Talentontwikkeling in de filmsector -‐ een internationaal perspectief -‐
Binger Filmlab
in samenwerking met
Stichting Filmonderzoek
Creative Europe Desk NL | DutchCulture Nederland
Juni 2015
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
2
Inhoudsopgave 1 Opdracht .............................................................................................................................................................. 5 2 Aanpak en afbakening.......................................................................................................................................... 5 3 Data en onderzoek ............................................................................................................................................... 6 3.1 Inleiding........................................................................................................................................................ 6 3.2 Het begrip -‐ talentontwikkeling.................................................................................................................... 7 3.3 Vraag en aanbod .......................................................................................................................................... 8 3.4 Korte en ‘low budget’ films ........................................................................................................................ 10 3.5 Festivals en netwerken............................................................................................................................... 11 4 Focuslanden en ‘best practices’ ......................................................................................................................... 11 4.1 Inleiding...................................................................................................................................................... 11 4.2 Scandinavië ................................................................................................................................................ 12 4.2.1 Denemarken......................................................................................................................................... 12 4.2.2 Noorwegen........................................................................................................................................... 13 4.2.3 Zweden................................................................................................................................................. 14 4.3 Duitsland .................................................................................................................................................... 15 4.4 België.......................................................................................................................................................... 16 4.4.1 Wallonië ............................................................................................................................................... 16 4.4.2 Vlaanderen........................................................................................................................................... 17 5 Creative Europe MEDIA – een kwaliteitskeurmerk ............................................................................................ 19 5.1 Inleiding...................................................................................................................................................... 19 5.2 MEDIA Training........................................................................................................................................... 19 5.3 Selectie en budget...................................................................................................................................... 19 5.4 Inhoud en focus.......................................................................................................................................... 21 5.5 Nederlandse deelname .............................................................................................................................. 22 5.6 Impact ........................................................................................................................................................ 22 5.7 Evaluatie..................................................................................................................................................... 23 6 Trends en issues................................................................................................................................................. 25 7 Samenvatting en conclusie ................................................................................................................................ 29 7.1 Scope .......................................................................................................................................................... 29 7.2 Filminfrastructuur en talentontwikkeling .................................................................................................. 29 7.3 Starter versus bewezen talent ................................................................................................................... 30 7.4 Trainingen met en zonder projecten.......................................................................................................... 30 7.5 Kwaliteit en innovatie................................................................................................................................. 32
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
3
Tabellen: 1.
Succesfactoren en struikelblokken talentontwikkeling
2. 3. 4. 5. 6.
Kenmerken DFI Film Workshop Kenmerken New Danish Screen Ateliers in Vlaanderen Selectie MEDIA Subprogramma Training Internationale trends en issues rond talentontwikkeling en training (2014)
Grafiek: 1: Verdeling MEDIA Subprogamma training in categorieën, waardeketen en genres Bijlagen: 1.
Gesprekspartners
2. 3. 4. 5.
Globale dataverzameling Deelname NL aan MEDIA 2010 – 2014 MEDIA Raamwerk 2015 ATC leden
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
4
1 Opdracht In opdracht van het Ministerie van OCW laat het Nederlands Filmfonds onderzoek doen naar de infrastructuur voor talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector. Men wil zich een beeld vormen van de waardering voor het huidige aanbod (inhoud en samenhang); en men wil mogelijke leemtes in kaart brengen. Het Fonds maakt onderscheid tussen talentontwikkeling voor beginnende filmmakers en voor bewezen talent (‘mid-‐career professionals’); en tussen programma’s met of zonder filmprojecten. Men wil inzicht krijgen in “de huidige mogelijkheden via training ‘on the job’ en trainingsprogramma’s voor talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector, als onderdeel van een bredere creatieve industrie (over de grenzen van disciplines 1 heen)”. Doel is te komen tot “een samenhangende en continue professionele training in de beroepspraktijk die bijdraagt aan kwaliteit, innovatie en het concurrentievermogen van de Nederlandse film op internationaal 2 niveau (festivalselectie, verkoop, brede exploitatie via diverse platforms)”. Onderzoeksbureau DIALOGIC brengt het aanbod van talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector in kaart door middel van ‘mapping’. Binger Filmlab is gevraagd de internationale context te schetsen. Het gaat daarbij met name om ‘best practices’, mogelijkheden in het buitenland voor Nederlandse filmmakers en trends en issues rond talentontwikkeling. Dit internationale perspectief dient een bijdrage te leveren aan het formuleren van aanbevelingen over structurele inbedding van talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector. Gedurende de onderzoeksfase is de Nederlandse mapping en inventarisatie van de internationale context niet onderling op elkaar afgestemd.
2 Aanpak en afbakening In opdracht van het Fonds is dit internationale onderzoek uitgevoerd door middel van secundair bronnenonderzoek (‘deskresearch’). Waar nodig, is een beperkt aantal internationale collega’s gevraagd een toelichting te geven (Bijlage 1). Door de omvang van het onderwerp en het zeer grote aantal internationale trainingen, is afgezien van een kwantitatieve analyse. Er is geen alles omvattende database aangelegd. Wel is een grote hoeveelheid gegevens, m.n. rapportages, artikelen en links naar websites, bijeengebracht door Stichting Filmonderzoek (Bijlage 2). Dit levert een globale internationale dataverzameling op, naast meer specifieke gegevens over door het Fonds aangewezen focusgebieden: Scandinavië, Duitsland en België. In deze focusgebieden richtte het onderzoek zich met name op het identificeren van ‘best practices’ ter vergelijking met het Nederlandse aanbod. Het Fonds vroeg om een kwalitatieve analyse van aanbod in Europa en – voor zover relevant – de rest van de wereld. Om tot een afbakening te komen, is gefocust op het Creative Europe MEDIA programma, dat onder 3
meer training en netwerken op international niveau ondersteunt. MEDIA’s trainingsprogramma is een aanvulling op het nationale aanbod. Met behulp van Creative Europe Desk NL zijn data verzameld over deelname van Nederlandse professionals over de afgelopen vijf jaar (Bijlage 3). Daarnaast zijn gegevens geanalyseerd over de opbouw en reikwijdte van het huidige MEDIA programma (Bijlage 4). Dit geeft een beeld van ‘inhoud en samenhang’ ter vergelijking met Nederlands aanbod. Tot besluit worden internationale trends en issues samengevat, die zijn geïnventariseerd door de Audiovisual Training Coalition. ATC is een pan-‐Europese instelling, die de zich o.m richt op internationaal onderzoek en 4 beleidsontwikkeling rond training en talentontwikkeling. Bijlage 5 bevat een lijst met leden van ATC. 1
Briefing Filmfonds, februari 2015. Idem. 3 http://www.creative-‐europe-‐media.eu/trainings/courses. 4 ATC werd eind 2006 opgericht als reactie op door MEDIA aangekondigde bezuinigingen op het trainingbudget vanaf 2008. Bijlage 5 bevat een lijst van de leden van ATC. 2
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
5
3 Data en onderzoek 3.1 Inleiding Om een beeld te krijgen van talentontwikkeling op internationale schaal, heeft Stichting Filmonderzoek aan de 5 hand van een ruim aantal Engelse zoektermen data verzameld. Er is gezocht via Google, Google Books, Google Scholar (uitgebreid met een universitaire licentie) en op websites van organisaties, die actief zijn op het gebied van talentontwikkeling (festivals, fondsen, etc.), of zich daar specifiek op richten, zoals Creative Europe MEDIA en ATC. Bijlage 2 bevat de lijst rapporten, papers en weblinks, die zijn gecategoriseerd op land en type aanbieder. De rapporten en papers zijn over het algemeen niet ouder dan 5 jaar en zijn chronologisch gerangschikt. De data tonen in ieder geval aan dat er internationaal een overweldigende hoeveelheid activiteiten wordt ontwikkeld, gericht op talentontwikkeling in de filmsector als onderdeel van de creatieve industrie. Kort samengevat, constateert Stichting Filmonderzoek: • Breed en divers aanbod. Het internationale aanbod aan talentontwikkeling voor professionele filmmakers is zeer breed en divers. De dataverzameling geeft hier een goed beeld van. Talentontwikkeling kent internationaal vele verschillende verschijningsvormen (seminars, workshops, trainingen met of zonder project, meeloopstages, handboeken, etc.), van verschillende intensiteit (van meerdere jaren tot één dag), voor verschillende doelgroepen (beginners en gevorderden), van verschillende typen aanbieders (overheidsinstellingen tot particulieren), voor verschillende fases in carrière en productieproces, en met verschillende uitgangspunten. • Overlap en samenhang met de creatieve industrie. De filmindustrie is niet los te zien van de audiovisuele industrie, en in een groter verband, niet van de creatieve industrie. Trainingen zijn niet altijd slechts gericht op één discipline, maar veelal ook op meerdere grensoverstijgende disciplines binnen de creatieve industrie. De onderlinge samenhang en overlap tussen deze industrieën bemoeilijkt het trekken van grenzen in de dataverzameling, maar is op zichzelf een interessante indicatie van de complexiteit van talentontwikkeling voor professionele filmmakers. • Veelheid aan aanbieders. In veel landen wordt talentontwikkeling van professionele filmmakers georganiseerd en / of ondersteund door overheidsinstellingen (ministeries, fondsen en instituten) naast een ruim aanbod van particuliere en onafhankelijke partijen. Opvallend is dat de meeste programma’s en projecten een samenwerking zijn tussen publieke en particuliere partijen, waarbij vaak ook het bedrijfsleven en de filmindustrie zijn betrokken. • Regionaal aanbod. Er bestaan verschillen in de intensiteit waarmee nationale overheidsinstellingen optreden; zo worden bijvoorbeeld in Duitsland projecten en programma’s vooral op regionaal niveau aangeboden en vrijwel niet (meer) op nationaal niveau. Ook in Engeland is er een ruim aanbod op regionaal niveau en zijn bepaalde steden actief in het stimuleren van de creativiteit van filmmakers uit die regio, maar ook daarbuiten.
5
Vertaling van zoektermen en -‐resultaten in andere talen dan Engels viel buiten de scope van het onderzoek.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
6
3.2 Het begrip -‐ talentontwikkeling Het Fonds omschrijft ‘talent’ als: “-‐ Nieuwe makers die recent zijn afgestudeerd aan een kunst-‐ of filmacademie dan wel in eigen beheer hun eerste film hebben gemaakt, die als talentvol kunnen worden bestempeld en/of hiervoor (inter)nationale waardering hebben gekregen, of kunstenaars die in andere disciplines actief zijn en starten in de filmsector. -‐ Bewezen talent (mid career) met behoefte aan verdieping van hun vakgebied, kennis en kunde op nieuwe deelterreinen en/of 6 peer review.”
‘Talent’ en ‘creativiteit’ liggen dicht bij elkaar en zijn cruciaal voor kwaliteit en artistiek succes. Naast projectfinanciering, worden ze ook gezien als belangrijkste randvoorwaarden voor economisch succes in de 7 creatieve industrie. In beleidsstukken wordt vooral een verband gelegd tussen snelle technologische (digitale) ontwikkelingen en de noodzaak om creatief talent en vaardigheden te ondersteunen en te ontwikkelen. Talentontwikkeling wordt gezien als een middel om toenemende concurrentie binnen de internationale creatieve industrie het hoofd te kunnen bieden. Om die reden geeft de Schotse regering bijvoorbeeld prioriteit aan talentontwikkeling als strategie om de nationale creatieve industrie te versterken. Kelly en Champion (april 2015) constateren dat ‘creativiteit’ academisch vaker of beter is onderzocht dan het fenomeen ‘talent’, dat veel lastiger valt te definiëren. Talent wordt vooral gezien als een aangeboren of natuurlijke eigenschap om -‐ onder de juiste omstandigheden -‐ uitzonderlijk en succesvol te presteren. In beleid wordt dit vertaald naar doelbewust, continu trainen van vaardigheden (‘skills’); en naar het creëren van kansen en mogelijkheden om op hoog niveau succes te bereiken. In het Schotse onderzoek van Kelly en Champion wordt opgemerkt dat talent in de film-‐ en media-‐industrie vooral wordt geassocieerd met jong, blank en mannen. Flexibiliteit en potentieel worden over het algemeen hoger gewaardeerd dan vaardigheden, die in de loop der jaren worden ontwikkeld, of opgebouwde praktijk-‐ ervaring. De audiovisuele sector is bovendien typisch een werkomgeving voor jonge mensen, waar de carrière piekt tussen de 32 en 38 jaar. Het is ook een sector met opmerkelijk veel freelancers en een hoge banenmobiliteit. De hoogste salarissen, zowel op het scherm als op het witte doek, worden betaald aan vooral blanke mannen. Etnische minderheden en vrouwen – met name in de filmsector – blijken onder vertegenwoordigd. Kelly en Champion hebben met ‘knowledge exchange workhops’ onderzoek gedaan naar talentontwikkeling. Deze werkgroepen bestonden uit een mix van academici en vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, die op basis van korte visie documenten met elkaar in debat gingen over diverse aspecten van talentontwikkeling (http://shapingscotlandstalent.co.uk). De discussies leverden uiteindelijk niet zozeer conclusies op, maar het begin van een strategische onderzoeksagenda naar talent, carrière ontwikkeling en de noodzaak om kritische massa te creëren in de sector om talent te kunnen onderhouden en verder te ontwikkelen. Er kwam uit naar voren dat de complexe en gevarieerde werkpraktijk binnen de sector zich lastig verhoudt tot simpele beleidsaanbevelingen voor talentontwikkeling. Ook constateerden de onderzoekers een zekere neiging om economisch belang en homogeniteit in de creatieve industrie te overschatten of voor politieke doeleinden te overdrijven.
6
Briefing Filmfonds, februari 2015. Cultural Trends -‐ Shaping screen talent: conceptualising and developing the film and TV workforce in Scotland (Lisa W. Kelly, Katherine Champion, april 2015).
7
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
7
De onderzoekers constateren: “We argue that greater precision should be used in policy discourse to emphasize the importance of developing particular and discrete craft skills rather than privileging a workforce that is highly flexible and mobile. We also suggest that policy-‐makers and educators must acknowledge and encourage 8 transparency regarding the precariousness of building a career within the screen industries.”
3.3 Vraag en aanbod In 2013 is in Vlaanderen uitvoerig onderzoek gedaan naar ‘talentmanagement’, i.e. behoeften en prioriteiten bij het aantrekken, ontwikkelen, stimuleren en behouden van (voldoende) talent om een loopbaan uit te 9 bouwen in de (Vlaamse) audiovisuele sector. Talentmanagement overlapt met talentontwikkeling, maar legt de nadruk op professionalisering van bedrijven; het draait om ‘human resource’ en ontwikkelen van expertise, knowhow en vaardigheden. Het Vlaamse, academische onderzoek omvatte een kwantitatieve analyse, literatuurstudie, internationale vergelijking en terugkoppeling naar de sector. Doel was concrete aanbevelingen 10 te formuleren voor de opzet van de MediAcademie (http://www.mediarte.be/nl). Het is een omvangrijk onderzoek. Een aantal observaties, ook in de opzet ervan, zijn hier relevant: • Diversificatie, internationalisering, fragmentering van het publiek en multimediale aanbodstrategieën kenmerken het digitale medialandschap. In dit landschap is het blijven investeren in kwaliteitsvolle en lokale content een uitdaging en dus prioriteit voor beleid geworden. Dit geldt niet in het minst voor kleine mediamarkten zoals de Vlaamse. Centraal in de hele mediaconstellatie blijft echter de mensen, hun capaciteiten en talent en hoe deze de mediacontent en diensten ten goede komen. Het belang van het creëren van de gunstige voorwaarden daarvoor (vanuit organisaties, opleiding, overheid, koepelorganisaties en fondsen, etc.) is hier cruciaal. en • Vlaamse initiatieven op het vlak van talentontwikkeling en talentmanagement bestaan, maar zijn vooralsnog vaak beperkt en eerder fragmentarisch. En dat is problematisch wil men jonge mensen motiveren om aan de slag te gaan én mensen die al aan de slag zijn, gemotiveerd en inzetbaar te houden. […] Eerder onderzoek uitgevoerd naar de werkomstandigheden van de journalistieke en 11 audiovisuele sector (Segers et al., 2010 ) toonde ook de noodzaak aan van geïntegreerde platformen voor talentmanagement en opleiding en het belang van een continu opleidingsaanbod. Permanente vorming werd naar voor geschoven als centraal in het optimaliseren van een carrière in de media. Raats et al. analyseren de audiovisuele sector in relatie tot talentmanagement en talentontwikkeling. Belangrijke algemene sectorkenmerken zijn: •
Vraag en aanbod binnen de audiovisuele sector zijn slecht op elkaar afgestemd. Consumptie is niet
rechtstreeks gerelateerd aan productie(kosten), waardoor het prijsmechanisme slecht werkt. Door de digitalisering -‐ nieuwe platforms en exploitatiemodellen – fragmenteert de consumptie van audiovisuele producties en gaan inkomstenmodellen op de helling. Tegelijkertijd ontbreekt een stabiele financiële basis, waardoor producenten terughoudend zijn om te investeren in experimenten en er wordt •
8
Kelly en Champion, 27 april 2015. “De verzameling van personen en bedrijven die bewegend beeldmateriaal concipiëren, ontwikkelen en produceren en dit verspreiden via een scala aan afzetkanalen” ( IDEA Consult & Vlerick Management School (2010). De Vlaamse audiovisuele sector in beeld: een socio-‐economische profilering. p. 8) 10 Raats, T., Moons, A., Ruelens, S., Islamaj, D. &C. Paulwes (2013). Behoeften-‐ en prioriteitenanalyse talentmanagement in de audiovisuele sector. Een onderzoek in opdracht van MEDIAarte en de administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Brussel: iMinds-‐SMIT, Vrije Universiteit Brussel. 11 Segers, K.; Teugels, M. Resmann, N. & Vercaigne C. (2010). Talentmanagement in pers en audiovisuele sector: levelling the playing field? 9
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
8
• •
•
teruggegrepen op bestaande (succes)formules. De focus ligt op de productiewaarde van het eindproduct; vaste kosten en ontwikkelingskosten worden zo laag mogelijk gehouden. Onder invloed van de digitalisering heeft professionalisering in de creatieve sector sinds de jaren 90 geleid tot de opkomst van talrijke nieuwe kleine bedrijfjes en gespecialiseerde zelfstandigen. De sector is flexibel georganiseerd via ‘projectnetwerken’, i.e. korte termijn samenwerking binnen één productie. De audiovisuele sector vormt als geheel een ‘interdependent network’ van grote, middelgrote en kleine bedrijven, waarbinnen men een evenwicht moeten bewaren tussen vaste basis, noodzakelijke ‘in-‐huis’ expertise en het inhuren van freelancers, die over specifieke vaardigheden beschikken. Bedrijven streven naar netwerkstabiliteit en er zijn een groot aantal spelers in een relatief kleine markt. De sector is zeer competitief: de drempel voor instroom is hoog en de concurrentie is groot.
Deze sectorkenmerken bepalen de behoefte, vorm en inhoud van talentontwikkeling: • •
• •
•
• • •
Een goede basisopleiding op zichzelf is niet genoeg; opmerken en opgemerkt worden, spelen een cruciale rol in succes en carrière. Talent moet direct inzetbaar zijn; ervaring en sociaal netwerk zijn doorslaggevend. Voor talentontwikkeling betekent dit o.m. dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen kennis, theorie en praktijkervaring. Trainingen dragen idealiter bij aan het bouwen en onderhouden van netwerken. Er is een hoge kans op periodes zonder werk. Dit vergoot het risico op uitstroom of uitval van talent. Er is binnen bedrijven behoefte aan specialisatie en specifieke vaardigheden. Digitalisering en convergentie van media vergroten de behoefte aan (nieuwe en technische) vaardigheden Training moet zich hierop richten. Talent wordt vaak gezien als een intrinsieke persoonlijke kwaliteit, gericht op specifieke onderdelen van een project. Training in de audiovisuele sector dient niet per se om mensen multi-‐inzetbaar te maken. Dit betekent ook dat talent beperkt – ad hoc – inzetbaar is op de arbeidsmarkt. Talentontwikkeling draait meestal om freelancers, die zelf zorgen voor hun carrière en ontwikkelingspad. Tijd en geld zijn struikelblokken. Training-‐on-‐the job verenigt de behoefte aan werkcontinuïteit, ervaring, netwerk en het ontwikkeling van vaardigheden. Echter, door het projectmatige karakter van de sector, de outputgerichtheid en tijdelijke contracten, investeren kleinere bedrijven nauwelijks in continue talentontwikkeling of – los van een concrete productie – on-‐the-‐job training van talent. Het leidt tot kosten en levert op de korte termijn te weinig op.
In het Vlaamse onderzoek van Raats et al. is internationaal vergelijkend onderzoek gedaan naar behoeften en prioriteiten rond talentmanagement en -‐ontwikkeling. Hier ging het vooral om (publieke) omroepen. Het GOC (Nederlandse kenniscentrum voor de creatieve industrie) fungeerde als informatiebron; Engeland werd onderzocht als ‘best practice’. Als casussen werden de BBC, Channel4, TV Lab (Nederland) en de VRT’s samenwerking met FilmAngel.TV bekeken. Dit leverde een beeld op van succesfactoren en struikelblokken voor initiatieven en organisaties op het gebied talentontwikkeling (Tabel 1).
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
9
12
Tabel 1: Succesfactoren en struikelblokken talentontwikkeling Conclusie internationale vergelijking cases Succesfactoren
• • • • • • • • • •
Struikelblokken
Sterke merken en een goede reputatie (effectiefst in bereik doelgroep). Samenwerking is cruciaal: ‘hubs’ gebaseerd op kennisdeling, overleg en partnerships. Toegankelijkheid en laagdrempeligheid. Een sterke financiële basis -‐ onafhankelijk in beheer; diversificatie van inkomstenstromen. Rol als aggregator: samenbrengen van informatie en kennis over stages, opleidingen, wetgeving, etc. binnen één webplatfom. Duidelijk afgebakende doelgroepen: jongeren, oudere werknemers, diversiteit en inclusie. Eigen onderzoek naar reële behoeften van de sector. Aansluiting op flexibiliteit en structuur van de sector: opleidingen verschuiven naar de praktijk en werkvloer. Samenbrengen van informatie over standaarden, contracten, stagemogelijkheden. Aantrekken van nieuw talent, gecombineerd met profilering van eigen activiteiten op bijvoorbeeld festivals: beurzen voor jong talent, awards en wildcards.
• Gebrekkige opvolging en controle; weinig zicht op impact. • Fragmentatie van verschillende initiatieven; gebrek aan effectiviteit, hoge overheadkosten, onduidelijk beeld van opleidingsaanbod. • Een (te) grote hoeveelheid samengevoegde informatie maakt ontoegankelijkheid • Onderliggende eigen strategische doelstellingen: initiatieven zijn vaak geïnitieerd of gericht op het aantrekken en behoud van exclusief talent (vgl. BBC’s Writers room). • Hoge kosten van (te) populaire initiatieven (vgl. BBC’s Writers room). • Te grote nadruk op instroom van jong talent i.p.v. inspireren en behouden van eigen medewerkers. De klemtoon ligt op competitie en vooral productiviteit en economische waarde i.p.v. sociale aspecten van werk, werkomstandigheden en kwaliteit van leven. • Hoge toegangsdrempels en te grote focus op ‘uitmuntend’ talent. Dit versterkt het Mattheus-‐effect: de allersterksten, die het sowieso wel redden, worden nog meer ondersteund, terwijl opleidingen vaak niet toegankelijk zijn voor mensen die nog niet in (het netwerk van) de sector zitten • Te hoge kosten voor freelancers, werkzoekenden of studenten.
3.4 Korte en ‘low budget’ films Sommige nationale Europese fondsen en instituten creëren subsidiemaatregelen voor de ontwikkeling en 13 productie van korte films en low budget films. Dit zijn ‘projectgedreven’ stimuleringsprogramma’s die vaak – maar niet uitsluitend – zijn bedoeld voor beginnend talent. De korte film is strikt genomen een specifiek genre dat eigen eisen stelt aan vorm en inhoud en in de online wereld een steeds grotere populariteit geniet. Het biedt ook een rijke voedingsbodem voor creativiteit, experiment en nieuw talent. In de context van talentontwikkeling wordt het bij uitstek gezien als een formaat dat nieuwe makers in de gelegenheid stelt hun talent te etaleren en ervaring, plus een oeuvre, op te bouwen. Korte films worden vaak ook gezien als opmaat naar een eerste lange speelfilm. En een prijs op internationale filmfestivals voor een korte film is een manier om op te vallen en naamsbekendheid te krijgen. Voor debutanten van speelfilms en documentaires zijn in een paar Europese landen subsidies voorhanden om 14 ‘low budget’ films te maken. Het is meer uitzondering dan regel. De bijdragen en filmbudgetten lopen per land zeer sterk uiteen, van enkele duizenden euro’s tot ruim 2 ton voor films met een budget onder een miljoen euro. Hiermee haken fondsen in op digitale ontwikkelingen, die de productie-‐ en distributiekosten van films in het afgelopen decennium dramatisch hebben doen dalen. Ondersteuning van low budget films op zich wordt meestal niet per se gezien als talentontwikkeling. Maar, onder invloed van de digitalisering ontstaan ook 12
Samenvatting uit: Raats,T., Moons,A., Ruelens,S., Islamaj,D. &C. Paulwes (2013). Voor de korte film: België, Bulgarije, Kroatië, Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Ierland, Litouwen, Noorwegen, Nederland, Polen, Portugal, Roemenie en Zwitserland. Er zijn geen specifieke programma’s voor low budgetfilms in: Cyprus, Tsjechië, Slowakije, Finland, Frankrijk, IJsland Portugal, Spanje, Zwitserland (MEDIA Desks, 2013). 14 Low budget and debut funding in Europe, MEDIA Desk report: http://www.mediadesknederland.eu/. 13
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
10
nieuwe trainingsprogramma’s, m.n rond ‘microbudget filmmaking’ waarbij de nadruk ligt op innovatieve, creatieve werkprocessen, nieuwe ‘content’ en ultra lage budgetten (< € 500.000) voor een lange speelfilm. Vooral in het Verenigd Koninkrijk (Groot-‐Brittannië en Noord-‐Ierland) is de afgelopen tien jaar een aantal zeer succesvolle micro-‐budget programma’s ontwikkeld, die zich met name richten op een combinatie van training en hands-‐on productiebegeleiding voor getalenteerde nieuwe generaties -‐ digitale -‐ filmmakers.
3.5 Festivals en netwerken Voor het digitale tijdperk waren internationale filmfestival dé plek waar filmprofessionals en –liefhebbers kennis konden maken met bijzondere films uit verre, exotische landen. In het huidige online tijdperk, waar alles voor iedereen op elk moment beschikbaar en bereikbaar is, verandert deze functie van festivals. Nu zijn festivals voor alles evenementen waar het publiek, naast premières en primeurs, context bij specifieke selecties van films wordt aangeboden. Daarbij profileren filmfestivals zichzelf nadrukkelijk als plek waar door hen geselecteerd talent zichzelf kan presenteren en profileren. Steeds meer festivals richten zich daarom ook op ondersteuning van nieuw talent en op talentontwikkeling. In niet-‐publieke, professionele programmaonderdelen van festivals worden korte trainingen en masterclasses gegeven; vaak aan producenten, maar ook aan filmmakers die met behulp van ad hoc coaching hun projecten een boost willen geven. De training is door de duur van festivals per definitie kort en intensief. Inmiddels breiden sommige meer gerenommeerde festivals deze activiteiten uit door in de loop van het jaar follow-‐up te geven aan de festival-‐ coaching, vaak in samenwerking met bestaande, gespecialiseerde trainingorganisaties. Een voorbeeld hiervan is Biënnale Film College, een microbudget trainingsprogramma van het Filmfestival van Venetië dat in samenwerking met Torino Filmlab is ontwikkeld. De crux is dat selectie door een festival voor deze trainingsprogramma’s een manier is voor filmprofessionals om zicht onderscheiden als talent. Selectie door gerenommeerde festivals kan projecten ook verder helpen bij de financiering ervan. Waar het uiteindelijk vooral om draait is dat festivals en hun trainingsprogramma’s mogelijkheden bieden om te netwerken en informeel projecten te presenteren aan potentiële financiers, die ook naar festivals komen om persoonlijk talent en projecten te scouten.
4 Focuslanden en ‘best practices’ 4.1 Inleiding Het Filmfonds wees Scandinavië, Duitsland en België aan als focusgebieden voor verder internationaal onderzoek. Door middel van contact met vertegenwoordigers van filmfondsen en -‐instituten zijn in deze gebieden – voor zover voorhanden – uitgebreidere data verzameld en geanalyseerd door Stichting 15 Filmonderzoek. Vertegenwoordigers zijn telefonisch geïnterviewd over de aanpak van talentontwikkeling in eigen land en over ‘best practices’. In eerste instantie zijn vertegenwoordigers van focuslanden benaderd met de volgende vragen: • Which talent development schemes, projects, training or workshops are available for professional filmmakers in your country? • Could you provide us with examples of best practices in your country? • Could you provide us with reports, policy papers or articles on talent development, which focus on dilemmas and challenges regarding talent development of professional filmmakers in your country?
15
Waar mogelijk, is een versimpelde versie van de matrix ingevuld, die door het onderzoeksbureau DIALOGIC is samengesteld voor de analyse van Nederlands aanbod.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
11
4.2 Scandinavië16 4.2.1 Denemarken Denemarken heeft een sterk ontwikkeld en regionaal gespreid netwerk van initiatieven op het gebied van talentontwikkeling, bijvoorbeeld in Viborg, Aarhus en Odense. In Kopenhagen worden workshops aangeboden op het hoogste, meest professionele niveau door het Deense Film Instituut (DFI), het nationale instituut voor filmcultuur dat valt onder het Ministerie van Cultuur. DFI ondersteunt ontwikkeling, productie en distributie van films en beheert het nationaal filmarchief. Het DFI Film House in Kopenhagen is een publiek toegankelijk filmhuis, cinematheek en ontmoetingsplek voor filmmakers en -‐liefhebbers. Daarnaast ontfermt het DFI zich over filmeducatie en internationale promotie van Deense films. Het DFI houdt zich op twee niveaus bezig met talentontwikkeling: 1. 2.
Ondersteuning van beginnend talent door middel van de DFI Film Workshop Ondersteuning van bewezen talent met het programma New Danish Screen.
Tabel 2: Kenmerken DFI Film Workshop 1. DFI Film Workshop Doelgroep
Regisseurs, producenten en scriptschrijvers
Ervaring
Starter
Met of zonder project
Met project en ‘on-‐the-‐job’ training
Aanmelding
• • • •
4 jaarlijkse rondes 18 ± 70 projecten per ronde fictie, documentaire en animatie – m.n. korte films beoordeling door een selectiecommissie: twee Deense filmprofessionals worden jaarlijks als ‘commissioner’ aangesteld.
Ondersteuning
• • • • • • •
nadruk ligt op coaching door commissioners en de staf van de DFI/ Film Workshop prioriteit ligt bij (het ontwikkelen) van talent (i.p.v. project) 20 tot 30 projecten komen in aanmerking voor verdere ontwikkeling 19 maximaal 12 projecten komen in aanmerking voor verdere productie steun circa € 800 voor de inhuur van mentoren en coaches; € 2.700 productiesubsidie aanvullende financiering via bijv. filmorganisaties, omroepen of private ondernemingen subsidie voor: transport, catering, kostuums, decors, etc., mentoring, consulting en 20 vertaling / ondertiteling onbeperkt en kosteloos gebruik van professionele apparatuur en software (zoals AVID) (zelf) samenstellen van een crew (onder voorbehoud akkoord DFI) gratis kantoorruimte voor beginnende producenten om de commerciële praktijk onder de knie te krijgen. duur traject geselecteerde projecten: 1 tot 2 jaar (bij documentaires meestal langer)
17
• • • • Training
• aanmelders kunnen deelnemen aan workshops (m.n. herschrijven van scripts, adviesgesprekken of productie van pilot scenes) • DFI analyseert geselecteerde projecten om vast te stellen waar training nodig is • (vervolg) workshops, seminars en talent campussen tijdens de ontwikkeling en productie van geselecteerde producties • uitvoering door diverse regionale instellingen (in Viborg, Aarhus, Odense en Kopenhagen).
Budget (per jaar)
• € 1 mln. (in 2014 € 784.000, 2% van totale DFI budget)
16
Denemarken, Noorwegen en Zweden – i.e. de definitie die in Scandinavië zelf wordt gehanteerd. Relatief onervaren ‘emerging’ talent, doorgaans in de leeftijd van ongeveer 20 tot 34 jaar met 1 à 2 korte films op hun naam. 18 Het programma wordt gezien als een groot ‘recruitment platform’. 19 Er is ruimte voor 12 korte films; een speelfilm of documentaire telt voor 3 à 4 korte films. 20 Voor vertaling is een beperkt extra budget beschikbaar. 17
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
12
Tabel 3: Kenmerken New Danish Screen
2. New Danish Screen
Doelgroep
Teams van scenarioschrijver, regisseur en producent.
Ervaring
Starter en mid-‐career.
Met of zonder project
Met project.
Omschrijving
• • • • •
Partners
• Danish Broadcasting Corporation DR en TV2.
Budget (per jaar)
• DFI budget: € 4 miljoen (in 2014: € 4.023.000, 9% van totale DFI budget (€ 46.583.000).
21
focus ligt primair op talentontwikkeling, minder op projectontwikkeling zowel speelfilm, documentaire als cross-‐media projecten subsidie voor ontwikkeling, productie en promotie doel is talent de mogelijkheid te bieden nieuwe en innovatieve ideeën te ontwikkelen jaarlijks circa 14 projecten. 22
Het DFI werkt op dit moment aan een plan om alle initiatieven op het gebied van talentontwikkeling in Denemarken samen te voegen. Er wordt één website ontwikkeld, waarop al het aanbod wordt samengebracht. Doel is het aanbod te centraliseren en het systeem simpeler te maken. Hierdoor komt er meer focus op kwaliteit en kan het aanbod beter worden afgestemd op de industrie. Als ‘best practice’ noemt Prami Larsen, Hoofd DFI Film Workshop, de nadruk op talentontwikkeling on-‐the-‐job. Het DFI heeft als motto dat men het meest leert in de praktijk -‐ door op de set te staan -‐ en begeleid te worden door mentoren; niet door in een klaslokaal te zitten. Training richt zich op professionaliseren van workflows, zodat filmmakers worden klaargestoomd voor de realiteit van de filmindustrie. Het DFI noemt dit ‘staged professional film production’, die met name is gericht op commerciële talentontwikkeling. Dit houdt in dat er niet alleen aandacht wordt besteed aan artistieke ontwikkeling, maar ook – of juist – aan voorbereiding op het werken in een commerciële industrie. Zo worden niet alleen producenten, maar ook regisseurs en scriptschrijvers gestimuleerd na te denken over hoe ze hun publiek kunnen aanspreken en bereiken. Het DFI streeft ernaar filmprojecten te ontwikkelen, die een grote kans maken om gerealiseerd te worden. Larsen vindt dat internationaal teveel tijd en geld wordt verspild aan de ontwikkeling van filmprojecten in filmlabs, die vervolgens geen productiefinanciering krijgen van fondsen en / of omroepen. Er is teveel aandacht voor het ontwikkelingsproces en te weinig voor praktische vaardigheden met professionele techniek. De verantwoordelijkheid moet naar zijn mening altijd liggen bij het creatieve team, dat risico’s durft te nemen. Het DFI ondersteunt bij voorkeur geen korte fictiefilms, omdat daar geen markt voor zou zijn. Er zijn bovendien voldoende korte fictiefilms die zonder het DFI worden gemaakt bijvoorbeeld op scholen, universiteiten, door amateurs en in cursussen en workshops, met lokale subsidies of andere (particuliere) investeringen (rond de 250 à 300 per jaar). Het DFI vindt het daarom niet nodig om binnen New Screen extra geld te reserveren voor de productie van korte fictiefilms; er worden er hoogstens 1 à 2 per jaar ondersteund. 4.2.2 Noorwegen Het Norwegian Film Institute (NFI) ondersteunt als regel niet op continue basis – of bij herhaling – dezelfde talentontwikkelingsprogramma’s. Er zijn verschillende geldstromen voor talentontwikkeling binnen het NFI: 1.
Als onderdeel van de Afdeling Ontwikkeling en Productie worden trainingen en workshops georganiseerd op basis van behoefte(n) bij startend talent. Consulenten gelieerd aan het instituut beoordelen projecten
21
I.e. bewezen talent aan het begin van hun carrière of gevorderd (met bijvoorbeeld een filmopleiding of vergelijkbare ervaring, zoals drie tot vijf korte fictiefilms of enkele documentaires). 22 Aan subsidie zijn distributierechten gekoppeld van deze omroepen.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
13
op leemtes en geven daarover feedback aan het NFI. Op basis hiervan organiseert NFI programma’s. Dit kunnen workshops, seminars, lezingen e.d. zijn, met en zonder project(begeleiding). De programma’s zijn dus op maat gemaakt voor zowel beginners als meer gevestigde filmmakers, voor multidisciplinaire teams
2.
3.
en voor verschillende disciplines. Ook kunnen regionale fondsen worden betrokken. Er worden vooral veel workshops gegeven op het gebied van documentaire en fictie, slechts enkele voor animatie. Regionale organisaties kunnen steun krijgen voor het organiseren van eigen trainingen. Initiatiefnemers zijn beroepsorganisaties (Directors Guild, Producers Association, etc.) of filmfestivals, maar ook georganiseerde individuele makers (cameramensen, editors, sound engineers, etc.). Jaarlijks worden rondetafelgesprekken georganiseerd met vertegenwoordigers uit de sector waarbij ook behoeftes aan training en talentontwikkeling op de agenda staat. Het NFI geeft beurzen aan professionele filmmakers om internationale workshops en seminars te volgen.
Budgetten: ·∙
1 en 2: € 400.000 euro per jaar.
·∙
3: internationale beurzen: € 200.000 euro per jaar Korte films worden ontwikkeld met reguliere projectsubsidies van het NFI, los van talentontwikkeling. Daarnaast wordt scriptontwikkeling ondersteund. Hiervoor bedraagt het budget € 1 mln. per jaar.
Elin Erichsen, Hoofd Ontwikkeling van het NFI, noemt als ‘best practice’ het continue evalueren van de behoefte aan talentontwikkeling via consulenten. Hierdoor is het aanbod optimaal afgestemd op het vullen van leemtes in ervaring en kennis bij filmmakers en gaat er geen tijd verloren aan het ontwerpen van trainingen en workshops, die hun doel voorbij schieten. Een vast omlijnd talentontwikkelingsprogramma bestaat hierdoor niet. De evaluatie van initiatieven gebeurt via feedback van participanten en/of is gebaseerd op feedback van consulenten over de kwaliteitsverbetering van projecten. 4.2.3 Zweden Het Swedish Film Institute (SFI) is het nationale filminstituut in Stockholm, dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Zweedse overheid en wordt gefinancierd met publieke middelen en een (10%) heffing op bioscoopkaartjes. Het takenpakket van het SFI is veelomvattend: het instituut herbergt een filmhuis en cinematheek; ontwikkelt beleid en subsidieert films in alle fases van ontwikkeling – van idee tot het doek. Daarnaast is het SFI verantwoordelijk voor de internationale promotie van Zweedse films, filmeducatie en beheer van het audiovisuele erfgoed. Ook biedt het instituut financiële steun aan filmfestivals met activiteiten op het gebied van talentontwikkeling en beschikt het over een budget en een consultant voor korte films en low budget films. Dit laatste ziet het SFI overigens niet per se als onderdeel van talentontwikkeling. Het SFI voert zelf geen programma voor talentontwikkeling uit. Wel heeft het instituut de ambitie op te treden als nationale coördinator van talentontwikkelingsprojecten. Er zijn diverse regionale organisaties met een focus op talentontwikkeling. Zij bieden allemaal programma’s, die zich richten op de ontwikkeling van filmprojecten en/of vaardigheden op twee verschillende niveaus: ·∙ ·∙
Ondersteuning gericht op jonge starters (15-‐26 jaar) met een interesse voor film Ondersteuning van bewezen talent (mid-‐career) en starters met afgeronde filmopleiding.
Jaarlijks vindt in Zweden een bijeenkomst plaats van de Arts Council, het SFI en de verscheidene regionale instituten om ontwikkelingen op het gebied van talentontwikkeling te bespreken. Naast de regionale instituten bestaan in Zweden in verscheidene steden filmlabs (‘talent hubs’), bijvoorbeeld in Stockholm, Malmö en Göteberg. Deze labs ondersteunen elk jaar filmmakers en projecten door middel van subsidies en steun bij het vinden van financiering, inhoudelijke ondersteuning tijdens verschillende projectfasen, workshops, trainingen, eenjarige coaching en netwerkbijeenkomsten.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
14
In 2013 ontwikkelde het SFI in samenwerking met SVT, Regionala filmresurscentrum en Film Stockholm Mälardalen Region een driejarig programma: Moving Sweden. Met een jaarlijks budget van ruim 2 miljoen euro richt dit programma zich op innovatie. Het daagt filmmakers uit te experimenteren met nieuwe korte formats van 60, 45 en 30 minuten. Per Eriksson, Hoofd Filmeducatie en Training van het SFI, verwijst als best practice naar een project van het Zweedse Arts Council, waarvan hij projectleider is. Omdat de Zweedse overheid gelijkheid tussen mannen en vrouwen hoog in het vaandel draagt, beoogt dit project vooral jonge vrouwelijke filmmakers meer kansen te bieden bij het opbouwen van continuïteit in hun werkpraktijk. De training richt zich op het bieden van professionele productieondersteuning en is met name bedoeld voor vrouwen, die de potentie hebben om ‘door te breken’. Meestal hebben deze filmmaaksters een debuutfilm of enkele korte films op hun naam staan. Het budget voor dit project is geheel afkomstig van de Arts Council. De duur van het programma was oorspronkelijk vier jaar en wordt wegens succes verlengd. Volgens Per Eriksson is het project succesvol omdat: • Vrouwen naderhand beter werden opgenomen in de Zweedse filmindustrie. • Het aansluit op de behoeften van de filmmakers. • Het mogelijkheden biedt voor het opbouwen van een netwerk. • Het mogelijkheden biedt om te experimenteren. • Het project bewustwording creëert onder talentontwikkelingsinstituten over de grote behoefte binnen de Zweedse filmindustrie aan een dergelijk project. Per Eriksson heeft de ambitie binnen het SFI een soortgelijk project te starten.
4.3 Duitsland Het Beauftragter der Bundesregierung für Kultur und Medien (BKM) is het Duitse ministerie voor Cultuur en Media. Het draagt o.m. met het Deutscher Filmförderfonds (DFFF) jaarlijks bijna 6o miljoen euro bij aan filmproductie. Doel is de Duitse film als cultuurgoed te ondersteunen door de economische infrastructuur voor film te verbeteren en de internationale concurrentiepositie van de Duitse filmindustrie te versterken. De Filmförderungsanstalt (FFA), het federale overkoepelende overheidsinstituut voor de film, beheert o.m. het DFFF. Dit instituut heeft een breed takenpakket en financiert haar activiteiten naast directe overheidsbijdragen uit verschillende inkomsten: een percentage van de bioscooprecette, bijdragen uit de video-‐industrie en uit private en publieke televisieomroepen. Op het gebied van talentontwikkeling zijn de activiteiten van het FFA sinds 2013 beperkt. Vóór 2013 reserveerde het FFA een jaarlijks budget van circa € 450.000 voor ondersteuning van onder meer ACE 23 workshops , postproductie workshops, casting -‐ en acteur trainees. Inmiddels ondersteunt het FFA alleen nog 24 Atelier Ludwigsburg-‐Paris en de Berlinale Talents. Daarnaast steunt het FFA ad hoc initiatieven op het gebied van talentontwikkeling zoals de jaarlijkse Short Tiger Award, een onderdeel van het NEXT GENERATION SHORT TIGER programma, waarmee de promotieafdeling German Films jong Duits filmtalent international voor het voetlicht brengt. Het FFA heeft ook intern twee stageplaatsen gecreëerd voor staffuncties (management en communicatie) en een voor marktonderzoek. Er zijn beurzen beschikbaar van maximaal € 5.000 voor beroepstraining en € 25.000 voor maatregelen op het gebied van beroepsopleidingen en professionele training. Het bestuur van het FFA selecteert. In Duitsland wordt talentontwikkeling echter voornamelijk uitgevoerd op regionaal niveau. In 2014 was er in totaal een budget voor talentontwikkeling van 2,87 miljoen euro gereserveerd. Hiervan was, vanuit de grote 23 24
Ateliers du Cinéma Européen is een netwerk van meer ervaren internationale producenten. ACE richt zich ook op training. Een eenjarig programma voor Europese filmproducenten en –distributeurs.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
15
regionale fondsen Medienboard Berlin-‐Brandenburg en Film-‐ und Medienstiftung NRW, respectievelijk 0,81 miljoen euro en 0,94 miljoen euro beschikbaar. Op regionaal niveau werken fondsen, festivals, televisiezenders, filmscholen en andere opleidingsprojecten nauw samen om de regionale filmindustrie te bevorderen. Verschillende regio’s hebben individueel of als partner met andere regio’s filminstituten opgezet, gesteund door regionale overheden en regionale omroepen. Bijvoorbeeld in Nordrhein-‐Westfalen zijn, naast de staat, onder meer de omroepen Westdeutscher Rundfunk Cologne, RTL Television en Zweites Deutsches Fernsehen aandeelhouders van het grootste regionale fonds Film-‐ und Medienstiftung Nordrhein-‐Westfalen (het NRW fonds). Het NRW fonds houdt zich voornamelijk indirect bezig met talentontwikkeling. Het fonds richt zich primair op het verstrekken van subsidies aan filmproducties voor bioscoop-‐ en televisievertoning en beschikt zelf niet over een talentontwikkelingsprogramma. Het fonds ondersteunt andere regionale organisaties, die trainingen en workshops aanbieden. Het NRW fonds heeft bijvoorbeeld een aandeel van 90% in de IFS, Internationale Filmschule Köln en verstrekt beurzen voor een aantal workshops en cursussen die de IFS aanbiedt. Tevens ondersteunt het fonds het Mediengründerzentrum NRW, waarvan zij ook aandeelhouder is. Dit is een organisatie, die filmmakers steunt bij het opstarten van een eigen productiebedrijf door middel van advies, seminars en een eenjarig studiebeursprogramma. Verder zet het NRW fonds zich in om Europese organisaties en netwerken zoals ACE aan te trekken en organiseert het mediaconferenties en maandelijkse netwerkbijeenkomsten. Als ‘best practice’ noemt Helga Binder, adjunct hoofd Film Subsidiëring, de mogelijkheid voor filmmakers om beurzen te combineren met andere vormen van ondersteuning. Door de nauwe samenwerking en partnerships tussen verschillende regionale instituten probeert men om de regio aantrekkelijk te maken voor filmmakers. Naast verschillende filmscholen met workshops en trainingen, biedt Nordrhein-‐Westfalen veel mogelijkheden voor financiële steun en manieren om toe te treden tot een groot netwerk. Binder zegt goede ervaringen te hebben met het combineren van diverse elementen die de regio biedt en ziet dit als gezamenlijke best practice.
4.4 België 4.4.1 Wallonië 25
Het Centre du Cinéma et de l’Audiovisuel (CCA) van de Federatie Wallonië-‐Brussel (FWB ) ondersteunt film in verschillende stadia, van scenario tot distributie en vertoning. Naast o.m. productiesubsidie en fiscale maatregelen, draagt het CCA ook zorg voor o.m. ondersteuning van talent, festivals, distributeurs, exploitanten, promotie en digitalisering. Het CCA initieert zelf geen trainingprogramma’s. Zij verstrekt beurzen voor deelname aan nationale en internationale training op gebied van audiovisuele media. Doel is om theoretische kennis en praktische vaardigheden te vergroten. Subsidie aan deelnemers dekt deels de deelnamekosten. Bij selectie wordt een door de overheid samengestelde lijst met goedgekeurde (externe) trainingsprogramma’s gehanteerd. Het budget bedraagt voor fictie en documentaire projecten maximaal € 1.500,-‐ per project (jaarlijks budget van € 35.000,-‐).
25 De Fédération Wallonie-‐Bruxelles is verantwoordelijk voor o.m. het cultuurbeleid van het tweetalige gebied Brussel-‐Hoofdstad.; het bevoegde gebied valt grotendeels samen met de gewesten Brussel en Wallonië.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
16
26
Daarnaast verstrekt het CCA financiële steun aan drie typen ‘ateliers’. Er worden subsidies verstrekt met een looptijd van twee jaar of programmacontracten met een duur van 5 jaar: •
•
•
‘Atelier d’accueil’ (in Brussel en Wallonië): de belangrijkste missie is ondersteuning van het creëren van audiovisuele werken door middel van subsidies of van advies, bijvoorbeeld coaching of steun bij het bouwen van een netwerk. Doel is de promotie en distributie van projecten in België en buitenland. Alleen coproducties komen in aanmerking, niet tussen landen maar tussen verschillende Belgische producenten. Zowel starters als bewezen talent komen in aanmerking. ‘Atelier de production audiovisuelle’: financiële steun en advisering bij (co)producties met als doel promotie, distributie of vertoning, bijvoorbeeld op filmfestivals. De focus ligt bij publieksbereik of het behoud van cultureel erfgoed. In dit geval kan een producent zelfstandig een aanvraag indienen. Het moet gaan om projecten van jonge, debuterende filmmakers of om projecten waar moeilijk financiële steun of een coproducent voor te vinden is, bijvoorbeeld bij een experimenteel project. ‘Atelier d’école’: doel is de eindexamen producties van studenten van filmopleidingen te ondersteunen. Een tweede missie is reflectie op cinematografische kwaliteiten. Dit atelier is gekoppeld aan instellingen in het kunstvakonderwijs.
Als best practice binnen de ateliers noemt Fatmire Blakaj, Hoofd Commissie Vertoning CCA, dat zij zich richten op distributie en marketing en de productie en distributie van experimentele film en documentaire. De ateliers zijn cruciaal voor de audiovisuele sector, omdat België een klein land is en het van groot belang is dat films geëxporteerd kunnen worden. De vorm die deze steun aanneemt, is aangepast aan de specifieke situatie in eigen land; een succesfactor naar het oordeel van Blakaj. Zij benadrukt daarnaast het belang van steun en advies aan nieuwe generaties filmmakers door middel van de ateliers. 4.4.2 Vlaanderen Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) ondersteunt en promoot de Vlaamse audiovisuele creatie en werkt voornamelijk in opdracht van de Vlaamse minister van Cultuur en Media. Het VAF speelt een centrale rol in talentontwikkeling van professionele filmmakers in Vlaanderen. Dit doet het VAF op vijf verschillende wijzen: 1. Ateliers voor verschillende genres (‘atelierwerking’). 2. Studie-‐ en werkbeurzen voor scenaristen, regisseurs, producenten en kunstenaars voor verdere professionele ontwikkeling (maximaal 50% van de kosten). Studiebeurzen met bovengrens van € 2.000,-‐ per persoon per jaar, werkbeurzen met een bovengrens van € 5.000,-‐. 3. Ondersteuning voor organisatoren van externe, onafhankelijke opleidingsinitiatieven voor audiovisuele professionals. Initiatieven dienen complementair te zijn aan lespakketten in het reguliere audiovisuele onderwijs. 4. VAF-‐campussen, bestaande uit workshops, seminars en praktijkgerichte informatiesessies voor audiovisuele professionals. 5. E-‐Mission: een ecologisch project met als doelstelling duurzaam produceren. Ondersteuning van filmmakers middels introductieworkshops en coaching.
26 Ateliers worden omschreven als adviesstructuren, c.q. adviescentra die door CCA worden ondersteund.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
17
Tabel 4: Ateliers in Vlaanderen Doelgroep Ervaring Met of zonder project Omschrijving
Partners Budget
De atelierwerking Primair regisseurs ( scenarioatelier: scenaristen), incidenteel i.s.m. producenten 27 Starter (en bij animatie ook mid-‐career) 28 Met en zonder project • Focus op scouting en coaching nieuw talent • Ateliers voor fictie, documentaire, animatie en FilmLab (experimentele single screen film) voor steun bij het maakproces. • VAF-‐Wildcard voor pas afgestudeerde fictie-‐, documentaire-‐ en animatieregisseurs, bestaande uit startbudget en coaching. (Versnelde toelating tot bovengenoemde ateliers). • Apart scenarioatelier. Gericht op debuterende scenaristen. Scenariopremie à € 6.000 en gedurende zes maanden individuele coaching bij scriptontwikkeling. Middels aan project aangepaste opdrachten. Einddoel is oplevering van een eerste of tweede versie van het script. • Stageprogramma gedurende 3 maanden voor jonge animatoren i.s.m. animatiestudio’s (De werkvloer op!). Stagebeurs à € 750 per maand. • Ontwikkelingsatelier debuterende animatiefilmmakers. Beurs à € 5.000 per project en € 1.000 per maker. Professionele coaching gedurende zes maanden bij de ontwikkeling van een korte animatiefilm. Aanvullend workshops scriptwriting, storyboarding en pitching. Internationaal Kortfilmfestival Leuven (voor vertoning en uitreiking VAF Wildcardcompetitie) € 444.879 in 2014
Naast het VAF worden in Vlaanderen ook opleidingen voor professionele filmmakers georganiseerd door beroepsorganisaties, filmfestivals, MediAcademie en het Kunstenloket. Veel initiatieven van deze partijen worden ook door MEDIA ondersteund. Al deze partijen (inclusief het VAF) gaan vaak partnerships aan, die zowel financieel, organisatorisch als inhoudelijk kunnen zijn. Daarnaast investeert het VAF in samenwerking met gerenommeerde Europese opleidingen om talentvolle Vlaamse filmmakers een kans te bieden een internationaal netwerk op te bouwen. Als ‘best practice’ noemt Siebe Dumon, hoofd Vorming en Onderzoek van het VAF, de sterke focus op coaching; bijvoorbeeld in de ateliers en bij gesubsidieerde projecten, waaraan een beoordelingscommissie 29 zowel facultatief als verplicht mentoren kan toewijzen voor begeleiding van de filmmakers. Dumon noemt het Wildcardsysteem als ander voorbeeld van een ‘best practice’. Hierbij bekijkt een professionele jury alle deelnemende afstudeerprojecten van de Vlaamse filmhogescholen. De meest getalenteerde filmmakers ontvangen een VAF-‐Wildcard: een startbudget om hun eerste buitenschoolse project te ontwikkelen en een coach te kiezen die hen daarbij begeleidt. Zo worden afgestudeerde filmmakers direct ondersteund in hun ontwikkeling binnen de professionele werkpraktijk.
27
Het animatieatelier en ontwikkelingsatelier zijn gericht op zowel debuterende als ervaren animatie professionals. De ateliers fictie, documentaire, animatie en Filmlab bestaan uit coaching bij een nieuw project. Het ontwikkelingsatelier animatie heeft ook de ontwikkeling van een filmproject ten doel. Bij het animatie stageprogramma worden de animatoren ingeschakeld voor een concreet project maar is het doel het ontwikkelen van de vaardigheden. 29 In alle fasen van ontwikkeling en productie; scenario coaching komt het meest voor. 28
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
18
5 Creative Europe MEDIA – een kwaliteitskeurmerk 5.1 Inleiding Ondersteuning van een trainingsprogramma door Creative Europe wordt algemeen gezien als kwaliteits-‐ keurmerk. 30
Creative Europe is het belangrijkste instrument van de EU om audiovisuele en culturele initiatieven in Europa en daarbuiten te bevorderen. Het programma is erop gericht creativiteit te stimuleren en de economische groei en werkgelegenheid binnen de creatieve sector te ondersteunen met projecten en activiteiten voor een breed Europees publiek. Het budget bedraagt bijna 1,5 miljard euro voor de periode 2014-‐2020. Daarvan is 824 miljoen euro bestemd voor MEDIA, een subprogramma dat zich specifiek richt op ondersteuning van de Europese audiovisuele sector. Prioriteiten van Creative Europe MEDIA zijn: • Behoud en versterking van de Europese culturele diversiteit en haar audiovisuele erfgoed; en het garanderen van de toegang daartoe voor Europese burgers en stimuleren van een interculturele dialoog. • Bevordering van de circulatie van Europees audiovisueel werk, binnen en buiten de grenzen van Europa. • Bijdragen aan de Europese doelstellingen voor duurzame en inclusieve economische groei. • Vergroting van het concurrentievermogen van de Europese av-‐sector in een competitieve markt 31
• Culturele en creatieve sectoren helpen zich aan te passen aan het digitale tijdperk en globalisering.
5.2 MEDIA Training Creative Europe MEDIA ondersteunt internationale audiovisuele trainingsprogramma’s van lidstaten, die toegankelijk zijn voor inwoners van lidstaten, en -‐ in beperktere mate -‐ voor professionals van buiten Europa. Het programma focust op de ontwikkeling van vaardigheden en competenties van zowel beginnende als 32 ervaren professionals. Onderwijs (‘initial training’) valt sinds 2014 onder Erasmus+ . Bij training liggen de prioriteiten bij kennisdeling, netwerken, gebruik van digitale technologieën en publieksbereik. Daarnaast is het doel “to develop the capacity of audiovisual professionals to understand and integrate a European and 33 international dimension in their work”.
5.3 Selectie en budget Aanvragen worden technisch en inhoudelijk getoetst aan een groot aantal formele criteria, aan de hoofddoelstellingen van MEDIA en aan de kwaliteit van voorstellen. Dit laatste gebeurt door een wisselende selectie van internationale experts uit de beroepspraktijk, die advies uitbrengen aan het MEDIA bureau.
30
Het Creative Europe programma van de EU ging op 1 januari 2014 van start na een evaluatie onder beleidsmakers en vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. Het voegt voormalige programma’s van MEDIA, MEDIA Mundus en Cultuur samen. 31 Creative Europe desk NL|DutchCulture en Creative Europe Desk Vlaarderen 32 Erasmus+ is het Creative Europe programma voor onderwijs, jeugd en sport en richt zich op ‘lifelong learning’. 33 Training & Networks, MEDIA 2014.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
19
Tabel 5: Selectie MEDIA Subprogramma Training Criteria Relevantie en Europese meerwaarde
Definitie Relevantie van de inhoud van de activiteit met inbegrip van haar internationale/Europese dimensie ten opzichte van de doelstellingen van de oproep tot het indienen van voorstellen, de behoeften van en de ontwikkelingen in de sector, de mate van innovatie van het project in relatie tot het bestaande Europese opleidingsaanbod en de partnerschappen met de audiovisuele sector.
Kwaliteit van de inhoud van de Geschiktheid van de methodologie om de doelstellingen te bereiken (formaat, activiteiten doelgroep; deskundigheid, kostenefficiëntie van de activiteit). Verspreiding van de projectresultaten, effect en duurzaamheid
Mechanismen voor het delen van goede praktijken en resultaten tussen de deelnemers, het effect op de deelnemende beroepsbeoefenaars, geselecteerde projecten, afzonderlijke bedrijven en de audiovisuele sector, alsmede het effect op de toegang tot internationale netwerken en markten van personen en bedrijven.
Kwaliteit van het projectteam
Relevantie van de internationale technische en pedagogische deskundigheid van de docenten, deskundigen en coaches ten opzichte van de doelstellingen van de actie.
Bron: Creative Europe MEDIA Sub-‐programme Support for Training Guidelines, 2014.
In 2014 werden in totaal 59 programma’s in 16 verschillende landen geselecteerd voor tweejaarlijkse 34 ondersteuning; ongeveer de helft van het totale aantal aanvragen. Circa 20% van deze programma’s werd voor het eerst ondersteund. Het merendeel daarvan was Europees, maar sommige zijn internationaal. Er werd 35 in totaal een bedrag toegekend van bijna 8 mln. euro (2014). Het gemiddelde subsidiebedrag bedraagt 36 ongeveer € 135.000. Bijlage 4 geeft een overzicht van door MEDIA ondersteunde trainingsprogramma’s in 2015. De meeste programma’s richten zich (ook) op producenten (58), naast regisseurs (35) en scenaristen (20). Bijna twee keer zoveel progamma’s richten zich (ook) op gevorderden (71) vergeleken met startende filmmakers (36). Het aantal programma’s met of zonder project is nagenoeg gelijk. Bijna de helft van de door MEDIA geselecteerde programma’s (45%) wordt verzorgd door organisaties, die zijn gevestigd in landen met de grootste audiovisuele productie binnen Europa: Duitsland, Frankrijk en Engeland. Bovendien voeren trainingorganisaties bijna de helft van hun programma’s buiten het eigen land uit. Dit gebeurt om aanvullende financiering -‐ vaak lokale subsidies -‐ te kunnen genereren, een sterkere band met de lokale audiovisuele sector te ontwikkelen en de Europese dimensie te bevorderen. In de praktijk vindt vaak stapeling plaats van publieke middelen i.c. lokale, nationale en Europese subsidies. Het merendeel van alle MEDIA ondersteunde trainingsprogramma’s vindt daardoor uiteindelijk ook plaats in Duitsland, Frankrijk en Engeland. Hier is blijkbaar ook de meeste aanvullende, lokale ondersteuning voorhanden.
34
Van de Nederlandse aanvragen werd 62,5 % toegekend voor 2014 en 2015; het ging om in totaal 5 projecten voor een totaal bedrag van € 451.675 per jaar (circa 15% van het budget). 35 In 2015 zullen vergelijkbare subsidies worden toegekend aan deze partijen o.b.v. vereenvoudigde updates van de aanvragen. 36 Bron: Creative Europe Programme Commitee meeting, 27 april 2015
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
20
5.4 Inhoud en focus Onderstaande grafieken geven inzicht in de verdeling van trainingsprogramma’s in categorieën, onderdelen van het maakproces (waardeketen) en genres (2014). Grafiek 1: Verdeling MEDIA Subprogamma training in categorieën, waardeketen en genres
Bron: Creative Europe Programme Commitee meeting, 27 april 2015.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
21
Vanaf 2016 zal binnen het trainingsprogramma van MEDIA meer nadruk komen te liggen op innovatie en digitale technologie. Er zal prioriteit worden gegeven aan programma’s, die trainingen aanbieden op het gebied van nieuwe manieren van distributie-‐ en vertoning, inclusief sociale media. Ook training op het gebied van kennisdeling en netwerk capaciteiten zal meer aandacht krijgen. Bij de selectie zal worden gelet op de inzet van 37 “digitale technologieën" en "de technische en management ervaring van het (project) team".
5.5 Nederlandse deelname Drie van de vijf door MEDIA ondersteunde trainingsprogramma’s, die formeel aan Nederland zijn toegerekend (2014 – 2015), opereren feitelijk niet vanuit ons land, maar vanuit een hoofdkantoor in het buitenland: Sources2 in Duitsland en FOCAL in Zwitserland (2 programma’s). Slechts € 85.875 (van de ruim € 450.000 p.j.), die door MEDIA formeel wordt toegerekend aan Nederland, komt terecht bij organisaties die structureel in Nederland trainingsactiviteiten uitvoeren: Cinekid en IDFA. Nederlandse filmmakers hebben de afgelopen 5 jaar ruim 250 keer deelgenomen aan trainingsprogramma’s, die werden ondersteund door MEDIA (Bijlage 3). Het aantal Nederlandse deelnemers per programma fluctueert per jaar en hangt ook samen met de capaciteit van programma’s. Het meest populair blijken de jaarlijkse Berlinale Talent Campus (kennis en netwerk), Sources2 (scenario-‐ontwikkeling), Digitraining Plus (digitalisering bioscopen), Essential Legal Framework (contracten en financiering) en de EAVE Producers Workshop (productie en netwerk). Minder vaak namen Nederlandse filmmakers deel aan transmediale programma’s, digitale productietraining, animatieworkshops en documentaire programma’s.
5.6 Impact Creative Europa MEDIA wordt a priori gezien als kwaliteitskeurmerk. Dat lijkt in de eerste plaats te maken te hebben met de strenge selectieprocedure en de verdeling van schaarse middelen. Over de output en impact moet vooraf weliswaar een inschatting worden gemaakt door aanvragers, maar het is onduidelijk hoe dit achteraf wordt getoetst door MEDIA. 38
In dit verband maakte Peter Buckingham , voormalig Hoofd Distributie en Vertoning van de UK Film Council en BFI recent een aantal kritische kanttekeningen. Hij beargumenteert op zijn weblog dat ‘output’ maar beperkt van betekenis is in de context van talentontwikkeling. Het kan zelfs contraproductief zijn, omdat alle nadruk komt te liggen op het produceren van films. Tastbare resultaten zeggen naar zijn mening echter weinig over het belang – het ‘waarom’ – van talentontwikkeling. Voor nieuwe generaties filmmakers zou het zelfs onverstandig kunnen zijn om in hun artistieke ontwikkeling te zeer afhankelijk te worden van productiesubsidies, vooral in de context van training: het zou leiden tot conformisme en aanpassing aan bestaande normen en eisen. Buckingham pleit ervoor output te vervangen door impact. Hij onderscheidt 3 niveaus: 1.
de impact op individueel niveau – creatieve, naast carrière, ontwikkeling
2.
impact op de lokale economie – bijvoorbeeld door de creatie van banen, inclusief voor trainers
3.
impact op het publiek.
Subsidie moet volgens Buckingham vooral zijn gekoppeld aan publieke impact. De samenleving verandert snel onder invloed van de digitalisering, die iedereen voortdurend met alles verbindt. In de kunsten wordt dit weerspiegeld doordat de nadruk steeds sterker komt te liggen op het collectief in de plaats van het persoonlijke, en op sociale waarde. In de filmsector dalen de productie-‐ en distributiekosten; het wordt ook 37
‘Exclusive: The European Commission (EC) is planning changes to its Creative Europe programme from 2016’, Martin Blaney, www.screendaily.com, 23 april 2015. 38 Buckingham is partner van Sampomedia.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
22
steeds lastiger voor creatieven om een inkomen te genereren met films. De intrinsieke waarde van film zal daardoor steeds verder dalen en worden vervangen door de waarde van concepten en het genereren van emoties en beleving (‘experience’): “The world is changing. It may be that the best way to foster new talent would be to accept and embrace the increasingly collaborative, sharing and experience-‐led nature of our society, facilitated by digital and personal interconnectivity. st
A new 21 century public sector Scheme could create a community of common interests of people in the talent development room. And it would share everything, as opposed to sharing little apart from th output data, created by organisations running 20 Century-‐styled pyramid-‐structured and heavily controlled programmes that, in the end, might just be stifling creativity as much as helping it develop. A talent scheme might also be more about searching for, and connecting with, a community rather than merely amassing proprietary knowledge for self-‐interest. And, at its heart, it would encourage an 39 emotional impact with the audience it seeks to effect.”
5.7 Evaluatie Data-‐analyses van resultaten van het MEDIA trainingprogramma zijn nauwelijks voorhanden. Ruim 10 jaar geleden gaf MEDIA voor het eerst – en naar het zich laat aanzien, voor het laatst -‐ opdracht in 32 landen de audiovisuele trainingsprogramma’s te onderzoeken. Dit leidde tot een uitgebreid survey onder ruim 500 instellingen, uitgewerkt in het rapport ‘Study of Continuous Training for Audiovisual Professionals in 32 40 European Countries’ (Olsberg|SPI, 2005.). Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat er in de meeste landen grote behoefte bestaat aan een trainingsstrategie, die nauw aansluit op de beroepspraktijk. Kleinere onafhankelijke aanbieders van opleidingen bleken vaak beter in staat flexibel en snel te reageren op behoeftes aan vaardigheden in de sector. Als goed voorbeeld van een koppeling tussen filmorganisaties en trainingsinstellingen verwees ook Olsberg|SPI naar de UK, m.n. de UK Film Council en Skillset. Olsberg|SPI formuleerde een aantal aanbevelingen, waaronder de noodzaak van pan-‐Europese samenwerking; structurele meerjarige financiering en online trainingprogramma’s naast de ‘face-‐to-‐face’ contacten en netwerken. Als aanbeveling pleitte de onderzoekers voor het creëren van ontwikkelingsfondsen voor onafhankelijke trainingorganisaties. Filmmakers zouden daarnaast aangemoedigd moeten worden om een deel van het ontwikkelingsgeld voor een film te reserveren voor training en talentontwikkeling. De Audiovisual Training Coalition (ATC) publiceerde in 2008 de resultaten van onderzoek onder 32 aanbieders 41 van talentontwikkelings-‐programma’s. Hierbij ging het vooral om het verzamelen van statistische data. In 2013 werd een tweede online survey uitgevoerd onder 112 internationale trainingorganisaties en -‐ professionals, die ervaring hadden met het internationale programma MEDIA Mundus dat ook was gericht op 42 (deelname uit) niet-‐Europese landen. De feedback was uitgesproken positief over de kwaliteit van programma’s.
39 http://sampomedia.com/2015/04/24/talent-‐developing-‐the-‐developers/ , Peter Buckingham, 24 april 2015. 40 Bij de studie waren verschillende typen opleidingen betrokken: onafhankelijke organisatie (42%), het hoger onderwijs (30%), filmscholen (21%) en subsidiegevers (7%). Verschillende onderwerpen werden in de analyse betrokken: scriptontwikkeling, produceren, regisseren, ondernemerschap, distributie / vertoning, technische vaardigheden, postproductie / speciale effecten, animatie en nieuwe technologie. Het rapport is vertrouwelijk ter beschikking gesteld door de Olsberb|SPI. 41 43 van deze programma's werden ondersteund door MEDIA: 39 programma's waren gewijd aan de filmproductie, 4 programma's aan de productie van crossmedia content. 42 Respons: 25%: 65% niet-‐EU en 35% EU. Sinds 2014 is MEDIA Mundus geïntegreerd in Creative Europe MEDIA.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
23
Redenen voor deelname aan door MEDIA Mundus ondersteunde programma’s waren: 1. loopbaanontwikkeling 2. netwerken en zakelijke kansen 3. ‘project packaging’ 4. scriptontwikkeling 5. coproductie mogelijkheden buiten het eigen land. Resultaten wezen uit dat: • 100% van de programma’s voldeed aan de verwachtingen; bij ruim 55% werden ze overtroffen. • De kwaliteit van de programma’s werd gewaardeerd met een 9 (uit 10): men was zeer positief over de kwaliteit van de organisatie, de openheid van trainers en algemene presentatie. • Ook over de inhoud waren respondenten positief. Men vond het niveau, de diversiteit aan onderwerpen en de kwaliteit van docenten uitstekend. De mix van theorie en praktijk, en de duur van programma’s vond men goed. • 92% van de respondenten was van mening dat programma’s een betere toegang tot markten buiten het eigen grondgebied verschaffen; volgens 60% gaven programma’s zeer verbeterde toegang. • De balans tussen traditionele en innovatieve onderwerpen vond men goed. • De programma’s leidden tot verbetering van: 1. story telling; 2. financieringsstructuren; 3. distributie (laag) en 4. marketing (heel laag). • De ontwikkeling van projecten of de coproductiestrategie werden 100% beïnvloed door deelname. • Programma’s hadden een sterke invloed op netwerken; 96% hield aan de programma’s contacten over met sleutelfiguren in de industrie. • Het niveau van de ervaring vonden deelnemers goed tot uitstekend (85%). • De kwaliteit van projecten vond men goed (85%). • De balans tussen EU en niet-‐EU-‐deelnemers vond men goed (85%). • De programma’s waren net zo nuttig voor deelnemers uit EU-‐ als niet-‐EU-‐landen (78%). • Het opleidingsaanbod van MEDIA Mundus voor Afrikaanse landen, Oceanië, Midden-‐Amerika, Brazilië, Azië (vooral Korea, China en kleinere markten zoals Taiwan, Thailand, Indonesië) en Turkije vond men ondervertegenwoordigd. • Men hield langdurige contacten aan programma’s over (78%); en werkten meer samen met partners ( 41%). • De programma’s hadden vooral impact op: project pakket (58%) • coproductiepartner (45%) • financiering -‐ en distributie strategieën (42%) • het vinden van een project (13%). Hoogste prioriteit werd gegeven aan professionele training op het gebied van: 1. scenarioschrijven / financiering 2. coproductie / netwerken / zakelijke contacten 3. distributie 4. management van bedrijf 5. verkoop.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
24
Bij de beoordeling van de impact en voordelen van training ligt kwalitatief de nadruk op: 1. bouwen van een carrière 2. bewustwording, ook van de kwaliteit van het eigen bedrijf 3. netwerken: niet alleen zakelijke contacten, maar ook ervaringen en advies delen onder gelijken 4. ontbreken van concurrentie – een rijke ervaring in samenwerking 5. inspiratie, creativiteit 6. verbreden van de horizon en ontdekken van alternatieve mogelijkheden 7. kennis over het filmlandschap en meer begrip voor het vak. Bij de aanbevelingen pleitte men voor behoud van de internationale dimensie van MEDIA (ook buiten Europa). Meer specifiek werden de volgende punten genoemd: • Er zijn genoeg project gebaseerde programma's. • Er zijn meer progamma’s nodig over business modellen, business plannen en strategieën voor duurzame ondernemingen, bedrijf management, micro-‐budget films (vooral van niet-‐westerse gebieden), nieuwe markten en nieuwe distributie strategieën, publiek ontwikkeling, met inbegrip van opleiding voor distributeurs en sales agents, crossmedia. • Er moet flexibeler criteria worden gehanteerd die meer ruimte laten voor verschillende audiovisuele formats: TV professionals moeten de ruimte krijgen om de wereld van film beter te leren kennen, en vice versa. • Creative Europa moet ook landen met een onderontwikkelde of zonder filmindustrie ondersteunen Bron: Into the Future – Think Tank Report about professional Training for the Next Years, July 2013, Berlin.
6 Trends en issues Een van de belangrijkste doelstellingen van de ATC is om kritisch te reflecteren op internationale training en talentontwikkeling. Als organisatie wil de ATC een (internationale) dialoog bevorderen tussen training-‐ organisaties en ‘stakeholders’, zoals vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, financiers of fondsen, politieke gremia en overheden. Naast diverse enquêtes onder leden en trainingdeelnemers worden ook trends en issues rond training en talentontwikkeling geïnventariseerd. Periodiek – bijna jaarlijks – komen de ruim 20 leden van de ATC bijeen – vaak met stakeholders -‐ om hierover van gedachten te wisselen en – waar mogelijk – voorstellen te formuleren, die bij kunnen dragen aan het oplossen van knelpunten en creëren van nieuwe mogelijkheden. Bijlage 5 bevat een overzicht van de leden van ATC (2015). 43
Tabel 6: Internationale trends en issues rond talentontwikkeling en training (2014) Trend Politieke steun
Professionele training wordt in veel landen gezien als een optie, in plaats van een integraal onderdeel van audiovisueel beleid. Sommige Europese landen (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Noorwegen, Oostenrijk, Zwitserland) hebben een sterk ontwikkeld opleidingsbeleid. Zij alloceren geoormerkte budgetten en stellen binnen hun filminstituten medewerkers aan die zich specifiek bezig houden met training en talentontwikkeling.
Issues • Bevorderen van een hogere prioriteit voor training binnen filminstellingen. • Ontwikkelen van duidelijke strategieën voor de allocatie van budgetten. • Vergroten van de belangstelling en steun van politici voor training. • Positionering van professionele training als onderdeel van filmeducatie. • Werving van zowel structurele als projectmatige middelen voor training
43
Samengesteld o.b.v. BENCHMARK -‐ Pan-‐European umbrella organizations in the audiovisual and film sector. Report by Headway
International & The Film Agency; prepared for ATC; 24 October 2014.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
25
Trend
Issues
Lokale / internationale tweedeling
De Europese Commissie beoogt ‘Europese toegevoegde waarde’ te creëren; deelnemers aan trainingen hebben behoefte aan internationale expertise. Tegelijkertijd zijn lokale experts en benaderingen nodig om opleidingen efficiënter te maken. Er blijken aanzienlijke culturele verschillen te bestaan in behoeften tussen Europese landen.
• De juiste balans tussen lokale kennis en internationale expertise. • Vergroten van de diversiteit van deelnemers uit Europa en daarbuiten. • Ontwikkeling van internationale trainingen buiten de EU.
Nieuwe trainingbehoeftes
Training is vaak gericht op specifieke onderwerpen: • Coaching van filmmakers in het gebruik van productie, regelgeving, distributie, documentaire, etc. social media, viral marketing, Opleidingen moeten echter ook loopbaanontwikkeling crowdfunding, community management, en bedrijfsmanagementvaardigheden bieden. series, games, enz. • Vinden van en samenwerken met Training is een motor voor innovatie. Door de deskundigen in nieuwe vakgebieden en technologische veranderingen, is het van vitaal belang aanverwante sectoren. dat opleidingen up to date blijven over wat de markt nodig heeft, i.e. nieuwe marktontwikkeling, publieksgedrag en formats.
Toegang tot training
Hoe meer filmprofessionals profiteren van trainingen, • De juiste balans tussen goedkope training des te beter. De Europese Commissie – maar ook voor een brede doelgroep en maatwerk, filmmakers vragen om spreiding van opleiding onder verdieping en individuele training. meer gebruikers, ook in arme gebieden. • Ontwikkelen van manieren om ‘user base’ van opleidingsprogramma's te vergroten. Er is behoefte aan goedkoper aanbod, bijvoorbeeld • Ontwikkelen van een beurzenstelsel door het ontwikkelen van online training, aanbieden waarbij de relatie tussen nationale fondsen van kortingen of het laten reizen van trainers i.p.v. vs. EU-‐maatregelen helder is. deelnemers etc.
Toekomstig onderzoek
Er is consensus over de rol die trainingsprogramma’s • Gezamenlijke aanpak R&D-‐thema's vervullen als laboratoria voor onderzoek naar nieuwe • Analyse van trainingbehoeftes. ontwikkelingen en modellen. Als doel zou 5% van de • Ontwikkelen van pedagogische methoden programmakosten moeten kunnen worden en hulpmiddelen om in deze behoeften te geïnvesteerd in Research & Development (R&D). voorzien. Training organisaties zijn terughoudend in het delen van unieke kennis, omdat die hen ook onderscheidt van de concurrentie.
Partnerships
Erasmus+ richt zich o.m. op het verbeteren van initieel • Voorzien in de behoefte om trainers te onderwijs en van vaardigheden van trainers. trainen. Filmeducatie (voor publiek) wordt over het algemeen • Hoe kunnen organisaties zich van elkaar geassocieerd met onderwijs op school in plaats van onderscheiden en tegelijkertijd met professionele training. Er is echter behoefte aan samenwerken? meer 'trainen van trainers'.
Financiering
Verschillende financiële obstakels beperken de • Verruiming van financiële bijdragen voor ontwikkeling van beroepsopleidingen in de training door nieuwe subsidieorganisaties, audiovisuele sector: jaarcontracten, die planning op particuliere sponsoren of huidige en lange termijn lastig maken; het dilemma dat nieuwe gebruikers. verschillende en soms zelf tegenstrijdige doelstellingen en criteria van financiers voor dezelfde programma’s moeten worden gerealiseerd; concurrentie tussen partners binnen Europa; de neiging van financiers om zich op een beperkt aantal gebieden te richten; en obstakels om particuliere financiering aan te trekken. Over het geheel genomen, zijn Europese opleidingsprogramma's minder rendabel dan nationale en regionale initiatieven, waardoor ze minder aantrekkelijk of te duur zijn voor financiers.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
26
In het verlengde van deze trends en issues voeren ATC leden onderling discussie over een aantal topics: Over financiering: • Nationale versus internationale financiering. Er zijn legio trainingsprogramma’s en de financieringcapaciteit van Creative Europe is beperkt. Financiële steun moet daarom worden afgestemd op de meest relevante opleidingen met echte "Europese toegevoegde waarde '. Hoe kunnen nationale, regionale en Europese fondsen komen tot betere onderlinge afstemming en complementariteit? Wat zouden hun verschillende rollen en doelstellingen kunnen zijn? • Financieringsbeleid. Overheidsbijdragen aan film staan door de financiële crisis onder druk. Aanbieders van opleidingen en programma’s hebben echter behoefte aan duurzame financiering om hun rol te spelen binnen de industrie en om te helpen de Europese audiovisuele sector te versterken en te ontwikkelen. Hoe moedig je een constructieve dialoog aan tussen Europese instellingen, nationale en regionale financiers, aanbieders van opleidingen en professionals en hoe kan een langdurige gezamenlijke financiering van het beleid worden opgebouwd? • Kosten en toegang tot opleidingen. Trainingsprogramma's zijn duur voor individuele deelnemers, vooral uit Zuid-‐Europa. Filmprofessionals uit niet-‐EU-‐lidstaten krijgen ook maar beperkte financiële steun. Hoe kunnen de kosten van opleidingen worden verminderd en nationale steun voor deelnemers worden verhoogd? Over samenwerken en (be)grenzen: • Afbakening tussen hoger onderwijs en opleiding. Audiovisuele educatie en professionele training zijn vaak op dezelfde kennis gefundeerd, maar synergie blijft onderbenut. Erasmus+ stimuleert ook de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, geografische mobiliteit en de ontwikkeling van nieuwe ideeën of inhoud. Hoe kunnen trainingorganisaties en hoger onderwijs instanties meer samenwerken en ‘partnerships’ ontwikkelen? • Het delen en verspreiden van kennis. Spreiding van marktinformatie overstijgt het belang van training. ‘Best practices’ uitwisselen is ook van belang om een dialoog tussen bioscoopvertoners, sales agents en distributeurs te entameren. Hoe kan kennisdeling continue worden gestimuleerd? Hoe kan permanente feedback worden georganiseerd tussen spelers in de markt over wat werkt en wat niet werkt? • Internationale programma's. Europa moet verder reiken dan de eigen grenzen en zich verder internationaal ontwikkelen in een geglobaliseerde wereld. Trainingprogramma's moeten daarom binnenlandse uitdagingen en distributiemethoden in niet-‐EU-‐markten verkennen om beter te begrijpen hoe EU-‐films daar publiek kunnen bereiken, en hoe niet-‐EU-‐films beter Europees publiek kunnen bereiken. Aanbieders van trainingen en opleidingen zouden grote en actieve markten zoals Maleisië, Indonesië, Thailand of Singapore moeten verkennen. • Culturele verschillen tussen landen. Een producent in Europa heeft een andere rol dan een producent in China, India, enz. Het is essentieel om deelnemers aan trainingen inzicht te bieden in culturele verschillen tussen verschillende delen van de wereld, om gemeenschappelijke referentiepunten te definiëren en vervolgens trainingen te introduceren die effectief verschillen overbruggen.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
27
• Lokale versus internationale expertise. De ervaring leert dat er vaak, vooral in Oost Europa, vraag is naar internationale experts en hun ervaring. Europa is echter een mozaïek van landen en de markt is niet homogeen over landsgrenzen heen. Wat is het juiste het evenwicht tussen internationale en lokale expertise in trainingsprogramma's? • Nieuwe doelgroepen. De centrale focus van audiovisuele opleidingen is (en blijft) de creatieve driehoek van producent-‐schrijver-‐regisseur. Maar opleiding moet ook aandacht besteden aan andere doelgroepen, die zijn betrokken bij de creatieve of zakelijke kant van de productie en distributieketen: beleidsmakers, financiers, (digitale) technici en managers, omroepen, enz. Wat zijn de behoeften van deze verschillende doelgroepen? Hoe kunnen zij beter worden bereikt? Over ontwikkeling: • Evaluatie, onderzoek en ontwikkeling. Opleidingsprogramma's moeten worden geëvalueerd met enquêtes onder deelnemers en door middel van interne en externe rapportages over de ontwikkeling van projecten, loopbanen en bedrijven. Programma's moeten ook continue investeren in onderzoek en ontwikkeling (R&D). Door middel van externe input en denktanks moeten ze continue creatief en up-‐to-‐date blijven. Over programma-‐inhoud: • Culturele versus commerciële tweedeling. Een marktgerichte aanpak van training is relevant en noodzakelijk voor het behoud en de ontwikkeling van concurrentievermogen en het economische potentieel van de Europese audiovisuele industrie. Maar creativiteit moet centraal blijven staan in audiovisuele opleidingen. Hoe kan binnen een training de creatieve ontwikkeling van projecten aansluiting vinden op meer zakelijk georiënteerde elementen? • Training versus projectontwikkeling. Audiovisuele training valt grosso modo uiteen in een theoretische en projectmatige aanpak. Theoretische trainingen richten zich op bredere doelgroepen en zijn minder duur, omdat dezelfde inhoud aan alle deelnemers wordt aangeboden. Kostbaardere coaching bij de ontwikkeling van projecten leidt echter vaak tot meer duurzame bedrijfsresultaten. Wat is de juiste balans tussen de twee? Hoe kunnen ze efficiënter worden gecombineerd? Is theoretische opleiding alleen voor een breder publiek, terwijl projectgeoriënteerde opleiding dichter bij consulting staat? • Selectieve training versus netwerken. Creatief Europa lijkt steeds meer nadruk te leggen op netwerken in plaats van een project gedreven aanpak. Het bereiken van grotere groepen lijkt een doel op zich te worden in plaats van het ontwikkelen van inhoudelijk gedreven contacten: de output en het effect op de business bij begeleiding van kleinere en selectievere groepen is over het algemeen echter groter. Wat is de juiste balans tussen kleine residentiële workshops en brede trainingen? • Nieuwe trainingsgebieden. De audiovisuele sector evolueert snel en nieuwe manieren om verhalen te vertellen of publiek te bereiken zijn in opkomst. Opleidingen moeten dus betrekking hebben op nieuwe vakgebieden zoals sociale media, viral marketing, crowdfunding of community management om aan de behoeften van de industrie te voldoen. Maar wat moeten hun plaats en hun gewicht in trainingsprogramma's zijn? • Nieuwe trainingsvormen. Nieuwe trainingsvormen gebruiken nu digitale benaderingen, die productie en training samenbrengen; er worden interdisciplinaire en internationale labs opgericht; bruggen gebouwd tussen oude en nieuwe media, creatieve makers en technici, financiers en advocaten.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
28
Hoe presteren deze nieuwe trainingsinitiatieven? Welke zijn het meest succesvol en zouden moeten worden gekopieerd? • Ondernemerschap training. Coaching voor professionals en projecten is goed, maar coaching in ontwikkeling en het beheer van een bedrijf is ook van vitaal belang om de levensvatbaarheid van productiebedrijven te waarborgen. Trainingen voor de producenten moeten worden gericht op ondernemerschap: business modellen, business plannen, doelgroepstrategieën, onderhandelings-‐ vaardigheden, etc. • Studioprogramma’s. Samenwerking (tussen schrijver-‐producent-‐regisseur of producent-‐distributeur, of de workflow van camera naar postproductie) is cruciaal op en tussen alle niveaus in de filmsector en moet daarom worden benadrukt binnen opleidingsactiviteiten. Nieuwe opleidingen moeten 'studio’s’ introduceren, die deelnemers in de gelegenheid stellen nieuwe wegen te verkennen, zonder angst om te falen. Bron: BENCHMARK -‐ Pan-‐European umbrella organizations in the audiovisual and film sector; Report by Headway International & The Film Agency; Prepared for ATC; 24 October 2014 (vertaling).
7 Samenvatting en conclusie 7.1 Scope Deze rapportage plaatst talentontwikkeling in de filmsector in een internationaal perspectief. De reikwijdte is begrenst door de onderzoeksmethodiek (deskresearch) en noodzakelijke afbakening van dit brede onderwerp. Bovendien blijkt nog relatief weinig onderzoek te zijn gedaan. De nadruk ligt daarom op het verzamelen van (veel) data, een beschrijving van ‘best practices’ in enkele focusgebieden en een beschouwing van het trainingsprogramma van Creative Europe MEDIA. Aanvullend zijn trends en issues samengevat, die voeding geven aan discussies binnen de pan-‐Europese organisatie ATC. Gegeven de opdracht van het Filmfonds is het doel van de rapportage context te leveren voor verdere analyse van de infrastructuur voor talentontwikkeling in de Nederlandse filmsector. Samenvattend, zijn er vier hoofdthema’s: 1.
filminfrastructuur en talentontwikkeling
2. 3. 4.
starters versus bewezen (mid career) talent programma’s met en zonder projecten kwaliteit en innovatie.
7.2 Filminfrastructuur en talentontwikkeling • •
•
•
•
De filminfrastructuur is gebouwd op twee pijlers: talent en geld. Talent is wezenlijk van belang in creatief opzicht, maar ook als randvoorwaarde voor economisch succes. Talentontwikkeling wordt beleidsmatig in verschillende landen bij uitstek gezien als strategie om de creatieve industrie te versterken en internationale concurrentie het hoofd te bieden. Er is internationaal een groot en divers aanbod aan trainingprogramma’s; er is overlap en samenhang met initiatieven in andere sectoren van de creatieve industrie; er is bovendien een grote diversiteit aan aanbieders en opvallend veel lokaal en regionaal aanbod. De filmsector is niet statisch of homogeen in samenstelling; het is in veel landen een sector met veel flexibele freelancers en kleine bedrijven, die nauwelijks capaciteit hebben om naast de ontwikkeling van specifieke filmprojecten structureel te investeren in R&D of talentontwikkeling. Voor filmprofessionals is de werkpraktijk complex: er is een relatief hoge kans op periodes zonder werk en er is grote banenmobiliteit. Dit ondergraaft talentontwikkeling als vorm van human resource management binnen bedrijven en verzwakt de infrastructuur, c.q. het concurrentievermogen van de sector als geheel.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
29
•
• •
Talent moet vaak direct inzetbaar zijn voor een klus of project; bekendheid, sociaal netwerk en ervaring wegen zwaar. Voor talentontwikkeling betekent dit o.m. dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen het vergroten van kennis en praktijkervaring; trainingen dragen idealiter ook bij aan het bouwen en onderhouden van netwerken. Uiteindelijk dragen freelancers vaak zelf de kosten voor training en de ontwikkeling van hun talent, tussen het werk in bedrijven of aan projecten door. Geld en tijd zijn de grootste struikelblokken.
7.3 Starter versus bewezen talent •
•
•
•
• •
•
•
Talent wordt vooral gezien als intrinsieke persoonlijke kwaliteit, in relatie tot een specifiek aspect of onderdeel van de filmsector. Het prototype talent is jong, blank en man, bij wie de carrière piekt tussen de 32 en 38 jaar. En talent is dan natuurlijk niet genoeg: opgemerkt worden is een cruciale randvoorwaarde. Opvallend veel vertegenwoordigers uit focuslanden verwijzen naar het nut van programma’s, die zich met training-‐on-‐the-‐job vooral richten op starters; bijvoorbeeld in Denemarken met ‘staged professional film production’ in de Film Workshop en in Vlaanderen met stageprogramma’s en Wildcards voor diverse genres. In Zweden werd als ‘best practice’ ook gewezen op een programma voor startende filmmakers; speciaal voor talentvolle jonge vrouwen om hun carrièrekansen te vergroten. Vlaams onderzoek wijst in dit verband op het dilemma dat er een (te) grote nadruk wordt gelegd op instroom van talent i.p.v. het inspireren en behouden van talent. Daarnaast wijst men op het zogenaamde Mattheus-‐effect: een (te) sterke nadruk op uitmuntend talent bij training waardoor programma’s niet toegankelijk zijn voor talenten die (nog) niet in het netwerk zitten van de sector. Er zijn overigens ook legio trainingen voor bewezen talent. Deze zijn typisch gericht op specifieke vaardigheden en ontwikkeling van eigen projecten. Bij Creative Europe MEDIA zijn zelfs bijna twee keer zoveel trainingsprogramma’s (ook) gericht op deze categorie filmprofessionals. Coaching door mentoren uit de beroepspraktijk is een veel voorkomende vorm van talentontwikkeling voor zowel starters als bewezen talent. Deelname aan selectieve, gerenommeerde trainingsprogramma’s, zoals Labs en residentiële programma’s, is een geëigende manier om naam te maken of verder te komen als talent. De nadruk ligt sterk op het ontwikkelen van individuele creatieve capaciteiten. Meestal aan de hand van eigen projecten. De kracht van deze vorm van training is dat filmmakers elkaar inspireren door middel van intensieve peer review. Dat maakt deze programma’s vooral geschikt voor filmmakers met een zeker track record en voldoende ervaring. Internationaal bekende trainingsinstellingen, zogenaamde sterke merken, en trainingprogramma’s van internationaal gerenommeerde festivals hebben een hoog incrowdgehalte, ze zijn (daardoor) ook instrumenteel voor het ontwikkelen en realiseren van projecten van starters en bewezen talent. Zij bieden een platform om talent te etaleren, projecten te profileren en te netwerken. Het bouwen en onderhouden van netwerken is een belangrijk bijkomend effect van trainingprogramma’s voor zowel starters als ervaren filmmakers, met of zonder project. Dit geldt bij uitstek voor korter durende trainingen, die worden georganiseerd door internationale filmfestivals. Zij bieden gelegenheid om een breed scala aan professionals te ontmoeten.
7.4 Trainingen met en zonder projecten •
Er zijn grosso modo drie categorieën programma’s: (i) trainingen, die zich richten op (grote of brede) doelgroepen waar kennisoverdracht en netwerken centraal staan, (ii) (vak)specialistische trainingen waar technische en/of creatieve vaardigheden worden ontwikkeld en (iii) programma’s die zich primair richten op de creatieve ontwikkeling van individuele talenten, meestal in combinatie met projecten. Het gaat hier niet per se om kwaliteitsverschillen, wel om grote verschillen in kosten (per deelnemer) en effectiviteit. De
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
30
e
3 categorie – talent (met project) – is verreweg het kostbaarst per deelnemer, maar heeft wel de grootste impact in termen van persoonlijke artistieke ontwikkeling en uiteindelijk projectkwaliteit. Deze programma’s zijn onderdeel van het filmecosysteem: ze scouten en cultiveren creatief talent en zijn •
•
•
•
•
•
•
•
instrumenteel in het realiseren van filmprojecten. Subsidiering van korte films en low budget (debuut) films wordt door enkele Europese fondsen gerekend tot talentontwikkeling ‘met project’ voor nieuwe generaties filmmakers. De projecten worden tot op zekere hoogte gezien als vingeroefeningen, omdat ze de mogelijkheid bieden om -‐ met beperkt financieel risico -‐ talent te etaleren. Daar staat tegenover dat de korte film een op zichzelf staand genre is en het maken van low budget films vooral een uitvloeisel is van de digitalisering. Het gaat eerder om een bewuste keuze -‐ ook van ervaren filmmakers -‐ voor meer creatieve vrijheid buiten het mainstream commerciële circuit om en/of voor minder grote afhankelijk van subsidies. Er is binnen het internationale aanbod ook (meer) behoefte aan nieuwe trainingprogramma’s zonder project, m.n. op het gebied van management, zakelijk vaardigheden, loopbaanontwikkelingen en nieuwe (digitale) productie, distributie – en vertoningmethoden. Creative Europe MEDIA ondersteunt vrijwel evenveel trainingprogramma’s met als zonder project. Het programma als geheel richt zich voor het overgrote deel op producenten, maar ook op regisseurs en scenarioschrijvers. MEDIA Training biedt dan ook een breed scala aan programma’s – van scenarioschrijven tot cross-‐media, financiering en marketing. De nadruk ligt op ontwikkeling en productie van films, veel minder op management en distributie. Meer dan de helft van de programma’s zijn voor speelfilms; documentaires komen ook aan bod maar trainingprogramma’s voor animatie of multimedia en games worden (nog) nauwelijks ondersteund. Hoewel het aantal fluctueert nemen gemiddeld ongeveer 50 Nederlandse professionals per jaar deel aan programma’s van MEDIA. Als dit wordt gezien als aanvulling op het Nederlandse aanbod, dan valt op dat de populairste programma’s kennis en netwerk programma’s zijn (met of zonder project), naast scenario ontwikkeling en ontwikkelen van (digitale) vaardigheden. Een ATC enquête over het internationale programma van MEDIA Training (2013) wijst uit dat deelnemers het MEDIA programma hoog waarderen. Het is een kwaliteitskeurmerk. De hoogste prioriteit werd gegeven aan programma’s op het gebied van scenario-‐ontwikkeling en financiering; daarna komen coproductie, netwerken en zakelijke contacten, distributie en management. De impact en voordelen van training vond men vooral liggen bij het bouwen van een carrière en kwaliteitsverbetering (ook van bedrijven). Uit de enquête kwam als aanbeveling naar voren dat selectiecriteria voor deelname flexibeler zou moeten worden, over de grenzen van sectoren heen. Daarnaast vonden respondenten dat er wel genoeg programma’s met projecten zijn. Training-‐on-‐the job is over het algemeen project gedreven. Het is ingebouwd in bestaande structuren of formats. Doordat de projecten meestal ook moeten worden gerealiseerd, verhoudt deze vorm van training zich minder goed tot experimenteren of zelfs falen, wat nodig is om te leren, creatief talent te ontwikkelen en artistieke vernieuwing een kans te geven. In de opzet van het Deense New Screen programma staat daarom nadrukkelijk het talent (niet het project) en experiment centraal; falen mag, althans in theorie. Programma’s die gericht zijn op projecten zijn gebaseerd op het adagium ‘oefening baart kunst’. Het combineert de behoefte aan werkervaring en het bouwen van netwerken. Het doet vanzelfsprekend niets af aan de complexe werkpraktijk binnen de filmsector in het algemeen.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
31
7.5 Kwaliteit en innovatie •
•
•
•
•
Samenwerking tussen traininginitiatieven blijkt een succesfactor, die bijvoorbeeld in Denemarken leidt tot nieuwe initiatieven om programma’s te clusteren en partnerships aan te gaan. In de focuslanden blijken filminstituten hands-‐on trainingen te initiëren en te organiseren, bijvoorbeeld in Noorwegen; fondsen stimuleren, sturen en coördineren (bijvoorbeeld Duitsland) om de slagkracht van talentontwikkelings-‐ initiatieven te vergroten en fragmentatie tegen te gaan. Trainingsinitiatieven met sterke merken en een goede reputatie zijn internationaal het effectiefst in het bereiken van hun doelgroep. De talent en de films die ze (uiteindelijk) maken, komen terecht in het festivalcircuit wat afstraalt op het merkt van de trainingsorganisatie. Vaak zijn de overheadkosten relatief hoog, juist bij populaire programma’s. Dat komt deels door hoge scouting-‐ en selectiekosten, maar ook doordat de kwaliteit van programma’s vaak is gebaseerd op relatief dure individuele coaching door mentoren, die hun sporen in de internationale filmsector hebben verdiend. Impact van talentontwikkeling wordt overigens nauwelijks concreet getoetst, noch op individueel niveau noch op sectorniveau. Ook bij MEDIA lijkt dat het geval. Dat komt de kwaliteit van talentontwikkeling niet ten goede. Flexibel inspelen op veranderende behoeften in de sector, zoals in Noorwegen, is vanzelfsprekend een randvoorwaarde om effectief talent te ondersteunen. Digitalisering drijft veranderingen in de sector en training wordt gezien als motor voor innovatie. Om up to date te blijven moeten ook ervaren filmmakers continu nieuwe digitale vaardigheden en kennis ontwikkelen, onder meer door middel van training. MEDIA zal hier in de toekomst meer nadruk op leggen bij de selectie van projecten voor ondersteuning. Nieuwe generaties filmmakers ontwikkelen onder invloed van de digitalisering andere werkprocessen en nieuwe vormen van ‘content’, die ook vragen om vernieuwing van talentontwikkelingsprogramma’s. De succesvolle microbudget programma’s die training, coaching en productie met elkaar verenigen, zijn hier voorbeelden van. Microbudget films zijn ook bij uitstek het terrein waar nieuw talent uit aanverwante sectoren, zoals de beeldende kunstenaars, zich manifesteren.
Conclusies over inhoud en samenhang of eventuele leemtes in het nationale aanbod kunnen worden getrokken door de internationale context af te zetten tegen de Nederlandse status quo, die door het onderzoeksbureau DIALOGIC is onderzocht. Ook de inventarisatie van internationale trends en issues door de ATC biedt een goed referentiekader. Het plaatst dilemma’s in perspectief: gebrek aan prioriteit en structurele financiële ondersteuning voor talentontwikkeling blijken bijvoorbeeld verre van uniek voor Nederland. De ATC discussies geven daarbij inzicht in afwegingen en onderwerpen die relevant zijn bij het formuleren van toekomstig beleid: o.m. het vinden van een balans tussen lokale en internationale kennis; trainingsbehoeftes en –instrumenten die ontstaan onder invloed van technologische vernieuwing; de behoefte aan structurele investeringen in ‘research en development’; en -‐ vooral -‐ de rol die talentontwikkeling op internationaal niveau kan spelen bij het ondersteunen van creativiteit, creëren van loopbanen en bevorderen van innovatie in de filmsector.
©Binger Filmlab -‐ www.bingerfilmlab.com -‐ 2015
32
Bijlage 1 Geprekspartners
•
Bender, Helga -‐ adjunct hoofd Film Subsidiëring NRW fonds
•
Blakaj, Fatmire -‐ Hoofd Commissie Vertoning CCA
•
Buckingham, Peter – SampoMedia
•
Dumon, Siebe -‐ Hoofd Vorming en Onderzoek, VAF
•
Erichsen, Elin -‐ Hoofd Ontwikkeling , NFI
•
Eriksson, Per -‐ Hoofd Filmeducatie en Training, SFI
•
Fernández Estrada, Cristina -‐ Project Medewerker, Creative Europe MEDIA, EACEA
•
Larsen, Prami -‐ Hoofd Film Workshop, DFI
•
Olsberg, Jonathan -‐ Olsberg·∙SPI, voorzitter
•
Petten, Soon-‐Mi -‐ Sectorhoofd, Creative Europe MEDIA, EACEA, European Commission
•
Posthuma, Andrea -‐ Programma Manager MEDIA Creative Europe Desk NL
•
Recalde Langarica, Lucia -‐ Hoofd Creative Europe -‐ MEDIA, DG EAC, European Commission
D Bijlage 2
Dataverzameling onderzoek talentontwikkeling in internationaal perspectief Mei 2015
Inhoud
1 Rapporten, artikelen en presentaties...............................................................................................2 2 Aanbod per land en aanbieder (niet uitputtend) .............................................................................4 3 Zoektermen ....................................................................................................................................10
1
1
Rapporten, artikelen en presentaties
Over MEDIA / Creative Europe • Martin Blaney, “Exclusive: The European Commission (EC) is planning changes to its Creative Europe programme from 2016.” 23 april 2015. http://www.screendaily.com/news/ec-‐plans-‐creative-‐europe-‐changes/5086926.article • MEDIA, “Training & Networks. European training programmes co-‐financed by MEDIA 2007-‐2013.” http://ec.europa.eu/culture/library/publications/2014-‐media-‐training-‐guide_en.pdf • Creative Europe, “Training.” http://eacea.ec.europa.eu/creative-‐europe/actions/media/training_en • Creative Europe/MEDIA, “Training & Networks. Co-‐financed by Creative Europe MEDIA.” http://www.creative-‐europe-‐media.eu/trainings/courses en • ATC, “Survey about the professional training programmes for the audiovisual industry supported by MEDIA Training in 2008.” Oktober 2008. • Euréval/MCG, “Final Evaluation of the MEDIA Plus and MEDIA Training Programmes. Synthesis of the Final Report.” November 2007. • Olsberg/SPI, “Study of Continuous Training Needs in 32 European Countries – for the MEDIA programme. Presentation to Focal.” Maart 2006 Audiovisual Training Coalition (ATC) • ATC, “A Report of Into the Future 2013. Think Tank about Professional Training for the Next Years.” Juli 2013. http://www.at-‐coalition.org/itf/downloads/ItF-‐Report2013.pdf • ATC, “A Report of Into the Future 2012. Think Tank about the collaboration between the Professional Training Providers and the European Funders, Policy Makers and Sponsors.” Maart 2012. http://www.at-‐coalition.org/itf/downloads/ITF_Report_2012.pdf • ATC, “Professional Training for the European Audiovisual Industry.” Maart 2011. http://www.at-‐ coalition.org/booklet/atc-‐booklet-‐long.html, http://www.at-‐coalition.org/booklet/atc-‐booklet.html • ATC, “A Report of Into the Future. Think Tank about Training in a Changing World.” Juni 2010. http://www.at-‐coalition.org/itf/downloads/ITF-‐Report.pdf UK • Shaping Scotland’s Talent: http://shapingscotlandstalent.co.uk/ o Centre for Cultural Policy Research, University of Glasgow: http://www.gla.ac.uk/schools/cca/research/ccpr/researchinccpr/rse-‐ fundedworkshopsonshapingscotlandstalentchangeflexibilityandnewpathwaysinthescreenindu stries/ o Wetenschappelijk artikel: Lisa W. Kelly and Katherine Champion, “Shaping screen talent: conceptualising and developing the film and TV workforce in Scotland”, Centre for Cultural Policy Research, University of Glasgow, 2015. • British Council, “UK based cultural skills activity. Assessing current provision and the demand for international partnerships”, 2014. http://www.britishcouncil.org/sites/britishcouncil.uk2/files/cultural_skills_activity_in_the_uk_-‐ _executive_summary.pdf • The Film Policy Review Panel, “It’s still about the audience: two years on from the Film Policy Review.” Januari 2014. https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/274265/1316-‐ A_Film_Policy_Doc_ACCESSIBLE.pdf • Media & Entertainment Skills Council, “Skills gap study for the media & entertainment sector”, 2014.
2
•
•
•
• •
http://www.mescindia.org/MESC-‐Skills-‐Gap-‐Study.pdf House of Commons – Culture, Media and Sport Committtee. Supporting the creative economy. Third report of session 2013-‐2014. Volume 1 https://books.google.nl/books?id=KBNbgg7S9VcC&lpg=PP1&hl=nl&pg=PP1#v=onepage&q&f=false Creative Skillset: o “Annual Report 2013/2014, 2014. http://creativeskillset.org/assets/0001/0217/Annual_Report_2013-‐14.pdf o “Film Employer Panel”, maart 2014. http://creativeskillset.org/assets/0000/7823/Employer_Panel_Film_Report_March_2014.pdf o “Employment Census of the Creative Media Industries”, 2012: http://creativeskillset.org/assets/0000/5070/2012_Employment_Census_of_the_Creative_M edia_Industries.pdf o Creative Industries Council Skillset Skills Group, “Report to Creative Industries Council”, 2012. http://cicskills.creativeskillset.org/data/the_creative_industries_council_skillset_skills_group _report Audiovisual Strategic Review Steering Group, “Creative Capital. Building Ireland’s Audiovisual Creative Economy. A report prepared for the Minister for Arts, Heritage and the Gaeltacht”, april 2011. http://www.irishfilmboard.ie/files/Creative%20Capital%20Web.pdf Olsberg-‐SPI (in opdracht van UK Film Council), “Talent Development Review”, 2010. Nieuwsbericht: http://www.o-‐spi.co.uk/another-‐case-‐study-‐6/ UK Film Council, “Review of A Bigger Future – the UK Film Skills Strategy”, 2008. http://www.bfi.org.uk/sites/bfi.org.uk/files/downloads/uk-‐film-‐council-‐review-‐of-‐a-‐bigger-‐future-‐the-‐ uk-‐film-‐skills-‐strategy.pdf
Overig • Peter Buckingham, “Talent: developing the developers.” 2015 http://sampomedia.com/2015/04/24/talent-‐developing-‐the-‐developers/ • Raats, T., Moons, A., Ruelens, S., Islamaj, D. & C. Pauwels (2013). Behoeften-‐en prioriteitenanalyse talentmanagement in de audiovisuele sector. Een onderzoeksproject in opdracht van Mediarte en de administratie Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Brussel: iMinds-‐SMIT, Vrije Universiteit Brussel. • MEDIA, “Low budget and debuts funding in Europe.” http://www.mediadesknederland.eu/public/uploads/files/LOW-‐ BUDGET%20AND%20DEBUTS%20FUNDING%20IN%20EUROPE.pdf • MEDIA, “Short film production support institutions in Europe.” http://www.mediadesknederland.eu/public/uploads/files/Steun%20voor%20Korte%20Film.pdf • QRA, “Het Binger Filmlab in internationaal perspectief. Een vergelijkend onderzoek.” Amsterdam, juni 2011.
3
2
Aanbod per land en aanbieder (niet uitputtend)
Australië Fonds Screen Australia: http://www.screenaustralia.gov.au/funding/talent_escalator/default.aspx België Belangenvereniging Association Européenne du Film d’Animation: http://www.cartoon-‐media.be Kunstenloket: http://www.kunstenloket.be/nl/over-‐kunstenloket Fonds Vlaams Audiovisueel Fonds: www.vaf.be Vermelding van activiteiten in het jaarverslag: http://www.vaf.be/uploads/media/VAF_jaarverslag_2014.pdf MEDIA gesteund EP2C Post-‐production workshop (European Post-‐Production Connection / Entre Chien et Loup): http://www.ep2c.com
Opleidingsinstituut VSA/FSA – Vlaamse Script Academie / Flanders Script Academy: http://www.vsa-‐fsa.org/ Mediacademie voor de Audiovisuele Sector: http://www.mediarte.be/nl Hogeschool West-‐Vlaanderen: http://www.howest.be/pih Brazilië Onafhankelijk Latin American Training Center: http://www.latamtrainingcenter.com/?page_id=2&lang=en Bulgarije MEDIA gesteund Balkan Documentary Center: www.bdcwebsite.com Onafhankelijk Gulliver Clearing House Foundation: http://www.redhouse-‐sofia.org InterSpace Association: http://www.i-‐space.org Opleidingsinstituut NATFIZ – National Academy of Theatre and Film Arts: http://www.ceebd.co.uk/ceeed/un/bg/bg023.htm SOFILM: http://www.sofilm.net Canada Festival TIFF – Toronto International Film Festival: http://tiff.net/industry/industry-‐programming Onafhankelijk Bell Media: http://www.bellmedia.ca/community/industry-‐support/ (multi-‐media bedrijf) Film Training Manitoba: http://www.filmtraining.mb.ca/
4
Denemarken Opleidingsinstituut The Animation Workshop (VIA University College): http://www.animwork.dk The National Film School of Denmark: http://www.filmskolen.dk Overheidsinstituut DFI – Danish Film Institute – Film Workshop: http://www.dfi.dk/Service/English.aspx Duitsland Festival Berlinale Talents: https://www.berlinale.de/en/branche/berlinaletalents/index.html MEDIA gesteund Documentary Campus e.V.: http://www.documentary-‐campus.com Erich Pommer Institut GmbH: http://www.epi-‐medieninstitut.de Nipkow Programm e.V.: http://www.nipkow.de/profile Stichting Sources: http://www.sources2.de Onafhankelijk Drehbuchschule Wolfgang Pfeiffer: http://www.drehbuchschule-‐berlin.de/ Drehbuchwerkstatt München: https://www.drehbuchwerkstatt.de/ Film und Medienakademie: http://www.film-‐und-‐medienakademie.de/ Filmhaus Babelsberg: http://www.filmhausbabelsberg.de/ Filmhaus Köln: http://www.filmhaus.koeln/ Filmwerkstatt Münster e.V.: http://www.muenster.org/filmwerkstatt/filmwerkstatt-‐muenster.html MedienWerkstatt Linden e.V.: http://medienwerkstatt-‐linden.de/ Münchner Filmwerkstatt e.V.http://www.muenchner-‐filmwerkstatt.de International Academy of Media and Arts e.V.: www.iama-‐halle.de Peacefulfish Productions Ltd: www.peacefulfish.com PLOTS International -‐ Die PLOTS Akademie: http://www.plots.de/main.htm Opleidingsinstituut DFFB: www.dffb.de Filmakademie Baden-‐Württemberg: http://www.filmakademie.de IFS – Internationale Filmschule Köln GmbH: http://www.filmschule.de Kunsthochschule für Medien Köln: http://www.khm.de/ Europa MEDIA gesteund European Film Academy e.V.: http://www.europeanfilmacademy.org éQuinoxe Germany e.V.: http://www.equinoxegermany.de Onafhankelijk UER/EBU -‐ Union Européenne de Radio-‐Télévision / European Broadcasting Union: http://www3.ebu.ch/learning-‐networking/academy Frankrijk Festival Festival de Cannes: http://www.festival-‐cannes.com/en/about/whoWeAre.html
5
Association Premiers plans: http://www.premiersplans.org/ MEDIA gesteund ACE -‐ ateliers du cinéma européen: http://www.ace-‐producers.com CICAE –Conféderation Internationale des Cinémas d’Art et Essai: http://www.cicae.org EURODOC Association: http://www.eurodoc-‐net.com INA -‐ Institut National de l’Audiovisuel: http://www.ina-‐sup.com/en/ La Poudrière animation film school: www.poudriere.eu Onafhankelijk ALTERMEDIA: http://www.altermedia.org/index.php ARFIS – école des métiers du cinema et de l’audiovisuel: http://www.arfis.com/ CADASE Centre audiovisuel: http://www.cadase.org/ CEEA: Conservatoire Européen d’Ecriture Audiovisuelle: http://www.ceea.edu CEFPF – Centre Européen de Formation à la Production de Films: http://www.cefpf.com/ CIFAP: http://www.cifap.com/ DIXIT Editions: http://www.dixit.fr/formations.php EICAR – Ecole Internationale de Création Audiovisuelle et de Réalisation: http://www.eicar.fr/ ESRA – Ecole Supérieure de Réalisation Audiovisuelle: http://www.esra.edu/formation-‐continue/formation-‐ continue-‐audiovisuelle-‐metiers-‐du-‐cinema-‐son-‐et-‐animation-‐2d-‐3d GOBELINS, l’école de l’image: http://www.gobelins.fr/en/fc Greta Pays Basque: http://www.greta-‐pays-‐basque.com/nos-‐formations.html IIIS – Institut International de l’Image et du Son: http://www.3is.fr/cinema-‐audiovisuel/programme/ L’École Documentaire– Ardèche images: http://www.lussasdoc.org/index.php Passeurs d’images: http://www.passeursdimages.fr/?lang=fr Opleidingsinstituut Ecole Nationale Supérieure Louis-‐Lumière: http://www.ens-‐louis-‐lumiere.fr/formation/formation-‐ professionnelle-‐continue.html La FEMIS – Ecole Nationale Supérieure des Métiers de l’Image et du Son: http://www.femis.fr/presentation Griekenland MEDIA gesteund Storydoc: http://www.storydoc.gr/About-‐us Mediterranean Film Institute (MFI): http://www.mfi.gr Onafhankelijk AKMI S.A.: http://www.iek-‐akmi.gr Hongarije Onafhankelijk Cinema-‐Film Ltd.: http://www.cinemafilm.hu/index.php?dest=events Ierland Overheidsinstituut Irish Film Board – programma ‘Inside Pictures’ (i.s.m. MEDIA): http://www.irishfilmboard.ie/irish_film_industry/news/Applications_Open_for_Inside_Pictures_Film_Leadersh ip_Skills_Development_Programme/2677 Northern Ireland Screen: http://www.northernirelandscreen.co.uk/sections/38/introduction.aspx Screen training Ireland: http://www.screentrainingireland.ie/
6
Onafhankelijk Italië Festival La Biennale di Venezia – Biennale College Cinema: http://www.labiennale.org/en/cinema/collegecinema/ (Gelinkt aan) Torino Filmlab: http://www.torinofilmlab.it/training.php MEDIA gesteund Genova Liguria Film Commission: www.maiaworkshops.org ZeLIG School for Documentary, Television, and New Media: http://www.zeligfilm.it Onafhankelijk (autonoom cultuurinstituut) Instituzione Cineteca del Comune di Bologna: http://www.cinetecadibologna.it Opleidingsinstituut FOR.COM – Formation pour la Communication: http://www.forcom.it Universita Cattolica del Sacro Cuore: http://almed.unicatt.it/ Universita Telematica Guglielmo Marconi: http://www.unimarconi.it Kroatië Festival ZagrebDox: http://zagrebdox.net/en/2015/zagrebdox_pro/about_zagrebdox_pro Litouwen MEDIA gesteund (onderdeel van meerdere internationale opleidingsinstituten) Lithuanian Academy of Music and Theatre: http://lmta.lt/en/summer-‐media-‐studio-‐2013-‐description Luxemburg MEDIA gesteund EAVE -‐ European Audiovisual Entrepreneurs: http://www.eave.org Malta Overheidsinstituut Malta Film Commission: http://www.maltafilmcommission.com/training-‐and-‐development/ Noorwegen Overheidsinstituut Norwegian Film Institute: http://www.nfi.no/ Oostenrijk: Onafhankelijk Drehbuchforum Wien: http://www.drehbuchforum.at (Europees?) ICNM -‐ International Center for New Media: http://www.icnm.net Medienwerkstatt Wien: http://www.medienwerkstatt-‐wien.at/info/index.php
7
Polen: MEDIA gesteund Independent Film Foundation: http://www.scripteast.eu Wajda Studio and School: http://www.wajdaschool.pl Portugal: Onafhankelijk CEU -‐ Cooperativa de Ensino Universitario: http://www.universidade-‐autonoma.pt/ Opleidingsinstituut Universidade Catolica Portuguesa: http://www.porto.ucp.pt Roemenië: Onafhankelijk Asiciatia Aristoteles Workshop: www.aworkshop.org Schotland Festival Edinburgh International Film Festival: http://www.edfilmfest.org.uk/talentdevelopment Opleidingsinstituut (samenwerking universiteiten, erkend door Creative Skillset) Screen Academy Scotland: http://www.screenacademyscotland.ac.uk/ Overheidsinstituut Creative Scotland: http://www.creativescotland.com/what-‐we-‐do Singapore Fonds MDA Media Development Authority Singapore: http://www.mda.gov.sg/IndustryDevelopment/Pages/OverviewIndustryFocusAndDirection.aspx Spanje MEDIA gesteund Fundacion Cultural Media/Media business school: http://mediaschool.org Onafhankelijk ESCIVI -‐ Escuela de Cine y Video de Andoain / Andoaingo Zine eta Bideo Eskola: http://www.escivi.com/ (privaat, wel verbonden aan universiteit) Fundacion Universidade da Coruna: http://www.fundacion.udc.es Opleidingsinstituut Universidad Politecnica de Valencia: http://www.calsi.org Tsjechië MEDIA gesteund Bohemian Multimedia, spol. S.r.o.: http://www.anomalia.eu CIANT-‐ International Centre for Art and New Technologies: http://www.ciant.cz/ Institute of Documentary Film: http://www.docuinter.net
8
Verenigde Staten Festival Film Independent: http://www.filmindependent.org/labs-‐and-‐programs/ Sundance Institute: http://www.sundance.org/create/overview Onafhankelijk Disney ABC Talent Development: http://www.abctalentdevelopment.com/home.html Filmskills http://www.filmskills.com/ One on one film training: http://www.oneononefilmtraining.com/ Opleidingsinstituut Digital Media Academy: https://www.digitalmediaacademy.org/ Overheidsinstituut Connecticut Film & Digital Media Workforce http://www.ctfilmworkforce.com/index.php Verenigd Koninkrijk Belangenvereniging The production guild: https://www.productionguild.com/training/quick-‐course-‐guide Festival International Sheffield Doc/Fest: www.sheffdocfest.com Raindance Film Festival: http://www.raindance.org/film-‐training-‐courses/ Onafhankelijk (Heeft mandaat van overheid) Creative BC : http://www.creativebc.com/about-‐us/index BKSTS The Moving Image Society: https://www.bksts.com/secure/about.asp Creative England: http://www.creativeengland.co.uk/film/talent-‐centres Creative Skillset: http://creativeskillset.org/about_us Develop Talent (The Independent Film and Television School): http://www.wedeveloptalent.co.uk/content_category/1583/about DFG – Documentary Filmmakers Group: http://thedfg.org/ Diva – Diversity in Visual Arts: http://diversityinvisualarts.com/site/ Film Oxford digital media http://www.filmoxford.org Four corners: http://www.fourcornersfilm.co.uk/ Gmac Film: http://www.gmacfilm.com/ Guiding Lights: http://www.lighthouse.org.uk/guiding-‐lights/about-‐guiding-‐lights-‐scheme Hyper Island: www.hyperisland.se Independent Cinema Office: http://www.independentcinemaoffice.org.uk/ LFS -‐ London Film School: http://www.lfs.org.uk MediaXchange – London Office: http://mediaxchange.com/services/programmes/ National Film and Television School: www.inside-‐pictures.com Next Gen Skills Academy: http://www.nextgenskillsacademy.com/qualifications/level-‐3-‐qualification/ PAL -‐ Performing Arts Labs Ltd.: http://www.pallabs.org Power to the pixel Ltd: http://powertothepixel.com/ en www.thepixelreport.org Seize the Media ltd: www.transmedianext.com The Bureau Film Company: www.thebureau.co.uk Urban Croft Films: http://urbancroft.co.uk/training-‐participation/ VET – Video Engineering & Training: http://vet.co.uk/training/courses
9
Opleidingsinstituut Bristol School of Animation: http://www.uwe.ac.uk Goldsmiths College, University of London – Department of Media and Communications: http://www.gold.ac.uk/media-‐communications/ Overheidsinstituut British Film Council: http://film.britishcouncil.org/resources/education-‐and-‐training British Film Institute (BFI): http://www.bfi.org.uk/education-‐research Film London: http://filmlondon.org.uk/trainingandsupport Kent Film Office: http://kentfilmoffice.co.uk/about-‐us/what-‐is-‐the-‐kent-‐film-‐office/ Zweden Opleidingsinstituut (Onderdeel van University of Applied Sciences and Arts) HEAD -‐ Haute école d’art et de design – Overheidsinstituut Swedish Film Institute: http://www.sfi.se/en-‐GB/ Zwitserland MEDIA gesteund Focal: Foundation for professional training in cinema and audiovisual media: http://www.focal.ch/E/default.cfm Opleidingsinstituut SUPSI: http://www.idoc.supsi.ch/ Genève – IMMÉDIAT Arts & Médias: http://www.hesge.ch/head/
3
Zoektermen
Training film Skill development film Film professional training Film talent development study Creative industry training report film training report film training programme film industry skills development report skills development film Feature film talent development Comparative study talentdevelopment in the media Screen skills development and training
10
Bijlage 3 Nederlandse deelname MEDIA 2010 -‐ 2014 Training Anima0on Documentary Les Ateliers Jeanne Moreau ACE con0nuous training programme for advanced producers Screen4all BDC Discoveries Anomalia Cartoon Masters -‐ 360 Cartoon Masters -‐ Ciné Cartoon Masters -‐ Digital Cartoon Masters -‐ Feature Cartoon Masters -‐ Finance Cartoon Masters -‐ Training for Trainers TransISTor Art Cinema = Ac0on + Management Serial Eyes Documentary Campus EAVE -‐ Interchange EAVE -‐ Marke0ng Woskshop EAVE -‐ Puentes EAVE -‐ Ties That Bind EAVE Film Finance Forum EAVE Plus EAVE Producer´s workshop EP2C Post-‐Produc0on Workshop éQuinoxe European TV Drama Series Lab Essen0al Legal Framework Eurodoc Produc0on EFA Masterclass ZagrebDox Pro Screen Leaders EU Atelier Ludwigsburg-‐Paris Maia Workshops Media Business School Idfacademy FRAME Developing Your Film Fes0val Scripteast DOK. Incubator Ex Oriente Film Workshop Berlinale Talent Campus Archidoc Réalisa0on de films d'anima0on: scénario et concept Digitraining Plus MFI Script 2 Film Inside Pictures Nipkow Programm ENTER Europe The Pixel Lab Prime 4 Kids & Family VFX: Script to Screen Transmedia Next Digital Produc0on Challenge Produc0on Value Sources 2 i_doc Adaptlab EKRAN+ Eso-‐Doc TOTALEN g.r = geen respons (37%) * samengesteld door Bram Kranendonk, adviseur Crea
Organisa<e
2014
2013
2012
2011
AniDox:Lab
2010 Totaal g.r.
Associa0on Premiers Plans
g.r.
Ateliers du Cinéma Européen
g.r.
Avance Rapide
g.r.
Balkan Documentary Center
g.r. g.r.
Bohemian Mul0media Cartoon
1
0
0
0
0
1
Cartoon
0
1
0
0
0
1
Cartoon
2
1
1
0
1
5
Cartoon
0
0
0
0
4
4
Cartoon
0
1
1
1
2
5
Cartoon
0
0
1
0
0
CIANT CICAE dU
1 g.r. g.r.
0
0
0
0
0
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
0
1
0
0
0
1
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
0
2
2
2
0
6
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
0
1
0
0
0
1
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
1
1
0
1
0
3
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
0
0
2
1
2
5
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
3
1
0
0
0
4
EAVE -‐ Les Entrepreneurs de l'Audiovisuel
3
4
4
2
4
17
Entre Chien et Loup
1
1
1
0
0
3
éQuinoxe
0
0
0
0
0
g.r.
Erich Pommer Ins0tut
2
1
1
0
0
4
Erich Pommer Ins0tut
4
3
2
6
7
22
Eurodoc
0
0
1
1
0
2
European Film Academy
1
0
1
0
1
Documentary Campus e.V.
g.r. g.r.
Factum
3 g.r.
FAS Screen Training Ireland
3
0
0
0
0
3
Filmakademie Baden-‐Wür`emberg
0
0
0
0
1
1
Fondazione Film Commission Genova Liguria
0
0
0
0
1
1
Fundacion Cultural Media
0
1
4
0
1
IDFA
6 g.r.
INA -‐ Ins0tut
1
0
0
0
0
Independent Cinema Office
0
0
1
3
0
4
Independent Film Founda0on
0
0
0
0
0
g.r.
Ins0tute of Documentary Film
3
0
1
0
0
4
Ins0tute of Documentary Film
0
0
0
0
0
g.r.
Kulturveranstaktungen Des Bundes in Berlin
7
9
11
6
7
40
La Fémis
0
0
0
0
0
g.r.
MEDIA Salles
3
2
16
4
2
27
Mesogeiako Ins0touto Kinimatografou
0
0
0
0
0
g.r.
1
1
0
0
0
La Poudrière
g.r.
NFTS -‐ Na0onal Film and Television School NIPKOW PROGRAMM e.V.
g.r.
Peacefulfish Power to the Pixel ltd
1
2 g.r.
0
1
1
1
0
Primehouse GmbH
3 g.r.
Screen Training Ireland
0
0
0
0
0
g.r.
Seize the Media
0
4
1
0
2
7
S0ch0ng Focal Resource
1
1
2
0
3
7
S0ch0ng Focal Resource
1
1
3
1
1
7
S0ch0ng Sources
4
9
0
5
11
29
SUPSI
0
0
0
0
0
0
Torino Filmlab
1
3
5
3
0
12
Wajda Studio
0
0
0
3
3
6
ZeLIG school for documentary tv and new media
3
4
0
1
2
10
46
54
62
41
55
258
OrganisaBe
Programma Titel
The Animation Workshop I VIA University College
3D Character Anima5on for Animated Features, Tv Series and Games ACE Adaptlab AniDox Lab Anima5on Sans Fron5eres Archidoc Art Cinema = Ac5on + Management Atelier Ludwigsburg -‐ Paris Ateliers d'Angers Audience Design B'est -‐ Bal5c Bridge East by West: Producers Workshop BDC Discoveries Berlinale Talents 2015 Cartoon Masters -‐ Cartoon 360 Cartoon Masters -‐ Cartoon Business Cartoon Masters -‐ Cartoon Digital Cartoon Masters -‐ Springboard Cinekid Script LAB CPH:LAB -‐ new visions/new partnerships/new markets Cross Channel Film Lab Core Training Programme Crossing Borders Developing your Film Fes5val 2015 Digital Produc5on Challenge II DigiTraining Plus -‐ What do you do with digital now you've got it? Documentary Campus Industry Events Documentary Campus Masterschool DOK Incubator EAVE Marke5ng Workshop EAVE Plus EAVE Producers Workshop EFA Master Class EKRAN+ ENTER Europe -‐ Training Lenders on Interim Finance for Crea5ve Industries' EP2C Post-‐Produc5on Workshop eQuinoxe Europe EsoDoc -‐ European Social Documentary Essen5al Legal Framework: The Art of Nego5a5ng Agreements for the Media Industry Essen5al Legal Framework: Digital Strategies -‐ Financing Marke5ng & Distribu5ng 2.0 Essen5al Legal Framework: European Co-‐Produc5on -‐ Legal & Financial Aspects EURODOC Execu5ves Seminar EURODOC Produc5on European TV Drama Series Lab Ex Oriente Film Follow Up Ex Oriente Film Workshop Feature Expanded Film Fes5val Symposium 2015 FRAME Future for Restora5on of Audiovisual Memory in Europe FrameWork IDFAAcademy 2015-‐2016 IF LAB: Interac5ve Factual Lab Impact Producers Lab Inside Pictures ITSGAS!
ACE Torino Filmlab The Animation Workshop I VIA University College The Animation Workshop I VIA University College La Femis CICAE Filmakademie Baden Wurttemberg GmbH Association Premiers Plans Torino Filmlab MTU BE Balkan Documentary Center Kulturveranstaltungen des Bundes in Berlin CARTOON – European Association of Animation Film CARTOON – European Association of Animation Film CARTOON – European Association of Animation Film CARTOON – European Association of Animation Film Stichting Cinekid Copenhagen Film Festivals: CPH:DOX Le Groupe Ouest Documentary Campus e.V. (Munich) Independent Cinema Office (ICO) Stichting Focal Resources MEDIA Salles Documentary Campus e.V. (Berlin) Documentary Campus e.V. (Berlin) DocIncubator EAVE - European Audiovisual Entrepeneurs EAVE - European Audiovisual Entrepeneurs EAVE - European Audiovisual Entrepeneurs Wajda Studio Peacefulfish Entre Chien et Loup eQuinoxe Europe – Verein zur Förderung der Filmkunst ZeLIG School for Documentary, Television and New Media Erich Pommer Institut Erich Pommer Institut Erich Pommer Institut EURODOC EURODOC Erich Pommer Institut Institute of Documentary Film (IDF) Institute of Documentary Film (IDF) Lo schermo dell'arte Film Independent Cinema Office (ICO) INA - Institut National de l’Audiovisuel Torino Filmlab Stichting International Documentary Filmfestival Amsterdam iDROPS BRITDOC Foundation NFTS - National Film and Television School CIANT - Mezinárodní centrum pro umění a nové technologie
Do el g Sc roep en a Re rios gis ch rij s Pr eur ver od uc e nt M ul 5d An iscip de lin ai r re Ni s te ve am au s St ar te r M id -‐C Pr arre oj ec er M t-‐ba et p sis Zo roje nd c< e Ke r pr ng oje et ct Lo alle op n 5j d (i n Aa m nt on al th p s) ar tc ip an te Su n bs id ie M ED IA (i n €) Pe 2 rc 01 en 4* ta ge su bs id ie to FE v t E/ P ot er al so e bu on dg l i jk Vo et e or 2 b i jd E 01 ur ar 4 op eg es d ee e of ln in em te er rn s a5 on al e fil m m ak er s?
Bijlage 4 CREATIVE EUROPE MEDIA TRAINING SUPPORT (2015)
x
x
x x
x x x x
x x x x x
x x
x
x x
x x
x x x x x x x
x x
x x x x
x x x
x
x
x x x x x
x x x
x x x x x x
x x x x x
x x x
x x x x
x
x x x x
x
x x
x x
x x x x
x
x
x x x x
x x
x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x
x x
x x x x x
115000
57% 54%
16 12 12 15 10 35/15 18 7 6 12 17 300 120 70 70 70 20 24 28 35 35 20
260000 n.a 41500 134245 60000 145000 125000 30000 n.a 73477 25000 270000 35000 n.a n.a n.a 36875 80000 95500 100000 n.a 50000 60000
0.5 10 6 0.1 0.1 0.75
230 16 24 30 15 50
n.a 298000 110000 n.a n.a 460000
x
1 0.5
18 45
143000 49363
43% 50%
0 Euro h
x x
0.25 0.25 0.75 0.25
20 9 22 30
99300 150000 184767 140000
49% 44% 49% 48%
900 0 1200 1290
x x x x x x x x x x x x x x
x
Hyperlink
2750 Euro h
12 1 0.5 2 1 0.5 12 0.5 0.5 1.5 3 1 0.25 0.25 0.25 0.25 0.5 12 6 0.25 0.25 0.25 0.25
x
x x x x x x x x
3.5
5.600 500 -‐ 2000 59% 500 60% 1500 41% 2000 45% 950 -‐ 1450 24% 1500 32% 0 500 75% 200 48% 500 -‐ 1000 29% 0 51% 0 500 500 300 47% 6250 36% 0 60% 800 42% 0 570 -‐ 1500 45% 350 43% 850
Euro Int. Euro Euro Euro Euro Euro Euro Int. Int. Euro Int. Int. Int. Int. Int. Euro Int. Euro Int. Int. Int. Euro
h
0 0 5000 1400 1800
Euro Int. Euro Euro Int. Euro
h
43% 44%
39% 150?
x x x x
x
x x x x
x
x
x
x
0.25
30
n.a
1290 Euro h
x
x
x
x
0.25
30
n.a
1290 Eruo h
x x x
0.15 0.75 0.25 1 12 0.25 0.5 0.5
16-‐20 25 30 14 24 12 25 15
322200 n.a 125000 n.a 128749 80000 75000 n.a
5 0.25 2 0.25 12 0.25
18 80 32 8 20 15
n.a 49000 85000 50000 217716 100000
x x x x x x x
x x x
x x x
x
x x x
x x x x
x x x x x
x
x x x x
x
x x x x
x x x x x x x x x x x x x x
x x x x
x x x x x x x x
46% 49% 45% 54% 45%
44% 33% 49% 46% 46%
Euro Int. Euro Euro
h
0 2.800 4500 0 1800 2500 0 1000
Euro Euro Euro Int. Int. Euro Euro Euro
h
2000 210 1250 0 6000 350
Euro Int. Euro Euro Int. Euro
h
Bijlage 4 -‐ Blad 1 van 2
Do el g Sc roep en a Re rios gis ch rij s Pr eur ver od uc e nt M ul 5d An iscip de lin ai r re Ni s te ve am au s St ar te r M id -‐C Pr arre oj ec er M t-‐ba et p sis Zo roje nd c< e Ke r pr ng oje et ct Lo alle op n 5j d (i n Aa m nt on al th p s) ar tc ip an te Su n bs id ie M ED IA (i n €) Pe 2 rc 01 en 4* ta ge su bs id ie to FE v t E/ P ot er al so e bu on dg l i jk Vo et e or 2 b i jd E 01 ur ar 4 op eg es d ee e of ln in em te er rn s a5 on al e fil m m ak er s?
OrganisaBe
Programma Titel
La Fémis – École Nationale Supérieure des Métiers de l’Image et du Son
L'Atelier Ludwigsburg-‐Paris
x
x
x
MBS Media Business School (Fundación Cultural Media)
M&ID -‐ Marke5ng & Interna5onal Distribu5on Maia Workshops MEGA PLUS -‐ European Master in Audiovisual Management MFI Script 2 Film Workshops 2015 Mul5ple Revenu Stream Trainig for Future Films Produc5on Value 2015 -‐ The European Scheduling & Budge5ng Workshop PUENTES -‐ Europe-‐La5n America Producers Workshop Realisa5on de film d'anima5on: Scenario & Concept: Anima5on Filmmaking Screen Leaders -‐ Straegic Company Development Programme for the Screen Industries Screen4All Campus: Disrup5ve & Emergent Technologies Script&Pitch ScripTeast: East European Scriptwriters Lab Serial Eyes Sources 2: Projects & Process Sources 2: Script Development Story Edi5ng TalentX: Developing the Developers The Film Garage The Pixel Lab: Cross-‐Media Workshop Ties That Bind UP.GRADE VFX -‐ Script to Screen Visual Effects for Animated and Live-‐Ac5on Films (the VFX Course) ZagrebDox Pro
x x x
x
x x x
x x
x x x
x
x x x
x x x
x
x
x x
x
x
Fondazione Film Commission Genova Liguria MBS Media Business School (Fundación Cultural Media) Mesogeiako Institouto Kinimatografou EWA Network Stichting FOCAL resource EAVE, European Audiovisual Entrepreneurs La Poudrière Screen Training Ireland Avance Rapide Torino Filmlab Niezalezna Fundacja Filmowa | Independent Film Foundation Deutsche Film- und Fernsehakademie Berlin GMBH Stichting Sources, Amsterdam (NL) Stichting Sources, Amsterdam (NL) Torino Filmlab Creative England Holden srl Power to the Pixel FVG Associazione Fondo per l'Audiovisivo Deutsche Film- und Fernsehakademie Berlin GMBH Screen Training Ireland The Animation Workshop | VIA University College Factum
x
x x x
x x x
x
x
x x
x
x
x x x x x
x
x
x
x x
x x
x x x
x x
x x
20
x
x x x x x x x
x
x
35
58
x x
x
x
Hyperlink
x
12
18
n.a
x
0.25 0.5 10
15 20 25
n.a 126800 n.a
1.5 0.25 0.25
40 15 24
n.a 60000 72500
59% 46%
0 Euro h
x x
0.25 3
14 12
122500 61345
68% 46%
0 Int. h
x
x
0.25
20
150000
54%
5000 Euro h
x
x
0.25
25
70000
40%
0.5 12 8 3 3 0.5 0.25 0.25 0.25 0.5 8 0.25 4
12 16 12 15 18 3 40 9 40 15 10 24 8
n.a 150000 180000 243300 n.a n.a 53600 50000 222601 126000 170000 120000 n.a
1
31
24000
x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x
x x x
x x
x
x
38
36
71
50
x
x x x x x x x
1500 Euro h
26% 51%
60% 44% 49% 70% 42% 49%
38%
1800 Euro h
900 Euro h
Euro Euro Euro Euro Euro Int. Euro Euro Int. Int. Euro Euro Int.
h
0 Euro h
48
Maximum subsidie voor Europese Programma's: 60% van het budget Maximum subsidie voor iternationale programma: 80%van het budget n.a. =niet beschikbaar *: Bedragen 2014
Bron: http://www.mediadesknederland.eu (samengesteld door Binger Filmlab)
Bijlage 4 -‐ Blad 2 van 2
Bijlage 5 Leden ATC (2015) • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
ACE — Ateliers du Cinéma européen— Frankrijk www.ace-‐producers.com The Animation Workshop (VIACollege) — Denemarken www.animwork.dk Binger Filmlab -‐ Nederland www.bingerfilmlab.com CIANT-‐ International Centre for Art and New Technologies —Tsjechië www.ciant.cz/ EAVE — European Audiovisual Entrepreneurs —Luxemburg www.eave.org Entre Chien et Loup – België www.ep2c.com Erich Pommer Institut Gmbh —Duitsland www.epi-‐medieninstitut.de EURODOC —Frankrijk www.eurodoc-‐net.com FOCAL — SWITZERLAND www.focal.ch Fundación Cultural Media — Media Business School —Spanje mediaschool.org Genova Liguria Film Commission —Italië www.maiaworkshops.org Institute of Documentary Film —Tsjechië www.dokweb.net MFI — Mediterranean Film Institute —Griekenland www.mfi.gr The National Film School of Denmark — Denemarken www.filmskolen.dk Nipkow Programm e.V. —Duitsland www.nipkow.de Norwegian Film Institute — Noorwegen www.nfi.no Power to the Pixel – Engeland www.powertothepixel.com Southasian Children's Cinema Forum — Engeland www.childrensfilmsouthasia.org Stichting Sources — (Nederland) Duitsland www.sources2.de Torinofilmlab — Italië www.torinofilmlab.it Wajda Studio and School — Polen www.wajdaschool.pl ZeLIG School for documentary, television and new media — Italië www.zeligfilm.it