erop of eronder
Hoe Holland het hoofd boven water houdt
auteur: A nne Pek illustraties: I
bestemd voor leerlingen van 10 t/m 13 jaar (groep 7, groep 8 en eerste leerjaar VO, zowel VMBO als Havo/VWO) Uitgever: Gottmer Uitgevers groep bv
2
Over het boek
Lessuggesties
Erop of eronder is een verhaal over duizend jaar Holland. Van de eerste bewoners achter de duinen zo rond het jaar 1000 tot en met de huidige tijd ca. 2000. Centraal staat het gevecht tegen het water. Meestal verdedigend, later ook veroverend. Steeds blijft de vraag: Erop of eronder? Wegvluchten of je verdedigen? De titel en de ondertitel van het boek zijn zowel letterlijk als figuurlijk van toepassing op de strijd tegen het water.
Door de lengte van de hoofdstukken en de vertelstijl leent het boek zich er goed voor om door de leerlingen zelf gelezen te worden. In de lessuggesties wordt er dan ook voor gekozen om Erop of eronder te gebruiken voor coöperatief leren. Ieder hoofdstuk wordt door twee leerlingen gelezen en aan de hele groep gepresenteerd in een mondelinge presentatie of in een combinatie van mondeling of schriftelijk (webmodel). De bedoeling van deze presentaties is om op een boeiende manier informatie over te brengen. Daartoe worden per hoofdstuk gevarieerde suggesties gedaan, zodat de inhoud van ieder hoofdstuk in een andere vorm wordt gegoten.
De teksten worden gebracht als vertelling. Ieder hoofdstuk wordt ingeleid door een relatie te leggen vanuit het nu naar hoe het toen was. Er zijn negen hoofdstukken die over een grote verandering in de woon- en leefsituatie van de bewoners verhalen. Die veranderingen zijn meestal het gevolg van weer en water, maar ook van inmenging van andere volken. In ieder hoofdstuk worden een paar begrippen in informatieve zin apart belicht in kadertjes. De illustraties hebben een verduidelijkende functie. Er wordt getoond hoe de eerste nederzettingen zich tot dorpen en steden ontwikkelden. Op kaartjes zijn de veranderingen van de vorm van Holland door het gevecht met het water te volgen.
Bij de presentaties gaat het altijd om het overbrengen van de essentiële veranderingen die centraal staan in de hoofdstukken, maar ook om de afwisseling tussen meer persoonlijk ingekleurde verhalen en meer zakelijk gebrachte informatie. De afgeronde, informatieve onderwerpen binnen een hoofdstuk worden op een zakelijke manier door andere leerlingen gepresenteerd, voor of na de verhalende presentatie. Hier is het doel om kort en duidelijk uit te leggen wat een begrip inhoudt. Als alle presentaties achter de rug zijn, wordt afgesloten met een individuele toets om na te gaan wat de leerlingen van de leerstof hebben onthouden. Het is de bedoeling om met de werkvorm coöperatief leren de betrokkenheid te vergroten en daardoor een efficiënte en effectieve manier van leren te realiseren.
3
Introductie van het boek en de werkwijze
Woord vooraf: Een sprong terug in de tijd
Opdracht voor de leerkracht Zorg voor een motiverende introductie van het boek. Toon de voorkant en bespreek de (dubbele) betekenis van titel en ondertitel. Laat daarna (bijvoorbeeld via het digibord) de tijdlijn van p. 164 e.v. alleen in beeld zien, zonder de toelichting. Bespreek welke ideeën de leerlingen hebben gekregen over de inhoud van dit boek. Maak daarvan een globale inventarisatie en ga na waar ze hun ideeën uit afleiden.
Lees de tekst van dit voorwoord met inleving voor. Vraag daarna de leerlingen om één ding te noemen waar ze verbaasd over zijn, iets wat nieuw voor ze is. Licht vervolgens de werkwijze toe van het coöperatief leren. 1 Ieder hoofdstuk wordt door twee leerlingen gelezen (uitgezonderd de afzonderlijke, informatieve onderwerpen). Je noteert daarna de vier of vijf belangrijkste onderwerpen uit dit hoofdstuk. Wat gebeurde er en hoe reageerden de bewoners daarop? (Lees als leerkracht ieder hoofdstuk ook door om bij de presentatie waar nodig vragen te stellen om de vaart erin te houden en evt. ontbrekende relevante informatie boven water te krijgen.) In een opdracht staat op welke manier je de inhoud van een hoofdstuk moet overbrengen via een mondelinge presentatie. Die voer je samen uit. Soms is de opdracht om op Google Maps iets op te zoeken. Neem de resultaten daarvan ook in de presentatie mee. Elke presentatie wordt nabesproken op inhoud en vorm. Wat de inhoud betreft gaat het erom na te gaan wat nieuw of interessant is voor de luisterende leerlingen. Wat de vorm betreft worden tops besproken en tips gegeven. 2 In ieder hoofdstuk worden één of twee begrippen uitgebreid toegelicht. Ieder begrip wordt door één leerling kort en duidelijk uitgelegd. Die informatie wordt voor of na de mondelinge presentatie gegeven. 3 Gebruik de kaartjes uit de hoofdstukken om de consequenties van de gebeurtenissen voor de vorm en de indeling van Holland aan te geven. 4 Als alle presentaties gehouden zijn volgt een individuele toets om na te gaan wat ieder van dit boek heeft opgestoken.
4
Op de vlucht voor het zand De eerste bewoners van Holland woonden al eeuwen voor het jaar 1000 op het zand achter de duinen, want de rest van het land bestond uit veenmoerassen en meertjes. Rond 700 kwam de monnik Willibrord daar aan om mensen tot het christendom te bekeren. Het klimaat veranderde rond het jaar 1000. Er kwamen hevige zandstormen. Opdracht bij de verhalende tekst Neem de illustratie van p. 10 als uitgangspunt. (Toon bij de presentatie de illustratie via het digibord en wijs daarop de begrippen aan. ) • Wat vertelt deze illustratie over waar en hoe de mensen woonden en werkten? • Welke factoren zorgden ervoor dat dit een ideale woonplek was? Vertel verder: • Wat veranderde er door de komst van Willibrord? • Welke functie had Medemblik in die tijd? Sluit af met: • Waarom moesten de bewoners van Holland hun woonplek ontvluchten?
1
Opdrachten bij de informatieve teksten Hollands ruggengraat (p. 18-19) Begin met de rechterkolom op p.18: ‘Een eeuwenoude duinweg’ en lees verder p. 19. Voer ook de Google Maps-suggestie uit. Geef kort en krachtig de essentie van deze informatie weer en vertel of laat zien wat je via Google Maps hebt ontdekt. In een boom het water op (p. 24-25) In deze tekst gaat het over hoe mensen zich over het water verplaatsten met behulp van boomstamkano’s. Gebruik bij je presentatie de illustratie van p. 25 om de ontwikkeling van de kano te laten zien. Evt. kun je daar op internet aanvullende informatie over zoeken. In de tekst staat bijvoorbeeld dat die boomstamkano’s overal ter wereld gebruikt werden en nog steeds gebruikt worden. Kaartjestoelichting Het kaartje op p. 16 geeft weer hoe Holland er rond het jaar 1000 uitzag. Vergelijk dat met de huidige situatie. Wijs op de verschillen m.b.t. plaatsen, rivieren, de kustvorm, de meren, overige verschillen.
5
DE GROTE ONTGINNING De bewoners van de duinstreek trokken verder het land in naar de veengronden. Daar begonnen ze met het klaarmaken van de grond voor bebouwing en beplanting De dorpen groeiden en werden uitgebreid met een dochterkerk. Er ontstaan lintdorpen. Door ontwatering van de veengrond kan er bebouwing plaatsvinden. Bebouwing zorgt echter ook voor het inklinken van de veengrond, zodat de gewassen in het water komen te staan en verrotten. Opdrachten bij de informatieve teksten Een drijvend pad (p. 33) Het gaat hier om de uitvinding van het boomstampad. Zoek op internet naar andere voorbeelden van ‘paden’ door moerassen. Vertel in je presentatie kort en bondig over het boomstampad en laat daarbij evt. de illustratie op p. 33 zien. Wandelende dorpen (p. 41-43) Vertel waarom de mensen hun dorp verplaatsten en hoe lintdorpen ontstonden. Voer ook de Google Maps-opdracht uit en verwerk die in je presentatie.
2
Opdracht bij de verhalende tekst Gebruik de interviewvorm om de informatie uit de verhalende tekst over te brengen. De een is de deskundige, de ander de kritische vragensteller, die op de gegeven antwoorden doorvraagt. De deskundige maakt ook gebruik van het kaartje op p. 35 en vergelijkt dat evt. met het kaartje op p. 16. Stel samen vijf vragen op die de kern van dit hoofdstuk weergeven. Daarin komen aan bod: de ontginning van de veengrond en wat veen eigenlijk is, een eigen kerk, personenvervoer over water, het ontstaan van Sloten en Diemen, inklinken van de veengrond door oxidatie en wat oxidatie is. Kaartjestoelichting Het kaartje op p.35 gaat over de nederzettingen rond het IJ. Vergelijk die ook weer met de huidige situatie.
6
Een vernietigende vloed Boeren zorgden voor de ontginning van de veengronden en voor de bebouwing. Storm- en springvloeden doen het land grotendeels overstromen en zorgen voor afkalving van de oevers en veranderen de vorm van het land. De eerste dijkaanleg komt tot stand. Opdracht bij de informatieve tekst Hoog, hoger, hoogst (p. 49) Leg uit wat een stormvloed is en wat een springvloed. Waarom kan zo’n vloed rampzalig zijn voor een land aan zee? Opdracht bij de verhalende tekst Begin de presentatie met het voorlezen van de introtekst (blauw) op p. 45 en vervolg met het voorlezen van de tekst t/m de derde alinea (‘... maar helemaal zeker wist je zoiets nooit.’). Lees voor met inleving: laat de belangrijke woorden goed naar voren komen en probeer de sfeer van het verhaal ook goed te laten horen. Sluit daarop aan in je presentatie door de volgende informatie in een verhaal te verwerken: dodenherdenking wordt Allerheiligen en Allerzielen, verwoestende stormvloeden
3
in begin november, vergroting van het Almere, afscheiding van Texel van het vaste land, afscheiding van West-Friesland (met de stad Medenblik) van Friesland, inname van West-Friesland door Floris V, het begin van dijkaanleg, samenwerking en samenspraak bij dijkaanleg. Opdracht bij de informatieve tekst Geen dijk zonder gaatje (p. 57) Geef een toelichting op de functie van een dijk en van de klepduiker daarin. Kaartjestoelichting Vergelijk het kaartje op p. 51 met het kaartje uit het vorige hoofdstuk op p. 35 om de effecten van de stormvloeden te laten zien op de vorm van Holland. Facultatieve opdracht Wie wil in boeken of via internet informatie opzoeken over graaf Floris V en daarover vertellen?
7
Een dam in de rivier De mensen gaan steeds meer bij elkaar wonen om handel te drijven. Voor de aan- en afvoer van goederen en producten werd gebruikgemaakt van waterwegen en landwegen. Opdracht bij de verhalende tekst Maak je eigen verhaal over dit hoofdstuk door gebruik te maken van de volgende bouwstenen: • De illustratie op p. 58. • Plekken die makkelijk te bereiken zijn trekken kooplieden en kopers aan. • Er ontstaan veel nieuwe kruispunten van water- en landwegen door de aanleg van dammen door de veenboeren. • Op die kruispunten ontstonden marktjes. Die trokken vooral ambachtslieden die hun spullen wilden verkopen. Maar ook de boeren, die veeboeren waren geworden, verkochten er kaas en boter.
4
Opdracht bij de informatieve teksten Dijkjes in het wild (p. 64) Het gaat erom het begrip oeverwal duidelijk uit te leggen. Wat heeft dat begrip met Dorestad te maken? Dammen, sluizen en deuren met gaten (p. 68-70) Vertel hoe een dam werd gebouwd en hoe we dat weten. Geef een toelichting op de functie van een sluis. Hoe werd zo’n sluis gebouwd? Waar diende het klepje in de sluisdeur voor? Kaartjestoelichting Op het kaartje op p. 71 is te zien dat het aantal steden in de dertiende eeuw snel toenam. Vergelijk dit kaartje met dat van p. 51. Vestig ook de aandacht op de naamgeving van de plaatsen.
Overtoom
8
Van moddergat tot grote stad Doordat er steeds meer mensen op elkaar kwamen te wonen en de huizen van hout waren, ontstonden er vaak stadsbranden. De positie van Utrecht veranderde en werd ongunstiger t.o.v Amsterdam. Opdracht bij de verhalende tekst: Bespreek de inhoud van dit hoofdstuk aan de hand van de volgende stellingen en inventariseer / breng in kaart wie denkt dat de stelling waar is en waarom, of waarom niet. Stelling 1 De mensen in de steden werden steeds rijker en daarom wilden ze geen houten huizen meer, maar stenen huizen. Stelling 2 De handelspositie van Utrecht verslechterde doordat graaf Floris V tol ging heffen bij Muiden. Stelling 3 Amsterdam ontwikkelde zich tot een belangrijke handelsstad doordat er gebrek aan graan was ontstaan. Voeg zelf informatie toe bij ideeën van de medeleerlingen. Stelling 1 is bijvoorbeeld maar ten dele waar, evenals stelling 2.
5
Opdrachten bij de informatieve teksten: De ene baksteen is de andere niet (p. 77) Leg uit dat de rijke mensen eerst hun huizen van natuursteen bouwden, maar later van klei. Vertel waar die klei vandaan kwam en hoe bakstenen van kleur kunnen verschillen. Heien op kleef, heien op stuit (p. 84-85) In de veertiende eeuw werd een houten fundering in het water gelegd, waarop een stenen huis werd gebouwd. Verklaar de werkwijze en vertel wat ‘slieten’ betekent. Leg het verschil tussen de twee vormen van heien uit en gebruik daarbij de illustratie van p. 85 ter verduidelijking. Kaartjestoelichting In dit hoofdstuk staat geen kaartje, maar in plaats daarvan kan de illustratie van p. 72 worden toegelicht.
8
9
De jacht op het bruine goud Bij gebrek aan brandhout werd het veen uit de moerassen gestoken en als turf verkocht. Opdracht bij de verhalende tekst Breng de informatie over als een vertelling van een gids in een museum. Begin met het tonen van de illustratie op p. 86. Vertel hoe de veenboeren het bruine goud ontdekten en hoe ze aan het turfsteken zijn begonnen. Laat zien hoe dat het landschap veranderde. Vertel dat de turf niet alleen gebruikt werd om huizen te verwarmen, maar ook om stenen te kunnen bakken en bier te brouwen. Verklaar ook de opkomst van het bier als volksdrank. Om nog dieper turf te kunnen steken werd de baggerbeugel uitgevonden. Eindig met het afkalven van de veenlanden door het water van de meren.
6
Opdrachten bij de informatieve teksten Verboden bossen (p. 91) Verklaar waarom er bijna geen bomen meer in de duinen staan. En dat de naam Holtland dus niet meer passend is. Hoe komt het dat er nu nog twee oerbossen over zijn? Leg ook de relatie naar de huidige situatie. De trekvaart (p. 96-98) Neem de illustratie van p. 96 voor je en leg met behulp daarvan uit wat de trekvaart precies was en hoe het vervoer via de vaart in zijn werk ging. Wat is de functie van de rolpalen? Kaartjestoelichting Het kaartje op p. 99 laat de het traject en de ligging van de trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem zien. Facultatieve opdracht Zoek met hulp van internet steden op die nog een ‘Turfmarkt’ hebben.
‘Holtland’ werd verboden gebied voor gewone Hollanders. De adel wilde er ongestoord kunnen jagen.
10
WEG MET DAT WATER De bewoners van Holland raakten door de stormen steeds meer grond kwijt. Zo ontstond het idee om weer grond op het water te veroveren: door inpoldering. Ruim 50 meren in NoordHolland werden drooggelegd. Dat gebeurde met watermolens. Opdrachten bij de informatieve teksten Droogmakerij of polder (p. 103) Licht het verschil tussen een polder en een droogmakerij duidelijk toe. Een land vol molens (p. 115-117) Zoek op internet de werking van een korenmolen en van een watermolen op.
7
Kijk of je een opengewerkte molen kunt vinden, zodat je kunt zien hoe die werkt. Leg uit hoe de mensen op het idee van een watermolen kwamen. En hoe Simon Stevin getrapte molens bedacht. Eindig ten slotte met de uitvinding van de krukas door Cornelis Corneliszoon, waardoor er houtmolens kwamen. Opdracht bij de verhalende tekst Vertel het verhaal vanuit een personage. Lamoraal van Egmond. Begin zo: ‘Ik ben Lamoraal van Egmond. Het is mijn taak en die van mijn familie om te zorgen dat het klooster van Egmond met de bibliotheek veilig blijft voor het water.’ Vertel verder zijn plan om kleine meertjes droog te leggen met watermolens. Waarom wilde hij dat en hoe dacht hij dat te doen? Geef ten slotte aan hoe Lamoraal van Egmond aan zijn einde is gekomen. Jan Adriaanszoon, een beroemde watermolenbouwer. Begin zo: ‘Mijn naam is Jan Adriaanszoon en ik ben molenbouwer, watermolenbouwer.’ Je bent er trots op dat je de duikerklok hebt uitgevonden. Vertel hoe je werd gevraagd om met watermolens een meer leeg te scheppen. Dat je eerst de Beemster leegschepte met behulp van de uitvinding van Simon Stevin: getrapte molens. Daarna volgden veel andere meren. Besluit je vertelling met de nieuwe naam die je gekozen hebt: Leeghwater. Kaartjestoelichting Het kaartje van p. 105 met de Hollandse droogmakerijen wordt uitgelegd.
11
Tegenslag op komst Vanwege zijn rijkdom werd Holland aangevallen door Frankrijk, Engeland en Duitsland. Rampjaar 1672. Om de vijand tegen te houden werden polders weer onder water gezet (inundatie): de Hollandse Waterlinie. Verval van Enkhuizen, doordat er niet op haring voor de Engelse kust kon worden gevist. Rotterdam, Amsterdam en Den Haag groeiden nog. Amsterdam kreeg zelfs de Gouden Bocht, een rij statige herenhuizen aan de Herengracht. Paalwormen tastten de houten waterwering, de dijkbescherming, aan. De dijken werden verstevigd met zwerfkeien uit Drenthe. Opdracht bij de verhalende tekst Begin met de rampen op een rij te zetten en geef aan wat de gevolgen daarvan voor Holland waren: Oorlog • Rijkdom wekt jaloezie op. Rampjaar 1672. Hollandse Waterlinie.* • Steden raakten in verval door de oorlog. Het water wordt weer een bedreiging • De Zuiderzee vormt een steeds grotere bedreiging. • Paalwormen tasten de zeewering aan. • Door inklinking van de bodem komt het land lager te liggen t.o.v. de zeespiegel. Tegenover de rampen staan positieve ontwikkelingen • Amsterdam groeide door ondanks de oorlog. • Zwerfkeien uit Drenthe verstevigen de dijken.
8
Opdrachten bij de informatieve teksten Een land langs de meetlat (p. 127) Verklaar wat NAP betekent en waarom het van belang is om te weten hoe ver het land onder de zeespiegel ligt. Het geheim van een goede dijk (p. 132-133) Leg uit hoe dijken werden gebouwd en wat de kenmerken van een goede dijk zijn. Kaartjestoelichting Kaartje van de Hollandse Waterlinie (p. 122). Meteen aansluiten bij *.
12
NIEUWE WATERWEGEN De Zuiderzee slibt dicht. Pampus is een obstakel voor schepen om Amsterdam te bereiken. De schepen worden steeds groter en er komen stoomschepen. Koning Willem I kwam aan de macht en ontpopte zich als de kanalenkoning. Hij liet het Noord-Hollands Kanaal graven, de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal.
9
Opdracht bij de verhalende tekst Er zijn enkele inleidende, blauwgedrukte teksten geselecteerd die voorgelezen worden. Daarna wordt in eigen woorden uitgelegd waar de tekst op duidt. • Introtekst op p. 136 Vertel verder waarom Holland minder goed bereikbaar was geworden. (dichtslibben Zuiderzee) • Blauwe tekst op p. 138 Hier gaat het erom dat ook Amsterdam moeilijker bereikbaar werd. (opstakel Pampus, zeekameel) • Inleidende tekst op p. 143 Nederland wordt een koninkrijk met koning Willem I. Hij had jaren in Engeland gewoond en de industriële revolutie meegemaakt: uitvinding van de stoommachine, fabrieken konden goedkoper produceren, kanalen werden gegraven, aanleg van het Noord-Hollands Kanaal met behulp van een moddermolen. Sluit af met De Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal, die moesten voor betere verbindingen met de zee zorgen. Opdrachten bij de informatieve teksten: Een land zonder bruggen of straten (p. 139) Maak duidelijk hoe het vervoer in Holland zich ontwikkelde. Een schuifdeur voor de Nieuwe Waterweg (p. 156-157) Een open verbinding met de zee moet soms toch afgesloten kunnen worden. Hoe is dat gerealiseerd? Kaartjestoelichting Holland begin twintigste eeuw (p. 151).
Koning Willem I (1815–1840) liet zo veel kanalen graven dat hij wel ‘de Kanalenkoning’ werd genoemd.
13
Komt ons land ooit af? Lees de tekst van dit slothoofdstuk helemaal voor met inleving. Bespreek met de leerlingen na wat ze van het boek en de manier van werken vonden. Kunnen ze zich nog herinneren op welke manieren de informatie is overgebracht? Hoe komt de informatie over als die met behulp van stellingen wordt gebracht en hoe als een personage het verhaal vertelt? Individuele toets Er is gekozen voor open vragen omdat die beter zichtbaar maken wat de leerlingen hebben opgestoken. 1 Hoe komt Holland aan zijn naam? 2 Waarom gingen de inwoners van Holland in het veenmoeras wonen? 3 Wat betekent het oxideren van de veengrond? 4 Wat had een Allerheiligenvloed met deze christelijke feestdag te maken? 5 Wat is een overtoom? 6 Hoe komt het dat veel plaatsnamen eindigen op ‘dam’? 7 Waarom mochten er in sommige steden geen houten huizen meer gebouwd worden? 8 Welke twee producten waren de eerste exportproducten? 9 Hoe kwam men op het idee om turf te gaan steken? 10 Welke drie dingen vond je het meest interessant die je over de geschiedenis van Holland gehoord hebt?
Tot slot
Antwoorden 1 Holland komt van Holtland dat Houtland betekende. 2 Door uitputting van de grond en verandering van het klimaat ontstonden er zandstormen. Daarom vluchtten de bewoners de moerassen in. 3 Als er zuurstof bij de dode plantjes komt, verbranden die. Dat heet oxideren. 4 Alleen dat deze vloedgolven door de herfststormen veroorzaakt werden en deze vaak begin november plaatsvonden. 5 Een uitvinding om kleine boten over een dijk te krijgen. 6 Bij een dam kwamen boten met handelswaar aan, er werd een herberg gebouwd, er ontstond een marktje en veel mensen kwamen er hun zelfgemaakte of verbouwde producten verkopen. Zo ontstonden veel steden. 7 De houten huizen kwamen dicht op elkaar te staan. Als er brand uitbrak, brandde dan vaak een groot deel van de stad af. 8 Kaas en haring. 9 Omdat het hout op was en er steeds meer behoefte aan brandstof kwam. 10 Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Jos Walta Adviseur leesbevordering bij kinderboekwinkel de Boekenberg in Eindhoven
Grafisch ontwerp www.afeddema.nl
De Boekenberg is gespecialiseerd in leesbevordering! We zorgen voor een schoolbibliotheek op maat en voor inspirerende werkvormen. Mail ons voor een vrijblijvende afspraak:
[email protected]