NR 11 juni 2013
Het relatiemagazine van de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen
De nieuwe hybride verloskamers
Verloskundigen, de opleiding en een onderzoeker geven hun mening
Je prenatale counselinggesprek op video; leuk en leerzaam!
En verder
Wie zijn de research midwives en wat doen zij voor praktijken? Studenten vertellen over stages in het buitenland.
DE ACADEMIE VERLOSKUNDE AMSTERDAM GRONINGEN IS EEN SAMENWERKINGSINSTITUUT TUSSEN HOGESCHOOL INHOLLAND EN VU MEDISCH CENTRUM (VUMC).
2
AVAG nieuws 3 4
Voorwoord
13
Onderzoek
14
Even voorstellen
15
Column
16
Zwart/wit
De research midwives: wie zijn ze en wat doen ze?
Onderwijs
De integrale verloskundige; verschillende disciplines kijken vooruit.
De nieuwe medewerkers van AVAG op een rij.
10
Internationalisering
Studenten aan het woord over hun internationale stage.
12 7
Onderwijs
8
AVAG Nieuwsberichten
Onderzoek
Onderzoeker Linda Martin vertelt over het effect van videofeedback
Derdejaarsstudent Véronique Eilander.
Interprofessioneel leren: hoe gaat dat eruitzien?
Het curriculum vanaf 2014 en de column van docent Mart Bakker.
Twee verloskundige jaargenoten over hun beroep en carrière.
4e jaargang – 11e nummer – juni 2013 InTouch is een gratis magazine voor alle afgestudeerden en relaties van de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. InTouch wil eraan bijdragen dat het contact tussen de academie en iedereen die daar onderwijs heeft gevolgd of een relatie is, in stand blijft en zo mogelijk intensiever wordt. Wij stellen reacties en suggesties bijzonder op prijs. Hebt u opmerkingen of ideeën? Laat het ons weten!
REDACTIEADRES Louwesweg 6, 1066 EC Amsterdam Telefoon (020) 512 47 13
[email protected]
ONTWERP EN OPMAAK YOUNG CROWDS: SUSY CASCADO, IMELDA VAN DER HELM, MARISKA SCHOTMAN
REDACTIE NIC VAN SON, STEFANIE HENDRIKS, JOYCE KORS, MART BAKKER, TAMANA ZAMANI
FOTOGRAFIE RUUD POS, SANDER VAN DER TORREN, ANKE LEUNISSEN
EINDREDACTIE STEFANIE HENDRIKS
CORRECTOR MANS KUIPERS
voorwoord
3
n e n e r e L n e r e l n e blijv
Geachte lezer,
Leren zit ons in de genen. Als opleiding scheppen wij de voorwaarden die studenten de mogelijkheid biedt om het mooie vak van verloskundige te leren. Zelf blijven wij leren van alle ontwikkelingen in ons eigen werkveld en in andere disciplines binnen de geboortezorg. Wij passen ons curriculum regelmatig aan op veranderende beroepseisen of, zoals nu het geval is, ontwikkelen een geheel nieuw curriculum. Wij leren graag van anderen. Daarom was ik onlangs met enkele collega’s, verloskundigen en gynaecologen op werkbezoek in Engeland. Een land met een ander verloskundig systeem, met slechts één procent thuisbevallingen en één procent vrijstaande geboortecentra. Maar alle disciplines in de geboortezorg weten hoe belangrijk het is om de normaliteit en fysiologie in de zwangerschap en baring terug te brengen. Gynaecologen zijn de eersten om te benadrukken dat ‘normality’ voor hen voorop staat. Zij zijn trots op hun verloskundigen, zij die een centrale plaats innemen in de verloskamers, en de community midwives die de armste en meest achtergestelde vrouwen weten te bereiken. Gepassioneerde midwives,
jong en ouder, verwoorden uitstekend wat hen bezighoudt en hoe zij hun beroep uitoefenen. Hoogleraren midwifery science werken vanzelfsprekend met hun collega-hoogleraren gynaecologie aan nieuwe kennis die dieper inzicht geeft in fysiologische en pathologische processen en de geboortezorg op een hoger niveau kan brengen. Deze studiereis liet ons zien wat wij van Engeland kunnen leren, en ook hoe waardevol het Nederlandse systeem is en wat wij daaraan moeten verbeteren. Daar wordt overigens veel aan gedaan. Overal ontstaan samenwerkingsverbanden waarin de verschillende disciplines de continue zorg bij zwangerschap en geboorte gezamenlijk ter hand nemen. Er worden projecten gestart en pilots opgezet om te leren van nieuwe ontwikkelingen, van elkaar. Een mooi voorbeeld is het project ‘Hybride verloskamers’ in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Eerstelijnsverloskundigen gaan zelfstandig de continue zorg bieden in situaties waarin nu nog een overdracht naar de tweede lijn plaatsvindt. Om te beginnen bij de vraag om pijnstilling. Het project wordt wetenschappelijk begeleid,
om goed te kunnen leren van deze vernieuwing in de verloskundige zorg. Op 1 maart was ik bij de Invitational Conference ter gelegenheid van de presentatie van de resultaten uit het INCAS-1 project, waarin de vormgeving en implementatie van integrale zorg onderzocht is. De integrale zorg werd daar van alle kanten belicht en bediscussieerd. Gepassioneerde discussies met soms harde woorden, maar iedereen was bereid om van elkaar te leren. Er was ook een gynaecoloog uit Zweden die haar ervaringen met een eerstelijnsgeboortecentrum voor het voetlicht bracht. Met de collega’s en vakgenoten uit verschillende disciplines in de geboortezorg waarmee ik naar Engeland geweest ben, ga ik in oktober Zweden bezoeken, als bijdrage aan ons leerproces en onze gezamenlijkheid. Wij hebben ons namelijk voorgenomen om door te gaan met van elkaar en van anderen te leren. Dat wij daarbij – figuurlijk én letterlijk – over grenzen kijken, is vanzelfsprekend.
Gea Vermeulen DRUKWERK (OPLAGE 4.000) SIXTYSEVEN ADRESSENBESTAND Conform de Wet Bescherming Persoonsgegevens gaat de AVAG zorgvuldig met uw adresgegevens om. Indien u wijzigingen door wilt geven, kunt u dit mailen naar alumni@ verloskunde-academie.nl of verzenden naar hiernaast genoemd adres.
Directeur AVAG
4
Nieuwe curriculum haalt het beste uit de aankomend verloskundige Opleiding meer in teken van wetenschappelijke vorming en integrale verloskundige zorg Het werk van de eerstelijns verloskundige verandert sterk. Niet alleen door nieuwe methodieken, maar ook door de noodzaak tot sterkere samenwerking tussen alle zorgverleners in de keten en de wetenschappelijke onderbouwing van het verloskundig handelen. AVAG ontwikkelt daarom een nieuw curriculum, dat vanaf het studiejaar 2014-2015 wordt ingevoerd. In dit artikel belichten we het curriculum, maar kijken we ook naar ontwikkelingen in de integrale zorg: tenslotte zullen daar veel aankomend verloskundigen straks hun beroep uitoefenen. TEKST NIC VAN SON FOTO’S ANKE LEUNISSEN
Het huidige beroepsprofiel van de eerstelijns verloskundige dateert alweer van 2005. Sinds die tijd zijn er veel dingen veranderd: zorgvragen zijn complexer geworden, samenwerking met de tweede lijn wordt belangrijker, evidence-based handelen is de norm en van de verloskundige wordt integrale zorg verwacht. Het curriculum van AVAG is in de loop der tijd steeds bijgesteld, aangepast aan de veranderende eisen van het beroep. ‘Maar nu is het tijd voor een geheel nieuw curriculum’, zegt Joyce Kors, beleidsadviseur marketing en werkveldontwikkeling.
Beroepsprofiel is ijkpunt Dit jaar nog publiceert de KNOV een nieuw beroepsprofiel. ‘Voor ons als opleiding is dat natuurlijk een ijkpunt’, zegt Kors. Ze noemt een aantal belangrijke veranderingen in het werk van de verloskundige. ‘De zorgvraag is complexer geworden en van verloskundigen wordt verwacht dat ze evidence-based handelen. Daarom wordt in het nieuwe curriculum de wetenschap-
pelijke leerlijn nog verder versterkt en bieden we aparte trajecten aan voor studenten die belangstelling hebben voor een loopbaan in het verloskundig onderzoek.’ Belangrijke veranderingen in de verloskunde zijn in de afgelopen jaren ook teweeggebracht als gevolg van de adviezen van het stuurgroeprapport ‘Een goed begin’. ‘Een belangrijke constatering was dat met name in de overdracht tussen eerste en tweede lijn risico’s ontstaan’, zegt Kors. ‘Binnen de verloskunde wordt nu op allerlei manieren gewerkt aan het terugdringen van die risico’s. Wij gaan verloskundigen daarom veel sterker opleiden vanuit het integrale denken. Niet zomaar “overdragen”, maar in teamverband met andere professionals werken, een complexe zorgvraag gezamenlijk aanpakken. Ook moet je als eerstelijns verloskundige je cliënt langer kunnen begeleiden in situaties waarin een medium risico ontstaat. Dat zorgt ook voor minder overdracht en het is bovendien voor de vrouw veel prettiger als haar eigen verloskundige bij de hele bevalling blijft.’
Joyce Kors
Om die mediumrisksituaties te kunnen blijven begeleiden, moet de verloskundige bepaalde vaardigheden beheersen die nu nog niet of te weinig in het curriculum zitten. ‘De basiskennis over pathofysiologie moet breder en diepgaander worden’, geeft Kors aan. ‘Maar kennis alleen is niet voldoende: er komt veel nadruk op klinisch redeneren, een methodische aanpak van een zorgvraag. In feite integreer je daarin de zorgvraag van de vrouw, de beschikbare evidentie en je eigen kennis om tot een verloskundig beleid te komen.’
nieuwe curriculum
“Opleiden voor eerste én tweede lijn” De nadruk in het curriculum op de integrale zorg wordt ondersteund door resultaten uit wetenschappelijk onder-
zoek. Begin 2012 is het INCAS-1 project van start gegaan om na te gaan wat de belangrijke factoren voor goede integrale zorg zijn en hoe die geïmplementeerd kan worden. Verloskundig onderzoeker Suze Jans van de afdeling Midwifery Science van AVAG is sinds september betrokken bij het project. ‘Het centrale begrip in de integrale zorg is “continuïteit”’, zo stelt zij. ‘Vrouwen missen die continuïteit als ze worden overgedragen naar de tweede lijn. En dat gebeurt vaak: 50 procent van de primen en 20 procent van de multen wordt tijdens de baring overgedragen. Binnen INCAS hebben we die integrale zorg van allerlei kanten benaderd. We hebben dossiers onderzocht, hebben via een Delphi-studie de meningen van de professionals gepeild, we hebben interviews met vrouwen en professionals gehouden en zijn nu via een
Suze Jans
5
vragenlijst onder gynaecologen en verloskundigen aan het nagaan welke factoren belangrijk zijn voor goede integrale zorg.’ Dat studenten meer worden opgeleid voor die integrale zorg, vindt Jans een goede zaak. ‘Het is niet zo dat teamwork tussen eerste en tweede lijn iets nieuws is. Die samenwerking is er altijd geweest, we hebben elkaar altijd nodig gehad. Maar integrale zorg betekent dat je nauwer samenwerkt, gezamenlijk werkafspraken maakt en verloskundig beleid in mediumrisksituaties gezamenlijk bepaalt. Van de opleidingen vraagt dit dat ze studenten niet alleen meer voor de eerstelijns verloskundige praktijk opleiden. Ze moeten kunnen werken in zowel eerste als tweede lijn. Daarnaast hebben verloskundigen ook vaardigheden nodig om vrouwen in mediumrisksituaties te kunnen begeleiden, zoals bij de behoefte aan epidurale pijnstilling of een niet-vorderende ontsluiting; de bewaking met behulp van CTG is daarbij een belangrijk instrument in de risicobewaking.’
6
Hybride verloskamer Het Bevalcentrum West (BCW) is een zelfstandig eerstelijns geboortecentrum binnen de muren van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Het BCW werkt nauw samen met de afdeling Verloskunde van het ziekenhuis. Samen hebben ze het voornemen om continue zorg in mediumrisksituaties in pilotvorm te gaan ontwikkelen en evalueren. Doug Cronie, hoofdverloskundige, legt uit hoe dit voorgenomen project ‘Hybride verloskamer’ tot stand kwam. ‘Op dit moment leidt elke medische indicatie tot een overdracht van de eerste naar de tweede lijn. Dat gebeurt bij 45 procent van de vrouwen. In ons gezamenlijk overleg ontstond de behoefte aan verlengde zorg. Dat wil zeggen dat de eerstelijns verloskundige bij bepaalde medische indicaties verantwoordelijk blijft voor de bevalling. Als er sprake is van comorbiditeit, vindt er alsnog een overdracht plaats.’ Mary-Elliz Sheridan, verloskundige van het BCW, is groot voorstander van die verlengde zorg. ‘De eerste lijn verandert qua indicaties, het aantal overdrachten neemt toe. Voor de vrouw is dat niet prettig. Voor ons ook niet, omdat wij zien dat een groot deel van die mediumriskbevallingen uiteindelijk spontaan en zonder problemen verloopt. Het is ook een cultuurverschil: bij de overdracht neemt de tweede lijn het over, zij zijn gewend in te grijpen, te handelen. Wij als eerstelijners wachten soms meer af.’
Mary-Elliz Sheridan
nieuwe curriculum
meer mediumrisksituaties aan, maar daar moeten ze wel voor opgeleid worden, bijvoorbeeld om CTG-registraties te kunnen lezen. Uiteindelijk denk ik dat we 70 procent van de bevallingen zelf moeten kunnen begeleiden.’
Continue zorg heel belangrijk De BCW-vennoten zijn lid van de belangenorganisatie EVAA (Eerstelijns Verloskunde Amsterdam en Amstelland) en hopen met het voorgenomen project expertise op te doen die binnen EVAA Joke Brandenbarg gebruikt kan worden. Joke Brandenbarg, bestuurslid van EVAA, zal het daarom met belangstelling 70 procent begeleiding door volgen. Wel maakt ze duidelijk dat EVAA eerste lijn breder kijkt naar de ontwikkelingen in de integrale zorg. ‘Deze verlengde zorg is één BCW en het ziekenhuis focussen in eerste uitwerking, maar ons gaat het om het grotere instantie op de vraag om pijnstilling. ‘Wij geheel: EVAA wil een vernieuwende bijdrage gaan daarin werken met lachgas; dat geeft je leveren aan kwalitatief hoogwaardige en een andere beleving van de pijn’, vertelt doelmatige zorg tijdens de zwangerschap en Cronie. ‘Lachgas kan na training door een geboorte. De cliënt staat daarbij echt centraal. eerstelijns verloskundige goed toegediend Voor ons betekent dit dat we meerdere worden.’ Hij vindt het een spannende ontmediumrisksituaties willen kunnen begeleiden wikkeling. ‘Het is voor ons een duidelijke omdat die continue zorg zo ontzettend vernieuwing, met name de veranderingen belangrijk is voor de cliënt. En wij kunnen die het met zich meebrengt in verantwoordedaar als eerstelijns verloskundigen zoveel in lijkheden. Voor ons is deze ontwikkeling betekenen. Ik geef één voorbeeld: de vraag een succes als het aantal verwijzingen om pijnstilling. Dat is nu een reden om een minder wordt, als de cliënten het als prettig cliënt door te verwijzen. Maar de verloservaren en als het voor het personeel ook kundige kan niet alleen lachgas aanbieden, goed werkbaar is.’ zoals in het project “Hybride verloskamer”. Voor Sheridan betekent het de aanloop tot Verloskundigen moeten in staat zijn om in meer. ‘Eerstelijns verloskundigen kunnen
de zwangerschap een pijnanalyse te maken, waardoor zij beslissingen kunnen nemen ten aanzien van coaching en pijninterventie. Zo geef je vrouwen iets in handen om met die pijn om te gaan, via acupunctuur, massage, warm water. Pas daarna denk je aan lachgas en pas daarna aan een ruggenprik. Wij werken nu aan de totstandkoming van een groter project voor INCAS-2, samen met het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, om die bredere aanpak te onderzoeken. Ons doel: wij willen toe naar 70 procent continue eerstelijnszorg.’
Het beste uit zichzelf halen Trekt het nieuwe curriculum, met zijn grotere nadruk op de wetenschappelijke vorming en de integrale zorg, ook andere studenten? Joyce Kors vindt het te vroeg om dat al te kunnen stellen. ‘Wij leiden nog steeds verloskundigen op die vanuit de eigen holistische visie het ambacht uitoefenen, de echte doeners. Maar we willen een “rijkere” beroepsgroep. We zoeken dus ook denkers, die de verloskundige wetenschap in willen, en doeners die ook denkers willen zijn, zich willen verdiepen in bepaalde aspecten. Met het nieuwe curriculum bieden we studenten meerdere mogelijkheden om te kunnen excelleren: als ondernemende zorgverlener, in de integrale verloskundige zorg, in het verloskundig onderzoek, in de public health. We hebben excellentietrajecten, we bieden studenten de mogelijkheid in vijf jaar verloskundige te worden en een wo-master te behalen. Wat wij feitelijk willen, is studenten stimuleren het beste uit zichzelf te halen.’
Interprofessioneel opleiden Binnen het nieuwe curriculum wordt ruimte ingericht voor ‘interprofessioneel opleiden’. Joyce Kors legt uit wat dat is. ‘Als verloskundigen in de integrale zorg werken en binnen interprofessionele samenwerkingsverbanden, dan moeten ze weten hoe andere professionals werken, wat hun kennis en kunde is, hun attitude. Binnen het interprofessioneel leren stel je samenwerkingsleerdoelen op, je leert dus samenwerken, gezamenlijke besluitvorming, gezamenlijk een complex probleem aanpakken met respect voor elkaar en inzicht in elkaars kennis en expertise. Ons lichtend voorbeeld is een Deense afdeling
7
Orthopedie die qua medisch beleid geheel wordt gerund door professionals in opleiding. Een casus wordt interprofessioneel besproken, waarbij aan ieder de vraag gesteld wordt wat hij of zij kan bijdragen. Zo leer je als orthopeed wat een diëtist kan betekenen, of een maatschappelijk werker. Dát is gezamenlijke zorg, integrale zorg. De resultaten van die opleidingsafdeling zijn heel goed. Natuurlijk zet je zoiets niet zomaar op. Maar het leren samenwerken, zonder scheiding van bevoegdheden en met ieders inbreng, dat gaan we geleidelijk aan vorm geven.’
8
AVAG nieuws
column
Steriele waterinjecties; de keus is aan vrouwen In de NRC van vrijdag 5 april jl. werd in het artikel over steriele waterinjecties van Frederiek Weeda in de kop vermeld dat er verzet is tegen de waterprik bij thuisbevallingen. Een reactie van Trudy Klomp:
‘Het verzet tegen de steriele waterinjecties wordt geuit door de Nederlandse vereniging van gynaecologen en anesthesisten. De belangenorganisaties NVOG en NVA vinden dat steriele waterinjecties bij barenden onvoldoende werken en dat er nog meer onderzoek naar gedaan moet worden. Zij achten het te voorbarig deze methode als keuzemogelijkheid voor vrouwen te introduceren. Zij baseren deze uitspraken op een systematische literatuurstudie (Cochrane, 2012), waarbij vooraf gesteld is dat het afkappunt bij 50 procent minder pijnervaring moet liggen voordat de methode effectief genoemd mag worden. Uit onderzoek in Canada en Zweden blijkt dat steriele waterinjecties effectief zijn en door veel moeders gewaardeerd worden, ook al geven deze injecties een door vrouwen ervaren pijnverlichting van 30 tot 50 procent. Steriele waterinjecties zijn makkelijk aan te brengen direct onder de huid en hebben geen risico’s. Het artikel eindigde met de uitspraak dat steriele waterinjecties een uitkomst zouden kunnen zijn voor verloskundigen die vrouwen graag thuis begeleiden bij de bevalling. Een tendentieuze uitspraak, omdat de vrouwen in Nederland zelf kunnen kiezen voor de plaats van de bevalling.’ Trudy Klomp, MSc Verloskundig onderzoeker VUmc, EMGO, AVAG Afd. Midwifery Science
Aannames
‘Zes bakken - ja, zes bakken, - twee viertjes en een drietje.’ De hoofdconducteur instrueert door haar mobilofoon terwijl ze door de trein beent. Wat dat betekent, vraag ik haar. ‘Nou, ik heb een nieuwe machinist en dan geef ik altijd nog even door hoeveel drietjes en viertjes we hebben. Sowieso leg ik dan even contact, dan weten we tenminste zeker dat dat ook lukt.’ Ja, maar hoe zit het dan met die drietjes en viertjes? Het blijkt te gaan om coupés binnen een wagon en dat is dan een bak. We snappen het. ‘Ja, want als de machinist dat niet goed doet, stapt u zomaar uit als er nog geen perron is. En dat willen we natuurlijk niet.’ Dat zijn we met haar eens. Dat willen we niet. Ik voel me in goede handen bij deze hoofdconducteur die in haar domein overduidelijk de regie heeft en de klant centraal stelt. Ze controleert nog even onze kaartjes en even later waarschuwt ze ons in het voorbijgaan dat er nog iemand langskomt om nog een keer naar ons kaartje te vragen: reizigersonderzoek. En dat klopt: we zien de controleuse al in de andere coupé. Vriendelijk vraagt ze naar ons kaartje en het lukt haar om dat te scannen. Aan de overkant van het gangpad: twee mannen en een vrouw. Een van de mannen is later ingestapt. Hij had ons vriendelijk toegeknikt. Of zijn vrouw ook eenzelfde soort kaartje heeft, klinkt het uit de mond van de controleuse. Luid gelach. ‘Nou,’ zegt de vrouw, ‘Ik loop zo met hem weg hoor’, en ze gaat wat dichter naar de man toe zitten. De man tegenover hen lacht wat schaapachtig. De controleuse bloost en wij gniffelen. Er worden blikken uitgewisseld. Voor een kort moment zijn we een groep. Wat je met collega’s in de trein van Zwolle naar Amsterdam in drie minuten al niet kunt leren over communicatie in de verloskunde. Hoe een gevoel van veiligheid wordt gecreëerd door de zekere uitstraling van een functionaris. Hoe het gebruik van vaktaal haar deskundigheid bevestigt. Hoe haar contact met de overige functionarissen onderstreept dat ze de zaak onder controle heeft. Hoe ze controleert of ze überhaupt in contact staat. En dat ze het allemaal doet om het de cliënt naar de zin te maken. Hoe ze aankondigt dat er nog iemand langskomt en wat die doet. En dat dit dan ook klopt. Dat ze mijn eerste vraag niet direct beantwoordt, valt daarbij in het niet. En ook hoe je je kunt vergissen als je een relatie denkt te snappen van twee mensen die naast elkaar zitten. Wat dan weer oplevert dat die mensen geanimeerd met elkaar in gesprek raken over de schoonheid van de Oostvaardersplassen en dat het toch zonde is als hier ooit woningbouw komt.
Mart Bakker, docent communicatieve vaardigheden
AVAG nieuws
9
Stand van zaken nieuw curriculum AVAG Op 5 maart 2013 heeft het MT van AVAG de blauwdruk voor een nieuw curriculum enthousiast goedgekeurd. De projectgroep Curriculumontwikkeling kan deze nu vertalen naar een onderwijsprogramma. Hieronder een korte impressie. In maart 2012 heeft AVAG in samenwerking met AVM en de KNOV het nieuwe concept beroepsprofiel ontwikkeld, waarin het vakgebied in vier domeinen is onderverdeeld: 1. reproductieve zorg, 2. organisatie en samenwerken, 3. professionalisering en 4. wetenschappelijke basis van het beroep Elk domein omvat rollen en competenties en geeft globaal richting aan de wijze waarop de opleiding moet worden vormgegeven. De competenties zijn alleen niet concreet genoeg, dus is er per domein een taakanalyse uitgevoerd en deze taken zijn weer uitgewerkt tot kwalificerende eindtaken. Iedere student moet alle kwalificerende eindtaken met een voldoende afronden om het diploma Verloskunde te ontvangen. Het voordeel hiervan is dat iedere buitenstaander aan de hand van de kwalificerende eindtaken in een oogopslag kan beoordelen welke taken de toekomstige verloskundige kan uitvoeren wanneer zij de arbeidsmarkt betreedt. Deze kwalificerende eindtaken zijn:
1. Reproductieve zorg
Alle taken binnen het subdomein Zorg worden uitgevoerd bij een populatie met een gemêleerd risicoprofiel (zowel low- als mid-risk), tenzij anders vermeld. 1. Preconceptioneel consult uitvoeren. 2. Prenataal spreekuur verrichten. 3. Anticonceptiespreekuur verrichten. 4. Telefonisch spreekuur verrichten. 5. Partusdienst draaien, zelfstandig onder supervisie, met een duur van minimaal 12 uur. 6. Partus begeleiden met verhoogd risico in mid-risk gebied (extra monitoring en extra diagnostiek). 7. Partus begeleiden met verhoogd risico in mid-risk gebied, waarbij sprake is van overdracht naar high-risk gebied. 8. Kraamvisites verrichten, inclusief intercollegiaal overleg met andere verloskundige zorgverleners. 9. Groepsvoorlichting geven aan zwangere vrouwen/ aanstaande ouders. 10. Klinische les verzorgen aan (para)medici. 11. Gezondheidbevorderende interventie ontwikkelen, uitvoeren en evalueren.
13.
Leiding nemen in het ontwikkelen en implementeren van een zorgtraject in een interdisciplinair team. 14. Stappenplan vanuit juridisch en economisch perspectief ontwikkelen en presenteren voor toetreding tot een samenwerkingsverband dat op dat moment relevant is.
3. Beroepsbeoefenaar 15.
16.
Persoonlijk ontwikkelingsplan schrijven met deskundigheidsbevordering voor eerste jaar na afstuderen. Een educatieve activiteit voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
4. Wetenschappelijke basis
17. Schriftelijk verslag van wetenschappelijk onderzoek. 18. Presentatie geven van eigen onderzoek voor medici (referaat).
2. Organisatie en samenwerken 12.
Implementatieplan op grond van een jaarverslag schrijven waarin kwaliteit, toegankelijkheid, doelmatigheid van zorg kritisch worden beschouwd. Plan kan betrekking hebben op iedere vorm van een verloskundig samenwerkingsverband.
De projectgroep Curriculumontwikkeling
Op basis van bovenstaande eindtaken, kunnen we een aantal leerlijnen onderscheiden zoals klinisch redeneren, wetenschap, professionaliseren, samenwerken & organiseren en Public Health. Tijdens het onderwijs zal hier uitgebreid aandacht aan worden besteed. De leerlijnen zijn van belang om overlap of lacunes te vermijden en staan garant voor een gedegen, transparante opbouw van het onderwijs naar een kwalificerende eindtaak toe. We willen dat studenten tijdens de opleiding leren om in een interdisiplinair team samen te werken om zo goed mogelijk aan de behoeften en wensen van de cliënt tegemoet te komen. Daarom heeft de projectgroep een onderwijsmodel ontwikkeld voor interprofessioneel leren en zijn we op dit moment in gesprek met stagebiedende praktijken en ziekenhuizen om te onderzoeken hoe een interprofessionele stage vormgegeven kan worden. We gaan als projectgroep gemotiveerd op naar de nieuwe mijlpaal: het onderwijs voor het eerste studiejaar concreet ontwikkelen! Annemiek Willemsen, namens de projectgroep Curriculumontwikkeling AVAG
10
Internationalisering
Wietske en Annelies op
Aruba Voor hun minor Public Health Promotion zijn twee studenten Verloskunde uit Groningen begin dit jaar op stage geweest naar Aruba. TEKST WIETSKE ADEMA EN ANNELIES PRANGER
“In 2011 zijn twee studenten Verloskunde naar Aruba vertrokken om daar een bijscholingsproject voor de kraamzorg van het Wit-Gele Kruis(WGK) op te zetten. Het WGK is een zelfstandige stichting die extramurale zorg verleent, waaronder dus ook kraamzorg. De kraamzorg valt niet onder de algemene ziektekostenverzekering, waardoor kraamgezinnen zelf moeten betalen voor de zorg. De visie van het WGK is dat zorg voor iedereen toegankelijk moet zijn, dus kraamverzorgenden verrichten wel standaard een aantal thuiscontroles bij het kind. Ook de verloskundige zorg op Aruba is onderverdeeld in een eerste en tweede lijn. Gezonde zwangeren zijn daar onder controle bij de verloskundige in de eerste lijn. Zij mogen er ook voor kiezen om thuis te bevallen. Dat gebeurt bijna niet omdat thuis bevallen daar duurder is, ze moeten namelijk zelf de partusassistente betalen. Een poliklinische partus wordt wel vergoed. Wanneer er complicaties in de zwangerschap of tijdens de bevalling optreden, wordt de zwangere doorverwezen naar de gynaecoloog die de zorg dan overneemt. Het doel van de studenten die in 2011 op Aruba waren, was het toegankelijk maken van kraamzorg voor cliënten. Zij wilden dit bereiken door vergoedingen en uitbreiding van de kraamzorg bespreekbaar te maken bij de Arubaanse overheid en verzekeraars. Door hun de noodzaak hiervan aan te tonen,
Overhandigen evaluatieverslag en aanbeveling voor nieuw bijscholingsprogramma v.l.n.r. directeur WGK dhr. G. Goeloe, Coördinator mevr. L. Croes, Annelies Pranger en Wietske Adema
hebben zij de kwaliteit van de kraamzorg verbeterd door het opzetten van een bijscholingsproject. De bedoeling was dat WGK dit bijscholingsproject zelf zou voortzetten. Na het eerste contact met het WGK kwamen wij erachter dat het bijscholingsproject niet is voortgezet. Wij zijn naar Aruba vertrokken om te evalueren waarom dat project niet is voortgezet en wat er nodig is om het weer nieuw leven in te blazen, zodat de uiteindelijke doelen bereikt worden. Door het afnemen van interviews binnen het WGK met de directeur, coördinator, een aantal kraamverzorgenden en met externe verloskundigen kwamen wij erachter dat de prioriteiten niet bij het bijscholingsproject hadden gelegen, maar met name bij de reorganisatie. De organisatie van het WGK, de kraamverzorgenden en de verloskundigen hadden behoefte aan een nieuw plan van aanpak en vonden het allen belangrijk dat de dialoog over de vergoedingen weer werd aangescherpt met de overheid en de verzekeraar.
Afsluiten bijscholingsles door ons gegeven aan kraamverzorgenden WGK en verloskundigen Wij hebben met name de samenwerking tussen het WGK en de verloskundigen geobserveerd; het viel ons op dat er eigenlijk geen sprake is van samenwerking. Alles wat de kraamverzorgende aan controles doet, doet de verloskundige nog een keer over. Ook hebben ze weinig of geen overleg en maken zij hun eigen beleid. Wat dat betreft kan er nog veel verbeterd worden.”
Internationalisering
11
Lianne, Marloes en Priscilla in
Oeganda
Een verslag van drie studenten Verloskunde uit Amsterdam die voor hun minor Public Health Promotion vijf weken stage hebben gelopen in Oeganda. TEKST LIANNE BOND, MARLOES VAN SCHAGEN EN PRISCILLA VAN DER LINDEN
“Eind december 2012 is het dan zover; we vliegen voor vijf weken naar Oeganda. Na aankomst in het Villa Maria Hospital in Masaka worden we rondgeleid door het ziekenhuis. Er zijn vijf afdelingen: mannen, vrouwen, kinderen, verloskunde en de dagbehandeling. Mensen met verschillende aandoeningen, infectieus of niet, liggen allemaal op dezelfde zaal. Patiënten moeten zelf betalen voor hun behandeling, verblijf en het gebruik van disposables zoals handschoenen. De meesten kunnen dit niet en komen daarom alleen naar het ziekenhuis als ze al vreselijk ziek zijn. Vaak zijn patiënten onderweg naar het ziekenhuis al gestorven. De volgende dag beginnen we op de verloskamers. De Sisters zijn zeer verbaasd dat we al aan de slag gaan. “Moeten jullie niet uitrusten?” Wij willen niet uitrusten; wij vallen met onze neuzen in de boter van een gemelli! In Nederland nog nooit gezien, in Afrika zien we er vier en mogen we zelf de bevalling doen. We komen om te observeren hoe de zorg aan de neonaat het eerste uur postpartum verloopt, dus we besluiten zelf niets te doen en alleen te observeren. Een verstandig besluit, want er volgen nog veel onoverzienbare situaties waarvoor we achteraf niet voldoende ervaring zouden hebben gehad. Barende vrouwen worden ruwer behandeld dan we gewend zijn. Ze mogen geen geluid maken, anders krijgen ze een tik. Ze worden alleen gelaten en om de twee uur getoucheerd. Dit gebeurt altijd met twee paar handschoenen over elkaar omdat er in dit gebied veel hiv voorkomt. Wanneer het hoofd op H4 staat, mogen eindelijk de benen uit elkaar, schuift de verloskundige of arts
tijdens een wee razendsnel het perineum af en ontwikkelt het kind. De tweede van de gemelli ligt dwars, de vliezen staan nog. Zoals te verwachten, heeft de barende even geen weeën. Er wordt echter niet gewacht, er is geen infuus. De gynaecoloog wordt opgeroepen, die vervolgens met zijn hele hand de uterus van de vrouw ingaat, en een voetje door de vliezen heen pakt. Met het trekken aan het voetje breken de vliezen. Vieze dikke meconium. Er zijn nog steeds geen weeën en de gynaecoloog trekt het kind er handmatig uit. We moeten moeite doen om niks te laten merken, want het ziet er niet naar uit dat dit kind nog levend geboren gaat worden. De kinderen worden prematuur geboren; dat is in dit geval geen toeval. Veel Afrikaanse vrouwen worden ongewenst zwanger. Oeganda is zeer katholiek; abortus is behalve duur ook illegaal. Vrouwen dragen dus of ongewenst de zwangerschap uit of grijpen naar gevaarlijke middelen die worden verstrekt door ‘witch doctors’. We hebben vrouwen binnen zien komen in shock met een fluxus of een uitgezakt armpje of navelstreng. Bij geen van allen liep het goed af. Kinderen die prematuur geboren worden, gewenst of ongewenst, kunnen niet worden opgevangen. Noch de middelen, noch de kennis zijn aanwezig. Op de verloskamer staat sinds een paar maanden, jawel, een zuurstofapparaat. Met dit apparaat kunnen baby’s een zuurstofsnorretje krijgen. Dat kan niet worden aangesloten op een beademingsballon. Wanneer zo’n snorretje wordt aangesloten op het apparaat, wordt het apparaat zelf onbedoeld niet aangezet. Een veelgehoorde zin: ‘Het is nu in Gods handen.’
Lianne, Priscilla en Marloes samen met Deputy Principal Rose Nabatanzi en (in blauw) Head Principal Sister Jane Francis Namuddu Wat ons direct de eerste dag wakker schudt, is de totaal andere insteek in de verloskunde. Alles wordt gedaan om het leven van een zwangere niet in gevaar te brengen, ook al gaat dit ten koste van het kind. We kunnen ons dat wel voorstellen. Er kan immers een nieuw kind gemaakt worden, maar een nieuwe moeder is een ander verhaal. Bovendien is de kans groot dat de baby uiteindelijk toch nog overlijdt; dan sta je met lege handen. Het lot van het kind lijkt niet alleen ondergeschikt, maar ook onbelangrijk. Bij een gemelli wordt alleen naar de cortonen van kind 1 geluisterd. De overtuiging heerst dat wanneer deze goed zijn, de cortonen van kind 2 dat ook zijn. Onvoorstelbaar. Het leven staat hier veel dichter bij de dood. Wat voelen wij ons ver van onze kern, in een wereld waar we denken dat alles maakbaar is. Dit is zo echt, zo dichtbij. Een dood kind in je handen. Een moeder die je dan ook nog bedankt voor je hulp en blij is dat haar andere kind wel leeft. In de weken die volgen, overlijden er opnieuw een drietal baby’s, schrijven we ons aanbevelingsrapport, nemen met pijn in ons hart afscheid van de lieve mensen en maken we ons op voor onze afsluitende safariweek.”
12
Onderzoek
Prenatale counseling op video: wat kun je daarvan leren? Twintig verloskundigenpraktijken uit heel Nederland deden tussen januari 2009 en april 2011 mee aan de Deliver-studie; een studie met als doel een actueel beeld krijgen van de eerstelijns verloskunde in Nederland en van de zorgvraag van zwangeren en hun partners. Met de resultaten van deze studie (en deelstudies) kan gekeken worden naar het verbeteren van de kwaliteit van zorg. TEKST STEFANIE HENDRIKS
Ook onderzoeksdata kunnen verouderen; onderzoeksgegevens hebben een uiterste gebruiksdatum van ongeveer vijf jaar. Aan de afdeling Midwifery Science van het EMGO+ Instituut VUmc dus de taak om promovendi te stimuleren om zo veel mogelijk gebruik te maken van de waardevolle Deliver-data. Op dit moment zijn tien promovendi bezig met deze data. Het doel is om de resultaten van deze deelstudies (internationaal) te publiceren en op deze manier kennis te delen.
Video-observatieonderzoek
Een van de onderzoeken binnen de Deliverstudie is het ‘Video-observatieonderzoek’; een onderzoek dat aanvankelijk alleen gekoppeld was aan de studie naar prenatale counseling van Linda Martin, MSc, maar waar zich al snel twee andere onderzoekers bij hebben aangesloten. Martin: ‘Het video-observatieonderzoek kijkt naar de wijze waarop verloskundigen hun intake met de cliënt vormgeven, met speciale aandacht voor de prenatale counseling, de rol van religie in deze counseling en infectieziekten.’ Het onderzoek houdt in dat er in zes van de twintig Deliver-praktijken in totaal 191 volledige intakegesprekken en 78
prenatale counselinggesprekken door de verloskundigen zijn opgenomen op video (per verloskundige ongeveer vijftien). De video-opnamen gaven de onderzoekers de mogelijkheid om de interactie tussen de cliënt en de verloskundige te analyseren. ‘De deelnemende praktijken hebben enorm veel werk verzet om de nu aanwezige database met video-opnamen te realiseren en hebben recent deze periode afgesloten met een geaccrediteerde workshop “video-feedback”’, vertelt Martin. ‘Wij maakten voor alle deelnemers een individuele website met twee van de door hen opgenomen gesprekken. Ze moesten deze opnamen bekijken aan de hand van een aantal observatievragen. Over het deel dat de prenatale counseling betrof, kregen deelnemers van ons een feedbackrapport. Hierin stonden algemene resultaten van het onderzoek en een persoonlijke paragraaf met feedback.’ Deze feedback werd individueel of in tweetallen besproken en toegelicht door de onderzoeker tijdens de videofeedback. Niet alle deelnemers zaten te springen om zichzelf terug te zien op de video-opnamen, maar eenmaal aan de slag zagen ze het als een mooie manier van kijken naar je werk: wat gaat goed en wat kan anders? Door achteraf het gesprek vanuit een observatiepunt te zien, vielen hun dingen op die ze tijdens het gesprek niet hadden opgemerkt. Zoals het feit dat cliënten soms wat willen zeggen, maar daar de kans niet toe krijgen. Of cliënten die toch een heel ander beeld hadden bij kansen en proporties dan de verloskundige tijdens het gesprek dacht. ‘Onze eigen ervaringen, maar ook ervaringen van andere disciplines in de gezondheidszorg, geven aan dat videoobservatieonderzoek een waardevolle manier is van data verzamelen. Niet alleen voor het objectief evalueren van zorg, maar ook als scholingsinstrument. Op dit moment kijken we of het gebruik van video-opnamen in de toekomst als een onderzoeks- en scholingsinstrument in de verloskunde verder geïmplementeerd kan worden.’
Veel deelnemende verloskundigen hebben laten weten dat ze de resultaten en methode van video-opnamen prettig vinden om de kwaliteit van zorg in hun eigen praktijk te monitoren en te verbeteren. Sommige verloskundigen gaven zelfs aan dit vaker te willen doen.
Publicaties
Linda Martin heeft inmiddels haar eerste artikel over de behoeften van cliënten over prenatale counseling gepubliceerd. Dit artikel, ‘Prenatal counseling for congenital anomaly tests: Parental preferences and perceptions of midwife performance’, is gepubliceerd in de Prenatal Diagnosis. Het tweede artikel, over wat verloskundigen van belang vinden voor goede counseling, wordt binnenkort bij een journal ingediend en het artikel over de videoopnamen staat in de steigers. Houd de site in de gaten voor alle Deliverpublicaties: www.verloskunde-academie.nl/ MidwiferyScience
Linda Martin
Onderzoek
13
TEKST STEFANIE HENDRIKS
Wie zijn ze; de research midwives? Een verbinding maken tussen verloskundigenpraktijken en onderzoekers om daarmee eerstelijns verloskundig onderzoek in Nederland te stimuleren en ondersteunen. Dat is het doel van het Midwifery Research Netwerk Nederland (MRNN). Binnen dit netwerk werkt AVAG en de afdeling Midwifery Science samen met de KNOV, de andere opleidingen Verloskunde in Maastricht en Rotterdam en de master van het AMC. Het MRNN is onderdeel van het Midwifery Consortium waarin de opleidingen, KNOV, TNO en NIVEL samenwerken in het midwifery onderzoek. Om dataverzameling te stimuleren en meer verloskundigen te betrekken bij wetenschappelijk onderzoek, heeft het MRNN
research midwives aangesteld; zij vervullen een soort makelaarsfunctie tussen praktijken en onderzoekers. Zij informeren deelnemende praktijken over lopend onderzoek binnen het MRNN en zij ondersteunen praktijken die ervoor kiezen om deel te nemen aan een van die onderzoeken. De verbinding die de research midwives maken tussen de praktijk en onderzoek moet het vooral makkelijker maken voor verloskundigen om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. De research midwives proberen de onderzoeksvragen zo veel mogelijk te stroomlijnen. Praktijken worden namelijk bedolven onder onderzoeksaanvragen en weten vaak niet
Mirjam van Lohuizen Ik ben in 2011 gepromoveerd en voor ik bij AVAG kwam werken, heb ik vooral als onderzoeker gewerkt. Hoewel ik het docentschap heel erg leuk vond, bleef onderzoek kriebelen. Dus toen ik gevraagd werd om een van de AVAG research midwives te worden binnen MRNN, was dat een mooie kans om weer praktisch met onderzoek bezig te zijn op een manier die past binnen mijn aanstelling als docent. Als research midwives zijn we de directe contactpersoon voor eerstelijns verloskundigenpraktijken, Kringen en VSV’s die mee willen doen aan onderzoek voor het MRNN. We informeren ook kringen in ons gebied, met het oog op verdere werving van praktijken voor het MRNN.
Marianne v.d. Hof-Boering Ik ben research midwife geworden omdat ik affiniteit heb met onderzoek. Als eerstelijns verloskundige ben ik vaak benaderd voor onderzoek en heb ik regelmatig aan onderzoeken meegedaan, zoals de Stripstudie, SerInAm-studie en de Deliver-studie. De research midwives zorgen ervoor dat de onderzoeksaanvragen verdeeld worden over de praktijken, zodat niet steeds dezelfde praktijken worden bevraagd. We bieden een overzicht van de onderzoeken aan en komen daarover informatie geven op de praktijken. Ook ondersteunen wij praktijken bij de logistiek en dataverzameling van een onderzoek; we zorgen zelfs voor posters en folders. Als een praktijk ergens tegenaan loopt, komen wij in beeld. Wij passen ons aan de behoefte van een praktijk aan. Als research midwives proberen we ervoor te zorgen dat onderzoek in de eerste lijn leuk, overzichtelijk en behapbaar wordt voor praktijken. Wij zijn op de achtergrond aanwezig als dat nodig is.
aan welk onderzoek ze mee moeten doen. Wat is voor de eerstelijns verloskunde relevant? Welk onderzoek is voor hun praktijk haalbaar? Ook gaan zij bij verloskundige Kringen langs om uitleg te geven over specifiek onderzoek.
AVAG research midwives
Vanuit AVAG zijn vier research midwives benoemd die voor MRNN werken. Dit zijn Marieke Ordelmans en Eva Alblas (Amsterdam) en Mirjam van Lohuizen en Marianne van den Hof (Groningen). Kijk op www.mrnn.nl voor meer informatie over de research midwives en het MRNN.
Marieke Ordelmans Sinds ruim een jaar ben ik research midwife van het MRNN. Ik ondersteun zowel onderzoekers als eerstelijns verloskundigen bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Voor verloskundigen is het van belang dat het onderzoek klinisch relevant is voor de eerste lijn. Voor onderzoekers is het van belang om een goede spreiding van deelnemende verloskundigenpraktijken over heel Nederland te hebben en dat er kwalitatief goede gegevens worden verzameld. Het MRNN bouwt daartoe aan een netwerk waarin zo veel mogelijk, het liefst alle, eerstelijns verloskundigenpraktijken gaan deelnemen.
Eva Alblas Ik ben research midwife geworden, omdat ik zowel de verloskunde als onderzoek een warm hart toedraag. Het is belangrijk om ons handelen steeds opnieuw te bekijken; is dit écht de beste manier en hoe kunnen we de verloskunde nóg beter maken? Er is de laatste tijd veel ophef geweest en er is discussie of de verloskunde wel kan blijven zoals deze nu is. Als blijkt dat de zorg in Nederland inderdaad beter kan, moeten we daarmee aan de slag. Maar hoe komen we erachter waar de aandachtspunten precies liggen? Daar is onderzoek voor nodig, juist in de eerste lijn. Omdat Nederland een heel ander systeem heeft dan de rest van de wereld, zijn veel uitkomsten van buitenlandse onderzoeken niet direct op Nederland toepasbaar. Met de conclusies uit de onderzoeken kunnen we kijken hoe het zorgsysteem aangepast moet worden. Als research midwife hoop ik hier mijn steentje aan bij te dragen.
14
TEkST SteFANie HeNDrikS
NAAm: Aletta burghard (58) FuNctie bij AVAG: Administratief medewerker, locatie Amsterdam Na haar studie bewegingswetenschap heeft Aletta jarenlang gewerkt als Hoofd interne Dienst bij onder meer Deloitte. Daarna heeft zij een tijd een eigen trainingsbureau gehad.
NAAm: maria van Oost (46) FuNctie bij AVAG: Docent Verloskunde, locatie Amsterdam maria had vijftien jaar een eigen praktijk in Den Haag, waar zij woont met man en drie kinderen. Nadat zij daarna nog jarenlang als vaste waarneemster heeft gewerkt, was zij op zoek naar een nieuwe uitdaging. Nadat zij een docentenopleiding heeft gevolgd, werkt zij nu drie dagen per week als docent bij AVAG. Waarom ben je docent geworden? Ik raakte geïnteresseerd in onderwijs door eerdere ervaringen met onderwijs geven voor kraamzorgorganisaties, maar ook als MR-lid op de school van mijn kinderen. Ik wilde mezelf ontwikkelen en ben de HGZO docentenopleiding aan de VU gaan doen. Het is voor mij belangrijk om kennis te delen en te verdiepen en ik wil me inzetten voor de kwaliteit van (toekomstige) verloskundigen. Wat is je rol binnen het onderwijs? Ik geef vooral casusgestuurd onderwijs (CGO) en vaardigheidsonderwijs. Ook neem ik toetsen en assessments af en begeleid ik studenten bij het project Praktijkmanagement, wat erg leuk is om te doen. Wat vind je leuk aan het werk? Het begeleiden van studenten in hun ontwikkeling. Mooi om te zien dat ze zich niet alleen ontwikkelen op het gebied van vaardigheden en kennis, maar ook als persoon. Het werken in een team bevalt mij ook goed, dat was ik hiervoor niet gewend. Hoe ziet jouw leven over tien jaar eruit? Mijn kinderen zijn dan volwassen, dus ik hoop dat ik het docentschap kan combineren met werken in een kleine eerstelijns praktijk. Ik wil binding houden met de praktijk; dat komt ook het onderwijs ten goede.
Hoe ben je bij AVAG terechtgekomen? Ik heb jarenlang als zelfstandig trainer gewerkt. Ik gaf trainingen in time and task efficiency, oftewel: hoe werk je en waarom werk je zo? Die trainingen verzorgde ik vooral voor banken en verzekeringmaatschappijen, maar door de crisis werden deze als eerste wegbezuinigd. Ik heb mijn cv vervolgens overal rondgestuurd en kwam zo hier terecht. Wat is jouw rol binnen AVAG? Ik heb diverse taken. Twee dagen per week draai ik de receptie en ondersteun ik onder andere het DGO-onderwijs. Daarnaast zit ik in de projectgroep ICT, waarbij we kijken naar verbeteringen in de digitale leer- en werkomgeving. Tijdens de afwezigheid van Margriet Snijders Blok (april en mei 2013) heb ik de stageplanning overgenomen. Wat vind jij leuk aan het werk? Ik vind het interessant om te zien hoe een opleiding werkt. Er komt van alles bij kijken. Het is zowel bureaucratisch, vanwege regels van de overheid, als flexibel. Het is een jonge omgeving; de studenten houden je scherp. Hoe zie jij je leven over tien jaar? Dan hoop ik met pensioen te gaan. Ik heb geen dromen voor over tien jaar; als ik dromen heb, voer ik ze nu uit. Je weet nooit hoe het leven loopt, dus ik stel niets uit. Wel blijf ik voor altijd in hartje Amsterdam wonen.
NAAm: Petra jellema (39) FuNctie bij AVAG: Senior onderzoeker bij de afdeling midwifery Science van het Vumc Als afgestudeerd bewegingswetenschapper heeft Petra van 2000-2005 promotieonderzoek gedaan bij de onderzoeksgroep Huisartsengeneeskunde van het emGO+ instituut (Vumc). Zij heeft daarna als postdoc gewerkt bij diezelfde afdeling, bij de afdeling Sociale Geneeskunde van het Amc en bij epidemiologie en biostatistiek van het emGO+ instituut. Ook heeft zij postdoctoraal onderwijs verzorgd in epidemiologie en methodologie. Vanaf maart 2013 is zij werkzaam bij midwifery Science. Hoe ben je bij midwifery Science terechtgekomen? Ik ben getipt over de vacature. Toen ik deze zag, werd ik meteen gegrepen door de maatschappelijke relevantie van de functie. Het onderzoek dat ik ga coördineren, de IRIS-studie, onderzoekt de (kosten)effectiviteit van de derdetrimesterecho bij laagrisicovrouwen in de eerste lijn: leidt routine echoscopie tot een vermindering van ernstige perinatale uitkomsten? Belangrijk en interessant dus. Wat is jouw rol bij midwifery Science? Ik begeleid promovenda Viki Verfaille, probeer aanvullende subsidies binnen te halen en coördineer het datamanagement. Dat laatste wordt een omvangrijke klus, want we hopen dat 60 verloskundigenpraktijken en 15.000 vrouwen meedoen aan de studie. In het voorjaar van 2014 gaat de ‘echte’ dataverzameling van start. Tot die tijd bereiden wij het onderzoek goed voor (praktijken bezoeken, vragenlijsten en datawarehouse ontwikkelen) en doen voorstudies. Wat is jouw ambitie? Onderzoek doen is voor mij geen doel. Ik zie onderzoek meer als middel om onderwijs en praktijk van input te voorzien. Mijn ambitie is dat onderzoek, praktijk en onderwijs elkaar (nog) meer gaan versterken. Hoe zie jij je leven over tien jaar? Ik hoop dat ik dan heb bijgedragen aan een succesvolle onderzoeksgroep die sterke banden heeft met zowel onderwijs als praktijk.
Column
15
internship abroad!
Als derdejaars studente in Groningen volg ik de minor Echo. Het is een uitdaging om het maken van echo’s in een half jaar in de vingers te krijgen. Bij de eerste vaardigheidsles dachten we tijdens het oefenen op elkaar dan ook heel vreemde ‘afwijkingen’ te zien die achteraf uiterst fysiologisch bleken te zijn. De opleiding biedt ons de mogelijkheid om de minor-gerelateerde stage in het buitenland te lopen, dus ik heb samen met een medestudente deze kans gegrepen om een maand lang stage te lopen in een ziekenhuis in Belfast, Noord-Ierland. Ik heb al eens een half jaar op de verloskamers in Tanzania stage gelopen, daarom wilde ik nu juist een Europees land ontdekken. Ook kan ik mooi aan mijn Engelse taalvaardigheid werken. Het land voldoet zeker aan het beeld dat ik ervan had: gastvrije mensen (die regelmatig de pubs opzoeken), groene heuvels vol
met lammetjes gescheiden door rotsachtige muurtjes, cottages, interessante accenten (het Engels is hier overigens niet altijd zo makkelijk te ontcijferen) en ‘s ochtends de lucht van toast door het hele ziekenhuis! De eerste dag werden we gelijk uitbundig welkom geheten door Kathy, de sister of the outpatients. We werden aan iedereen voorgesteld, kregen een rondleiding door het ziekenhuis en waren uitgenodigd voor een officieel introductiegesprek met the Head of midwifery and gynaecology. Midwives vinden het systeem in Nederland erg interessant; in Ierland is een thuispartus namelijk zeldzaam. Ze maken hier wel een soort van risicoselectie, maar verwijzen daarbij erg snel naar de gynaecoloog die altijd een extra check doet na het intakeconsult van de midwife. Beiden doen ze spreekuren, echo’s en partus, waarvan we er deze week al veel hebben gezien. De begeleiding is erg goed; we krijgen met echo’s bijvoorbeeld eindeloos de tijd om te oefenen. De zwangeren vinden dat helemaal niet erg en genieten van de extra aandacht.
Véronique Eilander, derdejaars student in Groningen
advertorial
Vrijwilligerswerk in het buitenland voor verloskundigen Vrijwilligerswerk in het buitenland is een mooie manier om ervaring op te doen in een andere cultuur. Ook op het gebied van verloskunde zijn er verschillende mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen. Als student Verloskunde kun je bijvoorbeeld een stage in Tanzania doen waarbij je samen met lokale verloskundigen in een ziekenhuis werkt. Wanneer je bent afgestudeerd of al jaren werkervaring hebt, kun je jouw kennis en ervaring overdragen en inzetten voor de lokale bevolking in landen zoals Senegal, Jamaica en Peru. begeleiding en organisatie Projects Abroad is een internationale organisatie waar je als vrijwilliger welkom bent in 28 wereldwijde bestemmingen bij ruim 140 verschillende projecten. Zowel vooraf als ter plaatse bieden we goede persoonlijke begeleiding. Eerst bespreken we met jou en onze collega’s op de bestemming van jouw voorkeur wat jij zou kunnen en willen doen. Voor een stage is het daarnaast belangrijk om de eisen vanuit de opleiding door te geven. Na je inschrijving krijg je direct contact met ons lokale kantoor op jouw bestemming. Projects Abroad zorgt onder andere voor de projecten, accommodatie, vervoer vanaf het
vliegveld, verzekering en een lokaal kantoor op elke bestemming. Hier betaal je een vast bedrag per maand per project voor. Op onze website vind je per land een overzicht van de prijzen. Voorbereiding Natuurlijk helpen we je met een goede voorbereiding. Zo krijg je van ons een persoonlijke MyProjectsAbroad website met veel praktische informatie over jouw bestemming en zorgen we voor goede instructies voor het aanvragen van een eventueel visum. Ook kun je via ons je vliegticket boeken. Denk zelf nog aan inentingen en natuurlijk een gezonde dosis enthousiasme en flexibiliteit. Wil je meer weten over jouw mogelijkheden, dan kan dat natuurlijk via de website www.projects-abroad.nl en www.projects-abroad-pro.nl, e-mail
[email protected] en telefoon 078-6131356. Of volg ons via de nieuwsbrief, Facebook, Twitter en LinkedIn. Als je de medewerkers en oud-vrijwilligers graag persoonlijk ontmoet, kom dan langs bij een van de gratis informatiedagen.
16
Terugblik
Zwart/wit TEKST STEFANIE HENDRIKS
Twee afgestudeerde verloskundigen blikken terug op de opleiding en vertellen over de weg naar hun huidige werk.
Naam: Studie: Werk: Naam: Studie: Werk:
Charlotte van den Burg (35) Verloskunde van 2001-2006 nu remote midwife in Australië en als zij in Nederland is klinisch verloskundige in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam
Ik wilde altijd al verloskundige worden, maar toen ik als twaalfjarige bij de geboorte van mijn jongste zusje mocht zijn, wist ik het echt zeker. Pas bij de vijfde poging werd ik toegelaten tot de opleiding. De opleiding was schools en er was weinig ruimte voor een eigen mening: voor mij een drama. Maar de studie zelf was ontzettend leuk; vooral van de stages kreeg ik energie. Na mijn studie begon ik met waarnemen in de eerste lijn, maar ik ben na één jaar naar Australië gegaan; mijn buitenlandstage in Kenia had mij zo geïnspireerd dat ik meer van de verloskunde buiten Nederland wilde ontdekken. Vanwege de hoeveelheid pathologie in Australië ben ik bij terugkomst in Nederland overgestapt naar de tweede lijn. Inmiddels werk ik weer in de Australische binnenlanden als remote midwife waar ik veelal te maken heb met de oorspronkelijke bewoners van Australië: Aboriginals en Torres straight Islanders. Als verloskundige in Australië heb ik minder autonomie en het is soms lastig werken in een systeem waar ik vaak een stapje terug moet doen. Maar de uitdaging van het werken met de indigenous bevolking en de eigen problematiek die deze groep met zich meebrengt, maakt dat ik mijn voldoening uit andere dingen in het vak haal. Er zijn op dit moment veel veranderingen gaande en langzaam krijgen verloskundigen hier meer verantwoordelijkheden. Ik ben op mijn best op de verloskamer en mijn bloed gaat sneller stromen bij pathologie. Bevallingen begeleiden, de constante uitdaging en adrenaline ‘rush’, vind ik het leukste. Tijdens een bevalling is de vrouw ‘puur’. Het maakt ook niet uit wie je bent of waar je woont: in de oerkracht die vrijkomt tijdens het ‘moeder’ worden is iedereen gelijk. Het is heel bijzonder dat ik mag meedelen in die emoties en energie tijdens zo’n proces.
Ömer Sarioglu (30) Verloskunde van 2002-2007 eerstelijns verloskundige bij zijn eigen solopraktijk en waarnemend verloskundige bij Geboortecentrum Amsterdam (team rood)
Al van jongs af aan kwam ik in aanraking met de verloskunde. Mijn moeder en oma waren vroedvrouwen in Turkije en van hen heb ik veel geleerd en gehoord. Zij waren niet officieel opgeleid tot vroedvrouw, maar werkten vanuit ervaring; dat ging zo in kleine Turkse dorpjes. Mijn interesse was gewekt, maar vroedkunde was voor een man not done in Turkije. Daarom koos ik voor gynaecologie, maar ik kwam er al snel achter dat dit niet bij mij paste; ik was op zoek naar een meer intieme, huiselijke sfeer. Het werd dus toch Verloskunde. De studie heb ik als pittig ervaren: veel theorie, medische termen en veel uren investeren. Ik heb er een jaar langer over gedaan, omdat mijn vrouw tijdens de opleiding ons tweede kind kreeg en ik meer ging werken. De combinatie studie en gezin was af en toe lastig, maar mijn doel hield me op de been: vroedman worden! Het mooiste van mijn werk vind ik de geboorte van een moeder, vader en natuurlijk het kind. Er is niet alleen een baby geboren; het is het begin van een nieuwe toekomst. Ik ben een verloskundige die werkt vanuit zijn hart. Bij een intakegesprek bloei ik helemaal op, want ik mag deze mooie gevoelens delen met de mensen die voor me zitten. Ik zie iedereen ook als een nieuw ‘geval’ en alles is bespreekbaar bij mij, ongeacht ras, geloof of seksualiteit. Het meeleven, begeleiden en de kick van een voorspoedige bevalling; daar doe ik het voor. Alles wat nodig is om nog betere verloskunde te bieden aan zwangeren en hun partners: daar sta ik achter. Dus ook de integrale zorg en de veranderingen die deze met zich meebrengt. Ik hecht veel waarde aan de eerstelijns zorg en waak ervoor dat de fysiologie en de autonomie van de vrouw behouden blijft.
‘Bij een intakegesprek bloei ik helemaal op’