Energielasten stabiel Eindrapport Uitgevoerd in Opdracht van Agentschap NL Contactpersoon Dhr. A.J.A. Kock
Auteurs: Rik Janssen Joris Berben Hans Schneider
Rapportnummer: 100270/RJ/111660 BuildDesk Benelux B.V., Arnhem Arnhem, 24 februari 2011
i
COLOFON
BuildDesk Benelux B.V., Arnhem Postbus 694, 6800 AR Arnhem Gele Rijders Plein 11-2, Arnhem Telefoon: 026 - 3537272 Telefax: 026 - 3511713 E-mail:
[email protected] Internet: www.builddesk.nl
Projectnummer: 100270000 Projecttitel: Energielasten stabiel Opdrachtgever: Agentschap NL
Samenvatting In de sociale huursector zijn stijgende woonlasten een punt van grote zorg. Een belangrijk deel van de woonlasten bestaat uit de als maar groeiende (variabele) energiekosten, de kosten voor het gebruik van elektriciteit, gas en warmte. De afgelopen decennia zijn de energiekosten veel sterker gestegen dan de inflatie: gemiddeld met 7 tot 10% per jaar. Het is de verwachting dat deze trend niet zal afnemen, maar eerder zal verergeren. Bij alsmaar groeiende energieprijzen zullen steeds meer huurders in betalingsproblemen komen, met alle nare gevolgen van dien. Het doel van dit onderzoek is om het probleem van stijgende energieprijzen definitief op te lossen en de energielasten stabiel te houden. Grip op de energielasten is mogelijk door de benodigde hoeveelheid energie zelf op te wekken. Stijgende energieprijzen hebben in dat geval geen invloed meer op de energielasten. Per jaar zal een woning evenveel energie moeten produceren als benodigd is, hierdoor wordt de woning energieneutraal. De corporatie investeert in de woning om deze energieneutraal te maken. Doordat de woning energieneutraal wordt, dalen de energielasten voor de huurder naar nul. De energielasten die de huurder nu betaalt, gaan na het energieneutraal maken van de woning naar de woningcorporatie. Hierdoor blijven de energielasten voor de huurder stabiel en verdient de corporatie de investering terug. De eerste stap richting een energieneutrale woning is het terugdringen van de energiebehoefte. De energiebehoefte voor ruimteverwarming neemt af door het uitvoeren van isolerende werkzaamheden. Dit omvat het aanbrengen van dak-, (buiten)gevel- en vloerisolatie plus het aanbrengen van kierdichting en plaatsen van HR++ glas. Voor het terugdringen van het elektrisch verbruik zijn verschillende kleine mogelijkheden die bij elkaar opgeteld een flinke besparing kunnen opleveren. De tweede stap richting een energieneutrale woning is een slim installatieconcept. Een zonneboiler levert het warm tapwater. Daarnaast is een douche WTW toegepast. Het resterende deel van het warm tapwater (hoofdzakelijk in de winterperiode) wordt geleverd door een warmtepompboiler. Voor ruimteverwarming wordt gebruik gemaakt van een warmtepomp. De totale meerkosten voor de woningcorporatie voor het renoveren van de doorgerekende woning naar energieneutraal niveau bedragen zo’n € 82.140,-. Hier staan de vermeden energiekosten van € 77.640,- (kostenniveau 2010) tegenover. Deze vermeden energiekosten zijn ruim twee keer lager dan de energielasten die de huurder de komende 30 jaar zou betalen in het scenario ‘autonoom’ (€ 196.168,-). Het verschil tussen kosten en baten voor de corporatie is in het doorgerekende voorbeeld minder dan € 4.500,- over 30 jaar. Met andere woorden € 150,- per jaar! Naast ‘energieneutraliteit’ en dus stabiliteit in de woonlasten voor de huurder staan hier nog andere grote voordelen tegenover die in dit onderzoek niet zijn gekwantificeerd maar wel waarde vertegenwoordigen. Denk daarbij aan: Een relatieve vastgoedwaarde verbetering t.o.v. een woning waar niks aan gedaan wordt; Een verbetering van de verhuurmogelijkheden (minder leegstand); Exploitatieduurverlenging.
i
Naast deze indirecte financiële componenten zijn er nog meer redenen om de woning energieneutraal te maken: CO2-emissiereductie; Een verhoging van het comfort van de bewoners; De mogelijkheid om te koelen in de zomer; Maatschappelijke betrokkenheid; Groen imago van de corporatie; Verbetering van het binnenmilieu.
BuildDesk Benelux
ii
Inhoudsopgave Samenvatting .....................................................................................................................i Inhoudsopgave ................................................................................................................. iii 1 Inleiding .......................................................................................................................1 2 Aanpak.........................................................................................................................2 2.1
Aanleiding onderzoek energielasten stabiel....................................................................2
2.2
Energielasten stabiel toegelicht....................................................................................3
2.3
Overige uitgangspunten bij berekeningen......................................................................4
2.3.1
Gebruikte woning ..................................................................................................4
2.3.2
Beschouwde perioden ............................................................................................4
3 Methodiek bepaling kosten en opbrengsten........................................................................5 3.1
Kosten corporatie ......................................................................................................5
3.1.1
Aflossings- en onderhoudskosten.............................................................................5
3.1.2
Rentekosten .........................................................................................................6
3.1.3
Eenmalige kostenposten.........................................................................................6
3.2
Opbrengsten corporatie ..............................................................................................7
3.2.1
Energieprijzen ......................................................................................................7
3.2.2
Energieverbruiken .................................................................................................8
4 Uitwerking concepten energielasten stabiel ........................................................................9 4.1
Individuele energieneutrale woning ..............................................................................9
4.1.1
Concept ...............................................................................................................9
4.1.2
Kosten............................................................................................................... 10
4.1.2.1
Aflossings- en rentekosten ............................................................................... 10
4.1.2.2
Onderhoudskosten .......................................................................................... 11
4.1.2.3
Kosten corporatie............................................................................................ 11
4.1.2.4
Kosten huurder............................................................................................... 12
4.1.2.5
Verhouding kosten en opbrengsten corporatie ..................................................... 13
4.2
Energieneutraal woonblok ......................................................................................... 13
4.2.1
Concept ............................................................................................................. 13
4.2.2
Kosten............................................................................................................... 13
5 Conclusies en kanttekeningen ........................................................................................ 15 5.1
Conclusies .............................................................................................................. 15
5.2
Kanttekeningen ....................................................................................................... 15
6 Discussie .................................................................................................................... 18 6.1
Kansen en drempels voor corporaties ......................................................................... 18
6.2
Actoren .................................................................................................................. 19
6.3
Instrumentenmix..................................................................................................... 19
6.4
Aanbevelingen en vervolgstappen .............................................................................. 19
Bijlage 1: Scenario autonoom en 2 labelsprongen ................................................................. 22 Bijlage 2: Onderhoud en aflossing ...................................................................................... 23 Bijlage 3: Energetische kenmerken maatregelen ................................................................... 24 Bijlage 4: Overwegingen individuele woning ......................................................................... 25 Bijlage 5: Investeringskosten energiebesparende maatregelen............................................... 26 Bijlage 6: Overwegingen energieneutraal woonblok............................................................... 28 Bijlage 7: Trends in kosten en opbrengsten PV ..................................................................... 30
BuildDesk Benelux
iii
1
Inleiding In de sociale huursector zijn stijgende woonlasten een punt van grote zorg. Een belangrijk deel van de woonlasten bestaat uit de als maar groeiende (variabele) energiekosten, de kosten voor het gebruik van elektriciteit, gas en warmte. De afgelopen decennia zijn de energiekosten veel sterker gestegen dan de inflatie: gemiddeld met 7 tot 10% per jaar. Het is de verwachting dat deze trend niet zal afnemen, maar eerder zal verergeren. Bij alsmaar groeiende energieprijzen zullen steeds meer huurders in betalingsproblemen komen, met alle nare gevolgen van dien. In opdracht van Agentschap NL heeft BuildDesk twee concepten uitgewerkt die als doel hebben de energielasten voor de huurder niet harder te laten stijgen dan de inflatie. In de twee concepten zijn maatregelen genomen om een woning energieneutraal te maken. In dit onderzoek staat het berekenen van de kosten daarvan centraal. Naast deze kostenpost zijn er ook inkomsten voor de corporatie. De huurder betaalt de maandelijkse energiekosten voortaan aan de corporatie als compensatie voor het energieneutraal maken van de woning. Hoe dit precies vormgegeven moet worden, maakt geen onderdeel uit van deze opdracht. In de discussie doen we wel een aantal suggesties aan de hand. De kosten voor het energieneutraal maken enerzijds en de inkomsten door de maandelijkse bijdrage van de huurder anderzijds geven inzicht in de financiële haalbaarheid van het upgraden van een bestaande woning naar een energieneutrale woning. Het hoofddoel van deze opdracht is om een gevoel te krijgen voor de financiële haalbaarheid van het renoveren van een energetisch slechte woning tot een energieneutrale woning. Voor dit onderzoek zijn een aantal randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn in de tekst bij het betreffende onderdeel genoemd. Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 is de onderbouwing van de onderzoeksvraag te lezen. De gehanteerde methode om dit doel te behalen is beschreven in hoofdstuk 3. De uitwerking van de concepten zijn beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zijn de conclusies en kanttekeningen te lezen. Hoofdstuk 6 bevat enkele discussiepunten. De inhoud van het rapport is zo compact mogelijk gehouden. Een aantal overwegingen en gedetailleerdere informatie is bewust verplaatst naar de bijlagen. In de hoofdtekst wordt naar de betreffende bijlagen verwezen.
1
2
Aanpak
2.1
Aanleiding onderzoek energielasten stabiel De aanleiding voor dit onderzoek kan worden duidelijk gemaakt aan de hand van drie energielastenscenario’s voor woningen. In deze scenario’s zijn de totale energielasten voor de huurder bepaald vanaf heden tot over 30 jaar. De scenario’s zijn: 1.
Autonoom: geen enkele maatregel;
2.
Referentie: woning met 2 labelsprongen verbeteren;
3.
Energielasten stabiel: reële energielasten stijgen niet.
Energielasten per jaar € 16.000
Energielasten (per jaar)
€ 14.000 € 12.000 Autonoom
€ 10.000
2 labelsprongen Energielasten stabiel
€ 8.000 € 6.000 € 4.000 € 2.000
30
28
26
24
22
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
nu
€0
Jaren vanaf nu
Figuur 1: Energielasten per jaar voor de verschillende scenario’s
Deze berekening is uitgevoerd op een tussenwoning uit de jaren ’70 met een energielabel E. De keuze voor deze woning is een randvoorwaarde in dit onderzoek. Er is niet onderzocht of deze woning in deze hoedanigheid op grote schaal nog voorkomt in Nederland. De onderbouwing van de bedragen in Figuur 1 voor het autonome en referentie scenario zijn te lezen in Bijlage 1. Voor deze en alle andere financiële berekeningen in dit onderzoek is inflatie buiten beschouwing gelaten. Uit Figuur 1 blijkt dat de energielasten voor de huurder aanvankelijk dalen door de woning met twee labelstappen te verbeteren. Door stijgende energieprijzen van gas en elektriciteit zullen de totale energielasten voor de huurder in de toekomst echter weer toenemen. Ondanks de investering in energiebesparing zal de huurder na 30 jaar 3,5 keer zoveel kwijt zijn aan energiekosten als vóór uitvoering van de maatregelen. Door de woning energieneutraal te maken hebben de stijgende energieprijzen van gas en elektriciteit geen effect meer op de energielasten.
BuildDesk Benelux
2
In onderstaande Figuur 2 zijn de maandlasten van de drie scenario’s geprojecteerd samen met een gemiddelde netto huur van € 430,-. Hierin is te zien dat de maandelijkse energielasten van de scenario’s autonoom en 2 labelsprongen na respectievelijk 12 en 17 jaar even hoog zijn als de netto huur.
Energielasten per maand vs netto huur € 1.200
Woonlasten per maand
€ 1.000
energielasten autonoom
€ 800
energielasten 2 labelsprongen
€ 600 energielasten stabiel
€ 400 netto huur per maand
€ 200
30
28
26
24
22
20
18
16
14
12
8
10
6
4
2
nu
€0
Jaren vanaf nu
Figuur 2: Energielasten en netto huur per maand voor de verschillende scenario’s
2.2
Energielasten stabiel toegelicht Voor het scenario energielasten stabiel zijn twee concepten uitgewerkt: Concept 1: Individuele energieneutrale woning Concept 2: Energieneutraal woonblok Voor beide concepten geldt dat de woning op jaarbasis energieneutraal zijn. Energieneutraal in dit onderzoek is gedefinieerd als: “zorgen dat de woning per jaar net zoveel energie opwekt als dat nodig is om in de eigen behoefte te voorzien”. De praktijk zal uitwijzen dat woningen in de zomer meer energie produceren dan noodzakelijk voor direct gebruik. In de winter zal de woning te weinig energie opwekken. Het overschot in de zomer zal het tekort in de winter moeten compenseren. De vergoeding voor het leveren van elektriciteit aan het net per kWh is in de berekening gelijk gehouden aan de kosten voor afname daarvan. Het verschil tussen de twee concepten bestaat uit de opwekking van de energie. In concept één wordt de individuele woningen energieneutraal. De energieopwekking zal binnen de perceelsgrenzen plaats vinden. In concept twee wordt gekeken naar een collectieve voorziening voor ruimteverwarming.
BuildDesk Benelux
3
Een energieneutrale woning is een woning die netto op jaarbasis per energiedrager evenveel energie gebruikt als levert. De energiedragers in woningen zijn meestal gas en elektriciteit. Het produceren van gas binnen de kaders van de eigen woning valt buiten de scope van dit onderzoek. Dit houdt in dat de woningen uit dit onderzoek all-electric zijn en dus ook worden afgesloten van het gasnet. Consequentie is ook dat het koken elektrisch moet gebeuren. De eerste stap richting een energieneutrale woning is het terugdringen van de behoefte aan energie. De energiebehoefte voor ruimteverwarming neemt af door het toepassen van isolatie. Dit betekent het flink isoleren van de gevels, het dak, de vloer en het toepassen van isolerende beglazing. Voor het terugdringen van elektriciteit (verlichting, apparaten etc.) zijn verschillende mogelijkheden die bij elkaar opgeteld een flinke besparing kunnen opleveren. De tweede stap is het duurzaam invullen van de resterende energiebehoefte. Voor tapwater kan dit door het toepassen van een douche WTW en een zonneboiler. De resterende energiebehoefte voor ruimteverwarming en warm tapwater gebeurt met energiezuinige elektrische warmtepompen. De woning gebruikt zo alleen nog elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt duurzaam opgewekt met PV cellen.
2.3
Overige uitgangspunten bij berekeningen
2.3.1
Gebruikte woning Voor de berekeningen is gekozen voor een rijwoning uit de publicatie “Voorbeeldwoningen bestaande bouw 2007” van SenterNovem (Agentschap NL). Het gaat om het type tussenwoning, bouwperiode 1966-1975. De keuze voor deze woning is als randvoorwaarde opgelegd. De gebruikte woning heeft een gebruiksoppervlak van 106 m2. Kenmerkend voor deze woningen zijn de afwezigheid van isolatie (behalve een paar centimeter in het dak), dubbel glas op de begane grond, enkel glas op de verdieping, een VR combiketel en natuurlijke ventilatie. Als voorwaarde in dit onderzoek betreft het woningen die eigendom zijn van een woningcorporatie.
2.3.2
Beschouwde perioden Uitgangspunt in de financiële berekening is om een periode van 30 jaar te beschouwen. De bestaande woning wordt extreem verbeterd tot een energieneutrale woning. De woning is na deze upgrade qua comfort zeker vergelijkbaar met een woning van nieuwbouwkwaliteit. Een dergelijke ingrijpende renovatie heeft alleen zin als de levensduurverlenging van de woning groot is. Als levensduurverlenging zijn wij in dit onderzoek uitgegaan van 50 jaar (in de discussie in hoofdstuk 6 is een korte gevoeligheidsanalyse uitgevoerd als 30 jaar wordt aangehouden voor de levensduurverlenging). Niet alle maatregelen hebben een technische levensduur van 50 jaar. Voor maatregelen die een technische levensduur hebben die lager is dan 50 jaar, zal in de loop der tijd een herinvestering plaats moeten vinden. In de berekening is hiermee rekening gehouden.
BuildDesk Benelux
4
3
Methodiek bepaling kosten en opbrengsten Dit hoofdstuk beschrijft de methode om de totale investeringskosten voor het energieneutraal maken van de woning en de besparing op de energiekosten te berekenen.
3.1
Kosten corporatie Het uitgangspunt in dit onderzoek is dat de corporatie de kosten financiert met vreemd vermogen. De kosten voor de corporatie bestaan in dat geval uit de volgende posten: Aflossingskosten; Onderhoudskosten; Rentekosten; Eenmalige kostenposten.
3.1.1
Aflossings- en onderhoudskosten De insteek van de berekening is om het verschil in kosten voor de corporatie tussen de huidige situatie en de nieuwe situatie inzichtelijk te maken. Door deze aanpak is het niet noodzakelijk om de totale investerings- en onderhoudskosten te bepalen, maar alleen het verschil tussen de huidige en de toekomstige situatie. De uiteindelijke jaarlijkse kosten voor de corporatie zijn feitelijk de meerkosten t.o.v. de huidige situatie. De corporaties zullen deze meerkosten moeten optellen bij de huidige beheer- en onderhoudskosten. Voorbeeld: Het aanbrengen en onderhouden van dakisolatie. Een woningcorporatie pleegt nu onderhoud aan het dak. Een bedrag wordt hiervoor vrijgemaakt als onderhoud (volgens de MJOP1) noodzakelijk is. Voor het aanbrengen van dakisolatie worden alleen de kosten in rekening gebracht voor het aanbrengen van de isolatie. Deze meerinvestering t.o.v. de huidige situatie (normaal onderhoud aan het dak) is meegenomen in de berekening. Voor het onderhoud van het dak verandert feitelijk niets aan de situatie door het aanbrengen van isolatie. De kosten voor het onderhoud van het dak blijven hetzelfde. Het is dus niet noodzakelijk om de onderhoudskosten voor dakisolatie vast te stellen, aangezien er geen verschil zit tussen dit bedrag in de huidige (ongeïsoleerd dak) en de nieuwe situatie (geïsoleerd dak). Met dezelfde redenering als in dit voorbeeld is voor iedere maatregel vastgelegd hoe is omgegaan met de aflossingsen onderhoudskosten (Bijlage 2). De aflossingskosten per jaar zijn, uitgaande van een lineaire aflossingsvorm, gelijk aan de totale investering gedeeld door de technische levensduur (afschrijvingstermijn) van de maatregel. Voor iedere maatregel is deze berekening uitgevoerd. Voorbeeld: Het toepassen van dakisolatie kost € 2.709,- en kent een levensduur van 50 jaar. De aflossingskosten bedragen € 54,- per jaar. De meerkosten voor onderhoud voor deze maatregel zijn € 0,-.
1
MJOP = Meerjaren onderhoudsplanning
BuildDesk Benelux
5
3.1.2
Rentekosten Uitgangspunt in de berekening is dat de financiering wordt gedaan met vreemd vermogen op basis van een lineaire leningsvorm. Dit maakt het berekenen van rentekosten noodzakelijk. Per maatregel is het rentebedrag berekend. Factoren die invloed hebben op het rentebedrag zijn: Rentepercentage; Technische levensduur maatregel; Aflossing. Rentepercentage In de berekening is een rentepercentage aangehouden van 4,25%. Door garantstelling van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zijn corporaties in staat om tegen een gunstiger tarief geld te lenen. Verder is er een aantal banken die een groenfinancieringsregeling aanbieden. Globaal komt dit erop neer dat er een rentekorting van 1% wordt gegeven op een groenfinanciering. Echter door onduidelijkheid over het voortbestaan van de groenfinanciering is deze rentekorting niet in de berekening meegenomen. Technische levensduur Uitgangspunt is dat de woning na renovatie nog 50 jaar wordt doorgeëxploiteerd. Er zijn maatregelen waarvoor de (technische) levensduur kleiner is dan 50 jaar. Voor deze maatregelen is een herfinanciering noodzakelijk gedurende deze periode van 50 jaar. Voor het berekenen van de rentekosten is aangenomen dat er steeds opnieuw vreemd vermogen wordt aangetrokken als een maatregel aan het eind van zijn levensduur is gekomen. Aflossing In paragraaf 3.1.1 is beschreven dat er jaarlijks aflossingskosten worden betaald door de corporatie. Hierdoor zal het geleende bedrag afnemen. Door de afname van het geleende bedrag zullen ook de rentekosten jaarlijks dalen.
3.1.3
Eenmalige kostenposten Het totaalbedrag aan eenmalige kostenposten is opgenomen in de financiering en afgeschreven over de periode van exploitatieduurverlenging (50 jaar). Derving huurinkomsten Voor het uitvoeren van de werkzaamheden is aangenomen dat deze in 4 maanden uitgevoerd gaan worden. De corporatie mist dus 4 maanden huurinkomsten. De netto huur van een dergelijke tussenwoning is geschat op € 430,- per maand. Verder is voor de verhuizing van de huurder twee keer een vergoeding gerekend van € 2.500,-. Afsluitkosten gasnet De woningen worden losgekoppeld van het gasnet. Hieraan zijn kosten verbonden. Deze kosten zijn per 1 januari 2011 pas gereguleerd. Hoe hoog het maximum gedrag gaat worden, is nog niet bekend. De verwachting is dat dit bedrag lager zal liggen dan de kosten voor het verwijderen van een aansluiting op het elektriciteitsnet.
BuildDesk Benelux
6
Deze kosten zijn wel gereguleerd en liggen op € 500,-. Dit bedrag is ook aangehouden voor verwijdering van de aansluiting op het gasnet. De kosten voor het vastrecht van de gasaansluiting komen voor de huurder hiermee te vervallen. Elektrisch koken Aangenomen is dat de huurders van de woningen nu zullen koken op gas. Door het afsluiten van de woningen van het gasnet zullen de huurders over moeten stappen naar elektrisch koken. De aanschafkosten van € 400,- voor een elektrische kookplaat zijn meegenomen als een eenmalige kostenpost.
3.2
Opbrengsten corporatie Doordat de woning energieneutraal wordt, dalen de jaarlijkse energielasten naar nul. Deze ‘baten’ komen in de huidige situatie uit bij de huurder: hij of zijn houdt op jaarbasis een energierekening van nul euro over. De verhuurder maakt echter forse kosten om deze situatie te realiseren. Het is daarom niet meer dan billijk dat de huurder de verhuurder een vergoeding betaalt voor de ‘energieneutraliteit van de gehuurde woning’. We gaan er in deze studie van uit dat deze vergoeding per jaar overeen zou moeten komen met het bedrag dat nú (kostenniveau 2010) wordt uitgegeven aan energiekosten. Hoe deze ‘waardeoverdracht’ tussen verhuurder en huurder praktisch georganiseerd moet worden is nog de vraag. In de discussie doen we een aantal suggesties aan de hand.
3.2.1
Energieprijzen Voor de gas- en elektriciteitsprijzen is gebruik gemaakt van gegevens van het CBS (prijspeil 2010). Voor het vastrecht zijn de gemiddelde kosten in Nederland aangehouden. De gemiddelde jaarlijkse energieprijsstijging voor gas en elektriciteit is 8%, gemeten over de afgelopen 13 jaar (beschikbare periode CBS). Om de energielasten vergelijkbaar te maken met de overige kosten moet de energieprijsstijging ook gecorrigeerd worden met de inflatie. Het gemiddelde inflatie percentage van de afgelopen 10 jaar is 2,2% (CBS). De jaarlijkse reële energieprijsstijging wordt: 8% 2,2% = 5,8%. Voor de energielasten zijn de volgende eenheidsgetallen gebruikt (Tabel 1).
Eenheidsgetallen Prijs gas per m3 (excl. BTW) Vastrecht gas Prijs elektriciteit per kWh (excl. BTW) Vastrecht elektriciteit BTW Jaarlijkse stijging energieprijzen Inflatiepercentage Jaarlijkse reële stijging energieprijzen Tabel 1: Kengetallen energie (Bron: CBS)
BuildDesk Benelux
7
0,5732 180,31 0,2715 234,49 19% 8% 2,2% 5,8%
€ / m3 € / jaar € / kWh € / jaar
3.2.2
Energieverbruiken Het elektriciteitsverbruik is afkomstig uit het WoOn onderzoek 2006. Het betreft hier het totale gemiddelde gemeten verbruik van tussen- en hoekwoningen in de bouwperiode 1966-1975. Het gebouwgebonden energiegebruik is afzonderlijk bepaald door de voorbeeldwoning in te voeren in de Epact/W software. De Epact/W software is gecertificeerd om energielabels mee te berekenen. Met dit softwarepakket is een berekening te maken waaruit de gebouwgebonden energiebehoefte te berekenen is onder standaardcondities. Onder gebouwgebonden elektriciteitsgebruik vallen volgens deze methodiek energie voor ventilatie, pompen en verlichting. Het verschil tussen het totale elektriciteitsverbruik en het gebouwgebonden deel is het niet-gebouwgebonden deel dat gebruikt wordt voor apparaten (zie Tabel 2).
Elektriciteitsgebruik cijfers Verbruik elektra totaal (woon 2006) Waarvan gebouwgebonden Waarvan niet gebouwgebonden
3057 kWh / jaar 1034 kWh / jaar 2023 kWh / jaar
Tabel 2: Kengetallen elektriciteitsgebruik
BuildDesk Benelux
8
4
Uitwerking concepten energielasten stabiel In dit hoofdstuk worden de concepten verder uitgewerkt. Welke maatregelen worden toegepast en wat zijn de energetische consequenties. Voor het scenario ‘energielasten stabiel’ zijn twee concepten uitgewerkt: Concept 1: Individuele energieneutrale woning Concept 2: Energieneutraal woonblok
4.1
Individuele energieneutrale woning
4.1.1
Concept De eerste stap richting een energieneutrale woning is het terugdringen van de energiebehoefte. De energiebehoefte voor ruimteverwarming neemt af door het uitvoeren van isolerende werkzaamheden. Dit omvat het aanbrengen van dakisolatie, (buiten)gevelisolatie, vloerisolatie, paneelisolatie, kierdichting en plaatsing van HR++ glas. Voor het aanbrengen van isolatie is gekozen voor een isolatiedikte van ongeveer 16 cm. In Bijlage 3 zijn de exacte Rc-waarden terug te vinden. Het isoleren van de thermische schil is om meerdere redenen een logische eerste stap. Alle energie die je bespaart hoeft niet meer opgewekt te worden. Daarnaast is er geen extra onderhoud nodig aan een geïsoleerde schil. Een geïsoleerde schil blijft zijn werk doen gedurende de rest van de levensduur van de woning. Voor het terugdringen van het elektrisch verbruik zijn verschillende kleine mogelijkheden die bij elkaar opgeteld een flinke besparing kunnen opleveren. “Een gemiddeld huishouden heeft zeventien gloeilampen in huis. Als die vervangen worden door LED verlichting, dan levert dat een besparing van 315 kWh per jaar (uitgaande van een vervanging van een 40 Watt gloeilamp door een 6 Watt LED lamp en 550 branduren per jaar). Een huishouden is per jaar ongeveer 400 kWh kwijt aan stand-by verbruik”2. Door het leveren van stand-by killers aan de huurders gaat het stand-by verbruik naar 0 kWh. Een hot-fill aansluiting voor een wasmachine bespaart ongeveer 100 kWh per jaar3 (4 persoonshuishouden). Voorwaarde is wel dat de wasmachine dicht bij het voorraadvat met warm water staat. De totale besparing op gebruikersgerelateerd verbruik komt hiermee op ongeveer 800 kWh per jaar. De tweede stap richting een energieneutrale woning is een slim installatieconcept. Voor de individuele woning is voor ruimteverwarming een elektrische lucht-water warmtepomp toegepast. Het warm tapwater zal zoveel mogelijk door een zonneboiler geleverd worden. Daarnaast is er een douche WTW toegepast om de warmte uit het afval water terug te winnen. Hiermee is ongeveer twee derde van het energieverbruik duurzaam ingevuld. Voor het resterende deel (hoofdzakelijk in de winterperiode) dient een warmtepompboiler. De warmtepompboiler zal de warmte uit de ventilatielucht benutten om het warm tapwater na te verwarmen als de zonneboiler niet voldoende warmte kan leveren. 2
Bron: www.miliecentraal.nl
3
Bron: Passiefhuis berekeningsmethodiek (PHPP 2007)
BuildDesk Benelux
9
Het koude water komt de woning in en gaat direct naar de zonneboiler. Het water warmt hierdoor op. Het opgewarmde water gaat naar het voorraadvat waaraan de warmtepompboiler is gekoppeld. Mocht het water niet warm genoeg zijn, dan zal de warmtepompboiler het water verder op temperatuur brengen. Door al deze ingrepen is het huidige natuurlijke ventilatiesysteem zeer waarschijnlijk niet meer voldoende voor een goede luchtverversing. Er wordt nog een vraaggestuurd ventilatiesysteem aan de woning toegevoegd om er zeker van te zijn dat de luchtkwaliteit goed blijft (De overwegingen ten grondslag aan het gekozen maatregelpakket zijn terug te lezen in Bijlage 4). Door al deze maatregelen is het gasverbruik gedaald naar 0 m3. Het gebouwgebonden elektriciteitsverbruik is gestegen van 1.034 kWh naar 2.262 kWh per jaar. Het totale elektriciteitsverbruik komt hierdoor uit op 2.262 + 2.023 – 800 = 3.485 kWh per jaar. Deze hoeveelheid energie zal op een duurzame manier opgewekt moeten worden met PV. Met 1 m2 PV kan in Nederland ongeveer 134 kWh per jaar worden opgewekt4. Er is dus 26 m2 PV nodig om deze hoeveelheid elektriciteit op te wekken.
4.1.2
Kosten
4.1.2.1 Aflossings- en rentekosten In onderstaande Tabel 3 staan de aflossings- en rentekosten per maatregel. De investeringscijfers per eenheid staan verder toegelicht in de Bijlage 5. De aflossingskosten van de combiketel zijn in mindering gebracht op de aflossingskosten voor de warmtepomp. Op deze manier zijn alleen de extra kosten van de warmtepomp t.o.v. de combiketel in de berekening meegenomen.
Maatregel Dakisolatie Vloerisolatie Gevelisolatie buitenzijde Glasvervanging naar HR++ Douche WTW Vraaggestuurde ventilatie bouwkundig Ventilatiebox Warmtepomp Afgiftesysteem Warmtepompboiler (bouwkundig en installatietechnisch) Warmtepompboiler (technische vervanging) Zonneboiler (bouwkundig en installatietechnisch) Zonneboiler (technische vervanging) PV Reductie niet-gebouwgebonden elektra TOTAAL
Levensduur (jaar) 50 50 50 50 50 50 20 15 50 50 20 50 30 30 50
Combiketel
Investering totaal Aflossing per Rentekosten Rentekosten jaar totaal per jaar incl. BTW € 2.709 € 54 € 1.226 € 41 € 1.693 € 34 € 766 € 26 € 5.481 € 110 € 2.481 € 83 € 1.178 € 24 € 533 € 18 € 638 € 13 € 289 € 10 € 2.742 € 55 € 1.241 € 41 € 264 € 13 € 161 €5 € 6.355 € 424 € 4.321 € 144 € 5.529 € 111 € 2.502 € 83 € 2.038 € 41 € 923 € 31 € 2.460 € 123 € 1.503 € 50 € 3.036 € 61 € 1.374 € 46 € 3.044 € 101 € 2.005 € 67 € 11.901 € 397 € 7.840 € 261 € 1.075 € 22 € 487 € 16 € 50.142 € 1.580 € 27.652 € 922
15
Tabel 3: Aflossings- en rentekosten per maatregelen
4
http://www.solarmodules.nl/pi188/pd43.html
BuildDesk Benelux
10
€ 1.092
€ 73
€ 743
€ 25
Voor glas is een levensduur van 50 jaar aangehouden. Het glas zal in de komende 50 jaar wel een keer vervangen moeten worden. Dit is echter in de huidige situatie ook al het geval. Aangezien in dit onderzoek alleen de meerinvestering is opgenomen, valt het vervangen van het HR++ glas onder business as usual.
4.1.2.2 Onderhoudskosten De onderhoudskosten voor de verwarmingsketel zijn ongeveer gelijk aan die van een warmtepomp. In Tabel 4 staan de jaarlijkse onderhoudskosten per maatregel. Voor het aanbrengen van buitengevelisolatie geldt dat de buitengevel onderhouden moet worden (bijv. schilderwerk). Echter onderhoud aan een metselwerkgevel is ook noodzakelijk. Deze kosten zijn in het onderzoek tegen elkaar weggestreept. Er zijn dus geen extra onderhoudskosten noodzakelijk voor deze maatregel.
Maatregel Dakisolatie Vloerisolatie Gevelisolatie buitenzijde Glasvervanging naar HR++ Douche WTW Vraaggestuurde ventilatie bouwkundig Ventilatiebox Warmtepomp Afgiftesysteem Warmtepompboiler (bouwkundig en installatietechnisch) Warmtepompboiler (technische vervanging) Zonneboiler (bouwkundig en installatietechnisch) Zonneboiler (technische vervanging) PV Reductie niet-gebouwgebonden elektra TOTAAL
onderhoudskosten (euro / jaar) nvt nvt nvt nvt 0 0 50 100 0 0 50 0 25 50 0 275
Combiketel
100
Tabel 4: Onderhoudskosten maatregelen
4.1.2.3 Kosten corporatie De jaarlijkse kosten voor de corporatie zijn opgebouwd uit onderhoudskosten, aflossing over de uitgevoerde maatregelen, rentekosten en eenmalige kostenposten. In de onderstaande tabel zijn deze kostenposten per jaar weergeven.
Kosten woningcorporatie per jaar Onderhoudskosten Aflossing Rentekosten gemiddeld Eenmalige kostenposten Jaarlijkse kosten
Kosten € 175 € 1.508 € 897 € 158 € 2.738
Tabel 5: Jaarlijkse kosten individuele woning
BuildDesk Benelux
11
De totale kosten voor een periode van 30 jaar komen hiermee uit op € 82.140,- inclusief BTW. In de financiën van een woningcorporatie is dit project echter een onderdeel van de totale kasstromen. Om gevoel te krijgen voor de impact van dit maatregelenpakket op de totale kasstromen is de financiering op te bouwen uit vier hoofdcomponenten: 1.
Aanvangsinvestering vastgoed (bouwkundig en installatie);
2.
Aanvangsinvestering elektriciteitsopwekking (PV panelen);
3.
Herinvestering vastgoed (investeringen einde levensduur installaties);
4.
Herinvestering elektriciteitsopwekking (investering einde levensduur PV).
De aanvangsinvestering vastgoed bestaat uit de initiële investering noodzakelijk voor het uitvoeren van alle maatregelen met uitzondering van de investering in PV cellen. Voor een aantal maatregelen geldt dat er een eind komt aan de technische levensduur voordat het gebouw zelf is afgeschreven. Dit heeft betrekking op alle maatregelen genoemd in Tabel 3 met een levensduur korter dan 50 jaar. Dit zijn alleen installatietechnische componenten als warmtepomp, zonneboiler, ventilatiebox. Voor deze maatregelen geldt dat er een herinvestering plaats moet vinden. Als conservatief uitgangspunt is gerekend zonder een verbetering in rendement of daling van aanschafprijs tijdens het herinvesteringsmoment van de installatie componenten. Het genoemde bedrag is alleen een optelling van het totale investeringsbedrag van de te vervangen installatieonderdelen.
Aanvangsinvestering vastgoed Aanvangsinvestering energieopwekker Herinvestering vastgoed (door eind technische levensduur) Herinvestering energieopwekker (door eind technische levensduur)
Kosten (incl BTW) € 37.148 € 11.901 € 24.278 € 11.901
Tabel 6: Aanvangs- en herinvestering
Let op: De totalen uit Tabel 6 komen niet overeen met de totalen uit Tabel 5. De aanvangs- en herinvesteringen zijn bedragen die gefinancierd worden met vreemd vermogen. De kosten die dit met zich meebrengt zijn de kosten uit Tabel 5. In de investeringsbedragen zijn ook geen onderhoudskosten en eenmalige kostenposten opgenomen.
4.1.2.4 Kosten huurder Door het uitvoeren van het maatregelpakket zijn de enige kosten voor de huurder de jaarlijkse vastrechtkosten voor de aansluiting op het elektriciteitsnet. Het bedrag dat nu wordt uitgegeven aan energielasten min het vastrecht voor aansluiting op het elektriciteitsnet gaat in de vorm van een ‘bijdrage voor energieneutraliteit’ (EN-bijdrage) naar de woningcorporatie. De huidige energiekosten bedragen nu € 2.822,- per jaar. De vastrechtkosten voor de aansluiting op het elektriciteitsnet bedraagt € 234,-. Dit verschil van € 2.588,- gaat jaarlijks naar de woningcorporatie. Dit komt neer op € 77.640,- in 30 jaar. De EN-bijdrage van de huurder zijn de opbrengsten voor de corporatie.
BuildDesk Benelux
12
4.1.2.5 Verhouding kosten en opbrengsten corporatie De totale kosten komen voor de individuele woning uit op € 82.140,- in 30 jaar. De totale opbrengsten komen uit op € 77.640,-. De woningcorporatie komt over 30 jaar dus € 4.500,- te kort.
4.2
Energieneutraal woonblok
4.2.1
Concept Een tweede concept om te komen tot energieneutrale woningen is door een woonblok energieneutraal te maken door gebruik te maken van een collectieve installatie. Voor tapwater geldt dat het collectief opwekken van tapwater teveel verlies oplevert. Warm tapwater zal ook in dit concept geleverd worden door de zonneboiler en de warmtepompboiler. Het gaat hier dus enkel om de collectieve opwekking voor ruimteverwarming. Als bron zijn bodem en grondwater qua rendement de meest voor de hand liggende opties. In Bijlage 6 is een uitgebreide beschrijving van de aandachtspunten van een collectief verwarmingssysteem te lezen.
4.2.2
Kosten Het rendement (en daaruit voortvloeiend de kosten) van een collectief systeem voor ruimteverwarming is afhankelijk van een groot aantal factoren die op dit moment moeilijk in te schatten zijn: Het aantal woningen dat verwarmd moet worden. De opbrengst van de bron. Dit verschilt per situatie, afhankelijk van grondwaterdiepte, grondsoort etc. De rendementen kunnen tot een factor 3 verschillen! Naast het aanleggen van een bron is er ook een opstelruimte voor het collectieve systeem noodzakelijk. Om de warmte naar de woningen te krijgen zijn distributieleidingen nodig. De lengte van de distributieleidingen heeft een grote invloed op het totaalrendement. Een kostenkengetal voor een collectieve warmtepomp is lastig te geven. De kosten voor de warmtepomp van de individuele woningen bedragen € 9.986,- per woning. Er zijn situaties denkbaar waarin een collectief systeem voor ruimteverwarming voordeliger kan zijn dan een individueel systeem. Voorwaarden zijn dat de woningen dicht bij elkaar staan zodat de transportleidingen niet te lang worden. Voor warmtepompen met als bron grondwater is een goede watervoerende laag op geringe diepte voordeliger. Voor warmtepompen met als bron bodemwarmte levert een grondwatervoerende laag meer energie op per m1. Een andere mogelijkheid is een situatie waarin rijwoningen nu worden voorzien van ruimtewarmte door een collectieve verwarmingsketel. Een opstelruimte en transportleidingen zijn dan al aanwezig. Voor iedere situatie zal apart gekeken moeten worden naar de mogelijkheden en kosten van een collectieve installatie voor ruimteverwarming. Bij deze kostenafweging spelen ook de onderhoudskosten een belangrijke rol. Het onderhoud van 1 collectieve ketel is voordelig dan bijvoorbeeld 50 individuele ketels.
BuildDesk Benelux
13
Zolang het verschil tussen een collectief systeem en een individueel systeem niet meer bedraagt dan een paar duizend euro, zal de impact van het warmtepompsysteem op de totale kosten beperkt zijn. Het warmtepompsysteem is maar één onderdeel binnen de totale kosten. Dus een financiële berekening van deze variant is in het kader van dit onderzoek niet relevant.
BuildDesk Benelux
14
5
Conclusies en kanttekeningen
5.1
Conclusies Het hoofddoel van dit onderzoek is het vaststellen van de financiële basis voor een woning met stabiele energielasten. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat een energieneutrale woning met 30 jaar stabiele energielasten op het niveau van de huidige energierekening onder voorwaarden5 goed haalbaar is! De totale meerkosten voor de woningcorporatie voor het renoveren van de doorgerekende woning naar energieneutraal niveau bedragen zo’n € 82.140,-. Hier staan de vermeden energiekosten van € 77.640,- (kostenniveau 2010) tegenover. Deze vermeden energiekosten zijn ruim 2 keer lager dan de energielasten die de huurder de komende 30 jaar zou betalen in het scenario ‘autonoom’ (€ 196.168,-). Het verschil tussen kosten en baten voor de corporatie is in het doorgerekende voorbeeld minder dan € 4.500,- over 30 jaar. Met andere woorden € 150,- per jaar! Naast ‘energieneutraliteit’ en dus stabiliteit in de woonlasten voor de huurder staan hier nog andere grote voordelen tegenover die in dit onderzoek niet zijn gekwantificeerd maar wel waarde vertegenwoordigen. Denk daarbij aan: Een relatieve vastgoedwaarde verbetering t.o.v. een woning waar niks aan gedaan wordt; Een verbetering van de verhuurmogelijkheden (minder leegstand); Exploitatieduurverlenging. Naast deze indirecte financiële componenten zijn er nog meer redenen om de woning energieneutraal te maken: CO2-emissiereductie; Een verhoging van het comfort van de bewoners; De mogelijkheid om te koelen in de zomer; Maatschappelijke betrokkenheid; Groen imago van de corporatie; Verbetering van het binnenmilieu.
5.2
Kanttekeningen Hieronder staan een aantal factoren die de resultaten in dit onderzoek positief of negatief kunnen beïnvloeden. Oriëntatie woning In het beschouwde voorbeeld is gekeken naar een woning met een dakvlak om het zuiden. Qua elektriciteitsopbrengst is dat gunstig. Mocht de oriëntatie afwijken van het zuiden, dan zal de elektriciteitsopbrengst per m2 PV lager zijn.
5
Zie de kanttekeningen in paragraaf 5.2 en de gehanteerde uitgangspunten in de bijlagen.
BuildDesk Benelux
15
Per situatie zal het effect van de oriëntatie en de dakhelling op de elektriciteitsopbrengst berekend moeten worden. Afwijkingen resulteren in een groter benodigd oppervlak PV en hogere investeringskosten. Woningtype De beschouwde woning is een tussenwoning. Het energieverbruik van de hoekwoning ligt hoger dan het verbruik van de tussenwoning (circa 200 kWh). Het dakvlak van de voorbeeldwoning heeft een oppervlak van 30 m2. De zonneboiler heeft een oppervlak van 2,2 m2. De ruimte voor het leggen van PV is beperkt. De hoekwoning heeft circa 2 m2 PV meer nodig dan de tussenwoning. Voor de tussenwoning is 26 m2 nodig. Er is dus net iets te weinig ruimte op het dak van de hoekwoning om extra PV te plaatsen en ook de hoekwoning energieneutraal te maken. Terugleververgoeding elektriciteit In dit onderzoek is aangenomen dat de opbrengsten van 1 kWh elektriciteit bij teruglevering voor de huurder gelijk zijn aan de kosten van 1 afgenomen kWh. Dit uitgangspunt is redelijk als je het energieneutraal maken van een woning als pilot uit gaat voeren. Voor de lange termijn en het op grote schaal energieneutraal maken van woningen is deze aanname ons inziens echter niet reëel. Gebruikersgedrag Het verbruik zal ook in een energieneutrale woning voor een deel afhangen van het gedrag van de bewoner (aanwezigheid, verwarmen, ventileren, warmwatergebruik en aanwezigheid en gebruik van apparaten). In dit onderzoek wordt van een gemiddeld gebruiksgedrag uitgegaan, maar bijvoorbeeld ook van de aanname dat het volledige stand-by gebruik wordt weggenomen door stand-by killers. Dit vraagt om discipline van de huurder. Dit zal helder gecommuniceerd moeten worden. Bemetering woningen noodzakelijk In de berekeningen is uitgegaan van standaard gebruiksgedrag van de woning en bijbehorende energiegebruiken. In de praktijk zullen sommige bewoners echter toch meer energie gebruiken dan berekend en anderen minder. Wanneer het gewone leveringscontract met de stroomleverancier in stand blijft, betekent dit dus dat er weliswaar gemiddeld over alle energieneutrale woningen (en over meerdere jaren) géén netto afname van stroom is, maar dat individuele ‘meergebruikers’ toch moeten bijbetalen voor hun (netto) energieafname en individuele ‘mindergebruikers’ geld terugkrijgen voor hun (netto) energielevering. Bemetering en individuele afrekening van stroomverbruik blijft om die reden noodzakelijk. Treasury corporatie De financiële huishouding van iedere corporatie (treasury) verschilt nogal. In dit onderzoek is een lineaire leningsvorm aangehouden met een vast rentepercentage. Daarnaast wordt de investering volledig gefinancierd door het aantrekken van vreemd vermogen. Het inrichten van de financiering heeft grote invloed op de totale kosten. Door aantrekkelijkere leenvormen of rentepercentages kunnen de jaarlijkse kosten gunstiger uitvallen.
BuildDesk Benelux
16
Kosten en elektriciteitsopbrengst PV panelen Een groot deel van de totale kosten wordt veroorzaakt door de aanschaf van PVpanelen. De verwachting is dat de prijzen voor PV-panelen de komende jaren verder gaan dalen en dat de elektrische opbrengst per m2 paneel verder zal toenemen. Hierdoor is het goed mogelijk dat over een aantal jaar het doorgerekende maatregelpakket kostendekkend kan worden uitgevoerd (zie Bijlage 7 voor een uitgebreidere beschrijving van de ontwikkelingen op PV gebied). PV pakketten De kosten voor PV is in dit onderzoek bepaald door marktprijzen te vergelijken. Veelal worden PV in complete pakketten aangeboden met een vaste samenstelling. Het oppervlakte van de PV-cellen en het aantal omvormers is afhankelijk van het gekozen pakket. Niet iedere combinatie is hierdoor mogelijk. Het bijkopen van bijvoorbeeld 1 m2 PV is hierdoor lastiger. Hier is in dit onderzoek geen rekening mee gehouden. Gevoeligheidanalyse In dit rapport is uitgegaan van een levensduurverlenging van 50 jaar. Er is ook een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor een levensduurverlenging van 30 jaar. Het totaalverschil tussen opbrengsten en kosten komt bij een levensduurverlenging van 30 jaar uit op € 20.340,- tegenover € 4.500,- voor een levensduurverlenging van 50 jaar.
BuildDesk Benelux
17
6
Discussie Een belangrijke conclusie van deze studie is dat het ‘gat’ tussen kosten en baten voor het onderzochte woningtype erg (haast verwaarloosbaar) klein is. Daar komt bij dat de maatschappelijke baten (wat betreft macro-economie, CO2-emissies, energieonafhankelijkheid) potentieel erg groot zijn. Om die reden verdiend het aanbeveling te onderzoeken hoe energiekostenneutrale woningen grootschalig gerealiseerd kunnen worden. Een diepgaand onderzoek in deze is géén onderdeel van deze opdracht, maar hieronder zetten we wel de eerste verkennende stappen. In paragraaf 6.1. schetsen we de kansen en risico’s voor corporaties die energielasten neutrale woningen zouden willen realiseren. In paragraaf 6.2. stippen we aan welke andere actoren een rol spelen bij deze ambitie en in paragraaf 6.3. geven we aan hoe overheidsbeleid zou kunnen bijdragen. Paragraaf 6.4 ten slotte bevat enkele aanbevelingen en suggesties voor vervolgstappen.
6.1
Kansen en drempels voor corporaties Kansen voor corporaties Energie(lasten)neutrale woningen: voorkomen (toekomstige) onbetaalbare woningen, betalingsproblemen, incassokosten en huisuitzettingen; vertegenwoordigen naar verwachting een (veel) hogere restwaarde dan traditionele woningen; zijn naar verwachting aantrekkelijker voor huurders en daardoor makkelijker verhuurbaar; dragen bij aan de energie- en klimaatdoelstellingen uit het “antwoord aan de samenleving” en uit het “Convenant energiebesparing corporatiesector” en meer in het algemeen aan de invulling van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van corporaties; dragen bij aan een positief imago van de corporatie. Knelpunten voor corporaties Energie(lasten)neutrale woningen: vragen een forse extra investering waarvoor financiering gevonden moet worden; vragen om een goede communicatie richting huurders; vragen om extra bouwkundige, bouwfysische en installatietechnische kwaliteit en expertise, zowel in ontwerp als in uitvoering, onderhoud en gebruik; moeten ook organisatorische en in de contractuele relatie met de huurder netjes worden ingepast – zowel in het geval van een ‘energieneutraliteitsvergoeding’ die de corporatie zelf bij de huurder in rekening brengt als in het geval van de inzet van een ESCO (energiedienstenverlener); zullen in overeenstemming met of in uitzondering op bestaande wet- en regelgeving (WWS, huurwet) gerealiseerd moeten worden.
BuildDesk Benelux
18
6.2
Actoren Naaste de corporatie zelf spelen diverse andere partijen een belangrijke rol bij het realiseren van energielastenneutrale sociale huurwoningen. De huurders zullen akkoord moeten gaan met de ingreep, het concept als geheel en de contractuele condities (m.n. de ‘energieneutraliteitsvergoeding’). Interne partijen binnen de corporatie zijn doorgaans erg belangrijk. Het concept zal immers ook ‘intern’ verkocht moeten worden - aan het bestuur, treasury en aan verhuur- en technische mensen. De ontwerpers en uitvoerders. Energieneutraal bouwen vergt innovatieve oplossingen en hoge kwaliteit van uitvoering. Niet altijd zullen vertrouwde huisleveranciers dat niveau kunnen leveren. Financiers. Banken en WSW zullen voldoende vertrouwen moeten hebben in het concept om aantrekkelijke financiering en garanties te bieden. Het energienetwerkbedrijf zal het gas moeten afsluiten en in mogelijk de elektrische aansluiting moeten verzwaren. Ook het aanbrengen van een slimme meter of een ‘smart grid’ kan in sommige ontwerpvarianten zinvol of nodig zijn.
6.3
Instrumentenmix De overheid kan ons inziens op een aantal manier actief bijdragen aan het sneller realiseren van Energieneutrale woningen in de sociale verhuursector: Door het faciliteren van pilotprojecten en kennisuitwisseling rond energie(kosten)neutrale huurwoningen; Door het wettelijke vastleggen van een prijsgarantie voor teruggeleverde kWh, c.q. het verlenen van voorrang voor invoering van duurzame opgewekte elektriciteit in het openbare net; Het versterken van zachte leningen voor de financiering van energieneutrale renovatie, bijvoorbeeld in de vorm van groene financiering; Het (laten) uitvoeren van vervolgonderzoek (zie hieronder); Aanpassing wet en regelgeving (WWS, huurwet).
6.4
Aanbevelingen en vervolgstappen Gezien de in deze studie gesignaleerde financiële haalbaarheid en de potentiële maatschappelijk baten verdient het, ons inziens, aanbeveling om de mogelijkheid van grootschalige realisatie van woningen met stabiele energielasten verder te onderzoeken. Wij denken hierbij aan onderstaande vervolgstappen: 1.
Uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse en/of risicoanalyse. Wat is de invloed van omgevingsfactoren en diverse onzekerheden in de in dit onderzoek gemaakte berekeningen? Denk aan de invloed van renteschommelingen, energieprijzen, kosten en rendementen van maatregelen, etc.
BuildDesk Benelux
19
2.
Hoe kan energieneutraliteit georganiseerd worden? (relatie met (sociale) huurwetgeving en WWS, rol voor ESCO’s?, inpassing in bedrijfsvoering corporaties)
3.
Uitvoeren van een maatschappelijke kosten-baten-analyse. Wat gebeurt er bij grootschalige doorvoering van energieneutrale woningen? Bij stijgende energieprijzen zijn de maatschappelijk financiële baten over 30 jaar of meer gigantisch. Maar ook de groei in vastgoedwaarde, de vermeden CO2-emissies, comfort en gezondheidsbaten en werkgelegenheid vertegenwoordigen potentieel grote baten. Als input voor politiek en beleid verdient dit verdere analyse en onderbouwing.
4.
Uitvoeren van een potentieelstudie. Wat is de potentie van energielasten neutrale woningen in Nederland? Hoeveel woningen komen in aanmerking? In welke tempo is energieneutraliteit te realiseren? Hoeveel kapitaal en menskracht vergt dat?
5.
Onderzoek naar draagvlak en acceptatie: Hoe groot is het draagvlak bij stakeholders en de (toekomstige) acceptatie van huurders voor energieneutraalconcepten? Door bijvoorbeeld een woonlastengarantie.
6.
Uitvoeren van enkele experimenten of pilotprojecten waarin alle aspecten (organisatie, financiering, techniek, draagvlak, bewonersgedrag) grondig voorbereid en geëvalueerd worden.
Naast de beschreven actoren zijn de volgende partijen zijdelings betrokken en/of als hulptroepen in te zetten: Met het energieleveringbedrijf zullen wellicht afspraken gemaakt moeten worden over een goede terugleververgoeding (ook wanneer klanten jaarlijks netto geen energie afnemen). Afspraken op collectief niveau door de woningcorporatie behoort ook tot de mogelijkheden. De gemeente kan de ambitie voor energie(kosten)neutraliteit (c.q. een integrale woonlastenbenadering) meenemen in de prestatieafspraken. Daarnaast kan de gemeenten participeren in pilotprojecten. De Woonbond en/of het Nibud kunnen in pilotprojecten wellicht oplossingen leveren die de belangen van de huurders veilig stellen. Het Rijk / Agentschap NL kunnen bijdragen door wet- en regelgeving aan te passen en door het faciliteren van pilotprojecten en kennisuitwisseling. SEV zou experimenten met energiestabiele woningen kunnen faciliteren. Aedes als koepelorganisatie in het informeren van corporaties.
BuildDesk Benelux
20
Bijlagen
BuildDesk Benelux
21
Bijlage 1: Scenario autonoom en 2 labelsprongen Scenario autonoom In dit scenario is geen enkele maatregel genomen. Het gasverbruik is bepaald door de voorbeeldwoning in te voeren in de Epact/W software (software voor berekeningen volgens de EPA methodiek).
Huidig verbruik Gas Elektra 2081 3057
Energieverbruik Scenario autonoom
Nieuw verbruik Gas Elektra 2081 3057
Tabel 7: Energiegebruik scenario autonoom
Door de stijging van de energielasten gaan de huurders steeds meer betalen voor de energielasten. Jaarlijks stijgen de energielasten netto met 5,8%. Gevolg is dat huurders over 30 jaar bijna vijf keer zoveel kwijt zijn aan energie.
Lasten huurder Scenario autonoom
Energielasten nu Gas Elektra € 1.600 € 1.222
Energielasten over 30 jaar Gas Elektra € 7.884 € 5.594
Tabel 8: Energielasten scenario autonoom
Scenario verbetering 2 energielabels De huidige woning heeft een Energie Index (EI) van 2,19. Hierdoor heeft deze woning een E label. In dit scenario worden maatregelen genomen om de woning naar een C label te krijgen. Hiervoor wordt zo dicht mogelijk aangesloten bij het onderhoudsbeleid van de corporatie. De volgende maatregelen zijn toegepast om tot een C label te komen: Vervangen van de VR combiketel door een HR107 combiketel; Enkel glas vervangen door HR++ glas; Spouwisolatie. Het isoleren van de spouw is als derde maatregelen gekozen omdat deze maatregel de kortste terugverdientijd heeft. Het gasverbruik daalt met deze drie genoemde maatregelen met ruim 800 m3. Het elektriciteitsverbruik neemt af met ruim 100 kWh door de ketelvervanging (zuinigere cv pomp).
Huidig verbruik Gas Elektra 2081 3057
Energieverbruik 2 labelsprongen
Nieuw verbruik Gas Elektra 1256 2947
Tabel 9: Energiegebruik scenario verbetering 2 energielabels
De energielasten dalen na het uitvoeren van de maatregelen van € 2.822,- naar € 2.223,- op jaarbasis. Ondanks de verbetering van twee energielabels zullen huurders over 30 jaar nog steeds 3,5 keer zoveel kwijt zijn aan energie als nu.
Lasten huurder 2 labelsprongen
Energielasten nu Gas Elektra € 1.037 € 1.186
Tabel 10: Energielasten scenario verbetering 2 energielabels
BuildDesk Benelux
22
Energielasten over 30 jaar Gas Elektra € 4.830 € 5.401
Bijlage 2: Onderhoud en aflossing In onderstaande tabel is te zien hoe is omgegaan met de onderhoudskosten en de aflossingskosten van de verschillende maatregelen. De maatregelen zijn onderverdeeld in drie groepen: Maatregelen zonder (extra) onderhoudskosten; Maatregelen met een component(en) die een technische levensduur kent en extra onderhoudskosten met zich meebrengt; Installaties ter vervanging van bestaande installaties met andere onderhoudskosten.
Maatregel
Onderhoud en aflossing aflossing over restlevensduur woning, geen extra
Dakisolatie
onderhoudskosten aflossing over restlevensduur woning, geen extra
Vloerisolatie
onderhoudskosten aflossing over restlevensduur woning, geen extra
Gevelisolatie buitenzijde
onderhoudskosten aflossing gelijk aan huidige situatie, geen extra
Glasvervanging
onderhoudskosten aflossing over restlevensduur woning, geen
Douche WTW
onderhoudskosten voor deze maatregel
Maatregel
Onderhoud en aflossing Extra maatregel: technische aflossing deel investering, rest aflossing over restlevensduur. Onderhoudskosten
Vraaggestuurde ventilatie
doorberekenen. Extra maatregel: technische aflossing deel investering, rest aflossing over restlevensduur. Onderhoudskosten
Zonneboiler
doorberekenen. Extra maatregel: technische aflossing deel investering, rest aflossing over restlevensduur. Onderhoudskosten
Warmtepompboiler
doorberekenen. Extra maatregel: technische aflossing deel investering, rest aflossing over restlevensduur. Onderhoudskosten
Photovoltaische cellen (PV)
doorberekenen.
Maatregel
Onderhoud en aflossing
Ketelvervanging
Aflossing en onderhoud op de bestaande ketel
Warmtepompen (individueel en
Aflossing van warmtepomp is anders dan oude ketel,
collectief)
onderhoudskosten zijn gelijk
BuildDesk Benelux
23
Bijlage 3: Energetische kenmerken maatregelen In de EPA methodiek wordt veelvuldig gerekend met defaultwaarden. Dit is ook het geval voor de warmtegeleidingcoëfficiënt (Lambda-waarde) van isolatie. In dit project is uitgegaan van een beter isolatiemateriaal (PUR). Deze materialen hebben een lagere en dus betere warmtegeleidingcoëfficiënt. Voor het gebruik van deze betere isolatiematerialen is binnen de EPA methodiek een verbeterde Rc-waarde vastgesteld. Dit zijn de gehanteerde waarden in dit onderzoek. Voor de isolatiewerkzaamheden is een materiaaldikte gebruikt van 16 cm. In de berekeningen is gerekend met de volgende Rc-waarden: Dakisolatie:
Rc = 4,79 (m2.K/W)
Gevelisolatie: Rc Buitengevel = 4,93 (m2.K/W) Vloerisolatie: Rc = 4,72 (m2.K/W)
BuildDesk Benelux
24
Bijlage 4: Overwegingen individuele woning Elektrische lucht-water warmtepomp Ondanks dat de COP waarde (Coëfficiënt Of Performance) van een lucht-water warmtepomp iets lager is dan een grond-water of water-water warmtepomp is dit vanuit financieel oogpunt (verhouding investering en opbrengst) zeker de beste keuze voor een individuele rijwoning. De COP waarde geeft aan hoeveel eenheden energie er in totaal uit 1 eenheid elektriciteit gehaald wordt. Bijvoorbeeld: Een luchtwarmtepomp heeft een COP van 3. Dit betekend dat voor iedere eenheid elektriciteit er drie eenheden warmte gemaakt kunnen worden. Oftewel een rendement van 300%! De buitenlucht zal middels een buitenunit opstelling als bron fungeren voor ruimteverwarming. Warmtepompboiler De warmte uit de ventilatielucht is op meerdere manieren te benutten. Via een warmtepompboiler kan de warmte gebruikt worden voor de verwarming van het tapwater. Een andere mogelijk is het terugwinnen van warmte voor ruimteverwarming via een balansventilatiesysteem. In dit onderzoek is gekozen voor het eerste. Dit heeft twee belangrijke redenen. Ten eerste is de vraag naar ruimteverwarming al behoorlijk laag en wordt de warmte opgewekt met een warmtepomp met een hoge COP waarde (rond de 3). Dit houdt in dat er voor iedere eenheid bespaarde energie voor ruimteverwarming maar een derde eenheid aan elektriciteit bespaard wordt. De volledige besparing van het balansventilatiesysteem resulteert feitelijk maar in 1/3 energiebesparing (door de COP waarde van de warmtepomp). Daarnaast zijn de alternatieven om het deel dat de zonneboiler niet kan opwekken aanzienlijk minder interessant. Een overgedimensioneerde zonneboiler kost behoorlijk meer geld en ruimte (groter opslagvat) waarbij de vraag is of überhaupt wel 100% van de tapwaterbehoefte gedekt kan worden door een zonneboiler. Het alternatief om het resterend deel van de tapwatervraag elektrisch te verwarmen kost zeer veel elektriciteit waardoor weer extra moet investeringen in PV nodig zijn. Door deze factoren is de keuze voor een warmtepompboiler de beste optie. Tapwater in woningen In opdracht van Agentschap NL bereidt BuildDesk een rapport voor over tapwatergebruik in de Nederlandse woningbouw. Om de keuzes in ons installatieconcept te onderbouwen zijn enkele aanbevelingen uit het rapport in het resulterende rapport overgenomen. De belangrijkste bevindingen en conclusies uit dit onderzoek zijn: Het aandeel van warm tapwater in de Nederlandse woningbouw neemt steeds verder toe. Met een combi-warmtepomp of warmtepompboiler kan met een relatief hoog rendement (vooral de warmtepompboiler) tapwater worden verwarmd. Dit zijn echter ook apparaten die een ander geluid (trillingen) produceren dan bijvoorbeeld combi-ketels of elektrische boilers. Het is verstandig om hier rekening mee te houden met het plaatsen van de warmtepomp(boiler). Hierbij moet zowel rekening worden gehouden met plaats (niet tegen een wand van een slaap- of woonkamer) en de mate waarin de ruimte waarin het apparaat geplaatst wordt geïsoleerd is (geen dunne, ongeïsoleerde wanden). Collectief warm tapwater resulteert in grote (leiding)verliezen met een laag systeemrendement als gevolg. Energetisch gezien is een individuele oplossing voor tapwater dan ook niet gewenst, maar noodzakelijk. Beperk energieverliezen door leidinglengte tussen opwekker/opslag en tappunt zo klein mogelijk te houden.
BuildDesk Benelux
25
Bijlage 5: Investeringskosten energiebesparende maatregelen Als basis voor de investeringskosten dient de “Actualisatie investeringskosten maatregelen EPAmaatwerkadvies bestaande woningbouw 2010”. In dit kostenonderzoek is onderscheid gemaakt tussen meer- en investeringskosten. In de berekening is uitgegaan van de meerinvesteringskosten voor eengezinswoningen. Het bovengenoemde kostenonderzoek maakt verder onderscheid in kosten op basis van enkele eenheden (losse particuliere woning) en woning op projectmatige basis (bijvoorbeeld woningcorporatie). De gehanteerde kostenkengetallen in dit rapport hebben betrekking op de woningen die gerenoveerd worden op projectmatige basis. De meerinvesteringskosten bestaan uit de extra kosten die gemaakt moeten worden. Bijvoorbeeld voor dakisolatie is dat het aanbrengen en leveren van de isolatie. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar de extra kosten die een corporatie moet maken voor het uitvoeren van de maatregelen. In dit geval zijn dat dus alleen de kosten voor het aanbrengen en leveren van het isolatiemateriaal. Het verwijderen en terugplaatsen van de dakpannen, panlatten e.d. zijn al opgenomen in het reguliere onderhoud. De uiteindelijke kosten staan in onderstaande Tabel 11. Maatregelen Dakisolatie Vloerisolatie Gevelisolatie buitenzijde Glasvervanging Douche WTW Vraaggestuurde ventilatie Warmtepomp lucht individueel Warmtepompboiler Zonneboiler PV Reductie niet-gebouwgebonden elektra
Investering € 124 € 34 € 148 € 140 € 563 € 2.652 € 11.562 € 4.455 € 5.364
Meerinvestering € 38 € 31 € 114 € 45 € 536 € 2.526 € 9.986 € 3.780 € 5.109 € 385 € 1.075
€ 2.539
€ 918
Combiketel
Aantal 60 46 40 22 1 1 1 1 1 26,0 1 1
Eenheid m2 m2 m2 m2 stuk stuk stuk stuk stuk m2 woning stuk
Tabel 11: kosten kengetallen
Op sommige punten is van de berekende kosten afgeweken. Zo is voor de isolatiewerkzaamheden gerekend met een extra dikte. In het kostenonderzoek is veelal gerekend met een dikte van 10cm. In dit rapport is gerekend met een dikte van 16cm. De kosten van isolatiemateriaal uit het kostenonderzoek is met 60% verhoogd. De kosten voor de individuele luchtwarmtepomp is verlaagd van € 8.289,- naar € 5.028,-. Dit betreft enkel de bruto kosten van de warmtepomp. Daarnaast is gekozen om de huidige radiatoren niet te vervangen. In het kostenonderzoek was hiervoor in totaal € 1.794,- opgenomen. De kosten voor PV zijn de afgelopen jaren sterk gedaald. Om in de berekening uit te gaan van zo actueel mogelijke kosten is op internet gezocht naar een reële marktprijs. In dit rapport is gekozen voor een compleet pakket van solarmodules6. De kosten voor het materiaal (panelen, omvormer, bekabeling etc.) bedragen € 9.786,- (incl. BTW) voor een installatie met een vermogen van 3.525 Wp.
6
http://www.solarmodules.nl/pi188/pd43.html
BuildDesk Benelux
26
Na telefonisch contact met de leverancier is voor de complete installatie een bedrag aangehouden van € 1.200,- (incl. BTW). Het pakket bestaat uit 15 panelen van in totaal 24,1 m2. Dit komt neer op een vierkante meter prijs van € 384,66 excl. BTW. Dit bedrag is in de berekening opgenomen. De kosten voor de combiketel zijn opgenomen om het verschil tussen het vervangen van de bestaande ketel door een warmtepomp her te berekenen. De vervanging van de huidige ketel door een HR107 combiketel is afgetrokken van de investering naar de warmtepomp. Voor de maatregel reductie elektra is uitgegaan van het leveren van 17 LED lampen à € 25,- per stuk. Het leveren van vier standby-killers ter waarde van € 50,- en het aanleggen van een hot-fill aansluiting voor de wasmachine (kosten € 600,-). De totale kosten voor deze maatregel komen hiermee uit op € 1.075,-.
BuildDesk Benelux
27
Bijlage 6: Overwegingen energieneutraal woonblok Voor het collectief opwekken van warmte voor ruimteverwarming zijn verschillende mogelijkheden. Globaal zijn er drie bronnen die in aanmerking komen binnen de kaders van dit onderzoek: Lucht; Bodem; Grondwater. Andere bronnen als oppervlaktewater of industriële restwarmte zijn mogelijk, maar meestal niet op grote schaal voorradig. Deze bronnen zijn buiten beschouwing gelaten. Hieronder volgen een aantal vuistregels voor het toepassen van een collectief warmtepompsysteem voor ruimteverwarming7: Ventilatielucht is zeer geschikt voor een warmtepompboiler maar onvoldoende voor ruimteverwarming. Buitenlucht heeft als voordeel dat de warmte relatief goedkoop kan worden benut maar heeft als nadeel dat de temperatuur laag is, juist als er een grotere warmtebehoefte ontstaat. Buitenlucht is met name voor individuele systemen het overwegen waard. Warmte- / koude opslag in een aquifer heeft als nadeel dat het te duur is voor een individuele woning. Het voordeel is dat deze optie bij opschaling, vanaf circa 50 woningen, economisch wel interessant wordt. Voor een aquifer hoeft immers maar eenmaal geboord te worden, onafhankelijk van het aantal verbonden woningen. Bovendien kunnen woningen bij deze optie zonder meerkosten of extra energiegebruik eveneens gekoeld worden. Op basis van de hierboven genoemde vuistregels zijn er nog twee systemen over die mogelijk interessant kunnen zijn, dit is een collectieve warmtepomp met als bron: verticale bodemwarmtewisselaars (VBWW) of grondwater. In Tabel 12 staan een aantal vuistregels voor beide systemen. De kosten voor het collectieve systeem zijn mede afhankelijk van het distributienetwerk van de warmte (en koude). In dit onderzoek is gekeken naar eengezinswoningen. Het aanleggen van een distributienetwerk voor eengezinswoningen is over het algemeen duurder dan voor meergezinswoningen. Globaal kunnen de kosten voor de twee beschouwde collectief warmtepompsysteem worden opgedeeld in drie ongeveer gelijkwaardige posten, namelijk de warmtepomp, de bron en het distributienetwerk.
7
http://www.senternovem.nl/duurzameenergie/DE-
technieken/Warmtepomp_en_warmte_koude_opslag/Index.asp
BuildDesk Benelux
28
Tabel 12: Vuistregels VBWW en grondwater8
Warmtepomp met als bron bodemwarmte De kosten van een dergelijk systeem zijn sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid. Iedere m1 bodemslang levert een bepaalde potentiële warmteopbrengst op. Deze opbrengsten kunnen afhankelijk van het bodemtype tot een factor 3 van elkaar verschillen (Tabel 13)9. De kosten voor het aanleggen van de bron zijn in geval van bodemwarmte ongeveer rechtlijnig met het aantal woningen. Dit betekent dat de kosten voor het aanleggen van de bron ook drie keer zo hoog worden. Speciaal aandachtspunt bij een bodembron is het regenereren van de bodem in de zomersituatie om afkoeling van de bodem in de loop der jaren te voorkomen. Hiervoor is de overproductie van warmte van de zonneboiler in de zomersituatie te benutten.
Tabel 13: Onttrekkingsvermogen bodemtypen
Warmtepomp met als bron grondwater In (slechts) ¾ van de gevallen is in Nederland een goede watervoerende laag aanwezig voor het aanleggen van een grondwaterbron10.Bij een grondwatersysteem zijn er altijd minimaal twee bronnen aanwezig. Een warme en een koude bron. In de zomersituatie wordt er koude uit de bodem door de woningen geleid en gaat de warmte de bodem in. In de winter wordt deze warmte uit de bodem gehaald om de woningen op te warmen en gaat de koude weer de bodem in. Hierdoor blijft de temperatuur in de bodem in balans. Zoals uit de vuistregels is af te leiden zijn de kosten voor het aanleggen van een grondwaterbron pas rendabel bij circa 50 woningen. Het aanleggen van een grondwaterbron is afhankelijk van de hoeveelheid warmte die uit een doublet gehaald kan worden. Met het aanleggen van een extra doublet zijn hogere kosten gemoeid. De kosten voor de bron gaat hierdoor trapsgewijs omhoog. 8
NVOE (Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslag)
9
Warmtepompen, gids voor beslisser (Stichting warmtepomp, december 2009)
10
Economisch perspectief van warmtepompen in de Nederlandse woningbouw, Tebodin, i.o.v. Novem, juli 1996
BuildDesk Benelux
29
Bijlage 7: Trends in kosten en opbrengsten PV Het duurzaam opwekken van elektriciteit met PV panelen vormt een belangrijk onderdeel van dit rapport. Enerzijds door het aandeel van PV in de totale kosten (circa 1/3 deel), anderzijds door het rendement van de PV panelen. Het rendement is belangrijk omdat het totale elektrische verbruik met PV wordt opgewekt. Hierdoor is er een groot oppervlak aan PV cellen nodig. Het dakoppervlak heeft echter beperkte afmetingen. De oriëntatie van de woning speelt ook een belangrijke rol bij de bepaling van de hoeveelheid te plaatsen PV. Bij het toepassen van PV zijn de oriëntatie en het dakoppervlak zeer belangrijke factoren om rekening mee te houden. Sinds een paar jaar is een duidelijke daling te zien in de prijs van PV panelen als gevolg van technologieontwikkeling in combinatie met schaalvergroting bij productie en installatie. De prijsdaling per verdubbeling van de totale mondiale omzet van de productie komt uit op ongeveer 20%11. In Nederland gaat de SDE regeling voor 2011 uit van investeringskosten die 35% lager liggen dan in 2010. Dit komt overeen met de ontwikkelingen die te zien zijn in de markt. De prijsdaling vanaf 2008 wordt veroorzaakt door de uitbreiding van productiecapaciteit in Duitsland. De verwachting is dat de prijzen van PV de komende jaren verder dalen en concurrerend kunnen worden toegepast. Tussen 2010 en 2020 is de verwachting dat de kosten van opwekking van zonnestroom in bijna heel Europa gelijk aan of onder de consumentenprijs van grijze stroom komen (Figuur 3). Het precieze moment waarop deze netpariteit optreedt, varieert per land, afhankelijk van het zonaanbod en de lokale stroomprijzen. In de decennia daarna zal ook netpariteit worden bereikt op het niveau van groothandelsprijzen of zelfs brandstofkosten.
Figuur 3: Verwachte prijsontwikkeling PV (bron: Transitiepad PV, Energietransitie, 2008)
11
Zonnestroom factsheet ECN
BuildDesk Benelux
30
De ontwikkelingen op het gebied van PV zijn enorm. In deze paragraaf worden een paar kleine hoofdpunten genoemd. Er zijn veel factoren die de opbrengsten van PV beïnvloeden. Dit zijn o.a. de oriëntatie, de intensiteit van de zon, de weerstand van de stroomkring, het materiaal, de temperatuur etc. De afgelopen jaren is te zien dat de rendementen van PV steeds verder toenemen. Door bijvoorbeeld panelen in de zomer te koelen (doordat PV panelen te heet worden dalen de rendementen), maar ook door gebruik van betere materialen zijn de rendementen nog verder te verhogen. De rendementen voor commerciële kristallijnen silicium panelen liggen tussen de 12 en 20%. In laboratoria zijn rendementen van 25% al behaald12. Er wordt veel verwacht van de zogenaamde ‘dunne film technologie’ (zie Figuur 4). Deze technologie zorgt ervoor dat met relatief weinig halfgeleider-materiaal elektriciteit geproduceerd kan worden. Gevolg hiervan is dat zonnecellen gebaseerd op dunne-film technologie erg licht, buigzaam en goedkoop zijn. Ondanks dat het materiaal duurder is dan het traditionele silicium is het productieproces zeer eenvoudig. Het kan vergeleken worden met het drukken van een krant. Een van de producenten van zonnecellen op basis van dunne film technologie (Nanosolar) heeft uitgesproken dat in de nabije toekomst dunne film cellen geproduceerd kunnen worden voor slechts € 0,25 per Wattpiek!
Figuur 4: Dunne film PV technologie
12
Zonnestroom factsheet ECN
BuildDesk Benelux
31