Verhandeling 3*Instructeur NELOS
Evaluatie duikbrevetten 2005 na één jaar
Glenn Tessens 2*Instructeur CMAS-NELOS nr. 785 Churchilllaan 177 B – 2900 Schoten Tel.: +32 (0)3 658 22 27 GSM: +32 (0)485 57 52 13 E-mail:
[email protected]
Mei 2006
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................... 2 Voorwoord .................................................................................................................. 3 1. De vernieuwingen................................................................................................... 5 1.1. Duikbrevetten 2005 een modulair systeem voor veilig duiken ......................... 5 1.2. Belangrijke wijzigingen..................................................................................... 5 2. Evaluatie................................................................................................................. 6 3. Hoe vernieuwingen tot stand komen ...................................................................... 7 3.1. Tijdstip.............................................................................................................. 7 3.2. Integratie .......................................................................................................... 8 3.3. Informatiedoorstroming naar de duikscholen ................................................... 9 4. Modulair systeem .............................................................................................. 10 5. Vernieuwingen in het zwembad............................................................................ 11 6. Dieptebeperkingen ............................................................................................... 13 6.1. DAN-verzekering............................................................................................ 14 6.2. Tabel commerciële federaties ........................................................................ 14 7. Duikleidingen ........................................................................................................ 15 8. Vernieuwingen bij de openwaterproeven.............................................................. 16 8.1 Recente aanpassingen door het Duikonderricht: ............................................ 18 9. Vademecum ......................................................................................................... 19 10. Belasting voor de duikschool .............................................................................. 20 10.1. Rolverdeling 4*D en instructeurs.................................................................. 20 11. Doorstroming en homologaties........................................................................... 21 12. Regiogebonden verschillen ................................................................................ 22 13. Besluit................................................................................................................. 24 13.1. Vernieuwingen in het zwembad ................................................................... 24 13.2. Invoeren van dieptebeperkingen.................................................................. 25 13.3 Duikleidingen ................................................................................................ 26 13.4 Aanpassen openwaterproeven ..................................................................... 26 13.5 Het Vademecum ........................................................................................... 27 13.6 Modulair systeem .......................................................................................... 28 13.7 Communicatie ............................................................................................... 29 Bibliografie................................................................................................................ 31 Infokanalen ........................................................................................................... 31 Verzamelde informatie .......................................................................................... 31 Websites ............................................................................................................... 31 Bijlagen..................................................................................................................... 32
2
Voorwoord Wereldwijd doet men verscheidene onderzoeken in verband met de duiksport: zowel op medisch, militair en technisch gebied zodat verbeteringen zich continue opdringen. Hierdoor is onze duiksport de laatste jaren sterk geëvolueerd, waardoor het noodzakelijk is om deze evolutie mee op te volgen. Dit kan men enkel doen door regelmatig veranderingen, aanpassingen of vernieuwingen aan te brengen aan het huidige duikonderricht, want “stilstaan is achteruitgaan”. Velen onder ons houden niet zo van veranderingen, we houden liever vast aan datgene wat we kennen en weten. Wanneer men veranderingen doorvoert in het duikonderricht, houdt dit automatisch in dat instructeurs en kandidaten zich de nieuwe regels eigen moeten maken en voor velen gaat dit soms te snel. Wanneer men constateert dat bepaalde proeven (stijgen zonder mondstuk en krachtreddingen) vele ongevallen met zich meebrengen, kan men niet anders dan deze aanpassen of zelfs afschaffen. We zouden hier dan kunnen spreken van “gevaarlijke proeven” die men afschaft of vervangt door nieuwe proeven. Deze nieuwe proeven zijn technischer en meer op de realiteit gericht waardoor dikwijls de complexiteit toeneemt. Foutieve duikplanningen en slecht luchtmanagement hebben ook voor meer ongevallen gezorgd. Waardoor we genoodzaakt zijn om onze kandidaten vertrouwt te maken met degelijke duikplanningen en correct luchtmanagement. Een vroegtijdige integratie van deze materie in de opleiding is zeker noodzakelijk, het moet ook regelmatig onder de aandacht van iedere duiker worden gebracht. De laatste jaren is ook gebleken dat de mensen die kennis maken met de duiksport van een andere generatie zijn; niet zo gepassioneerd, minder gedreven, doen vaak nog vele andere sporten en vooral fysiek zijn ze minder sterk. Dit brengt natuurlijk grote gevolgen met zich mee, één daarvan is dat we de duiksport toegankelijker moeten maken voor iedereen, weliswaar tot een zeker niveau. Naar gelang men evolueert in de duiksport zal er een scheiding komen tussen recreatieve duikers en sportduikers. Of deze scheiding gunstig gekozen is zal de toekomst uitwijzen. Een tweede gevolg is dat men moet trachten om de fysieke conditie van duikers te verbeteren. Dit doen we via een modulair systeem waarbij men telkens de oefeningen en proeven systematisch moeilijker maakt. Hierbij kan de kandidaat goed uitmaken welk niveau haalbaar is voor hem. Sommige mensen zijn beperkt in hun theoretische of praktische capaciteiten waardoor men niet kan stellen dat elk niveau haalbaar is voor iedereen. Een derde is dat men de passie en gedrevenheid van duikers moet proberen aan te scherpen. Dit zou men kunnen doen door de duiker meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te geven. Dit laatste wordt gedaan door duikleidingen en planningen vroeger te integreren. Natuurlijk zijn er nog andere manieren om de interesse van duikers te verhogen, waaronder: fauna & flora, foto & film, wrakduiken, technisch duiken, reizen, ….
3
Het vierde gevolg is de voortdurende evolutie van ons duikmaterieel (jackets, ontspanners, computers, duikpakken, ...). Het materieel is ergonomisch en technisch vele malen beter dan vroeger en ook de betrouwbaarheid ervan is enorm toegenomen. Hierdoor is het noodzakelijk om het gebruik van ons duikmaterieel meer te integreren in het protocol van de openwaterproeven en de duikleidingen. Dit werd dan ook gedaan in het protocol van de brevetten van 2005. De hierboven besproken problemen, onderzoeken en gevolgen hebben de grote veranderingen en vernieuwingen teweeggebracht. Deze grote vernieuwingen in ons duikonderricht hebben toch wel enkele stormen doen opwaaien. Of deze stormen ondertussen geluwd zijn en de leden deze vernieuwingen goed verteerd hebben, zal mijn evaluatie voor een groot deel weergeven.
4
1. De vernieuwingen 1.1. Duikbrevetten 2005 een modulair systeem voor veilig duiken •
Duiken toegankelijker maken voor iedereen: o Recreatieve duikers. o Sportduikers.
•
Veiliger duiken door: o Aangepaste dieptebeperkingen. o Doorgedreven opleiding voor duikleiders. o Aan de moderne duiker aangepaste proeven. o Nieuwe OW-protocollen.
1.2. Belangrijke wijzigingen • •
Duidelijk onderscheid tussen recreatieve duiker en sportduiker. Voor 2*D: o Krijgen een opleiding voor duikleidingen. o Beperkingen voor 2*D-ploeg: Beide duikers moeten minstens 18 jaar zijn. Geen decoduiken. Maximaal 2 duikers per ploeg. Dieptebeperking tot 20 m. Duikleider moet bekend zijn met de duikplaats. Wateren met stroming of beperkte zichtbaarheid moet een instructeur ter plaatse zijn goedkeuring geven. Geen bijzondere duiken Beide duikers moeten elk minstens 3 duikleidingen gedaan hebben.
• •
Het niveau 3*D is toegankelijker (op vraag van de duikschoolleiders). Voor 3*D: o Vermindering van het aantal proeven. o Opdrijven van fysiek en recuperatievermogen.
•
Voor 4*D: o Opdrijven van fysiek en recuperatievermogen. o Opleiding over het afnemen van duikleidingen. o Themaduikleidingen.
• • •
Afschaffen loodreflex Duidelijkere protocollen (motivatie van de proef, normering, gevaren, …). Onderlinge afstemming CMAS- en NELOS-brevetten.
Al deze gegevens en wijzigingen kan men tot in detail terugvinden in de presentatie: “Duikbrevetten 2005” van het NELOS Duikonderricht. Veranderingen, aanpassingen en vernieuwingen zal ik in de verhandeling met de term “vernieuwingen” omschrijven.
5
2. Evaluatie Wanneer men grote veranderingen en vernieuwingen doorvoert, is het nuttig en noodzakelijk om deze na verloop van tijd te evalueren, om te zien of ze hun doelstelling hebben gehaald. Een goed instrument om doelstellingen op te stellen, op te volgen en te evalueren is het SMART-principe: • • • • •
Specifiek: helder en concreet, geen plaats voor misverstanden. Meetbaar: resultaten moet je kunnen vaststellen (bereikt hebben). Aanvaardbaar: doelstelling is belangrijk, je streeft na, je gelooft erin. Resultaatgericht: realistisch (anders geen inspanning) en toch uitdagend. Tijdsbepalend: tijdsperspectief opleggen, zeker een tijdslimiet
Wanneer men volgens dit principe werkt, is het voor beide partijen duidelijk wat bedoeld wordt. Men kan de doelstellingen goed opvolgen en zien of ze gerealiseerd worden binnen de afgesproken termijn. Met andere woorden dit is een goede manier van communiceren, uitvoeren en verwezenlijken. We gebruiken volgende termen: PLAN Æ DO Æ CHECK Æ ADJUST Ik heb deze evaluatie uitgevoerd met behulp van volgende zaken: • • •
Prikbord van www.seamasters.be, onderwerp: Duikonderricht. Rondsturen van een vragenlijst via e-mail aan verschillende clubs: o Ducs, Brabo, Arronax, AJD, Albatros, Poseidon, Aquanauten, Duikteam Hemiksem en The SeaMasters. Debat bij duikclubs uit de verschillende regio’s: o Antwerpen: Amphora, Moby Dick, De Otters en The SeaMasters. o Brabant: VVDC. o Limburg: Samantha en Cowol. o Oost-Vlaanderen: Flipper, Gentse Dolfijnen en Manta. o West-Vlaanderen: Nereus en Nereiden.
De vragenlijst is een leidraad en moet dan ook niet gezien worden als een enquête. Hij heeft geen wetenschappelijke waarde. Maar geeft wel een goed beeld hoe de veranderingen onthaald zijn bij onze leden en wat er leeft binnen de clubs. De vragenlijst behandelde volgende punten: • • • • • • • •
Tijdstip van de veranderingen en de integratie. Doorstroming van informatie naar de duikscholen en de leden. Veranderingen in het zwembad. Dieptebeperkingen. Duikleidingen en openwaterproeven. Vademecum en de infomap. Belasting voor de club en het kader, alsook de rolverdeling. Doorstroming tussen de verschillende brevetten, vooral 2*D en 3*D.
6
De informatiestroom die uit deze vragenlijsten, rondvragen en debatten naar voor komt, vormt een duidelijk beeld over wat goed en niet goed is. Ook geeft het weer waar verbetering of uitbreiding mogelijk en zelfs noodzakelijk is. Deze informatie is zeer bruikbaar voor het Duikonderricht om eventueel bij te sturen waar nodig. Tevens geeft ze ook de verschillen tussen de regio’s weer (zie regiogebonden verschillen).
3. Hoe vernieuwingen tot stand komen Vernieuwingen komen tot stand door ze op een bepaald tijdstip aan te kondigen via de gekende kanalen: NELOS-info, website, Hippocampus en het vademecum. Vervolgens worden ze geïntegreerd in de duikscholen. Hieronder worden de termen beschreven en hoe dit in de praktijk wordt toegepast.
3.1. Tijdstip Een tijdstip kiezen om veranderingen, aanpassingen of vernieuwingen door te voeren is een relatief begrip en zal nooit goed zijn voor iedereen. Dit blijkt uit volgende uitspraken van de verschillende regio’s: • • • • •
Rampzalig voor examens die plaatsvinden in de winterperiode. Tijdstip tussen kenbaar maken en veranderen kan veel beter. December is een slecht tijdstip voor grote vernieuwingen indien de overgangsmaatregelen tijdens de winterperiode lopen. Veranderingen stapsgewijs doorvoeren, mits overleg en communicatie. Niet elk jaar grote veranderingen, dit is niet te volgen.
Omdat dit door iedereen anders wordt ingevuld, moeten er afspraken rond gemaakt worden. Zodat iedereen weet wanneer en waarom een bepaald tijdstip wordt gekozen. Volgende afspraken zijn van toepassing: • •
December en juni zijn de twee data van vernieuwingen en implementatie. Vanaf deze tijdstippen en met de verschijning in Hippocampus zijn vernieuwingen van kracht.
Er wordt zelfs geopperd om maar eenmaal per jaar te veranderen, namelijk in december. Dit is de winterperiode en deze is ideaal en rustiger om te vernieuwen. Bijkomend voordeel is dat het vademecum een gans jaar ongewijzigd zou blijven. Slechts eenmaal per jaar vernieuwen zou natuurlijk een grotere inertie met zich meebrengen, waardoor we steeds een beetje achter de feiten aanlopen. Daarom is het noodzakelijk om tweemaal per jaar vernieuwingen door te voeren. Waarbij in december de grote vernieuwingen gebeuren via de zogenaamde implementatiegolf. In juni gebeuren de kleinere vernieuwingen. Kleine vernieuwingen worden vlot aanvaard. Grote vernieuwingen veroorzaken makkelijker weerstand. Bij het punt integratie zal duidelijk worden waarom grote vernieuwingen soms problemen met zich meebrengen.
7
3.2. Integratie Integreren van vernieuwingen is een proces dat niet van vandaag op morgen loopt, maar dat de nodige tijd vergt. Uit gesprekken met instructeurs is gebleken dat een periode van 3 jaar noodzakelijk zal zijn om deze vernieuwingen te integreren. Persoonlijk vind ik 3 jaar veel te lang, daarom moet deze periode ingekort kunnen worden mits de juiste aanpak. Deze is vooral gestoeld op: • • • •
Goede communicatie en duidelijke doelstellingen. Feedback en wisselwerking tussen Duikonderricht, regio’s en duikscholen. Het tijdstip tussen kenbaar maken en het eigenlijke uitvoeren. De betrokkenheid van alle partijen.
Hier volgen enkele uitspraken vanuit de verschillende regio’s: • • • • • • • •
• •
Regionale vergaderingen worden niet overal of veel te weinig gebruikt om informatie uit te wisselen tussen Duikonderricht en duikscholen. NELOS-info komt steeds te laat bij vernieuwingen. Er wordt veel te weinig rekening gehouden met “the field”. Paniekvoetbal naar aanleiding van de ongevallen, doktersproblematiek en Europese richtlijnen, alles snel veranderen zonder tijd voor communicatie. Voor een sport op vrijwillige basis en voor het plezier verandert NELOS veel te veel en veel te snel, dit is niet op te volgen voor oudere instructeurs. Veel te complexe en onrealistische overgangsmaatregelen, die nadien nog wat aangepast zijn vanwege onduidelijkheden. Vernieuwingen worden dictatoriaal opgedrongen zonder feedback. Grote vernieuwingen moet men tijdig kenbaar maken zodat kandidaten niet eerst heel de reglementering of protocollering volgens de oude methode aanleren en vervolgens enkele dagen of weken voor hun examen iets compleet anders Æ dit stuit op onbegrip Æ ook discussie onderling bij instructeurs op examens zorgt voor verwarring. Gelieve enkel jaren eens geen veranderingen meer te doen zodat de mensen terug kunnen bijbenen. De vele veranderingen zijn voor sommige instructeurs de druppel om af te haken. The counter op de website vond men belachelijk en provocerend.
Het management van grote bedrijven werkt volgens een cultuur van open communicatie en transparantie. Tevens wordt er gretig gebruik gemaakt van computer, e-mail, nieuwsbrieven, websites en gsm. Met andere woorden de moderne communicatiemiddelen. Ik denk dat we ook naar zulke manier van werken moeten streven. We evolueren steeds meer naar een grote en professionele organisatie, dus mogen en moeten we dat uitstralen naar onze leden. Ik verwacht veel meer begrip en appreciatie van de leden indien we deze weg gaan bewandelen en dit komt de integratie zeker ten goede.
8
De huidige tendens verwacht ook dat men doelstellingen opstelt en deze uiteenzet naar de leden en verduidelijkt waar nodig. Dit zorgt ervoor dat leden: • • •
Weten welke weg men wil of zal gaan bewandelen. Zich betrokken voelen bij de vernieuwingen, omdat er communicatie is en de mogelijkheid om feedback te geven. Weten waarom dergelijke vernieuwingen er zijn en hoe ze tot stand gekomen zijn.
Wanneer mensen zich erbij betrokken voelen, door ruimschoots op voorhand informatie te krijgen, een goede uiteenzetting te krijgen en de mogelijkheid om feedback te geven. Dan zal de integratie veel makkelijker verlopen en beter aanvaard worden. In mijn besluitvorming zal ik nog terugkomen op deze materie en verduidelijken waar mijn inziens nog verbetering mogelijk is.
3.3. Informatiedoorstroming naar de duikscholen De informatiedoorstroming naar de duikscholen is onvoldoende en dit blijkt uit volgende informatie uit de regio’s: • • • •
• • •
Via de regio waren we op de hoogte van vernieuwingen, maar niks concreet. Ronde tafelgesprekken zijn ontoereikend qua info en te laat gehouden. Sommige duikscholen met een 3*I hadden een wezenlijk voordeel. Toch was dit niet overal zo, omdat de 3*I niks mochten vertellen. Duikschoolleiders werden veel te laat op de hoogte gebracht en moesten hun club nog inlichten nadat de vernieuwingen al in voege waren. Dit brengt de nodige frustraties mee en het duurt lang vooraleer men alle instructeurs en 4*D ingelicht heeft. Men moest naar een presentatie komen luisteren, maar was onvoldoende of zelfs niet voorbereid Æ waardoor relevante feedback wordt geminimaliseerd. Vooral via zelfstudie in het vademecum of de website, trek uw plan ermee!! De aanpassingen op de stuntelige overgangsmaatregelen, via Hippocampus, was voor sommige de druppel die de emmer deed overlopen.
Dat de informatiedoorstroming ontoereikend is, ondervind ik als duikschoolleider ook regelmatig. Soms ben ik gewoon te laat op de hoogte van vernieuwingen en dit werkt frustrerend. Ook hier beschikken we over tal van kanalen om duikschoolleiders en duikscholen vroeger in te lichten of zelfs goed te wapenen. Dit zou de vernieuwingen acceptabeler maken en het geheel vlotter laten verlopen. We komen dikwijls op hetzelfde punt “COMMUNICATIE”. Denk maar aan: • • •
NELOS-info, website en presentatie Æ voorkennis, men is beter geïnformeerd als de eigenlijke vergadering of uiteenzetting plaatsvindt. Ronde tafelgesprekken Æ voorkennis aan de duikschoolleiders en feedback aan het Duikonderricht. Regionale vergaderingen Æ uiteenzetting over de vernieuwingen aan de instructeurs en mits goede wisselwerking bekomt het Duikonderricht feedback.
9
•
Academische zitting Æ verduidelijking, uiteenzetting en zelfs voorkennis, de informatie die we van de sectie technisch duiken hebben gekregen op de Academische zitting 2006 was al een stap in de goede richting.
4. Modulair systeem In het modulair systeem worden de brevetten iets anders opgebouwd waardoor de moeilijkheidsgraad gradueel verhoogt en niet meer plots een sprong maakt. Hierdoor wordt elk brevet toegankelijker en wordt het voor elke kandidaat een haalbare kaart om het brevet van 3*D te behalen. Volgende grafieken (bron: NELOS) tonen dit aan. Duikloopbaan 2004 %
Algemeen Duikleider
Duikleider
Moeilijkheid Aantal kandidaten
Elementair Duikleider
1*D
2*D
3*D
4*D
Tijd
Duikloopbaan 2005 (Modulair systeem) %
Algemeen Duikleider
Duikleider Moeilijkheid Aantal kandidaten Elementair Duikleider
1*D
2*D
3*D
10
4*D
Tijd
In de praktijk zien we dat de bottleneck toch nog blijft bestaan tussen 2*D en 3*D, waardoor de groep 2*D zeer groot wordt. Voor sommige clubs geeft dit al problemen in het zwembad en tijdens de doorstroming naar kader. Het grote probleem zit hem in de module theorie. Het zwembad, de openwaterproeven en duikleidingen zijn aangepast, maar de module theorie is hetzelfde gebleven voor alle brevetten waardoor voor een heleboel kandidaten het probleem blijft bestaan. • • •
Vele kandidaten beginnen aan het brevet maar slechts enkelen houden vol en velen haken af, of doen er meerdere jaren over. Sommigen proberen ook sneller door te stromen om terug dieper te duiken, maar moeten constateren dat ze er fysiek nog niet klaar voor zijn. Voor anderen is de hoeveelheid leerstof nog steeds een struikelblok. Dit is ook niet verwonderlijk want de theorie van 3*D is eigenlijk de moeilijkste. Indien men doorstroomt naar 4*D en 1*I, dan heeft men meestal te maken met goed gemotiveerde en ervaren kandidaten met voldoende maturiteit, waardoor dit struikelblok min of meer verdwijnt.
Modulair systeem Æ modules afbakenen per brevet, ook voor theorie. Dit is beperkt mogelijk voor de vakken: fysica, geneeskunde en tabellen. Voor de vakken: materiaal, administratie en praktisch duiken kan men perfect de leerstof in modules opsplitsen per brevet. Vanaf 4*D is het nodig om terug alles te herhalen en dan dieper op de materie in te gaan.
5. Vernieuwingen in het zwembad 1*D geen tijdslimiet 100 m zwemmen 100 m zwemmen met ABC 10 m in apnea 20 sec stilstaande apnea 1 x masker ledigen Fles monteren en demonteren 50 m onder water zwemmen op ontspanner Gecombineerde proef Equiperen en rechtopstaand dalen Proef met reddingsvest + 2de ontspanner
2*D geen tijdslimiet 200 m zwemmen
3*D tijdslimiet: 45’
4*D tijdslimiet: 35’ 1 min recuperatie tussen de proeven
20 m in apnea 30 sec stilstaande apnea 1 x masker ledigen
30 m twee op één fles
25 m in apnea 45 sec stilstaande apnea 2 x masker ledigen Ster met 4 duikers 20 m in apnea met fles 60 m twee op één fles
40 m in apnea 60 sec stilstaande apnea 3 x masker ledigen Ster met 6 duikers 25 m in apnea met fles 60 m drie op één fles
Gecombineerde proef 4 x 10 m tussen 2 flessen
Gecombineerde proef 4 x 20 m tussen 2 flessen
Uitrusting aan en uit doen 4 x 25 m tussen 2 flessen
Nieuwe proef met reddingsvest
11
Doorgaans worden de vernieuwingen in het zwembad als positief beschouwd. Hierboven kan je deze aanschouwen in de tabel zwembadproeven. Vernieuwingen zijn in het rood aangebracht. Enkele vaststellingen vanuit de verschillende regio’s: • • • • •
Protocol is goed en duidelijk omschreven, maar neemt veel tijd in beslag. Afschaffen van de loodreflex is zeer positief. Meer gebruik van jackets en wisselademhaling zijn een goede zaak Æ nochtans brengt dit extra kosten mee voor de club. Te pedagogisch en nog te weinig fysiek Æ jaarlijkse daling van het niveau. Tijdslimiet zorgt voor discussie: o Positief: 60% van de ondervraagde Æ mits de nodige logistieke steun is dit een meerwaarde voor de fysiek conditie, kennis van het protocol en discipline van de kandidaat. o Negatief: 40% van de ondervraagde Æ te krap en te streng, zorgt voor discussie onder de instructeurs, schiet het doel voorbij: een 4*D moet zijn plan kunnen trekken, geen uniformiteit, met grote groepen (meer dan 6 kandidaten) en bij onvoldoende logistieke steun geeft het problemen.
•
Oefeningen voor een examen zouden “sec” moeten zijn zonder te veel franjes, dit is voor sommige oefeningen niet het geval. Deze oefeningen werken tijdvertragend en belemmerend voor een examen: o 2*D proef met trimvest en 2de ontspanner (vastzwemmen). o gecombineerde oefeningen 2*D en 3*D.
Het protocol is ruimschoots voldoende beschreven, maar doordat het zo nauwgezet beschreven is moet men het goed analyseren en opvolgen. Kandidaten lezen dit ook grondig na (voor hun brevet) waardoor ze goed op de hoogte zijn. Vroeger kon men het protocol van alle brevetten memoriseren, maar dit is nu bijna onmogelijk geworden. De fysieke kwaliteit van onze leden gaat inderdaad omlaag maar ik denk dat we daar allemaal mee schuld aan hebben. Doordat leden sportzappen en niet wekelijks op de training aanwezig zijn, moet men telkens opnieuw beginnen en dit komt de progressie van het trainingsschema niet ten goede. Misschien moeten we ons trainingsschema toch redelijk strak houden en iets meer inspanning van onze leden vragen. Wij doen dit bij ons in de club sinds vorig jaar en ik merk een positief verloop op. De gecombineerde oefeningen maar vooral de nieuwe proef voor 2*D (vastzwemmen) zijn erg omslachtig en nemen veel tijd in beslag. Ik vind deze oefeningen ook minder geschikt om op een examen te geven. Nochtans bieden deze oefeningen wel een meerwaarde voor de duiker. Maar ze zouden beter onder permanente evaluatie uitgevoerd worden, naar analogie van het brevet 1*D. Bij de tijdslimiet sluit ik me volledig aan, ik vind dit positief en een meerwaarde voor de brevetten 3*D en 4*D. Het verbetert de fysieke conditie van de kandidaat, maar ook voor de kennis van het protocol en het engagement van de kandidaat.
12
6. Dieptebeperkingen De dieptebeperkingen worden als een zeer positieve evolutie gezien, vooral voor beginnende duikers. Naarmate men meer ervaring en bagage bekomt en brevetten met succes behaald krijgt men meer bevoegdheid en kan men dieper duiken. Zie tabel: Diepte 15 m 20 m 20 m 30 m 40 m 57 m > 40 m
Brevet 1*D 1*D 2*D 2*D 3*D 3*D Vanaf 4*D
Verklaring Eerste 5 duiken zijn beperkt tot 15 m Vanaf de 6de duik blijft de 1*D tot 20 m beperkt Duikploeg met enkel 2*D is tot 20 m beperkt 2*D blijft beperkt tot 30 m 3*D blijft beperkt tot 40 m 3*D gehomologeerd voor 2006 Beperking tot 90 m, afgeraden dieper dan 57 m
Als we een mentaliteitswijziging willen invoeren, die diep duiken moet afremmen of tegengaan, dan moeten we ons hier sterk op focussen. Het ligt in de tijdsgeest, een andere generatie van duikers en de beperkingen (30 à 40 m) die in het buitenland (tropisch en subtropisch water) worden opgelegd. Toch is er geen rekening gehouden met de mensen die al jaren duiken en alle kwalificaties uit het verleden netjes behaald hebben. Zij werden teruggefloten en dit zorgde voor de nodige commoties zoals kan blijken uit de opmerkingen van de verschillende regio’s: • • • •
•
2*D en 3*D worden teruggefloten zonder enige vorm van respect, schending van het vertrouwen. Was onze opleiding vroeger dan toch niet goed? Instructeurs, 4*D en 3*D (type: 57 m) vinden dit een goede maatregel omdat ze er zelf weinig of geen last van ondervinden en beginnende duikers weten niet beter. De verandering van kwalificatie naar beperking heeft een negatieve bijklank, kwalificatie klonk positiever. 2*D en 3*D duiken gewoon verder als voorheen en houden geen rekening met de dieptebeperking. Sommige duiken zijn niet meer mogelijk voor 2*D en 3*D (type: 40 m), denk maar aan de wrakken in Egypte, Middellandse Zee en de Noordzee. Dit maakt de organisatie van clubduiken of reizen er niet gemakkelijker op. Mensen die in 2004 nog meegingen worden nu plots geweigerd. Andere nemen een DAN-verzekering, soms gepaard met een “specialty” van een andere federatie, om deze beperking te omzeilen en terug dieper te duiken.
Uit bovenstaande opmerkingen heb ik kunnen afleiden dat er in de praktijk veel overtredingen van het NELOS-Duikonderricht gebeuren. Dit is natuurlijk ontoelaatbaar, maar soms te begrijpen. Persoonlijk vind ik het ook jammer dat geen rekening is gehouden met de vroeger behaalde dieptekwalificaties. Dan zouden de dieptebeperkingen veel beter aanvaard zijn. Deze mensen waren immers opgeleid volgens het oude systeem, met krachtreddingen (voor 3*D) en dieptekwalificaties. Maar wanneer we vaststellen dat bepaalde brevetten en specifieker, bepaalde ploegindelingen voor meer ongevallen zorgen, kan ik me verzoenen met de huidige regel. Sterker nog, hem verdedigen!!! 13
Toch mag het Duikonderricht niet stellen dat deze mensen maar moeten doorgroeien om terug dieper te duiken, dit is trouwens een verkeerde motivatie om door te groeien. Ik heb kunnen vaststellen dat 2*D dit soms op zeer creatieve wijze oplossen, om terug dieper te duiken. Op de dieptebeperkingen kom ik nog terug in mijn besluitvorming. Bij navraag in deze commerciële federaties (zie tabel) en bij DAN blijkt dit allemaal perfect in orde zonder “gevaar” voor de desbetreffende duiker, hiermee bedoel ik dan vooral verzekeringstechnisch. Volgende paragrafen maken dit duidelijker.
6.1. DAN-verzekering Wanneer men als 2*D of 3*D, respectievelijke maximum diepte 30 en 40 m, een DAN-verzekering (Basic Membership) neemt, dan kan men rustig dieper duiken zonder de regels van de federatie (dieptebeperking, ploegindeling, reglement successief duiken, …) te volgen. Het is echter wel wenselijk om de locale reglementering te volgen, anders zouden er discussies kunnen optreden. Er zijn natuurlijk wel uitzonderingen maar deze hebben niet direct met de dieptebeperking te maken.
6.2. Tabel commerciële federaties Onze leden kunnen bij verschillende commerciële organisaties terecht om een “specialty” te behalen, en zo kunnen ze terug dieper duiken. Al deze brevetten zijn toegankelijk voor een NELOS 2*D. Hij kan deze brevetten, mits betaling, volgen en behalen. Nadien kan hij rustig dieper duiken zonder zich zorgen te maken over de regels van het Duikonderricht, vooral in combinatie met een DAN-verzekering. Op de Academische zitting werd door de Sectie Technisch Duiken aangehaald dat iedereen kan inschalen. Natuurlijk kunnen ze dan geen gebruik meer maken van de voordelen van het commercieel brevet. Naam van federatie PADI IANTD NAUI ANDI TDI
Brevet Deep Diver EANx Diver (nitrox) Deep Diver (lucht) Advanced EANx Deep Diver EANx Complete Safe Air Technical Safe Air Extended Range Advanced Nitrox Extended Range
Diepte 40 m 39 m 39 m 42 m 40 m 46 m 40 m 50 m 50 m 40 m 50 m
Maar vele van onze leden willen helemaal niet inschalen, het gaat hen vooral om te duiken als voorheen en terug te doen wat ze graag doen. Daarom behalen ze deze “specialty” om dieper te kunnen duiken. Dit dieper duiken wordt vooral tijdens clubreizen en wrakduiken gedaan. Het is een vrij eenvoudige oplossing, die vooral niet teveel tijd en inspanning vergt.
14
Natuurlijk moeten we deze manier van werken afkeuren en zouden we als federatie een gepaste oplossing moeten bieden. Ik bespreek dit verder in mijn besluit.
7. Duikleidingen Met duikleidingen kan men makkelijk het niveau van een kandidaat inschatten, dus door deze vroeger te integreren in de opleiding is het een goede parameter om de kwaliteit, ervaring en zelfstandigheid van een duiker aan te tonen. Stelselmatig kan men de moeilijkheidsgraad verhogen, noodzakelijk voor het behalen van een volgend brevet. Deze gaat van elementaire duikleider (2*D) over duikleider (3*D) naar algemeen duikleider (4*D). Hoe hoger men gaat in brevet, hoe meer men zal streven naar de perfectie. Brevet 2*D
3*D
4*D
Controle 1*I (4*D) 1*I (4*D) 1*I 1*I (4*D) 1*I (4*D) 1*I 1*I 2*I (1*I) 2*I (1*I) 2*I 2*I
Duikleiding BL1: Elementaire duikleiding BL2: Elementaire duikleiding BL3: Elementaire duikleiding CL1: Duikleiding CL2: Duikleiding CL3: Duikleiding OSB + kompas CL4: Duikleiding in Oosterschelde + OSB + kompas DL1: Duik met beginneling DL2: Duik met interpretatie van duiktekens DL3: Duikleiding vanaf een boot DL4: Proefafname duikleiding
Deze duikleidingen in ons opleidingssysteem worden zeer positief onthaald en als een vervollediging beschouwd. Enkele vaststellingen uit de verschillende regio’s: • •
Zeer positieve en noodzakelijke vernieuwing, dit ontbrak in onze opleiding. De duikleidingen sneller integreren in het opleidingstraject van de NELOS-duiker is een zeer goede zaak omwille van volgende items: o Sneller zelfstandig duiken en meer verantwoordelijkheidszin. o Meer ervaring met duikplanning en luchtmanagement, wat de veiligheid enorm ten goede komt. o Beter inzicht in de mogelijke gevaren van een duikleiding. o Graduele verhoging van de moeilijkheidsgraad. o Betere spreiding over de verschillende brevetten waardoor de belasting van de kandidaat gelijkmatiger verloopt. o Thema’s zijn goed en in functie van het niveau van de kandidaat. o Beter en zelfstandiger kunnen communiceren onder water.
•
De thema’s bij 3*D en 4*D zijn zeer goed en geven de instructeur een leidraad (instrument) om de competenties van de kandidaat in te schatten, tevens brengen ze uniformiteit.
15
Ik kan me volledig aansluiten bij deze uitspraken, maar toch vind ik het jammer dat sommige instructeurs en 4*D het belang van deze duikleidingen onderschatten, waardoor er soms onvoldoende aandacht aan wordt besteed. Deze duikleidingen zijn één van de steunpilaren van onze praktische opleiding. Het is dan ook absoluut noodzakelijk om hier voldoende aandacht aan te schenken en de kandidaat zeer goed te begeleiden. Dit wil zeggen: • • • • •
Bespreken van de regels, gevaren en criteria’s om te slagen. Briefing van de kandidaat. Duikleiding examineren in functie van het niveau. De-briefing van de kandidaat. Degelijke de-briefing van de instructeur met de nodige feedback naar de kandidaat, ook weer rekeninghoudend met het niveau.
8. Vernieuwingen bij de openwaterproeven Omwille van de vele ongevallen die sommige proeven met zich meebrachten, was het noodzakelijk om hier grote vernieuwingen door te voeren. Volgens de artsen van de Medische Commissie is de pulmonale conditie (fysiek, longinhoud en recuperatievermogen) niet meer hetzelfde als vroeger, waardoor er makkelijker longoverdruk kan optreden. Dit advies heeft het Duikonderricht ter harte genomen en heeft mee aan de basis van de vernieuwingen gelegen. Deze vernieuwingen zijn natuurlijk niet van vandaag op morgen tot stand gekomen, maar door bepaalde omstandigheden (doktersproblematiek en media) zijn de vernieuwingen versneld doorgevoerd. Vandaar dat dit soms als zeer drastisch werd ervaren en minder goed geaccepteerd werd. Gelukkig is dit een fenomeen dat zal verdwijnen naarmate de nieuwe protocollen ingeburgerd zijn en leden de logica achter de proeven begrijpen. Hopelijk betekent dit ook een vermindering van het aantal ongevallen. Want dit is toch een doelstelling die we graag willen realiseren. Nieuwe leden stellen zich geen vragen over het nieuwe protocol, zij aanvaarden dit. In 2003 heeft men reeds de stijgproeven zonder mondstuk afgeschaft omwille van het gevaar dat deze proeven met zich meebrachten. Sommige instructeurs en duikers vonden dit jammer omwille van het psychologisch aspect van deze proef. Hiermee bedoelen ze: • •
De proef geeft een psychologische meerwaarde en een veiligheidsgevoel aan de duiker. In nood weet je, dat je de opstijging zonder lucht kunt maken.
Na een boeiend en levendig gesprek met deze instructeurs zag men in dat dit veiligheidsgevoel, een vals gevoel is. Als je echt zonder lucht valt, is dit onaangekondigd en niet zoals bij de proef waar je rustig je longen kan voltrekken en dan met de proef begint. In deze verklaring konden de meerderheid zich vinden.
16
Brevet
Controle 1*I (4*D) 1*I
2*D
1*I 1*I 1*I (4*D) 1*I
3*D
1*I 1*I 1*I 2*I (1*I) 2*I 2*I
4*D 2*I 2*I 2*I
Proef B1 500 m palmen B2 Opstijgen van zone (13-15 m) tot 0 m aan 10 m/min B3 Redding van zone (8-10 m) tot 0 m – 50 m slepen – CPR – O2 B4 zone (13-15 m): enkele statische wisselademhalingen + stijgen op 2de ontspanner naar oppervlakte C1 1000 m palmen C2 Opstijgen van zone (25-30 m) + OSB C3 Redding van zone (8-10 m) tot 0 m – 100 m slepen – CPR – O2 C4 zone (25-30 m): enkele statische wisselademhalingen + stijgen op 2de ontspanner naar oppervlakte C5 Redding van zone (25-30 m) tot 10 m D1 1500 m palmen D2 Opstijgen van zone (35-40 m) + OSB D3 Redding van zone (13-15 m) tot 0 m – 150 m slepen – CPR – O2 D4 zone (35-40 m): enkele statische wisselademhalingen + stijgen op 2de ontspanner naar oppervlakte D5 Redding van zone (35-40 m) tot 15 m D6 Krachtredding van zone (35-40 m) tot 15 m
Vaststellingen bij de proeven B1, C1 en D1 (tijdslimieten bij palmproeven): • • •
Sommige vinden de tijdslimieten krap, maar zien er wel het nut van in. Vele instructeurs weten niet dat er een tijdslimiet op deze proeven staat. Proeven worden niet uniform uitgevoerd, afstand en tijdslimiet worden niet strikt genomen.
De tijdslimiet is niet nieuw en is niet gewijzigd tijdens de vernieuwingen, toch zijn verschillende instructeurs hier niet van op de hoogte. Eens te meer een bewijs dat het vademecum onvoldoende wordt gebruikt en het protocol onvoldoende gekend is. Vaststellingen uit verschillende regio’s: Positief: • Zeer goede evolutie, goed protocol, realistische proeven en minder gevaarlijk. • Heel goed in functie van materiaal, mentaliteitswijziging en veiligheidsgevoel. • Proeven B2, C2 en D2 (gecontroleerd stijgen + OSB) worden zeer positief onthaald, daar veel duikers hier onvoldoende ervaring mee hebben. • B3, C3 en D3 (redding, slepen en CPR) is een zeer goede en realistische proef, maar fysiek heel zwaar en tijdrovend. • Het invoeren van dieptezones is zeer goed, geen 10%-afwijking meer. • Afschaffen van de vrijduik vindt men meestal goed, daar het geen meerwaarde heeft voor onze duikopleiding. 17
• •
C5 en D5 (redding op jacket), zeer nuttige proef, technisch en meer op de realiteit gestoeld. Geen gaten meer in de nummering van de proeven (logische volgorde).
Negatief: • Krachtredding enkel bij 4*D. Er is een te grote overgang van 3*D naar 4*D. • Inboeten aan fysiek, geen krachtredding, men verwacht problemen met de reddingen bij 3*D. Voor de brevetten 2*D en 3*D zijn de proeven te makkelijk. • NELOS verandert teveel en te snel, zodat velen niet meer kunnen volgen. • De scheiding tussen recreatieve en sportduiker is ongelukkig gekozen, beter tussen 2*D en 3*D. • Protocol wisselademhaling (relevantie niet voldoende), kandidaten weten niet welke ontspanner op welke kraan is gemonteerd. • Proeven en duikleidingen die gebruik van OSB vergen kunnen gevaarlijk zijn bij uitvoering in de Oosterschelde (vaarwater). Zoals je hierboven kan vaststellen, worden de wijzigingen algemeen positief onthaald. Toch zijn er negatieve punten die dikwijls te wijten zijn aan; onvoldoende communicatie, betrokkenheid en feedback van onze instructeurs. Soms speelt persoonlijke voorkeur mee, daar kan men dan over discussiëren, maar zonder argumentatie is dit zinloos. Natuurlijk zal de toekomst uitmaken waar men best de scheiding tussen recreatieve en sportduiker had kunnen maken, maar daar zal ik in mijn besluitvorming op terugkomen. Ook het inboeten aan fysiek en kwaliteit van de kandidaat, het toegankelijker maken van de brevetten, als het ontbreken van een krachtredding bij 3*D, zal ik verder in de besluitvorming behandelen, want over deze krachtredding bestaan tegenstrijdige meningen. De relevantie van het protocol van de proeven B4, C4 en D4, is zeer hoog. In geval van een noodsituatie je mededuiker van lucht kunnen voorzien en veilig de opstijging uitvoeren. Dat kandidaten niet weten welke ontspanner op welke kraan staat heeft rechtstreeks niets met deze proef te maken, dit moet eerder aangeleerd worden aan de kandidaten bij het configureren van hun duikmateriaal. Het gebruik van de OSB in de Oosterschelde kan inderdaad gevaarlijk zijn, maar dit gevaar moet ingeschat worden door de instructeur die de proef afneemt. Dit gevaar is afhankelijk van de keuze van de duikplaats, het tijdstip en het getij. Sommige duikplaatsen komen extreem dicht bij de vaargeul en andere hebben dan weer veel stroming op een bepaald tijdstip of getij.
8.1 Recente aanpassingen door het Duikonderricht: •
Gebruik van 2de en gescheiden luchtbron: o Zie veiligheidsreglement punt 4.3.2 Verplichte bijkomende uitrustingstukken voor de duikleider: In onze wateren moet de tweede luchtbron volledig afzonderlijk zijn, d.w.z. een tweede kraan met afzonderlijke ontspanner of een afzonderlijke tweede fles met ontspanner. In wateren met een tropisch of mediterraan karakter, en wanneer de ter beschikking gestelde flessen niet van een dubbele kraan voorzien zijn, volstaat een tweede luchtbron voorzien van een volwaardige tweede trap (“octopus”).
18
•
B4, C4 en D4 moet voor alle deze proeven hetzelfde protocol zijn: o Zie Openwaterproeven punt 10.5.3 Beschrijving: Er gebeurt nu bij alle drie de proeven een wisselademhaling (driemaal) om dan over te schakelen op de 2de ontspanner en aan de opstijging te beginnen, terwijl dit voorheen bij B4 niet het geval was.
Deze aanpassingen zijn er gekomen naar aanleiding van opmerkingen en feedback van onze instructeurs en leden. Dit moeten we dan ook duidelijk kenbaar maken zodat de leden het gevoel krijgen dat er wel degelijk rekening wordt gehouden met hun mening.
9. Vademecum Het vademecum wordt beschouwd als een heel nuttig, bruikbaar en noodzakelijk instrument. De informatie is zeer goed en voldoende omschreven. Toch zijn hier ook nog enkele opmerkingen zoals blijkt uit het volgende: • •
Proeven afnemen is tegenwoordig een administratieve aangelegenheid geworden, die zeer veel tijd in beslag neemt. Structuur is veranderd, lay-out werd grondig gewijzigd: o Moeilijk om snel iets op te zoeken. o Test uitgevoerd met enkele mensen om snel iets op te zoeken, dit duurt meestal erg lang. o Niet meer per brevet onderverdeeld. o Onlogische samenstelling.
•
• •
Kandidaten lezen het vademecum soms zeer grondig voor ze aan hun proeven beginnen. Hierdoor weet de kandidaat soms beter hoe een proef in elkaar zit en moet uitgevoerd worden dan de instructeur. Dit is een onprettig gevoel voor de instructeur en geeft een amateuristische indruk naar de kandidaat toe. Vroeger kenden instructeurs de proeven uit het hoofd omdat er niet zoveel protocol, normering en gevaren stonden beschreven. Toch nog ruimte voor twijfel bij sommige omschrijvingen.
Ik vind het vademecum een zeer nuttig en noodzakelijk instrument, dat alle informatie bevat die ik nodig heb aan de waterkant. Het protocol staat er ruimschoots voldoende in beschreven. Doordat het zo goed omschreven is, moet men wel voldoende tijd uittrekken om een proef af te nemen en het protocol met de kandidaat te overlopen. Anderzijds houdt dit ook in dat er veel administratie bij het afnemen van een proef gekomen is. Een klein minpuntje is de gebruiksvriendelijkheid, deze is voor verbetering vatbaar. Dit zal ik aantonen in mijn besluitvorming. Het onderverdelen per brevet lijkt makkelijker, maar bij vernieuwingen is dit een situatie waarbij er al gauw fouten ontstaan in de tekst van het vademecum. Het is een permanente opdracht voor het brevettencomité, om de omschrijvingen in het vademecum duidelijk en up to date te houden.
19
10. Belasting voor de duikschool De belasting die duikscholen (instructeurs en 4*D) ondervinden is afhankelijk van volgende factoren: • • • • • • •
Hoeveelheid kandidaten >< hoeveelheid actief kader. Benodigde duiken voor het behalen van een brevet. Aantal proeven, duikleidingen en mislukkingen. Theoretische lessen. Praktische lessen in het zwembad. Activiteiten aangaande de duiksport (vergaderingen, examens, …). Tijdsduur van een activiteit.
Of de belasting van de duikscholen is toegenomen ten gevolge van de vernieuwingen zal duidelijk worden uit de informatie van de verschillende regio: • • • • •
4*D hebben beperkte bevoegdheden, dus meer belasting voor de instructeur. Vooral 2*I ondervinden meer belasting. Tijdens de overgangsfase Æ meer belasting. Wij hebben voldoende kader, dus geen extra belasting. Belasting na één jaar is terug hetzelfde als voorheen.
Bij aanvang van de vernieuwingen en tijdens de overgangsfase heb ikzelf ook een zwaardere belasting ondervonden, maar nu is deze terug normaal geworden. Aan de voorwaarden van de brevetten is gelukkig niets gewijzigd, waardoor de belasting gelijk blijft. Het aantal proeven en duikleidingen is iets geminderd in aantal, dus dit zou de belasting ten goede moeten komen. Men spreekt over een zwaardere belasting vanaf 2*I, maar dit is volgens mij te wijten aan een slechte rolverdeling binnen de duikschool. Sommige duikscholen houden nog te sterk vast aan de regels van vroeger, waardoor ze zichzelf en hun instructeurs in moeilijkheden brengen alsook zwaarder belasten. Dit komt ook naar voor tijdens de rolverdeling van 4*D en instructeurs.
10.1. Rolverdeling 4*D en instructeurs Doordat 4*D, 1*I, 2*I en 3*I niet dezelfde bevoegdheden hebben, wordt er een bepaalde rolverdeling vanuit NELOS opgemaakt. Deze is vrij logisch; hoe hoger in brevet, hoe meer bevoegdheden. Deze rolverdeling met de daaraan gekoppelde bevoegdheden, geeft aan hoe proeven, doopduiken en duikleidingen worden geëxamineerd. Rond deze rolverdeling zijn uit de regio’s toch wel gemengde gevoelens naar voor gekomen en enkel opmerkingen die een mogelijk probleem schetsen. Positief: • Minder homologaties, dus minder werk. • Rolverdeling = zeer goed. • Duikers worden zelfstandiger en dit komt de belasting ten goede.
20
•
Duidelijke omlijning: o 4*D = doopduiken, palmen B1 en B2, duikleiding BL1, BL2, CL1, CL2. o 1*I = Alles, behalve proeven 4*D uitgezonderd D1, DL1 en DL2. o 2*I = Alles van de brevetten + opleiding 1*I o 3*I = Alles + opleiding instructeurs
Negatief: • 4*D hebben een beperkt bevoegdheid, mogen geen “echte proeven” afnemen. • 4*D haken af omdat ze enkel de vuile karweitjes moeten opknappen. • Men kan onvoldoende proeven delegeren. • Kersverse 1*I mogen wel stijgproeven afnemen, maar zijn er onvoldoende voor opgeleid. • Meer duiken en duikleidingen op 20m en 30m afnemen Æ frustrerend. Wanneer men de taken verdeeld volgens de bevoegdheden van het kader, zoals hierboven beschreven, dan is er een gelijkmatige belasting. Deze is zeker niet hoger als voorheen. 4*D hebben vooral het gevoel dat ze minder bevoegdheden hebben, want eigenlijk is er aangaande deze bevoegdheden niet veel veranderd. Ze mogen al langer geen stijgproeven meer afnemen en dit is terecht want stijgproeven moeten met de nodige aandacht afgenomen worden. Indien er iets misloopt tijdens een stijgproef, kan een instructeur adequater optreden. Doopduiken en duikleidingen kan men toch moeilijk vuile karweitjes noemen. Indien 4*D dit wel doen, dan denk ik dat ons opleidingssysteem niet duidelijk is voor deze personen. Duidelijke communicatie en een gestructureerde rolverdeling vanuit de duikschool kan hier veel oplossen. Het is echter wel zo dat kersverse instructeurs weinig of geen ervaring hebben met stijgproeven afnemen en toch bekomen ze plots deze bevoegdheid. Dat er meer duiken moeten uitgevoerd worden in de dieptezone 20 m tot 30 m is inderdaad een gevolg van de dieptebeperkingen. Maar deze mentaliteitswijziging moet ondersteund worden door onze instructeurs anders heeft het weinig zin. Daar durft het schoentje al eens te wringen. Anderzijds kan het in de zomerperiode geweldig druk zijn in de Oosterschelde, vooral tijdens de weekends, waardoor de zichtbaarheid tussen 20 m en 30 m beperkt wordt. Dieper duiken is dan dikwijls een geschenk.
11. Doorstroming en homologaties Wanneer we de statistieken en gegevens van NELOS bekijken over de homologaties zien we een dalende trend, uiteraard wordt dit ook zo in de duikschollen aangevoeld. Deze grafieken zijn van de periode 1996 tot 2003 en de meting zijn telkens uitgevoerd in oktober van dat jaar. Deze vernieuwingen aan het opleidingssysteem moeten de dalende trend pareren en zelfs verbeteren, door middel van de doorstroming naar een volgend brevet te vereenvoudigen. Alsook het toegankelijker maken van de brevetten. Of deze vernieuwingen voldoende impact hebben op deze problematiek zal de toekomst uitwijzen.
21
METINGEN OKTOBER 1600 1400
1339
1200
1132
1107 1000
1068 961
928
800
742
600
782
765
1*D 2*D
839 752
705 610
579
576
3*D 4*D
400 200
281
281
305
282
295
295
292
86
92
118
94
106
104
69
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
240 80 2003
Bij raadpleging in verschillende clubs heeft het nieuwe systeem tot nog toe niet tot meer homologaties geleid, dus ook niet tot meer of snellere doorstroming. Het is nog te vroeg om hier reeds uitspraken over te doen of in te grijpen. Maar naar mijn gevoel is het niet voldoende omwille dat het theoretische gedeelte van de opleiding onveranderd is gebleven. Dit had ik reeds kenbaar gemaakt bij het puntje modulair systeem.
12. Regiogebonden verschillen Æ Antwerpen • Goede werking van AVOS, wordt gebruikt om betere communicatie te krijgen tussen NELOS en de Antwerpse duikscholen. Toch is men nog niet tevreden. • Duiken vinden hoofdzakelijk plaats in de Oosterschelde, veel ervaring met proefafname in dit gebied. • Clubs uit de regio Antwerpen maken dan weer minder gebruik van steengroeven en dergelijke om proeven af te nemen. • Systeem van de dieptebeperkingen vindt men goed, toch serieuze tegenkanting bij de gedupeerde 2*D. Æ Brabant • Beperkte medewerking vanuit deze regio aan de evaluatie. • Doen veel OW-proeven in steengroeven, waardoor ze minder ervaring hebben met het afnemen van proeven in de Oosterschelde. Dit kan tot gevaarlijke toestanden leiden bij sommige proeven (OSB-gebruik, stroming, kennis van de duikplaatsen, …). • Duikleidingen worden wel regelmatig in de Oosterschelde afgenomen.
22
Æ Limburg • Deze mensen wonen ver van de Oosterschelde en maken dikwijls gebruik van proevendagen of -weekends. Op andere dagen gaan ze zoveel mogelijk genieten van de fauna en flora. • De meeste proeven en doopduiken worden in putten, groeven of stuwmeren uitgevoerd (veiligheid is groter). • Minder ervaring met het afnemen van doopduiken en openwaterproeven in de Oosterschelde. • Serieuze ontevredenheid tegenover de Commissie Duikonderricht en het College. Sommige spreken zelfs van ledenverlies op termijn door dictatoriaal beleid, mensen zoeken alternatieven. • Regionale orgaan (LIMOS) wordt minder ingezet voor de verspreiding van informatie naar de clubs toe. Æ Oost-Vlaanderen • Bij sommige clubs start het seizoen hier echt in september, waardoor de opleiding doorloopt in de winter. Met als gevolg dat grote vernieuwingen in december voor problemen zorgen, vooral bij 3*D en 4*D. Dit schept ook onduidelijkheden bij afname van examens onder instructeurs, zij weten het zelf ook niet goed (discussies Æ amateuristische indruk naar de kandidaten toe). • Er zijn zelfs clubs die geen leden meer aannemen in de loop van het seizoen (januari, februari, …). • Hier zijn duidelijk twee strekkingen aanwezig, namelijk: o Uitermate positief: Vernieuwingen direct invoeren Æ korte pijn!!, toch hadden ze reeds voorkennis in november 2005 over de vernieuwingen via 3*I uit de eigen club. Weinig 2*D, die klagen over de dieptebeperking, want ze hebben deze bijna allemaal kunnen doorstromen naar 3*D. o Negatief: Te veel vernieuwingen ineens en dit op te korte tijd. Zeer complexe en stuntelige overgangsmaatregelen. Veel klachten over de dieptebeperkingen, vooral door wrakduikers. Scheiding tussen recreatief en sportduiker. • Opmerking: NELOS = Antwerpen. Æ West-Vlaanderen • Goede werking van WEVOS • Beperkte medewerking aan de evaluatie vanuit deze regio, verschillende afspraken trachten te maken maar zonder succes. • Veel duiken op de Noordzee en wrakken in Frankrijk, hierdoor veel tegenkanting op de dieptebeperkingen. • Negatieve houding ten opzichte van NELOS, vooral tegenover het Duikonderricht en het College. • NELOS is vooral een Antwerpse aangelegenheid, de rest is de ver van m’n bed-show.
23
13. Besluit Wanneer we de balans opmaken van de vernieuwingen in het Duikonderricht 2005, dan kan ik vaststellen dat deze positief onthaald werden. Met de vernieuwingen bedoel ik dan: • • • • •
Vernieuwingen in het zwembad. Invoeren van dieptebeperkingen. Herschikking van de duikleidingen en integratie ervan, vanaf 2*D. Aanpassen van de openwaterproeven aan de moderne duiker. De duidelijke en gestructureerde omschrijvingen in de NELOS-infomap en het vademecum.
Spijtig genoeg heb ik ook minder positieve zaken vastgesteld. Ze staan beschreven onder het puntje negatief.
13.1. Vernieuwingen in het zwembad Positief: De vernieuwingen in het zwembad zijn doorgaans zeer positief. De opleiding in het zwembad is nu veel logischer opgebouwd. De moeilijkheidsgraad verloopt progressief en vele oefeningen komen terug in een volgende brevet maar dan zwaarder. Het protocol van al deze oefeningen staat zeer goed beschreven in de NELOS-infomap en het vademecum. Het is zeer duidelijk voor de instructeur en de kandidaat. Deze vernieuwingen in het zwembad zijn er om de fysieke kwaliteit van onze duikers te verbeteren. Ook leren de kandidaten een aantal technieken aan die ze in open water goed kunnen gebruiken. Deze technieken zijn: • Materiaalconfiguratie. • Gecontroleerd gebruik van jacket en ontspanners (materiaalhandeling). • Masker ledigen. • Reddingen en wisselademhaling. Van de instructeurs die ik gesproken heb, ziet ongeveer 70% dit als een verbetering. Ikzelf behoor ook tot deze groep. Toch kan de fysieke kwaliteit maar verbeteren als de trainingen een strak schema volgen. Dit wil zeggen dat de kandidaten een inspanningen moeten leveren door wekelijks aanwezig te zijn op deze trainingen. Enkel op deze manier kan er progressie optreden in de fysieke kwaliteit. Negatief: Minder positief vind ik de nieuwe oefening voor 2*D. Voor deze oefening moet men veel fantasie aan de dag leggen om ze uit te voeren opdat ze toch een meerwaarde voor de kandidaat brengt. Tevens heb ik vastgesteld dat de uniformiteit bij het afnemen van deze oefening ver te zoeken is. Het wordt overal anders gedaan. Aanbeveling: Deze oefening en de gecombineerde oefeningen voor 2*D en 3*D zouden dan ook beter onder permanente evaluatie worden uitgevoerd. Ik vind ze minder geschikt om op een examen te evalueren. Ze nemen ook zeer veel tijd in beslag.
24
13.2. Invoeren van dieptebeperkingen Positief: Het invoeren van dieptebeperkingen vind ik een positieve evolutie. Het ligt ook in de huidige trend. Het komt de veiligheid een heel stuk ten goede, door beginnende duikers te beschermen tegen zichzelf en de grote diepte. Nu kan men pas grotere dieptes opzoeken wanneer men voldoende gekwalificeerd is en de nodige bagage bezit om dergelijke duiken uit te voeren. Om diep te duiken moet je voldoende kennis hebben van: je eigen capaciteiten, keuze van je materiaal, duikplanning, luchtmanagement en decompressietechnieken. De beginnende duiker heeft dit zeker niet. Onze opleiding is nu zo opgebouwd dat hij alle deze punten progressief kan aanleren om zo dieper duiken tot een goed einde te brengen. Toch mag diep of dieper duiken niet de hoofdmotivatie zijn om door te groeien in de duiksport. Gelukkig zijn er ook verstandige duikers die zich gaan verdiepen in het technisch duiken en zo onder grotere veiligheidsmaatregelen de diepte gaan opzoeken. Negatief: Doordat een aantal leden, 2*D en 3*D, door deze dieptebeperkingen zich teruggefloten voelen, is er de nodige commotie ontstaan. In vele gevallen was dit zo bij aanvang van de vernieuwingen maar deze commotie is nu al min of meer doodgebloed. Toch moet ik vaststellen dat er van deze groep verschillende zondigen tegen de regels van het Duikonderricht of alternatieven zoeken om deze regels te omzeilen. Het zondigen tegen de dieptebeperkingen kunnen we absoluut niet aanvaarden, omdat ze hierdoor ook mededuikers in gevaar brengen. Het omzeilen moeten we bespreken want het gebeurt frequenter dan je zou denken. 2*D gaan naar commerciële organisaties om daar een specialty diep duiken te volgen, ze betalen en klaar is kees. Vervolgens nemen ze een DAN-verzekering en ze kunnen terug naar 40 m duiken. Deze leden kunnen nu terug op de wrakken in Egypte, Frankrijk of de Noordzee duiken. Hierdoor spelen we in de kaarten van deze commerciële organisaties en op termijn kan ons dat leden kosten. 2*D moeten doorstromen naar 3*D (zie besluit modulair systeem). Bij sommige 3*D is het nog erger gesteld. Ze doen gewoon voort zoals voorheen en zondigen tegen de dieptebeperkingen. Dit komt omdat ze zijn teruggefloten qua dieptebeperking en omdat NELOS er vanuit gaat dat je moet doorstromen naar 4*D om terug dieper te mogen duiken. Het brevet van 4*D is niet voor iedereen toegankelijk of niet iedereen wil de pedagogische bevoegdheden van een 4*D bekomen. 3*D zonder engagement of pedagogische kwaliteiten zouden ook de mogelijkheid moeten krijgen om sportduiker te worden. Commercieel zou dit ook een win/win situatie zijn om vanuit onze eigen federatie dit aan te bieden (inkomsten uit homologatie). Deze 3*D kunnen wel zeer goede duikers zijn. Die toch voldoende ervaring, kracht (fysiek) en kennis (duikplanning en luchtmanagement) hebben om te voldoen aan de criteria van een sportduiker. Men kan als duikschool goede afspraken maken met z’n leden. Dat wanneer men 4*D wordt, het geen verplichting is om zich te engageren en pedagogisch actief te zijn. Maar dat is toch de tendens die er heerst.
25
Aanbeveling: We moeten er sterk over nadenken om deze 3*D (type: 40 m) de mogelijkheid te geven, het statuut van sportduiker (type: 57 m) te behalen zonder de pedagogische bevoegdheden. Dit in functie van ervaring (aantal duiken) en bijkomende oefeningen (decompressieduik en duikleiding). Nu ben ik zelf geen voorstander van een specalty, laat dat duidelijk zijn. Maar het verliezen van leden omdat we het niet in ons aanbod hebben vind ik ook geen goed alternatief. Dit moet ernstig onderzocht worden.
13.3 Duikleidingen Positief: Duikleidingen zijn de pijlers van ons opleidingssysteem. Men kan het niveau van de kandidaat makkelijk inschatten aan de hand van een duikleiding. Het vroeger integreren in onze opleiding, de thema’s voor 4*D en de duikleidingen als een aparte module beschouwen zijn zeer positief. Het is een leegte die we opvullen. Hierdoor verbeteren we onze kwaliteit en komen we tegemoet aan de noden van onze duikers. Ook bij de duikleidingen loopt de moeilijkheidsgraad progressief op waardoor het voor de kandidaat telkens een enorme uitdaging is om dit tot een goed einde te brengen. Tevens leert de kandidaat er elke keer uit en kan hij makkelijk zijn zwakke punten bijschaven. Natuurlijk moet de examinerende instructeur zeer goede feedback geven aangaande de duikleiding. Anders wordt het doel niet bereikt. Negatief: Sommige instructeurs en 4*D zien onvoldoende het belang van deze duikleidingen in waardoor er onvoldoende aandacht aan besteed wordt. Als instructeur heb je een voorbeeldfunctie. Deze functie is belangrijker en reikt verder dan menig instructeur denkt. Wanneer jezelf in gebreke blijft, kan je moeilijk van je kandidaat iets anders verwachten. Het is zeker belangrijk om telkens je een duik maakt een goede duikplanning te maken. Kandidaten zien dit en nemen het over. Aanbeveling: Daarom is het mijn inziens noodzakelijk om via de gekende kanalen, het belang van duikleidingen en duikplanningen regelmatig kenbaar te maken. Het is een hot item, dat de veiligheid kan verbeteren en de ongevallen verminderen, dus laten we het hot houden.
13.4 Aanpassen openwaterproeven Positief: Omdat volgens de artsen van de Medische Commissie de pulmonale conditie van onze duikers niet meer hetzelfde is als vroeger, waardoor er makkelijker longoverdruk kan optreden. Het Duikonderricht heeft dit advies ter harte genomen en belangrijke vernieuwingen doorgevoerd in het protocol van de openwaterproeven. Deze vernieuwingen zijn mijn inziens zeer nuttig en positief. De gevaarlijke proeven zijn vervangen door technische proeven, die meer gebaseerd zijn op situaties uit de realiteit. Ook zijn de openwaterproeven meer op het moderne duikmaterieel afgestemd. Ik ben dan ook overtuigd dat dit de ongevalstatistieken ten goede zal komen.
26
Opmerking: foutief geschreven!
Het invoeren van de proef gecontroleerd stijgen, was een zeer verstandige beslissing van het Duikonderricht. Want verschillende ongevallen hadden te maken met een slechte of te late opstijging in geval van een noodsituatie. Het gebruik van de OSB is ook een belangrijk aspect, dat tot voorheen onvoldoende gekend was. Nu komt men ermee in contact vanaf 2*D en wordt dit veelvuldig geoefend, tijdens duikleidingen en de proeven C2 en D2. Hier plukt men de vruchten van op de Noordzee en in tropische bestemmingen, hier wordt de OSB bijna elke duik gebruikt. De proeven B3, C3 en D3 (reddingsactie op gang brengen) zijn nu veel realistischer en de hiaten zijn weggewerkt. Al de vernieuwingen bij de openwaterproeven zijn een zeer goede stap richting de toekomst voor ons Duikonderricht. Negatief: 40 à 50 % van de ondervraagde instructeurs vonden het afschaffen van een krachtredding voor 3*D een zeer spijtige zaak. Ze vonden het een gemiste kans om de fysieke kwaliteit te verhogen. Persoonlijk vind ik krachtreddingen niet meer van deze tijd. Het huidige materiaal is zeer geschikt om noodsituaties op te vangen. Fysiek en psychologisch heeft de krachtredding wel een meerwaarde, maar ze houd ook een groot gevaar in. Waardoor voor mij het punt veiligheid doorweegt, en ik het afschaffen van deze proef voor 3*D volledig ondersteun. Zelf kan ik de redenering niet compleet volgen om de krachtredding te betrekken bij de scheiding. Ik vind niet dat een krachtredding kan bepalen of je een recreatieve duiker of sportduiker bent. De scheiding tussen recreatieve duiker en sportduiker roept bij menig instructeur vraagtekens op. Onze 3*D zijn goede en degelijke duikers, die overal ter wereld hun plan kunnen trekken. Daarom ziet men de scheiding eerder tussen 2*D en 3*D. Ik kan deze redenering volgen, toch sluit ik me er niet bij aan. Aanbeveling: De scheiding is volgens mij wel correct wanneer we onze 3*D (type: 40 m) een mogelijkheid bieden om sportduiker te worden, zonder dat ze 4*D hoeven te worden. Zoals ik reeds bij de dieptebeperkingen aanhaalde.
13.5 Het Vademecum Positief: Ik vind het vademecum een zeer nuttig, bruikbaar en noodzakelijk instrument. Het protocol, de normering, en de gevaren zijn duidelijk en goed omschreven. Dit alles lijkt mij ruimschoots voldoende om misverstanden te vermijden. Weliswaar als het vademecum goed gehanteerd wordt. Het is ondenkbaar om nog proeven af te nemen zonder grondig alles uit het vademecum met de kandidaat te overlopen. Kandidaten lezen deze materie ook grondig voor hun eigen brevet, zodat ze soms zeer goed op de hoogte zijn van het protocol. Dit kan alleen maar toegejuicht worden en is een positief signaal van de betrokkenheid van de kandidaat. Aanbeveling: De gebruiksvriendelijkheid kan men verbeteren door paginanummers te vermelden bij de overzichtstabellen van de openwaterproeven (pagina 29) en de duikleidingen (pagina 58). Deze paginanummers vergemakkelijken het opzoekingwerk, waardoor er tijd gewonnen wordt. 27
Zie voorbeeld in de tabel hieronder: Brevet
2*D
Controle 1*I (4*D) 1*I 1*I 1*I
Proef B1 500 m palmen B2 Opstijgen van zone (13-15 m) tot 0 m aan 10 m/min B3 Redding van zone (8-10 m) tot0 m – 50 m slepen – CPR – O2 B4 zone (13-15 m): enkele statische wisselademhalingen + stijgen op 2de ontspanner naar oppervlakte
Pagina 36 38 40 44
13.6 Modulair systeem Zoals je kan zien uit het voorbeeld heeft men het modulair systeem toegepast in al onze brevetten. Vanaf kandidaat 2*D heb je hebt telkens 4 modules: Theorie
Zwembad
Openwaterproeven
Duikleidingen
2*D
De modules zijn zeer duidelijk en netjes gescheiden, de kandidaat kan de modules één voor één of tegelijkertijd afwerken. Toch is hier iets over het hoofd gezien met de vernieuwingen. In alle modules; het zwembad, de openwaterproeven en de duikleidingen hebben er vernieuwingen plaatsgevonden. Maar de theorie is ongewijzigd gebleven waardoor dit de grote struikelblok blijft voor de kandidaten. Ik blijf ervan overtuigd dat de doorstromingen en homologaties niet enorm zullen toenemen met de vernieuwingen. Ik denk dat men de module theorie ook moet vernieuwen zodat het pakket minder omvangrijk is voor de kandidaat. Dit echter zonder aan kwaliteit in te boeten. Met andere woorden, het echt opsplitsen in modules. Voor administratie, duikmateriaal en praktisch duiken moet dit een haalbare kaart zijn. Bij fysica, tabellen en ongevallen is dit slechts beperkt mogelijk. Wanneer bijvoorbeeld de module administratie niveau 2*D is afgewerkt moet hij deze niet terug aanleren voor 3*D. Wel zou ik de leerstof telkens herhalen tijdens de theoretische lessen, zodat het regelmatig wordt opgefrist. Aanbeveling: In het kader van de brevetten toegankelijker maken en aangezien de 3*D de recreatieve duiker is moet dit niveau toch haalbaar zijn voor iedereen. De theorie aanpassen zou een serieuze verbetering zijn om deze doelstelling te realiseren. De grootste groep duikers zijn momenteel de 2*D, wanneer we hier een verschuiving kunnen realiseren naar de 3*D is dit een stap voorwaarts. Dit komt de opleiding, veiligheid, doorstroming, homologaties en clubproblemen ten goede.
28
13.7 Communicatie Onder het puntje hoe vernieuwingen tot stand komen (tijdstip, integratie en informatiedoorstroming naar de duikscholen) hebben we al kunnen vaststellen dat er enkele zaken stroef verlopen. Communicatie is daar het belangrijkste van. De communicatie tussen NELOS, en vooral het Duikonderricht moet sterk verbeteren. Instructeurs (geen 3*I) en 4*D alsook de duikscholen (duikschoolleider) zijn dikwijls te laat op de hoogte van vernieuwingen. Dit brengt enorme frustraties met zich mee en geeft een zeer negatief beeld ten opzichte van het duikonderricht en zelfs over de 3*I in het algemeen. Ik hoor te vaak verhalen over het duikonderricht en de 3*I in het algemeen, deze zijn zeer negatief en dit blijkt uit volgende: • • •
Duikonderricht = “Ivoren toren” Voorzitter = “God” 3*I = “dikke nekken, die niet duiken en geen proeven afnemen”
Ik vind dit bijzonder jammer en daarom moeten we trachten om van dit imago af te geraken. Dit kan volgens mij lukken door goede communicatie en duidelijke verspreiding van informatie naar de leden en dit ruimschoots op voorhand. De communicatie moet zo transparant mogelijk verlopen en doelstellingen moet duidelijk toegelicht worden (volgens het SMART-principe). Ook moeten we proberen om onze leden niet voor voldongen feiten te plaatsen. Dit komt weinig professioneel over en vertraagd de integratie enorm. Het Duikonderricht moet ook trachten om de leden meer in de communicatie te betrekken. Zodat ze het gevoel krijgen, dat er rekening met hun mening wordt gehouden. De straffe uitspraken en wilde cowboyverhalen, die ik nog al te vaak hoor rondbazuinen door sommige instructeurs geven ons een negatief imago. Zeker bij de leden die zich teruggefloten voelen qua dieptebeperking. Maar ook voor de beginnende duiker geeft dit een negatief beeld, want ze nemen de instructeur als voorbeeldfunctie. Als dan blijkt dat ze zich strikt aan de regels moeten houden omdat ze anders door dezelfde instructeur berispt worden, verliest deze zijn geloofwaardigheid. Als duikschoolleider kan ik goed evalueren hoe de informatiedoorstroming naar de duikschool verloopt. Ik moet regelmatig vaststellen dat ik ook te laat op de hoogte ben van vernieuwingen of belangrijk nieuws. Soms wisten leden het al vroeger via email of andere clubs, meestal met een 3*I. Dit geeft een onprettig gevoel als duikschoolleider. Aanbeveling: Deze communicatie kunnen we perfect verbeteren op de volgende manieren: • •
De regionale organen, meer inschakelen als communicatiemiddel en als evaluatietool. Duikonderricht krijgt zo feedback van een grote groep instructeurs. De rondetafelgesprekken nog doeltreffende maken door middel van: 1. Doelstellingen of vernieuwingen vroegtijdig kenbaar te maken. 2. Een grondige uiteenzetting te geven. 3. Indien nodig de frequentie verhogen.
29
• • • • •
NELOS-info via e-mail te verspreiden aan alle geregistreerde instructeurs (op website), zodat deze als eerste op de hoogte zijn. Academische zitting Æ nog meer als vergadering gebruiken, hier wordt een grote groep bereikt. Belangrijke info, doelstellingen of mogelijke vernieuwingen (juni) moeten hier voorgesteld of toegelicht worden. Wanneer men vernieuwingen kenbaar maakt via regionale vergaderingen, moeten de leden zich vooraf kunnen voorbereiden. Dit zorgt voor een professioneler verloopt van de vergadering. De tijd tussen het kenbaar maken van vernieuwingen en de eigenlijke integratie verhogen, zodat mensen reeds op de hoogte zijn. Overgangsregels moeten goed doordacht opgesteld worden. Ze moeten leden voldoende tijd geven om zich in regel te stellen.
Wanneer NELOS rekening houdt met bovenstaande punten, zal de communicatie stukken beter verlopen. Bij vernieuwingen van het duikonderricht zullen deze veelbeter aanvaard worden bij de leden, want ze voelen zich betrokken. Ik ben er mij ook van bewust dat voor iedereen goed doen een utopie is. Maar we kunnen het op z’n minst wel proberen!!!
30
Bibliografie Infokanalen • • • • • • •
NELOS-infomap Het vademecum 2005 en 2006 Presentatie van NELOS “Nieuwe duikbrevetten 2005” Informatie van het secretariaat NELOS Æ Homologatiegegevens 1996 – 2003 Informatie van de Commissie Duikonderricht Informatie van het Veiligheidscomité (statistieken van duikongevallen) Hippocampus uitgave: o Nr 194: Afschaffing van proeven C3 en D3 (stijgen zonder mondstuk). o Nr 201: Vernieuwingen Duikonderricht 2004 o Nr 202: Duikbrevetten 2005, overgangsmaatregelen
Verzamelde informatie • • •
Informatie van de geraadpleegde clubs via debat Informatie van de geraadpleegde clubs via e-mail Informatie op het prikbord van www.seamasters.be
Websites • • • • • • •
www.nelos.be www.iantd.com www.tdisdi.com/tdi/tdihome.html www.naui.com www.antwerpdiving.be www.daneurope.org/ned/nederlands.htm www.cmas2000.org/index.asp
31
Bijlagen 1. Vragenlijst via e-mail verspreid 2. Leidraad “Evaluatie van de nieuwe duikbrevetten 2005” gebruikt bij de debatten in de duikscholen uit de verschillende regio’s. 3. IANTD-standards 4. PADI-standards 5. NAUI-Standards
32
Bijlage 1: Beste collega’s, Daar ik na enkele jaren terug de draad op neem om mijn kans voor 3*I te wagen, moet ik eerst nog het luik van de verhandeling doorlopen vooraleer ik mag gaan zwoegen op de zeestage. Dit zou ik willen doen in het kader van en met als onderwerp “Evaluatie nieuw duikonderricht na 1 jaar”. Concreet wil dit zeggen dat we begin 2005 een boel nieuwe reglementen, proeven en dieptebeperkingen rond onze oren hebben gekregen, wel hoe is dit nu verlopen in de duikscholen. De naam van je club? (*niet verplicht in te vullen) Hoeveel leden heb je in je club? Hoeveel kader? Wat vond je van de het tijdstip van de veranderingen en de integratie? Vond je dat we als duikschool voldoende waren geïnformeerd? Wat vond je van de dieptebeperkingen? En is dit goed onthaald bij de gedupeerde 2*D? Begrijpen de leden deze veranderingen? Hoe zijn de duikleidingen onthaald en is er verbetering mogelijk? Het afschaffen van bepaalde proeven en het veranderen of ontstaan van nieuwe proeven? Graag goed gestructureerde opmerkingen aub!! Bracht dit meer belasting voor je kader met zich mee? Zo ja, in welke zin? (bv. meer proeven of enkel instructeurs) Heeft dit aanleiding gegeven dat 2*D zich spontaan of sneller gingen aanbieden voor 3*D, om toch terug naar 40m te mogen duiken? Wat vind je ervan dat 2*D, onder bepaalde voorwaarden, met elkaar mogen gaan duiken? Indien je nog opmerkingen, voorstellen of verbeteringen kenbaar wil maken, hoor ik ze graag. Ik zal trachten om enkele clubs te bezoeken zodat we hierover eens kunnen praten met de duikschoolleider en de instructeurs. Mag ik vragen om hier massaal op te reageren, graag verspreiden onder jullie instructeurs om zo een grote groep te bereiken. Hoe meer informatie ik kan verzamelen, des te beter beeld kunnen we vormen over deze materie, dit is zeer interessant voor het duikonderricht. Mag ik jullie alvast vriendelijk bedanken voor de hulp. Mvg, Glenn
33
Bijlage 2: Evaluatie nieuwe duikbrevetten 2005 na 1 jaar Beste collega’s ik zou jullie graag enkele vragen stellen in verband met de invoering van de nieuwe duikbrevetten begin 2005, een evaluatie dus, die ga gebruiken voor mijn verhandeling van 3* instructeur. Jullie weten allemaal dat deze veranderingen er gekomen zijn om de veiligheid te verbeteren, af te stemmen op het gebruikte materiaal van vandaag, realistischer te maken en vooral een modulair systeem te creëren waarbij de beginnende duiker bewuster wordt van de gevaren, variaties en mogelijkheden van het duiken. Hij zal steeds ook meer verantwoordelijkheid krijgen, telkens hij een brevet met succes behaalt. Het nieuwe systeem legt een aantal dieptebeperkingen op, het focust zich op duikleidingen en op de fysiek van de duiker. Nu aan alle veranderingen zijn voor- en nadelen, voor iedereen goed doen is moeilijk, maar het proberen kan nooit kwaad, daarom denk ik dat jullie feedback de mogelijk verbeteringen zou kunnen weergeven of eventuele hiaten eruit filteren. De antwoorden op deze vragen zijn anoniem en zullen enkel een beeld schetsen hoe de clubs en hun instructeurs denken over deze materie. Mag ik jullie alvast bedanken voor de samenwerking. Geef de naam en regio van je club (niet verplicht in te vullen)? Hoeveel leden heb je in je club? Hoeveel kader? Wat vond je van de het tijdstip van de veranderingen en de integratie? Vond je dat we als duikschool voldoende waren geïnformeerd? Wat denk je van de veranderingen in het zwembad (protocol, tijdslimiet…)? Geef je bedenkingen over de dieptebeperkingen? Wat vind je van de invoering van de duikleidingen onder deze vorm? Zijn verbeteringen of uitbreiding noodzakelijk? Hoe denk je over het afschaffen van bepaalde proeven, het bijschaven van enkele en het invoeren van nieuwe proeven? Vind je de beschrijving in vademecum of infomap voldoende of moet men nog aanpassingen aanbrengen (protocol, normering en gevaren van de proef)? Bracht dit meer belasting mee voor de club en z’n instructeurs? Hoe zie je de rol van 4*D, 1*I en 2*I? Is hier verbetering mogelijk? Heeft dit aanleiding gegeven dat 2*D zich spontaan of sneller gingen aanbieden voor 3*D, om toch terug naar 40m te mogen duiken?
34
Bijlage 3: IANTD EANx Resort Diver A. Purpose 1. This Program is designed to provide Sport divers with an introductory experience to the benefits of EANx diving. The Program does not qualify divers as EANx divers and does not count towards EANx Diver qualification. B. Prerequisites 1. Must be qualified as an Open Water Diver. 2. Must be a minimum of 12 years of age with a parent or guardian authorization, or a minimum of 18 years of age without guardian approval. C. Texts 1. Hyperbarics International’s Introduction to Enriched Air Nitrox, or equivalent text(s) approved in writing by the Board of Directors (written approval will be issued by IAND, Inc./IANTD World Headquarters). D. Program Content 1. Lecture covering all material included in text. 2. All divers must perform at least one dive on an EANx mixture of between 24 and 40% oxygen. E. Equipment Requirements 1. Equipment used during this Program must be appropriate for the environment and in good working order. F. Program Limits 1. There may be no more than 4 students per Instructor. 2. No dives may be conducted to depths greater than the student’s previous qualification, or a maximum of 130 fsw (39 msw). The first dive on EAN 32 must not exceed the diver’s previous depth qualification and be no deeper than 130 fsw (39 msw). 3. Appropriate safety decompression stops must be performed. 4. The Instructor may elect to use the applicable EANx tables or plan the dives as if air were used, thus capitalizing on the maximum physiological safety factor. G. Qualification Requirements 1. The Program does not qualify divers as EANx divers and does not count towards EANx Diver qualification. A wall certificate may be issued. H. Qualification Renewal 1. There is no renewal; however participants are encouraged to become subscribers to IANTD's Nitrox Diver magazine. In addition, they should be encouraged to take the EANx Diver Program.
35
EANx Diver A. Purpose 1. This Program is designed to provide Sport Divers with a safer breathing medium for enjoying dives in the 40 to 130 fsw (12 to 39 msw) depth ranges. The diver may elect to dive the “mix” on EANx tables, or dive conservatively using air dive computers or air tables. 2. The IANTD EANx Diver qualification may be taught as a single Program or combined with a variety of the IANTD Advanced or Specialty Diver Programs. 3. The Program covers the use of EANx mixes in the range of 21% to a maximum of 40% oxygen. B. Prerequisites 1. Must be a qualified Open Water Diver. 2. Must be a minimum of 15 years of age with a parent or guardian authorization, or a minimum of 12 years of age for Junior Diver qualification, or a minimum of 18 years of age without guardian approval. C. Texts 1. IANTD Enriched Air Nitrox Student Manual & Workbook, or equivalent text(s) approved in writing by the Board of Directors (written approval will be issued by IAND, Inc./IANTD World Headquarters). D. Program Content 1. Complete lectures from the Instructor presentation slides 2. Program covers all EANx mixes from 21% to a maximum of 40% oxygen, emphasizing the use of EAN 32 and EAN 36. 3. It is recommended that, all divers perform two dives on an EANx mixture of between 24 and 40% oxygen. E. Equipment Requirements 1. Equipment used during this Program must be appropriate for the environment and in good working order. F. Program Limits 1. No dives may be conducted to depths greater than the student’s previous qualification, or a maximum of 130 fsw (39 msw). 2. No dives having a mandatory decompression Stop exceeding 3 minutes may be made, unless the course is combined with Advanced EANx or Advanced Recreational Trimix. G. Qualification Requirements 1. Upon completion of the lecture portion and passing the written exam, the IANTD EANx Diver card will be issued. H. Water Skills Development 1. If OW dives are made, the Instructor may elect to use the applicable EANx tables or plan the dives as if air were used, thus capitalizing on the maximum physiological safety factor. 2. If OW dives are made students must develop a dive plan appropriate for the mixes being used on both dives.
36
Deep Diver A. Purpose 1. This Program is designed to provide responsible training to divers who plan to dive to a maximum of 130 fsw (39 msw) on air. 2. The IANTD Deep Diver Program trains divers in skills, performance, theory and planning of deep dives. This Program remains within the commonly practiced depth of 130 fsw (39 msw), and is the first sanctioned international Program to provide proper training in safe deep diving skills and performance. 3. It is recommended that this Program be taught in conjunction with the IANTD EANx Diver Program or the Recreational Trimix Diver Program or the IANTD Advanced EANx Diver Program. 4. This program qualifies divers to dive to 130 fsw (30 msw). B. Prerequisites 1. Must be qualified as an IANTD Advanced Open Water Diver or equivalent. 2. Must provide proof of a minimum of 10 logged dives. 3. Must be a minimum of 15 years of age with a parent or guardian authorization, or a minimum of 12 years of age for Junior Diver qualification, or a minimum of 18 years of age without guardian approval. C. Texts 1. IANTD Deep Diver Student Manual & Workbook, or equivalent text(s) approved in writing by the Board of Directors (written approval will be issued by IAND, Inc./IANTD World Headquarters). D. Program Content 1. All lecture and theory material must be completed. 2. This Program must include a minimum of 100 minutes of OW bottom time completed within 4 dives, 2 of which must be to depths between 100 fsw (30 msw) and 130 fsw (39 msw). E. Equipment Requirements 1. Same as Equipment requirements listed in the general Sport Diver Programs overview. F. Program Limits 1. There may be no more than 4 students per Instructor. This ratio may be increased by 2 students for each assisting IANTD Divemaster, up to a maximum of 8 students with 2 IANTD Divemasters per class session. 2. No dives may be conducted to depths greater than 130 fsw (39 msw). 3. No dives having a mandatory decompression Stop exceeding 3 minutes may be made, unless the course is combined with Advanced EANx or Advanced Recreational Trimix. G. Water Skills Development 1. A confined water session must be completed before conducting any OW dives. 2. Swim in full underwater equipment for 5 minutes. 3. Calculate RMV from gas consumed during a 10-minute swim (based on change in cylinder pressure). 4. Become proficient in the following propulsion techniques: modified flutter, modified frog, modified dolphin and standard shuffle kicks. 5. Demonstrate buoyancy control by: a. A timed ascent at a rate of 20 feet (6 meters) per minute.
37
b. Hover at constant depth for 3 minutes. c. Swim 75 feet (23 meters) in full equipment without mask. d. Deploy a lift bag in less than 2 minutes. e. Air sharing skills or appropriate Rebreather gas management drill for 0ut-of-air diver 6. If a Rebreather is used by the student, the appropriate Rebreather drills must be incorporated. a. Swim in a simulated out-of-air situation (without breathing, and exhaling slowly) for a distance of at least 45 feet (15 meters), and commence gas sharing. While gas sharing, continue to swim for at least 4 minutes while maintaining a normal swim rate; or appropriate Rebreather gas management drill for out-of air diver. b. Repeat the above step with the gas-recipient diver wearing a fully-flooded mask (or no mask at all), and swim 2 minutes while sharing gas; or appropriate Rebreather gas management drill for out-of air diver. Revision Date August 15, 2003 Copyright 2003 by IAND, Inc. / IANTD All Rights Reserved 32 "The Leader in Diving Education" NOTE: All gas sharing drills are via the alternate second stage and not manual air sharing from the same second stage. 7. Perform valve shutdowns: change regulators and shut the primary-regulator valve off, then reopen valve and repeat as if the secondary (backup) regulator had malfunctioned. Repeat until skill (both valve openings shutdowns) is completed in less than 2 minutes. 8. Close and open tank valves on all dives. 9. Deploy lift bag on at least 2 occasions. 10. Remove and replace tank and BCD at surface on at least one dive. 11. All ascents are to be at a rate of 30 feet (9 meters) per minute or slower.
38
Advanced EANx Diver A. Purpose 1. This Program is designed to extend the diver’s knowledge in the use of EANx for Sport diving. It further develops diving skills and provides a greater understanding of the EANx concept of diving. 2. The Program employs EANx mixes from 21% to a maximum of 50% oxygen. 3. This program qualifies divers to do dive to 140 fsw (42 msw) and do decompression stops required dives for up to 15 minutes using EAN 50 as a decompression gas B. Prerequisites 1. Must be qualified as an IANTD EANx Diver and IANTD Deep Diver with proof of a minimum of 25 logged dives or sufficient experience to satisfy the instructor that the student has the ability and knowledge to continue into this level of training. 2. Must be a minimum of 15 years of age with a parent or guardian authorization, or a minimum of 18 years of age without guardian approval. C. Texts 1. IANTD Advanced EANx Student Manual and Workbook, or equivalent text(s) approved in writing by the Board of Directors (written approval will be issued by IAND, Inc./IANTD World Headquarters). D. Program Content 1. All Lecture and theory material must be completed. 2. This Program must include a minimum of 120 minutes of OW bottom time completed within 4 dives, 2 of which must be to depths between 100 fsw (30 msw) and 140 fsw (42 msw). If combined with a Deep Diver Program, the total dive time for both Programs must include a minimum of 160 minutes completed within 6 or more dives. Even if the time and skill requirements are met within fewer than 6 dives, the minimum 6 dives must be made. If combined with a Deep Diver Program 3 dives must be made to depths between 100 fsw (30 msw) and 140 fsw (42 msw). 3. Students are taught the use of EANx mixtures from 21% to a maximum of 40% oxygen for diving. EANx mixtures in the range of 41% to a maximum of 50% oxygen are used to teach the fundamentals of safety and decompression stops. E. Equipment Requirements 1. A safety or decompression gas cylinder (if used) rigged as either a pony or stage cylinder. Gas cylinders must be oxygen clean and oxygen serviceable where needed. F. Program Limits 1. There may be no more than 4 students per Instructor. This ratio may be increased by 2 students for each assisting IANTD Divemaster, up to a maximum of 8 students with 2 IANTD Divemasters per class session. 2. No dives may be conducted to depths greater than 140 fsw (42 msw). 3. All dives must be conducted using EANx (maximum 40% oxygen). A higher EANx (maximum 50% oxygen) may be used at the decompression or safety stops. 4. All appropriate safety or required decompression stops must be performed.
39
5. Decompression stops are limited to a maximum of 15 minutes. G. Water Skills Development 1. A confined water session must be completed before conducting any OW dives. 2. Demonstrate proficiency in a variety of dive techniques and employ precision buoyancy control. a. Swim in a simulated out-of-air situation (without breathing, and exhaling slowly) without a mask for a distance of at least 45 feet (15 meters), and commence gas sharing; or appropriate Rebreather gas management drill for out-of air diver. While gas sharing, swim for 3 minutes, then replace and clear mask. 3. On an OW dive, demonstrate dive planning abilities, especially for avoiding CNS exposure risk. 4. Perform a gas sharing ascent using the alternate second stage. 5. Perform valve shutdowns on each dive. 6. Deploy lift bag 2 times, using it as an ascent platform. 7. Demonstrate a safe attitude and awareness to the Instructor’s satisfaction. 8. Remove and replace tank and BCD at a depth greater than 20 fsw (6 msw). 9. Remove and replace tank and BCD at surface. 10. Demonstrate acceptable navigation / orientation abilities. 11. In an area where a depth is attainable beyond the planned depth, evaluate that the student has the discipline not to exceed the dive plan. 12. Demonstrate accident management / control techniques as described in text. 13. If entering the Program based on previous experience, complete the IANTD Deep Diver water skills.
40
Bijlage 4:
PADI Deep Diver Why PADI Deep Diver? The Deep Diver Specialty course offers you the opportunity of a lifetime - going deep to see thing others can only dream about. What do I need to start? PADI Adventure Diver certification (or qualifying certification from another organization) Minimum age: 15 years old What will I do? You'll learn deep dive planning, organization, procedures, techniques and hazards. You'll also put this knowledge to the test as you go on four open water dives that range from 18 - 40 metres / 60 - 130 feet. How long will it take? Recommended Course Hours: 24 Minimum Open Water Training: four dives over two days What will I need? Deep-Pak, which includes manual, video and log insert Where can I go from here? You can count the Deep Adventure Dive from your Adventures In Diving program as the first dive of the Specialty course at instructor discretion. This Specialty course certification also counts as one of five Specialty certifications required for Master Scuba Diver certification. To take your diving to new depths, stop by your PADI Dive Center or Resort.
41
Bijlage 5: NAUI Deep Diver OVERVIEW This course is to provide the diver with the knowledge and skills to plan and make deep dives while minimizing risks and avoiding the need for stage decompression. Deep diving is defined as dives made between 60 (18 m) and 130 feet (40 m). Training dives are not to be conducted beyond 130 feet (40 m). ACADEMIC REQUIREMENTS Coverage is to include purpose, problems, hazards, planning, preparation, equipment (additions and modifications), air supplies, personnel, techniques, gas management, emergency procedures (including location and transportation to a hyperbaric chamber) and depth limits for recreational diving. Decompression procedures are to include nitrogen narcosis and decompression sickness (definition, cause, symptoms, signs, first aid and prevention) history of decompression, concepts, use of dive computers, definition of terms, problems, principles and techniques. Complete coverage of Repetitive Dive Tables, work sheets, problem solutions, exceptions and dive planning are also to be included. Altitude diving, flying after diving and hyperbaric chamber access and operation shall be included, as well as other shortand long-term deep diving hazards.
42