EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP COMMISSIE
Aanbeveling
van de Commissie
aan de lidstaten
met betrekking
tot de
bedrij f s geneeskunde in de ondernemingen
Aanbeveling
van de Commissie aan de lidstaten
van een Europese lijst van
Aanbeveling
betreffende
de
beroepsziekten
van de Commissie van 27 juli 1966 aan de lidstaten
de medische
vaststelling
betreffende
controle van werknemers die aan bijzondere risico's
bloot-
staan
Aanbeveling
van de Commissie
betrekking
tot
beroepsziekten
Aanbeveling
de
van 20 juli
voorwaarden
voor
1966 aan de lidstaten
schadeloosstelling
van
met door
getroffenen
van de Commissie van 31 januari 1967 aan de lidstaten
de arbeidsbescherming
voor jeugdige
personen
inzake
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP COMMISSIE
MEDEDELINGEN AANBEVELINGEN EN ADVIEZEN
Aanbeveling van de commissie aan de Lid-Staten met betrekking tot de bedrijfsgeneeskunde in de ondernemingen Toelichting
1. In het kader van artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, dient men de bedrijfsgeneeskunde te zien als een van de terreinen van de nauwe samenwerking welke de Commissie der E.E.G. „tot taak heeft tussen de Lid-Staten te bevorderen op sociaal gebied, met name op het terrein van de . . . arbeidsvoorwaarden, van de bescherming tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten, van de arbeidshygiëne . . . " . 2. Daarenboven erkent artikel 117 „de noodzaak, verbetering van de arbeidsvoorwaarden te bevorderen . . . "; en het behoeft geen betoog dat aangezien de bedrijfsgeneeskunde in de eerste plaats bijdraagt tot het oplossen van de op het gebied van de arbeidshygiëne en bedrijfsveiligheid door de technische ontwikkeling der moderne economie gestelde menselijke problemen, deze bij de arbeidsvoorwaarden · een belangrijke factor vormt. 3. In een resolutie van 1 juli 1960, nopens de menselijke en medische aspecten van de in de
landen der Gemeenschap ondernomen onderzoekingen op het gebied van de bedrijfsveiligheid en de arbeidshygiëne, heeft het Europese Parlement op de noodzaak van een op Europees vlak georganiseero" wetenschappelijk onderzoek gewezen en uiting gegeven aan „de wens dat de zes landen van de Gemeenschap komen tot een gelijksoortig beleid op het gebied van de arbeidsgeneeskunde in de industriële sector door bijeenkomsten op Europees niveau van de bevoegde nationale ministers"; het „verzoekt de executieven van de drie Europese Gemeenschappen samen te werken, teneinde voor de coördinatie en stimulering van alle onderzoekingen op het Earopese vlak zorg te dragen, alsmede de harmoniëring van de wettelijke regelingen en het onderwijs in de bedrijfsgeneeskunde op hetzelfde vlak te waarborgen". 4. De ruime opvatting van het begrip bedrijisgeneeskunde welke ten grondslag ligt aan bovenvermelde resolutie van het Europese Parlement, vertoont namelijk verschillende facetten welke tezamen een beeld geven van de evolutie van de moderne economie in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke en praktische kennis op het gebied van de bescherming van de gezondheid der werknemers. Zoals de door de uitvoerende
2182/62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
organen van de drie Gemeenschappen belegde conierentie betreffende de Technische Vooruitgang en de Gemeenschappelijke Markt duidelijk in het licht heeft gesteld, brengt deze evolutie nieuwe gevaren mede voor de gezondheid van de werknemers, waardoor het belang van de bedrijfsgeneeskunde nog toeneemt. De bedrijfsgeneeskunde vindt haar concrete uitdrukkingsvorm in de bedrijfsgeneeskundige diensten van de ondernemingen en in de werkzaamheden van de bedrijfsartsen die hun functie uitoefenen op de plaatsen waar arbeid verricht wordt; dit is een nog vrij nieuw aspect van de geneeskunde, dat in de verschillende landen meer of minder snel evolueert, maar waarvan de ontwikkeling overal onmiskenbaar is. II 5. De Commissie van de E.E.G. heeft de stand der bedrijfsgeneeskunde in de landen der Gemeenschap onderzocht, waarbij de verscheidenheid van de rechtsstelsels en feitelijke toestanden werd vastgesteld, met name wat betreft de volgende punten: 6. De regelingen variëren van min of meer volledige systemen van wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen tot collectieve overeenkomsten tussen de betrokken partners; wat de gevolgen betreft beperkt dit laatste systeem zich, voorzover het niet in een nauw omlijnd wettelijk kader is vastgelegd, tot het geven van een aanbeveling aan de deelnemende ondernemingen. In bepaalde landen, waar de instelling van bedrijfsgeneeskundige diensten facultatief bleef, zijn nieuwe wetten op dit gebied aangenomen of in voorbereiding, hetgeen doet verwachten dat in de komende jaren een verder strekkende regeling tot stand zal komen. De beginselen van de reeds van kracht zijnde en van de in het ontwerpstadium verkerende voorschriften zijn geïnspireerd op de bepalingen van de op 24 juni 1959 aangenomen Aanbeveling 112 van de I.A.O. betreffende de bedrijfsgeneeskundige diensten in de onderneming. 7. Op internationaal plan is bovenvermelde aanbeveling de eerste en enige tekst geweest die een nauwkeurige omlijning geeft van de arbeidstaken en -voorwaarden in deze bijzondere sector der sociale geneeskunde; zij bevat daarvan een definitie, welke nog steeds geldt: „In de zin van deze aanbeveling bedoelt de uitdrukking .bedrijfsgeneeskundige dienst' een in of nabij de onderneming gevestigde dienst, die bestemd is:
GEMEENSCHAPPEN
31. 8. 62
in het bijzonder door de arbeid aan te passen aan de werknemers en door hun werk te verschaffen waarvoor zij geschikt zijn; c) om bij te dragen aan het bereiken en in stand houden van de hoogst mogelijke graad van lichamelijk en geestelijk welzijn van de werknemers". De werkzaamheden welke volgens deze definitie tot de taak van de bedrijfsartsen in de onderneming behoren, vormen een aanvulling van de gebruikelijke taken van de bedrijfsgeneeskunde, welke door algemene wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen het onmisbare minimum aan voorwaarden van arbeidshygiëne op de plaatsen waar de arbeid wordt verricht waarborgen, terwijl door toevoeging van individuele bepalingen aan iedere werknemer afzonderlijk de grootst mogelijke aanpassing aan zijn werk en de beste bescherming van zijn gezondheid verzekerd wordt. 8. Daarenboven stelt Aanbeveling 112 van de I.A.O. het principe vast van het „in wezen preventieve karakter der bedrijfsgeneeskundige diensten" en bakent een arbeidsterrein af dat zowel de opsporing van beroepsrisico's als de revalidatie van de werknemers en de bestudering der arbeidsfuncties uit fysiologisch en phychologisch oogpunt, de hygiëne der installaties, het medische onderzoek bij indienstneming van werknemers, de spoedbehandeling en de researchwerkzaamheden op het terrein der bedrijfsgeneeskunde omvat. 9. De aanbeveling van de I.A.O. heeft zowel betrekking op minimumnormen als op hogere normen; deze laatste komen overeen met het zeer hoog opgevoerd en zeer gedifferentieerd karakter van de industrialisatie die men in de landen van de E.E.G. aantreft. 10. Zo zijn thans de voorbereidingen voor een harmoniëring gereed. Er is evenwel aanleiding om de snelle ontwikkeling der bedrijfsgeneeskundige diensten te bevorderen en niet af te wachten tot er oplossingen worden aangenomen die wellicht of onderling uiteenlopen of afwijken van de bestaande regelingen. Het ontwikkelingspeil in de landen der E.E.G. dient het mogelijk te maken reeds thans de hoogste doelstellingen van Aanbeveling 112 van de I.A.O. na te streven door op bepaalde punten nauwkeuriger aanwijzigingen te geven.
a) om de werknemers te beschermen tegen elk gevaar voor hun gezondheid dat kan voortvloeien uit hun arbeid of uit de omstandigheden waaronder die arbeid wordt verricht;
11. Daar alle wettelijke regelingen of voorschriften met betrekking tot de bedrijfsgeneeskunde een algemeen karakter dienen te vertonen, zijn zij eveneens van toepassing op personen en ondernemingen die ressorteren onder de E.G.K.S. en de E.G.A.
b) om bij te dragen aan de lichamelijke en geestelijke aanpassing van de werknemers,
De Commissie der E.E.G. heeft derhalve overleg willen plegen met de uitvoerende organen van de
31. 8. 62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
E.G.K.S. en van de E.G.A. die aan deze aanbeveling, als minimum-bepalingen hun volledige steun hebben toegekend, onverminderd de door hen in het kader van hun Verdragen te treffen maatregelen. III 12. Gezien de hoge graad van industriële ontwikkeling in de landen der E.E.G. moet voortdurend worden getracht zo veel mogelijk te komen tot „het aanpassen van de arbeid aan de werknemers en het verschaffen aan de werknemers van de arbeid waarvoor zij geschikt zijn" (Aanbeveling 112 van de I.A.O.). Uit een vergelijking tussen de landen van gelijke industriële structuur waar echter de organisatie van de bedrijfsgeneeskunde aanmerkelijke verschillen toont, blijkt dat een langs wettelijke weg tot stand gekomen regeling meer voordelen biedt dan regelingen waarbij de totstandkoming der bedrijfsgeneeskundige diensten aan het vrije initiatief worden overgelaten. 13. In een land dat beschikt over een wettelijk tot stand gekomen regeling van de bedrijfsgeneeskunde heeft de werknemer meer kans om daarvan te profiteren, en wel op doeltreffender wijze, dan in een land waar een dergelijke regeling niet bestaat; in het eerste geval geeft de wet hem namelijk een formele garantie dat hij niet onder omstandigheden van onvoldoende arbeidshygiëne wordt te werk gesteld. Dit bindend karakter is eveneens gerechtvaardigd zowel uit hoofde van de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de veiligheid van de werknemers in zijn onderneming, welke sinds lang en uitdrukkelijk wordt erkend als grondslag voor de verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten, als uit hoofde van de instelling van met de controle op de arbeidsveiligheid belaste openbare lichamen. Derhalve vertonen deze regelingen een algemene tendens om zich te ontwikkelen tot op de wet gebaseerde stelsels, waarbij zij in alle bijzonderheden kunnen worden uitgewerkt, dan wel de opzet kunnen vertonen van een wettelijke verordening met in overeenkomsten vastgelegde uitvoeringsbepalingen. 14. Het in Aanbeveling 112 van de I.A.O. naar voren gebrachte beginsel inzake de wederzijdse aanpassing van de werknemer en zijn werkzaamheden is eveneens van belang voor de werkgever, die aldus profiteert zowel van een grotere stabiliteit bij zijn werknemers in verband met de geest van vertrouwen welke door een goed georganiseerde bedrijfsgeneeskundige dienst in een onderneming wordt bevorderd, als van een betere benutting van de produktiecapaciteit van de werknemers zonder gevaar voor hun gezondheid. 15. De harmoniëring is ten slotte ook vereist in het belang van de artsen. Artikel 57, alinea 3, van het Verdrag bepaalt namelijk dat de geleidelijke
GEMEENSCHAPPEN
2183/62
opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging wat betreft de geneeskundige beroepen afhankelijk zal zijn van de coördinatie van de voorwaarden waaronder deze beroepen worden uitgeoefend. Deze voorwaarden bieden tal van aspecten, waaronder dat van het uitoefenen van de bedrijfsgeneeskunde in ondernemingen. Men moet er bijvoorbeeld rekening mede houden dat in een land waar slechts een aan het vrije initiatief overgelaten stelsel van vrije overeenkomsten bestaat, de bedrijfsartsen hun beroep niet onder dezelfde omstandigheden uitoefenen als in landen waar bedrijfsgeneeskundige diensten in de onderneming een bindende wettelijke basis hebben; de ervaring leert inderdaad, dat in laatstgenoemde landen het aantal van deze diensten en van de bedrijfsartsen aanzienlijk groter is. Anderzijds zal de coördinatie van de voorwaarden waarop de geneeskundige beroepen worden uitgeoefend, met name ten aanzien van de medische opleiding (gelijkstelling van de diploma's) en de disciplinaire voorschriften, waarnaar in artikel 57 wordt gestreefd, noodzakelijkerwijze van invloed zijn op de werkzaamheden van de bedrijfsartsen, hetgeen eveneens geldt indien de artsen voor het verrichten hiervan gebonden zijn door een arbeidscontract. Er bestaat derhalve voor de artsen zelf, een verband tussen de voorwaarden waaronder de bedrijfsgeneeskunde wordt uitgeoefend en de wijze waarop de bedrijfsgeneeskundige diensten worden georganiseerd. Harmoniëring van de bepalingen, welke op genoemd terrein van toepassing zijn, zal dus beantwoorden aan de doelstellingen vervat in artikel 57, alinea 3, bovenvermeld. 16. Op het gebied van de bedrijfsgeneeskunde in de onderneming vereisen drie groepen vraagstukken in het bijzonder de aandacht: a) Het onderwijs dient in voldoende mate te beschikken over hetzij leerstoelen in bedrijfsgeneeskunde aan de medische faculteiten, hetzij instellingen op universitair niveau, welke tegelijkertijd met het wetenschappelijk onderzoek een gespecialiseerde opleiding geven aan de toekomstige gediplomeerde bedrijfsartsen. Dit onderwijs zou, zowel binnen het raam der algemene medische opleiding, het verwerven van de op dit gebied onmisbare kennis verplicht dienen te stellen voor de zich niet specialiserende medici als het voor reeds in de bedrijfsgeneeskunde werkzaam zijnde artsen mogelijk dienen te maken hun kennis aan te vullen en bij te werken. Bovendien is het wenselijk dat elke arts niet alleen de organisatie van de bedrijfsgeneeskunde in zijn eigen land kent, maar ook, in grote lijnen, die van de andere landen van de Gemeenschap. Ten slotte is het dienstig er aan te herinneren dat
2184/62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
het Europese Parlement, in bovengenoemde resolutie, de oprichting en de ontwikkeling van regionale instellingen voor industriële hygiëne en bedrijfsgeneeskunde heeft aanbevolen, welke onder bescherming van de bevoegde ministeries in de betrokken streken dienen mede te werken aan het onderwijs en de voortgezette scholing van de bedrijfsartsen en belast dienen te worden met het toegepast wetenschappelijk onderzoek in de bedrijfsgeneeskunde. b) Het scheppen en in stand houden van een vertrouwelijke verhouding tussen de ondernemers, de werknemers en hun bedrijfsarts — een fundamenteel principe van elke dienst van deze aard — vereisen een beroepsstatuut; wil deze garantie rechtsgrond hebben, dan moet daaraan een wettelijke basis worden gegeven. De volledige onafhankelijkheid van de arts, zowel ten aanzien van zijn beroep als in het morele vlak, jegens de werkgever, de werknemer en de uitvoeringsorganen van de sociale verzekering evenals zijn betrekkingen met de bevoegde lichamen en overheidsinstanties, met de vertegenwoordigers der beroepsorganisaties, de nauwkeurige afbakening van zijn werkzaamheden ten opzichte van die der behandelende geneesheren, de zekerheid dat het toezicht op zijn medische werkzaamheden binnen de onderneming slechts door andere, daartoe aangestelde, bedrijfsartsen uitgeoefend kan worden, zijn slechts de voornaamste onderdelen van dit statuut. Het toezicht op de organisatie en werking van de bedrijfsgeneeskundige diensten dient te worden uitgeoefend door de medische inspectie van de arbeid. c) Een steeds identieke organisatie is niet altijd in overeenstemming te brengen met de gecompliceerdheid van het hedendaagse bedrijfsleven. Een bij één enkele onderneming behorende bedrijfsgeneeskundige dienst is alleen verantwoord indien de personeelssterkte groot genoeg is of indien de werknemers aan bijzondere gevaren bloot staan. Voor de kleine en middelgrote ondernemingen evenwel lijkt de meest aangewezen oplossing de instelling van gezamenlijke diensten, welke de ondernemingen hetzij op regionaal plan hetzij bedrij f stakgewijs groeperen. 17. In verband hiermede heeft de Commissie van de E.E.G. besloten een aanbeveling tot de Lid-Staten te richten. Deze aanbeveling heeft geen betrekking op alle door de bedrijfsgeneeskunde gestelde vraagstukken, de meeste sociale aspecten hiervan zijn immers nauwkeurig vastgesteld in Aanbeveling 112 van de I.A.O. op grondslagen welke nog steeds van kracht zijn. De aanbeveling van de Commissie van de E.E.G. heeft ten doel de zes Lid-Staten er toe te brengen aan de bedrijfsgeneeskunde in de ondernemingen een langs wettelijke weg vastgesteld statuut toe te
GEMEENSCHAPPEN
31. 8. 62
kennen. Aangezien de omstandigheden voor de verwezenlijking hiervan in de zes landen ten zeerste uiteenlopen en met name afhankelijk zijn van het aantal beschikbare bedrijfsartsen, zijn slechts de beginselen van de voor de instelling van de bedrijfsgeneeskundige diensten noodzakelijke termijnen en etappes aangegeven en werden deze niet nader omschreven; wat in het bijzonder het aantal beschikbare bedrijfsartsen betreft, dit zal afhangen van de wijze, waarop de studenten in de medicijnen zullen reageren op de nieuwe mogelijkheden, welke hun worden geboden door de instelling van deze diensten op grond van een langs wettelijke weg vastgesteld beroepsstatuut. 18. De Commissie van de E.E.G. wenst ten slotte de aandacht te vestigen op enige bijzondere vraagstukken, welke nog verder dienen te worden uitgewerkt, betreffende zowel de loontrekkenden (daaronder begrepen grens- en seizoenarbeiders) als de zelfstandige werknemers wanneer hun arbeidsvoorwaarden hiertoe aanleiding geven bijvoorbeeld: — de organisatie van bedrijfsgeneeskundige diensten in bepaalde takken van bedrijf zoals de landbouw, het ambacht, de handelsondernemingen — met name warenhuizen —, het hotelwezen, de ziekenhuizen, de openbare instellingen en diensten; — de medische controle op werknemers die bloot staan aan bijzondere gevaren verbonden aan de voortdurende verplaatsingen in verband met hun werkzaamheden, zoals de zee- en binnenvaart, het wegvervoer, het bouwbedrijf; — bepaalde bijzonderheden in verband met de organisatie en administratie van gezamenlijke bedrijfsgeneeskundige diensten. 19. Wanneer een onderneming gedurende lange tijd een groot aantal migrerende werknemers van dezelfde nationaliteit in dienst heeft, is het wenselijk dat voor zover mogelijk maatregelen genomen worden opdat voor hen taalmoeilijkheden geen hindernis vormen voor de doelmatigheid van de bedrijfsgeneeskundige diensten. 20. In verband met de oprichting van nieuwe leerstoelen en instellingen voor bedrijfsgeneeskunde en industriële hygiëne welke de reeds bestaande zullen aanvullen, heeft het Europese Parlement aangedrongen op een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten onderling en met de Commissie om zowel het wetenschappelijk onderzoek en de opleiding als de bedrijfsartsen en de aan hen toevertrouwde bedrijfsgeneeskundige diensten, te doen profiteren van de reeds in ieder land opgedane ervaringen. De Commissie zal niet nalaten zich in de toekomst voor deze opgave in te zetten om gezamenlijke activiteiten te vinden, te bevorderen of te ontwikkelen, teneinde op dit terrein de gezondheidsbescherming van de werknemers vooruitgang te doen vinden.
31. 8. 62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
2185/62
Dit onderwijs dient bovendien de bedrijfsartsen in ieder land van de E.E.G. in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de organisatie van de bedrijfsgeneeskunde in de andere L idStaten;
IV Aanbeveling 21. Om deze redenen beveelt de Commissie van de E.E.G., op grond van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van deze Gemeenschap, en met name van artikel 155, n a raadpleging van het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, de L idStaten aan om ter verze kering van het bereiken van onderstaande doel stellingen,
c) te zorgen voor de opleiding van het voor de bedrijfsgeneeskundige diensten in ondernemingen benodigde hulppersoneel;
■— de passende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen;
Te dien einde beveelt de Commissie van de E.E.G. aan dat deze waarborgen rechtens worden vastgesteld en aan de bedrijfsarts met name ver zekeren:
— of waar nodig de bestaande bepalingen aan te vullen, met dien Verstande dat bepaalde toepassingsmaatregelen bij wege van col lectieve overeenkomsten geregeld kunnen worden. Deze maatregelen betreffen: 22.
Het onderwijs in de bedrijfsgeneeskunde opleiding van gespecial iseerde artsen
23.
Het toekennen aan de bedrijfsartsen van de waarborgen die noodzakel ijk zijn voor een goeie uitoefening van hun taak
a) de volledige onafhankelijkheid, zowel ten aanzien van zijn beroep als in het morele vlak, jegens werkgever en werknemers, met dien ver stande dat de a r t s de algemene voorschriften voor de werking van de onderneming en ten aanzien van de uitvoeringsorganen van de sociale verzeke ring in acht dient te nemen;
en de
Tot dat doel beveelt de Commissie van de E.E.G. aan: a) een voldoende aantal leerstoelen en instel lingen, die gespecialiseerd zijn in bedrijfsgenees kunde of industriële hygiëne, op te richten of de oprichting ervan te bevorderen, verdeeld over het grondgebied naar m a t e van de behoeften in de ver schillende streken;
b) het voor de goede uitoefening van de taken als opgesomd in artikel 8 van Aanbeveling 112 van de I.A.O. noodzakelijke contact in de onderneming, hetzij rechtstreeks met de werkgever en de werk nemers of hun' vertegenwoordigers, hetzij in het kader van de Commissie voor arbeidshygiëne en veiligheid of van de ondernemingsraad of soortge lijke organen, indien deze bestaan; c) zodanige voorwaarden voor indienstneming en ontslag, dat zijn beroepsonafhankelijkheid ge waarborgd wordt;
b) het onderwijs in de bedrijfsgeneeskunde dat betrekking heeft op de in het 3e rapport van de Ge mengde Commissie van de I.O.A. en de W.G.O. (zie bijlage) vermeide leervakken in te richten met het oog op:
d) de verzekering dat hij niet belast dient te worden met de controle op de gegrondheid v a n afwezigheid wegens ziekte, zulks overeenkomstig artikel 7 van Aanbeveling 112 van de I.A.O.;
—· de verplichte verwerving, in het kader der algemene medische opleiding, van een minimum aan kennis op dit gebied door alle toekomstige artsen;
e) de onderwerping van zijn werkzaamheden in de onderneming aan het uitsluitende toezicht van de medische inspecteurs van de arbeid of van an dere hiertoe aangewezen artsen, voor zover zulks niet indruist tegen zijn beroepsplichten;
—■ de speciale opleiding van bedrijfsartsen, zo wel praktisch als theoretisch en gedurende een vol doende lange periode, aan welke opleiding een diploma of certificaat bedrijfsgeneeskunde wordt verbonden; — de voortgezette scholing van de reeds als bedrijfsartsen werkzame medici en de aanpassing van hun kennis aan de ontwikkeling der industriële methoden en aan de wetenschappelijke vooruitgang.
f) de noodzakelijke betrekkingen met de dien sten en organen buiten de onderneming, die werk zaam zijn op het gebied van gezondheid, veiligheid, revalidatie, omscholing, herscholing en welzijn van de werknemers; g) de afbakening van zijn werkzaamheden als bedrijfsarts ten opzichte van dievan de behandelen de geneesheren.
2186/62 24.
PUBLIKATIEBLAD
De uitbreiding van de geneeskundige in de onderneming
diensten
Te dien einde beveelt de Commissie der E.E.G. aan de diensten in te stellen volgens de onderstaan de beginselen:
drijfsgeneeskundige diensten dient te worden toe vertrouwd aan medische inspecteurs van de arbeid en eventueel aan arbeidsinspecteurs, waarbij even wel rekening dient te worden gehouden met de administratieve en technische behoeften van de onderneming;
a) De organisatie dient t e worden verzekerd ten laste van de ondernemingen, hetzij rechtstreeks door haar zelf, hetzij door aansluiting bij een or gaan buiten de ondernemingen, en wel zodanig dat de diensten beschikken over de outillage en het hulppersoneel nodig voor een goed functioneren van de diensten en de artsen beschikken over de in Aanbeveling 112 der I.O.A. als onmisbaar aangege ven middelen; b) Als eerste fase van de uitbreiding van de bedrijfsgeneeskundige diensten dienen onverwijld dergelijke diensten ingesteld te worden in de onder nemingen waar: — de personeelssterkte een door de bevoegde autoriteiten vast te stellen minimum overschrijdt. Rekening houdende met het a a n t a l hiervoor be schikbare artsen dient een aantal van 200 werkne mers per onderneming reeds t h a n s te worden aan gehouden en zo spoedig mogelijk tot 50 verlaagd t e worden; — de gevarenfrequentie o\er het algemeen zeer hoog is, of waar de gezondheid der werknemers aan bijzondere gevaren bloot staat; c) De diensten dienen bij voorkeur, waar dat mogelijk is, onder leiding te staan van „fulltime" bedrijfsartsen en het totale aantal werknemers waarvoor een bedrijfsarts verantwoordelijk is, mag de 2.500 niet te boven gaan. Dit aantal dient kleiner te zijn wanneer bijzondere aan de onderne ming verbonden gevaren dit vereisen. De artsen dienen in het bezit te zijn van het diploma of certi ficaat bedrijfsgeneeskunde; d) Gedurende zes jaar, te rekenen vanaf de in stelling van het bovenvermelde diploma of certifi caat , zouden de artsen, dieniet in het bezit zij n van het diploma of certificaat als bedrijfsarts kunnen wor den toegelaten, mits zulks geschiedt na erkenning door de bevoegde autoriteiten of instanties op grond van hun voorgaande werkzaamheden en verworven kennis; de aldus verleende goedkeuring zal definitief zijn wat betreft de vrijstelling van het bezit van een diploma of certificaat; e) De verantwoordelijkheid van het toezicht van de organisatie en van het functioneren van de be
Gedaan te Brussel, 20 juli 1962.
31. 8.62
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
f) In bepaalde bedrijfstakken, zoals: — de landbouw — het ambacht — de openbare instellingen en diensten — de ziekenhuizen — de handelsondernemingen — het hotelwezen — het vervoer dient de wijze van organisatie van de bedrijfsge neeskundige diensten te worden geregeld met in achtneming van de bijzondere pioblemen die zich hier voordoen, zowel voor loontrekkenden (grens en seizoenarbeiders inbegrepen) als voor zelfstandi ge werknemers wanneer hun arbeidsvoorwaarden hiertoe aanleiding geven; g) In ondernemingen waar een groot aantal migrerende werknemers werkzaam is, dient bij zondere aandacht besteed te worden aan taalmoci lijkheden.
25.
De Commissie der E.E.G.:
—■ wenst om de twee jaar door iedere L idStaat op de hoogte te worden gesteld van de naar aan leiding van deze aanbeveling getroffen maatrege len en de ontwikkeling in de bedrijfsgeneeskunde; — stelt voor deze aanbeveling door de officiële instanties in ruime m a t e te doen verspreiden on der de autoriteiten zowel van de openbare instel lingen als van de beroepsorganisaties die bij de toepassing ervan betrokken zijn; — stelt voor geregeld en op gezette tijden een bespreking te houden betreffende de etappes en termijnen die voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling zijn vastgesteld.
Voor de De
Commissie
Voorzitter
W. HALLSTEIN
31. 8. 62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BIJLAGE (zie 22, b)
Lijst van de materie van het onderwijs, aangenomen door de Gemengde Commissie van de I.O.A. en de W.O.G. inzake bedrijfsgeneeskunde, tijdens de 3e zitting (Genève, maart 1957): a) Algemene kennis van de bedrijfsgeneeskunde die ieder medicus zou dienen te bezitten. Ieder medicus dient: 1. geïnformeerd te zijn omtrent de lichamelijke en geestelijke gevaren van de moderne industrie; 2. op de hoogte te zijn van de meest voorkomende beroepsziekten; 3. de uitwerking te kennen van de arbeid op het normale verloop van de meest gangbare niet-beroepsziekten; 4. vertrouwd te zijn met de organisatie der bedrijfsgeneeskunde in zijn eigen land en met de wettelijke bepalingen inzake zijn verplichtingen op dit gebied. Deze kennis kan worden verkregen in de loop der universitaire opleiding. b) Kennis die de specialist in bedrijfsgeneeskunde zou dienen te bezitten: Voor zover mogelijk zou deze kennis zich dienen uit te strekken over de volgende onderwerpen: 1. Grondslagen der bedrijfsgeneeskunde: a) historisch; b) arbeidsterrein, doeleinden; c) algemene hulpmiddelen waarover de bedrijfsgeneeskunde, de openbare hygiëne en de behandelende geneeskunde beschikken; d) de industrie, haar structuur en haar rol; e) beroepsorganisatie en vakbondwezen, betrekkingen 'tussen werkgevers en werknemers. 2. Arbeidsphysiologie: a) hand- en hoofdarbeid, energieverbruik, b) vermoeidheid, eentonigheid, arbeidsritmen, rustpauzen; c) physiologische aspecten der werkindeling, aanpassing van de machine aan de mens; d) voedingsproblemen. 3. Bedrijfshygiëne: a) hygiëne van de werkplaats; b) hygiëne der omgeving: temperatuur en vochtigheid, ventilatie, verlichting, geluiden; c) luchtvervuiling en voor de gezondheid gevaarlijke arbeidsvoorwaarden: gas, damp, rook, stof; opsporing en dosering, maximum toelaatbare concentratie; d) persoonlijke hygiëne en uitrusting voor individuele bescherming; e) sanitaire installaties. 4. Arbeidspathologie en toxicologie: a) algemene beginselen van industriële toxicologie; b) ziekten te wijten aan: chemische factoren, lichamelijke factoren, stof, biologische factoren; c) beroepskanker; d) beroepshuidziekten; e) beroepsallergie. 5. Bijzondere medische problemen: a) specifieke pathologie per beroep of bedrijfstak; b) invloed van de arbeid op niet- beroepsziekten; c) waarderingsmethoden voor arbeidsongeschiktheid; d) medische aspecten der beroepsherscholing; e) psychoneurosen geassocieerd met de arbeid of met gevaren voor de gezondheid.
2187/62
2188/62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
31. 8. 62
6. Arbeidsongevallen: a) ongevalsoorzaken; b) beginselen der preventie; c) eerste hulp en eerste behandeling; d) revalidatie van de werknemer na een ongeval. 7. Arbeidspsychologie: a) psychologische studie en waardering der bekwaamheden; b) geestelijke gezondheid en menselijke betrekkingen. 8. Preventieve geneeskunde: a) medisch onderzoek bij in dienst treden, periodieke onderzoeken; b) medische adviezen; c) vaccinatie en immunisatie; d) gezondheidsbescherming van bepaalde categorieën werknemers (jongeren, bejaarde werkers, vrouwen, gehandicapte werkers); e) vrijetijdsbesteding, sport, toxicomanie (alcohol, tabak, etc); f) opvoeding en propaganda. 9. Arbeidsmethodiek: a) werkindeling; b) industrieële methoden; c) studie der arbeidsfuncties. 10. Medische aspecten van juridische vraagstukken, sociale zekerheid: a) arbeidstijdregeling; b) sociale verzekeringen; c) schadevergoeding voor arbeidsongevallen en beroepsziekten; d) expertiserapporten en verklaringen; e) medische ethiek; f) samenwerking met andere medici en gezondheidsinstellingen. 11. Organisatie en administratie: a) organisatie der bedrijfsgeneeskundige diensten; b) ziekenverzorgingsdiensten; c) administratieve en economische kwesties; d) bijhouden van registers en rapporten. 12. Statistische methoden. Deze kennis kan worden verkregen door gespecialiseerd onderwijs.
Aanbeveling van de C o m m i s s i e aan de L i d - S t a t e n betreffende de v a s t s t e l l i n g van een Europese lijst van b e r o e p s z i e k t e n Toelichting 1. In artikel 117 van het Veidrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap wordt uiting gegeven aan de wil van de Lid-Staten om „verbetering van de levensstandaard en van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers te bevorderen, zodat de onderlinge aanpassing daarvan op de weg v a n de vooruitgang wordt mogelijk gem a a k t " . Voorts wordt in artikel 118 van het Verdrag uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie van de E.E.G. tot t a a k heeft „tussen de Lid-Staten een nauwe samenwerking op sociaal gebied te bevorderen, met name op het terrein van de sociale zekerheid en de bescherming tegen beroepsziekten".
2. Met betrekking tot de beroepsziekten berust de wetgeving in de zes landen van de Gemeenschap op het zgn. „lijst"-stelsel, dat bestaat in een limitatieve opsomming van de ziekten waarvan wordt erkend dat zij een gevolg zijn van de uitoefening van een beroep. Dit stelsel is door de Internationale Arbeidsorganisatie aanbevolen in de verdragen van 1925 (no. 18) en 1934 (no. 42). Daar de lijsten onderling verschillen, is harmoniëring daarvan vereist om tot een werkelijke sociale vooruitgang op dit terrein te komen. Bovendien m a a k t de geleidelijke totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap, als voorgeschreven door de bepalingen van het Verdrag en waarmede door Verordening no. 15 een begin is
31. 8. 62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
gemaakt, het eveneens noodzakelijk de wetgeving zodanig te harmoniëren dat alle werknemers een bescherming van dezelfde aard genieten in ieder land van de Gemeenschap waar zij willen gaan wonen en arbeiden. Die harmoniëring zal de toepassing vergemakkelijken van de Verordeningen no. 3 en no. 4 inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers, waarvan sommige bepalingen, welke betrekking hebben op werknemers die in twee of meer landen aan eenzelfde risico blootgesteld zijn geweest, moeilijk toe te passen zijn indien in de onderscheiden wetgevingen niet dezelfde aandoeningen als beroepsziekten worden erkend. 3. De in de zes wetgevingen opgenomen lijsten van ziekten verschillen onderling in diverse opzichten: verschillen in de nomenclatuur, ongelijkheid in de wijze van toepassing van de verzekering, het weinig voorkomen of zelfs geheel ontbreken van sommige categorieën van industriële of agrarische bedrijvigheid in bepaalde landen. Deze ongelijkheid kan zowel ten aanzien van de preventieve maatregelen als met betrekking tot de schadeloosstelling voor beroepsziekten aanleiding zijn tot aanzienlijke verschillen in de aan de werknemers verleende garanties. Tevens vormt zij een beletsel voor het maken van bruikbare vergelijkingen, met name van statistische aard, inzake de toepassing van de wettelijke bepalingen van de landen der Gemeenschap. 4. Het blijkt derhalve gewenst dat de Lid-Staten een Europese standaardlijst van ziekten of ziekteverwekkende agentia vaststellen, als een eerste stap naar de harmoniëring van de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de bescherming tegen beroepsziekten en de schadeloosstelling voor de nadelige gevolgen daarvan. Verdere stappen in die richting zouden betrekking kunnen hebben op de voorwaarden voor de toekenning van uitkeringen en op de hoogte daarvan. 5. Uit een grondige analyse van de nationale lijsten — zowel de algemene lijsten als de in sommige Lid-Staten bestaande bijzondere lijsten voor de landbouw — blijkt dat het mogelijk is alle op een of meer der thans bestaande nationale lijsten voorkomende ziekten en agentia op één enkele lijst te verenigen, en ze daarbij naar haar aard in te delen, en dat de Lid-Staten die lijst kunnen vaststellen volgens de in ieder land geldende procedure. Bij sommige onlangs ter zake genomen maatregelen schijnt trouwens reeds rekening te zijn gehouden met de werkzaamheden ter voorbereiding van de bedoelde lijst. 6. Het lijststelsel werd geruime tijd beschouwd als een waarborg voor de werknemers, wegens het daaraan verbonden begrip van „vermoeden van oorzakelijk verband". Doch wanneer de lijst te straffe beperkende voorwaarden bevat (werkzaam-
GEMEENSCHAPPEN
2189/62
heden, symptomen, termijnen), gelden de door het vermoeden van oorzakelijk verband geboden voordelen niet voor werknemers die niet geheel aan de eisen van de wet voldoen, ofschoon zij ontegenzeglijk een ziekte hebben opgedaan bij de uitoefening Van hun beroep. De garantie zou voor de werknemers zijn indien de wetgeving tevens voorzag in een recht op schadeloosstelling voor ziekten welke niet op de nationale lijst voorkomen, doch waarvan voldoende bewezen is dat zij aan de uitoefening van het beroep toe te schrijven zijn. 7. Teneinde de uitwisseling van gegevens met het oog op de harmoniëring van de nationale lijsten op basis van de Europese lijst te vergemakkelijken dient iedere Lid-Staat, welks wetgeving melding maakt van schadelijke agentia of beroepsziekten die nog niet op de lijsten van andere Lid-Staten voorkomen, ten behoeve van deze laatsten en op hun via de Commissie ingezonden verzoek, documentatiebladen op te maken met zo nauwkeurig en volledig mogelijke gegevens van technische, medische en statistische aard betreffende concrete gevallen. De beschreven gevallen moeten talrijk genoeg zijn en voldoende eigen kenmerken bezitten om te kunnen worden verwerkt in enquêtes en onderzoekingen op nationaal niveau. 8. Door de onderzoekingen kon bovendien een lijst worden opgesteld van ziekten en agentia welke nog op geen enksle nationale lijst voorkomen, doch die op grond van de meest recente in de geneeskunde en de techniek behaalde resultaten een plaats zouden dienen te verkrijgen op een moderne lijst. De betrokken lijst, die aan de Europese lijst is toegevoegd, zou door de Lid-Staten dienen te worden overgenomen als lijst \'an ziekten waarvan aangifte moet worden gedaan. Hoewel zij een louter informatief karakter heeft, zal deze lijst uit medisch, statistisch en economisch oogpunt belangwekkend documentatiemateriaal verschaffen voor het periodiek bijwerken van de Europese lijst; zij zal het researchwerk in verband met de daarin opgenomen ziekten en agentia stimuleren. 9. Het is niet gezegd dat het nemen van preventieve maatregelen tegen de gevaren waarvan de gezondheid van de werknemers is blootgesteld, noodzakelijk moet samengaan met een schadeloosstelling in het kader van een wettelijke verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten. De arbeidshygiëne is gericht op de gezondheidsbescherming van de werknemers op en tijdens het werk, maar zulks houdt niet in dat elke beïnvloeding van de gezondheid tijdens het werk ook noodzakelijk in aanmerking komt voor schadeloosstelling op grond van een ongevallen- of beroepsziekten verzekering. Als echter de samenhang van een bepaalde aandoening met bepaalde beroepsgevaren eermaal is erkend, zal meer bijzondere aandacht aan deze gevaren worden geschonken, hetgeen weer een betere preventie ten gevolge heeft.Want dan is de aardacht
2190/62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
op het gevaar gevestigd, worden preventieve maatregelen verlangd en kan een meer doeltreffende controle worden uitgeoefend, wanneer het gevaar aanwezig blijkt te zijn. In de eerste plaats dient men werk te maken van de preventie. Nu is de rol van de preventie op het gebied van de beroepsziekten des te belangrijker, omdat er ten aanzien hiervan een zeer belangrijk verschil bestaat tussen arbeidsongevallen en beroepsziekten: — bij ongevallen is er, wat ook de oorzaak moge zijn — gebrek aan organisatie, materiële en mogelijke menselijke tekortkomingen — altijd sprake van een in zekere zin toevallig gebeuren en men zal, hoe ook de ontwikkeling van de preventie moge voortschrijden, nimmer het punt bereiken waar ongevallen met absolute zekerheid uitgesloten zijn; — anders is het bij de beroepsziekten. Het is mogelijk, ten minste in vele gevallen, de oorzaak van de ziekte te kennen en het verloop te voorzien en daarom kunnen de preventieve maatregelen in beginsel veel gunstiger resultaten opleveren en geleidelijk aan volledig doeltreffend worden. Hoewel zij in de eerste plaats met het oog op de schadeloosstelling van belang is, zal de Europese lijst van beroepsziekten een stimulerende werking uitoefenen op de ontwikkeling van de preventieve maatregelen ten aanzien van elk der reeds erkende schadelijke agentia en beroepsziekten. In verdere etappes zal de Commissie de medewerking van de Lid-Staten inroepen teneinde de toepassing van de beste preventieve methodes te bevorderen. 10. Daar alle wetgevingen en bestuursrechtelijke regelingen met betrekking tot de beroepsziekten een algemeen karakter moeten hebben, zijn zij ook toepasselijk op personen en ondernemingen die onder de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie resorteren. De Commissie van de E.E.G. heeft er derhalve prijs op gesteld de Hoge Autoriteit van de E.G.K.S. en de Commissie van Euratom te raadplegen, die, ieder op haar eigen terrein, haar volle steun aan de onderhavige aanbeveling hebben verleend, zonder daarom af te zien van de maatregelen die zij zelf in het kader van haar respectieve Verdragen kunnen nemen. Aanbeveling Om deze redenen richt de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap, op grond van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van die Gemeenschap en met name van artikel 155, de volgende aanbeveling tot de Lid-Staten: Gedaan te Brussel, 23 juli 1962.
GEMEENSCHAPPEN
a) in hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de beroepsziekten de hierbij gevoegde Europese lijst op te nemen als lijst van beroepsziekten die op basis van hun desbetreffende wetgeving voor schadeloosstelling in aanmerking komen, en te dien einde hun nationale lijst of hun tabellen van voor schadeloosstelling in aanmerking komende beroepsziekten dienovereenkomstig aan te vullen; b) aan deze harmoniëring mede te werken door via de Commissie gegevens van medische, wetenschappelijke en technische aard uit te wisselen betreffende gevallen van beroepsziekten die in een of meer Staten aanleiding hebben gegeven tot schadeloosstelling, met name door met behulp van documentatiebladen van het bijgaande model alle dienstige inlichtingen te verstrekken betreffende de ziekten of agentia welke op het tijdstip van de bekendmaking van de onderhavige aanbeveling in hun nationale wetgeving zijn erkend, wanneer hierom door een andere Lid-Staat via de Commissie wordt verzocht; c) voorts in hun desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen te voorzien in aanspraak op schadeloosstelling op grond van de wetgeving betreffende de beroepsziekten, wanneer door de betrokken werknemer voldoende is aangetoond dat hij in de uitoefening van zijn beroep een ziekte heeft opgedaan die niet op de nationale lijst voorkomt; d) de Commissie in kennis te stellen van de aan de nationale lijst van beroepsziekten gedane toevoegingen welke niet op de Europese lijst voorkomen, teneinde periodieke bijwerking van de laatstgenoemde lijst mogelijk te maken; e) de Europese lijst te gebruiken als basisdocument ten aanzien van het voorkomen en aangeven van arbeidsongevallen en beroepsziekten; f) de diverse preventieve maatregelen met betrekking tot de op de Europese lijst voorkomende ziekten uit te breiden en te verbeteren door eventueel een beroep te doen op de Commissie om kennis te verkrijgen van de door de Lid-Staten van de Gemeenschap ter zake opgedane ervaring; g) de aangifte van de op de toegevoegde lijst voorkomende ziektengevallen verplicht te stellen, tot een speciale bestudering van die gevallen te doen overgaan en de resultaten daarvan periodiek aan de Commissie mede te delen; h) hun statistieken aan te passen aan de indeling en de nomenclatuur van de Europese lijst en de toegevoegde lijst, en ze ter kennis van de Commissie te brengen.
Voor de Commissie De Voorzitter W. HALLSTEIN
RECTIFICATIE B U . 2 1 9 0 / 6 2 , linkerkolom, voorlaatste regel: na . . . artikel 155 de volgende zinsnede toevoegen:
31.8.62
31. 8. 62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BIJLA GE I
Europese lijst van beroepsziekten A. Beroepsziekten veroorzaakt door de volgende chemische agentia: 1. Arsenicum en -verbindingen 2. Beryllium en -verbindingen 3. Koolmonoxyde, koolstofoxychloride, cyaanwaterstofzuur, cyaniden en cyanogeen verbindingen 4. Cadmium en -verbindingen 5. Chroom en -verbindingen 6. Kwik en -verbindingen 7. Mangaan en -verbindingen 8. Salpeterzuur — Stikstofoxyden — Ammoniak 9. Nikkel en -verbindingen 10. Fosfor en -verbindingen 11. Lood en -verbindingen 12. Zwaveligzuur, zwavelzuur, zwavelwaterstof, zwavelkoolstof 13. Thalium en -verbindingen 14. Vanadium en -verbindingen 15. Chloor, broom en jodium en anorganische verbindingen daarvan, Fluor en -verbindingen 16. Verzadigde en onverzadigde, cyclische en niet-cyclische alifatische koolwaterstoffen uit petroleumether en benzine 17. Halogeenderivaten van verzadigde en onverzadigde cyclische en niet-cyclische alifatische koolwaterstoffen 18. Alcoholen, glycolen, ethers, ketonen, organische esters en halogeenderivaten daarvan 19. Organische zuren, aldehyden 20. Alifatische nitroderivaten, salpeterzure esters 21. Benzol, toluol, xylol en andere homologen van benzol, naftalenen en homologen (de homoloog van een aromatische koolwaterstof wordt aangeduid met de formule ^ n ^ 2 n - 6 voor benzolhomologen en met de formule ^iy^n-12 voor naftaleenhomologen) 22. Halogeenderivaten van aromatische koolwaterstoffen 23. Fenolen en homologen, thiofenolen en homologen, naftolen en homologen en halogeenderivaten daarvan; halogeenderivaten en alkylaryloxyden en van alkylarysuliiden; benzochinon. 24. Aminer (primaire, secundaire, tertiaire en heterocyclische) en aromatische hydrazinen en hallogeen-, fenol-, nitro-, nitri- en sulfonderivaten 25. Nitroderivaten van aromatische koolwaterstoffen en fenolen. B. Beroepshuidziekten veroorzaakt door stoffen en agentia die niet onder andere posten zijn opgenomen : 1. Huidkanker en precancereuze huidaandoeningen welke veroorzaakt worden door roet, teer, bitumen, pek, anthraceen, minerale oliën, ruwe paraffine en door de verbindingen, produkten en afval daarvan 2. Dermatites en dermatosen in het arbeidsmilieu veroorzaakt door stoffen welke niet onder andere posten zijn opgenomen. C. Beroepsziekten welke ontstaan door het inademen van stoffen en agentia welke niet onder andere posten zijn opgenomen: 1. Pneumoconiosen: a) Silicose, al dan niet met longtuberculose b) Asbestose, al dan niet met longtuberculose of longkanker c) Pneumoconiose veroorzaakt door stof van silicaten 2. Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof of rook van aluminium en -verbindingen 3. Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof van harde metalen
2191/62
2192/62
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
4. Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof van Thomasslakken 5. Astma in het arbeidsmilieu veroorzaakt door stoffen welke niet onder andere posten zijn opgenomen. D. Infectieziekten en door parasieten verwekte ziekten welke verlar.d houden met de uitoefening van bepaalde beroepen: 1. Beroeps-helminthiasis, mijnworm in de twaalfvingerige darm, andere ingewandswormen 2. Tropische beroepsziekten, waaronder malaria, amoebendysenterie, slaapziekte, knokkelkoorts, muskietenkoorts, Maltezer koorts, derdedaagse koorts, gele koorts, pest, leishmaniose, framboesia, vlcktyphus en andere rickettsiosen 3. Infectieziekten of door parasieten verwekte ziekten welke door dieren of dierlijke resten op mensen worden overgebracht 4. Infectieziekten van leden van het personeel werkzaam op het gebied van de preventieve geneeskunde, geneeskundige verzorging, verpleging aan huis en wetenschappelijk onderzoek. E. Deficiëntieziekten welke verband houden met de uitoefening van het beroep: 1. Scheurbuik. F. Door fysische agentia veroorzaakte ziekten : 1. Ziekten veroorzaakt door ioniserende stralen 2. Staar veroorzaakt door stralingsenergie 3. Hardhorendheid of doofheid ten gevolge van lawaai 4. Caissonziekten 5. Been- en gewrichtsziekten of angioneurotische ziekten veroorzaakt door vibrerende instrumenten 6. a) Ontstekingen van de slijmbeurzen over de strekzijde van sommige gewrichten als gevolg van druk; onderhuidse cellulitis; b) Ontsteking door overmatige inspanning van peessthcden, van het weefsel van peesscheden en van de inplantingen van spieren en pezen; c) Beschadigingen van de meniscus bij mijnwerkers; d) Afscheuring door overmatige inspanning van doornvormige beenuitsteeksels; e) Zenuwverlamming door druk. 7. Mijnwerkersnystagmus.
BIJLAGE
II
Toegevoegde lijst van ziekten waarvan aangifte dient te worden geëist m e t het oog op eventuele opneming daarvan in de Europese lijst A. Ziekten veroorzaakt door chemische agentia: 1. Ozon 2. Zwavelzure esters 3. Mercaptanen en thioethers 4. Zinkoxyde 5. Boi anen 6. Organische verbindingen van chloor, broom en jodium 7. Alifatische koolwaterstoffen behalve die bedoeld onder no. A 16 van de Europese lijst 8. Alifatische aminen en halogeenderivaten daarvan 9. Nitrillen en isocyan aten 10. Vinylbenzol en divinylbenzol, difenyl, decaline, tetraline 11. Aromatische zuren, aromatische anhydriden en halogeenderivaten daarvan 12. Difenyloxyde, dioxaan, tetrahydrofuraan 13. Thiofeen 14. Furfurol.
31. 8. 62
31.8. 62
PU BLIK ATI EBL AD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Aa. Ziekten veroorzaakt door verschillende agentia: 1. Ziekten veroorzaakt door het inademenen van stof van paarlemoer 2. Ziekten veroorzaakt door hormoonstoffen. B. Beroepsziekten veroorzaakt door het inademen van stoffen die niet onder andere posten zijn opgenomen: 1. Pneumoconiosen veroorzaakt door stof van steenkool en kool, grafiet, bariumsulfaat, tinoxyden 2. Longfibrosis veroorzaakt door metalen welke niet op de Europés lijst voorkomen 3. Longziekten veroorzaakt door het inademen van stof van katoen, vlas, hennep, jute, sisal en bagasse 4. Astma en astmatische bronchitis veroorzaakt door het inademen van stof van dierlijk haar, arabische gom, antibiotica, tropisch hout en andere allergene stoffen. C. Beroepsziekten veroorzaakt door fysische agentia: 1. Beroepskrampen.
BIJ LA GE
III
MODELLEN van documentatiebladen betreffende gevallen van beroepsziekten welke aanleiding hebben gegeven tot schadeloosstelling
MEMORANDUM Voor ieder geval dient een afzonderlijk blad te worden ingezonden De gevallen dienen, voor zover doenlijk, zodanig te worden gekozen dat zij door hun aantal en uiteenlopende kenmerken een stel gegevens opleveren, die in de betrokken landen met vrucht kunnen worden verwerkt. Ingeval eenzelfde agens volkomen verschillende ziekten kan verwekken, die b.v. de huid, de slijmvliezen, deademhalings-en spijsverteringsorganen, het zenuwstelsel, enz., aantasten, is het bijzonder gewenst dat voor iedere categorie van geconstateerde gevallen hiervan voorbeelden worden gegeven. De bladen dienen zoveel mogelijk per agens of per beroepsziekte te woroen gecombineerd en verzonden en er dient melding te worden gemaakt van de benaming en de indeling van de ziekte volgens de Europese lijst of de toegevoegde lijst. De gegevens van statistische aard dienen voor al de tot één zending gecombineerde gevallen slechts eenmaal te worden vermeld.
2193/62
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP Commissie Algemene Directie van Sociale Zaken
Dossier E.E.G AANBEVELING van de Commissie aan de Lid-Staten betreffende de vaststelling van een EUROPESE LIJST VAN BEROEPSZIEKTEN
DOC UMENTA
TIEBLAD
voor de analyse van gevallen van beroepsziekten, recht gevend op schadeloosstelling krachters de wetgeving in: Í1)
I Agens, die de ziekte veroorzaakt heeft
Aanduiding van de ziekte
Identificatie van het ziektegeval Voorletters en geboortedatum van de zieke
of
M
V 2
() II Juridische grondslag Wetten of andere teksten van algemene strekking betreffende beroepsziekten (titel en datum)
Aanduiding van de ziekte of de agens en nummer in de lijst of serie tabellen van de nationale wetgeving
Datum waarop de ziekte of agens in de 1 ij st of serie tabellen werd ingeschreven: Classificatie in de Europese lijst of in de bijgevoegde lijst
(l) Naam van de Lid-Staat. (*) Doorhalen wat niet van toepassing Ís.
1 ,2. j *'
III
TECHNISCHE GEGEVENS Ziekteverwekkende agens
O Verrichte werkzaamheden
Aard
Duur met of zonder onderbreking
Kwantitatieve schatting van het risico
Omstandigheden die het risico in bijzondere mate hebben kunnen vergroten
(*} Wetenschappelijke en technische beschrijving van de agens, alsmede van het gebruik en de toepassing daarvan.
IV
Medische gegevens
Diagnose:
Anamnesis
Beschrijving van de ziekte klinische verschijnselen, localisatie, verloop, prognose, enz.
Laboratorium- of andere proeven ter bevestiging van de diagnose
Tijdelijke en/of blijvende gevolgen voor de arbeidsgeschiktheid van de betrokkene Periode gedurende welke de betrokkene aan het risico heeft blootgestaan voordat de eerste ziekteverschijnselen optraden
Ondervonden moeilijkheden
Met betrekking tot het onderkennen van het beroepsrisico
Met betrekking tot het vaststellen van het oorzakelijk verband tussen het beroep en de ziekte
Eventueel medisch onderzoek
Eventueel medisch onderzoek
Eventueel technisch onderzoek
Eventueel technisch onderzoek
Eventuele gerechtelijke maatregelen
Eventuele gerechtelijke maatregelen
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP Commissie Algemene Directie van Sociale Zaken
Dossier E.E.G.
AANBEVELING van de Commissie aan de Lid-Staten betreffende de vaststelling van een EUROPESE LIJST VAN BEROEPSZIEKTEN STATISTISCHE GEGEVENS betreffende gevallen Van beroepsziekten waarvoor schadeloosstelling werd toegekend krachtens de wetgeving van
t1) (2)
Beroepsziekten veroorzaakt door
,3)
Statistieken betreffende de jaren
(4)
Aandoening (3): 19
19
19
19
19
1. Aantal personen welke aan het betrokken risico waren blootgesteld (5) 2. Aantal inrichtingen waar het risico voorkomt 3. Aantal gevallen waarvoor in het betrokken jaar voor de eerste maal schadeloosstelling werd toegekend waarvan: Aantal gevallen van blijvende arbeidsongeschiktheid (·) 4. Aantal sterfgevallen tijdens het betrokken jaar (7) . . . 5. Totaal aantal gevallen waarvoor in het betrokken jaar schadeloosstelling werd toegekend (8) t1) Aanduiding van de Lid-Staat. (*) Aanduiding van de agens, verwijzing naar de nationale lijft en de Europese lijst. (*) Wanneer verschillende aandoeningen door dezelfde agens veroorzaakt zijn, dienen afzonderlijke opgaven te worden gedaan voor iedere aandoening waarbij telkens de boven aangegeven verwijzingen dienen te worden vermeld. {*) Niet vroeger dan 1955. (5) Wanneer geen nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn, dient indien mogelijk, een schatting gedaan te worden. (e) De verdere ontwikkeling van deze gevallen dient indien mogelijk ook na afloop van het jaar waarin zij aangegeven werden, gevolgd te worden. (7) Indien mogelijk, dient onderscheid gemaakt te worden tussen de sterfgevallen welke het gevolg waren van ziektegevallen die zich in het betrokken jaar voorgedaan hebben en die welke in de vorige jaren vastgesteld werden. (8) Dat wil zeggen: het aantal gevallen waarvoor in het betrokken jaar voor de eerste maal schadeloosstelling werd toegekend, alsmede de lopende gevallen.
Opmerkingen Hier dienen alle aanwijzingen, inlichtingen, opmerkingenen waarnemingen te worden vermeld die er toe kunnen bijdragen dat de belanghebbende landen zo nauwkeurig mogelijk worden ingelicht omtrent de ervaring welke terzake is opgedaan in het land waar de betrokken beroepsziekte reeds is erkend.
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP MEDEDELINGEN
DE COMMISSIE AANBEVELINGEN EN ADVIEZEN
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 27 juli 1966 aan de Lid-Staten betreffende de medische controle van werknemers die aan bijzondere risico's blootstaan (66/464/EEG) Toelichting 1. De Commissie van de Europese Economische Gemeenschap heeft reeds een Europese lijst van beroepsziekten en daarbij ter oriëntatie een lijst van ziekten waarvan aangifte dient te worden geeist met het oog op eventuele opneming daarvan in de Europese lijst, goedgekeurd en aanbevolen, alsmede de uitbreiding van de geneeskundige diensten in de ondernemingen (').
mers die aan bijzondere risico's blootstaan, doch voor de toepassing in de verschillende Lid-Staten gelden uiteenlopende voorschriften en met name de lijsten van de risico's vertonen onderling soms aanzienlijke verschillen. Het is dus dienstig deze bepalingen te harmoniseren en met name voor alle landen een zo veel mogelijk uniforme basislijst van de onderhavige risico's op te stellen, ten einde aan alle werknemers die daaraan blootstaan een gelijke medische bescherming te waarborgen.
2. Tal van werknemers zijn blootgesteld aan het gevaar van beroepsziekten ; dat gevaar kan nochtans door medische controle van de werknemers aanzienlijk worden verminderd. Deze medische controle is reeds geruime tijd een van d e grondprincipes van de bedrijfsgeneeskunde, welke ernaar streeft bij werknemers ziekte in het algemeen en beroepsziekten in het bijzonder te voorkomen.
4. Het verdient aanbeveling de Europese lijst van beroepsziekten te gebruiken als grondslag voor een Europese lijst van specifieke risico's ten aanzien waarvan de verplichting geldt van periodieke medische controle van de werknemers en het is wenselijk de medische controle ook uit te breiden tot de in de toegevoegde lijst genoemde mogelijjke risico's ten einde nuttige inliohtingen te verzamelen.
3. Alle Iid-Staten hebben in hun wetgeving betreffende de arbeidsbescherming reeds het principe aanvaard van de medische controle van werkne-
5. Het verdient aanbeveling de medische controle — te verrichten door in d e bedrijfsgeneeskunde deskundige artsen — t e doen bestaan uit een medische keuring bij d e indiensttreding en uit periodieke medische onderzoeken en dat deze periodieke onderzoeken zouden plaatsvinden met kortere of langere tussenpozen volgens de aard van het risico, de mate waarin de werknemer is blootgesteld, alsmede zijn fysieke gesteldheid. Aan de bevoegde instanties van de medische inspectie in
O Zie PB no. 80 van 31. 8.1962 : — aanbeveling van de Commissie aan de Lid-Staten met betrekking tot de bedrijfsgeneeskunde in de ondernemingen, — aanbeveling van de Commissie aan de Lid-Staten betreffende de vaststelling van een Europese lijst van beroepsziekten.
2754/66
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
de Lid-Staten moet de vrijheid worden gelaten de medische controle tot andere gevallen uit te breiden, de frequentie van de periodieke onderzoeken te wijzigen, ze aan te vullen met elk ander onderzoek en zelfs onder bepaalde voorwaarden de werkgever vrij te stellen van de verplichting tot onderzoek. 6. Elke wettelijke regeling betreffende de medische controle van werknemers die een algemeen karakter moet dragen, is eveneens van toepassing op personen en ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Deze aanbeveling geldt niet voor het terrein, waarover zich de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals geregeld in de basisnormen van Euratom, uitstrekt. De Commissie van de Europese Economische Gemeenschap heeft derhalve de Hoge Autoriteit van de E.G.K.S. geraadpleegd, die haar volledige steun heeft gegeven aan deze aanbeveling, onverminderd de maatregelen die zij kan nemen in het kader van haar Verdrag. Aanbeveling Om deze redenen en op grond van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en met name van de artikelen 118 en 155 ; gelet op de aanbeveling betreffende de vaststelling van een Europese lijst van beroepsziekten ; gelet op de aanbeveling met betrekking tot de bedrijfsgeneeskunde in de ondernemingen en met name op punt 24, 5e alinea, waarin, wordt aanbevolen onverwijld bedrijfsgeneeskundige diensten in te stellen in de ondernemingen die behoren tot activiteitssectoren waarin de gevarenfrequentie in het algemeen zeer hoog is of waar de gezondheid bij werknemers aan bijzondere risico's blootstaat ; na raadpleging van het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, beveelt de Commissie de Lid-Staten binnen een tijdsbestek van uiterlijk 2 jaar de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en elk ander passend initiatief te nemen ter verzekering van het bereiken van onderstaande doelstellingen : a) de verplichting op te nemen tot medische controle van de werknemers die werkzaamheden verrichten waarbij zij aan bijzondere risico's zijn blootgesteld ; b) deze verplichting geleidelijk uit te breiden ten minste tot alle werknemers die de in de toegevoegde tabel als richtsnoer genoemde werkzaamheden verrichten, voor zover zij werkelijk zijn blootgesteld aan de in de Europese lijst van beroepsziekten genoemde risico's ; c) deze controle te doen bestaan uit : 1. een medische keuring bij de indiensttreding, te herhalen bij verandering van werkzaamheden, in
GEMEENSCHAPPEN
17. 8. 66
zoverre de nieuwe werkzaamheden de werknemers blootstellen aan de onder b) genoemde risico's ; 2. periodiek medisch onderzoek, te verrichten met de in de tabel genoemde tussenpozen ; d) een medisch onderzoek te verrichten in geval van veelvuldig kortstondig verzuim wegens ziekte ; bij hervatting van het werk na langdurig verzuim wegens ziekte of ongeval, of bij hervatting van het werk na een beroepsziekte ongeacht de duur daarvan ; een medisch onderzoek te verrichten op verzoek van de werknemer, wanneer deze, op grond van subjectieve symptomen, meent aan een beroepsziekte te lijden ; e) het medisch onderzoek bij indiensttreding te doen aanvullen met een radiologisch onderzoek van de borstkas (radioscopie of röntgenfoto), urineonderzoek en onderzoek van het gezichtsvermogen en het gehoor ; f) de keuring bij de inchensttreding en het periodiek onderzoek aan te vullen met andere onderzoeken : verricht door specialisten, radiologisch of laboratoriumonderzoek, voor zover dit noodzakelijk wordt geoordeeld voor het stellen van de diagnose van een beroepsziekte of voor het bepalen van de arbeidsgeschiktheid, waarbij bovendien d e arts die het onderzoek heeft verricht eventueel andere, gewoonlijk niet voorgeschreven, doch niettemin noodzakelijke onderzoeken kan verlangen ; g) de bevoegde instanties van d e medische inspectie te machtigen : 1. de verplichting tot medische controle uit te breiden tot andere risico's dan die welke in de Europese lijst van beroepsziekten voorkomen alsmede tot andere werkzaamheden dan de in de toegevoegde lijst genoemde ; 2. het periodiek onderzoek te doen herhalen met andere tussenpozen dan de in de bijlage genoemde, afhankelijk van de hygiënische omstandigheden waarin de arbeid wordt verricht, de getroffen technische voorzorgsmaatregelen en eventueel de psychische of fysieke gesteldheid van de werknemer volgens het oordeel van de voor de onderzoeken verantwoordelijke arts ; 3. de verplichting tot medische controle eveneens uit te breiden tot "andere categorieën werknemers die, doordat zij in dezelfde bedrijfsruimte werkzaam zijn, ook, doch slechts in mindere mate, aan dezelfde risico's blootstaan ; 4. de werkgever vrij te stellen van de verplichting tot periodieke medische controle van de werknemers indien, door de geringe hoeveelheid bewerkte schadelijke materialen of agentia en de doeltreffendheid van de genomen voorzorgsmaat-
PUBLIKATIEBLAD
17. 8. 66
VAN DE EUROPESE
regelen, ofwel door het incidentele karakter van het ongezonde werk, het gevaar voor de gezondheid van de werknemers in feite als onbetekenend kan worden beschouwd ; 5. ter afronding van de onder e) genoemde aanvullende onderzoeken ook andere door specialisten te verrichten radiologisch of laboratorium onderzoek voor te schrijven wanneer dit voor het stellen van de diagnose of vóór de preventieve doeleinden noodzakelijk wordt geacht ; h) het medisch onderzoek door in de bedrijfsgeneeskunde deskundige artsen te doen verrichten en richtlijnen voor d e uitvoering daarvan door de met de arbeidsinspectie belaste medische instanties te doen uitvaardigen ;
GEMEENSCHAPPEN
2755/66
dieke tweejaarlijkse herziening van de toegevoegde lijst ter oriëntatie. De Commissie wijst er tenslotte op dat het wenselijk zou zijn de medische controle uit te breiden tot de werknemers die zijn blootgesteld aan de in bijlage II van de Europese aanbeveling betreffende beroepsziekten genoemde mogelijke risico's en met name aan de risico's welke voorkomen in de „Lijst ter oriëntatie van ziekten waarvan aangifte dient te worden geëist met het oog op eventuele opneming daarvan in de Europese lijst", dit ten einde gegevens te verzamelen met betrekking tot het bestaan, de frequentie en de aard van de daardoor veroorzaakte beroepsziekten, met het oog op het voorkomen van deze ziekten.
i) de diensten van de E.E.G., gelijktijdig met de jaarlijkse inlichtingen voor het opstellen van het Verslag over de ontwikkeling van de sociale toestand in de Gemeenschap, alle gegevens te doen toekomen welke dienstig kunnen zijn voor een perio-
Brussel, 27 juli 1966. Voor de De
Commissie Voorzitter
Walter HALLSTEIN
BIJLAGE Lijst ter oriëntatie van de risico's — volgens de indeling vastgesteld in de Europese lijst van beroepsziekten — en van de categorieën werknemers voor welke periodiek gezondheidsonderzoek wordt aanbevolen, en frequentie van het medisch onderzoek A. BEROEPSZIEKTEN VEROORZAAKT DOOR DE VOLGENDE CHEMISCHE AGENTIA
Schadelijke factor
1. Arsenicum en zijn verbindingen
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
a) b) c) d) e) f) g) h)
i)
Produceren van arsenicum roosten van arsenicumhoudend pyriet bereiden van legeringen en verbindingen bereiden van verven, email en andere stoffen die arsenicumverbindingen bevatten schilderen, vernissen en emailleren bereiden van mengsels voor de produktie van glas verven van garens en weefsels verrichten van andere werkzaamheden waarbij in de chemische industrie gebruik wordt gemaakt van arsenicum, legeringen en verbindingen daarvan beroepshalve aanwenden van arsenicum bevattende parasieten-verdelgingsmiddelen in de landbouw
Frequentie van het onderzoek
Iedere 3, 6, 12 maanden
2756/66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
2. Beryllium en zijn verbindingen
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
a) Produceren van beryllium
17. 8. 66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 12 — 24 maanden
b) bereiden van legeringen en verbindingen c) vervaardigen van lampen, schermen en ander fluorescerend materiaal d) vervaardigen van kristal, keramiek en vuurvast materiaal waarbij de werknemers zijn blootgesteld aan het inademen van stof of dampen die beryllium of verbindingen daarvan bevatten
3. Koolmonoxyde
a) Produceren, distribueren en voor industrieel gebruik verwerken van koolmonoxyde en van gasmengsels die koolmonoxyde bevatten
Iedere 6 — 12 maanden
b) herstellen van gasleidingen die CO bevatten c) verrichten van werkzaamheden aan warmteleidingen van ovens in de metaalindustrie en de keramische industrie d) verrichten van de tweede bewerking van glas met de vlam e) verrichten van werkzaamheden in industriële lokalen voor het beproeven van explosiemotoren of verbrandingsmotoren 3. a) Koolstofoxychloride
a) Produceren en gebruiken van koolstofoxychloride
Iedere maand
3. b) Cyaanwaterstofzuur, cyaniden en cyanogeenverbindingen
a) Produceren van cyaanwaterstofzuur, cyaniden en andere cyanogeenverbindingen
Iedere 3 — 6 maanden
b) beroepshalve verdelgen van ongedierte met gebruikmaking van deze stoffen c) beroepshalve verdelgen van voor de landbouw schadelijke parasieten met deze stoffen d) chemisch zuiveren van lichtgas met deze stoffen e) temperen en harden met cyaniden
4. Cadmium en zijn verbindingen
a) Produceren van cadmium b) bereiden van legeringen en verbindingen c) fabriceren van verven d) vercadmiummen e) metalliseren door bespuiting f) fabriceren van nikkel-cadmium accumulatoren g) elektrisch, autogeen of met de vlam lassen, snijden of roodgloeiend maken van voorwerpen die zijn bekleed met cadmium of die cadmium bevatten h) fabriceren van dichte stoffen met cadmiumpreparaten i) kleuren van glas j) fabriceren van vuurwerkartikelen k) fabriceren van cadmiumdamplampen
Iedere 6 — 12 maanden
17. 8. 66
PUBLIKATIEBLAD
VAN
DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
Schadelijke factor
5. Chroom en zijn verbindingen
a) Produceren van chroom
2757/66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 6 maanden
b) bereiden van legeringen en verbindingen c) regenereren van alkalische chromaten d) fabriceren van verven e) verven met chroomverven in de textielindustrie, van tapijten, glas en porselein f) verchromen g) looien van huiden h) fabriceren van vuurwerkartikelen i) fabriceren van lucifers j) verrichten van werkzaamheden in de fotografische industrie en het drukkersbedrijf, waarbij alkalische chromaten worden gebruikt k) impregneren van hout met produkten op basis van chroom
6. Kwik en zijn verbindingen
Iedere 4 — 6 den
a) Produceren van kwik b) bereiden van amalgamen en verbindingen
12 maan-
c) fabriceren, herstellen en onderhouden van apparaten in instrumenten met kwik d) bewerken van haar voor hoeden (bevochtiging) e) produceren en verwerken in het wit van vilt verkregen met kwikpreparaten f) bewerken in het zwart van met kwikpreparaten bevochtigd vilt g) elektrolyseren met kwikkalhode h) warmvergulden en warmverzilveren met van kwik
behulp
i) vervaardigen van slaghoedjes j) behandelen met kwik van ertsen voor de winning van goud en zilver k) gebruiken van kwikpompen 1) beroepshalve aanwenden van parasietenverdelgingsmiddelen die organische kwikverbindingen bevatten m) bereiden en gebruiken van vernissen die kwik en verbindingen daarvan bevatten
7. Mangaan en zijn bindingen
ver-
a) Produceren van mangaan b) verrichten van werkzaamheden in bruinsteenmolen.s c) bereiden van legeringen en verbindingen d) vervaardigen van droge batterijen c) bereiden van mengsels van glas en email f) fabriceren van lucifers
Iedere 6
12 maanden
2758/66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
Salpeterzuur, stikstofoxyden, ammoniak
VAN
DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
a) Produceren van salpeterzuur
17. 8. 66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 3 — 6
maanden
b) produceren van nitrocellulose c) produceren van springstoffen met toepassing van nitreringsprocessen d) produceren van azo-kleurstoffen e) beitsen en etsen van metalen
9. Nikkel en zijn verbindingen
Produceren en gebruiken van nikkelcarbonyl
10. Fosfor en zijn verbindingen
a) Produceren van fosfor en verbindingen
Ieder jaar daarvan
Iedere 4 — 6
maanden
b) aanwenden van witte fosfor c) verrichten van werkzaamheden waardoor de arbeiders worden blootgesteld aan de inademing van fosforwaterstof d) beroepshalve verrichten van werkzaamheden in de landbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van parasietenverdelgingsmiddelen die organische fosforverbindingen bevatten
11. Lood en zijn verbindingen
a) Produceren van lood
Iedere 3 — 6 maanden
b) bereiden van legeringen en verbindingen c) fabriceren en bereiden van verven, email, vernissen en mastiek die lood bevatten cl) fabriceren van platen, buizen, projectielen en andere voorwerpen van lood ; sorteren en terugwinnen van loodhoudende materialen e) schilderen en pleisteren met loodmastiek en -verf ; verwijderen van loodhoudend vernis f) verrichten van typografische werkzaamheden (met de hand, met de linotype, de monotype of de stereotype) g) verrichten van chromolithografische werkzaamheden met loodhoudende verven en poeders h) harden met lood i) roosten van loodhoudend pyriet j) lassen met loodhoudende legeringen en snijden met behulp van de elektrische vlamboog of van elektroden, van stukken metaal die lood bevatten of met die stoffen zijn bekleed k) fabriceren en herstellen van accumulatoren 1) metalliseren met lood door bespuiting m)warm vernissen van metalen delen die, ook slechts ten dele, zijn bedekt met verven op basis van loodhoudende pigmenten n) reinigen met loodvijlsel o) snijden van diamanten met behulp van loodhoudende „dops"
11. a) Tetraëthyllood
a) Produceren van tetraëthyllood
Iedere week
b) ethyleren van benzine
Iedere maand
e) reinigen en herstellen van ïeservoirs die tetraëthyllood en geëthyleerde benzine bevatten
Iedere 3 maanden
17. 8. 66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
12 Zwaveligzuur
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
2759/66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 6 maanden
a) Produceren van zwavel b) produceren van zwaveligzuur c) bleken van stro, papier en textielvezels d) zwavelen van fruit en levensmiddelen in het algemeen e) beroepshalve verdelgen van ongedierte
12 a) Zwavelzuur
Iedere 6 maanden
a) Produceren van zwavelzuur b) carboniseren van wol e) beitsen van metalen cl) produceren van zink langs elektrolytische weg e) zuiveren en raffineren van oliën en vetten f) aanwenden van zwavelzuur bij organische synthesen
12 b) Zwavelwaterstof
a) Raffineren van minerale oliën
Iedere 6 maanden
b) spinnen van viscose 12. c) Zwavelkoolstof
a) Produceren van zwavelkoolstof
Iedere 3 maanden
b) aanwenden als oplosmiddel c) behandelen van alkali-cellulose en uivoeren van volgende bewerkingen tot aan het drogen van het produkt d) vulcaniseren van rubber e) beroepshalve verdelgen van ongedierte 13. Thallium en zijn verbindingen
a) Produceren van thallium
Iedere 4 maanden
b) bereiden van legeringen en verbindingen c) beroepshalve verdelgen van ongedierte met thalliumsulfaat
14. Vanadium en zijn verbindingen
a) Produceren van vanadium
ludere 6 maanden
b) bereiden van legeringen en verbindingen c) reinigen van naphte stookinstallaties en terugwinnen van de as d) aanwenden als grondstoffen in industriële processen e) produceren van mengsels voor de glasfabricage
15. Chloor en zijn anorganische verbindingen
a) Produceren van chloor en zoutzuur b) aanwenden als grondstoffen cessen
Iedere 3 maanden
in industriële pro-
c) beitsen van metalen met zoutzuur d) bleken van textielvezels ¡met zoutzuur 15. a) Broom en zijn anorganische verbindingen
a) Produceren van broom en van anorganische verbindingen daarvan b) aanwenden van broom als grondstof in industriële processen
Iedere 3 maanden
2760/66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
15. b) Jodium en zijn an organische verbin dingen 15. c) Fluor en zijn ver bindingen
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
17. 8. 66
Frequentie van het onderzoek
Produceren van jodium en van anorganische verbin dingen daarvan
Iedere 3 maanden
a) Produceren van fluor en fluorwaterstof
Iedere 3 maanden
b) bereiden van verbindingen c) etsen van glas d) bereiden van kunstkryoliet e) elektrolyseren van aluminiumoxyde met toepas sing van kryoliet f) vervaardigen van superfosfaten in de natriumfluo ridesector g) aanwenden van fluoriden in de emailindustrie h) impregneren van hout met fluorverbindingen
16. Verzadigde en onver zadigde, cyclische en nietcyclische alifati sche koolwaterstoffen uit petroleumether en benzine
17. Halogeenderivaten van verzadigde en onverza digde cyclische en niet cyclische alifatische koolwaterstoffen
18. Alcoholen, glycolen, ethers, ketonen, orga nische esters en halo geen derivaten daar van
a) Distilleren van minerale olie
Iedere 6 maanden
b) bereiden op industriële schaal van benzinemeng sels c) bereiden en aanwenden op industriële schaal van oplosmiddelen op basis van benzine a) Produceren
Iedere 6 maanden
b) aanwenden als grondstoffen in industriële pro cessen c) gebruiken van oplosmiddelen die halogeenderiva ten van alifatische koolwaterstoffen bevatten a) Produceren
Iedere 6 maanden
b) aanwenden als grondstoffen in industriële pro cessen c) gebruiken als oplosmiddelen in industriële pro cessen
19. Organische zuren, al dehyden
a) Produceren
Ieder jaar
20. Alifatische nitroderiva ten, salpeterzure esters
a) Produceren
Iedere β maanden
21. Benzol, toluol, xylol en andere homologen van benzol, naftalenen en homologen
a) Produceren van benzeenkoolwaterstoffen en ho mologen daarvan
b) aanwenden als grondstoffen in industriële pro cessen
b) rectificeren van benzol en homologen daarvan c) aanwenden van benzol en homologen als grond stoffen in industriële processen d) bereiden en gebruiken van oplosmiddelen die benzol of homologen daarvan bevatten e) toepassen bij de rotogravure
Iedere 3 maanden
PUBLIKATIEBLAD
17. 8. 66
Schadelijke factor
a) Produceren
23 Fenolen en homologen, thiofenolen en homologen, naftolen en homologen en halogeenderivaten daarvan ; halogeenderivaten van alkylaryloxyden en van alkylarylsulfiden ; benzochinon
a) Produceren
25. Nitroderivaten van aromatische koolwaterstoffen en fenolen
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de stof
22. Halogeenderivaten van aromatische koolwaterstoffen
24. Aminen (primaire, secundaire, tertiäre en heterocyclisehe) en aromatische hydrazinen en halogeen-, fenol-, nitro-, nitri- en sulfonderivaten
VAN DE EUROPESE
b) gebruiken als grondstoffen cessen
b) gebruiken als grondstoffen cessen
2761/66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 3 maanden in industriële proIedere 6 maanden in industriële pro-
a) Produceren
Iedere 6 maanden
b) gebruiken in industriële processen
Iedere 3 maanden
a) Produceren b) gebruiken als grondstoffen cessen
in industriële pro-
B. BEROEPSHUIDZIEKTEN VEROORZAAKT DOOR STOFFEN EN AGENTIA DIE NIET ONDER ANDERE POSTEN ZIJN OPGENOMEN
Schadelijke factor
1. Huidkanker en précancéreuse huidaandoeningen welke veroorzaakt worden door roet, teer, bitumen, pek, anthraceen, minerale oliën, ruwe paraffine en door de verbindingen, produkten en afval daarvan 2. Dermatites en dermatosen in het arbeidsmilieu veroorzaakt door stoffen welke niet onder andere posten zijn opgenomen
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de aangegeven stoffen
a) Produceren van teer, bitumen, minerale oliën, pek, ruwe paraffine
Frequentie van het onderzoek
Jaarlijks
b) fabriceren van anthracietbriketten c) asfalteren van wegen d) geregeld gebruik van teer als pleister- of isolatiemiddel a) Verven, vernissen, stucadoren, emailleren met veelvuldig of langdurig gebruik van lijnolie, terpentijn en andere oplosmiddelen of verdunningsmiddelen die de huid prikkelen b) produceren van glaswol c) produceren van cement en aanmaken daarvan d) produceren en beroepshalve gebruiken van wasmiddelen e) produceren en verwerken van natuurlijke harsen f) fabriceren van levensmiddelenconserven en confiserie g) verrichten van werkzaamheden in zoutpannen en zoutmijnen
Jaarlijks
PUBLIKATIEBLAD
2762/66
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
17. 8. 66
BEROEPSZIEKTEN WELKE ONTSTAAN DOOR HET INADEMEN VAN STOFFEN EN AGENTIA WELKE NIET ONDER ANDERE POSTEN ZIJN OPGENOMEN
Schadelijke factor
1. Pneumoconiosen a) silicose, al dan niet met longtuberculose b) asbestose, al dan niet met longtuberculose of longkanker c) pneumoconiose veroorzaakt door stof van silicaten
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van de aangegeven stoffen
Frequentie van het onderzoek
Verrichten van werkzaamheden waarbij de werknemers zijn blootgesteld aan inademing van ldezelstof
Jaarlijks
a) Winnen en bewerken van asbest
Jaarlijks
b) fabriceren van voorwerpen van asbest Verrichten van werkzaamheden waarbij de werknemers zijn blootgesteld aan inademing van sildcaatstof
Jaarlijks
2 Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof of rook van aluminium en -verbindingen
a) Produceren van aluminiumstof
Iedere 2
aar
3 Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof van harde metalen
Verrichten van werkzaamheden waarbij de werknemers zijn blootgesteld aan inademing van stof van harde metalen, zoals : wolframcarbide, cobalt, titanium en tantalium
Iedere 2
jaar
4 Aandoeningen van de bronchiën veroorzaakt door stof van Thomasslakken
a) Fabriceren, malen, opslaan en vervoeren van Thomasslakken
Jaarlijks
b) winning van aluminiumoxyde uit bauxiet
5 Astma in het arbeidsmilieu veroorzaakt door stoffen welke niet onder andere posten zijn opgenomen
Wanneer de werknemer klachten heeft of verschijnselen van de ziekte vertoont
D. INFECTIEZIEKTEN EN DOOR PARASIETEN VERWEKTE ZIEKTEN WELKE VERBAND HOUDEN MET DE UITOEFENING VAN BEPAALDE BEROEPEN
Schadelijke factor
1. Beroeps-helminthiasis, mij n worm in de twaalfvingerige darm, andere ingewandswormen
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de genoemde beroepsziekten
a) Verrichten van werkzaamheden in tunnels of mijngangen
Frequentie van het onderzoek
Jaarlijks
b) verrichten van werkzaamheden in steenbakkerijen c) verrichten van werkzaamheden in mijnen
2. Tropische beroepsziekten waaronder malaria, amoebendysenterie, slaapziekte, knokkelkoorts, muskietenkoorts, Maltezer koorts, derdedaagse koorts, gele koorts, pest, leishmaniose, framboesia, vlektyfus en andere rickettsiosen
d) verrichten van tuinderswerkzaamheden e) verrichten van landbouwwerkzaamheden in gebieden waar ankylostomiase endemisch is
Wanneer de werknemer klachten heeft of verschijnselen vertoont of na verblijf in streken waar deze ziekten endemisch zijn
17. 8. 66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
3. Infectieziekten of door parasieten verwekte ziekten welke door dieren of dierlijke resten op mensen worden overgebracht
VAN
DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
zover zij zijn blootgesteld aan de genoemde beroepsziekten
Verrichten van werkzaamheden in
2763/66
Frequentie van het onderzoek
Iedere 6 maanden
a) dierenklinieken b) abattoirs c) destructiebedrijven d) leerlooierijen e) bedrijven die paardehaar verwerken f) bedrijven voor het ophalen en verwerken van dierlijke resten voor de vervaardiging van meststoffen, lijm of andere industrieprodukten
4. Infectieziekten van leden van het personeel werkzaam op het g e bied van de preventieve geneeskunde, geneeskundige verzorging, verpleging aan huis en wetenschappelijk onderzoek
a) Verrichten van werkzaamheden bij preventieve, curatieve en medische diensten
Jaarlijks
b) verrichten van researchwerk
F. DOOR FYSISCHE AGENTIA VEROORZAAKTE ZIEKTEN
Schadelijke factor
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van het aangegeven agens
1. Ziekten veroorzaakt door ioniserende stralen
Zie Euratom-voorschriften
2. Staar veroorzaakt door stralingsenergie
a) Verrichten van werkzaamheden bij smeltovens in ijzer- en staalbedrijven, gieterijen, bij ovens in glasfabrieken en carbidfabrieken
3. Hardhorendheid of doofheid ten gevolge van lawaai
a) b) c) d) e) f) g) h) i) j) k)
Verrichten van koperslagerswerkzaamheden klinken van bouten pletten en ponsen van metalen platen beproeven van explosie- en straalmotoren produceren van metaalpoeder met mechanische stampers fabriceren van spijkers verrichten van werkzaamheden aan mechanische weefgetouwen verrichten van werkzaamheden met pneumatische hamers zandstralen, ook met schroot, en reinigen in de industrie met behulp van samengeperste lucht verrichten van werkzaamheden met centrifuges of draaiende trommels verrichten van werkzaamheden in turbinezalen
Frequentie van het onderzoek
Jaarlijks
Jaarlijks
1) beproeven van vuurwapens 4. Caissonziekten 5. Been- en gewrichtsziekten of angioneurotische ziekten veroorzaakt door vibrerende instrumenten
a) Verrichten van werkzaamheden in caissons b) duikerswerkzaamheden
Veranderlijk naar van d e druk
a) Gebruiken van pneumatische hamers
Jaarlijks
b) gebruiken van spanveren
gelang
2764/66
PUBLIKATIEBLAD
Schadelijke factor
VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
Werknemers die de volgende werkzaamheden verrichten, voor zover zij zijn blootgesteld aan de schadelijke werking van het aangegeven agens
6. a) Ontsteking van de slijanbeurzen over de strekzijde van sommige gewrichten als gevolg van druk ; onderhuidse cellulitis b) ontsteking door overmatige inspanning van peesscheden, van het weefsel van peesscheden en van de inplantingen van spieren en pezen c) beschadigingen van de meniscus bij mijnwerkers d) afscheuring door overmatige inspanning van doornvormige beenuitsteeksels e) zenuwverlamming door druk 7. Mijnwerkersnystagmus
17. 8. 66
Frequentie van het onderzoek
Wanneer de werknemer klachten heeft of verschijnselen van de ziekte vertoont
Verrichten van mijnwerkersarbeid onder de grond
Jaarlijks
A A N B E V E L I N G E N EN ADVIEZEN
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 20 juli 1966 aan de Lid-Staten met betrekking tot de voorwaarden voor schadeloosstelling van door beroepsziekten getroffenen (66/462/EEG)
Toelichting 1. Op 23 juli 1962 heeft de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap een aanbeveling tot de Lid-Staten gericht betreffende de vaststelling van een Europese lijst van beroepsziekten; in deze aanbeveling wordt tevens de wens geuit in de nationale wettelijke regeling inzake beroepsziekten bepalingen op te nemen, die de schadeloosstelling mogelijk maken van werknemers die getroffen zijn door ziekten, welke niet op de nationale lijsten voorkomen, doch waarvan is aangetoond, dat zij bij de uitoefening van het beroep zijn opgedaan, alsmede uitwisseling van gegevens tussen de landen van de Gemeenschap tot stand te brengen met betrekking tot de schadelijke agentia en beroepsziekten, welke in een van de landen recht geven op schadeloosstelling doch in een of meet landen niet als zodanig zijn erkend. 2. In de toelichting van de aanbeveling van 23 juli 1962 werd in paragraaf 4 gewezen op de problemen die nog voortvloeien uit de onderlinge verschillen in de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften terzake en werd gesteld, dat na de harmonisatie van de lijsten van-beroepsziekten „verdere stappen in die richting betrekking zouden kunnen hebben op de voorwaarden voor de toekenning van uitkeringen en op de hoogte daarvan" Bovendien maakt ook de geleidelijke totstandbrenging van het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap volgens het Verdrag de harmonisatie der wetgevingen noodzakelijk, ten einde alle werknemers in elk van de landen van de Gemeenschap waar zij verkiezen te wonen en werken een gelijke verzekering te bieden. Een dergelijke harmonisatie zal de toepassing van de regelingen inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers vergemakkelijken; sommige bepalingen
die betrekking hebben op werknemers die in twee of meer landen aan eenzelfde risico zijn blootgesteld zijn moeilijk toe te passen vanwege verschillen tussen de wetgevingen. De hiernavolgende aanbeveling heeft alleen betrekking op de specifieke uitkeringsvoorwaarden bij beroepsziekten. 3. Bij elke wettelijke regeling inzake de schadeloosstelling van beroepsziekten welke op het zogenaamde lij stenstelsel berust (of op het zogenaamde gemengde stelsel, dat eveneens een lijst kent), hetgeen het geval is in de zes Lid-Staten, geldt voor de werknemers het wettelijke vermoeden van oorzakelijk verband tussen de ziekte waardoor hij getroffen is en het beroep dat hij uitoefent, wanneer deze ziekte is opgenomen in de lijst en hij uit hoofde van zijn beroep in aanraking komt met de schadelijke agens, die cen dergelijke ziekte kan veroorzaken. 4. De nationale lijsten van schadelijke agentia of beroepsziekten behelzen vaak voor alle of voor sommige schadelijke agentia aanvullende aanwijzingen van uiteenlopende aard. Deze aanwijzingen kunnen bestaan uit: a) een Symptomatologie of een min of meer volledige beschrijving van de klinische verschijnselen welke zich bij de aandoening moeten voordoen alvorens deze als beroepsziekte beschouwd kan worden, of uit een aanduiding van de graad van de ernst van de aandoening onder verwijzing naar de staking van arbeid, welke er het gevolg van moet zijn geweest; b) een opsomming van de beroepen, werkzaamheden of arbeidsomgeving, waarbij de werknemer aan het betrokken risico kan zijn blootgesteld;
9. 8. 66
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
c) de vermelding van een minimum tijdsduur gedurende welke de betrokkene aan het risico moet zijn blootgesteld geweest, wil dit wettelijk als oorzaak van de ziekte erkend kunnen worden; d) de vermelding van een maximum termijn waarbinnen de ziekte, na het beëindigen van de periode gedurende welke de betrokkene aan het risico is blootgesteld geweest, geconstateerd moet zijn, wil de ziekte nog wettelijk aan dit risico toegeschreven kunnen worden. 5. Wat betreft de juridische gevolgen kunnen deze aanduidingen louter indicatief bedoeld zijn, ofwel een imperatieve betekenis hebben. In het eerste geval hebben zij slechts betekenis als informatie voor de medische deskundige en het verzekeringsorgaan en zouden normaliter niet in wettelijke voorschriften moeten voorkomen. In het tweede geval vormen zij beperkende voorwaarden voor de toekenning van de uitkeringen omdat wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan, de ziekte niet beschouwd kan worden als verband houdende met de dienstbetrekking en dus geen grond vormt tot schadeloosstelling. 6. Het systeem van het wettelijk vermoeden van oorzakelijk velband dat het gevolg is van het bestaan van de lijst van beroepsziekten en de aan het verstrekken van uitkeringen verbonden voorwaarden maakt het mogelijk, de wettelijke bepalingen vrijwel automatisch toe te passen welke overigens zijn getroffen bij gebrek aan een algemene definitie van het begrip beroepsziekte. Met het oog op de kennis van de arbeidsgeneeskunde en de zich steeds verder ontwikkelende researchmethoden die de deskundigen ter beschikking staan is het thans noodzakelijk geworden de meeste voorwaarden die op dwingende wijze het recht op schadeloosstelling beperken, op te heffen. Het is niet mogelijk het ziekteverloop te vangen binnen imperatieve grenzen, want de klinische verschijnselen en de ontwikkeling van de ziekten kunnen zeer uiteenlopen al naar gelang de constitutie en de reactie van elke patiënt. Bovendien brengt de ontwikkeling van de techniek verandering teweeg in de omstandigheden waaronder en eventueel in de periode na afloop waarvan, de werknemer de gevolgen kan ondergaan van bepaalde schadelijke agentia welke een beroepsziekte veroorzaken. Onder de huidige omstandigheden zijn dergelijke voorwaarden over het algemeen dan ook arbitrair, zoals trouwens blijkt uit het feit, dat wanneer voor eenzelfde beroepsziekte in de wettelijke regeling van verschillende landen een bepaald
GEMEENSCHAPPEN
2697/66
soort voorwaarde is gesteld, deze voorwaarde niet in alle regelingen volledig gelijkluidend is. Deze voorwaarden die vroeger een beperkend karakter hadden zijn dan ook vaak opsommingen zonder meer geworden, die nog indicatieve waarde hebben. 7. Dit neemt niet weg dat er nog beperkende bepalingen van imperatieve aard zijn, waardoor een situatie ontstaat die niet rechtvaardig is tegenover de werknemers. Enerzijds immers kan het verzekeringsorgaan, zelfs wanneer aan de voorwaarden is voldaan, het wettelijk vermoeden te niet doen door het bewijs te leveren dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de beroepswerkzaamheden en de waargenomen ziekte, en anderzijds is het de werknemer niet toegestaan, wanneer niet aan de voorwaarden is voldaan, het bewijs van dit oorzakelijk verband te leveren. 8. Er bestaat weliswaar een beperkt aantal aandoeningen, waarvoor aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, maar er zijn geen medische of andere redenen aan te voeren waarom de lijst van deze aandoeningen en deze voorwaarden in de verschillende wettelijke regelingen van de LidStaten van de Gemeenschap niet dezelfde zouden zijn. Deze „lijst van uitzonderingen" die als bijlage is opgenomen, dient evenals de lijst van beroepsziekten, bij besluit van de Commissie herzien te worden telkens wanneer de ontwikkeling van de wetenschap op dit gebied daartoe aanleiding geeft. 9. Het voornaamste doel van deze aanbeveling is derhalve om waar mogelijk het beperkende karakter op te heffen van de onder de in paragraaf 4 hierboven genoemde voorwaarden, waaraan het wettelijk vermoeden van oorzakelijk verband ondergeschikt gemaakt kan worden, en zodoende het medisch onderzoek op grond waarvan de uitkeringen worden toegekend volledig tot zijn recht te doen komen. De in deze voorwaarden vervatte aanwijzingen dienen evenwel ter informatie van de deskundigen gehandhaafd te blijven. Daarom zal voor de schadelijke agentia en beroepsziekten van de Europese lijst ter aanvulling op de ondeihavige aanbeveling een reeks notities worden gepubliceerd over de werkzaamheden en de arbeidsomgeving die meebrengen dat men aan het risico is blootgesteld, de omstandigheden waaronder de aandoeningen ontstaan, de criteria voor de diagnose alsmede binnen zekere grenzen de prognose van deze ziekten. Deze notities zullen gebaseerd zijn cp een wetenschappelijke vergelijking van de ervaringen in de
2698/66
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
zes Lid-Staten. Door een betere kennis van de risico's zullen zij indirect, maar in niet geringe mate, bijdragen tot de preventie van beroepsziekten en zullen de taak van de artsen vergemakkelijken. 10. Het oordeel van de bevoegde arts bedoeld in de eerste alinea van de vorige paragraaf dient in voorkomende gevallen mede gegrond te zijn op een onderzoek dat ter plaatse waar de arbeid verricht werd ingesteld wordt, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de directie van de onderneming, van de personeelsvertegenwoordiging, van de bedrijfsarts of van de arts van de gemeenschappelijke geneeskundige dienst waarbij de betrokken onderneming is aangesloten. 11. In een aantal landen kent men naast een lijst van beroepsziekten die voor het gehele bedrijfsleven geldt een speciale lijst voor de landbouw en eventueel de tuinbouw. Door de algemene verbreiding van het gebruik van chemische meststoffen en verdelgingsmiddelen door de modernisering en de mechanisatie van de produktiemethoden is er ten aanzien van het risico van beroepsziekten steeds minder verschil tussen de arbeidsomstandigheden in de landbouw en in de industrie. Het feitelijke gevolg van deze speciale lijsten is dan ook, dat zij een beperking betekenen van het toepassingsgebied. Om het hierboven aanbevolen stelsel consequent door te trekken en de werknemers in de landbouw niet achter te stellen dienen deze speciale lijsten te worden afgeschaft en de beroepsziekten welke erop voorkwamen in de algemene lijsten te worden opgenomen.Dit geldt trouwens ook voor de speciale lijsten die bestaan voor andere groepen werknemers. 12. Ten einde het geheel van regels dat de aanbeveling omvat af te ronden en te bereiken dat elke persoon, die getroffen wordt door een ziekte aan het risico waarvan hij uit hoofde van zijn beroep meer was blootgesteld dan de rest van de bevolking, schadeloos gesteld kan worden, is het tenslotte gewenst het zogenaamde gemengde stelsel, waarop in de eerste aanbeveling betreffende de beroepsziekten reeds werd aangedrongen, nogmaals met nadruk en meer concreet onder ogen te brengen; het is immers steeds mogelijk, dat nieuwe beroepsziekten opduiken en bepaalde gevallen daarvan zich voordoen, voordat de meest recente gegevens op wetenschappelijk terrein Li de Europese en de nationale lijsten zijn verwerkt. 13. Daar iedere wetgeving of regeling met betrekking tot de beroepsziekten een algemeen karakter heeft, heeft deze eveneens betrekking op personen en bedrijven welke onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen.
GEMEENSCHAPPEN
9. 8. 66
De Commissie van de E.E.G. heeft dus gemeend, evenals dat gebeurd is in 1962 voor de aanbeveling betreffende de vaststelling van een Europese lijst van beroepsziekten, de Hoge Autoriteit van de E.G.K.S. en de Commissie van Euratom te moeten raadplegen, die ieder wat hun respectievelijke bevoegdheden aangaat, hun volledige steun aan deze aanbeveling hebben gegeven, onverminderd de maatregelen die getroffen kunnen worden bij de uitvoering van de voor hen geldende Verdragen. Om deze redenen richt de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap, krachtens de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van die Gemeenschap en met name de artikelen 118 en 155, na raadpleging van het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, de volgende aanbeveling tot de Lid-Staten om, onverminderd gunstiger nationale bepalingen: 1. in hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de beroepsziekten, zonder afbreuk te doen aan het wettelijk vermoeden van oorzakelijk verband op grond van het feit dat een ziekte voorkomt op de lijst van beroepsziekten, de beperkende voorwaarden af te schaffen welke betrekking hebben op de toekenning van de uitkeringen en verstrekkingen, met uitzondering van de voorwaarden die voor bepaalde, in de als bijlage van deze aanbeveling opgenomen „lijst van uitzonderingen" voorkomende, ziekten gelden. De voorwaarden welke betrekking hebben op de klinische verschijnselen van de aandoeningen, op de beroepen, de werkzaamheden of de arbeidsomgeving, op de termijn gedurende welke men aan het risico moet zijn blootgesteld en op de termijnen waarbinnen zich, nadat de betrokkene niet langer aan het risico is blootgesteld, de ziekte geopenbaard moet hebben, dienen afgeschaft te worden. Indien gegronde twijfel bestaat aan het oorzakelijk verband tussen de beroepswerkzaamheden en de ziekte, dient de vaststelling van het oorzakelijk verband hoofdzakelijk gegrond te zijn op de beoordelingvan een gespecialiseerde arts,eventueel ondersteund door het advies van een bevoegde deskundige. 2. de speciale lijsten welke met name voor de landbouw bestaan, in de algemene lijst van beroepsziekten op te nemen; 3. wanneer een ziekte, die nog niet voorkomt op de Europese lijst, in een nationale lijst wordt opgenomen, met betrekking tot deze ziekte geen beperkende voorwaarden te stellen, tenzij het gaat om een ziekte die met een zekere regelmaat ook buiten een bepaalde arbeidsomgeving voorkomt, doch waaraan bepaalde werknemers uit hoofde van hun beroep meer zijn blootgesteld dan de gehele bevolking.
9.8.66
PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
In dat geval moeten de voorwaarden beperkt blijven tot het volstrekte minimum dat nodig is om het bezwaar te ondervangen, dat het onmogelijk is in elk concreet geval met zekerheid vast te stellen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de ziekte en het beroep, alsmede om te waarborgen, dat gelijke gevallen op dezelfde wijze worden behandeld; Deze voorwaarden mogen alleen betrekking hebben op: — de staking van de voordien verrichte arbeid als gevolg van de aandoening; — de beroepen, werkzaamheden of arbeidsomgeving waarbij het risico van de betrokken ziekte zich kan voordoen; — de minimumtijd gedurende welke men aan het risico moet zijn blootgesteld; 4. de notities over de beroepsziekten van hun nationale lijsten te doen publiceren op basis van de notities omtrent de beroepsziekten van de Europese lijst welke later door de Commissie van de E.E.G. zullen worden opgesteld, ten eindede artsen en overige technische deskundigen algemene aanwijzigingen te verschaffen omtrent de Symptomatologie van deze ziekten, omtrent de beroepen, werkzaamheden en arbeidsomgeving waarin men aan het risico van deze ziekten is blootgesteld, alsmede omtrent de gemiddelde tijdsduur gedurende welke men aan het risico moet zijn bloot gesteldende termijn waarbinnen, nadat men aan het risico is blootgesteld geweest, de ziekte in het algemeen wordt geconstateerd. 5. in hun wetgevingen een bepaling op te nemen, waardoor de werknemers die vanwege hun arbeid door ziekten zijn getroffen, doch die zich niet kunnen beroepen op het wettelijk vermoeden van oorzakelijk verband, hetzij omdat de desbetreffende ziekte niet op de nationale lij st vermeld is, hetzij omdat niet of slechts gedeeltelijk is voldaan aan de voorwaarden welke in de wettelijke regeling worden gesteld, schadeloos kunnen worden gesteld krachtens de regeling betreffende beroepsziekten. Deze bepaling zal slechts betrekking mogen hebben op ziekten waarvan het risico verbonden is aan de uitoefening van het beroep en waaraan bepaalde werknemers meer zijn blootgesteld dan de gehele bevolking. In ieder afzonderlijk geval zal het bewijs, dat het beroep de oorzaak is van de ziekte door de be-
2699/66
trokkene geleverd moeten worden of vastgesteld door zijn verzekeiingsorgaan, dat in ieder geval op eigen initiatief alle nodige stappen moet ondernemen om na te gaan of de oorzaak van de ziekte in verband staat met het beroep. In zulke gevallen betekent de schadeloosstelling niet dat de ziekte in het algemeen als beroepsziekte wordt erkend, maar de Lid-Staten moeten zodra een bepaald aantal gevallen van eenzelfde ziekte in hetzelfde beroep op grond van deze bepaling schadeloos zijn gesteld de nodige stappen ondernemen ten einde deze ziekte in de nationale lijst te laten opnemen, en de Commissie daarvan op de hoogte stellen. II Samenvattend: — beveelt de Commissie aan de regeringen van de Lid-Staten aan op zo kort mogelijke termijn de nodige voorzieningen te treffen om de hierboven weergegeven doelstellingen te verwezenlijken; — stelt zij voor, dat de terzake bevoegde nationale administraties zorg dragen voor een ruime verspreiding van deze aanbeveling en van de notities over de beroepsziekten, en dit niet alleen binnen hun eigen diensten en bij de gespecialiseerde overheids-, semi-overheids- of particuliere instellingen, doch ook bij de beroepsorganisaties van werkgevers en werknemers en bij de bedrijfsgeneeskundige leerstoelen, instituten en diensten; — verzoekt zij de regeringen van de Lid-Staten haar elke twee jaar in te lichten omtrent de maatregelen die werden genomen om deze aanbeveling toe te passen, en zulks voor de eerste maal bij de eerstvolgende mededeling omtrent de wijze waarop gevolg werd gegeven aan de aanbeveling van 23 juli 1962 betreffende de Europese lijst van beroepsziekten; — wenst zij nogmaals de aandacht te vestigen op de procedure inzake de uitwisseling van gegevens zials deze tussen de Lid-Staten werd georganiseerd op grond van de hierboven genoemde aanbeveling van 23 juli 1962. Gedaan te Brussel, 20 juli 1966. Voor de Commisise De Voorzitter Walter HALLSTEIN
PUBLIKATIEBLAD
2700/66
VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BIJLA
9.8.66
GE
LIJST VAN UITZONDERINGEN bevattende de schadelijke agentia en beroepsziekten waarvoor de vermelde beperkende voorwaarden gesteld kunnen worden (Lijst bedoeld in par. 1, alinea 1, van de aanbeveling)
Overeenkomstig nummer der Europese lijst
Schadelijke agens of beroepsziekte
Voorwaarden
B —2
In het arbeidsmilieu veroorzaakte huidaandoeningen, met uitzondering van die welke in de nu geldende lijst van beroepsziekten uitdrukkelijk zijn vermeld
Zware of regelmatig terugkerende ziekten die het noodzakelijk hebben gemaakt de beroepsmatige arbeid of elke werkzaamheid, waaruit inkomsten worden verkregen, op te geven.
C —5
In het arbeidsmilieu veroorzaakte ademhalingsstoornissen met een astmatisch karakter, met uitzondering van die welke in de geldende lijst van beroepsziekten uitdrukkelijk zijn vermeld
De stoornissen dienen geleid te hebben tot het opgeven van de beroepsmatige arbeid of elke werkzaamheid, waaruit inkomsten worden verkregen.
P —1
Mij n worm
Ondergrondse werkzaamheden, werkzaamheden in moerassige of klei-achtige grond.
D —3
Tetanus
Werkzaamheden in rioleringen, werkzaamheden waarbij men in contact komt met dieren of dierlijke resten
I)
Infectieziekten
Functies in ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en sanatoria, in kraamklinieken en andere instellingen die zich bezighouden met de verzorging van personen; functies in het maatschappelijk werk of de sociale bijstand en in de gezondheidszorg, alsook in laboratoria voor wetenschappelijk of medisch onderzoek
Als gevolg van druk ontstane ontstekingen van de slijmbeurzen, met uitzondering van ziekten veroorzaakt door het gebruik van pneumatische gereedschappen
Chronische aandoeningen
F —6 —b
Door overmatige inspanning ontstane ontstekingen van peesscheden, van het weefsel van peesscheden en van de inplantingen van spieren en pezen
De aandoening dient te hebben geleid tot het opgeven van de beroepsmatige arbeid of werkzaamheid waaruit inkomsten worden verkregen
F —6
Beschadigingen van de meniscus
Een minstens drie-jarige arbeid in de mijnen of ondergronds
Mijnwerkersnystagmus
Werkzaamheden in de mijnen
F —7
EUROPESE ECONOMISCHE
GEMEENSCHAP
MEDEDELINGEN
DE C O M M I S S I E AANBEVELINGEN EN ADVIEZEN
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 31 januari 1967 aan de Lid-Staten inzake de arbeidsbescherming voor jeugdige personen 67/125/EEG) Toelichting De arbeidsbescherming voor jeugdige personen, die in enkele landen van de Gemeenschap een ontwikkeling van meer dan 100 jaar heeft doorgemaakt en uitgangspunt is geweest voor voorschriften inzake arbeidsbescherming, vormt ook thans nog een hoeksteen van de sociale politiek en een graadmeter voor de sociale vooruitgang. In het kader van de toepassing van de artikelen 117 en 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, beschouwt de Commissie het als haar speciale taak in ruime mate aandacht te schenken aan de verbetering van de levens- en arbeidsvoorwaarden, en in het bijzonder van de arbeidsbescherming van de werkende jeugd. Zij acht het dringend noodzakelijk de arbeid van de jeugdige personen aan de moderne ontwikkeling van het economische leven aan te passen en daarbij rekening te houden met de jongste verworvenheden van de arbeidsleer en de arbeidsgeneeskunde. Daarbij komt het haar voor dat het op de eerste plaats van bijzonder belang is de beschermende voorschriften algemeen toepasselijk te
verklaren, dat wil zeggen op alle jongeren, ongeacht de bedrijfstak of de aard van de arbeidsovereenkomst. Wanneer in verband met bepaalde werkzaamheden of omstandigheden afwijking van deze voorschriften onvermijdelijk is, mag daarbij de grondgedachte van de arbeidsbescherming niet aangetast worden. Voorts is de Commissie van mening dat in de Lid-Staten het beslissende vraagstuk van de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces om een progressieve oplossing vraagt. Dat betekent, dat over het gehele grondgebied van de Gemeenschap en voor alle sectoren de totnogtoe slechts gedeeltelijk geldende minimumleeftijd van 15 jaar onmiddellijk en volledig wordt gerealiseerd en dat de Lid-Staten, samen met de Commissie, nog vóór het einde van de in het Verdrag tot oprichting van de E.E.G. voorziene overgangsperiode de mogelijkheden en middelen onderzoeken om deze minimumleeftijd in een daartoe geëigende vorm te verhogen en om de opneming van de jeugdige personen in de moderne arbeidswereld verder te verbeteren. De Commissie kent de moeilijkheden die in verband met de hiermee samenhangende noodzakelijke verlenging van de leerplicht in grote delen van de Gemeenschap nog bestaan; zij gelooft echter
406/67
PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
dat het dringend noodzakelijk is deze moeilijkheden op korte termijn te overwinnen. Verder is de Commissie de mening toegedaan dat het noodzakelijk is in de regeling van de arbeidsvoorwaarden voor jeugdige personen zowel de grondgedachte van de arbeidsbescherming als de noodzaak van een behoorlijke beroepsopleiding te verdisconteren. De Commissie is van opvatting dat gezorgd moet worden voor een doorlopende medische begeleiding van de jeugdige werknemers, voor de nodige bescherming tegen het groeiend ongevallenrisico en het toenemend gevaar voor de gezondheid alsmede voor een doelmatige controle op de toepassing en naleving van de beschermende voorschriften. Tenslotte hoopt de Commissie dat haar voorstellen op zeer brede schaal worden verspreid en dat een regelmatige gedachtenwisseling met haar, op grond van verslagen van de Lid-Staten over de verdere ontwikkeling op het terrein van de bescherming van jeugdige arbeiders, zal leiden tot een werkelijke onderlinge aanpassing op de'weg van de vooruitgang. Aanbeveling Om deze redenen beveelt de Commissie van de E.E.G., op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, in het bijzonder van de artikelen 117, 118 en 155 daarvan, gehoord het Europese Parlement (l) en het Economisch en Sociaal Comité (2), de Lid-Staten aan, zonder daarom af te zien van gunstiger nationale bepalingen: 1. de arbeidsbescherming voor kinderen en jeugdige personen in een enkele wettelijke regeling samen te vatten of de geldende voorschriften, met inachtneming van de uit deze aanbeveling eventueel voortvloeiende wijzigingen en aanvullingen in één enkele tekst bekend te maken; 2. alle werkzaamheden van kinderen en jeugdige personen beneden 18 jaar onder de werkingssfeer van deze wettelijke regeling te brengen, ongeacht de aard van de rechtsverhouding op grond waarvan deze werkzaamheden worden verricht en de bedrijfstak waarin deze worden uitgeoefend. In de zin van deze aanbeveling moeten niet als werkzaamheden beschouwd worden: a) het bij gelegenheid uit dienstbetoon verlenen van onbeduidende hulp; b) de arbeid van huishoudelijke aard in het kader van de eigen gezinshuishouding; (')2 PB no. 23 van 5. 2. 1966, blz. 341/66. ( ) PB no. 70 van 20. 4. 1966, blz. 1035/66.
13. 2. 67
c) de werkzaamheden die uitsluitend in verband met de opvoeding en de schoolopleiding worden verricht; d) werkzaamheden die uit ergotherapeutische oefeningen bestaan; 3. de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces tot 15 jaar te verhogen en op langere termijn, overeenkomstig de ontwikkeling van de onderwijsstelsels, naar een verdere verhoging te streven; 4. de actieve medewerking van kinderen beneden de minimumleeftijd vermeld sub 3 in het eigen gezinsbedrijf alleen na het bereiken van de leeftijd van 12 jaar toe te laten, mits a) aan het kind slechts lichte, voor kinderen geschikte werkzaamheden worden opgedragen, waarbij in de eerste plaats uitgesloten zijn werkzaamheden die de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind of zijn opvoeding in gevaar brengen; b) deze werkzaamheden slechts korte tijd in beslag nemen of slechts bij gelegenheid worden gevraagd; c) de werkzaamheden niet 's nachts, noch voor het kind naar school gaat en niet op zonen feestdagen worden verricht; 5. de actieve medewerking van kinderen beneden de minimumleeftijd vermeld sub 3 aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke of pedagogische aard, bij opname voor film, televisie en radio of bij artistieke uitvoeringen slechts onder de in de wet genoemde omstandigheden toe te laten en slechts na voor ieder geval afzonderlijk vooraf verleende vergunning van de arbeidsinspectie, die vaststelt welke voorwaard in acht genomen moeten worden; 6. de arbeidstijd voor jeugdige personen tot 8 uren per dag en geleidelijk tot 40 uren per week te beperken, met dien verstande dat: a) de arbeidstijd van de jeugdige personen de gebruikelijke normale dagelijkse en wekelijkse arbeidstijd van de volwassen werknemers in het bedrijf of in de bedrijfsafdeling niet mag overschrijden en b) de tijd van het verplichte onderwijs in een vakschool of in cursussen voor voortgezette opleiding als deel van de arbeidstijd beschouwd wordt; 7. wanneer een vrije dag die in aansluiting op een feestdag gegeven wordt tevoren of naderhand ingehaald moet worden, slechts een verlenging van de arbeidstijd zoals vastgesteld onder punt 6 met ten hoogste 30 minuten per dag toe te laten;
13. 2. 67
PUBLIKATIEBLAD
VAN DE EUROPESE
8. daarnaast overschrijding van de arbeidstijd zoals vastgesteld onder punt 6 slechts in geval van overmacht toe te laten, en dan nog op voorwaarde dat hiervan onmiddellijk mededeling wordt gedaan aan de arbeidsinspectie, die bepaalt gedurende welke tijd de extra-arbeid door vermindering van de arbeidstijd moet worden gecompenseerd; 9. daarnaast afwijking van het onder punt 6 neergelegde beginsel alleen om reden van algemeen belang en alleen na voorafgaande vergunning van de arbeidsinspectie die de voorwaarden en verplichtingen vaststelt toe te laten; 10. voor jeugdige personen, afgezien van de noodzakelijke korte onderbrekingen, hoogstens een ononderbroken arbeidstijd van 4V2 uur toe te laten en bij een dagelijkse arbeidstijd van meer dan 6 uur rusttijden met een totale duur van ten minste 60 minuten voor te schrijven, met een ononderbroken rusttijd van ten minste 30 minuten, tenzij de arbeidsinspectie in het belang van de jeugdige personen anders bepaalt; 11. voor jeugdige personen na de dagelijkse arbeidstijd, waartoe ook de sub 6 b) vermelde tijden moeten worden gerekend, een rusttijd van in beginsel 12 uur voor te schrijven; 12. arbeid van jeugdige personen tussen'20 en 6 uur te verbieden; 13. voor zover bepaalde werkzaamheden of bijzondere omstandigheden afwijking van de in punt 12 neergelegde regeling vergen a) de afwijkingen in de wet te omschrijven; b) deze afwijkingen, afgezien van de sub 5 vermelde werkzaamheden, uitsluitend voor jeugdige personen boven 16 jaar en c) slechts tot uiterlijk 23 uur toe te laten; 14. arbeid van jeugdige personen op zon- en feestdagen te verbieden; 15. voor zover bepaalde werkzaamheden afwijking van de in punt 14 neergelegde regeling vergen a) deze afwijkingen in de wet in concreto te omschrijven; b) te zorgen dat de jeugdige personen gedurende de 12 voorafgaande of volgende werkdagen een corresponderende compensatie in de vorm van vrije tijd krijgen en c) te zorgen dat, „afgezien van de door de arbeidsinspectie met een vergunning vooraf spe-
GEMEENSCHAPPEN
407/67
ciaal toegelaten gevallen", jeugdige personen tenminste om de andere zondag vrij van arbeid zijn; 16. uitgaande van de hierboven in de punten 6 en volgende bedoelde bescherming, deze regelingen aan te passen aan de bijzondere omstandigheden waarin de jeugdige personen verkeren, die werkzaam zijn als huishoudelijk personeel, in de landbouw en in de scheepvaart. Daarbij zou echter de gemiddelde effectieve wekelijkse arbeidstijd van jeugdige personen, berekend over de arbeidsperioden en maximumarbeidsduur, zoals in de wet vast te stellen, de in punt 6 neergelegde normen niet mogen overschrijden; 17. de wettelijke duur van de vakantie met behoud van loon voor jeugdige personen op ten minste 24 kalenderdagen — ongerekend zon- en feestdagen — per jaar vast te stellen; 18. te bevorderen dat passende maatregelen worden getroffen om de jeugdige personen in staat te stellen buiten de gewone vakantie, met behoud van loon, deel te nemen aan erkende cursussen voor nascholing, voor algemene en staatsburgerlijke vorming en aan cursussen voor vakorganisaties, zulks rekening houdend met de bedrijfstechnische situatie; 19. te verbieden dat jeugdige personen arbeid verrichten die als gevaarlijk of als schadelijk voor de gezondheid wordt beschouwd, hun lichaamskracht te boven gaat, hun gezondheid in gevaar kan brengen of waarbij zij aan morele gevaren zijn blootgesteld. Hieronder vallen in beginsel werkzaamheden waarbij door een opgevoerd arbeidstempo een hoger loon bereikt kan worden, bijvoorbeeld akkoordwerk, of werkzaamheden waarbij het arbeidstempo mechanisch wordt bepaald, bijvoorbeeld werk aan de lopende band, en in het bijzonder die werkzaamheden die in internationale verdragen en aanbevelingen zijn verboden (*). In twijfelgevallen dienen de bedrij f scommissies voor arbeidsveiligheid en -hygiëne ingeschakeld te worden, eventueel volgens nadere aanwijzingen in collectieve arbeidsovereenkomsten; 20. bij de uitvaardiging van een geheel of gedeeltelijk arbeidsverbod in het belang van de oplei(2) Zie in het bijzonder de aanbeveling van het Ministercomité van de Raad van Europa (deelovereenkomst) inzake de minimumleeftijd voor toelating tot werkzaamheden die voor jeugdige personen als g e vaarlijk, of gevaarlijk in zedelijk opzicht, worden b e schouwd (Aanbeveling AP (63) 4/ Aanbevelingen AP (65) 2 en 3).
408/67
PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
ding van de jeugdige personen aandacht te schenken aan de mogelijkheid bij deze verbodsbepalingen onderscheid te maken naar de leeftijd van de betrokkenen; 21. ervoor zorg te dragen dat jeugdige personen vóór hun indiensttreding onderworpen worden aan een geneeskundig onderzoek en dat ook tijdens hun werk hun gezondheid onder toezicht blijft staan, zulks met inachtneming van de beginselen van de Verdragen nos. 77 en 78 en Aanbeveling no. 79 van de Internationale Arbeidsorganisatie en met een zo goed mogelijke gebruikmaking van de gegeven mogelijkheden. De geneeskundige controle moet ten minste eenmaal per jaar plaatsvinden en moet, in het bijzonder wanneer de aard van het werk bij verandering van de plaats van tewerkstelling aanzienlijk verandert, herhaald worden. Het geneeskundig onderzoek mag voor jeugdige personen geen kosten medebrengen en op geen enkele wijze tot loonderving leiden; 22. een goede introductie van de jeugdige personen in het bedrijf te bevorderen en ervoor zorg te dragen dat zij worden voorgelicht omtrent de wettelijke voorschriften inzake de arbeidsbescherming van jeugdige personen. Bijzondere aandacht moet worden gewijd aan het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziekten, in het bijzonder door a) grondige voorlichting van de jeugdige personen omtrent het ongevallenrisico en de gevaren voor de gezondheid in het bedrijf, alsmede omtrent de in verband daarmede vastgestelde veiligheidsvoorschriften en beschermingsmaatregelen; deze voorlichting moet vóór de indiensttreding en daarna periodiek plaatsvinden; b) de jeugdige personen mede te laten werken in de bedrij f scommissies voor arbeidsveiligheid en -hygiëne;
13.2.67
c) opname van veiligheidsonderricht in het programma van de beroeps- en vakscholen; 23. door geschikte maatregelen er voor zorg te dragen dat de voorschriften inzake de arbeidsbescherming voor jeugdige personen worden nageleefd, in het bijzonder door: a) de arbeidsovereenkomst schriftelijk te doen aangaan; b) voor te schrijven dat de gegevens worden bijgehouden omtrent de in het bedrijf werkzame jeugdige personen en hun werktijden; c) het invoeren van geschikte methodes waardoor men in het bedrijf inzicht kan krijgen in de eigen problematiek van de jeugdige personen en waardoor men hun opvatting kan vernemen en hun medewerking kan verkrijgen ten aanzien van de maatregelen inzake arbeidsbescherming voor jeugdige personen, een en ander bij voorkeur in samenwerking met de vertegenwoordiging van het personeel; d) voldoende toezicht van de arbeidsinspectie, doelmatigheidshalve met inschakeling van de in het bedrijf bestaande instellingen en commissies; e) passende sancties; 24. de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap elke twee jaar verslag uit te brengen omtrent de ontwikkeling van de arbeidsbescherming van jeugdige personen.
Brussel, 31 januari 1967. Voor de Commissie De Voorzitter Walter HALLSTEIN
PUBL.IKATIEDIENSTEN
VAN DE EUROPESE 7026/4/11/1ββ7/5
GEMEENSCHAPPEN