EVALUATIEONDERZOEK ARBOCONVENANT TEXTIELVERZORGING
2 november 2006 P06/408 Dr. F.J.B. (Freek) Lötters Ir. C.G.L (Carla) van Deursen Bureau AStri Stationsweg 26 2312 AV Leiden Tel.: Fax: E-mail: Website:
071 – 512 49 03 071 – 512 52 47
[email protected] www.astri.nl
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
5
1
INLEIDING 1.1 Het arboconvenant textielverzorging 1.2 Bronnen voor de eindevaluatie
7 7 8
2
DOELBEREIK EN REALISATIE VAN MAATREGELEN 2.1 Inleiding 2.2 Is het doel bereikt? 2.3 Realisatie van het plan van aanpak 2.4 Landing op de werkvloer
11 11 11 13 14
3
DOELMATIGHEID IN ORGANISATIE EN UITVOERING 3.1 Inleiding 3.2 Projectorganisatie 3.3 Inventarisatie van de problematiek 3.4 Communicatie 3.5 Succesfactoren bij implementatie 3.6 Knelpunten bij implementatie
19 19 19 19 21 22 23
4
DOELTREFFENDHEID EN GOOD PRACTICES 4.1 Inleiding 4.2 Doeltreffendheid 4.3 Good practices
27 27 27 28
5
DUURZAAMHEID VAN DE RESULTATEN 5.1 Inleiding 5.2 Borging op brancheniveau 5.3 Borging op bedrijfsniveau
33 33 33 34
6
KOSTEN – BATEN 6.1 Inleiding 6.2 Kosten 6.3 Baten 6.4 Balans
35 35 35 36 37
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN VOOR DE TOEKOMST 7.1 Conclusies 7.2 Hoe nu verder?
39 39 41
BIJLAGE 1 MATRIX VAN MAATREGELEN (SAMENVATTING) 1 Klimaat, geluid en fysieke belasting 2 Werkdruk 3 Biologische agentia en cytostatica 4 Arboinfrastructuur 5 Opleiding 6 Nulmeting, monitoring en evaluatie 7 Communicatie
45 46 47 48 49 50 52 52
BIJLAGE 2
GERAADPLEEGDE PERSONEN
55
BIJLAGE 3
BESTUDEERDE BRONNEN
57
5
SAMENVATTING
Aanleiding In september 2000 hebben het ministerie van SZW en sociale partners in de textielverzorging een intentieverklaring ondertekend voor verbeteren van arbeidsomstandigheden binnen de branche. Het initiatief hiertoe is genomen door de sociale partners. Inventariserende onderzoeken naar de problematiek in de branche en afspraken gemaakt tussen de sociale partners hebben in november 2002 geleid tot het vastleggen van de te nemen maatregelen op het gebied van arbeidsomstandigheden in het arboconvenant textielverzorging. Doelstelling De kwantitatieve doelstelling van het arboconvenant was een 15% reductie in ziekteverzuim en WAO-instroom. Daarnaast zijn er maatregelen geformuleerd voor kwaliteitsverbetering van arbeidsomstandigheden op de thema’s fysieke belasting, geluid, binnenklimaat, werkdruk, biologische agentia / cytostatica en arboinfrastructuur. Gegevensverzameling De gegevens voor de eindevaluatie van het arboconvenant textielverzorging zijn verkregen middels: - het uitvoeren van een bronnenstudie op informatie verkregen via de projectorganisatie van het arboconvenant textielverzorging; - het afnemen van interviews met sleutelinformanten bestaande uit (oud)leden van de BBC, leden van de projectorganisatie en de externe branche arbocoordinator; - het afnemen van interviews met werkgevers en werknemers binnen de branche textielverzorging. Realisatie De doelstelling voor het reduceren van de WAO-instroom (lees: verzuim langer dan een jaar) is met een reductie van 15,4% gehaald. De reductie in ziekteverzuim is 11,3%. Echter, door de verantwoordelijkheid voor loonbetaling in het tweede jaar hebben veel bedrijven een tweejaars ziekteverzuimpercentage opgegeven tijdens de eindmeting. Als we dit corrigeren voor het geschatte verschil met eenjaars verzuimcijfers dan komt de verzuimreductie op 16,1%, waarmee de doelstelling voor verzuimreductie feitelijk is gehaald. Daarnaast heeft de BBC op de thema’s fysieke belasting, werkdruk, klimaat en geluid alle maatregelen en activiteiten die in het plan van aanpak zijn geformuleerd gerealiseerd.
6
Conclusie Met het behalen van de doelstellingen en het realiseren van nagenoeg allen maatregelen die zijn geformuleerd in het plan van aanpak, is het arboconvenant textielverzorging als succesvol te bestempelen. De ingeslagen weg ter verbetering van arbeidsomstandigheden binnen de branche en het behouden van behaalde resultaten zijn geborgd bij de Raltex. Alle kennis en informatie wordt overgedragen aan de Raltex, daar dit orgaan ook in de toekomst besluiten zal nemen die op dit vlak wenselijk zijn voor de branche. Verder onderscheiden van de diversiteit van problemen tussen wasserijen en stomerijen en de ondersteuningsbehoeften die men heeft binnen deze bedrijven zijn punten van aandacht in het vervolgen van de ingeslagen weg.
7
1
1.1
INLEIDING
Het arboconvenant textielverzorging Op 27 september 2000 hebben het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Nederlandse Vereniging van linnenverhuur- en Wasserij bedrijven (NVW)1, de Nederlandse Vereniging van Textielreinigers (Netex), FNVbondgenoten en CNV-bedrijvenbond de intentieverklaring arbeidsomstandigheden Linnenverhuur-, wasserij- en Textielreinigingsbranche ondertekend. In de textielverzorgingsbranche zijn circa 10.000 werknemers werkzaam, waarvan circa 7.000 in de linnenverhuur- en wasserijsector (circa 100 ondernemingen en 150 vestigingen) en 3.000 in de textielreinigingssector/stomerijen (circa 500 ondernemingen en 750 vestigingen). Op uitvoerend niveau werken relatief veel vrouwen en allochtonen. Er is sprake van veel parttime dienstverbanden. In de intentiefase heeft de Branche BegeleidingsCommissie (BBC) diverse inventariserende onderzoeken laten uitvoeren om de arbeidsrisico’s binnen de branche in kaart te brengen. Na deze inventariserende fase is op 21 november 2002 door bovengenoemde sociale partners en het ministerie SZW het Arboconvenant Linnenverhuur-, Wasserij- en Textielreinigingsbranche2 ondertekend. In dit arboconvenant zijn de sociale partners de volgende thema’s overeengekomen: fysieke belasting, klimaat en geluid, werkdruk, biologische agentia en cytostatica, arboinfrastructuur. Daarnaast zijn aandachtspunten geformuleerd rond: de communicatie van het arboconvenant, betrokkenheid van werknemersvertegenwoordiging, de rol van de arbeidsinspectie, de monitoring tijdens het convenant, de borging van de behaalde resultaten. Op deze thema’s zijn in het plan van aanpak van het arboconvenant maatregelen geformuleerd. Hoofddoel van de maatregelen is het ziekteverzuim en de WAO1
2
Per 1 januari 2005 is de NVW opgegaan in de overkoepelende werkgeversorganisatie Federatie Textielbeheer Nederland (FTN). In het rapport zullen we de werkgeversvertegenwoordigers aanduiden met FTN. Voor de leesbaarheid zullen we in dit rapport het arboconvenant verder aanduiden met arboconvenant textielverzorging.
8
instroom met 15 procent te reduceren. In deze eindevaluatie van het arboconvenant gaan we na in hoeverre de doelstellingen zijn gehaald, welke maatregelen en producten daadwerkelijk zijn ingevoerd en wat de effecten daarvan zijn geweest op branche- en bedrijfsniveau. Voor de eindevaluatie is gebruik gemaakt van de zeven bouwstenen voor evaluatie zoals door het ministerie SZW zijn opgesteld. Deze vormen tevens de vraagstellingen voor dit evaluatieonderzoek. Doelbereik: zijn de kwantitatieve doelstellingen gehaald? Realisatie en bereik maatregelen: welke maatregelen zijn daadwerkelijk geimplementeerd en in welke mate zijn ze ‘geland op de werkvloer’? Doelmatigheid: hoe is het proces van implementatie verlopen en wat zijn de succes- en faalfactoren? Doeltreffendheid: in welke mate hebben de geïmplementeerde maatregelen daadwerkelijk bijgedragen aan het – geheel of gedeeltelijk – halen van de doelstellingen? Verspreiding good practices: welke activiteiten/producten zijn te beschouwen als successen en zijn die overdraagbaar? Duurzaamheid resultaten: is geborgd dat resultaten duurzaam doorwerken, dus ook na beëindiging van het convenant? Kosten/baten: wat heeft het convenant gekost en wegen de opbrengsten daar tegenop? Wij zullen de bevindingen uit het evaluatieonderzoek conform deze bouwstenen presenteren in dit rapport. Hoofdstuk 2 gaat over het doelbereik en de realisatie van de maatregelen uit het plan van aanpak. In hoofdstuk 3 zijn de organisatie en processen binnen het arboconvenant beschreven en in hoofdstuk 4 de duurzaamheid en borging van de ingezette maatregelen en producten. In hoofdstuk 5 geven we een kosten-batenanalyse van het arboconvenant, en tot slot geven we in hoofdstuk 6 onze conclusies en aanbevelingen.
1.2
Bronnen voor de eindevaluatie Voor de uitvoering van het evaluatieonderzoek hebben we gebruikt gemaakt van de volgende methoden: Er is een bronnenstudie uitgevoerd. Hierbij is gebruikt gemaakt van de beschikbare notulen van de BBC vergaderingen en vergaderingen in kleine commissie, de producten die zijn voortgekomen uit het arboconvenant en de website van het arboconvenant. De informatie is verwerkt in een overzichtsmatrix (zie bijlage 1). Deze matrix is voor aanvulling voorgelegd aan de BBC en is als informatiebasis gebruikt bij interviews met sleutelinformanten, werknemers en werkgevers.
9
-
-
Er zijn 12 sleutelinformanten geïnterviewd. Het betreft 8 leden en voormalig leden van de BBC (ministerie van SZW, werkgevers en werknemers), 3 leden uit de projectorganisatie en de externe arbocoördinator. Om een beeld te krijgen van de landing van de maatregelen en producten op de werkvloer zijn telefonische interviews uitgevoerd met 12 werkgevers en 8 werknemers, waarbij de werknemers afkomstig zijn uit de grotere bedrijven. De respondenten zijn willekeurig geselecteerd uit het adressenbestand van de projectorganisatie.
10
11
2
2.1
DOELBEREIK EN REALISATIE VAN MAATREGELEN
Inleiding De convenantpartners zijn maatregelen overeengekomen op brancheniveau en bedrijfsniveau. Deze staan beschreven in het plan van aanpak. De maatregelen hebben tot doel de bedrijven te ondersteunen en te faciliteren bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en verzuimbegeleiding, en zo het ziekteverzuim en de WAO-instroom te verlagen. Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag of de twee doelstellingen van het arboconvenant bereikt zijn, of de maatregelen uit het plan van aanpak gerealiseerd zijn en of ze ook ‘geland zijn’ op de werkvloer (bouwstenen 1 en 2).
2.2
Is het doel bereikt? De convenantpartners hebben op brancheniveau onderstaande twee kwantitatieve doelstellingen afgesproken: 1. Aan het einde van de convenantperiode is het ziekteverzuimpercentage gereduceerd met tenminste 15% ten opzichte van de beginperiode. 2. Aan het einde van de convenantperiode is de WAO-instroom gereduceerd met tenminste 15% ten opzichte van de beginperiode. Als beginperiode is het jaar 2003 genomen (het nuljaar), wat het eerste volle jaar van de convenantperiode is. Als eindperiode is het laatste half jaar van de convenantperiode genomen: de eerste helft van 2006. In tabel 1 geven we een overzicht van het gerealiseerde reductiepercentage van het ziekteverzuim en de WAO-instroom3.
3
Molenaar-Cox, P.G.M. & C.G.L. van Deursen (november 2006). Eindmeting ziekteverzuim textielverzorging. Leiden: AStri.
12
Tabel 1
Reductiepercentage ziekteverzuim en WAO-instroom tussen 2003 en de eerste helft van 2006
Ziekteverzuim $ WAO $
wasserijen
stomerijen
combinatie
totaal
12,1% -
62,1% -
29,8% -
11,3% 15,4%
Feitelijk is in de nul- en eindmeting gekeken naar het totaal aantal werknemers dat langer dan één jaar verzuimde. Dit vanwege veranderingen in wetgeving: in 2003 ging de WAO in na een wachttijd van 1 jaar, voor 2006 geldt een wachttijd van 2 jaar en is de WAO omgezet in de WIA.
Doelstellingen zijn gehaald Uit deze cijfers concluderen we dat de doelstelling van het arboconvenant op het gebied van WAO-reductie is gehaald. Het ziekteverzuimpercentage blijft met de 11,3% reductie net onder de gestelde doelstelling. Bij nadere bestudering van de uitkomsten van de vragenlijsten uit de eindmeting valt op dat in 2006 veel meer bedrijven dan in 2003 in het verzuimpercentage ook het verzuim langer dan 1 jaar hebben meegeteld. Dit is te verklaren doordat ze vanaf januari 2006 ook verantwoordelijk zijn voor de loondoorbetaling in dat 2e ziektejaar. Hierdoor valt het verzuimpercentage over 2006 systematisch wat hoger uit dan in 2003, waardoor een verdere daling van het verzuim gemaskeerd wordt. We kunnen niet berekenen wat precies het effect van het nu vaker meetellen van het 2e ziektejaar is, maar het zal in de orde van grootte van 0,1 tot 0,3 procentpunt liggen corresponderend met een verzuimreductie van respectievelijk 12,9% en 16,1%. Dit betekent dat de doelstelling van 15 procent feitelijk wel gehaald is. In tabel 2 presenteren we de verzuimpercentages naar bedrijfsomvang (gebaseerd op het gemiddeld aantal werknemers in dienst in de eerste helft van 2006) en branche. Ook geven we aan op hoeveel bedrijven (vestigingen) de cijfers betrekking hebben. Het betreft het verzuim exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof.
13
Tabel 2
Verzuimpercentage en percentage bedrijven zonder verzuim naar bedrijfsomvang en sector in de eerste helft van 2006 (exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) verzuimpercentage (n=112)
% nulverzuim
totaal aantal werknemers
aantal vestigingen
1-5 werknemers
0,3%
94%
144
64
6-10 werknemers
0,2%
83%
52
6
11-50 werknemers
2,9%
16%
620
26
>50 werknemers
6,1%
0%
3.899
45
Wasserijen
5,8%
23%
4.224
68
Stomerijen
1,1%
91%
205
55
Combinatie
4,0%
59%
285
18
5,5%
61%
4.714
141
Bedrijfsomvang
Sector
Totaal
Uit de verzuimcijfers van 2006 laten de bedrijven met meer dan 50 werknemers nog een verzuimpercentage zien van 6,1%. Het betreft hier een verzuimcijfer over een populatie van 3900 werknemers. Deze bevinding heeft een behoorlijke invloed op het totale verzuimcijfer van 5,5%. In het totale bestand gaf 61% van de bedrijven aan geen verzuim te hebben, dit waren veelal de kleinere (stomerij) bedrijven. Dit is ook de reden dat de verzuimreductie juist bij de stomerijen hoog uitvalt.
2.3
Realisatie van het plan van aanpak BBC heeft plan van aanpak gerealiseerd De maatregelen en producten die in het arboconvenant zijn ontwikkeld, staan vermeld in de overzichtsmatrix (bijlage 1). De BBC heeft op de thema’s fysieke belasting, werkdruk, klimaat en geluid alle maatregelen en activiteiten die in het plan van aanpak zijn geformuleerd ook gerealiseerd. De enige maatregel die niet is gerealiseerd op het thema arboinfrastructuur is de mantelovereenkomst voor arbodienstverlening. Dit had te maken met externe factoren zoals de liberalise-
14
ring van de arbodienstverlening. Hierdoor konden (of wilden), de arbodiensten geen maatwerk leveren voor met name voor kleine bedrijven (<50 werknemers). Arbo-cao De gemaakte afspraken en te nemen maatregelen binnen het arboconvenant zijn integraal vastgelegd in een algemeen verbindend verklaarde cao Arbeid & Gezondheid ook wel ‘Arbo-cao’ genoemd (geldend van 23 november 2002 tot 1 juli 2006). De reden om het arboconvenant ook vast te leggen middels een Arbo– cao is dat de textielverzorging een concurrentiegevoelige branche is. Op deze wijze kunnen werkgevers binnen de branche elkaar aanspreken op de gemaakte afspraken binnen het arboconvenant. De Arbo-cao is dus een vorm van borging van die afspraken. Een aantal van die specifieke afspraken op het gebied van (persoonlijke) beschermings- en hulpmiddelen zijn: de wielen van de na 1 januari 2003 nieuw aan te schaffen rolcontainers dienen een minimale doorsnede van 10 cm, een loopvlak van stevig rubber en naafkappen te hebben. In 2008 zijn alle rolcontainers voorzien van deze wielen; de na 1 januari 2003 nieuw aan te schaffen vouwtafels dienen in hoogte verstelbaar te zijn. In 2008 is ten minste 50 procent van de vouwtafels in hoogte verstelbaar, tenzij de werkgever aantoont dat in de specifieke situatie de vouwtafel niet in hoogte verstelbaar behoeft te zijn; de na 1 januari 2003 nieuw aan te schaffen rijdbare bakken dienen voorzien te zijn van een verende bodem. In 2010 zijn alle rijdbare bakken voorzien van een verende bodem; werkgevers moeten werknemers die staand werk doen gezondheidsschoenen verstrekken; werknemers zijn verplicht deze te dragen; werkgevers moeten stasteunen verstrekken bij staande werkzaamheden die voornamelijk op één plek worden uitgevoerd; werknemers zijn verplicht deze te gebruiken. Zie paragraaf 2.4, Specifieke maatregelen het best geland.
2.4
Landing op de werkvloer Bron: interviews met werkgevers, werknemers en sleutelinformanten Het bronnenonderzoek verschaft ons geen informatie over de landing van maatregelen. De informatie over de landing baseren wij daarom uitsluitend op interviews met 12 willekeurig gekozen werkgevers en 8 werknemers. Vanwege dit beperkte aantal geraadpleegde ‘mensen van de werkvloer’, kunnen we alleen globale uitspraken doen over de landing. In de interviews is gevraagd of men het arboconvenant kent en is ingegaan op de afzonderlijke producten: het bedrijfsplan van aanpak, de arbocoördinator, het handboek werkplekoptimalisatie, het
15
ideeënboek, de voorlichtings-dvd’s, de posters, de informatiebrochure arbobeleid, fysieke belasting, klimaat en geluid, de werkdrukverkenner, de protocollen biologische agentia en cytostatica, de RI&E, de checklist arbodienstverlening en re-integratie, de mantelovereenkomst re-integratiebedrijf, de cursusmodule arbo en de specifieke ergonomische hulpmiddelen. Verder is gevraagd of men sinds 2003 nieuwe maatregelen heeft genomen op de verschillende convenantthema’s en is gevraagd naar de verschillende communicatieproducten. Naast de informatie uit de werkvloerinterviews is ook informatie uit de gesprekken met de sleutelinformanten betrokken. Specifieke maatregelen het best geland Het arboconvenant is bij aanvang van de convenantperiode vertaald naar een specifieke algemeen bindende Arbo-cao. Hierin is een aantal specifieke persoonlijke- en ergonomische hulpmiddelen opgenomen, zoals beschreven in de vorige paragraaf. Uit bijna alle werkvloerinterviews komt naar voren dat de gezondheidsschoenen, in hoogte verstelbare vouwtafels en de rijdbare bakken met verende bodems ook daadwerkelijk worden toegepast. Dit geeft aan dat de Arbocao op dit punt effectief is. Dit ondanks het feit dat veelal de kleine bedrijven klagen over de hoeveelheid regels die op hen afkomen. De aanschaf van stasteunen lijkt een minder succesvolle maatregel te zijn. Veel geïnterviewden geven aan dat deze wel zijn aangeschaft, maar uiteindelijk nauwelijks zijn gebruikt. De stasteunen belemmeren de bij uitvoering van het werk noodzakelijke mobiliteit van de werknemer en zijn dus niet praktisch. Dit geldt ook voor werk dat men op een vaste plaats uitvoert. Veel bedrijven geven aan te zijn gaan werken met zogenaamde stamatten. Hierover is men wel tevreden. Werkdrukverkenner en RI&E als interactief instrument nuttig voor grote bedrijven Met name grote bedrijven vinden het interactieve aspect van de werkdrukverkenner en de RI&E duidelijk een succes. Door deze (meet-)instrumenten kan men op bedrijfsniveau beter in gesprek gaan en ontstaat een constructieve interactie tussen werkgevers en werknemers op mogelijke probleemgebieden. RI&E is breed toegepast De RI&E is bij de meeste bedrijven bekend en toegepast. Een aantal respondenten geeft wel aan dat ze deze RI&E als leidraad gebruikt voor een ‘eigen RI&E’. Deze bedrijven zijn duidelijk op zoek naar meer maatwerk voor het eigen bedrijf. Een aantal kleinere bedrijven liet een RI&E opzetten en uitvoeren door een extern bureau of externe arbodienst. Met name de grote bedrijven hebben naar aanleiding van de uitkomsten uit de RI&E een plan van aanpak opgesteld voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden.
16
Werkdrukverkenner vooral voor grote bedrijven geschikt De werkdrukverkenner is bedoeld voor bedrijven met 5 of meer werknemers. Uit de interviews met werknemers blijkt dat de werkdrukverkenner van de grote bedrijven veelal is uitgezet als pilot bij één of meer vestigingen of werkunits. Op knelpunten die uit de werkdrukverkenner naar voren kwamen, is vervolgens een plan van aanpak geformuleerd waarmee men vervolgens intern aan de slag is gegaan. Sommige werkgevers geven aan de werkdrukverkenner een moeilijk en ingewikkeld instrument te vinden, omdat de werknemer niet altijd bij machte is deze goed in te vullen. Bij sommige bedrijven heeft de direct leidinggevende of unitmanager de werkdrukverkenner ingevuld. De bedrijven in de branche is gevraagd om de gegevens uit de werkdrukverkenner en het hierop geformuleerde plan van aanpak in te sturen naar de projectorganisatie. Volgens de projectorganisatie heeft maar een kwart van de bedrijven dit gedaan. Als mogelijke oorzaak noemt de BBC, dat bedrijven moeite hebben om ‘bedrijfsgegevens’ prijs te geven onder meer door een koudwatervrees voor de gevolgen voor de medewerkers. Waarschijnlijk hebben zowel de moeilijkheidsgraad van het instrument voor de werknemers als de koudwatervrees voor de gevolgen bijgedragen aan het niet inzenden van de werkdrukgegevens. Uit de ontvangen werkdrukverkenners (49 waarvan 46 inhoudelijk bruikbaar) komt naar voren dat ‘plezier in het werk’ en de ‘relatie met leidinggevende’ goed scoren binnen die bedrijven. Wel blijkt de persoonlijke ontwikkeling binnen een bedrijf een punt is voor verbetering daar 24 van de 46 bedrijven hier laag op scoren. Protocollen biologische agentia en cytostatica goed gebruikt Het thema ‘biologische agentia en cytostatica’ is vooral van toepassing op wasserijen die te maken hebben met besmet wasgoed afkomstig uit instellingen in de gezondheidszorg. De geïnterviewde bedrijven die hier mee te maken hebben, zijn bekend met de protocollen en passen deze ook toe in de dagelijkse praktijk. Wel is door een enkele werkgever aangegeven dat, ondanks de goede bedoelingen van de wasserij zelf, de risicoreductie ook afhangt van hoe de klant (vaak een groot ziekenhuis) zich opstelt in het scheiden van besmet wasgoed. Bedrijfsplan van aanpak een nuttig screeningsinstrument Het Bedrijfsplan Van Aanpak (BVA) is een screeningsinstrument voor ingevoerde en nog in te voeren arbomaatregelen. Dit instrument is door veel bedrijven (groot en klein) toegepast. Het is een impuls geweest om nog eens kritisch te kijken naar de arbeidsomstandigheden. Hieronder geven we de conclusies weer uit de werkvloerinterviews: naar aanleiding van het BVA is in sommige bedrijven een aantal praktische zaken veranderd, met name op het gebied van fysieke belasting en klimaat (zie hoofdstuk 4);
17
-
-
de genoemde arbomaatregelen in het BVA zijn al ‘common business’ in een aantal bedrijven. Het BVA geeft hun de bevestiging dat ze al voldoende actief met arbeidsomstandigheden bezig zijn; een aantal respondenten geeft aan dat het BVA de reeds uitgevoerde of uit te voeren RI&E dubbelt; de kleinere bedrijven geven aan dat ze screening niet noodzakelijk vinden, want ‘niemand klaagt’ en ‘we hebben geen verzuim’. Door gebrek aan tijd leest men binnen de kleine bedrijven het BVA alleen door en schuift het daarna terzijde.
Over het algemeen vinden de geïnterviewde bedrijven dat het BVA een goed en duidelijk instrument is om de stand van zaken rond arbeidsomstandigheden in het bedrijf te inventariseren. Het heeft hun richting gegeven voor het al dan niet nemen van maatregelen om te komen tot betere arbeidsomstandigheden op het gebied van fysieke belasting, geluid en klimaat. Inzet arbocoördinator is zowel grote als kleine bedrijven goed bevallen De bedrijven zien het inzetten van een arbocoördinator als een belangrijke intermediair tussen het arboconvenant en de werkvloer. Het persoonlijk contact en het feit dat iemand komt kijken binnen het bedrijf heeft positief gewerkt op het bewustwordingsproces rond arbeidsomstandigheden. Kleine en grote bedrijven hebben goede ervaringen opgedaan met de arbocoördinator. Met behulp van de kennis opgedaan door de arbocoördinator gedurende de vele bedrijfsbezoeken is het handboek werkplekoptimalisatie geactualiseerd, is er een ideeënboek met mogelijke arbomaatregelen over fysieke belasting, geluid en binnenklimaat gepubliceerd en is er een informatiebrochure ontwikkeld over arbobeleid, fysieke belasting, klimaat en geluid. Taak- en functieroulatie vooral toegepast in grote bedrijven Een ander specifiek middel voor het reduceren van eenzijdige fysieke belasting (en ook werkdruk) is taak- en functieroulatie. Met name in grote (wasserij) bedrijven is taak- en functieroulatie met succes toegepast. Voor de kleine stomerijen geldt dat werknemers al meerdere taken uitvoeren en dat taak- en functieroulatie niet als specifiek middel is ingevoerd. Wel blijkt uit de praktijk dat mensen op de werkvloer het niet altijd willen. Mensen willen graag hun ‘eigen’ werkplek, ook omdat ze vaak een klein arbeidscontract hebben en dus op een dag maar relatief kort op één plek werken. Voorlichtingsmiddelen wel bekend, maar niet overal benut Het Handboek werkplekoptimalisatie, de voorlichtings-dvd's, de postercampagne en het ideeënboek zijn opeenvolgend naar alle bedrijven toegestuurd. Het zijn van
18
elkaar afgeleide producten. Het handboek werkplekoptimalisatie wordt bij de grotere bedrijven gebruikt door een KAM-coördinator, de kleine bedrijven doen er weinig mee. Veel gehoorde redenen zijn: “Wij doen het al goed”, “Wij werken al jaren zo en dat gaat prima” of “Wij hebben geen verzuim”. Hetzelfde geldt voor het ideeënboek. De voorlichtingsfilms en de daarvan afgeleide posters zijn over het algemeen wel bekend. De grotere bedrijven zetten de instructiefilms structureel in bij werkoverleggen of inwerkprocedures. Kleine bedrijven bekeken de film vaak éénmalig. De meeste werkgevers hebben de posters over fysieke belasting in hun bedrijf opgehangen. Checklisten arbo- en re-integratiedienstverlening nauwelijks gebruikt Ook de checklisten voor arbo- en re-integratiedienstverlening zijn naar alle bedrijven toegestuurd. Slechts enkele van de 20 geïnterviewden kennen deze checklisten. Bedrijven met een KAM-coördinator kennen de checklisten wel, maar passen ze weinig toe. De grote bedrijven geven aan dat deze checklists met name voor de wat kleinere bedrijven een welkome aanvulling kunnen zijn om arbozaken binnen het eigen bedrijf te screenen. Echter vanuit de kleinere bedrijven zegt men: “Dit is niet van toepassing bij een familiebedrijf“, “Ik heb nauwelijks zieken“ of “Als er iets is dan praten we erover”. De meeste bedrijven zijn ook niet bekend met de mantelovereenkomst met van Dreumel Depiro, veelal omdat ze niet met problematisch verzuim te maken hebben gehad, of omdat ze dergelijke diensten al elders afnemen. Stimuleringsregeling cursus verzuimbegeleiding Er is een stimuleringsregeling voor de cursus ziekteverzuimbegeleiding en -coaching voor leidinggevenden. Hier is echter heel weinig gebruik van gemaakt. In eerste instantie was er alleen een subsidie voor verletkosten en niet voor de cursus zelf. In een later stadium is ook de helft van de cursuskosten vergoed, om deelname te stimuleren. Dit heeft echter een beperkt aantal nieuwe aanmeldingen opgeleverd. De oorzaak van slechte deelname is niet duidelijk. Mogelijk spelen een te hoge drempel met betrekking tot de tijdsbesteding en te maken kosten een rol.
19
3
3.1
DOELMATIGHEID IN ORGANISATIE EN UITVOERING
Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we in hoeverre de invoer van voorgestelde maatregelen efficiënt verliep, wat hierbij de succes- en faalfactoren waren en hoe de communicatie hierover verliep van projectorganisatie naar de bedrijven.
3.2
Projectorganisatie Aan het begin van de intentiefase (2000) is een Branche BegeleidingsCommissie (BBC) ingesteld. In de BBC zijn de werkgevers vertegenwoordigd via de FTN en de Netex, de werknemers door FNV bondgenoten en CNV bedrijvenbond. Daarnaast heeft nog een vertegenwoordiger van het ministerie van SZW zitting in de BBC. Wissenraet Van Spaendonck is uitvoerder van de projectorganisatie van het arboconvenant. In de intentiefase heeft het voorzitterschap van de BBC bij het ministerie van SZW gelegen. Na ondertekening van het arboconvenant textielverzorging (november 2002) is een jaarlijks wisselend voorzitterschap ingesteld tussen werkgeversvertegenwoordiging en werknemersvertegenwoordiging.
3.3
Inventarisatie van de problematiek Vanuit de branche zelf zijn de thema’s fysieke belasting, geluid en binnenklimaat naar voren gebracht als probleemgebieden. Het ministerie van SZW heeft het onderwerp biologische agentia en cytostatica ingebracht, geïnitieerd door gegevens hierover van de Arbeidsinspectie. Het thema werkdruk is door de vakbonden ingebracht. Omdat men in de intentiefase nog geen goed zicht had op wat nu de arbeidsrisico’s exact waren en hoe groot de problemen hierbij waren, zijn verschillende inventariserende onderzoeken uitgevoerd: fysieke belasting en werkdruk door Bureau Molenaar in samenwerking met de Erasmus Universiteit; biologische agentia door Bureau Tauw; klimaat en geluid door TNO. Tevens zijn tijdens het arboconvenant door de FTN twee inventariserende studies uitgevoerd op het gebied van cytostatica. Voor werkdruk is een brancheoverstijgend onderzoek van TNO gebruikt.
20
Uit de onderzoeken is een aantal knelpunten met betrekking tot arbeidsomstandigheden in de textielverzorging naar voren gekomen. Hiervoor zijn tevens een aantal adviezen geformuleerd. Hieronder bespreken we in het kort de knelpunten en adviezen per thema. Fysieke belasting en werkdruk Het werken in de textielverzorging brengt duidelijk risico’s met zich mee voor klachten aan de lage rug en de schouder. Met name de combinatie van belastende werkhoudingen en een als hoog ervaren werkdruk, veroorzaakt deze klachten. De adviezen uit het rapport Molenaar zijn gericht op ergonomische herontwerp van de werkplek, introductie van stasteunen en aandacht voor taakroulatie. Biologische agentia Het rapport Tauw stelt dat bedrijven die besmet wasgoed verwerken, het beste kunnen werken met gerichte werkprotocollen om blootstellingreductie te realiseren. Daarnaast zouden deze bedrijven afspraken moeten maken met opdrachtgevers die besmet wasgoed aanleveren. Dit geldt voor zowel biologische agentia als cytostatica. Klimaat en geluid Met name de relatief hoge temperaturen en luchtvochtigheid zijn een belangrijk klimatologisch knelpunt binnen de textielverzorging. Er moet daarom vooral aandacht zijn voor goede ventilatiesystemen, met adequate toe- en afvoervoorzieningen. Voor het geluid is met name oudere apparatuur een duidelijke blootstellingsbron. Bedrijven kunnen geluidreductie realiseren door de werkruimte in te delen in compartimenten. Gerichte maatregelen Naar aanleiding van de uitkomsten van de inventariserende rapporten heeft de BBC een aantal gerichte maatregelen geformuleerd. Deze maatregelen zijn beschreven in het plan van aanpak en weergegeven in de matrix in bijlage 1 van dit rapport. Het was voor de BBC niet mogelijk om kwantitatieve doelstellingen op deze maatregelen te formuleren. Men geeft hiervoor als reden aan dat de fysieke belasting, de werkdruk, het klimaat en het geluid in de ondernemingen behorend tot de branche hiervoor te divers is. Dit betekent wel dat er op deze thema’s geen kwantitatieve analyse is uit te voeren middels een nul- en eindmeting.
21
3.4
Communicatie Communicatie vormt hoofdactiviteit binnen arboconvenant Na ondertekening van het arboconvenant is binnen de BBC een communicatieplan opgesteld door het bureau M&P. Dit communicatieplan vormde de leidraad voor de ontwikkeling van specifieke producten en meer algemene communicatie richting de werkvloer. Algemene communicatie richting bedrijven en werknemers De algemene communicatie bestaat uit de hieronder genoemde middelen: periodieke nieuwsbrieven (tweemaal per jaar). Deze zijn over het algemeen verspreid onder het personeel in de kantine; mailings naar werkgevers en ondernemingsraden (OR) en personeelsvertegenwoordigingen (PVT); leden van de OR en PVT hebben altijd dezelfde informatie toegestuurd gekregen als de werkgevers; de website van het arboconvenant: www.arboconvenanttextielverzorging.nl. Deze blijkt in de meeste werkvloerinterviews bekend. De digitale RI&E is hiervan het meest gedownload; workshops rond een specifiek thema binnen het convenant. Deze zijn goed bezocht (50-60 personen per keer). Over het algemeen waren dit werknemers of leidinggevenden uit de grotere bedrijven. De workshops zijn door de bezoekende werkgevers en OR/PVT-leden als positief beoordeeld; documentatiemap waarin alle maatregelen en producten van het arboconvenant zijn beschreven; infobladen per uitgegeven product van de BBC. Specifieke producten Naast bovenstaande meer algemene communicatie zijn de volgende specifieke producten, direct gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden en het vergroten van het arbobewustzijn ontwikkeld: bedrijfsbezoeken van een arbocoördinator; ideeënboek; cd-roms – dvd’s over reduceren van fysiek belastende werkhoudingen; werkdrukverkenner; postercampagne “Je lijfgoed met wasgoed!” en “Je lijf goed met stoomgoed!”; arbopakket met algemene informatie over arbodienstverlening en reintegratie, modelprotocol ziekteverzuim en een stroomschema met actiemomenten in de WVP.
22
Communicatie vanuit sociale partners De sociale partners hebben de ontwikkelingen rond het arboconvenant textielverzorging op diverse manieren gecommuniceerd naar de achterban: middels artikelen in bondsbladen, magazines of nieuwsbrieven; via de eigen website, met een link naar de website van het arboconvenant; als agendapunt bij ledenvergaderingen en ledenbijeenkomsten; middels het organiseren van thema avonden. Daarnaast is bij FNV-bondgenoten het convenant nog aan informeel aan bod gekomen bij bedrijfsbezoeken (‘de verhalen uit de kantine’). De CNV-bedrijvenbond heeft leden uitgenodigd voor een workshop over het convenant. Verder is het arboconvenant een standaard agendapunt in de arbeidsvoorwaardencommissie van de FTN en de NETEX. Uitvoer van het communicatieplan De verschillende onderdelen uit het communicatieplan zijn allemaal uitgevoerd binnen de looptijd van het arboconvenant. De werkgevers hebben de inhoud van de producten en de toon en uitstraling over het algemeen als goed en passend bij de branche ervaren. Dit betekent echter niet automatisch dat de bedrijven ook met alle producten aan de slag gaan. Met name de kleine bedrijven geven aan dat er ‘te veel producten, te kort op elkaar zijn’. En het probleem, waarvoor het product een oplossing moet bieden, herkennen ze niet altijd in de praktijk (zoals verzuim en werkdruk). Als ze het wel herkennen, hebben ze hier hun eigen oplossingen voor. De tijd ontbreekt hen om er serieus iets mee te doen. De communicatie is hoofdzakelijk schriftelijk gegaan. Via de workshops en de arbocoördinator is interactie met de werkvloer geweest. De BBC heeft destijds bewust gekozen om het persoonlijk contact via de inzet van arbocoördinatoren en het organiseren van workshops vorm te geven. Vanuit de BBC is ook aangegeven dat het communicatieplan achteraf gezien misschien te eenzijdig gericht was op het ontwikkelen en toesturen van producten en informatie en te weinig op integrale communicatie, waardoor de werkgevers en werknemers misschien minder goed zijn bereikt als gewenst.
3.5
Succesfactoren bij implementatie Succesvolle samenwerking binnen de BBC Alle leden van de BBC geven aan goed met elkaar te hebben samengewerkt. In het begin was het even zoeken naar de juiste modes en was er sprake van indringende discussies. Maar partijen hebben elkaar goed gevonden.
23
Er was sprake van een positieve polarisatie, de rollen waren herkenbaar, maar er was genoeg ruimte voor het bespreken van de verschillende belangen. Samenwerking met externe bureaus is goed verlopen De samenwerking met de externe bureaus voor het uitvoeren van inventariserend onderzoek en voor het ontwikkelen van instrumenten en producten verliep over het algemeen goed. De bevindingen uit de verschillende inventariserende onderzoeken zijn gebruikt als leidraad voor het ontwikkelen van maatregelen en producten binnen de branche. Realisatie van maatregelen De BBC heeft op de thema’s fysieke belasting, werkdruk, klimaat en geluid alle maatregelen en activiteiten die in het plan van aanpak zijn geformuleerd ook daadwerkelijk gerealiseerd. Op fysieke belasting is onder meer voorlichtingsmateriaal ontwikkeld waaronder een dvd met belastende werkhoudingen, met aansluitend een postercampagne. Daarnaast is vanuit de werkbezoeken van de branche arbocoördinator het handboek werkplek optimalisatie geactualiseerd, is er een informatie brochure ontwikkeld over arbobeleid, fysieke belasting, klimaat en geluid en is er een ideeënboek gerealiseerd voor (ergonomische) oplossingen. Aandacht voor klimaat binnen de bedrijven heeft geresulteerd in het nemen van nieuwe maatregelen binnen de bedrijven op klimatologisch vlak (zie paragraaf 4.2). De maatregelen en producten die vanuit het arboconvenant zijn ontwikkeld, zijn naar onze mening over het algemeen gebruiksvriendelijk en praktisch. Arbobewustzijn is groter geworden Het opstellen van een ‘Arbo-cao’ heeft zeker bijgedragen aan bewustwording van arbeidsomstandigheden binnen de branche (zie hoofdstuk 2). Ook het inzetten van een arbocoördinator voor consultatie en werkbezoeken met betrekking tot screenen van en advisering in arbeidsomstandigheden is binnen de bedrijven die hiervan gebruik hebben gemaakt goed ontvangen. Het samenbrengen van de expert met de werkvloer heeft positief gewerkt in de bewustwording van goede arbeidsomstandigheden binnen de branche.
3.6
Knelpunten bij implementatie Verschil in bedrijfsvoering vraagt om maatwerk De werkgevers binnen de BBC benadrukken dat de wasserijen en stomerijen verschillende problematiek kennen en dat het gewenst is om de maatregelen en producten daarop af te stemmen. Stomerijen zijn veelal kleine (“papa en mama”) bedrijven. Dit onderscheid komt ook duidelijk naar voren in de werkvloerinter-
24
views. Binnen de ontwikkeling van maatregelen en producten is hierin door de BBC ook een duidelijk onderscheid aangebracht. Van een deel van de maatregelen zijn twee versies ontwikkeld bijvoorbeeld de RI&E, de instructie-dvd en het bedrijfsplan van aanpak. Ondanks dit onderscheid blijkt uit de interviews met de werkgevers en werknemers dat kleine bedrijven moeilijker te bereiken zijn dan de grote bedrijven. Grote bedrijven kunnen vaak een KAM-coördinator inschakelen bij implementatie van maatregelen en producten. Kleine bedrijven hebben minder tijd te besteden aan uitvoering van het arboconvenant en zijn vooral bezig ‘te overleven’. Dit wil echter niet zeggen dat ze geen oog hebben voor arbeidsomstandigheden in hun bedrijf. Het productieproces laat werknemers alleen vaak geen extra tijd toe om actief bezig te zijn met verbeteren van arbeidsomstandigheden, temeer daar er ook vaak sprake is van kleine arbeidscontracten. Een veel gehoord argument is “het is een klein bedrijf, dus overzichtelijk, en als er iets is wordt er onderling over gesproken”. Daarnaast is ziekteverzuim ook geen echt probleem voor de stomerijen (zie de cijfers in hoofdstuk 2) en beschouwen ze de arbeidsomstandigheden vaak al als goed, waardoor deze onderwerpen niet de eerste prioriteit hebben. Te weinig persoonlijk contact met de werkvloer Een aantal geïnterviewde werkgevers en werknemers geeft aan dat het contact over de arboconvenantmaatregelen met de werkvloer beter had gekund. Het opsturen van informatie leidt niet altijd tot bekendheid en toepassing van de maatregel of het product. Of zoals een respondent opmerkte: “Persoonlijk contact werkt beter dan al het papierwerk”. De meeste kleine bedrijven hebben de informatie wel gelezen, maar passen deze niet actief toe in de praktijk. Daarnaast zijn er ook in relatieve korte tijd veel maatregelen en producten weggezet binnen de branche. Of zoals een respondent het verwoorde: “Ik zie door de bomen het bos niet meer”. Met name de kleinere bedrijven schuiven de informatie dan eerder terzijde en (her)kennen bij navraag de opgestuurde informatie niet meer. Een tussentijdse evaluatie zou meer zicht hebben geworpen op hoe de uitgezette maatregelen en producten binnen de bedrijven zijn ontvangen. In het plan van aanpak is onder punt 11.4.1 een tussentijdse evaluatie voorzien. Deze is echter niet uitgevoerd. Een tussentijdse evaluatie heeft als voordeel dat men sneller en directer kan inspelen op de behoefte en veranderingen op de werkvloer. Een positief voorbeeld hiervan zijn de acties die de BBC heeft uitgevoerd naar aanleiding van de informatie die vanuit de bedrijfsbezoeken van de arbocoördinator naar voren kwam. De opbrengst van de bedrijfsbezoeken had volgens de arbocoördinator nog beter gekund. De arbocoördinator had de opdracht om alleen te assisteren bij de invulling van het plan van aanpak en daarbij de bewustwording te stimuleren binnen de bedrijven van goede arbeidsomstandigheden.
25
Als de arbocoördinator een vrijere rol had gehad zou er misschien een betere uitwisseling van knelpunten kunnen plaatsvinden en zouden er meer gerichte adviezen en oplossingen zijn gegeven door de arbocoördinator. De BBC heeft de rol van de arbocoördinator destijds bewust niet vrij gelaten om te voorkomen dat er tegengestelde adviezen werden gegeven en om doublures te voorkomen. De door werkgevers en werknemers ervaren afstand van BBC en werkvloer ligt dan ook met name in gemis van een meer persoonlijke (lees: integrale) communicatie.
26
27
4
4.1
DOELTREFFENDHEID EN GOOD PRACTICES
Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we in welke mate de geïmplementeerde maatregelen daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de doelstellingen van het arboconvenant. De effecten van de ingevoerde maatregelen op reductie van ziekteverzuim en verminderde WAO-instroom en de reductie van de blootstelling aan arbeidsrisico’s zijn niet te kwantificeren (zie paragraaf 4.2). Daarom gaan we in dit hoofdstuk uit van de kwalitatieve informatie die sleutelinformanten en de geïnterviewde werkgevers en werknemers hebben gegeven. Voor het beschrijven van ‘good practices’ maken we vooral gebruik van de beschreven ‘successtory’s’ die door het projectbureau zijn gepubliceerd.
Doeltreffendheid Figuur 1 geeft weer hoeveel van de 20 geïnterviewde werkgevers en werknemers het arboconvenant als een duidelijke meerwaarde hebben ervaren. Daarnaast is weergegeven welke nieuwe maatregelen er gedurende de convenantperiode zijn geïmplementeerd. Meerwaarde arboconvenant en nieuwe (arbo)maatregelen in de convenantperiode Effecten arboconvenant
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2
verzuim/ reintegratie
binnenklimaat
werkdruk
fysieke belasting
MAATREGELEN
0
arboconvenant meerwaarde
Figuur 1
Aantal respondenten
4.2
28
Arboconvenant heeft voor meerderheid bedrijven meerwaarde gehad Voor de meeste respondenten heeft het arboconvenant een duidelijke meerwaarde gehad in het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Het arboconvenant heeft arbeidsomstandigheden meer op de agenda gezet: er is meer aandacht voor arbeidsomstandigheden gekomen en er is een breder gedragen besef ontstaan van de noodzaak ervan. Het gehele bewustwordingsproces van de noodzaak van goede arbeidsomstandigheden is door bijna alle respondenten als grootste verdienste van het arboconvenant aangemerkt. Wel geven grote bedrijven vaak aan dat de meeste maatregelen al waren ingevoerd in de bedrijfsprocessen voordat het arboconvenant in werking trad. De kleine bedrijven geven juist aan nauwelijks verzuim te hebben, waardoor arbeidsomstandigheden en dus ook het arboconvenant niet de hoogste prioriteit had. Als er toch iets was dat met arbeidsomstandigheden te maken had, losten ze dit in goed onderling overleg op. Er was dus voor het arboconvenant al veel aandacht voor goede arbeidsomstandigheden en men ziet geen toegevoegde waarde van het arboconvenant hierbij. Wel ziet men het arboconvenant als een indicatie dat ze al goed bezig waren. Nieuwe maatregelen in de periode van het arboconvenant Figuur 1 laat zien dat op de thema’s van het arboconvenant nieuwe maatregelen zijn genomen gedurende de convenantperiode, met name op fysieke belasting en binnenklimaat. Als voorbeelden van aanpassingen zijn genoemd: instellen van taak- en functieroulatie; verplaatsen van lawaaierige apparatuur zodat er rustigere werkplekken ontstaan; automatisering van werkprocessen (aanschaf transport banden); aandacht voor fysieke belasting bij aan schaf van nieuwe apparatuur; kappen over de mangel voor geluidsreductie; goede afzuiging/ventilatie in de werkruimte; vervanging lawaaierige apparatuur; bedrijfsarts en fysiotherapie op locatie.
4.3
Good practices Naar aanleiding van de vele bedrijfsbezoeken van de arbocoördinator is een aantal aansprekende maatregelen en producten beschreven als ‘successtory’s uit de branche. In de tabel 3 geven we aan om welke maatregelen het gaat en wat hiervan de voordelen zijn voor bedrijven in de textielverzorging.
29
Tabel 3
Good practices en voordelen hiervan voor bedrijven in de textielverzorging 4
Maatregelen
Wat zijn de voordelen
Gezondheidsschoenen/ veiligheidsschoenen
“Een gezondheidsvoordeel van de schoenen is dat medewerkers minder snel last van de rug krijgen en minder vermoeid raken. Duidelijker is het veiligheidsvoordeel: in onze wasserij wordt veel met rolcontainers gereden. Met de beschermde hielen en neuzen zijn de gevolgen van een rolcontainer tegen de tenen of tegen de hiel minimaal. Het voordeel voor de medewerkers is dat ze geen schoenen voor het werk meer hoeven te kopen. Daarbij zijn medewerkers altijd blij met aandacht voor hun werkomstandigheden.”
Zelfgemaakte in hoogte verstelbare vouwtafels
“Omdat de tafel eenvoudig en snel in hoogte verstelbaar is werken de medewerkers in een gezonde houding met een rechte rug en ontspannen schouders. Als men met meerdere personen van verschillende lengte aan 1 tafel werkt wordt voor een compromis in hoogte gekozen. Door de zachtgroene kleur (lindegroen), die rustig is aan de ogen, heeft men minder last van hoofdpijn. Naast het ergonomie-effect zijn er ook andere voordelen. Het werkt efficiënter, omdat men minder snel moe wordt als men in een gezonde houding werkt. Medewerkers hebben meer plezier in het werk door de prettige werkhouding en het feit dat zij inspraak hebben gehad bij het ontwerp van de tafel. Omdat de tafels verrijdbaar zijn, kan de vloer beter schoongemaakt worden en kan ook het schoonmaakpersoneel in een gezonde houding werken. Dit is voor het schoonmaakpersoneel erg prettig.”
Een wasscheider
“Er is minder belasting van de armen en schouders, omdat het grootste gedeelte van het wasgoed niet meer gegooid hoeft te worden. Het kan op de lopende band blijven liggen en hoeft alleen maar naar de juiste zijkant geschoven te worden. Ook werkt het veel efficiënter en sneller, omdat het wasgoed niet meer vastgepakt en gegooid wordt.”
Een verlaagstang
“Doordat de stang lager hangt, hoeven medewerkers minder hoog te reiken. Dit is minder belastend voor de nek, schouders en armen. Voor kleinere medewerkers zou de stang nog lager mogen hangen maar dan bestaat de kans dat de kleding de bodem van de container raakt. Voor de invoering van de verlaagstang werkten we zo veel mogelijk via een bordes waar de containers en kledingrekken voor stonden, zodat hoog reiken voorkomen werd. Hierbij was het een nadeel dat het veel werk was om de rekken en containers te verplaatsen. Indien nodig wordt het soms nog gebruikt. Tevens kan er iets efficiënter en sneller gewerkt worden, omdat men beter zicht heeft op het werk”.
4
Citaten uit: Huppes, G., A. Elberse, J. van Os & F. Tammeling (2005). Successtories Textielverzorging. Den Haag: VHP-Ergonomie.
30
4
Maatregelen
Wat zijn de voordelen
Verlenging van de insteekmachine
“Bij het invoeren van wasgoed in de mangel is het altijd een discussie hoe het goed aangevoerd wordt zodat je niet te veel hoeft te reiken en te draaien. Bij deze oplossing is het voor alle vier medewerkers aan de machine mogelijk om de wasbak met wasgoed naast hen te plaatsen. Hierdoor is het niet meer nodig om steeds maar te draaien naar achteren om het wasgoed te pakken.”
Instellen van een arboteam dat zich bezig houdt met alles wat met arbeidsomstandigheden te maken heeft
“Medewerkers voelen zich serieus genomen en ‘gehoord’ doordat hun collega’s in het Arboteam zitten. Het feit dat het onderwerp Arbo op deze manier aandacht krijgt draagt bij aan de betrokkenheid van medewerkers bij Arbozaken. Uit de ‘werkdrukverkenner’ bleek dat mensen enthousiast zijn over het Arboteam.”
Een losdock; een oplossing voor het lossen van containers
“De fysieke belasting van duwen en trekken aan containers wordt flink gereduceerd doordat de container over een groot traject zelf rolt. Je staat minder lang in de kou, omdat de vrachtwagen niet meer met een laadklep die op en neer gaat gelost hoeft te worden. Hierdoor staat de deur korter open, zodat ook de rest van de wasserij minder last heeft van kou en tocht. Bovendien werkt het efficiënter, omdat je met de helft minder personeel hetzelfde aantal containers kunt lossen in een kortere tijd: met twee personen is een kleine vrachtwagen in tien minuten gelost en een grote wagen (64 containers) wordt met vier personen eveneens in tien minuten gelost.”
Toepassing van taakroulatie als organisatorisch middel om fysieke belasting en/of werkdruk te verminderen.
“Wat betreft fysieke belasting heeft taakroulatie als voordeel dat medewerkers meer van werkhouding kunnen veranderen zodat ze minder eenzijdige belast worden. En omdat er minder lang op een bepaalde plek met een bepaalde houding wordt gewerkt, is er ook meer kans op herstel. Maar er zijn ook andere voordelen. Door de taakroulatie weet iedereen van elkaar wat er gedaan wordt en voelt iedereen zich meer samen verantwoordelijk voor een goed product. Dit zien wij terug in de kwaliteit van het werk en ook in de productie. Een ander groot voordeel, en dat is ook een heel duidelijk voordeel voor de medewerkers zelf, is de flexibiliteit met vrije dagen en vakantieplanningen. De flexibele inzetbaarheid van de mensen maakt het plannen makkelijker, waardoor medewerkers ook makkelijker vrij kunnen nemen op de dagen die ze zelf ook willen. En als iemand ziek is, is het opvangen van de werkzaamheden ook geen probleem. Ook het reïntegreren van medewerkers wordt ook een stuk makkelijker. Er wordt wel eens gezegd dat taakroulatie minder productie oplevert omdat je daarmee mensen van hun beste taak afhaalt. Wij merken juist dat de flexibiliteit van je bedrijf door de roulatie meer oplevert dan dat je zou moeten inleveren door een tijdelijk lagere productie van één persoon. Wij rekenen dan ook niet met een productie per persoon, maar met een gemiddelde productie. Ook bij de instroom van nieuw personeel biedt de roulatie een voordeel. Nieuwe medewerkers kennen veel sneller alle andere medewerkers en voelen zich daardoor sneller thuis in het bedrijf.”
31
Om de ‘good practices’ uit tabel 3 verder onder de aandacht te brengen in de branche textielverzorging zijn ze besproken tijdens de workshops en beschreven in de nieuwsbrieven van het arboconvenant die de BBC naar alle bedrijven heeft gestuurd. Veel van hiervoor beschreven maatregelen hebben betrekking op de inventiviteit van de werkgever op de in het eigen bedrijf geconstateerde knelpunten in de arbeidsomstandigheden. Naast de ingevoerde maatregel of product als ‘good practice’ is ook het proces waarin deze is gerealiseerd te vatten onder ‘good practice’; Het constateren van een praktisch probleem door de werknemer, inventarisatie van het probleem door de werkgever, een oplossing bedenken en deze implementeren door werkgever en werknemer samen. Een mooi voorbeeld van een dergelijke procesgang in de praktijk is het instellen van een arboteam binnen een bedrijf zoals beschreven in één van de successtory’s. Werknemers binnen een bedrijf kunnen knelpunten of voorstellen op het gebied van arbeidsomstandigheden voorleggen aan een arboteam dat binnen hun bedrijf is ingesteld. Het arboteam beoordeelt de knelpunten en/of voorstellen organisatiebreed met deskundige ondersteuning en kijkt of het gewenste effect (bijvoorbeeld verminderen van fysieke belasting) haalbaar is. Het streven daarbij is om een combinatie van het verbeteren van arbeidsomstandigheden met het creëren van draagvlak binnen een bedrijf te realiseren.
32
33
5
5.1
DUURZAAMHEID VAN DE RESULTATEN
Inleiding Het arboconvenant Textielverzorging is op 31 december 2006 afgelopen en na afronding van de evaluatie in november wordt de BBC ontbonden. Het is dan ook belangrijk om te bekijken in hoeverre de ingezette maatregelen en behaalde resultaten zijn geborgd (‘verankerd’) voor de toekomst. Het gaat daarbij om borging van convenantafspraken op brancheniveau en de borging van maatregelen en producten die zijn voortgekomen uit het arboconvenant op zowel branche- als bedrijfsniveau.
5.2
Borging op brancheniveau Momenteel zijn alle producten die zijn ontwikkeld binnen het arboconvenant onder beheer van de projectorganisatie. Na het arboconvenant zijn de Raltex en FTN voornemens om het beheer van de ontwikkelde producten over te nemen van de projectorganisatie. Recentelijk zijn door de BBC afspraken gemaakt om: de werkdrukverkenner niet verder te actualiseren, maar wel beschikbaar te houden voor gebruik; de producten van het arboconvenant te borgen in het risicopreventiesysteem van de FTN, dat als basis kan dienen voor de arbocatalogi in de toekomst; kennis en informatie na afloop van het arboconvenant beschikbaar te houden bij de Raltex als paritair platform. Andere suggesties die naar voren zijn gekomen tijdens de evaluatie zijn: arbozaken borgen in de cao (sociale partners geven aan dit mee te nemen naar de onderhandelingstafel). Het risicopreventiesysteem vormt de basis voor de borging van de producten van het Arboconvenant. Indien partijen het wenselijk achten kan in aanvulling hierop borging plaatsvinden via de cao. de huidige vernieuwingen in de Arbowet zouden ook een ingang kunnen zijn voor borging van de resultaten uit het arboconvenant (bijvoorbeeld beschrijving van doelvoorschriften en daarvan afgeleide arbocatalogi); het opzetten van een ’kenniscentrum’ of ‘arbobrancheloket‘.
34
Belangrijk in de borging is het creëren van een herkenbaar aanspreekpunt of vraagbaak voor arbozaken binnen de branche. Uit de evaluatie blijkt dat er behoefte is aan meer persoonlijke communicatie en begeleiding rond arbozaken. We gaan hier in hoofdstuk 7 nader op in.
5.3
Borging op bedrijfsniveau Het herhalen van de boodschap is belangrijk. De doelstellingen zoals geformuleerd in het arboconvenant moet geagendeerd blijven in de diverse overlegvormen zowel binnen bedrijven als tussen sociale partners. Daarnaast zijn de (verplichte) RI&E en de inzet van de preventiemedewerker belangrijke middelen om op bedrijfsniveau de resultaten van het arboconvenant te borgen.
35
6
6.1
KOSTEN – BATEN
Inleiding In dit hoofdstuk zullen we de kosten en baten van het arboconvenant textielverzorging nader beschouwen. Om de opbrengsten van het arboconvenant textielverzorging in kaart te brengen hebben we gebruik gemaakt van de methode van KPMG. In de gehanteerde methodiek drukken we de opbrengsten uit in een daling van het aantal zieken en WAO-instromers vermenigvuldigd met de kosten van het productieverlies van een zieke werknemer. De kosten van het arboconvenant zijn gebaseerd op cijfers afkomstig van het projectbureau.
6.2
Kosten Het maximale subsidiebedrag voor het arboconvenant Textielverzorging bedraagt 850.000 euro voor het ministerie SZW en 850.000 euro voor de sociale partners. Het totale te besteden budget komt daarmee op 1.700.000 euro. In tabel 4 staan de gemaakte kosten over de vier convenantjaren, zoals we deze hebben ontvangen van het projectbureau. Tabel 4.
jaar
Kosten Arboconvenant Textielverzorging (alle bedragen in euro inclusief btw) SZW
sector
2003 2004 2005 2006
€ 165.507 € 305.880 € 66.526 € 92.496
€ € € €
Totaal
€ 630.409
€ 630.409
129.581 158.721 154.249 187.858
totaal
€ € € €
295.088 464.601 220.775 280.354
€ 1.260.818
Zoals blijkt uit tabel 3 is het arboconvenant ruim binnen het begrote budget uitgevoerd.
36
6.3
Baten De opbrengsten van het arboconvenant textielverzorging zijn berekend via het KPMG-model. Tabel 5 geeft de berekening weer waarop de baten van het arboconvenant op zijn gebaseerd. Het model berekent de verzuimkosten per zieke werknemer (lees: productieverlies). Door deze kosten te vermenigvuldigen met het aantal zieke werknemers dat is voorkómen (dalingverzuimpercentage * aantal werknemers in de branche) krijgen we een indruk van de opbrengsten van het arboconvenant. De berekening die is uitgevoerd heeft betrekking op het verschil in ziekteverzuim tussen geheel 2003 (nulmeting) en de eerste helft van 2006 (eindmeting). Tabel 5
KPMG berekening voor opbrengst arboconvenant
Kosten productieverlies door verzuim: KP-V = 50%*LD+80%*LI Kosten productieverlies door eenjarig verzuim: KP-W = 88%*L Met: Gemiddelde bruto jaarloon = L Directe loonkosten (LD) = L*120% Indirecte loonkosten (LI) = L*30%
In tabel 6 staan de kerngegevens die we hebben gebruikt bij de berekening van de baten van het arboconvenant. De gegevens over het aantal mensen werkzaam in de branche en het bruto jaarloon zijn afkomstig van de projectorganisatie en de verzuim- en het eenjarig verzuimpercentage zijn afkomstig uit de nulmeting en eindmeting uitgevoerd door bureau AStri.
37
Tabel 6
Kerngegevens Textielverzorging totaal 1
Aantal medewerkers 1 Gemiddelde bruto jaarloon
9.750 18.600 2
Percentage ziekteverzuim in 2003 2 Percentage ziekteverzuim eerst helft 2006 Daling verzuimpercentage 2$
WAO 2003 2$ WAO eerste helft 2006 Daling percentage langdurig verzuim 1 2 $
6.4
6,2% 5,5% 11,3% 1,3% 1,0% 15,4%
Cijfers verkregen via de projectorganisatie. Cijfers uit de nulmeting en eindmeting uitgevoerd door AStri. Feitelijk is in de nul- en eindmeting gekeken naar het totaal aantal werknemers dat langer dan één jaar verzuimde. Dit vanwege veranderingen in wetgeving: in 2003 ging de WAO in na een wachttijd van 1 jaar, voor 2006 geldt een wachttijd van 2 jaar en is de WAO omgezet in de WIA.
Balans De kosten voor het arboconvenant bedragen € 1.260.818 waarvan 50 procent vanuit de branche zelf is bekostigd (€ 630.409). De opbrengst van het arboconvenant uitgedrukt in voorkomen productieverlies (d.i. verzuimkosten per zieke werknemer vermenigvuldigt met de daling van het aantal zieken in de periode 2003 eerste helft 2006) bedraagt € 1.385.514. Dit levert een positieve balans op voor de gehele branche textielverzorging van € 755.105.
38
39
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN VOOR DE TOEKOMST
In dit hoofdstuk geven we de belangrijkste conclusies van de eindevaluatie van het arboconvenant Textielverzorging. Daarnaast geven we aanbevelingen voor de borging en verdere landing van de genomen maatregelen om zo het ziekteverzuim in de sector laag te houden.
7.1
Conclusies Doelbereik en realisatie van maatregelen Het ziekteverzuim is met 16,1 procent gedaald en de WAO-instroom (lees: verzuim langer dan één jaar) met 15,4 procent. Uit de vragenlijst van de eindmeting kwam naar voren dat veel meer bedrijven dan in 2003 in het verzuimpercentage ook het verzuim langer dan 1 jaar hebben meegeteld. Dit is te verklaren doordat ze nu ook verantwoordelijk zijn voor de loondoorbetaling in dat 2e ziektejaar. Hierdoor valt het verzuimpercentage over 2006 systematisch wat hoger uit dan in 2003, waardoor een verdere daling van het verzuim gemaskeerd wordt. Corrigeren we dit met 0,3% lager verzuim over 2006, dan komt de reductie in ziekteverzuim op 16,1%. Daarmee is feitelijk de doelstelling van 15 procent reductie op beide parameters gehaald. Met name de bedrijven met meer dan 50 werknemers blijken nog een verzuimpercentage te hebben van 6,1%, hetgeen aanzienlijk drukt op het totale verzuimcijfer van 5,5% voor de gehele branche. De meeste maatregelen en producten zijn ingevoerd in 2004 en implementatie hiervan bij met name de grote bedrijven kost tijd en zal niet direct resulteren in een verzuimreductie. Het is dus goed mogelijk dat de dalende trend in verzuimcijfers zich nog in de loop van het jaar voortzet. Naast het bereiken van de kwantitatieve doelstelling zijn nagenoeg alle maatregelen die in het plan van aanpak zijn geformuleerd door de BBC gerealiseerd. De BBC heeft hiermee aan haar inspanningsverplichting voldaan. Doelmatigheid De samenwerking tussen de sociale partners in de BBC was goed. Dit heeft geresulteerd in de implementatie van gebruikersvriendelijke en praktische maatregelen en producten in de textielverzorging. De projectorganisatie heeft bij implementatie van maatregelen duidelijk gestreefd naar maatwerk voor de (grote) wasserijen en (kleine) stomerijen. De geïnterviewde werkgevers en werknemers hebben dit niet altijd zo ervaren. Het verschil in bedrijfscultuur, het verschil in werkprocessen en het verschil in grootte tussen de wasserijen en stomerijen vraagt waarschijnlijk om een meer gedifferentieerde manier van communiceren
40
van de ingestelde maatregelen en ontwikkelde producten. Daarnaast was het zo, dat niet aan alle producten behoeften was, omdat werkgevers het voorliggende probleem (zoals bijvoorbeeld het ziekteverzuim in kleine bedrijven en werkdruk) niet als zodanig herkende. Alleen het toesturen van informatie naar de bedrijven is niet voldoende gebleken voor een adequate landing van genomen maatregelen op de werkvloer. In de interviews hebben met name de kleinere werkgevers aangegeven dat zij persoonlijk contact een belangrijke factor vinden voor de effectiviteit en duurzaamheid van de ingezette maatregelen. Integrale communicatie is bij het implementeren van maatregelen van eminent belang. Doeltreffendheid Het arboconvenant heeft geleid tot een duidelijk bewustwordingsproces voor de noodzaak voor goede arbeidsomstandigheden binnen de textielverzorging. Meer dan de helft van geïnterviewde werkgevers en werknemers ziet een meerwaarde van het arboconvenant voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden. De andere bedrijven geven aan al goed bezig te zijn met arbeidsomstandigheden en zien het arboconvenant meer als bevestiging dat ze op de goede weg zijn dan dat het hen nog verder vooruit heeft geholpen. Een rechtstreeks verband tussen de convenantmaatregelen en het verminderde ziekteverzuim is niet te leggen. Er zijn in de looptijd van het arboconvenant ook andere (landelijke) ontwikkelingen geweest met een verlagende invloed op het ziekteverzuim en de WAO-instroom, zoals de Wet verbetering poortwachter en de verlenging van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Deze factoren kunnen mede verantwoordelijk zijn geweest voor de daling van het ziekteverzuim en de WAO-instroom. Wel blijkt uit algemeen onderzoek naar arboconvenanten, dat in branches waarbij een arboconvenant heeft gelopen een hogere reductie in verzuim te zien is dan in branches waarbij dit niet het geval is geweest5. Duurzaamheid Voor de borging zijn recentelijk vanuit de BBC verschillende afspraken gemaakt: het onderbrengen van de producten van het arboconvenant in het risicopreventiesysteem van de FTN; de opgedane kennis en informatie wordt overgedragen aan de Raltex. De Raltex is het aangewezen orgaan om over activiteiten te besluiten die in de toekomst wenselijk zijn voor de branche; het niet verder actualiseren van de werkdrukverkenner, maar deze wel beschikbaar te houden voor gebruik.
5
Veerman, T.J. & P. Molenaar-Cox (2006). De meerwaarde van de arboconvenanten. Een update van verzuim- en WAO cijfers tot en met 2004. Leiden: AStri.
41
Het is voor de duurzaamheid van de genomen maatregelen, de al behaalde resultaten en de verdere indaling ervan op de werkvloer belangrijk om goede afspraken te maken binnen de branche. In paragraaf 7.2 gaan we nader in op (aanvullende) mogelijkheden hiervoor. Kosten-baten Met de KPMG methodiek is berekend dat het convenant € 1.385.514 besparing op verzuimkosten van zieke werknemers (lees: productieverlies) heeft opgeleverd. Afgezet tegen de totale kosten van het convenant (€ 1.260.818, waarvan 50% is opgebracht door de branche zelf: € 630.409) is er een bate van € 755.105. In deze balans zijn niet de werkgeverskosten voor arbodienstverlening en interne verzuimbegeleiding meegenomen zoals bijvoorbeeld in de berekening van verzuimkosten volgens de TNO methode6. Verzuimreductie en met name dat van het langdurig verzuim zal een bijkomende reductie in deze kosten te zien geven en dus leiden tot een (nog) positievere balans voor de werkgevers.
7.2
Hoe nu verder? Met het arboconvenant is een belangrijke stap gezet in het reduceren en beheersbaar houden van het ziekteverzuim in de textielverzorging. De projectorganisatie heeft de bedrijven diverse maatregelen en producten aangereikt om arbeidsomstandigheden geagendeerd te houden. Hiermee is duurzaamheid van de behaalde resultaten echter nog niet gewaarborgd. Duurzaamheid vraag om herkenning Zoals gezegd zullen de sociale partners duidelijke afspraken moeten maken hoe de behaalde resultaten te borgen voor de branche. Belangrijk hierbij is dat er een voor de branche herkenbare ‘probleemhouder’ wordt aangesteld. Dit kan een organisatie zijn, bijvoorbeeld de Raltex. Het belang hiervan zullen we illustreren aan de hand van figuur 2.
6
Ministerie van SZW (2004). Rekeninstrumenten voor arboconvenanten.
42
Figuur 2.
Borging van een actiecyclus Action
Plan
Check
Do
In het arboconvenant is de actiecirkel Plan – Do – Check – Action doorlopen. Hierbij vormt de BBC de wig als borging van het behaalde resultaat (‘hoogte in het figuur’). Wanneer het arboconvenant stopt en de BBC zich opheft (‘de wig wordt verwijderd’) en er komt hiervoor niets in de plaats, dan zal het behaalde resultaat (‘de hoogte’) langzaam wegzakken (‘de actiecirkel rolt naar beneden’). Je kunt dus wel in actie blijven door de actiecirkel te doorlopen, maar als je deze niet ergens mee borgt blijf je stilstaan of rol je terug. Een mooi voorbeeld dat een dergelijke borging goed werkt op bedrijfsniveau is de binnen de textielverzorging beschreven Good Practice van het arboteam. Er is een duidelijke structuur waarmee de actiecirkel voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden wordt doorlopen binnen het bedrijf, waarbij het arboteam zelf de wig is voor de borging. Op brancheniveau valt te denken aan de Raltex. De Raltex kan maatregelen initiëren op brancheniveau, maar ook een begeleidende en adviserende rol spelen. De basis voor de borging is gelegd nu de BBC heeft besloten alle kennis en informatie over te dragen aan de Raltex en dit orgaan ook in de toekomst besluiten zal nemen die op dit vlak wenselijk zijn voor de branche. Een mogelijkheid voor de branche om de actiecirkel zelf gaande te houden is te realiseren door het toepassen van doelvoorschriften en opstellen van arbocatalogi zoals beschreven in de nieuwe Arbowet. De al genomen maatregelen uit het arboconvenant kunnen hierbij een goede leidraad vormen. Omdat de sociale partners in belangrijke mate zelf invulling mogen geven aan de doelvoorschriften is een coöperatieve opstelling van de sociale partners in de branche noodzakelijk.
43
Gezien de positieve samenwerking van de sociale partners tijdens de uitvoering van het arboconvenant textielverzorging en de maatregelen die al zijn genomen tijdens het arboconvenant, liggen hier voor de branche textielverzorging goede mogelijkheden. Herken de context bij implementatie Het doorlopen van de actiecirkel voor verbetering van arbeidsomstandigheden is een continuüm. Alleen hierdoor is in de post-convenantperiode mogelijk om maatregelen en producten te actualiseren. Vanuit de evaluatie van het arboconvenant komen drie verbeterpunten naar voren voor het op een hoger niveau tillen van de actiecirkel: - het nog verder onderscheiden van de diversiteit van problemen tussen wasserijen en stomerijen (check + action); - meer feeling krijgen met wat er op de werkvloer speelt en welke ondersteuningsbehoeften men daar heeft (check + action); - het uitvoeren van tussentijdse evaluaties van geïmplementeerde maatregelen en producten (check). Deze verbeterpunten kan de Raltex meenemen bij het onderhouden van goede arbeidsomstandigheden en bij het initiëren van nieuwe initiatieven op dat gebied binnen de branche textielverzorging.
44
45
BIJLAGE 1
MATRIX VAN MAATREGELEN (SAMENVATTING)
In het plan van aanpak arboconvenant textielverzorging zijn concrete maatregelen en activiteiten geformuleerd om de doelstellingen van het arboconvenant te halen. Deze maatregelen en activiteiten vormen de basis voor de (samenvattende) matrix. Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen in de matrix weergegeven: 1. klimaat, geluid en fysieke belasting, 2. werkdruk, 3. biologische agentia en cytostatica, 4. arboinfrastructuur, 5. opleiding. In de matrix beschrijven we voor elk thema uit het plan van aanpak: de omschrijving van de maatregelen, activiteiten en targets zoals beschreven in het plan van aanpak; de realisatie van de maatregelen en de producten die zijn ontwikkeld; de borging van de resultaten; de best practices (op branche- en bedrijfsniveau); de bronnen waaruit de informatie is gehaald. Na de matrix geven we een overzicht van de overige zaken die in het plan van aanpak beschreven zijn en de realisatie daarvan. Het betreft: 6. de nulmeting, monitoring en evaluatie, 7. de communicatie.
46
1
Klimaat, geluid en fysieke belasting
voorgenomen maatregelen, activiteiten en targets uit PvA
-
realisatie PvA en ontwikkelde producten
-
borging
-
Inventarisatie arbomaatregelen middels Bedrijfsplan van Aanpak (branche – en bedrijfsniveau) Inzetten van een extern onafhankelijke arbocoördinator (brancheniveau) Actualisatie van het handboek werkplekoptimalisatie (brancheniveau) Onderzoek centrale inkoopmogelijkheden (ergonomische middelen) (brancheniveau) Afspraken over ergonomische (hulp)middelen (bv stasteun, gezondheidsschoenen, in hoogte verstelbare vouwtafels etc.)(brancheniveau) Per 2008 voldoen alle wielen van rolcontainers aan specifieke eisen (bedrijfsniveau) In 2008 is minstens 50% van de vouwtafels in hoogte verstelbaar (bedrijfsniveau) In 2010 zijn alle rijdbare bakken voorzien van een verende bodem (brancheniveau) Maatregelen/activiteiten zijn vastgelegd in algemeen verbindende cao Arbeid en Gezondheid Textielverzorging Op brancheniveau zijn afspraken gemaakt over persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen Via VHP ergonomie is de arbocoördinator ingezet Gebruik ‘Bedrijfsplan van aanpak Wasserijen’ en ‘Bedrijfsplan van aanpak Textielreinigingsbedrijven Het Handboek Werkplekoptimalisatie Wasserijen en Stomerijen is geactualiseerd (versie 2004) Twee instructiefilms (op basis van handboek werkplekoptimalisatie)(voor wasserijen en textielreinigingsbedrijven) Postercampagne aansluitend op de instructiefilms Informatiebrochure arbobeleid, fysieke belasting, klimaat en geluid Ideeënboek 1 (beschrijving van mogelijk te nemen maatregelen); Ideeënboek 2 (verdere uitwerking boek 1 naar aanleiding van bedrijfsbezoeken van arbocoördinatoren’ Documentatiebladen bij de diverse producten Eventueel door middel van Arbocatalogi (doelvoorschriften nieuwe Arbowet) (verslag BBC 9 februari 2006 punt 5) Het gebruik van ergonomische hulpmiddelen borgen in de cao(verslag BBC 9 februari 2006 punt 5) De informatiebrochure borgen via de Raltex (verslag BBC 9 februari 2006 punt 5) Producten worden nu nog beheert door de projectorganisatie van het Arboconvenant; na afloop van het convenant zal Raltex het beheer van de producten overnemen Alle producten borgen in het risicopreventiesysteem van het FTN (verslag BBC 4 september 2006 punt 7)
47
best practices (bedrijfsniveau en branche niveau)
bronnen
2
Beschrijving van successtory’s textielverzorging voor de nieuwsbrieven en workshops opgesteld door VHP ergonomie) met als onderwerpen: Beleid ten aanzien van gezondheidsschoenen; Zelf een in hoogte verstelbare vouwtafel maken; Aanpak fysieke belasting op verschillende terreinen; Een Arboteam; Een losdock; Taakroulatie. (deze onderwerpen zijn ook als aanvulling in het nieuwe ideeënboek beschreven) -
Rapport fysieke belasting en werkdruk van Adviesbureau Molenaar/ Erasmus Universiteit TNO onderzoeksrapportage binnenklimaat en geluid Eindrapport Branche Arbocoördinator Arboconvenant textielverzorging van VHP-ergonomie Verslagen BBC vergaderingen Website arboconvenant textielverzorging Arboconvenant Textielverzorging Plan van Aanpak Arboconvenant Textielverzorging Interview Projectorganisatie
-
Ontwikkelen van een digitale Quickscan Werkdruk (werkdrukverkenner)(brancheniveau) Analyse van de werkdruk middels het Bedrijfsplan van Aanpak voor bedrijven waar meer dan 5 werknemers werkzaam zijn (bedrijfsniveau) voor 1 mei 2003 dient 75% van het aantal werknemers geanalyseerd te worden met de Quickscan (bij bedrijven waar meer dan 5 werknemers werkzaam zijn
Werkdruk
voorgenomen maatregelen, activiteiten en targets uit PvA
-
realisatie PvA en ontwikkelde producten
-
Uitvoering werkdrukverkenning en daarna bijstelling plan van aanpak (slechts kwart van de bedrijven heeft werkdrukverkenner daadwerkelijk opgestuurd naar projectorganisatie) Digitale Quickscan werkdruk/werkdrukverkenner Documentatiebladen bij de diverse producten
48
best practices (bedrijfsniveau en branche niveau)
-
De werkdrukverkenner wordt niet geborgd, maar zal wel beschikbaar blijven voor gebruik (verslag BBC 4 september 2006 punt 7) Beschrijving successtory’s textielverzorging voor de nieuwsbrieven en workshops (opgesteld door VHP ergonomie) waarin onder meer een voorbeeld met taakroulatie wordt beschreven en een voorbeeld van een bedrijf waar een arboteam is aangesteld
bronnen
-
Rapport fysieke belasting en werkdruk van Adviesbureau Molenaar ABF research (ontwikkelaar digitale RI&E en werkdrukverkenner) Verslagen BBC vergaderingen Website arboconvenant textielverzorging Arboconvenant Textielverzorging Plan van Aanpak Arboconvenant Textielverzorging Interview projectorganisatie
borging
3
-
Biologische agentia en cytostatica
voorgenomen maatregelen, activiteiten en targets uit PvA
-
-
Inventariseren voor welke categorie(en) ondernemingen de maatregelen met betrekking tot biologische agentia gelden (brancheniveau) Opstellen van een protocol Biologische Agentia (brancheniveau) Invoeren van de in het protocol genoemde maatregelen (bedrijfsniveau) Afspraken maken met bedrijven/opdrachtgevers die besmet wasgoed aanleveren (bedrijfsniveau) In te zetten maatregelen en activiteiten op blootstelling aan cytostatica is afhankelijk van het “inventariserend onderzoek naar gebruik van en blootstelling aan cytostatica buiten het ziekenhuis “ dat in opdracht van het ministerie van SZW wordt uitgevoerd Onderwerp cytostatica op aangeven van ministerie SZW tezamen met biologische agentia behandelen
realisatie PvA en ontwikkelde producten
-
Risicopreventie protocol biologische agentia Risicopreventie protocol met cytostatica besmet linnengoed gezondheidszorg bij wasserijen Brief aan 1600 gezondheidszorg instellingen met als onderwerp ‘Gescheiden inzameling besmet wasgoed’ (d.d. 30 juni 2006)
borging
-
Suggestie vanuit BBC: Borging bij FTN of Raltex (verslag BBC 9 februari 2006 punt 5); in het risicopreventie systeem van het FTN (verslag BBC 4 september 2006 punt 7)
49
best practices (bedrijfsniveau en branche niveau)
-
Aanleveren van besmet wasgoed in oplosbare waszakken met opschrift ‘besmet wasgoed’
bronnen
-
Onderzoeksrapport Biologische agentia van bureau Tauw Inventariserend onderzoek naar gebruik van en blootstelling aan cytostatica buiten het ziekenhuis Inzamelingsonderzoek Cytostatica door FTN en Stichting Arbeidsmarktbeleid Ziekenhuizen Verslagen BBC vergaderingen Website arboconvenant textielverzorging Arboconvenant Textielverzorging Plan van Aanpak Arboconvenant Textielverzorging Interview Projectorganisatie interview met een werkgever
4
Arboinfrastructuur
voorgenomen maatregelen, activiteiten en targets uit PvA
-
Kwaliteitseisen stellen aan arbodiensten en re-integratiebedrijven; a) kwaliteitseisen algemeen, b) kwaliteitseisen dienstverlening en c) outputeisen dienstverlening (brancheniveau) Hieruit opstellen van Service Level Agreement en mantelcontracten (brancheniveau) Actualiseren van sectorspecifieke RI&E’s (brancheniveau) Toepassen van deze RI&E’s (bedrijfsniveau) Ontwikkelen van een modelcontract en checklist ten aanzien van arbodienstverlening (brancheniveau) Ontwikkelen van een checklist waaraan de procedure van ziekmelding en verzuimbegeleiding dient te voldoen
realisatie PvA en ontwikkelde producten
-
Arboconvenantafspraken zijn vastgelegd in een algemeen bindende CAO Arbeid en Gezondheid Textielverzorging Mantelovereenkomst met Van Dreumel Depiro (voor ziekteverzuimbegeleiding en re-integratieactiviteiten) Kwaliteitseisen zijn opgesteld (Zie Plan van Aanpak) Werkboek RI&E inventarisaties voor wasserijen (versie 2003) Digitale RI&E wasserijen (versie 2003 en versie 2006) Werkboek RI&E inventarisaties voor stomerijen (versie 2003) Digitale RI&E stomerijen (versie 2003 en versie 2006)
50
-
Arbopakket met algemene informatie over Arbodienstverlening en re-integratie; modelprotocol ziekteverzuim en een stroomschema met actiemomenten in de WVP
borging
-
Suggestie vanuit BBC: Mantelcontracten met re-integratiediensten borgen via de Raltex Suggestie vanuit BBC: Sectorspecifieke RI&E borgen bij Raltex Suggestie vanuit BBC: Ziekmelding en verzuimbegeleiding borgen bij Raltex (zoals beschreven in het verslag van de BBC op 9 februari 2006 bij punt 5)
best practices (bedrijfsniveau en branche niveau)
-
Brochure successtory’s textielverzorging (opgesteld door VHP ergonomie) waarin onder meer een voorbeeld wordt beschreven van een bedrijf waar een arboteam is aangesteld
bronnen
-
Verslagen BBC vergaderingen Website arboconvenant textielverzorging Arboconvenant Textielverzorging Plan van Aanpak Arboconvenant Textielverzorging Interview Projectorganisatie
voorgenomen maatregelen, activiteiten en targets uit PvA
-
Actualiseren van de bestaande Arbo Basiscursus Wasserijen Gebaseerd op deze module wordt een arbomodule voor textielreinigingsbedrijven ontwikkeld Onderzoek naar de kwaliteit en mogelijkheden van centrale inkoopmogelijkheden van bestaande cursus verzuimbegeleiding en coaching voor direct leidinggevenden
realisatie PvA en ontwikkelde producten
-
Stimuleringsregeling voor cursussen ziekteverzuimbegeleiding en coaching voor leidinggevenden Brochure “Overzicht cursussen en trainingen textielverzorging 2006” Arbomodule wasserijen Arbomodule stomerijen
borging
-
Modules zijn al overgedragen naar het O&O fonds van de Raltex
5
Opleiding
51
best practices (bedrijfsniveau en branche niveau)
-
Niet beschreven
bronnen
-
Verslagen BBC vergaderingen Website arboconvenant textielverzorging Arboconvenant Textielverzorging Plan van Aanpak Arboconvenant Textielverzorging Interview Projectorganisatie
52
6
Nulmeting, monitoring en evaluatie
Maatregelen Nulmetingen: Ziekteverzuim en WAO-instroom – Bureau AStri. Inventarisatie arbohulpmiddelen en maatregelen Bedrijfsplan van Aanpak (met hulp van VHP-ergonomie). Inventariserend onderzoek: Fysieke belasting en werkdruk – Bureau Molenaar/Erasmus Universiteit. Biologische agentia – Bureau Tauw. Klimaat en geluid – TNO. Inventarisatie invoering arbomaatregelen (branche arbocoördinator) – VHPergonomie. Monitoring: Door de BBC op basis van Plan van Aanpak. Jaarlijkse rapportage van ondernemingen aan de BBC (zie Plan van Aanpak punt 11.3). Eindmeting: Ziekteverzuim en WAO-instroom – Bureau AStri. Realisatie De nul- en eindmeting ziekteverzuim zijn uitgevoerd. De jaarlijkse rapportages van ondernemingen aan de BBC zijn niet uitgevoerd (ook niet vanuit de projectorganisatie geïnitieerd). Concrete vervolg op de uitkomsten van het Bedrijfsplan van Aanpak waren de informatiebrochure arbobeleid, fysieke belasting, geluid en klimaat, de beschrijving van de successtory’s en de actualisatie van het ideeënboek.
7
Communicatie
Nieuwsbrieven: tweemaal per jaar: Nieuwsbrief 1: Goed arbobeleid levert iets op. Nieuwsbrief 2: Bedrijfsplan van aanpak. Nieuwsbrief 3: Informatieve workshop. Nieuwsbrief 4: The making of… Nieuwsbrief 5: Vouwster verzint origineelste slagzin. Nieuwsbrief 6: Workshops groot succes.
53
-
Nieuwsbrief 7: Speciale editie Werkdruk. Nieuwsbrief 8: Brand: Fire-management van groot belang.
Workshops: Workshop 1, 4 maart 2004: Introductie Werkdrukverkenner en Handboek werkplekoptimalisatie. Workshop 2, 3 november 2004: Introductie digitale RI&E en instructie-dvd. Workshop 3, 2 juni 2005: gezondheidsschoenen en taakroulatie. Workshop 4, 8 december 2005: Ziekteverzuimbegeleiding, besmette was, fire-management én de RI&E en arbozorg in kleine ondernemingen. Workshop 5, 29 juni 2006: preventiemedewerker, bedrijfshulpverlening en NEN 3140. Overige communicatiemiddelen: bedrijfsbezoeken arbocoördinator; ideeënboek; postercampagne “Je lijfgoed met wasgoed!” en “Je lijf goed met stoomgoed!” ; Een jaar lang was er speciale aandacht voor fysieke belasting, waarbij de BBC om de twee maanden een poster met een belastende houding heeft uitgebracht (dezelfde als op de dvd zijn te zien) (in totaal 5 posters). Naast de posters was er ook sprake van promotiemateriaal (“gadgets van het arboconvenant”), namelijk: arboconvenant tasjes met belastende houdingen daarop gedrukt en de pepermuntjes). De BBC heeft deze verspreid tezamen met de uitgifte van de Nieuwsbrieven; documentatiemap – voor elk onderwerp een documentatieblad; arbopakket; internetsite: www.arboconvenanttextielverzorging.nl / www.raltex.nl/arbo; cd-roms – dvd’s door productiebedrijf Twain; informatiebladen.
54
55
BIJLAGE 2
GERAADPLEEGDE PERSONEN
Sleutelinformanten Leden projectorganisatie: Mw. Jolet Woordes Mw. Daniëlle Mares Mw. Kristl Aarts Werknemersvertegenwoordiger: Dhr. Ton Neijenhuijs (FNV bondgenoten) Dhr. Willem Kruithof (CNV bedrijvenbond) Werkgeversvertegenwoordiger: Dhr. Robert Verkroost (Berendsen Textiel Service BV) Dhr. Peter Wennekes (FTN/Netex) Dhr. Appie Harmsen (Lips gezondheidszorg BV) Ministerie van SZW: Dhr. John Broere Mw. Carin Benders Mw. Caroline van Wijk Branche arbocoördinator: Dhr. Gjalt Huppes (VHP-ergonomie)
Bedrijven waar werkgevers en/of werknemers geïnterviewd zijn Barth Slijkhuis wasserij (2x) City stomerij Venray Cleanlease Fortex (2x) Cleanomat stomen De eerste volharding (dubbelinterview) De Roosendaalse stomerij Emmer expres reiniging Gelderse Linnenservice Hendorette Hokatex (2x) Multinette Nunspeet Newasco Neede Odinette Propernetto Rijnsburgse Stomerij Smit Stomerij Wortman Medoclean
56
57
BIJLAGE 3
BESTUDEERDE BRONNEN
Boeckhout, C.I., J.H. Matulessy, K.H.M. te Vaarwerk & L. van Leengoed (2003). Biologische agentia binnen de schoonmaak- en reinigingsbranche en de linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigersbranche. Deventer: Tauw. Bureau M&P (2003). Communicatieplan Arboconvenant Textielverzorging 20032006. Tiel: Bureau M&P. Documentatiemap en de ontwikkelde producten (dvd, posters, werkdrukverkenner) (2006). Tilburg: projectorganisatie arboconvenant: Wissenraet Van Spaendonck. Molenaar, D.& A. Burdorf (2002). Fysieke belasting en werkdruk in de wasserijen stomerijbranche. Breda: Adviesbureau Molenaar. Huppes, G., A. Elberse & M. Balm (2004). Branche arbocoördinator arboconvenant textielverzorging. Den Haag: VHP-Ergonomie. Huppes, G., A. Elberse, J. van Os & F. Tammeling (2005). Successtories Textielverzorging. Den Haag: VHP-Ergonomie. Ministerie van SZW, FTN, Netex, FNV bondgenoten, CNV bedrijvenbond (2002). Arboconvenant linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigingsbranche, inzake fysieke belasting, werkdruk, klimaat, geluid, biologische agentia, cytostatica en arbo-infrastructuur. Den Bosch. Ministerie van SZW, FTN, Netex, FNV bondgenoten, CNV bedrijvenbond (2002). Plan van aanpak arboconvenant linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigingsbranche. Den Bosch. Molenaar-Cox, P.G.M. & C.G.L. van Deursen (2003). Ziekteverzuim en WAOinstroom in de linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigingsbedrijven, nulmeting 2003. Leiden: AStri. Molenaar-Cox, P.G.M. & C.G.L. van Deursen (2006). .Ziekteverzuim en WAOinstroom in de linnenverhuur-, wasserij- en textielreinigingsbedrijven, eindmeting 1e helft 2006. Leiden: AStri. Rekeninstrumenten voor arboconvenanten. Den Haag: Ministerie van SZW.
58
TNO rapport (2002). Onderzoek binnenklimaat en geluid in wasserijen en textielreinigingsbedrijven. Delft: TNO. Veerman, T.J. & P.G.M. Molenaar-Cox (2006). De meerwaarde van de arboconvenanten. Een update van verzuim- en WAO-cijfers tot en met 2004. Leiden: AStri. Verslagen van de BBC vergaderingen, de workshops en de werkdrukverkenner (2006). Tilburg: projectorganisatie arboconvenant: Wissenraet Van Spaendonck. Website arboconvenant textielverzorging: www.arboconvenanttextielverzorging.nl (2006).