EP Economie en Praktijk Ketensamenwerking door fotografie publicatiedatum AWM editie
: Perica Savanovic´/SBR : Diversen : 20 maart 2012 : 47
de architectuur voorbij
nummer 47 7e jaargang maart/april 2012 — € 19,50
Architectenweb Magazine Interview Melanie Schultz van Haegen C2C Inspiratiehuis 20|20 Europees Nieuwe markten Hernieuwbaar Kurk Galerie Architectuur als beeldende kunst Mode The Exchange Proces Bos Water Weide Samenwerken Infratecture
47
116 — AWM 47
Ketensamenwerking als middel voor innovatie in de bouw, een pleidooi De huidige voorbeelden van ketensamenwerking in de bouw hebben bijna uitsluitend betrekking op de optimalisatie van bouwprocessen. De vernieuwingen zijn bovendien vaak uitsluitend gerelateerd aan het uitvoeringsproces. Hoe kan ketensamenwerking leiden tot ‘meer significante’ innovatie? Tekst Perica Savanovic´/SBR
EP
Economie en Praktijk Ketensamenwerking
Ketensamenwerking wordt zowel in de bouw als in andere sectoren doorgaans geassocieerd met een verbeterde samenwerking tussen de partijen die bij een proces betrokken zijn. In veel sectoren is verbeterde samenwerking ook inderdaad een resultaat op zichzelf. Een voorbeeld hiervan is de transportsector. De primaire activiteit ‘transporteren/leveren’ vertegenwoordigt daar de directe waarde. Een betere samenwerking genereert daardoor direct resultaat. In de bouw daarentegen is het resultaat (en daarmee de waarde) hoofdzakelijk vertegenwoordigd door een afgeleide van primaire activiteiten: niet het bouwen op zich, maar het gebouwde object. Ook in de bouw leveren de bestaande vormen van ketensamenwerking weliswaar iets op, maar het betreft hier slechts optimalisaties. De complexe
uitdagingen in onze gebouwde omgeving, zoals de grote energie- en duurzaamheidkwesties, vragen echter niet zozeer om meer optimalisatie (efficiëntie), maar om meer innovatie (effectiviteit). Wanneer er eenmaal sprake is van innovatie, volgt optimalisatie vaak vanzelf.
TWEE KEER ANDERS Om te komen tot innovaties in de bouw is het belangrijk dat de definitie van ketensamenwerking niet ophoudt bij een andersoortige samenwerking tussen traditionele bouwpartijen. Ook het voor ogen hebben van een andersoortig resultaat maakt deel uit van het doel van ketensamenwerking. Het andersoortige van de samenwerking kan
117 — AWM 47
118 — AWM 47
daarbij omschreven worden als ‘anders dan de traditionele, sequentiële opeenvolging van gescheiden werkzaamheden door verschillende partijen in de keten’. Concreet kan zich dit bijvoorbeeld uiten in het opheffen van de scheiding van de huidige rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige ketenpartijen. Het kan echter ook leiden tot een verandering van de rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige ketenpartijen. Het andersoortige van het resultaat heeft te maken met de beoogde innovaties. De gewenste en nodige verduurzaming van de gebouwde omgeving (in de breedste zin van de term) impliceert dat het resultaat van de samenwerking in de bouw, het gebouw dus, aan niet-gangbare eisen moet voldoen. Deze nieuwe (samenstelling/set van) eisen verandert de eigenschappen van gebouwde objecten; de bestaande voldoen immers niet. Dat heeft als gevolg dat de identiteit van deze objecten noodzakelijkerwijs verandert of moet veranderen. Deze nieuwe objecten ontstaan weliswaar uit bestaande kennis en (deel)
— Innovatie impliceert een resultaat dat aan nietgangbare eisen voldoet oplossingen, maar kunnen niet enkel daarmee volledig omschreven worden. Hierdoor verandert dus de (technische) omschrijving ervan. De directe consequentie is dat er voor het verbeteren van de resultaten naast procesinnovatie, waar huidige ketensamenwerkingen zich hoofdzakelijk op richten, productinnovatie noodzakelijk is. Product is hierbij een breed omschreven begrip, waar bouwcomponenten, bouwdelen, gebouwen, en zelfs gebieden onder vallen.
INTEGRAAL IN PLAATS VAN GEÏNTEGREERD Een vaak gehoorde uitspraak in de praktijk is dat op gebied van productinnovatie “alles al bedacht is”, waarbij voornamelijk gedoeld wordt op technische (deel)oplossingen. Vanuit dat standpunt ligt de focus al snel op het vinden van de partijen die dit ’alles’ kennen en/of ermee kunnen werken, en ze dan beter te laten samenwerken. De stap naar ‘meer significante’ innovatie zit echter in het integraal ontwikkelen van dit ‘alles’. En dat is meer dan enkel het kiezen van geschikte (systeem)onderdelen en het daaruit voortvloeiende proces efficiënt inrichten.
Ketensamenwerking moet derhalve niet alleen tot een ander samenwerkingsproces leiden, maar ook tot een ander type objectresultaat. Het effect van een dergelijke ketensamenwerking is dan ook niet alleen in kosten en in tijd uit te drukken. Het effect is vooral zichtbaar in de toegevoegde waarde van het resulterende product. Het lastige is dat die toegevoegde waarde zich niet van te voren laat omschrijven. Hoewel er een duidelijke richtlijn is, is het geen concreet resultaat waarop aangestuurd kan worden. De toegevoegde waarde is immers de innovatie en die is niet van te voren te bepalen. Een voorbeeld waar ketensamenwerking heeft geleid tot contextuele innovatie is het welbekende ministerie van Financiën. Een van de toegevoegde waardes is bijvoorbeeld het atriumdak. Dat kon niet voorafgaand aan het ontwerpproces in de vraagstelling/specificatie worden bepaald. Het was geen omschreven vraag en is pas als het resultaat van de multidisciplinaire kennisinbreng in een integraal ontwerpproces ontstaan. Er is sprake van een integraal resultaat waarbij deeloplossingen worden getransformeerd tot een coherente eenheid. Dit in tegenstelling tot voorbeelden waarbij er slechts sprake is van een geïntegreerd resultaat, waarbij deeloplossingen worden gecombineerd tot een ‘gestapeld geheel’.
OPTIMALISATIE VOLGT VANZELF UIT INNOVATIE Wanneer partijen openstaan voor innovatie ontstaan vaak als vanzelf optimalisaties. Een grotere efficiëntie is als het ware een bijproduct van effectiviteit. Door op de juiste manier om te gaan met ketensamenwerking, kunnen bijvoorbeeld faalkosten worden vermeden. Faalkosten, alle onnodige kosten, zijn vaak het resultaat van beslissingen die genomen zijn op grond van onvoldoende beschikbare kennis. Dat er op de beslismomenten onvoldoende kennis beschikbaar is, komt voort uit het feit dat traditioneel de belangrijkste keuzes in het begin van een bouwproces genomen worden. De vroege beslismomenten komen voort uit de traditionele benaderingen, waarbij vraagontwikkeling (wat is het precies dat men wil) als een apart traject wordt gezien. Het is een uitsluitend analytische exercitie die als doel heeft een zo goed mogelijk omschreven programma van eisen (functioneel of in detail) te krijgen. Op dat traject volgt sequentieel de oplossingsontwikkeling; een vaak lineaire afstemming van vraag en aanbod. Vanuit deze hiërarchie en de op sequentiële handelingen gebaseerde verhoudingen wordt de integratie van de kennis in de keten tegengewerkt. Omdat bovendien de kaders voor verbetering van samenwerking worden versmald tot optimalisatie en kostenreductie, verlopen eventuele
EP
Economie en Praktijk Ketensamenwerking
119 — AWM 47
Het schilderij Ad Parnassum van Paul Klee laat zien hoe je out-of-the-box kunt denken: a line is a dot that went for a walk
veranderingen van de eenmaal vastgestelde koers moeizaam. Dat resulteert vervolgens onder andere in de beruchte faalkosten. Door minder vast te houden aan de traditionele sequentiële afhandeling kan beter worden ingespeeld op eventuele veranderingen in het proces en kunnen faalkosten worden voorkomen.
DE ROL VAN DE ARCHITECT De hier omschreven vorm van ketensamenwerking vraagt niet alleen om een andere benadering van de keten. Het vraagt in zekere zin ook om een verandering van de rollen en werkzaamheden van/tussen de huidige schakels in de bouwketen. Om tot innovatieve producten en concepten te komen is integratie van multidisciplinaire kennis nodig. De praktijkvoorbeelden en initiatieven in de bouw beschouwen de innovatiegerichte activiteiten vooralsnog hoofdzakelijk als een black-box. Het inbrengen van kennis wordt daarbij doorgaans vertaald naar het procesmatig kiezen en samenstellen; van producten, bouwwijzen et cetera. Het gebruik van duurzame energiemaatregelen (voor reductie van energieverbruik en/of gebruik van hernieuwbare energiebronnen) illustreert dit treffend. Keuze uit elders ontwikkelde technische deeloplossingen vormen de essentie van zo’n proces. De verschillende black-boxen van technische innovaties worden letterlijk op elkaar gestapeld of vaak zelfs pas achteraf als maatregel toegevoegd. Hierdoor worden niet de essenties van deeloplossingen
integraal op elkaar afgestemd, ze worden slechts geïntegreerd. Deze gang van zaken kan zelf ook als black-box worden aangeduid. Om een stap verder te komen zijn ketenpartijen nodig die out-of-the-box (kunnen) denken en daarmee bestaande oplossingen en kennis verder (kunnen) transformeren. Een schoen die architecten goed zou moeten passen. Hiervoor is het wel nodig dat zij hun monodisciplinaire ontwerpactiviteiten omzetten in multidisciplinaire ontwikkelactiviteiten. In de wereld van industrieel ontwerpen is deze design thinking-discussie reeds aangezwengeld. Onder andere door Tim Brown (CEO van IDEO) met zijn provocerende uitspraak “design is too important to be left to designers” (uit zijn boek ‘Change by
— “Integraal ontwerpen is meer dan deeloplossingen integreren” Design’, 2009). Het is in feite een oproep aan alle ontwerpers om eigen unieke competenties breder in te zetten dan traditioneel gevraagd in de keten van activiteiten. Met design thinking als primaire procesaanpak voor gerichte innovatieontwikkeling biedt ketensamenwerking in de bouw voor architecten mogelijkheden om een bredere rol te spelen in projecten.—