Elektrofysiologisch onderzoek (EFO) en ablatiebehandeling
Inleiding
In overleg met uw behandelend cardioloog is besloten bij u een EFO (elektrofysiologisch onderzoek) of ablatie (behandeling) te verrichten. Deze folder is bedoeld om de gang van zaken rondom de opname in het Radboudumc uit te leggen. Beide procedures (EFO en ablatie) zijn samengebracht in deze folder, omdat de werkwijze veel overeenkomsten heeft. De specifieke verschillen tussen een EFO en ablatie zijn apart beschreven.
Het hart
Het hart is de motor van ons lichaam. Gemiddeld klopt het hart tussen de 60 tot 100 keer per minuut en pompt het 4 tot 5 liter bloed door het lichaam. Om het hart goed te kunnen laten samentrekken is een goed werkende elektriciteitsvoorziening noodzakelijk. De sinusknoop, aan de bovenzijde van het hart, zendt prikkels (stroompjes) uit over de hartboezems. Vanuit de boezems verloopt de prikkel verder via de AV-knoop naar beide hartkamers. In normale omstandigheden bepaalt de sinusknoop de snelheid waarop het hart samentrekt. Er kan sprake zijn van een hartritmestoornis als het aantal slagen per minuut veel hoger of veel lager is dan gemiddeld en als de boezems en kamers niet in de juiste volgorde samentrekken.
1
Hartritmestoornissen AV Nodale Re-entry Tachycardie (AVNRT) Een abnormale versnelling van het hartritme kan ontstaan in de AV-knoop. Een AVNRT is hier een voorbeeld van en komt veel voor. Een AVNRT begint en eindigt altijd plotseling. Een AVNRT komt vaker voor bij vrouwen (75%) dan bij mannen (25%). Bij deze ritmestoornis ontstaat er een elektrische kortsluiting in de AV-knoop omdat er 2 elektrische AV paden lopen. Omdat deze ritmestoornis in de AV-knoop regio en dichtbij de bundel van His ligt - wat de normale route van de elektrische prikkel is - bestaat er een kans op beschadiging van deze normale route tijdens een ablatie behandeling. Deze kans is een ½% tot 1%. Als dat gebeurt en blijvend is, heeft de patiënt een pacemaker nodig. Een andere ritmestoornis waarbij een extra elektrische verbinding bestaat tussen boezem en kamer is: Cirkeltachycardie Hierbij kan de elektrische prikkel een andere weg nemen dan normaal, waardoor er een hele snelle hartslag kan ontstaan. Een cirkeltachycardie begint en eindigt ook altijd plotseling. Deze extra verbinding wordt tijdens een ablatie behandeling verbroken. Atriale tachycardie en Atriumflutter Dit zijn ritmestoornissen vanuit de boezem waardoor de hartstlag plots kan versnellen. Ook deze ritmestoornissen beginnen en eindigen plotseling. Door een ablatie wordt de verbinding onderbroken waardoor de hartslag rustig blijft. Kamerritmestoornissen Kamerritmestoornissen ontstaan in de rechter- of linker hartkamer. De elektrische prikkels cirkelen rond in een bepaald gebied van de kamer. Ventrikeltachycardie (VT) Dit is een ritmestoornis die ontstaat door cellen in het overgangsgebied tussen littekenweefsel (bijvoorbeeld door een hartinfarct) en gezond weefsel. Kamerextrasystole (PVC) Dit wordt veroorzaakt door een groepje hartcellen dat spontaan elektrische prikkels afgeeft. Hierdoor ontstaan ritmestoornissen die vaak als overslagen gevoeld worden. De cardioloog onderzoekt onder andere met elektrofysiologisch onderzoek wat voor ritmestoornis u heeft.
2
Voorbereiding
U meldt zich op de afgesproken dag en tijd op de verpleegafdeling die u heeft doorgekregen. Wat neemt u mee voor de opname Alle medicijnen die u gebruikt Bedkleding en pantoffels/slippers Toiletartikelen Draagt u een kunstgebit of losse gebitsdelen dan kunt u deze inhouden tijdens de ingreep (dit geldt niet als de behandeling onder narcose plaats zou vinden). Overweegt u om sierraden en andere kostbaarheden thuis te laten. U krijgt een opnamegesprek met een verpleegkundige en mogelijk ook de zaalarts, waarin u informatie krijgt over de opname en het verdere verloop gedurende de opname. Ook krijgt u enkele aanvullende onderzoeken zoals bloeddrukmeting, bloedonderzoek en een hartfilmpje. Vindt de ingreep ’s ochtends plaats dan moet u de uren ervoor, vanaf middernacht 24.00 uur, nuchter blijven. Bent u in de middag aan de beurt, dan mag u nog een licht ontbijt gebruiken. U wordt in bed naar de behandelkamer gebracht.
• • • • •
Elektrofysiologisch onderzoek
Een elektrofysiologisch onderzoek ( EFO) wordt gedaan om te achterhalen welk type hartritmestoornis u heeft. Dit onderzoek duurt gemiddeld twee uur (een tot vier uur is mogelijk), wordt uitgevoerd door een cardioloog die gespecialiseerd is tot elektrofysioloog en vindt plaats op de afdeling hartkatheterisatie. Tijdens het onderzoek ligt u op de behandeltafel. De verpleegkundige plakt enkele elektrodeplakkers op uw borst en sluit deze aan op de meetapparatuur om zowel uw hartritme en bloeddruk te bewaken en de prikkels in het hart te kunnen beoordelen. Tijdens de behandeling wordt gebruik gemaakt van röntgenstraling om de katheters te kunnen volgen.
3
U krijgt een steriel laken over u heen, de rechterlies (soms ook de linkerlies) wordt gedesinfecteerd. De lies wordt plaatselijk verdoofd. In de ader worden een of meerdere buisjes buisjes gebracht waardoor een katheter wordt opgeschoven naar het hart. Een katheter is een dun slangetje waarmee men de prikkels in het hart kan meten. Het opschuiven van de katheter naar het hart is pijnloos.
Zodra de katheter in het bloedvat is gebracht, krijgt u een bloedverdunnend middel toegediend via het buisje in uw lies om het ontstaan van bloedstolsels te voorkomen. Er worden registraties van het ritme gemaakt in de verschillende delen van uw hart. Op deze wijze kunnen we precies vaststellen hoe de prikkels in het hart verlopen. Vervolgens stuurt de cardioloog via de katheter extra prikkels naar uw hart om uw ritmestoornis op te wekken. Soms wordt het hart gevoeliger gemaakt met behulp van medicijnen. Dit wordt via het infuus gegeven. Als het lukt om uw ritmestoornis op te wekken, voelt het voor u alsof uw hart op hol slaat. Mogelijk herkent u het gevoel, zoals u dit thuis ervaart. U kunt last krijgen van duizeligheid of, een enkele keer, het bewustzijn verliezen.
4
Deze ritmestoornis wordt vastgelegd op de registratie-apparatuur. Indien de ritmestoornis niet vanzelf herstelt , kan via de katheter elektrische prikkels worden gegeven op de stoornis op te heffen. Als dit niet helpt, kan het ritme met behulp van een elektrische schok worden beëindigd. De elektrische prikkels zijn pijnloos, voor de schok wordt een korte narcose toegediend. Als uit het onderzoek duidelijk wordt waardoor de ritmestoornis wordt veroorzaakt, kan aansluitend een ablatie worden verricht. Hierbij wordt een klein stukje van het hart zodanig verwarmd dat de prikkel die de hartritmestoornis veroorzaakt geen effect meer heeft.(zie kopje ablatiebehandeling). Het kan zijn dat het EFO wordt gedaan om te bepalen of er een pacemaker of inwendige defibrillator geïmplanteerd moet worden. Als dat het geval is, gebeurt dat meestal op een later moment. Na de behandeling worden de katheters en de buisjes verwijderd. Gedurende enkele minuten wordt door de verpleegkundige op de lies gedrukt om (na)bloeden te voorkomen. Op de aangeprikte (slag)ader krijgt u een drukverband. Deze blijft vier uur zitten. Gedurende die tijd moet u in bed blijven. Uw hoofdsteun mag iets omhoog tot maximaal 45 graden. Op de verpleegafdeling controleren we regelmatig de aanprikplaats, uw bloeddruk en pols. U mag ook weer eten. Afhankelijk van de ritmestoornis wordt u ook weer aangesloten aan de bewakingsmonitor met een mobiele zender die u in een zakje bij u draagt. Na het verwijderen van het drukverband mag u weer uit bed. Afhankelijk van de aard van de ritmestoornis mag u dezelfde avond of de volgende ochtend naar huis. Uiteraard moet het lieswondje in orde zijn.
Ablatiebehandeling
Een ablatie kan aansluitend plaatsvinden aan een elektrofysiologisch onderzoek of op een later tijdstip. De start en nabehandeling zijn hetzelfde als bij het elektrofysiologisch onderzoek. Met behulp van wisselstroom verwarmt hij het puntje van een speciale katheter tot 50o C.
5
Door de vrijgekomen warmte beschadigt het weefsel en zo ontstaat littekenweefsel. Het littekenweefsel voorkomt dat elektrische prikkels worden doorgegeven en dus dat ritmestoornis kan ontstaan. Eventueel herhaalt de cardioloog deze behandeling een aantal malen totdat er genoeg littekentjes zijn gemaakt om de ritmestoornis te behandelen. Het opwarmen van de katheter duurt ongeveer een minuut . U voelt op dat moment mogelijk een warm of branderig gevoel. Soms kan het pijnlijk zijn. Zonodig kunt u medicijnen tegen de pijn krijgen. Het is belangrijk dat u tijdens het opwarmen(ableren) stil blijft liggen. De cardioloog bespreekt dit nogmaals met u als het zover is.
Risico’s en complicaties
Bij het elektrofysiologisch onderzoek en de ablatiebehandeling kunnen enkele complicaties optreden. De meest voorkomende complicaties zijn: Overgevoeligheid voor de gebruikte medicijnen of pleisters. Bloeduitstorting op de prikplaatsen in de lies. Vocht in het hartzakje door beschadiging van de hartspier tijdens de behandeling. Teveel vocht moet en kan direct worden verholpen. Stolselvorming op een katheter. U krijgt tijdens de ingreep een bloedverdunnend middel om te voorkomen dat dit gebeurt. Bij behandeling van sommige ritmestoornissen bestaat een kans van maximaal 1% dat de normale (elektrische) verbinding tussen de boezems en de kamers beschadigd wordt of verbroken. Als gevolg hiervan zou u een pacemaker nodig kunnen hebben om het hartritme op gang te houden.
• • • • •
Na de behandeling
• •
Als u naar huis gaat krijgt u van de verpleegkundige een afspraak mee bij uw cardioloog. Meestal is dit na zes tot acht weken bij de electrofysioloog van het Radboudumc. Bent u ook onder behandeling bij een cardioloog in een ander ziekenhuis dan moet u daar zelf een afspraak maken.
6
• •
Soms krijgt u een recept mee voor een medicijn ter voorkoming van stolselvorming. Na de behandeling mag u niet zelf naar huis autorijden of fietsen.
Nazorg
• • • •
U mag de lies gedurende twee dagen niet belasten: geen zware dingen tillen, niet fietsen of autorijden. U mag drie dagen niet in bad of zwemmen. Kort douchen mag wel. Heeft u toch weer klachten van uw ritmestoornis, neem contact op met het ziekenhuis. Gebruik hiervoor de ‘free-call’ kaart die u bij ontslag meekrijgt. U kunt enkele overslagen voelen of een ‘aanzet’ tot de ritmestoornis die niet doorzet. Hier hoeft u zich geen zorgen over te maken.
7
Ruimte voor uw notities
06-2016-7481
Adres Polikliniek Cardiologie Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10, route 725, poliplein C0 6525 GA Nijmegen Contact 024 - 361 93 50 ( maandag tot en met vrijdag van 8.00-17.00 uur) Verpleegafdeling Cardiologie Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10, route 747, zone C4 6525 GA Nijmegen Contact 024 - 361 89 65 Afdeling hartkatheterisatie/Holding Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10, route 769, zone D3 6525 GA Nijmegen Contact 024 - 361 45 35 ( maandag tot en met vrijdag van 8.00-17.00 uur) Contact algemeen 024 - 361 11 11 www.radboudumc.nl/zorg/afdelingen/cardiologie
Radboud universitair medisch centrum