stabiel in een gedraaid perspectief Jaarverslag 2011
LEESWIJZER Het jaardocument 2011 wordt voorafgegaan door een voorwoord van de directie en de Raad van Bestuur. De Raad van Toezicht heeft een eigen voorwoord onder paragraaf 3.4. Hierin staan zij op hoofdlijnen stil bij de resultaten in het verslagjaar. In dit document wordt ingegaan op de verantwoordingsvragen voor instellingen die forensische zorg leveren: het jaardocument. Daarnaast worden enkele aanvullende onderwerpen belicht die de Mesdag van belang acht om te vermelden. Hiermee verantwoordt de organisatie zich over haar prestaties in het verslagjaar 2011. Het jaardocument bevat verantwoording over belangrijke onderwerpen als kwaliteit, goed bestuur, financiële prestaties, productie en personeel. De uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de verslaglegging, staan in het eerste hoofdstuk van het jaardocument. De drie onderdelen die aangeleverd worden middels het jaardocument, zijn het Maatschappelijk Verslag, de Jaarrekening en de kwantitatieve gegevens. In dit verslag is een verkorte versie van de financiële jaarrekening opgenomen. De volledige Jaarrekening 2011 inclusief accountantsverklaring, evenals de overige digitale bijlagen bij dit verslag, zijn aangeleverd via de webenquête DigiMV. Deze vragenlijst is openbaar en te raadplegen via www.jaarverslagenzorg.nl
Auteur Vastgesteld RvB Goedgekeurd RvT foto voorkant
Directiesecretaris 23-04-2012 23-04-2012 © Harry Abee, Individueel Trajectbegeleider FPC Dr. S. van Mesdag 2 / 51
VOORWOORD DIRECTIE EN RAAD VAN BESTUUR De directie en de Raad van Bestuur bieden u het Jaarverslag 2011 aan. We geven inzicht in onze activiteiten in het afgelopen jaar en de mate waarin de doelstellingen voor de stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag zijn gerealiseerd. Met voorliggend document, tezamen met de volledige Jaarrekening en DigiMV, leggen wij maatschappelijke verantwoording af. Temidden van de externe ontwikkelingen willen we doorgaan met of zelfs afmaken waar we reeds aan begonnen zijn. En voor het overgrote deel is dit wat we hebben gedaan in 2011. Daarmee voldeden we aan ons doel: goed blijven zorgen voor onze patiënten en de organisatie zo inrichten dat dit ook kan. Het jaarverslag heeft dan ook niet voor niets de subtitel “stabiel in een gedraaid perspectief” meegekregen. Waar we voorheen een redelijk beeld hadden van de ontwikkelrichting van de forensische zorg, is dit perspectief in korte tijd gewijzigd. Ondanks deze nieuwe werkelijkheden aangaande capaciteit, financiering, wet- en regelgeving en een behandelinhoudelijk pakket aan landelijke ontwikkelrichtingen, hebben we in 2011 laten zien dat we ons stevig staande kunnen houden. En waar mogelijk hebben we standaarden kunnen bepalen. Het afgelopen jaar is het Helperdiep, een geheel nieuw gebouw voor 55 patiënten, opgeleverd en in gebruikgenomen. Dat heeft ons in staat gesteld meer patiënten in zorg te nemen. Een hele prestatie gezien de voortgezette landelijke daling van de vraag naar tbs-bedden. We zijn veerkrachtig gebleken ten aanzien van het opnemen van andere, veelal moeilijk beheersbare doelgroepen van binnen en buiten de tbs. We hebben ons daadkrachtig getoond in het interne doorstromen en hergroeperen van gehele patiëntengroepen. De in 2010 ingerichte dagordes en personele samenwerkingsverbanden zijn meer ingebed geraakt. Dat was en is niet altijd even makkelijk, maar we hebben onze units en structuren goed op orde. De vier efficiencyprojecten uit 2010 hebben een solide basis gelegd voor het verdere efficiënt en doelmatig werken in 2011. Inhoudelijk hebben we de zorgpaden, de onderliggende logistiek en de effectmeting opnieuw beter ingericht. Ook in financieel opzicht zijn we strak blijven sturen. Dat alles maakt van 2011 een geslaagd jaar. Langs deze weg danken wij de medewerkers van de Mesdag voor hun inzet en behaalde resultaten. De komende jaren zal de externe omgeving niet minder roerig worden. We hebben echter aangetoond stabiel te zijn. En flexibel. Externe auditoren zoals in het kader van de ISO-kwaliteitscertificering, de opvolgingsinspectie van de ISt en het toezichtsbezoek door de CPT, spraken in 2011 met lof over ons handelen en onze resultaten. We zijn toekomstbestendig. Met vertrouwen bouwen we mee aan de volgende fase van de forensische zorg. Niet in de laatste plaats in ons eigen centrum!
Harry Beintema Gerard Koorman directie
Corstiaan Bruinsma Bert van der Hoek raad van bestuur
3 / 51
INHOUDSOPGAVE
Leeswijzer
2
Voorwoord directie en Raad van Bestuur
3
MAATSCHAPPELIJK VERSLAG Hoofdstuk 1. Uitgangspunten van de verslaggeving
5
Hoofdstuk 2. Profiel van de organisatie
6
2.1
Algemene identificatiegegevens
6
2.2
Structuur van de organisatie
6
2.3
Kerngegevens
8
2.3.1
Kernactiviteiten en nadere typering
8
2.3.2
Productie, personeel en opbrengsten
12
2.3.3
Werkgebieden
12
2.4
Samenwerkingsrelaties
13
Hoofdstuk 3. Bestuur, toezicht en bedrijfsvoering
15
3.1
Normen voor goed bestuur
15
3.2
Directie
15
3.3
Raad van Bestuur
16
3.4
Toezichthouders (Raad van Toezicht)
17
3.5
Bedrijfsvoering
20
3.6
Patiëntenraad
22
3.7
Ondernemingsraad
23
Hoofdstuk 4. Beleid, inspanningen en prestaties
25
4.1
Meerjarenbeleid
25
4.2
Algemeen beleid en resultaten van beleid
26
4.3
Algemeen kwaliteitsbeleid
30
4.4
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten
33
4.4.1 4.5
Kwaliteit van zorg Kwaliteitsbeleid ten aanzien van medewerkers
33 36
4.5.1
Personeelsbeleid
36
4.5.2
Kwaliteit van het werk
37
4.6
Samenleving en belanghebbenden
38
4.7
Financieel beleid
40
4.8
Ontwikkeling toekomstig beleid
40
VERKORTE JAARREKENING Hoofdstuk 5. Verkorte Jaarrekening
41
5.1
Begin- en eindbalans 2011
41
5.2
Resultatenrekening over 2011
41
Bijlage 1; Wetenschappelijk onderzoek
42
Bijlage 2; Publicaties
50
4 / 51
1
UITGANGSPUNTEN VAN DE VERSLAGGEVING
In het Jaarverslag 2011 van de Mesdag wordt verslag gedaan van de activiteiten over de periode 01 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Sinds 2008 zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Minister van Veiligheid en Justitie voor de forensische zorg binnen een strafrechtelijk kader uitgebreid. De inkooprelatie die hieruit voortvloeit, is van invloed op de uitvoer van onze verantwoordingsverplichting. De Directie Forensische Zorg (DForZo) heeft aansluiting gerealiseerd bij de richtlijnen voor de jaarverantwoording voor zorginstellingen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), op basis van de Voorschriften uit de Regeling Jaarverslaggeving Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). De Mesdag zorgt voor een verslaglegging welke is gebaseerd op het Jaardocument Zorg voor zorginstellingen die forensische zorg leveren in het kader van een contract met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Middels deze huidige richting van verslaggeving volgt de Mesdag het voorgestelde format. Dit verslag is evenals de volledige Jaarrekening openbaar inzichtelijk via www.jaarverslagenzorg.nl, de geëigende website van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Gegevens zijn tevens beschikbaar via DigiMV. Medio 2012 is er een publieke versie van de jaarverslaglegging beschikbaar voor de medewerkers, patiënten, samenwerkingspartners en andere belangstellenden. De directie en de Raad van Bestuur kiezen middels de huidige richting van verslaggeving ondubbelzinnig voor het streven naar optimale transparantie en maatschappelijke verantwoording.
5 / 51
2
PROFIEL VAN DE ORGANISATIE
De Mesdag is een forensisch psychiatrisch centrum in Groningen waar patiënten met een tbsmaatregel worden behandeld. Een tweetal Transmurale Voorzieningen (TMV-woningen) voor patiënten verder in de resocialisatiefase van hun behandeling, zijn gevestigd aanpalend aan het hoofdgebouw maar buiten de beveiligde ring.
2.1
Algemene identificatiegegevens
Naam verslagleggende rechtspersoon
Stichting FPC Dr. S. van Mesdag
Bezoekadres
Helperlinie 2, 9722 AZ GRONINGEN
Postadres Telefoonnummer
Postbus 30.002, 9700 RC GRONINGEN 050 5221 221
Faxnummer
050 5261 474
Nummer Kamer van Koophandel
02100277
Emailadres
[email protected]
Internetpagina
www.vanmesdag.nl
2.2
Structuur van de organisatie
Rechtsvorm De Mesdag is een justitiële particuliere inrichting qua definitiebepaling onder artikel 1, lid f van de Beginselenwet Verpleging Terbeschikking gestelden (BVT). De Mesdag kent als juridische structuur (rechtsvorm) de stichting. Hierin zijn alle activiteiten van het Centrum ondergebracht. De Mesdag is WTZi-erkend en beschikt over een toelating voor behandeling. In 2011 heeft zorgverzekeraar/ zorgkantoor Menzis hernieuwd uitgesproken daar vooralsnog geen productiecapaciteit aan te willen verbinden. Crisisopnames voor de reguliere ggz worden adequaat vormgegeven middels onderaannemerschap. Besturingsmodel De Mesdag werkt met een Raad van Toezicht-model. Enkele statutair vastgelegde bevoegdheden zijn belegd bij de Minister van Veiligheid en Justitie. De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor en belast met het bestuur van de organisatie. Ze hanteert daarbij een toetsbare houding waarbij verantwoording wordt afgelegd aan de Raad van Toezicht. Middels mandaat is de verantwoordelijkheid voor de operationele besluitvorming en de directievoering inclusief het zorgbeleid en risicomanagement van de organisatie bij de directie belegd. Organisatie-, management en overlegstructuur De matrix-organisatie van de Mesdag is gemodelleerd naar het primaire proces van in-, door- en uitstroom waarbinnen zorgprogrammering centraal en horizontaal een drietal patiëntenafdelingen, het Behandelhuis en de Dienst Geïntegreerde Beveiliging doorkruist. Deze worden ondersteund door PO&O, Business Control en de Stafafdeling. De twee leden van de Raad van Bestuur van de Mesdag vormen tevens de Raad van Bestuur van Lentis, instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De voorzitter van de Raad van Bestuur is 6 / 51
aangesteld als Hoofd van de Inrichting. De twee directieleden zijn tevens de directieleden van Forint, de zorggroep voor forensische en intensieve geestelijke gezondheidszorg van Lentis. Op 3de echelonsniveau is er sprake van operationeel integraal lijnmanagement. De inhoudelijke sturing vindt plaats vanuit de professionele standaard: richtlijnen in de behandelingen zijn gebaseerd op best practice en waar mogelijk evidence based. De professionele standaard wordt door de zorgprogrammaleiders vertaald in zorgprogramma’s en -paden en vervolgens toetsbaar toegepast en inhoudelijk (door)ontwikkeld. Op niveau van het 4de echelon kent de Mesdag duaal management om de verbinding tussen inhoud en operatie te bekrachtigen op de plek die het er het meeste toe doet: de patiëntenunit. Behandel Coördinatoren zijn in lijn met professionele organisatie gepositioneerd: iedere BIG-geregistreerde Behandel Coördinator neemt de verantwoordelijkheid voor het integrale behandelplan van de patiënt. Het uitgangspunt is dat deze zorginhoudelijke professionals intrinsiek gemotiveerd zijn om best practice of evidence based patiëntenzorg te verlenen, waarbij zij ten principale functioneel gestuurd worden door de state of the art zoals beschreven in de zorgprogramma’s. Collegiale toetsing vindt ‘door de bedrijven heen’ plaats als wel in de onderliggende controlerende overlegstructuur zodat de Behandel Coördinator functioneel in staat wordt gesteld de juiste keuzes te maken en zijn verantwoordelijkheid te nemen. De directie, de Eerste Geneeskundige, een afvaardiging van de zorgprogrammaleiders en een afvaardiging van de 3de echelons leidinggevenden vormen tezamen het Management Team. Zij vergaderden in 2011 maandelijks. Onderliggende beleidsvoorbereidende dan wel operationeel besluitvormende gremia besloegen het Zorginhoudelijk Beleidoverleg en het Bedrijfsvoeringsoverleg. De organisatiestructuur zag er in 2011 schematisch als volgt uit:
7 / 51
Medezeggenschapsstructuur De Mesdag heeft een Ondernemingsraad (OR) conform de richtlijnen van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). De directie is de overlegpartner van de OR van de organisatie. Aangezien de directie is belast met de dagelijkse gang van zaken in de onderneming, zijn de leden van de directie in terminologie van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) belast met de functie van ‘bestuurder’. De patiëntenmedezeggenschap is vormgegeven met het installeren van de Patiëntenraad conform de BVT.
2.3
Kerngegevens
2.3.1
Kernactiviteiten en nadere typering
De Mesdag verpleegt en behandelt patiënten met een tbs-maatregel op basis van de BVT. De afgelopen jaren is gewerkt aan het verschuiven van focus in de behandeling. Vermindering van risico’s is daarbij te allen tijde centraal blijven staan. De focus is echter opgeschoven van achtereenvolgens de patiënt binnen de organisatie, naar
patiënt binnen de afdeling, naar de patiënt binnen zijn behandelproces. Om laatstgenoemde fase te bereiken, is en wordt er hard gewerkt aan continuïteit binnen het behandelproces, zowel intern als in de keten. Daartoe zijn er, naast een diagnostisch georiënteerd Entreeprogramma, de volgende zorgprogramma’s ingevoerd die zijn ontwikkeld binnen de landelijke, regionale, GGZ en de specifiek forensische context: Patiënten met persoonlijkheidsstoornissen; Patiënten met psychotische kwetsbaarheid; Patiënten met Autisme Spectrum Stoornissen; Patiënten met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Kerngegevens tbs-plaatsen
Doel
Realisatie
Realisatie
2011
2011
2010
100%
98%
98,8%
30
29
13
Doorstroom vervolgvoorziening
22
17
24
Uitstroom per vertrekcategorie
29
37
34
0
0
0
<3
7
3
0
4
0
<3
3
3
<7
13
6
<18
10
10
Bezettingsgraad gemiddeld over verslagjaar Instroom, voldoen aan het aantal eerste opnames
Aantal ontvluchtingen tbs-gestelden Aantal overige onttrekkingen tbs-gestelden
Waarvan: onttrekking vanaf terrein buiten de externe beveiligingsring Waarvan: onttrekking tijdens toegestaan verblijf buiten de kliniek Bijzonder voorval Aantal gegronde klachten patiënten
8 / 51
Aantal geweldplegingen tussen patiënten
<7
6
3
Waarvan: aantal fysieke geweldplegingen
<4
6
3
Waarvan: aantal dreigingen met fysiek geweld
<4
0
0
<10
7
9
Waarvan: aantal fysieke geweldplegingen
<6
2
7
Waarvan: aantal dreigingen met fysiek geweld
<5
5
2
Aantal recidive tijdens tbs
0
1
1
Gemiddelde behandelduur
n.t.b.
106 119 42
104 115 44
Geweldplegingen tegen personeel
PI-I (behandelduur in maanden) PI-II (verblijfsduur longstay in maanden) PI-II (verblijfsduur overig in maanden) Bezettingsgraad gemiddeld over verslagjaar
Met de Directie Forensische Zorg (DForZo) is afgesproken door te groeien naar een bezetting van 256 bedden in 2011. De gemiddelde productieafspraak was vooralsnog vastgesteld op 241,5 bedden. De Mesdag heeft steeds tijdig aangegeven patiënten op te kunnen nemen, echter de dalende wachtlijsten zijn debet aan een lagere instroom dan gewenst. Op basis van de gecorrigeerde verzorgingsdagen is een totaal cumulatief gemiddelde productie voor 2011 gerealiseerd van 236,57 patiënten. Deze genoemde productie is exclusief de bedbezetting inzake zeven patiënten met forse gedragsproblematiek uit de reguliere GGZ, welke tijdelijk in de Mesdag zijn opgenomen en gestabiliseerd zijn in het kader van een crisisplaatsing. Instroom, voldoen aan het aantal eerste opnames Voor 2011 was er met DForZo niet een expliciet aantal eerste opnames afgesproken; doorgroei zou geleidelijk het verslagjaar plaatsvinden naar 256 patiënten na oplevering van de nieuwbouw Helperdiep. Met de realisatie van 29 eerste opnames is de interne doelstelling van ≥ 30 nagenoeg behaald. Gezien de trendmatigheid in de dalende wachtlijsten is dat een knappe prestatie. Daarnaast heeft de Mesdag 4 patiënten opgenomen na ruiling met een ander FPC, vonden er 6 opnames uit herselectie plaats, werden er 3 patiënten eenzijdig opgenomen na opheffen van de longstay-status en vonden er 2 eenzijdige opnames uit andere FPC’s plaats. In meer of minder kortdurende mate zijn er in 2011 zes patiënten ter crisis uit de GGZ opgenomen en 1 patiënt ter crisis uit een ander FPC. Het totaal aantal opnames dat de Mesdag daarmee onderhavige verslagjaar verricht heeft, komt daarmee op 51 opnames. Doorstroom vervolgvoorziening In 2011 zijn 10 patiënten doorgestroomd van de klinische setting naar een transmurale voorziening van de Mesdag, hetzij een kliniekwoning in de stad Groningen hetzij één van de twee TMV-huizen aanpalend aan het Centrum geheel buiten de beveiligingsring. Tevens zijn in onderhavige periode 7 patiënten geplaatst in een geïntegreerde GGZ voorziening, veelal in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA).
9 / 51
Uitstroom per vertrekcategorie In 2011 zijn 36 patiënten uitgestroomd; 7 meer dan was beoogd. Van 14 patiënten is de tbsmaatregel beëindigd met een Onvoorwaardelijk Ontslag (OO), waarvan 1 wegens overlijden. In de cijfers is voor deze categorie het getal 13 opgenomen: 1 van de patiënten met OO verbleef t/m einde 2011 op basis van een Rechtelijke Machtiging in de Mesdag in afwachting van plaatsing in een GGZinstelling. Bij 10 patiënten is de maatregel Voorwaardelijk Beëindigd (VB). Daar 14 van deze uitgestroomde patiënten in totaal reeds over respectievelijk een status van VB of Proefverlof (PV) beschikten en om dubbeltelling te voorkomen, geldt voor slechts 9 patiënten dat zij meegerekend kunnen worden in het uitstroomcijfer. Zestien patiënten zijn overgeplaatst naar een ander FPC, 2 patiënten zijn uitgestroomd naar een andersoortige justitiële inrichting (eenmaal een niet-tbs gestelde wegens detentieongeschiktheid naar de voorziening voor Forensische Zorg aan Gedetineerden van Forint / Lentis, eenmaal naar een Huis van Bewaring na recidive). Bij 9 patiënten is het proefverlof gestart. Aantal ontvluchtingen TBS-gestelden In 2011 zijn er geen patiënten ontvlucht vanuit de klinische setting. Aantal overige onttrekkingen TBS-gestelden In formele zin hebben in 2011 zeven patiënten zich onttrokken aan de behandeling. Vier maal betrof het een patiënt die met een transmurale verlofmachtiging in een TMV-woning van de Mesdag verbleef en buiten de verlofplanning om het huis verliet. De drie overig betreffende patiënten hadden een onbegeleide verlofstatus en keerden niet op tijd terug zonder daar tijdig over te communiceren. Van 6 patiënten zijn er geen aanwijzingen dat zij in de korte periode van ongeoorloofde afwezigheid incidenten hebben veroorzaakt; 1 patiënt is gerecidiveerd. Bijzonder voorval Het Centrum heeft in 2011 dertien keer bij DForZo melding gemaakt van een bijzonder voorval anders dan gemelde geweldplegingen en/of recidive. De redenen variëerden van aantreffen van grote hoeveelheid van contrabande tot poging tot suïcide/automutilatie tot een poging tot ontvluchting. Aantal gegronde klachten patiënten In het verslagjaar 2011 zijn er door 51 patiënten in totaal 173 klachten ingediend bij de Beklagcommissie van de Commissie van Toezicht. Het beleid is erop gericht het ervaren grieven van de patiënt serieus te nemen, bespreekbaar te maken en tot een oplossing te komen. Daarmee is het aantal ingediende klachten met 18% gedaald t.o.v. 2010 en er zijn 49 klachten ingetrokken. In 12 gevallen is er door de patiënt hoger beroep ingesteld bij de RSJ, eenmaal deed de Mesdag dit. In 2011 zijn er 8 klachten gegrond verklaard en 3 ten dele gegrond. De onderwerpen waarover geklaagd is lopen uiteen, echter alle betroffen procedurele fouten in de uitvoer van het opleggen van beperkende maatregelen. Het beleid en de onderliggende processen rondom beperkende maatregelen zijn in z’n geheel gereviseerd in 2011 en geïmplementeerd begin 2012. Aantal geweldplegingen tussen patiënten Over 2011 is er ten aanzien van zes patiënten een geweldpleging geconstateerd tussen patiënten onderling waarbij sprake was van een fysiek handgemeen. In alle gevallen is er aangifte gedaan bij de 10 / 51
politie. De slachtoffers in deze zijn opgevangen en de incidenten zijn geëvalueerd. Waar noodzakelijk is het uitvoerende beleid aangepast op de bevindingen van de evaluatie. Geweldplegingen tegen personeel Er vonden in 2011 zeven geweldplegingen plaats door patiënten tegen een personeelslid. In 2 gevallen was er sprake van een fysiek contact, aangaande 5 casussen betrof het (verregaande) bedreiging. De Mesdag is één van de drie FPC’s in Nederland die Risico Interventie patiënten (RI patiënten) huisvest die extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijk zijn. De twee fysieke incidenten vonden plaats op een afdeling voor Very Intensive Care (VIC) waar deze specifieke doelgroep wordt behandeld. Alle personeelsleden zijn opgevangen en de incidenten zijn geëvalueerd. Waar noodzakelijk is het uitvoerende beleid aangepast op de bevindingen van de evaluatie. Aantal recidive tijdens tbs (speerpunt DForZo) De kerndoelstelling van de behandeling is het recidiverisico en het aantal recidives te verminderen. Dit impliceert het boeken van behandelvooruitgang. Het verlofbeleid is hierin essentieel: de patiënt dient zowel binnen de kliniek als op termijn ook buiten de muren (z)onder begeleiding te oefenen met geleerde vaardigheden. Dit is een traject omgeven met risico op terugval. De te nemen stappen worden op voorhand zorgvuldig geschat aan de hand van het klinische toestandsbeeld alsmede door gebruik te maken van gevalideerde risicotaxatieinstrumenten. Daarnaast vindt er controle plaats. Desondanks is het herhalingsrisico nooit geheel uit te sluiten. Onderhavige verslagperiode is er één patiënt gerecidiveerd met een ernstig geweldsincident. Op moment van schrijven is de patiënt hiervoor veroordeeld tot een nieuwe tbs-maatregel. Betrokken patiënt verbleef met een transmurale verlofstatus in het TMV-huis buiten de beveiligde zone van de kliniek. De directie heeft een onderzoeksteam geformeerd waarvan ook een extern forensisch specialist deel uit maakte. Door middel van een root cause analysis is de toedracht tot het recidive onderzocht. Aanbevelingen worden meegenomen in de procesoptimalisatie. Gemiddelde behandelduur De gemiddelde behandelduur (PI-I) van de patiënten die vanuit intra- of transmurale capaciteit in 2011 zijn uitgestroomd, bedroeg 106 maanden. Deze berekening gaat op voor het cohort 2011 (19 patiënten) die zijn uitgestroomd met een nieuwe PV, VB of OO, gerekend vanaf de eerste dag van opname in een behandelkliniek (hetzij de Mesdag, hetzij een ander FPC). De Mesdag benadrukt dat de bovengenoemde behandelduur ook het transmurale verlof omvat, waarbij de patiënt reeds buiten de kliniek verblijft. Dergelijke vorm van verlof is om veiligheids- en controleredenen (“verlengde-arm-constructie”) uiterst gewenst. Een goede indicator zou gecorrigeerd moeten worden op het transmuraal verlof, zodat de focus meer komt te liggen op de mate van
intramurale behandelduur als graadmeter voor kwaliteit van zorg. In 2011 heeft de Mesdag het integrale verlofbeleid aangepast waarbij normering voor verlof is vastgesteld. In lijn met het gestelde in de veldbrede nota Forensische zorg in perspectief, stuurt de Mesdag middels een andere benadering van verlofaanvraag en -toewijzing op verkorting van de intramurale behandelduur, zonder de veiligheidsaspecten uit het oog te verliezen.
11 / 51
De gemiddelde verblijfsduur van alle patiënten die op peildatum 01-09-2011 langer dan 6 jaar tbs hadden (PI-II, longstay) bedraagt 119 maanden; de gemiddelde verblijfsduur van patiënten die korter dan 6 jaar in behandeling waren (PI-II, overig) bedraagt 42 maanden. Het voortschrijdende gemiddelde van de verblijfsduur van alle patiënten is met een lichte daling over 2011 (70 maanden) nagenoeg gelijk aan 2010 (72 maanden).
2.3.2
Productie, personeel, opbrengsten
Kerngegeven
Aantal/bedrag
Aantal/bedrag
2011
2010
237
229
256
230
Gemiddelde bedbezetting geheel verslagjaar
236,57
227,32
Gemiddelde productiepercentage
98,0%
98,8%
Aantal verzorgingsdagen
86.349
82.973
Aantal in verslagjaar geopende DBBC’s
273
259
Aantal in verslagjaar gesloten DBBC’s
256
280
Aantal personeelsleden in loondienst op 31 december
508
508
Aantal FTE personeelsleden in loondienst op 31 dec.
452
446
Totaal bedrijfsopbrengsten in verslagjaar
€ 41.191.913,-
€ 37.632.336,-
Waarvan subsidies Waarvan overige bedrijfsopbrengsten
€ 273.454,€ 40.918.458,-
€ 244.599,€ 37.387.737,-
Patiënten Aantal patiënten in zorg op 31 december Capaciteit Aantal beschikbare tbs-bedden op 31 december Productie
Personeel
Bedrijfsopbrengsten
2.3.3
Werkgebieden
De Mesdag heeft een landelijke functie, maar zoekt tevens aansluiting bij de noordelijke regio. Patiënten worden door de afdeling Plaatsing van DForZo aselect van de landelijke wachtlijst toebedeeld.
12 / 51
2.4
Samenwerkingsrelaties
Onderstaand een indeling van organisaties waarmee FPC Dr. S. van Mesdag een specifieke relatie is aangegaan, bijvoorbeeld in de vorm van een overeenkomst, convenant of andere afspraken. De wetgever, verantwoordelijk tenuitvoerlegger, toezichthouder en financier De doelstellingen en resultaten van de organisatie worden afgestemd op de Directie Forensische Zorg (DForZo) van de Dienst Justitiële Inrichtingen/Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze relatie wordt hoofdzakelijk onderhouden door de directie, Raad van Bestuur en de afdeling Business Control. De zorgketenpartners Al dan niet onder de regie van GGZ Nederland werken alle FPC’s samen in het kader van beleidsvorming. De directie van de Mesdag leverde in 2011 de vice-voorzitter van het Onderlinge Directeuren Overleg en voerde het voorzitterschap en secretariaat van het Landelijk Beraad Hoogst Inhoudelijk Verantwoordelijken. De Mesdag is vertegenwoordigd in het Forensisch Netwerk. Met diverse instellingen voor forensische zorg is ervaring gedeeld ten aanzien van het werken met signaleringsplannen, risicotaxatie, FSNA en ROM. De afdeling Onderzoek van de Mesdag werkte in 2011 mee aan enkele politieonderzoeken naar zogenaamde ‘cold case’-zaken. Sinds 2008 werkt de Mesdag nauw samen met de zorggroep Forint voor forensische en intensieve geestelijke gezondheidszorg van Lentis. Forint bestaat uit de organisatie eenheden Intensieve Zorg Zuidlaren (IZZ, inclusief geïntegreerde FPA en een voorziening voor Forensische Zorg aan Gedetineerden) en de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland Groningen (AFPN). De samenwerking is het afgelopen jaar geïntensiveerd door o.a. gezamenlijk te werken aan de (door)ontwikkeling van de zorgprogramma’s en instrumenten voor routine outcome monitoring. Door de processen in toenemende mate op elkaar aan te sluiten, vindt de doorgeleiding van patiënten in de interne keten soepeler plaats. In 2011 vond plezierige samenwerking plaats met diverse woningbouwcoöperaties en de reclassering inzake het uitstromen van patiënten in de maatschappij. Patiënten van de Mesdag met een transmurale verlofstatus zijn ondergebracht in voorzieningen van integrale ggz-organisaties zoals Lentis, GGZ Noord Holland Noord, Yulius, Altrecht, GGZ Westelijk Noord Brabant, Exodus Groningen, Exodus Drenthe, ParnassiaBavo Groep, GGZ Friesland en GGNet. Onderhavige verslagjaar heeft de Mesdag in het kader van de orde en veiligheid crisisopvang verleend voor ggz-organisaties GGNet, GGZ Friesland, Trajectum Hoeve Boschoord, GGZ Drenthe en Lentis alsmede voor de FPC Dr. Henri van der Hoevenkliniek. In veel gevallen betrof dit crisisopvang voor extreem beheersgevaarlijke SGLVG-patiënten, die vanuit veiligheidsoogpunt niet in de beoogde regulier beveiligde settingen kunnen verblijven. In toenemende mate vervult de Mesdag hierin een zogenaamde ‘last resort’ functie. De onderzoek- en opleidingssamenwerkingspartners Partners in onderzoek van de tweede lijn zijn forensische collega-instellingen, de vakgroepen psychiatrie, psychologie, sociologie en verplegingswetenschappen van de universiteiten van
13 / 51
Groningen ,Utrecht, Tilburg en Leuven (België), het Rob Giel Onderzoekscentrum te Groningen en Lentis, alsook gespecialiseerde centra zoals het dr. Leo Kannerhuis voor autismebehandeling. Met het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) is meegewerkt aan de doorontwikkeling van de landelijke forensische zorgprogramma’s en de landelijke databank risicotaxatie. Samenwerking op het gebied van opleiding en scholing is gerealiseerd met Stenden University (lectoraat Social Work & Arts Therapies), Rijksuniversiteit Groningen (gastcollege’s), Hanzehogeschool Groningen (leergang HBO forensische psychiatrie) en Hogeschool Windesheim Zwolle (management development). De bedrijfsmatige samenwerkingspartners Het leidinggevende kader van de Mesdag en de aanpalende Lentis-onderdelen werkt samen op enkele ondersteunende domeinen zoals huisvesting, HRM en inkoop. Tezamen met Lentis, GGZ Noord Holland Noord en GGz Centraal vormt de Mesdag het samenwerkingsverband Phebe, gericht op efficiënte en effectieve personeels- en salarisadministratie. Middels de Gebruikersvereniging User werkt de Mesdag samen met de overige leden.
14 / 51
3
BESTUUR, TOEZICHT, BEDRIJFSVOERING EN MEDEZEGGENSCHAP
3.1
Normen voor goed bestuur
De Mesdag hanteert de Zorgbrede Governance Code (2010) en het beginsel van pas toe of leg uit. Verder zijn de statuten, de verzelfstandigingovereenkomst en het hierop gebaseerde reglement richtsnoer voor het handelen van de Raad van Toezicht. In het reglement zijn de taken en verantwoordelijkheden van (de leden van) de Raad van Toezicht beschreven. Ook zijn hierin bepalingen opgenomen over de onafhankelijkheid van de toezichthouders. De Raad van Toezicht werkt met een vastgesteld profiel Raad van Toezicht. De Raad kent daardoor een samenstelling met daarin vertegenwoordigd de noodzakelijke kennis en expertise van de uiteenlopende disciplines. Ieder lid Raad van Toezicht voldoet aan het profiel lid Raad van Toezicht en vertegenwoordigt een van de aandachtsgebieden. De leden van de Raad van Toezicht functioneren onafhankelijk en zonder last en ruggespraak. De zittingsduur is 4 jaar met een mogelijke verlenging met nog eens vier jaar. Voor de leden is een rooster van aftreden opgesteld. Binnen het verzelfstandigingsproces in de jaren voor 2008 zijn er echter eisen door de Minister van Veiligheid en Justitie neergelegd die de mate van zijn invloed hebben geregeld in het licht van de uitvoering van een bijzondere publiekrechtelijke taak door een private instelling en de (politieke) verantwoordelijkheid van de Minister. De verschillen met de code welke op basis van de geschiedenis als overheidsinstelling en de bijzondere relatie met de Minister statutair zijn vastgelegd, zijn goed verklaarbaar en uitlegbaar via de principes van pas toe of leg uit van de governance. De verschillen spitsen zich met name toe op de positie van de Raad van Toezicht. Deze is conform de code met uitzondering van de bevoegdheden van de Minister: -
De bevoegdheden van de Raad van Toezicht zijn op een aantal punten ingeperkt (vaststellen Reglement Raad van Toezicht en Raad van Bestuur, beloning);
-
Benoeming van leden Raad van Toezicht (Minister heeft voor één lid bindende voordracht);
-
Invloed van de Minister op beslissingen van de Raad van Bestuur (naast goedkeuring van
-
Minister kan het Hoofd van de Inrichting een aanwijzing geven en heeft invloed op
Raad van Toezicht is voor bepaalde handelingen ook goedkeuring van de Minister nodig); benoemingsbeleid Raad van Bestuur.
3.2
Directie
Gegeven de praktische noodzaak, maar ook de besturingsfilosofie van de Mesdag, wordt het instrument van mandaat benut om de verantwoordelijkheid voor de operationele besluitvorming en de directievoering inclusief het zorgbeleid en risicomanagement van het forensisch psychiatrisch centrum van de stichting bij de directie te kunnen leggen. Daarmee worden belangrijke beheersbevoegdheden door de Raad van Bestuur overgedragen aan de directie, vastgelegd in het directiereglement.
15 / 51
Naam
Directiefunctie
G.E. Koorman MBA MHCM
Algemene Zaken
Drs. H.J. Beintema
Behandelzaken
De Directeur Behandelzaken is aangewezen als plaatsvervangend hoofd van de inrichting in relatie tot de patiëntenzorg. De directie overlegt periodiek met de Raad van Bestuur over de beleids- en resultaatonwikkeling en de risico’s die deze met zich meebrengen. De directie is collegiaal voorzitter van het Management Team, de Directeur Algemene Zaken van het Bedrijfsvoeringsoverleg en de Directeur Behandelzaken van het Zorginhoudelijk Beleidsoverleg. Periodiek vergadert de Directeur Behandelzaken met de Gedragsdeskundige Staf. Het doel van de Gedragsdeskundige Staf is binnen het kader van de doelstellingen van de Mesdag, door de tot de Gedragsdeskundige Staf behorende leden, gezamenlijk en onder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid de optimale zorg voor de patiënten op forensisch psychiatrisch en psychologisch gebied te handhaven. Daarbij wordt een optimale standaard voor het psychiatrisch en gedragsdeskundig handelen en het niveau van wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met de bestaande lichamen binnen de organisatie ontwikkeld. De Gedragsdeskundige Staf adviseert de directie over beleidszaken en de uitvoering van de doelstellingen van de Mesdag. De Directeur Algemene Zaken is voorzitter van het Integrale Veiligheidsoverleg, het gremium waarin de verantwoordelijkheid voor het waarborgen van veiligheid, gezondheid en welzijn voor medewerkers en patiënten wordt geborgd. Door middel van interne en externe controle op de uitvoer wordt getoetst of het vigerende beleid ook effectief operationeel is. Op basis van de bevindingen wordt beleid zo nodig gewijzigd.
3.3
Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur is eindverantwoordelijk voor en belast met het besturen van de stichting, hetgeen onder meer inhoudt dat hij verantwoordelijk is voor de realisatie van de doelstellingen van de stichting, de strategie, het beleid en de daaruit voortvloeiende resultaatontwikkeling. De voorzitter van de Raad van Bestuur bekleedt de functie van hoofd van de inrichting in de zin van de Beginselenwet Verpleging Terbeschikking gestelden en het Wetboek van Strafvordering. De Raad van Bestuur overlegt periodiek met de directie van de Mesdag over beleidsvoornemens en voortgang op de beoogde doelstellingen. De leden van de Raad van Bestuur vormen tevens de Raad van Bestuur van Lentis, instelling voor geestelijke gezondheidszorg.
16 / 51
Naam
Bestuursfunctie Aandachtsgebieden Nevenfuncties
Drs. H.J. van der Hoek
Voorzitter
Financiën Personeel ICT Marketing Strategie
- Lid Raad van Commissarissen Centramed - Lid ING Adviesraad Gezondheidszorg - Lid Bestuur Stichting TopGGz - Lid Raad van Toezicht Stichting Ambulancezorg Groningen - Lid Raad van Commissarissen Woonborg - Lid Bestuur NVZD
Drs. C.L. Bruinsma
Lid
Patiëntenzorg Verkoop Innovatie
- Lid Regionaal Tuchtcollege Groningen - Lid Raad van Toezicht Stichting DBC-onderhoud - Lid Commissie Financiering en Bekostiging GGZ Nederland - Lid Bestuur GGZ Nederland
In het verslagjaar 2011 legt de Raad van Bestuur verantwoording af aan de Raad van Toezicht. De Raad van Bestuur evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren. Bovendien vinden jaarlijks evaluatiegesprekken met de Raad van Toezicht plaats. De Raad van Bestuur werkt met een statuut. In dit Bestuursreglement is ondermeer opgenomen hoe de besluitvorming in de Raad plaatsvindt en welke procedures worden gevolgd indien er verschillen van opvatting zijn, dan wel conflicten tussen de verschillende leden van de Raad van Bestuur. De bezoldiging van de leden van de Raad van Bestuur is conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisdirecteuren (NVZD). In aanvulling is de Code Beloning bestuurders in de Zorg (BBZ) van toepassing. Bij de toepassing van deze code dienen de rechtspersonen Mesdag en Lentis allereerst samen worden gezien, waarbij aandacht is voor de complexiteit, impact, grootte van het geheel etc. Vervolgens vindt een verdeling plaats van beloning tussen beide rechtspersonen. Meer informatie m.b.t. de keuzes hiertoe, is opgenomen in de jaarverslaggeving van Lentis. Conform de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) is de bezoldiging van de leden Raad van Bestuur terug te vinden in de Jaarrekening en in de DigiMV.
3.4
Toezichthouders (Raad van Toezicht)
Voorwoord Het jaar 2011 was een bijzonder jaar waarin bij twee gebeurtenissen de kracht van de Mesdag op prangende wijze naar voren kwam. In de zomer werd door onderzoekers van de Technische Universiteit Twente de evaluatie gepubliceerd van de verzelfstandiging van de Mesdag. In de conclusie staat dat deze overwegend positief van aard is. De verzelfstandiging in 2008 vormde een mijlpaal in het veranderingstraject waarin de Mesdag sinds 1997 – 1998 was gewikkeld. Nu is vastgesteld dat de Mesdag een pioniersrol heeft vervuld met betrekking tot de laatste twee 17 / 51
rijksinstellingen. In de komende jaren zal de Raad van Toezicht zich ervan vergewissen dat dit het geval zal blijven. Op 1 december werd het nieuwbouwproject Helperdiep opgeleverd. Hiermee positioneert de Mesdag zich als een toplocatie in Nederland waar het gaat om zaken als behandeling en beveiliging. De viering van de opening was een demonstratie van de gedegen maatschappelijke inbedding die de Mesdag in de loop van jaren heeft gerealiseerd.
Geert Sanders Voorzitter Raad van Toezicht Vergaderingen in 2011 De Raad van Toezicht kwam in het verslagjaar 5 keer bijeen. Over de strategie en risico’s verbonden aan de activiteiten van de organisatie, heeft de Raad van Toezicht overlegd met de Raad van Bestuur aan de hand van periodieke managementvoortgangsrapportages, het Healthcare Control Web, de managementletter van de accountant, het jaarverslag, de jaarrekening en de begroting. Daarnaast kwamen onder andere onderstaande belangrijke strategische en inhoudelijke onderwerpen thematisch aan de orde: -
financieel beleid rondom regeling Substantieel Bezwarende Functies o.b.v. Sociaal Plan Verzelfstandiging;
-
de nieuwbouw Helperdiep;
-
zorgprogrammering, zorgpaden en effectmeting (ROM);
-
toepassen van beperkende maatregelen in de forensische zorg
-
bevindingen opvolgingsaudit Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt)
-
de samenwerking in Phebe.
Eind april 2011 sprak de Raad van Toezicht met de Universiteit Twente in het kader van het WODConderzoek naar de verzelfstandiging. Daarbij is o.a. gesproken over de (inkoop)relatie met DForZo in het algemeen en de beperkte financiële middelen die zijn meegekregen uit de overheidssituatie in het bijzonder. Naar aanleiding van het verzelfstandigingsonderzoek is de Raad van Toezicht voornemens om in een toekomstig gesprek met de Staatssecretaris de thema’s veiligheid, risico en beleid te agenderen in relatie tot de verschillende verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht, Raad van Bestuur en de Minister. Samenstelling Raad van Toezicht Medio april 2011 trad mw. Mansveld af als lid Raad van Toezicht vanwege benoeming tot lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Haar nieuwe politieke functie is niet verenigbaar met het lidmaatschap. Hierop is besloten de overige af te treden leden tijdelijk aan te laten. In 2011 is ingestemd met het profiel voor het lid met het aandachtgebied zorg. Daar dergelijk lid recent is aangesteld bij de Raad van Toezicht Lentis en waar mogelijk een koppeling wordt bewerkstelligd, is een procedure en besluitvormingstraject gestart eind 2011. In navolging zal in 2012 een lid Openbaar bestuur geworven worden, ook in beginsel in afstemming met Lentis. Daartoe wordt een extern werving & selectiebureau ingeschakeld. Het rooster van aftreden is vastgesteld met het oogmerk het aantal leden conform het reglement terug te brengen naar vijf leden. 18 / 51
Naam
Aandachts -gebied/ profiel
Zittingstermijn
Rooster van aftreden
Dhr. prof. dr. G.J.E.M. Sanders
Voorzitter 2011 – 2015 juli 2015 Wetenschap (2de)
Dhr. H.W. van de Weijer
Vicevoorzitter Lid Financiën
2008 – 2013 juli 2013 (2e)
Mw. W.J. Mansveld
Lid Politiek
2008 – april 2011
-
Dhr. drs. Lid P.A.C. Krijne Bedrijfsleven Dhr. mr. Lid A.C. van Justitie Leijenhorst
2008 – 2011 juni 2012 (2e, verlengd) 2008 – 2011 juni 2012 (2e, verlengd)
Mw. mr. A.H. Bronsvoort
2008 – 2012 sept. 2012 (1e) herbenoembaar
Lid op voordracht Ministerie van Justitie
Nevenfuncties
Aantal bezochte vergaderingen (2011) 3
- Voorzitter SER Noord-Nederland - Hoogleraar Institutional Advancement aan Nyenrode Business Universiteit - Bestuurslid Zorg Innovatie Forum - Voorzitter Raad van Toezicht WLN (Water Laboratorium Noord) - Bestuurslid Platform Defensie Bedrijfsleven Noord-Nederland (VNONCW) - Voorzitter Raad van Toezicht Lentis - Lid Raad van Commissarisen (RvC) van 5 Onderlinge Uitvaartverzekeraar Algemeen Belang U.A. - Lid RvC Intratuin Holding B.V. - Bestuurslid STAK Van der Wiel Holding B.V. - Lid RvC Vos Groep B.V. - Lid RvC Noordelijke Grondbezit B.V. - Lid RvC FC Groningen Beheer B.V. - Statenlid Provinciale Saten van de 0 Provincie Groningen, namens de PvdA - Lid RvT RBO Groningen - Lid RvC Acantus Groep te Veendam - Lid RvT Lentis - Lid RvT Lentis 3
-
Raadsheer plv in het Gerechtshof Commissaris grote scheepswerf Lid RvT Vondelflat Penningmeester Kunststichting De Ploeg - Lid RvT Lentis
5
5
Jaarlijkse evaluatie Raad van Toezicht De Raad van Toezicht evalueert zijn functioneren jaarlijks. Dit is gebeurd aan de hand van vragenlijsten van de NVTZ. Periodieke beoordeling Raad van Bestuur door Raad van Toezicht De Raad van Toezicht houdt jaarlijks met de individuele leden van de Raad van Bestuur een beoordelingsgesprek.
19 / 51
Bezoldiging leden Raad van Toezicht Ten aanzien van de bezoldiging van de leden Raad van Toezicht zijn in 2011 de normbedragen op basis van de richtlijnen van de NVTZ gehanteerd. De honorering is opgenomen in de jaarrekening. Het lid Raad van Toezicht mevrouw Bronsvoort ziet af van bezoldiging. Commissies Raad van Toezicht De Raad van Toezicht kent de volgende commissies: -
een auditcommissie;
-
een remuneratiecommissie;
-
een selectiecommissie.
Vastgesteld en goedgekeurd door Raad van Toezicht in 2011 Vastgesteld: -
Herziene Klokkenluidersregeling
-
Voorlopig rooster van aftreden
-
Werving en selectieprocedure leden Raad van Toezicht
Goedgekeurd: -
Jaarrekening 2010
-
Jaarverslag 2010
-
Jaarplan en begroting 2012
-
Profiel lid Raad van Toezicht, aandachtsgebied zorg
3.5
Bedrijfsvoering
De interne Planning & Control-cyclus is het belangrijkste instrument in het beheersen van de bedrijfsvoering. In tijdsplanning is deze afgestemd op de externe Planning & Control-cyclus zoals opgenomen in de Handleiding P&C Particuliere FPC’s 2011 van DForZo. Alle leidinggevenden werken met de A3-systematiek: een compact jaarplan op A3 formaat dat zich laat doorvertalen naar voortgangsrapportages en jaarverslaggeving. Het INK-model geldt daarbij als ordeningsprincipe. De afdelingsjaarplannen zijn afgeleid van het jaarplan van de Mesdag. In 2011 is elk kwartaal de voortgang op de doelstellingen besproken en wqaar nodig bijgestuurd in de managementgesprekscyclus tussen directie en het afdelingsmanagement. Financiering op basis van DBBC’s Reeds in 2010 is een grote slag gemaakt in het proces van registratie, validatie en facturatie van Diagnose Behandel en Beveiligings Combinaties (DBBC’s) binnen de kaders van de regeling “AO/IC DB(B)C Forensische Zorg”. Het afgelopen jaar zijn deze processen, met name binnen de afdeling Bureau ZorgOndersteuning / Stafafdeling verder geoptimaliseerd. Daar heeft de Mesdag in 2011 de vruchten van geplukt: de Mesdag behoorde tot de landelijke koplopers in het DBBC facturatieproces.
20 / 51
Mede door het koploperschap loopt de Mesdag ook tegen grote knelpunten aan bij de invoering van DBBC’s met alle bijbehorende elementen omtrent financiering van de forensische zorg. In 2011 is veelvuldig met DForZo gesproken over o.a. de kaders voor de bevoorschotting per 2012. Instellingen voor forensische zorg zijn echter beperkt in hun sturingsmogelijkheden op de patiëntentoeleiding en daarmee in hun sturingsmogelijkheden op de personele capaciteit / organisatie van de zorg. Anderzijds houdt DForZo Rijks- en particuliere FPC’s aan een gemaximeerde bestemmingsreserve van respectievelijk 5% en 10% waardoor financiële tegenslagen nauwelijks kunnen worden opgevangen door de instelling zelf. In 2011 is hier veelvuldig met DForZo over gesproken. Dat heeft geleid tot enige, hetzij minimale tegemoetkoming middels het naar voren verschuiven van uitbetalingsdata in 2012. Overeind blijft dat middels deze werkwijze liquiditeitsrisico’s eenzijdig bij de FPC’s worden neergelegd. Een zorgvuldig en waar mogelijk kortdurend proces van implementatie van het DBBC-proces is noodzakelijk. Een goede eenduidige systematiek van kostprijscalculatie die leidt tot betrouwbare kostprijzen en tarieven voor verblijf, behandeling en dagbesteding is daarbij onontbeerlijk. Op basis van gegevens uit 2011 en begin 2012 concludeert de Mesdag dat op moment van schrijven niet geborgd is dat de DBBC-tarieven die op basis van het ConQuaestor kostprijsonderzoek worden vastgesteld redelijk, evenwichtig en betrouwbaar zijn waarbij recht wordt gedaan aan de feitelijke kostenstructuur van onderscheidende typen van forensische organisaties. Dit vraagt om een transitieperiode van voldoende lengte waarbinnen gedegen kostprijsonderzoek nodig is totdat eenduidige, betrouwbare en realistische uitkomsten worden bereikt. Tijdens deze periode is volledige handhaving van de vangnetconstructie nadrukkelijk nodig. Ook een degelijke bevoorschotting is vereist. In de reguliere GGZ maken zorgaanbieders met zorgverzekeraars afspraken om 90% van het onderhanden werk te financieren. Dit is een constructie die naar de forensische zorg kan worden gekopieerd. Daarbij blijft een prikkel in stand om zo snel en volledig mogelijk DBBC’s te factureren. Analoog aan bovenstaande, waarbij onder tijdsdruk beslissingen lijken te worden genomen waarvan de uitkomsten niet getoetst zijn in de praktijksituaties, wil de Mesdag waken voor uiterst negatieve financiële gevolgen welke kunnen voortkomen uit de invoering van de Normatieve Huisvestings Component (NHC) in de forensische zorg. Zo vraagt de Mesdag zich o.a. af of alle componenten wel worden meegenomen in de NHC van de DBBC. Ook lijkt er geen rekening gehouden te worden met specifieke inrichtingseisen voor kleinere groepen zoals SGLVG+ of RI-patiënten. Daarnaast is het van belang rekening te houden met specifieke langdurige afspraken over de financiering van de vaste activa; bij de Mesdag gaat het om de reguliere capaciteit en niet om de Tenderafspraken. De Mesdag dringt daarom aan op het inbouwen van praktijkgerichte toetsmomenten en een evaluatiestructuur van de nieuwe regelgeving en de financiële gevolgen daarvan tussen de verschillende zorgaanbieders en DForZo, wenselijk in afstemming met de NZa. Daling tbs-capaciteit Evenals vorige verslagjaren was er in 2011 sprake van een (landelijke) stagnatie van de capaciteitsbehoefte. Op basis van het handhaven van gemaakte toeleidingsafspraken met DForZo, heeft de Mesdag zich erg flexibel en daadkrachtig opgesteld waardoor in zeer korte tijd dossiers zijn gescreend, patiënten zijn bezocht en binnen afzienbare tijd op veilige wijze in laten stromen. DForZo heeft in het kader van bovengenoemde stagnatie van de capaciteitsbehoefte een leegstandregeling vastgesteld. De Mesdag wil daar gebruik van maken. 21 / 51
Dotatie voorziening SBF In het Sociaal Plan van de verzelfstandiging in 2008 is vastgelegd dat het ‘zittende’ personeel aanspraak kan maken op de regeling Substantieel Bezwarende Functies (SBF, voorheen: Functioneel Leeftijdsontslag - FLO) zolang deze regeling blijft opgenomen in de CAO Rijksambtenaren. Om in de (toekomstige) kosten tegemoet te komen heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie in 2008 een eenmalig bedrag beschikbaar gesteld in de verwachting dat de regeling zou ophouden te bestaan. Nu van dat laatste vooralsnog geen sprake lijkt te zijn, wordt de Mesdag in toenemende mate geconfronteerd met een grote kostenpost. Om de risico’s zo goed mogelijk in te dammen, vindt er jaarlijks dotatie plaats in voorziening SBF. De Mesdag wordt daarbij in financieel opzicht onevenredig zwaar wordt getroffen nu zij extra voorzieningen dient op te bouwen die de oorspronkelijke compensatie fors overschrijden. Bij overige particuliere FPC’s speelt dit vraagstuk niet, evenals bij de Rijks FPC’s waar deze kosten worden weggeboekt in de begroting van de overheid. Van een levelplaying field is dan ook geen sprake. Evenals voorgaande jaren streeft de Mesdag er naar de bedrijfsrisico’s zo goed mogelijk te beheersen. Daarbij is in 2011 onverminderd gekeken naar de balans tussen effectieve risicobeheersing en het behouden van ruimte voor flexibiliteit en positieve nieuwe ontwikkelingen. Echter ook ten opzichte van de innovaties en ontwikkelrichtingen is er immer een focus op efficiëntie en effectiviteit. In 2011 heeft de Mesdag dan ook de vruchten geplukt van de in 2010 uitgerolde kwaliteits- en efficiencyprojecten. De meer ingebedde structurele werkwijze waarbij met minder middelen toch hetzelfde of zelfs betere resultaten gerealiseerd kunnen worden op m.n. de domeinen van de sociotherapie en dagbesteding is mede de oorzaak van een positieve exploitatie in 2011.
3.6
Patiëntenraad
Het is een bijzonder jaar geweest in de beleving van veel patiënten. 2011 is voor de Patiëntenraad een jaar geweest van zoeken en stabiliseren. Hiermee wordt bedoeld dat de Raad vooral zocht naar manieren om nog meer betekenis te geven aan haar functie, ten behoeve van de patiënten. De Patiëntenraad vindt dat er in de samenwerking met de verschillende organisatieonderdelen nog meer kan worden bereikt. Over het algemeen zijn hier geen klachten over, maar het kan altijd beter. We bereiken niet altijd wat we willen, maar door inzet van het management en de patiënten zijn er wel dingen verbeterd het afgelopen jaar. Maandelijks is overleg gepleegd met de zorgprogrammaleider Psychotische Kwetsbaarheid en ook voor Persoonlijkheidsstoornissen is dit op gang gekomen. De Patiëntenraad is naar eigen beleving tekortgeschoten in het organiseren van themabijeenkomsten. Het is moeilijk gebleken hier patiënten voor warm te krijgen. De Raad vindt dat het belang hiervan wel eens wordt onderschat. Er moet qua organisatie ook rekening gehouden worden met de dag- of weekstructuur van veel patiënten, dat maakt het organiseren lastig. In 2012 zullen er themabijeenkomsten georganiseerd worden. Voor 2011 kan gezegd worden dat de bezetting van de Patiëntenraad goed is, hoewel er nog niet van iedere unit een vertegenwoordiger is. Er ligt nog een taak om leden te werven. Daarnaast wil de Raad dat de vertegenwoordigers groeien in het krijgen van betekenis in het wel en wee in de kliniek. Niet 22 / 51
dat de vertegenwoordigers op de barricaden moeten gaan staan, maar wel misstanden aangegeven en hierover in gesprek gaan, waarnaast ook de goede dingen benoemd moeten worden. De Patiëntenraad is gekend in het nieuwe computerbeleid voor patiënten. De Raad had liever het oude beleid gehouden, omdat dit protocol volgens de Raad goed was. Wel wordt gerealiseerd dat aanpassingen worden gedaan omdat sommige patiënten met het protocol gesjoemeld hebben. Het aanvullende beleid voor een gecontroleerd Internet Café was in 2011 nog niet gerealiseerd, terwijl eind 2011 alles hiervoor in gereedheid is gebracht. Ook de kamerinventarissen zijn nog niet op orde. De Patiëntenraad zou hierin graag verbetering zien voor 2012. Ten aanzien van het interne vrijhedenbeleid voor patiënten, vindt de Raad dat de grens is bereikt van wat haalbaar is. In 2011 is een kleine winst geboekt met betrekking tot verantwoordelijkheden over het gebruik van de logeerkamer en de openingstijden van de kantine. Daarnaast is er een mijlpaal bereikt door de kliniek en is er plaats voor 55 patiënten meer. Dit heeft even geduurd, maar het is open gegaan in 2011. De Patiëntenraad geeft de complimenten aan de facilitaire dienst die de units goed heeft voorzien van alle benodigdheden. Ook de technische dienst heeft goed ingespeeld op de hiaten die tijdens de eerste dagen naar voren kwamen. De Patiëntenraad dankt een ieder die medewerking heeft verleend om iets, hoe onbetekenend het af en toe ook lijkt, te verbeteren in het milieu waar de patiënten en medewerkers allen mee te maken hebben.
J.H. Voorzitter Patiëntenraad
3.7
Ondernemingsraad
De werkzaamheden van de Ondernemingsraad (OR) in 2011 stonden onder andere in het teken van het volgen van de voortgang van de ingezette efficiencyprojecten uit 2010, de nieuwbouw Helperdiep, de productieontwikkeling en begroting 2011, de invoering van de Werkkostenregeling en de voortgang en ontwikkelingen rondom het gestelde inhet meerjaren beleidsplan Naar nieuw elan. Samenstelling en werkwijze OR De samenstelling van de OR is in 2011 gewijzigd. Nadat enkele leden zich om uiteenlopende redenen terugtrokken, vonden begin 2011 verkiezingen plaats. Gaandeweg onderhavige verslagjaar vondt alsnog een personele wisseling plaats, waarna de Raad weer op volledige sterkte kwam en diverse taken en functies zijn herverdeeld. De in de voorafgaande jaren ingezette ontwikkelingsgerichte lijn van de OR en de wijze van samenwerken met de directie werd in 2011 gecontinueerd. De OR is vroegtijdig en veelvuldig bij diverse beleidsmatige zaken betrokken, zoals de Werkvermogensmonitor, de ontwikkelingen rondom Competentiemanagement, het project Phebe en het project Duurzame Inzetbaarheid. 23 / 51
Het informeel contact tussen de OR en de Directeur Algemene Zaken werd verder uitgebouwd en is in 2011 als erg waardevol ervaren. Hierdoor is het in toenemende mate mogelijk om conform de wens van de OR in een vroegtijdig stadium zijn wezenlijke invloed uit te oefenen. Afgelopen verslagperiode is er meer aandacht geweest voor een zo breed mogelijke informatieverstrekking waarbij ontwikkelingsgericht naar zaken is gekeken. De OR is ervan overtuigd dat hij goed in staat is geweest de hem toegekende rol vanuit de medezeggenschap op een constructieve wijze uit te voeren. Zowel vanuit de directie als de OR is veel inspanning geleverd om gezamenlijk tot weloverwogen besluiten te kunnen komen en beide partijen hechten dan ook veel waarde aan deze constructieve samenwerkingsrelatie. Vanuit de OR is veel vertrouwen in de voortzetting van het constructieve overleg in 2012. In het kader van bijscholing, verdieping en verdere professionalisering van de OR zijn onderhavige verslagjaar 2 trainingsbijeenkomsten gevolgd. In 2011 werd ook enkele keren informeel overleg gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad (COR) van Lentis en de Ondernemingsraad van zorggroep Forint. Tussen genoemde medezeggenschaporganen werden de ontwikkelingen vanuit beide rechtspersonen gevolgd en daar waar dat nodig over vergaderd. Commissies en Werkgroepen De commissie Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu (VGWM) heeft ook het afgelopen jaar diverse zaken gevolgd en waar nodig bespreekbaar gemaakt op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Zo werden de ontwikkelingen op het gebied van preventie (de eerste aanzet van de RI&E ), Bedrijfshulpverlening en het verzuim op de voet gevolgd. De commissie Personeel & Organisatie (P&O) heeft zich in 2011 gericht op ontwikkelingen aangaande het personeelsbeleid waaronder o.a. de werkgroep Strategische Personeelsplanning, ontwikkelingen rondom de Werkkostenregeling, het zogenaamde “nul-Verzuim”, de Exitinterviews en het project Duurzame Inzetbaarheid. Gedurende het jaar werd een aantal keren een beroep gedaan op de aparte commissie Individuele Zaken waarbij werknemers over verschillende zaken advies konden vragen. Als voorbeeld werd enkele keren op verzoek van medewerkers ondersteuning aangeboden bij het aangaan van gesprekken met leidinggevenden. De werkgroep Financiën heeft zich m.n. gericht op de managementrapportages. Deze werden periodiek doorgesproken met directie in aanwezigheid van de Manager Busisness Control. Advies-, instemmingvragen en inititatiefvoorstellen In 2011 zijn er geen adviesaanvragen behandeld dan wel initiatiefvoorstellen ingediend. Instemming is verleend aan de contractverlenging van de Bedrijfsarts, vragenlijst RI&E, digitale salarisstrook, vrije dagen 2012 en de fietsenregeling.
Dick Sangers Voorzitter Ondernemingsraad 24 / 51
4
BELEID, INSPANNINGEN EN PRESTATIES
4.1
Meerjarenbeleid
De missie van de organisatie is als volgt verwoord:
FPC Dr. S. van Mesdag is een groot forensisch psychiatrisch centrum te Groningen. Overtuigd van nut en noodzaak van TBS, heeft het de ambitie om vooraanstaand in dit veld te zijn en heeft het daartoe de kwaliteiten en mogelijkheden. Door zijn omvang en brede expertise kan FPC Dr. S. van Mesdag een op het individu georiënteerde en kleinschalig georganiseerde behandeling aanbieden; ook aan zeer moeilijke patiënten. Respect voor de patiënt met ernstige psychiatrische problemen is daarbij het uitgangspunt. Centraal staat het streven de patiënt actief verantwoordelijkheid te laten nemen voor zijn daden en de betekenis daarvan voor het slachtoffer én voor zijn behandeling. Door intensieve samenwerking met andere instellingen binnen de zorgketen, het justitiële veld en opleidings- en onderzoeksinstellingen, bevordert de Mesdag de doorstroom van patiënten en bundelt en ontwikkelt de Mesdag voortdurend kennis en ervaring. Hierdoor blijft de organisatie zich ontwikkelen naar een hoge professionele standaard. Vanuit een solide basis van veiligheid en resultaatgerichtheid wordt het delictrisico aanzienlijk verminderd. Daarmee neemt de Mesdag zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van zorg en bescherming, rechtshandhaving en veiligheid De missie is de basis voor het beleid van de Mesdag. Strategisch kader 2009-2012 In het derde kwartaal 2009 is het meerjarenbeleidsplan 2009-2012 Naar nieuw elan vastgesteld in gezamenlijkheid met de ketenpartners binnen samenwerkingsverband Forint. In dit richtinggevende document worden de beleidsspeerpunten voor de afzonderlijke organisatie eenheden in onderlinge samenhang voor de komende jaren aangegeven. Het schetst een denkraam in een dynamisch politiek/maatschappelijke context, waarbij we ons zo proberen te organiseren zodat we kunnen meebewegen op de deining zonder richting te verliezen. We willen ons zo organiseren dat we flexibel kunnen meebewegen zonder daar daarvoor steeds opnieuw tijdrovende organisatieveranderingen nodig zijn. Wat ons zal onderscheiden met de zorgsector van gisteren, is de snelheid waarmee we zowel op strategisch, tactisch als operationeel niveau kunnen reageren op de zorgvraag van vandaag en morgen. Het vergroten van de bestuurbaarheid vraagt niet alleen goede kwaliteit van management en managementinformatie, maar stelt ook eisen aan de inrichting van de organisatie. We willen ons perspectief daarbij in eigen handen houden. Daartoe hanteren we een leidraad, als hefboom om onze ambities te realiseren: Hou het Simpel - Wees Flexibel - Groei Groter In 2011 is verder gewerkt aan het inbedden van eenvoud, standaardisatie en souplesse binnen en tussen diverse processen in de organisatie. De keuze om hoofdprocessen zoals dagbesteding en sociotherapie op elkaar aan te sluiten was in 2010 al gemaakt, de methodische afstemming is het afgelopen jaar verfijnd. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) speelt een toenemende rol van 25 / 51
strategische betekenis. ICT is niet alleen faciliterend, maar zal steeds meer ontwikkelen naar initiërend en sturend voor een kwalitatief goede en efficiënte vormgeving van kritische zorg- en bedrijfsprocessen. Onderhavige verslagperiode is in dit kader een vervolgslag gemaakt in de geautomatiseerde managementstuurinformatie en het verder implementeren van het Electronisch Patiënten Dossier (EPD). In het licht van de continu veranderende omgeving, hebben we gesteld dat de Mesdag wendbaar moet zijn om zodoende in een hoog tempo te voldoen aan de wisselende eisen die aan ons worden gesteld. We zijn het afgelopen jaar flexibeler omgegaan met de inzet van onze middelen, m.n. door het personeel daar in te zetten waar noodzakelijk. Ook hebben we ingespeeld op de toenemende vraag naar zorgverlening aan de SGLVG-doelgroep, zowel binnen als buiten de primair justitiële kaders. De Mesdag ontwikkelt zich naar een soort ‘last resort’ voor deze moeilijke doelgroep met forse beheersproblematiek. Schaalvergroting maakt van ons een speler van formaat op de markt van de intensieve en forensische psychiatrie. Onze invloed op regionale en nationale processen is hiermee vergroot. De mogelijkheden tot differentiatie in ons zorgaanbod is toegenomen. We hebben in 2011 dan ook meer patiënten in zorg gehad zonder evenredig meer personeel aan te trekken. Dat heeft ons in staat gesteld investeringen te plegen dan wel voorzieningen te treffen waardoor de financiële stabiliteit is toegenomen. Dat is cruciaal voor de komende jaren
4.2
Algemeen beleid en resultaten van beleid in 2011
De Mesdag heeft voor 2011 het jaarplan uitgewerkt volgens de A3-systematiek. Aan de resultaat- en organisatieterreinen van het INK model hebben de directie en de Raad van Bestuur concrete (verbeter)doelstellingen verbonden. Begin 2012 is het jaarplan 2011 geëvalueerd en konden we concluderen dat er belangrijke resultaten zijn geboekt aangaande de voorgenomen doelen. Onderstaand is in kleur weer gegeven in hoeverre de doelstellingen zijn gerealiseerd: Groen gekleurde doelstelling: realisatie vond plaats in verslagjaar 2011; Geel gekleurde doelstelling: een gedeeltelijke realisatie in 2011, zaken zijn opgepakt echter afronding kon in kalenderjaar 2011 niet plaatsvinden. Rood gekleurde doelstelling: weinig tot geen vorderingen in 2011 en daarmee doelstelling niet behaald.
26 / 51
Borgen horizontaal toezicht vanuit de autonomie van de professional, waarbij de BC’er de eindverantwoordelijkheid draagt voor de individuele behandeling van de patiënt Realisatie 90% gesprekscyclus Competenties voor rolprofielen vastgesteld Sturen op verzuimbeperking (≥ 90% verzuimgesprekken, verzuim ≤ 4%, frequentie ≤ 1,2) Resultaten WerkVermogensMonitor 2010 op geaggregeerd organisatie/afdeling/team-niveau bespreken en van actiepunten voorzien Uiting geven aan strategisch personeelsmanagement op basis van geaggregeerde personele paragrafen van de afdelingsjaarplannen, vertaald in o.a. planningskader deskundigheidsbevordering/ Opleidingsplan 2011, herijking Gezondheidsbeleid en werving & selectie i.v.m. capaciteitsuitbreiding, uitstroom senior medewerkers en efficiencyprojecten
2. STRATEGIE & BELEID Uitvoeren Meerjaren Beleidsplan: - Vormgeven ketensamenwerking verankerd in zorgprogramma’s - Oplevering Helperdiep - vaststellen vervolgstap positioneren Forint incl. Mesdag in relatie tot concern Lentis - Oriënteren op / zorg verlenen aan nieuwe doelgroepen, verkrijgen WTZi-toelatingen Visiedocument Leidinggeven vastgesteld Herijken Kwaliteitsbeleid op basis van ISO certificering Realisatie certificaat Top GGZ
5. MANAGEMENT VAN PROCESSEN 85% verweerschriften in beklag- en beroepszaken zijn afgewerkt binnen de geldende doorlooptijd eind 2011 Oplevering Forintbrede forensische zorgprogramma’s Operationalisatie primaire proces: - administratieve processen ingericht conform richtlijnen AO/IC - De zorgprogrammering is bedrijfskundig (middelen en logistiek) vertaald - EPD is operationeel, afronden deelprojecten - Bij ieder MDB vindt effectmeting van de behandeling plaats (Routine Outcome Assessment) middels IFBE (Patiënt Volg Systeem) - Vervolg kwaliteitsverbetering interne projecten Wonen&Werken, Integratie Dagbesteding&Sociotherapie, Veilig Behandelden en Afstemmen Vraag&Aanbod Behandelhuis Toename sturingsmogelijkheden leidinggevenden door maandelijkse beschikbaarheid afdelingsrapportage Borging kritische bedrijfsprocessen (evaluatie verbeteren/ingrijpen) op basis ISO i.p.v. HKZ en periodieke rapportage d.m.v. prestatie-indicatoren Communicatie- en beslisstructuur (MT, BVO en ZIO) is vernieuwd in relatie tot Forintbrede herstructurering
8. WAARDERING MEDEWERKERS Resultaten WerkVermogensMonitor 2010 beschikbaar begin 2011: iedere medewerker zicht op eigen inzetbaarheid, doorvertaling naar de individuele gesprekscyclus Interne mobiliteit: 15% Externe mobiliteit: 6% Aantal gegronde klachten medewerkers ≤ 1
Bezettingsgraad patiënten
100%
98,0%
2.
Aantal ontvluchtingen
0
0
3. a.
Aantal onttrekkingen Vanaf terrein/TMV huis/ woning Tijdens verlofsituatie
<3 0
7 3
<3
4
Aantal geweldplegingen tussen patiënten Fysiek geweld Bedreiging fysiek geweld
<7
6
<4 <4
6 0
<10
7
a. b.
Geweldplegingen tegen personeel Fysiek geweld Bedreiging fysiek geweld
<6 <5
2 5
6.
Aantal gegronde klachten
<18
<18
7.
Gemiddelde behandelduur in maanden PI PII (longstay) PII (overig)
n.t.b.
n.t.b.
6. WAARDERING PATIËNTEN
4.
Afronding implementatie verbeteracties PTV 2009 op unit-niveau ≤ 10% van totaal aantal ingediende klachten is gegrond verklaard besluitvorming omtrent wel/niet ’s nachts insluiten verschuiving inzet geestelijke verzorging naar islamitisch geloof Aantal geweldsincidenten patiënten: <7 85% van de patiënten geeft eind 2011 aan inzicht te hebben in de logistieke planning van zijn behandeling
a. b.
7. WAARDERING (KETEN)SAMENWERKINGSPARTNERS Realisatie concreet beeld hoe de buitenwereld tegen de Mesdag aankijkt d.m.v. uitvoer stakeholderstevredenheidsonderzoek onderzoeken concretisering samenwerking VNN hanteren proactieve houding t.a.v. gebruikersvereniging en periodiek FPCafstemmingsoverleg USER
Aantal ontvluchtingen: 0 Aantal onttrekkingen: <3 Aantal eerste opnames: 30 Aantal recidive: 0 Pi’s voor kwaliteit van de forensische zorg via portal Zichtbare Zorg Jaarverantwoording 2010 via DigiMV Aankleding opening Helperdiep afgestemd op externe context
Samenwerkingscontracten ketenpartners afgestemd op ontwikkelingen financiering transmuraal Implementatie USER: - Registratie declarabele tijd ≥ 80% - autorisatie en facturatie DBBC’s - EPD operationeel Uitvoering geven aan Huisvestingsplan incl. meerjaren onderhoudplan en Helperdiep Groei Eigen Vermogen ≥ 1% van de opbrengsten Vervolg efficiëntieslag interne projecten Wonen&Werken, Integratie Dagbesteding&Sociotherapie, Veilig Behandelden en Afstemmen Vraag&Aanbod Behandelhuis
1.
b.
9. WAARDERING MAATSCHAPPIJ 4. MANAGEMENT VAN MIDDELEN
Prestatie-indicatoren
5.
a. b. c.
106 119 42
8.
Financieel jaarresultaat kliniek
€400K
€466K
9.
Instroom, voldoen aan eerste opnames
30
29
10. Doorstroom vervolgvoorziening a. Transmuraal traject eigen beheer b. Plaatsing in de GGZ c. Overige bestemming
22
17
8
10
14
7 0
11. Uitstroom per vertrekcategorie a. Beëindiging TBS conform verlengingsadvies kliniek b. Beëindiging TBS contrair verlengingsadvies kliniek c. Voorwaardelijke beëindiging d. Proefverloven die leidden tot (voorwaardelijk) einde TBS e. Saldo a, b en c minus d f. Overplaatsing FPC g. Overplaatsing overig h. Proefverloven gestart i. Proefverloven ingetrokken j. Saldo h minus i
29
37
2
13
0
0
6 4
10 14
4 6 0 19 0 19
9 17 2 9 0 9
12. a. b. c. d. e.
<7 <2 0 0 0 <7
13 1 0 0 0 12
0
1
Bijzonder voorval Natuurlijke dood Suïcide Overig onnatuurlijke dood Geweldsincidenten ex PI 4 & 5 Incident politiek gevoelige, publiciteitsgevoelige aard
13. Aantal recidive tijdens TBS
ORGANISATIE
Realisatie 2011
Leidinggevenden hanteren de richtlijnen uit het interne Visiedocument Leidinggeven als kader voor hun functioneren Afdelingsjaarplannen 2011 bevatten een personele paragraaf m.b.t. de ontwikkelrichting en wat daar voor nodig is om te realiseren Sturen op afronden implementatie organisatorische herstructurering voor 3de en 4de echelon op basis Meerjaren Beleidsplan 2009-2012: - realisatie van de horizontale verantwoordings- en overlegstructuur - Forintbrede Zorgprogrammaleiders in positie - Genormeerde inzet BC’ers en UC’ers Sturen op plan realisatie capaciteitsuitbreiding Helperdiep
3. MANAGEMENT VAN MEDEWERKERS
Doelstelling 2011
1. LEIDERSCHAP
RESULTAAT verbeteren
&
vernieuwen
27 / 51
Onderstaand wordt op een aantal van bovengenoemde resultaten een toelichting gegeven voor zover deze thema’s elders in dit jaardocument niet (voldoende) aan de orde komen. Doorontwikkeling zorgprogrammering in het kader van kwaliteitsverbetering van de geboden zorg (speerpunt DForZo) De Mesdag geeft vorm aan de implementatie van evidence based medicine en best practice door de beschrijving van de verschillende onderdelen van haar totaalaanbod aan zorg in een Entreeprogramma voor de opname- en diagnostiekfase van de behandeling en onderstaande zorgprogramma’s: - Patiënten met persoonlijkheidsstoornissen; - Patiënten met psychotische kwetsbaarheid; - Patiënten met autisme spectrum stoornissen; - Patiënten met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Eind 2010 is de werving en selectieprocedure afgerond en is gekomen tot aanstelling van Forintbreed inzetbare zorgprogrammaleiders. Deze structuur was per januari 2011 operationeel. Vanwege prioriteitstelling door voornoemde functionarissen, alsmede de taaiheid van de te overbruggen organisatieculturele verschillen, zijn de zorgprogramma’s afgelopen jaar niet over de grenzen van de Mesdag doorgetrokken naar onze samenwerkingspartners binnen Forint. Wel zijn er voor die onderdelen conceptprogramma’s opgesteld welke in 2012 al dan niet verbonden kunnen worden. De inhoudelijke doorontwikkeling van de zorgprogramma’s van de Mesdag sec vond in eerste aanleg plaats in de Kenniskringen. Onder voorzitterschap van de zorgprogrammaleiders hebben deze gremia de functie van onderhoudsmethodiek. In deze multi disciplinaire vergaderingen is (mede) op basis van interne en externe (onderzoeks)gegevens in 2011 bijgedragen aan verdere doorontwikkeling van de programma’s. Gedurende verslagjaar is voortgang geboekt in de realisatie van een zorglogistieke vertaling zodat toegepaste zorgprogrammering ontstaat. In 2011 zijn de versies van de zorgpaden geactualiseerd. Daarmee zijn de zorgprocessen beter gestroomlijnd en patiëntgericht georganiseerd. Vanwege de verhoogde standaardisatie (met behoud van individuele aanpassing = zorg op maat) ten aanzien van geïdentificeerde patiëntengroepen binnen de programma’s, is er in toenemende mate een systeem ontstaan van redelijk voorspelbare en planbare zorg. Voor het eerst heeft dit effect gehad op de begrotingssystematiek. Eind 2011 is de afdelingsbegroting inclusief formatie 2012 voor de afdeling Behandelhuis expliciet afgestemd op de programmatisch voorgeschreven zorg (aanbod afstemmen op de vraag). In het kader van de ROM-ontwikkeling (Routine Outcome Monitoring), is het Instrument voor Forensische Behandelevaluatie (IFBE) verder geïmplementeerd. Door de toenemende afnames van de scoringslijsten in het kader van het Patiënt Volg Systeem (PVS), is er in 2011 meer data beschikbaar gekomen waaruit naar voren komt dat de waargenomen veranderingen in het gedrag van de patiënt ook aangetoond worden door het PVS. Door het PVS kan de behandeling over een langere periode dan de laatste Multi Disiplinaire Behandelbespreking-periode structureel geëvalueerd worden. Dus ook al is de patiënt de laatste periode niet betekenisvol veranderd, door het PVS kan wel zichtbaar
28 / 51
gemaakt worden dat hij vooruitgang heeft gemaakt in de periodes daarvoor. Uit de gegevens van de pilot studie uit 2010 blijkt de IFBE een betrouwbare en valide vragenlijst te zijn. In 2012 worden met de verzamelde data de psychometrische kwaliteiten uitvoeriger geanalyseerd en er zal een publicatie over volgen. Doordat het IFBE veranderingen op wetenschappelijk wijze kan aantonen en gebruik maakt van items die voor de forensische psychiatrische behandeling relevant zijn, zou dit een goed instrument kunnen zijn om de forensische behandeling te evalueren. Dit wordt ondersteund door het advies van de Expertgroep ROM FZ van GGZ Nederland, die de IFBE aanbeveelt als één van de vier klinische ROM-instrumenten die landelijk bruikbaar zijn. Ketensamenwerking ten behoeve van de door- en uitstroom (speerpunt DforZo) In 2011 zijn de samenwerkingsrelaties in het veld gecontinueerd en waar nodig verstevigd. Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de Mesdag streeft naar de totstandkoming van een netwerkorganisatie waarbij het accent ligt op professionele samenwerkingsverbanden en zorglogistiek en niet op de klassieke scheiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het toezicht op patiënten in de transmurale fase van behandeling is sinds 2008 verstevigd middels de toepassing van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT). Dat heeft de Mesdag in staat gesteld hun controle- c.q. begeleidingsfunctie verbeterd uit te kunnen voeren. Door de toegenomen mate van contact met de individuele patiënt en in het verlengde met de andere begeleidende instanties zoals FPA’s, forensische poliklinieken en de Reclasseringsorganisaties, is de Mesdag in 2011 in staat geweest om daadkrachtig op te treden in de incidentele gevallen waarbij het noodzakelijk werd geacht de patiënt tijdelijk in de instelling terug te plaatsen. De organisatie had zich ten doel gesteld om in 2011 een stakeholderstevredenheidsonderzoek af te nemen om zodoende een gedeeld beeld te krijgen van verwachtingen ten opzichte van alle partijen. Vanwege prioriteitstelling is dit punt verschoven naar 2012. De voorbereidingen inzake het selecteren van kernvragen en –thema’s alsmede het inventariseren van de te interviewen organisaties c.q. personen hebben wel in 2011 plaatsgevonden. Producten en eindresultaten Productieafspraken (ondergrens, naar producttype)
Resultaat
Resultaat
2011
2010
181
181
181
109 72
101 80
97 84
Aantal plaatsen tijdelijke capaciteit (op jaarbasis) Cap. I
0
0
2,33
Aantal plaatsen tijdelijke capaciteit (op jaarbasis) Cap. II
0
0
4
Aantal plaatsen tijdelijke capaciteit (op jaarbasis) Cap. IIIa
8
8
8
Aantal plaatsen tijdelijke capaciteit (op jaarbasis) Cap. III b
40,5
40,5
22,67
12
7,07
9,32
Totaal capaciteit (op jaarbasis)
241,5
236,57
227,32
Totaal capaciteit op basis verzorgingsdagen
88148
86349
82973
12
12
7,75
Regulier vastgestelde capaciteit Aantal plaatsen doorstroom Aantal plaatsen verblijf
Aantal plaatsen tijdelijke capaciteit (op jaarbasis) Cap. IV
Risico Interventie Patiënten
Doel 2011
29 / 51
Longstay-basis
0
0
0
Longstay –intensief
0
0
0
Aantal Forensisch Psychiatrisch Toezicht (gemiddeld)
35
34
26
Plaatsingsafspraken eerste opnamen
Doel 2011
Resultaat
Resultaat
2011
2010
30
29
13
100%
100%
100%
Vrouw
-
-
-
Patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (MNPs)
?
28%
56%
Patiënten met psychotische kwetsbaarheid (MNPy)
?
24%
54%
IQ<80
12
48%
-
Eerste opname Man
4.3
Algemeen kwaliteitsbeleid
Het Kwaliteitsbeleid 2009-2012 heeft als peilers: -
vraaggericht werken: kwaliteit is de mate waarin met het geleverde product voldaan wordt aan de vraag van de klant, waarbij de kwaliteit wordt vergroot door te innoveren en efficiënter te werken;
-
vereenvoudigen en verduidelijken van het procesmanagement: de kwaliteit wordt verbeterd door het optimaliseren van kennis, beheersing en verbetering van processen. Daardoor zijn leidinggevenden beter in staat te sturen op resultaten, mede door medewerkers aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en vakmanschap;
-
efficiënt en effectief verbeteren.
ISO certificering De afgelopen jaren is enige spanning ervaren tussen de processen van de Mesdag en het HKZnormenkader. De HKZ-normen zijn primair toegeschreven naar de behandelfunctie, terwijl juist het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de samenleving van ons vragen de beveiligingprocessen goed te borgen. Daarnaast heeft de Mesdag zich ontwikkeld naar een meer bedrijfsmatige organisatie waar ondernemerschap een belangrijkere plaats inneemt. Ondernemerschap vraagt om resultaatsturing met ruimte om processen en systemen zelf in te richten, in plaats van voorgeschreven regels te moeten volgen. In 2010 is daarom de overstap gemaakt naar ISO-certificering; de ISO-norm biedt deze ruimte. In februari 2011 vond de eerste ISO-audit plaats. Er is 1 deviatie vastgesteld met het aantreffen van een protocollenboek op de Medische Dienst welke niet integraal in het Kwaliteitshandboek was opgenomen. De positieve bevindingen hadden m.n. betrekking op het denken over veiligheid en vervolgens hiernaar handelen, of het nu medicatieveiligheid betreft of preventie en afhandeling van bedreigende situaties. Het ISO-certificaat toont aan dat het kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) van de Mesdag aan de gestelde eisen voldoet.
30 / 51
De Mesdag heeft in samenwerking met auditoren van Lentis in 2011 een quickscan uitgevoerd in hoeverre het programma Psychotische Kwetsbaarheid voldoet aan de criteria van de Stichting Top GGZ. Afgelopen jaar is veelvuldig overleg gevoerd met het bestuur van de Stichting Top GGZ over de interpretatie van deze criteria. In 2012 wordt hier een vervolg aan gegeven. Andere externe audits In het voorjaar van 2011 heeft de Arbeidsinspectie geconstateerd dat de nieuw in gebruik genomen pieperinstallatie niet voldoet aan de eisen. Middels aanvullend beleid omtrent statische alarmering en het gebruik van portofoons is de veiligheid geborgd in de tussenliggende herstelperiode. Begin juni is door Arbeidsinspectie vastgesteld dat de problemen zijn verholpen. De Inspectie voor de Sanctietoepassingen (ISt) heeft de Mesdag zeer positief beoordeeld na haar opvolgingsaudit medio 2011. De ISt was zeer tevreden over de vernieuwingsslag die is gemaakt. De wijze waarop de patiënten worden bejegend is als positief ervaren, ook is de mate van bewegingsvrijheid toegenomen. Met een paar kanttekeningen was de ISt ook zeer te spreken over het opvolgen van het patiënttevredenheidsonderzoek in 2010 en begin 2011. Op basis van de aanbevelingen, is o.a. het (herhaaldelijk) geven van de fysieke weerbaarheidscursus ingebed in het opleidingsplan en is de cyclus van sytematische en periodieke verblijfscontroles verbeterd. In oktober 2011 vond er een toezichtsbezoek plaats door de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT). De bevindingen waren positief. De auditoren constateerden dat er veel respect is in de omgang met patiënten, er wordt veel aandacht aan hen besteed en de algemene communicatie is zeer goed te noemen. Ook de materiële commissies voor wat betreft huisvesting in de oudbouw en nieuwbouw zijn in internationaal perspectief erg goed. Qua behandeling in engere zin is de situatie naar Europese begrippen zeer goed, dit geldt zowel op het gebied van medicatie, de breedte van het behandelaanbod en de manier waarop dit op het behandelplan is vastgelegd. Afzonderlijk heeft de CPT aandacht besteed aan het gebruik van dwang en drang. Bevonden is dat al deze maatregelen goed zijn gedocumenteerd in de dossiers. Geconstateerd werd ook dat fysieke dwang zelden nodig is bij separaties. Naar aanleiding van de bevindingen van de CPT wordt het bezoek van verpleegkundigen of arts na het gebruik van fysiek ingrijpen bij separaties verbeterd vastgelegd in het patiëntendossier. Tevens is er bijzondere aandacht geweest voor het gebruik van libidoremmende medicatie. De CPT is van mening dat er twijfel is aan de vrijwilligheid van deze medicijnen als die als verlofvoorwaarde zijn opgenomen. Dit is een al langer gevoerde discussie in Nederland waar ook de Raad voor de Strafrechttoepassing (RSJ) al adviezen over heeft afgegeven aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De Mesdag zal de landelijke discussie hierover dan ook afwachten. Kwaliteit van informatie en registratie, informatiebeveiliging Sinds begin 2009 wordt het softwarepakket User gebruikt voor registratie en verwerking van DBBC’s. Reeds in 2010 zijn de interne processen mede op basis van de Kaderregeling AO/IC DB(B)C Forensische Zorg op orde gebracht. Dit is in 2011 verder vefijnd, hetgeen ook mogelijk werd door versterking binnen de unit Bureau ZorgOndersteuning van de Stafafdeling. Dat heeft ertoe geleid dat
31 / 51
de Mesdag een koploperspositie inneemt in het forensische veld aangaande het tijdig en juist factureren. Mede door deze ontwikkelingen en de doorontwikkeling van het Electronisch Patiënten Dossier (EPD) is de noodzaak tot uitbreiding van managementinformatie ten behoeve van een beter inzicht in en aansturing van de bedrijfsprocessen sinds 2010 ook gegroeid. Om in deze groeiende behoefte naar informatie te kunnen voorzien, is eind 2010 een Business Intelligence tool aangeschaft. In 2011 is specifieke informatie middels rapportages, grafieken e.d. inzichtelijk gemaakt. Eind 2011 is het meerjaren Informatiebeleidplan vastgesteld. Dit informatiebeleid beschrijft de wijze waarop de Mesdag haar informatiehuishouding en ICT de komende drie jaren zodanig inricht en optimaliseert, dat zij in staat is om snel en adequaat in te spelen op een complexe omgeving. Op basis van interne en externe ontwikkelingen zijn een 24-tal hoofddoelstellingen geformuleerd, onderverdeeld naar een zestal clusters. Een expliciet onderdeel van het Informatiebeleidsplan, is de verdere borging van de informatiebeveiliging. De Mesdag streeft ernaar om aantoonbaar te voldoen aan de norm NEN 7510 (informatiebeveiliging in de zorg) en NEN 7511-1 (toetsbaar voorschrift voor complexe organisaties). Kwaliteit van gebouwen en brandveiligheid in algemene zin Eind 2011 is het nieuwbouwproject Helperdiep in het kader van Tender 3 afgerond. In december 2011 zijn alle 5 units in gebruik genomen en begin 2012 zullen de kantoor- en therapieruimtes volgen. In het kader van groot onderhoud zijn de daken van de monumentale torens van de oude voorpoort gerenoveerd en is een groot gedeelte van de monumentale zuidvleugel en het westgebouw geschilderd door de eigen schilder en een aantal patiënten. Een aantal activiteiten vanuit het groot onderhoud, zoals het herstellen van voegwerk van het rijksmonument en het aanpakken van het optrekkend vocht zijn vanwege de grote drukte die het nieuwbouwproject met zich mee heeft gebracht doorgeschoven naar 2012. In 2011 zijn er afspraken gemaakt tussen Gebouwen en Techniek het Klussenbureau van de Dagbesteding over een intensievere samenwerking. Er zullen in 2012 veel meer (onderhouds-) werkzaamheden uitgevoerd worden door patiënten die werkzaam zijn bij het Klussenbureau. Nieuwe eisen op het gebied van legionellapreventie en een controle van het Waterbedrijf Groningen hebben ertoe geleid dat er diverse technische aanpassingen aan het drinkwaterleidingnet zijn uitgevoerd. Ook is er gestart is met het opstellen van een nieuwe riscioinventarisatie en een beheersplan van de drinkwaterinstallatie in alle gebouwen. Met deze activiteiten voldoet de Mesdag aan de nieuwste eisen die gesteld worden op het gebied van legionellapreventie. Continue aandacht voor de verbetering van de organisatie van de Bedrijfshulpverlening (BHV) is vastgelegd in het in 2011 opgestelde BHV Beleidsplan 2012 - 2015. In dit plan zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende groepen BHV’ers vastgelegd. De BHVorganisatie bestaat eind 2011 uit 85 BHV-ers, 44 ademluchtdragers en 10 ploegleiders. In 2012 worden hier nog 15 medewerkers aan toegevoegd. De BHV taken blijven in 2012 belegt bij een selecte groep personeelsleden waarmee de kwaliteit blijft gewaarborgd. Evenals in 2010 en 2011 had
32 / 51
iedere ploegleider BHV een oefenschema welke conform is uitgevoerd. Centraal wordt dit continu gemonitord en waar nodig bijgestuurd. De RI&E BHV (eind 2011) is afgerond en wordt in maart 2012 getoetst door een onafhankelijk bureau. Verbeteracties zijn meegenomen in het plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt ook in 2012 periodiek door de preventie medewerkers gemonitord. Dit wordt weer meegenomen in zowel het interne veiligheidsoverleg als in het Bedrijfsvoeringsoverleg van de organisatie. Het gecombineerde onderzoek door de Inspectie voor de Volksgezondheid, Inspectie voor de Sanctietoepassing en de Arbeidsinspectie eind 2010 heeft aangetoond dat de gebouwlijke situatie veilig is. Naar aanleiding van voornoemde brandveiligheidscan zijn er op het gebied van gebouwelijke brandveiligheid een groot aantal deuren vervangen of aangepast en zijn de brandscheidingen op orde gebracht. Deze werkzaamheden worden in opdracht van DJI onder regie van de Rijksgebouwendienst uitgevoerd. Verder is de hoofddraagconstructie op brandveiligheid onderzocht en naar aanleiding van dit onderzoek zullen er in 2012 in de oudbouw en jaren ’70 bouw nog een aantal bouwkundige aanpassingen doorgevoerd worden. Met het Ministerie van Veiligheid en Justitie is afgesproken dat de kosten verbonden aan de bouwbegeleiding van de werkzaamheden in het kader van brandveiligheid worden vergoed. In 2010 is daarvoor € 31.500,- ontvangen. De werkzaamheden waren ultimo 2011 nog niet afgerond. In 2011 is € 7.680,- uitgegeven; de overige werkzaamheden vinden plaats in 2012. Begin 2011 heeft de brandweer ingestemd met een verkorte acceptatie- en vertragingstijd voor de nieuwe brandmeldinstallatie. In de toekomst wordt bekeken of de vertragingstijd nog verder naar beneden bijgesteld kunnen worden. Eind 2011 heeft het operationeel overleg met externe hulpdiensten plaatsgevonden, welke medio 2012 wederom geagendeerd staat na het beleidsoverleg van begin 2012.
4.4
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten
4.4.1
Kwaliteit van zorg
De kwaliteit van zorg komt (mede) tot uiting in de prestatie-indicatoren welke zijn aangeleverd in de portal van Zichtbare Zorg en zijn geaccordeerd in DigiMV. 1. Effectiviteit Behandelresultaat
2. Veiligheid Zorginhoudelijke veiligheid
1.1.b
Systematisch meten verandering ernst van de problematiek
69%
1.2.a
Systematisch meten verandering delictrisico
58%
1.2.b
Gebruikte instrumenten
1.3
Recidive
HKT-30 (klinisch eindoordeel) 1
2.2.a
-
Gemiddeld aantal insluitingen op aantal patiënten in behandeling
0,635
33 / 51
-
3,346
2.2.b
Duur van de separatie
91 uren
2.3.a
Somatische screening bij opname
100%
2.3.b
Jaarlijkse somatische screening bij opname > 1 jaar
89,075%
2.3.c
-
Omgevingsveiligheid
Gemiddeld aantal insluitingen op aantal gesepareerde patiënten
2.4
-
-
-
-
-
-
Percentage prevalentie diabetes mellitus type II Percentage prevalentie cardiovasculaire aandoeningen
5,907%
Gemiddeld aantal geweldsincidenten, onderling op totaal aantal patiënten Gemiddeld aantal geweldsincidenten, onderling op totaal aantal geweldplegers Gemiddeld aantal geweldsincidenten, tegen medewerkers op totaal aantal patiënten Gemiddeld aantal geweldsincidenten, tegen medewerekrs op totaal aantal geweldplegers Gemiddeld aantal geweldsincidenten, tegen zichzelf gericht op totaal aantal patiënten Gemiddeld aantal geweldsincidenten, tegen zichzelf gericht op totaal aantal geweldplegers
0,022 incidenten per patiënt
5,485%
0,667 incidenten per geweldpleger 0,007 incidenten per patiënt
0,222 incidenten per geweldpleger
0,015 incidenten per patiënt 0,444 incidenten per geweldpleger
Toelichting verandering ernst van de problematiek / verandering delictrisico De verandering van de ernst van de problematiek is gemeten aan de hand van de veranderingen van het klinische eindoordeel bij de populatie van 159 patiënten van wie zowel in 2011 als in 2010 met de HKT-30 de risicotaxatie is afgenomen. Deze populatie bedraagt 69% van het totaal aantal patiënten van wie de behandeling in 2011 is gesloten + het aantal patiënten dat gedurende het gehel verslagjaar in behandeling was (n=229). De verandering van het delictrisico is gemeten aan de hand van de veranderingen van het klinische eindoordeel bij de populatie van 159 patiënten van wie zowel in 2011 als in 2010 met de HKT-30 de risicotaxatie is afgenomen. Deze populatie bedraagt 58% van het totaal aantal patiënten die op enig moment bij de Mesdag in 2011 in behandeling was (n=274).
34 / 51
Wat niet wordt uitgevraagd maar wat wel relevant is, is het percentage patiënten uit deze populatie dat in 2011 een betere dan wel gelijkblijvend klinisch eindoordeel scoorde ten opzichte van 2010. Bij 84% van de patiënten was er sprake van een afnemend delictrisico in 2011 t.o.v. 2010. Bij iedere patiënt met een verlofmachtiging van wie de risicotaxatie niet actueel is, wordt het verlof opgeschort. Toelichting aantal separaties Binnen de forensische behandeling is het voorkomen van dwangmaatregelen niet een doel op zich, maar eerder het laatste stadium in preventieve en deëscalerende behandelinterventies. Het doel van beveiligde zorg is primair om recidive dan wel (gewelddadige) incidenten te voorkomen. Om dit doel te bereiken kan het noodzakelijk zijn om de autonomie van de patiënt te limiteren middels het opleggen van beperkende maatregelen, zoals separeren, als de zorg en bescherming, rechtsorde en veiligheid in het geding is. Het toepassen van beperkende maatregelen dient daarbij in verhouding te staan tot het te bereiken doel en zal gebeuren met het minst ingrijpende maar noodzakelijk geachte middel binnen de kader van de externe regelgeving. De Mesdag volgt de gedachte van GGZ Nederland dat problemen kunnen ontstaan wanneer ten onrechte dwang wordt toegepast, maar onderstreept ook dat er problemen kunnen ontstaan als hulpverleners onterecht geen dwang toepassen. In 2011 zijn 52 patiënten in totaal 174 keer gesepareerd geweest. Vijftien keren was fysiek ingrijpen daarbij noodzakelijk, de overige keren werkte de patiënt mee. Vijf patiënten zijn 12 keer of vaker gesepareerd, waarvan één zelfs 29 keer. In de portal van Zichtbare Zorg is opgenomen dat de gemiddelde duur van de separatie 45 uren bedroeg. Dat is echter exclusief de separatie van een RI-patiënt die duurde van mei 2011 tot medio januari 2012 (de portal is op moment van schrijven reeds gesloten, daarmee is het cijfer niet meer bewerkbaar). De gecorrigeerde gemiddelde separatieduur komt daarmee op 91 uren. Ten aanzien van deze ene enkele maar extreem langdurige separatie van 9320 uren in kalenderjaar 2011, op basis van een zeer bijzonder veiligheidsvraagstuk, is veelvuldig contact onderhouden met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGz), externe deskundigen en het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Toelichting somatische screening Alle patiënten kunnen een appèl doen op de 24-uurs bezetting van de Medische Dienst van de Mesdag. Te allen tijde kan contact worden opgenomen met deze afdeling naast het structurele aanbod van het verpleegkundigespreekuur, huisartsspreekuur en dagelijkse telefonische bel-uur. Alle nieuw opgenomen patiënten uit een Penitentiaire Inrichting dan wel uit een ander FPC, zijn binnen 10 werkdagen na opname somatisch gescreend. Patiënten die langer dan 1 jaar in zorg zijn worden niet structureel opgeroepen voor een somatische screening. Dat is inhoudelijk niet noodzakelijk en in enkele gevallen zelfs gecontraïndiceerd i.v.m. hun psychopathologie. Op individueel patiëntniveau wordt de afweging gemaakt een patiënt somatisch wel of niet structureel te volgen naast alle mogelijkheden die er zijn om ad hoc in contact te komen met de Medische Dienst. Van alle
35 / 51
176 patiënten die in 2011 in de kliniek hebben verbleven en langer dan 1 jaar een tbs-maatregel hebben (exclusief transmuraal), hebben er 157 een somatische screening ondergaan (89%). Daarnaast zijn alle patiënten met schizofrenie die antipsychotica gebruiken systematisch (minimaal 1 keer per jaar) voor hun cardiovasculaire en metaboolrisico gescreend i.h.k.v. de ROM-PHAMOUS.
4.5
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van medewerkers
4.5.1
Personeelsbeleid
Medewerkerparticipatie vindt zijn beslag in de formele communicatielijnen zoals de periodieke werkoverleggen, de gesprekscyclus omtrent het functioneren, overleggremia en project- en/of werkgroepen. Tevens zijn er in 2011 diverse themabijeenkomsten gehouden waar medewerkers konden aanschuiven en konden delen in de informatie. Met name met betrekking tot de ontwikkelingen in het werkveld en de ontwikkelrichting van de organisatie, is er in 2011 systematisch aandacht besteed aan het bereiken van medewerkers door middel van uitgaven van het interne personeelsblad, informatie op de intranetsite en zogenaamde ‘kantinebijeenkomsten’ waar de directie thematisch zaken bediscussieerde. Daarnaast hebben de directie en de Raad van Bestuur periodiek overleg gevoerd met de Ondernemingsraad over diverse aspecten van de organisatie en de bedrijfsvoering. In 2011 is in samenwerking met adviesbureau PI Company het competentiemanagement verder ontwikkeld. Alle leidinggevenden zijn getraind in het vastleggen van individuele doelen van medewerkers en de voortgang te bespreken en waar nodig bij te sturen in de gesprekscyclus: de jaarlijkse doelstellings-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken. Strategische personeelsplanning / arbeidsmarktproblematiek Waar in 2010 op basis van de kwaliteits- en efficiencyprojecten de focus voornamelijk lag op de interne mobiliteit (vacatureruimte vervullen door geschikte interne kandidaten), is met de oplevering van het gebouw Helperdiep voortvarend opgetreden om externe kandidaten aan te trekken. De procedure van werving en selectie is goed uitgevoerd, waardoor tijdig de teams konden worden geformeerd en ingewerkt waardoor veilige instroom van patiënten kon worden gerealiseerd. De opleidingsplaatsen voor GZ-psycholoog, klinisch psycholoog en psychiater waren continu benut. De vacature voor Behandel Coördinator staat blijvend uitgezet om deze deskundigheid ook voor de toekomst tijdig in huis te halen. Na een wat moeilijke aanloop, maar na adequate werving en het beschikbaar komen van eigen opleidelingen was in het najaar van 2011 de behandelstaf getalsmatig meer dan voldoende op orde. In 2011 zijn alle BIG-registraties van behandelaren gecontroleerd. Deskundigheidsbevordering Evenals in voorgaande jaren, is de professionaliteit van de medewerkers in 2011 middels scholingsprogramma’s, supervisie, intervisie en overige vormen van deskundigheidsbevordering op peil gehouden. Dit valt binnen de visie dat de Mesdag een organisatie is die zich continue ontwikkelt. Een collectief programma ten behoeve van gezamenlijke ontwikkeling en een individueel programma
36 / 51
ten behoeve individuele ontwikkeling is in het Opleidingsplan. Het Opleidingsplan 2011 is grotendeels uitgevoerd. Specifiek ten aan zien van (persoonlijk) leiderschap zijn de concepten opgeleverd voor een visiedocument. In 2012 zal dit z’n verdere beslag krijgen middels de oplevering van de uitgangspunten, een kliniekbrede ludieke aftrap en aanvullende workshops rondom leiderschapsontwikkeling. Gezondheidsbeleid In het kader van het Integraal Gezondheidsbeleid is in 2011 aangehaakt bij het initiatief Alpe d’HuZes welke ook binnen de muren van de kliniek werd gehouden. In de aanloop naar en tijdens dit sportieve evenement werkten medewerkers aan hun lichamelijke en geestelijke conditie. In het kader van leefstijl waren deze dag zorgverzekeraars aanwezig om een bijdrage te leveren aan het gezondheidsbeleid. Medewerkers konden een healthcheck laten uitvoeren doen (meting BMI, bloeddruk, bloedsuiker etc). Dit heeft geleid tot actie op een aantal afdelingen of individuele medewerkers in de vorm van afvallen en sporten. Gezondheid en inzetbaarheid zijn ook onderwerp van gesprek naar aanleiding van het verzuimbeleid en naar aanleiding van de resultaten uit de WerkVermogensMonitor. Verzuim Mede middels direct en frequent contact in de driehoek tussen medewerker, leidinggevende en bedrijfsarts, is de organisatie goed in staat geweest te sturen op verzuim: preventie, ziekteverzuimbegeleiding, frequent verzuim, inzetbaarheid (reïntegratie/mobiliteit) en de kosten van verzuim. Deze geprotocolleerde aandacht wordt actief onderhouden (o.a. verzuimtrainingen management, evaluaties in Sociaal Medisch Team) en heeft in 2011 geleid tot een verdere daling van het verzuimcijfer: 4,2% ten opzichte van 4,7% in 2010, 4,9% in 2009 en 5,1% in 2008. De doelstelling (norm = ≤ 4%) is echter niet behaald. De gerealiseerde verzuimfrequentie van gemiddeld 1,2 meldingen over geheel 2011 is wel conform de beoogde doelstelling.
4.5.2
Kwaliteit van het werk
In tegenstelling tot voorgaande jaren waarin vooral de medewerkerstevredenheid is onderzocht, is in 2010 het werkvermogen gemeten: de mate waarin een medewerker zowel lichamelijk als geestelijk in staat is om te werken. Eind 2010 hadden reeds alle medewerkers hun individuele scores zelf kunnen lezen en duiden via de web-enquête. Begin 2011 zijn alle bevindingen per afdeling met de leidinggevenden besproken en in de teams behandeld in aanwezigheid van de directie. Iedere leidinggevende heeft een plan van aanpak met zijn of haar teamleden opgesteld en individuele doelstellingen zijn opgenomen in de cyclus van de functioneringsgesprekken. Aanvullend is er medio 2011 een werkgroep geformeerd die onderzoekt hoe medewerkers met meer (werk)plezier aan het werk kunnen zijn. Het plan van aanpak wordt in 2012 gepresenteerd. Klachtencommissie De Mesdag heeft een interne klachtenregeling voor medewerkers. Daarnaast is in 2010 conform de CAO-bepalingen een aanvullende regeling vastgesteld ten aanzien van seksuele intimidatie. De
37 / 51
Klachtencommissie adviseert de directie, de voorzitter is een onafhankelijke persoon die niet werkzaam is voor de organisatie. Onderhavig verslagjaar heeft de Klachtencommissie geen klachten ontvangen. Er was in 2011 wel sprake van enige onrust onder medewerkers van de Mesdag vanwege een veranderde werkwijze, welke in een viertal projecten is uitgewerkt. Dit heeft echter niet geleid tot het indienen van klachten bij de Klachtencommissie. Problemen of klachten die hieruit voortkwamen lijken allen “in de lijn” te zijn opgelost. De Klachtencommissie spreekt haar waardering uit naar de medewerkers, het management en de organisatie. Vertrouwenspersoon De Mesdag voert beleid met betrekking tot preventieve maatregelen tegen ongewenst gedrag van medewerkers onderling en organiseert opvang en begeleiding voor medewerkers die hiermee geconfronteerd worden. De uitvoering van dit beleid is in handen van de vertrouwenspersoon van de de Mesdag in samenwerking met de vertrouwenspersonen van Lentis. Bij de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen staat de vertrouwenspersoon op grond van de genoten opleiding geregistreerd als gecertificeerd vertrouwenspersoon. Deze registratie geldt tot 31-12-2013. In 2012 zullen de voorwaarden bekend gemaakt worden die gelden om geregistreerd te blijven. In 2011 heeft de vertrouwenspersoon 11 meldingen gehad. Zeven keer betrof het een medewerker die ontevreden was over de handelwijze van de leidinggevende. In zes gevallen zijn de zaken in gesprekken opgelost, eenmaal heeft een conflict geresulteerd in ontslag, mede op basis van onvoldoende functioneren voor langere tijd. Daarnaast waren er vier meldingen omtrent niet-integer gedrag tussen medewerkers onderling, betreffende langlopende onderlinge conflicten. In 1 geval was er sprake van dat een medewerkster onderkende gevoelens van verliefdheid te ontwikkelen voor een patiënt. Dit is tijdig in gesprek gebracht en heeft geleid tot een ontslagprocedure. Interne Bezwaren Commissie De Interne Bezwaren Commissie (IBC) met haar onafhankelijke voorzitter heeft de taak de directie te adviseren wanneer er een bezwaar wordt ingediend tegen een besluit omtrent de functiebeschrijving, de functiewaardering of een verzoek tot herziening. In 2011 heeft de IBC geen klachten ontvangen. Arbeidsomstandigheden De Arbo Coördinator is in 2011 samen met de preventiemedewerkers gestart met de uitvoering van de Zorgrie, de digitale branche RI&E voor de zorgsector. Op basis van selectie uit de vragenlijst en een onderverdeling richting de te onderscheiden afdelingen, is een vragenlijst op maat samengesteld en afgenomen. Samen met de direct leidinggevenden van de betrokken units zijn plannen van aanpak opgesteld. Deze worden begin 2012 getoetst door een externe deskundige.
4.6
Samenleving en belanghebbenden
De Mesdag werkt aan het beveiligen van de samenleving door het bieden van forensische zorg aan patiënten met een tbs-maatregel met als doel het delictrecidiverisico tot een aanvaardbaar minimum
38 / 51
te beperken. In dit kader wordt onder andere uitvoering gegeven aan het Verlofbeleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, teneinde de patiënt onder eventuele voorwaarden te reïntegreren in de maatschappij. Het verzorgen en bewaken van forensische kwaliteit en deskundigheid binnen de regio, is verankerd in de interne keten van het samenwerkingsverband Forint. Deze ketensamenwerking is geborgd in (pro)actieve deelname het wekelijks overleg van het Veiligheidshuis Groningen. Samenleving om ons heen In 2011 heeft de Mesdag een vervolg gegeven aan haar periodieke overleg met het Openbaar Ministerie en de gemeente Groningen. Aangaande de realisatie van de nieuwbouw Helperdiep, vond er in 2011 veelvuldig overleg plaats met direct omwonenden. De Mesdag heeft zich daarbij steeds op het standpunt gesteld dat de wensen van de omwonenden worden gevolgd zolang dit de bedrijfseconomische belangen van de organisatie niet schaadt. Milieu Samen met adviesbureau PowerQ is er door de afdeling Gebouwen & Techniek een EEP (Energie Efficiency Plan) opgesteld. Dit grotendeels door de Provincie Groningen gesubsidieerd plan beschrijft maatregelen die de Mesdag de komende jaren kan nemen om tot energiebesparingen te kunnen komen. De 1e maatregel die in 2011 vanuit dit EEP is uitgevoerd is het isoleren van pompen en appendages van de CV-installaties. In 2012 zullen er meer energiebesparende maatregelen worden doorgevoerd. In 2011 is de milieustraat in gebruik genomen. Onderzoek De Mesdag heeft een belangrijke functie in het beveiligen van de samenleving tegen de delictgevaarlijkheid van forensisch psychiatrisch patiënten. De behandeling daartoe is zo veel als mogelijk afgestemd op de meest recente inzichten betreffende forensische zorg. De Mesdag speelt een actieve rol in de ontwikkeling en evaluatie van behandelmethoden door het verrichten van wetenschappelijk onderzoek hiernaar. De organisatie heeft de doelstelling om in 2013 Top GGZ gecertificeerd te zijn. Top GGZ is zeer gespecialiseerde patiëntenzorg (topklinisch en topreferent) in combinatie met wetenschappelijk onderzoek, innovatieve behandelingen en kennisverspreiding bestemd voor patiënten die vanwege ernstige, complexe en/of zeldzame aandoeningen onvoldoende resultaat hebben van een behandeling in de 2de lijns geestelijke gezondheidszorg. Sponsoring maatschappelijke doelen De Mesdag hanteert de visie dat de ontvangen publieke middelen voor forensische zorg ook besteed dienen te worden aan die primaire doelstelling. Derhalve sponsort de Mesdag geen maatschappelijke doelen. Wel is er ten tijde van de fietsactie Alpe d’HuZes in de Mesdag een inzamelingsactie gehouden waarna een bedrag van ruim € 7000,- aan sponsorgelden kon worden gedoneerd ten gunste van kankerbestrijding.
39 / 51
4.7
Financieel beleid
Het financiële beleid is gericht op een jaarlijks positief sluitende exploitatie en versterking van de vermogenspositie. De Mesdag werkt continu aan het inregelen van verbeteringen in de exploitatie, waarbij bedrijfsvoering, (zorg)logistiek, productie en personeelsinzet effectiever en efficiënter geschiedt. Los van stelselwijzigingen is het wenselijk dat de solvabiliteit uitkomt op minimaal 15% van de jaaromzet de komende jaren. De geschiedenis van de Mesdag als Rijksinstelling is debet aan een fors lagere uitgangspositie. Het versterken van het eigen vermogen vereist een jaarlijks te behalen positief exploitatieresultaat.
4.8
Ontwikkeling toekomstig beleid
De komende periode werkt de Mesdag enerzijds aan de verdere concretisering van de speerpunten zoals weergegeven in ons meerjaren beleidsplan 2009 - 2012 Naar nieuw elan. Anderzijds zal in 2012 een nieuw meerjarenbeleidskader worden geschapen voor de jaren daarna. In het jaarplan 2012 zijn de lijnen neergelegd waarlangs de Mesdag zich op korte termijn doorontwikkelt. Vanuit het inhoudelijke perspectief worden processen gecontinueerd welke reeds gestart zijn en wordt beoogd de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren dan wel vast te houden. Louter inhoudelijke evolutie is echter geen garantie voor een succesvolle implementatie van verbeteringen. Inhoudelijke doorontwikkeling kan niet los worden gezien van de politieke, bestuurlijke en organisatorische context. De tijden veranderen in het forensische werkveld. Dat maakt dat de Mesdag actief en vroegtijdig onze regelgever, toezichthouder en financier (DForZo) en collega-instellingen wil treffen. De consequenties van de gewijzigde financieringsstructuur en landelijke capaciteitsontwikkeling hebben subbiet nadelige gevolgen voor onze organisatie. In gezamenlijkheid zal de Mesdag moeten blijven zoeken naar gepaste oplossingsrichtingen, met respect voor ieders positie maar vanuit algemeen belang. Voor de Mesdag is het dan ook des te klemmender om efficiënt en effectief te werken. In de complexe interne en externe omgeving waarin onze organisatie zich bevindt, kan juist de inhoudelijke lijn houvast bieden. In 2012 is doorontwikkeling van de zorgprogrammering en de zorglogistieke vertaling daarvan dan ook van kardinaal belang en richtinggevend voor de organisatie. Dit betekent dat intern de verschillende disciplines op de domeinen van de zorginhoud (initiatiefnemer) en de bedrijfsvoering de volgende stap maken door zich optimaal met elkaar te verstaan. Gezamenlijk staan we voor het geheel. In randvoorwaardelijke zin zal de Mesdag diverse processen optimaliseren, of het nu leiderschap betreft, borging van (brand)veiligheid of het zetten van vervolgstappen in de ontwikkeling van het EPD. Het Jaarplan 2012 van de Mesdag is op te vragen via
[email protected]
40 / 51
5
VERKORTE JAARREKENING
5.1
Balans per 31 december 2011 (na resultaatbestemming) 31-122011
3. Eigen vermogen
31-122011 3.664.586
31-122010 3.199.012
4. Voorzieningen
1.862.280
1.306.611
5. Langlopende schulden
40.333.330
31.624.729
6. Kortlopende schulden
11.235.551
10.400.554
Totaal passiva
57.095.747
46.530.905
2011
2010
BEDRIJFSOPBRENGSTEN Niet-gebudgetteerde zorgprestaties Subsidies Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
33.007.636 273.454 7.910.823 41.191.913
30.693.895 244.599 6.693.841 37.632.336
BEDRIJFSLASTEN Personeelskosten Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten
26.150.924 1.815.833 10.855.761 38.822.518
26.032.475 1.393.582 8.084.323 35.510.380
2.369.395
2.121.956
-1.903.820 465.574
-1.789.503 332.453
465.574
332.453
465.574
332.453
1. vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Totaal vaste activa
308.345 47.106.761 4.800 47.419.906
2. Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen Totaal vlottende activa Totaal activa
5.2
31-122010 380.558 37.619.000 4.500 38.004.057
4.360.441 5.315.400 9.675.841
1.430.150 7.096.697 8.526.848
57.095.747
46.530.905
Resultatenrekening over 2011
BEDRIJFSRESULTAAT Financiële baten en lasten RESULTAAT UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING RESULTAAT BOEKJAAR RESULTAATBESTEMMING Het reslutaat is als volgt verdeeld: Toevoeging eigen vermogen
41 / 51
Bijlage 1; Wetenschappelijk Onderzoek
1. Empathieonderzoek (promotie onderzoek)
Onderwerp Empathie. Dit betekent je kunnen verplaatsen in, en meeleven met een ander. Dit is een centraal begrip in de forensisch-psychiatrische diagnostiek en behandeling. Het gaat om: 1. hoe ontwikkelt empathie zich, 2. is er op die ontwikkeling invloed uit te oefenen en zo ja hoe, en 3. wat is de neurobiologische basis van empathie en zijn disfuncties
Partner(s) Het onderzoek is een samenwerkingsproject van de School of Behavioral and Cognitieve Neurosciences (BCN) van de Rijksuniversiteit Groningen en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) met de Dr. S. van Mesdagkliniek.
Onderzoekers Mevr. drs. Harma Meffert (promovendus), mevr. drs. Valeria. Gazzola, prof. dr. Hans den Boer, prof. dr. Christian. Keysers, dr. Arnold Bartels,
Voortgang 2011 Het paper met de titel ‘Vicarious representations in psychopathy’ is in 2011 beoordeeld door het tijdschrift Neuron. De suggesties die gedaan werden door de recensenten worden momenteel verwerkt in het manuscript en deze zal in 2012 opnieuw aan Neuron worden aangeboden. Het paper met de titel ‘Structural differences in shared circuits in schizophrenia, autism, and psychopathy’ is afgerond en in 2011 aangeboden aan een tijdschrift. Dit proces zal in 2012 worden voortgezet. In 2011 is het proefschrift ‘Empathy under arrest?’ afgerond en goedgekeurd door de leescommissie. Het proefschrift wordt op 21 mei 2012 verdedigd
2. Onderzoek autismespectrumstoornissen
Onderwerp Tot voor kort werden deze stoornissen te weinig onderkend. Schattingen zijn dat het vóórkomen binnen de forensische psychiatrie op 10% tot 15% ligt. Er bestaan nog weinig behandelmethoden voor forensisch-psychiatrische patiënten met autismespectrumstoornissen en van bestaande methoden is het resultaat nog niet uit systematisch onderzoek bekend. Nu de stoornis meer onderkend wordt, is de behoefte groot meer te weten over de diagnostiek, de kern van de stoornis en de behandeling, in relatie tot het specifiek forensische aandachtgebied (preventie delictgedrag). Het onderzoek betreft: - diagnostiek (hoe tot een goede diagnose te komen en de behandelvoortgang goed kunnen evalueren), - behandeling (welke methoden werken goed, op welke manier en in welke volgorde) - specifieke risicotaxatie (de standaardrisicotaxatie is voor deze specifieke doelgroep waarschijnlijk niet gericht genoeg) en - levensloopbegeleiding (wat is op de langere termijn werkzaam en nodig).
Partners Het diagnostiekonderzoek geschiedt in samenwerking met het autismecentrum het Dr. Leo Kannerhuis in Oosterbeek en Doorwerth.
Onderzoekers Dr. Arnold A.J. Bartels, mevr. dr. Astrid van Dijk
42 / 51
Voortgang in 2011 In verband met de pensionering van dr. A. Bartels is deze onderzoekslijn voorlopig gestopt.
3. Forensische sociale-netwerkanalyse
Onderwerp Het sociale netwerk van een patiënt speelt in de meerderheid van de gevallen een belangrijke rol in de aanloop tot het delict (falen van de preventie). De invloed van het sociale netwerk als factor komt in de bestaande risicotaxatie-instrumenten slechts beperkt aan de orde. Het onderzoek betreft het sociale netwerk van de patiënt buiten de kliniek. Middels interviews met patiënten en enkele van hun netwerkleden wordt onderzocht welke netwerkpersonen en omstandigheden in het individuele geval bijdragen aan vermindering of toename van delictgevaar. Een belangrijk aandachtspunt in dit onderzoek is het ontwikkelen en evalueren van hierop gebaseerde interventies. Interventies bestaan uit afspraken met patiënt en netwerkleden over het toekomstig leven, eventueel in de vorm van levensloopbegeleiding.
Partners Het betreft een promotieonderzoek in samenwerking met de Rijksuniversiteit Utrecht, Universiteit van Tilburg en Stenden Hogeschool Leeuwarden. Daarnaast betreft het een intern Mesdagonderzoek.
Onderzoekers Dr. Marinus Spreen, mevr. Swanny Kremer, mevr. Marlies van de Berg, drs Lydia Pomp (promovenda, Stenden Hogeschool), prof dr S. Bogaerts (Universiteit van Tilburg) en prof dr B. Völker Volkers (Universiteit Utrecht).
Voortgang in 2011 et het integreren van de FSNA en de milieurapportage in het kader van sociale diagnostiek. Daarnaast is er in 2009/2010 een FSNA-interventie studie geweest onder de patienten van de Uitstroom. Hierover is een artikel geschreven welke in 2011 is gepubliceerd in het tijdschrift Proces. In 2011 is een FSNA cursus gegeven aan een aantal Vlaamse forensische instellingen. In 2011 is een presentatie verzorgd getiteld ‘A social network approach to assess and monitor the forensic psychiatric patient’s (risk) behavior’ op het International Congress on Law and Mental Health. Berlijn, Duitsland, 21 Juli 2011.
4. Effecten van netwerken op behandeling van patiënten (promotie onderzoek)
Onderwerp Op het niveau van een behandelingafdeling wordt bestudeerd hoe het sociale netwerk van een patiënt eruit ziet (interviews met patiënten en sociotherapeuten) en wat dat betekent aan extra gegevens om de behandeling te ondersteunen. Hoe kun je uit wat je als sociotherapeut wél van patiënten ziet (wie met wie op welke manier omgaat) iets schatten en zo mogelijk concluderen over wat je níét ziet (patiënten die elkaar onder druk zetten, die verboden materiaal uitwisselen of aan elkaar verkopen als drugs, niet toegestane cd’s en dergelijke. Welke invloed heeft de netwerkstructuur op de afdeling op het behandelverloop?
Partners Het betreft een promotieonderzoek in samenwerking met de vakgroepen sociologie van de Rijksuniversiteiten Groningen en Utrecht, Interuniversity Center for Social ScienceTheory and Methodology (ICS).
43 / 51
Onderzoekers Drs. R. van der Horst (promovendus), prof. dr. Tom Snijders (University of Oxford), prof. dr. Völker (Interuniversity Center for Social Science Theory and Methodology Utrecht) en dr. M.Spreen
Voortgang in 2011 In 2009 is de longitudinale dataverzameling afgerond. Deze bestond uit 3 metingen op 5 behandelafdelingen voor persoonlijkheidsstoornissen. Naast gegevens over sociale relaties van patiënten zijn middels een (op dynamische HKT-30 items gebaseerde) vragenlijst gegevens verzameld over het functioneren (de ‘behandelstaat’) van de patiënten. In 2010 zijn twee artikelen gepubliceerd en op 7 november 2011 is het proefschrift Network effects on treatment results in a closed forensic psychiatric setting door dr R van der Horst verdedigd.
5. Arousal meter
Onderwerp Mensen laten fysiologische reacties zien op het herkennen van voorwerpen of beelden en op vragen naar emotionele gebeurtenissen. Deze onderzoekslijn heeft als leidende vraag: op welke wijze kunnen meetmethoden van fysiologische reacties ingezet worden als behandelingsondersteunende en risicomanagement methode (monitoring) gedurende het resocialisatieproject. Dit project is een vervolg op en een verbetering van het polygrafisch onderzoek. Met behulp van neuropsychologische tools en EEG-onderzoek worden fysiologische reacties gemeten zoals elektrische huidweerstand, ademhaling, bloeddruk, oogbewegingen, spierbewegingen, hersengolven en bloedvolumedoorvoer. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar betrouwbaarheid en validiteit van ‘bevraging’.
Partners Universiteit van Tilburg/Leuven
Onderzoekers prof. Dr. Stefan Bogaerts, dr. Marinus Spreen en drs S.Fielenbach.
Voortgang in 2011 In 2010/2011 is een aantal experimenten beschreven welke in 2011 zullen worden uitgevoerd. Deze experimenten hebben tot doel om de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van arousal te onderzoeken. In 2011 is hiertoe een arousalmeter aangeschaft en drs S. Fielenbach aangetrokken als onderzoeker.
Plannen voor 2012 Studie 1 Werktitel: De mythe van de neutrale stimuli In deze studie willen we plaatjes die in andere studies als neutrale stimuli gebruikt worden testen op hun daadwerkelijke neutraliteit. Wat bepaalt dat een stimulie daadwerkelijk minder arousal kan oproepen dan een andere, en bestaat er daadwerkelijk zoiets als neutraliteit van stimuli? Plaatjes worden aan respondenten aangeboden en de reacties hierop door middel van fysiologische maten zoals EEG, spierspaning, huidgeleiding en hartslag gemeten. Er zal gekeken worden of reacties op stimuli geassocieerd kunnen worden met een bepaalde persoonlijkheidsstructuur, waardoor toekomstig onderzoek onder TBS-patienten beter gevalideerd kan worden.
44 / 51
Studie 2 Werktitel: Het meten van het niveau van craving dmv fysiologische parameters In deze studie willen we dmv het aanbieden van verschillende stimuli (bijvoorbeeld drugsgerelateerde foto's afwisselend met ongerelateerde foto's) het cravingsniveau van patiënten met een verslavingsprobleem vaststellen. De opzet zal grofgezegd als volgt zijn: een groep patiënten met verslavingsproblematiek vullen zowel subjectief hun "craving" in via zelfrapportagelijsten, eventueel vullen personeelsleden deze in voor patiënt, en we halen aanvullende informatie uit ons patiëntvolgsysteem. Daarnaast zal er een controle groep zijn die niet fysiologisch reageren op stimuli. Het behandeldoel van dit onderzoek is dat a.patiënten die subjectief rapporteren dat ze geen craving meer hebben ondersteund worden in hun beleving indien dit ook fysiologisch wordt gevonden (ook goed voor vertrouwensband) en b. patiënten die subjectief rapporteren dat ze geen craving hebben maar fysiologisch wel reageren bewust maken van dit gegeven zodat ze tot beter inzicht komen. Met de vaststelling dat craving betrouwbaar gemeten kan worden met fysiologische parameters kunnen dan in de nabije toekomst behandeleffect studies gedaan worden (bijv Libermanmodules) en als risicomanagement methode toegepast worden (bijv cravingsniveau voor verlof en na verlof in kaart brengen voor de patiënt). Naast deze studies binnen het FPC Dr. S. van Mesdag zal er een samenwerking met het FPC Veldzicht plaats vinden. Dit valt onder het onderzoeksproject van twee collegas in het kader van de opleiding tot klinisch psycholoog. In dit onderzoek wordt de reactiviteit op alcoholstimulie gemeten. Patienten van het FPC Veldzicht ondergaan een training, waarvoor de arousal meter uit het FPC Dr. S. van Mesdag de voor- en nameting verzorgd.
6. Risicotaxatie onderzoek
Onderwerp Risico taxatie is een verplicht onderdeel van het vrijhedenbeleid en de kwaliteit van de risicotaxaties is structureel onderwerp van onderzoek. In FPC dr. S. van Mesdag wordt gebruikt gemaakt van de HKT-30 als instrument voor geweldsdelinquenten en de SVR-20 voor zedendelinquenten.
Partner Alle FPC’s in Nederland
Onderzoekers dr. Marinus Spreen, prof dr. S. Bogaerts
Voortgang in 2011 In 2010 is het landelijke project HKT-revisie van start gegaan. Dit project wordt gefinancierd met behulp van een innovatiesubsidie van DJI waarin FPC dr. S. van Mesdag penvoerder is (projectleider: dr. M. Spreen). In 2011 is dataverzamelingsfase afgerond. Er zijn in totaal 347 landelijke dossiers van ex-patiënten die in de jaren 2004- 2008 ontslag hebben gekregen gescoord. In 2012 wordt de dataset geanalyseerd en de handleiding geschreven. In 2011 heeft drs K. de Vries in het kader van de opleiding tot Klinisch Psycholoog retrospectief onderzoek uitgevoerd met de HKT-30. Het artikel is geaccepteerd door het Tijdschrift voor Psychiatrie en zal in 2012 verschijnen. In 2011 heeft dr. M.Spreen gastcollege Risicotaxatie gegeven bij de Master Forensische Psychologie van de Universiteit Tilburg en bij Klinische Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2011 is ook een risico taxatie cursus gegeven aan GGZ Friesland. Daarnaast heeft hij de jaarlijkse interne risico taxatiecursus voor nieuwe medewerkers in FPC Dr S. van Mesdag gegeven.
45 / 51
7. N=1 methodiek en het Patient Volg Systeem(PVS) (promotie onderzoek)
Onderwerp N=1 staat voor: het aantal onderzochte mensen (in onderzoekstermen: N) is één. Dus het gaat over één persoon. De overgrote meerderheid van behandelevaluatie-onderzoek gaat over groepsvergelijkingen (van wel behandelde met niet of anders behandelde mensen). Dat is uitermate belangrijk onderzoek, maar daarnaast blijft de vraag: of er in het individuele geval een redelijke indicatie is te geven voor de werkzaamheid van een behandeling (causaal verband tussen behandeling en gebleken vooruitgang op bijvoorbeeld tests en inzake gedrag)? Daartoe is de zogenoemde N=1-methodiek ontwikkeld. Deze bestaat in aanzet sinds de jaren ‘70, maar komt vanwege de benodigde statistiek en methodologie maar heel langzaam tot ontwikkeling terwijl er in principe een groot potentieel is. Een belangrijke onderzoekslijn is N=1-methodologie ontwikkelen: in individuele gevallen kunnen aangeven of er vooruitgang is en of er duidelijke indicaties zijn voor een causale samenhang daarvan met de gegeven behandeling (interventies). De ontwikkelde N=1 methodiek is toegepast in een patiënt volg systeem dat bestaat uit een vragenlijst (Instrument voor Forensische Behandelevaluatie (IFBE)) die elke behandelbespreking door alle betrokken behandelaars ingevuld wordt. Het doel van het PVS is het op gestructureerde wijze evalueren van de behandeling op N=1 niveau, dit wordt ook wel routine outcome monitoring (ROM) genoemd. Met de verzamelde data zullen vervolgens ook op groepsniveau behandelonderdelen en zorgprogramma’s geevalueerd gaan worden.
Partner Forensische psychologie, Universiteit van Tilburg.
Onderzoekers Drs. Erwin Schuringa, Dr. Marinus Spreen, prof dr S. Bogaerts (universiteit Tilburg)
Voortgang in 2011 In 2011 is de aangepaste vragenlijst (Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie (IFBE)) standaard geimplementeerd bij de multidisciplinaire besprekingen. Daarnaast is in 2011 gewerkt aan de verder validering van de IFBE en is meegwerkt aan de N=1 editie van GGzetWetenschappelijk. In 2012 worden de eerste resultaten aangeboden aan internationele wetenschappelijke tijdschriften. In 2011 is de belangstelling vanuit IZZ Zuidlaren is meer concreet geworden en wordt de IFBE in 2012 ingevoerd.
8. Ethisch onderzoek
Onderwerp Wanneer men op een regelmatige basis en gestructureerd met elkaar in gesprek gaat over ethiek en morele afwegingen, zal het nadenken over wat onze behandeling tot een goede behandeling maakt toenemen. In de dagelijkse praktijk is er zelden bedenktijd. Juist bij het maken van afwegingen bij morele dilemma’s lijken werkers vaak op zichzelf aangewezen te zijn. Werkers richten zich dikwijls op hun eigen intuïtie en ervaringen. Moreel denken en werken is daardoor onderhevig aan willekeur en lijkt weinig reflectief en gecontroleerd te zijn. Er is in FPC Dr. S. van Mesdag geen centraal orgaan dat steun biedt of sturing geeft bij het tot stand komen van morele oordeelsvorming. Bij ethisch onderzoek wordt onderzocht of het ‘ethisch denken’ gestimuleerd wordt door regelmatig stil te staan bij ethische aspecten van de behandeling. Medewerkers worden ondersteund bij het eigen denkproces. Dit heeft als doel de morele bewustwording te bevorderen, de kwaliteit van morele reflectie te verbeteren, de motivatie tot het verlenen van goede zorg te vergroten en daarmee de kwaliteit van de zorg te verbeteren. De ondersteuning aan de medewerkers wordt geboden door in regelmatige reflectiebijeenkomsten een stappenplan uit te leggen én toe te passen. De bijeenkomsten kunnen gebruikt worden om begrippen te verhelderen, om de situatie uit te diepen,
46 / 51
om eventuele argumenten te analyseren en om te zien of deze coherent zijn, om zo te komen tot een situatie waarin de medewerker zelf tot een weloverwogen beslissing kan komen. Ook wordt onderzocht welke morele waarden voor medewerkers belangrijk zijn en hoe zij deze waarden vertalen in normen voor het handelen.
Partner Rijksuniversiteit Groningen Anne Ruth Mackor (Hoogleraar professie ethiek aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid in het bijzonder van de juridische professies en bijzonder hoogleraar professionele ethiek vanuit humanistisch perspectief bij de Faculteiten Wijsbegeerte en Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
Onderzoekers Swanny Kremer (Coördinator ethisch onderzoek, Junior Onderzoeker), Ben Rijpkema (Geestelijk Verzorger), Gerbrand Stam (Psychotherapeut), Harm Prins (Manager Dienst Geïntegreerde Beveiliging), Harry Beintema (Directeur Behandelzaken), Heidi Wolf (Sociotherapeut), Hein Bokern (Zorginhoudelijk Manager), Jeannette van der Meijde (Geestelijk Verzorger), Karin Groot (Beeldend Therapeut), Lammert Neijmeijer (Geestelijk Verzorger), Mariët Slaats (Medewerker Onderzoek en Diagnostiek), Sheila van Staveren (Geestelijk Verzorger), Wilma Kerstholt (Seksuologen) en Wouter Bosma (Medewerker Arbeidsgerichte Activiteiten)
Voortgang in 2011 De werkgroep ethiek vindt het belangrijk om tijd te nemen voor reflectie, om werknemers met elkaar op een systematische manier te laten buigen over het werk, over zorg, over behandeling. In 2011 zijn er drie themalunches georganiseerd waarbij alle medewerkers aan konden schuiven om mee te denken. De drie thema’s waren: ‘Privacy’, ‘Informed Consent’ en
‘Behandelen en Beveiligen’. Ter plekke is een stappenplan uitgewerkt met betrekking tot het betreffende thema. De themalunches worden binnen de kliniek goed bezocht, en ook goed ontvangen.
Plannen voor 2012 Ook in 2012 zullen er weer drie themalunches worden georganiseerd waarbij medewerkers kunnen aanschuiven en op een gestructureerde manier kunnen meedenken over ethische dilemma’s die spelen in de kliniek. De werkgroep ethiek zal een masterstudent wijsbegeerte (Rug) onderzoek laten doen naar de kwaliteit van leven voor patiënten in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 8 november 2012 zal er een symposium worden georganiseerd over het thema ‘filosofie in de forensische psychiatrie’ in het kader van het 10-jarig bestaan van de onderzoeksafdeling van de Mesdag. .
9. Riskmanagement in Forensic Mental Health Nursing / Vroegsignalering (promotie onderzoek)
Onderwerp De Methode Vroegsignalering, vroegsignalering met behulp van signaleringsplannen, stelt tot doel dat patienten en sociotherapie samenwerken in het identificeren, beschrijven en evalueren van patiënt zijn persoonsgebonden vroege waarschuwingssignalen van agresssie. Deze methode is toegepast en bestudeerd bij de totale patienten populatie van de FPC Dr. S. Van Mesdag. Onderzoek is gedaan naar het effect van de methode op het aantal separaties en de ernst van agressie bij incidenten in de kliniek. Daarnaast is op het niveau van sociotherapie bestudeerd wat de relatie is tussen vroegsignalering en de mate van betrokkenheid versus afstandelijkheid van medewerkers naar hun patienten. Tenslotte is een vroegsignaleringslijst
47 / 51
(FESAI1) ontwikkeld die dient ter ondersteuning van het ontwerpen van een signaleringsplan.Resultaten tonen aan dat Vroegsignalering significant bijdraagt aan het terugdringen van: het aantal separaties en de ernst van agressie tijdens incidenten.
Partner(s) Het onderzoek is een samenwerkingsproject van de Rijksuniversiteit Utrecht met de FPC Dr. S. van Mesdag en FPA De Meren.
Onderzoekers Dr. Frans Fluttert, Dr. Berno van Meijel, Prof. Dr. Henk Nijman, Prof. Dr. Stal Bjorkly (Noorwegen), Drs. Mirjam van Leeuwen en Prof. Dr. Mieke Grypdonck.
Voortgang in 2011 Op 11 januari 2011 is de Forensisch Verplegingswetenschapper Frans Fluttert gepromoveerd op dit onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd op internationale congressen in Duitsland, Tsjechië, Spanje, Engeland, België en Noorwegen. De promotie is aangekondigd in een uitgebreid artikel in de Volkskrant (dd. 11-01-2011) en Fluttert is hierover geïnterviewd tijdens uitzendingen op landelijke en regionale radio. Mede dankzij dit promotieonderzoek heeft de Forensisch Verplegingswetenschapper posities gekregen als: (1) Research Supervisor bij het Centre for Forensisc Psychiatry van de universiteit van Oslo en (2) Ass.Professor bij Molde University College (Noorwegen). Daarnaast is er internationaal toenemende belangstelling voor samenwerking op het gebied van training en onderzoek in het raamwerk van Early Recognition Method [ERM]. In de manual van de vernieuwde HCR-20-V3 staat de ERM vermeld als evidence-based risk management methode. Binnen het raamwerk van Vroegsignalering zijn vervolgonderzoeken verricht door studenten van de Hanzehogeschool en Saxion Hogeschool.
10. Multi centre-onderzoek Early Recognition in Forensic Care
Onderwerp De Methode Vroegsignalering, zoals hierboven omschreven bij punt 1., is toegepast en bestudeerd in (forensische) klinieken in Duitsland (Lippstadt en Dortmund) en 6 klinieken in België (universiteit van Gent).
Partners Dit onderzoek vindt plaats binnen samenwerkingsverbanden tussen FPC Dr. S. van Mesdag, LWL-Zentrum für Forensische Psychiatrie Lippstadt (Duitsland) en FPC Dr. S. van Mesdag en Universiteit van Gent (België)
Onderzoekers Dr. Frans Fluttert, Anja Thormann FH (Duitsland) en Prof. dr. Sofie Verhaeghe (België)
Voortgang in 2011 In 2011 zijn de data verzameld en resultaten gepresenteerd op internationale congressen in Spanje, Tsjechië en België .
1
FESAI = Forensic Early Signs of Aggression Inventory
48 / 51
11. Early Recognition Method, Norwegian Pilot Project Research
Onderwerp De Early Recognition Method [ERM], zoals beschreven bij punt 1, wordt in een Noorse forensische kliniek toegepast waarbij alle patienten (n=18) van de ‘secured wards’ individueel nauwgezet bestudeerd worden op hun gedrag voor en tijdens ERM. Patienten die van de klinische behandeling overgaan naar de ambulante fase blijven in het onderzoek en worden gevolgd binnen de criteria van het ERM onderzoek. Tegelijk wordt bestudeerd wat de relatie is tussen ‘early warning signs’ en ‘criterion based signs’, zoals beschreven een SAFE project van Prof. Dr. S. Bjorkly.
Partners Research Centre Ulleval Oslo University, Vestre Viken Hospital Trust en FPC Dr. S. Van Mesdag door betrokkenheid van Frans Fluttert.
Onderzoekers Gunnar Eidhammer MSc, Dr. Frans Fluttert en Prof.dr. Stal Bjorkly.
Voortgang in 2011 De pilotfase van het onderzoeksproject is verlengd, de 1e onderzoeker, G. Eidhammer, is als promovendus bij dit project aangesteld en de positie van Frans Fluttert als lid van de stuurgroep en in de functie van ‘Research supervisor’ is geformaliseerd. Eidhammer en Fluttert hebben de volgende meetinstrumenten vertaald en gevalideerd voor toepassing in het Noors: (1) EssenCES-NOR, voor het meten van ‘teamclimate’, (2) FESAI-NO, beschrijving van 44 vroege waarschuwingssignalen van agressie en (3) PCQ-NO, instrument voor het meten van afstand-nabijheid van medewerkers tot patienten.
12. EViPRG eDelphi study ‘Coercion in European Psychiatry’
Onderwerp Binnen de European Violence in Psychiatry Research Group [EVIPRG] is een multi centre onderzoek gestart naar de toepassing van dwangmaatregelen in (forensisch) psychiatrische instellingen in Europa in 18 landen. De Forensisch Verplegingswetenschapper is lid van de Board of Directors van de EVIPRG en nadrukkelijk betrokken bij dit onderzoek.
Partners Het onderzoek staat onder leiding van Prof. dr. Cowman van het Royal College of Surgeons, Dublin, Ierland en vindt plaats binnen de EVIPRG onderzoeksgroep. Dr. Frans Fluttert is de co-onderzoeker en contactpersoon namens Nederland.
Voortgang De (electronische) eDelphi vragenlijst is vertaald en gevalideerd voor toepassing in 18 Europese landen. Van deze landen zijn data verzameld dat heeft geleid tot een respons van 2418 deelnemers.
49 / 51
Bijlage 2; Publicaties
Buunk-Werkhoven, YAB, Dijkstra-le Clerq, M, Verheggen-Udding, E.L. ,de Jong, N. & M. Spreen (2011). Halitosis and oral health-related quality of life: a case report. International Journal of Dental Hygiene, 10, 3-8.
Bogaerts, S., & Spreen, M. (2011) Persoonlijkheidspathologie, slachtofferschap vóór het 18e levensjaar, huiselijk geweld en
delict informatie in een klinische groep terbeschikkinggestelden. WODC, Den Haag.
Bogaerts, S., Spreen, M., & Palermo, G.B. (2011). Obsessive-compulsive and schizotypal characteristics in a group of male child molesters. Crimen et Delictum: International Journal of Criminological and Investigative Sciences, 2(1), 15-26
Bogaerts, S., Daalder, A.L., Knaap, L.M. van der, Spreen, M., & Henrichs, J. (2011). Factor structure of the Childhood Trauma Questionnaire-Short Form among female in-door prostitutes in the Netherlands. The Journal of Forensic Psychology
Practice, 11(5). pp. 432-442
Fluttert F., B. Van Meijel, M. Van Leeuwen, S. Bjørkly, H. Nijman, M. Grypdonck (2011). The development of the Forensic Early warning Signs of Aggression lnventory [FESAI]: Preliminary findings. Towards a better management of inpatient aggression. Archives of Psychiatric Nursing, 25(2), 129-137.
Fluttert, F., P., Fonteijn, M., van der Sleen & S. van der Meulen (2011). De introductie van pictogrammen in de forensische psychiatrie. Een verkennend verpleegkundig onderzoek in de Tbs. TVZ, december.
Fluttert F. (2011). Sociotherapie. In:Handboek Forensische Geestelijke Gezondheidszorg. Tijdstroom, Lochem.
Hoeben, E, Spreen, M, Berg van den, M & Bogaerts, S. (2011) 'Informeel toezicht tijdens de resocialisatie in een tbsbehandeling' Proces Tijdschrift voor de strafrechtspleging, 90 (1), 26-41.
Horst, van der, R (2011) Network effects on treatment results in a closed forensic psychiatric setting, ICS-dissertation, Groningen.
Kremer, S. Synco van Mesdag: ‘Wat is een psychopaath?’ GGzet wetenschappelijk, 2011, jaargang 15, nummer 1
Kremer, S. Beperkte werkingssfeer zorgt voor professionele nood. Maatwerk, vakblad voor maatschappelijk werk, 2011, nummer 3
Kremer, S en Van der Meijde, J, Ondersteunen van het eigen denkproces. Tijdschrift voor Humanistiek, jaargang 12, 2011, nummer 47
Kremer, S, Hoe kan men recht doen aan de ander? GGzet wetenschappelijk. 2011, jaargang 15, nummer 2.
Kremer, S, Ik heb zeven petten op. Proces, Tijdschrift voor strafrechtspleging. 2011 (90), 6
50 / 51
Lancel, M., Oosterbos, N., Spreen, M., & Akkerman-Bouwsema, G. (2011) ‘Short-term Assessment of Risk and Treatability (START). Onderzoek naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de START.’ Panopticon, 6, pp 6-20.
Schuringa, E. Een voorbeeldcasus uit het patiënt volgsysteem van het FPC Dr. S. van Mesdag, GGzet Wetenschappelijk, 15, 2, pp 55-69.
Schuringa, E., Heininga, V. & Spreen, M. De N=1 statistiek achter het patiënt volgsysteem in het FPC Dr. S. van Mesdag,
GGzet Wetenschappelijk, 15, 2, pp 70-77.
51 / 51