VITRUVIUS
NUMMER 14
12
JA N U A R I 2 0 1 1
JAAP EVERT ABRAHAMSE
MENNE KOSIAN
ERIK SCHMITZ
SENIOR ONDERZOEKER HISTORISCHE STEDENBOUW BIJ DE RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED
ONDERZOEKER RUIMTELIJKE ANALYSE BIJ DE RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED
ONDERZOEKER BIJ HET STADSARCHIEF AMSTERDAM
1 – DE BRETTENZONE LIGT IN AMSTERDAM-WEST, TUSSEN DE HAARLEMMERPOORT EN HALFWEG. HET IS DE ENIGE GROENE AS DIE DOORDRINGT TOT AAN DE BINNENSTAD. LÖHMANN’S ARCHITECTURE –
L A N D S C H A P S B I O G R A F I E VA N E E N S TA D S R A N D
URBAN & INDUSTRIAL DESIGN
Ruimtelijke ordening en cultuurhistorie in de Amsterdamse
Brettenzone
e erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. Hierbij heeft het succesvolle programma Belvedere een grote rol gespeeld. Belvedere is een van de fundamenten van de modernisering van de monumentenzorg die nu zijn beslag krijgt. Binnen deze ontwikkeling wordt een brede definitie van erfgoed gehanteerd. Het gaat niet langer alleen om objecten, zoals in de traditionele monumentenzorg, maar ook om grotere lijnen, structuren en gebieden. Naast gebouwen en archeologische monumenten richt de erfgoedzorg zich op het cultuurlandschap. Omdat het landschap per definitie veranderlijk is, kan behoud geen hoofddoelstelling meer zijn. In plaats daarvan komt management of change. Het project Biografie van de Brettenzone, dat hier aan de orde komt,
D
betreft een onderzoek van het landschap over de lange termijn (van de middeleeuwse veenontginningen tot nu), waarbij de ontwikkeling is weergegeven in een chronologische kaartenreeks met een uitgebreide toelichting.1 Het richt zich op de randzone tussen de Westelijke Tuinsteden en het westelijk havengebied in Amsterdam. Daarmee betreedt het project een voor de cultuurhistorische disciplines nagenoeg onontgonnen terrein: de stadsrandzone.
Cultuurhistorie en stadsrandzones De verstedelijkingsdruk in stadsranden is veel hoger dan die in bestaand stedelijk gebied of buiten de steden. Dat wordt niet alleen veroorzaakt door stadsuitbreiding, maar ook omdat functies die bij binnenstedelijke herstructurering en transformatie moeten verplaatsen, vanuit binnenstedelijk gebied verschuiven naar de stadsranden.
Ondanks deze grote stedelijke dynamiek is er in Nederland tot op heden nauwelijks aandacht geweest voor cultuurhistorie in stadsranden.2 Om te komen tot een zorgvuldige programmering en weloverwogen ontwerp van stadsranden ligt het echter voor de hand om cultuurhistorische aspecten op verschillende schaalniveaus mee te laten spelen. Vaak zijn de randzones sterk versnipperd door de aanwezigheid van grootschalige infrastructuur en bedrijventerreinen en door het ontbreken van integrale planning. Aansluiting bij de historische lijnen in het landschap kan niet alleen bijdragen aan verbetering van de verbindingen, maar ook aan ruimtelijke continuïteit tussen de bestaande stad en de nieuw te ontwikkelen stadsrandzones. De Biografie van de Brettenzone richt zich in eerste instantie op het gebied zelf, maar heeft tegelijkertijd een bredere doelstelling: het agenderen van cultuurhistorie in stadsranden.
13
VITRUVIUS
NUMMER 14
JA N U A R I 2 0 1 1
De Amsterdamse stadsdelen West en Nieuw-West werken samen aan de ontwikkeling van de Brettenzone, het gebied tussen de Haarlemmerpoort en Halfweg, ten noorden van de Haarlemmertrekvaart. De afdeling Landschap van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft op verzoek van de beide stadsdelen een landschapsbiografie van het gebied opgesteld, in de vorm van een historische atlas. Hierbij werd samengewerkt met het Stadsarchief Amsterdam. Deze is onlangs in boekvorm verschenen. Het ontwerpbureau Löhmann’s Architecture - Urban & Industrial Design heeft op basis van de onderzoeksresultaten een toekomstvisie opgesteld, die als leidraad kan dienen voor ingrepen in het gebied. Het project Biografie van de Brettenzone wil daarnaast een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de methodiek waarmee de problematiek van andere stadsrandzones kan worden benaderd.
2 – OP DE KAART VAN RIJNLAND DOOR FLORIS BALTHASARS UIT 1610-1615 IS GOED TE ZIEN HOE HET GEBIED IN DE MIDDELEEUWEN WAS BEDIJKT. HET VEENLAND WERD ONTWATERD DOOR GEGRAVEN WETERINGEN, DIE UITKWAMEN OP SLUISJES IN DE IJDIJK. RECHTS IS TE ZIEN HOE AMSTERDAM IN HET BEGIN VAN DE ZEVENTIENDE EEUW MET EEN GROTE STADSUITBREIDING BEZIG WAS. STADSARCHIEF AMSTERDAM
Dat is de belangrijkste reden voor de publicatie van de Brettenatlas in boekvorm. In de stadsranden is zowel voor de erfgoedzorg als voor de ruimtelijke ordening een wereld te winnen: tot op heden is weinig aandacht voor erfgoed aan de stadsrand, dat onder druk staat door de verstedelijking. De stadsrandzones zijn – uit de aard der zaak – vaak verrommelde gebieden. Door dit karakter zijn ze veelal over het hoofd gezien door de klassieke erfgoedzorg. Tegelijkertijd is er behoefte aan aanknopingspunten bij het ontwerp dat de transformatieprocessen van de complexe randzones moet sturen. Juist aansluiting bij historische aspecten in het landschap kan bijdragen aan draagvlak voor ontwikkeling. Daarbij speelt kennis een cruciale rol: specialistisch onderzoek uit verschillende vakdisciplines en onderzoeksterreinen moet worden gebundeld en zo worden gepresenteerd dat ontwerpers en beleidsmakers er iets mee kunnen. De landschapsbiografie van de Brettenzone maakt deel uit van de kennisprogramma’s van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het
is opgenomen in het programma Erfgoed en ruimtelijke opgaven vanuit de gedachte dat deze aanpak van de Brettenzone als voorbeeld kan dienen voor andere stadsrandzones waar vergelijkbare opgaven liggen.
Een openluchtmuseum van ruimtelijke intenties In 1929 trad de stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren aan als hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling bij de Dienst der Publieke Werken. De afdeling was het jaar daarvoor opgericht met het oogmerk om een Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) op te stellen. Dat later wereldberoemde plan werd in 1935 gepresenteerd. Het was opgesteld volgens de ideeën van de CIAM en ging uit van een strenge scheiding van de stedelijke hoofdfuncties wonen, werken, recreatie en verkeer. In het AUP kreeg Amsterdam een lobbenstructuur van tuinsteden en werkgebieden, die van elkaar werden gescheiden door groene scheggen. Slechts een zeer klein deel werd nog voor de Tweede Wereldoorlog gerealiseerd. De reali-
satie van het AUP begon pas echt vorm te krijgen in de jaren vijftig. Toen werden in hoog tempo de Westelijke Tuinsteden aangelegd. Daartussen werden vooral strak doorontworpen groengebieden aangelegd. In later tijd gingen het bestaande landschap en zijn cultuurhistorie een steeds grotere rol spelen in het denken over stedelijk groen. Een voorbeeld is de Amstelscheg, waar het agrarische landschap en de bovenlanden aan de oevers in grote lijnen zijn gehandhaafd. De Brettenzone vormt een brede, groene grenszone tussen Amsterdam-West en het Westelijk Havengebied. Het bestaan van deze zone is het directe gevolg van in het AUP getrokken grenzen tussen bebouwing, groen en havengebied. De ontwerpers van het AUP gingen uit van een verplaatsing van de Haarlemmerweg en het spoor naar Haarlem in noordelijke richting. De trekvaart zou worden gehandhaafd. Het gebied tussen de oude en de nieuwe infrastructuren werd aangewezen als groene buffer tussen de nieuw aan te leggen Westelijke Tuinsteden en de enorme opper-
VITRUVIUS
NUMMER 14
JA N U A R I 2 0 1 1
14
schooltuinen en sportterreinen. Deze functies zijn echter slechts voor een klein deel gerealiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog breidden zowel de stad als de haven zich in hoog tempo uit in westelijke richting. Alle aandacht van de gemeentelijke diensten die zich met havenuitbreiding en stadsontwikkeling bezighielden ging uit naar die ontwikkelingen.
3 – DE MEESTE BUITENPLAATSEN LAGEN OP GOED BEREIKBARE PLEKKEN, DICHT BIJ DE STAD. HET MONUMENTALE SOELEN LAG AAN DE TREKVAART, VOL IN HET ZICHT VAN DE REIZIGERS.
vlakte haventerrein die ten westen van de bestaande Houthaven langs het Noordzeekanaal zou worden aangelegd. In het AUP zou deze bufferzone een bestemming krijgen als gebruiksgroen: volkstuinen,
Voor de groene buffer ertussen was veel minder aandacht, vooral omdat de spoorverlegging uitbleef, en de bundel van spoor, trekvaart en snelweg zich ontpopte tot een financieel lastig te overbruggen barrière. De Brettenzone bleef onontwikkeld achter. Het gebied lag ingeklemd tussen de stad en de haven en maakt deel uit van geen van beiden. Na de Tweede Wereldoorlog, vooral vanaf de jaren tachtig werden van alle kanten ruimteclaims op het gebied gelegd, zowel vanuit de stad als vanuit de haven. Deze plannen kwamen niet of slechts gedeeltelijk tot uitvoering en zijn nooit in onderlinge samenhang gebracht. In de loop der tijd vulden delen van het gebied zich met volkstuincomplexen en nieuwe, spontaan ontstane natuur. Een van de weinige onderdelen die in het AUP voor het gebied staat geprogrammeerd en wèl tot uitvoering is gekomen is het werkgebied
Teleport rond het nieuwe station Sloterdijk. De met de bouw van dit station samenhangende verplaatsing van de spoorweg in noordelijke richting is slechts gedeeltelijk gerealiseerd. De Brettenscheg is, kortom, een openluchtmuseum van half of niet uitgevoerde ruimtelijke en programmatische intenties. Het is een door infrastructuur versnipperd gebied. Het onttrekt zich ondanks zijn centrale ligging onttrekt aan de waarneming, maar heeft tegelijkertijd grote potenties.
Bedijking en infrastructuur Infrastructuur heeft altijd een grote rol heeft gespeeld in het gebied. Vanaf de middeleeuwen liep hier de Spaarndammerdijk, die tevens de landroute tussen Amsterdam en Haarlem vormde. De dijk werd in de loop van de dertiende eeuw aangelegd, omdat het westelijk gedeelte van het IJ door afslag van land steeds groter werd. De toenemende invloed van het buitenwater kwam nog bovenop de maaivelddaling die na de ontginning in het Hollandse veengebied optrad. De bedijking van het gebied was daarmee onontkoombaar geworden. De Spaarndammerdijk diende, net als veel andere dijken in het West-Nederlandse veengebied, tevens als verkeersweg: het natte veenland was ontoegankelijk, en de smalle,
15
VITRUVIUS
NUMMER 14
JA N U A R I 2 0 1 1
4 – LANDGOEDERENLANDSCHAP. DE ATLAS BESCHRIJFT DE GESCHIEDENIS VAN HET LANDSCHAP AAN DE HAND VAN EEN CHRONOLOGISCHE KAARTENREEKS. OP DE KAART UIT DE PERIODE 1600-1800 IS DE STEDELIJKE INVLOED OP HET BUITENGEBIED HET BELANGRIJKSTE THEMA. DEZE UIT ZICH IN DE AANLEG VAN DE TREKVAART EN DE WAGENWEG EN DE AANWEZIGHEID VAN GROTE AANTALLEN TUINBOUWBEDRIJVEN, BUITENPLAATSEN EN INDUSTRIEMOLENS. MENNE KOSIAN/RCE
slingerende dijken waren de enige wegen voor het doorgaande verkeer. Grote delen van de dijk werden in de jaren zestig van de twintigste eeuw weggegraven bij de ophoging van het Westelijk Havengebied. In de delen die nog zijn overgebleven, is te zien dat ook na de bedijking overstromingen plaatsvonden. De sporen van dijkdoorbraken, zoals braken en inlagen, zijn op meerdere plekken terug te vinden. In de jaren 1631-1632 werd de Haarlemmertrekvaart aangelegd. Deze vaart tussen de Haarlemmerpoort in Amsterdam en de Amsterdamse Poort in Haarlem, werd op gezamenlijk initiatief van de beide steden gerealiseerd. Binnen twee jaar werd het plan opgesteld, een samenwerkingsovereenkomst tussen de beide steden getekend, alle grond onteigend en de vaart gegraven. De trekvaart loopt lijnrecht door het agrarisch gebied en vormt al eeuwen de afbakening van het gebied. De Haarlemmertrekvaart was de eerste trekvaart die in de Republiek werd aangelegd. Hij zou deel gaan uitmaken van een stelsel van trekvaarten dat de belangrijkste steden met elkaar verbond. Een deel van de polders langs het IJ werd door de trekvaart afgesneden van het land ten zuiden
ervan. De trekvaart was niet alleen een belangrijke infrastructuur, maar ook een barrière in het landschap en de historische ruggengraat van de huidige Brettenzone.
‘Hollands Tempe’: buitenplaatsen langs de trekvaart In het eerste kwart van de zeventiende eeuw werd aan de westzijde van Amsterdam een stadsuitbreiding gerealiseerd op tot dan toe ongekende schaal. De grachtengordel werd aangelegd en het gebied dat wij nu de Jordaan noemen kwam binnen de stad te liggen. De stedelijke periferie groeide mee met de stad. Dat leidde tot de opkomst van industriële complexen, zoals een groot zaagmolenpark, aan de westelijke stadsrand. Een ander effect van de groei van Amsterdam was de bouw van een groot aantal buitenplaatsen door bemiddelde stedelingen. Deze lagen vooral op goed over het water bereikbare plekken. De trekvaart naar Haarlem was daarmee een zeer geschikte plek. Langs de trekvaart ontstond in de zeventiende eeuw een landgoederenzone die zich uitstrekte tot in Kennemerland. Het vroeg-achttiende-eeuwse plaatwerk Hol-
lands Tempe geeft een beeld van de uiteenlopende types hofsteden en buitenplaatsen, die in de loop van de Gouden Eeuw langs de Haarlemmertrekvaart waren gebouwd. De vallei van Tempe was in de klassieke dichtkunst een ‘lustdal’ in de buurt van de Olympus en een van de favoriete verblijfplaatsen van de god Apollo. De buitenplaats was een typisch stedelijk fenomeen. De meeste buitens lagen relatief dicht bij de steden, op goed bereikbare plaatsen. Tussen Amsterdam en Sloterdijk lagen veel buitenplaatsen aan de trekvaart of de Spaarndammerdijk. Ze waren bereikbaar per rijtuig of jacht, de toen gebruikelijke vervoermiddelen van de beter bemiddelde Amsterdammer. Voorbij Sloterdijk nam de dichtheid sterk af. De ligging aan de vaart was niet alleen aantrekkelijk vanwege de goede bereikbaarheid, maar kennelijk ook vanwege het uitzicht: de meeste buitens hadden een terras of theekoepel aan de vaart of de Spaarndammerdijk. Eén van deze huizen werd Brettenburg of het Huis De Bretten genoemd. Deze naam was ontleend aan Brittenburg, de Romeinse burcht die in de zestiende eeuw bij het strand van
VITRUVIUS
NUMMER 14
JA N U A R I 2 0 1 1
16
5 – VOGELVLUCHTKAART VAN HET ALGEMEEN UITBREIDINGSPLAN UIT 1934, MET DE GEPLANDE WESTELIJKE TUINSTEDEN. BOVENIN IS DE SCHUIN WEGLOPENDE BRETTENZONE WEERGEGEVEN ALS GROENSTROOK TUSSEN DE TUINSTEDEN EN HET NIEUWE WESTELIJK HAVENGEBIED.
6 – DE HAARLEMMERWEG WERD IN DE TWINTIGSTE EEUW DE BELANGRIJKSTE VERBINDING EN NAM DAARMEE DE ROL VAN DE TREKVAART EN HET SPOOR OVER. TUSSEN DE WEG EN DE TYPISCHE PORTIEKETAGEFLATS VAN DE NAOORLOGSE TUINSTEDEN STAAT NOG STEEDS DE POLDERMOLEN ‘DE 1200 ROE’. FOTO: BERT VAN AS/RCE
Katwijk was blootgespoeld en onder humanistische geschiedschrijvers en hun publiek veel aandacht trok. Men ging er tot op heden van uit dat het Huis De Bretten een buitenplaats was. Het bleek echter een herberg te zijn. Aan dit huis ontleent de Brettenzone zijn naam.
Spoorwegen en stadsuitbreiding De oudste trekvaart in de Republiek werd in de negentiende eeuw geflankeerd door de eerste spoorlijn van Nederland. Vanaf 1839 onderhield de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij hier de treindienst van Amsterdam naar Haarlem. Van deze spoorweg resteren nog delen van het tracé en een in onbruik geraakt spoorbruggetje bij Halfweg. De stadsuitbreidingen van de negentiende eeuw vonden vooral plaats aan de zuid- en de oostzijde van Amsterdam, maar ten westen van de stad wer-
den wel nieuwe industriële functies gevestigd, waarvan de Westergasfabriek en het Waterleidingterrein, beiden inmiddels succesvol herbestemd, de meest opvallende relicten zijn. De hier aangelegde uitbreidingswijken, de Staatsliedenbuurt en de Spaarndammerbuurt, bleven in omvang beperkt, omdat ze ingeklemd lagen tussen industrie en infrastructuur. In de twintigste eeuw ontwikkelde de zeventiende-eeuwse weg langs de trekvaart zich geleidelijk tot Rijksweg 200. De werkfuncties breidden zich steeds verder uit, ten noorden van de Brettenscheg, terwijl ten zuiden ervan de Westelijke Tuinsteden als onderdeel van het AUP werden aangelegd. In de Brettenzone zelf ontwikkelde Amsterdam Teleport Sloterdijk zich als een knooppunt van infrastructuur, als
werkgebied, maar ook als barrière in de groene uitloper die het gebied had kunnen zijn.
Opzet van de atlas Kennis over de cultuurhistorie van de Brettenzone komt vanuit zeer uiteenlopende disciplines, zoals de fysische geografie, archeologie, toponymie, historische ecologie, historische geografie en kartografie, architectuur- en stedenbouwgeschiedenis. Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg: historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam brengt alle kennis in een samenhangend verband en biedt zo overzicht en inzicht in dit complexe gebied. De atlas richt zich op beleidsmakers, ontwerpers, gebruikers en belangengroepen die zich met het gebied bezighouden, maar ook op omwonenden, die het verhaal van het landschap waar ze misschien dagelijks doorheen
17
lopen, niet kennen. De atlas is een middel om greep te krijgen op de complexe landschappelijke dynamiek van de Brettenscheg. De ontwikkeling van De Brettenzone wordt over de lange termijn in beeld gebracht door middel van een reeks kaarten, die de verschillende tijdvakken in beeld brengt. Deze reeks begint voor de grote ontginning in de Middeleeuwen en eindigt in 2010. Verder is een overzichtskaart opgenomen van alle nog aanwezige landschappelijke en gebouwde relicten, die een rol kunnen spelen in de planvorming, en een ‘nieuwe kaart’ waarop alle lopende ruimtelijke plannen en ideeën voor het gebied (in verschillende stadia van ontwerp en besluitvorming) worden weergegeven. Deze kaarten dienen als basis voor de visievorming. Door de combinatie van een chronologische kaartenreeks met een thematisch geordende tekst kunnen tegelijkertijd de hoofdstructuur en een enorme hoeveelheid details worden overzien en doorgrond. Een positief effect van de publicatie is het onder de aandacht brengen van deze vergeten zone bij een (potentieel zeer groot) breder publiek, zowel binnen de beide stadsdelen als in de rest van Amsterdam. Met de atlas van de Brettenzone wordt de biografische aanpak voor het eerst toegepast op een stadsrandzone waarvoor de lokale overheid een complexe ontwerpopgave heeft geformuleerd. Hierbij is gestreefd naar een nieuwe standaard in de atlasproductie, waarbij gebruik werd gemaakt van gegeorefereerde historische kaarten op een moderne ondergrond. Deze kunnen functioneren in een digitale GISomgeving en een later stadium digitaal worden aangeleverd ten behoeve van het ontwerpproces. Op basis van de landschapsbiografie is een toekomstvisie voor de Brettenzone opgesteld, waarin de verzamelde kennis is verwerkt en ingezet.
Ontwikkelingen en kansen De Brettenscheg was en is bepaald geen statisch gebied: voortdurend worden nieuwe claims op het gebied gelegd. Daarom zoeken de twee stadsdelen naar samenhang, zowel binnen het gebied als tussen de Brettenscheg, de stad en de haven. Zij streven naar betere dwarsverbindingen tussen de Westelijke Tuinsteden en het Westelijk Havengebied en een doorgaande route voor fietsers en voetgangers van de binnenstad naar Halfweg, met aansluiting op recreatieve verbindingen naar de kust.
Verder wordt gestreefd naar het weer bevaarbaar maken van de Haarlemmertrekvaart, die door verzanding en een aantal dammen en te lage bruggen onbruikbaar is geworden. De stadsdelen werken samen aan deze ambities in het programma Radiaal West, dat zich richt op de ontwikkeling van het landschap, de economie en de creatieve industrie. Komend najaar worden bouwstenen aangeleverd voor de nieuwe Structuurvisie voor Amsterdam. De stadsdelen West en Nieuw-West zien hier kansen voor de ontwikkeling van de Brettenscheg, met versterking van de aanwezige cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden. Daarbij ligt het voor de hand om in de toekomst samenwerking te zoeken met Haarlem, dat werkt aan visie-ontwikkeling van zijn oostradiaal, en daarbij zelfs gedempte delen van de trekvaart opnieuw wil aanleggen. Een tweede belangrijk kader is de nieuwe Structuurvisie van Amsterdam. In de nabije toekomst zullen belangrijke ruimtelijke keuzes voor de verdere ontwikkeling van Amsterdam in westelijke richting en in de context van de metropoolregio, worden gemaakt. Hiervoor zal de atlas van de Brettenzone een bouwsteen vormen. De Brettenscheg zal naarmate de stad verder groeit op stedelijk en regionaal niveau gaan functioneren als groenblauwe verbinding tussen de binnenstad van Amsterdam en het gebied rond Spaarnwoude. De stadsdelen zien de biografische atlas als basis voor de ontwikkeling en het ontwerp van de Brettenscheg. Met de publicatie van de atlas is een belangrijke stap gezet: er is inzicht in de ruimtelijke samenhang tussen de vele zeer verschillende elementen. Dit vormt een goed uitgangspunt voor interventies in de Bretten-
7 – DE BRETTENZONE VORMT EEN ZEER AFWISSELEND GEBIED MET EEN MIX VAN OUD EN NIEUW, AGRARISCH EN INDUSTRIEEL, STEDELIJK EN NATUURLIJK CULTUURLANDSCHAP. OP EEN OVERGEBLEVEN DEEL VAN DE SPAARN DAMMER DIJK IS DE TOP VAN DE ZEVENTIENDE-EEUWSE BANPAAL VAN AMSTERDAM HERPLAATST VLAK BIJ ZIJN OORSPRONKELIJKE LOCATIE. FOTO: BERT VAN AS/RCE
VITRUVIUS
NUMMER 14
JA N U A R I 2 0 1 1
scheg. De stadsdelen beschouwen deze aanpak als belangrijke bijdrage aan de integratie van het gebied in zijn omgeving. Uit de biografische atlas is in ieder geval gebleken dat het onontdekte gebied ten westen van Amsterdam een fascinerende, soms bizarre, aaneenschakeling is van oud cultuurlandschap en nieuwe natuur, van stedelijke, industriële, infrastructurele en agrarische landschappen, dat de aandacht voor dit vergeten gebied niet onverdiend is, en dat in de stadsranden voor de erfgoedsector en de stedenbouw een wereld te winnen is.
Noten 1
Zie voor een kort overzicht over de methodiek en
een aantal voorbeelden van landschapsbiografie: Jaap Evert Abrahamse, Otto Brinkkemper en Theo Spek, Integreren met de landschapsbiografie: Inzicht in natuur- en cultuurhistorische ontwikkelingen leidt tot betere gebiedsontwikkeling, Rooilijn jrg. 41 (2008), no. 4, pp. 272-279. 2
Willem Buunk en Roland de Groot, Bouwen
aan de randen van de stad, NIROV Quickscan 7, [Den Haag] 2008; D. Hamers, K. Nabielek, M. Piek, N. Sorel, Verstedelijking in de stadsrandzone: een verkenning van de ruimtelijke opgave, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/ Bilthoven 2009. In de rest van dit artikel zijn geen noten opgenomen. Hiervoor verwijzen wij naar de boekuitgave van de atlas.
Jaap Evert Abrahamse, Menne Kosian en Erik Schmitz, Tussen Haarlemmerpoort en Halfweg: historische atlas van de Brettenzone in Amsterdam, Bussum, Uitgeverij THOTH , 2010. ISBN 978 90 6868 515 2. Full colour, 112 pagina’s, 135 afbeeldingen. € 29,90. 쮿