Een eenvoudige systematiek en een soortenlijst voor de basisschool Verantwoording Een belangrijke doelstelling van het biologieonderwijs is dat leerlingen inzicht krijgen in de betekenis en het belang van biodiversiteit, de verscheidenheid aan levensvormen. Biodiversiteit is van belang voor het in stand houden van organismen en speelt daarbij op twee manieren een rol: • Organismen zijn voor hun voeding en in veel gevallen ook voor de voortplanting afhankelijk van andere soorten organismen. Het verdwijnen van soorten heeft daardoor altijd gevolgen voor andere soorten. • Daarnaast is biodiversiteit een belangrijke factor in de evolutie. De omgeving waarin organismen leven, verandert steeds. Organismen die het best aan de veranderingen aangepast zijn, zullen overleven en zich kunnen voortplanten. Een grote variatie aan levensvormen vergroot de kans dat organismen bij een veranderende omgeving zullen overleven. Het inzichtelijk maken van het belang van biodiversiteit is een doelstelling in het voortgezet onderwijs. We zijn van mening dat het wenselijk is hiermee al in het basisonderwijs te beginnen. Dit wordt ondersteund door kerndoel 30 uit het domein mensen, planten en dieren van de actuele kerndoelen voor het basisonderwijs. In het aan de kamer voorgelegde voorstel ‘Herziene kerndoelen basisonderwijs’1 is biodiversiteit gerelateerd aan kerndoel 40 (zie figuur 1). Figuur 1: Aandacht voor biodiversiteit in de kerndoelen Actuele kerndoelen Natuuronderwijs, domein F: mensen, planten en dieren Kerndoel 30 De leerlingen kunnen: • planten en dieren onderbrengen in een systematische indeling op een bij hun leeftijd passend niveau; • in de regio veel voorkomende planten en dieren benoemen en aangeven in welk biotoop ze thuishoren; • dieren en planten verzorgen.
Voorstel herziene kerndoelen Natuur en techniek Kerndoel 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Om leerlingen op de basisschool in te leiden in het belang van biodiversiteit pleiten we voor een eenvoudige systematische indeling van organismen en voor het opstellen van een soortenlijst. Uit onderzoek2 blijkt dat veel leraren het moeilijk vinden natuuronderwijs te geven. Ze geven daarvoor verschillende redenen op. Sommige leraren vinden de methode onvoldoende geschikt, andere vinden dat het aan eigen deskundigheid schort en weer andere hebben te weinig geschikte informatie over de omgevingsbiologie. Toch is het een uitdaging om kinderen de samenhang in de natuur te laten ontdekken en te laten zien. We denken dat een lijst met namen van organismen voorzien van relevante informatie over die organismen kan dienen als didactisch hulpmiddel om natuuronderwijs aanschouwelijk te maken en leerlingen in te leiden in het belang van biodiversiteit. Het kennen van namen van organismen is nuttig, net zoals het kennen van topografische namen bij aardrijkskunde en belangrijke perioden en jaartallen bij geschiedenis. Kinderen samenhang in de natuur laten ontdekken en laten zien, kan het beste starten vanuit de eigen omgeving of belevingswereld van kinderen3. Kinderen observeren organismen in hun eigen omgeving. Daarna wordt besproken waarom de organismen juist in die omgeving voorkomen. Het is handig gebruik te maken van kenmerkende organismen voor een bepaalde omgeving.
1
Besluit (2004). Besluit kerndoelen basisonderwijs. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, ’s-Gravenhage, Sdu. Thijssen, J., Van der Schoot, F. & Hemker, B. (2003). Balans van het biologieonderwijs aan het einde van de basisschool 3. Uitkomsten van de derde peiling in 2001. PPON-reeks nr. 25. Arnhem, Citogroep. 3 Boersma, K., Van Graft, M. & Knippels, M. (2003). Natuuronderwijs: Curricula en concepten van kinderen. Enschede, SLO. 2
1
Veel organismen hebben overeenkomstige eigenschappen om in een gebied te kunnen leven en zich daar voort te planten. Op grond van die kenmerken zijn ze ingedeeld bij een zelfde groep. Op dat moment komt de indeling van organismen in groepen (systematiek) in beeld en is het handig daarop in te spelen. Systematiek in voortgezet en primair onderwijs De gangbare systematiek die in het voortgezet onderwijs gehanteerd wordt, is te zien in figuur 2. Wat is daarvan wenselijk én haalbaar op de basisschool, met andere woorden waartoe beperkt zich een indeling die past bij de leeftijd van leerlingen op de basisschool? Om tot een afbakening te komen hebben we ons laten leiden door: • onderzoek van Cito (noot 2) en van de SLO (noot 3). Deze onderzoeken geven informatie over de kennis en concepten die kinderen hebben van biologische onderwerpen. Aan de hand hiervan hebben we een inschatting gemaakt van wat op de basisschool haalbaar is en wat niet; • het wenselijke aanbod natuuronderwijs voor de basisschool. Over de wenselijke leerstof op het gebied van natuuronderwijs is door een breed samengestelde groep van vak- en kindexperts gediscussieerd. Deze discussies hebben geleid tot de domeinbeschrijving ‘Natuuronderwijs voor de basisschool’4. Een deel van de inhouden in de domeinbeschrijving gaat over voeding en voortplanting van organismen en over de afhankelijkheidsrelaties tussen organismen. Deze inhouden worden in de domeinbeschrijving met voorbeelden inzichtelijk gemaakt, onder andere door te wijzen op de functionaliteit van kenmerken in bouw of in gedrag. Een aantal van deze kenmerken vormt de basis voor een eenvoudig indelingsmodel. In overzicht 1 zijn deze kenmerken samengevat. In de domeinbeschrijving worden de vier hoofdgroepen (rijken) - bacteriën, schimmels, planten en dieren - wél onderscheiden, de verschillende afdelingen van het plantenrijk en van de ongewervelde dieren echter niet. Om de leerstof te verduidelijken zijn er wel voorbeelden van organismen uit verschillende afdelingen opgenomen. Figuur 2: Systematiek voor het voortgezet onderwijs
4
Thijssen, J. (Red.) (2002). Natuuronderwijs voor de basisschool. Een domeinbeschrijving op basis van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem, Citogroep.
2
Overzicht 1: Kenmerken van de vier hoofdgroepen van organismen, ontleend aan de domeinbeschrijving Natuuronderwijs voor de basisschool, op grond waarvan organismen verder ingedeeld kunnen worden Hoofdgroep Bacteriën Schimmels Planten
Dieren
Kenmerken Zijn (microscopisch) klein Leven van plantaardig en dierlijk afval Leven van plantaardig en dierlijk afval Voortplanting: sporen (vaak gevormd in paddestoelen) Leven van water, mineralen en koolstofdioxide Voortplanting: • zonder bevruchting (bijvoorbeeld stekken) • met bevruchting (bloemen/zaden) Leven van planten en/of dieren Voortplanting met bevruchting: • eieren zonder schaal • eieren met schaal • jongen ontwikkelen zich in het moederlichaam Indeling in groepen: • dieren zonder geraamte in hun lichaam (ongewervelden), bijv. wormen, slakken, insecten NB: insecten hebben een uitwendig geraamte, ze zijn stevig door een hard pantser aan de buitenkant. Insecten maken tijdens de ontwikkeling een gedaanteverwisseling door. • dieren met geraamte in hun lichaam (gewervelden) o vissen: leggen eieren zonder schaal; halen adem met kieuwen; hebben geen constante lichaamstemperatuur o kikkers (als voorbeeld van amfibieën) halen als ze volwassen zijn adem met longen; kikkervisjes halen adem met kieuwen. Kikkers hebben geen constante lichaamstemperatuur o slangen (als voorbeeld van reptielen): leggen eieren met een schaal; halen adem met longen; hebben geen constante lichaamstemperatuur; huid met leerachtige schubben o vogels: leggen eieren met een schaal; halen adem met longen; hebben een constante lichaamstemperatuur o zoogdieren: ontwikkeling van het jong vindt aanvankelijk plaats in het moederlichaam; jongen drinken melk bij de moeder; halen adem met longen; hebben een constante lichaamstemperatuur
Voor het basisonderwijs is het wenselijk zoveel mogelijk uit te gaan van het concreet waarneembare. Het gaat in de lessen bijvoorbeeld over kikkers en slangen en niet over amfibieën en reptielen in het algemeen. Het gaat over vlinders en spinnen en je kunt je afvragen of het wenselijk is dat kinderen op de basisschool weten dat vlinders wél en spinnen géén insecten zijn en dus tot verschillende groepen behoren. Het onderscheiden van de groepen vissen, vogels en zoogdieren levert voor kinderen op de basisschool geen problemen op. Het uit het hoofd leren van rijtjes eigenschappen die kenmerkend zijn voor de verschillende afdelingen en groepen vinden we voor de basisschoolleerling minder relevant. Het is al mooi als kinderen op de basisschool zien dat: • er heel veel verschillende organismen zijn (verwondering, ze zien er verschillend uit); • sommige organismen op een bepaalde plaats wel voorkomen en op andere plaatsen niet (m.a.w. organismen horen thuis in een bepaalde biotoop); • de eigenschappen van de organismen aangepast zijn aan hun omgeving. Alles overwegend is voor het basisonderwijs gekozen voor een eenvoudige indeling (zie figuur 3) die in het vervolgonderwijs verder uitgebouwd kan worden naar de systematiek van figuur 2.
3
Figuur 3: Eenvoudige systematische indeling voor het basisonderwijs
In de soortenlijst zijn verschillende ongewervelde dieren opgenomen. We stellen voor om die op de basisschool niet verder onder te verdelen in groepen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de groep van de insecten, omdat ‘insecten’ een verzamelnaam is die vaak gebruikt wordt. Ook vinden we het onderscheid tussen amfibieën en reptielen voor het basisonderwijs minder relevant, vandaar dat deze groepen in figuur 3 tussen haakjes staan. Van organismen in de soortenlijst hebben we wel aangegeven of het een amfibie of een reptiel is.
Soortenlijst voor de basisschool De meeste leerlingen in groep 8 hebben weinig kennis van de namen van planten en dieren5 (noot 2). Ze kennen wel namen, maar weten vaak niet welke naam bij welke plant of bij welk dier hoort. Zo werden bijvoorbeeld bij een afbeelding van een biotoop voor de gaai 21 namen van andere vogels ingevuld. Er moet dus het nodige gebeuren om recht te doen aan een van de kerndoelen van het natuuronderwijs: de leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen. Cito heeft het initiatief genomen om in overleg met een aantal mensen uit het ‘PO-veld’ en met Veldwerk Nederland een soortenlijst samen te stellen. De organismen op de lijst hebben kenmerkende eigenschappen waarmee leraren het natuuronderwijs aanschouwelijk kunnen maken. De soortenlijst is te downloaden vanaf de site van Cito. Ga daarvoor naar Primair onderwijs / Vakken / Natuuronderwijs / Soortenlijst. Van elk organisme is aangegeven in welke omgeving (landschap) het voorkomt. Ook noemen we eigenschappen in bouw en/of gedrag waardoor het organisme juist in dat specifieke landschap kan leven. We vermelden andere wetenswaardigheden waardoor het de moeite waard is om het organisme als voorbeeld in de lessen natuuronderwijs te noemen. Op deze site staat ook de handleiding voor het gebruik van de lijst en nog wat aanvullende informatie. Selectiecriteria voor de soortenlijst Uitgangspunt bij het verzamelen van selectiecriteria is de geschiktheid van een organisme om inhouden van het vak natuuronderwijs op de basisschool aanschouwelijk te maken6. Een organisme is daarvoor geschikt als het in de klas of in de schoolomgeving bekeken kan worden. Maar ook als er van het organisme bruikbaar beeldmateriaal voorhanden is. De volgende selectiecriteria hebben bij het kiezen van organismen voor de lijst een rol gespeeld: Het organisme is: • niet zeldzaam • makkelijk te herkennen • karakteristiek voor een bepaalde omgeving 5
Eijsackers, H. & Verboom, J. (2003). Kinderen kennen Pokémons beter dan kikkervisjes. de Volkskrant, 20 januari. Argumenten, criteria en regels voor het opstellen van de minimumlijst van (soort)namen zijn voor een deel ontleend aan een artikel van René Cappers: ‘Van zijdevlinder tot herderstasje’ in JSW, jaargang 80, februari 1996. 6
4
• representatief voor een eenvoudige systematische indeling • illustratief voor bepaalde vorm-functie relaties • illustratief voor bepaalde gedrag-functie relaties We hebben ervoor gekozen ook uitheemse organismen in de lijst op te nemen. Hierover valt natuurlijk te twisten, de kerndoelen geven immers alleen kennis aan van planten en dieren in de eigen omgeving. Maar, we vinden het in deze tijd, waarin kinderen door tv en internet gemakkelijk informatie krijgen over uitheemse organismen, niet vanzelfsprekend vast te houden aan het selectiecriterium ‘inheems’. Bepaalde uitheemse dieren kunnen uitstekend als voorbeeld dienen om inhouden van natuuronderwijs te verduidelijken. De aandacht voor uitheemse organismen mag uiteraard niet ten koste gaan van de aandacht voor organismen in de eigen leefomgeving. Bij het opstellen van de soortenlijst is het aantal uitheemse organismen daarom beperkt. We hebben bij het opstellen van de lijst zoveel mogelijk gestreefd naar naamgeving op het niveau van de soort. In een aantal gevallen zijn we daarvan afgeweken en hebben we gekozen voor de verzamelnaam, omdat naamgeving op het niveau van de soort voor kinderen op de basisschool soms te ver voert. Zo staat er bijvoorbeeld varen in plaats van eikvaren, mos in plaats van muisjesmos en krokodil in plaats van nijlkrokodil. Bij het opstellen van de soortenlijst zijn de volgende regels gehanteerd: • geen namen van specifieke ontwikkelingsstadia, alleen namen van volwassen dieren (geen rups, maar vlinder); • specifieke namen voor mannelijke en vrouwelijke dieren zijn samengevoegd onder de geslachtsonafhankelijke naam (geen poes en kater, maar kat). In de soortenlijst is de gestandaardiseerde spelling gehanteerd met uitzondering van het gebruik van hoofdletters: alle namen zijn met kleine letters geschreven. Gevolgde procedure Cito heeft een eerste concept gemaakt, gebaseerd op uitkomsten van het peilingsonderzoek (noot 2) en op aanbevelingen in de literatuur (noot 6). Daarbij is rekening gehouden met de genoemde selectiecriteria en regels. De conceptversie is voorgelegd aan een dertigtal deskundigen, waaronder leraren basisonderwijs, pabo-docenten en medewerkers van Veldwerk Nederland. Ook heeft de bestuurscommissie van het Netwerk Pabo/PO Natuur en Techniek7 zich over de soortenlijst gebogen. Op grond van de commentaren is de soortenlijst bijgesteld. Een belangrijk punt vond men de bruikbaarheid voor de leraar. De lijst moest meer zijn dan alleen een lijst met namen. Een koppeling met relevante informatie om het natuuronderwijs aanschouwelijk te maken werd wenselijk gevonden. Uiteindelijk is gekozen voor een tabel (in Excel) met zes kolommen. Kolom 1: landschap In deze kolom staat het landschap waarin de betreffende soort veel voorkomt. Vanwege de eenvoud en de afstemming met aardrijkskunde is gekozen voor zes verschillende landschapstypen: bos- en heidelandschap, agrarisch landschap, stedelijk landschap, waterlandschap, poollandschap, en tropisch landschap. In de domeinbeschrijving Aardrijkskunde voor de basisschool8 is de landschapsindeling gebaseerd op klimatologische verschillen: gaande van tropische gebieden naar poolgebieden wordt het kouder. Tussen tropen en polen liggen gebieden met een gematigd klimaat. Nederland heeft een gematigd klimaat waarin we kenmerkende landschappen onderscheiden. In de volgorde van meer natuurlijk (en minder ingericht) naar meer ingericht (en minder natuurlijk) zijn dat: bos- en heidelandschap, agrarisch landschap en stedelijk landschap. Waterlandschap valt aardrijkskundig gezien uit de toon, maar om het eenvoudig te houden hebben we de gebieden met water niet verder onderverdeeld.
7
De bestuurscommissie van het Netwerk Pabo/PO Natuur en Techniek is onderdeel van de NVON, de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen. De bestuurscommissie heeft als een van haar doelstellingen de kwaliteit van het natuur- en techniekonderwijs op de basisschool te verbeteren. 8 Notté, H. (Red.) (2002). Aardrijkskunde voor de basisschool. Een domeinbeschrijving op basis van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem, Citogroep.
5
Kolom 2: (soort)naam In deze kolom staan de namen van de geselecteerde organismen. We hebben zoveel mogelijk gekozen voor soortnamen, ook al wijken die misschien af van het dagelijkse taalgebruik. Zo staat er paardekastanje en niet kastanje. En grote bonte specht in plaats van specht. We hopen daarmee te bereiken dat geleidelijk aan de soortenkennis van leraren en leerlingen groter wordt. Kolom 3: illustratief voor Hier staan thema’s die in de basisschool aan de orde komen: aanpassing omgeving, aanpassing seizoen, aanpassing voedsel, kringloop, ontwikkeling, relatie mens 1 (= belangrijk voor mens), relatie mens 2 (= invloed van mens), voortplanting dieren, en voortplanting planten. De organismen zijn op grond van bepaalde kenmerken in bouw of in gedrag bij thema’s geplaatst. Binnen elk thema kunnen onderwerpen aan de hand van de beschreven kenmerken van organismen verduidelijkt worden. Kolom 4: toelichting In deze kolom staan specifieke kenmerken van soorten. Met behulp van deze kenmerken kunnen leraren het natuuronderwijs inzichtelijk maken. Kolom 5: systematiek Voor elke soort uit de lijst staat hier de systematische groep waartoe deze behoort. We onderscheiden: bacteriën, schimmels, planten, ongewervelden, vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. Kolom 6: opmerking In een aantal gevallen is hier een aanvullende opmerking gemaakt. Resultaat De soortenlijst is in Excel opgemaakt en is te downloaden vanaf de site van Cito. We hebben hiervoor gekozen omdat: • de lijst in Excel eenvoudig anders gesorteerd kan worden: via de menuknop ‘data’ en vervolgens klikken op ‘sorteren’ kan de sorteervolgorde aangepast worden. Voor de lijst zoals die op het beeldscherm verschijnt, is de instelling van de sorteervolgorde: eerst illustratief voor, vervolgens systematiek en daarna landschap; • de gebruiker de mogelijkheid heeft om de lijst naar eigen inzicht aan te vullen. Bijvoorbeeld door tekst te plaatsen in de kolom opmerking of door een of meer kolommen toe te voegen. In totaal staan in de soortenlijst 170 namen. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal namen per landschap en tabel 2 van het aantal namen per thema. Tabel 1: Aantal namen per landschap Landschap (soort)naam Bos- en heidelandschap 30 Agrarisch landschap 38 Stedelijk landschap 48 Waterlandschap 41 Tropisch landschap 10 Poollandschap 2 NB: Bacteriën zijn niet in een landschap ondergebracht.
6
Tabel 2: Aantal namen per thema Thema Aanpassing omgeving Aanpassing seizoen Aanpassing voedsel Kringloop Ontwikkeling Relatie mens 1 Relatie mens 2 Voortplanting dieren Voortplanting planten
(soort)naam 19 8 33 14 8 27 18 12 31
Dynamische lijst De soortenlijst kan gebruikt worden door leraren basisonderwijs, methodeschrijvers en pabo-studenten. Praktische informatie over het gebruik van de lijst staat in de handleiding die ook op de site geplaatst is. De publicatie van de soortenlijst valt samen met het verschijnen van het lentenummer (2006) van Natuur aan de Basis9. Dat is niet toevallig. We hebben met de redactie van Natuur aan de Basis overleg gevoerd over het opnemen van artikelen met lessuggesties gebaseerd op de soortenlijst. Dat overleg was zeer vruchtbaar: het lentenummer is een themanummer getiteld Soorten geworden. In de artikelen staan didactische handreikingen om soorten uit de lijst onder de aandacht van kinderen op de basisschool te brengen. Elk artikel sluit aan bij een van de thema’s uit de soortenlijst (kolom 3 illustratief voor). We zijn ervan overtuigd dat de lijst ertoe bijdraagt dat het natuuronderwijs voor de leerlingen inzichtelijker wordt en dat de soortenkennis van leerlingen en wellicht ook van toekomstige leraren toeneemt. De soortenlijst moet niet gezien worden als een statische lijst die voor jaren vastligt. Op grond van beargumenteerde reacties uit het veld kunnen we de lijst zo nu en dan aanpassen.
9
Dit lentenummer is verstuurd naar alle scholen voor basisonderwijs, de pabo’s en de onderwijsbegeleidingsdiensten.
7