© M. Rodijk 2009
Disclaimer Dit document presenteert het praktische gedeelte van het uitvoeren van een welzijnsmonitoring van konijnen op de kinderboerderij, en is dus enkel als dusdanig te gebruiken. Het welzijnsassessment is ontwikkeld om intern uitgevoerd te worden door een MBO dierverzorger niveau III of IV, die werkzaam is als beheerder of dierverzorger van een kinderboerderij, maar kan ook als extern evaluatie-instrument worden gebruikt. Belangrijk is dat het assessment een aanvullend karakter heeft op bestaande wet,- en regelgeving en andere certificeringen die er zijn. De kinderboerderijhouder dient zelf zorg te dragen voor het voldoen aan deze voorschriften. Het protocol zal voorschriften vanuit overheden of overkoepelende organisaties (d.w.z. wetgeving) op geen enkele manier overstijgen of vervangen. Wat verder ook betekend dat eventuele aanpassingen op de kinderboerderij gebaseerd op resultaten van het assessment niet in strijd mogen zijn met de wet. Het protocol is opgesteld aan de hand van actuele wetenschappelijke literatuur in combinatie met expertise vanuit het werkveld. Gedurende de jaren zullen er meer wetenschappelijke onderzoeken worden gedaan naar het houden van konijnen, het natuurlijk gedrag en het welzijn van konijnen waardoor dit protocol aangepast zal moeten worden aan de hand van de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. De auteurs, uitgever en Hogeschool Van Hall Larenstein kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor schade teweeggebracht door het uitvoeren van het protocol. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/-of verspreid zonder schriftelijke toestemming van de uitgever en/of auteurs. Lectoraat Welzijn van Dieren Postbus 1528 8901 BV Leeuwarden Versie I, februari 2010
Voorwoord Het afstudeeronderzoek van Caneel et al (2000)1 heeft uitgewezen dat het welzijn van konijnen als huisdier te wensen overlaat. Kinderboerderijen kunnen bijdragen aan de bewustwording van burgers over het verantwoord houden van dieren. Om de welzijnsstandaard van konijnen op kinderboerderijen te garanderen (en zo een juist voorbeeld te geven) is dit diergerichte monitoringsprotocol ontwikkeld. Een diergericht monitoringsprotocol maakt het mogelijk om een interne of externe welzijnsevaluatie uit te voeren en vervolgens concrete verbeterpunten aan te brengen in de huisvesting van- en omgang met de dieren. Op de kinderboerderij is dit een bruikbaar instrument voor de beheerders en medewerkers om te controleren of hun voorbeeldrol over verantwoord konijnenbezit richting maatschappij wel aan de optimale welzijnsstandaard voldoet. Een bruikbaar en relevant assessment protocol komt alleen tot stand door grote bijdragen aan expertise op het gebied van konijnenbezit en konijnenwelzijn in Nederland. In dit project is gebruik gemaakt van de expertise en ervaringen van 73 kinderboerderijmedewerkers en 8 dierenexperts, waarnaast literatuur is geraadpleegd. Maar zelfs buiten deze drie bronnen om zijn er tal van mensen die in meer of mindere mate betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het protocol. Een lijst van bijdragers aan het project vindt u in bijlage III. Speciale dank gaat uit naar Dhr. H. Hopster, Lectoraat Welzijn van Dieren, die ons de mogelijkheid heeft gegeven om aan dit unieke project te werken. Dank ook voor Dhr. T. Huisman en Mevr. I. Hendriksen voor hun kritische blik en de uren die in de begeleiding van ons project gestoken zijn. Tevens gaat onze dank uit naar de panels, zowel de geraadpleegde dierenexperts als de medewerkers uit het werkveld, voor de toevoegende waarde die zij aan het project gegeven hebben. Als laatst maar zeker niet onbelangrijk Mevr. G. van Overbeke voor de eindredactie van het gehele protocol. Het monitoringsprotocol zoals het nu voor u ligt is gebaseerd op de actuele wetenschappelijke kennis van konijnen(welzijn) in 2009. Het spreekt voor zich dat het protocol in de toekomst aan de hand van de voortdurende wetenschappelijke ontwikkeling dient te worden aangepast. Vere Bedaux & Mariska Oude Nijhuis Leeuwarden, Januari 2010
1
Caneel, Grondel, Kramers, Lammers, 2000, ‘Vroegtijdige sterfte onder gezelschapsdieren’, Van Hall Larenstein, Leeuwarden
Inhoudsopgave
Inleiding ....................................................................................................................................... 5 2.
3.
4.
Achtergrondinformatie protocol.......................................................................................... 10 2.1.
Overzicht structuur project .................................................................................................. 10
2.2.
Welzijnsassessment systeem Welfare Quality® .................................................................. 10
2.3.
Toepassing Welfare Quality® ............................................................................................... 11
2.4.
Definitie welzijnsprincipes en criteria .................................................................................. 12
2.5.
Van parameters naar criterium............................................................................................ 12
2.6.
Van criterium naar principe naar totale score ..................................................................... 12
Assessment voorwaarden ................................................................................................... 14 3.1.
Algemene voorwaarden en richtlijnen ................................................................................ 14
3.2.
Hanteren konijnen ............................................................................................................... 16
3.3.
Hanteren grote konijnen...................................................................................................... 18
Uitvoering parameters ........................................................................................................ 20 4.1.
Goede voeding ..................................................................................................................... 21
4.1.1. Afwezigheid van honger .................................................................................................. 21 4.1.2. Afwezigheid van dorst ..................................................................................................... 22 4.1.3. Aanvullende voedingsbehoefte ....................................................................................... 23 4.2. Goede huisvesting................................................................................................................ 24 4.2.1. Comfort tijdens rusten .................................................................................................... 24 4.2.2. Thermisch comfort .......................................................................................................... 25 4.2.3. Bewegingsgemak ............................................................................................................. 26 4.3. Goede gezondheid ............................................................................................................... 27 4.3.1. Afwezigheid van verwondingen ...................................................................................... 27 4.3.2. Afwezigheid van ziekten .................................................................................................. 33 4.4. Natuurlijk gedrag ................................................................................................................. 36 4.4.1. Uiten van sociaal gedrag.................................................................................................. 36 4.4.2. Uiten van ander gedrag ................................................................................................... 38 4.4.3. Mens - Dier - Relatie (MDR) ............................................................................................. 39 4.4.4. Positieve emotionele staat .............................................................................................. 40 4.5. Assessment volgorde en benodigde tijd .............................................................................. 44 5.
Berekening van scores......................................................................................................... 45
Bijlage I: Scorelijst ......................................................................................................................... I Bijlage II: Lijst van geschikte groente en fruit................................................................................ IX Bijlage III: Bijdragers ..................................................................................................................... X
Inleiding Dierenwelzijn komt steeds meer onder de aandacht in heel Europa (Bennett 1996; Miele & Parisi 2001) 2. Naast productiedieren komen dieren in de dienstverlenende sector steeds meer naar voren in de dierenwelzijndiscussie, waaronder die op de kinderboerderijen. Zo hebben diverse gemeenten de afgelopen jaren getracht dierenwelzijn op kinderboerderijen te bevorderen in de gemeentelijke Dierenwelzijnsnota. In Nederland zijn er rond de 500 instellingen die zich kinderboerderij of dierenweide noemen. Hiervan zijn er rond de 300 deelnemer van de Stichting KinderBoerderijen Nederland (SKBN) (Jaarverslag SKBN, 2008). Het SKBN heeft een certificeringtraject ontwikkeld voor kinderboerderijen. Het certificeringtraject bestaat uit twee gradaties, ‘goed voor elkaar’ (i.e. predicaat erkenning) en ‘prima voor elkaar’ (i.e. keurmerk). Voor het ‘goed voor elkaar’-certificaat moet men minstens aan de wettelijke eisen en diverse kwaliteitscriteria voldoen; zoals verantwoord omgaan met dieren, veiligheid, organisatie en personeel, arbo-wetgeving en hygiëne. Bij de volgende gradatie moet men aan meer regels en richtlijnen voldoen 3. Binnen de beschrijving van het erkenningtraject van de SKBN wordt dierenwelzijn niet omschreven als het enige uitgangspunt, maar slechts één van de acht weegfactoren (Jaarverslag SKBN 2008). De richtlijnen van het SKBN meten dierenwelzijn aan de hand van de voorschriften opgesteld in de Gezondheids,- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD). Het keurmerk voorziet daarmee in richtlijnen met betrekking op de omgeving van het dier (e.g. lichtinval en tocht in de huisvesting). Er wordt dus niet gemeten aan het dier zelf en er zijn geen soortspecifieke eisen opgesteld, daarom zal er in dit project specifiek op diergericht gemeten onderzoek ingegaan worden. Zo kan het monitoringsprotocol eventueel gaan bijdragen aan de certificatietrajecten van het SKBN. Dit monitoringsprotocol is ontwikkeld door het in kaart brengen van risico’s op het gebied van konijnenwelzijn. Het monitoringsprotocol zal de kinderboerderij inzicht geven hoe het met het welzijn van hun konijnen gesteld is. Het protocol is gebaseerd op het Welfare Quality® model dat in 2009 is gepresenteerd. In het Welfare Quality® model wordt er aan de hand van zoveel als mogelijk diergerichte parameters het welzijn van dieren in de productiesector beoordeeld. Zij gaan daarbij uit van vier welzijnsprincipes; voeding, huisvesting, gezondheid en gedrag. Via een dergelijke evaluatie kan ook een kinderboerderij inzicht verkrijgen in het welzijn van het konijn/de konijnen en het geeft de mogelijkheid voor doelbewuste veranderingen zodat het welzijn van het konijn beter gewaarborgd kan worden. Daarmee wordt ook de educatieve rol van de kinderboerderij gewaarborgd. Dit protocol beschrijft de procedures en eisen voor het meten van het welzijn van konijnen op de kinderboerderij. In het protocol worden de parameters gepresenteerd welke aan het konijn gemeten moeten worden, daarnaast wordt er uitgelegd hoe men de verschillende parameters scoort. Het te
2
Bennett, R.M., 1996, ‘People’s willingness to pay for farm animal welfare’, Animal Welfare 5, p. 3-11. Miele, M., Parisi, V., 2001, ‘L’Etica del Mangiare, i valori e le preoccupazioni dei consumatori per il benessere animale negli allevamenti: un’applicazione dell’analisi Means-end Chain’, Rivista di Economia Agraria 56, p. 81-103 3 Het keurmerk Kinderboerderijen’, www.kinderboerderijenkeurmerk.nl, 2009, Landelijk Coördinatiepunt Keurmerk Kinderboerderijen, Geldermalsen
5
downloaden Excel bestand geeft de mogelijkheid om de scores voor het konijnenwelzijn in te voeren en zo een overzichtelijk beeldt te krijgen van konijnenwelzijn op de kinderboerderij. Dit konijnenwelzijn monitoringsprotocol is uitsluitend bedoelt voor konijnen van alle leeftijden die gehuisvest zijn op kinderboerderijen in Nederland. Het houderijsysteem (dus bijvoorbeeld binnen of buiten, solitair of in een groep) heeft geen invloed op de bruikbaarheid van het protocol. Wel heeft het (doelbewust) invloed op de resultaten van de diverse parameters. Het protocol is ontwikkeld met als doel dat het uitvoerbaar is voor kinderboerderijbeheerders en medewerkers met een opleiding Dierverzorging niveau III en IV. De perioden voor huisvesting op de kinderboerderij en eventuele latere huisvestinglocaties worden niet meegenomen in het meetinstrument. Na het verkrijgen van resultaten vanuit het protocol kan de uitslag ervan besproken worden met een daartoe bevoegd instituut of persoon (bijvoorbeeld kennis en adviescentra voor de huisdierenbranche). De combinatie van de uitslagen op specifieke principes, criteria of individuele parameters maakt het mogelijk te bespreken welke verbeteringen kunnen worden aangebracht om het welzijn op een hoger niveau te waarborgen. Het kan gewenst zijn dat bepaalde aspecten die niet worden gemeten binnen dit protocol (bv. werkprocedures en werknemerkarakteristieken) wel van nut zijn binnen een dergelijk adviesgesprek. Echter, aangezien dit protocol alleen het daadwerkelijke assessment systeem behandeld worden dergelijke aspecten niet weergegeven/behandeld.
6
1. Termen en definities Algeheel welzijnsassessment De combinatie van de gemeten parameters die samen het welzijn van de kinderboerderij in een welzijnscategorie indeelt Apathie Konijn dat ineengekropen in een hoek van het verblijf blijft zitten terwijl het wakker is, en niet reageert op (prikkels in) de omgeving Assessment Een assessment is de uitvoering van het monitoringsprotocol voor het vaststellen van welzijn op de kinderboerderij Controleur De persoon die verantwoordelijkheid draagt voor de collectie van de data van het protocol om het welzijn van de konijnen te meten van de kinderboerderij Criterium Vertegenwoordigd een specifiek onderdeel van welzijn, welke een welzijnsrisico aangeeft. (voorbeeld van een welzijnscriterium: Afwezigheid langdurige honger) Diergericht Hoe een dier zijn omgeving ervaart, de parameters worden direct gemeten op/vanuit het dier Diergerichte parameter Een meetmethode die wordt afgelezen van het dier (konijn) Kinderboerderij / Dierenweide Een Kinderboerderij of dierenweide is een voorziening waar jong en oud contact kunnen hebben met dieren Konijn Het konijn (Oryctolagus cuniculus) is een zoogdier behorende tot de orde der haasachtigen (Lagomorpha) Leasies Lichamelijke verwondingen toegebracht door soortgenoten en/of omgeving Management gericht Hoe de kinderboerderij wordt beheerd, de invloed van werkprocedures op de konijnen Management gerichte parameter Een meetmethode die wordt afgelezen aan de hand van de bijgehouden administratie met betrekking tot gehouden konijn op de kinderboerderij 7
Mens-Dier-Relatie (MDR) De reactie van het konijn op toenadering van mensen Monitoringsprotocol Beschrijving van de parameters en bijbehorende meetmethode die worden gebruikt voor de berekening van het algehele assessment op de kinderboerderij Novel Object (NO) Een voor het konijn nieuw object Omgevingsgericht In wat de omgeving van het konijn (i.e. de kinderboerderij) voorziet, wat een konijn tot zijn/haar beschikking heeft Omgevingsgerichte parameter Een meetmethode die wordt afgelezen aan de leefomgeving waar het konijn zich in bevindt, de externe omstandigheden en (weers)invloeden Oryctolagus cuniculus Zie ‘konijn’ Parameter Meetwaarde die genomen wordt op een kinderboerderij om een welzijnscriterium te meten Rammelaar (Ram) Een mannelijk konijn Voedster Een vrouwelijk konijn Welfare Quality (WQ) ® Een Europees project die als doel heeft diergerichte meetmethoden te ontwikkelen voor het monitoren van dierenwelzijn Welzijnsassessment De combinatie van de gemeten parameters die samen het welzijn van de kinderboerderij in een welzijnscategorie indeelt Welzijnsprincipe Voeding, huisvesting, gezondheid en gedrag Welzijnsprotocol Een beschrijving van de parameters en hoe die gemeten worden voor de controle van het algehele welzijn van konijnen op de kinderboerderij
8
Welzijnsrisico Een risico voor het welzijn van een konijn op de kinderboerderij Welzijnsscore Het aantal punten dat een indicatie geeft of een kinderboerderij voldoet aan een criterium of principe
9
2. Achtergrondinformatie protocol Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrondinformatie van het protocol en de toepassing van Welfare Quality® binnen dit protocol.
2.1.
Overzicht structuur project
Binnen dit protocol is een monitoring instrument ontwikkeld voor het meten van konijnenwelzijn op de kinderboerderij. Daarbij wordt door een kinderboerderij een welzijnsscore verkregen gebaseerd op het meten van karakteristieke welzijnsrisico’s (d.w.z. parameters). Deze uitslag maakt het mogelijk voor de kinderboerderij om welzijnsrisico’s aan het licht te brengen en vervolgens het welzijn te verbeteren door het uitvoeren van wijzigingen gebaseerd op de uitslagen van het protocol (zie figuur 1). Het protocol bevat alle parameters die van belang zijn voor konijnenwelzijn in deze huisvestingssituatie. De parameters zijn in dit document weergegeven door een methodebeschrijving van wat te meten en op welke manier. Resultaten parameters
Data verwerken doormiddel van calculatiesysteem
Informatie voor de kinderboerderij over hoe het welzijn te verbeteren
Figuur 1 De informatiebron richting resultaat
2.2.
Welzijnsassessment systeem Welfare Quality®
Voor het project konijnenwelzijn op de kinderboerderij is een nieuw ontwikkeld assessment systeem geraadpleegd. Dit betreft het Europese project Welfare Quality® (2003-2009). De Europese Commissie is in 2003 een vijf jaar durend project begonnen waarmee de transparantie over dierenwelzijn binnen de veesector van Europa groeit. Welfare Quality® heeft als doel diergerichte meetmethoden te ontwikkelen voor het monitoren van dierenwelzijn voor varkens, pluimvee en rundvee gedurende de volledige levenscyclus. In dit project geeft de informatie verkregen vanuit een boerderijevaluatie enerzijds informatie aan de houder (e.g. boer, slachthuismanager) over de welzijnsstatus van eigen dieren en anderzijds geeft het informatie aan consumenten en retailers over de welzijnsstatus van producten. Om de implementatie van het project te vergroten werden daarnaast socio-demografische onderzoeken gedaan onder agrariërs, producthandelaren en consumenten uit heel Europa naar hun kijk op dierenwelzijn in de voedselindustrie. Hoofddoelstelling van het geïntegreerde project Welfare Quality® zijn: a. Ontwikkeling van praktische strategieën en maatregelen ter verbetering van dierenwelzijn b. Ontwikkeling van een Europese on-farm welzijnsassessment standaard c. Ontwikkeling van een Europees dierenwelzijn informatie standaard d. Het integreren en combineren van de meest toepasbare specialisten expertise in het multidisciplinaire veld van dierenwelzijn in Europa 4 Voor een verdere uitwerking van de doelstellingen zie figuur 2.
4
Blokhuis, HJ., Jones, RB., Geers, R., Miele, M., Veissier, I., 2003, ‘Measuring and monitoring animal welfare: transparency in the food product quality chain’, Animal Welfare 12, UFAW, p. 445-455 ® ® Welfare Quality (2009), Welfare Quality assessment protocol for pigs (sows and piglets, growing and finishing pigs), ® Welfare Quality Consortium, Lelystad, Netherlands
10
Farmer Management Housing
Welfare improvements Licensing Product info
Riskfactors for welfare Consumer On-farm welfare monitoring
Information Pre testing
Figuur 2 Weergave van de praktische doelstellingen van een diergericht assessment op de boerderij (bron: Blokhuis et al 2003)
2.3.
Toepassing Welfare Quality®
Voor dit project over konijnenwelzijn is de basis die het Europese Welfare Quality® project heeft gelegd in hun methodiek, toegepast op konijnen op de kinderboerderij. Hierbij zijn de vier principes over voeding, huisvesting, gezondheid en gedrag en twaalf criteria (zie tabel 1) met bijbehorende criteriadefinities zo veel als mogelijk overgenomen. In dit project wordt voor de afzonderlijke weging van parameters, en de berekening van de evaluatie als geheel gebruik gemaakt van de meningen van experts. Tabel 1 Weergave van de principes en criteria binnen dit project, gebaseerd op het Welfare Quality® model. Echter, het is aangepast op de wijze waarop het binnen dit project kon worden toegepast. Welzijn principes Welzijn criteria 1 Afwezigheid langdurige honger Goede voeding 2 Afwezigheid langdurige dorst 3 Aanvullende voedingsbehoeften 4 Comfort tijdens rusten Goede huisvesting 5 Thermisch comfort 6 Bewegingsgemak 7 Afwezigheid van verwondingen Goede gezondheid 8 Afwezigheid van ziekten 9 Uiten van sociaal gedrag 10 Uiten van ander gedrag Natuurlijk gedrag 11 Goede Mens-Dier-Relatie 12 Positieve emotionele staat
In tabel 1 worden de 12 criteria weergegeven binnen de 4 principes die worden gebruikt voor het protocol. Het protocol voor konijnenwelzijn is op kleine schaal getest in de praktijk, door zowel projectparticipanten als kinderboerderijen zelf. Door meerdere malen terug te koppelen naar het werkveld en expertise op het gebied van konijnen/dierenwelzijn is er gestreefd naar een zo volledig en helder mogelijk protocol. Doormiddel van een calculatiemodel te ontwikkelen in het Microsoft programma Excel, kan de controleur eenvoudig de scores invoeren van de parameters en geautomatiseerd de resultaten verkrijgen.
11
2.4.
Definitie welzijnsprincipes en criteria
De vier principes, weergegeven in tabel 1, zijn zo ontworpen dat indien aan alle vier principes wordt voldaan het welzijn van het konijn gewaarborgd wordt. Ze ondervangen de volgende vraagstukken: • Zijn de dieren juist gevoerd en voorzien van water? • Zijn de dieren juist gehuisvest? • Zijn de dieren gezond? • Weerspiegelt het gedrag van de dieren een goede emotionele staat? De twaalf criteria (zie tabel 1) zijn als volgt gedefinieerd: 1. Dieren mogen niet lijden door gebrek aan voeding 2. Dieren mogen niet lijden onder langdurig gebrek aan water 3. Dieren moeten worden voorzien in de benodigde aanvullende voedingseisen 4. Dieren moeten comfortabel kunnen rusten 5. Dieren mogen niet worden blootgesteld aan thermisch ongemak, d.w.z. ze mogen het niet te koud of te warm hebben 6. Dieren moeten voldoende ruimte tot de beschikking hebben om vrij te kunnen bewegen 7. Dieren moeten vrij zijn van verwondingen (d.w.z. huidbeschadigingen en locomotor problemen) 8. Dieren moeten vrij zijn van ziektes (d.w.z. een houder moet een hoge zorg,- en hygiënestandaard garanderen) 9. Dieren moeten de soortspecifieke sociale, niet-schadelijke, gedrag kunnen uiten 10. Dieren moeten soortspecifiek ander gedrag kunnen uiten 11. Dieren moeten ten alle tijden correct benaderd en behandeld worden, d.w.z. de houder moet een goede Mens-Dier-Relatie stimuleren. 12. Negatieve emoties als stress en angst, frustratie en apathie moeten worden vermeden waar positieve emoties als veiligheidsgevoel en tevredenheid gestimuleerd dienen te worden.
2.5.
Van parameters naar criterium
De parameters hebben alle een individuele weegfactor, wat zo veel wil zeggen als dat niet elk welzijnsrisico evenveel invloed heeft op welzijn als een ander. De verdeling hierin is volledig gebaseerd op de mening van experts (in literatuur en door een dierenexperts panel en ervaringsdeskundigenpanel).
2.6.
Van criterium naar principe naar totale score
Als de criteria allemaal berekend zijn, gebaseerd op de parameters, is het tijd de criteria verder te berekenen richting principescore. Hierbij zorgen de verschillende weegfactoren van de criteria voor een ongelijke verdeling in de weegzwaarte van afzonderlijke criteria. Hierbij is een mathematisch model ontwikkeld dat online te verkrijgen is via www.dierenwelzijnsweb.nl. Er dient slechts een score per parameter ingevuld te worden. Dat levert dan automatisch een eindberekening op. De eindberekening is onder te verdelen in 4 categorieën (zie grafiek 1): • Goed welzijn: score 180 t/m 223, hierbij is het welzijn van de konijnen op het hoogste niveau • Voldoende welzijn: score 120 t/m 179, het welzijn van de konijnen is goed • Matig welzijn: score 60 t/m 119, het welzijn van het konijn voldoet aan de minimum welzijnsniveau maar kan zeker verbeterd worden • Onvoldoende welzijn: score 0 t/m 59, het welzijn van het konijn is te laag, wordt als onacceptabel gezien en moet verbeterd worden 12
Grafiek 1 Algeheel welzijnsniveau konijnen
De totale (eind)score geeft weinig informatie over wat er precies verbeterd kan worden. Daarvoor dient de berekenmethode in stappen teruggelopen te worden om te zien waar ideale scorewaarden niet zijn bereikt. Hiermee wordt de houder voorzien in een methode om zichzelf te evalueren op konijnenwelzijn in brede zin, en specifiek op een aantal welzijnsrisico’s.
13
3. Assessment voorwaarden Dit hoofdstuk beschrijft de voorwaarden en richtlijnen waarbinnen het assessment moet plaatsvinden om een juiste score te verkrijgen. Tevens worden de hanteermethoden weergegeven die tijdens het uitvoeren van het protocol gehanteerd dienen te worden.
3.1.
Algemene voorwaarden en richtlijnen
Het monitoringsprotocol is ontwikkeld om het welzijn te meten van konijnen op de kinderboerderij en dient enkel uitgevoerd te worden door een controleur met een minimaal opleidingsniveau van MBO dierverzorger niveau III of IV. Om een juiste indruk te krijgen van het welzijnsniveau van de konijnen dienen alle parameters te worden gecontroleerd. Ook is de berekening van de totaalscore enkel correct in geval van uitvoering van het gehele protocol. Daarnaast dient men op de hoogte te zijn van het aantal en het geslacht van de konijnen op de kinderboerderij. Verder moet worden voldaan aan onderstaande punten voor een juiste en complete uitslag van het assessment: • Het uitvoeren van het assessment protocol dient een beeld te geven van het welzijn van de konijnen op de kinderboerderij en dient daarom zo eerlijk mogelijk ingevuld te worden om een goed beeld te geven van het werkelijke welzijn van de konijnen. Het is immers niet bedoeld als externe controle, maar een interne evaluatie. De houder is er daarmee zelf bij gebaat een zo correct en objectieve uitslag te verkrijgen. • Het wordt afgeraden om het welzijnsprotocol zelf uit te printen om de fotokwaliteit te waarborgen. Het protocol is tegen kostprijs en verzendkosten te bestellen via het Lectoraat Welzijn van Dieren (http://www.dierenwelzijnsweb.nl). • Het optillen van konijnen dient volgens de richtlijnen te gebeuren die beschreven staan in paragraaf 3.2. • Voer het protocol uit volgens de volgorde beschreven in paragraaf 4.6. • Na het uitvoeren van een diergerichte parameter waarbij fysiek contact is gemaakt met het konijn dient men handen grondig te wassen voordat men in contact komt met een andere groep konijnen of onderwijl handschoenen te dragen. • Voor het uitvoeren van het protocol dient er een willekeurige selectie van konijnen gemaakt te worden bij het meten van de parameters, om een zo eerlijk mogelijk beeld te krijgen van het werkelijke welzijn van de konijnen. • In de parameters wordt gesproken van het aantal benodigde metingen. Hierbij geldt altijd dat het maximale aantal onderzocht moet worden. Er staat dan bijvoorbeeld: Van één tot maximaal 3 willekeurig gekozen konijnen. Indien er bijvoorbeeld 15 konijnen aanwezig zijn op de kinderboerderij, betekent dit dat er 3 konijnen onderzocht moeten worden. Indien er echter slechts één konijn aanwezig is op de kinderboerderij meet men uiteraard aan dit konijn. Voor het observeren van gedrag dient men eerst de konijnen te laten gewennen aan degene die hen observeert, probeer zo veel mogelijk uit het zicht van de konijnen te observeren. 14
• •
Diergerichte gezondheidsparameters dienen achter elkaar aan één konijn uitgevoerd te worden voordat men overgaat op een ander konijn. Voor het uitvoeren van het protocol zijn de volgende materialen benodigd: 1. Rekenmachine 2. Vlooienkam 3. Rolmaat/duimstok 4. Zaklantaarn 5. Plastic paar handschoenen (meerdere) 6. Stok met verschillende kleuren (plakband of geschilderd) 7. Eventueel een stuk karton of hout van ongeveer 2 meter lang en een halve meter hoog 8. Scoreblad (gekopieerd) 9. Pen 10. Stoel 11. Doek/kleed/badmat voor het onderzoeken van konijnen 12. Evt. een klembord om de scores op te noteren (via de scorelijst, zie bijlage I)
15
3.2.
Hanteren konijnen
Het hanteren van konijnen vereist specifieke aandacht. Konijnen moeten te allen tijde rustig worden benaderd. Schrikreacties kunnen bij konijnen tot kneuzingen en fracturen leiden, en wordt veroorzaakt door een verkeerde ondergrond. Let erop dat een konijn zich kan afzetten op een harde en stroeve ondergrond (gebruik hiervoor de deken/badmat/ zoals beschreven in paragraaf 3.1). Hieronder een weergave van de correcte methodes om konijnen te hanteren. Optillen Methode 1 Pak het konijn op bij het losse rugvel rond de schouderbladen en ondersteun te alle tijden de achterpoten. Zie voor ondersteuning figuur 3. Pak een konijn NOOIT op aan de oren.
Figuur 3 © M. Oude Nijhuis, 2009
Methode 2 Pak het konijn op onder/tussen de voorpoten vanuit de achterkant onder de buik door. Ondersteun te alle tijden de achterpoten. Zie voor ondersteuning figuur 4 & 5.
Figuur 4 © M. Oude Nijhuis, 2009
Figuur 5© M. Oude Nijhuis, 2009
Op de hand vervoeren Voor het vervoeren van konijnen over een lengte van enkele meters dient men het konijn horizontaal tegen het lichaam te houden steunend op de onderarm, waarbij de kop van het konijn onder de elleboog wordt gehouden. Zie voor ondersteuning figuur 6 & 7. 16
Figuur 6 © M. Oude Nijhuis, 2009
Figuur 7 © M. Oude Nijhuis, 2009
Op de rug tillen Er zijn in het assessment een aantal parameters waarbij het nodig is het konijn op de rug te tillen om de onderkant goed te kunnen bekijken. Hiervoor moet het volgende worden gehanteerd: Pak het konijn op bij het losse rugvel rond de schouderbladen en ondersteun te alle tijden de achterpoten. Zie voor ondersteuning figuur 8. Pak een konijn NOOIT op aan de oren. Draai het konijn vervolgens vlug en behendig op de rug waarbij men zich er van verzekerd dat het konijn niet kan spartelen. Leg het konijn op uw benen zodat het een ondergrond heeft. U heeft zo nog een hand vrij om eventuele handelingen aan het konijnen uit te voeren. Houdt er rekening mee dat het een oncomfortabele positie is voor het konijn en dat er derhalve zo snel mogelijk wordt gehandeld zodat desbetreffende positie niet onnodig lang duurt. Zie voor ondersteuning figuur 9 en 10.
Figuur 8 © M. Oude Nijhuis, 2009
Figuur 9 © M. Oude Nijhuis, 2009
Figuur 10 © M. Oude Nijhuis, 2009
17
3.3.
Hanteren grote konijnen
Voor het hanteren van de grotere konijnenrassen zullen andere hanteermethoden gebruikt moeten worden dan kleine rassen. Konijnen zwaarder dan 3 kg zullen in dit monitoringsprotocol als groot worden gezien en zullen anders gehanteerd moeten worden. Pak het konijn bij beide oren en het losse rugvel en ondersteun achter bij de kont om het achterlijf te ondersteunen, zodat het gewicht van het konijn niet alleen aan de oren en op het nekvel terecht komt. Zie voor ondersteuning figuur 11 en 12. Haal nu je rechterhand naar je borst, zodat het lijf van het konijn tegen je lichaam aan leunt en dat het gewicht ondersteund wordt door de linkerhand. Voor ondersteuning zie figuur 13.
Figuur 11 © I .Collignon, 2009
Figuur 12 © I .Collignon, 2009
Figuur 13 © I .Collignon, 2009
Op de rug tillen Pak het konijn onder/tussen de voorpoten. Ondersteun het achterlijf met je andere hand door het konijn bij de kont op te beuren. Duw het konijn met de hand tegen je bovenlichaam aan en zorg dat het konijn met het hoofd onder je oksel komt te liggen. Klem het hoofd van het konijn in je oksel vast met je arm en houdt controle over de voorpoten met je hand. Controleer hier bij of de oren vrij hangen achter je lichaam zie figuur 14, 15, 16 & 17 voor ondersteuning.
18
Figuur 14 © I .Collignon, 2009
Figuur 15 © I .Collignon, 2009 Figuur 16 © I .Collignon, 2009
Figuur 17 © I .Collignon, 2009
Ga op dit moment op een stoel zitten en leg de achterhand van het konijn op je schoot, zodat het achterlijf goed ondersteund wordt (zie figuur 18 & 19).
Figuur 18 © I .Collignon, 2009
Figuur 19 © I .Collignon, 2009
19
4. Uitvoering parameters In dit hoofdstuk zullen de beschrijvingen en het aantal benodigde metingen van alle individuele parameters beschreven staan (zie tabel 2 voor een overzicht van de verschillende parameters). Het gehele assessment zal zo’n 1,5 tot 3 uur duren, afhankelijk van het aantal te controleren konijnen en verblijven. Een overzicht van de assessment volgorde, de benodigde tijd en het aantal metingen staat in tabel 3 aan het einde van dit hoofdstuk. Belangrijk is dat de controleur zich goed voorbereid op het controleren van de konijnen op de kinderboerderij. Er wordt dan ook aangeraden eerst het gehele protocol door te lezen. Er moet rekening gehouden worden met de ‘assessment voorwaarden’ van dit hoofdstuk. De gemeten data kunnen genoteerd worden in de bijgevoegde scorelijsten (bijlage I). Parameters worden gemeten op drie verschillende niveaus: Kinderboerderij niveau (wat betekend dat alle konijnenverblijven op de gehele kinderboerderij gecontroleerd worden), groepsniveau, waarbij de konijnengroepen als geheel worden bekeken en als laatste is er individueel niveau, waarbij konijnen afzonderlijk bekeken en beoordeeld worden. De verschillende scores die hier uit voortkomen worden gemiddeld door middel van het bijbehorende calculatiesysteem. De meeste parameters zullen worden gescoord door middel van een numerieke driepunt schaal (0-12), hierbij geldt 0 als een onvoldoende score op welzijn, 1 een acceptabel welzijnsniveau en 2 voor een goede welzijnsscore. Een aantal parameter zullen in een tweepuntschaal gemeten worden (0 2), hierbij geldt 0 voor afwezigheid en 2 voor aanwezigheid. Tabel 2 Weergave van de welzijnsprincipes en welzijnscriteria met de bijbehorende parameters
Welzijn principes
Goede voeding
Welzijn criteria
Parameters
1
Afwezigheid langdurige honger Afwezigheid langdurige dorst Aanvullende voedingsbehoeften Comfort tijdens rusten
Lichaamsconditie
5 6 7
Thermisch comfort Bewegingsgemak Afwezigheid van verwondingen
8
Afwezigheid van ziekten Uiten van sociaal gedrag
Mogelijkheid tot schuilen Voldoende ruimte, (buiten)ren Voetzoolaandoeningen, gebitsproblemen, overgroeide nagels, vachtconditie, laesies (verwondingen), kreupelheid Diarree, uitvloeiingen, mortaliteit, vaccinatiebeleid, quarantaine Castratiebeleid, positief sociaal gedrag, negatief sociaal gedrag, groepshuisvesting
2 3 4
Goede huisvesting
Goede gezondheid
9
Natuurlijk gedrag
10 Uiten van ander gedrag 11 Mens-Dier-Relatie (MDR) 12 Positieve emotionele staat
Drinkwatervoorziening Voorziening van ruwvoer, voorziening van overig voer Hygiëne huisvesting
Graafmogelijkheden, abnormaal gedrag Angst voor mensen Apathie, comfort, mogelijkheid te onttrekken, verrijking, predatoren bescherming 20
4.1.
Goede voeding
4.1.1. Afwezigheid van honger Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Lichaamsconditie Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 10 konijnen Lichaamsconditie wordt gedefinieerd als de mate waarin een konijn het optimale figuur (zie figuur lichaamsconditie) heeft. Til het konijn uit het verblijf en zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed/badmat). Bekijk de konijnen van de zijkant en bovenkant. Bekijk hoe zichtbaar de heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn. Voel daarna of de heupbeenderen, ruggengraat en ribben te voelen zijn.
Classificatie
Stel de lichaamsconditie vast volgens het weergegeven figuur bij aanvullende informatie. Gebruik voor deze indeling ook het gezonde verstand, het kan dat een bepaald ras tegelijk kenmerken heeft van verschillende classes (bijvoorbeeld een wam), let in dat geval het meest op het silhouet van het konijn. Individueel niveau: 0 – De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn zeer scherp uitstekend bij aanraking (te dun), of men kan de ribben niet voelen en de ruggengraat en heupbeenderen zijn enkel bij grootte drukuitoefening voelbaar (te dik). 1 – De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn bij aanraking zeer eenvoudig te voelen en de romp is vlak, of men kan de ribben, ruggengraat en heupbeenderen moeilijk voelen en de romp is zeer rond. 2 – De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn eenvoudig te voelen maar zijn afgerond en dus niet scherp en het rompgebied is vlak.
21
Aanvullende informatie
0 = Heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn zeer scherp uitstekend bij aanraking, verlies van spiermassa en er is geen vet aanwezig 1 = Heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn bij aanraking zeer eenvoudig te voelen en de romp is vlak verlies van spiermassa en weinig vet 2 = Heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn eenvoudig te voelen maar zijn afgerond en dus niet scherp en het rompgebied is vlak, 1= Ribben, ruggengraat en heupbeenderen moeilijk te voelen, de romp is rond, en er zijn enkele vetophopingen zichtbaar
©A . Bedaux & R. Luyks, 2009
0 = Ribben niet voelbaar en de ruggengraat en heupbeenderen zijn enkel bij grootte drukuitoefening voelbaar en er is een vetophoping zichtbaar bij de buik
4.1.2. Afwezigheid van dorst Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Drinkwatervoorziening Omgevingsgerichte parameter Alle drinkvoorzieningen in het konijnenverblijf De parameter drinkwatervoorziening betreft het vrij ter beschikking hebben van water. Er worden hierbij twee aspecten gemeten: hygiëne en werkend ja/nee. Een drinkvoorziening is hygiënisch wanneer er geen groene aanslag en etensresten op/in zitten. Een drinkwaterflesje (nippel) mag niet verstopt zijn en zal daarom gecontroleerd moeten worden, daarnaast dient het waterflesje dagelijks verschoont te worden. Door een vinger tegen het balletje in de nippel te houden kan gecontroleerd worden of het water goed doorstroomt (bij werkende voorziening wordt de vinger nat). Controleer daarna of alle drinkwatervoorzieningen hygiënisch zijn.
Classificatie
Scoor alle drinkvoorzieningen in het verblijf. Bij één onvoldoende hygiënische/werkende drinkwatervoorziening bepaald deze de eindscore. Kinderboerderijniveau : 0 – Één of meerdere drinkwatervoorzieningen werk(t)(en) niet 1 – Alle drinkwatervoorzieningen werken, maar één of meerdere drinkwatervoorzieningen zijn onhygiënisch 2 – Alle drinkwatervoorzieningen werken en zijn hygiënisch.
22
4.1.3. Aanvullende voedingsbehoefte Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Voorziening van ruwvoer Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Voorziening van ruwvoer betreft het vrij ter beschikking hebben van hooi of gras. Voorziening van ruwvoer wordt gecontroleerd op twee aspecten: permanente aanwezigheid van gras of hooi en versheid van hooi. Controleer of er hooi in het verblijf aanwezig is, en vervolgens of het hooi groen van kleur is en niet geel (hoe groener het hooi hoe verser). Het hooi mag niet reukloos zijn en er mogen geen schimmelplekken te zien zijn. Tevens moet het hooi niet te stoffig zijn. Het spreekt voor zich dat permanente toegang tot gras wordt gewaardeerd als 2. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen ruwvoer voorzien 1 – Permanent ruwvoer voorzien maar niet vers 2 – Vers ruwvoer permanent aanwezig
Voorziening van overig voer Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Voorziening van overig voer wordt gedefinieerd als de regelmatige voorziening van voor konijnen geschikte verse groenten en fruit (zie bijlage II voor een lijst met geschikte groente en fruitsoorten) De voorziening van overig voer wordt gemeten aan de hand van twee aspecten: Enerzijds wordt de vraag gesteld aan de medewerkers of er groenvoer gegeven wordt aan de konijnen en/of controle in de hokken naar de aanwezigheid van vers groenvoer (er mogen geen groente resten van de vorige dagen liggen), en anderzijds wordt de kinderboerderij gecontroleerd op de aanwezigheid van een lijst met geschikte groente,- en fruitsoorten voor konijnen. Optimaal is het, wanneer deze lijst ook zichtbaar is voor bezoekers. Controleer de voorziening van groenvoer en scoor volgens de classificatie.
23
Classificatie
4.2.
Kinderboerderijniveau: 0 – Er wordt geen groenvoer gegeven / er wordt groenvoer gegeven maar er is geen lijst aanwezig 1 – Groenvoer wordt gegeven met behulp van een lijst 2 – Groenvoer wordt gegeven met behulp van lijst, welk ook zichtbaar is voor bezoekers
Goede huisvesting
4.2.1. Comfort tijdens rusten Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Hygiëne huisvesting Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven De meting moet op een willekeurig moment gemeten worden. Zorg er dus voor dat de parameter wordt uitgevoerd voordat de hokken zijn verschoond, zo krijgt men het meest eerlijke beeld. De hygiëne huisvesting betreft het verblijf (dus ook de bodembedekker) van de konijnen dat te allen tijde schoon, droog en vrij van schimmel/rotting moet zijn. Hygiëne van het verblijf wordt gemeten aan de hand van drie aspecten: • In de eerste plaats meet men de kwaliteit van de bodembedekking, dus of de bodembedekking bestaat uit één absorberende laag en één isolerende/comfortabele laag. Bijvoorbeeld zaagsel als onderlaag en stro/hooi als bovenlaag. • Ten tweede wordt de hygiëne van de huisvesting gemeten aan de hygiëne van de bodembedekking, andere verblijfsonderdelen als wanden en verrijking. Hierbij wordt gecontroleerd of deze onderdelen vrij zijn van vocht, schimmel, groene aanslag en rotting. • Als laatste punt wordt bekeken of de konijnen een afgezonderde plek hebben waar zij hun behoeften kunnen doen, dit kan zowel een aparte bak zijn (d.w.z. kattenbak of plastic bak) als een specifiek gebied in het verblijf (d.w.z. het verblijf is dermate groot dat het konijn/de konijnen een specifiek gebied hebben ingedeeld als toilet).
24
Classificatie
Kinderboerderijniveau: 0 – Onvoldoende hygiëne 1 – Voldoende hygiëne met of een goede kwaliteit bodembedekking of een apart toilet gedeelte 2 – Voldoende hygiëne met goede kwaliteit bodembedekking en apart toilet gedeelte
4.2.2. Thermisch comfort Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Aanvullende informatie
Mogelijkheid tot schuilen Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven De mogelijkheid tot schuilen wordt gedefinieerd als een mogelijkheid voor de konijnen om zich te alle tijden te kunnen weren tegen weersinvloeden als kou, vocht en hitte. De mogelijkheid tot schuilen wordt gemeten aan de hand van aanwezigheid van een schuilverblijf tegen weersinvloeden. Hierbij staat centraal dat het gaat om een ruimte waarbij voorzien is in een comfortabele ondergrond die isolerend van karakter is en verder tocht,- en vochtvrij is. Dat betekent dat deze afgesloten moet zijn, met uitzondering van in, - en uitgang(en). Voor alle duidelijkheid: een verblijf zonder aparte afgezonderde ruimte kwalificeert niet als schuilverblijf; het moet gaan om een aparte ruimte waar het konijn heen kan wanneer het klimaat in het normale verblijf onprettig is (en geldt dus ook voor binnen gehuisveste konijnen). Verder is een voorwaarde dat konijnen altijd beschikking hebben van deze ruimte (d.w.z. zowel binnen als buiten). Daarom moeten er dan ook gecontroleerd worden of er voldoende schuilmogelijkheden zijn voor alle konijnen. Kinderboerderijniveau 0 – Geen schuilmogelijkheid 1 – Schuilmogelijkheid maar niet genoeg ruimte voor alle konijnen in het verblijf 2 – Voldoende schuilmogelijkheid voor alle konijnen in het verblijf Nota bene: het kan dat dit schuilverblijf dezelfde ruimte is als die in de parameter ‘mogelijkheid tot onttrekken’, echter voor de voorwaarden van desbetreffende voorziening zie parameter 5.5.4.
25
Schuilmogelijkheid © M. Oude Nijhuis, 2009
4.2.3. Bewegingsgemak Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Voldoende ruimte Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Het is een voorwaarde dat het konijn aanwezig is tijdens het meten, omdat men de afmetingen van het konijn moet kunnen inschatten in relatie tot het verblijf. Het is goed mogelijk dat er verschillende hoksoorten en maten aanwezig zijn op de kinderboerderij. Indien dit het geval is dient de controleur de verblijven willekeurig te controleren. Voldoende ruimte ter beschikking hebben betekend dat een konijn zich vrij kan bewegen in het gewone verblijf.
Classificatie
Het wordt gemeten aan de hand van de aanwezigheid een gewoon verblijf waarin het konijn minimaal drie hupjes moet kunnen maken en languit moet kunnen liggen en ruim rechtop moet kunnen staan (inclusief de eventuele verhogingen). Indien het konijn/de konijnen naast een normaal verblijf permanent toegang hebben tot een (buiten)ren classificeert deze parameter automatisch als 2. Voorwaarden voor een (buiten)ren gaan in dit geval niet op omdat deze afzonderlijk gemeten worden in de parameter ‘(buiten)ren’. Nota bene: het kan dat de konijnen/het konijn enkel buiten gehuisvest word(en)(t), bijvoorbeeld op een konijnenheuvel. Desbetreffende voorziening wordt binnen deze parameter dan gecontroleerd als zijnde het gewone verblijf. Kinderboerderijniveau : 0 – Onvoldoende 1 – Onvoldoende hoog of onvoldoende oppervlak 2 – Voldoende of permanente toegang tot een (buiten)ren
26
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
4.3.
(Buiten) Ren Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven De parameter (buiten)ren wordt gedefinieerd als het tot de beschikking hebben van een groot uitrengebied (buiten of buiten) van tenminste twee vierkante meter bij solitaire dieren en vier vierkante meter vanaf twee konijnen. Elk volgend konijn in de groep geeft een minimum van één vierkante meter erbij. Het wordt gemeten aan de hand van de aanwezigheid van een (buiten)ren waarin ieder afzonderlijk konijn vrij moet kunnen bewegen en rennen (zonder zich te bezeren), waarin vanaf twee konijnen het minimum van vier vierkante meter geldt. Hierbij wordt ook gelet op de preventie van ontsnappen, dat wil zeggen dat de omheining minimaal 50 cm diep en 80 cm hoog moet zijn of er geen sprake is van graafmogelijkheden onder het hek door (zoals bv. stenen ondergrond). Verder moet een buitenren altijd de mogelijkheid garanderen om zich te weren tegen negatieve weersinvloeden d.m.v. vrije passage naar binnenverblijf of schuilmogelijkheid. Kinderboerderijniveau : 0 – Onvoldoende ruimte of geen ren aanwezig 1 – Voldoende ruimte en/of maatregel tegen ontsnapping of permanente mogelijkheid naar binnen of schuilmogelijkheid 2 – Voldoende ruimte, maatregel tegen ontsnapping en de permanente mogelijkheid naar binnen te gaan of te schuilen
Goede gezondheid
4.3.1. Afwezigheid van verwondingen Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Voetzoolaandoeningen Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 5 konijnen Voetzoolaandoeningen worden gedefinieerd als beschadigingen aan de achtervoetzolen. De parameter ‘voetzoolaandoeningen’ wordt gemeten op de achterpoten aan de hand van een visuele referentie. Hierbij worden de konijnen opgepakt, op de rug getild en worden de voetzolen van de achterpoten gecontroleerd op kaalheid, roodheid, eeltplekken en open wonden.
27
Classificatie
Individueel niveau: 0 – Eeltknobbels met kloven en/of open wonden 1 – (Ten dele) kale / rode voetzool met eeltplek 2 – Gave voetzool
Open wond op de voetzolen © I.M. van der Laan, 2009
2
1
0
©Rommers & de Jong, 2009, WUR (Livestock Research) Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Gebitsproblemen Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 10 konijnen Gebitsproblemen worden gedefinieerd als te lange en/of vertikaal foutief geschaarde snijtanden, te lange of foutief gegroeide kiezen (d.w.z. haken) welke zichtbaar worden door kaakabcessen en/of kwijl rond de kin. De kiezen zullen in deze parameter niet bekeken kunnen worden. Til het konijn uit het verblijf het zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed). Controleer op de scharing en stand van de tanden zoals weergegeven in de twee foto’s hieronder. Controleer daarna op kwijlsporen op de kin en kaakabcessen (zwellingen/bulten rond het kaakgebied). Vervolgens wordt het verblijf gecontroleerd op de aanwezigheid van hooiproppen (uitgespuugde stukjes voer (hooi), het stuk voer is omgeven met speeksel en 28
Classificatie
is meestal herkenbaar als een los bolletje). Individueel niveau: 0 – Zichtbare foutieve scharing snijtanden in combinatie met kwijlen/natte kin, zichtbare kaakabces(sen), en/of hooiproppen in het verblijf 1 – Zichtbare foutieve scharing snijtanden 2 – Geen zichtbare afwijking snijtanden
Aanvullende informatie
Correcte beet van de voortanden © M. Oude Nijhuis, 2009
2
1 © Stichting Konijnenbelangen, 2006
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Overgroeide nagels Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 10 konijnen Overgroeide nagels worden gedefinieerd als te lange en/of gescheurde en/of afgebroken nagels. Til het konijn uit het verblijf en zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed/badmat). De parameter ‘overgroeide nagels’ wordt gemeten aan de hand van de nagellengte. Er wordt gekeken hoever de nagel onder de vacht uitgroeit en of de nagel slechts enkele millimeters langer is dan waar het leven eindigt. Bij zwarte nagels wordt hierbij gebruik gemaakt van een zaklamp. In het geval van onderling verschil in de conditie van nagels geldt dat de nagel met de slechtste conditie de score bepaald. Controleer de nagels en beoordeel of de nagellengte juist is. 29
Classificatie
Individueel niveau: 0 – Lange nagels in combinatie met scheuringen, afgebroken of ingegroeide nagel(s) 1 – Nagel meer dan 3 mm langer dan waar leven ophoudt 2 – Lengte nagel slechts enkele mm verder dan leven
Aanvullende informatie
Te lange nagels © I. Collignon, 2009
Extreem lange nagels Fotograaf onbekend, 2009
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Laesies (verwondingen) door soortgenoten en/of omgeving Diergerichte parameter Van één tot maximaal 3 willekeurig gekozen konijnen Laesies worden gedefinieerd als lichamelijke verwondingen toegebracht door soortgenoten en/of omgeving. Til het konijn uit het verblijf en zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed/badmat). De parameter ‘Laesies’ wordt gemeten aan de hand van aanwezige verwondingen op het dier. Een wond wordt gedefinieerd als een verse, open beschadiging van het huidweefsel, al dan niet met bloed en/of korst. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen verwondingen als gevolg van soortgenoten of omgeving, omdat dit praktisch gezien niet te bepalen is. Het konijn zal gecontroleerd moeten worden op verwondingen aan oren, voorkant, bost en buikgebied, flank en rug, staartgebied en stuitje en poten (voor en achter). 30
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Bekijk en voel ieder afzonderlijk gebied (vergeet niet ook tussen de vacht te controleren) en scoor op de aanwezigheid van verwondingen volgens standaardisatie. Individueel niveau: 0 – Meer dan drie wonden 1 – Twee of drie wonden 2 – Maximaal één wond zichtbaar
Vachtconditie Diergerichte parameter Van één tot maximaal 3 willekeurig gekozen konijnen De vachtconditie stelt men vast aan de hand van de mate waarin de vacht schoon, aansluitend, vrij van afgebroken haren en/of kale plekken, glanzend en vrij van parasieten is. In de ruiperiode kan de vachtconditie er niet optimaal uitzien, maar is wel goed te onderscheiden van de te controleren punten. Voedsters die drachtig zijn, zijn geneigd om zichzelf te plukken waardoor soms kale plekken kunnen ontstaan rond de buik, hiermee zal rekening gehouden moeten worden tijdens het controleren en zal niet meegenomen moeten worden in de classificatie. Een voedster die niet drachtig is maar toch kale plekken vertoond zal als afwijking geclassificeerd moeten worden. Til het konijn uit het verblijf en zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed/badmat). Het wordt gemeten aan de hand van de mate waarin de vacht schoon, aansluitend, kale plekken of afgebroken haren bevat en of er parasieten te vinden zijn. Ook indien het konijn zich voortdurend krabt of de kop schud wordt dit meegenomen in de parameter. Begin het meten van deze parameter daarom met het controleren van de algehele vachtconditie (glans/aaneensluiting van haren)(voor visuele referentie van oorschurft en flokken/kale huid zie aanvullende informatie) terwijl er verder wordt gelet op eventueel krabgedrag en schudden van de kop. Hierna wordt het konijn opgepakt en wordt er gekeken naar de aanwezigheid van kale plekken, afgebroken haren en parasieten door middel van een vlooienkam. Geen van de bovengenoemde aandoeningen of krabgedrag mag tijdens het meten geconstateerd worden. Nota bene: wonden en krassen worden niet meegerekend in de score op vachtconditie. Individueel niveau: 0 – Zichtbare aanwijzingen voor één of meerdere van de vachtafwijkingen 2 – Geen zichtbare vachtafwijkingen
Aanvullende 31
informatie
Vlokken en een kale huid © I. Collignon, 2009
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Oorschurft © S. Peters, 2009
Kreupelheid Diergerichte parameter Van één tot maximaal 3 willekeurig gekozen konijnen Kreupelheid worden gedefinieerd als zichtbare afwijkingen in de tred van het konijn door ontstekingen, kneuzingen en fracturen. Kreupelheid kan worden waargenomen in verschillende stadia van de aandoening. Het is bij deze meetmethode de bedoeling het konijn d.m.v. een afzetting met bijvoorbeeld karton of binnen een anderszins afgezonderd gebied een pad/ruimte te creëren. Vervolgens moet het te meten konijn in dat gebied enkele stappen lopen, daarbij is het belangrijk dat er geen andere konijnen in de buurt zijn. Voorwaarden zijn dat het gaat om een vlakke, doch stroeve ondergrond en dat het voldoende ruim is voor het konijn om zich vrij te kunnen voortbewegen. Er wordt gelet op de manier waarop het konijn zich voortbeweegt (uiteraard enkel in relatie tot de ledematen, en dus zijn geen andere lichaamsdelen aan de orde). Hierbij zijn drie categorieën te onderscheiden (zie classificatie). Individueel niveau: 0 – Volledig ontzien van het gebruik van één of meerdere ledematen 1 – Kreupelheid zichtbaar bij één of meerdere ledematen 2 – Normale tred/geen zichtbare afwijkingen.
32
4.3.2. Afwezigheid van ziekten Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Diarree Diergerichte parameter Alle konijnenverblijven Een konijn heeft normaliter een droge, ronde korrel ontlasting. Diarree wordt gedefinieerd als zachte, natte en vormeloze ontlasting. De parameter ‘diarree’ wordt getoetst aan de hand van de aanwezigheid van dunne ontlasting in het gehele verblijf. Groepsniveau: 0 – Diarree (of vastgekoekte ontlasting) aanwezig op konijn of in het verblijf 2 – Geen aanwijzingen voor diarree
Aanvullende informatie
Normale keutels © Dierenkliniek Wilhelminapark, 2009 Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Uitvloeiingen (oog, neus, vulva) Diergerichte parameter Van één tot maximaal 3 willekeurig gekozen konijnen Gebruik voor deze parameter bij ieder gecontroleerd konijn een nieuwe set plastic handschoenen om overdracht van besmetting onderling te voorkomen. Uitvloeiingen worden gedefinieerd als pussige of waterige, al dan niet bloederige uitscheiding uit neus, oog of vulva met eventueel aanverwante symptomen als niezen en/of vieze voorpoten. Til het konijn uit het verblijf en zet het neer op een verhoging (tafel) met een stroeve ondergrond (doek/kleed/badmat). De drie lichaamsdelen waarop de parameter ‘uitvloeiingen’ van toepassing is worden afzonderlijk getoetst. • Men controleert de aanwezigheid van waterige uitvloeiing, snot, etter en bloed beginnend bij de neus en dan de ogen. 33
•
Classificatie
Dan controleert men de binnenzijde van de voorpoten op aanwezigheid van weggeveegde uitvloeiing. • Vervolgens controleert men enkel de voedsters in de groep op de zichtbare aanwezigheid van vulva-uitvloeiingen door het konijn op de rug te leggen, en door te kijken of er een vulva-uitvloeiing zichtbaar is. Geen van de lichaamsgebieden mag een uitvloeiing vertonen. Individueel niveau: 0 – Vulva uitvloeiing (al dan niet met uitvloeiingen van ogen en/of neus) 1 – Neus en/of oog uitvloeiing 2 – Geen uitvloeiingen zichtbaar
Aanvullende informatie
Neusuitvloeiing aan voorpoot © S. Peters, 2009
Neusuitvloeiing © S. Peters, 2009
Ernstige uitvloeiing rond het oog met aantasting van huid © Diergeneeskundig Memorandum, 1993 Neusuitvloeiing © I.M. van der Laan, 2009
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Mortaliteit Managementgerichte parameter Administratie Het sterftecijfer wordt gedefinieerd als het percentage van de totale populatie konijnen dat jaarlijks onvoorzien (d.w.z. indien relevant met uitzondering van consumptiedoeleinden) overlijd. Controleer de administratie van de kinderboerderij op het bijgehouden sterftepercentage. Indien deze administratie niet aanwezig is wordt de parameter beoordeeld als 0. Controleer de administratie van gedurende 34
een minimum van drie jaren waarbij het gemiddelde sterftepercentage niet hoger mag zijn dan 5% per jaar.
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Deze berekening kan automatisch door het Excel bestand uitgevoerd worden, waarvoor alleen het aantal gestorven konijnen en de totale grootte van de konijnpopulatie ingevoerd hoeft te worden. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen administratie aanwezig of sterftepercentage hoger dan 5% per jaar 1 – Sterftepercentage tussen 1% en 5% per jaar 2 – Sterftepercentage lager dan 1% per jaar
Vaccinatiebeleid Managementgerichte parameter Administratie Het vaccineren van konijnen betreft het preventief behandelen van de virale infecties Myxomatose en VHD (Viraal Hemorragische ziekte). Controleer de administratie op het gevoerde vaccinatiebeleid. Hierbij geldt dat de minimale frequentie voor het vaccineren van konijnen er als volgt uit ziet: één keer per jaar VHD en twee keer per jaar Myxomatose. Optimaal is het wanneer konijnen twee maal per jaar worden gevaccineerd tegen zowel Myxomatose als VHD. Indien er geen gegevens beschikbaar zijn over het vaccinatiebeleid wordt het geclassificeerd als score 0. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen bewijs voor vaccinatie(beleid) of onvoldoende vaccinatie (minder dan één keer per jaar VHD en twee keer per jaar Myxomatose) 1 – De konijnen worden controleerbaar 2 maal jaarlijks gevaccineerd tegen Myxomatose en jaarlijks tegen VHD 2 – De konijnen worden controleerbaar 2 maal jaarlijks gevaccineerd tegen Myxomatose en 2 maal jaarlijks tegen VHD
Quarantaine Omgevingsgerichte parameter De gehele kinderboerderij Quarantaine op de kinderboerderij wordt gedefinieerd als het isoleren afzonderen van nieuw binnengekomen konijnen om na te gaan of zij mogelijk een (infectieuze) ziekte met zich meedragen. Controleer de kinderboerderij op de aanwezigheid van een apart konijnenverblijf (hok) in een afgezonderde ruimte van de andere konijnen. Overigens; dit verblijf wordt in de overige parameters niet meegenomen 35
Classificatie
4.4.
voor meting. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen aantoonbaar quarantaine(beleid) 2 – De nieuwe konijnen worden controleerbaar in quarantaine geplaatst + aantal weken waarover quarantaine periode loopt
Natuurlijk gedrag
4.4.1. Uiten van sociaal gedrag Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Castratiebeleid Managementgerichte parameter Administratie Castratie wordt gedefinieerd als het verwijderen van de teelballen bij de ram. Controleer de administratie op castratiebeleid van rammen. Indien er geen gegevens beschikbaar zijn over het castratiebeleid wordt het geclassificeerd als score 0. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen (controleerbare) castratie van rammen en wel groepshuisvesting 1 – Geen (controleerbare) castratie van rammen zonder groepshuisvesting of alleen castratiebeleid bij gedragsmatige of gezondheidstechnische aanleidingen 2 – Alle rammen worden (controleerbaar) gecastreerd Positief sociale interactie Diergerichte parameter Alle konijnen in het verblijf De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend minimaal een uur nadat de dieren zijn gevoerd. Positieve sociale interactie wordt gedefinieerd als onderlinge vachtverzorging, samen rusten, actief met elkaar of om elkaar heen lopen en speelgedrag. De controleur loopt het verblijf binnen of gaat op een plek zitten waar men goed zicht heeft op de konijnen in het verblijf, zorgt dat alle dieren wakker zijn/worden en gaat in een hoek van het verblijf zitten. Daar wacht men 5 minuten alvorens het meten begint. Controleer onder alle aanwezige konijnen het aantal positieve sociale interacties (P) en het aantal negatieve sociale interacties (N). Herhaal de parameter drie keer met telkens een 36
Classificatie
Aanvullende informatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
interval van twee minuten. Indien er geen sprake is van groepshuisvesting wordt de parameter genoteerd als P = 0. Groepsniveau: 0 – Geen positieve interactie waargenomen 1 – Één keer positieve interactie waargenomen 2 – Meerdere malen positieve interactie waargenomen Nota bene: deze parameter wordt gelijktijdig gemeten met parameter ‘Negatieve sociale interactie’, paragraaf 5.5.1.
Negatief sociale interactie Diergerichte parameter Alle konijnen in het verblijf De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend minimaal een uur nadat de dieren zijn gevoerd. Negatieve sociale interactie wordt gedefinieerd als onderling vechten, trappen, achtervolgen (d.w.z. vluchten van de ander) en bijten.
Classificatie
Aanvullende informatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
De controleur loopt het verblijf binnen of gaat op een plek zitten waar men goed zicht heeft op de konijnen in het verblijf, zorgt dat alle dieren wakker zijn/worden en gaat in een hoek van het verblijf zitten. Daar wacht men 5 minuten alvorens het meten begint. Controleer onder alle aanwezige konijnen het aantal positieve sociale interacties (P) en het aantal negatieve sociale interacties (N). Herhaal de parameter drie keer met telkens een interval van twee minuten. Indien er geen sprake is van groepshuisvesting wordt de parameter genoteerd als N = 2. Groepsniveau : 0 – Meerdere malen negatieve interactie waargenomen 1 – Één keer negatieve interactie waargenomen 2 – Geen negatieve interactie waargenomen of solitaire huisvesting Nota bene: deze parameter wordt gelijktijdig gemeten met parameter ‘Positieve sociale interactie’, paragraaf 5.5.1.
Groepshuisvesting Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Groepshuisvesting wordt gedefinieerd als het gezamenlijk (d.w.z. in hetzelfde verblijf) huisvesten van twee of meer konijnen. Controleer of er sprake is van groepshuisvesting of solitaire huisvesting van de konijnen. Hierbij geldt dat ook indien de konijnen in koppels gehouden worden het wordt geclassificeerd als groepshuisvesting. 37
Classificatie
Kinderboerderijniveau: 0 – Solitaire huisvesting 1 – Ten dele solitaire, ten dele groepshuisvesting 2 – Enkel groepshuisvesting
4.4.2. Uiten van ander gedrag Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Graafmogelijkheden Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Een graafmogelijkheid wordt gedefinieerd als voldoende ruimte om te graven en materiaal om in te graven. Hierbij is aarde of zand optimaal, en zijn voldoende hooi en stro andere mogelijkheden. Controleer op de voorziening van een graafmogelijkheid. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen graafmogelijkheid 1 – Graafmogelijkheid door stro en/of hooi en/of houtsnippers in het verblijf 2 – Graafmogelijkheid door zand en/of aarde in het verblijf.
Abnormaal gedrag Diergerichte parameter Alle konijnen in het verblijf/alle konijnenverblijven De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend buiten de voermomenten. Abnormaal gedrag gaat om een functieloze voortdurende herhaling van een bepaald gedrag. Het wordt bij konijnen gezien in de vorm van zinloos graven op een harde bodem of draadgaas, voortdurend gelijke rondjes rennen, schudden met de kop, vachtplukken, tralieknagen of heen en weer bewegen langs het gaas. Groepshuisvesting: De controleur blijft buiten het verblijf maar zorgt dat de dieren wakker zijn/worden (door eventueel tijdelijk het verblijf te betreden maar het vervolgens zeker weer te verlaten). Daar wacht men 5 minuten alvorens het meten begint. Solitaire huisvesting: De controleur gaat voor de kooi staan en zorgt dat de konijnen wakker zijn/worden en blijft vervolgens voor het verblijf/de verblijven staan. Daar 38
wacht men 5 minuten alvorens het meten begint. De controleur loopt langs alle verblijven en controleert op de wijze hieronder beschreven op de aanwezigheid van abnormaal gedrag.
Classificatie
Controleer alle aanwezige konijnen op stereotypen (S). Herhaal de parameter drie keer met telkens een interval van twee minuten. De aanwezigheid van één konijn dat stereotypegedrag vertoont bepaalt de uitslag. Groepsniveau: 0 – Één of meerdere konijnen vertonen abnormaal gedrag 2 – Geen zichtbaar abnormaal gedrag
4.4.3. Mens - Dier - Relatie (MDR) Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Angst voor mensen Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 5 konijnen De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend buiten de voermomenten. De parameter angst voor mensen test de konijnen op angst voor menselijke benadering. Angst voor mensen wordt gedefinieerd als een reactie op mensen in de vorm van; bevriezen met opengesperde ogen en snel op en neer bewegende neusvleugels, vluchten, paniekerig springen en rennen, stampen op de grond, bijten en trappen. Bij de parameter angst voor mensen wordt de reactie van konijnen op een hand van de controleur bekeken. Groepshuisvesting: De controleur betreed het verblijf, gaat zitten en steekt de arm uit richting het doelkonijn. Een benadering van het konijn tot minimaal 50 cm geldt als contact. Solitaire huisvesting: Plaatst de hand in het zicht van het konijn op een gebied waar het konijn de hand kan bereiken (d.w.z. tegen een rooster of tralies of iets van dien aard). Een contactmoment betekent dat het konijn ofwel snuffelt aan de hand, of de hand aanraakt.
Classificatie
Houdt de uitgestrekte arm of hand gedurende vijf minuten stil tegen het verblijf en noteer het aantal contactmomenten. Indien het konijn negatief reageert (d.w.z. vlucht, bijt, krabt of schopt) geldt dat als angstrespons. Individueel niveau: 39
0 – Geen contact met het konijn of een angstrespons 1 – Één contactmoment met het konijn 2 – Meerdere contactmomenten met het konijn
4.4.4. Positieve emotionele staat Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Apathie (gebrek aan alertheid) Diergerichte parameter Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 5 konijnen De meting vindt plaats in de ochtend buiten voermomenten. Een apathisch (niet alert) konijn wordt gedefinieerd als een konijn dat ineengekropen in een hoek van het verblijf blijft zitten terwijl het wakker is, en niet reageert op (prikkels in) de omgeving. De parameter ‘Apathie’ wordt getoetst door middel van een Novel Object test (NOT). Een Novel Object is een voor het konijn nieuw voorwerp, bijvoorbeeld de te gebruiken stok (zie visuele referentie). Groepshuisvesting: Men neemt een kleurige lange stok (zie foto) die men in het verblijf van het konijn legt, op maximaal 20 cm afstand van het doelkonijn. Zorg bovendien dat het konijn daadwerkelijk in de gaten heeft dat het NO in het verblijf ligt. Konijnen in groepshuisvesting die gezamenlijk rusten kunnen genegeerd worden indien zij niet wakker worden van de controleur. Hierna gaat de controleur het verblijf weer uit. Solitaire huisvesting: Men neemt een kleurige lange stok (zie foto) die men in het verblijf van het konijn legt, op maximaal 20 cm afstand van het doelkonijn. Zorg bovendien dat het konijn daadwerkelijk in de gaten heeft dat et NO in het verblijf ligt. Hierna neemt de controleur minstens 1 meter afstand van het verblijf.
Classificatie
Er wordt gemeten of het konijn reageert op het NO in het verblijf (ruiken/aanraken). Indien het konijn heeft gereageerd mag het NO meteen het verblijf weer uitgehaald worden, om knagen er aan te vermijden. Indien een wakker konijn langer dan 3 minuten niet reageert en/of ineengedoken in een hoek blijft zitten geldt deze als apathisch. Individueel niveau. 0 – Konijn heeft het NO niet aangeraakt of er aan gesnuffeld 2 – Konijn heeft het NO aangeraakt en/of gesnuffeld
40
Aanvullende informatie
© M. Oude Nijhuis, 2009 Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Comfort gedrag Diergerichte parameter Alle konijnen in het verblijf De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend buiten de voermomenten. Binnen deze parameter wordt bekeken of het konijn zich op zijn gemak voelt. Comfort gedrag wordt gedefinieerd als een konijn dat ontspannen languit gestrekt ligt met rustige ademhaling (zie foto), en/of gaapt en/of de vacht verzorgt. Groepshuisvesting: De controleur blijft buiten het verblijf. Solitaire huisvesting: De controleur loopt langs alle verblijven en controleert op comfort gedrag. Indien een konijn vanwege ruimtegebrek niet languit gestrekt kan liggen wordt dat geclassificeerd als afwezigheid van comfortgedrag.
Classificatie
Controleer alle aanwezige konijnen op comfort gedrag (C). Herhaal de parameter drie keer met telkens een interval van twee minuten. Individueel niveau: 0 – Geen comfort gedrag waargenomen 2 – Één of meerdere konijnen vertoonde comfort gedrag
Aanvullende informatie
© M. Oude Nijhuis, 2009
41
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
Aanvullende informatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Mogelijkheid tot onttrekken Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven Een mogelijkheid te onttrekken wordt gedefinieerd als een additioneel verblijfsonderdeel waar een konijn kan schuilen voor soortgenoten, mensen en predatoren. De mogelijkheid tot onttrekken wordt gemeten aan de hand van aanwezigheid van een schuilverblijf tegen medewerkers, bezoekers van de kinderboerderij en andere diersoorten. Hierbij staat centraal dat het gaat om een ruimte waarbij van twee aparte in,- en uitgang voorzien moet zijn. Verder is een voorwaarde dat konijnen altijd beschikking hebben van deze ruimte (d.w.z. zowel binnen als buiten). Het is overigens irrelevant voor de uitslag of het gaat om groepshuisvesting of solitaire huisvesting. Kinderboerderijniveau: 0 – Geen schuilmogelijkheid 1 – Schuilmogelijkheid met slechts één ingang of beperkt beschikbaarheid van schuilplaats 2 – Voldoende schuilmogelijkheid met zowel in,- en uitgang en zonder beperkte beschikbaarheid Nota bene: het kan de onttrekkingmogelijkheid dezelfde ruimte is als die in de parameter ‘mogelijkheid tot schuilen’, echter voor de voorwaarden van desbetreffende voorziening zie parameter 5.3.2.
Verrijking Omgevingsgerichte en diergerichte parameter Alle konijnenverblijven en alle konijnen in het verblijf De observatie dient plaatst te vinden in de ochtend buiten de voermomenten. Verrijking wordt gedefinieerd als het variërend aanbieden van speelmateriaal in het verblijf. Alle in het verblijf gehouden materialen die niet als schuilmogelijkheid of tot het verblijf behoren wordt als verrijking gezien, o.a. takken, dozen, balletjes, planken die dienen als een verhoging etc. Het wordt gemeten in twee stappen: • Controleer in de eerste instantie op de voorziening van een verrijking. Controleer daarbij of het gaat om veilige verrijking, dus of het geen scherpe randen of uitsteeksel bevat. Verder mogen er geen knaagstenen in een konijnenverblijf aanwezig zijn (knaagsteen bevat teveel calcium waardoor blaasstenen kunnen ontstaan) (dit geldt dus als onveilige verrijking). Indien hier in het assessment al blijkt dat er 42
Classificatie
Titel Soort parameter Aantal metingen Meetmethode
Classificatie
geen verrijking is, of deze ongeschikt is wordt het automatisch een score 0. • Indien is vastgesteld dat er geschikte verrijking beschikbaar is voor de konijnen controleert men het aantal dieren dat zich actief bezig houdt met de verrijking. De controleur blijft hierbij buiten het verblijf. Controleer alle aanwezige konijnen op gedrag in relatie tot de verrijkingsvoorziening (V). Herhaal de parameter drie keer met telkens een interval van twee minuten. Kinderboerderijniveau en groepsniveau: 0 – Geen verrijking of onveilige verrijking 1 – Verrijking maar geen konijn maakt er gebruik van of groepshuisvesting 2 – Verrijking en ten minste één konijn heeft gedurende het assessment ermee gespeeld
Predatoren bescherming Omgevingsgerichte parameter Alle konijnenverblijven De bescherming tegen predatoren wordt gedefinieerd als preventie tegen incidenten met predatoren als katten, roofvogels, marterachtigen en honden. Dit betekent dat het verblijf niet toegankelijk mag zijn voor roofdieren. Ook is het wenselijk dat roofdieren niet in zicht van de konijnen kunnen komen. Het wordt getest door na te gaan of het konijn predatoren kan zien vanuit het verblijf en of deze al dan niet binnen kunnen komen. Kinderboerderijniveau: 0 – Predatoren kunnen konijnen bereiken 1 – Predatoren in zicht van konijnen 2 – Predatoren niet in zicht van konijnen en kunnen de konijnen niet bereiken
43
4.5.
Assessment volgorde en benodigde tijd
Tabel 3 Assessment volgorde met het aantal benodigde metingen en de benodigde tijd Parameter(s) Positieve en negatieve sociale interactie Comfort gedrag Abnormaal gedrag Apathie Angst voor mensen
Verrijking Lichaamsconditie Vachtconditie Laesies Overgroeide nagels Gebitsproblemen Uitvloeiingen Voetzoolaandoeningen
Diarree Kreupelheid Drinkwatervoorziening Voorziening van ruwvoer Voorziening van overig voer Hygiëne huisvesting Voldoende ruimte (Buiten)ren Mogelijkheid tot schuilen Mogelijkheid tot onttrekken Groepshuisvesting Graafmogelijkheid Predatoren bescherming Quarantaine Mortaliteit Vaccinatiebeleid Castratiebeleid
Aantal benodigde metingen
Alle konijnen konijnenverblijven
in
het
Benodigde tijd (in min: ”)
Locatie
9”
verblijf/alle Buiten het verblijf
Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 5 konijnen Alle konijnenverblijven en konijnen in het verblijf Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 10 konijnen
In het verblijf of tegen de tralies/het hek Buiten het verblijf
Alle konijnenverblijven (het gehele verblijf) 1-3 konijnen
Op tafel
assessment
44
2” – 6” 2” – 6” 1” – 10” 1” – 10”
2” – 10”
In gang/apart afgesloten gedeelte
Kantoor/administra tielocatie
TOTAAL
5”
2” – 6”
Alle konijnenverblijven (het gehele verblijf)
Kinderboerderijniveau
4” – 20”
2” – 20”
1-3 konijnen Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 10 konijnen 1-3 konijnen Populatie van één tot vijf konijnen: allemaal. Bij meer dan vijf konijnen: 50% van populatie, tot een maximum van 5 konijnen
4” 4” 4” – 20”
3” 3”- 9” 2” 2” 1” 5” 2” 2” 2” 2” 1” 2” 2” 3” 7” 3” 3” 97” – 181” (1,5 – 3 u.)
5. Berekening van scores Voor het berekenen van de score voor het welzijn van de konijnen op de kinderboerderij is het te downloaden Excel bestand ontwikkeld. In dit bestand kunnen de geïnventariseerde resultaten ingevoegd worden waardoor de uitslag automatisch berekent wordt. In het Excel bestand zijn twee verschillende tabbladen gemaakt, het tabblad ‘Invoeren scores’ en het tabblad ‘Uitslag Welzijnsassessment’ (zie figuur 20). De controleur zal alleen gebruik maken van het tabblad ‘Invoeren scores’ om tot de uitslag te komen die is af te lezen in het tabblad ‘Uitslag welzijnsassessment’.
Figuur 20 Twee tabbladen in het Excel bestand ‘Invoeren scores’ en ‘Uitslag welzijnsassessment’
Invoeren scores Voor het invoeren van de scores is de volgorde aangehouden van de scorelijst waarvan de controleur gebruik maakt tijdens het evalueren van het konijnenwelzijn. Voor het invoeren van de scores van de verscheidene parameters in het Excel bestand is er een keuzelijst gemaakt. Hierdoor kunnen alleen geldige scores ingevuld worden (0 - 1- 2)(zie figuur 21). Er zijn enkele parameters waar meerdere konijnen gemeten worden en daardoor ook meerdere scores per parameter ontstaan. Deze scores kunnen per konijn in het Excel bestand ingevoerd worden, waardoor automatisch het gemiddelde van de parameterscore berekent wordt (zie figuur 21). Na het invoeren van de scores, kan er doormiddel op het tabblad ‘Uitslag welzijnsassessment’ te klikken worden gekeken wat de definitieve score is voor het algehele konijnenwelzijn op de kinderboerderij en het welzijn met betrekking tot de vier principes (Voeding, Huisvesting, Gezondheid en Gedrag). De scores worden vermenigvuldigd met een weegfactor tussen de 1 en 4 die aan elke parameter is verbonden. De weegfactor geeft weer welke parameter meer invloed heeft op het welzijn van het konijn. Doormiddel van een kleurindicatie wordt weergegeven hoe het met het welzijn gesteld is per parameter maar ook per principe, waarbij groen goed is en rood onvoldoende (zie figuur 22).
45
Keuze uit 3 scores Score per konijn voor de benodigde parameters
Figuur 21 Scoreblad ‘Invoeren scores’
De weegfactor geeft de zwaarte van een parameter weer
Kleurindicatie geeft de welzijnsscore duidelijk weer
Figuur 22 Scoreblad ‘Uitslag welzijnsassessment’
46
Bijlage I: Scorelijst Naam: Datum: Naam kinderboerderij: Aantal konijnen: Aantal rammen: Aantal voedsters:
Gedrag Diergerichte parameters Score Positief sociaal gedrag (Vachtverzorging bij ander konijn, gezamenlijk rusten, om elkaar heen lopen) 0. Geen positieve interactie waargenomen 1. Één keer positieve interactie waargenomen 2. Meerdere malen positieve interactie waargenomen Negatief sociaal gedrag (Achter elkaar aan rennen, bijten naar ander konijn, trappen naar ander konijn) 0. Meerdere malen negatieve interactie waargenomen 1. Één keer negatieve interactie waargenomen 2. Geen negatieve interactie waargenomen of solitaire huisvesting Comfort gedrag (Languit liggen, strekken, gapen, vachtverzorging) 0. Geen comfort gedrag waargenomen 2. Één of meerdere konijnen vertoonde comfort gedrag Abnormaal gedrag (Zinloos graven op harde bodem of draadgaas, tralieknagen, rondjes rennen, schudden met de kop, vachtplukken) 0. Één of meerdere konijnen vertonen abnormaal gedrag 2. Geen zichtbaar abnormaal gedrag
I
Apathie
Angst voor mensen
Konijn 1 Konijn 2 Konijn 3 Konijn 4 Konijn 5 Konijn 6 Konijn 7 Konijn 8 Konijn 9 Konijn 10
Apathie (gebrek aan alertheid) 0. Konijn heeft het NO niet aangeraakt of er aan gesnuffeld 2. Konijn heeft het NO aangeraakt en/of gesnuffeld Angst voor mensen 0. Geen contact met het konijn of een angstrespons 1. Één contactmoment met het konijn 2. Meerdere contactmomenten met het konijn
Score Verrijking 0. Geen verrijking of onveilige verrijking 1. Verrijking maar geen konijn maakt er gebruik van of groepshuisvesting 2. Verrijking en ten minste één konijn heeft gedurende het assessment ermee gespeeld
II
Voeding Diergerichte parameters Lichaamsconditie* 0. De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn zeer scherp uitstekend bij aanraking (te dun), of men kan de ribben niet voelen en de ruggengraat en heupbeenderen zijn enkel bij grootte drukuitoefening voelbaar (te dik). 1. De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn bij aanraking zeer eenvoudig te voelen en de romp is vlak, of men kan de ribben, ruggengraat en heupbeenderen moeilijk voelen en de romp is zeer rond. 2. De heupbeenderen, ruggengraat en ribben zijn eenvoudig te voelen maar zijn afgerond en dus niet scherp en het rompgebied is vlak. * Zie scoreblad V
III
Gezondheid Diergerichte parameters Vachtconditie* 0. Zichtbare aanwijzingen voor één of meerdere van de vachtafwijkingen 2. Geen zichtbare vachtafwijkingen Leasies (verwondingen) door soortgenoten en/of omgeving* 0. Meer dan drie wonden 1. Twee of drie wonden 2. Maximaal één wond zichtbaar Overgroeide nagels* 0. Lange nagels in combinatie met scheuringen, afgebroken nagels of ingegroeide nagel(s) 1. Nagel meer dan 3 mm langer dan waar leven ophoudt 2. Lengte nagel slechts enkele mm verder dan leven Gebitsproblemen* 0. Zichtbare foutieve scharing snijtanden in combinatie met kwijlen/natte kin, zichtbare kaakabces(sen) en/of meerdere hooiproppen in het verblijf 1. Zichtbare foutieve scharing snijtanden 2. Geen zichtbare afwijking snijtanden Uitvloeiingen (oog, neus, vulva)* 0. Vulva uitvloeiing (al dan niet met uitvloeiingen van ogen en/of neus) 1. Neus en/of oog uitvloeiing 2. Geen uitvloeiingen zichtbaar Voetzoolaandoeningen* 0. Eeltknobbels met kloven en/of open wonden 1. (Ten dele) kale / rode voetzool met eeltplek 2. Gave voetzool Diarree* 0. Diarree (of vastgekoekte ontlasting) aanwezig op konijn of in het verblijf 2. Geen aanwijzingen voor diarree Kreupelheid* 0. Volledig ontzien van het gebruik van één of meerdere ledematen 1.
Kreupelheid zichtbaar bij één of meerdere ledematen
2.
Normale tred/geen zichtbare afwijkingen.
* Zie scoreblad V IV
Lichaamsconditie
Vachtconditie
Leasies door sootgenoten Overgroeide nagels en/of omgeving
Konijn 1 Konijn 2 Konijn 3 Konijn 4 Konijn 5 Konijn 6 Konijn 7 Konijn 8 Konijn 9 Konijn 10
Gebitsproblemen
Uitvloeiingen
Voetzoolaandoeningen Diarree
Konijn 1 Konijn 2 Konijn 3 Konijn 4 Konijn 5 Konijn 6 Konijn 7 Konijn 8 Konijn 9 Konijn 10 V
Kreupelheid
Omgevinggerichte parameters Score Drinkwatervoorziening 0. Één of meerdere drinkwatervoorziening(en) werk(t)(en) niet 1. Alle
drinkwatervoorzieningen
werken,
maar
één
of
meerdere
drinkwatervoorzieningen zijn onhygiënisch 2. Alle drinkwatervoorzieningen werken en zijn hygiënisch Voorziening van ruwvoer 0. Geen ruwvoer voorzien 1. Permanent ruwvoer voorzien maar niet vers 2. Vers ruwvoer permanent aanwezig Voorziening van overig voer 0. Er wordt geen groenvoer gegeven / er wordt groenvoer gegeven maar er is geen lijst aanwezig 1. Groenvoer wordt gegeven met behulp van een lijst 2. Groenvoer wordt gegeven met behulp van lijst, welk ook zichtbaar is voor bezoekers Hygiëne huisvesting 0. Onvoldoende hygiëne 1. Voldoende hygiëne met of goede kwaliteit bodembedekking of apart toilet gedeelte 2. Voldoende hygiëne met goede kwaliteit bodembedekking en apart toilet gedeelte Voldoende ruimte 0. Onvoldoende 1. Onvoldoende hoog of onvoldoende oppervlak 2. Voldoende of permanent toegang tot een (buiten)ren (Buiten)Ren 0. Onvoldoende ruimte of geen ren aanwezig 1. Voldoende ruimte en/of maatregel tegen ontsnapping of permanente mogelijkheid naar binnen of schuilmogelijkheid 2. Voldoende ruimte, maatregel tegen ontsnapping en de permanente mogelijkheid naar binnen te gaan of te schuilen
VI
Mogelijkheid tot schuilen 0. Geen schuilmogelijkheid 1. Schuilmogelijkheid maar niet genoeg ruimte voor alle konijnen in het verblijf 2. Voldoende schuilmogelijkheid voor alle konijnen in het verblijf Mogelijkheid tot onttrekken 0. Geen schuilmogelijkheid 1. Schuilmogelijkheid met slechts één ingang of beperkte beschikbaarheid schuilplaats 2. Voldoende schuilmogelijkheid met zowel in,- en uitgang en zonder beperkte beschikbaarheid Groepshuisvesting 0. Solitaire huisvesting 1. Ten dele solitaire, ten dele groepshuisvesting 2. Enkel groepshuisvesting Graafmogelijkheid 0. Geen graafmogelijkheid 1. Graafmogelijkheid door stro en/of hooi en/of houtsnippers in het verblijf 2. Graafmogelijkheid door zand en/of aarde in het verblijf Predatoren bescherming 0. Predatoren kunnen konijnen bereiken 1. Predatoren in zicht van konijnen 2. Predatoren niet in zicht van konijnen en kunnen de konijnen niet bereiken Quarantaine 0. Geen bewijs voor quarantaine(beleid) 2. De nieuwe konijnen worden controleerbaar in quarantaine geplaatst + aantal weken waarover quarantaineperiode loopt
VII
Administratieve parameters Score Mortaliteit 0. Geen administratie aanwezig of sterftepercentage hoger dan 5% per jaar 1. Sterftepercentage tussen 1% en 5% per jaar 2. Sterftepercentage lager den 1% per jaar Vaccinatiebeleid 0. Geen bewijs voor vaccinatie(beleid) of onvoldoende vaccinatie (minder dan één keer per jaar VHD en twee keer per jaar Myxomatose) 1. De konijnen worden controleerbaar 2 maal jaarlijks gevaccineerd tegen Myxomatose en jaarlijks tegen VHD 2. De konijnen worden controleerbaar 2 maal jaarlijks gevaccineerd tegen Myxomatose en 2 maal jaarlijks tegen VHD Castratie 0. Geen (controleerbare) castratie van rammen en wel groepshuisvesting 1. Geen (controleerbare) castratie van rammen zonder groepshuisvesting 2. Alle rammen worden (controleerbaar) gecastreerd
VIII
Bijlage II: Lijst van geschikte groente en fruit Aardbei Ananas Andijvie Appel (zonder pitten) Artisjok (Jerusalem) Asperges Banaan Basilicum Bieten (bovenkant) Boerenkool Bonenkruid Bosbes Bosbes Braambes (bladeren, stam, fruit) Broccoli Cantaloupe meloen Courgette Dille Druiven (fijngestampt) Framboos (bladeren, stammen, fruit) Goudsbloem Groene paprika Honingmeloen (honeydew) Karwij Kers Kiwi Klaver Komkommer Koolbladstengel
Koriander Kruisbes Mango Marjolein Munt Paardenbloem (bladeren, stam, bloem) Paksoi Papaja (geen zaden) Peer Perzik Peterselie Radijs (bovenkant) Rucola sla Salie Sareptamosterd Selderie (kleine stukjes) Sering Silverbladstengel Sla (romeinse, rood, Snijbiet Spinazie Spruitjes Tomaat (alleen Fruit, groen zijn giftig) Venkel Watermeloen Weegbree Witlof Witte waterkers Wortel Zwarte bes
© 2000 Rabbit Advocates & © 2009 Stichting Konijnenbelangen
• •
Fruit mag alleen met mate gegeven worden, i.v.m. het hoge suikergehalte dat diarree kan veroorzaken Groente en fruit dienen langzaam over meerdere weken geïntroduceerd te worden
IX
Bijlage III: Bijdragers Inhoudelijk of redactioneel: •
Ingrid Ebbelink (St. KonijnenBelangen, www.konijnenbelangen.nl))
•
Drs. Marije de Jong (Van Hall Larenstein, Leeuwarden)
•
Drs. Sophie More-Franssen (Nederlands Normalisatie Instituut – NEN, Delft)
•
Drs. Saskia Ober LICG (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren, Barneveld)
•
Ir. Gwen van Overbeke (Nederlands Normalisatie Instituut – NEN, Delft)
•
Jacqueline Nas (Nas kunst&natuureducatie, Nuenen)
•
Marcel Reijnen (De Dierenbescherming, Den Haag)
•
Hans de Rijk, (Stadswerk Vakgroep Medewerkers Kinderboerderijen, www.stadswerk.nl/vmk)
•
Hans de Rijk, ( Gemeente Den Haag Stadsboerderijen, www.denhaag.nl/stadsboerderijen)
•
Ir. Femke Schepers (Departement Dierwetenschappen – Wageningen Universiteit&Research)
•
Dr. Nico J. Schoemaker (DVM, PhD, Dip. ECZM (small mammal & avian), Dipl. ABVPavian, European Veterinary Specialist in Zoological Medicine (small mammal,)Division of Zoological Medicine, Department of Clinical Sciences of Companion Animals, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University)
•
Stichting KinderBoerderijen Nederland (SKBN) (Geldermalsen www.kinderboerderijen.nl)
•
Drs. Mike van Strien (Dierenkliniek Nederlandplein, Eindhoven)
Foto’s, video’s en visueel ontwerp: •
Anna Bedaux (onafhankelijk vormgever)
•
Ingrid Collignon (De Konijnenwinkel)
•
Ingrid Ebbelink (St. KonijnenBelangen)
•
I.M. van der Laan (onafhankelijk fotografe)
•
Rick Luyks (onafhankelijk vormgever)
•
Drs. Stijn Peters (Veterinair Adviesbureau Bijzondere Dieren)
•
Marjon Rodijk (onafhankelijk fotografe)
•
Dr. Ing. Jorine Rommers en Dr.ir. Ingrid de Jonge (Livestock Research – WUR)
X