt allen die zijn liefde aanvaarden door vergeving van hun zonden als Zijn kinderen aan. Deze daden van Gods gunstbewijzen (Jezus droeg voor ons de straf) laten een onvergetelijke indruk in ons leven achter. Vanaf het moment van wedergeboorte waarin de Heilige Geest in de gelovige komt wonen, krijgt ons leven een andere uitstraling. Het wordt zo een vreugde te getuigen van de hoop die in ons is. Dit persoonlijke getuigenis geven wij ieder op eigen wijze, met de mogelijkheden die God elk geeft. God geeft Zijn genade en hiermee in overeenstemming schenkt Hij ons genadegaven. Deze gaven passen bij ons en bij de taak die God ons te doen geeft. Het is opvallend dat 'charismata' - naast het gebruik voor genadegaven - verder ook alleen maar wordt gebruikt voor geestelijke zaken die wij 'om niet, gratis' van God ontvangen. Zo geeft God 'genade' (Rom 5:15, 16), 'eeuwig leven' (Rom 6:23), en zelfs het ongetrouwd blijven blijkt een gave (1 Cor. 7:7). Het begrip 'charisma' alleen maar vertalen door 'geschenk', doet tekort aan de geestelijke rijkdom die in het woord 'genadegave' tot uitdrukking komt. Het gaat om de volle breedte van Gods liefdebewijs aan gelovigen.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 26
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Het Grieks kent meerdere woorden voor geschenk of gave. Een ander woord is 'dorea'. Dit woord wordt voornamelijk gebruikt voor bv.: het levende water (Joh. 4:10), de (aanwezigheid van de) Heilige Geest (Hand. 2:38), de gerechtigheid (Rom 5:17), de genade (Ef. 3:7). b. Bedoeling: 'dient elkander, ...' (1 Petr. 4:10-11) '..., opdat in alles God verheeerlijkt worde door Jezus Christus...' Genadegaven zijn er om elkaar te dienen op zo'n manier, dat God daardoor verheerlijkt wordt. Een ander helpen, voor een ander zorgen, een ander ondersteunen door je persoonlijke inzet. De genadegave die God aan iemand schenkt houdt meestal verband met iemands persoonlijkheid en karakter en het is zuiver genade (onverdiende gunst) dat je er anderen mee mag dienen. In het dienen met de gaven die God geeft ervaar je dan ook Zijn vreugde. Zowel in het leven van degene die dient, als ook van degenen die worden gediend, laat Gods genade een onvergetelijke indruk achter. De Here God zal worden verheerlijkt, doordat wij Zijn liefde en bewogenheid in ons en dat van anderen gestalte geven door met Zijn gaven te dienen. c. Situatie: '..., naar de mate van het geloof, ...' (Rom. 12:3) '..., naar de genade, die ons gegeven is: ...' (Rom. 12:6) '... Veronachtzaam de gave in u niet, die krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten. Behartig deze dingen, leef erin, opdat aan allen blijke dat gij vooruit gaat ...' (1 Tim. 4:13-16) In Rom. 12:3, voorafgaand aan de bespreking van de genadegaven, wordt gewaarschuwd niet buiten onze voegen te gaan, d.w.z. te blijven bij wat ons past. De gaven die God aan ons geeft zijn in overeenstemming met de persoonlijke geestelijke groei en ervaring. Gaven die passen bij onze persoonlijkheid. Dit betekent niet dat God niets nieuws kan of wil doen. De Heer heeft een plan met elk van Zijn kinderen. Soms komen we mogelijkheden en gaven tekort, missen we gedeeltelijk vaardigheden die van belang zijn voor de taak waarvoor God ons heeft geplaatst. Hierin voorziet Hij door ons deze alsnog te geven. Wij mogen zeker daarom bidden, in het geloof dat Hij ons geven zal wat wij nodig hebben (vgl. Luk. 11:9-13). Soms brengt dit mee dat Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 27
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
oudsten of anderen in de gemeente van God geopenbaard krijgen wat bij ons nog ontbreekt. Genadegaven kunnen (naar het voorbeeld van Timotheüs) ook door handoplegging worden ontvangen (1 Tim. 4:14). We mogen echter niemand lichtvaardig de handen opleggen (1 Tim. 5:22). Altijd zal hierin duidelijk Gods leiding ervaren moeten worden. In het gebruik van genadegaven kun je ook groeien, je moet je er op toeleggen: '... leef er in, opdat aan allen blijke dat gij vooruit gaat ...' (1 Tim. 4:16). d. Conclusie: Genadegaven zijn, wanneer ze eenmaal door God zijn gegeven, blijvend (Rom. 11:29), ze passen bij persoonlijkheid en karakter, en worden in overeenstemming met ons geloofsleven gebruikt. Iedere gelovige heeft volgens 1 Cor. 7:7 (StV) '... zijn eigen gave ...': - profetie
- onderwijzen
- mededelen
- dienen
- vermanen
- leiding geven
- barmhartigheid bewijzen Omdat God ieder persoonlijk (een) gave(n) geeft, heb je een verantwoordelijkheid om ze te gebruiken. Paulus roept Timotheüs op de gave die in hem was niet te veronachtzamen (1 Tim 4:14), maar juist aan te wakkeren (2 Tim. 1:6). Verder worden gemeenteleden opgeroepen naar 'genadegaven' te streven (1 Cor. 12:31): naar de beste (StV) of de hoogste (NBG).
3.9 Bedieningen Aan de hand van Efeze 4:1-16 maken we de volgende opmerkingen. a. Woorden: Diakonia. Dit woord wordt meestal vertaald met 'bediening'. Het betekent 'taak of functie van een dienaar', 'bediening', 'dienstwerk', 'liefdedienst' en ook 'ondersteuning', 'verzorging', en 'beheer'. Ons woord diaken is hiervan afgeleid. Diakenen waren in het NT mensen, die de apostelen het praktische werk uit handen namen, zodat deze zich konden wijden aan de prediking en het gebed (Hand. 6:1-4). Stefanus was
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 28
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
waarschijnlijk net als Filippus evangelist (Hand. 21:8). Door hun praktische werk onder de weduwen en hun evangelieverkondiging hadden ze een geestelijke bediening, waardoor de gemeente niet alleen door apostelen en profeten (1 Cor. 3:10; Ef. 2:20) maar ook door evangelisten, herders en leraars opgebouwd werd (Ef. 4:12). Naast deze specifieke functies spreekt de Bijbel ook over: de bediening van het Woord (Hand. 6:4) en de bediening der verzoening (2 Cor. 15:18). b. Bedoeling: '... om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, ...' '... tot opbouw van het lichaam van Christus ...' (Efeze 4:12) De bedieningen zijn gegeven om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon. Hierin wordt gezegd dat iemand met een bediening de gelovigen zo moet toerusten, dat in hun leven een bediening van dienstbetoon kan ontstaan. Voeding, onderwijs en zorg stellen christenen in staat om elkaar te dienen en te helpen. Zo ontstaat kwalitatieve groei. Het winnen van nieuwe discipelen en het doen ontstaan van nieuwe gemeenten zorgen voor de uitbreiding van Gods koninkrijk. Zo ontstaat kwantitatieve groei. c. Situaties: '... dat Hij mij getrouw geacht heeft, ... in de bediening gesteld heeft...' (1 Tim. 1:12) '... de roeping, waarmede gij geroepen zijt...' (Efe. 4:1) '... bediening die gij aanvaard hebt ...' (Col. 4:17) '... geen aanstoot, opdat onze bediening niet gesmaad worde ...' (2 Cor. 6:3) De Here Jezus achtte Paulus betrouwbaar en stelde hem in een bediening. Het betreft hier niet een exclusieve gave, maar de persoon is - door het dienen met zijn gaven zelf een gave van God aan de gemeente (Ef. 4:11-12). In deze situatie speelt ook persoonlijke roeping (Efe. 4:1), bevestiging en erkenning door de (leiding van de) gemeente een rol. God roept voor een bepaalde bediening of taak in de gemeente, die dan ook mag aanvaardt worden als van de Here (Col. 4:17). Dit betekent echter ook dat zo'n openbare bediening een oplettender levenswijze en verdere levensheiliging vereist. Paulus probeerde in geen enkel opzicht aanstoot te geven, daar dit anders een smet op zijn bediening zou werpen.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 29
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
d. Conclusie: Als blijkt dat God Zijn gedachten regelmatig in het openbaar door iemand openbaart, of als Gods genade duidelijk door iemands genadegave wordt ervaren in het dienen, wordt Gods werk door iemand heen steeds duidelijker zichtbaar. Zo iemand krijgt dan voor en door zijn dienen erkenning. De gave kan zo een bediening worden, bv. die van: - apostel
- evangelist
- profeet
- herder
- leraar
Vaak wordt zo iemand ook ge- of beroepen om die bediening uit te oefenen. Soms ook buiten de plaatselijke gemeente. Paulus en de andere apostelen reisden naar gebieden waar de mensen nog niet van Jezus hadden gehoort. Ook profeten waren niet alleen plaatselijk bezig, want een gemeente wordt gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Dit geldt natuurlijk ook voor evangelisten, zelfs een leraar kan buiten de plaatselijke gemeente gevraagd worden bijbelstudies te geven. Deze bedieningen blijft Jezus aan de gemeente geven '... totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de volle wasdom der volheid van Christus...' (Ef. 4:13)
4. Paracletos - troost en terechtwijzen In het Nieuwe Testament wordt de Heilige Geest en zijn werk in nauw verband gebracht met het afscheid van Jezus. Als Hij de discipelen troost over Zijn heengaan, belooft Hij dat een andere Trooster, de Parakleet, door de Vader zal worden gezonden om Zijn werk op de aarde voort te zetten en uit te werken (Joh. 15:26). De functie van de Parakleet hangt dus heel nauw samen met Jezus. De Geest van God, die van eeuwigheid tot eeuwigheid God is en die betrokken is en blijft bij het werk van de schepping, neemt a.h.w. de dienstknechtgestalte aan. Hij stelt zich nu beschikbaar en dienstbaar voor de uitwerking van het werk van Jezus. Zijn werk is wel een ander werk dan het werk dat Jezus deed, maar het hangt geheel samen met Jezus' werk. Hij zal niet zichzelf tot thema van zijn werk maken. Het gaat Hem er om Jezus te verheerlijken en daarbij zal Hij putten uit de volheid van wat in Jezus
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 30
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Christus geopenbaard is. Hij geeft geen nieuwe openbaringen die in de plaats van (of naast) die van Christus komen. Hij komt niet met aanvullende geheimen, maar Hij zal de toegang openen tot de volheid en de diepte van de in Jezus geschonken openbaring en die actualiseren in het voortgaan van de geschiedenis tot de voleinding toe (Joh. 16:14) . In de bijbel wordt de Heilige Geest aangeduid met vele namen, die reeds veel zeggen over zijn functie. We noemden al de aanduiding van Johannes 16: Parakleet. De term betekent: advocaat, degene die rechtsbijstand geeft in het geding tussen God en de wereld, degene die het tegenover de wereld en voor de gemeenten van Jezus opneemt tegen de verloochening of misduiding van Zijn persoon en werk. In dezelfde lijn ligt de term: Geest der waarheid, die ook in het Johannes evangelie voorkomt en die aanduidt dat de Heilige Geest alle leugens over God, over Christus en over Zijn volgelingen ontmaskert (Joh. 16:13). Hij wordt ook de Geest der vrijheid genoemd. Het is niet zijn bedoeling ons tot slaven te maken, maar tot bevrijde kinderen. Paulus wijst daarop als hij schrijft: ‘Gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar de Geest die ons maakt tot vrije, bevrijde kinderen Gods. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (vgl. Rom. 8:15-16). De Heilige Geest wordt ook aangeduid als de Geest der liefde, van de zich gevende liefde. In Hem en door Hem schenkt God Zijn hart aan ons. Vooral de brieven van Johannes werken dat thema uit. Ook wordt Hij genoemd de Geest der heiliging, die ons uit de duisternis wil redden, ons naar lichaam en ziel wil heiligen, reinigen tot een leven in vrijwillige dienst van God en de naaste. Tevens wordt Hij genoemd de Geest die gemeenschap schenkt (l Joh. 1:5-10), Hij is Gods communicator, die met ons communiceert en de ‘koinonia’, de gemeenschap tussen God en ons en ons en de anderen sticht, onderhoudt en voedt. Daarom wordt in de apostolische zegenbede niet alleen gesproken van de liefde van de Vader en de genade van de Here Jezus Christus, maar ook van de ‘koinonia’, de gemeenschap van de Heilige Geest (2 Cor. 13:13). Wij hebben slechts enkele aanduidingen van de persoon van de Heilige Geest weergegeven. Ze wijzen alle op het werk dat de Heilige Geest in ons en voor ons wil doen.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 31
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
5. Zegel en onderpand De verzegeling met de Heilige Geest is één uit een reeks van gebeurtenissen die gelijktijdig plaats vinden op het moment dat we Jezus Christus als onze Verlosser aanvaarden. 1. God deed ons wedergeboren worden en rechtvaardigde ons; 2. De Heilige Geest doopte ons in het Lichaam van Christus in; 3. De Heilige Geest ging onmiddelijk woning maken in ons hart. Dit laatste is wat de Bijbel het zegel noemt. In Joh. 6:27 lezen we dat Jezus de mensen zegt: ‘Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt’. Jezus geeft zelf aan dat God, de Vader, zijn zegel op Hem gedrukt heeft. Dit geeft aan dat God Jezus bevestigde als de Verlosser. Gelovigen worden evenzo bij hun bekering verzegeld met de Geest met het oog op de dag van verlossing. Bij verzegeling gaat het om twee gedachten: veiligheid en eigendom. Bij veiligheid mogen we denken aan de situatie van Daniel in de leeuwenkuil (Daniel 6) waarbij God hem vrijwaarde van een aanval door de leeuwen. Jezus' graf werd verzegeld als waarmerk dat niemand onopgemerkt het graf zou openen. In Christus zijn wij veilig wanneer de Heilige Geest ons verzegelt of zijn stempel op ons zet (Rom. 8:38,39). Bij eigendom denken we aan koopwaar of een koopacte die verzegeld werd als bewijs van eigendom. Verzegeld zijn betekent losgemaakt te zijn van je omgeving en apart gezet voor God. Met een merkteken onderscheiden als aan Hem toebehorend. We zijn voor eeuwig Gods eigendom. In Paulus' dagen had een onderpand 3 functies: a. een aanbetaling die de aankoop bevestigde; b. een verplichting tot kopen en c. een monster van wat in aantocht was. De tegenwoordigheid van de Heilige Geest toont aan dat God zich verplicht om ons totaal te verlossen. Het beste is wellicht dat het ons een voorsmaak verschaft, een monster, van wat nog komt: ons leven en onze erfenis in Gods tegenwoordigheid.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 32
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Denk hierbij aan de druiventros van de verspieders in Num.13:23. Dit was een voorsmaak van wat hen in het beloofde land te wachten stond. Het Nieuwe Testament verwijst drie keer naar het onderpand van de Geest: 1 Cor.1:22 ‘God heeft ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegegeven.’
De tegenwoordigheid van Gods Geest is hier Gods
onderpand dat Hij zijn belofte vervullen zal. 2 Cor.5:5 ‘God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft’. Vanuit het verband wordt duidelijk dat de Geest in ons leven Gods onderpand is, dat we bij de komst van Christus geestelijke lichamen zullen ontvangen. Ef.1:14 ‘Gij zijt verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk dat Hij zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid’. Hier is de Geest Gods onderpand dat onze erfenis garandeert, totdat de toekomst de totale verlossing brengt van hen, die Gods eigendom zijn. Wanneer we gedoopt worden in het lichaam van Christus komt de Geest ons leven binnen en verzegelt ons door zijn aanwezigheid. Hij is Gods onderpand dat ons verzekert van onze komende erfenis.
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 33
Evangelisch Leerhuis een eenvoudige geloofsleer voor belangstellenden
Literatuurlijst Dr. H. Berkhof,
Christelijk Geloof
J.C. Bette en H. v.d. Brink
Bijbelstudie over de Heilige Geest
Dr. G. Van den Brink,
Gegrond Geloof - Kernpunten uit de geloofsleer
Millard J. Erickson,
Christian Theology
Gordon Fee,
Paulus, de Geest en het volk van God
Dr. L. Floor,
Persoon en werk van de Heilige Geest
Billy Graham,
De Heilige Geest
Alister McGrath,
2000 jaar Christendom - Een introductie
Alister McGrath,
Christelijke Theologie - Een introductie
Wayne Grudem,
Systematic Theology
Dr. R. van Kooten,
Aan Zijn voeten
J.I. Packer,
Groeien in Christus
Dr. Joh. Verkuyl,
De kern van het christelijk geloof
Evangeliegemeente De Regenboog 2004-2005
blz 34