DG H
Goede Praktijken bij Wederzijdse Rechtshulp in Strafzaken
Verklaringen van de lidstaten van de EU
Europees Justitieel Netwerk
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
1
NL
INHOUD
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 29 juni 1998, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken (98/427/JBZ) .......................... 3
Goede praktijkverklaringen bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken, neergelegd door de lidstaten van de EU .................................................................................................... 6
België ................................................................................................................................ 7 Denemarken................................................................................................................... 19 Duitsland........................................................................................................................ 22 Griekenland ................................................................................................................... 24 Spanje............................................................................................................................. 25 Frankrijk ....................................................................................................................... 27 Ierland............................................................................................................................ 30 Italië................................................................................................................................ 33 Luxemburg .................................................................................................................... 35 Nederland....................................................................................................................... 40 Oostenrijk ...................................................................................................................... 42 Portugal.......................................................................................................................... 45 Finland ........................................................................................................................... 47 Zweden ........................................................................................................................... 49 Verenigd Koninkrijk .................................................................................................... 51
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
2
NL
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
3
NL
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
4
NL
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
5
NL
GOEDE PRAKTIJKVERKLARINGEN BIJ WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN, NEERGELEGD DOOR DE LIDSTATEN VAN DE EU
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
6
NL
BELGIË 1 Teneinde gevolg te geven aan de Gemeenschappelijke Actie betreffende de goede praktijken inzake internationale rechtshulp in strafzaken van 29 juni 1998, aangenomen door de Raad van de Europese Unie op grond van artikel K.3 van het Verdrag van de Europese Unie (Publicatieblad nr. L 191, 7 juli 1998, p. 1-3), hetwelk tot doel heeft de praktijk van de internationale rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie te verbeteren, worden de justitiële autoriteiten uitgenodigd om aan de hieronder opgesomde beginselen gevolg te geven. Deze beginselen hebben betrekking op de verzending en de behandeling van inkomende en uitgaande rechtshulpverzoeken. Deze beginselen hebben tot doel de behandeling door België van de rechtshulpverzoeken afkomstig van de Lid-Staten, te verbeteren en te versnellen (A) en de kwaliteit van de Belgische rechtshulpverzoeken, alsmede de adequate behandeling van de Belgische rechtshulpverzoeken door de aangezochte Lid-Staat te bevorderen (B).
A.
De Belgische autoriteiten als aangezochte autoriteiten
A.1.
De melding van de ontvangst van het rechtshulpverzoek De justitiële autoriteiten melden, telkens wanneer de verzoekende Lid-Staat hierom uitdrukkelijk verzoekt, de ontvangst van een rechtshulpverzoek alsmede van elk verzoek om de stand van zaken m.b.t. de uitvoering van dit verzoek te kennen. meldingen zijn onafhankelijk van de wijze waarop het rechtshulpverzoek werd verzonden.
1
Gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureursgeneraal met betrekking tot de goede praktijken inzake internationale rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
7
NL
De ontvangstmelding vermeldt de naam, de hoedanigheid en de coördinaten telefoonummer(s), telefaxnummer(s) en zo nodig, het GSM-nummer en het e-mailadres van de justitiële autoriteit en zo mogelijk van de persoon of personen die is (zijn) belast met de uitvoering van het rechtshulpverzoek. De ontvangstmelding gebeurt door middel van het formulier EJR 1, als bijlage.
A.2. Gelijke behandeling van rechtshulpverzoeken van Lid-Staten van de Europese Unie De aangezochte justitiële autoriteiten behandelen de rechtshulpverzoeken, afkomstig van LidStaten van de Europese Unie, op dezelfde wijze als de rogatoire opdrachten, afkomstig van Belgische justitiële autoriteiten. Overeenkomstig dit beginsel, geven zij voorrang aan de uitvoering van rechtshulpverzoeken die duidelijk als “dringend” worden aangemerkt door de verzoekende justitiële autoriteit. A.3. Informatieverstrekking over moeilijkheden en / of vertragingen tijdens de uitvoering van het rechtshulpverzoek Indien het rechtshulpverzoek niet of slechts gedeeltelijk kan worden uitgevoerd licht de bevoegde justitiële autoriteit de verzoekende justitiële autoriteit hierover in. Dit kan schriftelijk gebeuren, per brief of per fax, waarbij gebruik wordt gemaakt van het bijgevoegde formulier EJR2. Indien de omstandigheden het vereisen, kan de verzoekende autoriteit ook telefonisch worden ingelicht. De verzoekende justitiële autoriteit wordt hetzij rechtstreeks, hetzij via de nationaal magistraten, hetzij via het ministerie van Justitie, Dienst individuele gevallen internationale samenwerking in strafzaken, ingelicht. In het bericht worden de reden van de vertraging en de mogelijke acties die door de verzoekende Lid-Staat dienen ondernomen te worden, aangeduid. Op dezelfde wijze informeren de bevoegde justitiële autoriteiten de verzoekende justitiële autoriteiten indien de termijn voor de uitvoering, zoals desgevallend in het rechtshulpverzoek bepaald, niet kan worden nageleefd. Eventueel wordt tevens de datum waarop de uitvoering van het verzoek kan worden voltooid, meegedeeld.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
8
NL
B.
De Belgische justitiële autoriteiten als verzoekende autoriteiten
B.1. Naleving van de internationale verplichtingen Indien de bevoegde justitiële autoriteiten een rechtshulpverzoek in strafzaken wensen te doen, dient erover gewaakt dat de toepasselijke verdragsbepalingen of andere relevante internationale normen worden nageleefd. In geval er twijfel rijst over het toepasselijke verdragsrecht of over de mogelijkheid om een specifieke onderzoeksverrichting te laten uitvoeren, kan de nodige informatie worden ingewonnen bij de Dienst individuele gevallen internationale samenwerking in strafzaken of bij de nationaal magistraten. Deze instanties vervullen tevens de rol van contactpunten binnen het Europees Justitieel Netwerk.
B.2. De formele vereisten van een rechtshulpverzoek Naast de formele verseisten die voortvloeien uit het toepasselijke internationaal verdrag, dient het rechtshulpverzoek tevens de bevoegde justitiële autoriteit of de bevoegde magistraat aan te duiden en coördinaten (telefoonnummer(s) en faxnummer(s)) van die autoriteit of magistraat te bevatten. Indien het rechtshulpverzoek als “dringend” wordt beschouwd en / of er een termijn aan de uitvoering van het verzoek wordt verbonden, dient de reden hiervoor te worden aangegeven. De bevoegde justitiële autoriteit kan, gelet op het belang van het Belgische vooronderzoek of het dringend karakter van het rechtshulpverzoek, aan de aangezochte justitiële autoriteit vragen de ontvangst van het rechtshulpverzoek te melden. Voor de redactie van een rechtshulpverzoek, gericht aan een Lid-Staat van de Europese Unie, dient gebruik gemaakt van aangehecht formulier EJR3.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
9
NL
C.
Coördinaten van de Belgische contactpunten van het Europees Justitieel Netwerk
C. 1.
Ministerie van Justitie – dienst individuele gevallen internationale samenwerking in strafzaken Ministerie van Justitie, Directoraat Generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens, Dienst Individuele Gevallen Strafrechtshulp, Waterloolaan 115, 1000 Brussel L. DEMOL Tel. e-mail
(00 32) 02/542.67.76
[email protected]*
J.P. MUES (F) Tel. e-mail
(00 32) 02/542.67.50
[email protected]*
E. VERBERT (N) Tel. e-mail
(00 32) 02/542.67.59
[email protected]*
telefax
(00 32) 02/542.67.67
dienst
*
opmerking: daar de communicatie via e-mail niet beveiligd is, is het ten stelligste af te raden vertrouwelijke, waaronder persoongebonden gegevens langs deze weg te verzenden.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
10
NL
C.2 Nationale magistraten Quatre Brasstraat 13, 1000 Brussel Secretariaat Tel. telefax e-mail
(00 32) 02/508.61.40 (00 32) 02/511.22.74
[email protected]*
GSM
Dhr. A. VANDOREN Dhr. S. BRAMMERTZ Mevr.M. CONINSX D.
(32) 075 678 007 (32) 075 244 171 (32) 075 774 297
Permanentie Algemene Politiesteundienst – Afdeling Internationale Politiesamenwerking
De permanentie van de APSD, Afdeling Internationale Politiesamenwerking, fungeert uitsluitend als contactpunt als de Dienst Individuele Gevallen Strafrechtshulp hetzij de nationaal magistraten niet bereikbaar zijn. De APSD, Afdeling Internationale Politiesamenwerking, meerbepaald het Nationaal Bureau Interpol kan in geen geval worden aangewend voor de verzending van originele rechtshulpverzoeken. Via Interpol kunnen wel advanced copies van rechtshulpverzoeken worden verzonden teneinde de uitvoering van het nadien via de geëigende kanalen – hetzij rechtstreeks tussen de justitiële autoriteiten (in beginsel Schengenruimte) hetzij via het ministerie van Justitie (buiten de Schengenruimte) - te verzenden rechtshulpverzoek voor te bereiden. Quatre Brasstraat 13, 1000 Brussel Tel: (00 32) 02/508.73.72 (00 32) 02/508.74.47 Fax: (00 32) 02/511.92.49
_______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
11
NL
BIJLAGE ERJ 1
HOOFDING
Bevoegde Belgische aangezochte justitiële autoriteit
GEADRESSEERDE
Bevoegde buitenlandse verzoekende justitiële autoriteit
Magistraat belast met het dossier: Dhr. / Mevr. , Tel. : 00 32 Fax. : 00 32 (e-mail:) A.
ZEER DRINGEND
Datum : CC
: opsomming eventuele andere bestemmelingen
U. Ref. : referentienummer van de bevoegde buitenlandse justitiële autoriteit O. Ref. : referentienummer van de bevoegde Belgische justitiële autoriteit Betreft : rogatoire opdracht dd. – inzake (naam, geboortedatum) – ontvangstmelding
Geachte
,
Met verwijzing naar uw schrijven dd. houdende de rogatoire opdracht dd. inzake
, uitgaande van
de heer/mevrouw , magistraat te , bevestig ik de goede ontvangst van deze rogatoire opdracht. De heer/mevrouw , magistraat werd belast met de uitvoering van de rogatoire opdracht. Indien nodig kan U tevens de heer/mevrouw (…) contacteren (coördinaten). SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
12
NL
Ik zal niet nalaten U onverwijld de resultaten van de uitvoering mee te delen.
Hoogachtend (…)
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
13
NL
BIJLAGE ERJ 2
HOOFDING
bevoegde Belgische justitiële autoriteit = ontvanger van de GEADRESSEERDE
rogatoire opdracht
Bevoegde buitenlandse justitiële autoriteit = afzender van de rogatoire opdracht
Magistraat belast met het dossier: Dhr. / Mevr. , Tel. : 00 32 Fax. : 00 32 (e-mail:) B.
(ZEER DRINGEND)
Datum : CC
: opsomming eventuele andere bestemmelingen
U. Ref. : referentienummer van de bevoegde buitenlandse justitiële autoriteit O. Ref. : referentienummer van de bevoegde Belgische justitiële autoriteit Betreft : rogatoire opdracht dd. – inzake (naam, geboortedatum) – uitvoering van de rogatoire opdracht – niet uitvoering / gedeeltijke uitvoering Geachte , Met verwijzing naar uw schrijven dd. houdende de rogatoire opdracht dd. inzake , uitgaande van de heer / mevrouw magistraat te ,en met verwijzing naar mijn schrijven houdende de ontvangstmelding van genoemde rogatoire opdracht, deel ik U mee dat genoemde rogatoire opdracht
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
14
NL
• • •
niet slechts gedeeltelijk, met name voor wat (...) betreft niet voor de de door U vooropgestelde datum
kon worden uitgevoerd De niet / gedeeltelijke uitvoering is te wijten aan: De uitvoering van verder worden gezet / aangevat op / vanaf (datum) Teneinde de uitvoering te vergemakkelijken is het evenwel wenselijk dat U de volgende bijkomende informatie aan ons overmaakt: Ik zal niet nalaten U over het verdere verloop van dit dossier op de hoogte te houden.
Hoogachtend
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
15
NL
BIJLAGE ERJ 3
HOOFDING
bevoegde Belgische verzoekende justitiële autoriteit
GEADRESSEERDE
bevoegde buitenlandse aangezochte Magistraat belast met het dossier: Dhr. / Mevr. Tel. : 00 32 Fax. : 00 32 (e-mail:) C.
(ZEER DRINGEND) – WIJZE VAN TOEZENDING
Datum : CC
: opsomming eventuele andere bestemmelingen
U. Ref. : referentienummer van de bevoegde buitenlandse justitiële autoriteit O. Ref. : referentienummer van de bevoegde Belgische justitiële autoriteit (dossiernummer) Betreft : rogatoire opdracht – inzake (naam, geboortedatum) – GRONDSLAG
Wij, (naam) magistraat – bij te (instantie) verzoeken de bevoegde magistraat te (plaats) of elke andere bevoegde magistraat te (aangezochte staat) de hierna vermelde rechtshulp in strafzaken te willen verlenen onder toepassing van
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
16
NL
• • • • •
het Europees verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 (en) de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990 het Beneluxrechtshulp- en uitleveringsverdrag van 27 juni 1962 het UNO Sluikhandelverdrag van Wenen, 1988 (toepasselijk bilateraal verdrag)
IDENTIFICATIE VERDACHTE(N)
• • • • •
De heer / mevr. (naam) aliassen Geboren te de Woonplaats (burgerlijke staat) (eventuele andere gegevens die toelaten de persoon te identificeren zoals een persoonsbeschrijving, beschrijving van bepaalde gewoonten, … – als bijlage kunnen foto’s en of vingerafdrukken worden toegevoegd).
DE FEITEN, KWALIFICATIE EN STRAFMAAT
Beknopte uiteenzetting van de voor de uitvoering van het verzoek relevante feiten kwalificatie van de feiten de heer / mevrouw wordt verdacht van: - kwalificatie feiten (artikel … Sw.) strafmaat Misdrijf (misdrijven) die gestraft worden met (…) OPSOMMING EN VERANTWOORDING VAN DE GEVRAAGDE ONDERZOEKSMAATREGELEN
Met verzoek aan de bevoegde magistraat van om, overeenkomstig de toepasselijke verdragsbepalingen over te gaan tot de uitvoering van: (opsomming gevraagde onderzoeksverrichtingen en doel van de verrichting, genummerd) bv. huiszoeking (locatie) teneinde (voorwerpen, documenten) te vinden in verband met (cf. feitenrelaas). Van de uitgevoerde onderzoeksdaden proces-verbaal te laten opstellen en ons over te maken en de eventuele overtuigingsstukken ons te laten bezorgen.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
17
NL
UITVOERINGSMODALITEITEN
–
OPMERKINGEN OF WENKEN TEN BEHOEVE VAN DE AANGEZOCHTE
JUSTITIËLE (EN POLITIËLE) AUTORITEITEN
Voor de uitvoering van deze rogatoire opdracht zullen de heren (….) van de gerechtelijke politie / rijkswacht aanwezig zijn. De uitvoeringsmodaliteiten van deze rogatoire opdracht kunnen besproken worden met: TEL 00 32 FAX 00 32 GSM 00 32 Een afschrift van deze rogatoire opdracht werd, gezien de hoogdringendheid, op (datum) rechtstreeks overgemaakt via Interpol. BIJLAGEN •
eenvormig afschrift van de relevante strafwetgeving (kwalificaties van de feiten)
•
andere bijlagen Met de meeste hoogachting (…) STEMPEL
________________________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
18
NL
DENEMARKEN Het ministerie van Justitie van Denemarken is de centrale autoriteit voor de ontvangst en toezending van internationale verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Rogatoire commissies worden in Denemarken uitgevoerd door de lokale politie-autoriteiten (de commissarissen van politie), de lokaal bevoegde parketmagistraten en de met specifiek economische delicten belaste parketmagistraat. Het ministerie van Justitie werkt thans aan een leidraad voor de politie en het openbaar ministerie inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken. In deze leidraad zal rekening worden gehouden, zowel met het gemeenschappelijk optreden (met inbegrip van deze verklaring) als met de aan Denemarken gedane aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie van zijn bijdrage tot de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Onder verwijzing naar artikel 1, leden 1 en 3, van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken, wenst Denemarken na volgende verklaring af te leggen. Het Deense recht is van toepassing op verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken. In het kader van het bestaande Deense recht beijveren de Deense autoriteiten zich ervoor zulke verzoeken vlot en efficiënt te behandelen en uit te voeren, waarbij aan verzoeken van bevoegde autoriteiten van andere lidstaten dezelfde prioriteit wordt verleend als aan soortgelijke verzoeken van de nationale autoriteiten. Inkomende verzoeken 1.
Indien de verzoekende lidstaat om een van de in artikel 1, lid 3, onder a, van het gemeenschappelijk optreden genoemde redenen zulks verlangt, bevestigen de Deense autoriteiten de ontvangst van verzoeken of schriftelijke vragen, tenzij er spoedig een inhoudelijk antwoord wordt gezonden. In dit kader stellen de Deense autoriteiten de verzoekende staat in kennis van de autoriteit waaraan het verzoek of de vraag met het oog op uitvoering is doorgezonden alsmede van de details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen met deze autoriteit of bevoegde personen.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
19
NL
2.
De Deense autoriteiten geven prioriteit aan verzoeken die door de verzoekende staat als "dringend" zijn aangemerkt, tenzij duidelijk is dat het verzoek niet of niet langer dringend is.
3.
Indien een verzoek geheel of gedeeltelijk niet kan worden uitgevoerd binnen de door de verzoekende staat vastgestelde termijnen stellen de Deense autoriteiten deze staat zo spoedig mogelijk daarvan in kennis. In deze kennisgeving wordt toegelicht waarom zulks onmogelijk is en wanneer het verzoek naar verwachting zal kunnen worden uitgevoerd. Indien de verzoekende staat om nadere informatie verzoekt, beijveren de Deense autoriteiten zich ervoor deze te vergaren en zo spoedig mogelijk aan de verzoekende staat toe te zenden.
4.
Indien een verzoek geheel of gedeeltelijk niet kan worden uitgevoerd, geven de Deense autoriteiten de verzoekende staat een gedetailleerde toelichting. Voorts wordt de verzoekende staat medegedeeld in hoeverre het mogelijk is het verzoek uit te voeren indien nadere informatie wordt toegezonden of indien de inhoud van het verzoek wordt gewijzigd. Afhankelijk van de omstandigheden kan het mogelijk zijn specifieke zaken in detail te bespreken.
Uitgaande verzoeken 1.
De Deense autoriteiten dienen verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken conform de toepasselijke internationale regels in.
2.
De Deense autoriteiten verlangen alleen een ontvangstbevestiging indien zij zulks, in het concrete geval noodzakelijk achten.
3.
De Deense autoriteiten zorgen ervoor dat een verzoek de details bevat van de wijze waarop contact kan worden opgenomen met de autoriteit die het verzoek heeft ingediend en van de bevoegde contactpersonen.
4.
De Deense autoriteiten beijveren zich ervoor zo spoedig mogelijk de verzoeken bij de aangezochte staat in te dienen.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
20
NL
5.
Alleen indien zulks gerechtvaardigd is, wordt een verzoek door de Deense autoriteiten als "dringend" aangemerkt. Zo'n verzoek bevat een gedetailleerde toelichting van de redenen voor de urgentie. Minder belangrijke verzoeken worden door de Deense autoriteiten niet als dringend aangemerkt.
6.
Indien de Deense autoriteiten een termijn aangeven voor de uitvoering van het verzoek worden de redenen voor die termijn toegelicht.
___________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
21
NL
DUITSLAND Gelet op artikel 1, lid 1, van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij rechtshulp in strafzaken, verklaart de Bondsrepubliek Duitsland het volgende: 1.
Met betrekking tot artikel 1, lid 3, onder a) en b), wordt erop gewezen dat de Bondsrepubliek Duitsland reeds heeft verklaard dat de Duitse instanties bevestigingen als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder a) en b), van het Gemeenschappelijk Optreden inzake goede praktijken bij rechtshulp in strafzaken, zullen toezenden indien z ij van oordeel zijn dat de uitvoering van een ontvangen verzoek of schriftelijke vraag daardoor kan worden bespoedigd. In gevallen waarin op grond van deze verklaring de ontvangst van een verzoek of een schriftelijke vraag betreffende de uitvoering van een verzoek wordt bevestigd, doen de Duitse instanties aan de verzoekende instantie mededeling van de naam van de instantie en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, alsmede van details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers.
2.
Voorzover zulks niet strijdig is met de Duitse wetgeving, geven de Duitse instanties prioriteit aan verzoeken die door de verzoekende instanties duidelijk met “dringend” zijn gemerkt, en behandelen zij verzoeken, al dan niet als “dringend” aangemerkt, niet minder gunstig dan vergelijkbare verzoeken die in Duitsland zijn gedaan door de eigen instanties van Duitsland.
3.
Indien de gevraagde rechtshulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft, wordt schriftelijk of mondeling verslag uitgebracht aan de verzoekende instanties om uit te leggen wat de problemen zijn, en wordt zo mogelijk aangeboden om gezamenlijk met de verzoekende instanties te onderzoeken hoe die problemen kunnen worden opgelost.
4.
Indien te voorzien valt dat de gevraagde rechtshulp niet of niet geheel kan worden verschaft binnen de door de verzoekende lidstaat vastgestelde termijnen en dit de acties in de verzoekende lidstaat zal schaden, wordt prompt schriftelijk of mondeling verslag uitgebracht aan diens instanties, dan wel op elke andere door hen gewenste wijze gerapporteerd wanneer de hulp naar alle waarschijnlijkheid kan worden verschaft.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
22
NL
5.
Verzoeken om hulp worden ingediend zodra precies bekend is aan welke hulp behoefte bestaat, en indien een verzoek als “dringend” is aangemerkt of een termijn is aangegeven, worden de redenen voor de urgentie of de termijn toegelicht; minder belangrijke verzoeken worden niet als “dringend” aangemerkt.
6.
Er wordt voor gezorgd dat verzoeken conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen worden ingediend.
7.
Bij de indiening van verzoeken om rechtshulp wordt aan de aangezochte instanties mededeling gedaan van de naam van de instanties en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van het verzoek, alsmede van details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers.
8.
Duitsland gaat ervan uit dat het Gemeenschappelijk Optreden voor Duitsland geen verplichting inhoudt tot wijziging van de sedert 1959 van kracht zijnde en sedertdien voortdurend bijgewerkte richtlijnen voor contacten met het buitenland in strafrechtelijke aangelegenheden, die in een juiste behandeling van buitenlandse verzoeken om rechtshulp voorzien.
_______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
23
NL
GRIEKENLAND Met betrekking tot de toepassing van artikel 1, leden 1 en 3, van bovengenoemd Gemeenschappelijk Optreden wenst Griekenland volgende verklaring af te leggen: Ad lid 3, onder c): Verzoeken om rechtshulp van lidstaten van de Europese Unie die door de verzoekende instanties duidelijk met "dringend" zijn gemerkt, zullen bij voorrang worden behandeld, voorzover zulks niet strijdig is met de Griekse wetgeving en mits is voldaan aan de voorwaarden om een verzoek als "dringend" in de zin van lid 3, onder f), aan te kunnen merken. Verzoeken om rechtshulp van lidstaten van de Europese Unie, al dan niet als "dringend" aangemerkt, zullen op dezelfde wijze worden behandeld als vergelijkbare verzoeken van de Griekse instanties.
__________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
24
NL
SPANJE Het ministerie van Justitie van Spanje (technisch secretariaat-generaal), in zijn hoedanigheid van centrale instantie voor de toepassing van overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, verbindt zich ertoe op grond van artikel 1, lid 1, van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998, overeenkomstig de nationale wetgeving en bovengenoemd Optreden de volgende praktijken te bevorderen. 1. Indien de verzoekende lidstaat zulks verlangt, de ontvangst van alle verzoeken om bijstand en daarop betrekking hebbende schriftelijke vragen bevestigen, tenzij er spoedig een inhoudelijk antwoord wordt gezonden, dit door duidelijk te verklaren dat de verzoeken op grond van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 zijn ingediend. 2. Bij ontvangstbevestiging van de verzoeken en vragen, of onmiddellijk daarna, details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen met de betrokken justitiële instantie, alsmede het telefoon- en faxnummer meedelen aan de verzoekende instanties, na de hoven van de autonome regio’s voorafgaandelijk om deze informatie te hebben verzocht. 3. Bij doorgeleiding van verzoeken aan genoemde hoven, prioriteit geven aan verzoeken die door de verzoekende instanties duidelijk met «dringend» zijn gemerkt. 4. Bij instructies of een herinnering in die zin, de schriftelijke of mondelinge verslagen van de aangezochte justitiële instanties meedelen aan de verzoekende instanties om uit te leggen wat de problemen zijn waardoor de gevraagde hulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft of althans niet binnen de door de verzoekende instanties vastgestelde termijnen. 5. Zo spoedig mogelijk de verzoeken van de nationale justitiële instanties indienen op grond van bovengenoemd Gemeenschappelijk Optreden, zodra precies bekend is aan welke hulp behoefte bestaat en, indien de verzoeken als dringend zijn aangemerkt, rekening houdend met de noodzaak om de redenen voor de urgentie of een termijn toe te lichten.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
25
NL
6. Bij de indiening van een verzoek om hulp, de gegevens over de verzoekende justitiële instantie, waaronder naar telefoon- en faxnummer, meedelen aan de aangezochte instanties. 7. Ervoor zorgen dat de verzoeken in alle gevallen conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen worden ingediend. 8. Deze verklaring zal worden voorgelegd aan de betreffende dienst van de Raad van de Rechterlijke Macht (Consejo General del Poder Judicial), zodat de bevoegde justitiële instanties daarvan op de hoogte zijn. De dienst zal voorts verzocht worden de binnen zijn bevoegdheid vallende maatregelen te bevorderen die nodig mochten zijn voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Optreden. 9. De verklaring is van toepassing op alle door bovengenoemde centrale instantie gegeven rogatoire commissies in strafzaken. __________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
26
NL
FRANKRIJK Overeenkomstig artikel 1, leden 1 en 3, van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken en met het oog op de toepassing van dit artikel, verbindt Frankrijk er zich toe bij de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken afkomstig van andere lidstaten en bij de toezending van verzoeken om rechtshulp in strafzaken aan andere lidstaten, goede praktijken te bevorderen. Frankrijk verbindt zich er met name toe de volgende praktijken te bevorderen: 1.
Aan Frankrijk gerichte rechtshulpverzoeken a)
indien de verzoekende lidstaat zulks verlangt, de ontvangst van rechtshulpverzoeken of van schriftelijke vragen over de uitvoering van dergelijke verzoeken zo spoedig mogelijk te bevestigen, tenzij spoedig een inhoudelijk antwoord kan worden gezonden. Indien het verzoek niet in het Frans is gesteld, zal de ontvangstbevestiging evenwel slechts worden toegezonden nadat de vertaling beschikbaar is;
b)
in de ontvangstbevestiging de naam van de instantie en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, te vermelden;
c)
prioriteit te geven aan verzoeken die door de verzoekende instanties duidelijk als "dringend" zijn aangemerkt, zonder eerst de gegrondheid ervan te beoordelen, en verzoeken, al dan niet als "dringend" aangemerkt, niet minder gunstig te behandelen dan vergelijkbare verzoeken die in Frankrijk zijn gedaan door de nationale justitiële autoriteiten;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
27
NL
d)
erop toe te zien dat buitenlandse verzoeken worden uitgevoerd rekening houdend met de herkomst ervan of met de gevraagde maatregelen, in de door het Franse Wetboek van Strafvordering vereiste vorm en overeenkomstig artikel 694 van dat wetboek;
e)
indien het rechtshulpverzoek niet of niet geheel kan worden uitgevoerd, de verzoekende instantie in kennis te stellen van de wijzigingen die op grond van de nationale wetgeving vereist zijn, en deze instantie, in voorkomend geval, een afschrift ter beschikking te stellen van de relevante wetsbepalingen, zulks teneinde de gerezen problemen op te lossen;
f)
zich ervoor te beijveren de termijnen na te leven die door de verzoekende instantie met het oog op de uitvoering van haar rechtshulpverzoek worden aangegeven;
g)
indien de hulp niet of niet geheel kan worden verschaft binnen de in het verzoek vastgestelde termijn en dit de acties in de verzoekende staat zal schaden, op korte termijn mondeling of schriftelijk mee te delen wanneer de hulp kan worden verschaft;
h)
te antwoorden op de vragen die door de verzoekende instanties per fax worden gesteld aan hetzij het parket-generaal dat belast is met het doorsturen van de verzoeken om rechtshulp in de zin van artikel 53 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst hetzij de centrale autoriteit in de overige gevallen, teneinde zich ervan te vergewissen dat bij de uitvoering van hun verzoek voortgang wordt gemaakt;
2.
Door Frankrijk ingediende rechtshulpverzoeken i)
de toepassing van bepalingen van overeenkomsten die voorzien in de rechtstreekse toezending van rechtshulpverzoeken tussen justitiële autoriteiten zoveel mogelijk te bevorderen;
j)
ervoor te zorgen dat rechtshulpverzoeken conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen worden ingediend;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
28
NL
k)
de naam, de hoedanigheid en de details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, van de persoon die het rechtshulpverzoek heeft opgesteld, mee te delen aan de aangezochte instanties;
l)
ervoor te zorgen dat het voorwerp van het rechtshulpverzoek zo nauwkeurig mogelijk wordt geformuleerd, met name door het vermelden van de vragen die bij het verhoor van getuigen en deskundigen of bij de ondervraging van personen tegen wie vervolging is ingesteld, moeten worden gesteld;
m)
een verzoek niet als "dringend" aan te merken indien het minder belangrijk is en indien een verzoek als dringend is aangemerkt of een behandelingstermijn is aangegeven, de redenen voor de urgentie of de termijn toe te lichten, met name als er gevolgen zijn voor de inbewaringhouding van de verdachte;
n)
bij een rechtshulpverzoek geen ontvangstbevestiging te verlangen tenzij het als "dringend" is aangemerkt of de ontvangstbevestiging, gezien de omstandigheden van het geval, noodzakelijk is.
Overeenkomstig artikel 2 verbindt het ministerie van Justitie er zich toe vóór 31 december 2000 de naleving van de in deze verklaring aangegane verbintenissen te evalueren.
______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
29
NL
IERLAND Deze verklaring heeft betrekking op de praktijken bij de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken die door andere lidstaten aan Ierland worden gedaan, en bij het verzenden van dergelijke verzoeken van Ierland naar andere lidstaten. Deze verklaring loopt niet vooruit op de ontwerpovereenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Ierland verbindt zich ertoe de volgende praktijken overeenkomstig zijn nationale wetgeving en wettelijke procedures te bevorderen: wat verzoeken aan Ierland betreft: i)
binnen zeven werkdagen na ontvangst bij de centrale instantie van het ministerie van Justitie, Rechtsgelijkheid en Hervorming van het recht, de ontvangst te bevestigen van alle verzoeken en schriftelijke vragen over de uitvoering van verzoeken;
ii)
bij ontvangstbevestiging van een verzoek of vraag als bedoeld onder i), de naam van de functionaris van de centrale instantie die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek, alsmede andere details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, en een referentienummer mee te delen aan de verzoekende instantie;
iii)
binnen 21 werkdagen na ontvangst, alle verzoeken in de centrale instantie te bekijken, de verzoekende instantie in kennis te stellen van alle wijzigingen die in het verzoek eventueel moeten worden aangebracht, en de verzoekende instantie zo nodig een afschrift van de relevante wettelijke bepalingen te verstrekken;
iv)
de door de verzoekende instanties opgegeven termijn voor de uitvoering van de verzoeken trachten aan te houden; prioriteit te geven aan verzoeken die door de verzoekende instantie duidelijk met "dringend" zijn aangemerkt, en verzoeken die al dan niet als "dringend" aangemerkt zijn, niet minder gunstig te behandelen dan vergelijkbare verzoeken die door Ierse instanties zijn gedaan;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
30
NL
v)
te zorgen voor de uitvoering van alle verzoeken om betekening van dagvaardingen, vonnissen en andere proceduredocumenten op de door de verzoekende instantie verlangde wijze, voorzover deze niet in strijd is met het Ierse recht;
vi)
indien de gevraagde hulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft, schriftelijk of mondeling verslag uit te brengen aan de verzoekende instantie om uit te leggen wat de problemen zijn, en zo mogelijk aan te bieden om gezamenlijk met de verzoekende instantie te onderzoeken hoe deze kunnen worden opgelost;
vii) indien te voorzien valt dat de gevraagde hulp niet of niet geheel kan worden verschaft binnen de door de verzoekende lidstaat vastgestelde termijnen, en dit de acties in de verzoekende lidstaat zal schaden, onverwijld schriftelijk of mondeling verslag uit te brengen aan diens instantie, dan wel op elke andere door die instantie gewenste wijze te rapporteren wanneer de hulp naar alle waarschijnlijkheid zal worden verschaft; viii) de verzoekende instanties uit te nodigen geregeld contact met de centrale instantie te onderhouden, teneinde na te gaan hoever het met de uitvoering van hun verzoeken staat; ix)
de verzoekende instantie ervan in kennis te stellen dat een verzoek volledig is uitgevoerd, en de verzoekende autoriteit - zo gauw dit praktisch mogelijk is - alle documenten toe te sturen die bij de uitvoering van het verzoek zijn verzameld, nadat die stukken aan de centrale instantie zijn verstrekt;
x)
een gids van het Ierse recht en van de Ierse procedures omtrent wederzijdse rechtshulp in strafzaken beschikbaar te stellen in een aantal talen, en deze gids waar nodig herzien om rekening te houden met de wijzigingen in het Ierse recht en de Ierse procedures;
wat verzoeken aan andere lidstaten betreft: xi)
verzoeken om hulp in te dienen, zodra precies bekend is aan welke hulp behoefte bestaat; indien een verzoek als "dringend" is aangemerkt of een termijn is aangegeven, de redenen voor de urgentie of de termijn toe te lichten; minder belangrijke verzoeken niet als "dringend" aan te merken;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
31
NL
xii) ervoor te zorgen dat verzoeken conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen worden ingediend; xiii) bij de indiening van verzoeken om hulp, de naam van de instantie en van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, mee te delen aan de aangezochte instanties. _______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
32
NL
ITALIË Rogatoire commissies uit het buitenland 1.
Wanneer een verzoek om wederzijdse rechtshulp in strafzaken via de centrale instantie wordt toegezonden, zal het ministerie van Justitie er in elk geval voor zorgen dat het snel wordt doorgezonden en absolute voorrang geven aan rogatoire commissies die met "dringend" of met een uiterste datum gemerkt zijn door ze binnen drie dagen na ontvangst met de snelste beschikbare middelen onder vermelding van het dringende karakter ervan aan de bevoegde justitiële autoriteiten toe te zenden.
2.
Het ministerie van Justitie zal ervoor zorgen dat dezelfde procedure wordt gevolgd wanneer het documenten ter uitvoering van de rogatoire commissie terugzendt, behalve wanneer er bijzonder complexe handelingen verricht moeten worden.
3.
In overeenstemming met het gemeenschappelijk optreden zal het ministerie van Justitie de bevoegde justitiële autoriteiten verzoeken om bij de behandeling van verzoeken van een EUlidstaat om wederzijdse rechtshulp in strafzaken de volgende procedures te volgen: a)
Tenzij er snel een antwoord kan worden gegeven of er om een kennisgeving gevraagd is, zal de procureur-generaal van het bevoegde Hof van Beroep tijdig rechtstreeks, zo nodig telefonisch, contact opnemen met de verzoekende instantie, en de ontvangst van de rogatoire commissie bevestigen wanneer daar specifiek om verzocht is, de urgentie van de zaak is aangegeven of een uiterste datum voor de uitvoering is vastgelegd;
b)
De voor de uitvoering van het verzoek verantwoordelijke rechter zal de verzoekende instantie rechtstreeks, zo nodig telefonisch, informeren over plaats en tijdstip van de uitvoering van het verzoek;
c)
In hun contacten met de verzoekende instantie zullen de procureur-generaal en de bevoegde rechter hun identificatiegegevens alsmede telefoon- en faxnummer doorgeven;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
33
NL
d)
Wanneer de gevraagde rechtshulp of een gedeelte daarvan niet kan worden uitgevoerd of de uiterste datum niet kan worden gerespecteerd, zal de voor de uitvoering van het verzoek verantwoordelijke rechter de verzoekende instantie tijdig daarvan op de hoogte brengen en eventueel alternatieve oplossingen voorstellen.
Rogatoire commissies van de Italiaanse justitiële autoriteiten voor het buitenland 1.
In overeenstemming met het gemeenschappelijk optreden inzake goede praktijken zal het ministerie van Justitie de bevoegde justitiële autoriteiten verzoeken in de verzoeken aan een andere EU-lidstaat om wederzijdse rechtshulp in strafzaken het volgende te vermelden: a)
het verdrag of de internationale overeenkomst waarop het verzoek gebaseerd is;
b)
de identiteitsgegevens alsmede telefoon- en faxnummer van de verzoekende justitiële instantie;
c)
de redenen waarom het verzoek met "dringend" is gemerkt of van een uiterste datum is voorzien.
2.
Het ministerie van Justitie zal in december 2000 zijn eerste jaarlijkse onderzoek naar de vorderingen in de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden publiceren. ________________________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
34
NL
LUXEMBURG Overeenkomstig artikel 1 van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken, deelt Luxemburg mede volgende verklaring als richtsnoer ter kennis te brengen van de instanties die belast zijn met de uitvoering van de verzoeken om wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Voorafgaandelijk zij opgemerkt dat voorzover het rechtsprekende instanties betreft deze verklaring om grondwettelijke redenen van dwingende aard niet als verplichte dienstinstructie kan gelden.
Na te leven praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken Met de hierna vermelde aanwijzingen zal voortaan rekening moeten worden gehouden zowel voor de opstelling als voor de uitvoering van internationale rogatoire commissies. Zij zullen niet in de plaats komen van de nationale en/of internationale wetgeving noch van vigerende gerechtelijke procedures. Voorts wordt elke huidige of toekomstige praktijk die erop gericht zou zijn de rechtshulp in strafzaken te verbeteren boven het hierna vermelde niveau, sterk aangemoedigd.
I)
De communicatiekanalen a)
bij aanwezigheid van een rechshulpovereenkomst De Luxemburgse instanties wordt verzocht bij voorkeur de kortste weg te gebruiken waarin de op het betreffende dossier van toepassing zijnde overeenkomsten voorzien, zowel voor de toezending van stukken in hun hoedanigheid van verzoekende instantie als voor de terugzending van stukken in hun hoedanigheid van aangezochte instantie. Hetzelfde geldt voor de andere mededelingen tussen de betrokken instanties.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
35
NL
Te dien einde is het zaak erover te waken dat bij de bevoegde Luxemburgse instantie de verantwoordelijke persoon bekend is en dat alle noodzakelijke gegevens op de uitgewisselde documenten worden vermeld. Onder voorbehoud van de bepalingen van de overeenkomsten dient bijzondere aandacht uit te gaan naar telefonische contacten, doch het beginsel dat het rechtshulpverzoek steeds schriftelijk moet worden ingediend om te kunnen worden uitgevoerd, dient te worden gehandhaafd. Deze beginselen dienen te worden nageleefd onverminderd de toepassing van de verschillende circulaires en dienstnota’s welke voorzien in toezending aan het ministerie van Justitie van bepaalde aan Luxemburg gerichte rogatoire opdrachten teneinde dit in staat te stellen de controlerende taak die het heeft op grond van artikel 2 van het Europees Verdrag van 20 april 1959, respectievelijk van artikel 22 van het BENELUXVerdrag van 27 juni 1962, uit te voeren. b)
bij ontstentenis van een rechtshulpovereenkomst Op grond van artikel 59 van de Wet van 7 maart 1980 houdende de rechterlijke organisatie dient elke rogatoire opdracht van een land waarmee Luxemburg geen overeenkomst van wederzijdse rechtshulp in strafzaken heeft gesloten en die rechtstreeks door een justitiële instantie wordt ontvangen, onverwijld en via de snelste weg aan het ministerie van Justitie te worden meegedeeld, dat dan zo spoedig mogelijk een beslissing dient te nemen.
II)
Luxemburg als verzoekende staat
II.1. Elk rechtshulpverzoek dat gericht is aan een buitenlandse instantie dient, naast de krachtens de verschillende overeenkomsten verplicht aan te geven elementen, het volgende te bevatten: -
de exacte gegevens van de persoon die het verzoek opstelt met, indien nodig, een omschrijving van diens bevoegdheden zowel voor het opstellen van een rogatoire opdracht als voor het naar intern recht bevelen van de gevraagde maatregel. Indien zulks dienstig wordt geacht, kunnen afschriften van de toepasselijke bepalingen worden toegevoegd;
-
een nauwkeurige vermelding van de overeenkomst waarop het verzoek gegrond is, voorzover zo’n overeenkomst bestaat;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
36
NL
-
een voldoende nauwkeurige uiteenzetting van de feiten teneinde de aangezochte instantie, indien nodig, in staat te stellen de voorwaarde van de dubbele strafbaarstelling te toetsen. Indien zulks dienstig wordt geacht, worden afschriften van processen-verbaal toegevoegd, doch er wordt voor gewaakt het verzoek met bijlagen te overbelasten;
-
een opgaaf van de toepasselijke Luxemburgse strafrechtsbepalingen. Afschriften daarvan worden in bijlage bij het verzoek gevoegd;
-
een zo nauwkeurig mogelijke vermelding van hetgeen van de aangezochte instantie wordt verlangd.
II.2. Elk rechtshulpverzoek aan een buitenlandse instantie wordt in het Frans of het Duits gesteld, vergezeld van een vertaling in de taal die de aangezochte staat heeft aangegeven bij de neerlegging van het ratificatieinstrument van de overeenkomst op grond waarvan om rechtshulp wordt verzocht. Hetzelfde geldt voor de stukken die bij het verzoek worden gevoegd. Indien de Luxemburgse instantie zulks in het belang van de goede afwikkeling van het dossier acht, zal zij bij haar verzoek eveneens een vertaling kunnen voegen in elke andere taal die haar dienstig lijkt. II.3. De Luxemburgse instanties onthouden zich ervan hun rogatoire commissies als dringend aan te merken behoudens in geval van duidelijke noodzaak. In dat geval dragen zij er zorg voor zo precies mogelijk te specificeren waarom het een dringend verzoek betreft.
III) Luxemburg als aangezochte staat III.1. Indien de verzoekende instantie zulks verlangt, zal de ontvangst van een rogatoire opdracht door de Luxemburgse instantie die belast is met de uitvoering van het verzoek, worden bevestigd. Deze ontvangstbevestiging zal o.a., doch niet uitsluitend, het volgende bevatten: -
een vermelding van de adresgegevens, met inbegrip van telefoon- en faxnummers of, in voorkomend geval, van het elektronisch postadres van de instantie die de ontvangstbevestiging opstelt;
-
elke andere aanduiding die de verzoekende instantie in kennis kan stellen van het gevolg dat aan het verzoek is gegeven.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
37
NL
III.2. Onverminderd een later onderzoek in rechte naar de gegrondheid van het verzoek dient de instantie die belast is met de uitvoering, onmiddellijk na ontvangst van de rogatoire commissie ten minste de volgende toetsingen te doen. -
Werden alle door de verzoekende instantie aangekondigde stukken bij het dossier gevoegd?
-
Is deze instantie vermeld als justitiële instantie in de verklaring die de aangezochte staat heeft afgelegd bij de neerlegging van het ratificatieinstrument van de overeenkomst op grond waarvan om rechtshulp wordt verzocht en is zij bevoegd om zelf de door de Luxemburgse instanties gevraagde maatregel uit te voeren?
-
Zo niet, dan dient onverwijld contact te worden opgenomen met de verzoekende instantie om het nodige te doen.
III.3. Indien de verzoekende justitiële instantie om dringende uitvoering van de rogatoire commissie verzoekt, dient in beginsel aan dit verzoek gevolg te worden gegeven. Het staat elke autoriteit die zo’n verzoek ontvangt, evenwel vrij de verzoekende instantie om aanvullende gegevens te verzoeken indien, in strijd met artikel 1, lid 3, onder f, van bovengenoemd Gemeenschappelijk Optreden, de vermelding van de urgentie niet met redenen is omkleed of indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de aangevoerde motieven niet met de werkelijkheid overeenstemmen. Omdat het beginsel van de urgentie wordt erkend, zal de Luxemburgse instantie daar in de mate van het mogelijke rekening mee te houden bij de uitvoering van het verzoek en bij de toezending van de voor de uitvoering benodigde stukken. III.4. De Luxemburgse instantie zal de verzoekende autoriteit op de hoogte houden van het verloop van de uitvoering van het verzoek. Dit geldt zowel voor de uitvoering zelf (van de opstelling van de voor de uitvoering van het verzoek noodzakelijke procedurestukken tot de terugzending van de stukken) als voor iedere procedure, in eerste aanleg, in beroep of zelfs in cassatie.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
38
NL
In het bijzonder dient elke moeilijkheid om het verzoek geheel of gedeeltelijk uit te voeren zo spoedig mogelijk en via de meest geschikte weg aan de verzoekende instantie te worden meegedeeld. Deze informatie zal, binnen de wettelijke mogelijkheden, vergezeld gaan van voorstellen voor alternatieve maatregelen met eenzelfde of soortgelijk doel als de geweigerde maatregel. In voorkomend geval dient met de verantwoordelijke functionaris van de verzoekende instantie persoonlijk contact te worden opgenomen. III.5. Indien de verzoekende instantie om de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de rogatoire commissie binnen een bepaalde termijn heeft verzocht, zal het verzoek als dringend worden aangemerkt en zullen de Luxemburgse autoriteiten zich ervoor beijveren deze termijn na te leven. Ofschoon de vermelding van een termijn moet worden gemotiveerd (analogie met de voor de urgentie geldende beginselen), staat het de instanties die een dergelijk verzoek ontvangen evenwel vrij de verzoekende instantie om aanvullende gegevens te verzoeken indien de vermelding van de termijn niet met redenen is omkleed of indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de aangevoerde motieven niet met de werkelijkheid overeenstemmen. Iedere eventuele onmogelijkheid om de aangegeven termijn na te leven, zelfs indien zulks niet toe te schrijven is aan de aangezochte instantie, zal bij de constatering ervan via de snelste weg aan de verzoekende instantie worden meegedeeld. III.6. Overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomsten dient elke – zelfs gedeeltelijke - weigering van rechtshulp gemotiveerd te worden. Een weigering dient onverwijld en met inachtneming van de onder punt III.4, tweede alinea, vermelde beginselen ter kennis te worden gebracht van de verzoekende instantie. _________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
39
NL
NEDERLAND Verzoeken aan Nederland: Nederland verklaart te bevorderen dat verzoeken van buitenlandse autoriteiten, mits deze voldoen aan de in het toepasselijke verdrag en andere internationale regelingen gestelde eisen, op de navolgende wijze worden afgehandeld: Indien de verzoekende staat zulks uitdrukkelijk verzoekt bevestigt Nederland de ontvangst van een rechtshulpverzoek binnen een termijn van twee weken na ontvangst, tenzij binnen die termijn het verzoek is beantwoord. De verzoekende staat kan een dergelijke bevestiging enkel verlangen indien het verzoek als "dringend" is aangemerkt en de reden voor deze kwalificatie is vermeld, dan wel indien gemotiveerd is aangegeven dat een bevestiging in dat bijzondere geval noodzakelijk is. Indien een ontvangstbevestiging overeenkomstig deze verklaring wordt afgegeven, zal Nederland daarbij tevens vermelden de naam van de instantie en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers. Nederland geeft prioriteit aan verzoeken die als "dringend" zijn aangemerkt, mits gemotiveerd is aangegeven waarom het verzoek als "dringend" is aangemerkt; Nederland zal verzoeken die niet als "dringend" zijn aangemerkt, niet minder gunstig behandelen dan ten behoeve van de eigen strafzaken uit te voeren onderzoekshandelingen. Nederland zal verzoeken waarbij gemotiveerd is aangegeven dat het noodzakelijk is dat deze binnen een bepaalde termijn worden behandeld, ook daadwerkelijk binnen die termijn afdoen. Indien te voorzien valt dat de gevraagde rechtshulp niet of niet geheel kan worden uitgevoerd binnen de door de lidstaat gevraagde termijn, zal Nederland zo mogelijk prompt, maar in ieder geval ruim voor het verstrijken van die termijn mededeling doen binnen welke termijn de gevraagde rechtshulp dan wel kan worden verleend. Indien de gevraagde rechtshulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft, doet Nederland mededeling aan de verzoekende staat van de redenen voor het uitblijven van de uitvoering.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
40
NL
Verzoeken van Nederland: Nederland verklaart te bevorderen dat verzoeken afkomstig van Nederlandse autoriteiten als volgt worden ingediend: Verzoeken voldoen aan de in het toepasselijke verdrag en andere internationale regelingen gestelde eisen. Nederland dient een verzoek om rechtshulp in zodra precies bekend is aan welke hulp behoefte bestaat. Indien een verzoek als "dringend" is aangemerkt of een termijn is aangegeven waarbinnen het verzoek dient te zijn uitgevoerd, vermeldt Nederland in het verzoek de reden voor de urgentie of voor de gestelde termijn. Nederland vermeldt in het verzoek de naam van de instantie en zo nodig en mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van het verzoek, alsmede de details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers. Deze verklaring wordt ter kennis gebracht van de terzake bevoegde Nederlandse instanties. _______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
41
NL
OOSTENRIJK I. Inkomende verzoeken Verzoeken om rechtshulp van de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie worden voorzover in overeenstemming met de toepasselijke internationale regelingen als volgt door de uit hoofde van artikel 55 van de Oostenrijkse wet inzake uitlevering en wederzijdse rechthulp bevoegde rechtbanken behandeld. 1.
Indien de verzoekende autoriteit zulks uitdrukkelijk verlangt, bevestigt de voor de behandeling van het verzoek verantwoordelijke rechtbank de ontvangst van het verzoek wanneer niet spoedig een inhoudelijk antwoord kan worden gezonden.
2.
De ontvangstbevestiging wordt toegezonden aan de autoriteit van de verzoekende lidstaat waarvan het verzoek of de vraag is uitgegaan, en bevat de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer van de rechtbank en, indien mogelijk, de voor de behandeling verantwoordelijke rechter. De ontvangstbevestiging wordt zo spoedig mogelijk verzonden, maar in het geval van niet in het Duits gestelde verzoeken overeenkomstig de toepasselijke internationale regelingen pas nadat de noodzakelijke vertaling is voltooid. Indien in de ingekomen correspondentie een faxnummer wordt vermeld, wordt de ontvangstbevestiging per fax verzonden.
3.
Overeenkomstig artikel 1 van de beschikking inzake uitlevering en wederzijdse rechtshulp vergt internationale correspondentie in het algemeen dringende behandeling. De bevoegde rechtbanken geven prioriteit aan door de toezendende autoriteiten van de verzoekende lidstaat uitdrukkelijk als "dringend" gemerkte verzoeken.
4.
Overeenkomstig artikel 57, lid 1, van de wet inzake uitlevering en wederzijdse rechtshulp moet de verzoekende buitenlandse autoriteit met opgaaf van redenen worden geïnformeerd wanneer de gevraagde rechtshulp niet of slechts gedeeltelijk kan worden verleend. In voorkomend geval wordt in de motivering aangegeven welke bijkomende informatie de verzoekende autoriteit moet verstrekken of welke stappen zij moet ondernemen om inwilliging van het verzoek mogelijk te maken.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
42
NL
5.
Indien de aangezochte rechtbank een door de verzoekende autoriteit gestelde termijn niet kan nakomen en te verwachten valt dat deze vertraging de in de verzoekende lidstaat lopende procedure zal belemmeren, wordt er meegedeeld wanneer het verzoek wellicht zal worden uitgevoerd. II. Uitgaande verzoeken
Voor verzoeken om rechtshulp aan de autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie gaan de Oostenrijkse gerechtelijke autoriteiten overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften en internationale regelingen als volgt te werk. 1.
Overeenkomstig artikel 50, lid 1, van de beschikking inzake uitlevering en wederzijdse rechtshulp moeten in verzoeken tot verhoor van getuigen, deskundigen of de beschuldigde en in verzoeken tot uitvoering van andere soorten onderzoeksmaatregelen worden vermeld: de strafzaak, de nationaliteit en het adres van de beschuldigde, diens persoonsgegevens en een samenvatting van de feiten, welke gegevens nodig zijn voor een correcte uitvoering van het verzoek, alsmede in voorkomend geval de specifieke vragen die aan de te verhoren personen moeten worden gesteld. In voorkomend geval moet duidelijk worden aangegeven waarom om dringende uitvoering of om uitvoering binnen een bepaalde termijn wordt verzocht. Minder belangrijke verzoeken worden niet als "dringend" gemerkt. Indien de inwilliging van een verzoek van invloed kan zijn op de beëindiging of bevestiging van een hechtenis, wordt dat verzoek niet als minder belangrijk aangemerkt.
2.
Krachtens artikel 1 van de wet inzake uitlevering en wederzijdse rechtshulp, waarbij de juridische samenwerking wordt geregeld, is deze wet van toepassing voorzover internationale regelingen geen andersluidende bepalingen bevatten. Verzoeken mogen derhalve enkel in overeenstemming met de toepasselijke internationale overeenkomsten worden gedaan.
3.
Van Oostenrijkse gerechtelijke instanties uitgaande rechtshulpverzoeken bevatten de naam en het adres van de verzoekende autoriteit, met inbegrip van telefoon- en faxnummers. Overeenkomstig artikel 10 van de beschikking inzake uitlevering en wederzijdse rechtshulp moeten verzoeken om rechtshulp door de rechter zelf worden ondertekend en van vervolgingsinstanties uitgaande verzoeken door de hoofden van deze instanties, waarbij de naam in druk wordt herhaald zodat de persoon die het verzoek doet kan worden geïdentificeerd.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
43
NL
III. Toepassingsgebied van deze verklaring Ten aanzien van de Bondsrepubliek Duitsland hoeft de toepassing van deze verklaring door de Oostenrijkse gerechtelijke autoriteiten niet verder te gaan dan de aan het gemeenschappelijk optreden gehechte verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland. IV. Verspreiding Deze verklaring wordt samen met de tekst van het gemeenschappelijk optreden ter kennis gebracht van alle rechters in strafzaken bij de hogere en de arrondissementsrechtbanken en van alle officieren van justitie; zij worden verzocht erop toe te zien dat de in deze teksten aangegeven praktijken worden nageleefd. _________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
44
NL
PORTUGAL Overeenkomstig en ter uitvoering van artikel 1, leden 1 en 3, van het Gemeenschappelijk Optreden van 29 juni 1998 dat de Raad op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken heeft aangenomen, verbindt de Portugese Republiek zich ertoe goede praktijken te bevorderen bij de uitvoering - waaronder begrepen de toezending van de resultaten - van verzoeken om rechtshulp in strafzaken afkomstig van andere lidstaten, alsmede bij het verzenden van dergelijke verzoeken. De Portugese Republiek verbindt er zich in het bijzonder toe de volgende praktijken te bevorderen, in de eerste plaats via inschakeling van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het verzoek: a)
indien de verzoekende lidstaat zulks verlangt, de ontvangst bevestigen van alle verzoeken om bijstand en van schriftelijke vragen over de uitvoering van dergelijke verzoeken, tenzij er spoedig een inhoudelijk antwoord wordt gezonden;
b)
bij ontvangstbevestiging van verzoeken en vragen, de naam van de instantie en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, meedelen aan de verzoekende instantie;
c)
prioriteit geven aan verzoeken die door de verzoekende instantie duidelijk met "dringend" zijn aangemerkt, en verzoeken die al dan niet als "dringend" zijn aangemerkt, niet minder gunstig behandelen dan vergelijkbare verzoeken die in de aangezochte lidstaat door de eigen instanties van die lidstaat zijn gedaan;
d)
indien de gevraagde rechtshulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft, schriftelijk of mondeling verslag uitbrengen aan de verzoekende instanties om uit te leggen wat de problemen zijn en zo mogelijk aanbieden om gezamenlijk met de verzoekende instantie te onderzoeken hoe die kunnen worden opgelost;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
45
NL
e)
indien de gevraagde rechtshulp niet of niet geheel kan worden verschaft binnen de door de verzoekende lidstaat vastgestelde termijn en dit de acties in de verzoekende lidstaat zal schaden, prompt schriftelijk of mondeling verslag uitbrengen aan diens instantie, dan wel op elke andere door deze instantie gewenste wijze rapporteren wanneer de hulp naar alle waarschijnlijkheid zal worden verschaft;
f)
verzoeken om hulp indienen zodra precies bekend is aan welke hulp behoefte bestaat, en indien een verzoek als "dringend" is aangemerkt of een termijn is aangegeven, de redenen voor de urgentie of de termijn toelichten, en minder belangrijke verzoeken niet als "dringend" aanmerken;
g)
ervoor zorgen dat verzoeken conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen worden ingediend;
h)
bij de indiening van verzoeken om hulp, de naam van de instanties en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, meedelen aan de aangezochte instanties.
____________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
46
NL
FINLAND Ingevolge artikel 1, lid 1, en artikel 3 van Gemeenschappelijk optreden 98/427/JBZ van 29 juni 1998 inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, legt Finland onderstaande verklaring af. De uitvoering van een verzoek vindt plaats in overeenstemming met de Finse wetgeving.* (a)
Verzoeken om bijstand en schriftelijke vragen worden bevestigd indien het verzoek belangrijk is of indien om bevestiging is verzocht, tenzij er onverwijld een inhoudelijk antwoord wordt gezonden. Verzoeken en vragen worden bevestigd door de centrale instantie of door een andere bevoegde instantie die een verzoek rechtstreeks heeft ontvangen. Indien de ontvangende instantie het verzoek doorzendt naar een bevoegde instantie, wordt dit in de bevestiging vermeld.
(b)
In de ontvangstbevestiging wordt de instantie en zo mogelijk ook de persoon vermeld die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, en worden details gegeven over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon-/faxnummers en e-mailadres. Indien op het moment dat de ontvangstbevestiging aan de verzoekende lidstaat wordt toegezonden, nog niet bekend is welke persoon het verzoek zal uitvoeren, kan aanvulling van de informatie naderhand plaatsvinden.
(c)
Aan verzoeken die door de verzoekende instanties als dringend zijn aangemerkt, wordt prioriteit gegeven. Bij de beoordeling van het dringende karakter en de uitvoering van verzoeken worden verzoeken van de overige lidstaten niet minder gunstig behandeld dan vergelijkbare verzoeken of vragen van de Finse instanties.
(d)
Indien een verzoek of de begeleidende documentatie zo gebrekkig is dat het verzoek niet kan worden uitgevoerd, wordt de verzoekende instantie van de derde staat onverwijld verzocht het verzoek te vervolledigen of aanvullende informatie te verstrekken.* Indien de gevraagde hulp geheel of gedeeltelijk niet kan worden verschaft, wordt schriftelijk of mondeling verslag uitgebracht aan de verzoekende instanties om uit te leggen wat de problemen zijn, en zo mogelijk aan te bieden om gezamenlijk met de verzoekende instanties te onderzoeken hoe deze kunnen worden opgelost.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
47
NL
(e)
Een verzoek wordt onverwijld uitgevoerd en de termijnen die in het verzoek zijn aangegeven of daarin besloten liggen, worden voor zover mogelijk in acht genomen. […] Indien een verzoek niet kan worden uitgevoerd of de uitvoering ervan vertraging ondervindt, wordt de instantie van de verzoekende derde staat onverwijld daarvan in kennis gesteld, met opgave van de redenen waarom niet aan de termijn kan worden voldaan of de vertraging is opgetreden.* Indien de gevraagde hulp niet of niet geheel kan worden verschaft binnen de vastgestelde termijnen en dit de acties in de verzoekende lidstaat zal schaden, wordt aan de verzoekende instantie schriftelijk of mondeling verslag uitgebracht over het tijdschema en de factoren die daarop van invloed zijn.
(f)
Een verzoek om internationale hulp wordt ingediend zodra tijdens het onderzoek is gebleken aan welke hulp behoefte bestaat. Indien een verzoek als dringend is aangemerkt of een termijn is aangegeven, worden de redenen voor de urgentie of de termijn toegelicht. Minder belangrijke verzoeken zullen niet als dringend worden aangemerkt.
(g)
Alvorens een verzoek wordt toegezonden, wordt ervoor gezorgd dat de indiening ervan conform het toepasselijke verdrag of andere internationale regelingen plaatsvindt.
(h)
Er wordt erop toegezien dat de aangezochte instantie mededeling wordt gedaan van de naam van de instantie en zo mogelijk van de persoon die verantwoordelijk is voor de indiening van het verzoek, alsmede van details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon-/faxnummers en e-mailadres.
*
De cursief weergegeven alinea’s komen uit de Finse Wet inzake internationale rechtshulp in strafzaken (4/1994). _____________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
48
NL
ZWEDEN Zweden verbindt zich ertoe om, in overeenstemming met het Zweedse recht en de Zweedse juridische procedures, de praktijken te bevorderen zoals omschreven in artikel 1, lid 3, van het Gemeenschappelijk optreden inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Dit houdt in: Voor verzoeken gedaan aan Zweden: 1)
Indien de buitenlandse instantie daarom heeft verzocht, bevestigt de uitvoerende instantie de ontvangst van een rechtshulpverzoek indien de gevraagde actie niet onmiddellijk kan worden ondernomen. De bevestiging bevat de naam van de instantie die het verzoek zal uitvoeren, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers. Indien mogelijk wordt de naam medegedeeld van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek.
2)
Indien de gevraagde actie niet kan worden ondernomen binnen de in het verzoek aangegeven termijn en te voorzien valt dat dit de acties in de verzoekende staat zal schaden, stelt de ambtenaar van het openbaar ministerie of de rechtbank die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek, de buitenlandse instantie onverwijld daarvan in kennis, waarbij tevens wordt aangegeven wanneer de gevraagde hulp wel kan worden verschaft.
3)
Aan rechtshulpverzoeken wordt onverwijld uitvoering gegeven. Rechtshulpverzoeken worden niet minder gunstig behandeld dan vergelijkbare verzoeken afkomstig van Zweedse instanties.
4)
Indien een rechtshulpverzoek slechts gedeeltelijk of uitsluitend onder bepaalde voorwaarden kan worden ingewilligd, wordt de verzoekende staat medegedeeld wat de problemen zijn en tevens gelegenheid geboden het verzoek toe te lichten, aan te vullen of te wijzigen.
Voor verzoeken gedaan door Zweden: 1)
Een rechtshulpverzoek bevat de naam van de rechtbank of instantie die om de rechtshulp verzoekt, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers. Indien mogelijk, wordt de naam medegedeeld van de persoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het verzoek.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
49
NL
2)
Indien de zaak spoed vergt of indien uitvoering binnen een bepaalde termijn wenselijk is, wordt dit alsook de reden voor de urgentie of de termijnstelling medegedeeld. Minder belangrijke verzoeken zullen niet als dringend worden aangemerkt.
3)
Teneinde de aangezochte staat tijd en gelegenheid te geven de verzochte rechtshulp te verschaffen, dient een verzoek te worden toegezonden zodra vastgesteld is dat bijstand van de aangezochte staat nodig is.
4)
Rechtshulpverzoeken in strafzaken worden conform de toepasselijke verdragen ingediend.
Overige punten Het Zweeds ministerie van buitenlandse zaken ("Utrikesdepartmentet"), dat als centrale instantie fungeert voor internationale samenwerking in strafzaken, en de procureur-generaal ("Riksåklagaren") zullen op hun respectieve verantwoordelijkheidsgebieden bewerkstelligen dat de goede praktijken worden gevolgd. Teneinde de Zweedse rechtbanken en leden van het openbaar ministerie aan te moedigen deze praktijken te volgen, zal de verklaring worden toegezonden aan de procureur-generaal en aan de nationale gerechtelijke administratie ("Domstolsverket") met het oog op bekendmaking ervan in de respectieve informatiebladen voor het openbaar ministerie en de rechterlijke macht ("Åtal och tillsyn" en "Domstolsverket informerat"). In de toelichting bij de verklaring zal worden benadrukt dat de bevoegde autoriteiten deze praktijken kunnen volgen bij de uitvoering van rechtshulpverzoeken, binnen de grenzen van de bestaande wetgeving. Het ministerie van justitie werkt momenteel aan nieuwe wetgeving voor rechtshulp in strafzaken. Aangelegenheden die nu nog in diverse wetten zijn geregeld, zullen worden samengebracht in één geünificeerde wet inzake internationale rechtshulp in strafzaken. Bij de opstelling van deze wet zal rekening worden gehouden met het gemeenschappelijk optreden. In een aparte regeling zullen nadere bepalingen inzake goede praktijken worden vastgelegd. De nieuwe wetgeving zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2000 in werking treden. _______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
50
NL
VERENIGD KONINKRIJK
Bij het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoeken om bewijsstukken Het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat in het Verenigd Koninkrijk de centrale instantie voor wederzijdse rechtshulp in strafzaken is, zal: ∙
de ontvangst bevestigen van alle verzoeken om bewijsstukken en daarbij de naam vermelden van de functionaris van het ministerie die het verzoek behandelt, alsmede zijn of haar telefoon- en faxnummers en het betreffende referentienummer opgeven;
∙
binnen 10 werkdagen na ontvangst van het verzoek een antwoord geven op ieder verzoek om informatie over de uitvoering van verzoeken om hulp;
∙
meteen bij ontvangst van een verzoek, indien dit als "dringend" is aangemerkt, of uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst in andere gevallen, ofwel de verzoekende instantie de gevraagde hulp verschaffen, ofwel de verzoekende instantie meedelen welke maatregelen zijn genomen om de hulp te verkrijgen en zo mogelijk de naam van de persoon (personen) die verantwoordelijk is (zijn) voor de uitvoering van het verzoek, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, meedelen, ofwel de verzoekende instantie alle redenen melden waarom het verzoek niet geheel of gedeeltelijk kan worden uitgevoerd, en zo mogelijk aangeven hoe de hulp anderszins kan worden verkregen;
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
51
NL
●
indien de verzoekende instantie aan het Verenigd Koninkrijk meedeelt dat dit noodzakelijk is, binnen 20 werkdagen na de ontvangst van de kennisgeving, verslag uitbrengen over de vorderingen omtrent het verzoek en zo mogelijk meedelen tegen wanneer het verzoek zal worden uitgevoerd, en het verslag binnen een zelfde termijn actualiseren;
●
zich proberen te houden aan elke redelijke termijn die voor de uitvoering van verzoeken, dringende verzoeken daaronder begrepen, wordt gesteld.
Bij het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoeken om betekening (van dagvaardingen en andere proceduredocumenten) Het Ministerie van Binnenlandse Zaken zal: ●
binnen 10 werkdagen na ontvangst, zorgen voor de uitvoering van alle verzoeken om betekening;
●
voldoen aan alle verzoeken om betekening op de verlangde wijze voorzover deze verenigbaar is met het Britse recht en, wanneer dit niet mogelijk is, de verzoekende instanties de omstandige redenen daarvoor melden;
●
gelijktijdig de ontvangst en de uitvoering van verzoeken om betekening bevestigen (tenzij het Ministerie van Binnenlandse Zaken ten minste 10 werkdagen vóór de zitting geen schriftelijk bewijs van de betekening heeft ontvangen; in dat geval geldt de ontvangstbevestiging als bewijs voor de schikkingen die ter uitvoering van het verzoek zijn getroffen);
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
52
NL
●
gelijktijdig de ontvangst en de uitvoering van verzoeken om betekening van vonnissen en andere proceduredocumenten bevestigen (tenzij het Ministerie van Binnenlandse Zaken na 30 werkdagen geen schriftelijk bewijs van de betekening heeft ontvangen; in dat geval geldt de ontvangstbevestiging als bewijs voor de schikkingen die ter uitvoering van het verzoek zijn getroffen);
●
bij ontvangstbevestiging van verzoeken om betekening van proceduredocumenten, aan de verzoekende instanties de naam van de functionaris van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die het verzoek heeft behandeld, alsmede andere gegevens over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, waaronder telefoon- en faxnummers, en het betreffende referentienummer meedelen.
Door het Verenigd Koninkrijk bij andere lidstaten ingediende verzoeken Het Ministerie van Binnenlandse Zaken zal: ●
ervoor zorgen dat de verzoeken van Britse justitiële instanties en van het openbaar ministerie die naar andere lidstaten moeten worden gezonden, de naam van de betrokken instantie bevatten, alsmede details over de wijze waarop contact kan worden opgenomen, alsook de naam van de functionaris van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die het verzoek behandelt, met zijn of haar telefoon- en faxnummers, en het betreffende referentienummer;
●
ervoor zorgen dat de verzoeken conform het toepasselijke verdrag en andere internationale verplichtingen worden ingediend;
●
ervoor zorgen dat minder belangrijke verzoeken niet als "dringend" worden aangemerkt en dat geen verzoek als "dringend" wordt aangemerkt of wordt voorzien van een termijn voor de uitvoering van het verzoek, tenzij de redenen van de urgentie of de termijn worden opgegeven;
●
niet om een ontvangstbevestiging vragen wanneer het verzoek niet als "dringend" is aangemerkt, of wanneer daarin niet is vermeld waarom een ontvangstbevestiging noodzakelijk is.
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
53
NL
Overige kwesties Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft deze verklaring ter kennis van de justitiële en andere bevoegde instanties in het Verenigd Koninkrijk gebracht, met het verzoek: ●
er binnen de grenzen van het redelijke voor te zorgen dat de verzoeken worden ingediend zodra de behoefte aan hulp is vastgesteld;
●
alle onder hun bevoegdheid vallende maatregelen te bevorderen waardoor de verbintenissen van deze verklaring kunnen worden gehonoreerd.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken zal vóór 31 december 2000 evalueren in hoeverre de verbintenissen van deze verklaring zijn nagekomen. _______________
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
54
NL
Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Gemeenschappelijk optreden 98/427/JBZ van 29 juni 1998 inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken (bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB L 191, 07.07.1998) hebben alle lidstaten van de Europese Unie een verklaring van goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken neergelegd. Informatie over de verklaringen is ook te vinden op de Internetsite van de Raad (http://ue.eu.int).
SN 1371/00
mdl/DL/ld DG H III
55
NL