de Nieuwe imkers en hun bijenhal Zoals in vorig imkersblad reeds uitvoerig gemeld, startten na de imkerscursus te Lanaken heel wat cursisten met het houden van bijen. Hoe of waar hebben ze hun volkjes opgesteld? Kozen ze voor een opstelling in open lucht, of bouwden ze een bijenhal? Zijn ze tevreden met hun standplaats? Zijn er mankementen aan de bijenhal of standplaats aan het licht gekomen, of worden er in de nabije toekomst nog wijzigingen of verbeteringen aan de bijenhal aangebracht? Het is een feit dat in onze streken een bijenhal een ‘ingeburgerd’ goed is. Maar hebben bijen wel zo’n comfortabel huis nodig? Helemaal niet. De ervaringen doorheen de jaren leverden trouwens geen noemenswaardige verschillen op tussen bijenvolken die buiten staan en bijenvolken die netjes onder dak opgesteld werden. Er zijn perioden waar de ontwikkelingen in een hal beter verlopen dan in het geval van een vrije opstelling, maar ook het omgekeerde resultaat is al meermaals geconstateerd. De weersomstandigheden spelen hierbij ongetwijfeld een belangrijke rol. Bijenvolken opstellen in open lucht of in een bijenhal? Hierover bestaan er verschillende opvattingen. Stel deze vraag maar eens aan beroepsimkers en de meesten zullen een
bijenhal als een ‘onding’ bestempelen. Dit heeft voor een groot deel te maken met de economische aspecten die bij beroepsmensen een belangrijke rol spelen. Zo vraagt bijvoorbeeld het onderbrengen van 100, 500 of meer bijenvolken in een overdekte ruimte een aanzienlijke investering. Ook het op- en afladen bij de veelvuldige transporten tussen standplaats en drachtvelden verloopt veel efficiënter wanneer je niet gehinderd wordt door deuren en/ of afsluitingen in en rond gebouwen, enzovoort. Het feit dat veel van de hedendaagse bijenkasten weerbestendig zijn en, mits degelijk onderhoud, gedurende jaren probleemloos in open lucht kunnen staan, is ongetwijfeld een bijkomend argument om geen bijenhal te moeten bouwen. Een van de schaarse uitzonderingen (mogelijk de enige) in midden, noordwestelijk en noordelijk Europa, is de traditionele heideimkerij op de Lüneburgerheide, waar de enkele nog resterende beroepsimkers hun strokorven consequent in bijenhallen onderbrengen. Enerzijds heeft dit te maken met de kwetsbaarheid van het gebruikte materiaal en dus noodzakelijk als bescherming tegen het vaak slechte weer, en anderzijds met de van oudsher toegepaste bedrijfsmethode waarin het zwermen een cruciale rol speelt.
Als je wil beginnen met bijen houden moet je natuurlijk een plekje hebben om een bijenkast neer te zetten. Bijen hebben voor de kast een vrije uitvliegruimte nodig van zo’n 3 meter. Eventueel kan men voor de kastopstelling een haagje aanplanten, dat ervoor zorgt dat de bijen omhoog vliegen, waardoor eventuele passanten (of buren) geen hinder ondervinden.
6
Federaal Imkersblad • november/december 2011
de Nieuwe imkers en hun bijenhal Opstelling in open lucht Een bijenkast kan in principe gewoon buiten geplaatst worden op een vlakke ondergrond. Het beste kan de achterkant van de bijenkast op het noorden gericht zijn zodat het vlieggat het meest in de zon komt. Sommige imkers zijn uitgesproken voorstanders van een ‘vrije opstelling’. Een belangrijk pluspunt is dat een bijenstand in open lucht zeer goedkoop is in vergelijking met een bijenhal. Vanuit imkertechnisch oogpunt somt men volgende voordelen op bij het opstellen in open lucht: • de volken zijn veel gemakkelijker te controleren dank zij de aanwezigheid van voldoende licht (denk bijvoorbeeld aan de controle op de aanwezigheid van eitjes); • de bijen worden positief beïnvloed door een betere gevoeligheid ten overstaan van de weersomstandigheden. Met andere woorden: in de prille lente is er geen misleiding door de laag staande zon die in de bijenhal een kunstmatig microklimaat creëert en bijen naar buiten lokt, waarna deze vaak niet terugkeren;
Opstelling van 2 vijframers in open lucht. Foto: Norbert en Victor Förster (Rekem).
De bijenhal van Jurgen Winten (Lanaken).
Jurgen Winten heeft zijn nieuwe bijenhal opgesteld in een weide. De hal is een half open en naar het zuid-oosten gericht. "Ik heb gezorgd dat de bijenkasten uit de slagregen staan en een degelijke schutting beschermt ze tegen de noordenwind. De voorkant van de hal is open zodat er voldoende zonlicht is bij het werken aan de bijen. Enkele meters van de hal heb ik een draad gespannen zodat mijn geiten op een veilige afstand blijven. In de zomer laat ik af en toe de kippen achter de gespannen draad scharrelen. Ze houden het perceel proper en pikken van het verse gras."
We vroegen ons wel af of het pallet waarop de bijenkasten staan wel stevig genoeg is. Het wordt slechts ondersteund door 2 kleine balkjes. Tijdens de zomermaanden, als de kasten bijvoorbeeld op 3 rompen staan en er volop honing binnenkomt, bedraagt het totale gewicht dat deze balkjes moeten dragen rap een 200 kilo!
Federaal Imkersblad • november/december 2011
7
de Nieuwe imkers en hun bijenhal • de schrale wind speelt minder in op kasten die in open lucht staan opgesteld, dan de windstoten die in de bijenhal lustig blijven rondtollen; • bij het behandelen in open lucht van ziekten en het ontsmetten van materiaal door middel van bijtende producten is het gevaar voor schadelijke inademing veel kleiner. De kasten moeten wel beschut staan. Dek de kasten eventueel af met golfplaten. Vermijd vochtige of winderige standplaatsen. Een geschikte beplanting vermindert de invloed van de wind. Bijen houden van zon: hoe eerder die 's morgens op de vliegplank valt, des te eerder worden ze actief. Felle middagzon moet echter worden vermeden. Opstelling in een bijenhal Is een bijenhal handig voor de imker? Ongetwijfeld, want ze biedt een aantal relevante en niet te onderschatten voordelen:
• een flink deel van het materiaal zoals rompen, moerroosters, ramen, beroker, enz. kunnen binnen handbereik opgeborgen worden. Een betere en efficiëntere stapelplaats bestaat niet; • bij het werken aan de bijen sta je nooit in hun vlucht, wat minder agressie opwekt. Dat is leuk voor jezelf en van groot belang als er bezoek is, zeker als het kinderen zijn; • het comfort van de imker wordt er beter op. Wij leven in een zeer wisselvallig klimaat waardoor je er rekening mee moet houden dat je af en toe bij een hevige wind die alles in het rond blaast of bij regen en onweer aan de bijen zal moeten werken. In de bijenhal kunnen de noodzakelijke ingrepen alleszins in wat prettigere omstandigheden uitgevoerd worden; • achter de bijenkasten blijft het droog, m.a.w. je loopt er zonder natte voeten en je beschikt over voldoende werkruimte.
De vliegroute van de bijen wordt langs beide zijden van de bijenhal afgeschermd. Foto Theo De Langhe (Maaseik).
8
Federaal Imkersblad • november/december 2011
de Nieuwe imkers en hun bijenhal • het kastenmateriaal staat beschermd opgesteld en zal langer meegaan; • het installeren van een mini-hefbrug, weegapparatuur en andere hulpmiddelen die het imkeren makkelijker maken is mogelijk. Daardoor zal je o.a. ‘rugbesparend’ kunnen werken. Ondanks de extra kost en het feit dat de kasten er vaak zo dicht op elkaar staan dat de bijen gemakkelijk vervliegen, opteren de meeste imkers voor een bijenhal. Vooral het feit dat je tijdens de lange wintermaanden je kasten toch maar beter onderbrengt in een bijenhal geeft de doorslag. De ideale bijenhal ‘Volmaaktheid’ is niet van deze wereld. De ideale bijenhal bestaat dus evenmin. Wat niet betekent dat je niet kan streven naar een zo goed mogelijk aangepast bouwwerk om je bijenvolken in onder te brengen. Wat bepaalt de omvang van je hal? Het heeft weinig zin persé een grote bijenhal te willen plaatsen. Het opstellen van een groot aantal volken drukt immers sterk het rendement per volk. Met een berekende spreiding van de kolonies bekomt men de beste resultaten. De grootte van je bijenhal zal in de eerste plaats bepaald worden door de beschikbare ruimte van de plek waar ze kan opgetrokken worden en door de hoeveelheid te herbergen bijenvolken. Is de eerste factor - de oppervlakte die je ter beschikking hebt - een vast en onveranderlijk gegeven, het aantal onder te brengen volken is dat niet. De grootte van je bijenhal is afhankelijk van het aantal volken dat je wil gaan houden. Als je vier volken in de winter wil hebben, moet
De bijenhal van Louis Roux uit Diepenbeek.
Louis Roux bouwde een bijenhalletje voor 7 à 8 kasten. De draagvloer voor de kasten is voldoende hoog zodat er ook kastbakken onder kunnen opgeborgen worden. De reserveraampjes hangen aan de zoldering zodat er lucht tussen kan om de wasmot weg te houden. Louis: "Moest ik nu nog bouwen, dan zou ik mijn hal een halve meter breder maken, 2,5 m is wat nipt! Ook de oversteek had meer gemogen: bij regen uit ZO-richtingen worden de aanvliegplanken nat." Louis is van plan om de hal aan de voorzijde dicht te maken met glas.
Reserveraampjes worden opgeborgen aan de zoldering van de bijenhal.
Federaal Imkersblad • november/december 2011
9
de Nieuwe imkers en hun bijenhal
Bijenhal van Peter Castermans (Lanaken).
Peter Castermans heeft zijn volkje een veilig onderkomen gegeven in een klein bijenhalletje. Waarschijnlijk is het een tijdelijke constructie. De werkruimte achter de kasten is erg klein. Het halletje staat ietwat verscholen onder bomen en struikgewas waardoor er bijzonder weinig lichtinval is tijdens het werken aan de bijen.
Te weinig lichtinval in het bijenhalletje bemoeilijkt de inspectie van het bijenvolk.
10
Peter Castermans: "Er was te weinig licht in mijn bijenhal om de bijen goed te kunnen inspecteren, daarom heb ik al enkele planken moeten weghalen".
je in de zomer plek hebben voor het dubbele. Je moet immers ruimte voorzien voor het plaatsen van zwermen en afleggers. Onderstaande tips kunnen hierbij van enig nut zijn: • tracht vooraf te ramen hoeveel tijd je aan je bijen wil of kan spenderen en vergeet daarbij niet dat de periode mei-juni-juli zeer arbeidsintensief is; • leg het motief vast waarom je bijen wil houden: je vindt een kastje bijen in je tuin leuk, je hebt voldoende aan enkele potjes honing voor eigen gebruik, je bent gefascineerd door het leven van een bijenvolk en wil er meer van te weten komen, je houdt van selecteren en experimenteren, enz.; • hou er rekening mee dat je, om duurzaam te kunnen (blijven) imkeren, je in het voorjaar om goed te zijn over minimum een drietal volken moet beschikken; • denk er aan dat hoe ruimer je de bijenhal maakt, hoe groter de neiging zal zijn ze helemaal vol te zetten. Zorg er voor dat je hobby je niet over het hoofd groeit;
Federaal Imkersblad • november/december 2011
de Nieuwe imkers en hun bijenhal • vergeet niet dat je er beter enkele uitstekende volken op na houdt, dan een hele reeks ‘zorgenkinderen’ van twijfelachtige kwaliteit; • maak een summiere kosten-batenanalyse. Weet dat hoe meer bijenvolken je hebt, hoe hoger de bijhorende kosten (materiaal, wintervoer, medicamenten, enz.) oplopen. Hoe groot moet de bijenhal dan wel zijn? Om 8 bijenvolken, in kasten van simplexformaat (ca. 50 cm x 50 cm) op een comfortabele manier onder te brengen heb je een lengte van ongeveer 5 m nodig (8 x 50 cm met telkens een 10-tal cm tussen de kasten onderling, plus de opstaande draagbalken). De breedte van de hal moet je op ongeveer 2,5 meter schatten: 2 meter als werkruimte en minstens 0,5 m om je materiaal weg te bergen (tenzij je een afzonderlijke, bijkomende opslagplaats aanbouwt). Dat betekent dus een oppervlakte van minimum 12,5 m2. De hoogte op zich is niet zo belangrijk, alleen zorg je er voor dat je - zonder gebukt te staan - je werk kan doen. Daarnaast zal het feit of je al dan niet een aantal bijkomende voorzieningen aan je hal wenst te bouwen, een invloed hebben op de omvang ervan. Handig kan ook een afgesloten werkruimte zijn waar je bv. in alle rust kan overlarven, moeren merken, enzovoort. Indien je er aan denkt de bijenhal te combineren met een slingerruimte, speelt niet alleen de extra oppervlakte een rol (men gaat er van uit dat een slingerlokaal de bijenhal met minstens de helft vergroot), maar moeten eveneens een aantal bijkomende voorzieningen getroffen worden (aangepaste vloeren en
De bijenhal van George Brouwers (Schimmert).
George Brouwers heeft zijn bijenvolkjes een voorlopige standplaats gegeven in een oud schuurtje midden in een fruitplantage. "Helaas zit nog niet achter elke uitvliegopening een bijenvolk", zegt hij. De bijenkasten staan wel lekker droog, maar we vragen ons wel af of George er voldoende licht heeft voor een grondige raaminpectie. Links van het schop staan kiwibessen en rechts zien we de kersenplantage. De bijen moeten er voornamelijk zorgen voor een goede bestuiving. wanden, aanwezigheid van koud en warm water, eventueel elektriciteit, enz.). Dat het daarenboven om een hermetisch af te sluiten ruimte gaat, waar geen bijen naar binnen kunnen, spreekt voor zich. Enkele praktische tips bij het bouwen van een bijenhal • De vliegopeningen van de bijenkasten dienen gericht te zijn op het zuid-oosten. Bij het eerste ochtendgloren vliegen de bijen al uit. Bovendien heb je met die oriëntatie voldoende licht tijdens het werken in de volken. • Maak de werkhoogte niet te laag. Je moet ‘rechtopstaand’ kunnen werken.
Federaal Imkersblad • november/december 2011
11
de Nieuwe imkers en hun bijenhal • Laat de tafel(s) of bokken waar de kasten op staan, geen verbinding hebben met de rest van de bijenstalconstructie. Trillingen en stoten (b.v. het sluiten van de deur) worden dan niet doorgegeven aan de bijenvolken. • Plaats de tafel(s) 75 cm achter de voorzijde van de stal. Dit voorkomt natte vliegplanken. • De werkruimte achter de bijenkasten
mag wel 1,5 meter zijn. Tijdens het werken, kun je de afgenomen kastdelen achter je plaatsen en houd je voldoende loopruimte over. • Als je een dak hebt op de stal, zorg voor een regenton. Altijd handig om wat regenwater bij de hand te hebben en de bijen zijn je ook nog dankbaar voor de bijenkroeg ... Een bijenhal is geen opberghok Er zijn imkers die hun bijenhal volstouwen met allerhande imkersmateriaal. Vergeet niet dat deze materialen een prima nestgelegenheid kunnen zijn voor tal van ongewenste bezoekers, zoals bijvoorbeeld veld- en spitsmuizen. Voederbokalen, kleine wasresten en pas gebruikt gereedschap trekken mieren, wespen én honingbijen aan. Sommige imkers bewaren raten in hun bijenhal. Uitgebouwde raampjes kunnen eventueel in de bijenhal opgehangen worden, maar hang ze ver genoeg uit
Bijenhal van Dénise Vanspingelen (Vroenhoven).
Dénise Vanspingelen heeft haar eerste bijenvolkje een tijdelijk onderkomen gegeven in een wel heel apart hok. Het kastje staat weliswaar goed beschut tegen alle weersomstandigheden, maar een kastinspectie kan er moeilijk uitgevoerd worden. Men staat immers voor de vliegopening - dus midden in de volle vlucht van de bijen - en de speciale constructie van het hok maakt het bijna onmogelijk om de ramen zonder horten en stoten uit het bijenkastje te tillen. Gelukkig beschikt Dénise over een heel grote tuin. Plaats genoeg dus om er (in de nabije toekomst) een mooie bijenhal te bouwen.
12
Marianne Kluts schilderde bloemmotieven als oriëntatiepunt voor de bijen op haar nieuwe kasten.
Federaal Imkersblad • november/december 2011
de Nieuwe imkers en hun bijenhal
Bijenhalletje van Harriet Boonstra (Gellik).
Tegen de achterwand van de bijenhal kunnen posters opgehangen worden, waarop men nuttige gegevens kan aflezen. Foto: André Geerits (Maasmechelen).
elkaar zodat er niet alleen lucht maar ook licht aan kan, dit om aantasting door de wasmot te voorkomen. Raampjes met wasraat (normaliter smelten we de waswafels pas in op het moment dat we ze nodig hebben) bewaren we binnen op kamertemperatuur. Een ‘gesloten’ of een ‘open’ bijenhal? De volledig gesloten bijenhal, waarbij in de wanden enkel de vlieggaten open gelaten worden, zijn vooral populair in de meer centraal gelegen Europese landen (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Polen, enz.). Minder bij ons. Dit heeft enerzijds te maken met de doorgaans strengere winters die zij doormaken, anderzijds met hun typische kasttypes voorzien van achterbehandeling.
Harriet Boonstra heeft een heel apart bijenhalletje gebouwd aan de Gelliker heide. "Eigenlijk is het gewoon zo gemaakt omdat we het materiaal hadden liggen.Enkel het dakje hebben we gekocht, dat moest doorzichtig zijn, omdat we er geen elektriciteit hebben en we willen toch graag goed zien wat we doen!" zegt ze. "We willen nog een schutting achter het halletje plaatsen (ook dat hebben we hier nog liggen, wie wat bewaart heeft wat!), omdat in de winter al het groen weg is en dan staan ze iets meer beschut. We hebben deze plek op het veld gekozen, omdat het wat hoger ligt. De bijenhal staat op het oosten gericht, de bijen kunnen dus lekker op tijd wakker worden door het ochtendzonnetje en in het hartje zomer hebben ze toch nog voldoende schaduw. Afgaande op de foto rijst bij ons toch enige twijfel of de bijenkastjes wel degelijk beschut staan tegen neerslag. Wellicht heeft Harriet ergens nog wat materialen liggen om de voorzijde nog wat extra af te schermen. Positief is wel de ruime lichtinval bij het werken aan de bijen.
Federaal Imkersblad • november/december 2011
13
de Nieuwe imkers en hun bijenhal Dat maakt het bijvoorbeeld mogelijk twee rijen kasten boven elkaar te zetten. Iets wat met onze ‘stapelkasten’ niet werkbaar is. Een bijenhal die volledig dicht is heeft onbetwistbaar als voordeel dat men ze degelijk kan afsluiten, waardoor ongewenst bezoek voorkomen wordt. Een nadeel is dan weer de beperkte zichtbaarheid, wat bij het controleren van de volken een niet te onderschatten handicap blijft. De bijen zullen alleszins (nog) beter beschut staan en van de voordelen kunnen genieten van een lekker warm onderkomen. Met alle voordelen (maar ook nadelen) van dien: zeer vroege broedontwikkeling met de bijhorende - positieve en negatieve - consequenties, zwermneiging die veel vlugger de kop opsteekt, bijkomende impact op de ontwikkeling van de aanwezige varroamijten, enzovoort. Daarenboven zijn bepaalde ingrepen waarbij gewerkt wordt met een (meestal hoger zittend) bijkomend vlieggat - denk aan sommige manieren van broedbeperking, darrenuitlaten, seperator, enz. - moeilijk of niet te realiseren in een volledig gesloten gebouw. Voor een bijenhal die aan de voorkant open is pleit, naast deze technische beperkingen en de betere lichtinval, eveneens het feit dat tijdens het werken aan de volken, de opvliegende bijen onmiddellijk naar buiten kunnen. Een gesloten achterzijde vindt men alleszins een must: het beschermt tegen de onaangename winden. Een tussenoplossing biedt een half gesloten voorkant (het gedeelte van de wand boven de kasten wordt dicht gemaakt). Ze combineert in enige mate de voordelen van de beide vormen: de kasten worden beter beschermd tegen het gure weer en, wanneer je het af-
14
Federaal Imkersblad • november/december 2011
geschermde gedeelte in glas maakt, heb je dezelfde optimale lichtinval als bij de open versie. Voorzie in dit geval echter een ‘ontsnappingsroute’ voor de opgevlogen bijen. Een ruime spleet bovenaan is voldoende. Bijkomend handigheidje: je kan aan die wand bv. de kastkaarten opgehangen, zodat je onmiddellijk alle nodige en nuttige gegevens kan aflezen.
Wetgeving over het bouwen van een bijenhal vanaf 2011 Vanaf 2011 werden de versoepelde regels voor het optrekken van bijgebouwen van kracht. Volgens het Besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 16/07/10 mag een losstaande bijenhal opgetrokken worden in de zij- en achtertuin zonder stedenbouwkundige vergunning op voorwaarde dat de hal: • maximaal 30 m van de woning ligt, de hoogte van 3 m niet overschrijdt, in de zijtuin 3 m en in de achtertuin 1 m van de perceelsgrens ligt. • samen met de andere vrijstaande gebouwen in die zone de maximale oppervlakte van 40 m2 niet overschrijdt. Voor de andere gevallen blijft het BVR van 05/05/00 van toepassing. Meer details en nog wat uitzonderingen vind je in de brochure die je kan downloaden: http://www2. vlaanderen.be/ruimtelijk/docs/brochure_ vergunningen_w.pdf. Indien, wegens het samenbrengen van slingervertrek en bijenhal, de wettelijke afmetingen van een bijenhal van geringe omvang worden overtroffen dan is het aangeraden (om het advies van Stedenbouw en de medewerking van een architect te omzeilen) beide constructies voldoende gescheiden van elkaar op te richten.
de Nieuwe imkers en hun bijenhal
De bijenhal in aanbouw. Foto Kristel en André Geerits (Maasmechelen).
"Onze tuin is oost-west georiënteerd en rondom omsloten met struiken en bomen", zeggen Kristel en André Geerits uit Maasmechelen. Achteraan in hun tuin hebben ze daarom over een lengte van ongeveer 10 meter de beplanting gerooid, zodat de bijen van de ochtend-, middag- en zelfs de avondzon kunnen genieten. "Aan onze buurman hadden we vooraf gevraagd of onze biekes over zijn tuin mochten komen aanvliegen en of we de hal 2 meter uit de grens konden bouwen. Hij vond het prima, met als voorwaarde dat het eerste potje honing voor hem zou zijn! Onze hal is 4,20 x 2,40m geworden en volledig uit tweedehands materialen opgetrok-
ken. Er zijn afgedankte houten vloerplaten uit een betonfabriek, balken en platen uit een demonstratiestand en een partij gerecupereerde vijverfolie als wand- en dakbedekking toegepast. De noord- en oostkant van de hal zijn gesloten, de bijenkasten staan op het zuiden georiënteerd. De vloerplaten hebben we gemonteerd op spoorbielzen, 15 cm boven de grond, zodat de poezen van de buren ervoor kunnen zorgen dat onze hal muizenvrij blijft! Voor de inrichting zijn we gaan schoppen in de kringloopwinkel. We vonden twee ladeblokken op wielen, 2 salontafels, een metalen rekje en een pianobankje als zitelement. Een aantal antieke bijenkorven, een bijenposter en ons nieuw aangeschafte werkgereedschap zorgen voor de aankleding. De ruimte rondom de hal is met een mengsel van kruiden en wilde bloemen ingezaaid. In het najaar zullen we nog een meidoornhaag aanplanten. De volken doen het prima en zijn klaar voor de winter. We hadden op een kast, een half hoge honingzolder gezet want de bijen hadden de weg naar de Mechelse Heide gevonden. Ondertussen is onze eerste heidehoning al binnen!"
Federaal Imkersblad • november/december 2011
15