EVALUATIE
2009-‐2011
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid NHN
In dit rapport wordt het actieplan jeugdwerkgelegenheid in de regio Noord-‐Holland Noord geëvalueerd, zoals dat is uitgevoerd in de periode 2009-‐2011
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Evaluatie E E N E V A L U A T I E V A N H E T A C T I E P L A N J E U G D W E R K G E L E G E N H E I D N O O R D -‐ H O L L A N D N O O R D
Voor vragen naar aanleiding van deze evaluatie kunt u terecht bij: Gemeente Alkmaar Gemeente Den Helder Gemeente Hoorn Auteur Luuk Seegers (Nautus) Documentnaam 20120209_Evaluatie AJW NHN_1.1.docx
Pagina 2 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Pagina 3 van 55
Evaluatie
1.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
SAMENVATTING
In september 2009 is in Noord-‐Holland Noord het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid van start gegaan met als doel om jongeren (tot 27 jaar) een baan, leerwerkbaan of stage te laten bemachtigen. De Rijksoverheid heeft hier tot en met 2011 middelen voor beschikbaar gesteld. De regio heeft besloten om een evaluatie van het Actieplan te laten uitvoeren. De evaluatie heeft plaatsgevonden tussen september en december 2011. In de evaluatie is stilgestaan bij de (cijfermatige) ontwikkeling van jeugdwerkloosheid, maar ook bij de ervaringen in de praktijk en toekomstige ontwikkelingen. De jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord was medio 2011 het op één na laagst van heel Nederland. Ten opzichte van het gemiddelde in Nederland daalde de werkloosheid in Noord-‐Holland Noord relatief snel. Binnen de regio Noord-‐Holland Noord zijn wel verschillen waar te nemen tussen de regio’s; Noord-‐Kennemerland, West-‐Friesland en de Kop van Noord-‐Holland. Waar het aantal ingeschreven werkzoekende jongeren in Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland afnam, steeg dit aantal licht in de Kop van Noord-‐Holland tussen januari 2010 en oktober 2011. Als gekeken wordt naar de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid ten opzichte van de totale werkloosheid dan blijkt dat de jongeren in de Kop van Noord-‐Holland minder hebben kunnen profiteren van kansen op de arbeidsmarkt dan jongeren in Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland. In het kader van het Actieplan heeft de regio aansluiting gezocht bij landelijke activiteiten die tot doel hadden om jongeren langer op school te houden en om hen naar een plek op de arbeidsmarkt te begeleiden. Binnen de regio is sterk ingezet op het sectoraal arrangement met de Stichting Talent voor Techniek. Via dit arrangement is getracht om jongeren te winnen en te behouden voor de technische sector, onder andere door het uitvoeren van maatschappelijke projecten en het bieden van leegloopplekken voor jongeren in een leerwerktraject. Het Actieplan is gefinancierd uit middelen van het Rijk, daarnaast is voor de regio door de gemeente Alkmaar een ESF aanvraag gedaan. De toekenning van deze aanvraag heeft ertoe geleid dat het Actieplan in de regio in 2012 kan worden voortgezet, terwijl landelijk alle activiteiten in 2011 aflopen. De middelen van het Actieplan zijn naar rato over de subregio’s binnen Noord-‐Holland Noord verdeeld. De resultaten die de regio’s hebben geboekt houden echter geen gelijke pas met de verdeling van de middelen. Bij de start van het Actieplan is ten doel gesteld om 1.500 extra plaatsen voor jongeren te realiseren. Naar verwachting realiseert alleen West-‐Friesland vóór 31 december 2011 haar aandeel in het gestelde doel. Noord-‐Kennemerland bereikt dit waarschijnlijk in de loop van 2012, terwijl het er naar uitziet dat de Kop van Noord-‐Holland haar deel niet zal realiseren als er geen extra inspanningen worden gepleegd. Een groot deel van de resultaten in de regio komen op het conto van het arrangement met Talent voor Techniek. Binnen de regio is op goede en intensieve manier samengewerkt. Daarbij is veel gebruik gemaakt van het netwerk van het RPA, waardoor het Actieplan in de regio een snelle start kon maken. Ook aangaande de communicatieactiviteiten en projectondersteuning is van het RPA gebruik gemaakt. Onder meer met de webstie vraaghetjob.nl. Opvallend is dat in de subregio’s waar het meest is samengewerkt de resultaten ook het meest positief uitpakken. De respondenten geven aan dat men het samenwerken prettig vindt en dat het een meerwaarde oplevert. Daar waar niet wordt samengewerkt bestaat juist de behoefte om meer samen te werken. Daarnaast geeft men aan dat voor duurzaam succes jongeren begeleid moeten worden naar en op de werkplek. Voor werkgevers is het belangrijk dat problemen rondom de jongere zo veel mogelijk worden weggenomen, zodat deze het werk niet belemmeren. Uit de interviews en de resultaten blijkt dat met het Actieplan juist de kwetsbare jongeren zonder startkwalificatie zijn bereikt, dat was ook het doel. Met betrekking tot werkgevers bestaat juist het gevoel dat werkgevers min of meer toevallig worden bereikt en dat contacten sterk afhankelijk zijn
Pagina 4 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
van persoonlijke relaties tussen een werkgever en een vertegenwoordiger van de gemeente of het UWV. Op het beleidsterrein van jeugdwerkloosheid en participatie gaat de komende jaren veel veranderen. Per 1 januari 2012 wordt de WIJ als aparte bijstandswet voor jongeren opgeheven en geïntegreerd in de WWB en komen er strengere regels rondom de uitkeringsvoorwaarden. Met ingang van 2013 wordt de WWB omgevormd tot de Wet Werken naar Vermogen, onder deze wet wordt ook een deel van de huidige WAJONG en WSW geschaard. Daarnaast komen ook taken die nu tot de jeugdzorg en de AWBZ behoren richting de gemeenten. Deze decentralisaties gaan gepaard met grote bezuinigingen door het Rijk, gemeenten krijgen hierdoor met ingrijpende keuzes te maken. De arbeidsmarkt in Noord-‐Holland Noord krijgt naast de veranderingen in beleid de komende jaren ook te maken met een andere ontwikkeling van de werkgelegenheid. De beroepsbevolking in de regio vergrijst, daardoor zal er een grotere vraag naar medewerkers in de zorg sector komen, terwijl de vraag naar werknemers in de bouw en industrie juist zal afnemen. De regio heeft er voor gekozen om op basis van de structuur en ervaringen van het Actieplan te werken aan antwoorden op vragen die door de komende veranderingen worden opgeroepen. Dit gebeurt in het programma inclusieve arbeidsmarkt, binnen dit programma wordt gewerkt aan vijf pijlers. Voor de ontwikkeling van deze pijlers worden deels de nog resterende middelen uit het Actieplan ingezet, dat is mogelijk door de succesvolle aanvraag van ESF-‐subsidie bij de Europese Unie. In de pijlers wordt gewerkt aan het stroomlijnen van werkgeversdienstverlening, uitbreiden van plaatsingsmogelijkheden, experimenteren met Maaslanddenken, Experimenteren met de Werkschool en het ontwikkelen van nieuwe competenties. De activiteiten die in het kader van de inclusieve arbeidsmarkt worden uitgevoerd sluiten daarmee voor het grootste deel goed aan op de aanbevelingen die uit de evaluatie van het Actieplan naar voren zijn gekomen. Wel blijkt uit de evaluatie dat men de specifieke aandacht voor de doelgroep jongeren belangrijk vindt, het verdient aanbeveling om daar aandacht voor te hebben in het programma inclusieve arbeidsmarkt.
Pagina 5 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
INHOUDSOPGAVE 1.
SAMENVATTING ........................................................................................................................ 4
2. INLEIDING ................................................................................................................................. 7 2.1 Aanleiding van de evaluatie ......................................................................................................... 7 2.2 Werkwijze .................................................................................................................................... 7 2.3 Leeswijzer .................................................................................................................................... 9 3. ANALYSE JEUGDWERKLOOSHEID .............................................................................................. 10 3.1 Ontwikkeling landelijk ............................................................................................................... 10 3.2 Ontwikkeling Noord-‐Kennemerland .......................................................................................... 11 3.3 Ontwikkeling West-‐Friesland ..................................................................................................... 13 3.4 Ontwikkeling Kop van Noord-‐Holland ....................................................................................... 14 3.5 Ontwikkelingen vergeleken ....................................................................................................... 15 3.6 Deelconclusie ontwikkeling jeugdwerkloosheid ........................................................................ 16 4. AANPAK JEUGDWERKLOOSHEID .............................................................................................. 18 4.1 Landelijke Activiteiten ............................................................................................................... 18 4.2 Regionale Activiteiten en instrumenten .................................................................................... 19 4.3 Organisatie ................................................................................................................................ 21 4.4 Financiën ................................................................................................................................... 21 4.5 Resultaten .................................................................................................................................. 24 4.6 Deelconclusie ............................................................................................................................. 27 5. UITVOERING IN DE PRAKTIJK .................................................................................................... 29 5.1 Werkwijze regio ......................................................................................................................... 29 5.2 Werkwijze subregio’s ................................................................................................................. 32 5.3 Samenwerking ........................................................................................................................... 34 5.4 Deelconclusie ............................................................................................................................. 37 6. KNELPUNTEN EN SUCCESFACTOREN ......................................................................................... 39 6.1 Samenwerking ........................................................................................................................... 39 6.2 Organisatie ................................................................................................................................ 39 6.3 Aanpak ....................................................................................................................................... 40 6.4 Bereik werkgevers ..................................................................................................................... 40 6.5 Bereik doelgroep ....................................................................................................................... 41 6.6 Deelconclusie ............................................................................................................................. 41 7. TOEKOMSTVERKENNING .......................................................................................................... 43 7.1 Ontwikkelingen beleid ............................................................................................................... 43 7.2 Ontwikkeling regionale arbeidsmarkt ....................................................................................... 45 7.3 Gevolgen in de regio .................................................................................................................. 47 7.4 Inclusieve Arbeidsmarkt ............................................................................................................ 48 7.5 Deelconclusie ............................................................................................................................. 49 8. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN .............................................................................................. 50 8.1 Opbrengsten en aangrijpingspunten ......................................................................................... 50 8.2 Lessen voor de toekomst ........................................................................................................... 51 BIJLAGE 1 ......................................................................................................................................... 53 BIJLAGE 2 ......................................................................................................................................... 54
Pagina 6 van 55
Evaluatie
2.
INLEIDING
2 .1
A a n le id in g v a n d e e v a lu a tie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In mei 2009 is het Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid gestart, met als belangrijkste doel ‘het voorkomen dat jongeren zonder werk of opleiding thuis zitten’. Landelijk is hier voor de jaren 2009, 2010 en 2011 € 250 miljoen beschikbaar gesteld. Dit geld is verdeeld over de arbeidsmarktregio’s die gekoppeld zijn aan een plusvestiging van het UWV WERKbedrijf. In Alkmaar is zo’n plusvestiging en de regio Noord-‐Holland Noord is één van de arbeidsmarktregio’s. In Noord-‐Holland Noord heeft de bestrijding van jeugdwerkloosheid de afgelopen jaren hoog op de agenda gestaan onder de noemer Actieplan Jeugdwerkgelegenheid. Jongeren (tot 27 jaar) hebben veelal een kwetsbare positie in slechtere economische tijden vanwege het gebrek aan werkervaring, gering kennisniveau en hun jonge leeftijd. Het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid is in september 2009 van start gegaan met als doel ervoor te zorgen dat jongeren – ook in tijd van economische recessie – een baan, leerwerkplaats of een stageadres weten te bemachtigen. De rijksoverheid heeft extra middelen beschikbaar gesteld om de doelstellingen van het Actieplan te realiseren. Het Actieplan is in Noord-‐Holland Noord nu twee jaar onderweg en loopt nog door in 2012. Landelijk is het project inmiddels gestopt (september 2011). Door de deelnemende gemeenten is besloten tot het uitvoeren van een evaluatie. De evaluatie dient als regionale verantwoording van het Actieplan, maar werpt ook een blik op de toekomst en bekijkt welke lessen en leerpunten te trekken zijn uit de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid. Naast de feitelijke informatie omtrent resultaten en budgetten, komen ook de sterke kanten, de verbeterpunten en de positie van jeugdwerkloosheidsbestrijding in een dynamische omgeving – veranderende wetgeving, bezuinigingen –aan de orde. Het gaat hierbij om vragen als: wat gaat goed bij de bestrijding van jeugdwerkloosheid, wat kan beter, wat willen we behouden, ontwikkelen of juist laten gaan, ook met het oog op de landelijke en regionale ontwikkelingen. Het evaluatie rapport is daarmee niet alleen een terugblik en reconstructie van de aanpak, maar vooral ook een leerdocument, een eerlijke blik op de afgelopen periode om te kijken wat behouden kan worden, wat heeft gewerkt en wat niet. Dit rapport is een analyse van de werkwijzen en aanpakken, en biedt inzicht in de onderdelen uit de aanpak die hergebruikt kunnen worden voor andere beleidsdoeleinden. De evaluatie eindigt met aanbevelingen voor de inrichting van beleid en samenwerking in de regio op het gebied van jeugdwerkloosheid.
2 .2
W e rk w ijz e
Deze evaluatie dient zoals gezegd niet alleen als verantwoording over het gevoerde beleid, maar ook als startpunt voor nieuwe beleidsontwikkeling. Om die reden zijn de onderzoeksvragen gericht op de aanpak, uitvoering en resultaten van het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid, maar ook op de ontwikkelingen in beleid en samenwerking, alsmede op de lessen voor de toekomst. Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen (zie bijlage 1) is de evaluatie onderverdeeld in 3 fases. Allereerst het in kaart brengen van de feitelijke gegevens en kaders rondom jeugdwerkloosheid, ten tweede de ervaring van de afgelopen periode en tot slot de actuele ontwikkelingen en een voortuitblik naar de toekomst. Fase 1. Cijfers en achtergrond De evaluatie begint met het in kaart brengen van de wijze waarop in de regio Noord-‐Holland Noord invulling is gegeven aan het Actieplan Jeugdwerkloosheid. De centrale vraag bij dit onderdeel is: Waaruit bestaat de aanpak van jeugdwerkloosheid, hoe is deze aanpak georganiseerd en met welk resultaat? De doelstellingen, organisatiestructuur en geplande activiteiten worden in deze fase beschreven.
Pagina 7 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Hoewel de regio een Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid kent, is het gezamenlijk uitvoeren van een project met een dusdanige omvang geen sinecure en voor de regio in deze samenstelling relatief nieuw. De organisatie van de aanpak in de regio, de gemaakte keuzes en de achtergrond van deze keuzes zullen in dit onderdeel aan de orde komen. Vervolgens is aandacht besteed aan de cijfers en data rondom jeugdwerkloosheid. Het gaat hierbij om de resultaten in termen van behaalde werk-‐, leerwerk-‐, en stageplekken met en zonder startkwalificatie. Waar mogelijk is de relatie tussen de activiteit en het resultaat geduid, hoewel het op voorhand onzeker is of causale verbanden onomstotelijk aan te tonen zijn, gezien het karakter en de voorschriften van de landelijke regeling Actieplan Jeugdwerkloosheid en het feit dat er geen ‘nulmeting’ heeft plaatsgevonden. In fase 1 is een beeld geschetst van de jeugdwerkloosheid. Het gaat hier om de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid in de afgelopen periode en de verwachtte ontwikkeling in de komende jaren, de uitgangspositie van jongeren en de vraag op de arbeidsmarkt. Het resultaat van deze fase is een helder inzicht in de organisatie van de jeugdwerkloosheid, de doelen, samenwerkingsstructuur, alsmede de activiteiten en resultaten. Fase 2. Ervaring en de praktijk Gelijktijdig met de informatieve en beschrijvende eerste fase, is gestart met de tweede fase. In deze fase staan de ervaringen met de aanpak jeugdwerkloosheid in de praktijk centraal. De centrale vraag bij deze fase is: Hoe is de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid en de samenwerking tussen de verschillende partners in de regio ervaren, welke onderdelen worden als succesvol gezien en wat zijn de knelpunten? Met uitvoering worden zowel de concrete activiteiten als ook op de organisatiestructuur bedoeld. Om hier een goed beeld van te krijgen ligt in deze fase de nadruk op gesprekken met de belangrijkste actoren en sleutelfiguren. Dit zijn de betrokken kartrekkers, (deel) projectleiders, de mensen uit het veld, beleidsmedewerkers en werkcoaches. Een overzicht van geïnterviewde personen is opgenomen in bijlage 2. Tijdens deze gesprekken is gesproken over de ervaringen met de bestaande aanpak, over wat werkt en waar tegenaan wordt gelopen en welke ideeën er zijn voor de toekomst. Ook de samenwerking en afstemming tussen de verschillende partijen en binnen en tussen werkpleinen is hierbij aan de orde gekomen. Het resultaat van deze fase is een kijkje in de keuken van de aanpak van jeugdwerkloosheid, een goed beeld van wat werkt en wat niet werkt, waar liggen kansen en risico’s, en welke ideeën en plannen er zijn voor de toekomst. Fase 3. Blik op de toekomst In de laatste fase van de evaluatie is de verzamelde informatie verwerkt en geanalyseerd en is naar de ontwikkelingen in de omgeving gekeken om een blik op de toekomst te kunnen werpen. De centrale vraag bij dit onderdeel is: Welke aanpak van jeugdwerkloosheidbestrijding sluit aan bij de dynamische omgeving, wet en regelgeving, en geleerde lessen? De geleerde lessen en verbeterpunten zijn genoemd en gerelateerd aan de ontwikkelingen in de sociale zekerheid en de regio. Hierbij is tevens aandacht voor het organisatorische en financiële plaatje en voor de aan te bevelen vervolgstappen. Deze fase eindigt met het totaaloverzicht in het eindrapport, waarin de werkwijze van de afgelopen jaren is geëvalueerd en aanbevelingen worden gegeven voor de aanpak van jeugdwerkloosheid in de toekomst. Planning en communicatie De evaluatie heeft plaatsgevonden tussen september en december 2011 en is in januari 2012 gepresenteerd aan de stuurgroep van het Actieplan.
Pagina 8 van 55
Evaluatie
2 .3
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
L e e s w ijz e r
In de hiernavolgende hoofdstukken worden de resultaten van de verschillende fasen van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 3 komt de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid in de regio aan de orde, vervolgens wordt de regionale ontwikkeling vergeleken met de ontwikkeling op landelijk niveau. Het vierde hoofdstuk behandeld de organisatie van het actieplan in Noord-‐Holland Noord. De werkwijzen in de verschillende jongerenloketten komen aan de orde, evenals de ontwikkelde activiteiten, de regionale projecten, de behaalde resultaten en de partners in jeugdwerkloosheidsbestrijding. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de praktijk, de werkwijzen binnen de subregio’s en de samenwerking. In hoofdstuk zes worden de sterke kanten en de leerpunten van de huidige aanpak behandeld. Hoofdstuk zeven werpt een blik op de toekomst. Tenslotte volgt in hoofdstuk 8 de conclusie.
Pagina 9 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
3.
ANALYSE JEUGDWERKLOOSHEID
3 .1
O n tw ik k e lin g la n d e lijk
In heel Nederland is ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Vanuit de plusvestigingen van het UWV WERKbedrijf zijn in verschillende regio’s Actieplannen opgezet om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Het succes van deze Actieplannen is onder meer af te leiden van de ontwikkeling van het aantal jongeren dat zich als niet-‐werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf heeft gemeld. In onderstaande grafiek staat de ontwikkeling van het aantal niet-‐werkende werkzoekende jongeren in Nederland weergegeven voor de periode vanaf januari 2010 tot en met oktober 2011.
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000
okt-‐11
sep-‐11
aug-‐11
jul-‐11
jun-‐11
mei-‐11
apr-‐11
feb-‐11
mrt-‐11
jan-‐11
dec-‐10
nov-‐10
okt-‐10
sep-‐10
aug-‐10
jul-‐10
jun-‐10
apr-‐10
mei-‐10
mrt-‐10
feb-‐10
0
jan-‐10
10.000
Nederland Ontwikkeling niet-‐werkende werkzoekenden tot 27 jaar in Nederland
Zoals uit bovenstaande grafiek is af te lezen is het aantal jongeren in heel Nederland dat als niet-‐ werkende werkzoekende bij het UWV stond ingeschreven van circa 65.000 in het begin van 2010 gedaald naar ongeveer 50.000 in oktober 2011. Dat betekent dat in deze periode het aantal ingeschreven jongeren met ruim 20% is gedaald. We kunnen dus constateren dat de jeugdwerkloosheid sterk is afgenomen in deze periode. Om te bepalen of de daling van de jeugdwerkloosheid op zichzelf staat of te maken heeft met een algehele verbetering van de werkgelegenheid is in onderstaande grafiek het aantal niet-‐werkende werk zoekende jongeren in Nederland en Noord-‐Holland Noord uitgedrukt als percentage van het totaal aantal niet-‐werkende werkzoekenden.
Pagina 10 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
13,50% 12,50% 11,50% 10,50% 9,50%
Nederland
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
december
oktober
november
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
7,50%
januari
8,50%
Noord-‐Holland noord
Percentage niet-‐werkende werkzoekende jongeren van het totaal aantal niet-‐werkende werkzoekenden 2010-‐2011
In de grafiek is de ontwikkeling van het aandeel jongeren in het bestand niet-‐werkende werkzoekenden uitgedrukt. Uit deze ontwikkeling blijkt dat het aandeel jongeren onder de niet-‐ werkende werkzoekenden in oktober 2011 zowel landelijk als regionaal is afgenomen ten opzichte van januari 2010. Voor Noord-‐Holland Noord laat de grafiek een duidelijke afname van het aandeel jongeren zien tot juli 2011. Het verloop van de grafiek is grilliger dan het landelijke beeld. Tot juli 2011 ligt het aandeel jongeren onder de niet-‐werkende werkzoekenden onder het landelijke gemiddelde, maar in september van dat jaar komt Noord-‐Holland Noord weer boven dit gemiddelde. Dit betekent dat ten opzichte van de hele populatie niet-‐werkende werkzoekenden het aandeel jongeren in Noord-‐Holland Noord groter is dan gemiddeld in Nederland. In Oktober 2011 is men zelfs bijna weer op het niveau van januari 2010. Opgemerkt moet worden dat ook in 2010 er een piek was in oktober/november. Ten opzichte van oktober 2010 ligt het percentage in 2011 iets lager, maar is de stijging van het aandeel wel forser.
3 .2
O n tw ik k e lin g N o o rd -‐K e n n e m e rla n d
De landelijke ontwikkeling laat een duidelijke afname van de jeugdwerkloosheid zien in de periode van januari 2010 tot en met oktober 2011. De ontwikkeling van het aantal niet-‐werkende werkzoekende jongeren in Noord-‐Kennemerland kende in dezelfde periode het volgende verloop:
700 600 500 400 300 200
okt-‐11
sep-‐11
aug-‐11
jul-‐11
jun-‐11
mei-‐11
apr-‐11
mrt-‐11
feb-‐11
jan-‐11
dec-‐10
nov-‐10
okt-‐10
sep-‐10
aug-‐10
jul-‐10
jun-‐10
mei-‐10
apr-‐10
mrt-‐10
feb-‐10
0
jan-‐10
100
Noord-‐Kennemerland Ontwikkeling niet-‐werkende werkzoekenden in Noord-‐Kennemerland 2010-‐2011
Pagina 11 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
december
oktober
Noord-‐Holland noord
november
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
13,50% 12,50% 11,50% 10,50% 9,50% 8,50% 7,50% 6,50%
januari
In januari 2010 waren er ruim 600 niet-‐werkende werkzoekende jongeren in de regio Noord-‐ Kennemerland. In juni 2011 was dit aantal gedaald naar ruim 400 om vervolgens in de maanden daarna weer op te lopen naar 580 in oktober 2011. Daarmee is over de hele periode een daling van ongeveer 4% gerealiseerd. In de grafiek op de volgende pagina staat de populatie jongeren uitgedrukt als percentage van de totale populatie niet-‐werkende werkzoekenden.
Noord Kennemerland
Percentage niet-‐werkende werkzoekende jongeren van het totaal aantal niet-‐werkende werkzoekenden 2010-‐2011
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden in Noord-‐Kennemerland in de hele periode onder het regionale gemiddelde lag. Opvallend is de piek in november 2010, hier is geen eenduidige verklaring voor gevonden. Daarna daalt de jeugdwerkloosheid in de regio weer sterk, om vervolgens vanaf augustus 2011 weer richting het landelijke gemiddelde te kruipen. Het aandeel jongeren is tussen januari 2010 en oktober 2011 met een tiende procentpunt afgenomen. Tussen oktober 2010 en oktober 2011 is de afname ruim een half procentpunt, dit betekent dat de jeugdwerkloosheid sneller is gedaald dan de werkloosheid onder volwassenen. Landelijk is deze ontwikkeling wat sterker, dat is deels te verklaren door het relatief lage percentage jeugdwerkloosheid in de regio, waardoor er minder jongeren zijn om uit te laten stromen en de resterende groep moeilijker aan het werk te helpen is. In de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2011 steeg het aantal uitkeringen op grond van de WIJ in de regio sterker dan het aantal uitkeringen op grond van de WWB. Op basis hiervan zou geconcludeerd kunnen worden dat de jeugdwerkloosheid juist is toegenomen. Dit cijfer geeft waarschijnlijk een vertekend beeld, omdat de WIJ pas eind 2009 is ingevoerd en er op 1 januari 2010 dus nog geen goed beeld van de populatie was. Daarnaast is er een redelijke kans dat niet-‐werkende werkzoekende jongeren minder vaak als WW-‐er worden geregistreerd en vaker als WIJ-‐er/WWB-‐er, dan oudere werkzoekenden, omdat zij geen of een korter arbeidsverleden hebben.
Pagina 12 van 55
Evaluatie
3 .3
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
O n tw ik k e lin g W e st -‐F rie s la n d
In de regio West-‐Friesland kende de ontwikkeling van jeugdwerkloosheid een relatief vlak verloop om vervolgens in het voorjaar van 2011 een sterke daling in te zetten, zie onderstaande grafiek.
600 500 400 300 200
okt-‐11
sep-‐11
aug-‐11
jul-‐11
jun-‐11
mei-‐11
apr-‐11
mrt-‐11
feb-‐11
jan-‐11
dec-‐10
nov-‐10
okt-‐10
sep-‐10
aug-‐10
jul-‐10
jun-‐10
mei-‐10
apr-‐10
mrt-‐10
feb-‐10
0
jan-‐10
100
West-‐Friesland Ontwikkeling niet-‐werkende werkzoekende jongeren in West-‐Friesland 2010-‐2011
Noord-‐Holland noord
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
13,50% 12,50% 11,50% 10,50% 9,50% 8,50% 7,50% 6,50%
januari
In de periode tussen januari 2010 en oktober 2011 daalde het aantal niet-‐werkende werkzoekende jongeren in West-‐Friesland met ongeveer 25%. In februari 2010 piekte het aantal jongeren bij bijna 500 om vervolgens in juli 2011 met minder dan 250 ingeschreven jongeren bijna een halvering te bereiken. Vervolgens liep het aantal weer wat op. Uitgedrukt als percentage van de totale populatie niet-‐werkende werkzoekenden ontwikkelde de jeugdwerkloosheid in West-‐Friesland zich als volgt:
West-‐Friesland
Percentage niet-‐werkende werkzoekenden van het totaal aantal niet-‐werkende werkzoekenden 2010-‐2011
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het aandeel niet-‐werkende werkzoekende jongeren tot het voorjaar van 2011 steeds boven het gemiddelde voor Noord-‐Holland Noord lag, om vervolgens vanaf dat moment snel onder het gemiddelde te zakken. Ten opzichte van januari 2010 is in oktober 2011 het aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden met bijna 2 procentpunt gedaald. Voor Noord-‐Holland Noord was dit in dezelfde periode slechts 0,3 procentpunt. Wel steeg het aantal jongeren dat aanspraak maakt op een WIJ-‐uitkering van de gemeenten in de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2011 sneller dan het aantal reguliere WWB-‐uitkeringen. Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat de WIJ nog niet volledig was omgezet in 2010 en dit cijfer hierdoor een vertekend beeld geeft.
Pagina 13 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Ook bestaat het vermoeden dat de invoering van een aparte bijstandswet voor jongeren een aanzuigende werking heeft gehad op het aantal jongeren dat aanspraak maakt op een inkomensvoorziening vanuit deze wet.
3 .4
O n tw ik k e lin g K o p v a n N o o rd -‐H o lla n d
In de Kop van Noord-‐Holland is in de periode van januari 2010 tot en met september 2011 bijna niets veranderd in het aantal jongeren dat als niet-‐werkende werkzoekende geregistreerd staat. Het aantal ingeschrevenen steeg tussen januari 2010 en oktober 2011 zelfs met 14 personen, zie de ontwikkeling in onderstaande grafiek.
600 500 400 300 200
okt-‐11
sep-‐11
aug-‐11
jul-‐11
jun-‐11
mei-‐11
apr-‐11
mrt-‐11
feb-‐11
jan-‐11
dec-‐10
nov-‐10
okt-‐10
sep-‐10
aug-‐10
jul-‐10
jun-‐10
mei-‐10
apr-‐10
mrt-‐10
feb-‐10
0
jan-‐10
100
Kop van Noord-‐Holland Ontwikkeling niet-‐werkende werkzoekenden Kop van Noord-‐Holland
Zoals uit bovenstaande grafiek blijkt kent de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid in de Kop van Noord-‐Holland een relatief vlak verloop. In de periode tussen januari 2010 en oktober 2011 steeg het aantal ingeschreven jongeren met 2,9% terwijl dit in Noord-‐Holland Noord gemiddeld met 7,9% is afgenomen. Het aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden ontwikkelde zich in de Kop van Noord-‐Holland in deze periode als volgt:
14,50% 12,50% 10,50%
Noord-‐Holland noord
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
6,50%
januari
8,50%
Kop van Noord-‐Holland
Percentage niet-‐werkende werkzoekenden van het totaal aantal niet-‐werkende werkzoekenden
Uit de grafiek blijkt dat het aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden in de Kop van Noord-‐Holland over de hele periode boven het gemiddelde van Noord-‐Holland Noord lag. Opmerkelijk is het feit dat het aandeel jongeren in de populatie in oktober 2011 bijna 1 procentpunt groter is ten opzichte van januari 2010. Ook als het aandeel in oktober van 2010 en 2011 met elkaar Pagina 14 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
vergelijken zien we een toename van het aandeel jongeren met bijna 1 procentpunt. Jongeren hebben dus ondanks het Actieplan in mindere mate kunnen profiteren van de ontwikkeling op de arbeidsmarkt dan oudere werkzoekenden. Ten opzichte van de gehele populatie niet-‐werkende werkzoekenden is de jeugdwerkloosheid in de Kop van Noord-‐Holland dus toegenomen.
3 .5
O n tw ik k e lin g e n v e rg e le k e n
Nederland
Noord Kennemerland
Kop van Noord-‐Holland
West-‐Friesland
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari
december
oktober
november
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
16,00% 14,00% 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00%
januari
In de voorgaande paragrafen is de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid in Nederland en de subregio’s van Noord-‐Holland Noord beschreven. In deze paragraaf vergelijken we de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid binnen de subregio’s met de landelijke ontwikkeling. De ontwikkeling staat weergegeven in onderstaande grafiek.
Percentage jongeren van het aantal niet-‐werkende werkzoekenden
Uit bovenstaande grafiek valt af te lezen hoe het aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden in de regio zich ten opzichte van het landelijke gemiddelde heeft ontwikkeld. West-‐ Friesland en de Kop van Noord-‐Holland liggen bij de start van het actieplan boven het landelijke gemiddelde, West Friesland duikt af en toe weer onder het gemiddelde om in het voorjaar van 2011 daar definitief onder te duiken. De Kop van Noord-‐Holland blijft in de hele periode een grotere jeugdwerkloosheid houden dan het landelijke gemiddelde. Terwijl Noord-‐Kennemerland met uitzondering van November 2010 steeds onder het landelijke gemiddelde ligt. De absolute cijfers van het aantal jongere niet-‐werkende werkzoekenden in onderstaande tabel laten een vergelijkbaar beeld zien. Regio Nederland
Januari 2010
Oktober 2011
Ontwikkeling
64.115
50.541
-‐21,2 %
Noord-‐Holland Noord
1.521
1.401
-‐7,9 %
Noord-‐Kennemerland
606
580
-‐4,3 %
West-‐Friesland
440
332
-‐24,5 %
Kop van Noord-‐Holland
475
489
+ 2,9 %
Met uitzondering van de Kop van Noord-‐Holland daalde in alle subregio’s van Noord-‐Holland Noord het aantal als niet-‐werkende werkzoekende ingeschreven jongeren. In juni 2009 werd door het UWV Pagina 15 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
voor de regio in 2010 een piek van 1.700 ingeschreven jongeren voorspeld. Deze piek is niet gehaald, het grootste aantal ingeschreven jongeren was in maart 2010, toen stonden er in heel Noord-‐Holland Noord 1.604 jongeren als niet-‐werkende werkzoekende geregistreerd. Als geheel is de jeugdwerkloosheid de regio Noord-‐Holland Noord in een jaar tijd (augustus 2010-‐ augustus 2011) gedaald van 2,8% naar 2,3% van de beroepsbevolking. Daarmee is het percentage niet-‐ werkende werkzoekende jongeren in Noord-‐Holland Noord na de regio Midden-‐Holland het laagste van heel Nederland1. Landelijk daalde het percentage jongeren in dezelfde periode van 4,6% naar 4,1%. In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van het NWW-‐% voor jongeren voor Nederland, Noord-‐ Holland Noord en aangrenzende regio’s weergegeven. NWW-‐% augustus 2010
Regio
NWW-‐% augustus 2011
Relatieve ontwikkeling
Nederland
4,6%
4,1%
-‐11%
Noord-‐Holland Noord
2,8%
2,3%
-‐17%
Zaanstreek-‐Waterland
4,1%
3,9%
-‐6%
Zuid-‐Kennemerland
3,9%
3,4%
-‐11%
Groot-‐Amsterdam
4,8%
3,5%
-‐27%
In vergelijk met de aangrenzende regio’s is de jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord laag te noemen. De relatieve ontwikkeling was met een daling van 17% na de regio Groot-‐Amsterdam ook nog eens het sterkst in Noord-‐Holland Noord. Gezien het veel lagere startpercentage in Noord-‐Holland Noord is dat een goede prestatie.
3 .6
D e e lc o n c lu sie o n tw ik k e lin g je u g d w e rk lo o sh e id
Naast het lage NWW-‐percentage onder jongeren heeft Noord-‐Holland Noord ook relatief gezien een daling van het aantal niet-‐werkende werkzoekende jongeren gerealiseerd. De jeugdwerkloosheid ontwikkelt zich in de regio dus beter dan gemiddeld in Nederland en de aangrenzende regio’s. Tussen de subregio’s in Noord-‐Holland Noord zijn wel grote verschillen in de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid. De regio Noord-‐Kennemerland heeft met uitzondering van een piek in november 2010 steeds een lager aandeel jongeren in de populatie niet-‐werkende werkzoekenden dan het landelijke gemiddelde gehad en kende over het hele verloop een lichte daling van het aandeel jongeren. Hieruit blijkt dat jongeren in Noord-‐Kennemerland meer konden profiteren van werkgelegenheid dan volwassenen. De regio Kop van Noord-‐Holland laat juist een bovengemiddelde jeugdwerkloosheid zien over de genoemde periode en komt in oktober 2011 zelfs hoger uit dan in januari 2010. Er is over het gehele verloop sprake van een toename van het aandeel jongeren onder de niet-‐werkende werkzoekenden. Hierdoor kunnen we constateren dat jongeren in de Kop van Noord-‐Holland zwaarder getroffen zijn door werkloosheid dan volwassenen en ondanks de stimulans vanuit het Actieplan dus minder hebben kunnen profiteren van een aantrekkende arbeidsmarkt. De jeugdwerkloosheid in de regio West-‐Friesland kent bijna hetzelfde verloop als de landelijke ontwikkeling. Met een relatief vlak verloop in 2010 en een forse daling van de jeugdwerkloosheid in 1
Basiscijfers jeugd, oktober 2011 UWV en COLO
Pagina 16 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
2011. In West-‐Friesland zijn jongeren niet bovenmatig getroffen door werkloosheid en hebben zij meer kunnen profiteren van de werkgelegenheid dan volwassenen. Wel geldt dat het aandeel werkloze jongeren in Noord-‐Holland Noord in Oktober van dit jaar groter is dan het landelijke gemiddelde. Of dit een tijdelijke toename is of een meer structurele ontwikkeling kan nog niet worden gezegd, maar het is wel een ontwikkeling die in het licht van de huidige economische ontwikkelingen nauwlettend in de gaten gehouden moet worden.
Pagina 17 van 55
Evaluatie
4.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
AANPAK JEUGDWERKLOOSHEID
De regionale bestrijding van de jeugdwerkloosheid is in Noord-‐Holland Noord vastgelegd in de raamwerkovereenkomst Actieplan Jeugdwerkgelegenheid. Hierbij is aansluiting gezocht bij het landelijke Actieplan en zijn de landelijke actielijnen aangevuld met specifieke regionale arrangementen en instrumenten.
4 .1
L a n d e lijk e A c tiv ite ite n
Het landelijke Actieplan jeugdwerkloosheid is opgesteld met het doel te voorkomen dat jongeren langdurig aan de kant staan, zonder school of werk. Daarbij richt het actieplan zich vooral op die jongeren die een minder goed perspectief op arbeidsparticipatie hebben. Om het gestelde doel te bereiken wordt landelijk ingezet op vijf programmalijnen op het snijvlak van arbeidsmarkt en onderwijs. Dit zijn de volgende programmalijnen: School Ex programma School Ex staat voor exit (uitval/verlaten) en extension (verlengd verblijf). Doel van dit programma is om jongeren op school te houden en zo hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het school Ex programma is gericht op jongeren die een Mbo-‐opleiding volgen. Via de MBO-‐instellingen worden zij benaderd om hun toekomstperspectieven in kaart te brengen. Vervolgens volgt een gesprek over het verwachte toekomstperspectief en de mogelijkheden om door te leren. Het streven van deze programmalijn is om 10.000 MBO-‐studenten met een slecht arbeidsmarktperspectief langer te laten doorleren (extension). Wanneer doorleren geen optie is voor deze jongeren en de vooruitzichten slecht zijn dan wordt de jongere gemeld bij het Werkplein voor een traject naar extra scholing of werk (exit). Convenanten met 30 arbeidsmarktregio’s Deze actielijn is gericht op de arbeidsmarktregio’s, voor de regio-‐indeling is aansluiting gezocht bij de indeling van plusvestigingen van het UWV WERKbedrijf. Met alle regio’s is door de staatssecretaris een convenant afgesloten waarin doelstellingen zijn vastgelegd rondom de bestrijding van jeugdwerkloosheid in de regio. Vanuit de gedachte dat arbeidsmarktproblematiek gemeente-‐ overschrijdend is spelen de arbeidsmarktregio’s een grote rol in de bestrijding van jeugdwerkloosheid. De convenanten werden afgesloten met de gemeente waarin zich de plusvestiging bevindt, in geval van Noord-‐Holland Noord is dat de gemeente Alkmaar. De coördinerende wethouder van deze gemeente is de eerstverantwoordelijke voor de regionale uitvoering van het actieplan, het behalen van de doelen en de rapportages aan het Rijk. Matching-‐offensief Het matching-‐offensief is er op gericht op het beter laten aansluiten van de kwaliteiten van jongeren op de vraag van werkgevers. Het matching-‐offensief werd uitgevoerd door het UWV WERKbedrijf op de plusvestigingen. Voor de uitvoering hiervan is vooral kennis van de regionale arbeidsmarkt nodig. Door betere benutting van deze kennis kan regionaal beleid worden gemaakt om mismatch tegen te gaan. Extra banen, leerwerkplaatsen, stageplaatsen en vrijwilligerswerk Deze programmalijn is gericht op het creëren van extra banen, leerwerkplaatsen, stageplaatsen en vrijwilligerswerk. De sociale partners hebben toegezegd zich sterk te maken voor het vinden van stageplaatsen voor iedere schoolverlater die langer dan 3 maanden thuis zit. Door middel van sectorarrangementen werden hier nadere afspraken over gemaakt.
Pagina 18 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Kansen voor kwetsbare jongeren De laatste programmalijn is gericht op jongeren met problemen, die wat extra hulp nodig hebben om te kunnen profiteren van de maatregelen uit het Actieplan. Voor sommige (groepen) jongeren zijn extra voorzieningen nodig om dat te bereiken. Hiervoor heeft het Rijk extra middelen beschikbaar gesteld aan jeugdzorg en plusvoorzieningen op scholen. Doelgroepen Door het Rijk zijn zes doelgroepen bepaald. Er wordt een onderscheid naar jongeren die met startkwalificatie en zonder startkwalificatie worden geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage. Het Rijk onderscheidt de volgende doelgroepen: A) B) C) D) E) F)
geplaatst op een baan zonder startkwalificatie geplaatst op een baan met startkwalificatie geplaatst op een leerwerkbaan zonder startkwalificatie geplaatst op een leerwerkbaan met startkwalificatie geplaatst op een stage zonder startkwalificatie geplaatst op een stage met startkwalificatie
De prestaties in de regio worden afgemeten aan het aantal plaatsingen op deze doelgroepen, zodoende heeft langs deze doelgroepen ook de afrekening en verantwoording met het Rijk plaatsgevonden.
4 .2
R e g io n a le A c tiv ite ite n e n in s tru m e n te n
De aanpak van de jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord heeft aansluiting gezocht bij de actielijnen van het Rijk. Hiertoe is op 4 september 2009 door de 25 gemeenten in Noord-‐Holland Noord en vertegenwoordigers van onderwijs, gemeenten en ondernemers de Raamwerkovereenkomst Actieplan Jeugdwerkgelegenheid ondertekend. In de raamwerkovereenkomst zijn uitgangspunten en doelstellingen voor de aanpak van jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord benoemd. Daarnaast zijn aan alle door het Rijk aangedragen actielijnen regionale activiteiten gekoppeld. Deze raamwerkovereenkomst is vertaald naar een uitvoeringsplan. In dit uitvoeringsplan zijn uitgangspunten en concrete activiteiten en instrumenten benoemd. Belangrijkste uitgangspunten zijn het gezamenlijke belang van alle betrokken partijen. In dat kader is getracht om de bureaucratie tot een minimum te beperken. Dat geldt ook voor de activiteiten en instrumenten die zijn ingezet. De belangrijkste instrumenten/activiteiten staan in het vervolg van deze paragraaf geschetst. Plaatsingsbonus De doelstelling is om zoveel mogelijk jongeren een plek of perspectief op de arbeidsmarkt te bieden. Werkgevers maken kosten voor deze jongeren in de vorm van loonkosten, stagevergoedingen en/of begeleiding. De plaatsingsbonus is een tegemoetkoming voor de werkgever die een jongere met afstand tot de arbeidsmarkt een plek biedt. Afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt van de jongere, het soort baan en het soort werkgever kan deze plaatsingsbonus oplopen tot € 4.000 per geplaatste jongere. In eerste instantie werden de voor de plaatsingsbonus benodigde indicatiestellingen afgegeven aan de jongeren zelf, met als gevolg dat jongeren zelf aan de werkgever de werking en procedure van deze bonus moesten uitleggen. Dat werkte niet goed. De procedure rondom de plaatsingsbonussen is toen vereenvoudigd en wordt sindsdien direct met de werkgever geregeld. Pagina 19 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Sectoraal arrangement Talent voor Techniek Op basis van de verwachting dat binnen afzienbare tijd er in een aantal branches in de technische sector grote tekorten aan werknemers gaan ontstaan, is er een sectoraal arrangement met Stichting Talent voor Techniek tot stand gekomen. Talent voor Techniek is een samenwerkingsverband van werkgevers, werknemers en opleidingsinstellingen in de technische sectoren. Gericht op het bestrijden van jeugdwerkloosheid en het winnen en behouden van jongeren voor de techniek. Via dit sectoraal arrangement worden BBL en BOL-‐plekken voor leerlingen gecreëerd en worden jongeren die in ‘de leegloop’ komen op de bedrijfsschool aan het werk gehouden. Dat doet Talent voor Techniek met de volgende missie: Talent voor Techniek realiseert samenwerking in de techniek om de personeelsvoorziening in Noord-‐Holland duurzaam te verbeteren door het via opleidingsbedrijven en erkende leerbedrijven laten opleiden van gekwalificeerde technische vakmensen, afgestemd op de toekomstige behoefte van de technische sectoren. Via de bedrijfsschool worden jongeren onder andere ingezet op maartschappelijke projecten. Dit zijn projecten waarin jongeren de kans krijgen om werkervaring op te doen. Deze projecten worden uitgevoerd voor gemeenten en bestaan onder meer uit het opknappen en aanleggen van schoolpleinen en speelvoorzieningen, die bij uitvoering door een reguliere aannemer te duur zouden zijn en dus niet zouden plaatsvinden, er is dus geen sprake van verdringing van regulier werk. Daarnaast zet Talent voor Techniek in op beïnvloeding van het keuzeproces van jongeren. Het keuzeproces voor een (beroeps-‐)opleiding is ingewikkeld. Talent voor techniek helpt jongeren bewuster te laten kiezen door voorlichting en ‘kijkjes in de keuken’. De verwachting hiervan is dat jongeren gemotiveerder aan een opleiding beginnen en hierdoor minder snel uitvallen en een diploma behalen. De directeur van Talent voor Techniek, Krijn Rijke, fungeert als spin in het web en als spelverdeler tussen de aangesloten partijen. De medewerkers van de partners dragen zorg voor de uitvoering van de activiteiten Jobcoaches De jobcoaches bieden ondersteuning en begeleiding aan jongeren en hun werkgevers op de werkvloer. Vooral voor de groep kwetsbare jongeren is gebleken dat dit nodig is om ze hun plek bij een werkgever te laten behouden. De jobcoach ondersteunt de werkgever bijvoorbeeld bij het terugdringen van verzuim of het bestrijden van onaangepast gedrag op de werkvloer. De jobcoaches is daarmee een belangrijke actor als het gaat om jongeren op een plek te krijgen en te houden. Zij dragen zorg voor het ontzorgen van werkgevers, zodat zij het aannemen van een jongere niet als een belasting ervaren. Subsidiecalculator Niet direct door het actieplan geïnitieerd, maar wel een uitvloeisel van de samenwerking op het Werkplein in Hoorn is de subsidiecalculator. Via deze website kunnen werkgevers eenvoudig uitrekenen voor welke stimuleringsmaatregelen zij in aanmerking kunnen komen als ze bepaalde werknemers (met een afstand tot de arbeidsmarkt) aannemen. Naast stimuleringsmaatregelen vanuit het actieplan kunnen dat ook andere toeslagen en kortingen zijn, bijvoorbeeld via de Belastingdienst. Dit instrument is uitgerold naar diverse andere regio’s in Nederland en heeft daarmee zijn succes bewezen.
Pagina 20 van 55
Evaluatie
4 .3
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
O rg a n isa tie
Het AJW is een regionaal project dat voor heel Noord-‐Holland Noord geldt. De gemeente Alkmaar is met een plus-‐vestiging van het UWV binnen de gemeentegrenzen aangewezen als coördinator en penvoerder voor de regio. De gemeente Alkmaar is zodoende ook verantwoordelijk voor de backoffice. Hier is de financiële administratie van het AJW ondergebracht en wordt de verantwoording richting het Ministerie van SZW uitgevoerd. De drie subregio’s hebben allen een eigen front-‐office, die zij grotendeels naar eigen inzicht hebben georganiseerd. Voor de uitvoering van het AJW is de volgende structuur ingericht:
Projectstructuur Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In de stuurgroep van het Actieplan hebben de wethouders van de gemeenten Alkmaar, Hoorn en Den Helder zitting. Zij zijn formeel de opdrachtgever van het AJW, de wethouder van de gemeente Alkmaar treedt op als gemandateerd opdrachtgever. De projectleider is de spil tussen opdrachtgever en uitvoering. Hij is verantwoordelijk voor de verantwoording naar het Rijk, het monitoren van het budget, de uitgevoerde activiteiten en de aansturing van de projectleiders in de subregio’s. De projectleider wordt ondersteund door de back office. Deze functie wordt deels ingevuld door een trainee van het RPA en medewerkers van de gemeente Alkmaar. De projectleiders van de subregio’s zijn op het niveau van de subregio verantwoordelijk voor de uitvoering, monitoring en verantwoording van activiteiten. Samen met de centrale projectleider is er op tweewekelijkse basis overleg over de voortgang van activiteiten en het initiëren van nieuwe activiteiten. Iedere subregio heeft op eigen wijze de frontoffice vormgegeven. Hierdoor zijn er verschillen ontstaan in de subregionale werkwijze. Zo is er in de Kop van Noord-‐Holland geen regionaal jongerenloket, wordt het jongerenloket in Noord-‐Kennemerland alleen door de mensen van de gemeente en het RMC bemand en is het jongerenloket in West-‐Friesland een samenwerking van UWV WERKbedrijf, de gemeenten en het RMC.
4 .4
F in a n c ië n
Landelijk is voor de gehele periode van het actieplan door het Rijk € 153 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de regionale convenanten. In het jaar 2009 is het budget verdeeld op basis van de problematiek in de regio. Daarbij is gekeken naar het aantal niet-‐werkende werkzoekenden jongeren en het aantal voortijdig schoolverlaters. De regio Noord-‐Holland Noord heeft in 2009 € 2,1 miljoen ontvangen, dat was ongeveer 3,5% van het landelijke budget. Voor de jaren 2010 en 2011 is het landelijk budget verdeeld op basis van de prestaties in voorgaande jaren. In 2010 ontving Noord-‐Holland Noord met € 3,04 miljoen ongeveer 4,3% van de landelijke middelen, in 2011 was dit ongeveer 4,4%. Het aandeel van Noord-‐Holland Noord in het landelijke budget is gestegen, dat duidt er op dat de regio ten opzichte van andere regio’s in Nederland beter heeft gepresteerd, dan op grond van de Pagina 21 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
problematiek in de regio werd verwacht. In totaal heeft de regio Noord-‐Holland Noord ca. € 6,1 miljoen aan Rijksbijdragen ontvangen voor bestrijding van de jeugdwerkloosheid. ESF-‐subsidie Naast de Rijksbijdragen heeft de gemeente Alkmaar namens de regio Noord-‐Holland Noord twee succesvolle aanvragen gedaan voor financiering vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) actie J. De totale omvang van deze aanvragen bedraagt € 2,2 miljoen. Voor het eerste deel van deze aanvraag is inmiddels een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven, dus daarmee is het bedrag definitief toegekend. Voor het tweede deel van de aanvraag is de kans op toekenning groot. De succesvolle gezamenlijke aanvraag van ESF-‐subsidie is een teken dat de regionale samenwerking ook daadwerkelijk geld oplevert. Gezien de bedragen die het betreft kan worden gesteld dat het zeker de moeite waard is geweest om ESF aan te vragen. In het volgende hoofdstuk wordt kort uiteengezet wat er met de middelen uit het ESF is gebeurd. Omdat het bedrag dat met ESF is gemoeid niet is opgenomen in de begroting, is met de toekenning van de aanvraag een bedrag vrijgespeeld om de activiteiten in het kader van het actieplan in 2012 voort te zetten, terwijl de landelijke activiteiten en financiering reeds zijn gestopt. Tot 15 november 2011 zijn de middelen van het actieplan als volgt besteed: Lasten
Begroting
Realisatie
Saldo
Plaatsingsbonussen
€ 1.060.000
€ 531.958
€ 528.042
Klantmanagement / jobcoaching
€ 1.050.000
€ 509.759
€ 540.241
Coördinatie Werkpleingebieden
€ 60.000
€ 60.000
€ 0
€ 2.460.000
€ 1.493.791
€ 966.209
Overige arrangementen
€ 700.000
€ 231.572
€ 468.428
Communicatie
€ 305.000
€ 284.272
€ 20.728
Penvoering
€ 325.000
€ 309.234
€ 15.766
Niet voorzien
€ 140.000
€ 59.488
€ 80.512
€ 6.100.000
€ 3.480.074
€ 2.619.926
Talent voor Techniek
Totaal ten laste van budget
begroting en realisatie Actieplan Noord-‐ Holland Noord
Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, is op dit moment nog een fors deel van het budget beschikbaar. Wel geldt dat er uitgaven gepland staan voor onder meer het onderdeel jobcoaching en klantmanagement. Tevens moet worden opgemerkt dat de realisatie op het onderdeel plaatsingsbonussen alleen bestaat uit daadwerkelijk toegekende en uitbetaalde plaatsingsbonussen. Er zijn echter ook indicatiestellingen afgegeven die nog niet zijn toegekend, vergelijkbaar met nog niet geïnde cheques. Indien de nog niet toegekende, maar wel afgegeven indicatiestellingen worden meegenomen in de realisatie op dit onderwerp, dan bedraagt de totale realisatie ruim € 1,2 miljoen, zie het overzicht op de volgende pagina.
Pagina 22 van 55
Evaluatie
Subregio
Toekenning
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Indicatiestelling
Realisatie
Noord-‐Kennemerland
€ 155.175
€ 513.000
€ 668.175
Kop van Noord-‐Holland
€ 153.858
€ 143.000
€ 296.858
West-‐Friesland
€ 222.925
€ 75.000
€ 297.925
Totaal
€ 531.958
€ 731.000
€ 1.262.958
Toegekende plaatsingsbonussen en indicatiestellingen tot 15 november 2011
Indien alle plaatsingsbonussen worden toegekend ontstaat er een budgetoverschrijding van ca. € 200.000. Op dit moment wordt gekeken naar mogelijkheden om het budget voor de plaatsingsbonussen te vergroten. Onderdeel van deze discussie is ook het ontschotten van dit budget, zodat er één totaal budget voor Noord-‐Holland Noord ontstaat in plaats van drie budgetten voor de subregio’s. De gedachte hierachter is; voorkomen dat er in een subregio een tekort ontstaat, terwijl er op regionaal niveau nog voldoende budget is. Naast de middelen voor de plaatsingsbonussen hebben de subregio’s middelen gekregen voor het aanstellen van klantmanagers en jobcoaches. Tot 15 november is op regionaal niveau ongeveer de helft van het budget besteed. De subregio’s verwachten in de loop van 2012 het resterende budget nog in te zetten voor hun activiteiten. Subregio
Budget
Realisatie
Prognose
Saldo
Noord-‐Kennemerland
€ 475.000
€ 143.014
€ 331.986
€ 0
Kop van Noord-‐Holland
€ 300.000
€ 190.355
€ 109.665
€ 0
West-‐Friesland
€ 275.000
€ 176.390
€ 98.610
€ 0
€ 1.050.000
€ 509.759
€ 540.261
€ 0
Totaal
Realisatie en prognose uitgaven klantmanagers en jobcoaches
Op dit moment hebben de subregio’s hun budgetten niet volledig benut. De verschillen in de mate waarin de budgetten zijn gebruikt, zijn vooral terug te voeren op de declaratiesystematiek van de subregio’s. Alle subregio’s verwachten dat ze hun budget in 2012 volledig gebruikt hebben. Voor de andere begrotingsonderdelen is er geen uitsplitsing naar subregio gemaakt, het betreft hier budgetten die voor heel Noord-‐Holland Noord gelden. Het arrangement met Talent voor Techniek is met een bedrag van ruim € 2,4 miljoen de grootste post op de begroting van het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid. Ongeveer 40% van het totale budget is aan dit onderdeel besteed. Binnen het arrangement met talent voor techniek is het budget vooral ingezet voor de leegloopregeling, ongeveer 50% van het budget. Kleinere delen van het budget zijn besteed aan jobcoaching (ca. 20%), maatschappelijke projecten (ca. 10%), werkervaring BBL (ca. 15%) en praktijkondersteuning BOL (ca. 5%). De resultaten van dit onderdeel komen in paragraaf 4.5 aan de orde. De overige arrangementen betreffen afspraken die met bepaalde sectoren zijn gemaakt in het kader van de jeugdwerkloosheidsbestrijding. Zij hebben een kleiner en moeilijk te kwantificeren aandeel in de bestrijding van jeugdwerkloosheid gehad.
Pagina 23 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
De overige posten van de begroting hebben voor het merendeel betrekking op de ondersteunende functies binnen het project en zijn niet direct gerelateerd aan het aantal gerealiseerde plaatsingen.
4 .5
R e s u lta te n
Het actieplan heeft tot doel zoveel mogelijk jongeren te behouden en op te leiden voor de huidige en toekomstige arbeidsmarktvraag van werkgevers in de regio Noord-‐Holland Noord, met speciale aandacht voor de groep kwetsbare jongeren. In de periode tussen september 2009 en oktober 2011 zijn er in heel Noord-‐Holland Noord bijna 9.000 jongeren geplaatst op een (leer)werkbaan of stage2. Dit betreft niet alleen de extra plaatsingen, maar ook reguliere plaatsingen die zonder het actieplan plaatsgevonden hadden. Getuige de ontwikkeling van de budget toekenningen door het Rijk heeft de regio bovengemiddeld gepresteerd en kan geconcludeerd worden dat er dus wel extra plaatsingen gerealiseerd zijn. De partijen in de regio Noord-‐Holland Noord hebben afgesproken dat zij in de periode van september 2009 tot en met december 2011 1.500 extra plaatsen voor jongeren op de arbeidsmarkt willen creëren. Deze zijn als volgt over de jaren en de regio verdeeld. Jaar
Totaal
Noord-‐Kennemerland (45%)
West-‐Friesland (25%)
Kop van Noord-‐ Holland (30%)
2009
350
157
88
105
2010
650
293
162
195
2011
500
225
125
150
Totaal
1.500
675
375
450
Doelstelling per jaar en subregio
Gaandeweg het actieplan is gebleken dat de additionaliteit van deze plaatsen moeilijk inzichtelijk te maken is. Er heeft geen nulmeting plaatsgevonden en het begrip ‘extra plaats’ is niet nader gedefinieerd. Daarom is gekozen om de (hoogte van de) plaatsingsbonus niet te koppelen aan de ‘extra’ plek maar aan de omstandigheden van de jongere, dit wordt vastgelegd in de indicatiestelling. Het idee daarachter is dat jongeren met een indicatie zonder hulp waarschijnlijk geen plek op de arbeidsmarkt zouden vinden. Hetzelfde geldt voor jongeren die gebruikgemaakt hebben van de leegloopregeling binnen het arrangement Talen voor Techniek, deze jongeren hadden in principe geen leenwerkplek gehad zonder deze voorziening. Het behalen van de doelstelling van 1.500 extra plaatsen kan dus enigszins worden afgelezen aan het aantal toegekende plaatsingsbonussen en het aantal jongeren die gebruikgemaakt hebben van de leegloopregeling van Talent voor Techniek. Deze jongeren waren in principe niet aan een (leerwerk)baan gekomen of hadden hun opleidingsplek verloren zonder de inzet van middelen uit het actieplan. Noord-‐Kennemerland In Noord-‐Kennemerland zijn in de periode tussen de start van het actieplan en oktober van dit jaar is bijna 40% van de totale realisatie in de regio door Noord-‐Kennemerland gerealiseerd, dat is iets minder dan de tot doel gestelde 45% van het totaal aantal plaatsingen in Noord-‐Holland Noord. Deze plaatsingen zijn volgens de meetwijze zoals deze landelijk is gehanteerd. Binnen Noord-‐Holland Noord heeft Noord-‐Kennemerland een doelstelling voor het realiseren van 675 extra plaatsen. Omdat geen nulmeting heeft plaatsgevonden en het begrip ‘extra’ niet nader is 2
Opgemerkt dient te worden dat de registratie van plaatsingen niet over de hele periode op dezelfde wijze heeft plaatsgevonden, hierdoor kunnen de cijfers op onderdelen enigszins afwijken van de werkelijkheid.
Pagina 24 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
gedefinieerd meten we de extra plaatsen aan de hand van het aantal toegekende plaatsingsbonussen en gerealiseerde plekken in de leegloop. In de tabel op de volgende pagina staat per doelgroep en jaar weergegeven in hoeverre de doelstellingen voor Noord-‐Kennemerland zijn gerealiseerd. 2009
2010
2011
Doelgroep Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
A (5%)
8
-‐
15
2 (14%)
11
2 (18%)
B (20%)
31
-‐
59
2 (3%)
45
15 (33%)
C (40%)
63
56 (89%)
117
116 (99%)
90
95 (106%)
D (20%)
31
-‐
59
40 (68%)
45
50 (111%)
E (5%)
6
-‐
12
-‐
9
1 (11%)
F (10%)
16
-‐
29
-‐
23
7 (31%)
Totaal
155
56 (36%)
290
160 (55%)
223
170 (76%)
Gerealiseerde extra plaatsen Noord-‐Kennemerland
In de regio Noord-‐Kennemerland zijn in de periode van september 2009 tot en met september 2011 in totaal 386 plaatsingsbonussen en plekken in de leegloop gerealiseerd. Daarmee is 57% van de totale doelstelling tot stand gebracht. Met nog één tertaal te gaan in 2011 mag verwacht worden dat de regio de 1.500 extra plekken niet vóór 31 december realiseert, omdat het actieplan in 2012 nog doorloopt is er echter een redelijke kans dat binnen de doorlooptijd van het actieplan het aantal extra plekken wel gerealiseerd wordt. Duidelijk te zien in de ontwikkeling van de resultaten is dat er in 2009 en begin 2010 nog wat aanloopproblemen zijn geweest en dat het actieplan eind 2010 en begin 2011 goed op stoom kwam. Ten aanzien van het bereiken van de verschillende doelgroepen valt op dat de verdeling over de doelgroepen anders uitpakt dan vooraf ten doel gesteld. Vooral het plaatsen van jongeren zonder startkwalificatie op een baan of stage (A en E) blijft ver achter bij de doelstelling. Daarnaast is het goede resultaat vooral door het succes van de leegloopregeling in het arrangement van Talent voor Techniek te verklaren. Nagenoeg alle plaatsingen voor de doelgroepen C en D zijn het resultaat van de leegloopregeling.
Pagina 25 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
West-‐Friesland In West-‐Friesland zijn in de periode tussen de start van het actieplan en oktober 2011 ruim 35% van het totaal aantal jongeren geplaatst. Daarmee heeft West-‐Friesland naar omvang van de regio het grootste deel aan het totaal aantal plaatsingen bijgedragen. Dit betreft alle plaatsingen. Als we de als extra gedefinieerde plaatsen afzetten tegen de doelstelling dan ontstaat het volgende beeld: 2009
2010
2011
Doelgroep Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
A (5%)
4
-‐
8
4 (49%)
6
4 (64%)
B (20%)
18
-‐
32
4 (12%)
25
7 (28%)
C (40%)
35
56 (207%)
65
87 (134%)
50
81 (162%)
D (20%)
18
-‐
32
37 (114%)
25
47 (188%)
E (5%)
4
-‐
6
-‐
5
3 (60%)
F (10%)
9
-‐
16
7 (43%)
13
8 (64%)
Totaal
87
56 (84%)
160
139 (87%)
124
150 (121%)
Gerealiseerde extra plaatsen West-‐Friesland
De regio West-‐Friesland heeft sinds de start van het actieplan in september 2009 tot en met september 2011 in totaal 362 plekken in de leegloop en met plaatsingsbonussen gerealiseerd. Daarmee is met nog één tertaal te gaan de doelstelling van in totaal 375 extra plaatsen bijna gehaald. De regio staat op 97% realisatie van de doelstelling. Mede door het grote aantal nog uitstaande indicatiestellingen mag verwacht worden dat de regio West-‐Friesland meer plekken zal realiseren dan ten doel gesteld. Zeker omdat het actieplan in 2012 nog verder doorloopt. Ook in West-‐Friesland valt op dat in 2009 en 2010 er aanloopproblemen zijn geweest, de doelstellingen in 2009 en 2010 zijn niet gerealiseerd. Echter doet West-‐Friesland in die jaren het binnen Noord-‐Holland Noord beter dan Noord-‐Kennemerland en de Kop van Noord-‐Holland. Bovendien halen zij in 2011 naar verwachting de in 2009 en 2010 opgelopen achterstand ten opzichte van de doelstelling in. Na aanpassing van de aanvraagprocedure rond de plaatsingsbonussen verliep de toekenning daarvan eenvoudiger en werden de resultaten duidelijk beter. Ook in West-‐Friesland valt op dat de meeste plekken worden gerealiseerd voor de doelgroepen C en D. Vooral door het vele gebruik van de leegloopregeling zijn er veel plaatsingen geweest op leer-‐ werkbanen (C en D) en zijn de doelstellingen op deze onderdelen ruimschoots overtroffen. Alleen de groep jongeren die met startkwalificatie op een baan wordt geplaatst blijft achter ten opzichte van de rest. Dit zou kunnen betekenen dat juist de kwetsbare doelgroep wordt bereikt met het Actieplan en dat jongeren met startkwalificatie zichzelf kunnen redden op de arbeidsmarkt. De regio West-‐Friesland is de enige regio binnen Noord-‐Holland Noord waar het doel voor 2011 aan het einde van het tweede tertaal reeds is overtroffen. Kop van Noord-‐Holland In de Kop van Noord-‐Holland zijn in de periode van de start van het actieplan tot en met het 2e tertaal van 2011 in totaal ruim 26% van het totaal aantal plaatsingen in de regio Noord-‐Holland Noord bereikt. Op grond van het aantal inwoners in de regio was 30% van het totaal aantal plaatsingen als doel gesteld. Daarmee komt de Kop van Noord-‐Holland redelijk in de buurt van het ten doel gestelde deel. Als we kijken naar het aantal extra plaatsen in de vorm van een plaatsingsbonus of een gerealiseerde plek in de leegloopregeling ontstaat het volgende beeld:
Pagina 26 van 55
Evaluatie
2009
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
2010
2011
Doelgroep Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
Doelstelling
Resultaat
A (5%)
5
-‐
10
-‐
8
-‐
B (20%)
21
-‐
39
2 (5%)
30
7 (23%)
C (40%)
42
41 (98%)
78
51 (65%)
60
55 (92%)
D (20%)
21
-‐
39
27 (69%)
30
24 (80%)
E (5%)
4
-‐
8
-‐
6
-‐
F (10%)
11
-‐
20
1 (5%)
15
-‐
Totaal
104
41 (39%)
193
81 (42%)
149
86 (58%)
Gerealiseerde extra plaatsen Kop van Noord-‐Holland
De regio Kop van Noord-‐Holland heeft in de periode van het actieplan in totaal 208 plekken in de leegloop en plaatsingsbonussen gerealiseerd. Daarmee is 46% van de doelstelling van 450 extra plekken gerealiseerd. Met nog één tertaal te gaan is het niet waarschijnlijk dat de regio de totale doelstelling gaat behalen vóór 31 december 2011. Omdat het Actieplan nog doorloopt in 2012 biedt dit de mogelijkheid om alsnog het gestelde doel te bereiken. Het tempo van plaatsingen zal dan wel om hoog moeten. De resultaten komen nog meer dan in Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland bijna allemaal op het conto van de leer-‐ werkbanen. Er zijn dus weinig jongeren geplaatst op een baan. Ten opzichte van de andere subregio’s blijven de resultaten in de Kop van Noord-‐Holland aanzienlijk achter, al is er wel een stijgende lijn waarneembaar sinds 2009.
4 .6
D e e lc o n c lu sie
Het actieplan is bedoeld als middel om de negatieve effecten van de economische crisis voor jongeren te beperken. De Rijksoverheid is hierbij samen opgetrokken met gemeenten, het UWV, onderwijsinstellingen en het COLO. In deze aanpak hebben de arbeidsmarktregio’s in Nederland een belangrijke rol gekregen, de centrumgemeente van de betreffende regio had daarin een regierol. Voor deze regionale benadering is door het Rijk gekozen om tegemoet te komen aan de verschillen in kenmerken van jeugdwerkloosheid tussen de regio’s. Tevens wilde het kabinet met deze aanpak een impuls geven aan het netwerk binnen de regionale arbeidsmarkt. In de regio Noord-‐Holland Noord is op regionaal niveau gekozen voor een subregionale aanpak, omdat er binnen Noord-‐Holland Noord min of meer sprake is van drie arbeidsmarktsubregio’s. Binnen de subregio’s is op verschillende manieren en met wisselend succes te werk gegaan. Voor de regio als geheel geldt, dat het beschikbare budget nog niet volledig is besteed. Tevens blijven de resultaten over de hele regio gezien achter bij de doelstelling van 1.500 extra plaatsingen. Doordat er nog geld over is loopt een deel van de activiteiten van het Actieplan door in 2012, waardoor de regio alsnog verwacht om de 1.500 extra plaatsen te kunnen realiseren. Het grootste deel van het budget is besteed aan het arrangement met Talent voor Techniek, de leegloopregeling binnen dit arrangement heeft ook gezorgd voor de meeste extra plaatsen. In die zin is er op dit onderdeel dus een verhouding tussen de middelen die besteed zijn en de resultaten die zijn behaald. Tussen de subregio’s zijn er duidelijke verschillen die niet direct terug te voeren zijn op de mate en wijze waarop middelen zijn besteed. De subregio West-‐Friesland is naar verwachting de enige binnen Noord-‐Holland Noord die het gestelde doel zal behalen vóór eind van dit jaar. De subregio Kop van Noord-‐Holland blijft op het vlak van resultaten ver achter en heeft geen daling van de jeugdwerkloosheid bewerkstelligt. De subregio Noord-‐Kennemerland heeft wel een daling van de Pagina 27 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
jeugdwerkloosheid bereikt, maar haalt niet haar doelstelling als het gaat om het realiseren van extra plaatsen. Op grond van het feit dat het Actieplan doorloopt in 2012 mag verwacht worden dat Noord-‐ Kennemerland alsnog het ten doel gestelde aantal extra plaatsen gaat halen. Voor de Kop van Noord-‐ Holland zal dit alleen mogelijk zijn indien er extra inspanningen worden gepleegd.
Pagina 28 van 55
Evaluatie
5.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
UITVOERING IN DE PRAKTIJK
In dit hoofdstuk gaan we in op de praktijk van het Actieplan. In oktober en november 2011 hebben verschillende interviews met betrokkenen sleutelpersonen in de regio plaatsgevonden (zie bijlage 2) Deze interviews geven samen met de verschillende beleidsstukken en rapportages een inzicht van hoe het actieplan in de praktijk functioneert. In de gesprekken zijn de volgende onderwerpen aan de orde gekomen; de werkwijze, de activiteiten, de samenwerking en eventuele knelpunten die men heeft ervaren.
5 .1
W e rk w ijz e re g io
De gemeente Alkmaar is opgetreden als penvoerder en coördinator voor de Arbeidsmarktregio Noord-‐ Holland Noord, dat betekent dat de administratie van activiteiten en verantwoording van het actieplan richting het Rijk door de gemeente Alkmaar is uitgevoerd. De trekkende rol van Alkmaar betekende ook dat de gemeente verantwoordelijk was voor de algehele projectleiding en dat zij daardoor een belangrijk aandeel in het succes van het Actieplan heeft. Naast de trekkende rol in de regio is de gemeente Alkmaar nauw betrokken geweest bij het opzetten en uitrollen van het landelijke Actieplan. Toen de economische crisis zich eind 2008 ontspon is onder andere vanuit de gemeente Alkmaar bij het Ministerie van SZW aangedrongen op landelijke ondersteuning van de jeugdwerkloosheidsbestrijding. Vanuit Alkmaar vond ook de uitbetaling van plaatsingsbonussen plaats. In de ogen van de mensen uit het veld duurde de uitbetaling van plaatsingsbonussen soms te lang, waardoor de moeizaam opgebouwde contacten met werkgevers onder druk kwamen te staan. Werkgevers ervoeren daardoor in sommige gevallen te veel rompslomp en zagen hun (negatieve) beeld van de gemeente bevestigd. Daarnaast zijn op het niveau van de regio Noord-‐Holland Noord gezamenlijke activiteiten ontwikkeld, zoals het arrangement met Talent voor Techniek, het gezamenlijke ESF project, de betrokkenheid van het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid (RPA) en de website JOB. Talent voor Techniek De crisis heeft er toe geleid dat er binnen de sector techniek beter en meer is samengewerkt. Vooral tussen de opleidingsbedrijven, werkgeversorganisaties en de ROC’s. Doel is om jongeren te werven en te behouden voor de technische sector onder andere door jongeren te plaatsen op (leerwerk)banen en stages. Met behulp van het AJW heeft Talent voor Techniek zich verder kunnen ontwikkelen. Dit was mogelijk door de beleidsmatige ondersteuning vanuit de partners, maar zeker ook door de financiële bijdrage vanuit het AJW, waardoor onder andere de leegloopregeling mogelijk werd. Door deze regeling zijn in de bouw onder jongeren geen ontslagen gevallen. Wel vraagt een deel van de respondenten zich af of de grote kosten van deze regeling opwegen tegen de behaalde resultaten. Veel jongeren zijn op werkplaatsen aan het werk gehouden waar zij hun eigen gemaakte producten telkens moesten afbreken en weer opbouwen. Volgens sommigen heeft dit demotiverend gewerkt. Bovendien moet met de kennis van nu worden vastgesteld dat het perspectief op werk in de bouwsector niet beter is geworden. Hierdoor komt een deel van de jongeren die zijn opgevangen in de leegloopregeling alsnog in een uitkeringssituatie terecht. Om deze opmerkingen te staven met de werkelijkheid is geprobeerd inzichtelijk te maken waar de jongeren gebleven zijn die op een arrangement van Talent voor Techniek zijn geplaatst. De maatschappelijke projecten waarbij jongeren worden ingezet om projecten uit te voeren voor maatschappelijke organisaties die niet de middelen hebben om een aannemer in te schakelen worden daarentegen succesvol genoemd. De respondenten merken wel op dat deze vooral in Noord-‐ Kennemerland zijn uitgevoerd, de andere subregio’s hadden daar meer gebruik van kunnen maken. Dat dit niet is gebeurd heeft vooral met de betrokken gemeenten en instellingen te maken, die geen projecten hadden of niet de benodigde middelen beschikbaar konden stellen.
Pagina 29 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Voor de grootste partijen in het arrangement met Talent voor Techniek, Installatie werk Noord-‐ Holland en ESPEQ is inzichtelijk gemaakt welke resultaten zijn behaald. ESPEQ is het opleidingsbedrijf voor de bouw, installatiewerk leidt jongeren op voor een baan in de installatiebranche. Bij deze twee opleidingsbedrijven is ongeveer 90% van het totaal aantal jongeren in het arrangement met Talent voor Techniek geplaatst. Bij ESPEQ waren dat ruim 700 jongeren, bij installatiewerk ruim 500. Deelnemers TvT 2010-‐ 2011
Instroom zonder startkwalificatie
In opleiding op 1-‐1-‐2010
Totaal
Installatiewerk Noord-‐Hol.
308
59,5%
210
40,5%
518
ESPEQ
444
62,4%
267
37,6%
711
Totaal
752
61,2%
477
38,8%
1229
In totaal zijn in de periode 2010-‐2011 meer dan 1.200 jongeren via Talent voor Techniek bij een opleidingsbedrijf geplaatst. Daarbij zijn de volgende resultaten behaald. Resultaten
Installatiewerk Noord-‐Holland
ESPEC
Totaal
Instandhouding BBL
57,7%
54,7%
56,0%
Uitstroom met diploma
22,4%
35,6%
30,0%
Voortijdige uitval zonder Startkwalificatie
13,5%
3,5%
7,7%
Uitval tijdens proeftijd i.v.m. verkeerde beroepskeuze
4,2%
-‐
1,8%
Ontslag op eigen verzoek
1,5%
3,5%
2,7%
Ontslag om dringende reden/door werkgever
0,6%
2,5%
1,7%
-‐
0,1%
0,1%
100%
100%
100%
Overleden Totaal
Van de jongeren die een traject bij één van de opleidingsbedrijven heeft gevolgd is het merendeel nog in dienst bij het opleidingsbedrijf, dat geldt voor 56%. Daarnaast is 30% van de jongeren met diploma uitgestroomd naar een andere werkgever. Het aandeel jongeren waarvan het BBL-‐traject is beëindigd is dus minder dan 15%. Van die 15% heeft een deel nog wel een startkwalificatie gehaald en is een deel naar andere opleidingen gegaan. De uitkomsten instandhouding van het BBL-‐traject en doorstroom met diploma kunnen als succesvol worden beoordeeld. De 86% succesvolle score betekent dat meer dan 1.000 jongeren met succes hebben deelgenomen aan Talent voor Techniek. Van de jongeren die met diploma bij installatiewerk zijn uitgestroomd is 95% in dienst bij een werkgever. Bij ESPEQ is dit 60%, dat betekent dat ondanks de slechte situatie in de bouw, meer dan de helft van de jongeren een baan gevonden heeft in deze sector. De overige 40% is voor het merendeel
Pagina 30 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
als ZZP-‐er, via een uitzendbureau of in een andere branche aan de slag. Slechts 7% had geen baan of volgende geen opleiding. Daarmee geldt dat het rendement van Talent voor Techniek, zeker in het licht van de situatie op de arbeidsmarkt goed is te noemen. Het blijft wel zaak om dit ook in de nabije toekomst te monitoren, omdat de vooruitzichten in met name de bouw niet rooskleurig zijn. ESF project Eind 2009 heeft de gemeente Alkmaar als coördinerende gemeente ESF subsidie aangevraagd voor het terugdringen van de jeugdwerkloosheid in de regio Noord-‐Holland Noord. De middelen zijn ingezet op een drietal verschillende terreinen: -‐
-‐ -‐
Extra klantmanagers. Deze klantmanagers worden ingezet om jongeren te benaderen en te begeleiden naar een reguliere arbeidsplaats of leerwerkbaan, en extra banen te realiseren door middel van bedrijfsbezoeken. Extra jobcoaches. De jobcoaches begeleiden jongeren nadat zij een baan hebben gevonden op de werkvloer om tussentijdse uitval tot een minimum te beperken. Bijdrage in loonkosten. Werkgevers zijn gestimuleerd om extra leerwerkbanen beschikbaar te stellen door middel van een bijdrage in de loonkosten.
Inmiddels is de projectperiode afgerond, de einddeclaratie van ruim € 630.000,-‐ is ingediend en heeft de controle door de accountant plaatsgevonden. Het project wordt gezien als een succes, de middelen zijn goed ingezet en hebben tot verbetering en versterking van de dienstverlening richting jongeren en werkgevers geleid. De eindcontrole door KMPG was eveneens gunstig. De goede ervaringen hebben ertoe geleid dat afgelopen jaar opnieuw ESF subsidie is aangevraagd voor een vervolgtraject op het Actieplan Jeugdwerkloosheid ter hoogte van € 1.280.000. Hierdoor kunnen nog tot en met 28 september 2012 extra activiteiten worden ontplooid voor de bestrijding en preventie van jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord. Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Vanuit de samenwerking tussen de gemeente Alkmaar en het RPA kon in Noord-‐Holland Noord snel worden gestart met het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid. De activiteiten van het RPA hebben zich vooral gericht op het creëren van draagvlak en bewustwording bij werkgevers in de regio voor het actieplan. Hierbij is veel gebruik gemaakt van het uitgebreide bestaande netwerk van het RPA. Deze rol van het RPA wordt door de meeste respondenten als waardevol beschouwd. Het RPA heeft als voordeel ten opzichte van andere partijen, dat zij niet vanuit direct eigen belang handelt. Een verzoek van het RPA is in de ogen van de meeste betrokkenen neutraal en gaat niet direct gepaard met de vraag om iets te leveren. Wat vaak wel het beeld is van de benadering van werkgevers door gemeenten. Wel merken sommigen op dat het RPA, zeker bij de start van het actieplan, voornamelijk gericht is op de gemeente Alkmaar en dat activiteiten en contacten dan ook vooral bij de regio Noord-‐Kennemerland aansluiten. Gelet op de financiering van het RPA (hoofdzakelijk de gemeente Alkmaar) is het te verklaren dat het RPA zich ook meer op Alkmaar en omgeving richt. Met betrekking tot de zorgsector onderhoudt het RPA nauwe contacten met ZWplus, de werkgeversvereniging in de zorg. Samen met de werkgevers wordt in dat kader onderzocht hoe het brancheservicepunt zorg voortgezet kan worden in de vorm van een publiek-‐private samenwerking. Er wordt onder meer onderzocht in hoeverre het mogelijk is om werk op lagere niveaus te creëren, zodat ook lager opgeleiden een kans krijgen en de personeelsvraag in de zorg beantwoord kan worden. Binnen het Actieplan heeft het RPA naast de netwerkrol een actieve organisatie-‐ en communicatierol vervuld. In het kader daarvan heeft het RPA twee trainees aangesteld en begeleid. De trainees communicatie (drie personen in totaal) hebben gedurende de looptijd van het AJW allemaal een plek op de arbeidsmarkt gevonden. De trainee projectondersteuning is bevorderd tot projectmedewerker. Pagina 31 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In deze rol bereid hij onder andere de projectleidersoverleggen voor en ondersteunt hij de back office met de administratieve taken. Voor de communicatie over het AJW is volop gebruikgemaakt van het RPA en haar communicatiekanalen (website, digitale nieuwsbrief en de organisatie van bijeenkomsten). De communicatie-‐activiteiten zijn vormgegeven en uitgevoerd door de trainee van het RPA. Een belangrijk onderdeel in de communicatie was de website ‘vraag het job’. Vraag het Job In het kader van het actieplan is de website ‘vraaghetjob.nl’ opgezet. Via de website kunnen jongeren en werkgevers informatie krijgen over leren, werken, de plaatsingsbonus en andere activiteiten van het Actieplan. De website is opgezet met behulp van chatsessies met jongeren bij het UWV en op het ROC, daarnaast is er veel promotiemateriaal ontwikkeld met verwijzing naar de website. Bij de start van de website was er ook een chatfunctie waar vragen direct via de chat werden gesteld en beantwoord. Deze chatfunctie is gestopt, omdat dit een te groot beslag legde op de personele capaciteit. Bovendien bleek de beantwoording van specifieke vragen van individuele jongeren via de chatfunctie lastig. Dit verloopt beter in face to face gesprekken. Als het gaat om het monitoren van gemaakte afspraken en de coaching van jongeren dan werkt het afstandelijke contact via de website naar mening van de mensen van het jongerenloket niet goed. De algemene informatievoorziening op de website beantwoord meestal niet de zeer specifieke en individuele vragen van jongeren. Bovendien zijn de meeste jongeren die tot de doelgroep van het actieplan behoren niet in staat om deze algemene informatie te vertalen naar hun individuele situatie. Over het algemeen maken jongeren en werkgevers weinig tot geen gebruik van de website. De site is niet bekend genoeg, daarnaast zijn er weinig bezoekers van de site die daar via een zoekmachine terecht zijn gekomen. Dat betekent dat men de site al moet kennen om er op terecht te komen en voor iemand die opzoek is naar informatie de site moeilijk vindbaar is. Naar mening van de personen die in het kader van een evaluatie van de website zijn geïnterviewd sluit de site vooral aan op de belevingswereld van jongeren die geen ondersteuning nodig hebben. Zij vinden hun informatie via andere kanalen, dus voor hen is de site overbodig. Dat geldt ook voor werkgevers die vaak via via of door direct contact informatie inwinnen over de plaatsingsbonus. De website heeft in dat licht niet bijgedragen aan een betere bekendheid en bereikbaarheid van de jongerenloketten.
5 .2
W e rk w ijz e su b re g io ’s
Naast de activiteiten die op het niveau van de arbeidsmarktregio zijn uitgevoerd hebben de subregio’s zelf op eigen wijze uitvoering gegeven aan verschillende activiteiten. Noord-‐Kennemerland In Noord-‐Kennemerland wordt het jongerenloket voor de regio uitgevoerd door de gemeente Alkmaar, de andere gemeenten in de regio hebben Alkmaar gemandateerd voor het bieden van de dienstverlening aan jongeren. Het jongerenloket heeft met de invoering van de WIJ en het Actieplan een impuls gekregen. Er konden meer medewerkers worden aangetrokken waardoor de plek op het Werkplein niet meer toereikend was. Het jongerenloket verhuisde naar een andere locatie in Alkmaar. Met als voordeel dat deze locatie nog makkelijker bereikbaar is. De plaatsingsbonus is een belangrijk instrument geweest dat het jongerenloket heeft ingezet. Het jongerenloket in Alkmaar heeft ingezet op één contactpersoon voor werkgevers. Zij is de schakel tussen werkgevers en de back office. De werkgever wordt zo ontlast omdat hij zich niet druk hoeft te maken om de administratieve afhandeling. Deze manier van werken werkt goed, omdat alle dossiers bij één persoon zijn onder gebracht kunnen vragen snel worden beantwoord. Door het AJW heeft het
Pagina 32 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
jongerenloket in de regio Noord-‐Kennemerland veel werkgeverscontacten kunnen opbouwen en is er een stuk bewustwording gecreëerd over het probleem van jeugdwerkloosheid. Werkgevers worden vanuit het jongerenloket niet alleen met een bonus benaderd, maar altijd met een jongere en een concreet aanbod. De bonus zorgt voor een kleine tegemoetkoming in de kosten, maar is in de meeste gevallen niet de reden dat een werkgever een jongere aanneemt. De algemene opvatting is dat plaatsingen alleen werken en langdurig zijn als een werkgever zelf bereid is om een jongere aan te nemen, de plaatsingsbonus heeft er wel toe geleid dat werkgevers over de streep werden getrokken. Sinds de start van het jongerenloket op de nieuwe locatie zijn bijna 1.000 jongeren geholpen, daarvan hebben er slechts 250 een uitkering gekregen. Eén van de doelen, het voorkomen van uitkeringsinstroom, is daarmee naar mening van de respondenten goed gelukt. In de aanpak van het jongerenloket Alkmaar staat de terugkeer naar onderwijs centraal. Als jongeren naar een baan worden geholpen dan begeleiden de jobcoaches van het jongerenloket de jongeren op de werkvloer. De jobcoaches helpen jongeren met onder andere schuld-‐ en verslavingsproblematiek. Vanuit deze begeleidende rol houden zij contact met werkgevers. De begeleiding van jongeren door jobcoaches is belangrijk om succesvolle plaatsingen te krijgen. In de praktijk blijkt dat veel jongeren die zich bij het jongerenloket melden een vertekend beeld hebben van hun kansen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Ze hebben moeite met onderaan beginnen en werken voor het minimumloon. Daar komt bij dat ouders ze vaak ondersteunen in het scheppen van dit verkeerde verwachtingspatroon. Een deel van de jongeren is mede hierdoor niet of onvoldoende gemotiveerd en ze weten niet hoe zich moeten gedragen op de werkvloer. Voor deze doelgroep is voorbereiding en begeleiding op de werkvloer erg belangrijk. Werkgevers zitten namelijk niet te wachten op jongeren die niet gemotiveerd zijn en waar zij vervolgens veel tijd en energie in moeten steken. West-‐Friesland De aanpak in de regio West-‐Friesland kenmerkt zich door de intensieve samenwerking tussen de gemeente Hoorn (die de kar trekt in West-‐Friesland) en het UWV WERKbedrijf. Beide zijn gevestigd in hetzelfde gebouw, waardoor gemakkelijk samen opgetrokken kan worden. Het jongerenloket is het speerpunt van de jongeren aanpak in West-‐Friesland. Met de middelen van het AJW kon het jongerenloket verder worden uitgebreid, met extra mensen die zich met klantmanagement en jobcoaching bezig houden. In deze periode heeft het jongerenloket zich kunnen ontwikkelen van een pure vraagbaak naar een dienstverlenende organisatie. Met deze uitbreiding kon in West-‐Friesland stevig worden ingezet op de voorkant van het proces. Hier worden jongeren in eerste instantie gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Veel van de jongeren die gewezen worden op het zelf actief zijn, komen na de eerste melding niet meer terug, wat betekent dat zij zichzelf (voorlopig) weten te redden. Jongeren die daarna bij het loket komen, melden zich niet voor werk of een vacature, maar hebben in de meeste gevallen meer hulp nodig. De begeleiding van jongeren is dan ook een belangrijk middel om jongeren aan de slag te krijgen en te houden. In de praktijk blijkt dat jongeren vaak geen realistisch beeld hebben van hun kansen en belemmeringen op de arbeidsmarkt. Ze hebben vaak hoge verwachtingen die niet realistisch blijken te zijn. Daarin zijn twee groepen te onderscheiden; een groep die niet beschikt over en zich ook niet bewust is van het belang van goede werknemersvaardigheden, zoals op tijd komen en zich weten te gedragen op de werkvloer. Daarnaast is er zogenaamde groep van prinsen en prinsessen die van huis uit alles krijgen en gestimuleerd door de ouders een te hoog verwachtingspatroon hebben van hun kansen op de arbeidsmarkt. Ze verwachten dat ze direct hun einddoel op de arbeidsmarkt kunnen bereiken. Beide groepen zijn door het verkeerde verwachtingspatroon vaak onvoldoende gemotiveerd.
Pagina 33 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Voor deze groepen is het belangrijk dat er een vooraf en tijdens de plaatsing begeleiding is. De begeleiders schetsen een realistisch beeld van (on)mogelijkheden van de jongeren. De plaatsingsbonus is in West-‐Friesland veel ingezet en is daardoor een belangrijk hulpmiddel geweest om jongeren geplaatst te krijgen. Werkgevers worden hiermee over de streep getrokken om een jongere aan te nemen. Men merkt wel op dat de bonus alleen niet werkt. Werkgevers moeten van nature de bereidheid hebben om een jongere aan te nemen. De plaatsingsbonus wordt in de regio gezien als een voorloper van de WWnV, waarin de werkgever wordt gecompenseerd voor een stuk productiviteitsverlies van een werknemer. Naar aanleiding van de plaatsingsbonus is in West-‐Friesland een subsidiecalculator ontwikkeld waar werkgevers eenvoudig kunnen berekenen voor welke stimuleringsmaatregelen zij in aanmerking kunnen komen als zij een werknemer aanstellen uit een bepaalde doelgroep. Kop van Noord-‐Holland In de Kop van Noord-‐Holland is geen sprake van een gezamenlijke aanpak. Het UWV in Den Helder werkt in principe alleen voor jongeren uit de eigen WW-‐doelgroep. De gemeente Den Helder doet dat voor haar eigen burgers ook. Daarnaast werkt de ISD Kop van Noord-‐Holland voor het grootste deel van de andere gemeenten in de regio en werkt de gemeente Schagen voor haar eigen burgers. Het budget in de regio is verdeeld over de partijen, een gezamenlijk jongerenloket is niet van de grond gekomen. De plaatsingsbonussen zijn in de regio wel ingezet, maar waren naar mening van de respondenten te ingewikkeld van opzet. Maar men geeft ook aan dat de plaatsingsbonus voor werkgevers niet heilig is en dat de aanvraag voor sommige werkgevers te veel rompslomp met zich meebrengt en zij daarom afhaken. Het zijn de contacten en relaties met werkgevers die uiteindelijk kunnen bijdragen aan het plaatsen van werkzoekenden. In Den Helder geeft men aan met een bijzonder moeilijke doelgroep te maken te hebben, met een zeer laag opleidingsniveau en bovengemiddelde aantallen tienermoeders en jongeren met een Antilliaanse achtergrond. Deze factoren en het feit dat er weinig werkgelegenheid is voor laaggeschoolden zorgen ervoor dat het moeilijk is om jongeren te plaatsen. In de Kop van Noord-‐Holland heeft men niet direct het idee dat het AJW heeft bijgedragen aan het verlagen van de jeugdwerkloosheid. Men geeft aan dat veel energie verloren is gegaan in bureaucratie en onduidelijkheden en het ontdekken van hoe de zaken in elkaar staken. Er is daarbij ook nauwelijks gebruik gemaakt van kennis die bij partijen al aanwezig was. Net als in de twee andere subregio’s wordt de mentaliteit en realiteitszin van jongeren als probleem genoemd. Werkgevers willen mensen die weten hoe ze zich moeten gedragen op de werkvloer en in relatie tot collega’s en superieuren. Jobcoaching is een belangrijk instrument om jongeren deze vaardigheden bij te brengen en ze ook na plaatsing op de plek te behouden. Al wekt dit bij een deel van de jongeren de verwachting dat de jobcoaches alles voor hen regelt en ze zelf niets hoeven te doen.
5 .3
S a m e n w e rk in g
De bestrijding van jeugdwerkloosheid is geen aangelegenheid van gemeenten alleen. Het landelijke actieplan is expres op niveau van de arbeidsmarktregio’s opgezet om zo ook de regionale samenwerking te stimuleren. Naast de resultaten in de zin van het aantal gerealiseerde plaatsingen kan ook de samenwerking in de regio als waardevolle opbrengst van het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid worden beschouwd. Zoals uit de vorige hoofdstukken reeds is gebleken is in Noord-‐Holland Noord gekozen om het merendeel van de activiteiten op subregionaal niveau te organiseren. Noord-‐Holland Noord
Pagina 34 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
De bestrijding van jeugdwerkloosheid is een arbeidsmarktprobleem, maar over het algemeen zijn het vooral de overheden geweest die betrokken waren bij het actieplan jeugdwerkgelegenheid. Werkgevers waren vooral aanwezig in de vorm van vertegenwoordigende organen, zoals VNO-‐NCW en MKB Noordwest. De contacten met ‘echte’ werkgevers beperken zich vaak tot één op één relaties en plaatsingen in concrete gevallen. Dit zorgde ervoor dat niet alle activiteiten vanuit het actieplan goed aansluiten op de wensen en behoeftes van individuele werkgevers. De belevingswereld van overheidsmensen staat te ver af van werkgevers die bezig zijn te overleven. Zij zitten meestal niet te wachten op een stapel formulieren, maar willen snelle en makkelijke oplossingen. Bovendien worden werkgevers vanuit te veel verschillende kanalen tegelijk benaderd, dat had in het kader van het AJW beter gestroomlijnd kunnen worden door middel van een werkgeversservicepunt, maar dat is niet van de grond gekomen door te veel verschillende belangen die door elkaar heen liepen. Ondanks de matige betrokkenheid van werkgevers is de mening van de meeste respondenten dat de samenwerking binnen de regio Noord-‐Holland Noord door de (gedwongen) samenwerking binnen het AJW is verbeterd. Dat geldt in het bijzonder voor de samenwerking tussen de gemeenten Alkmaar en Hoorn. De kleinere gemeenten in respectievelijk Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland lieten zich vaak door hen vertegenwoordigen. Uit veel interviews blijkt dat de samenwerking met de gemeente Den Helder lastig tot stand te brengen is en dat door de structuur van het actieplan hierdoor ook de samenwerking met de hele Kop van Noord-‐Holland achterblijft. Door de regionale samenwerking in het kader van het Actieplan weet men elkaar beter te vinden en zijn gemeenten en andere partners op meer onderwerpen met elkaar in gesprek geraakt. Er zijn ook nieuwe samenwerkingsvormen ontstaan, bijvoorbeeld met de kenniscentra en het Colo. Daarnaast is door de betrokkenheid van meerdere partijen en de gezamenlijke focus op één groep het onderwerp jeugdwerkloosheid meer op de agenda komen staan bij alle betrokken partijen. Door het feit dat er aandacht voor het onderwerp is en was hebben de meeste respondenten het idee dat hierdoor ook resultaten geboekt zijn. Samenwerking op het niveau van Noord-‐Holland Noord is in sommige ogen ook lastig, omdat de drie subregio’s sterk van elkaar verschillen. Zowel wat betreft de politieke verhoudingen, als wat betreft de werkgelegenheid is het volgens sommigen beter om van drie aparte arbeidsmarktregio’s te spreken. In deze samenwerking is een grote rol weggelegd voor de centrumgemeenten; Alkmaar, Den Helder en Hoorn. Vooral de samenwerking tussen Alkmaar en Hoorn is goed van de grond gekomen, dat blijkt onder meer uit de betrokkenheid en aanwezigheid van beide gemeenten bij projectleiders-‐ en stuurgroep-‐ overleggen. Het contact met de gemeente Den Helder is mede door wisselende projectleiders en regelmatige absentie niet goed van de grond gekomen. De regio Den Helder is vooral gefocust op de maritieme sector, de regio Hoorn op de logistieke en agrarische sectoren en de regio Alkmaar vooral op de detailhandel. Deze regionale verschillen hebben er mede toe geleid dat op subregionaal niveau ondanks de redelijk gelijke aanpak, de resultaten verschillen. Uit de interviews blijkt dat sommigen van mening zijn dat de samenwerking nog niet optimaal wordt benut en dat er partijen zijn die nog te veel alleen willen doen. Hierdoor wordt elkaars kennis en informatie niet optimaal benut. Een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is belangrijk zodat jongeren worden opgeleid voor die beroepen waar werkgevers naar vragen en zei dus niet langs de kant komen te staan. Voor de hele regio geldt dat het moeilijk is om tot het onderwijs (ROC’s) door te dringen. Vooral omdat blijkt dat samenwerking sterk afhankelijk is van de personen die de kar trekken en hoe zij binnen de eigen organisatie hun weg weten te vinden. Het onderwijs wil erg graag samenwerken, maar het blijkt vaak lastig om binnen het onderwijs de zaken concreet invulling te geven. De organisaties zijn vaak te groot om op alle fronten betrokken te raken. Op regionaal niveau zijn dagen voor klantmanagers georganiseerd waarop zij met elkaar kennis en ervaring konden uitwisselen. Deze werden door alle respondenten als één van de waardevolle opbrengsten van het AJW beschouwd. Pagina 35 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Over het algemeen is men tevreden over de samenwerking in de regio. Ook al wordt deze soms belemmerd door verschillende belangen van deelnemers en het tragere besluitvormingsproces, omdat meer partijen hun zegje erover willen doen. Noord-‐Kennemerland Voor de komst van het Actieplan bestond er in de vorm van het jongerenloket al een samenwerking tussen de gemeenten en het UWV WERKbedrijf in Noord-‐Kennemerland op het gebied van jongeren. Hierdoor vormde het jongerenloket ook een logische structuur om vanuit verder te werken. Door het AJW heeft de samenwerking een impuls gekregen. Met de middelen van het AJW kon het jongerenloket worden uitgebreid, waardoor dit niet meer gehuisvest kon worden op het Werkplein. Het jongerenloket moest als gevolg hiervan op een andere locatie worden gehuisvest. Doordat meeverhuizen naar de nieuwe locatie voor het UWV hoge kosten met zich meebracht was dit voor het UWV de aanleiding om uit het jongerenloket te stappen. Hierdoor zijn twee jongerenloketten ontstaan, één op het Werkplein voor de UWV doelgroep en een jongerenloket onder leiding van de gemeente Alkmaar waar ook het RMC is aangesloten. De voorgeschiedenis van twee jongerenloketen naast elkaar heeft er voor gezorgd dat de samenwerking met het UWV beperkt is. Wel is er op regelmatige basis contact tussen de klantmanagers/jobcoaches van beide jongerenloketten en het werkgeversteam van het UWV, dat verloopt goed. Daarnaast wordt er samengewerkt met het schuldpreventieteam, omdat er veel jongeren zijn die kampen met schuldproblematiek. West-‐Friesland Op het Werkplein in Hoorn wordt intensief samengewerkt tussen de gemeente en het UWV WERKbedrijf. De bedrijfsadviseur van het UWV wendt zijn contacten niet alleen voor zijn eigen organisatie aan, maar legt verbindingen tussen scholen, ondernemers en andere relevante partijen. Doordat men in hetzelfde gebouw gehuisvest is, vindt er gemakkelijk informele afstemming plaats en weet men elkaar goed te vinden. Het is allemaal heel laagdrempelig. De goede resultaten van West-‐Friesland als het gaat om het aantal plaatsingen zijn naar zegge van de respondenten ook vooral terug te voeren op de goede samenwerking binnen de regio. De samenwerking is voor de meeste mensen een vanzelfsprekendheid, het kost hierdoor op dit moment weinig extra energie en tijd. Men geeft ook hier aan dat het lastig is om door te dringen tot organisaties als het ROC. Deze zijn vaak zo groot dat het moeilijk is om tot alle lagen van de organisatie door te dringen. Goede ervaringen zijn er met het COLO en de kenniscentra, deze samenwerking wordt als waardevol gezien en heeft veel waardevolle informatie opgeleverd voor het opzetten van een regionale werkgeversbenadering. Over het algemeen is men van mening dat het AJW een boost gegeven heeft aan de samenwerking tussen de gemeenten en UWV en dat door het AJW ook nieuwe samenwerking is ontstaan met werkgevers, kenniscentra en onderwijsinstellingen. Door samen te werken hoeft niet ieder voor zich het wiel uit te vinden en kunnen kennis en ervaring worden gedeeld. Daarnaast zijn er altijd ‘lijntjes’ met andere partijen die vroeg of laat van pas komen. Kop van Noord-‐Holland In de Kop van Noord-‐Holland is geen sprake van structurele samenwerking tussen de gemeenten en andere partijen. De gemeente Den Helder heeft nagenoeg haar hele sociale dienst uitbesteed aan WNK bedrijven. Mede daardoor is er veel onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden binnen de gemeente Den Helder. Voor andere partijen is het daardoor erg lastig om afspraken te maken met de gemeente Den Helder over een gezamenlijke aanpak en komt niet alle informatie door naar de partners in de regio.
Pagina 36 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In de kop van Noord-‐Holland beperkt de samenwerking zich tot ad hoc contacten op uitvoeringsniveau, er is geen gezamenlijk jongerenloket. Doordat er geen gezamenlijke afspraken zijn ontbreken de randvoorwaarden voor een succesvolle samenwerking in de regio. Het realiseren van samenwerking in de Kop van Noord-‐Holland bleek lastig, mede daardoor hebben partijen hun deel van het budget opgeëist. Hierdoor is de ‘ieder voor zich mentaliteit’ verder versterkt en is samenwerking nog verder weg komen te staan. Men geeft aan dat ieder zijn eigen doelgroep wil plaatsen en hierdoor de wil en behoefte aan samenwerking ontbreekt. Er zijn in de regio dan ook weinig nieuwe contacten opgedaan met bijvoorbeeld onderwijsinstellingen en kenniscentra. De terugkoppeling vanuit het regionale projectleidersoverleg verloopt moeizaam. Mensen op de werkvloer geven aan dat zij er min of meer toevallig achter moeten komen wat er speelt en waar men mee bezig is. Men mist een stuk communicatie over activiteiten die binnen het project plaatsvinden, deze beperkt zich tot de nieuwsbrief, die vanuit het RPA wordt verstuurd. Het gebrek aan communicatie wordt ook door de ISD Kop van Noord-‐Holland ervaren. Wel is er sprake van samenwerking tussen de ISD Kop van Noord-‐Holland en het UWV WERKbedrijf in Den Helder. De ISD voert voor de bij haar aangesloten gemeenten ook de RMC-‐functie uit, waardoor het voortijdige schoolverlaten in beeld is. Door de korte lijnen binnen de ISD is men hier in staat om voor de aangesloten gemeenten toch een integrale jongerenaanpak neer te zetten. Door de uniforme aanpak rondom de plaatsingsbonussen konden de gemeente zich wel makkelijker presenteren richting werkgevers, er is op dit vlak echter nauwelijks sprake van een echte samenwerking.
5 .4
D e e lc o n c lu sie
In de praktijk zijn de meeste respondenten overwegend positief over het Actieplan. Op niveau van Noord-‐Holland Noord heeft het netwerk van het RPA en het convenant met Talent voor Techniek voor snelle resultaten gezorgd. Wel vraagt men met de kennis van nu zich af of de grote investering in dit arrangement uiteindelijk heeft geleid tot duurzame plaatsing van jongeren. Van de deelnemers aan de BBL-‐trajecten bij de opleidingsbedrijven is bekend, dat het overgrote deel nog in opleiding is of met diploma is uitgestroomd naar een werkgever. De regio heeft onder aanvoering van de gemeente Alkmaar met succes twee ESF-‐aanvragen ingediend. Hierdoor is voor de regio ruim € 2 miljoen extra beschikbaar gekomen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. In het kader van de communicatie-‐activiteiten is de regionale website ‘vraaghetjob’ opgezet. In de ogen van de meeste respondenten is deze website overbodig geweest en heeft deze niet wezenlijk bijgedragen aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Vooral omdat de informatie ook op andere plekken te vinden is en niet specifiek op het individu is gericht. Mogelijk belangrijker was het feit dat de website niet bekend genoeg was en hierdoor werd de doelgroep niet bereikt. De subregio’s binnen Noord-‐Holland Noord hebben deels een eigen invulling gegeven aan de uitvoering van activiteiten op subregionaal niveau. Dat uit zich vooral in de aanwezigheid en opzet van het jongerenloket in de regio. Binnen alle subregio’s is dankbaar gebruikgemaakt van de plaatsingsbonussen, maar men geeft ook aan dat een werkgever bereid moet zijn om een jongere aan te nemen en dat de plaatsingsbonus slechts een kleine tegemoetkoming is en niet de reden om een jongere aan te nemen. Begeleiding van jongeren naar de arbeidsmarkt en op de werkplek wordt als zeer belangrijk ervaren en is bepalend voor het succes van een plaatsing. Daar moet meer aandacht voor komen. Op het vlak van samenwerking zijn er grote verschillen tussen de regio’s. In West-‐Friesland hebben gemeente(n) en UWV WERKbedrijf nauw samengewerkt in een gezamenlijk jongerenloket op het Werkplein in Hoorn. Men heeft ook de indruk dat de samenwerking heeft bijgedragen aan de goede resultaten van de regio.
Pagina 37 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In Noord-‐Kennemerland is geprobeerd om ook tot een gezamenlijk jongerenloket te komen, maar dat is door praktische bezwaren bij het UWV WERKbedrijf niet gelukt, waardoor het jongerenloket in Alkmaar het zonder deelname van het UWV moet stellen. Er is echter wel samenwerking met omliggende gemeenten en er wordt, zij het op afstand, samengewerkt met het UWV WERKbedrijf. De Kop van Noord-‐Holland blijft ver achter bij de andere twee regio’s. Zij zijn minder betrokken bij samenwerking op niveau van Noord-‐Holland Noord, maar ook binnen de eigen subregio wordt nauwelijks samengewerkt. Dat geldt zowel voor de omliggende gemeenten als voor partners binnen het Actieplan.
Pagina 38 van 55
Evaluatie
6.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
KNELPUNTEN EN SUCCESFACTOREN
De resultaten en de werkwijze in de praktijk laten behoorlijke verschillen zien tussen de subregio’s in Noord-‐Holland Noord. In dit hoofdstuk bespreken we de factoren waar deze verschillen mogelijk door ontstaan.
6 .1
S a m e n w e rk in g
Voor de regio als geheel, maar ook voor de subregio’s geldt dat succesvolle samenwerking voor een groot deel afhankelijk is van de personen die het moeten doen. Zij moeten de kartrekken en mensen binnen de eigen organisatie meenemen in de ontwikkelingen en tegelijkertijd de verbindingen met de partners bewaken. Als dat niet gebeurt dan is het lastig om de aansluiting met het project te behouden. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in het onderwijs, het blijkt lastig om door te dringen in alle geledingen van deze organisaties waardoor het lastig blijft om een duurzame relatie op te bouwen en gezamenlijk tot resultaten te komen. Alle respondenten geven aan dat samenwerking belangrijk en waardevol is. In de regio’s waar samengewerkt is, geeft men aan dat de nieuwe ontstane contacten een meerwaarde zijn geweest van het actieplan. Daar waar minder of niet is samengewerkt geeft men aan dat dit duidelijk een gemis is en dat door samen te werken meer bereikt had kunnen worden. Deze evaluatie is niet van voldoende wetenschappelijke opzet om een causale relatie tussen de mate van samenwerking en de resultaten te kunnen onderbouwen. Wat wel opvalt is dat de regio’s die goed samenwerken betere resultaten behalen dan de regio’s waar minder wordt samengewerkt. Op basis daarvan en de informatie van de geïnterviewde personen kan wel gesteld worden dat samenwerking bijdraagt aan het realiseren van goede resultaten en dus meerwaarde oplevert. Door veel respondenten wordt aangegeven dat het betrekken van het onderwijs lastig is. Vooral de ROC’s zijn van een dermate grote omvang dat één contactpersoon meestal niet genoeg is om tot de hele organisatie door te dringen.
6 .2
O rg a n isa tie
De organisatie van het Actieplan Jeugdwerkgelegenheid is naar mening van de meeste respondenten goed verlopen. Over het algemeen is men tevreden over de betrokkenheid van partijen en de wijze waarop het project op regionaal niveau is vormgegeven. In eerste instantie is aangehaakt bij de bestaande samenwerking tussen de gemeente Alkmaar en het RPA Noord-‐Holland Noord. Andere gemeenten konden daardoor aanhaken, al hadden zij daardoor in het begin weinig mogelijkheden om mee te denken en een eigen inbreng te hebben. Hierdoor kon de regio in tegenstelling tot andere regio’s in Nederland wel snel resultaat laten zien en leidde dit tot een groter aandeel in het landelijke budget. Op niveau van de arbeidsmarktregio Noord-‐Holland Noord heeft de organisatie van het geheel niet direct tot grote belemmeringen geleid. Wel wordt aangegeven dat besluitvorming met meerdere partijen vaak trager verloopt en dat belangen het nemen van besluiten en het overgaan tot actie in de weg kunnen staan. Alle respondenten geven aan dat zaken die niet goed liepen in de loop van het actieplan zijn aangepast. Bijvoorbeeld de plaatsingsbonussen, al snel bleek dat ondanks de poging om de aanvraag niet bureaucratisch te maken, dat de procedure te ingewikkeld was en daardoor werkgevers afschrikte. De procedure is toen voor zover als mogelijk aangepast, maar bleef natuurlijk aan bepaalde (zorgvuldigheids-‐) eisen voldoen.. Het snelle reageren op zaken die niet goed lopen wordt door de geïnterviewde personen als een pluspunt van de organisatie gezien.
Pagina 39 van 55
Evaluatie
6 .3
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
A a n p a k
De resultaten laten zien dat de jeugdwerkloosheid in de regio als geheel is gedaald. Volgens de geïnterviewde personen heeft het actieplan daar zeker aan bijgedragen. Gedeeltelijk door concrete acties als de plaatsingsbonussen en de leegloopregeling, maar zeker ook door het onderwerp op de agenda te zetten en zo bij veel partijen een stuk bewustzijn te creëren. Door het Actieplan en de daarbijbehorende middelen konden extra activiteiten worden ontplooid en zijn nieuwe vormen van samenwerking ontstaan. Stuk voor stuk geven de respondenten aan dat de plaatsingsbonus een belangrijk onderdeel is geweest van de aanpak in de regio. Tegelijkertijd geven velen aan dat de plaatsingsbonus niet meer dan een instrument is om binnen te komen of een kleine tegemoetkoming richting de werkgever. Om daadwerkelijk succesvol te zijn moet de werkgever zelf bereid zijn om jongeren aan te nemen waar hij nog in moet investeren. Om de werkgever daartoe over te halen is het belangrijk dat hij geen ‘gedoe’ ervaart met een jongere. Dat betekent dat gemeenten randvoorwaarden stellen en deze handhaven, maar zich verder niet bemoeien met de uitvoering. Als belangrijke succesfactor voor een plaatsing geven de geinterviewden aan dat jongeren gemotiveerd moeten zijn en over bepaalde basisvaardigheden moeten beschikken. Als jongeren zelf laten zien dat zij willen werken dan zijn werkgevers in veel gevallen bereid om zo’n jongere een kans te geven. Bij een groot deel van de jongeren is gebrek aan motivatie en realiteitszin, vaak in combinatie met meervoudige problematiek een probleem. Zij hebben te hoge verwachtingen van het te verdienen salaris en het soort werk dat ze moeten uitvoeren. ‘Ze willen niet onderaan beginnen en niet werken voor het minimumloon’. Vaak ontbreekt het hen aan het besef hoe zij zich op de werkvloer moeten gedragen, ze komen zonder bericht niet of te laat op het werk. In hun ogen zijn redenen als; verslapen, bus gemist en koud weer legitieme excuses om niet of te laat op het werk te verschijnen. De jobcoaches die in het kader van het AJW zijn aangesteld hebben zeker geholpen om jongeren op de werkvloer te begeleiden en de werkgever zo min mogelijk met rompslomp te belasten. Men mist wel een soort voortraject waarin jongeren worden voorbereid op het werken bij een werkgever en waar hen geleerd wordt hoe ze zich op de werkvloer behoren te gedragen. Ook na plaatsing blijft begeleiding nodig om de werkgever te ontzorgen. Zodra een werknemer voortdurend negatief de aandacht van een werkgever nodig heeft, dan houdt het voor werkgevers vaak op. Gelet op de lage jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord en de ontwikkeling van het aandeel werkloze jongeren kunnen we concluderen dat er in ieder geval ten dele sprake is van een succesvolle aanpak. Het lage percentage werkzoekende jongeren betekent wel dat het deel dat werkloos is vaak een dermate grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft, dat zij moeilijk te bemiddelen zijn. Het laaghangende fruit is geplukt. Bij de groep die overblijft is vaak sprake van meervoudige belemmeringen (schulden, gebrek aan opleiding) en een gebrek aan motivatie.
6 .4
B e re ik w e rk g e v e rs
Ondanks het feit dat er resultaten worden geboekt op het vlak van plaatsingen en er dus goede contacten zijn met werkgevers, blijkt uit de interviews met werkgevers dat zij onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn. In veel gevallen ervaren werkgevers toevallig dat zij gebruik kunnen maken van een regeling als de plaatsingsbonus. Veel hangt af van het contact dat een werkgever heeft met zijn of haar contactpersoon bij de gemeente of het UWV. Zeker de grote werkgevers, met meerdere vestigingen zijn opzoek naar één aanspreekpunt voor de regio, die hen helpt bij het aanvragen van regelingen. Het helpt daarbij als de overheid met de werkgever meedenkt en probeert om tot een win-‐win-‐ situatie te komen in plaats van alleen het eigen doel in het vizier te hebben. Het belang van de ondernemer/werkgever is het gezonde voortbestaan van zijn onderneming. In veel gevallen proberen gemeenten in het kader van Social Return bepaalde vaste percentages af te dwingen. In veel gevallen Pagina 40 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
is het beter om met een werkgever/ondernemer in overleg te treden over wat men voor elkaar kan betekenen. Werkgevers zijn in veel gevallen bereid om ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt een kans te geven. Zeker als de arbeidsmarkt krap is en zij bijna iedere vorm van productiviteit kunnen gebruiken. In een ruime arbeidsmarkt is het van belang dat de werkgever gecompenseerd wordt voor een stuk productiviteitsverlies en ook niet te veel administratieve rompslomp ervaart rondom de aanstelling van iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt. Op het moment dat arbeidskrachten schaars worden, zal een werkgever eerder bereid zijn om ook mensen met een lagere productiviteit zonder compensatie aan te nemen. De arbeidsmarkt regelt vraag en aanbod zelf. De administratie rondom plaatsingsbonussen kan in de ogen van werkgevers eenvoudiger door de indicatiestelling te koppelen aan het BSN-‐nummer en deze automatisch uit te keren als deze persoon als werknemer bij de Belastingdienst wordt gemeld. De werkgever heeft hierdoor de garantie dat hij zijn geld krijgt en dat het hem geen extra tijd kost. Belangrijk is dat (financiële) risico’s voor de werkgever zijn afgedekt. In het geval dat er naast de reguliere begeleiding vanuit de werkgever tijdens het inwerkproces extra begeleiding en coaching nodig is dan zal dit ook georganiseerd moeten worden. Werkgevers merken dat er jongeren zijn die van huis uit te weinig meekrijgen om zich in de maatschappij te redden. Met de juiste begeleiding kunnen deze jongeren ‘normaal’ participeren op de arbeidsmarkt en daarmee ook in de samenleving. Laat de werkgever de keuze hoe hij deze begeleiding vorm geeft. Als het gaat om het bereiken van werkgevers, dan zijn de contacten met de zorgsector, vooral vanuit het onderwijs en de gemeenten nog niet voldoende. De verwachting is dat deze sector binnen afzienbare tijd grote personeelstekorten gaat krijgen. Het is moeilijk om ‘binnen te komen’ in deze sector. Bovendien houdt men in de sector vast aan een bepaald opleidingsniveau dat voor de meeste jongeren uit de doelgroep van het AJW op dit moment niet realistisch is. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat werkgevers in de zorg de opleidingskosten betalen en zij dus direct een financieel risico lopen op het moment dat zij jongeren op een leerwerkbaan of stage aannemen. Dit betreft vooral jongeren van niveau 2, deze groep wordt steeds groter, maar is zeer moeilijk bij werkgevers in de zorg onder te brengen. Wat mogelijk deels te wijten is aan het feit dat de zorg steeds complexer en ingewikkelder wordt en dat er bijna geen mogelijkheden zijn om jongeren eerst eenvoudige werkzaamheden uit te laten voeren, zoals dat in andere sectoren wel kan.
6 .5
B e re ik d o e lg ro e p
Met het AJW is vooral ingezet op de jongeren die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Over het algemeen is de indruk dat deze doelgroep bereikt is en dat de middelen van het actieplan ook bij deze groep zijn terecht gekomen. Dat blijkt ook dat veel jongeren zonder startkwalificatie zijn geholpen met plaatsing op een leerwerkbaan. Wel moet opgemerkt worden dat de plaatsingsbonussen in sommige gevallen ook ingezet zijn om jongeren op een plek te houden die ze anders zouden kwijtraken. Bovendien worden er door een aantal respondenten vraagtekens geplaatst bij Talent voor Techniek. Aan dit onderdeel is veel geld gespendeerd, met als doel om jongeren te behouden voor de techniek. Terwijl men zich nu afvraagt of dat verstandig is geweest gezien de ontwikkeling van de werkgelegenheid in vooral de bouwsector. Uit de resultaten gebleken dat het realiseren van extra plaatsen voor jongeren zonder startkwalificatie in het algemeen toch lastiger bleek dan vooraf verwacht. Voor alle subregio’s blijken de resultaten op dit vlak moeilijk inzichtelijk te maken.
6 .6
D e e lc o n c lu sie
In de regio blijkt dat samenwerken meerwaarde oplevert, zowel in resultaat, maar ook uit de ervaringen in de praktijk blijkt dat men positief over samenwerken is. Daar waar niet werd samengewerkt bestaat de wens om meer te gaan samenwerken, omdat men ziet dat er meerwaarde te behalen is door samen te werken.
Pagina 41 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Succesvol in de regionale aanpak was ook de organisatie van het actieplan, door aan te sluiten bij al bestaande structuren kon snel gestart worden met het actieplan en werden snel resultaten geboekt. Ondanks de grootte van de regio kon relatief snel worden bijgestuurd als zaken niet naar wens verliepen, belangrijk daarbij was wel dat men het eens was over het gemeenschappelijke doel. De regionale organisatie heeft de uitvoering van het actieplan daarmee niet belemmerd. De contacten met werkgevers verliepen nog te veel op ad hoc basis. Aan de kant van grotere werkgevers is er behoefte aan één aanspreekpunt en begeleiding bij procedures. Ontzorgen van de werkgever is belangrijk, wat overigens niet gelijk staat aan het ‘dichtregelen’ van allerhande zaken. Voor een verdere uitbouw van het succes, is meer aandacht nodig voor begeleiding van jongeren die kampen met een gebrek aan motivatie. Werkgevers moeten ook op dat vlak worden ontzorgd, door ze niet te belasten met niet gemotiveerde werknemers en de begeleiding van medewerkers op andere gebieden dan het werk zelf van hen over te nemen. Over het algemeen kan gesteld worden dat het Actieplan haar doelgroep aan de aanbod zijde heeft bereikt. Al vallen de resultaten bij op een baan geplaatste jongeren zonder startkwalificatie nog wat tegen. Aan de vraagzijde mist men vanuit gemeenten en het onderwijs vooral het contact met de sector zorg.
Pagina 42 van 55
Evaluatie
7.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
TOEKOMSTVERKENNING
De afgelopen jaren hebben in het teken van de economische crisis en de bestrijding van jeugdwerkloosheid gestaan. In het eerste halfjaar van 2011 leek de economie zich te herstellen en trok de werkgelegenheid in heel Nederland weer aan. Na de zomer ontpopte de Europese schuldencrisis zich tot een nieuwe bedreiging voor de economie en zien we het aantal werklozen weer oplopen, ook onder jongeren. Daarnaast bevindt de bestrijding van jeugdwerkloosheid zich ook op andere fronten in een snel veranderende omgeving. De door het Rijk geplande decentralisaties zullen nagenoeg allemaal in meer of mindere mate hun effect hebben op de jeugdwerkloosheidsbestrijding. In dit hoofdstuk wordt daar op ingegaan.
7 .1
O n tw ik k e lin g e n b e le id
De gemeenten worden de komende tijd geconfronteerd met een aantal ingrijpende decentralisaties. Taken en verantwoordelijkheden worden vanuit het Rijk en de provincies naar gemeenten overgeheveld, daarnaast krijgen de gemeenten ook nieuwe taken uit te voeren. In de meeste gevallen gaat dit bovendien gepaard met een verlaging van het voor deze taken beschikbare budget. De gedachte achter de decentralisaties is om de uitvoering dichterbij de burger te organiseren en tegelijkertijd mensen zelf meer verantwoordelijk te maken voor hun eigen welzijn. Onlangs zijn drie decentralisaties in het sociale domein aangekondigd: de Wet Werken naar Vermogen (WWnV), de Jeugdzorg en de AWBZ. De WWnV is in het kader van arbeidsmarktbeleid en daarmee de bestrijding van jeugdwerkloosheid de meest in het oog springende wet. Dat neemt echter niet weg dat de andere decentralisatie ook invloed zullen hebben op de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, daarom worden alle drie de decentralisaties kort behandeld.3 Wet Werken naar Vermogen Op 1 januari 2013 treedt de WWnV in werking. Deze wet betekent grote veranderingen voor alle uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen die nu onder WWB, WIJ, WSW of Wajong vallen. De WWnV is mede in het leven geroepen met het oog op het betaalbaar houden van de WSW en de Wajong. Bij deze regelingen is nauwelijks sprake van uitstroom, terwijl de instroom zorgt voor een gestage toename van de populatie. Dat is niet alleen vanuit budgettair oogpunt problematisch, ook vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt. Mensen die in deze regelingen zitten, zijn niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Dat is onwenselijk met het oog op de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt door de vergrijzende beroepsbevolking. Het uitgangspunt van deze wet is om elk arbeidsvermogen te benutten. Daarnaast is het Rijk van mening dat de grote verschillen tussen re-‐integratiemiddelen en uitkeringsvoorwaarden tussen de vier regelingen niet wenselijk zijn. De WWnV heft de verschillen in uitkeringsvoorwaarden voor een groot deel op, omdat de vier regelingen onder één regeling worden gebracht. Ook worden de nu nog gescheiden re-‐ integratiemiddelen ontschot en gebundeld tot één re-‐integratiebudget. Het belangrijkste element van de WWnV is het meer activerend maken van de sociale zekerheid door het beter benutten van het arbeidspotentieel van mensen. Dat gebeurt door iedereen met arbeidspotentieel (ook al is dit beperkt) te laten werken met behulp van loondispensatie. Dat betekent dat een werkgever alleen voor de productiviteit van een medewerker betaalt en het salaris door de gemeente wordt aangevuld. De werknemer wordt gestimuleerd om meer te gaan werken en indien mogelijk uiteindelijk in een eigen inkomen te voorzien, men gaat meer verdienen naar mate men meer gaat werken en productiever wordt.
3
Dit onderdeel is gebaseerd op de voorlopige wetsteksten en beschikbare informatie
Pagina 43 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Alleen mensen die niet bij een reguliere werkgever kunnen werken, vallen buiten de WWnV, indien zij wel in een beschutte werkomgeving kunnen werken vallen zij onder de WSW en komen zij te werken bij een sociale werkvoorziening. Alleen mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn komen nog in aanmerking voor de Wajong (zie het onderstaande schema).
Bron: overheid.nl, indeling WWnV
Het Rijk gaat er van uit dat de instroom in de WSW afneemt en dat het bestand WSW-‐ers fors zal krimpen. In een periode van ongeveer 40 jaar neemt het aantal WSW-‐plekken met twee-‐derde af. Dit betekent dat SW-‐bedrijven hun organisatie op de nieuwe situatie moeten aanpassen. Daarnaast wordt de Wajong-‐uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte jongeren verlaagd naar 70% van het wettelijk minimumloon (WML). Het Rijk gaat er van uit dat zij met loondispensatie een aanvullend inkomen kunnen verdienen. Wetswijziging WWB/WIJ Vooruitlopend op de WWnV is het Rijk voornemens om per 1 januari 2012 enkele ingrijpende wijzigingen in de WWB door te voeren. De WIJ wordt als aparte wet opgeheven en onder de WWB gebracht. Binnen de nieuwe WWB zijn de volgende maatregelen aangekondigd: •
• • • • • •
Jongeren krijgen eerst vier weken de tijd om zelfstandig een baan of de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs te (onder)zoeken, alvorens zij aanspraak kunnen maken op een uitkering. Er wordt niet meer getoetst op het partnerinkomen maar op het huishoudinkomen. Gemeenten mogen een tegenprestatie vragen van uitkeringsgerechtigden. De maximale verblijfsduur in het buitenland wordt beperkt tot vier weken per jaar. De collectieve ontheffing van de arbeidsplicht voor alleenstaande ouders met kinderen onder de 5 jaar wordt afgeschaft. De inkomensgrens voor het gemeentelijke minimabeleid wordt genormeerd op 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Er komt een verordeningsplicht waarin de gemeentelijke bijdrage (in natura) aan de maatschappelijke participatie van kinderen van arme ouders wordt vastgelegd.
Jeugdzorg Ook op het gebied van de jeugdzorg zijn grote veranderingen gaande die er op gericht zijn om de versnippering van beleid, budgetten en instrumenten tegen te gaan. De verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg is op dit moment ondergebracht bij het Rijk, de provincies, de gemeenten en verzekeraars. Door deze versnipperde aanpak staat de kwaliteit van de zorg onder druk en wordt er niet effectief en Pagina 44 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
efficiënt gewerkt. Daar bovenop wordt er een steeds groter beroep op voorzieningen gedaan. Hierdoor zijn wachtlijsten ontstaan en zijn de kosten voor de jeugdzorg enorm gestegen. Om deze problemen aan te pakken heeft het Rijk besloten de verantwoordelijkheid voor de gehele jeugdzorg over te hevelen naar de gemeenten. Door de verantwoordelijkheid bij één bestuurslaag te concentreren wil men de versnippering tegengaan en verwacht men een meer geïntegreerd aanbod van de zorg. Men wil de zorg zo dicht mogelijk bij de jeugd organiseren, dat is de reden dat de jeugdzorg bij gemeenten wordt onder gebracht. Daarnaast zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor andere sociale voorzieningen en hebben zij zicht op het onderwijs. Van gemeenten wordt verwacht dat zij hierdoor makkelijker en sneller kunnen ingrijpen op momenten dat dit nodig is en een verbinding kunnen leggen met andere gemeentelijke verantwoordelijkheden, zoals WWnV en de WMO. De centra voor jeugd en gezin moeten de frontoffice vormen voor de geïntegreerde jeugdzorg. De decentralisatie operatie van de jeugdzorg moet uiterlijk in 2016 voltooid zijn. In de periode tussen 2013 en 2016 gaat de verantwoordelijkheid voor de volgende onderdelen gefaseerd over naar de gemeenten: extramurale begeleiding AWBZ, ambulante hulp, dag-‐ en residentiele hulp, de overige onderdelen van de provinciale jeugdzorg (zoals kindertelefoon), de jeugd-‐GGZ en jeugd-‐LVG en gesloten jeugdzorg. De operatie wordt afgerond met de overgang van jeugdreclassering en jeugdbescherming. Ondanks dat er nog geen transitieplan is opgesteld en er nog veel onduidelijkheden zijn, is vooruitlopend op de verwachte efficiëntie van deze operatie vanaf 2015 een korting van € 80 miljoen ingeboekt, deze loopt op naar € 300 miljoen in 2017. AWBZ (extramurale begeleiding) De derde decentralisatie is nu nog onderdeel van de AWBZ, de extramurale begeleiding. De AWBZ dekt onverzekerbare ziektekosten, zoals lichamelijke handicaps en psychische aandoeningen. Mensen die met dergelijke gezondheidsproblemen kampen kunnen vanuit de AWBZ ondersteuning krijgen voor persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, verblijf of behandeling. Om voor vergoeding vanuit de AWBZ in aanmerking te komen is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of bureau jeugdzorg nodig. De AWBZ wordt nu uitgevoerd door zorgverzekeraars. Het onderdeel extramurale begeleiding wordt uit de AWBZ gehaald en onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gebracht. Onder extramurale begeleiding wordt die begeleiding verstaan die niet binnen een instelling (intramuraal) plaatsvindt. Extramurale begeleiding heeft tot doel mensen te ondersteunen zodat zij zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Hiermee vertoont dit onderdeel veel overeenkomsten met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De WMO wordt al door gemeenten uitgevoerd. De bedragen die in dit kader naar gemeenten worden overgeheveld, zullen worden vastgesteld aan de hand van de gerealiseerde uitgaven in 2010 voor dagbesteding, begeleiding en bijbehorend vervoer. Na enkele correcties wordt vervolgens over het totale budget een korting van 5% toegepast. He budget voor extramurale begeleiding zal onderdeel worden van het gemeentelijke WMO-‐budget.
7 .2
O n tw ik k e lin g re g io n a le a rb e id s m a rk t
Naast de ontwikkelingen op het vlak van beleid, zijn ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van belang voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord. Door de economische crisis die zich eind 2008 ontspon liep de werkloosheid in de jaren 2009 en 2010 sterk op. In de voorliggende jaren was deze juist gedaald naar een zeer laag percentage. Aan het einde van 2010 maar vooral in de eerste maanden van 2011 was een duidelijke afname van de werkloosheid te zien. Na de zomer van 2011 tekende zich onder invloed van de Europese schuldencrisis een oplopende werkloosheid af. Bovendien laat het derde kwartaal van 2011 een economische krimp noteren en ligt het gevaar van een recessie op de loer. Op korte termijn kan dit tot gevolg hebben dat de regio Noord-‐Holland Noord opnieuw te maken krijgt met een afnemende werkgelegenheid. Deze zal zich vooral manifesteren in sectoren die sterk
Pagina 45 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
afhankelijk zijn van de economische ontwikkeling, zoals de bouw, industrie en handel. Vooral door de grote bouwsector is Noord-‐Holland Noord kwetsbaar.
uitstroomquote
Op de middellange en lange termijn is echter te verwachten dat er een tekort aan arbeidskrachten ontstaat in Noord-‐Holland Noord. Al zal zich dat niet in alle sectoren even sterk manifesteren. Door de hoogte van het werkloosheidsniveau weer. De die binnen afzienbare tijd de arbeidsmarkt verlaten. In relatief sterke vergrijzing en van horeca/catering de beroepsbevolking in de rde egio verzullen dstroomquote e meeste vacatures ontstaan is de verhouding tussen het aantal de handel/reparatie speelt door de vminder ervangingsvraag e werkgelegenheid. De een periode en het totaal gedurende grijzing een rol.van werkgevers en dus niet door groei van dhervatters vergrijzing is niet gelijkmatig over sectoren verdeeld. Vooral de sectoren zorg/welzijn, overheid, werkzoekenden aan het begin van die periode. Vergrijzing in Noord-Kennemerland en onderwijs, zie onderstaande grafiek. die uitgestroomd zijn bij hervatters zijn mensen afbeelding 7 bouw en vervoer & telecom zijn in deze regio sterk vergrijsd, West-Friesland WERKbedrijf en daarna een geregistreerd dien Horeca en catering Naast de vergrijzing an de band hebben. vDe uitstroomquote is een indicatie Landbouw, bosbouw en visserij beroepsbevolking i n e en aantal het gemak waarmee werkzoekenden werk vinden. Financiele instellingen De combinatie van deer hoogte van het werklooshe sectoren, leidt de vergrijzing ook het gemak Bouwnijverheid toe veau dat de zen orgbehoefte van de waarmee werkzoekenden vinden, is een indicatie Vervoer en telecom ouder wordende bevolking zal of de arbeidsmarkt van N Kennemerland en West-Friesland veel of weinig m Handel en reparatie toenemen. Tevens zal in gebieden lijkheden biedt voor niet-werkende werkzoekenden Onderwijs die krimpen en ontgroenen, zoals de Zakelijke dienstverlening Kop van Noord-‐Holland, een Opnamecapaciteit nww in Noord-Kennemerla afbeelding 8 West-Friesland (jan-09 t/m jun-10) Overheid kleinere behoefte aan onderwijs en Industrie nieuwe woningen ontstaan. De Zorg en welzijn vergrijzing Hoog in het onderwijs en de 0 3000 6000 9000 bouwsector vormen zo een kleiner Aantal 55-65 jarigen probleem dan in de sector zorg, omdat de vergrijzing in die sectoren Niet vergrijsd Gemiddeld Vergrijsd gepaard gaat met een afname van Bron: UWV WERKbedrijf de werkgelegenheid, terwijl in de In Noord-Kennemerland en West-Friesland is de poten- van gepensioneerde werknemers zorg juist meer vraag naar werknemers ontstaat. Naast vervanging tiële beroepsbevolking al sinds 2007 het dalen. zIn moeten er mensen aangetrokken worden om aan aan d e stijgende orgbehoefte te kunnen voldoen. de vergrijsde sectoren zullen de komende 10 jaar ruim 4 22.000 verlaten. In in de Het UWV werknemers verwacht een gde roei arbeidsmarkt van de werkgelegenheid vooral de zakelijke dienstverlening minder vergrijsde sectoren zijn dat er bijna 12.000 en (uitzendbanen) en de collectieve sector (vooral de zorg). De groei van de werkgelegenheid in deze Laag in de niet-vergrijsde sectoren ook nog eens ruim 5.000. sectoren is sterker dan gemiddeld in Nederland. In de sectoren industrie en bouw wordt juist een Vergrijzing zorgt dus in Noord-Kennemerland en Westnww-percentage daling van de Laag Friesland voor een aanzienlijke vervangingsvraag. De werkgelegenheid ouderen die de arbeidsmarkt verlaten, nemen ook hun verwacht die ervaring sterker mee. Gezien het tempo en de omNoord-Kennemerland en West-Friesland Zuid-Kennemerland kennis en Groot Amsterdam Nederland uitpakt d an vang van de vergrijzing wordt het nog belangrijker voor Zaanstreek/Waterland gemiddeld iom n te zorgen dat die kennis en ervaring goed bedrijven Bron: UWV WERKbedrijf wordt overgedragen of vastgelegd. Vooral die sectoren Nederland. Deze met een ongunstige verhouding tussen het aantal verwachtingen zijn De opnamecapaciteit van Noord-Kennemerlan jongeren en ouderen zullen tijdig aandacht moeten nog gebaseerd op de West-Frieslandse arbeidsmarkt wordt in afbeeld besteden aan de structurele vervanging van de oudestand van zaken in vergeleken met omliggende regio’s en met Nede ren. juni 2011 toen nog Hierbij wordt gebruik gemaakt van halfjaargemidd voor januari 2009 tot en met juni 2010. De positie een economische Vertraagd herstel van uitstroommogelijkheden grafiek en de vorm van de curve kenmerken ee groei voor Zowel hetde economisch herstel als de vergrijzing zorgen beidsmarktregio. komende werd voor eenjaren toenemende vraag naar nieuwe arbeidskrachIn vergelijking met Nederland en de omliggende r voorspeld. Op dit ten. Niet-werkende werkzoekenden in Noordheeft Noord-Kennemerland en West-Friesland Kennemerland en2011) West-Friesland hebben in de eerste economische ontwikkeling. De moment (november is er sprake van een minder rooskleurige relatief laag nww-percentage, al is het in 2009 en helft 2010 nogen niet geprofiteerd de toenemenkrimp van sectoren bouw industrie zijn sterk avan fhankelijk van de conjunctuur en zullen in een situatie wel gestegen. Zoals eerder gezegd, de verwacht de vraag. In tegenstelling tot de omliggende regio’s is met een krimpende economie nog verder inkrimpen dan in de zomer dat reeds voorspeld werd. De van de werkloosheid in de e de lichte stijging het in Noord-Kennemerland en voor West-Friesland collectieve sector is nauwelijks gevoelig de economische niet ontwikkeling, o mdat d e helft van 2011 wordt gevolgd door een daling makkelijker geworden een baan te vinden. werkgelegenheid hier vooral afhankelijk is van de demografische ontwikkelingen. Verwacht ag wordt een verdere dalin tweede helft. Voorm2012 Afbeelding 8 brengt deze ontwikkelingen in kaart. Er werkloosheidsniveau worden dat enige groei van werkgelegenheid de komende jaren voor rhet ekening komt van de collectieve verwacht, wat het wordt daarbij gekeken naar de mate waarin werkgevers percentage zal verlagen. sector e n d an v ooral d e z org. in Noord-Kennemerland en West-Friesland tot nu toe De uitstroomquote voor Noord-Kennemerland en bereid zijn geweest om niet-werkende werkzoekenden Friesland laat een gemiddeld patroon zien. D te nemen. Dit wordt de opnamecapaciteit aan van de 4 relatiefNoord. hoog en laat de eerste hel De region Noord-‐Holland Noord wordt door UWV aangeduid als Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland, de stroomquote table geldt dus voor heel is Noord-‐Holland arbeidsmarkt genoemd. 2010 herstel zien. De opnamecapaciteit in N De opnamecapaciteit wordt beschreven aan de hand Kennemerland en West-Friesland is goed te noem van het nww-percentage en de uitstroomquote. Het Pagina 46 van 55 vergelijking met Nederland en de omliggende regi nww-percentage wordt bepaald door de verhouding tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden en de
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
De uitdaging is er in gelegen om deze vraag naar arbeidskrachten te beantwoorden. Dat betekent niet alleen dat de kwantiteit van het aanbod op de vraag moet aansluiten, maar vooral ook de kwaliteit. Aan de aanbodzijde betekent dit dat meer jongeren opgeleid moeten worden om in de zorg aan de slag te kunnen. Tegelijkertijd is er in de zorgsector een omdenken nodig. Als de gevraagde kwaliteit niet in de gevraagde hoeveelheid voorhanden is, zal de sector moeten kijken naar andere oplossingen, bijvoorbeeld het opknippen van functies. In tegenstelling tot de industrie kan de ‘productie’ niet worden verplaatst, dus is men gedwongen om regionale oplossingen te vinden.
7 .3
G e v o lg e n in d e re g io
Alle gemeenten in de regio krijgen te maken met de decentralisaties. In het kader van de jeugdwerkloosheidsbestrijding is vooral de decentralisatie van de jeugdzorg en WWnV van belang. In het kader van de WWnV zijn al op korte termijn keuzes gevraagd van gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor een aanzienlijk grotere populatie, die gemiddeld ook verder van de arbeidsmarkt af staat en dus meer inspanning vergt van gemeenten. De arbeidsmarkt zelf is ook in beweging en biedt bedreigingen maar ook kansen voor gemeenten. De sectoren waar uitkeringsgerechtigden traditioneel naar uitstroomden en waar ook in het kader van het actieplan zwaar op is ingezet (industrie en bouw) zullen de komende jaren een kleinere personeelsvraag kennen. Tegelijkertijd worden er ook kansen geboden in de zakelijke dienstverlening en de zorg. In de zakelijke dienstverlening is het vooral de uitzendmarkt die kansen biedt om mensen (tijdelijk) aan het werk te helpen. In de zorgsector ontstaan ook kansen, maar daar zal zowel vanuit de aanbod-‐ als ook de vraagzijde op ingespeeld moeten worden. De opleidingskosten die in de sector veelal door de werkgever worden gedragen vormen in veel gevallen een obstakel om ook jongeren van een lager niveau aan te stellen, omdat de slagingskans van deze jongeren lager is. De middelen die gemeente krijgen om mensen naar werk te begeleiden worden echter de komende jaren steeds minder. Ook het budget van het AJW is eindig, waardoor de extra aandacht voor de doelgroep jongeren mogelijk zal afnemen. Gemeenten krijgen straks nog maar één ongedeeld re-‐integratiebudget. Op dit budget wordt vanaf 2015 landelijk € 1.850 miljoen bezuinigd. Bij de invoering van de WWnV in 2013 worden de eerste kortingen op dit budget al doorgevoerd. Dit heeft tot gevolg dat de mogelijkheden voor gemeenten om extra dingen te doen steeds lastiger worden, zeker als men al langlopende verplichtingen is aangegaan. Voor alle gemeenten in Noord-‐Holland Noord samen zal dit budget zich in de volgende richting ontwikkelen:
Component Participatiebudget oud Budget WAJONG
2011
2012
2013
2014
2015
36.659.635 20.536.130 18.399.341 15.709.864 15.709.864 0
0
664.178
2.036.811
2.700.989
Budget WSW
59.379.136 58.127.371 54.232.968 48.531.501 45.535.523
Totaal
96.038.771 78.663.501 73.296.487 66.278.176 63.946.376
De kosten die samenhangen met de WSW maken op dit moment een groot deel van de totale kosten uit die uit dit budget betaald moeten worden. Als op deze kosten niet wordt bijgestuurd dan blijft er nauwelijks geld over voor de re-‐integratie van mensen uit de WWnV-‐doelgroep. In een aantal gemeenten zullen zelfs aanzienlijke tekorten ontstaan, zonder dat er één cent is besteed aan de re-‐ integratie van mensen uit de WWnV-‐doelgroep. De verwachting is dat in 2015 nog ongeveer 92% van het WSW-‐bestand in 2012 in de regeling zit. Veelal zullen dit mensen zijn die onder de huidige situatie zijn ingestroomd en die dus onder de CAO van de WSW vallen. Dat betekent dat iedere WSW-‐plek met ongeveer € 27.000 aan kosten gepaard
Pagina 47 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
gaat. In de tabel is weergegeven welk deel van het budget in dat geval nog beschikbaar is voor re-‐ integratie van de WWnV-‐doelgroep in de subregio’s. Voor 2011 en 2012 is dit het participatiebudget oude stijl, vanaf 2013 het participatiebudget nieuwe stijl, na aftrek van de verwachte kosten voor de WSW.
Component
2011
2012
2013
2014
2015
Noord-‐Kennemerland
14.859.848
8.310.183
5.521.532
3.398.427
3.229.411
West-‐Friesland
10.129.317
5.765.611
3.650.289
2.177.892
2.044.936
Kop van Noord-‐Holland
11.670.470
6.460.336
4.414.237
2.819.297
2.617.339
Noord-‐Holland Noord
36.659.635 20.536.130 13.586.057
8.395.617
7.891.686
Uit de tabel valt op te maken dat er met ingang van 2012 al een forse daling van het participatiebudget te verwachten valt. Met de verwachting dat de kosten voor de WSW niet makkelijk te verlagen zijn in de komende jaren blijft in 2015 nog iets meer dan 20% van het budget van 2011 over voor de re-‐integratie van een grotere en moeilijkere doelgroep.
7 .4
In c lu s ie v e A r b e id s m a r k t
De onzekere ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de toenemende verantwoordelijkheid van gemeenten voor de groep mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft en de afnemende budgetten om deze mensen te ondersteunen hebben er toe geleid dat binnen Noord-‐Holland Noord de vraag is gerezen; hoe de nog resterende middelen van het actieplan het beste kunnen worden besteed. Duidelijk is dat het huidige beleid met alle ontwikkelingen op komst geen stand kan houden. Onder het programma ‘inclusieve arbeidsmarkt’ worden de resterende incidentele middelen uit het actieplan aangewend om de regio voor te bereiden op de nieuwe omstandigheden en oplossingen te vinden die ook met minder middelen structureel uitvoerbaar zijn. Met inclusieve arbeidsmarkt wordt een arbeidsmarkt bedoeld waaraan mensen zoveel mogelijk en duurzaam meedoen, ook als er sprake is van beperkingen. Een arbeidsmarkt die mensen insluit en geen mensen uitsluit, dat betekent dat mensen met een arbeidsbeperking niet buiten de reguliere arbeidsmarkt worden gehouden. De gemeenten hebben ten aanzien van de keuzes die voorliggen een grote mate van beleidsvrijheid, er zijn echter ook vraagstukken en kansen die op een regionaal niveau spelen. Een deel van deze kansen en vraagstukken zijn moeilijk in te vullen door individuele gemeenten, maar door samenwerking wel te realiseren. Daarnaast stimuleert het Rijk regionalisering van taken via de WWnV en de reorganisatie van het UWV WERKbedrijf. Naast de decentralisaties richting gemeenten is er een beweging zichtbaar die inzet op het organiseren van regionale synergie. De activiteiten die in het kader van het programma inclusieve arbeidsmarkt worden ontwikkeld richten zich op vijf pijlers: 1.
Stroomlijnen werkgeversdienstverlening De dienstverlening aan werkgevers is op dit moment te versnipperd. Werkgevers hebben hier in toenemende mate last van. Daarom dient de dienstverlening aan werkgevers in Noord-‐Holland Noord gestroomlijnd te worden.
2.
Uitbreiden van plaatsingsmogelijkheden Werkgevers moeten gestimuleerd worden om banen, leerwerkbanen, stages en arrangementen te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het maken van Social Return afspraken tussen overheden en werkgevers hoort daar ook bij. Pagina 48 van 55
Evaluatie
3.
4.
5.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Experimenteren met Maaslanddenken Het Maaslandmodel gaat uit van een recht op participatie in plaats van een recht op sociale zekerheid. Daarbij is een grote rol weggelegd voor de sociale partners, de overheid verdwijnt als tussenschakel, maar prikkelt de sociale partners. Vanaf 1 juli 2012 wordt met het Maaslandmodel geëxperimenteerd door de gemeente Alkmaar, andere gemeenten kunnen aanhaken. Experimenteren met de Werkschool De werkschool biedt kansen om de doorstroom van VSO / PRO naar de toekomstige WWnV te beperken. Daarvoor moeten we samenwerken met de scholen, zorgverleners en andere relevante partijen. Het concept van de werkschool richt zich op het gecoördineerd inzetten van elkaars middelen in het maatschappelijk belang. Daar wordt vanaf 1 juli 2012 mee geëxperimenteerd. Competentie Ontwikkelingsprogramma De veranderende omgeving stelt nieuwe eisen aan de gemeentelijke organisaties en de mensen die daar werken. In deze pijler richt men zich op het ontwikkelen van competenties in de organisatie en het zich aanpassen aan de veranderende omgeving.
De pijlers zijn thema’s binnen het programma inclusieve arbeidsmarkt, ze geven nog geen antwoorden op de vragen die voorliggen, maar geven richting aan deze vragen.
7 .5
D e e lc o n c lu sie
De gemeenten in de regio Noord-‐Holland Noord krijgen de komende jaren te maken met een groot aantal uitdagingen. Zij krijgen meer taken en verantwoordelijkheden op het gebied van arbeidsmarktbeleid en sociale zekerheid, maar moeten deze taken met minder geld uitvoeren. Tegelijkertijd verandert de arbeidsmarkt door demografische ontwikkelingen en zorgt de economische situatie ook nog eens voor onzekerheid. De sectoren die traditioneel sterk zijn in Noord-‐Holland Noord zijn voor een groot deel afhankelijk van de economische ontwikkelingen en staan daardoor onder druk. Tegelijkertijd krijgen zij te maken met een vergrijzende bevolking en dus een vergrijzend werknemersbestand. Daar zullen de ondernemers in deze sectoren, maar ook de overheden op in moeten spelen. Door de vergrijzing zal vooral de zorgsector mogelijkheden voor nieuwe werkgelegenheid bieden. Veel kosten komen voort uit bestaande verplichtingen van de WSW. De mogelijkheden om daar in bij te sturen zijn beperkt, hierdoor gaan in veel gemeenten tekorten ontstaan, zonder dat er andere groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt bediend worden. Voor gemeenten worden de mogelijkheden om met financiële bijdragen zaken te regelen beperkter, dat betekent dat zij meer en vaker moeten samenwerken en minder op basis van subsidies kunnen sturen. Binnen Noord-‐Holland Noord worden de nog resterende incidentele middelen uit het AJW aangewend om de regio voor te bereiden op alle ontwikkelingen die op de gemeenten af komen. Het doel is om met de incidentele middelen structurele oplossingen en besparingen te realiseren. Daarbij wordt aangeknoopt bij de structuur van het AJW en de hierin opgedane ervaringen.
Pagina 49 van 55
Evaluatie
8.
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
In dit laatste hoofdstuk staan de opbrengsten van het actieplan jeugdwerkgelegenheid centraal. De jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord behoort tot één van de laagste in Nederland. In vergelijk tot andere regio’s in Nederland is het probleem hier dus minder groot. In de periode van het actieplan is niet alleen het absolute aantal werkloze jongeren gedaald, maar is ook het aandeel jongeren in de totale werkloosheid gedaald. Wel moet opgemerkt worden dat het aantal werkloze jongeren sinds september van dit jaar in alle subregio’s stijgt. De regio heeft er voor gekozen om de uitvoering van het Actieplan op subregionaal niveau in te vullen. Hierdoor zijn verschillen ontstaan tussen de subregio’s. Dat is onder meer zichtbaar in de mate waarop is samengewerkt en de resultaten die zijn behaald. Als we kijken naar de doelstelling van 1.500 extra plaatsen is deze moeilijk meetbaar te maken. In deze evaluatie hebben we een poging gedaan door dit af te meten aan het aantal plaatsingsbonussen en gerealiseerde plekken in de leegloopregeling. Daaruit blijkt dat alleen West-‐Friesland het gestelde doel vóór het einde van 2011 zal halen. Noord-‐ Kennemerland zal dit naar verwachting in de loop van 2012 bereiken. Terwijl de Kop van Noord-‐ Holland alleen met een extra inspanning nog haar doelstellingen kan behalen. De mate en wijze waarop is samengewerkt tussen de gemeenten en de partners in de subregio’s kent dezelfde ranking als de resultaten. In West-‐Friesland was de samenwerking uitgebreider en intensiever, terwijl deze in de Kop van Noord-‐Holland nagenoeg ontbrak. In Noord-‐Kennemerland is wel samengewerkt, maar op minder uitgebreide schaal dan in West-‐Friesland. De organisatie van het Actieplan in Noord-‐Holland Noord wordt door de meeste geïnterviewden als succesvol gezien. Dat komt mede omdat aangeknoopt kon worden bij de bestaande structuur van het RPA. Wel blijkt dat de benadering van werkgevers op meer gestructureerde wijze kan en moet plaatsvinden om meer uit deze contacten te halen. In het licht van de ontwikkelingen die vooral op de gemeenten af komen, bieden de ervaringen en resterende middelen van het Actieplan aanknopingspunten om mee verder te gaan. Deze staan in de navolgende paragrafen toegelicht.
8 .1
O p b re n g ste n e n a a n g rijp in g s p u n te n
Specifieke aandacht voor doelgroep jongeren Eén van de belangrijkste opbrengsten van het actieplan is de specifieke aandacht voor de doelgroep jongeren. Hoewel de jeugdwerkloosheid in Noord-‐Holland Noord laag is, zijn de meeste respondenten het er over eens dat de groep jongeren om een andere benadering vraagt dan de gemiddelde uitkeringsgerechtigde. Om deze benadering te kunnen hanteren is het van belang dat de doelgroep jongeren als aparte doelgroep op de agenda’s blijft staan. Ook vanuit de gedachte dat het op langere termijn voordeel oplevert als problemen bij jongeren worden aangepakt. Jongeren die een starkwalificatie behalen hebben makkelijker toegang tot de arbeidsmarkt en daardoor minder kans om ook op latere leeftijd afhankelijk te worden van een uitkering. De aandacht voor jongeren met meervoudige problemen is met verder teruglopende budgetten een uitdaging voor gemeenten. Jobcoaching De groep jongeren die zich bij de gemeente meldt, is vaak niet in staat om zelfstandig hun weg op de arbeidsmarkt te vinden. Dat hangt vaak samen met een gebrek aan motivatie en realiteitszin al dan niet in combinatie met psychosociale problematiek. De begeleiding van deze jongeren naar en op de werkplek is belangrijk om geplaatste jongeren op hun plek te houden. Voor werkgevers is een gemotiveerde werknemer belangrijker dan een financiële compensatie voor het eventuele ongemak. Wat overigens niet wegneemt dat een werkgever vanuit bedrijfseconomisch oogpunt compensatie nodig heeft voor werknemers met een verminderde arbeidsproductiviteit. De jobcoach richt zich op de begeleiding van de jongere en zijn houding en gedrag. Daarmee neemt de jobcoach op onbureaucratische wijze werk (begeleiding) uit handen van de werkgever.
Pagina 50 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
In de praktijk blijkt een voortraject waarin jongeren worden voorbereid op werken bij een werkgever gemist te worden. Plaatsingen mislukken daardoor soms omdat de werkgever te veel ‘gedoe’ met een jongere ervaart. Dit kan dan vaak ook niet meer door een jobcoach worden rechtgetrokken. Samenwerking De samenwerking is niet overal in gelijke mate van de grond gekomen, maar heeft zeker in West-‐ Friesland en Noord-‐Kennemerland tot nieuwe contacten en overleggen geleid, die ook straks in het kader van de WWnV gebruikt kunnen worden. De geïnterviewde personen beoordelen de samenwerking met verschillende partijen over het algemeen als waardevol. De resultaten in de regio’s Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland laten in vergelijk met de Kop van Noord-‐Holland ook een positievere ontwikkeling zien. In de Kop van Noord-‐Holland kan van een vruchtbare samenwerking geen sprake zijn. Er is nauwelijks contact geweest tussen de gemeenten en andere partijen in de regio, zodat een gezamenlijke benadering en aanpak van jeugdwerkloosheid niet van de grond is gekomen. Waarschijnlijk is dit één van de oorzaken waarom ook de resultaten in de Kop van Noord-‐Holland achterblijven bij die in Noord-‐Kennemerland en West-‐Friesland. Ook de samenwerking met onderwijsinstellingen was op veel fronten nog niet optimaal. Zowel bij gemeenten, werkgevers en scholen is behoefte aan verbetering van de samenwerking aanwezig om de vraag van de arbeidsmarkt beter op het onderwijs te kunnen laten aansluiten. De samenwerking is op dit punt nog te veel afhankelijk van de personen die zijn betrokken en hoe zij hun weg binnen de eigen organisatie en daarbuiten weten te vinden. Administratieve rompslomp Ondanks dat geprobeerd is om het actieplan met zo min mogelijk administratieve rompslomp te belasten ervaren veel respondenten de procedure rondom de plaatsingsbonus als traag. Werkgevers ervaren dat vervolgens weer als gedoe en zien hun beeld van de trage gemeente bevestigd. Werkgeversbenadering Werkgevers worden ondanks de samenwerking van partijen en de inzet van het RPA nog op te veel verschillende fronten en manieren benaderd, dat werkt frustrerend voor werkgevers, maar levert uiteindelijk ook niet het gewenste resultaat op voor gemeenten. Veel respondenten geven aan dat belangen van de verschillende partijen door elkaar heen lopen en dat ondanks de samenwerking werkgeverscontacten niet makkelijk worden gedeeld. Iedereen wil scoren met ‘hun’ werkgever. Werkgevers ervaren vervolgens de contacten met overheid als omslachtig en te veel gefocust vanuit het eigen belang van de gemeente. Terwijl het er in hun ogen juist om zou moeten gaan om het creëren van een win-‐win-‐situatie. Een werkgever kan pas bijdragen aan de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op het moment dat zijn bedrijfseconomische belang is geborgd.
8 .2
L e s s e n v o o r d e to e k o m st
De afschaffing van de WIJ, de invoering van de WWnV en het aflopen van het AJW betekent dat het Rijksbeleid in de toekomst niet meer gericht is op een specifieke doelgroep jongeren. Terwijl juist de specifieke aandacht voor deze doelgroep van grote meerwaarde is gebleken in de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Het verdient dus aanbeveling om op regionaal niveau een aparte jongerenbenadering te behouden die aansluit op de kenmerken van de doelgroep. Daarnaast betekent de verdergaande digitalisering van de dienstverlening van het UWV voor een groot deel van de doelgroep dat zij de aansluiting missen. Ze begrijpen de algemene informatie niet en hebben één op één begeleiding en coaching nodig om op het juiste spoor richting arbeidsmarkt gezet te worden.
Pagina 51 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
De benadering van werkgevers is op dit moment nog te versnipperd en daardoor worden werkgevers aan alle kanten benaderd met vaak dezelfde vragen. Een gezamenlijke werkgeversbenadering waarin werkgeverscontacten worden gedeeld en eigen belangen ondergeschikt zijn is een manier om deze versnipperde aanpak tegen te gaan. De gemeenten worden daar in het kader van de WWnV ook toe verplicht. Het programma dat rondom de inclusieve arbeidsmarkt wordt uitgevoerd, biedt de gelegenheid aan de regiogemeenten om met de regionale werkgeversbenadering aan de slag te gaan. Om succesvol te zijn in de benadering van werkgevers is het belangrijk dat gemeenten meedenken met werkgevers en kijken op welke manier belangen van werkgevers en gemeenten elkaar kunnen versterken. Uiteraard gaat dit makkelijker in een arbeidsmarkt waar de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein. Binnen pijler 1 van het programma inclusieve arbeidsmarkt, moeten daar antwoorden op worden gevonden. Scholen, met name de ROC’s bleken lastig over de volle breedte bij het actieplan te betrekken. Zowel de scholen zelf als de gemeenten willen graag een nauwere betrokkenheid realiseren. Het verdient daarom aanbeveling om bij iedere onderwijsinstelling één contactpersoon te hebben, die vervolgens zijn of haar weg weet binnen de organisatie en verzoeken bij de juiste afdelingen en personen kan uitzetten. Pijler 4 van het programma inclusieve arbeidsmarkt biedt uitgelezen mogelijkheden om de samenwerking met scholen te verbeteren en op deze manier een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te realiseren. De pijlers van het programma inclusieve arbeidsmarkt sluiten goed aan bij de uitdagingen waar de gemeenten in de regio de komende jaren voor komen te staan. Zowel als het gaat om de contacten en samenwerking met werkgevers, maar ook het ontwikkelen van competenties binnen de gemeenten en de relaties met het onderwijs. De succesvolle ESF aanvragen zorgen er onder andere voor dat de regio in staat is om de nog resterende middelen van het Actieplan in te zetten voor structurele oplossingen in de richting van het Maaslandmodel ontstaan. In dat model trekt de overheid zich als tussenliggende schakel terug en wordt participatie door de sociale partners georganiseerd. Wel verdiend het aanbeveling om aandacht te behouden voor de specifieke doelgroep jongeren, omdat door het Actieplan gebleken is dat dit werkt. In dat model kan de gemeente ook toe met minder middelen. De gemeenten hebben er met het oog op de teruglopende budgetten belang bij dat ze hun kosten voor re-‐integratie terugbrengen, maar tegelijkertijd het participatieniveau verhogen. Het Maaslandmodel biedt hen daarvoor de gelegenheid.
Pagina 52 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
BIJLAGE 1 Overzicht onderzoeksvragen Fase 1. Analyse Jeugdwerkloosheid en AJW: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Hoe ontwikkelt de jeugdwerkloosheid in de regio zich? Welke doelgroep bereiken we met het actieplan, en wie niet? Wat zijn de resultaten van de activiteiten die de afgelopen periode zijn ingezet? Hoe zijn deze activiteiten verlopen, wat ging er goed? Hoe is de aanpak van jeugdwerkloosheid georganiseerd in de regio? Hoe doet de regio het in vergelijking met andere regio’s? (zowel de jeugdwerkloosheid als de bestrijding ervan) Hoe verhouden de resultaten van het AJW zich tot de landelijke en regionale ambities van het AJW? In hoeverre heeft het AJW bijgedragen aan het verminderen van de jeugdwerkloosheid?
-‐ Fase 2. Ervaring en de praktijk -‐ Wat is de ervaring met de activiteiten in de regio, gericht op de aanpak van jeugdwerkloosheid? -‐ Welke activiteiten en inspanningen worden als succesvol gezien en waarom? -‐ Welke activiteiten en inspanning worden als overbodig gezien en waarom? -‐ In hoeverre sloten de activiteiten aan op de behoeftes en waren zij eenvoudige in te zetten? -‐ In hoeverre is het huidige palet aan voorzieningen toegespitst op de vraag vanuit de gebruikers en professionals? -‐ Hoe verloopt de samenwerking in en tussen de jongerenloketten/front-‐offices? -‐ Hoe wordt omgegaan met niet-‐melders? -‐ Wat ontbreekt in de aanpak van jeugdwerkloosheid? Wat kan anders / beter en hoe? -‐ Wat is de ervaring met de samenwerking tussen de verschillende partners en gebruikers in het AJW? -‐ Wat zouden we met de kennis en ervaringen uit het verleden nu anders doen? Fase 3. Toekomstverkenning: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Welke ontwikkelingen in wetgeving en beleid zijn van invloed op de aanpak van jeugdwerkloosheid? Wat zijn de prognoses van jeugdwerkgelegenheid / werkloosheid voor de komende jaren? Zijn er discrepanties tussen vraag-‐ en aanbod op de arbeidsmarkt? In welke sectoren worden belangrijke knelpunten verwacht? Wat betekent de sluiting van de werkpleinen voor de aanpak van jeugdwerkloosheid? Wat betekent de ontwikkeling van de inclusieve arbeidsmarkt voor de toekomstige aanpak?
Pagina 53 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
BIJLAGE 2 Geïnterviewde personen Organisatie
Naam
Gemeente Alkmaar
Femke Blokker Leo Bos Annelies Spork
Jongerenloket Alkmaar
Robert Klokemeijer Kaat Kroon Maaike van den Berg Anouk Bol
Dekamarkt supermarkten
Carolien Roozendaal
Gemeente Den Helder
Annemarie Torringa
Ingrid Stewart Rina Ypma Gemeente Hoorn
Dirk Walters Debby Nieuwenburg Aart Ruppert
Jongerenloket Hoorn
Janetta Rodenhof Gretha van het Hul Kim Dronrijp
ISD Kop van Noord-‐Holland
Nico den Otter
MKB Noordwest Nederland
Harry Lamers
RPA Noord-‐Holland Noord
Sharon Smit
ROC Horizon College
Els Ligthart
Talent voor Techniek
Krijn Rijke
UWV WERKbedrijf
Ronald van Ammers
Pagina 54 van 55
Evaluatie
Actieplan Jeugdwerkgelegenheid Noord-‐Holland Noord
Jitze Bok Tinus Geertsma VNO-‐NCW Noordwest Nederland
Kees Schouten
Pagina 55 van 55