MENGELBERG ENE
ZIJNE TIJD
z(5:,;rop-oesi, te r;mloem"ta•ye,re, orm, 4g, ruzfe.-/e;offeé.re.0- ve#re,
A7-42, ,fre4,23,e747,
C
ciz, e te, .4(execds,a,
par~,t,
Dirigenten rond Mengelberg: Alfredo Casella .£0 Monsterconcert in Olympisch Stadion
EEN UITGAVE VAN DE WILLEM MENGELBERG VERENIGING
17E JAARGANG
NUMMER 69 JULI 2004
Inhoud 3 Voorwoord Notulen Algemene Ledenvergadering 2004 Jaarverslag secretaris 2004 Lidmaatschap honoris causa voor Riccardo Chailly 10 'De chef kreeg de kriebels'; afscheid van Chailly 14 Dirigenten rond Mengelberg: Alfredo Casella 18 Brief aan de heer Mengelberg 22 Mengelberg in de ogen van pianist Géza Frid 26 Een monsterconcert in het Olympisch Stadion (1934) 35 Genialer Dirigent, berufener Orchestererzieher 36 Over de juiste volgorde der delen in Mahler Zes 38 Jaarrekening 2003
ONZE VERENIGING TELT MEE Geachte lezer, Voor u ligt het 69e nummer van Mengelberg en zijn Tijd. Een nummer dat verslag doet van een mijlpaal. Op de cover treft u de oorkonde die de Willem Mengelberg Vereniging mocht overhandigen aan het eerste erelid: Riccardo Chailly, de zeer gewaardeerde ex-chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest. Uw redacteur was er getuige van dat onze vereniging een volwaardige plaats innam tijdens de officiële besloten afscheidsbijeenkomst voor de maestro op het podium van de Grote Zaal van het Concertgebouw. In keurig Engels en met veel aplomb sprak voorzitter Wim van der Kwast de scheidende chef-dirigent toe en overhandigde hem een vergulde versie van de MahlerMengelberg-penning en de in notenhout gevatte oorkonde. Een hand vol fotografen en twee cameraploegen legden dit moment vast en daags erna berichtten zo goed als alle grote Nederlandse kranten over dit erelidmaatschap. In de buurt van Chailly telde onze vereniging mee. We zien uit naar het tijdperk lansons'.
Errata Door een technisch probleem zijn in MezT nummer 68 de slotzinnen weggevallen van twee artikelen. Bij dezen de complete slotzinnen.
`Goldmine at the Concertgebouw' (bldz. 20-21) "The musically responsive tenor is Carl Martin Ohmann, Schuricht's direction mirrors the stronger elements in Mahler's structure and the glorious playing gives us some hint of what a Mengelberg Das Lied might have sounded like." Gramophone June 2003 'Der Napoleon des Orchesters war als Diligent ein Romantiker' (bldz. 26-28) Im Sommer 1951 sollte - nicht zuletzt durch Fursprache seines einstigen Orchesters Mengelbergs Berufsverbot enden. Doch dies erlebte er nicht mehr. Am 22. Yam 1951, eine Woche vor seinem 80. Geburtstag. starb er verbittert in der Einsamkeit eines kleinen Schweizer Ortes, in den er sich zuruckgezogen hatte. Auteur: Dieter Hartwig (archief Leipziger Volkszeitung)
De redactie wenst u veel leesplezier, Pieter J. Bogaers Mengelberg en zijn Tijd.
COLOFON 'Mengelberg en zijn Tijd' is een kwartaaluitgave van de Willem MengelbergVereniging, opgericht op 13 februari 1987. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming. Redactie: A. van Kapel, J. Krediet, mr. A.A. Meurer en P.J. Bogaers (grafische vormgeving). (Redactie)Secretariaat: Mozartkade 14, 1077 DJ Amsterdam, telefoon (020) 626 2550, e-mail:
[email protected], gironummer 155802 Bestuur van de Willem Mengelberg Vereniging. Voorzitter: prof. dr. W.A.M. van der Kwast (023-5284361), vice-voorzitter: A. van Kapel (071-5172562), secretaris-penningmeester: mr. A.A. Meurer (020-6262550), leden: J. Krediet (020-6991607) en R. Krusemann (020-6687110). Jaarcontributie €25,- (C 30,- voor leden buiten Europa)
Van het bestuur
NU AL BEWOGEN 2004 5 IC et jaar is maar net over de helft, maar nu al, zo kunnen we stellen, hebben we een bewogen achterliggende periode. De algemene ledenvergadering 2004 vond plaats op 24 april in de Tamboer in Amsterdam. Het conceptverslag van deze vergadering vindt u elders in dit nummer, evenals het jaarverslag 2003 van de secretaris en het financieel verslag 2003 en de begroting 2004. De middag was gewijd aan de Matthaus Passion. Boeiend en animerend, u kunt er meer over lezen in het artikel `Brief aan Willem Mengelberg' van Johan Krediet. De 'campagne' om Mengelberg toegevoegd te krijgen aan de lijst van '200 grootste Nederlanders aller tijden' is helaas tevergeefs gebleken. Ter verduidelijking: onder meer de KRO en het Historisch Nieuwsblad hebben een project opgezet om tot de verkiezing van de Grootste Nederlander aller tijden te komen. Daartoe is door een deskundige jury een lijst van 200 personen opgesteld, variërend van Erasmus tot Johan Cruyff, waaruit uiteindelijk de 'grootste' moet worden verkozen. Om Mengelberg te betitelen als de Grootste Nederlander aller tijden lijkt te hoog gegrepen, maar hij behoort ons inziens onbetwistbaar bij deze 200. Aangezien het mogelijk was om voor een bepaalde datum ontbrekende personen, uitsluitend per email, voor te dragen ter toevoeging ging er een oproep naar alle leden met e-mail om te trachten 4 Mengelberg op de lijst te krijgen. Zoals gezegd zonder succes, we hopen er nog achter te komen hoeveel 'concurrentie' hij had of welke motieven eventueel een rol speelden. Chailly erelid De ledenvergadering nam het besluit om Riccardo Chailly bij diens afscheid als chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest het erelidmaatschap van de Vereniging aan te bieden. Voorzitter en secretaris mochten inmiddels aanwezig zijn bij het officiële afscheid op 11 juni. Met een in het Engels uitgesproken toespraak, die u elders in dit nummer aantreft, overhandigde de voorzitter aan Riccardo Chailly een ingelijste oorkonde en een verguld exemplaar van de vorig jaar opnieuw door de Vereniging uitgebrachte Mahler-Mengelberg-penning. 's Middags was de voorzitter in het radioprogramma A4 te horen en 's avonds maakte de heer Maarten van Veen, voorzitter van het Stichtingsbestuur, in zijn welkomstwoord voor het naar later zou blijken werkelijk onvergetelijke afscheidsconcert ten overstaan van de volle zaal uitdrukkelijk melding van het aan Chailly verleende erelidmaatschap. Ook diverse kranten lieten dit niet onvermeld. Het viel bij lezing van de vele aan het afscheid gewijde artikelen weer eens op hoezeer Chailly's bewondering voor Mengelberg de aandacht heeft getrokken. Maestro, hartelijk welkom op de ereplaats in onze gelederen! Cadeaubon U treft bij dit nummer een cadeaubon aan die u iemand kunt schenken in wie u een (potentieel) Mengelberg-geïnteresseerde weet of vermoedt en van wie u wellicht ook nog verwacht dat hij of zij na ommekomst van het 'cadeau-lidmaatschapsjaar' gewoon lid blijft. De najaarsbijeenkomst zal naar het zich nu laat aanzien plaatsvinden op zaterdagmiddag 13 november aanstaande. Wij hopen dan het oeuvre van vader Mengelberg in de Krijtberg aan het Singel in Amsterdam te aanschouwen en aandacht aan Jo Vincent te besteden.
Het bestuur wenst u een prettige ffiner!
LIDMAATSCHAP HONORIS CAUSA VOOR
RICCARDO CHAILLY In het formele afscheidsprogramma voor 1:cardo Chailly was ruimte gemaakt voor de Willem Mengelberg Vereniging. Prof. Dr Wim van der Kwast, voorzitter van de vereniging, bood de maestro namens deleden het erelidmaatschap aan samen met een speciaal voor deze gelegenheid vergulde versie van de Mahler-Mengelberg gedenkpenning. Hier de Nederlandse weergavevan de Engelstalige speech die de heer Van der Kwast op 11 juni jongstleden hield. "Gewaardeerde en gerespecteerde maestro Chailly! Het bestuur van de Willem Mengelberg Vereniging vernam met voldoening dat ook de voorzitter van deze vereniging vanmorgen het woord tot u kan
het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg. De doelstelling van onze vereniging is uitsluitend om de herinnering aan de grote dirigent Mengelberg levend te houden; niets meer.
(fotografie: Ronald Knapp)
richten. In een interview met de heer Hans Ferwerda vertelde u dat u op 9-jarige leeftijd werd getroffen bij het beluisteren van een u onbekende compositie, gespeeld door een orkest dat u voor het eerst hoorde en dat werd geleid door een u onbekende dirigent. U zei letterlijk, dat deze uitvoering een enorme impact op u heeft gehad. Let wel: het bleek te gaan om de Mattaus Passion, gespeeld door
In uw Amsterdamse periode is gebleken, maestro Chailly, dat u met woord en daad op een opmerkelijke wijze heeft bijgedragen aan deze doelstelling. In zijn belangwekkende academische proefschrift over Willem Mengelberg schrijft dr. Frits Zwart, dat de partituren van Mengelberg op allerlei manieren van groot historisch belang zijn. Zij geven niet alleen
informatie over zijn eigen uitvoeringspraktijk, maar ook over die van vooraanstaande componisten en toonaangevende musici zoals Strauss, Mahler en Ravel met wie Mengelberg vele contacten onderhield. U bent heel wat keren naar Den Haag getogen om in het Mengelberg Archief zijn partituren te bestuderen en te analyseren. Wij allen hebben dat jongstleden zondagmiddag weer eens kunnen ervaren in de boeiende televisiedocumentaire Attrazione d'Amore.
c°Telg 4g
-
Chaili"" v tschaP kO.:,woom. Ivoordel; ia.far ook Is Ib
(Volkskrant)
aangeboden. Het verheugt ons van de heer Van den Berg te hebben vernomen dat u dit erelidmaatschap gaarne aanvaardt. Ten bewijze van dit lidmaatschap honoris causa ontvangt u hierbij de ingelijste oorkonde. Tevens bieden wij u een bijzonder exemplaar aan van de penning van het beroemde Mahler-feest 1920, die onze Vereniging vorig jaar opnieuw heeft laten slaan. Deze penning draagt de beeltenissen van Gustav Mahler en Willem Mengelberg.
(NRC-Handelsblad) De omstreden mens Mengelberg is in 1951 in eenzaamheid gestorven in zijn Chasa in het Zwitserse Engadin en vervolgens begraven in Luzern. Toen u een keer het graf bezocht en dit in staat van verwaarlozing aantrof, rustte u niet voor u de Zwitserse Willem Mengelberg Stiftung zover had gekregen dat die het graf opknapte. De secretaris van onze vereniging en vertegenwoordigers van de Nederlandse Stichting Chasa Mengelberg en het Willem Mengelberg Fonds waren er dankbare getuigen van dat u op 5 september 2001 samen met Jan Willem Loot een krans op het graf legde. Die avond droeg u de ook in Luzern magistrale uitvoering van de Tweede Symfonie van Mahler op aan de nagedachtenis van Mengelberg.
Het is mij een eer en een genoegen u mede te delen, dat aan u als eerste het erelidmaatschap van de Willem Mengelberg Vereniging wordt
Maestro Chailly, in uw Amsterdamse periode hebt u de Nederlandse muziekminnaars onvergetelijke uitvoeringen geschonken. Wij zijn u daar tot in lengte van jaren dankbaar voor. U laat een orkest achter in perfecte staat en met een sonore klank. Een lidmaatschap sonoris causa bestaat helaas niet. Het zou u anders zeker zijn verleend! Persoonlijk hoop ik dat we u nog vele malen in Amsterdam mogen begroeten.
RICCARDO CHAILLY NEEMT AFSCHEID VAN HET CONCERTGEBOUWORKEST
DE CHEF KREEG DE KRIEBELS Dirigent Riccardo Chailly is echt weg bij het Concertgebouworkest. Zijn komen was licht tumultueus, zijn gaan ook, maar er tussenin liggen prachtige Mahlers, Verdi's, Berio's: 'Uw Tsjaikovski was uniek. Eenmalig. Dank.' 'Ik was een ander mens toen ik op de bok stapte als chefdirigent in Amsterdam. Na zestien jaar ben ik er verrijkt uitgekomen. Niet alleen op een makkelijke manier verrijkt, maar ook op een ongemakkelijke manier Conflicten over programma's. Discussies. Ruzies. Ik had een fantastisch orkest in Amsterdam, én een fantastisch probleem.' De haargrens is geweken en in de baard rukken grijze tinten op. En nu dirigeert Riccardo Chailly Verdi's Don Carlo in het 10 Muziektheater, met het Concertgebouworkest in de bak en met Filips de Tweede op het podium. Het is Chailly's laatste operavuurwerk in Amsterdam, tevens de eerste opera waarin alle vertegenwoordigers der Lage Landen die erin rondlopen op de brandstapel belanden. Dat zal hem genoegen doen? Afscheidsstuk? Zijn mond valt open. 'Provoceer me niet, want dan provoceer ik terug. Don Carlo was niet bedoeld als afscheidsstuk. Ook de Negende van Mahler niet. Het was allebei toeval. Jaren geleden gepland. Ik verwijs naar de dialoog van Filips II en de Inquisiteur in Don Carlo: "Mio padre, che tra noi la pace alberghi ancor, laat tussen ons weer vrede heersen, u moet vergeten wat hier gebeurde." En wat antwoordt de Inquisiteur? "... Misschien ...". Chailly lacht. 'Mijn verhouding met de kerk is óók verbeterd. Ik ben een veel serenere ziel dan vroeger.' In het Concertgebouw viert hij morgen zijn afscheid met Mahlers Negende Symfonie.
Luidsprekers en een videoscherm zullen de verrichtingen buiten op het Museumplein in megaproporties weergeven. Chailly, vertederd: 'Dat doet me wel iets. Het doet me denken aan mijn eerste Museumpleinconcert in 1988. Boléro van Ravel. Een jong ventje was ik, van een eindje in de dertig.' '0 jeugd! Vervlogen! 0 liefde! Verwaaid!', schreef Mahler in de marge van zijn partituur. Lebt wohll Lebt wohl!, noteerde de componist ook, bij het wegsterven van de strijkersklanken aan het slot. Chailly, ongeduldig: 'Daar schiet me nog iets te binnen. Don Carlo, vierde akte, duet CarloElisabetta. "Ma lassU ci vedremo, ofwel, daar boven zullen we elkaar terugzien, in een betere wereld", enzovoort.' Intussen blijft de vraag waar Chailly in het afgelopen jaar zijn tijd aan heeft besteed. Niet aan dirigeren in Leipzig, waar hij in 2005 Herbert Blomstedt zal opvolgen als chefdirigent van het Gewandhausorchester. Daar werd geconstateerd dat Chailly het voortraject niet als een 'startbaan' gebruikt. Als designierter Gewandhauskapelltneister stond hij er nog weinig op het podium. Zijn seizoen in Amsterdam snoeide hij niettemin terug tot één symfonie, één opera en een Kerstmatinee. Was de chef boos, of was hij slechts verdrietig? 'Ik had tijd nodig om over mijn toekomst in Leipzig na te denken', zegt hij. 'En vooral om te studeren.' Chailly (1953) heeft buiten Amsterdam en Milaan nauwelijks gedirigeerd in het afgelopen seizoen. Hij heeft aan de Augustusplatz te Leipzig in het archief
gezeten. Om kennis te maken met zijn voorgangers. 'Ik wilde de traditie op me af laten komen. Er valt een hoop te leren daar. Die geschiedenis is dubbel zo groot als die van het Concertgebouworkest. Die houdt niet op bij Mendelssohn.' Felix Mendelssohn, de componist. en Gewandhauskapellmeister die in het Leipzig van de vroege negentiende eeuw de beginselen formuleerde van wat later overal ter wereld een repertoire zou worden genoemd (hij creëerde, premières dirigerend en reprises combinerend, een soort eregalerij van belangrijke stukken), bleek niet de enige 'interessante figuur'. Chailly: 'Ze hadden Hiller. Niels Gade. Reineckel Die heeft daar 35 jaar gezeten. En dan heb ik het nog niet eens over mijn voorgangers Nikisch en Fiirtwangler. Ik heb tijd nodig voor onderzoek. Er zijn maar weinig mensen die zich realiseren wat een ongelooflijke hoeveelheid muziek er in die betrekkelijk kleine stad zit.' Oude partituren lezen. Nieuwe namen tegenkomen. Werk van jonge toondichters. 'Dingen plannen.' Het lijkt wel op Chailly anno 1988, toen hij in Amsterdam de
lentezon over de Keizersgracht zag schijnen, en een foto van Willem Mengelberg aan zijn muur hing, terwijl de oeuvres van Wagenaar, Diepenbrock, Schat, Ketting en Guus Janssen zich in zijn werkkamer begonnen op te stapelen. Mét die van Berio, Messiaen, Schonberg en Hindemith. Er waren 'uitvoerige discussies', memoreert Chailly, 'over mijn benadering van de milestone composers van het.Concertgebouworkest. Mahler, Bruckner, Brahrns. Dat was logisch. Want als je daar aan zit, dan zit je aan de wortels van het orkest, van Mengelberg, misschien soms zelfs van Willem Kes, de eerste chef. Het andere probleem was dat ik een radicale repertoireverandering inbracht.' Dat betekende niet alleen 'dagelijkse inspanning' Het bracht tevens, zegt Chailly, 'zware hoofdpijnen' met zich mee voor alle betrokkenen. Chailly: 'Het ging vaak om moeilijke componisten. Nieuwe en twintigste-eeuwse klassiekers. Het gebeurde allemaal niet vanzelf. Zelfs toen we Arcana deden, toch een van de meesterwerken van Varèse, had ik
11
zware discussies. Oudere musici in het orkest waren er niet voor. Ze namen het zelfs bijna als een grap.' Nee, niemand heeft druk op hem uitgeoefend in de zin van Riccardo, je moet dit of dat. 'Uiteindelijk is het natuurlijk een fantastisch orkest. Er werd wel gezegd: "Riccardo, er komt een eind aan de C-serie." Ik zeg: "Wát? Een eind aan de serie met nieuw werk? Dit is een delirium tremens. We gaan die serie juist beter maken, dat beloof ik".' Orkesten die hun repertoire niet vernieuwen, denkt Chailly, zijn ten dode opgeschreven. 'Er zijn er te veel die zich uitsluitend wentelen in hun eigen Fachrepertoire. Dat wordt een kooi waar je jezelf in opsluit, blinkend als goud. Je zadelt jezelf op met louter imitaties, fantastische imitaties.' Op tafel voor Chailly ligt zijn partituur van Don Carlo, gemarkeerd met potloodlijnen in drie kleuren. 'Er zijn pagina's waar het wel meevalt en pagina's waar het de pan uitrijst', grinnikt de Italiaan. Het heeft iets van de partituren die Chailly's grote Amsterdamse voorganger Mengelberg volkalkte met aanwijzingen en alarmsignalen. 12 Maar waar Hollandse Mengelberg-critici geneigd zijn Mengelbergs blauwe en rode bogen en timmermansbelijningen te beschouwen als een grafisch symbool van muzikale willekeur en eigengereide tempokeuzes, ziet Chailly dat anders. 'Ik vond het een openbaring, te zien hoe Mengelberg juist in de complexiteit van een Mahler-symfonie op zoek was naar the kleinest details. Dat was voor mij
niet alleen maar een inspiratie. Het was een leerschool. Iedereen kent mijn obsessie voor het detail. Mengelberg zei dat elke noot betekenis moest hebben. Ook mijn principe is: alles wat in de muziek gebeurt moet hoorbaar zijn. "Lees met je oren", zeg ik tegen iedere musicus die mijn detaillering niet ziet zitten. Wat me ook opviel, zijn de perioden die hij markeert. Groepen van vier maten, drie maten, twee. Ik doe dat ook. Bij hem ging het samen met een obsessie voor metrische variatie. Voor mij is het meer een "mathematische start", een manier om een stuk in het geheugen op te slaan. Ik heb eerst een mathematische schets nodig.' Met orkestleden stond hij aan Mengelbergs graf in het Zwitserse Luzern, boos omdat het was overwoekerd met onkruid. 'Ik heb de Mengelberg Stiftung er publiekelijk om gekapitteld. Toen hebben ze het schoongemaakt. Nee, ik ben niet zelf gaan wieden. Dat verhaal is geromantiseerd.' De Matthaus Passion die Chailly in 1999 dirigeerde, kwam een eeuw na Mengelbergs eerste uitvoering. Chailly droeg de productie na uitgebreide Auseinanderzetsung met Mengelbergs potloodbelijningen aan hem op. Heeft die verering kwaad bloed gezet in de orkestgelederen? 'Er kwam kritiek op. Maar ik heb altijd benadrukt dat het me erom gaat wat Mengelberg voor het orkest en voor het muzikale niveau in Nederland betekend heeft.' Chailly is opgehouden met zijn pogingen te begrijpen wat Mengelberg tijdens de bezettingsjaren bezielde. 'Ik wil er niet eens meer over nadenken. Maar het orkest is wat het is dankzij Mengelberg, dat wil ik best gezegd hebben.' Mahlers Achtste Symfonie. Stravinskys Vuurvogel en Pulcinella. Berio's Formazioni. Webern, Rihm, Tristan Keuris. Bartók. Varèse. Verdi. Chailly en vrienden hebben ze verzameld in een doos met 13 cd's die 11 juni verschijnt namens het Concertgebouworkest en de Wereldomroep. Samen met een dvd met de drie eenakters van Puccini's Trittico, in concertvorm vastgelegd tijdens kerstmatinees op tv. Verder is Chailly 'niet zo dol op het opsommen van beste herinneringen'. 'Dat wordt al gauw een spelletje gold cards. Iedereen zal
zo zijn eigen selectie hebben van favoriete herinneringen.' Brieven aan Chailly: 'Uw Tsjaikovski was uniek. Eenmalig. Dank. Het ga u goed.' (Met de groeten uit Breda). Uit Amsterdam: 'Ontroerend en immens. Het waren zestien geweldige jaren.' `De meeste kreeg ik na de Matthaus', zegt Chailly. 'Er werd scherp aangevoeld dat het een doorbraak was.' Hij wilde er een jaarlijks optreden van maken. Het bleef eenmalig. Jammer dat Chailly zich 'om hem moverende redenen' uit zijn passie-excursies heeft teruggetrokken? 'Ik wil het wel terugzien op een dag. Er bestaat een video-opname Ik heb er uitstekende herinneringen aan.' Jammer dat hij een jaar of vier te vroeg zijn congé neemt? 'Er was geen bepaling hoe lang het zou duren. En voor elk chefschap geldt: je weet hoe je begint, maar je weet nooit hoe je eindigt. 'Er was een periode van discussie over de verlenging van mijn contract. in die tijd kwam Leipzig langs met zijn aanbod. Ze hadden me elke twee jaar gevraagd, en toen ik eindelijk kon, in 2001, vijftien jaar nadat ik voor het eerst met ze werkte, zag ik hoe goed ze in vorm zijn.' En er waren orkestleden die het wilden doen met een onsje minder Chailly, onder wie een goochemerd die anoniem de interne correspondentie daarover doorstuurde naar Het Parool. 'Sommigen beseffen niet dat dit soort discussies zich overal ter wereld afspeelt. Na elke periode komt een evaluatie. Maar het is logisch dat dit privé gebeurt en niet in het openbaar. Nee, het heeft me niet geïrriteerd. Maar het was totaal onnodig. En daarom wel kwetsend. 'Maar echt, ik keek naar de programmaideeën in Amsterdam en ik zag dat ik op het punt stond mezelf te gaan herhalen. Dáár kreeg ik de kriebels van.' 'Een Brahms van onvermoede gebeurtenisdichtheid', juichte de Leipziger Volkszeitung in januari na Chailly's lezing van Johannes Brahms' Eerste Symfonie, een 'Repertoire-Filet des Gewandhausorchesters' Met Schonberg was het wel even wennen, volgens dezelfde krant. Het orkest in Leipzig, dat ooit in een gewezen textielbeurs huisde en
sindsdien Gewandhausorchester heet, heeft ook zo zijn Fachrepertoire (Schumann, Brahms, Tsjaikovski, Bruckner). 'Met een bijbehorende klankidentiteit', zegt Chailly, 'die je meteen herkent, soms al na een paar noten.'
"Ik keek naar de programma-ideeën in Amsterdam en ik zag dat ik op het punt stond mezelf te gaan herhalen. Dáár kreeg ik de kriebels van"
Mengelberg hangt nu aan de muur van Chailly's appartement in Leipzig, naast een prent van het 'oude' (vooroorlogse, nog niet weggebombardeerde) Gewandhaus. Chailly: 'Het is een shock, hoe sprekend het Concertgebouw op die zaal lijkt.' Ook zijn volgende seizoen wordt 'een soort sabbatical', met maar een paar optredens in Milaan en New York. En opera-audities in Leipzig, waar de aanstaande Generalmusikclirektor Chailly ook enige besprekingen zal voeren (`De Opera van Leipzig is haar identiteit kwijt, die gaan we terughalen: veel Italiaans werk'). Welke Nederlandse componisten hij met zich mee zal dragen? 'Ik weet het niet. Diepenbrock was voor mij een ontdekking, in zijn betrekking met Mahler Verder denk ik aan de sonate van Alban Berg in de orkestratie van Theo Verbey. Ja, dat is Berg, geen Nederlander, oké. Maar goed gedaan, dat wel.'
Roland de Beer, De Volkskrant, 10 juni 2004
ether Dirige nten r•w ilmLHVIen
ALFREDO CASELLA "EEN DER VEELZIJDIGSTE EN MERKWAARDIGSTE FIGUREN ONDER DE ITALIAANSE COMPONISTEN" Alfredo Casella zou mogelijk beter passenin een eventueel nog te starten serie 'Componisten om Mengelberg, maar zijn regelmatig verblijf in Nederland als dirigent van eigen werken, als solist en als gast bij het 25 jarig jubileum van Mengelberg is toch aanleiding om hem in deze rubriek op te nemen.
Leo Samama schrijft in de 'Historie en Kroniek van het Concertgebouworkest: De programma's van het Concertgebouworkest vertonen zeker tot 1914 een veelzijdigheid — in onze ogen kaf en koren nog 14 nauwelijks gescheiden — en een artistieke nieuwsgierigheid, zoals mijns inziens in de geschiedenis van het orkest daarna vrijwel niet meer is voorgekomen. En dat geldt in de eerste plaats voor de schier eindeloze rij grote en kleine meesters uit het buitenland. We moeten hier echter niet uit het oog verliezen dat werken van Strauss en Mahler, van Reger, Pfitzner en Casella, om slechts enkele voorbeelden te geven, door de toenmalige concertbezoekers als hoogst modern werden ervaren. Desondanks werden al deze uitzonderlijke composities in de reguliere abonnementsconcerten tot klinken gebracht. Genie Als gast voor het 25-jarig jubileum van Willem Mengelberg schreef hij in het 'Gedenkboek' een artikel waarin hij Mengelberg een getalenteerd kunstenaar noemde die, ook na de dood van de componist, diens werk herschept en doet opbloeien. Aan zo'n zeldzame vertolker mag de titel 'genie' niet onthouden worden.
Arend Koole schreef in het maandblad 'Mens & Melodie' van april 1947 bij het overlijden van Alfredo Casella de volgende necrologie:
Met Alfredo Casella, die 5 maart 1947 te Rome overleed, is een der veelzijdigste en merkwaardigste figuren onder de Italiaanse componisten heengegaan. De laatste jaren was het stil geworden rond deze componist, die vroeger het mikpunt was van spot, smaad en tegenwerking. Een slepende ziekte hield hem af van elke activiteit, tot de dood hem uit zijn lijden verloste. Kameleonfiguur? Een biografie van Casella ook maar oppervlakkig te schetsen, zou hetzelfde zijn als een opstel te schrijven over de culturele stromingen die het muziekleven in Duitsland, Frankrijk en Italië gedurende 50 jaren beïnvloedden: want hij volgde zowel de postromantici zoals Mahler en de jonge Schaberg en de impressionisten als de futuristische beweging van Marinetti, Strawinsky's postclassicisme en ten slotte de Italiania, geïnaugureerd door d' Annunzio en uitmondend in de draaikolk van het fascisme. Men zou hieruit allicht kunnen concluderen, dat Casella een onpersoonlijke kameleonfiguur zou zijn geweest, die de weg van de minsten
weerstand zocht, en zich met elke gunstige wind liet meedrijven. Bij een enigszins nauwkeuriger beschouwing van zijn werk moet men deze hypothese echter terstond verwerpen. Casella is in zijn gehele leven en streven een zoeker gebleven en deze eigenschap komt hoofdzakelijk voort uit zijn grote, rijk gedifferentieerde, intellectuele en artistieke gaven. Als briljant concertpianist, dirigent van meer dan gewone betekenis, wij hebben hem in beide kwaliteiten meermalen in Amsterdam kunnen bewonderen geestig en dieppeilend essayist en criticus en, last but not least, als toonaangevend componist en geestelijk leider van de destijds zich noemende 'jong italiaansche school' werd zijn aandacht hevig aangetrokken door de vele vernieuwingen die zich op litterair, picturaal en muzikaal terrein voordeden, en het is waarschijnlijk een gevolg van zijn intellectualistisch-analytische geest, dat hij de synthese van deze stromingen uiteindelijk niet heeft kunnen vinden. Muzieklessen Casella is ruim 63 jaar geworden; op 25 Juli 1883 te Turijn geboren, ontving hij van zijn moeder de eerste muzieklessen op zeer jeugdigen leeftijd. Reeds op zijn achtste jaar had hij het gehele Wohltemperierte Klavier van J.S. Bach doorgewerkt. Op 13jarigen leeftijd ging hij naar Parijs, waar Louis Diémer, Gabriel Fauré en de Massenets leerling Xavier Leroux zijn leermeesters werden. Aan laatstgenoemde droeg hij zijn in 1906 gecomponeerde Symphonie in b hl. t. op. 5 op, een werk waarmede hij zijn eerste stijlperiode (de postromantische) afsloot.
Na korte tijd leraar aan het Conservatorium te Parijs geweest te zijn - in de zelfde tijd trad hij ook als dirigent en pianist op - keerde hij in 1915 naar Italië terug, waar hij tot 1923 leraar aan het Liceo Musicale te Rome was. In deze tijd valt voor hem de crisis: de jonge componist van de orkestrhapsodie Italia, de Suite in C en de Notte di Maggio in polytonalen stijl ondervindt verguizing in plaats van waardeering in zijn eigen land. Elke openbare opvoering leidt .tot een publiek schandaal: Casella heeft deze moeilijke jaren
Alfredo Casella dirigeerde de volgen concerten en/of soleerde daarin: 1 december 1910:
eigen werk 'Suite op. 'Symfonie nr. 2' 22 oktober 1919: •eigen werk `Le couvent sur l'eau , van F. Malipiero 'Inipressione dal vero 0. Respighi 'Fontane di Roma'. 23 oktober 1919: eigen werk 'Elegia Eroica 25 oktober 1923: eigen werk `Pupazetti' en van Malipiero 'Inipressioni dal vero' nr. a 3. Als solist en met Dopper Is dirigent in een eigen bewerking van Rhapsodie espagne van Albeniz voor piano en orkest en in 'A notte alta' van hemzelf. 27 oktober 1923: met Ravel concert in Kleine Zaal met eigen werken W.O. Ravel's Ma mère l'Oye vierhandig 20 oktober 1927: ei als solist onder P. Monteux in zijn gen werk 'Partita voor piano en orkest'. 12 juni 1933: van G. Petrassi 'Partita voor orkest' en van Marcelle de Mariziarly 'Concertino voor piano en orkest' met de componiste als soliste. 20 januari 1935: 'Concerto voor piano, viool, violoncel en orkest' o.l.v. Ed. van Beinum met o.m. de componist als solist. 9 december 1937: eigen werk 'Concert voor orkest'.
op boeiende wijze beschreven in een boek dat de enigszins zonderlinge titel '21 + 26' draagt, een reeks opstellen en polemieken. Van bijzonder belang is het voorwoord, het 'Proemio' waarin Casella' op geestige wijze de slechte indruk schildert die de Cavalleria op hem als zeer jonge knaap maakte, en waarin hij over de harde jaren van zijn verblijf in het buitenland, zijn 'exilo', vertelt. Hij schildert zijn Parijse leerjaren bij Fauré, zijn vriendschap met Debussy en Albeniz, de overweldigende kennismaking met het Diaghilevballet en met Stravinsky en de indruk welke de muziek van Sch6nberg op hem maakte. Hij houdt zich echter direct afzijdig van diens atonale richting 'non scrissi mai un pezzo autenticamente atonale'. Dan beschrijft hij de jaren van zijn terugkeer,
waarin hij merkwaardigerwijze ondanks zijn miskenning een grote productiviteit aan de dag legt: in deze jaren schrijft hij zijn driedelige Pianosonatine, op drie harmonische beginselen gebaseerd: chromatisch, diatonisch, en bitonaal, de Elegia Eroica (1917) en de Pupazetti, elf kinderstukken voor quatremains (1920). Tussen 1920 en 1923 heeft Casella niets gecomponeerd. In 1923 schrijft hij zijn Canzoni Trecentesche voor zang waarin hij zijn definitieve stijl vindt: die van de moderne classisist. Dezelfde kenmerken vindt men in het Concerto voor strijkkwartet en het ballet La Giara naar een novelle van Pirandello. Hierin, en vooral later in de Partita voor klavier en orkest van 1925, neemt hij de vormen van zijn grote Italiaanse voorgangers als Frescobaldi, Gabrieli, dall' Abaco en Scarlatti weer op. En deze neobarokst:ijl handhaaft hij eveneens in zijn Concerto Romano in Es voor orgel, drie trompetten, pauken en strijkers, waarbij hij van een vrije tritonale contrapuntiek gebruik maakt.
Reeds op zijn achtste jaar had hij het gehele Wohltemperierte Klavier van J.S. Bach doorgewerkt.
Zijn voornaamste werken zijn de opera in drie delen La Donna Serpente en de kameropera La Favola d' Orfeo naar het oude gegeven van Poliziano van 1474. Met zijn mysteriespel in één acte 11 deserto Tentato, op een gedicht van Cavrado Pavolini, uitgevoerd op de vooravond van den eersten verjaardag van het Italiaansch Keizerrijk' (1937, red.), betreedt hij de glibberige paden der politiek. In 1938 volgde nog de opera Coriolanus, terwijl zijn laatste werken vooral op het gebied van de Kamermuziek liggen. Ook als organisator trad Casella op. Met Malipiero en Gabriele d' Annunzio stichtte hij op 21 september 1923 de Corporazione delle Nuove Musiche, de sectie Italië van de International Society for Contemporary Music. Als jurylid deed hij meermalen voorbereidend werk voor de muziekfeesten, in 1924 bij het muziekfeest te Praag, het jaar daarop te Venetië, in 1928 te Siena en in 1931 te Oxford en Londen.
Johan Krediet
DE ACTUALITEIT VAN MENGELBERG (uit het liber amicorum voor Riccardo Chailly) Mijn band met maestro Riccardo Chailly is ontstaan door onze gemeenschappelijke bewondering voor de dirigent Willem Mengelberg, één van Chailly's illustere voorgangers. Al spoedig nadat Chailly dirigent was geworden in Amsterdam, bleek dat hij zich meer dan oppervlakkig interesseerde voor zijn roemruchte voorganger. Die interesse was niet gericht op de persoon Mengelberg, maar op de musicus Mengelberg. Gelukkig zijn vrijwel alle directiepartituren van Willem Mengelberg bewaard. Sommige daarvan hebben nog steeds een actuele • betekenis voor de hedendaagse musicus. Chailly heeft dat al vrij » snel onderkend en er de consequentie uit getrokken: keer op keer is hij naar het Mengelberg-archief in Den Haag gekomen om de door Mengelberg geannoteerde partituren van onder andere Gustav Mahler intensief te bestuderen. Aangezien Mengelberg Mahler dikwijls van nabij heeft meegemaakt, vormen deze partituren met talloze aantekeningen rijke bronnen voor de interpretatie van Mahlers muziek. _ _ Door nauwgezette bestudering van de partituren heeft Chailly kennis kunnen nemen van Mengelbergs inzichten in Mahlers muziek. Het bleef echter niet alleen bij bestudering van de partituren: Chailly heeft de daaruit opgedane kennis weten aan te wenden voor zijn eigen interpretaties. Zo behoort zijn uitvoering van Mahlers Achtste symfonie met het Koninklijk Concertgebouworkest tijdens het Mahler Feest in 1995 tot mijn onvergetelijke muzikale herinneringen. Een even sublieme, geïnspireerde en volmaakte uitvoering was die van Mahlers Tiende Symfonie in de versie van Cooke in 2001, ter nagedachtenis aan de vijftigste sterfdag van Willem Mengelberg. Riccardo Chailly is voor mij een onvergetelijke dirigent.
Frits Zwart, biograaf van Willem Mengelbeg
DRAAG OOK UW STEENTJE BIJ AAN DE GROEI VAN DE VERENIGING
CADEAUIDEE! "U bent 'Cadeaulid' van de Willem Mengelberg Vereniging!" Dit is de eerste tekstregel op het nieuwe cadeaucertificaat van de Willem Mengelberg Vereniging. Het certificaat maakt onderdeel uit van een ledenwerfactie geïnitieerd door de pr-commissie. Het cadeaucertificaat werkt als volgt: u vult de naam in van iemand die u een plezier gaat doen met het cadeaulidmaatschap (bij wijze van bedankje, bloemetje of bijvoorbeeld een origineel verjaardags- of kerstgeschenk). Vervolgens mailt of verstuurt u de gegevens van de gelukkige naar het secretariaat van de vereniging en u maakt € 12,50 over, onder vermelding van de naam van de ontvanger van het certificaat. Kleine moeite, groot plezier! Een jaar na dato neemt de vereniging contact op met het 'cadeaulid' om te informeren of hij of zij het cadeaulidmaatschap wil omzetten naar een regulier lidmaatschap. Het cadeaulid ontvangt gedurende een jaar gratis 'Mengelberg en zijn Tijd'. Ook wordt hij of zij uitgenodigd voor de jaarlijkse Mengelberg-dag en andere samenkomsten van de vereniging. Bij dit nummer van Mengelberg en zijn Tijd treft u zo'n certificaat aan. Mocht u meerdere certificaten willen hebben, dan kunt u zich vervoegen bij het secretariaat.
De pr-commissie
BRIEF AAN DE HEER
MENGELBERG Mei/juni 2004
Op de ledenvergadering van 24 van april j.l. in 'De Tamboer' aan de Overtoom te Amsterdam hebben Ab van Kapel en ik, met medewerking van Albert Meurer en Pieter Vis, een lezing gehouden over de Mattaus Passion zoals die onder uw leiding op 2 april 1939 door de AVRO werd uitgezonden. De generale repetitie van die uitvoering heb ik de avond daarvoor als jongen van 16 jaar bijgewoond en ook die van de jaren daarna tot en met 1943. 18 Het waren voor mij geweldige belevenissen die mijn christelijk geloof, zoals ik dat van huis uit en door bijbelonderricht had meegekregen, muzikaal bevestigden. Vooral door uw interpretatie van koraal 31: Was mein Gott will, das g'scheh' all zeit, sein Will' der ist der beste'. Overtuigingskracht Het volgende jaar, in 1944, maakte ik als dwangarbeider in Duitsland een uitvoering van de Matthaus Passion mee die gegeven werd in de Garnisonskirche te Potsdam Het was een prachtige barokkerk en de interpretatie van de uitvoering was navenant, maar zij voldeed mij niet; ik miste de overtuigingskracht zoals ik die van u kende. Na de bevrijding, toen u niet meer mocht dirigeren, heb ik de uitvoeringen van uw opvolgers bijgewoond. Ook van hen die de z.g.n. oorspronkelijkheid nastreefden en van de barokfanaten die niet meer zo geloofsverkondigend waren en elkaar overtroffen in snelheid van uitvoering. Geen van allen voldeden aan dat wat ik in mijn
geheugen had opgeslagen; behalve één onder leiding van uw protégé Piet van Egmond, die door de recensenten als uw imitator werd omschreven. In 1953 werd ik lid van Van Egmonds Amsterdams Oratorium Koor waarmee deze vijf tot zes uitvoeringen van de Mattaus Passion per jaar, in verkorte en onverkorte vorm, produceerde. Met zijn uitvoeringen vulde hij een gat in de markt voor de liefhebbers van uw uitvoering. Deze uitvoeringen vonden niet alleen in het Concertgebouw plaats, maar ook jaarlijks in Aardenburg, in 1966 in Parijs en in 1968 in Hannover. De uitvoeringen in de middeleeuwse St. Baafskerk te Aardenburg, die door veel mensen uit België werden bezocht, waren onverkort en voldeden mij het beste vanwege de kerkelijke sfeer. In de loop der jaren kregen zijn uitvoeringen een eigen karakter en was er van imitatie vrijwel geen sprake meer, behalve bij koraal 31 dat hij destijds van u met vol orgel moest ondersteunen.
Als leerling van Piet van Egmond en later van Jan Eelkema en David Porcelein begon ik vanaf 1970 met twee kerkkoren, totaal bestaande uit ongeveer 70 koorleden, passiebijeenkomsten te organiseren met muziek uit de Mattaus Passion. Een strijkkwartet en een orgel verzorgden de begeleiding. Als openingskoor gebruikte ik koraal BWV 402 '0 Mensch, bewein' dein' SUnde gross', enkele aria's liet ik vervallen en ik maakte geen pauze tussen deel I en II. Koraal 31 was voor mij in het begin nog steeds één van de hoogtepunten en ik liet het met een groot fortissimo zingen. Later drong het tot mij door dat de tekst Was mein Gott will, das g'scheh' allzeit' veeleer in de aanvoegende wijs dan in de gebiedende wijs moest worden gezongen. In de negentiger jaren werd door Philips/Polygram de radioopname van uw uitvoering uit 1939 op drie cd's uitgebracht; ik haastte mij ze aan te schaffen. Vol verwachting legde ik het eerste schijfje in mijn cdspeler. Maar, o jé, wat een teleurstelling! Wat ik hoorde voldeed totaal niet aan de visie die ik mijzelf in de loop der jaren door studie, zingen en zelf uitvoeren had eigen gemaakt. Ook strookte het niet met de geloofsovertuiging die ik mij ten gevolge van oorlogservaringen, had verworven. De fluisterkoren en het door u met veel overtuiging en groot fortissimo uitgevoerde koraal 31 ergerden mij. De cd's borg ik dan ook op om ze jarenlang niet meer af te spelen. Omdat het dit jaar 60 jaar geleden is dat u de Matthaus Passion voor het laatst in het Concertgebouw dirigeerde besloot het bestuur om op de jaarvergadering 2004 d.m.v. lezingen daar aandacht aan te besteden. Ab van Kapel nam enkele koralen voor zijn rekening en Albert Meurer en ik het openingskoor. Ter voorbereiding van mijn deel van de lezing haalde ik de genoemde cd's tevoorschijn en beluisterde het openingskoor aan de hand van mijn orkestpartituur. Ik werd opnieuw geconfronteerd met massaliteit, vertragingen, versnellingen, versluierde inzetten, onzuiverheden, ordinaire uitbarstingen en een lam zo groot als een olifant.
Ik vroeg mij af of u zelf ooit de opname van uw uitvoering beluisterd heeft. Of had u daar geen tijd voor gezien uw vele verplichtingen elders, dan wel nam u aan dat het wel weer subliem was gezien de loftuitingen van uw aanbidders. Naar ik heb gehoord vond u twee koorrepetities, één orkestrepetitie en een generale repetitie, in betaalde aanwezigheid van publiek, voldoende om het omvangrijke werk op Palrnzondag uit te voeren. Wat uw interpretatie betreft is het mij bekend dat uw opvatting beïnvloed is door de roomse voorstellingen uit uw jeugd en uw opleiding in het Keuls conservatorium. Bovendien was u zo overtuigd van de juistheid van uw inzichten, niet alleen muzikaal maar helaas ook politiek, dat u niet te beïnvloeden was; ondanks goedbedoelde wensen van recensenten en raadgevingen van uw vrienden. De beeldende voorstellingen die u bij de uitvoeringen van de Matthaus Passion voor ogen had, zijn mij door Piet van Egmond en enkele leden van het Toonkunstkoor verteld. Albert Meurer, die uitstekend uw stem kan imiteren, vertelde uw verhaal over de gezamenlijke opgang van koor en orkest onder uw leiding naar Jeruzalem. Door maatslag, met uw eigen baton, heb ik tijdens het afspelen van de cd de cadens van het klokgelui en het lopen en sjouwen in 12/8 maat gedemonstreerd, maar ik kwam steeds in botsing met de door u toegepaste vertragingen en versnellingen. Tevens is duidelijk hoorbaar dat uw streven naar mooie ldank hoofdzakelijk op de harmonie was gericht; het tot klavecimbel ombouwen van een Pleyel-vleugel was daarvan het gevolg. Uw vertragingen op 'Klagen', 'Tragen' en de nadruk op `Auf unsre Schuld' vind ik moeilijk te verdragen. Vindt u niet dat Bach voldoende noten onder dat 'Klagen' en 'Tragen' heeft gezet om dit belangrijk te doen zijn? Voelde u zichzelf betrokken bij die nadruk `Auf unsre Schuld' of stond u daarboven? Waarom eindigt u met zo'n ontzettend groot lam terwijl het een diertje is dat liefelijkheid en onschuld moet uitdrukken? Ik meen de volgende mankementen in het openingskoor te horen: over het algemeen zijn de sopranen niet stralend in de hoogte en van
het jongenskoor meen ik te horen dat ze in maat 32 een tel te vroeg weg zijn, of laat u ze moedwillig in het niets verdwijnen? Waarom schreeuwen de tenoren zo, vooral in maat 83, terwijl de belangrijke inzet van de bassen in maat 85 vrijwel niet te horen is? Of zijn deze laatste opmerkingen te wijten aan de nog primitieve opnametechniek? Ab van Kapel liet enige koralen horen o.a. 'Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen?' Een prachtige koorklank, maar ik kan het niet nalaten u te vragen: waarom zo zacht, waarom zo langzaam, waarom zo uitgerekt? De tekst geeft daartoe toch geen aanleiding? De vraag wordt gesteld uit verwondering, maar niet uit aanbidding. Waarom laat u de bassen bij: 'In was fUr Missetaten' zo luid de trap afgaan. Daar tegenover staat dat de inzet van de sopranen op 'Bist' van een indrukwekkende schoonheid is. Wilde u met het zingen van dit koraal bewijzen dat u het koor, ondanks de weinige repetities, volkomen in uw hand had? Het koraal 31 Was mein Gott will, das g'scheh' allzeit' moest, zoals u zei, in alle uithoeken van de aarde hoorbaar zijn. Ook voor uw joodse collega's die Duitsland
Dat klinkt goed! Groots assortiment, helder advies, designbrillen, sportbrillen, zonnebrillen, Bij Sijbrants & van Olst WWW.designbril.n1
Siibrants & van Oist speciaaloptiek Dorpsslraal 29 Marktplein 21 Uithoorn Onderkerk aid Amict 0297 54 07 77 020 496 60 62
( sijbrants vanOlst -
verlieten om aan vernedering te ontkomen? Ook voor uw vriend Mahler die het zwijgen werd opgelegd? Ook tijdens de bezetting en onderdrukking van ons land na 1940? Ook voor uw orkestleden die later door de bezetter uit hun huizen werden gehaald om te worden vergast? Het koraal '0 Haupt voll Blut und Wunden' moet naar mijn mening verontwaardiging uitdrukken en geen sentimenteel gekoester van een verwond hoofd zijn. Waarom zingen de bassen zo gelaarsd en afgemeten 'Vol' Schmerz und voller Hohn'. Was dat het kenmerk van uw tijd, van het Duitsland na 1933, van de Duce die u zo bewonderde omdat in Italië geen uw koffers meer zoek raakte? Het koraal Wenn ich einmal soli scheiden' liet u ook a capella zingen en is van een indrukwekkende schoonheid en is terecht op de herdenkingsbijeenkomst na uw overlijden in het Concertgebouw door het Toonkunstkoor o.l.v. Otto Klemperer gezongen. Tijdens de lezing heb ik zelf het eerste recitatief gezongen, waarmee de expositie van het lijdensverhaal begint: Da Jezus diese Rede vollendet hatte, sprach er zu seinen JUngern', om te demonstreren dat Bach de belangrijkheid van een persoon in toonhoogten weergeeft. Pieter Vis heeft aansluitend daarop gezongen: 'Ihr wisset das nach zweien Tagen Ostem wird, und des Menschen Sohn wird Uberantwortet werden, dass er gekreuziget werde' om te laten horen dat Bach belangrijke gebeurtenissen, zoals het `Kreuzigen', met veel noten — melisma genoemd — tot uitdrukking brengt. Ik heb die recitatieven niet van de cd laten horen omdat Willem Ravelli daar niet helemaal safe was. Daardoor kwam de vraag in mij op: heeft de AVRO soms de generale repetitie opgenomen om die de volgende dag uit te zenden? Als u dan deze opname van de generale had gehoord, zou u dan toestemming voor uitzending hebben gegeven? Voorts zong Pieter Vis op voortreffelijke wijze de woorden die Jezus sprak bij de avondmaalsviering, om te laten horen hoe Bach de tekst muzikaal onderbouwde. Wij besloten de lezingen met het slotkoor van het eerste deel: '0 Mensch, bewein' dein'
SUnde gross' en we waren stil. Ik besefte: de Mengelberg Passion is uit voorbije tijd, maar ik denk er met respect en dankbaarheid aan terug en ik hoop dat het koraal 31: Was mein Gott will, das g'scheh' allzeit, sein Will' der ist der beste' u geholpen heeft bij het ondergaan van uw ballingschap boven in de bergen. Bij het schrijven van deze brief heb ik opnieuw de eerste cd beluisterd en ik ontdekte dat de door u toegepaste vertragingen en versnellingen mij niet meer zo irriteerden als voorheen. Ik vroeg mij af: met welk recht heb ik uw, naar mijn mening, roomse opvatting bekritiseerd? Zou Bach u ook bekritiseerd hebben? Hij geeft in zijn partituur nergens het tempo, een vertraging of versnelling aan en ook geen sterktegraden. Zou de grote Bach ons die persoonlijke invulling niet hebben gegund? Maar zou hij daarbij hebben bevroed dat 250 jaar na zijn dood daarover in dat kleine Nederland nog steeds wordt gediscussieerd? Zou hij vermoed hebben dat het tot een geschilpunt zou leiden tussen Riccardo Chailly,
uw derde opvolger als chef-dirigent van het orkest, en het Concertgebouworkest? Een geschilpunt dat mede tot Chailly's vertrek naar Leipzig zou leiden, de stad van Bach en de Matthaus Passion? Ik maak u attent op het door Kasper Jansen geschreven artikel 'Zestien jaar Chailly bij het Concertgebouworkest' in NRC Handelsblad van 14 mei 2004. Hopelijk kan ik de antwoorden op mijn vragen vinden in 'De Krijtberg' te Amsterdam, de kerk die door uw vader tijdens uw jeugd grotendeels is ingericht. Hartelijke groet van uw bewonderaar
21
Mengelberg in de ogen van pianist Gka Frid "EEN ENKELE KEER REDELIJK, MAAR MEESTAL ONUITSTAANBAAR" In de jaren 1930-1940, toen ik Willem Mengelberg van dicht bij leerde kennen, was hij eigenlijk al een schaduw van zichzelf. Lichamelijk nog sterk, maar geestelijk op zijn retour, gingen zijn prestaties in vde opzichten achteruit en van enige vernieuwing of vooruitgang was geen sprake meer. Hij kwam niet verder dan Bruckner, Mahler en Strauss; werken van Debussy of Ravel laat staan die van zijn tijdgenoten Bartók, Strawinsky of Schonberg en zijn school vormden maar al te vaak een struikelblok voor hem. Hij verwachtte echter van zijn mensen, dat ze zijn dictatoriale uitbarstingen met de vroegere gehoorzaamheid zouden volgen, waardoor er voortdurend conflicten tussen hem en zijn medewerkers ontstonden. In de menselijke omgang kon hij een enkele keer nog wel redelijk zijn, maar meestal was hij letterlijk onuitstaanbaar! Waar was de grote Mengelberg gebleven, die 22 aan het Concertgebouworkest, ja zelfs aan het gehele Nederlandse muziekleven een wereldreputatie heeft bezorgd? Waar bleef de grote dirigent, de opvoeder van het orkest, de initiatiefnemer van belangrijke muzikale evenementen? - nergens meer. Zijn autoritaire werkwijze paste niet meer in deze tijd. De consolidatie van een bepaalde cultuur vereist rustige figuren en geen dictators. De componist Arthur Honegger noemde Mengelbergs invloed in deze tijd voor Nederland funest. Mengelberg deelde het lot van enkele zijner tijdgenoten op ander gebied: ex-grootheden zoals Winston Churchill, in de Tweede Wereldoorlog de redder van Engeland (en misschien wel van de hele beschaafde wereld), die echter, toen hij enkele jaren na de oorlog weer als minister -president terugkeerde, voor zijn medewerkers een ramp betekende. Hetzelfde geldt ook voor de directeur van de KLM Albert Plesman, die zijn maatschappij twee keer - bij de oprichting en pal na de verwoestingen van de Tweede Wereld-oorlog - heeft opgebouwd, maar later, in rustiger tijden, voor zijn ondergeschikten moeilijk acceptabel bleek.
Wanneer heeft er in Mengelbergs leven dan wel een hoogtepunt plaatsgevonden? Een vraag, die misschien het meest spectaculair door de toepassing van de gulden snede kan worden beantwoord; een vaak door mij aangewende methode, die niet alleen bij kunstwerken, maar ook bij de berekening van de levensduur van bekende mensen kan worden gebruikt. (Zie mijn artikel De gulden snede en de vormverhoudingen in de kunst, Mens en Melodie, maart 1960). En dan komt men tot het merkwaardig kloppende resultaat: liet hoogtepunt van Mengelbergs leven valt in tic voorjaarsmaanden van 1920, liet Mahler - feest in Nederland! Ik had ruimschoots de gelegenheid om Mengelberg van dichtbij te observeren tijdens de ontelbare repetities en concerten; ook werd ik vaak als pianist bij zijn koorrepetities, bij het begeleiden van solliciterende solisten en bij het voorspelen van orkestleden opgeroepen. Eens trad ik zelfs op één der abonnementsconcerten op, toen hij een Bach-avond met drie pianoconcerten (voor twee, drie en vier piano's) dirigeerde en ik tezamen met de pianisten George van Renesse, Eduard van Beinum en Johannes den Hertog een der solopartijen verzorgde. Zenuwslopend Over Mengelbergs houding tijdens de repetities zijn vele verhalen in omloop; voor de orkestleden waren die repetities een zenuwslopende aangelegenheid. Want Mengelberg
gebruikte de repetitietijd van twee en half tot drie uur voor het grootste gedeelte om te praten! Hij kletste maar door: over zijn vroegere ervaringen, over zijn principes wat dirigeren betreft,over maat, dynamiek en de juiste tempokeuze, over het vaststellen van de metronoomcijfers (zijn specialiteit), over zijn ontmoetingen met grote componisten (verhalen die iedereen al uit den treure had gehoord) en likte van tijd tot tijd, en heel hard, met zijn dirigeerstok op de lessenaar (zijn traditionele beginteken) om zijn gepraat daarna toch weer te hervatten. Het kwam herhaaldelijk voor, dat er gedurende de hele repetitietijd niet meer dan een kwartier lang werd gemusiceerd; de rest van de tijd moesten de arme orkestleden de lange tirades van Mengelberg aanhoren.
"Sinds wanneer ben je in het orkest?" vroeg de baas. "Sinds 45 jaar, mijnheer Mengelberg" antwoordde de delinquent. "Hoe heet je?" vroeg Mengelberg. En de koorrepetities verliepen op dezelfde manier. Maar de meest onaangename herinneringen heb ik aan het voorspelen der orkestleden, wanneer over het al of niet promotie maken werd beslist. Een promotie was een geweldige kans; een terugzetting naar de achterste lessenaar, of zelfs pensionering betekende echter, in die tijd van sociale onzekerheid, heel wat ellende. Juryvoorzitter Willem Mengelberg troonde als een volkstribuun in liet midden achter de jurytafel en, met zijn sigaar in de mond, besliste hij om zo te zeggen, over leven of dood. Op een keer was het de beurt aan een der oudste orkestleden; hij stond met zijn viool in de hand te bibberen voor de jury. Mengelberg keek hem zo aan, dat hij het liefst meteen door de aardbodem was verzwolgen. "Sinds wanneer ben je in het orkest?" vroeg de baas. "Sinds 45
jaar, mijnheer Mengelberg" antwoordde de delinquent. "Hoe heet je?" vroeg Mengelberg. Commentaar overbodig. Dat ook schaduwen nog tot iets groots in staat kunnen zijn, heb ik echter op vele concertuitvoeringen van Mengelberg meegemaakt. Het praten bleef hier achterwege en de dirigent bleek, gezien zijn lange ervaring, nog heel wat in zijn mars te hebben. Zijn dirigeertechniek was nog van een ongelooflijke precisie, evenals zijn gevoel voor tempi; ook zijn instrumentenkennis en de juiste dosering van dynamiek handhaafden zich op het oude niveau. Bij een climax ging zijn linkerarm precies op het juiste moment de hoogte in, waarbij de mensen in de zaal de koude rillingen over hun rug liepen. Zijn behandeling der koorpartijen in bijvoorbeeld Bachs Matthaus Passion kwam hoe men ook mag denken over zijn stilistische overdrijvingen - nog net zo overtuigend over als in zijn glanstijd. En als hij zijn vertrouwde symfonisch repertoire presenteerde - ik denk hierbij aan de symfonieën van Beethoven, Brahms, Tsjaikowsky, Dvorak, Bruclmer en Mahler kon het Concertgebouworkest onder zijn leiding nog tot ongekende hoogten stijgen. Dictators kunnen ook lief zijn In maart 1939, een paar maanden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, vond in het Concertgebouw een belangrijk evenement plaats: de wereldpremière van het Tweede vioolconcert van Béla Bartók met Zoltan Székely als solist en met Willem Mengelberg aan de lessenaar. Bij de eerste repetitie bleek al dat Mengelberg de partituur niet voldoende kende. Hij vertoonde weinig affiniteit met dit meesterwerk en bovendien klaagde bij, dat het handschrift van de partituur zo ldein was, dat hij het niet goed kon lezen. Er was geen tijd meer om de partituur in de door Mengelberg gewenste grootte, met extra dikke notenkoppen, over te laten schrijven (fotokopie in de huidige vorm bestond toen nog niet). Er dreigde een mislukking; op voorstel van de solist, overgenomen door het bestuur en met toestemming van de dirigent werd mij verzocht om één dag voor de generale repetitie, de partituur aan de piano grondig met
Mengelberg door te nemen. Mengelbergs autoritaire houding tegenover zijn 'ondergeschikten' kennende, trok ik met gemengde gevoelens naar Mengelbergs toenmalige residentie, het Amstel Hotel, waar ik om zes uur 's avonds aanwezig moest zijn. Mijn vrees bleek ongegrond: Mengelberg liet zich gedurende onze gehele 'samenwerking', die tot diep in de nacht duurde, van zijn charmantste zijde kennen. Dictators kunnen ook lief zijn - als ze iemand nodig hebben. Toen ik me bij het Amstel Hotel meldde, liet hij mij weten, dat hij in het bad zat en of ik eerst maar naar het restaurant beneden wilde gaan om te dineren - ik mocht van hem bestellen wat ik maar wenste. Dat gebeurde en om zeven uur gingen we aan het werk; ik moest eerst de hele partituur en daarna fragmenten uit alle drie delen voor hem spelen, soms wel tien tot twaalf keer achter elkaar. Het pleit voor hem, dat hij aan de tutti's (de gedeeltes waar het volle orkest zonder solist speelt) betrekkelijk weinig aandacht besteedde en zich meer concentreerde op de orkestbegeleiding van de solopartij, om de 24 solist goed te kunnen volgen. Het resultaat hiervan was op de generale repetitie dan ook duidelijk merkbaar; op de onlangs uitgekomen historische plaatopname van deze Amsterdamse uitvoering kan men thans horen, dat niet alleen de prachtig spelende solist, maar ook het orkest onder Mengelbergs leiding zich zeer behoorlijk van hun taak hebben gekweten. Met kleine tussenpauzen werkten wij de gehele avond door; om twaalf uur bestelde hij een klein souper voor ons beide, dat boven in zijn werkkamer zou worden geserveerd. Ik mocht van hem weer uitkiezen wat ik wenste, zelfs al was het kaviaar en champagne. Ik liet de keuze echter aan hem over; hij besteedde wijnkenner als hij was - extra zorg aan de wijnkaart. Daarna werkten we nog enige uren door, ofschoon hij de volgende ochtend al om negen uur op de repetitie aanwezig moest zijn. Bij het afscheidnemen bedankte hij mij en zei, dat ik maar eens uit moest kiezen, welk pianoconcert ik onder zijn leiding in het Concertgebouw zou willen spelen. Ik bedankte hem zeer, maar was zo vrij om
iets anders van hem te vragen: of bij namelijk de eerste uitvoering van mijn Symfonie opus 13 zou willen verzorgen. Dit verzoek accepteerde hij meteen, met de voorwaarde dat hij de partituur eerst ter inzage zou krijgen. Een paar weken later bracht ik hem de partituur, die hij, na haar grondig te hebben bestudeerd, van de veelzeggende W.M.- signatuur voorzag, een teken, dat hij zijn toestemming gaf voor de eerste uitvoering in het volgend seizoen met het Concertgebouworkest. Van deze uitvoering is niets gekomen; de oorlog brak uit, de Duitsers bezetten Nederland en Mengelberg wedde op het verkeerde paard. Zijn pro- nazi interview in de Duitse pers enkele dagen na de overrompeling, zijn houding ten tijde van de afzetting van de Joodse orkestleden, zijn omgang met figuren als Seyss Inquart en Woudenberg, die door elke rechtgeaarde Nederlander toen al met afschuw werden bekeken, zijn frequente optreden (als gastdirigent of met het Concertgebouworkest) in de door de Duitsers bezette gebieden in het buitenland en zijn vlucht naar Zwitserland tegen het eind van de oorlog, dit alles is naderhand niet meer goed te praten. De argumenten van zijn verdedigers, dat hij later ook enkele Joden zou hebben gered (hetzelfde heeft Goebbels, zelfs Himmler ook gedaan) en dat hij alleen maar het behoud van zijn orkest op het oog had, houden slecht stand tegenover bovengenoemde feiten; zijn reputatie en zijn eer van groot kunstenaar noblesse oblige heeft hij toen voor altijd bij het Nederlandse publiek verspeeld. Zijn bestraffing, hoe meedogenloos ook, na zulk een schitterend verleden, kan ik niet anders dan rechtvaardig noemen. Omgeving meer schuld Een andere vraag is, of zijn foute houding hem voor honderd procent is aan te rekenen. Volgens mij droegen de mensen in zijn omgeving meer schuld dan hij zelf. Zij kenden Mengelbergs ijdelheid, maar wisten ook, dat hij gemakkelijk was te beïnvloeden en op politiek gebied volkomen ongeschoold was. Men heeft mij verteld dat Mengelberg, toen men hem midden in de oorlog vroeg, wie tegen wie aan
het vechten waren, die vraag niet kon beantwoorden. Is er niemand onder zijn raadgevers geweest, die hem over de ware gang van zaken heeft kunnen inlichten? Of bestond zijn omgeving misschien vooral uit mensen, die van zijn naïviteit profijt hebben getrokken? Op de bewuste avond in het Arnstel Hotel begon hij opeens over de grootheid van Mahler te spreken. Toen ik hierop niet reageerde, keek hij me met doordringende ogen aan en vroeg of ik soms niet van mening was, dat Mahler tot de allergrootsten
behoorde. Ik antwoordde hem met een typisch Joodse tegenvraag: 'Waarom dirigeert U Mahler niet in Duitsland?" (Dit was in 1939 en Mengelberg was al jarenlang een geziene gastdirigent in het Derde Rijk, waar Mahler sinds 1933 op de zwarte lijst stond.) Zijn antwoord was verbazingwekkend: Zij hebben mij nooit gevraagd om Mahler te dirigeren, als ze mij dat vragen, zal ik het zeker doen!" Uitgekookt raffinement of grenzeloze naïviteit - vroeg ik me af. Ik ben geneigd te geloven en ik hoop het voor Mengelbergs nagedachtenis, dat het laatste dichter bij de waarheid is. .1.; Gka Frid
FRID, GÉZA Geboren: 25 januari 1904 in Marmarossziget in Hongarije. Deed als pianistisch wonderkind van zich horen ten huize van Tolstoi Hij studeerde aan de hogeschool voor muziek te Boedapest en kreeg onderricht van Bartók en Kodály. Na een concertreis bleef hij vanaf 1929 in Amsterdam wonen. Hij kreeg in 1954 voor zijn Etudes Symphoniques de muziekprijs van de stad Amsterdam. Hij was een bekend Bartók-vertolker en begeleider. Hij componeerde: Kamermuziek: 3 strijkkwartetten (1926, 1939 en 1950.) Orkestmuziek: Een podiumsuite voor viool (1919, ) Een suite (1929). Een Divertimento voor strijkorkest (1932). Een Symfonisch gedicht "Paradoux" (1948). Een concert voor 2 violen en orkest (195 0). Hymne voor orkest en mannenkoor (195 1). Caececilia ouverture. Toccata voor orkest. Koorwerken: 7 Drinkliederen (1950), 12 spreekwoorden (195 1), 10 klaagliederen en 12 spreuken en citaten.
Het Concertgebouworkest voerde uit: 1934 o.l.v. Piere Monteux Suite 1929 1935 o.l.v. Willem Mengelberg 1936 o.l.v. Eduard van Beinum, Divertimento 1932 1949 o.l.v. Eduard van Beinum, Paradoux 1948 1955 o.l.v. Eduard van Beinum, Etudes 1956 o.l.v. C. Friskay, Concert voor 2 violen 1950 1958 o.l.v. A. Dorati. Caecilia ouverture 1976 o.l.v. A. Vandemoot, Toccata voor orkest In het seizoen 1962/1963 begeleidde hij Erna Spoorenberg met een vocale serie in de Kleine Zaal. In 1935 trad hij met het Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg op in het concert van J.S. Bach in a Id.t. voor vier piano's.
EEN MONSTERCONCERT IN HET OLYMPISCH STADION (1934) Op 2 juni 1934 vond in het Stadion eenuitzonderlijk evenement plaats: een informeel, goedkoop klassiek concert van hoge kwaliteit voor een zeer groot publiek. Het merendeel van de uitgevoerde merken werd gedirigeerd door Willem Mengelberg, die kort tevoren na een maandenlange ziekteperiode uit Zwitserland was teruggekeerd en op feestelijke wijze was ingehaald. Het concert van 2 juni 1934 is de geschiedenis ingegaan als 'het Stadionconcert'. De omvang ervan en de deelnemers maakten het voor Nederlandse begrippen uniek. Toch was musiceren in de openlucht niet nieuw. Een beroemd voorbeeld is de uitvoering van Handels Water Music op de Theems. De Amsterdamse Courant van 5 augustus 1717 deed er verslag vanl. Londen kende sinds de zeventiende eeuw zijn `pleasure gardens', 26 waar men voor een gering bedrag naar binnen kon voor verfrissingen, muziek en andere vermakelijkheden. In Parijs vonden in de jaren dertig van de negentiende eeuw op de Champs-Elysées met succes populaire openluchtconcerten plaats2. Ook in Amsterdam konden de muziekliefhebbers 's zomers op diverse plaatsen in de buitenlucht terecht. Een bekende negentiende-eeuwse locatie was het Park in de Plantage, waar bij goed weer 'de streelende tonen der muziek' samensmolten met 'het zacht gemurmel der springfontein en het geheimzinnig gefluister der bladeren' van het hoog opgaand geboomte. De tuin achter het in 1888 geopende Concertgebouw was eveneens een geliefkoosd oord. Als in de zomermaanden het weer dit toeliet, speelde het Concertgebouworkest er in de muziektent niet alleen voor de betalende bezoeker. De tuinconcerten waren namelijk tevens een uitkomst voor talrijke minder gegoede Amsterdammers, die buiten het hek van de uitvoeringen konden meegenieten. Talrijke `hekleden' werden later abonnementhouder.
Verkoop om financiële redenen van het grootste deel van de tuin in 1922 maakte het voor het orkest onmogelijk om op die plek ooit nog in de openlucht te spelen3. Tegenwoordig treedt het ensemble alleen bij uitzondering buiten de concertzaal op. Elders zijn nog wel orkesten die dit regelmatig doen. Een van de grootste 'muziektenten' ter wereld en een grote publiekstrekker is de bekende Hollywood Bowl, waar in 1922 het eerste seizoen met muziek onder de hemel plaatsvond4. De manifestatie van 1934 was niet het eerste klassieke concert in het Olympisch Stadion. Dat had op 28 juni 1930 plaatsgevonden in navolging van soortgelijke concerten in de Verenigde Staten. Deze waren door de Nederlandse dirigent Willem van Hoogstraten gedirigeerd. Van Hoogstraten (Utrecht 1884 - Tutzing 1965) had in de zomer van 1922 zijn eerste stadionconcert met de New York Philharmonic gegeven. Vervolgens zou hij er elk jaar een aantal voor zijn rekening nemen, voor het laatst op 17 augustus 1938. Grote werken werden niet vermeden. Zo voerde Van Hoogstraten op 20 juli 1928 en 21 juli 1931 Bruckners Vierde symfonie uits. Het eerste concert in het Amsterdamse Olympisch Stadion in 1930 stond onder leiding van Nico van der Linden. Behalve de versterkte Nieuwe Amsterdamsche Orkestvereeniging werkten er de bariton Pierre Las sance en vier mannenkoren aan mee. Zij brachten voor een teleurstellend aantal van naar schatting nog
geen duizend â tweeduizend bezoekers een populair programma ten gehore: de Ouverture Egmont van Ludwig van Beethoven, Landerkennung van Edvard Grieg, de Onvoltooide symfonie van Franz Schubert, het 'Pelgrimskoor' uit Tannhauser van Richard Wagner, het Soldatenkoor' uit de opera Faust van Charles Gounod en na de pauze de Tweede suite uit L'arlésienne van Georges Bizet. Het ruim zeventig man tellende orkest had daarbij plaatsgenomen in het midden van de Eretribune, de ongeveer tweehonderd
Sint-Nicolaas onvergetelijk gemaakt7 Het Stadionconcert had als beoogd doel het ondersteunen van de pensioenfondsen van het Concertgebouw- en het Residentie Orkest8. Dit was in het begin van de jaren dertig zonder meer gewenst. Allerwegen deden de gevolgen van de beurskrach van 1929 en de daaropvolgende economische crisis zich gelden. De professionele muziekbeoefening kampte met afnemende belangstelling. Bij het Concertgebouw, dat van meet af financiële problemen kende, daalden de inkomsten onrustbarend. Het boekjaar 1930/31 werd afgesloten met een verlies van f 14.235,40 bij een in voorgaande jaren opgebouwd tekort van fl. 114.302,191/2. De balans per 31 augustus 1933 Iaat een verlies zien van fl. 39.036,181/2 boven op een bestaand nadelig saldo van meer dan 151.000 gulden, ondanks sterke bezuinigingen. De omvang van de bedragen wordt duidelijk, als we deze met de post salarissen orkest vergelijken. Daarmee was in 1932/33 in totaal fl. 326.439,36 gemoeid9.
zangers in de koningsloge. Het dirigeergestoelte stond op de wielerbaan. Over de weergave van het geluid oordeelden verschillende verslaggevers positief6. Men begaf zich dus voor het concert van 1934, wat de akoestiek betreft, niet helemaal op glad ijs.
Het idee van Josephus Jitta om in de eerste helft van juni een Stadionconcert door de beide orkesten te laten plaatsvinden, moet dan ook met vreugde zijn ontvangen. Hoe zorgelijk de situatie werd ervaren, toont een zin in De Tribune naar aanleiding van de benoeming van Willem Mengelberg tot Grootofficier in de Orde van Oranje Nassau. 'Met deze onderscheiding zal het orkest wel erg gelukkig zijn en de ondergang, die iedere ingewijde vreest, zal nu zekere gestuit wordenlo." Met zijn brief van 20 februari 1934 aan het Dagelijks Bestuur van het Concertgebouw legde Josephus Jitta de
Het stadionconcert was een initiatief van ir. J.A. Josephus Jitta, bestuurslid van het Initiatief Comité Amsterdam, dat in 1932 was gevormd en verlevendiging van de hoofdstad beoogde. Het comité heeft zich vooral door het organiseren van de jaarlijkse intocht van
contouren van zijn plan vast: een concert door de beide orkesten onder leiding van een Nederlandse dirigent, bij voorkeur Mengelberg, met een populair programma, waarbij de medewerking van enkele belangrijke koren zou kunnen worden ingeroepen. Josephus Jitta liet tevens blijken het op prijs te stellen als een of meer bestuursleden van het Concertgebouw met een of meer van het Residentie Orkest en een vertegenwoordiger van de spoorwegen een werkcomité zouden willen vormen. Betreffende het geluid was al advies gevraagd aan de vooraanstaande natuurkundige prof. dr. A. D. Foldwr11.
De artistiek leider van het ConcertgebouW, dr. Rudolf Mengelberg, was tegen de onderneming. Hij vond 28 deze te gevaarlijk.
Het Concertgebouw reageerde op de brief met artistiek bewustzijn: het bestuur toonde zich in beginsel positief, doch liet het al of niet doorgaan van het concert afhangen van Mengelbergs medewerking12. Desalniettemin besloot het op 15 maart dat, als Mengelberg niet beschikbaar zou zijn, de dirigent van het Residentie Orkest, Peter van Anrooy, zou worden aangezocht. Het was echter reeds bekend dat Van Anrooy een dergelijk aanbod niet zou aannemen. Als alternatief werd daarna aan Bruno Walter gedacht; vervolgens kwamen Erich Kleiber en Otto Klemperer aan de orde. Staande de vergadering viel ook nog de naam van Van Hoogstraten, die immers ervaring met dit soort concerten had. Tevens werd besloten een recetteverzekering van vijf- â zesduizend gulden af te sluiten13. De artistiek leider van het Concertgebouw, dr. Rudolf Mengelberg, was tegen de onderneming. Hij vond deze te gevaarlijk".
Willem Mengelberg daarentegen zag haar wel zitten en zegde zijn medewerking toe15. In het programmaboekje van het Stadionconcert gaf hij als motivering: 'De harmonische ontwikkeling van lichaam en geest is de voornaamste taak van elke opvoeding. Een jonge generatie, die slechts eenzijdig ontwikkeld is in physieke richting, zal hare plichten niet kunnen vervullen. Daarom moeten sport en geestelijke vorming hand in hand gaan. De cultureele waarden eener natie mogen niet het bezit blijven van enkelen, maar behooren aan het heele volk. Hiervan getuigt vooral de muziek, zij is bij uitstek de kunst der gemeenschap.' In de optiek van de dirigent moest muziek dus net zo populair zijn als sport en voor iedereen. Doch zou hij er ook niet een mogelijkheid in hebben gezien om zijn enorme populariteit nog verder te vergroten dan wel in stand te houden? Hoe groot deze was, toont de ontvangst op 21 april 1934 bij zijn terugkeer uit Zwitserland, na bijna een jaar afwezigheid wegens een 'geweldige overwerking'16. De omgeving van het Weesperpoortstation was op de avond van zijn aankomst gedeeltelijk afgezet. Buiten en in het station bevond zich een grote menigte. Op het perron een fanfarekorps, familieleden, leden van het Concertgebouwbestuur, de artistiek leider van het Concertgebouw, vrienden en andere belangrijke personen uit de kunst- en de muziekwereld. Toen de trein om 21 uur 14 stilstond en de deur van zijn coupé was geopend, vlogen de hoera's Mengelberg tegemoet. Fotolampen flitsten. Kransen werden aangeboden, onder andere van het Concertgebouwbestuur en van het InitiatiefComité17. Vele handen werden uitgestoken die alle hartelijk door de teruggekeerde dirigent werden gedrukt. Onder het spelen van 'Lang zal hij leven' trok de stoet naar de uitgang waar zich inmiddels een grote mensenmenigte had opgehoopt. Toen Mengelberg daar verscheen, hadden de bereden politie en de agenten te voet moeite om zijn bewonderaars op afstand te houden. Er werd opnieuw gejuicht, Mengelberg beantwoordde de toejuichingen en stapte vervolgens in een gereedstaande auto om, voorafgegaan door het fanfarekorps, via de
Sarphatistraat naar het Amstel Hotel te rijden. Velen waren gekomen om hem te zien passeren. Ook voor het hotel was de belangstelling zo groot dat de menigte nauwelijks in bedwang kon worden gehouden. Mengelberg hoorde er, staande voor het korps, nog een keer de muziek aan, gaf de dirigent een hand, nam nog eens de hulde van het publiek in ontvangst en verdween in het Amstel Hote118. 'De Baas' was dus ingehaald als een vorst, een stervoetballer of een hedendaagse popster. Gebeurtenissen als deze gaven voeding aan zijn enorme zucht naar roem, wat mede heeft geleid tot zijn onbegrijpelijke houding ten aanzien van het Hitler-regime en bijvoorbeeld het oeuvre van zijn voormalige vriend Gustav Mahler, die hij zou verloochenen. Het organisatiecomité wist zich tevens te verzekeren van de belangeloze medewerking van bekende solisten: de sopranen Jo Vincent, To van der Sluijs en Di Moorlag, de alten Suze Luger, Annie Woud en Jo Immink, de tenoren Louis van Tuláer, Marcus Plooyer, Gerrit Visser, de bassen Thom Denijs, Willem Ravelli en Louis Bogtman. Vier koren gingen repeteren: het Amsterdamse Toonkunstkoor en de koren van de Koninklijke, de Koninklijke Christelijke en de R.K. Oratorium Vereeniging. Professor Fokker was inmiddels tot de slotsom gekomen dat de beste plaats voor de opstelling van de zangers en het orkest het bovenste gedeelte van de Eretribune zou zijn. Voor de akoestiek dienden de achterwand en het dak door het aanbrengen van houten vlakken te worden afgeschuind, terwijl aan de zijkanten schuine verticale vlakken zouden moeten worden aangebracht19. Toch zou de uitvoering vanaf de Marathontribune plaatsvinden. Gratis medewerking Het grootse plan vond op zeer uitgebreide schaal weerklank De algemeen leider van de manifestatie, Josephus Jitta, en de verschillende betrokkenen wisten zich van dusdanige verdere bijstand te verzekeren dat op 3 mei in de bijeenkomst van het Concertgebouwbestuur over gratis verkregen medewerking en propaganda het volgende
kon worden meegedeeld: a) medewerking van ongeveer 1200 koorleden; b) werkzaamheid van 23 plaatselijke comités; c) ontwerp reclamebiljet door Bernard van Vlijmen; d) drukken van het reclamebiljet (1500 exemplaren; 'zeer geringe vergoeding') e) papier voor het reclamebiljet; f) aanplakken door het gehele land; g) drukken van 30.000 entreekaarten; h) illustreren van het programma en van het intekenbiljet voor de abonnementsconcerten door Jo Spier; i) spreken voor de vier radioverenigingen door de heren Vogt, Rutters, Van den Eerenbeemt en Strengholt; j) uitzending over de beide omroepen (betalend); k) uitzending Amerika en van de Phohi (betalend); 1) opnemen van een korte film over Willem Mengelberg, 'te vertoonen in alle bioscopen'; m) plaatsen van advertenties in De Telegraaf '(waarschijnlijk zullen andere bladen thans volgen)'. De Stadiondirectie nam genoegen met een percentage van de opbrengst van de recette tot een zeker (redelijk) maximum. Als er van de inmiddels afgesloten recetteverzekering van achtduizend gulden geen gebruik zou worden gemaakt, dan zou een restitutie van de premie van vijftien procent volgen. Het college van burgemeester en wethouders was gevraagd om teruggaaf van de vermakelijkheidsbelasting20. Voor de kaartverkoop stond een omvangrijk netwerk ter beschikking. De centrale organisatie ervan had als adres Tolstraat 114, terwijl er in allerlei plaatsen 'comite's van Propaganda en Aanbeveling' in het leven waren geroepen. De prijs van een kaartje voor de Eretribune was vastgesteld op fl. 2,50, voor de Marathontribune op fl. 2,-. Voor de Zijvakken moest fl. 1,50, voor de Zuidelijke tribune fl. 1,- en voor staanplaatsen vijftig cent worden neergeteld. De directie van de NS had Josephus Jitta gemachtigd te berichten dat de depothouders
spoorwegbiljetten mochten afgeven met een reductie van vijftig procent indien een groep van minstens 25 reizigers zich bereid verldaarde voor bijwoning van het Stadionconcert met dezelfde trein naar Amsterdam te reizen. De terugreis kon desgewenst dezelfde dag individueel plaatsvinden21. Er werd werkelijk alles aan gedaan om zoveel mogelijk mensen in het stadion te krijgen. In het Gooi reden op een zaterdag het lid van het Toonkunstkoor J.D. Rahusen uit Bussum en een `mecanicien-chauffeur' in een grote auto met een luidspreker erop rond om propaganda te maken en kaarten te verkopen. Van Bussum trokken ze naar Hilversum, daarna naar Laren en vervolgens richting Blaricum. De werkwijze van Rahusen was doeltreffend: "De forensen die in de lommerrijke tuinen van de Torenlaan zaten, keken en sprongen op, toen zij hun naam door den luidspreker hoorden galmen en zij voldeden grif aan de sommatie om kaarten te koopen22." "Niets bizonders" Intussen had de administrateur van het Residentie Orkest de artistiek leider van het Concertgebouw laten weten dat hij in de
krant over het concertprogramma had gelezen zonder daarbij de Piet Hein-rapsodie van Peter van Anrooy aan te treffen23, wat tegen een eerdere suggestie was. Hij schreef daarover in een brief die op 3 mei in de vergadering van het Concertbestuur ter sprake kwam en de aanwezigen met enige verontwaardiging vervulde: 'immers het Residentieorkest, dat niets bizonders te verrichten heeft en alle kosten vergoed krijgt, deelt in de opbrengst; het Concertgebouw levert zijn voortreffelijk orkest en Dr. Willem Mengelberg heeft zijn medewerking gratis toegezegd. Thans nog het programma op deze wijze te willen beïnvloeden lijkt wel eenigszins onbescheiden'24. Wilhelmus Toch kwam het populaire stuk op het programma te staan, na het Preludium over het oude Wilhelmus van Willem Mengelberg. Van Anrooy zou bovendien zelf zijn compositie dirigeren. Overigens was het feit dat het Wilhelmus zou worden gezongen voor het socialistische koor Stem des Volks aanleiding geweest om niet mee te doen25.
Het gehele programma zag er zo uit:
Willem Mengelbeig Preludium over het oude Wilhelmus Peter van Anrooy Piet Hein-rapsodie Richard Wagner Voorspel tot Die Meistersinger von Niirnberg Ludwig van Beethoven Negende symfonie Zoals de hele organisatie door de dagbladen nauwkeurig werd gevolgd, zo haalde ook de generale repetitie op 1 juni de pers. Er was in het midden van de Marathontribune, voor de Marathonpoort, een groot podium gebouwd. Achter en gedeeltelijk naast het orkest had het kolossale koor een plek gekregen; achter het orkest een brede rij solisten. De mannelijke koorleden zaten als een blok in het midden. 'Mengelberg staat op een enorme verhooging. Het is reeds van een visueel standpunt imposant hem aan het werk te zien met deze ongewoon groote massa medewerkenden', aldus De Telegraaf26. En alsof al deze aandacht nog niet genoeg was, was op die eerste juni in de pers het bericht verschenen over zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Utrecht (in de algemene muziekwetenschap, voorzover deze grondslag is van de reproductieve toonkunst)27. Van heinde en verre Toen de avond van het concert aanbrak, stroomden de mens.en van heinde en verre toe. Volgens het verslag van het Concertgebouw over 1933/34 hebben ongeveer dertigduizend personen de manifestatie bijgewoond, onder wie prinses Juliana, de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en talrijke andere autoriteiten. De weergoden waren de manifestatie aanvankelijk goed gezind. In het laatste zonlicht wapperden van de toren en de tribunes allerlei vlaggen. De grasmat lag verlaten, de harpen glansden. Aan de voet van Mengelbergs dirigeergestoelte hing Neêrlands driekleur, die geaccentueerd werd door een brede baan oranje aan iedere zijde. Aan weerskanten daarvan waren de wapens van Amsterdam en Den Haag aangebracht. Ook had men enkele palmen neergezet28. Later
kwam er, zo meldde De Groene Amsterdammer van 9 juni, een koude bries opzetten. De vlaggen begonnen straffer te wapperen, de palmbomen lagen plat en op de tribunes gingen jassen aan en kragen op. Voor degenen die veraf een plaats hadden gekregen, kwam dat het luisteren niet ten goede. Bovendien bleek dat het geluid van de houtblazers in de verdrukking kwam en dat de strijkers in sommige passages totaal onhoorbaar waren, `zoodat men soms niets dan rare in de lucht hangende begeleidingsfiguren van de koperblazers hoorde, die het klankenbeeld onherkenbaar maakten en het deden lijken op het negatief van een foto.' Ook drongen er geluiden van buiten het stadion door, hoewel er maatregelen waren getroffen om verkeerslawaai, hinder van vliegtuigen en geraas van de locomotieven op de spoorlijn Haarlemmermeerstation Amstelveen zoveel mogelijk tegen te gaan29. Tijdens het concert nam de wind nog verder in kracht toe en werd het kouder en kouder. 'Gelukkig kwam de stemming er wat in toen het donkerder werd en de lichten aangingen. Maar eerst met de finale [red. Negende symfonie van Beethovens], toen ook de massale zangkoren in het vuur kwamen en het
Eere wie eere toekomt (De Tijd d.d. to juni 1934)
wederom bleek, dat de menschelijke stemmen, met de koperblazers feitelijk de eenige voor een openluchtmuziek geschikte instrumenten zijn, onderging men iets, dat waarlijk indrukwekkend aandeed. Als een groote jubelende schreeuw stond het Treude schoner Gotterfunken' over de ruimte van het Stadion, het massale zanggeluid suggereerde inderdaad den aanroep door een volksmenigte, het werd een prachtig en treffend moment, dat veel van den in muzikaal opzicht feitelijk mislukten avond goed maakte.' Voor de officieel vastgestelde tijd was het Stadionconcert afgelopen. Akoestiek Er zijn in de pers meer klachten over de akoestiek te vinden. Niet geheel onbegrijpelijk, want de orkesten zaten te ver naar voren om echt profijt te hebben van de achterwand en het dak van de tribune, en bovendien stond er veel wind. Het concert moet volgens een bericht in Het Vaderland van 6 juni in Nederland via de radio beter te beluisteren zijn geweest. Naar aanleiding van de radio-
Kuijper Klassiek CD Verzendservice Levering van vrijwel alle merken klassieke CD's Veel eigen import en minder gangbaar repertoire Direct leverbare CDS worden in de regel binnen 36 uur verzonden E! Niet voorradige CD's worden zonder extra kosten doorbesteld en nageleverd Onze catalogus met zeer veel aanbiedingen en nieuwe uitgaven wordt u op aanvraag gratis en zonder enige verplichting toegezonden.
POST
Kuijper Klassiek Antwoordnummer 47302
[ES
FAX
020 671 12 23 iaf okuijperklassiek.nl WEK
www.kurgaerklassiek.n1 WINKEL
Ferdinand Bolstraat 6 {bij Heineken Brouwerij) 1072 LI Amsterdam
snel efficiënt
'Doet wat ik nu doe en geeft U op voor de Winterabonnementsconcerten. Gij, vrienden van het Concertgebouw, hetzij te Amsterdam of in steden waar het Concertgebouworkest concerteert, en gij, vrienden van het Residentie Orkest, doet hetzelfde. Wanneer Gij dit nu doet, en het formulier nog heden post, bezorgt Gij de administraties dezer beide muziekinstellingen een massa werk, dat zij echter gaarne zullen doen, maar stelt niet uit tot morgen wat Gij heden doen kunt. Gij kunt ' met dezen steun, dien ik voor beide muziekinstellingen inroep, en dien Gij zelf naar Uw vermogen kunt bepalen, (want er zijn diverse series voor diverse portemonnaies) aantoonen, dat Gij met ons begrepen hebt wat met de propagandistische waarde van dit concert bedoeld werd.' Hij sloot zijn rede af met de volgende woorden, die hij in het Frans, Engels en het Duits herhaalde. 'Luisteraars in Nederland, in Nederlandsch-Oost en WestIndië, luisteraars in Europa en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika: Wij vragen zoo dadelijk Uw aandacht voor de 9e Symphonie van Beethoven en wijzen U hierbij met nadruk op de symboliek van het prachtige slotkoor, een symboliek die in deze moeilijke tijden als een boodschap uit Nederland U op overtuigende wijze zal worden overgebracht en waarvan de kwintessens luidt: 'Alle menschen worden broeders'.31
1070 WC Amsterdam (geen postzegel) 020 679 46 34
Lage verzendkosten: € 2,50 per bestelling. Extra kortingen bij bestellingen boven € 200,-.
uitzendingen voor een groot deel van de wereldbevolking kwamen er ook diverse waarderende reacties vanuit het buitenland binnen30. Tot in de pauze en met behulp van de radio is Josephus Jitta voortgegaan met zijn enorme propaganda. In zijn toespraak riep hij op tot voortgezette steun:
betrouwbaar
Overtroffen resultaat De manifestatie werd afgesloten in het Carlton Hotel. Daar had na het concert een receptie plaats waarop Van Anrooy, Mengelberg en Josephus Jitta voor hun inspanningen werden gehuldigd en de laatste als blijk van waardering de bronzen medaille van het Concertgebouw ontving. G. H. de Marez Oyens, die namens het Concertgebouwbestuur sprak, bracht onder de aandacht dat er een groter resultaat
was behaald dan bij de eerste stadionconcerten in New York. Daar waren maar zesduizend respectievelijk negenduizend bezoekers op af gekomen32. Amsterdam had dit ver overtroffen. Over het precieze aantal spreken de bronnen elkaar echter tegen. Volgens De Telegraaf waren het er ruim 24 000 geweest, De Nederlander hield dit op 27.000, terwijl het verslag van het Concertgebouw over 1933/34 ongeveer 30.000 aangeeft. Na de receptie volgde een souper met de volgende gangen33:
,44~4
9-~,~ 9-~-
udóm-
Onder de eregasten bevond zich de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Tijdens dit souper kreeg Mengelberg een portretbuste aangeboden, die door Gerrit van der Veen werd gemaakt en waarvan mevrouw Josephus Jitta een gipsen model onthulde34. Na afloop brachten studenten van het Arnsterdamsch Studenten Corps Mengelberg een fakkelhulde, waarna enkele volhouders zich op uitnodiging van de rector van het studentenkorps voor een genoeglijk samenzijn - een kroegjool - naar de sociëteit N.I.A. begaven, zodat op een zeer gevorderd middernachtelijk uur minister Marchant en Mengelberg, omstuwd door talrijke bewonderaars, nog ter sociëteit verschenen, waar men tot vroeg in de morgen bijeenzat35. Financieel succes Het monsterconcert is in financieel opzicht een succes geworden. Het grootste gedeelte van het Stadion was bezet geweest. Prinses Juliana had honderd gulden gegeven, waarvoor drie toegangskaarten waren verstrekt. De inkomsten beliepen, na aftrek van vermakelijkheidsbelasting, in totaal fl. 29.542,01, de uitgaven fl 10.623,18. Niet fraai is daaronder de zevenhonderd gulden séjourkosten voor Willem Mengelberg, contant uitbetaald. In totaal resteerde er een batig saldo
van bijna negentienduizend gulden, zodat de beide orkesten elk in totaal f9 407,81 ontvingen, waarover ze vrijelijk konden beschikken. Het Concertgebouw kreeg bovendien bijna 2 500 gulden voor onder meer zaalhuur, transport van de instrumenten en séjours36. Daarnaast gaf de manifestatie de impuls tot de oprichting van een vriendenvereniging voor Gebouw en Orkest, de huidige Vereniging Vrienden van het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest. In juli 1934 werd het Concertgebouwbestuur officieel van dit feit op de hoogte gesteld; koninklijke goedkeuring van de statuten van de Nederlandsche Vereeniging "Concertgebouwvrienden" werd op 6 september 1934 verleend. De eerste voorzitter was Josephus Jitta. J. D. Rahusen, die in een luidsprekerwagen had rondgereden, nam als een van de twee propagandaleiders in het Vriendenbestuur zitting37. Josephus Jitta liep inmiddels al met nieuwe plannen voor het volgende seizoen rond: in de eerste plaats een herhaling van het Stadionconcert, echter op een andere wijze ingericht en wellicht met gebruikmaking van luidsprekers, vervolgens een uitvoering in het Vondelpark van Handels Water Music met ballet en ten slotte een 'werelduitzending' van het orkest onder leiding van Willem Mengelberg38. Doch een herhaling van het Stadionconcert door het Concertgebouworkest bleef uit: het artistieke resultaat was te pover geweest. Het blijft echter heel opmerkelijk dat Mengelberg die, artistiek gezien, tegen de manifestatie zou moeten zijn
Prinses Juliana had honderd gulden gegeven, waarvoor drie toegangskaarten waren verstrekt.
geweest, zich bereid had verklaard om te dirigeren. Zonder twijfel heeft zijn extreme zucht naar roem daarbij een niet te onderschatten rol gespeeld. Mengelberg als fJ popidool avant la lettre.
Johan Giskes (uit Amstelodamum 90-3 2003)
Johan Giskes is oud-altviolist van het Koninklijk Concertgebouworkesten thans werkzaan als muziekhistoricus bij het Gemeentearchief Amsterdam. Sinds 1996 maakt hij deel uit van de redactie van Amstelodamum. Hij heeft verscheidene studies over het muziekleven en de bouw van muziekinstrumenten in Amsterdam geschreven, en publiceerde over het Concertgebouw en het Concertgebouworkest.
Noten 1. J. H. Giskes, 'Eigentijdse berichten over het 'Utrechts Te Deum' en de Water Music' van G. F. Handel en de oprichting van de Royal Academy of Music' in: Mens en Melodie 36 (1981), p. 5-10. 2, E. Croft-Murray/S. McVeigh, 'Pleasure gardens' in: S. Sadie (cd.), The New Grove Dictionary ofMusic and Musicians, London etc., 2"d edition, 2001,15, 'London (i), V, 3: Musical life,166o-1800', p. 125-130, voorts Promenade concerts', 20, P.425, G. Chouquet e.a., `Musard, Philippe (Napoléon)', 17. p.417-418. J.H. Giskes, 'Opbouw (1881-1888)', 'De periode Willem 3. Kes (1888-1995)', M. Flothuis, 'Tussen twee wereldoorlo34 gen (1920-1940) in: Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest 1888-1988. Deel 1 Voorgeschiedenis/1888-1945, Zutphen 1989, p. 11-26: 12, resp. p. 27-68: 45-46 en p. 167-210: 168-169. Website Hollywood Bowl. 4. Vriendelijke mededeling van Richard Wandel, associate 5. archivist van de New York Philharmonic Archives, Gemeentearchief Amsterdam (GAA), persdocumentatie, 6. Kunsten 1930-1934, doos 9, bl. 96424v-96425v. J. Roelfs m.m.v. J.Th. Balk, Het Amsterdams sinterklaas7. boek. Terugblik op activiteiten van gouden ICA, [Amsterdam 1982]. Zie ook J. Gajentaan, 'het initiatief comité Amsterdam 1932-1972' in: Ons Amsterdam, 24 (1972), p. 104-106. GAA toegangsnr. 1089 (arch. Het Concertgebouw N.V. ), 8. inv.nr. 3029, brief van J. A. Joseph us Jitta aan het Dagelijks Bestuur van het Concertgebouw, d.d. 20-2-1934. Ibidem, inv.nr. 298A. 9. Ibid., boek met krantenknipsels 1931-1935, krantenknipsel 10. d.d. 14 mei 1934. Al in maart 1934 had de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. H.P. Marchant, tijdens een diner na afloop van de voetbalwedstrijd Nederland-België, een klemmend beroep op de KNVB gedaan om financiële steun te verlenen. GAA toegangsnr. 1o89, inv.nr. 3029, brief van J. A. Josep11. hus Jitta aan het Dagelijks Bestuur van het Concertgebouw, d.d. 20-2-1934, en bijlage. Ibid., inv.nr. 26, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 22-212. 1934Ibid., inv.nr. 26, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 15-313. 1934. Ibid. 14. Ibid., verslag bestuursbijeenkomst d.d. 5-4-1934. 15. Ibid., inv.nr. 298A, verslag 1933/34; boek met krantenknip16. sels 1931-1935, krantenknipsel uit het Algemeen Handelsblad, d.d. 23-2-1934. Ibid., krantenknipsel uit o.m. De Maasbode, d.d. 22-4-1934. 17.
18. 19. 20. 21.
22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
29.
30. 31. 32.
33. 34. 35.
36.
37.
38.
Vgl. Flothuis, p. 182-183. GAA toegangsnr. 1089, boek met krantenknipsels 1931-1935, krantenknipsel uit De Courant, d.d. 18-4-1934 Ibid., inv.nr. 26, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 3-5-1934Ibid, inv.nr. 3025, bericht van J. A. Josephus Jitta d.d. 9-51934 aan de voorzitters en secretarissen der plaatselijke comités. Ibid., inv.nr. 3067, krantenknipsel zonder aanduiding. Ibid. , inv.nr. 3029, brief van S. Rodriguez, d.d. 2-5-1934Ibid, inv.nr. 26, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 3-5-1934. Ibid., boek met krantenknipsels 1931-1935, krantenknipsel uit Vooruit, d.d. 31 mei 1934. Ibid., krantenknipsel uit De Telegraaf, d.d. 2-6-1934; plattegronden in inv.nr. 3067. Ibid., krantenknipsels uit o.m. het Algemeen Handelsblad, Het Centrum, Haagsche Courant, d.d. 1-6-1934. Ibid., krantenknipsels uit De Telegraaf, d.d. 2-6-1934, De Groene Amsterdammer, d.d. 9-6-1934; Het Leven 29 nr. 23, d.d. 9-6-1934. GAA toegangsnr. 1089, inv.nr. 3029, brief van de chef Bureau Verkeerswezen, d.d. 11-6-1934, brief van de secretaris-generaal namens de minister van Waterstaat, d.d. 30-5-1934, en brief namens de Chef van den Dienst van Tractie, d.d. 31-5-1934. Ibid., inv.nr. 3028 en 3029 (afschriften). Ibid., inv.nr. 3025 en 3029. Geciteerd naar 3029. Ibid., boek met krantenknipsels 1931-1935, krantenknipsel uit het Algemeen Handelsblad (o), d.d. 3-6-1934,en de Nieuwe Haarlemsche Courant, d.d. 4-6-1934. Ibid., inv.nr. 3025. Ibid., boek met krantenknipsels 1931-1935, div. krantenknipsels d.d. 3 en 4-6-1934. Ibid., zie noot 36 en krantenknipsel uit het Algemeen Handelsblad (o), d.d. 3-6-1934; inv.nr. 3028, brief van Maitland, d.d. 17-5-1934; inv.nr. 3029, doorslag van een brief aan J. G. Makland, d.d. 12-6-1934; rede, uit-gesproken door C. E.J. Maitland op 20-11-1934 in: Amsterdamsche studentenalmanak voor het jaar 1435, p. 137-158: 150. Ibid, inv.nr. 5026, 'Verslag inzake het fmancieele beheer van het Stadion Concert d.d. 2 Juni 1934'; inv.nr. 3027, kasboek; inv.nr. 26, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 19-4-1934. Ibid., inv.nr. 3397, brief d. d. 20-7-1934 aan het bestuur van het Concertgebouw; inv.nr. 3422, statuten; T de Leur, 'Kleine kroniek. Vijftig jaar Vrienden' in: Preludium. Concertgebouwnieuws 43, nr. 2 (sept. 1984), p. 6-7. GAA toegangsnr. 1089, inv.nr. z6, verslag bestuursbijeenkomst d.d. 15-6-1934.
GENIALER DIRIGENT BERUFENER ORCHESTERERZIEHER
10
illem Mengelberg war der eigentliche Lehrmeister Paul van Kempens, des Chefdirigenten der Dresdner Philharmonie von 1934 bis 1942. Dieser hatte 1910, als 17jahriger, eine mehrjahrige Tatigkeit an einem ersten Geigenpult in dem von Mengelberg seit 1895 geleiteten und zu Weltruhm getarten Concertgebouw-Orchester Amsterdam aufgenommen, ehe er - nach Konzertmeisterposifionen in Posen und Dortmund - 1932 endgUltig den Geigenbogen mit dem Taktstock vertauschte. Kein Wunder, daB der von dem berufenen Orchestererzieher Mengelberg kUnsderisch gepragte Van Kempen mit den Dresdner Philharmonikern in der „Geschlossenheit des Musizierens, in der Ausgewogenheit von Klang und Stil" bald eine Leistungshohe erreichte, daB man von „einem deutschen Mengelberg-Orchester" sprach. Und kein Wunder auch, daB sich Mengelberg selbst unter den vielen renommierten Gastdirigenten befand, die Van Kempen nach Dresden verpfiichtete. Erfolge seines Orchesters unter anderer Leitung bedeuteten frir ihn Bestatigung und OberprUfung der von ihm gesetzten MaBstabe. Bewat suchte er Konkurrenz, forderte er Vergleiche heraus, um das Niveau seines Orchesters stetig steigern zu konnen.
Kunst von sensationeller Grosse Besondere Bedeutung erlangte in dieser Hinsicht die Zusammenarbeit mit Mengelberg, der zwischen 1936 und 1942 wiederholt im Gewerbehaus ans Pult trat und die Philharmoniker auch auf Konzertreisen in Deutschland, wie einst Fritz Busch, so in Stuttgart, Winchen, Halle, Merseburg und Potsdam, zu grollen kastlerischen Erfolgen farte. Dr. Hans Schnoor, Musikkritiker des „Dresdner Anzeigers", berichtete im Stil jener Zeit von einem Beethoven-Abend unter Leitung des damals 70jahrigen Meisterdirigenten im „Musiksommer 1941": „Im Gewerbehaus ein Wetdauf um den allerletzten Stehplatz. Alt und jung - jung sogar in gewaltigen Scharen - harren in gehobener und ergriffener Gemeinschaft des Kunsterlebnisses. Es dirigiert ja auch Willem Mengelberg, der geniale Orchesterfiihrer. Wie er die ,Egmone-Overdire hinbaut, das ist Kunst von sensationeller, ganz einmaliger GroBe. Nur die Eingeweihten wissen, welch gefruchteter langer ArbeitsprozeB dies Ergebnis gezeitigt hat. Und spater die ,Eroica' aus dem gleichen Geist. Alles wirkt wie augenblicklich erzeugt, wie improvisiert - und ist doch geformt, gestaltet, unerhort konzentriert durchdacht und von starkstem Getal durchdrungen. Das ist Beethoven, wie ihn ein musikalisches Genie empfindet." Pràzise Anweisungen Beramt und berUchtigt war Mengelberg neben minutiosester Arbeit am Detail in den Proben fra das lange Stimmen und seine noch langeren Reden, die die Musiker schier zur Verzweifiung brachten. Als Despot allerdings, wie er sich oftgenug seinem Orchester in Amsterdam gegenaer erwies, prasentierte er sich bei Gastspielen weniger. Bezeichnend für ihn waren aber auch die vielen technischen Hinweise, mit denen er die gewUnschte interpretatorische Qinlitat zu erreichen suchte: „Homer, Schallrichter hochl Pauke, mehr am Rande schlagen. Trommel, versuchen Sie es mal mit der anderen Seite der Stocke. Die Blaser mussen etwas antizipieren, sonst klingt der Ton eine Idee zu spit im Saai. Der Ton soll genau da sein, wenn mein Taktstock still steht. Überhaupt mussen Sie viel mehr aufeinander lauschen, es kommt mir vor, als hitten Sie Hornhaut auf dem Trommelfeil." Wer in Heft 2 des Jahrgangs 1996 unserer Philharmonischen Blatter die verbalen Eskapaden des Dirigenten Johannes Winkler, der von 1976 bis 1983 im Engagement bei der Dresdner Philharmonie war, gelesen hat, wird Paralleles ziehen Weil Mengelberg wahrend des 2. Weltkrieges mit der deutschen Besatzungsmacht kollaborierte und standig in Nazi-Deutschland gastierte, erhielt er 1945 Berufsverbot in Holland. Auch Paul van Kempen, der sogar deutscher StaatsbUrger geworden war, jedoch sich nicht mit dem Hitler-Regime gemein gemacht hatte, wurde zunachst bis 1949 boykottiert. Sein Versuch, Nachfolger Mengelbergs in Amsterdam zu werden, loste dort sogar studentische Protestaktionen aus. Mengelberg starb vor 50 Jahren - eine Woche vor seinem 80. Geburtstag - am 21. Marz 1951 verbittert und vereinsamt in der Schweiz, wohin er sich zurUckgezogen hatte. prof. dr. Dieter Hartwig
HOE MENGELBERG DE WERELD OP HET VERKEERDE BEEN ZETTE
FOUT! ANDANTE, SCHERZO!
ge
oen Gustav Mahler voor het eerst de Zesde Symfonie op de piano speelde, moest echtgenote Alma wenen. Misschien is haar in de emotie de precieze volgorde der delen ontgaan. Het leidde tot een hardnekkig misverstand. Aan de verwarring is nu een eind gemaakt. We doen het fout in Amsterdam, al 84 jaar. Chailly zit fout. Haitink zit fout. Extra fout zat Willem Mengelberg. We hebben het over de Zesde Symfonie van Mahler. Bijgenaamd de 'Tragische'. Het Concertgebouworkest speelt 'm in de verkeerde volgorde. Met de delen 2 en 3 36 verwisseld tot 3 en 2. Met dank aan Alma, Mahlers weduwe. Zij stuurde Mengelberg een telegram dat de speelcultuur van Mahlers Zesde ook in de rest van de wereld op z'n kop zou zetten. Het is een 'droevig hoofdstuk in de muziekgeschiedenis', signaleert Gilbert Kaplan, mecenas en Mahler-vriend in New York, en bekend als de dirigent met het beknoptste repertoire aller tijden (hij reist langs 's werelds podia met één symfonie, Mahlers Tweede). Kaplan heeft een onthutsend boekje uitgegeven. Het is geschreven door de New Yorkse geluidstechnicus en Mahler-kenner Jerry Bruck, onder plechtige goedkeuring én spijtbetuiging van de Weense musicoloog Reinhold Kubik, vice-voorzitter
van de internationale Gustav Mahler Sodey en leider van de wetenschappelijke Mahleruitgave. Voor eens en voor altijd wordt afgerekend met een 'tragische vergissing': de verwisseling van een andante en een scherzo. Geen onbetekenende zaak. Eigenlijk even erg als eerst de tweede helft van een voetbalfinale uitzenden en dan pas de eerste. Mahlers Zesde heeft epische proporties. Lengte: ruim 80 minuten. Het is Mahlers grimmigste symfonie. Het eerste deel is een verbeten mars. Het slotdeel is een 'heroïsche sage' waarin de hoofdpersoon, zoals Mahler zei, drie ongenadige opdonders krijgt, waarvan de laatste hem velt. Maar Mahler begon met het componeren van de twee middendelen, in 1903 nog op zoek naar een symfonie. Eerst was er een grimmig scherzo. De Mahler-exegeet Donald Mitchell noemt het een 'dodenmars in driekwartsmaat'. Het andere deel is een zangerig andante; volgens Chailly bijna een aria van Bellini'. Toen Mahler de symfonie af had, speelde hij haar voor aan zijn echtgenote Alma. Wij huilden', schreef ze in haar memoires. Wij sneuzigheden Alles goed en wel, maar die volgorde dan? Jerry Bruck gaat het stap voor stap na. Hij stuitte op bizarre coïncidenties, en wij sneuzigheden van nauw met Mahler verbonden personages. Tot aan de Weense theoreticus Erwin Ratz, die na de oorlog de eerste wetenschappelijke Mahler-uitgave leidde. Mahlers Zesde werd in 1906 voor 't eerst uitgeven, met als middendelenvolgorde scherzo-andante. Daarmee week Mahler af van de klassieke volgorde andante-scherzo. Hij koppelde aan het openingsdeel een even grimmig vervolg, en het andante vormde zo het rustpunt voor de complexe Finale.
Zo lag het stuk in 1906 op Mahlers lessenaar bij zijn repetities voor de première in Essen. Maar tijdens het repeteren veranderde hij van mening. Het werd `andante-scherzo .) Misschien omdat het rustpunt te laat kwam. Het premièrepubliek kreeg een inlegvelletje, en Mahlers uitgever (C.F. Kahnt) begon op verzoek van de componist aan een geldverslindende tweede druk met zo'n zeventig wijzigingen, waaronder de nieuwe, definitieve volgorde `andante-scherzo'. Oude partituren meeverkocht Toen een nieuwe uitgever (Universal) de hele Mahler-bubs overnam, werden oude partituurversies meeverkocht. De verwarring die dat teweeg bracht, werd versterkt toen latere generaties onderzoekers er oude kranten op na gingen slaan, en in Weense premiérekritieken de (foute) volgorde 'scherzo-andante' tegenkwamen, kennelijk omdat sommige recensenten hun stukje baseerden op een repetitie, in plaats van op Mahlers uitvoering. Mengelberg leidde de Nederlandse première van de Zesde in 1916. Nietsvermoedend hield hij toen nog de juiste volgorde aan. Later, voor het grote Mahlerfeest van 1920, begreep Mengelberg dat er 'twijfels' waren, en consulteerde hij Mahlers weduwe. Wat Alma bezielde is onduidelijk. Misschien dacht ze aan de tranenrijke voorspeeldag. Ze telegrafeerde terug: Erst scheqo, dann andante, herlichst Alma. Waarop de Amsterdamse Baas, altijd fier op zijn connecties met overleden componisten via weduwen of broers (Modest Tsjaikovski) in zijn partituur noteerde: Nach Mahlers Angabe II erst scheo, dann III andante. Erwin Ratz, oprichter van de Mahler Society en zelf een aanhanger van de volgorde `S-A' om redenen van smaak (al noemde hij het zelf 'tonaliteit' en `structuur'), gebruikte de Mengelberg-krabbel als Gods Woord. Hij kleedde er de wetenschappelijke editie van Mahlers Zesde anno 1963 mee in en liet alle tegenbewijzen buiten beeld. Ratz presteerde het zelfs een getuigenis weg te poetsen van Mahlers vertrouweling Bruno Walter, erkent nu vice presidentReinhold Kubik.
... Tijdens het repeteren veranderde Mahler van mening. Het werd 'andante-scherzo' Van Beinum Kubik verldaart plechtig dat de wetenschappelijke uitgave 'bij eerstkomende gelegenheid' wordt aangepast. En het Concertgebouworkest? Van Nico Steffen, Concertgebouwbezoeker, gegevensverzamelaar en de beste vraagbaak die een orkest ooit gehad heeft, mogen we weten dat het orkest Mahlers Zesde ook nog in 1931 speelde, onder Carl Schuricht. Die hield zich gehoorzaam aan Mengelbergs volgorde S-A. De enige die het ooit goed deed, was Eduard van Beinum. Die had Mahlers Zesde één keer op het programma, in 1955, en vond het kennelijk wel best dat Mengelbergs partituur hoog en droog op zolder lag. Haitink heeft het stuk steeds uit de nieuwere (foute) uitgave gedirigeerd. Net als Chailly. De Britten Barbirolli en Rattle hielden koppig vast aan 'andante-scherzo', maar verder staan ze allemaal op het verkeerde been, in de zaal en op cd: De Waart met het Radio Fl Haenchen met het NedPhO. Abbado met Chicago. Boulez met de Wiener. Michael Tilson-Thomas en het orkest van San Francisco zijn inmiddels bekeerd, maar zitten nog wel fout op hun recente cd. Het Concertgebouworkest wacht nu op de verlossende komst van Mariss Jansons. De aanstaande chef nam de Zesde onlangs op met het London Symphony Orchestra. Jansons' volgorde? Andante moderato als tweede deel, het scherzo als derde ... .0
Roland de Beer, De Volkskrant, 15 april 2004
The correct movement order in Mahler's Sixth Symphony'. The Kaplan Foundation, New York, ISBN 0 9794613 02.