esdégé•reigersdaal
Afspraken over agressie 1
Afspraken over agressie
Voorwoord De afgelopen jaren zijn er op het terrein van omgaan met agressie/ongewenst gedrag zowel centraal als lokaal binnen de organisatie de nodige initiatieven ontwikkeld. Het gaat dan om initiatieven gericht op bewustwording, preventie en opvang maar ook om afspraken over registratie en het ontwikkelen van richtlijnen en protocollen. Omdat er vele initiatieven op verschillende plekken ontwikkeld werden leek het goed om die verschillende initiatieven op elkaar af te stemmen. Tegelijkertijd is getracht de bestaande afspraken op het gebied van agressie zoveel mogelijk in een document bij elkaar te brengen Het resultaat van die bundeling is opgenomen in bijgaande notitie. Doel van dit stuk is om duidelijk te maken op welke wijze vanuit Esdégé-Reigersdaal agressie en veiligheid worden beschouwd; welke afspraken er zijn gemaakt en welke maatregelen er genomen kunnen en/of moeten worden door clusters en individuele medewerkers om -ervaren- onveiligheid zoveel mogelijk te beperken. Aan de totstandkoming van deze notitie hebben Christel Welling, Kim Hartman, Yfke Froentjes, Guus De Rijcke, Gerrit Lemmen, Henk Morriën en Rob Schonk een belangrijke bijdrage geleverd. Frank van Herpen Broek op Langedijk Mei 2008 3
Afspraken over agressie
Inhoudsopgave Inleiding
pagina
5
pagina
6
2. Wat te doen bij een agressie incident? Pagina Gevolgen Opvang medewerkers Opvang cliënten
8
1. Agressie nader bezien
3. Melding van incidenten
pagina 11
4. Voorwaarden
pagina 14
5. Training Veiligheid en Agressie
pagina 17
Bijlagen
4
Bijlage 1:
Beknopte schets van achtergronden en de invloed hiervan op het ontstaan van agressie 19
Bijlage 2:
Voorbeelden van signaleringsplannen en een spanningsscenario
21
Inleiding Boosheid, verdriet, blijdschap en angst zijn de belangrijkste emoties van een mens. Dat we allemaal wel eens last hebben van een woedeaanval is dus niet ongewoon. Wie emoties opkropt kan op den duur ziek worden, gefrustreerd raken. Af en toe je woede uiten is dus best gezond. Maar als je andermans grenzen overschrijdt, bewust of onbewust schade berokkent aan iets of iemand, of als je met je woede iets probeert te bereiken of iets wilt verhullen, dan is er sprake van agressie. Agressie is bedreigend en schadelijk voor degene tegen wie het gericht is.
Dat betekent dat we, hoewel we willen proberen agressieve uitingen te begrijpen en daar adequaat naar trachten te handelen, agressie op zich nooit aanvaardbaar vinden. Dat wil niet zeggen dat we daarmee de persoon op zich niet accepteren. In deze notitie lees je wat Esdégé-Reigersdaal aan afspraken heeft gemaakt om te voorkomen dat je met agressie te maken krijgt. We realiseren ons dat agressie niet volledig te voorkomen of te vermijden is daarom wordt in deze notitie ook ruim aandacht besteed aan hetgeen je kunt doen wanneer je geconfronteerd wordt met agressie.
Ook in het werken binnen Esdégé-Reigersdaal is agressie een van de zaken waarmee je als medewerker te maken kunt krijgen. We weten dat agressie bij mensen met een verstandelijke beperking vaak veroorzaakt wordt door onmacht of angst. Agressie staat dan ook niet op zich zelf en moet niet als een losstaand feit gezien worden. Bij cliënten zullen we altijd zoeken naar de oorzaken van de agressie. Wat zit er achter, waar wordt het door veroorzaakt, wat wil de cliënt er mee aangeven en hoe kunnen we daar mee omgaan?
In het eerste gedeelte van de notitie komen de afspraken die er binnen Esdégé-Reigersdaal zijn gemaakt en de opvattingen over agressie aan de orde. In eerste instantie zal aandacht worden besteed aan de vraag wat onder agressie verstaan moet worden, vervolgens zal er worden ingegaan op de opvang na een agressie incident. In een volgend onderdeel wordt ingegaan op nut en noodzaak van het melden van incidenten en worden een aantal voorwaarden beschreven. Als laatste onderdeel treft u de opzet van de training Veiligheid en Agressie aan. In de bijlagen kun je de verdere uitwerking van verschillende onderwerpen vinden.
5
Hoofdstuk 1
Afspraken over agressie
Agressie nader bezien Als je op de juiste manier met agressie om wilt gaan, is het belangrijk om te weten wat we onder agressie verstaan en waardoor het ontstaat. Wat we in het dagelijks gebruik precies met de term agressie bedoelen is lastig aan te geven. Als een peuter in de zandbak een leeftijdsgenootje te lijf gaat met een schep, is dit dan agressie? Of een kind dat een ander staat te pesten met scheldwoorden? Een dronken voetbalsupporter die een ruit ingooit? Of een gestalkte vrouw die haar achtervolger iets aandoet? De term agressie is vooral een negatief geladen begrip, maar agressie kan ook een middel zijn om je te kunnen weren en je te uiten. Of een uiting van angst en onveiligheid. Het kan een manier van overleven zijn. Agressie is dan ook niet per sé iets negatiefs. Agressie kan in dit geval beschouwd worden als een aangeboren, gezonde kracht in dienst van zelfbehoud. Het kan gezien worden als noodzakelijk om zelf te overleven. Agressie kan ook bedoeld zijn om een ander schade toe te brengen. Het gaat dan om het toebrengen van schade aan materiaal of aan een ander persoon door het overschrijden van grenzen, normen of regels van de ander. Agressie kan verbaal of non-verbaal zijn en direct of indirect (achter iemands rug om nare dingen over die persoon vertellen). Je kan ook het buitensluiten of
discrimineren van mensen als een vorm van agressie zien. Veel mensen hebben geleerd hun agressieve driften of instincten (deels) te beheersen. Ze hebben geleerd zich aan te passen. Echter, niet iedereen heeft dat geleerd of is daar altijd toe in staat.
Uitingsvormen van agressie Verbale agressie: schreeuwen, vloeken, iemand beledigen, woede-uitbarstingen
Bedreiging: dreigen zichzelf of de ander iets aan te doen, dreigende gebaren maken, naar kleding van de ander grijpen, dreigend op iemand afkomen, met een voorwerp in de hand (mes, pistool, ander voorwerp) dreigen zichzelf of de ander iets aan te doen, bedreigingen voor de toekomst (als ik je tegenkom, dan….)
Fysieke agressie gericht op personen: slaan, schoppen, duwen, haren trekken, krabben, met een voorwerp naar de ander gooien, een ander aanvallen, waarbij verwondingen worden toegebracht
Fysieke agressie gericht op zichzelf: zelfverwonding
6
Hoofdstuk 1
Agressie gericht op objecten: Met deuren smijten, iets neergooien, tegen meubilair schoppen, op de vloer urineren, spugen, kleding kapot maken, ruiten kapot slaan.
Brandstichting Agressie is niet beperkt tot de relatie cliëntmedewerker. Agressie speelt zich ook af in de relatie tussen cliënten en de relatie tussen medewerkers. Maar ook familie, vrienden of kennissen van cliënten kunnen een rol spelen. Ook kan er sprake zijn van een zogenaamde externe agressor, iemand van buiten de organisatie zonder enige relatie met de organisatie. Te denken valt daarbij aan diefstal, brandstichting etc.
7
Hoofdstuk 2
Afspraken over agressie
Wat te doen bij een agressie incident Gevolgen van agressie
Als volgt:
Agressie incidenten kunnen je op meerdere manieren raken. Bij een ernstig incident kunnen fysieke verwondingen ontstaan en mogelijk zelfs een post traumatische stress stoornis (PTSS). Andere effecten zijn: gaan twijfelen aan je eigen deskundigheid, de schuld bij jezelf zoeken, bepaalde mensen vermijden, bepaalde locaties vermijden, teleurgesteld raken in collega's of de instelling, minder plezier in het werk en toegenomen gevoelens van onveiligheid. Wanneer je te maken krijgt met agressie zal dat reacties bij je oproepen. Goede en slechte momenten zullen elkaar mogelijk afwisselen. Het is voorstelbaar dat je met de gebeurtenis bezig blijft, dat pijnlijke gevoelens en beelden terugkomen. Een - heftig - incident kan neerslachtigheid, slaapproblemen, concentratiestoornis, vermoeidheid, sneller geïrriteerd zijn tot gevolg hebben. Ook schuldgevoel, schaamte, ongeloof en de hardnekkige vraag “waarom moest mij dit overkomen?” zijn voorstelbare reacties. Deze reacties zijn ingrijpend maar nemen over het algemeen in de loop van de tijd in heftigheid af. De impact van de reacties kan beïnvloed worden door zo snel mogelijk na een incident adequaat te handelen.
Na een ingrijpende gebeurtenis is contact met een naaste collega en je leidinggevende zeer belangrijk voor de eerste opvang. Een goede eerste opvang is van essentieel belang na een ingrijpende gebeurtenis. Deze kan ervoor zorgen dat jij je begrepen en gesteund voelt. Eerste opvang gaat ook over praktische steun zoals het regelen van vervoer naar huis of ziekenhuis; verzorgen van schadeherstel, bijvoorbeeld kapotte kleren; in de dagen (week) na de gebeurtenis contact met collega’s om je verhaal te doen; te delen met anderen wat gebeurd is. Contact houden met je collega’s is heel belangrijk. Als je weer gaat werken maak dan concrete afspraken over hoe en wanneer het voor jou veilig is om aan het werk tezijn. Je leidinggevende wijst jou op het bestaan van Opvangteam Medewerkers binnen de stichting (Het Opvangteam Medewerkers is aangesteld en getraind om hulp te bieden aan medewerkers die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt. De leden van dit team hebben kennis van verwerkingsproblematiek en het werkveld). Als jij dat wilt neem jij of neemt je leidinggevende contact op met het Opvangteam Medewerkers. Hierna wordt er zo snel mogelijk een afspraak gemaakt met één van de leden van het Opvangteam. De plaats van het gesprek wordt in overleg bepaald. Na het eerste gesprek volgen zo nodig nog 1 à 2 gesprekken. Wanneer je, om wat voor reden dan ook, geen gebruik wenst te maken van het opvangteam dan 8
Hoofdstuk 2
te voorkomen en je er niet heel lang ongelukkig door te voelen. Bedenk ook dat hoe sneller je met de verwerking begint hoe groter de kans is opherstel.
kun je in overleg met je leidinggevende ook andere stappen zetten.
Ik red mezelf wel!
Opvangteam; namen en bereikbaarheid
Veel mensen denken dat ze er zelf wel uitkomen of verwachten weinig van de steun van anderen. Bedenk dan dat bijvoorbeeld agressie niet “gewoon” is en als je daar mee te maken krijgt dat het logisch is dat je daar over wilt praten. Bedenk dan bijvoorbeeld bij het plotseling overlijden van een cliënt, dat het misschien wel bij je werk hoort, maar dat je er flink door geraakt kan worden. Denk niet dat het wel aan jou zal liggen. Bedenk dat niet praten vaak niet helpt. Je moet de gebeurtenis toch een plek geven om (later) problemen
De volgende personen vormen samen het Opvangteam Medewerkers. Elk van hen kan naar keuze worden gebeld. Zij zijn van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tijdens kantooruren. Linda Molenaar. Zij is te bereiken op tel: 0226 332000, mobiel: 06 27 29 55 31 Willem de Ruiter. Hij is bereikbaar op tel: 0226 332019, mobiel: 06 22 91 86 27 Annet Munster. Zij is te bereiken op tel: 0226 332000, mobiel: 06 14 28 98 86 Opvang van cliënten Wanneer er sprake is van een schokkende of traumatische gebeurtenis veroorzaakt door het handelen van een cliënt zal er ook aandacht moeten zijn voor deze cliënt. Waarschijnlijk is de cliënt ook heel erg geschrokken van wat er gebeurd is. Een ernstige agressieve ontlading ‘overkomt’ vaak ook degene die het doet. De cliënt ervaart controleverlies over zijn eigen gedrag, heeft zichzelf niet meer in de hand gehad. Dat kan heel beangstigend zijn. Aandacht voor herstel is dan beslist nodig. Eerst om de spanning en stress te laten dalen. Daarmee verminder je het risico van nieuwe agressie. En daarna aandacht voor herstel van de communicatie met de cliënt. Dat houdt in verder gaan met het normale programma, en ook het er met de cliënt over 9
Afspraken over agressie
Hoofdstuk 2
hebben wat er nou gebeurd is. De cliënt zijn verhaal laten vertellen. Soms (vaak) weet de cliënt zelf heel goed dat het helemaal fout was, wat hij deed. Geef hem de kans dat te zeggen. Dat heeft meer positief effect dan dat anderen tegen hem zeggen dat hij fout zat. Afhankelijk van en aangepast aan het begripsvermogen van de cliënt moet natuurlijk ook duidelijk gemaakt worden wat wel mag en wat niet mag als je heel boos bent. Belangrijk is ook te laten zien (te bespreken) hoe je met boosheid om kan gaan en wat je kunt doen als je boos bent. Tot slot is het ook van belang aandacht te hebben voor mede cliënten die getuige zijn geweest van het agressie incident. Ook voor hen kan de impact van een agressie incident groot zijn.
gebeurde tot een conclusie en, afhankelijk van de conclusies van het onderzoek, tot maatregelen moeten leiden. Lopende het onderzoek zal de betreffende medewerker niet werkzaam zijn (afhankelijk van de te maken inschatting zal de medewerker, in overleg met P,O&O en/of juridisch medewerker, betaald verlof krijgen dan wel worden geschorst of op non-actief worden gesteld). Door het ondertekenen van de ethische paragraaf door iedere medewerker en vrijwilliger heeft EsdégéReigersdaal duidelijk gemaakt dat agressie en anderszins onheuse bejegening als niet acceptabel wordt beschouwd. Eveneens is in deze ethische paragraaf vastgelegd dat medewerkers de plicht hebben om geconstateerde situaties van agressie en onheuse bejegening te melden.
Agressie door derden Agressie incidenten waarbij derden (kennissen, verwanten of anderen van buiten de organisatie) als agressor kunnen worden aangemerkt dienen eveneens direct gemeld te worden aan de Raad van Bestuur. Uitgangspunt is dat in voorkomende gevallen aangifte zal worden gedaan bij de politie. Een besluit hiertoe, evenals een besluit over de wijze waarop aangifte zal worden gedaan, zal door de Raad van Bestuur in overleg met het slachtoffer worden genomen. Agressie is, zoals hiervoor al is aangegeven, één van de zaken die altijd gemeld dient te worden. Daarnaast zijn er andere calamiteiten, fouten en bijna ongevallen waarvoor registratie en melding belangrijk is, of vereist wordt. Esdégé-Reigersdaal heeft dit vastgelegd in het hier beschreven FOBO beleid.
Agressie door medewerkers/ vrijwilligers/stagiaires van Esdégé-Reigersdaal Agressie incidenten waarbij een medewerker van Esdégé-Reigersdaal als agressor aangemerkt kan worden dienen direct telefonisch gemeld te worden aan de Raad van Bestuur. Door de Raad van Bestuur zal er uiterlijk binnen 24 uur een onderzoek worden ingesteld naar de situatie die zich heeft voorgedaan. Dit intern onderzoek zal uiterlijk binnen 72 uur na het
10
Hoofdstuk 3
Melding van incidenten Melden heeft tot doel inzicht te krijgen in frequentie en oorzaken. Alle meldingen worden geregistreerd. Een adequate registratie kan uiteindelijk, na analyse, zicht geven op trends en structurele onvolkomenheden. Dit inzicht kan vervolgens gebruikt worden om maatregelen te nemen. Hieronder worden de te melden zaken en de wijze van melden uiteengezet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het melden van een calamiteit of ernstige gebeurtenis en zogenaamde Fobo (Fouten, ongevallen en bijna ongevallen) meldingen.
Hoe dienen calamiteiten aan de Raad van Bestuur te worden gemeld? 1. Een calamiteit moet altijd direct telefonisch door de clustermanager of diens vervanger, aan één lid van de Raad van Bestuur worden gemeld. 2. Na de telefonische melding dient er altijd een melding te worden gedaan met het digitale FOBOen calamiteitenformulier. Een kopie van het formulier gaat na gebruik van de verzendknop automatisch naar de clustermanager en wordt daarnaast opgenomen in de database. Na het invullen van een (ernstige) gebeurtenis of calamiteit en het correct verzenden van het meldformulier is altijd een kopie voor degene die gemeld heeft beschikbaar.
Welke calamiteiten dienen direct aan de Raad van Bestuur te worden gemeld? l l
l l
11
Ongevallen van cliënten of medewerkers met de dood tot gevolg. Ernstig lichamelijk letsel van cliënten of medewerkers (hiervan is sprake als het ernstig lichamelijk letsel binnen 24 uur leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, of indien het ernstig lichamelijk letsel, naar redelijk oordeel, blijvend zal zijn) Grote materiële schade waarbij tevens gevaar voor de gezondheid is ontstaan. Arbeidsongeval (een ziekte of aandoening die in hoofdzaak het gevolg is van arbeid of
Afspraken over agressie
Hoofdstuk 3
l
l l
l
l l l
l l
Calamiteitennummer buiten kantooruren dag en nacht: 0226 332040 (Pierre Quaedvlieg / Dik van Bruggen)
arbeidsomstandigheden) van cliënten of medewerkers. Gepleegde (vermeende) strafbare feiten door cliënten of medewerkers (brandstichting, toebrengen van ernstig lichamelijk letsel) (Vermoeden van) seksueel misbruik Ernstige overtreding van gedragscodes van beroepsbeoefenaren door medewerkers. Ernstige negatieve bejegening van de medewerkers of cliënten vanuit de samenleving (bijvoorbeeld vandalisme) Een (ernstige) brand binnen een accommodatie Een (poging tot) zelfdoding. Bij overlijden van een cliënt het vermoeden van een niet-natuurlijke dood. Vermissing van cliënten. Overige voor de gezondheid gevaar opleverende situaties.
FOBO melding Een FOBO melding vindt plaats door het invullen van het digitale FOBO- en calamiteitenformulier. Het gaat hierbij om fouten ongevallen en bijna ongevallen die niet direct moeten worden gemeld aan de Raad van Bestuur. Ook voor deze meldingen geldt dat mits correct ingevuld en verzonden er automatisch een kopie verstuurd wordt aan de clustermanager en naar een centrale database. De clustermanager kan bij de arbo- en milieucoördinator / preventiemedewerker op elk moment een kopie van een melding of een statistiek aanvragen. Eenmaal per jaar wordt automatisch een statistiek van het voorgaande jaar aan de clustermanager verzonden. Melden en verzamelen van gebeurtenissen en incidenten heeft geen zin als deze meldingen niet regelmatig besproken worden in het teamoverleg of met betrokkenen. Het doel van bespreking is om gebeurtenissen en incidenten, zoals medicijn- en agressie incidenten, te voorkomen. Een verslag van die bespreking (aandachts- en verbeterpunten) wordt breed binnen het team besproken en opgenomen in het werkplan/ARBO Plan Van Aanpak.
Melding vindt plaats door de clustermanager of de vervanger. Daarnaast kan een andere leidinggevende of medewerker gemachtigd zijn om direct telefonisch contact op te nemen met een lid van de Raad van Bestuur. Telefoonnummer tijdens kantooruren: 0226-332000 (Bestuursbureau)
Ook voor de ondersteunende diensten vindt melding direct via het FOBO- en calamiteitenformulier plaats. 12
Hoofdstuk 3
Welke incidenten komen bijvoorbeeld in aanmerking voor een melding? l
l l l l l l
l
l
l
l
Agressie-incidenten. Dit betreft alle soorten van agressie-incidenten waar cliënten, medewerkers of derden bij betrokken zijn. Van licht verbaal geweld, tot bedreiging en fysiek geweld. Ongewenste intimiteiten Diefstal, Vernielingen Bijna brand zoals een smeulende prullenbak Ongevallen of bijna ongevallen met alle tilhulpmiddelen Bijna ongevallen zoals een (lichte) verbranding tijdens het koken Fouten voortvloeiend uit de zorg en dienstverlening zonder dat er sprake is van ernstige gevolgen. Valincidenten die niet zijn veroorzaakt door lichamelijke aandoening of gedrag van de cliënt. (bijvoorbeeld van brancard of bed vallen, alsook vallen over obstakels) Medicijnmissers, voor zover sprake is van een verkeerd of niet gegeven medicatie, of een medicatie die in een verkeerde dosering is verstrekt zonder dat er sprake is van ernstige gevolgen. Zie voor meer onderwerpen die voor een melding in aanmerking komen het digitale FOBO- en calamiteitenformulier. Probeer lange uiteenzettingen te voorkomen.
13
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4
Voorwaarden Voor het adequaat kunnen omgaan met veiligheid en agressie is het van belang dat er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Voor een deel zijn die voorwaarden organisatiebreed bepaald. Voor het belangrijkste deel gaat het echter om voorwaarden die clusterspecifiek zijn en dus per cluster moeten worden bepaald en in het verlengde daarvan per cluster worden vastgelegd. Deze vastlegging zal in de vorm van een clusterspecifiek veiligheids- agressiebeleid gestalte dienen te krijgen.
Vanuit het perspectief van veiligheid en agressie is er gerichte aandacht voor scholing, intervisie en supervisie. In intervisie en supervisie is aandacht voor zelfreflectie als mede het vermogen tot relativeren van groot belang.
l
Bij het ontwikkelen van het veiligheids- en agressiebeleid per cluster worden onderstaande voorwaarden en uitgangspunten, onderverdeeld in Preventie en Opvang, als leidraad gebruikt:
Het volgen van de training Veiligheid en Agressie is een voorwaarde voor medewerkers werkzaam op clusters waar agressie een gekend knelpunt is; De teamgerichte fysieke agressie training wordt gecombineerd met een training in emotionele zelfcontrole en uitleg over de psychologie rondom agressie. Terwijl men de fysieke agressie hantering technieken oefent, kan men tegelijkertijd oefenen met persoonlijke veiligheidstechniek: de emotionele zelfcontrole techniek. De training agressiehantering vraagt veel herhaling en oefening van de toegepaste technieken en zal dus van tijd tot tijd herhaald moeten worden(zie bijlage)
Preventie:
l
l
Medewerkers zijn geschoold in het werken met signaleringsplannen en spanningsscenario’s.
Bij selectieprocedures voor nieuwe medewerkers wordt aandacht besteed aan de attitude van de kandidaat tegenover moeilijk verstaanbaar gedrag. Dat kan gebeuren door er expliciet naar te vragen. Er kunnen ook een aantal situaties voorgelegd worden om, op een meer expliciete manier, te zien hoe een kandidaat zou reageren in bepaalde situaties. Het profiel van het reeds bestaande team is tevens van belang om een goede selectie te kunnen maken.
l
Het signaleringsplan en/of spanningsscenario dient een onlosmakelijk geheel te vormen met het ondersteuningsplan of behandelplan. Het signaleringsplan omschrijft precies hoe signalen bij oplopende onveiligheid van een cliënt herkend kunnen worden en hoe op dat moment moet worden ingegrepen. Hiermee kan de veiligheid voor de cliënt snel worden hersteld en worden conflicten en agressie mogelijk voorkomen. Het werken met een signaleringsplan en spanningsscenario’s biedt
l
14
Hoofdstuk 4
medewerkers meer inzicht in de handelingsalternatieven bij oplopende spanning en agressie.
voor de fysieke omstandigheden van de locaties van cliënten met agressieproblematiek en de risico’s in geval van dreigende agressie.
Bij cliënten waarbij extreme agressie voorkomt en er ook sprake is van delictgevaarlijkheid wordt er gebruik gemaakt van een risicotaxatie en risicohantering. De risicotaxatie kan gemaakt worden met behulp van een checklist (risicotaxatie-instrument), maar kan ook aangevuld worden met de klinische beoordeling.
l
Er is sprake van een rooster waarin 24 uur 7 dagen per week geregeld is wie er beschikbaar is in een achterwachtfunctie in geval van calamiteiten. De personen die hiervoor ingeroosterd worden moeten verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het nemen van beslissingen in geval van crisis.
l
De afspraken over assistentie bij alarmering zijn voor alle medewerkers duidelijk.
l
Er is regelmatig aandacht en erkenning voor veiligheidsaspecten in het werkoverleg.
l
Het gebruik en de registratie van het gebruik van de afzonderingsruimte en de separeerruimte mag uitsluitend volgens de richtlijnen van de BOPZ. Medewerkers zijn op de hoogte van de BOPZ wetgeving. Bij vragen of onduidelijkheden wordt een beroep gedaan op de voorzitter van de commissie Middelen en Maatregelen en/of de juridisch medewerker.
l
Ieder cluster kent een aandachtsfunctionaris Veiligheid en Agressie
l
Er liggen zogenaamde “noodscenario’s” klaar die gebruikt kunnen worden bij plotseling optredende personeelsschaarste. Bijvoorbeeld de mogelijkheid om over te schakelen op het draaien van een zondagsdienst, waarbij het tijdsaspect (ergens op een bepaalde tijd aanwezig zijn) verlaten wordt.
Er is sprake van een actieve opstelling t.a.v. het doen van aangifte van strafbare feiten
l
Er is sprake van goede contacten met de buurt, en met de woningbouwvereniging, zodat middels de korte lijnen snel (zich ontwikkelende) problemen kunnen worden opgelost.
l
Er zijn afspraken gemaakt met de politie over het reageren op vragen om assistentie. Er is sprake van goede contacten met o.a. de wijkagenten. Er is een centraal aanspreekpunt binnen het korps aangaande beleidsafspraken; ook voor de politie moet er een duidelijk aanspreekpunt zijn binnen de voorzieningen (de politie kent de functie van
l
Er is sprake van een actief beleid waar het gaat om het onderhouden van de leefbaarheid van de accommodatie(s). Er is in dat kader gerichte aandacht
l
15
Afspraken over agressie
Hoofdstuk 4
Coördinator Zorgketen. Deze functionaris kan geconsulteerd worden over zaken als agressie en overige politiezaken die direct of indirect een relatie hebben met de ondersteuning van cliënten).
risico dat grenzen van acceptatie verlegd worden. Agressie wordt dan niet meer als agressie gezien maar als een van de zaken die tot de dagelijkse routine behoort. In zo’n situatie weet je dat een van de cliënten bijvoorbeeld iedere ochtend start met het uitschelden van degene die hij als eerste tegenkomt; dan weet je dat je door een andere cliënt ’s avonds altijd geknepen wordt als je haar wilt helpen met eten; dat de broer van een cliënt altijd sterk intimiderend gedrag naar jou als cliëntbegeleider vertoont; die andere cliënt altijd grof en handtastelijk wordt wanneer ze drugs heeft gebruikt. Er zijn vele voorbeelden in dezelfde lijn die naar verloop van tijd niet meer als uitzonderlijk, laat staan als agressie worden aangemerkt. De grens van het acceptabele wordt daarmee langzaamaan verlegd. De aandacht voor de oorzaak van gedrag verdwijnt naar de achtergrond. De aandacht wordt gericht op vermijding dan wel op onderdrukking van de agressie. Een negatieve invloed op zowel de leefomstandigheden van cliënten als de werkomstandigheden voor medewerkers zal hiervan het gevolg zijn. Het is dus zaak alert te zijn, alert te blijven en het onderwerp agressie en veiligheid regelmatig met elkaar aan de orde te stellen.
Opvang: Na een agressie-incident worden – indien mogelijk en/of noodzakelijk – maatregelen getroffen en consequenties getrokken voor het ondersteuningsplan of het behandelbeleid van de desbetreffende cliënt. Concrete maatregelen, eventueel aangevuld met specifieke, aanvullende maatregelen t.b.v. de cliënt en de medewerkers dienen daarin een plek te krijgen. Denk hierbij aan: een signaleringsplan; maatregelen bij grensoverschrijdend gedrag etc.
l
Binnen het cluster is de eerste opvang na een traumatische ervaring geregeld. Medewerkers zijn daartoe voldoende toegerust. Er is aandacht en erkenning voor de “normale” reacties die horen bij een traumatische ervaring (zie ook hoofdstuk 2).
l
De hiervoor genoemde voorwaarden zijn uitgebreid maar zeker niet alles dekkend. Ook zullen niet alle zaken in alle gevallen van toepassing zijn. Een jaarlijkse kritische beschouwing van deze zaken en het vastleggen en regelmatig communiceren van de voor het cluster relevante zaken is voor een adequaat veiligheids- agressiebeleid echter voorwaarde.
Tenslotte: Wees alert op het verleggen van grenzen. Wanneer er sprake is van regelmatige confrontatie met agressie is een belangrijk
16
Hoofdstuk 5
Training Veiligheid en Agressie Doel
Korte beschrijving
De training heeft tot doel inzicht te verschaffen in preventie, ontstaan en aanpak. De training bevordert in hoge mate de open communicatie over (dreigend) agressief gedrag en de eigen angst die daarbij een rol kan spelen. Wanneer over de eigen angst “mag” worden gesproken, kan er een zware last van ieders schouders vallen en voelt men zich meer opgenomen in het team.
In plaats van het (dreigende) agressieve gedrag te negeren, wordt er juist geoefend met situaties die men als extreem ervaart. Dit biedt de medewerker de nodige zekerheid, die bijdraagt aan een professionele houding. Als je weet wat je kunt doen in kritieke situaties, bevordert dat een gevoel van rust en zekerheid. De vaardigheden die nodig zijn om agressief gedrag van de ander te voorkomen, krijgen dan meer kans. Tevens wordt aandacht besteed aan wat de invloed is van het eigen gedrag van de medewerker op de emoties van de cliënt. De emotionele zelfcontrole technieken van de medewerker worden geoefend. Dit zijn mentale en lichamelijke technieken, waarmee men de eigen spanning tijdens een incident onder controle kan houden. Het aanleren van emotionele zelfcontrole technieken heeft een belangrijke beschermende werking: men leert rustig te blijven tijdens een incident en niet in paniek te raken. Hierdoor weet men beter wat men moet doen en is de psychische impact van het incident minder groot. Basis van de training wordt gevormd door een uitgebreid theoretisch kader waarin alle kanten van agressie belicht worden. Eindtermen Training Veiligheid en Agressie De Cursisten: l Kennen de visie van Esdégé-Reigersdaal op agressie l Zijn in staat om agressie incidenten in het juiste perspectief te plaatsen en adequaat te handelen. 17
Afspraken over agressie
Hoofdstuk 5
l l
l
l
l l l l l l
l l
l
Hebben kennis genomen van de theorie. Kennen de volgorde van handelen; beroepsstandaard en weten daarnaar te handelen. Kennen de agressietrap en weten voorkomende situaties daarop in te schalen. Weten en herkennen de eigen reactie (sterke punten, valkuilen en grenzen) bij spannende situaties. Leren de eigen kracht te vinden in houding en concentratie Kunnen op een professionele manier de eigen grens aangeven. Kennen de basale gespreksvaardigheden. Kunnen in een confrontatie goed aansluiten bij de emotie van de persoon Kunnen een assertiviteitsgesprek voeren. Kunnen in voorkomende situaties persoonlijke veiligheidstechnieken toepassen. Zijn in staat te reflecteren op de praktijk van de opvang na een incident. Weten hoe een opvanggesprek gevoerd moet worden. Hebben minimaal een keer een opvanggesprek geoefend. Zijn op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden en relevante registratie. Kunnen de theorie naar de praktijk vertalen en op basis daarvan de eigen
l
l
18
praktijksituatie kritisch bezien en tot onderwerp van gesprek maken. Weten waar de verantwoordelijkheden liggen bij risicovolle situaties op de werkplek en zijn in staat daarnaar te handelen. Zijn zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid in het voorkomen en handelen bij risicovolle situaties.
Bijlagen
Bijlage 1: Beknopte schets van achtergronden en de invloed hiervan op het ontstaan van agressie. Wat verstaan we onder de term “agressie” en welke uitingsvormen kunnen onderscheiden worden? Uitgangspunt hierbij is de beschrijving van agressie zoals opgenomen in het onderdeel “Agressie nader bezien” op pagina 2 van deze notitie.
beschadigingen aan de voorkant verliezen mensen snel de controle hierover. Beschadigingen in de linker hersenhelft kan iemand passief maken, beschadigingen in de rechterhersenhelft kunnen juist leiden tot ongeremd gedrag. Ook woede gepaard gaande met impulsieve agressie en vernielzucht kan worden gezien bij hersenbeschadigingen.
l
Aandoeningen die een rol spelen bij het uitlokken of in stand houden van agressie Bij factoren die een rol spelen in het uitlokken of in stand houden van agressie kun je denken aan zowel aangeboren of verworven aandoeningen als aan omgevings- en interactie factoren. Bijvoorbeeld:
l
Achterstand van emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling. Door een achterstand in de emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling kunnen mensen reageren op een manier die meer passend is bij iemand met een jongere ontwikkelingsleeftijd en met bijvoorbeeld de impulsiviteit die bij een jonger iemand past.
l
Aangeboren aandoeningen. Zelfverwondend gedrag of bijvoorbeeld slaapstoornissen gaan nog wel eens samen met bepaalde aangeboren aandoeningen. Van langdurig slaapgebrek kan iemand zeer prikkelbaar worden. Dit zou weer kunnen leiden tot agressieve uitbarstingen.
l
Zintuigelijke stoornissen Bij mensen die te maken hebben met doofheid, blindheid, communicatie- of spraakstoornissen komt vaker agressie voor. Dit kan te maken hebben met het niet kunnen overzien en begrijpen van een situatie.
l
Hersenafwijkingen. Afwijkingen in bepaalde hersengebieden kunnen naast een vertraagde ontwikkeling leiden tot het hebben van problemen met het reguleren van je emoties en eventueel tot agressie.
l
Hyperarousal. Hiermee wordt bedoeld dat iemand een bepaalde psychische spanning of alertheid heeft, die de persoon klaar maakt voor actie (vlucht of vecht reactie). Hyperarousal wordt vaak gezien bij mensen met een aandachtstoornis en hyperactiviteit (ADHD), bij mensen met een stoornis in het autistisch spectrum, bij beschadiging van de hersenstam en bij bepaalde
l
Hersenbeschadiging. Bij mensen met bijvoorbeeld niet aangeboren hersenletsel kan het zo zijn dat bij beschadiging van een bepaald hersengebied problemen ontstaan in het vinden van de balans tussen rustig en actief zijn. Bij
l
19
Afspraken over agressie
Bijlagen
syndromen als het fragiele X syndroom en Cornelia de Lange syndroom. Opvallende gedragingen bij deze mensen zijn spanning, angst, impulsiviteit, stereotiep gedrag en teruggetrokkenheid. Agressie ontstaat vaak als een reactie op bedreiging, provocatie of frustratie van de persoon.
omdat hij zijn gevoelens niet meer op de gewone manier kan uiten. De zelfbeoordeling en zelfcontrole zijn door de dementie afgenomen.
Omgevings- en interactie factoren die een rol spelen bij het uitlokken of in stand houden van agressie
Psychiatrische aandoeningen
Naast de factoren in de persoon zelf, kunnen ook omgevingsfactoren een rol spelen. Hierbij kun je denken aan: l overlading met prikkels l niet goed aansluitende sociale interacties l tekort aan gestructureerde activiteiten l voorbeelden van agressie in de naaste omgeving die overgenomen worden l belastende sociale contacten zoals mishandeling, afstoting, verwaarlozing l afkomstig zijn uit een zwak pedagogisch milieu l ouders met psychopathologie l uitgestoten worden door leeftijdsgenoten l stress vanuit de omgeving l sociale omstandigheden: slechte (woon)omstandigheden, buurt
Verschillende psychiatrische aandoeningen kunnen gepaard gaan met agressief gedrag. Bijvoorbeeld wanen bij psychotische stoornissen. Deze kunnen irreële belevingen of verlaging van de mogelijkheden tot verwerking van prikkels tot gevolg hebben, met stijging van de agressie. Ook bij hechtingstoornissen, gedragsstoornissen, depressie, borderline, paranoïde persoonlijkheidsstoornis en vooral de antisociale persoonlijkheidsstoornis kunnen gekenmerkt worden door agressief gedrag.
Dementie
Ontstaan van agressie
Bij mensen met dementie komt agressie voor. Angst, verwardheid, het wegvallen van remmingen, en het merken dat sommige zaken niet meer lukken en daardoor gefrustreerd raken kunnen hierin bijvoorbeeld een rol spelen. Iemand met dementie kan zich agressief gedragen
Factoren in de persoon zelf zorgen voor de ontvangst en verwerking van interne en externe prikkels. Afwijkingen in de persoon kunnen er voor zorgen dat de binnengekomen prikkels niet goed verwerkt worden, met als gevolg problemen in de agressie en in het gedrag. Er kunnen daarnaast in de omgeving en
20
Bijlagen
Bijlage 2: Voorbeelden van signaleringsplannen en een spanningsscenario Voorbeeld 1. Signaleringplan dagactiviteiten Thea Koops Fase 1 Ontspannen Wat doet Thea, hoe ziet zij er uit? Ontspannen mimiek en lichaamshouding; heeft ogen open, rustige bewegingen, praat rustig en met normaal volume.Is bezig met haar eigen werkzaamheden. Luistert naar aanwijzingen en volgt deze op. Neemt initiatief t.a.v. werk. Beperkt zich redelijk tot eigen taken, staat positief t.o.v. anderen. Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Houdt het lijntje met haar, laat weten waar je bent. Geef haar complimentjes en bevestig wat ze goed heeft gedaan. Benoem zaken 1 voor 1 voor haar. Houdt haar in het hier en nu; overzicht beperken tot een dagdeel. Communiceer in korte, duidelijke (concrete) taal. Orden de werkzaamheden voor haar.
interactie met anderen uitlokkers zijn zoals conflictsituaties, stress en verschillende andere situaties die een persoon tot negatieve ervaringen brengen.
Meer weten ?
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Ze werkt niet voortdurend vanuit haar basisplek, maar doet mee aan de vastgestelde activiteiten in het programma. Kan langere tijd geconcentreerd bezig zijn. Staat open voor anderen
Voor een nadere toelichting en/of theoretische en onderbouwing kun je een beroep doen op de aan je cluster verbonden orthopedagoog/psycholoog.
Fase 2 Lichte spanning Wat doet Thea, hoe ziet zij er uit? Fronsen, wat sneller geïrriteerd, bemoeit zich meer met anderen, wat scherper van toon, moeite met
21
Afspraken over agressie
Bijlagen
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Thea krijgt alle prikkels binnen en vraagt meer ondersteuning om rustig te blijven of weer rustig te worden: houdt het lijntje met haar, laat weten waar je bent. Blijf niet voortdurend bij haar, afstand geeft haar de kans weer rustig te worden. Geef haar complimentjes en bevestig wat ze goed heeft gedaan. Geef haar de keuzemogelijkheid: werken in de portocabine of met het programma meedoen. Benoem zaken 1 voor 1 voor haar. Houdt haar in het hier en nu (dagdeel). Communiceer in korte, duidelijke (concrete) taal. Orden de werkzaamheden voor haar. Bel met het wooncluster om te achterhalen of er iets is gebeurd. Als je merkt dat je zelf gespannen wordt, eventueel wisselen van rol met collega.
aangesproken worden, dwingender, nog niet boos. Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Zie fase 1. Als je merkt dat je zelf gespannen wordt, eventueel wisselen van rol met collega. Wat betekent dit voor het dagprogramma? Kan nog wel meedoen, maar minder actief meewerken. Zit er bij op een stoel, of even naar basisplek gaan om alleen te werken/zitten. Haar hierin de keuze geven. Als ze op haar basisplek werkt, is het zonnescherm dicht zodat ze niet van alles ziet.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Als ze ’s ochtends thuis al oplopende spanning heeft, lukt het haar soms niet om te komen werken; ze blijft dan soms een dagje thuis.Als ze er wel is: werkt ze veel vanuit de basisplek. Als haar klusjes niet lukken, zit ze daar alleen maar rustig. Als ze met de anderen mee werkt, loopt en doet ze wel mee, maar verwacht geen werkzaamheden van haar.
Fase 3 Oplopende spanning; het niet aankunnen Wat doet Thea, hoe ziet zij er uit? Mimiek en lichaamhouding gespannen: donkere ogen, houdt haar ogen half dichtgeknepen (lodderig), trekt pet verder over ogen. Loopt stampend. Is snel in tranen. Praat harder en drukker, praat over allerlei onderwerpen die haar bezig houden. Maakt zich zorgen over veel zaken. Heeft lichamelijke klachten. Let veel op anderen en kan daar moeilijk mee stoppen. Reageert sterk op anderen en als ze een aanwijzing krijgt.
Fase 4 Zo ver oplopende spanning dat ze echt boos en dreigend is Wat doet Thea, hoe ziet zij er uit? Erg hard en boos praten, schelden, dreigen met slaan. Als iemand te dichtbij komt, slaat ze.
22
Bijlagen
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Niet met haar in gesprek blijven, maar uit de cirkel stappen. Aangeven waar je bent en waar ze jou kan vinden als het weer gaat. Geen lichamelijk contact zoeken.
Voorbeeld 2. Signaleringplan dagactiviteiten Henk de Ruiter Fase 1 Neutraal /ontspannen
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Ze kan niet meer meedoen en moet zich kunnen terugtrekken op de basisplek. Ze zit daar totdat ze weer tot rust gekomen is en naar je toe komt. Als ze thuis voor het werk al in deze fase zit, lukt het haar niet te komen werken.
Wat doet Henk, hoe ziet hij er uit? Ogen stralen of staan rustig, ontspannen gezichtsuitdrukking of wat uitdagend blik. Lacht, slaakt vreugdekreten, maakt korte hoge geluiden (mmm, iii). Ademhaling gaat rustig. Staat open voor omgeving, reageert blij op contact, kan op positieve manier uitdagen. Snuffelt aan begeleiding en pakt ze vast. Beweegt zich rustig door zijn kamer en de huiskamer, gaat rustig op stoel zitten. Maakt duidelijk wat hij wil; loopt naar het koffiezetapparaat of pakt zijn servet als deze in het zicht ligt. Dit als teken dat hij koffie wil.
Na-fase; goed maken Wat doet Thea, hoe ziet zij er uit? Ze zegt dat ze “nervositas” heeft. Is zenuwachtig, kijkt naar beneden met dichtgeknepen ogen (lodderig), gespannen houding.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Zorg voor een rustige, uitnodigende basishouding, met voldoende nabijheid. Wees er alert op dat hij gespannen kan raken als je hem teveel alleen laat “zwemmen”, het programma niet meer duidelijk is of als hij lichamelijk ongemakken heeft. Houdt het lijntje met hem: even praatje, aanraken, oogcontact. Je kan ook af en toe ook op wat meer afstand van hem zijn. Ga in op zijn initiatieven tot contact. Begeleidt al je handelingen en activiteiten met een verwijzer, bij voorkeur een die ze hij vast kan houden. Als Henk iets aangeeft wat op dat moment nog niet kan, maak dan meteen duidelijk wat wel de bedoeling is door hem de juiste verwijzer te laten zien en de andere activiteit te gaan doen.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Het is voor haar erg belangrijk om op een gebeurtenis terug te kunnen komen en het weer goed te maken. Haar helpen er op terug te komen door er zelf over beginnen op neutrale toon. Als ze het met iemand anders goed wil maken, met haar meegaan ter ondersteuning. Wat betekent dit voor het dagprogramma? Als ze weer wat rustiger is (kan diezelfde dag of een dag later zijn), haar meteen de kans geven het “goed te maken”. Ze hoeft het van ons niet goed te maken, ze noemt dit zelf zo. Na het gesprekje gewoon de draad weer oppakken en verder gaan met het dagprogramma. 23
Afspraken over agressie
Bijlagen
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Hij kan meedoen in het bezigheden beweegt zich vrij door de huiskamer, zit er bij met koffie drinken, gaat mee een boodschapje doen. Hij kan het aan om ook aan minder bekende activiteiten mee te doen (soos etc). Activiteiten duren kort, hebben een duidelijk begin en einde en zijn eenvoudig. Alle activiteiten worden met een verwijzer ondersteund. Overgangen in het programma verlopen vloeiend (geen loze tijd).
Blijf dichter bij hem, meer nabijheid, nadrukkelijker duidelijkheid geven, iets in zijn handen geven.
Fase 2 Enige mate van onrust/spanning
Wat doet Henk, hoe ziet hij er uit? Ogen staan erg onrustig, heeft een verwilderde blik, strakke gelaatsuitdrukking. Ademt snel. Blijft nabijheid van begeleider zoeken. Gaat voor je staan en slaat zichzelf hard op zijn hoofd. Probeert de begeleider in de haren te grijpen.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Henk begrijpt niet meer wat de bedoeling is en dit moet meteen weer helder voor hem worden. Of hij wordt te veel in het luchtledige gelaten (loze tijd). Als je er nu bij bent, kan hij snel weer terug komen in fase 1 en het programma verder volgen. Eventueel het programma aanpassen; hem een activiteit buiten aanbieden; aan de hand van een verwijzer doelgericht ergens naar toe gaan. Fase 3 Onrust/ spanning
Wat doet Henk, hoe ziet hij er uit? Zijn ogen staan onrustig, ademhaling versnelt. Gezichtuitdrukking wordt strakker, wallen onder zijn ogen. Hij zoekt begeleiders meer op, kijkt de ander aan en tikt licht op zijn hoofd. Hij loopt weg als iets te lang duurt.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Henk is ontredderd en begrijpt het niet meer. Biedt hem houvast. Straal zelf door je houding, gezichtuitdrukking en stem uit dat het wel goed komt, stel hem gerust. Zorg dat je hem zo snel mogelijk weer duidelijkheid kan bieden (verwijzers), iets in handen geven, activiteit gaan doen. Houdt andere cliënten uit zijn buurt.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Straal zelf door je houding, gezichtuitdrukking en stem rust uit. Zoek uit wat er aan de hand is: is het programma niet meer duidelijk, duurt het te lang, moet hij wachten? Hij kan ook last hebben van lichamelijke ongemakken: komende toeval, verkoudheid. Geef door middel van verwijzers weer duidelijkheid en zorg ervoor dat er geen loze tijd is.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Pas het programma aan (bouw bijvoorbeeld een wandeling in), zorg er voor dat hij niet hoeft te
24
Bijlagen
wachten, laat het volgende onderdeel eventueel eerder beginnen.
mits dit cliënten zijn waar hij geen competitie mee hoeft aan te gaan.
Voorbeeld 3. Signaleringplan dagactiviteiten Mark Jansen
Fase 2 Voortekenen van spanning Wat doet Mark, hoe ziet hij er uit? Strakke blik in zijn ogen, pet over de ogen getrokken, zonnebril blijft op. Loopt stijver (armen langs lichaam), bijt nagels, rookt veel. Maakt onrealistische plannen.Probeert afspraken te veranderen.
Fase 1 Ontspannen/in goeden doen Wat doet Mark, hoe ziet hij er uit? Heldere blik in de ogen, ontspannen motoriek, zonnebril is af. Goed contact met begeleiding, blijft buiten bij je in de buurt lopen. Doet werkzaamheden en thuis zijn corveetaken zoals afgesproken, accepteert leiding. Heeft haalbare ideëen. Probeert wel te onderhandelen over afspraken, maar op een ontspannen manier (daagt je een beetje uit), verwacht niet dat het lukt.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Mark begint boos op de wereld en op zichzelf te worden. Je moet er op tijd bij zijn, anders zit je zo in fase 3. Maak contact, creëer een opening op speelse manier. Laat merken dat je hem begrijpt, dat je er samen wel uitkomt, geef hem een schouderklopje. Laat hem zijn verhaal doen, geef hem de tijd om te formuleren, onderbreken niet, vul niet voor hem in. Reageer in korte, duidelijke zinnen. Ga niet `zeuren´. Plannen met hem doornemen en weer helder maken, eventuele problemen doorspreken en oplossen.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Je hebt de regie op een niet-autoritaire manier. Straal vertrouwen uit in hem en in jullie samenwerking. Duidelijke klussen afspreken, met hem doornemen en in subtaakjes uiteen rafelen. Je eigen plan aanhouden. Hij kan op kleine onderdelen zelf inspraak hebben. Bouw rustmoment in. Overschat hem niet, communiceer op volwassen, maar eenvoudige manier.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Zorg ervoor dat hij werkzaamheden en activiteiten te doen heeft waar geen discussie over gevoerd hoeft te worden. Zaken waarvan je weet dat hij ze kan en aankan. Als je merkt dat hij niet terug gaat naar fase 1, blijf je in de nabijheid van de woning. Je gaat niet het dorp in. Soms is samen een blokje om lopen een prettige manier om weer te schakelen.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? De dag kan verlopen zoals afgesproken. Werkzaamheden en activiteiten wat verder bij huis vandaan kunnen doorgaan. Hij kan naast andere cliënten functioneren en van de contacten genieten,
25
Afspraken over agressie
Bijlagen
Fase 3 Oplopende spanning en protest
Fase 4 Mark is boos en loopt weg
Wat doet mark, hoe ziet hij er uit? Heeft een boze blik en gefronste wenkbrauwen. Vermijdt oogcontact. Loopt stijf en met opgetrokken schouders. Rookt veel, wil niet praten, doet niet wat je vraagt, neemt meer afstand (loopt voor je uit). Hij kan niet uitleggen wat er aan de hand is.
Wat doet Mark, hoe ziet hij er uit? Loopt weg, pakt daarbij een fiets of een brommer mee als hij de kans krijgt. Als er mensen in zijn buurt zijn, is hij dreigend. Hij kan daarbij voorwerpen gebruiken om je te slaan. Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Probeer bij hem in de buurt te blijven, soms heeft hij even tijd nodig om uit te razen voordat je contact met hem maakt. Geen fysieke confrontatie aangaan. Probeer hem te bereiken via zijn mobiele telefoon. Gesprek aangaan en bespreken wat hem dwars zit. Eventueel een ander gezicht inschakelen. Bij gevaar of dreiging daarvan (voor zichzelf of voor anderen) de politie inschakelen.
Wat betekent dit voor wat jij moet doen? Mark is nu boos op zichzelf en op de wereld. Proberen weer (oog)contact met hem te krijgen, probeer er achter te komen wat het probleem is en een oplossing voor te vinden. Het kan iets zijn wat korte of iets langere tijd geleden gebeurd is. Blijf op een rustige, neutrale manier met hem praten en omgaan. Nooit boos worden of je stem verheffen. Duidelijke afspraken met hem maken. Zeg wat je van hem verwacht.
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Dit kan geen doorgang vinden.
Voorbeeld 4. Spanningsscenario René Verbeek
Wat betekent dit voor het dagprogramma? Besluiten of hij mee kan doen aan bezigheden of werkzaamheden, afhankelijk van of hij kan omschakelen of niet. Als hij buiten bij je wegloopt, achter hem aan gaan en proberen contact te houden/herstellen. Eventueel andere collega inschakelen om het lijntje weer met hem te leggen. Soms helpt het hem als iemand anders contact met hem legt.
Spanningsbronnen zijn l Als mensen aan mijn kop zeuren en ze houden er niet mee op. l Als iemand me dwingt iets te doen. l Als mensen niet normaal doen. l Als mensen maar vragen blijven stellen over mijn handicap. l Als mensen me uitlachen. l Als mensen boos op me worden· l Als ik iets niet begrijp. 26
Bijlagen
l l
Als er een begeleider is die me nog niet goed kent. Als ik niet weet wat een ander van me denkt
uit de weg of maken ruzie met me. Wat helpt: Even weglopen, het liefst naar buiten. Ze moeten me even met rust laten. Niet aan mijn kop zeuren. Ik kom vanzelf wel weer terug. Dan wil ik even praten met iemand (begeleiding of baas). Als ze rustig tegen me praten en niet boos worden, word ik ook weer rustiger. Er niets van zeggen als ik tegen de muur sla. Ik probeer zelf tegen mijn kussen of tas te slaan in plaats van de muur. Ik zeg tegen mezelf: stoppen met die nare gedachten!!
Ontspannen voelen. Ik zit lekker in mijn vel. Ik voel me vrolijk. Ik voel me rustig Denken: Het gaat soepel. Ik denk dat ik het leven aan kan. Er is niets aan de hand. Doen: Tv kijken, muziek luisteren, grapjes maken, vrolijk kijken, naar mijn werk gaan, ik doen mijn huishoudelijke taken, ik luister naar andere mensen, ik kan irritaties hanteren. Ik spreek af met vrienden. Reacties van anderen: Mensen reageren leuk op me, ze maken grapjes, ze zijn vrolijk. Ze maken een praatje met me. Ze vragen of ik even wil helpen. Wat helpt: Is niet nodig, het gaat goed
Erg gespannen voelen. Ik voel me opgefokt. Ik voel kracht in mijn hele lichaam. Het voelt alsof ik uit elkaar spat. denken: als ze nu niet ophouden, sla ik er op, ik raak de controle kwijt. Het is toch allemaal naar de klote. doen: Ik bal mijn vuisten, trek mijn hoofd tussen mijn schouders. Ik zie wazig. Ik zie alleen maar die ene persoon die me opgefokt heeft. Ik hoor niet meer wat er gezegd wordt. Reacties van anderen: Dat weet ik niet. Als ik zo opgefokt ben, kan ik niet meer scherp zien, ik zie niet hoe de ander op mij reageert. Wat helpt: Het is al te laat
Beetje gespannen voelen. Ik voel me koud, rillerig. Mijn knie doet pijn. Ik voel me onrustig. Denken: Ik moet niet boos worden, maar dat gebeurt toch. Ik denk ”ik krijg vast hoofdpijn”, ik fok mezelf op. Ik weet niet wat ik moet doen, ik ga aan nare dingen van vroeger denken. Nu moet er niks gebeuren, want dan word ik nog somberder. Ik denk dat iedereen tegen mij is. Doen: Ik ben onrustig, loop veel heen en weer. Op mijn werk kijk ik nors en praat niet met de collega’s. Ik kan niet naar een ander luisteren als die iets vertelt. Ik sla met mijn vuist tegen de muur, om te voorkomen dat ik iemand sla. Reacties van anderen: Begeleiding komt naar me toe en vraagt of we even moeten praten. Op mijn werk vragen ze of er iets aan de hand is. Vrienden gaan me
Het is al te laat
27
Ik zit lekker in mijn vel. Ik voel me vrolijk. Ik voel me rustig.
28