RIS180452a_19-MEI-2011
Evaluatie inburgeren en participeren Rapport met de resultaten van een kwalitatief onderzoek Definitieve rapportage Versie 1.1
Op verzoek van Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten, gemeente Den Haag Auteur(s) Gerben Bruins Judith van Male Projectnummer 3963 Datum 17 maart 2011
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Inhoud Inleiding 1 2 3 4
Achtergrond Onderzoeksdoel, probleemstelling en onderzoeksvragen Methode van onderzoek en uitvoering Respondentenselectie
Resultaten 1 2 3
Inburgeraars Ervaringen in Nederland Resultaten sleutelfiguren
Conclusies 1 2 3 4 5
Beschrijving van de doelgroep Effect van het inburgeringstraject op participatie Inburgeringstraject: verwachtingen en waardering Obstakels voor inburgering Aanbevelingen
Gespreksleidraad inburgeraars Gespreksleidraad sleutelfiguren
1 1 4 5 5
7 7 8 16
23 23 23 26 26 28
30 34
2
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Inleiding 1 Achtergrond In 2009 is een aantal onderzoeken gedaan naar het Haagse inburgeringsbeleid. Naar aanleiding hiervan is het inburgeringsbeleid van Den Haag aangepast. Inburgering is sinds begin 2010 meer vraaggericht en houdt meer rekening met de wensen en mogelijkheden van inburgeraars. Daarnaast wordt inburgering gezien als middel om maatschappelijke participatie te bewerkstelligen en is het niet meer een einddoel op zich. Het maatwerk bestaat onder andere uit een aantal verschillende profielen, waarin inburgeraars ingedeeld worden en op basis waarvan bepaald wordt welk traject men ingaat. De trajecten zijn Opvoeding, Gezondheid en Onderwijs (OGO), Maatschappelijke Participatie, Werk en Ondernemerschap. Hierbinnen worden inburgeraars nog verder ingedeeld in subgroepen op basis van beheersing van het Nederlands, opleidingsniveau, de tijd die men al in Nederland is en de verwachtingen ten aanzien van de cursus. Iedere subgroep heeft zijn eigen in- en uitstroom niveau. Ook het cursusaanbod is hierop aangepast, waardoor de inhoud, intensiteit, onderwijsvorm en de samenstelling van de klassen gevarieerder zijn geworden. Daarnaast is in het Deltaplan (VROM 2007) vastgelegd dat 80% van de inburgeringstrajecten in 2011 duaal moeten zijn. Dat houdt in dat inburgeringstrajecten gecombineerd worden met verschillende niveaus van participatie, zoals werk, re-integratie, een beroepsopleiding, vrijwilligerswerk of opvoedondersteuning. Het streven van de gemeente Den Haag is om 100% duale trajecten aan te bieden. De trajecten Werk en Ondernemerschap en de trajecten gericht op beroepsopleiding zijn automatisch duaal. Rond de 60% van de inburgeraars heeft werk. Inburgeraars zonder werk worden door de taalaanbieders ondersteund in het vinden van een participatieplek. De Haagse inburgeringscursussen, en met name die binnen de profielen OGO en Maatschappelijke Participatie, zijn gekoppeld aan de participatieladder. De participatieladder is als volgt opgebouwd. 1. sociaal isolement; 2. sociale contacten (bijvoorbeeld met buren of instanties); 3. deelname aan activiteiten in georganiseerd verband (cursussen of verenigingen); 4. onbetaald werk (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of informele hulp); 5. betaald werk met ondersteuning (gesubsidieerd werk of leerwerkplaatsen); 6. betaald werk zonder ondersteuning. 1
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
2
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Het streven is om inburgeraars zo hoog mogelijk op de ladder te krijgen. Bij voorkeur dus met betaald werk, maar voor een deel van de gevallen is dit niet haalbaar en is onbetaald werk het maximaal haalbare. Hierbij geldt de eis dat iemand tijdens het traject minstens 18 uur per maand participeert. Het duale en vraaggerichte inburgeringstraject is begin 2010 van start gegaan. Op dit moment hebben circa 269 personen examen gedaan na het volgen van het nieuwe inburgeringstraject. De Gemeente Den Haag heeft behoefte aan inzicht in de effectiviteit van het nieuwe inburgeringstraject en wil antwoord op de vraag of inburgeraars daadwerkelijk meer gaan participeren door deelname aan duale inburgeringstrajecten. Over effectiviteit Effectiviteit is in de fase waarin het beleid zich bevindt slechts beperkt te meten in termen van feiten en cijfers. Dit wordt ook bevestigd door het evaluatierapport Inburgering in Nederland. De Gemeente Den Haag heeft het standpunt dat het bij inburgering meer om kwaliteit dan om de aantallen inburgeringstrajecten gaat. Effectiviteit in termen van de mate van participatie is deels een kwestie van beleving, waarin de ervaringen en inschatting van zowel inburgeraars als professionals leidend zijn. Immers een vraaggestuurde inburgering impliceert een bepaalde mate van subjectiviteit. Dit blijkt ook uit het feit dat de indeling in trajecten voor een groot deel gebeurt op basis van de voorkeuren van en in overleg met de inburgeraar zelf. Ook is de indeling op de participatieladder (in ieder geval gedeeltelijk) subjectief van aard. De mate van participatie is in dit onderzoek dan ook vanuit deze ‘zachte’ kant benaderd: hoe wordt de effectiviteit van de inburgering vanuit de beleving van de betrokkenen geëvalueerd? Daarnaast is een belangrijke pijler van het Haagse inburgeringsbeleid om zo goed mogelijk aan te sluiten op de wensen en mogelijkheden van de inburgeraars. In zekere zin kan dus gesteld worden dat het beleid effectief is als het goed aansluit op de beleving van de inburgeraars. Dit vormt de tweede pijler van het onderzoek.
3
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
2 Onderzoeksdoel, probleemstelling en onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van de nieuwe vraaggerichte en duale inburgeringscursus. De probleemstelling kan als volgt geformuleerd worden:
Hoe worden de nieuwe inburgeringstrajecten door verschillende betrokken partijen gewaardeerd en beleefd en in welke mate dragen zij bij aan de participatie van inburgeraars?
Deze probleemstelling kan vertaald worden in de volgende onderzoeksvragen: • In hoeverre dragen de cursussen bij aan de beheersing van de Nederlandse taal (schrijven, lezen, praten)? • Zijn er verschillen in de participatie van vrijwillige en verplichte inburgeraars, zowel voorafgaand als na afloop van de cursus? • Welk belang wordt er door de inburgeraars gehecht aan het participeren in de Nederlandse samenleving? • Wat verstaan de inburgeraars zelf onder participatie? Wat zijn hun verwachtingen hiervan? • Welke obstakels ondervinden inburgeraars bij aanvang om te participeren in de Nederlandse samenleving? Welke obstakels ondervinden zij na afloop? • Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van de inburgeringscursus? • Hoe kijken inburgeraars die de cursus hebben afgerond terug op het traject? In hoeverre voldeed dit aan hun verwachtingen? Waarom wel of niet? • In hoeverre verwacht men dat de inburgeringscursus daadwerkelijk bijdraagt aan het vergroten van de participatiekansen van inburgeraars in de samenleving en eventueel op de arbeidsmarkt? • Welke onderdelen van het gevolgde traject dragen volgens de inburgeraars bij aan hun participatie? • In hoeverre verwacht men dat men blijvend (in ieder geval tot zes maanden na het afronden van het traject) in de maatschappij blijft participeren? • Wat zou er moeten gebeuren om de inburgeringscursussen nog meer te laten aansluiten op de verwachtingen van de inburgeraars?
4
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
3 Methode van onderzoek en uitvoering Het onderzoek is uitgevoerd door middel van de kwalitatieve methode in de vorm van individuele gesprekken met inburgeraars en sleutelfiguren (docenten, consulenten, werkgevers, inburgermaatjes en vertegenwoordigers van instellingen die participatieplekken en vrijwilligerswerk aanbieden aan inburgeraars). • Er zijn 15 gesprekken van 45 tot 60 minuten met inburgeraars gevoerd. In de gesprekken met de inburgeraars is vooral ingegaan op de beleving van het inburgeringstraject en de mate waarin dit in hun ogen aan de verwachtingen heeft voldaan en heeft bijgedragen aan hun maatschappelijke participatie. • Daarnaast zijn er 10 interviews van 45 tot 60 minuten met sleutelfiguren gehouden. In deze gesprekken is ingegaan op de gepercipieerde effectiviteit van het nieuwe inburgeringstraject vanuit een meer overkoepelend perspectief. Bij de respondentenselectie is gestreefd naar zoveel mogelijk diversiteit om te voorkomen dat één belang gaat overheersen. De volgende sleutelfiguren zijn geïnterviewd: – vier docenten en consulenten van Capabel en Sagenn; – twee werkgevers; – twee instellingen die participatieplekken aanbieden; – één instelling die vrijwilligersplekken aanbiedt; – één inburgermaatje. De gesprekken met inburgeraars en docenten en consulenten van Sagenn en Capabel zijn gevoerd op het Taalplein. De gesprekken met de andere sleutelfiguren zijn op de werkplek en in één geval bij de respondent thuis gevoerd. Het inburgermaatje is telefonisch geïnterviewd. De interviews hebben plaatsgevonden in de periode van 12 januari tot en met 25 januari 2011.
4 Respondentenselectie Alle respondenten (inburgeraars en sleutelfiguren) zijn persoonlijke benaderd door medewerkers van Ferro Explore! met het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. Alle deelnemers is een passende vergoeding voor deelname toegezegd in de vorm van een geldbedrag die zij na afloop van het gesprek hebben ontvangen. De selectie is als volgt in zijn werk gegaan. Inburgeraars Om de drempel voor deelname zo laag mogelijk te maken voor de inburgeraars, is er voor gekozen om de respondenten te werven op het Taalplein, voor en na de lessen. De docenten hebben hun medewerking verleend door in de klas te vragen of inburgeraars aan het onderzoek wilden meewerken. Inburgeraars die hieraan mee wilden werken zijn vervolgens benaderd door de 5
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
onderzoeksassistenten van Ferro Explore!. Deze zijn eerst nagegaan of de respondent in de steekproef paste met het oog op spreiding naar verplichte/vrijwillige deelname, sekse, opleidingsniveau, duur van de deelname aan het traject (beginfase en eindfase), profiel (OGO, Maatschappelijke Participatie, Werk en Ondernemersschap) en etnische achtergrond. De onderzoeksassistenten hebben ook overlegd met de inburgeraar of zij zelfstandig aan het gesprek konden deelnemen of een tolk nodig hadden. Als het laatste het geval was is de inburgeraar zelf gevraagd om iemand mee te nemen die als tolk kon functioneren. Slechts één inburgeraar heeft hier gebruik van gemaakt: zij heeft haar goed Nederlands sprekende echtgenoot meegenomen naar het gesprek. Sleutelfiguren De docenten van Sagenn en Capabel zijn direct benaderd met het verzoek tot medewerking. De namen en telefoonnummers van de andere sleutelfiguren zijn via inburgeraars en medewerkers van Capabel en Sagenn verkregen.
6
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Resultaten 1 Inburgeraars De verschillen tussen de geïnterviewde inburgeraars zijn groot. Hieronder een aantal variabelen dat van invloed is op hoe het inburgeringstraject wordt beleefd: • Westerse of niet-westerse herkomst: voor inburgeraars uit westerse of OostEuropese landen is de culturele kloof kleiner dan voor niet-westerse allochtonen (Marokko, Turkije, Ghana, Irak). • Taal: Engels sprekende inburgeraars hebben een groot voordeel ten opzichte van inburgeraars die alleen de eigen taal machtig zijn. • Redenen van verblijf: inburgeraars die gevlucht zijn uit het land van herkomst om politieke of economische redenen hebben het een stuk moeilijker dan degenen die al contacten in Nederland hebben. Zij staan er alleen voor en hebben in het begin geen gids die hen wegwijs kan maken in de Nederlandse samenleving. • Wel/geen Nederlands netwerk: inburgeraar met een Nederlands netwerk, bijvoorbeeld omdat ze hiernaar toe zijn gekomen om te gaan trouwen of samenwonen, staan al met één been in de Nederlandse samenleving. • Opleidingsniveau: hoger opgeleiden spreken vaak Engels, hebben betere leervaardigheden en verwerven daardoor sneller de taal dan lager opgeleiden. • Tijdsduur dat men in Nederland woont: sommige inburgeraars wonen al langer in Nederland en volgen het inburgeringstraject omdat ze de taal beter willen leren. Deze inburgeraars zijn al vertrouwd met de Nederlandse samenleving. Alle inburgeraars op één na willen het gesprek in het Nederlands voeren. Ook degenen die Engels spreken, geven er toch de voorkeur aan om Nederlands als voertaal te gebruiken. Dit geeft aan dat men gemotiveerd is om de Nederlandse taal te leren. Na afloop wordt meerdere malen opgemerkt dat men het interview ook heeft ervaren als een goede oefening. Vrijwel alle respondenten, ook degenen die relatief kort met een inburgeringstraject bezig zijn, slagen er wonderwel in om in het Nederlands hun verhaal te vertellen aan de interviewer. Dit doet vermoeden dat de wijze van selectie – de respondenten hebben zich zelf aangemeld – er toe geleid heeft dat de meer gemotiveerde inburgeraars aan het onderzoek hebben deelgenomen. Dit komt ook in de gesprekken naar voren: men wil een bestaan in Nederland opbouwen en is gedreven om de Nederlandse taal zo snel mogelijk te leren. Voor de meeste respondenten is de belangrijkste drijfveer: toegang te verkrijgen tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Iedereen is zich bewust van het belang van een 7
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
goede beheersing van de Nederlandse taal. Hoger opgeleiden streven naar een baan op hun eigen opleidingniveau: ze zijn zich ervan bewust dat ze zonder een goede taalbeheersing alleen werk onder hun niveau zullen vinden. Lager opgeleiden hopen met een betere beheersing van de Nederlandse taal te kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder. Ze willen graag nog een opleiding volgen om zo vooruit te komen. De twee ondernemers die aan het onderzoek hebben meegedaan (beiden kapper) realiseren zich dat een goede beheersing van de Nederlandse taal een belangrijke factor is in het succes van hun onderneming. Voor een aantal respondenten speelt daarnaast mee dat ze de Nederlandse nationaliteit willen verwerven en daarvoor een zeker taalniveau bereikt moeten hebben.
2 Ervaringen in Nederland De deelnemers zijn om uiteenlopende redenen naar Nederland gekomen. Maar de meest gehoorde motivaties zijn: • Trouwen of samenwonen met iemand woonachtig in Nederland: er is een aantal ‘importbruiden/bruidegoms’ dat is getrouwd met iemand van dezelfde nationaliteit (Marokkanen, Turken en Pakistanen). Ook is er een aantal deelnemers dat is getrouwd of een relatie heeft met een Nederlander (deze zijn afkomstig uit Polen, Latijns-, Midden- en Noord-Amerika). • Werk: een aantal deelnemers is naar Nederland gekomen met het oog op werk (met name uit Oost Europa). In alle gevallen gaat het om laaggeschoold werk. • Vlucht uit het eigen land om politieke redenen (Irak, Sierra Leone) of om de armoede te ontvluchten (Ghana). De tijdsduur van het verblijf in Nederland varieert sterk: van een paar maanden tot bijna 20 jaar. Ongeacht de tijdsduur van het verblijf in Nederland geven de meeste deelnemers aan dat zij het Nederlands amper beheersten voordat ze met de cursus begonnen. Twee respondenten – beiden hebben een kapperszaak en zijn al langere tijd in Nederland - zeggen dat zij zich redelijk konden redden: ze spraken de taal weliswaar gebrekkig maar konden wel communiceren in het Nederlands. Een aantal ‘ingetrouwde’ respondenten is al jaren in Nederland, maar heeft tot op heden nog geen werk gemaakt van het beheersen van de Nederlandse taal, of is er niet in geslaagd deze op een goed niveau te beheersen. Zij geven aan dat dit niet nodig was, aangezien zij met hun partner bijvoorbeeld Engels of de eigen taal konden spreken en verder alleen contact hadden met niet-Nederlands sprekende mensen. De komst van kinderen of de wens om meer activiteiten buiten de deur te ontplooien, vormden de aanleiding om de inburgeringscursus te gaan volgen. Enkele deelnemers geven 8
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
aan al eerder ergens anders een cursus te hebben gevolgd, maar hier geen baat bij te hebben gehad. De meeste deelnemers geven aan dat zij bij aankomst in Nederland weinig sociale contacten hadden. De meeste deelnemers kenden wel een of meerdere (verre) familieleden of vrienden. Dit betrof dan altijd iemand uit het land van herkomst die al eerder naar Nederland was gekomen. Alleen de respondenten die met een Nederlander een relatie hadden (allemaal vrouwen) en daarom naar Nederland kwamen, hadden direct al contact met Nederlanders (de eigen partner, vrienden van de partner en schoonfamilie). Uit de reacties van de deelnemers blijkt dat de eerste tijd in Nederland gekenmerkt wordt door grote onzekerheid. Voor velen zijn de taal en ook de culturele gebruiken volledig onbekend. Simpele activiteiten als het doen van boodschappen zijn opeens niet meer vanzelfsprekend. Met name het niet beheersen van de Nederlandse taal wordt ervaren als een groot probleem hierbij. Door enkele respondenten wordt dit omschreven als een ‘gevangenis’: Gewoon goedemorgen lukte wel, maar iets anders lukte niet. Ik verstond ze niet. Dan zei ik ja, of ik weet niet. Dat is echt heel moeilijk. Ik voelde me alsof ik in een gevangenis zat de eerste twee jaar, omdat ik geen contact kon maken. Als ik iets moest doen, naar de supermarkt bijvoorbeeld, dan moest ik iemand meenemen die voor me kon praten. Mijn vrouw moest steeds mee, als ze niet hoefde te werken. Man, Marokko
Dit geldt echter ook voor de deelnemers die al jarenlang in Nederland wonen: zij geven aan zich altijd erg onzeker te hebben gevoeld in openbare gelegenheden, met name doordat zij geen Nederlands spraken. Veel respondenten geven aan dat ze in het begin ook in een emotioneel isolement geleefd hebben. Het gemis van vrienden en familie, een ander (meestal minder aangenaam) klimaat en een andere cultuur vormden in het begin een grote psychische belasting. Respondenten die hier alleen naar toegekomen zijn, zeggen het als heel zwaar te hebben ervaren hier niet over te kunnen praten in de eigen moedertaal. Het was voor hen aanleiding op zoek te gaan naar mensen uit het land van herkomst waarmee ze die ervaringen konden delen: Ik heb hier twee Braziliaanse vriendinnen ontmoet waar ik veel mee omga. We ontmoeten elkaar bijna wekelijks. Die vriendschap is heel belangrijk voor mij. Vrouw, Brazilië
Gevraagd naar de contacten die men momenteel met Nederlanders heeft, blijkt dat dit minimaal is voor de deelnemers die bij aankomst geen Nederlands 9
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
netwerk hadden. Dit geldt ook voor degenen die al langere tijd in Nederland verblijven. Ze geven aan in een wijk te wonen met veel buitenlanders. De werkenden hebben vaak buitenlandse collega’s. Ook de informele sociale omgeving bestaat veelal uit mensen die uit het zelfde land van herkomst of (qua taal) vergelijkbare landen komen. De meeste geïnterviewde inburgeraars zeggen dat ze heel graag meer contact met Nederlanders zouden willen hebben, met name omdat dit essentieel is voor het toe-eigenen van de taal. De deelnemers zijn allemaal positief over Nederland. Nederland wordt gezien als een land vol mogelijkheden. Vooral het welvaartsniveau en de organisatiegraad (in Nederland is alles goed geregeld) zijn belangrijke redenen om hier een bestaan te willen opbouwen. Daarbij speelt de toekomst van de (eventuele) eigen kinderen een belangrijke rol. Afhankelijk van de ‘volksaard’ van het land van herkomst, worden Nederlanders als vriendelijk of juist als afstandelijk getypeerd. De inburgeringscursus De meeste cursisten hebben een brief van de gemeente gekregen, waarin zij werden uitgenodigd om deel te nemen aan de inburgeringscursus. De meeste respondenten geven aan daarvoor niet op de hoogte te zijn geweest van de mogelijkheid om een dergelijke, door de gemeente betaalde cursus te volgen. Er is geen verschil in motivatie tussen deelnemers die verplicht of vrijwillig aan het traject deelnemen. Ook degenen die verplicht deelnemen, geven aan het op prijs te stellen dat ze op deze manier de taal beter kunnen leren. Door vrijwel alle deelnemers wordt het inburgeringstraject als een mogelijkheid of kans gezien die je moet aangrijpen, en niet als een verplichting: Ik moet het wel doen voor mijn verblijfsvergunning, maar ik wíl het ook. Man, Marokko
Een aantal deelnemers spreekt dan ook zijn waardering uit voor het feit dat de Nederlandse overheid, in dit geval de gemeente Den Haag, mensen die naar Nederland komen, deze mogelijkheid biedt: een gratis opleiding waar je de taal leert. Verwachtingen over de cursus Opvallend is dat de cursus primair als een ‘taalcursus’ wordt gezien en niet als een cursus om mensen te laten inburgeren in de maatschappij. Taal wordt gezien als de sleutel tot verdere ontwikkeling van de inburgeraar. Het leren van de Nederlandse taal is in de ogen van de deelnemers noodzakelijk om deel te kunnen nemen aan de Nederlandse samenleving. Het is voor velen de eerste noodzakelijke stap naar verdere persoonlijke ontwikkeling. Voor een deel betekent ontwikkeling alleen al de mogelijkheid om je te kunnen uitdrukken in het Nederlands en niet afhankelijk te zijn van anderen als je boodschappen moet 10
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
doen, naar de huisarts moet of zaken moet regelen bij de gemeente. Voor anderen betekent taalbeheersing de mogelijkheid om een verdere opleiding te volgen of werk op een hoger niveau te doen. Enkele deelnemers die al langer in Nederland zijn, geven aan dat een betere taalbeheersing er ook aan bijdraagt dat je minder gediscrimineerd wordt. Uit de reacties blijkt dat ook het culturele aspect van belang is, maar dit komt duidelijk op de tweede plaats: voor de meesten is het ‘good to know’ en niet ‘need to know’. Dit is ook afhankelijk van de achtergrond: met name respondenten uit bijvoorbeeld Afrika geven aan er veel baat bij te hebben gehad om op de hoogte te zijn van simpele zaken, bijvoorbeeld dat je eerst een afspraak moet maken bij de dokter als je ziek bent en er niet direct naar toe moet gaan. Andere deelnemers merken op dat je culturele bagage ook op kan doen als je functioneert in de maatschappij, en dat er in de cursus meer aandacht voor taalbeheersing zou moeten zijn. Eén respondent, een kapper, geeft aan dat hij de informatie over de Nederlandse cultuur wel heel erg op prijs stelt: hij heeft veel Nederlandse klanten en vindt het belangrijk om op de hoogte te zijn van cultureel bepaalde gebruiken en gewoonten zodat hij daar met zijn klanten over kan praten: Ik moet weten wanneer het Kerstmis is en Pasen, dan kan ik daarnaar vragen. Man, Irak
Vooral hoog opgeleide deelnemers met een westerse achtergrond zeggen geen behoefte te hebben aan informatie over de Nederlandse samenleving en cultuur. Deze wordt door hen niet als wezenlijk anders ervaren dan de eigen cultuur. Waardering cursus Nagenoeg alle deelnemers zijn uitgesproken positief over de inburgeringscursus, door velen wordt het gezien als een mogelijkheid die door de gemeente of de overheid geboden wordt om de Nederlandse taal te leren. De meeste geïnterviewde inburgeraars hebben er duidelijk ook plezier in om de cursus te doen: De inburgeringscursus is leuk, echt leuk: praten schrijven, andere mensen leren kennen. Man, Turkije
De waardering van de cursus is echter wel afhankelijk van een aantal factoren:
11
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
•
•
•
•
Het tempo van de lessen: in de gesprekken komt dit regelmatig naar voren als aandachtspunt. Voor sommigen gaat het te snel, voor anderen te langzaam. De deelnemers wijten dit aan de verschillen in niveau tussen de leerlingen in één klas. Individuele aandacht: samenhangend met het bovenstaande punt vinden sommige respondenten dat er onvoldoende wordt ingespeeld op de individuele behoefte van de cursist. Eén respondent vertelt dat hij vooral moeite heeft met lezen. Hij heeft het gevoel in klassikaal verband niet vooruit te komen en zou graag meer individuele aandacht van de docent willen hebben voor zijn leesprobleem. De medecursisten: deze zijn erg belangrijk in de waardering van de cursus én de motivatie van de cursist. Meerdere cursisten merken op dat de cursus een belangrijke plek is om sociale contacten op te doen. Sommige deelnemers geven aan vriendschappen met andere deelnemers te hebben gesloten en het altijd erg gezellig te hebben. Anderzijds wordt opgemerkt dat het gedrag van medecursisten ook regelmatig tot ergernis kan leiden. Dit is met name het geval wanneer cursisten uit eenzelfde land van herkomst die bij elkaar in de klas zitten, in hun eigen taal met elkaar gaan praten. Dit wordt als vervelend ervaren omdat de lessen voor velen het enige moment zijn waarop zij gedwongen worden Nederlands te praten en zich de taal eigen te maken. De docenten: over het algemeen is men erg te spreken over de docenten. Men vindt ze vaardig en enthousiast. Een aantal keren wordt echter opgemerkt dat de kwaliteit van de docenten wel wisselt. Als voorbeeld wordt genoemd dat sommige docenten de klas regelmatig achter de computer aan het werk zet (oefenen met toetsen), terwijl men juist graag oefent met praten en luisteren in de klas. Hierbij speelt ook mee dat sommige respondenten niet zo goed met de computer om kunnen gaan. (Achterliggende rede dat deelnemers achter de computer worden gezet, is dat het examen op de computer moet worden afgenomen.)
Ook de opdrachten uit het portfolio worden regelmatig genoemd. De meningen hierover zijn wisselend, afhankelijk van het opleidingsniveau en de herkomst van de cursisten. Lager opgeleiden met een niet-westerse achtergrond zijn over het algemeen positief: ze worden door de opdrachten als het ware gedwongen uit hun ‘comfortzone’ te komen. Dat gaat dan ook niet bij iedereen zonder slag of stoot. Uit de gesprekken blijkt dat de opdrachten in sommige gevallen echt een zelfoverwinning zijn voor de deelnemers. Voor een deel van de respondenten helpen de opdrachten in het portfolio ook om meer te weten te komen over de Nederlandse gewoonten en cultuur, bijvoorbeeld hoe je aangifte moet doen of hoe je bij de gemeente formaliteiten kan afhandelen. De hoger opgeleiden met een westerse achtergrond zijn minder positief. Ze vinden dat veel opdrachten in het portfolio te simpel zijn: als voorbeeld wordt
12
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
genoemd hoe je moet pinnen. (Deze portfolio opdrachten behoren tot de landelijke eisen voor het inburgeringstraject) Duale karakter Zeven deelnemers hebben betaald werk, vijf hebben een stage of doen vrijwilligerswerk, en drie hebben (nog) geen participatieplek. De respondenten met betaald werk een stage of vrijwilligerswerk zijn positief over het duale karakter van het inburgeringstraject. Het effect is volgens hen tweeërlei. De stage of vrijwilligersbaan biedt de mogelijkheid om het geleerde Nederlands toe te passen waardoor de nieuw verworven kennis beter beklijft. Daarnaast merkt men dat het functioneren in de stage of vrijwilligersbaan steeds beter gaat omdat men de Nederlandse taal beter beheerst. Ook de werkenden noemen deze positieve effecten van de combinatie van inburgeringscursus en werk. Dit geldt vooral voor de respondenten die in hun werk veel contact hebben met Nederlanders. Voor degenen die vooral met buitenlandse collega’s werken, is het effect echter veel zwakker. Hoewel er op de werkvloer meestal Nederlands wordt gesproken, leert men er minder van omdat de anderen ook gebrekkig Nederlands spreken. Hierdoor maakt men zich onvoldoende de ‘fijne kneepjes’ van de taal eigen. Toegevoegde waarde van het inburgeringstraject Het belangrijkste doel van de inburgeringscursus is voor de respondenten het leren van de Nederlandse taal. Taal is in hun beleving een voorwaarde om zelfstandig te kunnen functioneren en je op je gemak te voelen in de Nederlandse samenleving. De cursisten zeggen dit effect van de inburgeringscursus al na korte tijd (enkele weken tot enkele maanden) bemerkt te hebben. Veel deelnemers geven aan zich voor de cursus erg onzeker te hebben gevoeld in de publieke ruimte, omdat zij weinig tot niets begrepen of de taal zo gebrekkig spraken dat zij zich hiervoor schaamden:
13
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Nu hoef ik mij niet meer te schamen voor mijn Nederlands. Man, Sierra Leone
Zes maanden geleden kon ik nog geen Nederlands praten. Toen was ik bang om met mensen te praten. Nu kan ik meer met mensen praten. Als ik schoenen ga kopen of een jas. Man, Turkije
Ik ga naar de dokter met mijn vriend, die beter Nederlands spreekt en met mijn vriendin ging ik naar de gemeente. In de bank gaat het makkelijker, daar praten ze langzamer. Man, Bulgarije
Voor één deelneemster geldt dit ook in de privésituatie; Ik wil niet verlegen zijn om tegen mijn kinderen te spreken. Hij is nu bijna 2 jaar en zegt altijd Nederlandse woorden, dat vind ik zo leuk! Vrouw, Dominicaanse Republiek
Wel geeft men aan dat alleen de cursus niet voldoende is om de taal onder de knie te krijgen. De meeste deelnemers gaan 2 à 3 dagdelen in de week naar school, dit is volgens hen te weinig om de taal echt te leren. Essentieel is volgens de deelnemers om het Nederlands ook in de praktijk te brengen, zowel voor de taalbeheersing als voor het zelfvertrouwen dat nodig is om Nederlands ook echt te gebruiken: Ik moet mijn woordenschat verbeteren en meer zelfvertrouwen krijgen. Vrouw, Verenigde Staten
Dit wordt bevestigd door een deelnemer met een eigen zaak, die voor zijn werk al veel Nederlands spreekt en nu voor zijn paspoort de cursus moet volgen: Ik ga nu bijna 6 maanden naar school, maar ik leer meer van mijn Nederlandse klanten. Man, Turkije
Het gebruiken van het Nederlands buiten de cursus blijkt echter een belangrijk probleem te zijn voor veel deelnemers, met name voor degenen die werken. Verschillende factoren belemmeren de deelnemers om buiten de lesuren Nederlands in de praktijk te brengen: • De meeste deelnemers wonen in een omgeving, waar geen of weinig Nederlands wordt gesproken. Zij wonen in multiculturele wijken waar veel verschillende nationaliteiten wonen, of in een buurt waar vooral mensen uit hetzelfde land van herkomst wonen. In het laatste geval is de verleiding groot om met elkaar in de eigen taal te spreken. Deelnemers die Engels spreken, 14
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
•
•
zeggen dat Nederlanders vaak overschakelen op het Engels als blijkt dat dit makkelijker gaat. Respondenten die getrouwd zijn met iemand uit het land van herkomst, zeggen in privésituaties bijna altijd in de eigen taal te communiceren. Het is volgens hen moeilijk om een serieus of persoonlijk gesprek te voeren in het Nederlands. Als er kinderen zijn, probeert men met hen wel in het Nederlands te praten. Dit wordt als een goede oefening voor de eigen taalontwikkeling gezien. Men denkt dat het ook voor de kinderen beter is dat er (af en toe) Nederlands gesproken wordt De meeste vrouwen die Engels spreken en een Nederlandse partner hebben, zeggen met hun partner meestal in het Engels te communiceren omdat ze zich in die taal beter kunnen uitdrukken dan in het Nederlands. Deelnemers die werk hebben, geven aan dat dit vaak ook in een multiculturele setting is waar Nederlands niet de voertaal is. Indien er wel Nederlands gesproken wordt, is dit vaak erg gebrekkig. Voor werkenden geldt daarbij dat zij vaak zeer veel werken en maar weinig energie en tijd over hebben om ook nog buiten de lesuren situaties op te zoeken waar zij wel Nederlands moeten spreken.
Op de lange termijn Als gevraagd wordt naar de verwachtingen die men heeft van wat men gaat doen na de cursus, dan blijkt dat de inburgeringscursus vooral wordt gezien als een startpunt van verdere stijging op de sociale ladder: nagenoeg alle deelnemers anticiperen op een vervolgopleiding, werk of verbeteringen in de arbeidspositie. Taalbeheersing wordt gezien als de sleutel tot een dergelijke verbetering: Nu probeer ik mijn cv te maken en ik kijk naar bedrijven waar ik kan werken, maar ik heb nog geen goed resultaat tot nu toe. Omdat mijn Nederlands nog niet goed genoeg is. Mijn cv is wel mooi, maar ze zeggen dat ik over een jaar later terug moet komen. Vrouw, Brazilië
Overigens blijkt dat de meeste deelnemers geen hele concrete beelden hebben van wat de mogelijkheden zijn na afronding van de inburgeringscursus. Enkele deelnemers weten dat zij eerst nog staatsexamen moeten doen om verder te kunnen studeren. Veel respondenten vragen zich af in hoeverre de gemeente nog tegemoet komt in de kosten als men nog een opleiding wil volgen. De meesten denken niet in staat te zijn om deze kosten (volledig) zelf te dragen. Voor de deelnemers die al werk hebben is de inburgeringscursus een manier om binnen het huidige werk beter te kunnen functioneren en door te stromen naar hoger gekwalificeerd werk (al dan niet met behulp van bijscholing). De ondernemers verwachten dat een betere beheersing van het Nederlands kan bijdragen aan het succes van hun onderneming 15
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
3 Resultaten sleutelfiguren Achtergrond sleutelfiguren In totaal zijn elf sleutelfiguren geïnterviewd: • Een medewerkster die in een multicultureel verpleeghuis het vrijwilligerswerk coördineert: hier werken 230 vrijwilligers waarvan 40 inburgeraars. De inburgeraars zijn volgens haar erg nuttig omdat zij als tolk kunnen fungeren tussen de bewoners en het verplegend personeel dat deze talen niet beheerst. • Drie medewerkers werkend bij instellingen die participatieplekken bieden: • Twee managers bij een wasserij waar een aantal inburgeraars werken: beiden zijn ook zelf migrant (één uit Bulgarije en één uit de Filippijnen). • Drie consulenten/docenten bij Sagenn. De docenten en consulenten bij Sagenn hebben vooral te maken met werkende cursisten. De consulenten (alleen consulenten van Sagenn hebben aan het onderzoek deelgenomen) hebben vaak te maken met verplichte inburgeraars die niet gemotiveerd zijn. Hun taak is om deze inburgeraars toch weer bij het traject te betrekken. • Eén docent bij Capabel: zij heeft vooral met niet-werkenden te maken (hoewel zij aangeeft dat sommige cursisten gedurende de cursus werk vinden). • Eén vrouw die fungeert als inburgermaatje voor twee vrouwelijke inburgeraars (een Braziliaanse en een Irakese). Ervaringen Uit de gesprekken met de sleutelfiguren blijkt dat er grote verschillen zijn in de ervaringen die men heeft met inburgeraars. Alle betrokkenen geven er blijk van zeer begaan te zijn met het lot van de inburgeraars en er op hun eigen manier aan te willen bijdragen dat deze mensen zich beter op hun plek voelen in de Nederlandse samenleving. Meestal heeft men te maken met een specifieke groep inburgeraars. Uit de gesprekken met sleutelfiguren komen verschillende groepen inburgeraars naar voren, met hun eigen kenmerken en aanpak: • De medewerkers op de participatieplekken hebben vooral te maken met inburgeraars onderaan de participatieladder. Dit betreft meestal mensen in een zwakke sociaaleconomische positie met een niet westerse achtergrond. Ze bevinden zich in een sociaal isolement en hebben alleen contacten in de naaste omgeving. Het gaat om 1e generatie Turken en Marokkanen en vrouwen uit islamitische landen die hier naar toe gekomen zijn voor gezinshereniging of om te trouwen. Deze groep beheerste de Nederlandse taal niet of gebrekkig en neemt nauwelijks deel aan de Nederlandse samenleving. De participatieplekken zijn vooral bedoeld voor deze inburgeraars. De nadruk ligt op het doorbreken van hun isolement door hen mee te laten doen met laagdrempelige activiteiten. De instelling die zich op 16
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
vrouwen richt, streeft ‘empowerment’ van vrouwen na: het vergroten van de zelfredzaamheid van deze vrouwen en de versterking van hun zelfvertrouwen:
17
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Je probeert te bereiken dat ze in gaan zien dat ze wel wat kunnen, ondanks dat ze al jaren zeggen dat ze niets kunnen. Medewerker moedercentrum
•
•
•
De eerste stap om uit het isolement te komen is het meedoen met activiteiten. Voor deze groep is het volgen van taallessen vaak een brug te ver. Door mee te doen aan activiteiten hoopt men dat de inburgeraars ook iets van de Nederlandse taal oppikken. Er wordt op de participatieplekken dan ook naar gestreefd dat Nederlands als voertaal wordt gebruikt. De medewerker die activiteiten organiseert voor 1e generatie Turken en Marokkanen, vraagt zich hardop af of inburgering voor deze groep wel zinvol is. Deze groepen zijn volgens hem vaak moeilijk te motiveren, omdat zij maar weinig belang hebben bij de cursus (men heeft leren leven binnen de eigen omgeving en met de beperkte mogelijkheden die men heeft). Daarnaast hebben deze mensen vanwege hun leeftijd en weinige scholing vaak ook nog maar een beperkt lerend vermogen, waardoor ook de opbrengst van de cursus zeer beperkt is. De medewerker die het vrijwilligerswerk binnen een zorginstelling coördineert, werkt met inburgeraars die relatief zelfstandig kunnen functioneren in hun vrijwilligersbaan. Met name door hun gebrekkige taalbeheersing hebben zij echter nog een te grote afstand tot de arbeidsmarkt. De voertaal op het werk is Nederlands. Uit het gesprek blijkt dat de inburgeraars ook echt toegevoegde waarde hebben voor de organisatie: ze verlichten niet alleen de werklast, maar kunnen ook van grote waarde zijn als tolk. De docenten en consulenten bij Sagenn hebben vooral met werkende inburgeraars te maken. Een groot probleem voor deze doelgroep is volgens hen dat zij vaak erg veel werken (6 of 7 dagen per week). Het werk dat men doet is veelal laaggeschoold en onder slechte omstandigheden. De inburgeringscursus komt hier vaak ’s avonds nog eens bij. Veel cursisten hebben dan nog weinig energie om er echt mee aan de slag te gaan: Veel cursisten werken 40 tot 50 uur per week en moeten dan ook nog eens twee avonden naar school, dit maakt het voor veel cursisten wel moeilijk om het bij te houden en ook nog eens huiswerk te doen. Vaak hebben ze banen waar ze min of meer uitgebuit worden, dan is het moeilijk om te combineren. Vrouw, consulent
Daarbij komt dat voor een aanzienlijk deel van deze groep de inburgeringscursus weinig oplevert: in de werkomgeving wordt geen Nederlands gesproken en in de schaarse vrije tijd onderneemt men geen activiteiten waarbij de Nederlandse taal van pas zou komen. Opgemerkt wordt dat de cursus voor deze subgroep nauwelijks toegevoegde waarde heeft omdat zij de Nederlandse taal niet in de praktijk brengen.
18
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
•
De managers van de wasserij (beiden migrant) zeggen er veel belang aan te hechten dat hun veelal buitenlandse medewerkers Nederlands met elkaar spreken. Zij constateren dat het leren van de taal een positief effect heeft op het functioneren op het werk maar ook op het algemene welbevinden van de medewerker.
Houding ten aanzien van inburgering Alle sleutelfiguren zijn overtuigd van het nut en de noodzaak van de inburgeringstrajecten. Hierin zijn twee benaderingen te onderscheiden. De eerste benadering wordt vooral uitgedragen door sleutelfiguren die werken met inburgeraars onderaan de participatieladder. In hun visie gaat het vooral om empowerment van de inburgeraar: het vergroten van de zelfredzaamheid en de versterking van het zelfvertrouwen worden gezien als eerste stappen naar het verbeteren van de eigen maatschappelijke positie. Deze sleutelfiguren geven aan dat het inburgeringstraject voor hun cliënten vooral een vorm van persoonlijke groei inhoudt: men wordt gedwongen verder te kijken dan de eigen omgeving en zo geprikkeld tot persoonlijke ontplooiing: Je ziet de inburgeraars groeien. Medewerker, moedercentrum
In de tweede benadering staat het maatschappelijke belang van inburgering voorop. Deze benadering wordt meer gehanteerd door sleutelfiguren die met relatief kansrijke inburgeraars werken. Mensen die hier naar toe komen, hebben volgens hen de plicht de taal te leren, zich aan te passen aan de Nederlandse samenleving en er voor te zorgen dat ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. De inburgeringscursus hoort in hun visie hierop gericht te zijn. Het antwoord op de vraag wanneer men precies ingeburgerd is, is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van de doelgroep. Enkele sleutelfiguren geven aan dat het einddoel zou moeten zijn dat de inburgeraar de Nederlandse taal voldoende beheerst om volwaardig deel te nemen aan de Nederlandse samenleving: dat betekent onder andere dat taal geen beletsel meer vormt voor het vinden van een baan. Anderen zien een succesvolle inburgering meer in termen van het vergroten van de zelfredzaamheid van de inburgeraars. Men denkt dat ‘volledige inburgering’ niet haalbaar is voor een groot deel van de inburgeraars. Zo geeft men aan dat het op de participatieplekken vaak al een grote stap is als deelnemers überhaupt aan de activiteiten meedoen. Veel sleutelfiguren zeggen dan ook dat zij ernaar streven ‘het hoogst haalbare’ uit ieder individu te halen.
Succesfactoren inburgering 19
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Alle sleutelfiguren geven aan dat er binnen de groep inburgeraars grote verschillen bestaan in de snelheid en het succes waarmee het traject doorlopen wordt. De plek op de participatieladder is hiervoor niet altijd bepalend. Zo zijn er verhalen over vrouwen die met grote moeite uit hun isolement gehaald werden en door de activiteiten op hun participatieplek zo gestimuleerd werden dat ze uiteindelijk een mbo-opleiding gingen volgen. Op alle niveaus van de participatieladder spelen deze individuele verschillen. Uit de gesprekken komen twee factoren naar voren die, naast het instroomniveau en individuele verschillen, een rol spelen in het succes van het inburgeringstraject: motivatie en mate van participatie. Motivatie Er zijn grote verschillen in de mate waarin de inburgeraars gemotiveerd zijn om mee te doen: • Voor alle groepen inburgeraars op alle niveaus geldt dat er een deel is dat erg gemotiveerd aan de slag gaat en de ambitie heeft zo snel mogelijk resultaat te behalen. Dit zijn vanzelfsprekend veelal vrijwillige inburgeraars, maar ook veel verplichte inburgeraars kunnen zeer gemotiveerd zijn. De sleutelfiguren geven aan dat deze groep mensen de inburgeringstrajecten echt als een kans zien om hun eigen positie in de maatschappij te verbeteren. • Daarnaast is er een groep die volgens de sleutelfiguren absoluut ongemotiveerd is. Zij moeten verplicht inburgeren, maar doen dit tegen wil en dank. Vaak vormen sancties (in de vorm van boetes of het niet omzetten van een voorlopige verblijfsvergunning in een vaste) de enige stok achter de deur. In de gesprekken met sleutelfiguren worden hiervoor twee oorzaken gegeven: – Sommige van deze inburgeraars hebben weinig belang bij het leren van de Nederlandse taal omdat zij voornamelijk omgaan met mensen uit hun eigen cultuur die dezelfde taal spreken. – Een tweede reden is dat een deel van deze inburgeraars een totaal andere houding ten aanzien van de maatschappij heeft dan wij in Nederland gewend zijn. Deze mensen hebben niet het idee dat de maatschappij hen iets te bieden heeft (aangezien dit in hun land van herkomst ook niet het geval was). Hierdoor ontbreekt het gevoel dat zij ‘iets terug moeten doen’ (reciprociteitbeginsel). • De derde groep deelnemers is een groep die ‘het allemaal over zich heen laat komen’. Zij zijn niet specifiek gemotiveerd of ongemotiveerd, maar doen de cursus omdat het door de overheid is opgelegd: ze zien vooralsnog niet wat het hen op kan leveren. Een deel van de sleutelfiguren geeft aan het als een uitdaging te zien deze groep mensen in te laten zien dat de
20
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
inburgeringscursus echt in hun eigen belang is, zodat zij ook zelf gemotiveerd raken. Participatie Taalbeheersing en participatie gaan volgens alle sleutelfiguren hand in hand. De mate waarin men al participeert is van grote invloed op het succes van de inburgering en met name de taalbeheersing. Maar andersom geldt dit ook: hoe beter men de taal beheerst, hoe meer men geneigd is om aan maatschappelijke activiteiten deel te nemen. Voor de groep die op de participatieplekken komt is het zelfs zo dat participatie vooraf gaat aan het überhaupt starten met het leren van de Nederlandse taal. De sleutelfiguren hechten dan ook veel waarde aan het duale karakter van het inburgeringstraject. De algemene opinie is dat de inburgeringscursus weinig zin heeft als inburgeraars buiten de lessen geen praktijkervaring opdoen. De respondent die twee inburgeraars begeleidt als ‘inburgermaatje’, geeft aan dat het haar belangrijkste doel is om haar inburgeraars zoveel mogelijk aan de Nederlandse taal bloot te stellen: bijvoorbeeld door samen te lezen en spelletjes te doen waarbij de Nederlandse taal kan worden toegepast zoals Scrabble. Uit de gesprekken komen verschillende factoren naar voren die het in de praktijk brengen van het Nederlands en daarmee het succes van de inburgering belemmeren: • De docenten en consulenten bij Sagenn hebben primair te maken met inburgeraars die al werken. Opgemerkt wordt dat er een duidelijk verschil is in de snelheid waarin de cursus wordt doorlopen tussen mensen die werken in een omgeving waar de voertaal Nederlands is en een omgeving waar dit niet het geval is. Doordat deze laatste groep weinig tijd en ook energie overhoudt om het Nederlands op andere momenten wel in de praktijk te brengen, moet zij het enkel hebben van de lesuren. Dit is doorgaans te weinig om de taal goed te leren. • Voor de inburgeraars die niet of beperkt werken is de sociale omgeving van groot belang om het Nederlands in de praktijk te brengen. Geconstateerd wordt dat veel inburgeraars amper sociale contacten hebben waarmee zij Nederlands praten. Zij wonen in multiculturele wijken en praten in hun eigen taal met familie, buren en in de winkels waar zij boodschappen doen. • Uit de gesprekken met sleutelfiguren op participatieplekken blijkt dat ook veel vrouwen belemmerd worden in hun participatie door de thuissituatie of directe sociale omgeving. Regelmatig laten mannen niet toe dat hun vrouwen zelfstandig activiteiten ondernemen. Tegelijkertijd wordt het door de overheid geëist dat deze vrouwen inburgeren, waardoor zij soms in een spagaat terecht komen. Langetermijneffect van de inburgeringstrajecten 21
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Ook de langetermijneffecten van het inburgeringstraject zijn volgens de sleutelfiguren sterk afhankelijk van de mate waarin men na afloop van het traject gaat of blijft participeren in de Nederlandse samenleving. Voor hoger opgeleide en gemotiveerde inburgeraars zal dit veelal geen probleem zijn. Voor hen is de taal vaak de belangrijkste ‘missing link’ om volledig te participeren. Ook van inburgeraars die werk hebben (gevonden) in een werkomgeving waar Nederlands wordt gesproken, verwacht men dat het effect van de inburgeringscursus blijvend zal zijn. Dit geven de managers van de wasserij ook aan: zij zeggen dat de toegenomen taalvaardigheden van de medewerkers die een inburgeringstraject hebben gevolgd van blijvende aard is. De sleutelfiguren constateren ook dat de toegenomen taalvaardigheden er toe kunnen leiden dat inburgeraars zich steeds vrijer gaan bewegen binnen de samenleving: de contacten met de leerkrachten van hun kinderen verlopen makkelijker, ze kunnen beter met hun huisarts communiceren en ook contacten met instanties verlopen soepeler. Hierdoor zal de Nederlandse taal ook steeds meer ‘inslijten’. Er zijn volgens de sleutelfiguren echter ook groepen inburgeraars waarvoor het langetermijneffect van het inburgeringstraject minimaal zal zijn: men denkt hierbij aan inburgeraars die ook aan het eind van het traject niet gemotiveerd zijn of niet in de gelegenheid zijn om de taalvaardigheden in de praktijk te brengen. Dit is bijvoorbeeld het geval met de groep inburgeraars die werken in een omgeving waar Nederlands niet de voertaal is. Ook voor inburgeraars onderaan de participatieladder bestaat het gevaar dat de eventuele effecten van het inburgeringstraject na afloop verloren zullen gaan en de inburgeraars weer in hun oude isolement terug zullen vallen. Volgens de sleutelfiguren is de beheersing van de Nederlandse taal dan nog niet zodanig dat de inburgeraar ‘op eigen kracht’ zal kunnen participeren. Bij de instellingen met participatieplekken, worden de inburgeraars dan ook gestimuleerd om ook na het traject te blijven komen: Er zitten ook inburgeraars bij die denken dat ze weg moeten zodra ze klaar zijn met de taallessen. Ik had er gister één en die zei ‘nou, ik ben klaar. Het jaar zit erop’ Dus ik zei ‘je gaat nu dan maar thuis zitten. Je hoeft niet weg’. Dat hebben ze niet door, dat ze echt niet weg hoeven. Daar zouden ze bij de inburgering aandacht aan kunnen besteden. Een betaalde baan ligt niet altijd in het verschiet. Vrijwilligersplek
22
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Conclusies 1 Beschrijving van de doelgroep De doelgroep inburgeraars is zeer heterogeen. De inburgeraar kan ingedeeld worden op grond van zijn positie op de participatieladder. Onderaan staan de inburgeraars die nauwelijks banden hebben met de Nederlandse samenleving. Ze beheersen de Nederlandse taal niet of nauwelijks, leven vaak geïsoleerd omdat de taal en culturele factoren een belemmering vormen voor activiteiten buitenshuis, en hebben uitsluitend contact met mensen uit de eigen kleine kring (familie, vrienden). Deze groep bestaat vooral uit oudere Turken, Marokkanen en Chinezen, en vrouwen met een islamitische achtergrond die naar Nederland zijn gekomen voor een huwelijk of gezinshereniging. Bovenaan staan de hoger opgeleide migranten die uit westers georiënteerde landen komen. Ze zijn relatief kansrijk op de arbeidsmarkt en bewegen zich veelal makkelijk binnen de samenleving omdat ze de Engelse taal beheersen.
2 Effect van het inburgeringstraject op participatie Uit het onderzoek blijkt dat participatie de motor achter de inburgering is en niet vice versa. Als de inburgeraar de wens heeft om te participeren in de Nederlandse samenleving, dan voelt hij de noodzaak om de Nederlandse taal goed te leren en kennis op te doen over de Nederlandse samenleving. De inburgeraars verschillen in de mate waarin ze gemotiveerd zijn om te participeren en daarmee om in te burgeren. Gemotiveerde inburgeraars Door de wijze waarop de respondenten geworven zijn, hebben vooral inburgeraars aan het onderzoek deelgenomen die graag willen participeren en zeer gemotiveerd zijn om het inburgeringtraject te volgen. Bij deze inburgeraars blijkt het niet uit te maken of ze vrijwillig of verplicht aan het traject deelnemen. Degenen die verplicht deelnemen zeggen dat ze geen enkele moeite hebben met die verplichting, en dat ze het traject ook hadden gevolgd als ze er vrijwillig voor hadden kunnen kiezen. Participatie wordt door deze inburgeraars zelf gedefinieerd als meedoen aan de samenleving. Op de eerste plaats betekent dit het vinden van werk dat bij voorkeur past past bij het eigen opleidingsniveau en de eigen capaciteiten. De inburgeraars zijn daarbij gericht op opwaartse mobiliteit: men zoekt een verbetering van de eigen sociaaleconomische positie (een beter inkomen, verhuizen naar een betere buurt). Lageropgeleide inburgeraars geven aan dat 23
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
ze de inburgeringscursus zien als de start van een doorlopende leerlijn: na het traject willen ze vervolgopleidingen gaan doen om zo hun positie op de arbeidsmarkt te versterken. Naast werk houdt participeren voor de gemotiveerde inburgeraars ook in dat ze zich makkelijker kunnen gaan bewegen binnen de Nederlandse samenleving: ze willen bijvoorbeeld een gesprek kunnen voeren met de leerkracht van hun kinderen, hun verhaal kunnen doen bij de huisarts of zelfstandig hun zaken bij instanties kunnen regelen. Hun verwachting is dat ze door het inburgeringstraject de Nederlandse taal zodanig gaan beheersen dat de taal geen belemmering meer vormt voor een volwaardige participatie. Het duale karakter blijkt bij de gemotiveerde inburgeraars goed te werken. Door te participeren kunnen ze het Nederlands in de praktijk brengen. Daardoor merken ze dat hun taalbeheersing vooruit gaat en dat dit een positief effect heeft op hun functioneren. Dit versterkt dan weer de motivatie om door te gaan met het inburgeringtraject. Minder gemotiveerde inburgeraars Uit de gesprekken met sleutelfiguren blijkt dat er ook een groep inburgeraars is die minder gemotiveerd is om aan een inburgeringstraject deel te nemen. Dit zijn vooral lageropgeleide inburgeraars die in een isolement verkeren en nauwelijks contact hebben met de Nederlandse samenleving. Ze missen de drive tot inburgering omdat ze aanvankelijk niet zien wat inburgering hen kan opleveren. Onder deze groep vallen zowel werkenden als niet-werkenden: • In categorie werkenden gaat het om inburgeraars die een werkkring hebben binnen de eigen etnische groep en vaak keihard werken (zes soms zeven dagen per week). Als voorbeeld noemen de sleutelfiguren Chinezen die in Chinese restaurants werken. • In categorie niet-werkenden vallen lageropgeleide migranten met een nietwesterse achtergrond. Het gaat vooral om 1e generatie Marokkanen en Turken en vrouwen uit islamitische landen die hier naar toe zijn gekomen voor een huwelijk of gezinshereniging. In de ogen van de werkenden kost inburgering alleen maar schaarse vrije tijd zonder dat ze daar iets voor terugkrijgen. Ook de niet-werkenden zien aanvankelijk niet wat het inburgeringstraject hen kan opleveren. Door het ontbreken van contacten met de Nederlandse samenleving is de behoefte om Nederlands te leren niet groot. Deze inburgeraars kunnen vaak terugvallen op hun kinderen of partner als ze zich in het publieke domein begeven en met Nederlanders moeten communiceren. Voor zowel werkenden als niet-werkenden geldt dat ze het geleerde Nederlands niet in de praktijk kunnen brengen en dus ook niet de voordelen van een betere 24
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
taalbeheersing ervaren. Gevreesd moet worden dat eventuele effecten van een inburgeringstraject snel verloren zullen gaan na afronding van het traject.
25
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Voor inburgeraars die onderaan de participatieladder staan, lijkt participatie prioriteit te hebben boven inburgering. Als deze inburgeraars activiteiten buiten de deur ondernemen, gaan ze ook steeds meer het belang inzien van een betere beheersing van het Nederlands. Het doorbreken van het isolement en het vergroten van de zelfredzaamheid kunnen een belangrijke motivator vormen om mee te doen aan een inburgeringstraject.
3 Inburgeringstraject: verwachtingen en waardering Hoe kijken de inburgeraars zelf aan tegen het inburgeringstraject? Wat verwachtten ze ervan en wat heeft het hen tot nu toe opgeleverd? Over de verwachtingen vooraf zijn de inburgeraars unaniem: het voldoende leren beheersen van de Nederlandse taal om aan de Nederlandse samenleving te kunnen deelnemen. Alle inburgeraars die aan het onderzoek hebben deelgenomen, ongeacht of ze in de begin- of eindfase zitten van het traject, ervaren dat hun Nederlands steeds beter wordt en dat ze daardoor ook beter gaan functioneren in het (vrijwilligers)werk, de stage of op de participatieplek. Inburgeraars met een niet-westerse achtergrond lijken het ook op prijs te stellen dat in het inburgeringstraject leeronderdelen zijn opgenomen die de inburgeraar wegwijs moeten maken in de Nederlandse samenleving (opdrachten in de portfolio).
4 Obstakels voor inburgering Alle inburgeraars hebben ervaren dat vooraf aan de inburgering de Nederlandse taal het belangrijkste obstakel vormde om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. De belangrijkste reden voor de inburgeraars om de inburgeringscursus te gaan volgen, was dan ook om Nederlandse te leren. De inburgeraars met een relatief grote afstand tot de Nederlandse cultuur zeggen dat ze de taalproblemen als een veel groter obstakel hebben ervaren in de beginfase van hun verblijf in Nederland dan de cultuurverschillen. Over het algemeen kan gesteld worden dat hoe hoger iemand zich op de participatieladder bevindt, hoe minder het culturele aspect de inburgering belemmert. De groep hoger opgeleide en westers georiënteerde inburgeraars zijn goed in staat om zelf de weg in de Nederlandse samenleving te vinden en zo de Nederlandse cultuur te leren kennen. Zij willen vooral zo snel mogelijk de taal leren. 26
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
27
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Contact met de Nederlandse samenleving is belangrijk in de verwerving van het Nederlands. Veel inburgeraars bevinden zich echter in een omgeving waar weinig en/of gebrekkig Nederlands gesproken wordt. Men woont vaak in wijken waar meerdere nationaliteiten bij elkaar wonen. In deze buurten heeft men dan uitsluitend contact met buurtbewoners met eenzelfde etnische achtergrond en dezelfde taal. Vooral de lager opgeleide werkende inburgeraars hebben ook op het werk te maken met vele nationaliteiten. Hoewel het Nederlands dan wel meestal de voertaal is, leert men er weinig omdat collega’s doorgaans gebrekkig Nederlands spreken. Met uitzondering van de (veelal hoger opgeleide) inburgeraars die een relatie hebben met een Nederlandse man, hebben de inburgeraars weinig contact met autochtone Nederlanders. De gemotiveerde inburgeraars zeggen dat het door een gebrek aan contacten met autochtone Nederlanders moeilijker is om de Nederlandse taal goed onder de knie te krijgen.
5 Aanbevelingen Uit de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat inburgeringtrajecten in belangrijke mate de participatie ondersteunen van goed gemotiveerde inburgeraars. Zonder inburgeringstraject zal de inburgering van deze migranten trager verlopen en zal het langer duren voordat ze hun plek in de Nederlandse samenleving hebben gevonden. Van de meest kansrijke migranten (hoger opgeleiden met een westerse achtergrond mag wel verwacht worden dat ze bereid zijn om ook financieel te investeren (bijvoorbeeld door middel van een sociaal leenstelsel) in het leren van de Nederlandse taal, zeker als ze goede perspectieven hebben op de arbeidsmarkt. Dit zal waarschijnlijk minder opgaan voor de kleine ondernemers en de lageropgeleiden binnen deze groep. Het gevaar bestaat dat deze groepen afhaken als ze financieel moeten bijdragen aan het inburgeringstraject. Voor migranten onderaan de participatieladder verdient het volgens ons aanbeveling om te starten met participatie om van daaruit de inburgeraar te motiveren om de taal te gaan leren. Het volgen van een inburgeringtraject zal weinig effectief zijn als de inburgeraar geen aantrekkelijk en blijvend perspectief geboden kan worden. Eventuele effecten van een inburgeringstraject zullen snel teloor gaan als de inburgeraar niet blijvend participeert. Voor lageropgeleide en gemotiveerde inburgeraars verdient het aanbeveling om perspectief te bieden op opleidingen na het inburgeringstraject (doorlopende leerlijn) en begeleiding te bieden bij het zoeken naar een geschikte opleiding. Dit zal de motivatie nog verder versterken om het traject succesvol af te ronden en de kans op blijvende participatie vergroten. 28
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Een belangrijk obstakel voor inburgeraars is het gebrek aan contacten met autochtone Nederlanders. Hierdoor krijgen ze onvoldoende gelegenheid om het geleerde Nederlands in de praktijk te brengen. Ons inziens dient daarom nog zwaarder ingezet te worden op initiatieven die autochtone Nederlanders en inburgeraars met elkaar in contact brengt.
29
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Gespreksleidraad inburgeraars Project: Methode: Datum onderzoek: Locatie: Aantal respondenten: Tijdsduur:
Inburgering en participatie individuele gesprekken 12, 13, 17, 20, 24, 25 en 26 januari 2011 Den Haag 15 inburgeraars 1 uur
Doel van het onderzoek Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de effecten van inburgeringtrajecten op de participatie van inburgeraars in de Nederlandse samenleving.
Introductie De moderator legt de testsituatie uit: • welkom; • doel van het onderzoek: inzicht krijgen in hoe de respondent het inburgeringtraject beleeft; • onafhankelijkheid onderzoeker; • anonimiteit en rapportage; • geen goede/foute antwoorden; • tijdsduur gesprek.
Achtergrond respondent • • • • • • • • • •
Vaststellen profiel: OGO (Capabel) en werk (Sagenn); verplichte of vrijwillige deelname; Waar komt de respondent vandaan? Hoelang is hij/zij in Nederland? Wat was de aanleiding om naar Nederland te komen? Welke contacten had men toen met in Nederland aankwam (familie, vrienden, instanties)? Welke verwachtingen had men ten aanzien van de toekomst in Nederland? (opleiding, werk, huisvesting, sociale netwerk) Hoe heeft men de beginperiode ervaren? Wat heeft men als de belangrijkste obstakels ervaren om in de Nederlandse samenleving te participeren? Hoe ziet het sociale netwerk van de respondent er uit? (bijvoorbeeld contacten met familie, landgenoten, Nederlandse buren, et cetera) (voor werkenden) Wat voor werk doet de respondent? 30
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
• •
In welke mate ervaart men op dit moment ondersteuning bij de inburgering? Door wie wordt men ondersteund? Heeft men bijvoorbeeld een inburgermaatje?
Belang inburgering • • • • • • • • •
Wat verstaat de respondent zelf onder inburgering? Hoeveel belang hecht hij er aan? Waarom is inburgering wel/niet belangrijk? Wanneer is iemand in de ogen van de respondent ingeburgerd? (alleen de taal beheersen of nog meer) Wat verstaat men onder participatie? Wanneer doe je mee aan de Nederlandse samenleving? Wat heb je in Nederland nodig om mee te doen aan de samenleving? Wat verwacht/eist de Nederlandse samenleving van migranten als het om inburgering en participatie gaat? Onderschrijft de respondent de legitimiteit van deze eisen? In hoeverre zijn die eisen reëel? Indien de eisen te hoog zijn, wat vindt men dan wel reëel?
Inburgeringtraject: beoogde doelen • • • • • • • • •
Aanleiding om aan een inburgeringtraject deel te nemen; Informatie vooraf; Verwachtingen vooraf; Welke doelen heeft de respondent persoonlijk? In hoeverre draagt het traject bij aan dit persoonlijke doel? Wat vindt men van de verschillende praktijkonderdelen; In welke mate dragen de verschillende praktijkonderdelen bij aan de doelen ( zowel die men zelf gesteld heeft? Welke onderdelen van het traject dragen in meerdere en mindere mate bij aan de gestelde doelen? In welke mate hebben ze bijgedragen aan beter/makkelijker participeren in de samenleving?
31
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Effectiviteit inburgertraject • • • •
• • •
• •
•
Wat heeft men tot nu aan het inburgeringtraject gehad? In welke mate heeft het voldaan aan de verwachtingen? Aan welke verwachtingen wel en welke niet? In hoeverre heeft het bijgedragen aan een betere beheersing van de Nederlandse taal? Heeft men beter leren spreken, schrijven en lezen? In hoeverre heeft het bijgedragen aan contacten: – in de buurt (bijvoorbeeld met buren); – in het (vrijwilligers)werk; – met school van de kinderen; – met instanties (huisarts, tandarts, gemeentelijke instanties, woningbouwvereniging, school kinderen, et cetera); – in het publieke domein (OV, winkels, horeca, culturele instellingen)? Wat is de meerwaarde van het inburgeringtraject voor deze contacten? Als het weinig meerwaarde heeft, wat moet er dan nog meer gebeuren? In welke mate draagt de inburgeringcursus daadwerkelijk bij aan het vergroten van participatiekansen van inburgeraars in de samenleving en hun kansen op de arbeidsmarkt? Op welke manier draagt het eraan bij? In hoeverre verwacht men dat het effect blijvend zal zijn op de participatie in de samenleving? (Voor degenen die de cursus bijna afgerond hebben) Welke obstakels ervaart men nu nog steeds bij het participeren in de Nederlandse samenleving? Wat zou er verbeterd kunnen worden aan de inburgeringcursussen zodat ze nog beter aansluiten bij de wensen en behoeftes van inburgeraars en het weghalen van de obstakels bij het participeren?
32
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
33
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Gespreksleidraad sleutelfiguren Project: Methode: Datum onderzoek: Locatie: Aantal respondenten: Tijdsduur:
Inburgering en participatie individuele gesprekken 12, 13, 17, 20, 24, 25 en 26 januari 2011 Den Haag 10 sleutelfiguren 1 uur
Doel van het onderzoek Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de effecten van inburgeringtrajecten op de participatie van inburgeraars in de Nederlandse samenleving.
Introductie De moderator legt de testsituatie uit: • welkom; • doel van het onderzoek: inzicht krijgen in hoe de respondent het inburgeringtraject beleeft; • onafhankelijkheid onderzoeker; • anonimiteit en rapportage; • geen goede/foute antwoorden; • tijdsduur gesprek.
Achtergrond respondent • • •
Respondent vertelt eerst iets over zichzelf: leeftijd, werk, hobby’s. Wat is de relatie van de sleutelfiguur met inburgeraars? Op welke manier heeft hij/zij met inburgeraars te maken?
34
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
Ervaringen met inburgeraars • • • •
• • • • • •
Wat zijn de ervaringen met inburgeraars in het algemeen? (vrijwilligersorganisaties) Wat heeft de respondent bewogen vrijwilligersplekken aan te bieden aan inburgeraars? (Werkgevers) Hoe nodig was het volgens de respondent dat zijn werknemer moest inburgeren? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Wat zijn de ervaringen op de werkvloer met inburgeraars? (zowel positieve als negatieve ervaringen laten noemen) (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Is Nederlands de voertaal? (Leraren) Wat zijn de ervaringen met inburgeraars in de klas (zowel positieve als negatieve ervaringen laten noemen)? In welke mate zijn inburgeraars toegerust om in deze samenleving te participeren? Welke verwachtingen hebben inburgeraars ten aanzien van hun toekomst in Nederland? Heeft men daar überhaupt een beeld van en zo ja, welk beeld? In hoeverre zijn die verwachtingen reëel? Wat zijn in de belangrijkste obstakels voor de inburgeraar om in de Nederlandse samenleving te participeren?
Opvattingen over inburgering en participatie • • • • • • • • •
Hoe definieert men inburgering? Hoe belangrijk is inburgering? Waarom is inburgering wel/niet belangrijk? Wanneer is iemand in de ogen van de respondent ingeburgerd? (alleen de taal beheersen of nog meer) Wat verstaat men onder participatie? Wanneer doe je mee aan de Nederlandse samenleving? Wat heb je in Nederland nodig om mee te doen aan de samenleving? Wat verwacht/eist de Nederlandse samenleving van migranten als het om inburgering en participatie gaat? In hoeverre zijn die eisen reëel? Indien de eisen te hoog zijn, wat is dan wel reëel?
Inburgeringtraject: beoogde doelen • • • •
(Leraren) Met welke verwachtingen komen inburgeraars naar de cursus? (Leraren) Zijn die verwachtingen reëel? Waarom wel/niet? (Leraren) In hoeverre worden inburgeraars van tevoren voldoende geïnformeerd over de cursus? Hoe ervaren inburgeraars het traject? Wat vinden ze er leuk en minder leuk aan?
35
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
• • • • • • • • •
(Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Wat verwacht men als werkgever van een inburgeringtraject? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Waar zou de nadruk op moeten liggen met het oog op het functioneren op de werkvloer? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Wat merkt men zelf van het effect van de inburgeringcursus? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Krijgt men signalen van de inburgeraar over hoe hij/zij de cursus ervaart? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Heeft men wel eens contact met het Taalplein? In welk kader en hoe verlopen die contacten? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) Welk beeld heeft men van Taalplein en de mensen die er werken? (Leraren) Wat vindt men van de verschillende onderdelen; (Leraren) In welke mate dragen de verschillende onderdelen bij aan het vergroten van participatie? (Leraren) Welke onderdelen van het traject dragen in meerdere en mindere mate bij aan de gestelde doelen?
Effectiviteit inburgertraject • • • • •
• • • • •
• • •
In hoeverre zijn de verschillende onderdelen van het inburgertraject effectief? Wat merkt men van die effectiviteit? Helpt het dat de inburgeraars nu wat doen naast de lessen (oefeningen, (vrijwilligers)werk)? Merkt men verschil tussen inburgeraars die wel wat ernaast doen en inburgeraars die dat niet doen? Waarin verschillen ze? In hoeverre heeft het bijgedragen aan een betere beheersing van de Nederlandse taal? Hebben de inburgeraars waar men zelf mee te maken heeft, beter leren spreken, schrijven en lezen? (Werkgevers en vrijwilligersorganisaties) In hoeverre heeft het bijgedragen aan een beter functioneren op de werkvloer of in het vrijwilligerswerk? Indien er sprake is van beter functioneren, waar blijkt dat dan uit? Wat is de belangrijkste meerwaarde van het inburgeringtraject? Als men weinig effect bespeurt, wat moet er dan nog meer gebeuren? In welke mate draagt de inburgeringcursus daadwerkelijk bij aan het vergroten van participatiekansen van inburgeraars in de samenleving en hun kansen op de arbeidsmarkt? Op welke manier draagt het eraan bij? In hoeverre verwacht men dat het effect blijvend zal zijn op de participatie in de samenleving? Waar is dan van afhankelijk? Welke obstakels zijn er na het afronden van het inburgeringtraject nog steeds bij het participeren in de Nederlandse samenleving? Wat zou er verbeterd kunnen worden aan de inburgeringcursussen zodat het effect nog groter wordt?
36
Definitieve rapportage Evaluatie inburgeren en participeren Versie 1.1
•
Hoe zouden trajecten nog beter kunnen aansluiten bij de wensen en behoeftes van inburgeraars?
37