Evaluatie Arboconvenant GGZ Bijlagenboek
Een onderzoek in opdracht van de Sectorfondsen Zorg en Welzijn
Sonja van der Kemp Félicie van Vree Nico Knibbe (LOCOmotion) Hanneke Knibbe (LOCOmotion) B2710/B2476/B2646/B2883 Leiden, 27 september 2004
Voorwoord Dit bijlagenboek bevat de bijlagen behorende bij het rapport ‘Evaluatie Arboconvenant GGZ’. Dit bijlagenboek bevat onder andere een overzicht van GGZ-instellingen en een uitgebreide beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethoden. Daarnaast zijn de vragenlijsten voor de laatste meting van de instellingsraadpleging en werknemersraadpleging opgenomen, met de bijbehorende tabellen met resultaten van de twee uitgevoerde metingen. Tevens is een overzicht opgenomen van de algemene resultaten van de casestudies, waarbij de nadruk ligt op de meerwaarde die het arboconvenant heeft gehad voor de instelling in relatie tot andere factoren. Tenslotte wordt een nadere toelichting gegeven op de verzuimcijfers en een nadere uitsplitsing van de WAO-instroom in de GGZ.
Félicie van Vree Projectleider Gezondheidszorg
3
4
Inhoudsopgave Bijlage 1
Lijst van GGZ-instellingen
7
Bijlage 2
Onderzoeksmethodiek
11
Bijlage 3
Instellingsraadpleging
17
Bijlage 4
Tabellen Instellingsraadpleging
35
Bijlage 5
Werknemersraadpleging
55
Bijlage 6
Tabellen Werknemersraadpleging
73
Bijlage 7
Casestudies
95
Bijlage 8
Nadere toelichting ziekteverzuim GGZ
117
Bijlage 9
Uitsplitsing WAO-cijfers GGZ van 1999 t/m 2003
125
5
6
Bijlage 1 Lijst van GGZ-instellingen
7
8
Lijst van GGZ-instellingen Hieronder is de lijst van GGZ-instellingen weergegeven zoals vastgesteld door GGZ Nederland. Deze lijst omvatte in 2002 102 instellingen en is als gevolg van fusies nu gereduceerd tot 95 instellingen. Dit betreft RIAGG’s, RIBW’s, brede GGZ-instellingen, APZ’en en instellingen in de verslavingszorg. Gegevens in dit rapport die zijn gebaseerd op het databestand en/of de instellingsraadpleging hebben betrekking op deze groep GGZ-instellingen. Altrecht Geestelijke Gezondheidszorg
GGZ Westelijk Noord Brabant
Ambulante Verslavingszorg Groningen
Groot Batelaar Kliniek
De Bascule
Mediant geestelijke gezondheidszorg
BAVO/RNO GROEP
Meerkanten, ggz Flevo-Veluwe
Brijder Stichting Noord-Holland
Mensana, GGZ Noord en Midden Limburg
CAD Drenthe
Mentrum
Centrum Maliebaan
Mondriaan Zorggroep
Curium, Academisch Centrum K & J Psychiatrie
Nederlands Psychoanalytisch Instituut
De Geestgronden, instellingen voor ggz
Novadic – Kentron
De Gelderse Roos
Parnassia, Psycho-medisch Centrum
De Grift
Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting
De Grote Rivieren
PTC De Viersprong
De Jellinek
RIAGG Amersfoort & Omstreken
De Meren
RIAGG IJsselland
De Rooyse Wissel, FPI
RIAGG Maastricht
Deltabouman
RIAGG Midden Holland
Dr. Henri van der Hoeven Stichting
RIAGG Midden-Limburg
Dr. Kuno van Dijk Stichting
RIAGG Rijnmond Noord West
Eleos, Stichting Gereformeerde GGZ
GGZ Centrum West Friesland
F.P.C. Veldzicht
RIAGG Zwolle
Forensisch-Psychiatrisch Centrum Oldenkotte
RIBW Arnhem en Veluwe Vallei
GGNet
RIBW Den Haag
GGZ ’s Hertogenbosch
RIBW Drenthe
GGZ Buitenamstel
RIBW Flevoland
GGZ Delfland
RIBW Fonteynenburg
GGZ Drenthe
RIBW Gooi en Vechtstreek
GGZ Dijk en Duin
RIBW Heuvelland en Maasvallei
GGZ Eindhoven
RIBW Kennemerland/Amstelland en de Meerlanden
GGZ Groep Europoort
RIBW Midden-Brabant
GGZ Groningen
RIBW Nijmegen & Rivierenland
GGZ Noord Holland Noord
RIBW Oost-Veluwe
GGZ Oost-Brabant
RIBW PC Hooft
GGZ Regio Breda
RIBW Rijnmond
9
RIBW Twente
Stichting Kinder- en Jeugdpsychiatrie Oost Nederland
RIBW Zwolle
Stichting RIBW Zaanstreek/Waterland en West-Friesland
Rijngeest Groep
Stichting RMPI
Robert Fleury Stichting
Stichting TBS-kliniek De Kijvelanden
SBWU
Stichting Vijverdal
Sinai Centrum
Stichting Woonbeg. Delft Westland Oostland
Spatie. Centrum voor geestelijke gezondheid
Stichting Zorgcircuits Venlo
Stichting Adhesie, GGZ Midden-Overijssel
Symfora Groep
Stichting CAD Zwolle
Tactus Instelling voor Verslavingszorg
Stichting De Hoop
Triversum
Stichting De Jutter
Vincent van Gogh Instituut
Stichting Emergis, Centrum voor GGZ
Vindicta RIBW's
Stichting GGZ Friesland
ZCAD
Stichting GGZ Midden-Brabant
Zwolse Poort
Stichting GGZ Nijmegen
10
Bijlage 2 Onderzoeksmethodiek
11
12
Onderzoeksmethodiek Om een goed beeld te krijgen van de stand van zaken bij de uitvoering van het arboconvenant is gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden. Hierbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande bronnen. Literatuuronderzoek Ten eerste heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden, waarbij de bestaande relevante bronnen zijn geïnventariseerd. Hiervoor heeft tevens overleg plaatsgevonden met verschillende organisaties. Ook voor de informatie over relevante ontwikkelingen in en buiten de GGZ is gebruik gemaakt van bestaande literatuur. Een belangrijke beperking van deze wijze van gegevensverzameling is dat gegevens vaak pas laat beschikbaar zijn. Dit betekent dat in sommige gevallen de gegevens over 2002 de meest recente beschikbare gegevens zijn. Databestand Arboconvenant GGZ Tevens zijn gegevens verzameld over de deelname aan begeleidingstrajecten die in het kader van het arboconvenant aan de instellingen worden aangeboden. Deze gegevens zijn afkomstig van de organisaties die deze begeleidingstrajecten verzorgen, namelijk SKB, Falke & Verbaan, de verschillende instituten die OR-trainingen verzorgen, Pentascope en Evident. Ook zijn gegevens verkregen van HDtt, het bureau dat de communicatie in het kader van het arboconvenant verzorgt. Hierbij gaat het om gegevens over deelname aan voorlichtingsbijeenkomsten en bezoek van de website. Gegevens over de deelname aan begeleidingstrajecten zijn in een databestand samen gebracht. Hierin zijn ook gegevens opgenomen over het gebruik van subsidieregelingen, deelname aan de instellingsraadpleging en ontwikkelingen in ziekteverzuim (zie volgende alinea). Instellingsraadpleging Onder de ‘kern’ van GGZ-instellingen is twee keer een instellingsraadpleging verspreid. Deze bestond uit een algemeen deel (IMAZ), aangevuld met de Beleidsspiegel en de Tilthermometer. In de IMAZ wordt ingegaan op de mate waarin de afspraken in het arboconvenant door de instellingen zijn geïmplementeerd (zie bijlagen 3 en 4). De Beleidsspiegel gaat nader in op het beleid ten aanzien van fysieke belasting. Met de Tilthermometer wordt de fysieke belasting op afdelingsniveau vastgesteld. De vragenlijsten zijn bij de eerste meting eind 2002 verzonden naar 102 instellingen. Bij de tweede meting (voorjaar 2004) zijn de vragenlijsten (als gevolg van fusies) toegezonden aan 95 instellingen. Het adressenbestand is verkregen van GGZ Nederland. Vooraf heeft GGZ Nederland alle instellingen een brief gestuurd met het verzoek aan het onderzoek mee te werken. Door middel van een telefonische belronde zijn de juiste contactpersonen binnen de instellingen achterhaald. Na het versturen van de vragenlijst zijn de instellingen nog twee maal telefonisch benaderd om hen aan het onderzoek te herinneren. Desgewenst kregen zij een nieuwe vragenlijst toegestuurd. In totaal hebben in 2002 69 instellingen de vragenlijst ingevuld geretourneerd, dit is een respons van 67%. In 2004 was deze respons nog hoger, 75 instellingen hebben de vragenlijst geretourneerd, dit is een respons van 79%. Voor de Beleidsspiegel was de respons iets lager; de respons was in 2002 66% en in 2004 56%. In de respons zijn alle typen instellingen binnen de GGZ goed vertegenwoordigd (RIAGG’s, RIBW’s, APZ’en, instellingen in de verslavingszorg en brede GGZ-instellingen). Verder is het is niet zo dat alleen instellingen die hebben deelgenomen aan trajecten in het kader van het arboconvenant de vragenlijst hebben ingevuld. Uit nadere bestudering van de respons op de instel-
13
lingsvragenlijst blijkt dat er een hoge respons (72%) is behaald onder instellingen die tot op heden aan geen enkel traject hebben deelgenomen in het kader van het arboconvenant (SKB, Falke & Verbaan, OR-training of cursus van Pentascope of Evident). Wel is de respons onder instellingen die aan één of meerdere trajecten hebben deelgenomen iets hoger (81%). Op basis van bovengenoemde bevindingen kan worden gesteld dat de resultaten representatief zijn voor de totale GGZ. De GGZ-instellingen die hebben meegewerkt aan de instellingsraadpleging kregen een beknopte instellingsrapportage toegezonden waarin de resultaten van de instelling werden afgezet tegen de resultaten van de andere instellingen. Medewerkersraadpleging Onder GGZ-medewerkers is een werknemersraadpleging (zie bijlagen 5 en 6) verspreid. In januari 2003 en in juni 2004 is de vragenlijst toegezonden aan een steekproef van 1600 GGZmedewerkers. In deze vragenlijst zijn vragen opgenomen over de blootstelling aan fysieke belasting en agressie en onveiligheid en over het beleid binnen de instelling ten aanzien van verzuim en allergene stoffen. In 2004 zijn tevens vragen gesteld over werkdruk en werkstress. Het trekken van de steekproef en de verzending van de vragenlijsten is verzorgd door PGGM. De steekproef is getrokken uit alle bij PGGM bekende medewerkers die onder de CAO GGZ vallen en onder geen enkele andere CAO. Ter bevordering van de respons zijn cadeaubonnen verloot onder de medewerkers die de vragenlijst ingevuld hebben geretourneerd. In totaal hebben in 2003 517 GGZ-medewerkers de vragenlijst ingevuld geretourneerd, dit is een respons van 32%. In 2004 hebben in totaal 456 GGZ-medewerkers de vragenlijst geretourneerd, een respons van 29%. Casestudies In 2004 zijn op basis van de resultaten van de Instellingsraadpleging acht instellingen geselecteerd voor deelname aan casestudies. De casestudies bestonden uit een persoonlijk interview met de arbocoördinator van de instelling en telefonische interviews met een lid van de ondernemingsraad en een directielid. Doel van deze casestudies is om een verdiepend inzicht te krijgen in de meerwaarde van het Arboconvenant GGZ voor GGZ-instellingen. Voor de selectie van de instellingen is gekeken naar de verandering in het ziekteverzuim tussen 2000 en 2003 en naar de deelname aan de trajecten van Falke & Verbaan en SKB. Hierdoor ontstonden vier groepen van twee instellingen, namelijk: 1. deelgenomen aan beide trajecten en een sterke verzuimdaling, 2. deelgenomen aan beide trajecten en een beperkte verzuimdaling (er bleken vrijwel geen instellingen te zijn die hadden deelgenomen aan beide trajecten en waarbij geen verzuimdaling was opgetreden), 3. geen deelname aan beide trajecten en een verzuimstijging, 4. geen deelname aan beide trajecten en een verzuimdaling. De casebeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 7. Overig verdiepend onderzoek Voor verdiepende informatie over de voortgang van het arboconvenant hebben de onderzoekers zowel in januari 2002, december 2002 als maart 2004 een landelijke bijeenkomst van arbocoördinatoren bij GGZ Nederland bijgewoond. Bij deze bijeenkomsten waren respectievelijk 17, 12 en ongeveer 30 arbocoördinatoren aanwezig. Tijdens deze bijeenkomsten is hen gevraagd naar hun ervaringen met het arboconvenant en eventuele knelpunten die bij de uitvoering naar voren komen. Hierdoor is inzicht verkregen in de praktijk van de invoering van de verschillende maatregelen.
14
Verder is eind 2002 een aantal interviews gehouden met betrokkenen bij het arboconvenant1. In mei en juni 2004 is een groter aantal interviews uitgevoerd. Er is gesproken met de leden van de projectorganisatie2 en met verschillende betrokkenen bij ondersteunende trajecten3. Doel van deze interviews was om beter inzicht te krijgen in de mate waarin de maatregelen bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen en factoren die daarbij een bevorderende of belemmerende rol spelen. De ervaringen van de geïnterviewden lagen grotendeels op één lijn en waren tevens in overeenstemming met de gegevens uit andere bronnen. Om die reden is er voor gekozen de informatie uit de interviews door het gehele rapport te verweven. Daar waar specifieke informatie uit de interviews is opgenomen in het rapport wordt dit genoemd. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie uit het e-zine voor projectpartners, het e-zine voor medewerkers, het tijdschrift ‘Gezonder zorgen in de GGZ’ en afzonderlijke rapportages van betrokken partijen.
______________ 1
De personen die in 2002 zijn geraadpleegd zijn: Mari Beks (Falke en Verbaan), Luc Krook (Arbokenniscentrum) en Willem Borger en Jos de Klerk (adviseurs arboconvenant GGZ). 2 De volgende leden van de projectorganisatie zijn in 2004 geraadpleegd: Ruud Dirkse en Anita Hertogh (Ministerie van SZW), Frans de Groot (Sectorfondsen Zorg en Welzijn), Hans Moerman (Abvakabo FNV), Piet Samwel (GGZ Nederland), Willem Borger en Jos de Klerk (adviseurs arboconvenant GGZ). 3 De volgende betrokkenen bij ondersteunende trajecten zijn in 2004 geraadpleegd: Annemiek Bolscher (HDtt), Joris Hoffmans (Sectorfondsen Zorg en Welzijn, projectleider onveiligheid in de crisisdienst), Nico Knibbe (LOCOmotion), Merel van der Mast (Falke en Verbaan) en Shirine Moerkerken (coach voor SKB),
15
16
Bijlage 3 Instellingsraadpleging
17
18
InstellingsMonitor Arboconvenanten Zorg
Instellingsraadpleging Arbeidsomstandigheden Vragenlijst
2004
B2710 maart 2004
19
20
Inleiding In uw branche is door sociale partners en de ministeries van VWS en SZW een arboconvenant afgesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt die het verzuim, de WAO-instroom en de blootstelling aan arbeidsrisico’s in de branche moeten verminderen. Om te kunnen bepalen of de maatregelen die op dit gebied worden genomen effect hebben is de InstellingsMonitor Arboconvenanten Zorg (IMAZ) ontwikkeld. Met deze monitor wordt geïnventariseerd wat de huidige stand van zaken is op het gebied van arbobeleid en arbeidsomstandigheden in uw branche. De volgende thema’s komen aan bod in de Instellingsraadpleging Arbeidsomstandigheden:
-
Algemeen arbobeleid Verzuim en vroegtijdige reïntegratie Werkdruk en werkstress Allergene stoffen
Voor wie is de IMAZ bedoeld ? De Instellingsmonitor Arbeidsomstandigheden is ontwikkeld om op organisatieniveau te worden ingevuld. In het geval uw organisatie meerdere locaties omvat die allen een identiek arbobeleid hebben hoeven beide vragenlijsten slechts eenmaal ingevuld te worden. Uiteraard hebben de vragen in dat geval betrekking op het arbobeleid van de gehele organisatie. Wanneer uw organisatie bestaat uit meerdere locaties die een verschillend arbobeleid hebben, is het de bedoeling dat iedere locatie/organisatorische eenheid afzonderlijk de IMAZ invult. Zou u ons in dat geval hiervan op de hoogte willen stellen zodat wij ook deze locaties de vragenlijsten kunnen toesturen? De IMAZ kan het best ingevuld worden door degene die in de instelling belast is met het uitvoeren van arbobeleid/-management. Dit kan bijvoorbeeld een arbocoördinator of personeelsfunctionaris zijn. Mocht dit nodig blijken dan kan bij het invullen gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de kennis van collega’s, jaarverslagen of externe rapportages (b.v. Vernet rapport).
Succes met invullen van de vragenlijst en alvast bedankt voor uw medewerking! Invulinstructie De vragenlijst bestaat voor het grootste deel uit meerkeuzevragen en uit een klein aantal open vragen. Deze laatste hebben voornamelijk betrekking op het aantal werknemers in de instelling/organisatie, het verzuimpercentage en de WAO-instroom. Bij iedere meerkeuzevraag staat een invulaanwijzing; ‘1 hokje aankruisen s.v.p’ of ‘meerdere antwoorden mogelijk’. In het eerste geval wordt u verzocht slechts 1 hokje aan te kruisen. Mocht u tot de ontdekking komen dat het hokje dat u in eerste instantie had aangekruist toch niet het goede antwoord is, dan kunt u dit hokje doorkruisen met de opmerking ‘fout’ ernaast. Het goede hokje kunt u dan vervolgens omcirkelen. Wanneer ‘meerdere antwoorden mogelijk’ boven de antwoordcategorieën staat kunt u meerdere hokjes aankruisen wanneer meerdere antwoorden op uw situatie van toepassing zijn. Een aantal antwoordcategorieën geeft een doorverwijzing naar een andere vraag b.v. ‘ → ga naar vraag 3’ De bedoeling is dat u, wanneer u kiest voor een bepaalde antwoordcategorie, de eventueel daarachter staande doorverwijzing volgt. Op die manier hoeft u geen vragen te beantwoorden die niet van toepassing zijn op uw situatie.
21
KERNCIJFERS INSTELLING a. Instelling De naam en adresgegevens van uw instelling: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… b. Werknemers Hoeveel FTE’s had uw instelling op 31-12-2003:
………………
FTE’s
c. Verzuim Vult u hieronder s.v.p. de Vernet cijfers in wanneer uw instelling bij Vernet is aangesloten. Is de instelling niet bij Vernet aangesloten dan kunt u de eigen cijfers van de instelling invullen. Indien de verzuimcijfers van een bepaald jaar niet bekend zijn, kunt u bij dat jaar een kruisje plaatsen bij ‘onbekend’. Wat was het gemiddelde verzuimpercentage exclusief zwangerschappen binnen uw instelling in de jaren 2000 t/m 2003?
Jaar
Verzuimpercentage (excl. zwangerschap)
2000
……, ..… %
onbekend
2001
……, ..… %
onbekend
2002
……, ..… %
onbekend
2003
……, ..… %
onbekend
d. WAO-instroom 1. Welke definitie wordt voor de berekening van het WAO-instroom percentage van uw instelling gebruikt? Het WAO-instroom percentage is het aantal ingestroomde personen over het betreffende jaar gedeeld door : 1 hokje aankruisen s.v.p. het gemiddelde aantal werknemers over het betreffende jaar het totaal aantal werknemers aan het einde van het betreffende jaar het totaal aantal werknemers aan het einde van het voorgaande jaar het totaal aantal verzekerden (werknemers + WW-uitkeringsgerechtigden) aan het einde van het voorgaande jaar Wij gebruiken een andere definitie, namelijk: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Wij berekenen geen WAO-instroom percentage Ga naar vraag e Weet niet Ga naar vraag e
22
2. Wat is het (bruto) WAO-instroom percentage voor de instelling in de jaren 2000 t/m 2003? Indien het WAO-instroompercentage van een bepaald jaar niet bekend is, kunt u bij dat jaar een kruisje plaatsen bij ‘onbekend’. Indien er binnen uw instelling geen sprake was van WAO-instroom in een bepaald jaar, dient u bij dat jaar ‘0’ in te vullen.
Jaar
WAO instroom percentage
2000
……, ..… %
onbekend
2001
……, ..… %
onbekend
2002
……, ..… %
onbekend
2003
……, ..… %
onbekend
e. OR Is er in uw instelling een ondernemingsraad / medezeggenschapsorgaan? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee
ALGEMEEN ARBOBELEID Arboconvenant 1. Kent u het arboconvenant ? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee 2. Is er in uw instelling een strategieplan of actieplan opgesteld, waarin beleid is geformuleerd voor de uitvoering van maatregelen uit het arboconvenant? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja ga naar vraag 3 Nee ga naar vraag 4 3. Welke van de volgende thema’s zijn in dit strategie- of actieplan nader uitgewerkt? Meerdere antwoorden mogelijk Werkdruk Psychische belasting/traumaverwerking (Vroegtijdige) reïntegratie Fysieke belasting RSI Agressie en geweld Arbomanagement Gevaarlijke stoffen/allergenen Geen van deze thema’s 4. Is binnen de instelling sprake van een integraal arbomanagementsysteem of arbozorgsysteem? (Het systematisch werken aan goede arbeidsomstandigheden en het terugdringen van het ziekteverzuim) 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee
23
5. Heeft uw instelling in het afgelopen jaar het contract met de Arbodienst herzien? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja ga naar vraag 6 Nee ga naar vraag 8 6. Was het arboconvenant (mede)aanleiding voor deze herziening? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee 7. Was het arboconvenant leidraad bij de onderhandelingen met de Arbodienst? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee
Arbo en Risico-inventarisatie 8. Is er in uw instelling een arbeidsrisico-inventarisatie (RI&E) uitgevoerd? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, op alle afdelingen/locaties, de laatste is uitgevoerd op ……/……… (mm/jjjj) ga naar vraag 9 Ja, op een deel van de afdelingen/locaties, de laatste is uitgevoerd op ……/……… (mm/jjjj) ga naar vraag 9 Er is nog nooit een risico inventarisatie uitgevoerd ga naar vraag 12 9. Is de laatste inventarisatie uitgevoerd met een zogenoemde branche-RI&E? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee 10. Is voor het verminderen van de door de RI&E(‘s) gesignaleerde arbeidsrisico’s inmiddels een plan van aanpak opgesteld? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee, we zijn hier mee bezig Nee, we zijn hier (nog) niet mee bezig 11. Wordt gewerkt aan de implementatie van oplossingen en maatregelen ter vermindering van de risico’s die in de RI&E(‘s) zijn gesignaleerd? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, voor alle gesignaleerde risico’s Ja, voor een deel van de gesignaleerde risico’s Nee
Leidinggeven 12. In hoeverre zijn de leidinggevenden in uw instelling opgeleid hun medewerkers te coachen/ begeleiden? 1 hokje aankruisen s.v.p. Alle leidinggevenden hebben daartoe een opleiding gevolgd Een deel van de leidinggevenden heeft daartoe een opleiding gevolgd Geen van de leidinggevenden heeft daartoe een opleiding gevolgd
24
Personeelsbeleid 13. Worden met het verzorgend/verplegend personeel functionerings-, beoordelings- of ontwikke-lingsgesprekken gevoerd? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Ja, maar niet systematisch of volgens een formeel vastgelegde procedure Nee 14. Worden met het ondersteunend personeel functionerings-, beoordelings- of ontwikkelingsgesprekken gevoerd? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Ja, maar niet systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Nee 15. Neemt het verzorgend/verplegend personeel deel aan enige vorm van werkoverleg? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, al het verzorgend/verplegend personeel neemt hieraan deel Ja, een gedeelte van het verzorgend/verplegend personeel neemt hieraan deel Nee, nooit 16. Neemt het ondersteunend personeel deel aan enige vorm van werkoverleg? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, al het ondersteunend personeel neemt hieraan deel Ja, een gedeelte van het ondersteunend personeel neemt hieraan deel Nee, nooit 17. Zijn arbeidsomstandigheden agendapunt op werkoverleg of in functioneringsgesprekken? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, dat is formeel vastgelegd Ja, op basis van een niet-formeel vastgelegde instructie Nee Weet ik niet 18. Is het verzorgend/verplegend personeel in de gelegenheid pauzes op te nemen buiten aanwezigheid van patiënten/cliënten? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, altijd Meestal wel Meestal niet Nee, nooit
VERZUIM EN VROEGTIJDIGE REÏNTEGRATIE 19. Welke doelstelling hanteert uw instelling ten aanzien van verzuimreductie? Kruis de juiste doelstelling aan en vul deze verder in. 1 hokje aankruisen s.v.p. Wij hebben als doelstelling dat op ……-……-……… (dd-mm-jjjj), het gemiddelde verzuim binnen de instelling is teruggebracht tot ………% Wij hebben als doelstelling dat op ……-……-……… (dd-mm-jjjj), het verschil tussen het verzuim in de instelling en het landelijk gemiddelde verzuim in het bedrijfsleven is terug gebracht met ………% Wij hebben een andere doelstelling geformuleerd, namelijk: ………………………………….………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….………………………………………………………………………………………………………… Wij hebben (nog) geen doelstelling geformuleerd
25
20. Welke doelstelling hanteert uw instelling ten aanzien van de reductie van de WAOinstroom? Kruis de juiste doelstelling aan en vul deze verder in. 1 hokje aankruisen s.v.p. Wij hebben als doelstelling dat op ……-……-……… (dd-mm-jjjj), de WAO-instroom is teruggebracht tot …………. personen op jaarbasis. Wij hebben als doelstelling dat op ……-……-……… (dd-mm-jjjj), de WAO-instroom is teruggebracht tot ..………..% op jaarbasis. Wij hebben als doelstelling dat op ……-……-……… (dd-mm-jjjj), het verschil tussen de WAO-instroom in de instelling en de landelijk gemiddelde WAO-instroom, is terug gebracht met ………% Wij hebben een andere doelstelling geformuleerd, namelijk: ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… Wij hebben (nog) geen doelstelling geformuleerd. 21. Is de instelling aangesloten bij het landelijke peilstation ziekteverzuim Vernet ? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, sinds ……..-……….. (mm-jjjj) Nee
ga naar vraag 22 ga naar vraag 23
22. Aan wie binnen de organisatie worden de kwartaalrapportages van Vernet teruggekoppeld? Meerdere antwoorden mogelijk Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad VGWM (arbo)-commissie Anders, namelijk: ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… Niemand 23. Bij ziekteverzuim en reïntegratie zijn (doorgaans) meerdere partijen binnen de organisatie betrokken (b.v. leidinggevenden, P&O). Hebben de betrokken partijen in uw instelling gezamenlijke beleidsuitgangspunten geformuleerd op het gebied van ziekteverzuim en reïntegratie ? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja ga naar vraag 24 Nee ga naar vraag 25
26
24. Welke partijen binnen de instelling zijn betrokken geweest bij het formuleren van deze gezamenlijke beleidsuitgangspunten? Meerdere antwoorden mogelijk Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad Andere, te weten: …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… 25. Welke maatregelen heeft uw instelling getroffen om het (langdurig) verzuim terug te dringen? Meerdere antwoorden mogelijk. Vul waar nodig de maatregel aan. Formele afspraken over procedures en rolverdeling bij ziekteverzuim (zgn. verzuimprotocollen) Formele afspraken over procedures en rolverdeling bij de vroegtijdige reïntegratie van langdurig verzuimende medewerkers Inzet van een of meerdere reïntegratiecoördinatoren. Daarbij wordt de norm gehanteerd van gemiddeld 1 coördinator per ……………werknemers De mogelijkheid om externe professionele hulp in te schakelen die de verzuimende werknemer ondersteunt tijdens het verzuimproces (b.v. vertrouwenspersoon, psycholoog of fysiotherapeut) Andere maatregelen, namelijk: …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… Geen maatregelen 26. Hoe heeft uw instelling het reïntegratietraject voor langdurig zieke werknemers naar andere werkgevers georganiseerd? meerdere antwoorden mogelijk Niet In eigen beheer Uitbesteed aan een reïntegratiebedrijf Via samenwerking in regionaal verband Anders 27. Op welke wijze worden werknemers geïnformeerd over procedures op het gebied van ziekteverzuim en reïntegratie? meerdere antwoorden mogelijk Schriftelijk (b.v. via brochure(s), mailing/nieuwsbrief, artikel(en) in eigen periodiek, intranet) In het werkoverleg Als onderdeel van de inwerkprocedure Anders, namelijk: …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… Werknemers worden hierover (nog) niet geïnformeerd
27
28. Hoe vaak vindt een Sociaal Medisch Team (SMT)-overleg plaats? Het sociaal medisch team overleg is een gestructureerde vorm van overleg tussen leidinggevende, P&O en de Arbodienst over gecompliceerde verzuimgevallen binnen de organisatie. 1 hokje aankruisen s.v.p. Gemiddeld eens per: 4 tot 6 weken Kwartaal Half jaar Jaar Periode langer dan 1 jaar Er vindt geen SMT-overleg plaats 29. Voor welke categorieën personeel bestaat de mogelijkheid om cursussen, workshops e.d. te volgen op het gebied van verzuimbegeleiding en reïntegratie? Meerdere antwoorden mogelijk Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad Medewerkers Andere, namelijk: …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… Deze mogelijkheid bestaat niet 30. Worden in uw instelling door de (direct) leidinggevenden verzuimgesprekken gevoerd met zieke werknemers? In verzuimgesprekken wordt door de (direct) leidinggevende van de zieke werknemer gesproken over de reden voor het verzuim en mogelijke oplossingen ter voorkoming van verzuim in de toekomst. 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, dit is een standaard procedure bij verzuim Dit gebeurt incidenteel Nee, dit gebeurt nooit 31. Wie is primair verantwoordelijk voor het onderhouden van contact met de zieke werknemer tijdens de verzuimperiode? 1 hokje aankruisen s.v.p. De (direct) leidinggevende P&O De Arbodienst Een andere persoon/dienst, namelijk: ……………………….………………………………………….………… Dat is niet geregeld
WERKDRUK EN WERKSTRESS 32. Is er in de instelling in de afgelopen 2 jaar een werkdrukpeiling geweest? Een werkdrukpeiling onderzoekt en inventariseert de blootstelling aan werkdruk (en werkstress) bij medewerkers. 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, onder alle medewerkers ga naar vraag 33 Ja, onder een deel van de medewerkers ga naar vraag 33 Nee, er is in de afgelopen 2 jaar geen werkdrukpeiling uitgevoerd ga naar vraag 34
28
33. Hoe is deze werkdrukpeiling uitgevoerd? 1 hokje aankruisen s.v.p. Mondeling Schriftelijk 34. Zijn leidinggevenden in de afgelopen 2 jaar specifiek getraind in het signaleren, voorkomen en beperken van werkdruk bij medewerkers? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, alle leidinggevenden zijn hierin getraind Ja, een deel van de leidinggevenden is hierin getraind Nee, leidinggevenden hebben (nog) geen training gevolgd op dit gebied 35. Worden medewerkers specifiek geïnformeerd over het omgaan met werkdruk? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja ga naar vraag 36 Nee ga naar vraag 37 36. Op welke wijze worden medewerkers hierover geïnformeerd? meerdere antwoorden mogelijk Via een stresstraining Via schriftelijke voorlichting Via een training persoonlijk timemanagement Anders namelijk: …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… 37. Welke van de volgende faciliteiten/regelingen bestaan er binnen de instelling voor het combineren van werk- en zorgtaken? Meerdere antwoorden mogelijk Regeling voor kinderopvang Regeling voor aangepaste werktijden Zorgverlof Een andere regeling, te weten …………………………………..…………………………………………………….… Er bestaan wel mogelijkheden, maar deze liggen niet formeel vast. Er zijn geen speciale regelingen/faciliteiten voor het combineren van werk- en zorgtaken. 38. Wordt de situatie binnen de instelling m.b.t. agressie systematisch gevolgd (bijvoorbeeld als onderdeel van de RI&E)? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja Nee Weet niet 39. Zijn er afspraken over de opvang van medewerkers die op het werk een traumatische ervaring hebben gehad? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd Ja, maar deze afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd. Nee
29
40. Biedt de instelling het personeel de mogelijkheid om in werktijd een training “omgaan met traumatische ervaringen” te volgen? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, al het personeel kan een dergelijke training volgen Ja, een deel van het personeel kan een dergelijke training volgen Nee 41. Is er een procedure voor medewerkers wanneer zij zich onheus bejegend voelen (denk aan agressie, onveiligheid, ongewenste intimiteiten)? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, dit is een formele procedure die schriftelijk is vastgelegd Ja, maar deze procedure is niet schriftelijk vastgelegd. Nee 42. Biedt de instelling het personeel de mogelijkheid om in werktijd een training “omgaan met agressie” te volgen? Onder agressie wordt verstaan agressie van patiënten, collega’s, familie van patiënten en/of andere buitenstaanders. 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, al het personeel kan een dergelijke training volgen Ja, een deel van het personeel kan een dergelijke training volgen Nee 43. Welke technopreventieve maatregelen worden in uw instelling toegepast ter bevordering van de veiligheid? Meerdere antwoorden mogelijk Vluchtroutes bekend maken onder medewerkers Toegangsdeuren worden ’s nachts gesloten Aanwezigheid van portier/veiligheidsdienst Alarmknoppen Persoonlijk alarm Videocamera’s Geen maatregelen Anders namelijk: …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… 44. Hoe worden tijdelijke personeelstekorten (b.v. vakanties) opgevangen? Meerdere antwoorden mogelijk Door de inzet van vrijwilligers. Door de inzet van uitzendkrachten Door de inzet van poolmedewerkers Door aanpassing van de roosters (extra inzet collega’s) Anders namelijk: …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………………… Er bestaan geen regelingen/mogelijkheden voor de opvang van tijdelijke personeelstekorten 45. Bestaat er, om de werkdruk te verlagen, een regeling voor capaciteitsplanning en roosteren (bijvoorbeeld een regeling ‘gezond roosteren’) ? 1 hokje aankruisen s.v.p. Ja, voor alle medewerkers Ja, voor een deel van de medewerkers/afdelingen Nee 30
ALLERGENE STOFFEN 46. In hoeverre wordt in de instelling gewerkt met latexvrije handschoenen in geval van nietinfectieus (niet besmettelijk) materiaal? 1 hokje aankruisen s.v.p. Altijd Soms Nooit Niet van toepassing, wij gebruiken geen handschoenen bij het werken met nietinfectieus materiaal 47. In hoeverre wordt in de instelling gewerkt met latexvrije handschoenen in geval van infectieus (besmettelijk) materiaal? 1 hokje aankruisen s.v.p. Altijd Soms Nooit Niet van toepassing, wij werken niet met infectieus materiaal 48. Welke maatregelen heeft de instelling getroffen op het gebied van latexallergie? Meerdere antwoorden mogelijk Werknemers worden aangespoord om latex houdende stoffen te verwijderen van de werkplek Werken met latexprotocollen Voorlichting over latexallergie en over artikelen die latex bevatten Informeren van afdelingshoofden over de risico’s van latexallergie op hun afdeling Een behandel- en begeleidingstraject bij vastgestelde latexallergie Andere maatregelen: namelijk: ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………….………………………………………………………………………………………………………………… Geen maatregelen Niet van toepassing, wij werken niet met latexhoudende materialen 49. Welke maatregelen treft de instelling op het gebied van huidbescherming? Meerdere antwoorden mogelijk. Onderzoek naar de effectiviteit van preventieve maatregelen Onderzoek naar de duur en frequentie van de blootstelling aan ‘nat werk’ en handschoengebruik Op alle plaatsen waar de handen gewassen kunnen worden zijn handcrèmes aanwezig Een scholings- en voorlichtingsprogramma voor het personeel op het gebied van huidbescherming Een follow-up plan voor een adequate begeleiding van (personeel met) klachten Andere maatregelen, namelijk: ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… ………………………………….…………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Geen maatregelen Niet van toepassing, er is bij ons geen risico voor huidklachten
31
50. We verzoeken u om onderstaand schema in te vullen. In dit schema staan een aantal maatregelen die afkomstig zijn van het strategieplanformulier van de Kaderregeling AVR 2001. Wij zijn ons er van bewust dat er sprake is van enige overlap met andere vragen in de vragenlijst. Om een vergelijking met de situatie in 2001 mogelijk te maken is het echter van groot belang dat u ook dit schema invult. Het is de bedoeling dat u achter elke maatregel in één hokje een kruisje plaatst.
Reeds gedaan
Verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie Verbeteren verzuimaanpak (eventueel begeleid door Falke en Verbaan) Organiseren reïntegratieadvies na 6 weken Opstellen reïntegratiegids Psychische belasting en werkdruk Toepassen monitor psychische belasting Opstellen Plan van Aanpak Uitvoeren Plan van Aanpak Agressie en onveiligheid Het systematisch registreren van agressieincidenten per team met behulp van bijv. de SOAS Het ontwikkelen van gedragscodes voor zowel patiënten als medewerkers Verbeteren van opvang na agressie-incidenten Het afspreken van protocollen over hoe te handelen in geval van agressie Fysieke belasting Screenen van huidige beleid en vaststellen van de belangrijkste risico's Implementatie van de praktijkrichtlijnen Nemen van randvoorwaardelijke maatregelen: - aanschaf van tilhulpmiddelen - geven van trainingen - benoemen van tilcoördinatoren
32
(Nog) niet gedaan
Onderstaande vragen hebben betrekking op trajecten waaraan instellingen in het kader van het arboconvenant konden deelnemen. Per traject kunt u aangeven of uw instelling aan het traject heeft deelgenomen en hoe tevreden u bent over het traject.
51. ‘Integraal Verzuimmanagement’ van Falke en Verbaan Deelname 1 hokje aankruisen s.v.p. Wel deelgenomen ---Niet deelgenomen Weet niet
Tevredenheid 1 hokje aankruisen s.v.p. Zeer ontevreden Ontevreden Niet tevreden / niet ontevreden Tevreden Zeer tevreden
52. De ‘Monitor Psychosociale Belasting’ van SKB Deelname 1 hokje aankruisen s.v.p. Wel deelgenomen ---Niet deelgenomen Weet niet
Tevredenheid 1 hokje aankruisen s.v.p. Zeer ontevreden Ontevreden Niet tevreden / niet ontevreden Tevreden Zeer tevreden
Einde vragenlijst, bedankt voor het invullen!
33
34
Bijlage 4 Tabellen Instellingsraadpleging
35
36
Vraag b.
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag c1.
Aantal FTE's op 31-12-2003 2002 485,6 45 1652
Het gemiddelde verzuimpercentage excl. zwangerschappen binnen de instelling over 2000 2004 7,5 3,2 12,1
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag c2.
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag c3.
Het gemiddelde verzuimpercentage excl. zwangerschappen binnen de instelling over 2001 2002 7,1 3,96 10,8
2004 6,9 3 10,8
Het gemiddelde verzuimpercentage excl. zwangerschappen binnen de instelling over 2002 2004 5,9 1,8 10,9
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag c4.
2004 568,7 56 2440
Het gemiddelde verzuimpercentage excl. zwangerschappen binnen de instelling over 2003 2004 5,6 2,9 9,5
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag d2a. Wat is het (bruto) WAO-instroom percentage voor de instelling over 2000
2004 0,9 0 2,1
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag d2b. Wat is het (bruto) WAO-instroom percentage voor de instelling over 2001
Gemiddeld Minimum Maximum
2002 1,5 0 5
2004 1,3 0,01 5
37
Vraag d2c. Wat is het (bruto) WAO-instroom percentage voor de instelling over 2002 2004 1,2 0 2,5
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag d2d. Wat is het (bruto) WAO-instroom percentage voor de instelling over 2003
2004 0,8 0 3
Gemiddeld Minimum Maximum Vraag d1.
Welke definitie wordt voor de berekening van het WAO-instroom percentage van uw instelling gebruikt? Het WAO-instroom percentage is het aantal ingestroomde personen over het betreffende jaar gedeeld door:
Het gemiddelde aantal werknemers over het betreffende jaar Het totaal aantal werknemers aan het einde van het betreffende jaar Het totaal aantal werknemers aan het einde van het voorgaande jaar Het totaal aantal verzekerden (werknemers + WWuitkeringsgerechtigden aan het einde van het voorgaande jaar Wij berekenen geen WAO-instroom percentage Weet niet/geen mening Wij gebruiken een andere definitie, namelijk: Totaal Vraag e.
38
2004 14% 18% 6%
0% 0% 28% 9% 69
1% 31% 15% 14% 71
Is er in uw instelling een ondernemingsraad / medezeggenschapsorgaan?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
2002 29% 32% 3%
2002 96% 1% 3%
2004 100% 0% 0%
69
75
Vraag 1
Kent u het arboconvenant ?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 2
2004 99% 0% 1%
69
75
Is er in uw instelling een strategieplan of actieplan opgesteld, waarin beleid is geformuleerd voor de uitvoering van maatregelen uit het arboconvenant?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 3
2002 99% 1% 0%
2002 81% 17% 1%
2004 73% 23% 4%
69
75
Welke van de volgende thema's zijn in dit strategie- of actieplan nader uitgewerkt?
Werkdruk Psychische belasting/traumaverwerking (Vroegtijdige) reïntegratie Fysieke belasting RSI Agressie en geweld Arbomanagement Gevaarlijke stoffen/allergenen Weet niet/geen mening Totaal
2002 63% 75% 70% 42% 40% 89% 35% 11% 2%
2004 57% 74% 60% 45% 40% 84% 48% 14% 5%
57
58
Gepercenteerd op aantal respondenten Vraag 4
Is binnen de instelling sprake van een integraal arbomanagementsysteem of arbozorgsysteem? (Het systematisch werken aan goede arbeidsomstandigheden en het terugdringen van het ziekteverzuim)
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 5
Ja Nee Totaal
2002 61% 38% 1%
2004 63% 37% 0%
69
75
Heeft uw instelling in het afgelopen jaar het contract met de Arbodienst herzien? 2002 65% 35%
2004 65% 35%
69
75
39
Vraag 6
Was het arboconvenant (mede)aanleiding voor deze herziening?
Ja Nee Totaal Vraag 7
Totaal
Totaal
Totaal
40
2002 22% 76% 2%
2004 14% 84% 2%
45
49
2002 64% 33% 0% 3%
2004 68% 29% 1% 1%
69
75
2002 1% 1% 10% 10% 7% 10% 15% 31% 0% 0% 12%
2004 0% 0% 5% 0% 4% 4% 7% 19% 32% 25% 4%
67
73
Is de laatste inventarisatie uitgevoerd met een zogenoemde branche-RI&E?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal
49
Datum laatste RI&E
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Weet niet/geen mening
Vraag 9
45
Is er in uw instelling een arbeidsrisico-inventarisatie (RI&E) uitgevoerd?
Ja, op alle afdelingen/locaties, de laatste is uitgevoerd op … / … Ja, op een deel van de afdelingen/locaties, de laatste is uitgevoerd op … Er is nog nooit een risico inventarisatie uitgevoerd Weet niet/geen mening
Vraag 8
2004 22% 78%
Was het arboconvenant leidraad bij de onderhandelingen met de Arbodienst?
Ja Nee Weet niet/geen mening
Vraag 8
2002 29% 71%
2002 32% 64% 4%
2004 49% 46% 5%
69
74
Vraag 10
Is voor het verminderen van de door de RI&E('s) gesignaleerde arbeidsrisico's inmiddels een plan van aanpak opgesteld?
Ja Nee, we zijn hier mee bezig Nee, we zijn hier (nog) niet mee bezig Weet niet/geen mening Totaal Vraag 11
Nee Weet niet/geen mening Totaal
Totaal
Totaal
2002 49%
2004 47%
45% 3% 3%
47% 3% 3%
69
74
2002 28% 59% 12% 1%
2004 45% 43% 9% 3%
69
75
2002 70% 26% 1% 3%
2004 81% 13% 4% 1%
69
75
Worden met het ondersteunend personeel functionerings-, beoordelings- of ontwikkelingsgesprekken gevoerd?
Ja, systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Ja, maar niet systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Nee Weet niet/geen mening Totaal
74
Worden met het verzorgend/verplegend personeel functionerings-, beoordelings- of ontwikkelingsgesprekken gevoerd?
Ja, systematisch volgens een formeel vastgelegde procedure Ja, maar niet systematisch of volgens een formeel vastgelegd procedure Nee Weet niet/geen mening
Vraag 14
69
In hoeverre zijn de leidinggevenden in uw instelling opgeleid hun medewerkers te coachen/ begeleiden?
Alle leidinggevenden hebben daartoe een opleiding gevolgd Een deel van de leidinggevenden heeft daartoe een opleiding Geen van de leidinggevenden heeft daartoe een opleiding gevolgd Weet niet/geen mening
Vraag 13
2004 74% 22% 3% 1%
Wordt gewerkt aan de implementatie van oplossingen en maatregelen ter vermindering van de risico's die in de RI&E('s) zijn gesignaleerd?
Ja, voor alle gesignaleerde risico's Ja, voor een deel van de gesignaleerde risico's
Vraag 12
2002 70% 23% 4% 3%
2002 62% 28% 6% 4%
2004 85% 11% 4% 0%
69
75
41
Vraag 15
Neemt het verzorgend/verplegend personeel deel aan enige vorm van werkoverleg?
Ja, al het verzorgend/verplegend personeel neemt hieraan deel Ja, een gedeelte van het verzorgend/verplegend personeel neemt hieraan deel Weet niet/geen mening Totaal Vraag 16
Totaal
Totaal
Totaal
42
7% 1%
4% 1%
69
75
2002 81% 17% 1%
2004 89% 11% 0%
69
75
2002 45% 36% 4% 0% 14%
2004 47% 36% 8% 1% 8%
69
75
2002 30% 61% 6% 1% 1%
2004 29% 59% 7% 0% 5%
69
75
Welke doelstelling hanteert uw instelling ten aanzien van verzuimreductie?
Wij hebben als doelstelling dat op ..... het gemiddelde verzuim binnen de instelling is teruggebracht tot … Wij hebben (nog) geen doelstelling geformuleerd Wij hebben een andere doelstelling geformuleerd, namelijk: Weet niet/geen mening Totaal
95%
Is het verzorgend/verplegend personeel in de gelegenheid pauzes op te nemen buiten aanwezigheid van patiënten/cliënten?
Ja, altijd Meestal wel Meestal niet Nee, nooit Weet niet/geen mening
Vraag 19
91%
Zijn arbeidsomstandigheden agendapunt op werkoverleg of in functioneringsgesprekken?
Ja, dat is formeel vastgelegd Ja, op basis van een niet-formeel vastgelegde instructie Nee Niet ingevuld Weet niet/geen mening
Vraag 18
2004
Neemt het ondersteunend personeel deel aan enige vorm van werkoverleg?
Ja, al het ondersteunend personeel neemt hieraan deel Ja, een gedeelte van het ondersteunend personeel neemt hieraan deel Weet niet/geen mening
Vraag 17
2002
2002
2004
48% 14% 23% 14%
49% 19% 28% 4%
69
75
Vraag 19
Doelstelling verzuimpercentage
3,5 4 4,4 4,5 4,7 4,8 5 5,1 5,2 5,3 5,5 5,7 5,8 6 6,1 6,3 6,5 6,7 6,8 7 7,1 7,3 7,5 Weet niet/geen mening Totaal Vraag 20
Totaal
33
37
2002
2004
10%
7%
7% 50% 12%
5% 63% 4%
21%
21%
68
75
Is de instelling aangesloten bij het landelijke peilstation ziekteverzuim Vernet?
Ja, sinds Nee Weet niet/geen mening Totaal
2004 5% 0% 0% 11% 5% 3% 16% 3% 3% 8% 11% 0% 0% 16% 0% 5% 3% 0% 0% 3% 3% 3% 3% 0%
Welke doelstelling hanteert uw instelling ten aanzien van de reductie van de WAO-instroom?
Wij hebben als doelstelling dat op … de WAO-instroom is teruggebracht tot .. personen op jaarbasis Wij hebben als doelstelling dat op .... de WAO-instroom is teruggebracht tot …% op jaarbasis Wij hebben (nog) geen doelstelling geformuleerd. weet niet/geen mening Wij hebben een andere doelstelling geformuleerd, namelijk:
Vraag 21
2002 0% 3% 3% 0% 3% 0% 9% 0% 0% 3% 6% 3% 3% 24% 6% 3% 12% 3% 3% 0% 6% 0% 6% 3%
2002 83% 16% 1%
2004 80% 19% 1%
69
75
43
Vraag 21
Jaar aangesloten bij Vernet
1998 1999 2000 2001 2002 2003 Weet niet/geen mening Totaal Vraag 22
2002 2% 11% 21% 26% 14% 26%
2004 3% 3% 23% 23% 15% 7% 25%
57
60
Aan wie binnen de organisatie worden de kwartaalrapportages van Vernet teruggekoppeld?
Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad VGWM (arbo)-commissie Niemand Weet niet/geen mening Anders, namelijk: Totaal
2002 71% 60% 81% 33% 17% 43% 47% 29% 5% 3% 17% 58
2004 66% 54% 79% 28% 10% 41% 49% 20% 3% 2% 31% 61
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 23
Hebben de betrokken partijen in uw instelling gezamenlijk beleidsuitgangspunten geformuleerd op het geibed van ziekteverzuim en reïntegratie?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 24
2004 89% 9% 1% 75
Welke partijen binnen de instelling zijn betrokken geweest bij het formuleren van deze gezamenlijke beleidsuitgangspunten?
Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad Weet niet/geen mening Andere, te weten: Totaal Gepercenteerd op aantal respondenten
44
2002 87% 12% 1% 69
2002 92% 79% 92% 36% 13% 52% 75% 3% 11% 61
2004 87% 84% 91% 28% 7% 47% 78% 3% 15% 68
Vraag 25
Welke maatregelen heeft uw instelling getroffen om het (langdurig) verzuim terug te dringen?
Formele afspraken over procedures en rolverdeling bij ziekteverzuim Formele afspraken over procedures en rolverdeling bij de vroegtijdige reïntegratie van langdurig verzuimende medewerkers Inzet van één of meerdere reïntegratiecoördinatoren. De mogelijkheid om externe professionele hulp in te schakelen die de verzuimende werknemer ondersteunt tijdens het verzuimproces Geen maatregelen Weet niet/geen mening Andere maatregelen, namelijk: Totaal Vraag 26
2002 90%
2004 99%
70% 26%
71% 20%
74% 1% 3% 32%
76% 0% 0% 33%
69
75
Hoe heeft uw instelling het reïntegratietraject voor langdurig zieke werknemers naar andere werkgevers georganiseerd? 2004 25% 47% 24% 20% 3% 3%
Niet In eigen beheer Uitbesteed aan een reïntegratiebedrijf Via samenwerking in regionaal verband Anders Weet niet/geen mening Totaal
75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 27
Op welke wijze worden werknemers geïnformeerd over procedures op het gebied van ziekteverzuim en reïntegratie?
Schriftelijk (b.v. via brochure(s), mailing/nieuwsbrief, artikel(en) in eigen periodiek, intranet) In het werkoverleg Als onderdeel van de inwerkprocedure Weet niet/geen mening Anders, namelijk: Totaal
2002
2004
90% 58% 49% 3% 19%
95% 59% 57% 0% 15%
69
75
2002 65% 17% 1% 1% 0% 7% 7%
2004 68% 16% 5% 0% 1% 5% 4%
69
75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 28
Hoe vaak vindt een Sociaal Medisch Team (SMT)-overleg plaats?
4 tot 6 weken Kwartaal Half jaar Jaar Periode langer dan 1 jaar Er vindt geen SMT-overleg plaats Weet niet/geen mening Totaal
45
Vraag 29
Voor welke categorieën personeel bestaat de mogelijkheid om cursussen, workshops e.d. te volgen op het gebied van verzuimbegeleiding en reïntegratie?
Directie (Hoger) management Afdeling P&O Afdelingsleidinggevenden Teamleiders Arbocoördinator(en) Ondernemingsraad Medewerkers Deze mogelijkheid bestaat niet Weet niet/geen mening Andere, namelijk: Totaal
2002 51% 62% 75% 71% 48% 36% 45% 16% 4% 3% 7%
2004 55% 75% 84% 80% 44% 48% 41% 8% 4% 1% 4%
69
75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 30
Worden in uw instelling door de (direct) leidinggevenden verzuimgesprekken gevoerd met zieke werknemers?
Ja, dit is een standaard procedure bij verzuim Dit gebeurt incidenteel Weet niet/geen mening Totaal Vraag 31
2004
91% 6% 3%
88% 11% 1%
69
75
Wie is primair verantwoordelijk voor het onderhouden van contact met de zieke werknemer tijdens de verzuimperiode?
De (direct) leidinggevende De Arbodienst Weet niet/geen mening Een andere persoon/dienst, namelijk: . Totaal Vraag 32
2002
2002 94% 3% 3% 0%
2004 99% 0% 0% 1%
69
75
Is er in de instelling in de afgelopen 2 jaar een werkdrukpeiling geweest? 2002
2004
Ja, onder alle medewerkers
32%
43%
Ja, onder een deel van de medewerkers
26%
21%
Nee, er is in de afgelopen 2 jaar geen werkdrukpeiling uitgevoerd
38%
35%
4%
1%
69
75
Weet niet/geen mening Totaal
46
Vraag 33
Hoe is deze werkdrukpeiling uitgevoerd? 2002
2004
Mondeling
0%
2%
Schriftelijk
91%
92%
9%
6%
43
49
Weet niet/geen mening Totaal Vraag 34
Zijn leidinggevenden in de afgelopen 2 jaar specifiek getraind in het signaleren, voorkomen en beperken van werkdruk bij medewerkers?
Ja, alle leidinggevenden zijn hierin getraind7 Ja, een deel van de leidinggevenden is hierin getraind Nee, leidinggevenden hebben (nog) geen training gevolgd op dit gebied Weet niet/geen mening Totaal Vraag 35
2004 4% 8% 85% 3% 75
Worden medewerkers specifiek geïnformeerd over het omgaan met werkdruk?
Ja Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 36
2002 4% 10% 84% 1% 69
2002 16% 81% 3%
2004 21% 77% 1%
69
75
2002 31% 15% 8% 15% 46%
2004 12% 35% 6% 6% 53%
13
17
Op welke wijze worden medewerkers hierover geïnformeerd?
Via een stresstraining Via schriftelijke voorlichting Via een training persoonlijk timemanagement Weet niet/geen mening Anders, namelijk:. Totaal Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 37
Welke van de volgende faciliteiten/regelingen bestaan er binnen de instelling voor het combineren van werk- en zorgtaken?
Regeling voor kinderopvang Regeling voor aangepaste werktijden Zorgverlof Er bestaan wel mogelijkheden, maar deze liggen niet formeel Er zijn geen speciale regelingen/faciliteiten voor het combineren van werk- en zorgtaken Een andere regeling, te weten . Totaal Gepercenteerd op aantal respondenten
2002 94% 55% 93% 10%
2004 95% 49% 91% 21%
13% 17% 69
0% 12% 75
47
Vraag 38
Wordt de situatie binnen de instelling m.b.t. agressie systematisch gevolgd (bijvoorbeeld als onderdeel van de RI&E)?
Ja Nee Niet ingevuld Weet niet/geen mening Totaal Vraag 39
2002 78% 19% 3% 69
2004 85% 12% 3% 75
2002 23% 25% 49% 3% 69
2004 29% 36% 32% 3% 75
2002 91% 4% 4% 0% 69
2004 96% 1% 1% 1% 75
Biedt de instelling het personeel de mogelijkheid om in werktijd een training "omgaan met agressie" te volgen?
Ja, al het personeel kan een dergelijke training volgen Ja, een deel van het personeel kan een dergelijke training volgen Nee Weet niet/geen mening Totaal
48
75
Is er een procedure voor medewerkers wanneer zij zich onheus bejegend voelen (denk aan agressie, onveiligheid, ongewenste intimiteiten)?
Ja, dit is een formele procedure die schriftelijk is vastgelegd Ja, deze procedure is niet schriftelijk vastgelegd. Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 42
75
Biedt de instelling het personeel de mogelijkheid om in werktijd een training "omgaan met traumatische ervaringen" te volgen?
Ja, al het personeel kan een dergelijke training volgen Ja, een deel van het personeel kan een dergelijke training volgen Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 41
Totaal 84% 13% 1% 1%
Zijn er afspraken over de opvang van medewerkers die op het werk een traumatische ervaring hebben gehad?
Ja, deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd Ja, deze afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd. Nee Totaal Vraag 40
2004 84% 13% 1% 1%
2002 46% 46% 7% 0% 69
2004 47% 47% 5% 1% 75
Vraag 43
Welke technopreventieve maatregelen worden in uw instelling toegepast ter bevordering van de veiligheid? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Vluchtroutes bekend maken onder medewerkers Toegangsdeuren worden ’s nachts gesloten Aanwezigheid van portier/veiligheidsdienst Alarmknoppen Persoonlijk alarm Videocamera’s Geen maatregelen Anders, namelijk Totaal
2004 79% 67% 59% 63% 64% 41% 4% 17% 75
Totaal 79% 67% 59% 63% 64% 41% 4% 17% 75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 44
Hoe worden tijdelijke personeelstekorten (bv vakanties) opgevangen?
Door de inzet van vrijwilligers. Door de inzet van uitzendkrachten Door de inzet van poolmedewerkers Door aanpassing van de roosters (extra inzet collega's) Er bestaan geen regelingen/mogelijkheden voor de opvang van tijdelijke personeelstekorten Weet niet/geen mening Anders, namelijk: Totaal
2002 9% 80% 59% 71%
2004 5% 72% 57% 79%
4% 1% 20% 69
3% 0% 17% 75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 45
Bestaat er, om de werkdruk te verlagen, een regeling voor capaciteitsplanning en roosteren (bijvoorbeeld een regeling 'gezond roosteren')?
Ja, voor alle medewerkers Ja, voor een deel van de medewerkers/afdelingen Nee Weet niet/geen mening Totaal Vraag 46
2004 25% 25% 41% 8% 75
In hoeverre wordt in de instelling gewerkt met latexvrije handschoenen in geval van niet-infectieus (niet besmettelijk) materiaal?
Altijd Soms Nooit Niet van toepassing, wij gebruiken geen handschoenen bij het werken met niet infectieus materiaal Weet niet/geen mening Totaal
2002 19% 33% 43% 4% 69
2002 16% 41% 12%
2004 20% 29% 8%
26% 6%
35% 8%
69
75
49
Vraag 47
In hoeverre wordt in de instelling gewerkt met latexvrije handschoenen in geval van infectieus (besmettelijk) materiaal?
Altijd Soms Nooit Niet van toepassing, wij werken niet met infectieus materiaal Weet niet/geen mening Totaal Vraag 48
2002 36% 20% 12% 25% 7% 69
2004 35% 21% 4% 32% 8% 75
Welke maatregelen heeft de instelling getroffen op het gebied van latexallergie?
Werknemers worden aangespoord om latex houdende stoffen te verwijderen van de werkplek Voorlichting over latexallergie en over artikelen die latex bevatten Informeren van afdelingshoofden over de risico's van latexallergie op hun afdeling Een behandel- en begeleidingstraject bij vastgestelde latexallergie Geen maatregelen Niet van toepassing, wij werken niet met latexhoudende materialen Weet niet/geen mening Andere maatregelen: namelijk: Totaal
2002
2004
0% 4%
4% 5%
6% 1% 35% 32% 7% 17% 69
5% 7% 25% 36% 13% 12% 75
Gepercenteerd op aantal respondenten
Vraag 49
Welke maatregelen treft de instelling op het gebied van huidbescherming?
Onderzoek naar de effectiviteit van preventieve maatregelen Onderzoek naar de duur en frequentie van de blootstelling aan ‘nat werk’ en handschoengebruik Op alle plaatsen waar de handen gewassen kunnen worden zijn handcrèmes aanwezig Een scholings- en voorlichtingsprogramma voor het personeel op het gebied van huidbescherming Een follow-up plan voor een adequate begeleiding van (personeel met) klachten Geen maatregelen Niet van toepassing, er is bij ons geen risico voor huidklachten Weet niet/geen mening Andere maatregelen, namelijk: Totaal Gepercenteerd op aantal respondenten
50
2002 4%
2004 4%
0%
3%
10%
9%
0%
1%
3% 26% 38% 7% 16% 69
5% 17% 43% 12% 12% 75
Vraag 50
Verbeteren verzuimaanpak (eventueel begeleid door Falke en Verbaan)
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening Totaal Vraag 50
Totaal
Totaal
Totaal
Totaal
2004 36% 55% 9%
2002 26% 60% 13% 69
2004 41% 52% 7%
2002 19% 71% 10% 69
2004 41% 49% 9%
2002 7% 81% 12% 69
2004 21% 64% 15%
75
75
75
Uitvoeren Plan van Aanpak
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening Totaal
2002 38% 54% 9% 69
75
Opstellen Plan van Aanpak
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2004 85% 11% 4%
Toepassen monitor psychische belasting
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2002 86% 11% 3% 69
75
Opstellen reïntegratiegids
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2004 91% 5% 4%
Organiseren reïntegratieadvies na 6 weken
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2002 83% 16% 1% 69
75
51
Vraag 50
Het systematisch registreren van agressie-incidenten per team met behulp van bijv. de SOAS
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening Totaal Vraag 50
Totaal
Totaal
Totaal
Totaal
52
2002 52% 44% 4% 69
2004 80% 13% 7%
75
75
2002 68% 28% 4% 69
2004 80% 12% 8% 75
2002 35% 45% 20% 69
2004 39% 33% 28%
2002 17% 61% 22% 69
2004 20% 51% 29%
75
Implementatie van praktijkrichtlijnen
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening Totaal
2004 63% 28% 9%
Screenen van huidige beleid en Vaststellen van de belangrijkste risico's
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2002 42% 55% 3% 69
Het afspreken van protocollen over hoe te handelen in geval van agressie
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
75
Verbeteren van opvang na agressie-incidenten
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2004 73% 24% 3%
Het ontwikkelen van gedragscodes voor zowel patiënten als medewerkers
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2002 54% 42% 4% 69
75
Vraag 50
Nemen van randvoorwaardelijke maatregelen: - aanschaf van tilhulpmiddelen
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening Totaal Vraag 50
Totaal
2002 29% 44% 26% 69
69
75
Integraal Verzuimmanagement van Falke en Verbaan
Totaal
2004 40% 53% 1% 5% 75
Tevredenheid: Integraal Verzuimmanagement van Falke en Verbaan
Ontevreden Tevreden Zeer tevreden Weet niet/geen mening Totaal
2004 3% 50% 43% 3% 30
De Monitor Psychosociale Belasting van SKB
Wel deelgenomen Niet deelgenomen Niet ingevuld Weet niet/geen mening Totaal
75
2004 19% 48% 33%
Wel deelgenomen Niet deelgenomen Niet ingevuld Weet niet/geen mening
Vraag 52
2004 33% 35% 32%
2002 16% 58% 26%
Totaal
Vraag 51a
75
Nemen van randvoorwaardelijke maatregelen: - benoemen van tilcoördinatoren
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 51
2004 37% 29% 33%
Nemen van randvoorwaardelijke maatregelen: - geven van trainingen
Reeds gedaan (nog) niet gedaan Weet niet/geen mening
Vraag 50
2002 30% 42% 28% 69
2004 36% 57% 1% 5% 75
53
Vraag 52a
Tevredenheid: De 'Monitor Psychosociale Belasting' van SKB
Ontevreden Niet tevreden/niet ontevreden Tevreden Zeer tevreden Weet niet/geen mening Totaal
54
2004 4% 30% 44% 19% 4% 27
Bijlage 5 Werknemersraadpleging
55
56
Werknemersmonitor Arboconvenanten Zorg - GGZ
Medewerkersraadpleging arbeidsomstandigheden Vragenlijst
2004
B2710/maart 2004
57
2
Copyright Werkdruk en Werkstress © 2001, SKB, Amsterdam Fysieke Belasting © 2002, TNO / LOCOmotion / SKB / vhp producten BV, Hoofddorp / Bennekom / Amsterdam / Den Haag Agressie en Geweld © 2002, IVP / SKB , Zaltbommel / Amsterdam Verzuim © 2002, AStri / Research voor Beleid, Leiden / Leiden Gevaarlijke stoffen © 2002, Research voor Beleid, Leiden
Alle rechten voorbehouden. Deze uitgave mag niet worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op een andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel bij de uitgave de uiterste zorg is nagestreefd kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk-) fouten en/of onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteurs en uitgever derhalve geen aansprakelijkheid.
Dit is een anoniem onderzoek. De gegevens die u verstrekt worden uitsluitend gebruikt voor statistisch onderzoek op het gebied van arbeid en gezondheid.
58
3 Inleiding Voor u ligt de ‘Medewerkersraadpleging Arbeidsomstandigheden’. Deze vragenlijst is opgesteld om de arbeidsomstandigheden, en dan met name de blootstelling aan arbeidsrisico’s, van medewerkers in de branche Geestelijke Gezondheidszorg in kaart te brengen. De werkgevers- en werknemersverenigingen in de GGZ hebben met de Ministeries van Sociale Zaken en VWS een arboconvenant afgesloten. In dit arboconvenant zijn afspraken gemaakt die de blootstelling aan arbeidsrisico’s zoals fysieke belasting, werkdruk en werkstress, agressie en geweld en allergene stoffen moeten terugdringen. Om te kunnen bepalen of deze maatregelen daadwerkelijk zijn ingevoerd en effect hebben wordt de beleving van de arbeidsomstandigheden en arbeidsrisico’s onderzocht. Met de resultaten van deze vragenlijst wordt de huidige situatie in kaart gebracht. De vragenlijst bestaat uit een aantal onderdelen: · Persoonsgegevens · Fysieke belasting · Werkdruk en werkstress · Agressie en geweld op het werk · Verzuim · Allergene stoffen Het invullen van de vragen neemt ongeveer 15 minuten van uw tijd in beslag. Sommige vragen over fysieke belasting zijn alleen bedoeld voor verplegend en verzorgend personeel, andere alleen voor niet-zorgverlenend personeel. In de vragenlijst wordt aangegeven welke vragen u wel en niet dient in te vullen.
Hoe vult u de vragenlijst in?
•
Aankruisen van antwoorden. De meeste vragen kunt u beantwoorden door het antwoord van uw keuze als volgt aan te kruisen: ⌧ (het vakje niet helemaal inkleuren!). Wilt u een antwoord corrigeren dan dient u het foutief aangekruiste hokje volledig op te vullen ■ en een ander hokje van uw keuze aan te kruisen ⌧. We verzoeken u bij het invullen van de vragenlijst een blauw of zwart schrijvende pen te gebruiken.
•
U hoeft bij de meeste vragen slechts één hokje aan te kruisen. Alleen bij de vragen waarbij staat ‘meer antwoorden mogelijk’ kunt u meerdere hokjes aankruisen.
•
Soms wordt gevraagd om een getal in te vullen in een vakje. Schrijf dan één cijfer per vakje, zodat het hele cijfer binnen het vakje komt. Zet u geen leestekens zoals streepjes of punten in de vakjes en gebruikt u alleen hele getallen. Bijvoorbeeld: Wat is uw lengte?
1
7
5
centimeter
Insturen vragenlijst Na invulling van de vragen kunt u de vragenlijst in bijgevoegde envelop naar ons terugsturen. Een postzegel is niet nodig. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u bellen naar 071 - 525 37 37.
Succes met invullen van de vragenlijst en alvast bedankt voor uw medewerking! 59
4 PERSOONSGEGEVENS Wilt bij de invulvragen 1 cijfer of BLOKLETTER per hokje invullen en bij keuzevragen het hokje van uw antwoord aankruisen ⌧ Geboortejaar
19 Geslacht vrouw man Wat is de hoogste opleiding die u heeft voltooid? basisonderwijs MAVO voorbereidend beroepsonderwijs HAVO/VWO Totaal aantal jaren werkzaam in de gezondheidszorg jaren
Aantal jaren werkzaam bij de instelling waar u momenteel werkt jaren
Dienstrooster dagdienst onregelmatige dienst anders, namelijk (s.v.p in het vak schrijven)
Soort contract vaste aanstelling tijdelijke aanstelling oproepkracht/poolkracht uitzendkracht leerling, stagiaire anders, namelijk (s.v.p in het vak schrijven)
Omvang dienstverband uren per week (volgens contract)
Hoeveel dagen in de week werkt u? dagen in de week (volgens contract)
Welke dagdelen werkt u? (meer antwoorden mogelijk) ochtend middag avond nacht
60
middelbaar beroepsonderwijs hoger beroepsonderwijs wetenschappelijk onderwijs
5 Werkt u over, dat wil zeggen meer uren dan contractueel zijn vastgesteld? ja, structureel ja, incidenteel nee, nooit (sla de volgende vraag over) Zo ja, hoeveel overuren maakt u gemiddeld per week? uren per week
Tot welke categorie personeel behoort u? (maximaal één antwoord aankruisen) zorgverlenend facilitaire/civiele diensten directie/management secretarieel/administratief overige (staf) diensten anders, namelijk (s.v.p in het vak schrijven)
Heeft u een leidinggevende functie? nee ja Soort cliënten (meer antwoorden mogelijk) klinisch deeltijd ambulant niet van toepassing Zorgcircuit (meer antwoorden mogelijk) jeugdzorg volwassenenzorg ouderenzorg forensische zorg verslavingszorg anders, namelijk (s.v.p in het vak schrijven)
61
6 Hieronder kunt u invullen op welke afdeling u werkzaam bent binnen de instelling. Het is de bedoeling dat u één hokje aankruist. Indien u werkzaam bent op een ondersteunende afdeling kruist u één hokje aan onder ‘afdeling (ondersteunend)’, indien u werkzaam bent op een therapeutische of verplegende afdeling kruist u één hokje aan onder ‘afdeling (therapeutisch of verplegend’). Afdeling (therapeutisch/verplegend) verblijfsafdeling behandelafdeling opname afdeling ambulante zorg spreekuursituatie andere therapeutische/verplegende afdeling (s.v.p in het vak schrijven) Afdeling (ondersteunend) voedingsdienst en keuken kantoren magaziijn logistiek/transport technische dienst andere ondersteunende afdeling, nl. (s.v.p in het vak schrijven) Hoeveel personen werken er op de locatie/vestiging waar u werkzaam bent? 1 tot en met 4 5 tot en met 9 10 tot en met 49 50 tot en met 99
100 tot en met 499 500 tot en met 999 1000 werknemers of meer
Bent u ervan op de hoogte dat er een arboconvenant is afgesloten in uw sector? nee ja Zo ja, op welke wijze bent u hiervan op de hoogte gesteld? (meer antwoorden mogelijk) door leidinggevende door collega’s via personeelsblad via folders tijdens voorlichtingsbijeeenkomst anders, namelijk (s.v.p in het vak schrijven)
62
7
Hebben de hierboven aangekruiste klachten te maken met uw werk?
ja, geheel ja, gedeeltelijk misschien nee
Wat was de directe oorzaak van uw klachten?
sportblessure ongeval huidaandoening verrekking of verstuiking snijwond of brandwond aangeboren afwijking reumatische aandoening hernia geen van bovenstaande oorzaken
(meer antwoorden mogelijk)
nee, nooit
ja, een enkele keer
Had u de afgelopen 12 maanden last (pijn, ongemak) van uw:
ja, regelmatig
Klachten over uw nek, rug en ledematen
ja, langdurig
FYSIEKE BELASTING
Algemene gezondheid Geef een rapportcijfer (tussen 1 en 10) voor uw gezondheid op dit moment. (een 1 is zeer slecht, een 10 uitmuntend) Bent u op dit moment zwanger? nee ja geen mening/weet niet niet van toepassing Let op: de volgende vragen hebben betrekking op de laatste 3 maanden. Klachten en verzuim Heeft u de afgelopen drie maanden last gehad van: nee -
uw rug uw knie(ën)? uw nek/schouder? uw arm(en)/handen?
nee
ja
ja
Was dit aanleiding om u ziek te melden? Was dit aanleiding om u ziek te melden? Was dit aanleiding om u ziek te melden? Was dit aanleiding om u ziek te melden?
63
8 De volgende vragen over Fysieke belasting zijn ALLEEN bestemd voor niet-zorgverleners (= iedereen die niet in een behandelend, therapeutisch, verzorgend of begeleidend contact met cliënten komt). Valt u onder de categorie zorgverleners, dan kunt u de vragen op deze pagina overslaan en doorgaan met het blokje
Tillen Moet u in uw werk lasten van meer dan 5 kg: - tillen? - duwen of trekken? - dragen? Moet u in uw werk zeer zware lasten van meer dan 25 kg:
- tillen? - duwen of trekken? - dragen?
Moet u in uw werk tillen:
-
in een ongemakkelijke houding? met de last ver van het lichaam? met een gedraaid bovenlichaam? met een last boven borsthoogte? met één hand? met een last die slecht is vast te pakken of vast te houden?
Houding Moet u in uw werk buigen of draaien met:
- uw bovenlichaam? - uw hoofd/nek? - uw polsen/handen?
Moet u in uw werk lang achtereen in voorovergebogen of gedraaide houding werken met:
- uw bovenlichaam? - uw hoofd/nek? - uw polsen/handen?
Moet u in uw werk:
-
in ongemakkelijke houdingen werken? langdurig in dezelfde houding werken? ver reiken met uw handen of armen? uw armen geheven houden?
Moet u in uw werk lang achtereen:
-
staan? zitten? lopen? geknield of gehurkt werken?
Hoeveel minuten per dag werkt u doorgaans met uw handen? (indien niet van toepassing vul dan een ‘0’ in) - boven schouderhoogte?
ongeveer
minuten per dag
- onder kniehoogte?
ongeveer
minuten per dag
Repeterende bewegingen Moet u in uw werk vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met:
64
-
uw bovenlichaam? uw hoofd/nek? uw arm(en)? uw hand(en)/pols(en)? uw vinger(s)?
zelden/nooit
soms
regelmatig
(heel)vaak
‘Werktaken’ op de volgende pagina.
zelden/nooit
soms
regelmatig
(heel)vaak
9
Kracht, trilling en beweging Moet u in uw werk:
- kracht zetten met uw armen of handen? - stevig knijpen met uw handen? - grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten? - Heeft u in het werk trillend(e) gereedschap of apparaten in uw handen? - Rijdt u in het werk in voertuigen? - Moet u in uw werk lichamelijk actief (in beweging) zijn?
Vanaf hier zijn de vragen weer voor iedereen bedoeld.
nee
Werktaken -
Moet u in uw werk manoeuvreren met zwaar rijdend materieel? (bedden, maaltijdkarren, linnenwagens)
-
Moet u in uw werk dagelijks meerdere malen met de hand textiel (dweilen,was) uitwringen?
-
Moet u in uw werk dagelijks handmatig boenen?
-
Moet u in uw werk precisiewerk uitvoeren?
-
Heeft u in uw werk voldoende hulpmiddelen en werkmaterialen tot uw beschikking?
ja
Moet u in uw werk passieve (beperkt, nauwelijks of niet meewerkende) cliënten of patiënten tillen of begeleiden zonder gebruik te maken van hulpmiddelen? ja, vaker dan 5 keer per dienst ja, zo nu en dan nee, nooit of zeer zelden Is er de laatste drie maanden iets veranderd in de lichamelijke zwaarte van uw werk?
Uw mening over het werk -
Ik vind mijn werk lichamelijk belastend.
-
Aan het eind van een dienst ben ik lichamelijk erg moe. Ik vind dat mijn instelling voldoende aandacht besteedt aan het voorkómen van rugklachten.
-
Ik vind dat je in de gezondheidszorg niet zwaarder zou mogen tillen dan 23-25 kg.
-
In mijn instelling zijn voldoende hulpmiddelen en werkmaterialen aanwezig om lichamelijk gezien gezond te werken.
-
Ik vind het onderhoud van hulpmiddelen en werkmaterialen in onze instelling voldoende.
-
Ik heb voldoende training ontvangen in het gebruik van hulpmiddelen en werkmaterialen.
-
Ik heb voldoende training ontvangen in til- en andere werktechnieken.
-
We hebben in elk team/op elke afdeling of dienst een aandachtsvelder fysieke belasting (bijv. een tilspecialist, ergocoach of preventiespecialist. Dat is een teamlid dat zich specifiek bezig houdt met knelpunten op dit vlak en bij wie we terecht kunnen met vragen).
-
Ik ken de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting goed.
Ik zie er tegenop om op oudere leeftijd uitvoerend werkzaam te blijven in de zorg. In mijn instelling gebruiken we cliëntgebonden tilprotocollen.
65
helemaal mee eens
mee eens
neutraal
oneens
helemaal mee oneens
n.v.t.
ja, het is zwaarder geworden ja, het is lichter geworden nee, het is hetzelfde gebleven
10 De volgende vragen over Fysieke belasting zijn ALLEEN bestemd voor zorgverlenend personeel (dat wil zeggen zij die in een behandelend, therapeutisch, verzorgend of begeleidend contact met cliënten komen). Bent u geen uitvoerend zorgverlener, dan kunt u het volgende blok vragen overslaan en doorgaan met de vragen over
aankruisen.)
meer dan 5 x per dienst
zaamheden van toepassing zijn, kunt u het hokje ‘niet van toepassing’ in de eerste kolom
n.v.t.
Wilt u aankruisen welke taken u uitvoert? (Wanneer de taken niet op uw dagelijkse werk-
minder dan 1 x per dag
Hoe vaak voert u zware zorgtaken uit?
1-5 x per dag
werkdruk en werkstress.
- til- of transferhandelingen van patiënten binnen de grenzen van het bed zonder gebruik te maken van een elektrisch hoog/laag bed (bijv. omrollen, hogerop in de kussens, zijwaarts verplaatsen). - til- of transferhandelingen van nauwelijks of niet meehelpende patiënten vanuit stoel, bed e.d. naar elders zonder gebruik te maken van een tillift (bijv. van (rol)stoel naar toilet, of van bed naar (rol)stoel). - het aan- of uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen zonder hulpmiddelen als de easy slide of eureka. - het wassen of douchen van passieve patiënten op niet in hoogte verstelbaar materiaal. - het geven van wondverzorging of andere vormen van zorg of behandeling bij een liggende patiënt op niet in hoogte verstelbaar materiaal (bed, brancard douchebrancard, douchestoel, couveuse) - het wassen van een liggende patiënt op een niet in hoogte verstelbaar bed.
WERKDRUK EN WERKSTRESS
altijd Werktempo en werkhoeveelheid -
-
-
Moet u erg snel werken? Heeft u te veel werk te doen? Moet u extra hard werken om iets af te krijgen? Werkt u onder tijdsdruk? Moet u zich haasten? Kunt u uw werk op uw gemak doen? Heeft u te maken met een achterstand in uw werkzaamheden? Heeft u te weinig werk? Heeft u problemen met het werktempo? Heeft u problemen met de werkdruk? Zou u het kalmer aan willen doen in uw werk?
Emotionele belasting -
-
-
Is uw werk emotioneel zwaar? Wordt u in uw werk met dingen geconfronteerd die u persoonlijk raken? Wordt er door anderen een persoonlijk beroep op u gedaan in uw werk? Voelt u zich persoonlijk aangevallen of bedreigd in uw werk? Heeft u in uw werk contacten met lastige klanten of patiënten? Moet u voor uw werk mensen kunnen overtuigen of overreden? Komt u door uw werk in aangrijpende situaties terecht?
66
vaak
soms nooit
11 altijd
vaak soms nooit
Afwisseling in het werk
-
-
-
Moet u in uw werk telkens dezelfde dingen doen? Is voor uw werk creativiteit vereist? Is uw werk gevarieerd? Vraagt u werk een eigen inbreng? Doet uw werk voldoende beroep op al uw vaardigheden en capaciteiten? Heeft u in uw werk voldoende afwisseling?
Zelfstandigheid in uw werk
-
-
-
Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden? Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden? Heeft u invloed op het werktempo? Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert? Kunt u uw werk even onderbreken als u dat nodig vindt? Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen? Kunt u meebeslissen over het tijdstip waarop iets af moet zijn? Kunt u zelf bepalen hoeveel tijd u aan een bepaalde activiteit besteedt? Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op? Kunt u uw werk zelf indelen? Kunt u zelf de inhoud van uw werkzaamheden bepalen?
Relatie met directe leiding -
-
-
Kunt u op uw directe leiding rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk krijgt? Kunt u als dat nodig is uw directe leiding om hulp vragen? Is uw verstandhouding met uw directe leiding goed? Heeft u conflicten met uw directe leiding? Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding? Heeft u te maken met agressie van uw directe leiding? Is uw directe leiding vriendelijk tegen u? Heerst er tussen u en uw directe leiding een prettige sfeer? Doen zich tussen u en uw directe leiding vervelende gebeurtenissen voor?
Werk- en rusttijden, personele bezetting
-
-
-
Pauzeert u in aanwezigheid van cliënten/patiënten? Moet u tijdens uw pauze controle houden over cliënten/patiënten? Heeft u voldoende invloed op de planning van uw dienstrooster? Bestaan er mogelijkheden voor u tot parttime werken? Bestaan er mogelijkheden voor u tot werken op uren die passen bij uw privé-situatie? Vindt u dat vacatures snel genoeg worden vervuld? Vindt u dat de vervanging bij ziekte goed is geregeld?
Werkdrukproblemen -
-
Houdt uw direct leidinggevende voldoende rekening met werkdruk en werkstress? Kan uw direct leidinggevende werkdrukproblemen goed signaleren? Maakt uw direct leidinggevende werkdrukproblemen goed bespreekbaar? Bespreekt u werkdrukproblemen met collega’s? Worden ingrijpende of traumatische ervaringen goed opgevangen binnen de organisatie?
67
12 nee
ja
Plezier in het werk
-
-
-
Ik kan wel zeggen dat ik tegen mijn werk opzie. Ik doe mijn werk omdat het moet, daarmee is alles wel gezegd. Meestal vind ik het wel prettig om aan de werkdag te beginnen. Na zo’n vijf jaar heb je het in dit werk wel gezien. Ik vind mijn werk nog steeds boeiend, elke dag weer. Het idee dat ik dit werk nog tot mijn pensioen moet doen, benauwt me. Ik heb plezier in mijn werk. Ik moet telkens weerstand bij mezelf overwinnen om mijn werk te doen. Ik moet mezelf er vaak toe zetten om een werkopdracht uit te voeren.
Herstelbehoefte -
-
-
-
Ik vind het moeilijk om me te ontspannen aan het einde van een werkdag. Aan het einde van een werkdag ben ik echt op. Mijn baan maakt dat ik me aan het eind van een werkdag nogal uitgeput voel. Na het avondeten voel ik me meestal nog vrij fit. Ik kom meestal pas op een tweede vrije dag tot rust. Het kost mij moeite om me te concentreren in mijn vrije uren na het werk. Ik kan weinig belangstelling opbrengen voor andere mensen, wanneer ik zelf net thuis ben gekomen. Het kost mij over het algemeen meer dan een uur voordat ik helemaal hersteld ben na mijn werk. Als ik thuis kom moeten ze mij even met rust laten. Het komt vaak voor dat ik na een werkdag door vermoeidheid niet meer toekom aan andere bezigheden. Het komt voor dat ik tijdens het laatste deel van de werkdag door vermoeidheid mijn werk niet meer zo goed kan doen.
Training en instructie Bent u door uw werkgever geïnformeerd over het omgaan met werkdruk? nee ja, via een stresstraining ja, via een schriftelijke voorlichting ja, via een training persoonlijk timemanagement ja, op een andere wijze
WERKDRUK EN WERKSTRESS IN 2001 U heeft een aantal vragen beantwoord over de ervaren werkdruk en werkstress op dit moment. Om een beeld te krijgen van een eventuele verbetering of verslechtering van de ervaren werkdruk en werkstress, willen wij u enkele vragen stellen over de werksituatie zoals u die bij de start van de convenantperiode heeft ervaren, drie jaar geleden. Deze vragen hoeft u alleen te beantwoorden als u in 2001 werkzaam was in dezelfde functie als op dit moment. Voor een goed begrip van de gebruikte termen, kunt u de vragen van het vorige blok er nog eens op na slaan. Heeft u op dit moment dezelfde functie als in 2001?
ja nee: ga door met het blok agressie en geweld op het werk
68
ja, erg verslechterd
ja, enigszins verslechterd
nee, hetzelfde gebleven
ja, enigszins verbeterd
ja, erg verbeterd
13
Uw mening over werkdruk en werkstress in 2001 Is de werksituatie veranderd ten opzichte van drie jaar geleden, voor wat betreft: -
het werktempo en de werkhoeveelheid?
-
de emotionele belasting?
-
de afwisseling in het werk?
-
de zelfstandigheid in het werk?
-
de relatie met de direct leidinggevende?
-
werk- en rusttijden en de personele bezetting?
-
de wijze waarop wordt omgegaan met werkdrukproblemen?
-
uw plezier in het werk?
-
uw herstelbehoefte?
AGRESSIE EN GEWELD OP HET WERK
Lichamelijke agressie tijdens het werk Lichamelijke agressie betekent in dit verband: situaties tijdens uw werk waarin men lichamelijk agressief tegen u was, ongeacht of u daarbij verwondingen opliep. Dat wil zeggen: u bent geslagen, bespuugd, geschopt, vastgegrepen, met voorwerpen bekogeld, gebeten, gekrabd, geduwd, gestoken of gestompt. Ook gaat het hier om ongewenste seksuele handtastelijkheden. Over bedreigingen worden u straks vragen gesteld. Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk een situatie meegemaakt waarin lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt? afgelopen jaar niet afgelopen jaar één of meerdere keren iedere 6 maanden één of meerdere keren iedere 3 maanden één of meerdere keren iedere maand één of meerdere keren iedere week één of meerdere keren Als u terugdenkt aan de laatste keer dat tijdens uw werk lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt, tot welke categorieën behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) niet van toepassing klanten/cliënten/patiënten collega’s en/of leiding bezoekers psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers groepje jongeren bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega’s waren
69
14 Serieuze bedreiging tijdens het werk Het gaat hier om situaties waarin u serieus werd bedreigd tijdens uw werk. Bijvoorbeeld: dat iemand dreigde u iets aan te doen, u fors intimideerde, uitschold, met een wapen dreigde of met lichamelijk geweld tegen u of uw familieleden, u werd gehinderd u vrij te bewegen, of bedreigd werd u op een ander moment te grazen te nemen. Het gaat hier om bedreigingen, waarbij geen lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt. Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk serieus bedreigd? afgelopen jaar niet afgelopen jaar één of meerdere keren iedere 6 maanden één of meerdere keren iedere 3 maanden één of meerdere keren iedere maand één of meerdere keren iedere week één of meerdere keren Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u serieus werd bedreigd tijdens uw werk, tot welke categorieën behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) niet van toepassing klanten/cliënten/patiënten collega’s en/of leiding bezoekers psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers groepje jongeren bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega’s waren
Lastig gedrag tijdens het werk Het gaat hierbij om situaties tijdens uw werk waarin iemand u lastig viel, zonder dat hierbij sprake was van lichamelijke agressie en/of serieuze bedreiging. Bijvoorbeeld: constant treiteren, pesten, negeren, constant afspraken niet nakomen, blijven zeuren, u belachelijk proberen te maken, spullen vernielen in uw bijzijn, zichzelf pijn (dreigen te) doen in uw aanwezigheid, gevolgd worden buiten het werk, uw spullen stelen, u uitschelden of beledigen, discriminerende of ongewenste opmerkingen tegen u maken, u fysiek verhinderen uw taak uit te oefenen, u ongewenst aanklampen, provoceren, of zich bij herhaling niet aan de regels houden. Kunt u aangeven hoe vaak u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk te maken heeft gehad met lastig gedrag? afgelopen jaar niet afgelopen jaar één of meerdere keren iedere 6 maanden één of meerdere keren iedere 3 maanden één of meerdere keren iedere maand één of meerdere keren iedere week één of meerdere keren Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u te maken had met lastig gedrag tijdens uw werk, tot welke categorieën behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) niet van toepassing klanten/cliënten/patiënten collega’s en/of leiding bezoekers psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers groepje jongeren bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega’s waren
70
15 Letsel en/of klachten ten gevolge van agressie en geweld tijdens het werk Onderstaande vragen hebben betrekking op letsel en/of klachten ten gevolge van agressie en geweld tijdens het werk, zoals u dit de afgelopen 12 maanden heeft meegemaakt. nee
ja
Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van lichamelijk geweld: - licht letsel opgelopen (schaafwonden, blauwe plekken, bloedneus, blauw oog etc.) in uw werk? - ernstig letsel opgelopen (steekwond, botbreuk, bewusteloosheid, kneuzingen etc.) in uw werk?
Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van agressie en geweld in uw werk: - wel eens verzuimd van uw werk? - langer dan 4 weken verzuimd van uw werk? - wel eens minder goed gefunctioneerd in uw werk? - langer dan 4 weken minder goed gefunctioneerd in uw werk? - uw plezier in het werk verloren? - serieus overwogen van baan te veranderen? Bent u de afgelopen 12 maanden vaak op uw hoede voor agressie en geweld in uw werk? Heeft u ten gevolge van agressie- of geweldsincidenten die u de afgelopen 12 maanden in uw werk heeft meegemaakt, op dit moment nog één van de volgende klachten? - last van beelden en herinneringen erover, die u niet van u af kunt zetten. - bepaalde plaatsen, taken of personen moeten mijden omdat u er angstig van wordt. - er niet aan willen denken en/of er niet over willen praten. - schrikreacties bij gebeurtenissen, die lijken op het agressie- en of geweldsincident. - neerslachtigheid, als u eraan denkt of er aan herinnerd wordt.
Beleid - Bent u door uw werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld wat u moet doen
als u agressie en/of geweld ondervindt? - Kunt u, als u dat wilt, een training ‘omgaan met agressie’ volgen? - Heeft uw werkgever een vertrouwenspersoon voor agressie en geweld aangewezen?
71
weet niet
16
VERZUIM nee
ja
weet niet
Verzuim en reïntegratiebeleid - Bent u door uw werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld wat u moet doen als u ziek bent? (bijvoorbeeld bij wie u zich ziek moet melden) - Wanneer u zich ziek meldt, vind er dan verzuimcontrole plaats door uw werkgever of arbodienst? (bijvoorbeeld: huisbezoek, oproep, telefonisch contact of schriftelijk contact, zoals een formulier ‘eigen verklaring’)
- Wanneer u zich ziek meldt, krijgt u dan één of meer dagen minder of geen loon uitbetaald? - Wanneer u zich ziek meldt, wordt u dan gekort op vakantie- of ADV-dagen? - Wordt u door uw werkgever beloond wanneer u weinig ziek bent? (bijvoorbeeld met extra vrije dagen, geld etc.) - Is uw organisatie aangesloten bij een arbodienst? - Is er in uw organisatie iemand als verzuimcoördinator of case-manager aangesteld? - Heeft de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging inspraak in het ziekteverzuim- en reïntegratiebeleid binnen uw organisatie? - Is het onderwerp ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers wel eens besproken in een werkoverleg? - Heeft u van uw werkgever wel eens schriftelijke informatie gehad over ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers? (bijvoorbeeld: folder, artikel in personeelsblad etc.)
ALLERGENE STOFFEN
Handschoenen Gebruikt u handschoenen bij uw werk? ja, regelmatig ja, soms nee Zo ja, maakt u dan gebruik van latexvrije handschoenen? nee, er zijn geen latexvrije handschoenen beschikbaar bij sommige werkzaamheden niet, bij andere wel ja, bij alle werkzaamheden weet niet nee - Heeft u voorlichting gekregen over latexallergie? - Weet u wat u zelf kunt doen om latexallergie te voorkomen? - Wordt er volgens u voldoende gedaan door de instelling om latexallergie te voorkomen? - Heeft u op het moment zelf last van latexallergie? - Heeft u zich wel eens ziek gemeld omdat u last had latexallergie?
Einde vragenlijst. Hartelijk dank voor het invullen!
72
ja
Bijlage 6 Tabellen Werknemersraadpleging
73
74
Persoonsgegevens Leeftijdscategorieën 2003
2004
Aantal
%
Jonger dan 30
74
15%
30 t/m 34 jaar
44
35 t/m 40 jaar
78
40 t/m 44 jaar
83
45 t/m 50 jaar
82
50 t/m 54 jaar 55 jaar en ouder Totaal
Aantal
% 62
14%
9%
45
10%
15%
35
8%
16%
78
18%
16%
89
20%
89
17%
76
17%
59
12%
56
13%
509
100%
441
100%
Geslacht 2003 Aantal
2004 %
Aantal
%
Vrouw
344
72%
325
72%
Man
131
28%
127
28%
Totaal
475
100%
452
100%
Opleiding 2003 Basisonderwijs MAVO Voorbereidend beroepsonderwijs HAVO/VWO
2004
Aantal
%
Aantal
8
2%
2
%
30
6%
16
4%
9
2%
5
1%
0%
22
5%
23
5%
Middelbaar beroepsonderwijs
110
23%
108
24%
Hoger beroepsonderwijs
232
48%
219
48%
Wetenschappelijk onderwijs Totaal
77
16%
79
17%
488
100%
452
100%
Jaren werkzaam gezondheidszorg 2003 Korter dan 5 jaar
2004
Aantal
%
67
13%
Aantal
% 68
15%
5 tot 10 jaar
75
15%
70
16%
10 tot 15 jaar
76
15%
67
15%
15 tot 20 jaar
79
16%
63
14%
20 tot 25 jaar
79
16%
62
14%
25 tot 30 jaar
63
12%
59
13%
30 jaar of langer
70
14%
61
14%
509
100%
450
100%
Totaal
75
Jaren werkzaam instelling 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
Korter dan 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 jaar of langer
188 102 101 32 46 25 20
37% 20% 20% 6% 9% 5% 4%
163 92 70 56 38 16 18
36% 20% 15% 12% 8% 4% 4%
Totaal
514
100%
453
100%
Dienstrooster 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
Dagdienst Onregelmatige dienst Anders, nl.
298 177 29
59% 35% 6%
281 147 19
63% 33% 4%
Totaal
504
100%
447
100%
Soort contract 2003 Vaste aanstelling Tijdelijke aanstelling Oproepkracht/poolkracht Leerling/stagiaire Anders, nl.
2004
Aantal
%
Aantal
%
469
93%
424
93%
14
3%
14
3%
9
2%
9
2%
10
2%
6
1%
2
0%
1
0%
504
100%
454
100%
Aantal
%
Aantal
%
Minder dan 12 uur 12 tot 20 uur 20 tot 32 uur 32 tot 36 uur 36 tot en met 40 uur
29 43 174 114 155
6% 8% 34% 22% 30%
9 36 156 109 143
2% 8% 34% 24% 32%
Totaal
515
100%
453
100%
Aantal
%
Aantal
%
0 1 2 3 4 5 6 7
4 16 24 87 205 145 1 8
1% 3% 5% 18% 42% 30% 0% 2%
2 4 16 85 184 143 1 5
0% 1% 4% 19% 42% 33% 0% 1%
Totaal
490
100%
440
100%
Totaal Omvang dienstverband
2003
2004
Werkdagen 2003
76
2004
Dagdelen 2003
2004 %
%
ochtend
95%
97%
middag
92%
95%
avond
40%
40%
nacht
23%
22%
Totaal
511
451
Overwerk 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
Ja, structureel
74
15%
84
19%
Ja, incidenteel
285
56%
246
54%
Nee, nooit
146
29%
124
27%
Totaal
505
100%
454
100%
Overuren per week (categorieën) 2003 0
2004
Aantal
%
Aantal
%
5
2%
3
1%
1
92
28%
80
27%
2
100
30%
99
33%
3
25
8%
27
9%
4
39
12%
33
11%
5
15
5%
11
4%
6 of meer
53
16%
45
15%
329
100%
298
100%
Aantal
%
Aantal
%
Totaal Personeelscategorie
2003 Zorgverlenend
2004
317
65%
301
67%
Facilitaire/civiele diensten
36
7%
27
6%
Directie/management
24
5%
17
4%
Secretarieel/administratief
48
10%
39
9%
Overige (staf-)diensten
29
6%
32
7%
anders, nl. Totaal
32
7%
33
7%
486
100%
449
100%
Leidinggevend 2003 Nee Ja Totaal
2004
Aantal
%
Aantal
%
437
85%
404
89%
76
15%
49
11%
513
100%
453
100%
77
Soort cliënten 2003 % Klinisch
57%
Deeltijd
27%
Ambulant
44%
Niet van toepassing
17%
Totaal aantal
500
Zorgcircuit 2003
2004
%
%
Jeugdzorg
21%
17%
Volwassenenzorg
52%
55%
Ouderenzorg
30%
27%
Forensische Zorg
8%
11%
Verslavingszorg
13%
19%
Anders n.l.
11%
11%
484
442
Totaal aantal Afdeling
2003 Aantal
%
Verblijfsafdeling
59
17%
Behandelafdeling
67
19%
Opname afdeling
41
12%
Ambulante zorg
83
24%
8
2%
25
7%
6
2%
17
5%
Logistiek/transport
2
1%
Technische dienst
4
1%
37
11%
349
100%
Spreekuursituatie Andere therapeutische/verplegende afdeling, nl. Voedingsdienst en keuken Kantoren
Andere ondersteunende afdeling, nl. Totaal Organisatieomvang (aantal werknemers) 2003 1 t/m 4 5 t/m 9 10 t/m 49 50 t/m 99 100 t/m 499
2004
Aantal
%
Aantal
%
21
4%
20
4%
40
8%
34
8%
195
40%
162
36%
78
16%
72
16%
109
22%
107
24%
500 t/m 999
32
7%
36
8%
1.000 of meer
13
3%
14
3%
488
100%
445
100%
Totaal
78
Bent u ervan op de hoogte dat er een arboconvenant is afgesloten in uw sector? 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
Nee
170
34%
180
40%
Ja
331
66%
273
60%
Totaal
501
100%
453
100%
2003
2004
%
%
Door leidinggevende
39%
47%
Door collega's
17%
19%
Via personeelsblad
50%
48%
Via folders
22%
19%
7%
7%
15%
11%
334
262
Zo ja, op welke wijze bent u hiervan op de hoogte gesteld?
Voorlichtingsbijeenkomst Anders,nl. Totaal aantal
Fysieke belasting 2003: Had u de afgelopen 12 maanden last van uw: Ja,
Ja,
Ja,
Nee,
langdurig
regelmatig
een enkele keer
nooit
Nek
6%
19%
29%
46%
schouders
7%
18%
27%
47%
boven in de rug
4%
13%
26%
57%
onder in de rug
8%
15%
26%
51%
ellebogen
4%
5%
11%
79%
Polsen/handen
2%
8%
17%
73%
heupen/dijen
2%
4%
10%
84%
knieën
4%
9%
17%
70%
enkels/voeten
2%
5%
12%
80%
2004: Had u de afgelopen 12 maanden last van uw: Ja,
Ja,
Ja,
Nee,
langdurig
regelmatig
een enkele keer
nooit
nek
6%
20%
29%
45%
schouders
7%
19%
24%
50%
boven in de rug
3%
10%
17%
70%
onder in de rug
6%
18%
31%
45%
ellebogen
2%
6%
8%
84%
polsen/handen
2%
11%
15%
72%
heupen/dijen
3%
3%
11%
83%
knieën
6%
7%
15%
72%
enkels/voeten
3%
6%
14%
77%
79
Hebben de hierboven aangekruiste klachten te maken met uw werk? 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
43
10%
37
9%
Ja, gedeeltelijk
128
29%
111
27%
Misschien
128
29%
121
30%
Ja, geheel
Nee
145
33%
140
34%
Totaal
444
100%
409
100%
2003
2004
Wat was de directe oorzaak van uw klachten
Sportblessure Ongeval
%
%
10%
10%
8%
6%
Huidaandoening
1%
1%
Verrekking of verstuiking
9%
7%
Snijwond of brandwond
0%
0%
Aangeboren afwijking
2%
5%
Reumatische aandoening
4%
5%
Hernia
4%
3%
75%
74%
442
378
Geen van bovenstaande oorzaken Totaal aantal Rapportcijfer algemene gezondheid
2003
2004
%
%
2
0%
0%
3
0%
0%
4
1%
1%
5
3%
1%
6
7%
7%
7
25%
29%
8
42%
42%
9
16%
16%
5%
4%
10 Totaal
Gem.
7,7
7,7
Aantal
510
451
Op dit moment zwanger? 2003 Nee Ja Geen mening/weet niet Niet van toepassing Totaal
80
2004
Aantal
%
Aantal
%
410
84%
379
84%
15
3%
10
2%
3
1%
2
0%
59
12%
60
13%
487
100%
451
100%
Afgelopen 3 maanden last van: 2003 uw rug
2004
Nee
Ja
Nee
Ja
62%
38%
61%
39%
uw knie(ën)
86%
14%
84%
16%
uw nek/ schouder
59%
41%
60%
40%
uw arm(en)/ handen
80%
20%
82%
18%
Aanleiding om ziek te melden 2003 uw rug
2004
Nee
Ja
Nee
Ja
94%
6%
93%
7%
uw knie(ën)
96%
4%
96%
4%
uw nek/ schouder
95%
5%
94%
6%
uw arm(en)/ handen
96%
4%
98%
2%
2003: Tillen (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
Moet u in uw werk lasten van meer dan 5 kg: tillen?
7%
9%
23%
61%
duwen of trekken?
6%
8%
16%
71%
dragen?
6%
6%
23%
66%
Moet u in uw werk zeer zware lasten van tillen?
2%
4%
7%
87%
meer dan 25 kg: duwen of trekken?
2%
5%
10%
84%
dragen?
2%
1%
8%
89%
Moet u in uw werk tillen: in een ongemakkelijke houding?
3%
6%
10%
81%
met de last ver van het lichaam?
1%
2%
10%
87%
met gedraaid bovenlichaam?
2%
3%
13%
82%
met last boven borsthoogte?
1%
3%
6%
91%
met één hand?
2%
3%
10%
85%
met een last die slecht is vast te pakken of vast te houden?
2%
5%
13%
81%
2004: Tillen (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
Moet u in uw werk lasten van meer dan 5 kg: tillen?
7%
12%
26%
55%
duwen of trekken?
4%
10%
20%
65%
dragen?
5%
10%
22%
63%
Moet u in uw werk zeer zware lasten van tillen?
2%
3%
13%
82%
meer dan 25 kg: duwen of trekken?
2%
6%
15%
78%
dragen?
1%
2%
10%
87%
Moet u in uw werk tillen: in een ongemakkelijke houding?
1%
6%
21%
72%
met de last ver van het lichaam?
1%
2%
11%
86%
met gedraaid bovenlichaam?
2%
4%
15%
80%
met last boven borsthoogte?
0%
2%
12%
86%
met één hand?
2%
3%
11%
85%
met een last die slecht is vast te pakken of vast te houden?
1%
4%
17%
78%
81
2003: Houding (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
Moet u in uw werk buigen of draaien met: uw bovenlichaam?
14%
29%
21%
36%
uw hoofd/ nek?
21%
32%
14%
34%
uw polsen/ handen?
23%
28%
14%
35%
Moet u in uw werk lang achtereen in uw bovenlichaam?
9%
13%
22%
56%
voorovergebogen of gedraaide houding uw hoofd / nek?
9%
14%
21%
55%
werken met: uw polsen/ handen?
9%
13%
21%
57%
Moet u in uw werk: in ongemakkelijke houdingen werken?
2%
8%
28%
62%
16%
22%
16%
46%
ver reiken met uw handen of armen?
2%
6%
21%
71%
uw armen geheven houden?
3%
4%
11%
82%
Moet u in uw werk lang achtereen: staan?
8%
7%
20%
65%
zitten?
26%
29%
19%
25%
lopen?
8%
20%
20%
53%
geknield of gehurkt werken?
2%
3%
14%
81%
langdurig in dezelfde houding werken?
2004: Houding (Heel) vaak Regelmatig Moet u in uw werk buigen of draaien met: uw bovenlichaam?
Soms Zelden/nooit
9%
29%
15%
47%
uw hoofd/ nek?
12%
30%
14%
44%
uw polsen/ handen?
44%
16%
26%
14%
Moet u in uw werk lang achtereen in uw bovenlichaam?
4%
8%
22%
66%
werken met: uw polsen/ handen?
6%
10%
18%
66%
Moet u in uw werk: in ongemakkelijke houdingen werken?
2%
5%
21%
71%
langdurig in dezelfde houding werken?
9%
22%
19%
50%
ver reiken met uw handen of armen?
3%
6%
17%
74%
uw armen geheven houden?
2%
2%
12%
84%
Moet u in uw werk lang achtereen: staan?
8%
10%
19%
63%
zitten?
20%
27%
23%
30%
lopen?
13%
16%
18%
54%
0%
6%
11%
83%
geknield of gehurkt werken? Minuten per dag handen boven schouderhoogte
0 1 2 4 5 10 15 20 30 50 60 75 80 100 120 Meer dan 180 Totaal
82
Gem. Aantal
2003 % 68% 1% 1% 1% 3% 7% 2% 1% 4% 1% 2% 1% 1% 0% 1% 10% 28,4 189
2004 % 67% 0% 0% 0% 1% 7% 2% 2% 4% 0% 4% 0% 0% 2% 2% 2% 25,8 203
Minuten per dag handen onder kniehoogte 2003
2004
% 0
74%
72%
1
0%
1%
2
1%
1%
3
1%
0%
4
1%
0%
5
3%
2%
8
1%
0%
9
0%
1%
10
7%
5%
15
1%
2%
20
2%
2%
25
0%
1%
30
4%
3%
40
0%
1%
50
0%
1%
60
4%
6%
70
1%
0%
90
1%
0%
100
1%
1%
120
0%
1%
150
1%
1%
Meer dan 180
1%
3%
Gem.
8,0
14,6
Aantal
185
200
Totaal
2003: Moet u in uw werk vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met: (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
uw bovenlichaam?
6%
18%
15%
61%
uw hoofd/ nek?
9%
20%
14%
57%
uw arm(en)?
18%
22%
15%
46%
uw hand(en)/ pols(en)?
27%
31%
10%
31%
2004: Moet u in uw werk vele malen per minuut dezelfde bewegingen maken met: (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
uw bovenlichaam?
5%
11%
16%
68%
uw hoofd/ nek?
6%
15%
15%
64%
uw arm(en)?
12%
22%
14%
52%
uw hand(en)/ pols(en)?
18%
29%
13%
40%
uw vinger(s)?
17%
28%
16%
39%
83
2003: Kracht, trilling en beweging (Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
Moet u in uw werk: kracht zetten met uw armen of handen?
7%
11%
18%
64%
stevig knijpen met uw handen?
4%
4%
22%
71%
grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten?
3%
3%
11%
83%
Heeft u in het werk trillend(e) gereedschap of apparaten in uw handen?
2%
1%
5%
92%
Rijdt u in het werk in voertuigen?
5%
6%
6%
83%
16%
15%
18%
51%
Moet u in uw werk lichamelijk actief (in beweging) zijn? 2004: Kracht, trilling en beweging
(Heel) vaak Regelmatig
Soms Zelden/nooit
Moet u in uw werk: kracht zetten met uw armen of handen?
4%
11%
23%
62%
stevig knijpen met uw handen?
3%
7%
17%
72%
grote kracht uitoefenen op gereedschappen of apparaten?
2%
4%
9%
85%
1%
4%
4%
91%
Heeft u in het werk trillend(e) gereedschap of apparaten in uw handen? Rijdt u in het werk in voertuigen? Moet u in uw werk lichamelijk actief (in beweging) zijn?
6%
4%
8%
82%
19%
17%
19%
46%
Nee
Ja
Nee
Ja
80%
20%
80%
20%
Werktaken 2003
Moet u in uw werk manoeuvreren met zwaar rijdend materieel?
2004
Moet u in uw werk dagelijks meerdere malen met de hand textiel (dweilen,was) uitwringen?
94%
6%
92%
8%
Moet u in uw werk dagelijks handmatig boenen?
95%
5%
93%
7%
Moet u in uw werk precisiewerk uitvoeren?
68%
32%
72%
28%
28%
72%
24%
76%
Aantal
%
Aantal
%
Ja, vaker dan 5 keer per dienst
21
4%
17
4%
Ja, zo nu en dan
93
19%
89
20%
Heeft u in uw werk voldoende hulpmiddelen en werkmaterialen tot uw beschikking? Passief tillen/begeleiden zonder hulpmiddelen 2003
2004
Nee, nooit of zeer zelden
367
76%
334
76%
Totaal
481
100%
440
100%
Laatste drie maanden iets veranderd in lichamelijke zwaarte van werk 2003 Ja, het is zwaarder geworden Ja, het is lichter geworden
2004
Aantal
%
Aantal
%
26
5%
17
4%
7
1%
12
3%
Nee, het is hetzelfde gebleven
459
93%
403
93%
Totaal
492
100%
432
100%
84
2003: Uw mening over het werk N.v.t.
Helemaal
Oneens
Neutraal
Eens Helemaal
mee oneens
mee eens
Ik vind mijn werk lichamelijk belastend
22%
17%
22%
16%
18%
4%
Aan het eind van een dienst ben ik lichamelijk erg moe
12%
12%
29%
24%
18%
5%
Ik vind dat mijn instelling voldoende aandacht besteedt aan het voorkómen van rugklachten
15%
5%
18%
30%
26%
5%
Ik vind dat je in de gezondheidszorg niet zwaarder zou mogen tillen dan 23-25 kg
14%
2%
4%
16%
38%
26%
In mijn instelling zijn voldoende hulpmiddelen en werkmaterialen aanwezig om lichamelijk gezien gezond te werken
18%
3%
14%
31%
29%
5%
Ik vind het onderhoud van hulpmiddelen en werkmaterialen in onze instelling voldoende
21%
2%
14%
32%
27%
3%
Ik heb voldoende training ontvangen in het gebruik van hulpmiddelen en werkmaterialen
37%
3%
11%
22%
23%
4%
Ik heb voldoende training ontvangen in til- en andere werktechnieken
45%
3%
11%
18%
19%
3%
Ik zie er tegenop om op oudere leeftijd uitvoerend werkzaam te blijven in de zorg
28%
10%
20%
20%
16%
6%
In mijn instelling gebruiken we cliëntgebonden tilprotocollen
55%
4%
9%
21%
8%
2%
We hebben in elk team/ op elke afdeling of dienst een aandachtsvelder fysieke belasting
53%
11%
14%
14%
8%
1%
Ik ken de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting goed
41%
14%
17%
16%
9%
3%
Oneens
Neutraal
2004: uw mening over het werk N.v.t.
Helemaal
Mee eens Helemaal
mee oneens
mee eens
Ik vind mijn werk lichamelijk belastend
22%
17%
20%
22%
16%
4%
Aan het eind van een dienst ben ik lichamelijk erg moe
11%
12%
28%
23%
20%
5%
Ik vind dat mijn instelling voldoende aandacht besteedt aan het voorkómen van rugklachten
16%
5%
18%
33%
24%
4%
Ik vind dat je in de gezondheidszorg niet zwaarder zou mogen tillen dan 23-25 kg
15%
2%
7%
19%
36%
21%
In mijn instelling zijn voldoende hulpmiddelen en werkmaterialen aanwezig om lichamelijk gezien gezond te werken
20%
2%
13%
30%
31%
4%
Ik vind het onderhoud van hulpmiddelen en werkmaterialen in onze instelling voldoende
22%
4%
12%
32%
27%
3%
Ik heb voldoende training ontvangen in het gebruik van hulpmiddelen en werkmaterialen
33%
4%
12%
26%
23%
2%
Ik heb voldoende training ontvangen in til- en andere werktechnieken
41%
4%
9%
24%
20%
2%
Ik zie er tegenop om op oudere leeftijd uitvoerend werkzaam te blijven in de zorg
23%
9%
21%
21%
18%
8%
In mijn instelling gebruiken we cliëntgebonden tilprotocollen
53%
2%
10%
23%
10%
2%
We hebben in elk team/ op elke afdeling of dienst een aandachtsvelder fysieke belasting
49%
12%
14%
17%
6%
3%
Ik ken de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting goed
41%
14%
18%
19%
7%
1%
85
2003: Hoe vaak voert u zware zorgtaken uit? N.v.t. Minder dan 1-5 keer per Meer dan 5 1 x per
dienst x per dienst
dienst Til- of transferhandelingen van patiënten binnen de grenzen van het bed zonder gebruik te maken van een elektrisch hoog/laag bed
80%
10%
8%
2%
Til- of transferhandelingen van nauwelijks of niet meehelpende patiënten vanuit stoel, bed ed naar elders zonder gebruik te maken van een tillift
76%
14%
8%
3%
Het aan- of uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen zonder hulpmiddelen als de easy slide of eureka
79%
14%
7%
1%
Het wassen of douchen van passieve patiënten op niet in hoogte verstelbaar materiaal
83%
10%
7%
0%
Het geven van wondverzorging of andere vormen van zorg of behandeling bij een liggende patiënt op niet in hoogte verstelbaar materiaal
83%
14%
4%
0%
Het wassen van een liggende patiënt op een niet in hoogte verstelbaar bed
91%
7%
2%
0%
2004: Hoe vaak voert u zware zorgtaken uit?
Til- of transferhandelingen van patiënten binnen de grenzen van het bed zonder gebruik te maken van een elektrisch hoog/laag bed
N.v.t. Minder dan
1-5 x per Meer dan 5
1 x per dag
dag x per dienst
82%
10%
6%
1%
Til- of transferhandelingen van nauwelijks of niet meehelpende patiënten vanuit stoel, bed ed naar elders zonder gebruik te maken van een tillift
77%
12%
9%
2%
Het aan- of uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen zonder hulpmiddelen als de easy slide of eureka
82%
12%
6%
0%
Het wassen of douchen van passieve patiënten op niet in hoogte verstelbaar materiaal
81%
13%
5%
0%
Het geven van wondverzorging of andere vormen van zorg of behandeling bij een liggende patiënt op niet in hoogte verstelbaar materiaal
84%
13%
2%
0%
Het wassen van een liggende patiënt op een niet in hoogte verstelbaar bed
92%
7%
1%
0%
86
Werkdruk en werkstress Werktempo en werkhoeveelheid
Moet u erg snel werken?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit 4%
6%
36%
54%
14%
35%
48%
4%
Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?
5%
31%
56%
8%
Werkt u onder tijdsdruk?
9%
27%
55%
9%
Moet u zich haasten?
5%
26%
62%
8%
Kunt u uw werk op uw gemak doen?
2%
26%
58%
14%
Heeft u te maken met een achterstand in uw werkzaamheden?
7%
19%
55%
19%
Heeft u te weinig werk?
0%
1%
13%
86%
Heeft u problemen met het werktempo?
1%
4%
53%
42%
Heeft u te veel werk te doen?
Heeft u problemen met de werkdruk?
2%
10%
60%
28%
Zou u het kalmer aan willen doen in uw werk?
3%
13%
61%
23%
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Emotionele belasting
Is uw werk emotioneel zwaar?
11%
39%
41%
9%
Wordt u in uw werk met dingen geconfronteerd die u persoonlijk raken?
6%
32%
57%
6%
Wordt er door anderen een persoonlijk beroep op u gedaan in uw werk?
12%
34%
46%
7%
2%
4%
57%
37%
Heeft u in uw werk contacten met lastige klanten of patiënten?
15%
37%
39%
10%
Moet u voor uw werk mensen kunnen overtuigen of overreden?
17%
48%
29%
6%
6%
37%
48%
9%
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
4%
20%
55%
20%
Is voor uw werk creativiteit vereist?
29%
49%
19%
2%
Is uw werk gevarieerd?
27%
56%
15%
2%
Vraagt u werk een eigen inbreng?
45%
45%
9%
0%
Doet uw werk voldoende beroep op al uw vaardigheden en capaciteiten?
31%
52%
14%
3%
Heeft u in uw werk voldoende afwisseling?
26%
55%
17%
2%
Voelt u zich persoonlijk aangevallen of bedreigd in uw werk?
Komt u door uw werk in aangrijpende situaties terecht? Afwisseling in het werk
Moet u in uw werk telkens dezelfde dingen doen?
Zelfstandigheid in het werk Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden?
27%
63%
9%
1%
Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden?
28%
52%
19%
2%
Heeft u invloed op het werktempo?
14%
42%
40%
4%
Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert?
16%
59%
24%
1%
Kunt u uw werk even onderbreken als u dat nodig vindt?
18%
34%
42%
6%
Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen?
19%
48%
31%
2%
Kunt u meebeslissen over het tijdstip waarop iets af moet zijn?
9%
46%
41%
5%
Kunt u zelf bepalen hoeveel tijd u aan een bepaalde activiteit besteedt?
12%
48%
36%
4%
Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op?
18%
71%
11%
0%
Kunt u uw werk zelf indelen?
17%
55%
24%
3%
7%
41%
43%
9%
Kunt u zelf de inhoud van uw werkzaamheden bepalen?
87
Relatie met directe leiding Altijd
Vaak
Soms
Nooit
krijgt?
23%
42%
29%
6%
Kunt u als dat nodig is uw directe leiding om hulp vragen?
30%
40%
27%
3%
Is uw verstandhouding met uw directe leiding goed?
32%
46%
18%
3% 58%
Kunt u op uw directe leiding rekenen wanneer u het in uw werk wat moeilijk
Heeft u conflicten met uw directe leiding?
1%
3%
38%
20%
40%
32%
8%
1%
2%
6%
91%
Is uw directe leiding vriendelijk tegen u?
39%
46%
13%
2%
Heerst er tussen u en uw directe leiding een prettige sfeer?
33%
46%
19%
2%
1%
2%
38%
59%
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Pauzeert u in aanwezigheid van cliënten/patiënten?
14%
15%
19%
52%
Moet u tijdens uw pauze controle houden over cliënten/patiënten?
20%
11%
16%
53%
Heeft u voldoende invloed op de planning van uw dienstrooster?
27%
48%
16%
9%
Bestaan er mogelijkheden voor u tot parttime werken?
60%
22%
10%
8%
Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding? Heeft u te maken met agressie van uw directe leiding?
Doen zich tussen u en uw directe leiding vervelende gebeurtenissen voor? Werk- en rusttijden, personele bezetting
Bestaan er mogelijkheden voor u tot werken op uren die passen bij uw privé-situatie?
28%
37%
23%
12%
Vindt u dat vacatures snel genoeg worden vervuld?
6%
29%
45%
20%
Vindt u dat de vervanging bij ziekte goed is geregeld?
4%
23%
46%
26%
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
werkstress?
8%
38%
45%
10%
Kan uw direct leidinggevende werkdrukproblemen goed signaleren?
7%
33%
46%
14%
Maakt uw direct leidinggevende werkdrukproblemen goed bespreekbaar?
10%
34%
43%
12%
Bespreekt u werkdrukproblemen met collega's?
27%
50%
21%
2%
22%
47%
26%
5%
Nee
Ja
Ik kan wel zeggen dat ik tegen mijn werk opzie
89%
11%
Ik doe mijn werk omdat het moet, daarmee is alles wel gezegd
92%
8%
Meestal vind ik het wel prettig om aan de werkdag te beginnen
14%
86%
Na zo'n vijf jaar heb je het in dit werk wel gezien
82%
18%
Ik vind mijn werk nog steeds boeiend, elke dag weer
24%
76%
Het idee dat ik dit werk nog tot mijn pensioen moet doen, benauwt me
62%
38%
Ik heb plezier in mijn werk
11%
89%
Ik moet telkens weerstand bij mezelf overwinnen om mijn werk te doen
94%
6%
Ik moet mezelf er vaak toe zetten om een werkopdracht uit te voeren
93%
7%
Werkdrukproblemen
Houdt uw direct leidinggevende voldoende rekening met werkdruk en
Worden ingrijpende of traumatische ervaringen goed opgevangen binnen de organisatie? Plezier in het werk
88
Herstelbehoefte Nee
Ja
Ik vind het moeilijk om me te ontspannen aan het einde van een werkdag
73%
27%
Aan het einde van een werkdag ben ik echt op
62%
38%
Mijn baan maakt dat ik me aan het eind van een werkdag nogal uitgeput voel
61%
39%
Na het avondeten voel ik me meestal nog vrij fit
49%
51%
Ik kom meestal pas op een tweede vrije dag tot rust
63%
37%
Het kost mij moeite om me te concentreren in mijn vrije uren na het werk
79%
21%
66%
34%
Ik kan weinig belangstelling opbrengen voor andere mensen, wanneer ik zelf net thuis ben gekomen Het kost mij over het algemeen meer dan een uur voordat ik helemaal hersteld ben na mijn werk
47%
53%
Als ik thuis kom moeten ze mij even met rust laten
50%
50%
61%
39%
80%
20%
Het komt vaak voor dat ik na een werkdag door vermoeidheid niet meer toekom aan andere bezigheden Het komt voor dat ik tijdens het laatste deel van de werkdag door vermoeidheid mijn werk niet meer zo goed kan doen Heeft u op dit moment dezelfde functie als in 2001? Aantal
%
Ja
299
68%
Nee
143
32%
Totaal
442
100%
Verandering werksituatie Ja,
Ja,
Nee,
Ja,
Ja,
erg enigszins
hetzelfde
enigszins
erg
verbeterd verbeterd
gebleven verslechterd verslechterd
Verandering: Werktempo en de werkhoeveelheid?
4%
10%
43%
34%
9%
Verandering: De emotionele belasting?
1%
5%
67%
24%
3%
Verandering: De afwisseling in het werk?
3%
14%
75%
7%
1%
Verandering: De zelfstandigheid in het werk?
3%
12%
78%
6%
1%
Verandering: De relatie met de direct leidinggevende?
6%
12%
64%
13%
5%
Verandering: Werk- en rusttijden en de personele bezetting?
2%
6%
66%
20%
6%
werkdrukproblemen?
2%
8%
60%
24%
6%
Verandering: Uw plezier in het werk?
4%
9%
68%
15%
4%
Verandering: Uw herstelbehoefte?
1%
4%
67%
25%
3%
Aantal
%
376
83%
Verandering: De wijze waarop wordt omgegaan met
Training en instructie
Nee Ja, via een stresstraining Ja, via een schriftelijke voorlichting
11
2%
6
1%
Ja, via een training persoonlijk timemanagement
12
3%
Ja, op een andere wijze
46
10%
451
100%
Totaal
89
Agressie en geweld op het werk Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk een situatie meegemaakt waarin lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt? 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
309
62%
281
63%
Afgelopen jaar 1 of meerdere keren
93
19%
85
19%
Iedere 6 maanden 1 of meerdere keren
24
5%
23
5%
Afgelopen jaar niet
Iedere 3 maanden 1 of meerdere keren
23
5%
18
4%
Iedere maand 1 of meerdere keren
30
6%
27
6%
Iedere week 1 of meerdere keren Totaal
20
4%
13
3%
499
100%
447
100%
Als u terugdenkt aan de laatste keer dat tijdens uw werk lichamelijke agressie tegen u werd gebruikt, tot welke categorie behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) 2003
2004
%
%
niet van toepassing
38%
41%
klanten/cliënten/patiënten
41%
43%
collega's en/of leiding
1%
1%
bezoekers
3%
3%
37%
41%
psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers groepje jongeren
0%
1%
bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega's waren
2%
3%
Totaal
504
441
Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk serieus bedreigd? 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
Afgelopen jaar niet
316
63%
273
61%
Afgelopen jaar 1 of meerdere keren
108
22%
110
24%
Iedere 6 maanden 1 of meerdere keren
18
4%
18
4%
Iedere 3 maanden 1 of meerdere keren
25
5%
18
4%
Iedere maand 1 of meerdere keren
21
4%
24
5%
Iedere week 1 of meerdere keren Totaal
12
2%
6
1%
500
100%
449
100%
Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u serieus werd bedreigd tijdens uw werk, tot welke categorie behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) 2003
2004
%
%
niet van toepassing
46%
43%
klanten/cliënten/patiënten
34%
40%
2%
0%
collega's en/of leiding bezoekers psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers
4%
4%
35%
36%
groepje jongeren
0%
0%
bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega's waren
3%
3%
Totaal
498
439
90
Kunt u aangeven hoe vaak u de afgelopen 12 maanden tijdens uw werk te maken heeft gehad met lastig gedrag? 2003 Aantal
2004 %
Aantal
%
Afgelopen jaar niet
196
39%
160
36%
Afgelopen jaar 1 of meerdere keren
111
22%
114
25%
Iedere 6 maanden 1 of meerdere keren
28
6%
21
5%
Iedere 3 maanden 1 of meerdere keren
34
7%
24
5%
Iedere maand 1 of meerdere keren
62
12%
62
14%
Iedere week 1 of meerdere keren Totaal
70
14%
67
15%
501
100%
448
100%
Als u terugdenkt aan de laatste keer dat u te maken had met lastig gedrag tijdens uw werk, tot welke categorieën behoorden de daders? (meer antwoorden mogelijk) 2003
2004
%
%
niet van toepassing
30%
29%
klanten/cliënten/patiënten
44%
48%
collega's en/of leiding
8%
10%
bezoekers
5%
5%
38%
43%
psychiatrisch patiënten, verslaafden, zwervers groepje jongeren
1%
1%
bekende personen, die eerder agressief tegen mij of mijn collega's waren
3%
3%
Totaal
502
444
Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van lichamelijk geweld: 2003 Nee
Ja
2004 Weet
Nee
Ja
niet
Weet niet
Licht letsel opgelopen (schaafwonden, blauwe plekken, bloedneus, blauw oog etc)
86%
14%
0%
85%
14%
99%
1%
0%
99%
1%
Weet
Nee
Ja
1%
Ernstig letsel opgelopen (steekwond, botbreuk, bewusteloosheid, kneuzingen etc)
Heeft u de afgelopen 12 maanden ten gevolge van agressie en geweld in uw werk: 2003 Nee
Ja
2004 niet
Weet niet
Wel eens verzuimd van uw werk?
96%
4%
0%
96%
4%
0%
Langer dan 4 weken verzuimd van uw werk?
98%
2%
0%
100%
0%
0%
Wel eens minder goed gefunctioneerd in uw werk?
77%
20%
3%
74%
23%
3%
Langer dan 4 weken minder goed gefunctioneerd in uw werk?
93%
6%
1%
94%
5%
0%
Uw plezier in het werk verloren?
81%
17%
2%
83%
16%
1%
Serieus overwogen van baan te veranderen?
86%
12%
2%
86%
13%
1%
91
Bent u de afgelopen 12 maanden vaak op uw hoede voor agressie en geweld in uw werk? 2003
2004
%
%
Nee
59%
55%
Ja
39%
43%
Weet niet Totaal
3%
2%
100%
100%
Heeft u ten gevolge van agressie- of geweldsincidenten die u de afgelopen 12 maanden op uw werk heeft meegemaakt, op dit moment nog één van de volgende klachten? 2003 Nee
Ja
2004 Weet
Nee
Ja
niet
Weet niet
Last van beelden en herinneringen erover, die u niet van u af kunt zetten
95%
4%
1%
95%
5%
0%
Bepaalde plaatsen, taken of personen moeten mijden omdat u er angstig van wordt
92%
7%
1%
93%
7%
0%
Er niet aan willen denken en/ of er niet over willen praten
96%
3%
1%
95%
4%
1%
geweldsincident
87%
12%
1%
89%
10%
1%
Neerslachtigheid, als u eraan denkt of er aan herinnerd wordt
92%
6%
2%
93%
6%
1%
Weet
Nee
Schrikreacties bij gebeurtenissen, die lijken op het agressie- en of
Beleid t.a.v. agressie en geweld 2003 Nee
Ja
2004 Ja
niet
Weet niet
Bent u door uw werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld wat u moet doen als u agressie en/of geweld ondervindt?
28%
66%
7%
38%
55%
7%
Kunt u, als u dat wilt, een training 'omgaan met agressie' volgen?
9%
68%
22%
9%
65%
26%
25%
44%
31%
24%
42%
34%
Heeft uw werkgever een vertrouwenspersoon voor agressie en geweld aangewezen?
92
Verzuim 2003 Nee
2004
Ja Weet niet
Nee
Ja Weet niet
Bent u door uw werkgever schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld wat u moet doen als u ziek bent?
3%
97%
0%
2%
98%
1%
Wanneer u zich ziek meldt, vind er dan verzuimcontrole plaats door uw werkgever of arbodienst?
8%
80%
13%
7%
79%
14%
Wanneer u zich ziek meldt, krijgt u dan één of meer dagen minder of geen loon uitbetaald?
74%
3%
23%
74%
4%
21%
Wanneer u zich ziek meldt, wordt u dan gekort op vakantie- of ADV-dagen?
77%
5%
18%
76%
4%
20%
Wordt u door uw werkgever beloond wanneer u weinig ziek bent?
89%
3%
7%
89%
4%
7%
2%
89%
9%
2%
90%
7%
Is uw organisatie aangesloten bij een arbodienst? Is er in uw organisatie iemand als verzuimcoördinator of case-manager aangesteld?
21%
31%
47%
20%
34%
46%
Heeft de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging inspraak in het ziekteverzuim- en reïntegratiebeleid binnen uw organisatie?
6%
38%
57%
4%
35%
61%
Is het onderwerp ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers wel eens besproken in een werkoverleg?
32%
54%
14%
26%
59%
15%
Heeft u van uw werkgever wel eens schriftelijke informatie gehad over ziekteverzuim en begeleiding van zieke werknemers?
23%
66%
11%
20%
67%
13%
Allergene stoffen Gebruikt u handschoenen bij uw werk? 2003
2004
Aantal
%
Aantal
%
94
19%
68
15%
Ja, soms
140
28%
123
27%
Nee
269
53%
258
57%
Totaal
503
100%
449
100%
Ja, regelmatig
Zo ja, maakt u dan gebruik van latexvrije handschoenen? 2003 Nee, er zijn geen latexvrije handschoenen beschikbaar
2004
Aantal
%
Aantal
%
64
28%
42
22%
Bij sommige werkzaamheden niet, bij andere wel
66
29%
52
27%
Ja, bij alle werkzaamheden
33
14%
22
12%
Weet niet
67
29%
74
39%
230
100%
190
100%
Nee
Ja
Nee
Ja
Heeft u voorlichting gekregen over latexallergie?
97%
3%
96%
4%
Weet u wat u zelf kunt doen om latexallergie te voorkomen?
87%
13% 13%
Totaal Latexvrije handschoenen
2003
2004
88%
12%
Wordt er volgens u voldoende gedaan door de instelling om latexallergie te voorkomen?
90%
10%
87%
Heeft u op het moment zelf last van latexallergie?
98%
2%
98%
2%
100%
0%
99%
1%
Heeft u zich wel eens ziek gemeld omdat u last had latexallergie?
93
94
Bijlage 7 Casestudies
95
96
Casestudie 1 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Brede GGZ 400 – 700 fte Falke & Verbaan - Nee SKB – Nee Nee · Cursussen omgaan met agressie voor verplegend en ondersteunend personeel · Cursussen ziekteverzuimgesprekken voor leidinggevenden · Protocol ziekteverzuim in overleg en samenwerking met Arbodienst herzien · RI&E uitgevoerd in september 2002 · Tilmiddelen en –cursussen · Ziekteverzuim vast agendapunt management/directie overleg
Ontwikkeling verzuimpercentage en percentage WAO-instroom 2000 – 2003 5,00%
9,00% 8,00%
4,00%
7,00%
3,00%
6,00% 2,00%
5,00% 1,00%
4,00% 3,00%
0,00%
2000
2001
2002
verzuimpercentage
2003
2000
2001
2002 WAO-instroom
Het verzuim in deze instelling is in het afgelopen jaar, na een lichte daling, toegenomen. Dit geldt eveneens voor de WAO-instroom. Een belangrijke verklaring voor de stijging volgens de OR en de arbocoördinator is de in 2003 ingezette reorganisatie.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant heeft volgens de arbocoördinator weinig tot geen invloed gehad op het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom of blootstelling aan risico’s. Van de STIP-subsidies is wel gebruik gemaakt. De subsidies zijn volgens de arbocoördinator echter geen belangrijke impuls geweest om nieuwe maatregelen te nemen. Zij zijn juist gebruikt om bestaande initiatieven te financieren.
97
2003
De OR heeft het arboconvenant willen aangrijpen om speerpunten op het gebied van arbobeleid te formuleren. Dit is niet gebeurd door de reorganisatie. De RI&E gaat nu gebruikt worden om speerpunten op te stellen en biedt volgens de OR ook meer praktische aanknopingspunten hiervoor dan het arboconvenant.
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Economische factoren zijn voor de instelling een belangrijke impuls om maatregelen te nemen, meent de arbocoördinator. Ook de na de fusie aangestelde Raad van Bestuur ziet de kosten van verzuim als belangrijke factor, met name om leidinggevenden te doordringen van het belang van verzuimpreventie. Ook de stijging van het ziekteverzuim is volgens de nieuwe Raad van Bestuur reden tot het nemen van maatregelen. De Raad van Bestuur noemt het opvallend dat het verzuim in deze instelling stijgt, terwijl er landelijk sprake is van een daling. De arbocoördinator vindt dat ook incidenten en de bezoeken van de Arbeidsinspectie het nemen van maatregelen stimuleren. CAO-verplichtingen leiden volgens de coördinator eveneens tot veranderingen en aanpassingen. De uitkomsten van de RI&E, uitgevoerd omdat het wettelijk verplicht is, en de Wet Verbetering Poortwachter geven volgens de OR en de arbocoördinator eveneens aanknopingspunten om maatregelen te nemen. De OR en arbocoördinator zeggen beiden dat de komst van een nieuwe Raad van Bestuur van positieve invloed kan zijn op het nemen van maatregelen. De OR benoemt aanvullend maatschappelijke tendensen als belangrijke factor om maatregelen te nemen. Er is een periode veel aandacht geweest voor arbobeleid. Nu is er juist aandacht voor het mogelijk schrappen van arboregels. Deze landelijke aandacht is een reden voor de instelling om hun eigen beleid, maatregelen en aanpak te herzien. Onderstaande tabel geeft de factoren weer die het nemen of herzien van maatregelen bevorderen in deze organisatie. Rangorde bevorderende factoren 1. Kosten verzuim 2. Stijging verzuim 3. Incidenten 3. Arbeidsinspectie 4. CAO-verplichtingen 5. Wettelijke verplichtingen 6. Uitkomsten RI&E 7. Nieuwe Raad van Bestuur 8. Maatschappelijke tendens (landelijke aandacht voor arbo en verzuim)
98
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De voornaamste factor die het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAOinstroom en blootstelling aan risico’s ten negatieve beïnvloedt, is volgens de arbocoördinator en de OR de onlangs afgeronde reorganisatie. Arbo- en verzuimbeleid is hierdoor op een laag pitje komen te staan. Management en OR hadden andere zaken aan het hoofd, zoals bijvoorbeeld gedwongen ontslagen. De arbocoördinator heeft benoemd dat de voor de fusie actieve Raad van Bestuur weinig aandacht toonde voor het arboconvenant. Het lijkt alsof arbeidsomstandigheden in de organisatie überhaupt weinig prioriteit krijgen. Zo is er binnen de organisatie slechts beperkte capaciteit voor het uitvoeren van arbotaken en is er bij leidinggevenden weinig aandacht voor arbeidsomstandigheden en verzuim. Het relatief lage verzuim van de instelling wordt genoemd als reden voor deze beperkte aandacht. De nieuwe Raad van Bestuur grijpt de stijging in het verzuim aan om maatregelen te nemen. Een andere mogelijke verklaring voor de lage prioriteit aan arbeidsomstandigheden is dat het belang van maatregelen – wat levert het ons op – niet altijd wordt ingezien door leidinggevenden noch door uitvoerende medewerkers. Een derde factor die het nemen van maatregelen kan belemmeren, is onduidelijkheid over verantwoordelijkheden. De OR zegt dat er onduidelijke verantwoordelijkheden zijn tussen de verschillende ‘lagen’ in de organisatie, waardoor niet altijd duidelijk is wie welke rol speelt bij verzuim en reïntegratie. De nieuwe Raad van Bestuur noemt duidelijkheid over verantwoordelijkheden als belangrijke randvoorwaarde voor het wél laten slagen van maatregelen – de Raad laat zich niet uit of er op dit moment sprake is van onduidelijkheden. Rangorde belemmerende factoren 1. Reorganisatie 2. Beperkte betrokkenheid voormalige Raad van Bestuur 3. Geen prioriteit aan arbo 4. Onduidelijke verantwoordelijkheden
Conclusie Mede als gevolg van het relatief lage verzuim in de instelling en de reorganisatie is er bij de (oude) Raad van Bestuur weinig aandacht voor arbeidsomstandigheden en verzuim geweest. Het belang van het nemen van maatregelen is niet altijd ingezien, noch op tactisch/strategisch noch uitvoerend niveau. Het arboconvenant heeft hierdoor weinig voet aan de grond gekregen in de organisatie.
99
Casestudie 2 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Brede GGZ > 1000 fte Falke & Verbaan - Ja SKB – Ja Nee, wel schema en planning · Verzuimbegeleiding en verzuimplan; verzuimcijfers specifiek op afdelingsniveau; oorzaken van verzuim in kaart gebracht op afdelingsniveau · Tilcursussen · Werkdruk monitor uitgevoerd in één van de onderdelen · RI&E in één onderdeel van de organisatie · Doorlichten WAO-gevallen
Ontwikkeling verzuimpercentage 2000 – 2003
9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2000
2001
2002
2003
Het verzuim in deze instelling is in de afgelopen jaren gedaald, tot onder de voor 2003 ten doelgestelde 5,8%. Verklaringen voor deze daling zijn volgens de arbocoördinator de landelijke en interne aandacht voor arbeidsomstandigheden en verzuim. Ook de nieuwe aanpak van verzuim, ingezet als gevolg van de training van Falke en Verbaan, is een verklaring voor de daling.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant in het geheel heeft een positieve impuls gegeven aan het aanpakken van verzuim, WAO-instroom en de blootstelling aan risicofactoren. Het arboconvenant heeft er volgens de arbocoördinator voor gezorgd dat er landelijk (via de media) meer aandacht werd gegeven aan verzuim en reïntegratie, waardoor er ook intern meer aandacht naar uitging. De OR meent dat juist die extra aandacht heeft geleid tot een daling in het verzuim.
100
De Wet Verbetering Poortwachter heeft dit alles versterkt. Bovendien zijn de subsidies en de ondersteuningsmogelijkheden van het arboconvenant een extra impuls geweest om maatregelen te nemen en cursussen te volgen. Op het gebied van blootstelling aan risicofactoren en het aanpakken van de WAO-instroom hebben met name de STIP-subsidies een effect gehad voor deze instelling. Op het gebied van verzuim is met name het ondersteuningstraject van belang geweest. Het netwerk van arbocoördinatoren heeft volgens de arbocoördinator een meerwaarde gehad. De coördinator werd hierdoor in de gelegenheid gesteld ervaringen en kennis uit te wisselen. Dit gaf een extra stimulans om maatregelen te introduceren.
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Het hoge verzuim was een eerste aanleiding om maatregelen te nemen op dit gebied. Op dat zelfde moment werd een pilot opgestart op het gebied van verzuim, vooruitlopend op het arboconvenant. De instelling heeft hieraan meegewerkt, wat een positieve invloed gehad voor het opzetten van een nieuwe aanpak van verzuim. Tweede impuls die voor de instelling van belang was, was de Wet Verbetering Poortwachter. Hierdoor kregen verzuim en reïntegratie landelijk nog meer aandacht. De OR ziet de wet als de belangrijkste factoren die het nemen van maatregelen hebben beïnvloed. De derde factor was het arboconvenant zelf. Zowel van de ondersteuningstrajecten als van de subsidiemogelijkheden is gebruik gemaakt. De subsidies hebben een extra impuls kunnen geven aan onderwerpen als psychosociale belasting. Verschillende cursussen zijn bijvoorbeeld gesubsidieerd via de STIP-regeling. Ook is een werkdruk monitor uitgevoerd in één van de onderdelen van de instelling. Een vierde factor, die door de OR is benoemd, is het signaleren van knelpunten door de medewerkers zelf. Klachten of onvrede onder medewerkers kunnen volgens de OR ook leiden tot het nemen van maatregelen. Rangorde bevorderende factoren 1. 2. 3. 4.
Hoogte verzuim Wet Verbetering Poortwachter Arboconvenant (subsidies en ondersteuningstrajecten) Klachten van medewerkers
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De volgende factoren werken bij deze instelling belemmerend bij het nemen van maatregelen. Rangorde belemmerende factoren 1. 1. 2.
Cultuur van de instelling Arbostructuur in de instelling Geen prioriteit aan arbo
101
De cultuur van de instelling maakt enerzijds dat er nog weinig aandacht is voor het personeel. Er gaat veel aandacht uit naar ontwikkelingen in de zorg en cliëntenzorg, maar niet naar ontwikkelingen op het gebied van personeelszorg. Anderzijds laat verzorgend personeel zich niet graag verzorgen, aldus de arbocoördinator. Dit kan leiden tot een beperktere aandacht van de leidinggevende én de medewerker voor klachten, arbeidsomstandigheden en verzuim. Ook de arbostructuur in de instelling belemmert het nemen en vooral het beklijven van maatregelen, meent de arbocoördinator. De circuitdirecteur is verantwoordelijk voor het arbobeleid op circuitniveau en de arbocoördinator, op centraal niveau, beschikt over de kennis en expertise op dit gebied. In de lijn is er verder weinig tot geen kennis over arbeidsomstandigheden. Kennis is daarom ook moeilijk uit te dragen en implementatie lastig. De OR meent bovendien dat het beleid versnipperd is doordat circuitdirecteuren eigen beleid op kunnen stellen. Derde belemmerende factor is het niet prioriteren van arbobeleid – dit vloeit wellicht voort uit de instellingscultuur. Sommige leidinggevenden hechten weinig belang en aandacht aan arbeidsomstandigheden en verzuim. Dit kan een belemmerende werking hebben. De OR beaamt dit. Volgens de arbocoördinator kan het inzichtelijk maken van de kosten van verzuim hier verandering in brengen.
Conclusie Het hoge verzuim was voor de instelling reden om hier wat aan te doen. De subsidies en ondersteuningstrajecten van het arboconvenant gaven de organisatie aanknopingspunten om ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Een andere aanpak en aandacht voor verzuim hebben tot het gewenste resultaat geleid. Maatregelen lijken echter nog onvoldoende beklijfd in de organisatie, doordat er op leidinggevend en uitvoerend niveau (nog) beperkt aandacht is voor arbo en verzuim.
102
Casestudie 3 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
RIBW < 100 fte Falke & Verbaan – Nee SKB - Nee Nee · Verzuimprotocol · Werkdruk monitor uitgevoerd en knelpunten aangepakt · RI&E uitgevoerd · Arbogroep opgericht · BHV-cursussen
Ontwikkeling verzuimpercentage 2000 – 2003
9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2000
2001
2002
2003
Het verzuim is in deze instelling in de afgelopen vier jaar gestegen. De trend zet zich in 2004 door. Verklaringen voor het hoge verzuim heeft de arbocoördinator/directeur niet. De oorzaken van verzuim zijn zo verschillend dat er geen beleid op te voeren is, aldus de arbocoördinator/directeur. De OR suggereert dat de werksfeer in de organisatie een mogelijke oorzaak is.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant heeft volgens de arbocoördinator/directeur geen rol gespeeld in het wel of niet nemen van maatregelen. Enkele arbo-bijeenkomsten zijn bijgewoond en informatie is doorgelezen. De informatie werd echter niet praktisch genoeg gevonden, waardoor er weinig mee is gedaan. De subsidies zijn geen aanleiding geweest om ondersteuning te vragen of extra maatregelen in te voeren. “Het aanvragen ervan kost te veel tijd. Alle papieren, strategieën en verantwoording die je moet afleggen - daar hebben wij de capaciteit niet voor.”
103
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Wettelijke verplichtingen, zoals de Wet Verbetering Poortwachter die met zich meebracht, zijn volgens de arbocoördinator/directeur de belangrijkste impuls voor het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s. De OR vult dit aan en meldt dat er gedaan wordt wat wettelijk gezien gedaan moet worden. Klachten van medewerkers over werkplek of anderszins (incidenten) zijn ook een reden om zaken aan te pakken. Derde impuls is het financiële aspect van verzuim. Het feit dat verzuim geld kost, is voor de directie een reden hier aandacht aan te besteden en nieuwe maatregelen te nemen. De OR beaamt dit laatste. Rangorde bevorderende factoren 1. Wettelijke verplichtingen (Wet Verbetering Poortwachter) 2. Incidenten (klachten) 3. Kosten van verzuim
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De arbocoördinator/directeur heeft geen belemmerende factoren benoemd. Uit het interview blijkt wel dat de arbocoördinator/directeur niet gelooft in mogelijkheden om het verzuim aan te pakken. Het verzuim wordt toegeschreven aan oorzaken buiten het werk (ernstige ziekte, privéproblemen) en er wordt gewezen op de beperkte mogelijkheden om het verzuim aan te pakken (“medewerkers zijn niet verplicht om te zeggen wat ze hebben”). De OR heeft ook geen concrete belemmerende factoren benoemd. Wel zegt de OR dat verzuim en arbo lastige materie is en dat het tijd kost om deze je eigen te maken. Het is echter wel nodig om die kennis te hebben, voordat je iets kunt bereiken. Doordat de OR een aantal jaren geleden nieuw is aangetreden, moest kennis op dit gebied weer worden gekweekt. Daarnaast meent de OR dat de achterban weinig kennis heeft over arbo en verzuim en hun rechten en plichten daarbij. Dat maakt dat eventuele ‘gebreken’ ook onzichtbaar blijven. Rangorde belemmerende factoren 1. Weinig vertrouwen van directeur in mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het verzuim 2. Gebrek aan kennis over arbo en verzuim
Conclusie De directie lijkt niet open te staan voor maatregelen om verzuim tegen te gaan tenzij dit wettelijke verplichtingen betreffen. Hierdoor is er ook met het arboconvenant weinig tot niets gedaan en heeft het convenant weinig effect kunnen ressorteren in de organisatie.
104
Casestudie 4 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Forensische psychiatrie 100 – 400 fte Falke & Verbaan– nee SKB - Nee Nee · RI&E uitgevoerd in 2002 · Verzuimprotocol aangescherpt · Agressieprotocol en agressieregistratieprotocol aangescherpt
Ontwikkeling verzuimpercentage 2000 – 2003
9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2000
2001
2002
2003
Het verzuim in deze instelling is laag. Dit is volgens de directie, de arbocoördinator en de OR te verklaren door de open cultuur van de instelling. De instelling werkt vanuit het principe dat zowel patiënten als personeel samen verantwoordelijk zijn voor een fijne en veilige werkplek en leven. Communicatie is hierbij een belangrijk element. Daarnaast zijn er bepaalde randvoorwaarden die volgens de respondenten maken dat de werknemers veel over hebben voor de organisatie. Voorbeelden zijn het werken met vaste roosters, niet werken met uitzendkrachten en ruime mogelijkheden voor verlof.
Meerwaarde arboconvenant Voor de instelling heeft het arboconvenant weinig toegevoegde waarde gehad. Er is geen gebruik gemaakt van STIP-subsidies of ondersteuningstrajecten. De informatie uit het arboconvenant en de werkpakketten heeft daarentegen wel ondersteunend gewerkt bij het verder uitwerken van protocollen en dergelijke. De arbocoördinator geeft aan de informatie ook in de toekomst wellicht te zullen gebruiken. Ook de OR meent dat, wanneer daar aanleiding toe is, zij de informatie wil gaan gebruiken.
105
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Wettelijke verplichtingen en onduidelijkheden in werkwijzen zijn voor de instelling de belangrijkste impulsen om maatregelen te nemen, protocollen op te stellen of aan te scherpen. Onduidelijkheden kunnen ontstaan omdat er weinig op papier is vastgelegd over de werkwijzen, tenzij de wet daar om vraagt. Onduidelijkheden kunnen bijvoorbeeld naar voren komen wanneer nieuwe medewerkers aan slag gaan. Ook incidenten kunnen leiden tot het nemen van nieuwe maatregelen. Dit speelt met name op het gebied van agressie en onveiligheid. De interne cultuur maakt volgens de respondenten dat er al veel aandacht voor eventuele knelpunten in de werkzaamheden, zodat er volgens de arbocoördinator niet echt sprake is van het nemen van nieuwe maatregelen. “Het gaat meer om de puntjes op de i zetten op basis van wetgeving of om zaken te verduidelijken.” De directeur en de OR sluiten zich hierbij aan. De directie voegt toe dat het lage verzuimcijfer ook een indicatie is voor het belang dat de organisatie hecht aan goede arbeidsomstandigheden en personeelszorg. Rangorde bevorderende factoren 1. Wettelijke verplichtingen 2. Onduidelijkheden in werkwijze 3. Incidenten 4. Aandacht voor personeelszorg
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Doordat het primaire proces centraal staat, krijgen arbeidsomstandigheden en verzuimbeleid op leidinggevend en directieniveau niet altijd prioriteit. Voor het uitvoerend niveau zijn maatregelen veelal onzichtbaar en het onderwerp leeft ook niet erg op de werkvloer. Ook zien medewerkers en leidinggevenden niet altijd het belang van de maatregelen in. Rangorde belemmerende factoren 1. Geen prioriteit aan arbo
Conclusie Het arboconvenant heeft in deze instelling weinig voet aan de grond gekregen. Er zijn twee mogelijke oorzaken voor. Ten eerste is er sprake van een laag ziekteverzuim. Dit komt volgens de organisatie door het belang dat zij hecht aan goede arbeidsomstandigheden, een goede sfeer en personeelszorg. Aanvullende maatregelen vindt de organisatie dan niet nodig. Tweede oorzaak is te vinden in de houding van de instelling. De organisatie lijkt terughoudend te staan tegenover initiatieven van buitenaf – de eigen werkwijze staat in alles voorop.
106
Casestudie 5 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten Arboconvenant Uitwerking Arboconvenant in actieplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Brede GGZ > 1000 fte Falke & Verbaan – Ja SKB – Ja Ja · Aanpassing verzuimprotocol · RI&E uitgevoerd in 1999 en 2003 (één locatie) · Vernieuwing van intern ontwikkelde trainingen op het gebied van agressie en onveiligheid en fysieke belasting · Pilot monitor werkdruk · VGWM-groep
Ontwikkeling verzuimpercentage en percentage WAO-instroom2000 – 2003
9,00%
5,00%
8,00%
4,00%
7,00%
3,00%
6,00% 2,00%
5,00% 1,00%
4,00% 3,00%
0,00%
2000
2001
2002
Verzuimpercentage
2003
2000
2001
2002 WAO-instroom
Het verzuimpercentage en de WAO-instroom in deze instelling zijn sinds 2000 gedaald, maar sinds 2002 stijgen zij weer. De stijging is ook in 2004 doorgezet. De daling is volgens de arbocoordinator te verklaren door de interne aandacht voor verzuim, ingezet als gevolg van het arboconvenant, de Wet Verbetering poortwachter en het hoge verzuim in de instelling. Ook de reorganisatie heeft invloed gehad op de daling. De recente stijging is volgens de coördinator te wijten aan het verslappen van aandacht van leidinggevenden voor kort verzuim. “Ze zitten er minder dicht op.” Daarnaast neemt de frequentie van verzuim toe. Dat wil zeggen dat mensen zich vaker voor kortere perioden ziek melden.
Meerwaarde Arboconvenant Het arboconvenant in het geheel heeft een positieve invloed op het aanpakken van verzuim. Het convenant heeft als informerend en ondersteunend instrument gewerkt. Het op verzuim gerichte ondersteuningstraject van het arboconvenant heeft de instelling goed op weg geholpen hier iets aan te doen. Ook informatie in het arboconvenant over andere onderwerpen is waar van toepas-
107
2003
sing gebruikt. Op het gebied van agressie waren reeds maatregelen genomen en vond de organisatie het convenant geen aanleiding om deze te herzien. Van de STIP-subsidies heeft de instelling gebruik gemaakt. Het netwerk van arbocoördinatoren heeft daarnaast op praktisch niveau voor de coördinator veel betekend; het arboconvenant en de werkpakketten op bestuurlijkstrategisch niveau.
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De Wet Verbetering Poortwachter, het arboconvenant en het hoge verzuim in de instelling zijn drie factoren die van grote invloed zijn geweest op het nemen van maatregelen, aldus de arbocoordinator. De kosten van het hoge verzuim waren voor de directie een reden om hier wat aan te gaan doen. De OR zegt met name de Wet Verbetering Poortwachter te zien als belangrijke stimulator om verzuim aan te pakken. Bij de praktische uitvoering is ook de rol van de Arbeidsinspectie van invloed. Een (negatieve) bevinding kan een positief gevolg hebben op het aanpassen van maatregelen of het nemen van nieuwe maatregelen. Ook incidenten kunnen van invloed zijn. Rangorde bevorderende factoren 1. Wet Verbetering Poortwachter 1. Arboconvenant (ondersteuningstrajecten en subsidies) 1. Hoogte verzuim en kosten verzuim 2. Arbeidsinspectie 3. Incidenten
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Arbo leeft nog niet bij iedereen in de lijn. Dat betekent dat de aandacht ervoor snel kan verslappen. Aandacht bij leidinggevenden voor arbo en verzuim is vaak ingegeven door incidenten – als het slecht gaat, dan is er opeens aandacht. Vaak ligt ook de prioriteit van de leidinggevenden op andere onderwerpen, menen de OR en de arbocoördinator. Dit was zeker het geval tijdens en voor de fusie. De fusie heeft bovendien het nemen en vooral uitwerken van maatregelen belemmerd. Rangorde belemmerende factoren 1. Geen prioriteit aan arbo 2. Fusie
Conclusie Het hoge verzuim was voor de instelling reden om hier wat aan te doen. De informatie en ondersteuningstrajecten van het arboconvenant gaven de organisatie aanknopingspunten om ook daadwerkelijk aan de slag te gaan. Op het gebied van bijvoorbeeld agressie of psychosociale belasting heeft de instelling minder aan het arboconvenant gehad – maatregelen op dit gebied waren reeds genomen en het convenant gaf geen aanleiding om hier extra aandacht aan te besteden.
108
Casestudie 6 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten Arboconvenant Uitwerking Arboconvenant in actieplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Verslavingszorg 100 – 400 fte Falke & Verbaan – Ja SKB – Ja Ja · Aanpassing verzuimprotocol en -beleid · RI&E uitgevoerd en plan van aanpak opgesteld · Monitor psychische werkdruk en plan van aanpak · Werkgroep Agressie en onveiligheid voor nieuwe werkwijze rondom incidentenmelding
Ontwikkeling verzuimpercentage 2000 – 2003
9.00% 8.00% 7.00% 6.00% 5.00% 4.00% 3.00% 2000
2001
2002
2003
De daling van het verzuim is volgens de arbocoördinator het gevolg van het nieuw ingezette beleid binnen de organisatie. “Men zit er meer boven op. Dat zie je terug in het verzuimcijfer.” De directie verklaart de daling ingezet na 2001 door het wegvallen van een aantal zieken op het lage aantal medewerkers. Het iets hogere verzuimcijfer in 2001 is wellicht te verklaren, denkt de arbocoördinator, omdat er toen minder medewerkers in dienst waren en een beperkt aantal zieken zwaarder wegen in de cijfers.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant is een extra stimulans geweest voor de instelling om maatregelen te nemen op het gebied van verzuim en de blootstelling aan risicofactoren. De instelling heeft gebruik gemaakt van de ondersteuningstrajecten en van subsidiemogelijkheden. Zonder deze ondersteuning en subsidie waren maatregelen ook genomen, maar minder snel of tegen hogere kosten. Het zoeken naar (de juiste) ondersteuning werd wel vergemakkelijkt door de in het arboconvenant aangeboden ondersteuningstrajecten.
109
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De belangrijkste bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s zijn volgens de arbocoördinator interne factoren. Voornaamste interne factor is het besef bij directie en management dat het verzuim te hoog is en een probleem is – zowel in financiële zin als in personele zin. Daarnaast was voor deze instelling het aantreden van een nieuwe coördinator (hoofd P&O) in 2002 een bevorderende factor. De P&O-functie werd daarvoor ‘erbij gedaan’ waardoor arbeidsomstandigheden minder aandacht kregen. Ook externe factoren spelen een rol. De invoering van de Wet Verbetering Poortwachter is hier het belangrijkste voorbeeld van volgens de coördinator, de directie en de OR. De wettelijke verplichtingen die deze wet met zich meebracht, waren voor de instelling een impuls om het verzuimbeleid te herzien. Daarnaast is ook de landelijke aandacht voor verzuim – in de media en in de GGZ-sector – een belangrijke impuls. De STIP-subsidies en de ondersteuningstrajecten van het arboconvenant hebben eveneens bevorderend gewerkt doordat trainingen financieel aantrekkelijker werden. In de onderstaande tabel zijn de factoren gerangschikt naar de mate van invloed op het nemen van maatregelen. Rangorde bevorderende factoren 1. Hoogte verzuim 2. Nieuwe arbocoördinator / hoofd P&O 3. Wet Verbetering Poortwachter 4. Landelijke aandacht voor verzuim 5. Arboconvenant (subsidies en ondersteuningstrajecten)
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risicofactoren wordt niet sterk belemmerd in deze instelling. Bij de implementatie kan de cultuur van de instelling een echter wel belemmerende factor zijn volgens de arbocoördinator, de directie en de OR. Werknemers vatten een nieuwe aanpak van verzuim bijvoorbeeld op als aanval of controle. Daarnaast is het voor een groot deel van de leidinggevenden ook een nieuwe situatie om verzuim te bespreken. De arbocoördinator noemt de rol van de Arbeidsinspectie belemmerend voor het nemen van maatregelen. De knelpunten die de inspectie aanwijst, worden opgelost maar stimuleren de organisatie niet om verder na te denken over aanpassingen in het beleid. Dit komt onder meer door de manier waarop de inspectie te werk gaat; als ambtenaren zien zij toe op de naleving van papierenregels. Dit roept bij de arbocoördinator geen noodzaak tot actie op, anders dan het wederom naleven van de suggesties van de inspectie omdat er anders een boete kan komen. Rangorde belemmerende factoren 1. Cultuur 2. Arbeidsinspectie
110
Conclusie De organisatie staat open voor veranderingen en is als gevolg van een hoog verzuim sinds 2002 bezig met het aanpakken van arbeidsomstandigheden en verzuim. Het arboconvenant heeft de instelling in staat gesteld hier direct mee aan de slag te gaan. Zonder het convenant had het ontwikkelen van een andere verzuimaanpak langer geduurd.
111
Casestudie 7 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
RIBW 100 – 400 fte Falke & Verbaan - Ja SKB – Ja Ja · Verzuimprotocol herzien · Aangepaste cursus verzuim van Falke en Verbaan met nadruk op frequent verzuim · Agressie protocol aangepast · Arbomeldpunt ingesteld · Monitor werkdruk
Ontwikkeling verzuimpercentage 2000 – 2003
9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2000
2001
2002
2003
Het verzuim in de organisatie is in de afgelopen vier jaar gedaald. Deze daling zet door. De voornaamste oorzaak voor deze daling is volgens de OR, de directie en de arbocoördinator de gewijzigde aanpak van verzuim. De organisatie zit dichter op verzuim – leidinggevenden hebben meer een regierol dan voorheen. Overigens was er in het begin een duidelijke daling in het langdurig verzuim maar een stijging in het frequent verzuim. Door frequent verzuim expliciet aandacht te geven, is ook dit gedaald.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant en de ondersteuningstrajecten hebben zeker een meerwaarde gekend voor deze instelling vinden zowel de directie als de arbocoördinator. De informatie uit de werkpakketten en de twee ondersteuningstrajecten werkten aanvullend aan wat de instelling al deed. Zonder het arboconvenant had de instelling het frequent verzuim niet zo snel aangepakt noch een monitor werkdruk zo snel uitgevoerd. De subsidies zijn van ondergeschikt belang in geweest; ook zonder subsidie had de instelling het verzuim aangepakt en ondersteuning gezocht. Juist het
112
zoeken naar ondersteuning werd vergemakkelijkt door de ondersteuningstrajecten van het arboconvenant. De arbocoördinator vindt ook het arbocoördinatorennetwerk een meerwaarde hebben. Het uitwisselen van ervaringen en kennis geeft een extra stimulans.
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Het hoge verzuim en de kosten hiervan waren een eerste aanleiding om maatregelen te nemen op dit gebied. Andere onderwerpen, zoals agressie, zijn meer op de agenda gezet doordat de instelling personeelszorg expliciet als beleidsspeerpunt heeft benoemd. Dat laatste was een belangrijke basis voor het nemen van maatregelen op dit gebied, vinden de arbocoördinator, de OR en de directie. Als gevolg hiervan zijn personeelszorg en arbeidsomstandigheden ook een integraal onderdeel geworden van het takenpakket van leidinggevenden. Door personeelszorg in de lijn te zetten, is de borging gerealiseerd van maatregelen. Borging, zo vinden de arbocoördinator en directie, is essentieel om maatregelen goed uit te werken en werkt bevorderend. Het arboconvenant en de ondersteuningstrajecten hebben een verdere impuls gegeven aan het verfijnen van de verzuimaanpak en aan het aanpakken van bijvoorbeeld werkdruk. Een bevorderende factor is volgens de arbocoördinator ook dat er duidelijke resultaten van de genomen maatregelen zijn. Wanneer er nu nieuwe maatregelen genomen zouden worden, kun je wijzen op het succes. Dit maakt dat leidinggevenden sneller tijd vrij maken en sneller willen meewerken. Ook het aantonen van de financiële consequenties van verzuim is een factor die het nemen van maatregelen bevordert. Onderstaande tabel geeft de factoren weer die het nemen of herzien van maatregelen bevorderen. Rangorde bevorderende factoren 1. Hoogte verzuim en kosten verzuim 1. Arboconvenant 2. Positieve ervaringen
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Voor de instelling zijn er eigenlijk geen belemmerende factoren te benoemen, aldus de arbocoördinator. Bij het starten van het nieuwe verzuimtraject, in dit geval rond 1999, werd er echter weinig prioriteit gegeven aan arbeidsomstandigheden en verzuim. Leidinggevenden waren niet altijd bereid tijd te investeren en dit belemmerde met name de implementatie van maatregelen. Nu de resultaten zichtbaar zijn en de financiële consequenties van verzuim steeds vaker inzichtelijk worden gemaakt, speelt dit veel minder. Mensen zijn bereid tijd te nemen voor en prioriteit te geven aan verzuim en arbeidsomstandigheden. De directie ziet ook de cultuur van de instelling als belemmerende factor – tenminste aan het begin van het traject. Werknemers zagen niet direct de meerwaarde van het verzuimprotocol en de aandacht voor verzuimgedrag. Bovendien waren er leidinggevenden van ‘het oude stempel’ die geleerd hadden nooit te vragen naar redenen van verzuim. Die cultuur moest doorbroken worden. De OR beaamt dat de cultuur in het begin een belemmerende factor is geweest.
113
Rangorde belemmerende factoren 1. Geen prioriteit aan arbo 2. Cultuur
Conclusie Doordat er sprake was van een hoog verzuim, kreeg dit onderwerp aandacht binnen de organisatie. Het arboconvenant is opgepakt als extra instrument om dit aan te pakken en de doelstellingen van het convenant sloten op dit gebied aan bij die van de instelling.
114
Casestudie 8 Kenmerken van de organisatie Instellingssoort Grootteklasse (aantal fte 31-12-2003) Deelname trajecten arboconvenant Uitwerking arboconvenant in beleidsplan Genomen maatregelen
Grafiek 1
Verslavingszorg 100 – 400 fte Falke & Verbaan - Nee SKB – Nee Ja · Verzuimprotocol herzien · Quick Scan psychische belasting · Trainingen omgaan met agressie
Ontwikkeling verzuimpercentage en percentage WAO-instroom 2000 – 2003
9,00%
5,00%
8,00%
4,00%
7,00%
3,00%
6,00%
2,00%
5,00%
1,00%
4,00%
0,00%
3,00% 2000
2001
2002
verzuimpercentage
2003
2000
2001
2002 WAO-instroom
Het verzuim en de WAO-instroom in de organisatie is in de afgelopen vier jaar gedaald. Deze daling zet zich voort. Redenen voor de daling zijn volgens de arbocoördinator, de Raad van Bestuur en de OR de nieuwe aanpak van verzuim. De leidinggevenden zitten dichter op het verzuim, zijn snel in contact met de zieke medewerker. Daarnaast is aandacht besteed aan opleidingsbeleid, herplaatsingen en verruiming van het kinderopvangbudget. Door deze inspanningen is een extra stimulans uitgegaan naar de medewerkers, wat ook van invloed is op het verzuim.
Meerwaarde arboconvenant Het arboconvenant heeft een informerende en ondersteunende rol gespeeld voor deze instelling. Met name de landelijke aandacht die het arboconvenant en de Wet Verbetering Poortwachter hebben gecreëerd voor verzuim heeft als stimulans kunnen werken. Psychische belasting zou zonder het arboconvenant niet direct en niet op dezelfde wijze zijn aangepakt. Zeker op dat gebied heeft het arboconvenant voor de organisatie een meerwaarde gehad. Informatie uit de werkpakketten is gebruikt, ook door de OR. De Raad van Bestuur ziet geen meerwaarde in het arboconvenant. De Raad is van mening dat ziekteverzuim en arbeidsomstandigheden altijd op de agenda moeten staan.
115
2003
Bevorderende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s De hoogte van het verzuim was voor deze instelling de aanleiding om maatregelen te nemen. De nieuwe arbocoördinator heeft opgepikt en het verzuimprotocol herzien. Dat er een nieuwe coördinator kwam heeft volgens de OR ook een positieve invloed gehad op het nemen van maatregelen. De landelijke aandacht, als gevolg van het arboconvenant en de Wet Verbetering Poort Wachter is volgens de arbocoördinator en de OR een extra stimulans geweest om op verzuim te letten. Leidinggevenden zagen namelijk in dat niet alleen de arbocoördinator iets wilde veranderen, maar dat het aanpakken van hoog verzuim in de hele sector speelde. Bovendien geeft de benchmark van verzuimgegevens van Vernet aanleiding om “het beter te doen dan anderen in de sector” waardoor er aandacht blijft voor verzuim. De Raad van Bestuur voegt toe dat ook het intern verspreiden van verzuimcijfers aanleiding geeft tot gezonde concurrentie tussen afdelingen om verzuim consequent en proactief aan te pakken. Onderstaande tabel geeft de factoren weer die het nemen of herzien van maatregelen bevorderen. Rangorde bevorderende factoren 1. Hoogte van verzuim 1. Nieuwe arbocoördinator 2. Landelijke aandacht voor verzuim (door arboconvenant en Wet Verbetering Poortwachter) 3. Benchmark verzuimgegevens (Vernet)
Belemmerende factoren bij het nemen van maatregelen op het gebied van verzuim, WAO-instroom en blootstelling aan risico’s Een belemmerende factor voor de instelling is de fusie begin dit jaar met een andere, grotere, instelling. Hierdoor zijn plannen van aanpak op het gebied van agressie en psychische belasting blijven liggen. Door cultuurverschillen tussen de beide organisaties is het ook mogelijk dat maatregelen in de toekomst op een andere manier ingevoerd gaan worden. Een tweede belemmerende factor hangt samen met tijd en prioritering van arbo. Zowel de Raad van Bestuur, de OR als de arbocoördinator geven aan dat verzuim bij sommige leidinggevenden niet hoog op de agenda staat. Dit belemmert de implementatie en goede uitvoering van maatregelen. Aanvullend hierbij zegt de OR dat de werkdruk belemmerend werkt. Wanneer het structureel druk is, verschuift arbo- en verzuimbeleid naar een lager niveau op de prioriteitenlijst. Rangorde belemmerende factoren 1. Fusie 2. Geen prioriteit voor arbo 3. Werkdruk
Conclusie Hoog verzuim in de instelling, het arboconvenant en het aantreden van een nieuwe arbocoördinator leidden tot een actieve aanpak van verzuim. De informatie uit het arboconvenant heeft deze instelling ondersteund bij bijvoorbeeld het herzien van het verzuimprotocol en het aanpakken van psychische belasting.
116
Bijlage 8 Nadere toelichting ziekteverzuim GGZ
117
118
Toelichting Verzuimcijfers Vernet Vernet vraagt elk kwartaal aan de aangesloten instellingen een bestand met een 5 jaar historie van verzuimcijfers. Dit gebeurt omdat er per kwartaal nog in de cijfers wordt gemuteerd: zo wordt bijvoorbeeld een herstelmelding achteraf, en vaak te laat, ingevoerd. Hierdoor vallen de verzuimcijfers nog iets lager uit. Doordat de historie wordt aangeleverd, kan er bij elke meting een overzicht worden gepresenteerd van de ontwikkelingen in de loop de jaren. Dit is bij elk meetmoment dus wel een beeld van een ander bestand van instellingen. Dit verklaart waarom verzuimcijfers kunnen afwijken van eerdere rapportages van de Monitor Arboconvenant GGZ. Definities Verzuimpercentage (VP)
=
aantal ziektedagen in periode x pt x ao aantal dienstverbanddagen in periode x pt
Meldingsfrequentie
=
aantal ziekmeldingen in periode aantal werknemers in periode
Gemiddelde duur
=
aantal ziektedagen van de in periode beëindigde gevallen aantal in periode beëindigde gevallen
Verzuimpercentage: Ziektedagen: het aantal ziektedagen op basis van kalenderdagen in de periode, vermenigvuldigd met de parttimefactor (pt) en de arbeidsongeschiktheidsfactor (ao). Dienstverbanddagen: het aantal kalenderdagen in de periode van alle werknemers (ziek en niet ziek) waarop zij een dienstverband hebben, vermenigvuldigd met de parttimefactor (pt) Meldingsfrequentie: Totaal aantal ziekmeldingen in de periode gedeeld door het aantal werknemers in de periode. Gemiddelde duur: Beëindigde gevallen: aantal ziektegevallen waarvan de hersteldatum in de periode valt. Ziektedagen van beëindigde gevallen: totaal aantal kalenderdagen vanaf de eerste ziektedag tot aan de hersteldatum van de beëindigde gevallen. Dagen die voor de periode vallen, worden meegerekend. Overzicht ziekteverzuim GGZ In tabel B8.1 is het verzuimpercentage, de meldingsfrequentie en de gemiddelde duur weergegeven. Daarnaast is weergegeven wat de relatieve procentuele verandering is tussen 2000 en 2003. Tabel B8.1 Ziekteverzuim in de GGZ
Verzuimpercentage Meldingsfrequentie Gemiddelde duur
2000
2001
2002
2003
7,1 1,77 16,0
6,9 1,71 16,1
5,9 1,68 14,6
5,3 1,69 12,9
Relatieve daling tussen 2000 en 2003 -25% -5% -19%
Bron: Vernet Peilstation. Verzuimmonitor geestelijke gezondheidszorg 2001, Verzuimmonitor geestelijke gezondheidszorg 2003.
119
Verzuim naar duurklasse In onderstaande figuur is het verzuimpercentage in de GGZ uitgesplitst naar duurklasse (van het verzuim). Uit deze figuur blijkt dat de daling van het verzuimpercentage in de GGZ met name is veroorzaakt door de daling van het langdurig verzuim (43 t/m 365 dagen). Figuur B8.1
Verzuimpercentage in de GGZ naar duurklasse
5 4,5 4 3,5 43 t/m 365 dagen
3
15 t/m 42 dagen
2,5
8 t/m 14 dagen
2
1 t/m 7 dagen
1,5 1 0,5 0 2000
2001
2002
2003
Vergelijking tussen zorgsectoren In onderstaande figuren is de ontwikkeling in de verzuimduur en de meldingsfrequentie grafisch weergegeven voor zowel de GGZ als de andere zorgsectoren. Uit deze figuren blijkt dat de gemiddelde verzuimduur in de GGZ in vergelijking met de andere zorgsectoren in vergelijkbare mate is gedaald. De gemiddelde verzuimfrequentie is in de GGZ iets sterker gedaald dan in andere zorgsectoren. Figuur B8.2 Vergelijking gemiddelde duur verzuim tussen zorgsectoren 30 28 26 24
GGZ
22
Ziekenhuizen
20
Gehandicaptenzorg
18
V&V Thuiszorg
16 14 12 10 2000
120
2001
2002
2003
Figuur B8.3 Vergelijking meldingsfrequentie verzuim tussen zorgsectoren
1,8 1,7 1,6
GGZ Ziekenhuizen Gehandicaptenzorg V&V Thuiszorg
1,5 1,4 1,3 1,2 2000
2001
2002
2003
Nadere analyse verzuimcijfers, uitsplitsing naar achtergrondkenmerken
Tabel B8.2 Verzuimpercentage naar geslacht 2000 5,9 7,9
M V
2001 5,7 7,7
2002 5,0 7,8
2003 4,7 7,1
verzuimpercentage naar geslacht 9 8 7 6 5
V
4
M
3 2 1 0 2000
2001
2002
2003
121
Tabel B8.3 Verzuimpercentage naar leeftijd 2000 4,7 6,7 7,3 7,9 6,9
t/m 25 26 t/m 35 36 t/m 45 46 t/m 55 55+
2001 4,3 7,0 7,2 7,4 7,0
2002 3,6 6,0 6,0 6,4 5,9
2003 3,4 5,2 5,5 5,9 5,5
verzuimpercentage naar leeftijd
9 8 7 6
t/m 25 26 t/m 35
5
36 t/m 45 4
46 t/m 55 55+
3 2 1 0 2000
2001
2002
2003
Tabel B8.4 Verzuimpercentage naar grootteklasse instelling
< 500 werknemers 500 – 1000 werknemers 1000 – 1500 werknemers > 1500 werknemers
122
2000 7,4 7,1 6,8 7,1
2001 7,2 7,2 6,8 6,6
2002 6,2 6,0 5,3 5,8
2003 5,5 5,6 5,1 5,2
Verzuimpercentage naar grootteklasse instelling 8 7 6 < 500
5
500 - 1000
4
1000 - 1500
3
> 1500
2 1 0 2000
2001
2002
2003
Tabel B8.5 Verzuimpercentage naar regio 2000 7,2 7,4 6,3 5,8 7,8
Noord Nederland Midden Nederland Zuid-Oost Nederland Zuid-West Nederland Grote steden
2001 6,6 7,1 6,6 6,2 7,7
2002 5,9 5,9 5,5 5 6,5
2003 5,1 5,4 5,2 4,9 5,8
Verzuimpercentage naar regio 9 8 7 6
Noord Nederland
5
Midden Nederland Zuid-Oost Nederland
4
Zuid-West Nederland
3
Grote steden
2 1 0 2000
2001
2002
2003
123
124
Bijlage 9 Uitsplitsing WAO-cijfers GGZ van 1999 t/m 2003
125
126
Uitsplitsing WAO-cijfers GGZ van 1999 t/m 20031 1999
2000
2001
2002
2003
Instroom
1042
1114
1127
1100
691
Instroom naar geslacht vrouw man
77% 23%
80% 20%
80% 20%
80% 20%
77% 23%
Instroom naar leeftijd <30 30-39 40-49 50-59 > 59
9% 31% 38% 22% 1%
8% 25% 39% 28% 1%
7% 24% 37% 31% 1%
7% 24% 38% 30% 1%
8% 22% 36% 33% 2%
Instroom naar diagnose Algemeen
15%
12%
11%
5%
5%
Bloed
1%
1%
1%
1%
1%
Cardiovasculair
3%
3%
3%
4%
5%
Dermatologisch
0%
1%
0%
0%
0%
Endocrinologisch
1%
1%
1%
2%
1%
Graviditeit/bevalling/kraam
4%
3%
2%
2%
1%
Horen / oor
0%
1%
0%
0%
0%
Locomotoor
21%
18%
22%
22%
21%
Neurologisch
3%
4%
4%
4%
6%
Psychiatrisch
46%
48%
48%
50%
46%
Respiratoir
0%
2%
1%
1%
2%
Spijsvertering
2%
2%
2%
3%
4%
Urogenitaal
4%
5%
5%
6%
6%
Visus / Oog
0%
0%
0%
0%
1%
1,71
1,94
1,68
1,40
0,83
1,06%
0,90%
0,96%
1,05%
1,11%
Factor WAO-instroom / WAO-uitstroom Percentage WAO-uitstroom t.o.v. lopend
______________ 1
Bron: UWV 2004.
127
128
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail:
[email protected] www.researchvoorbeleid.nl
129