Eindverslag Afstuderen 2012 31 mei 2012 ‘Oude liefde roest niet’
Eline Jeuring studentnummer: 2010325 Martine ten Hacken studentnummer: 2010118 Academie voor sociale studies: Sociaal Pedagogische Hulpverlening Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch Docentbegeleider: Bart Paaimans
2
Eindverslag afstuderen 2012 ‘Oude liefde roest niet’
Eline Jeuring studentnummer: 2010325 Martine ten Hacken studentnummer: 2010118 Academie voor sociale studies: Sociaal Pedagogische Hulpverlening Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch Basisgroep Q4 Afstuderen SPH 2011-2012 Inleverdatum: 31 mei 2012
3
4
In ouderdom… Als het lichaam af laat weten kan de liefde tot elkaar in de ouderdom beleden groeien tot een groots gebaar. Is genegenheid de drijfveer van een jarenlang proces in ’t waarderen van de ander ….tederheid de ware les. ’t Kennen van de eigenschappen het aanvaarden van elkaar. ’t Dragen van elkanders lasten wordt nu dagelijks zo waar. Weelde om elkaar te hebben tot in hoge ouderdom. Partnerschap alle momenten, liefde…harmonie alom. Zo te gaan als twee in eenheid geen geheim voor elkaar. Delend in de echte vreugde.. niets ontneemt dat hem of haar. © Teun Hoek
5
6
Samenvatting Dit rapport is geschreven naar aanleiding van het afstudeeronderzoek bij de Van Neynselgroep in ’s-Hertogenbosch. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de afdelingen de Citadel en de Taling, twee afdelingen waar ouderen voor langere tijd of zelfs permanent wonen. Zij worden hierbij ondersteund in de dagelijkse verzorging door het verzorgend personeel van de Van Neynselgroep. Het onderzoek gaat over de onderwerpen seksueel en intiem gedrag van ouderen binnen een zorginstelling en de manier waarop het personeel van de Van Neynselgroep hiermee om gaat. Vanuit de opdrachtgever blijkt dat er binnen de van Neynselgroep verwoedde pogingen worden gedaan om de thema’s seksualiteit en intimiteit van ouderen bespreekbaar te maken, maar hier werd weinig reactie op ontvangen. Personeel blijkt moeite te hebben met het aangeven van eigen grenzen, maar ook met een respectvolle manier vinden om met deze behoeften van cliënten om te gaan. De onderwerpen intimiteit en seksualiteit worden gemeden of er wordt niet op doorgevraagd. Hierdoor blijven situaties onverwacht en minder goed te bespreken voor de personeelsleden. De verzorgenden moeten hun eigen grenzen dusdanig kunnen bewaken om hun beroep veilig en met plezier te kunnen blijven uitoefenen, maar ook om de cliënten optimaal te kunnen begeleiden. Uit deze constatering is de volgende probleemstelling voortgekomen: ‘Welke vorm van professionalisering is noodzakelijk voor het verzorgend personeel van afdelingen de Taling en de Citadel van de Van Neynselgroep, om om te kunnen gaan met de intimiteit of seksueel gedrag van de bewoners van deze afdelingen?’ Door middel van observaties, enquêtes, interviews en literatuuronderzoek is er gekeken naar de problemen op de afdeling. Uit dit onderzoek is gebleken dat er een groot tekort is aan kennis rondom de seksualiteit en intimiteit van ouderen. Daarnaast is gebleken dat het personeel moeite heeft met het ontdekken en aangeven van de persoonlijke grenzen, met name op dit gebied. Het viel ons op dat het vooral ontbrak aan de basiskennis, bijvoorbeeld het opstarten van een gesprek met de cliënt, dit gesprek sturen, feedback geven en ontvangen en achtergrondinformatie over de oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarom is ervoor gekozen om een werkboek voor de afdelingen op te zetten. Door middel van het geven van literatuur in een makkelijk te lezen vorm met hieraan gekoppelde oefeningen krijgt de Van Neynselgroep een vorm van professionalisering in handen waarmee zij het personeel kan ondersteunen in het omgaan met seksueel en intiem gedrag van ouderen. Als belangrijkste aanbeveling is uit het onderzoek naar voren gekomen dat dit werkboek ingezet moet worden op de onderzochte afdelingen. Daarnaast bevelen we aan om het managementteam me te laten kijken naar de effecten van het werkboek en dit bij succes door te voeren op de andere afdelingen. Algemene aanbevelingen en specifieke aanbevelingen voor de afdelingen zijn terug te vinden in hoofdstuk negen van dit verslag.
7
8
Voorwoord Voor u ligt het eindverslag ‘oude liefde roest niet’, een verslag over het onderzoek naar de omgang van medewerkers met intimiteit en seksualiteit van ouderen. Dit is het resultaat van de samenwerking tussen twee SPH studenten aan de Academie voor Sociale Studies aan de Avans Hogeschool in ’s-Hertogenbosch, Eline Jeuring en Martine ten Hacken. Na een jaar lang in dezelfde groep begeleiding te hebben ontvangen betreffende onze stages die tijd, hebben we elkaar leren kennen als gemotiveerde en hardwerkende studenten. Allebei hechten we er waarde aan voor 100% ergens voor te gaan en deze gedeelde visie was een van de vele argumenten om een samenwerking aan te gaan voor het onderzoek wat behandeld wordt in dit document. Beiden zijn we geïnteresseerd in het welzijn van de ouderen van de huidige maatschappij. Graag wilden we iets toevoegen aan de zorg geboden in de ouderenzorg van tegenwoordig. Hierbij wilden we vernieuwend zijn. Na contact te hebben gehad met zorginstelling de Van Neynselgroep, bleek hier een duidelijk vraag te liggen die aansloot op onze interesses. Er kwam namelijk een duidelijk signaal van de werkvloer binnen bij het management, dat er zich veel lastige situaties rondom seksualiteit en intimiteit van de cliënten voordeden. Aan ons de vraag te achterhalen waardoor de medewerkers deze situaties als moeilijk ervaren en hier een passende ondersteuning bij te formuleren die de Van Neynselgroep haar medewerkers kon aanbieden. Het ontwikkelen van een werkboek met passende theorie en bijbehorende opdrachten was de gevraagde interventie. Het onderzoek waarin we op zoek gingen naar de juiste scholingsthema’s en adviezen tot actie voor de Van Neynselgroep was soms zwaar, maar we hebben er voornamelijk veel van genoten om iets vernieuwends neer te mogen zetten. We willen de Van Neynselgroep bedanken voor de mogelijkheid die zij ons geboden hebben tot onderzoek voor ons afstuderen. We zijn erg dankbaar voor het vertrouwen dat Anita Habets (Directeur Zorg) en Jan van der Donk (Manager Zorg) in ons hebben gehad om dit onderzoek te kunnen doen. Bart Paaimans, onze begeleider van de opleiding, heeft voor ons ook een erg grote rol gespeeld. Dit heeft hij gedaan door ons intensief te begeleiden bij het doorlopen van het proces. Daarom willen we ook van deze mogelijkheid gebruik maken om hem nogmaals te bedanken. Daarnaast bedanken we alle medewerkers die mee hebben geholpen aan ons onderzoek. Zonder hen als respondenten was een compleet eindresultaat niet mogelijk geweest. Wij als onderzoekers hopen dat onze gevonden uitkomsten en ontwikkelde producten in de praktijk zeker zullen worden gebruikt en/of toe worden gepast. Daarnaast hopen we eventueel in de toekomst de resultaten van dit onderzoek nog te kunnen gebruiken tijdens het inzetten van het ontwikkelde eindproduct in de praktijk van de Van Neynselgroep. Voor nu, veel leesplezier! Eline Jeuring & Martine ten Hacken ’s-Hertogenbosch, 31 mei 2012
9
10
Inhoudsopgave Deel 1 Begrippenlijst
………………………………………………… 14
1. Inleiding
………………………………………………… 15
2. Probleemanalyse
………………………………………………… 16
3. Methode van onderzoek
………………………………………………… 18
4. Theoretisch kader
………………………………………………… 21
5. Analyse
………………………………………………… 29
6. Deelconclusie
………………………………………………… 31
7. Discussie en evaluatie
………………………………………………… 39
8. Eindconclusie
………………………………………………… 43
9. Aanbevelingen
………………………………………………… 44
Literatuurlijst
………………………………………………… 46
Deel 2 Bijlage 1: Enquêteverwerking
………………………………………………… 50
Bijlage 2: Conclusie bij de enquêtes
………………………………………………… 61
Bijlage 3: Interviews
………………………………………………… 72
Bijlage 4: Eerste labeling van de interviews
………………………………………………… 142
Bijlage 5: Tweede labeling van de interviews
………………………………………………… 163
Bijlage 6: Kernlabels en verbanden van de interviews
………………………………………………… 169
11
12
Deel 1
13
Begrippenlijst ADL – De ‘Algemene Dagelijkse Levensbehoeften’, hieronder wordt gezien: eten (inclusief medicijnen innemen), drinken, in en uit bed komen, beweging, ontspanning, zinvolle activiteiten, sociaal contact (vriendschappen maken en onderhouden), seks, aan en uitkleden, praten, gehoor, toiletgang, lichaamswarmte (kachel aanzetten, dunne of dikke kleding kiezen), lichamelijk hygiëne. Briefing – De overleg-/overdracht momenten op de afdelingen om 11:00 uur en 15:15 uur. BIG – BIG staat voor de wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg. Deze wet beschermt patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. Contactverzorgende – Deze hulpverlenerfunctie is de schakel tussen de cliënt en de verscheidene andere hulpverleners (zoals artsen en medici) binnen de verkregen zorg van de cliënt CVA – Cerebro Vasculair Accident, de medische term voor een beroerte. Dagoudste – Degene die controleert of alle medewerkers de taken van de dag juist en op tijd uitvoeren. Deze persoon heeft de verantwoordelijkheid over het team die dag. EVV’er – Eerste Verantwoordelijke Verzorgende. Inco – Incontinentiemateriaal. Vaak betreft dit een wegwerponderbroekje, wat onder het eigen ondergoed aangetrokken kan worden, om eventuele incontinentie of urine verlies op te vangen. Intimiteit – De psychologische toestand tussen twee personen die elkaar waarderen en liefhebben, waarbij zoveel mogelijk gevoelens en gedachten gedeeld worden binnen een sfeer van aanvaarding en vertrouwen (Backere, 2010). MIC – Melding Incident Cliënt. Een digitale melding van een incident met een cliënt. Deze kan gedaan worden door een medewerker van de afdeling. MIM – Melding Incident Medewerker. Een digitale melding van een incident met een medewerker. Deze kan gedaan worden door een medewerker van de afdeling. Seksualiteit – Een uiting van intimiteit. SOAP – De Soapmethodiek dient als hulpmiddel op systematisch te leren rapporteren en probleemoplossend te leren denken. En wordt gebruikt in het schrijven van verpleegkundige voortgangsrapportages en moeten ervoor zorgen dat de zorg van de patiënt/cliënt, van de ene naar de andere verpleegkundige, goed overgedragen wordt. De stappen zijn: Subjectief, Objectief, Analyse en Plan. TriasWeb – Digitaal meld- en verbetersysteem om incidenten en risico’s binnen de organisatie te beperken. Verzorgende-IG – Verzorgende Individuele Gezondheidszorg. Een functie die op de afdelingen de Taling en de Citadel veel voorkomt. De verzorgende is opgeleid op het MBO, niveau 3. ZLP – Het Zorgleefplan. Een persoonlijk dossier waarin benaderplannen, aandoeningen en persoonlijke wensen zijn opgenomen. ZoCo – Zorgcoördinator.
14
1. Inleiding
‘Zoals een bloem de zon nodig heeft om bloem te worden, zo heeft een mens de liefde nodig om mens te worden.’ P. Bosmans, Belgische pater en schrijver, 1922
Dit onderzoek heeft plaatsgevonden binnen de Van Neynselgroep in ’s-Hertogenbosch, onder het verzorgend personeel van afdeling de Citadel op locatie Oosterhof en de verpleegafdeling van locatie de Taling. De Van Neynselgroep is een zorgorganisatie voor ouderen, die zich richt op het wonen, de zorg en het welzijn van ouderen in ’s-Hertogenbosch en directe omgeving. Op de afdeling Citadel en de verpleegafdeling van de Taling wonen ouderen die langdurig verzorgd en/of verpleegd moeten worden, door bijvoorbeeld de gevolgen van een CVA of andere lichamelijke of geestelijke aandoeningen. Is het kunnen uiten van liefde en intimiteit van levensbelang? Dit kunnen we als mens niet bewijzen. Wel kunnen we ons de vraag stellen hoe belangrijk deze uitingen en belevingen zijn. Zo zien we in de behoeftepiramide van Maslow een duidelijke aantoning van de behoefte aan affectie, liefde en genegenheid van de mens. Ook wijzen verscheidene praktijken uit dat het gebrek aan liefde, intimiteit en genegenheid problematisch depressief, angstig en destructief gedrag kan veroorzaken. Denk aan het experiment van Harlow in 1959, waarbij het een aapje sociaal contact en genegenheid bij belangrijke anderen werd ontnomen (Slater, 2004). Ook al was dit onderzoek er voornamelijk op gericht om de hechtingstheorie van Bowlby te testten, de resultaten liegen er niet om: de menselijke relaties zijn essentieel voor ons welzijn, maar het ideale geval en de praktijk zijn vaak verschillende situaties. In de zorg is het soms lastig deze hechtingen, uitingen van genegenheid en intimiteit een plaats te laten krijgen tussen alle protocollen en organisatorische richtlijnen. Soms is ingrijpen van belang, maar de keuze die de hulpverlener moet maken tussen toelaten of voorkomen is en blijft een moreel dilemma. In de ouderenzorg komt hier een stimulerende factor bij om te kiezen voor het schenken van weinig aandacht aan dit levensthema; hebben ouderen nog wel dezelfde behoeften aan intimiteit en liefde als hun jongere generaties? Bezuinigingen in de zorg zorgen ervoor dat er meer taken bij een medewerker komen te liggen, waardoor praktische zaken het voortouw lijken te nemen. Is het een probleem dat intimiteit in de ouderenzorg op een lager pitje lijkt te staan? Hoe vinden verzorgende medewerkers het om met deze behoefte om te gaan? Waarom vinden zij dit? Wij gaan op zoek naar de mate van gemak waarmee de verzorgende hulpverlener intimiteit bespreekt, behandeld en zoekt naar oplossingen. Als SPH’er dien je tegemoet te komen aan de behoeften van je cliënt, maar hoe wordt dit in balans gebracht met eigen grenzen en gevoel? Is het mogelijk hier een balans in aan te brengen? Wij leggen theorie en praktijk naast elkaar en zoeken de stagnatie waardoor medewerkers zich minder prettig in hun werk voelen dan mogelijk. De zoektocht naar verbetering zal hopelijk leiden tot het aanreiken van hulpmiddelen waarmee de medewerker beter met intimiteit en seksualiteit om kunnen gaan. Hierdoor kunnen ze verzorgingssituaties beter in de hand houden. We zoeken de balans in de zorg voor de medewerker, maar ook in de zorg voor de cliënt.
15
2. Probleemanalyse In de probleemanalyse wordt het probleem omschreven en wordt de doelstelling, probleemstelling, deelvragen, afbakening en onderzoeksvragen omschreven.
2.1 Aanleiding tot onderzoek en probleemomschrijving Uit het eerste gesprek bij de opdrachtgever bleek dat er binnen de organisatie verscheidene pogingen werden gedaan om de thema’s seksualiteit en intimiteit van ouderen bespreekbaar te maken. Hoewel er tekenen waren van stagnaties rondom dit thema, werd er geen reactie ontvangen op deze pogingen. In een vervolggesprek met de begeleider kwamen verschillende vragen ter sprake die hij vanuit het personeel ontving. Deze vragen betroffen situaties in de zorg waarbij personeel niet wist hoe om te gaan met intiem of seksueel gedrag van de bewoners. De managers geven aan dat het personeel met casussen zit rondom dit thema en het personeel geeft aan alleen bekend te zijn met het achteraf afspraken maken over de omgang met de cliënten. Zij blijken moeite te hebben met het aangeven van grenzen, maar ook met het vinden van een respectvolle manier om met deze behoeften van cliënten om te gaan. Om voorgenoemde te onderzoeken, zijn er personeelsleden van de betreffende afdeling geïnterviewd. Hierin werd het verhaal van het management bevestigd. Literatuuronderzoek wees op het volgende: De behoefte aan seks kan in een woonzorgcentrum lastig worden bevredigd, door bijvoorbeeld gebrek aan privacy, een partner die niet of weinig in beeld is of omdat de ouderen geen ruimte of gemak hebben om erover te spreken. Dit terwijl ditzelfde onderzoek uitwijst dat er bij ouderen nog steeds sprake is van behoefte aan seksuele beleving (Backere, 2000). Als sociale verzorger probeer je de cliënt te ondersteunen in zijn/haar hulpvraag. Hier gaat een analyse aan vooraf via een dialoog met de cliënt, cliëntsysteem of eventueel andere hulpverleners (Landelijk Opleidingsoverleg SPH, 2010). Uit de gesprekken kan opgemaakt worden dat het bij het personeel onder andere bij deze dialoog spaak loopt. De onderwerpen intimiteit en seksualiteit worden gemeden of er wordt niet op doorgevraagd. Hierdoor blijven situaties onverwacht en minder goed te behappen voor de personeelsleden. Er is sprake van symptoombestrijding, niet van bestrijding van de oorzaak. De verzorgenden moeten hun eigen grenzen dusdanig kunnen bewaken om hun beroep veilig en met plezier te kunnen blijven uitoefenen, maar ook om de cliënten optimaal te kunnen begeleiden.
2.2 Doelstelling Het eerder beschreven probleem bestaat uit meerdere onderdelen. Medewerkers vinden het lastig om met de behoeften van cliënten rondom seksualiteit en intimiteit om te gaan. Er wordt weinig over gesproken en er worden geen acties ondernomen om de wensen van de cliënt te achterhalen. Medewerkers geven daarbij hun eigen grenzen niet aan, omdat zij niet weten hoe of geen adequate handelingsopties kunnen aandragen. Ongewenste aanrakingen en opmerkingen worden in het team niet behandeld. Hier komt dus nog een probleem aan het licht: collega’s ondersteunen elkaar niet genoeg of men durft hier geen gebruik van te maken. De vraag van de opdrachtgever is welke vragen er bij het personeel liggen rondom het omgaan met hulpvragen van ouderen rondom de behoefte aan intimiteit en seksualiteit. Hierachter ligt de vraag welke professionalisering de Van Neynselgroep het personeel kan bieden om hen te versterken op dit gebied en ze te helpen in de toekomst zelfstandig met deze vragen om te gaan. De doelstelling die hieruit voortkomt is het volgende: ‘Inzicht krijgen in vragen van het verzorgend personeel van afdelingen de Citadel en de Taling, rondom het om kunnen gaan met de hulpvragen van ouderen betreffende de behoefte aan intimiteit en seksualiteit en eventueel bijkomend grensoverschrijdend gedrag en daarnaast concretiseren hoe de Van Neynselgroep een bijdrage kan leveren aan de professionalisering van dit verzorgend personeel betreffende dit thema.’
2.3 Probleemstelling De probleemstelling luidt als volgt: ‘Welke vorm van professionalisering is noodzakelijk voor het verzorgend personeel van afdelingen de Taling en de Citadel van de Van Neynselgroep, om om te kunnen gaan met de intimiteit of seksueel gedrag van de bewoners van deze afdelingen?’ De complexiteit van het probleem zit hem in het feit dat het zowel op personeelniveau als op organisatieniveau probleemsituaties veroorzaakt. Het personeel weet niet hoe met de hulpvraag om te gaan en stapt naar hun leidinggevende toe. De organisatie weet niet hoe het personeel bijgestaan moet worden in deze situaties en loopt hierin vast. Het feit dat deze behoefte niet verder wordt onderzocht, kan komen omdat de hulpvraag rondom
16
dit onderwerp niet in kaart is gebracht, of omdat er vooroordelen heersen over de behoefte. Anderzijds kan het ook vanuit de ouderen zelf komen; zij zien geen mogelijkheid om het onderwerp te bespreken of voelen zich er ongemakkelijk bij. Feit is dat als zij het niet kunnen bespreken, dit een ongeformuleerde vraag blijft. Zolang de hulpverleners niet weten hoe ondersteuning te bieden bij het formuleren van hulpvragen rondom dit onderwerp, zal dit in de toekomst zo blijven.
2.4 Deelvragen Aan de hand van de probleemstelling ontstaan de volgende deelvragen: Wat is de oorzaak van het gebrek aan aandacht vanuit het personeel voor de behoefte van cliënten aan seksualiteit en intimiteit? Hoe kan de Van Neynselgroep zijn personeel helpen om de signalen van cliënten op het gebied van seksualiteit en intimiteit herkennen? Hoe kan de Van Neynselgroep zijn personeel ondersteunen en onderwijzen in het zelfstandig omgaan met hulpvragen van cliënten rondom intimiteit en seksualiteit?
2.5 Afbakening van het onderwerp Het niet aan kunnen geven van eigen grenzen is voor de verzorgenden een probleem, omdat het hen belemmert in het uitvoeren van de zorgtaken. Het niet bespreken van de behoeften van ouderen aan seksualiteit en intimiteit is voor de cliënten en verzorgenden een probleem, omdat dit kan leiden tot het vaker voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag vanuit de cliënt tegen de zorgverlener. Door de behoeften te negeren worden de cliënten in hun levensbehoeften beperkt. Er is op beide afdelingen veel sprake van lichamelijk contact tussen zorgverlener en cliënt, maar wanneer de zorgverlener hier zijn grenzen niet bij aangeeft zullen grensoverschrijdende situaties en de oorzaken hiervan minder snel besproken worden en zal het grensoverschrijdende gedrag door blijven gaan. Grensoverschrijdend gedrag zorgt er bovendien voor dat de sfeer op de afdelingen achteruit gaat en het kan afbreuk doen aan het werkplezier van de zorgverlener. Binnen de Van Neynselgroep zijn eerder pogingen gedaan om de onderwerpen seksualiteit en intimiteit van ouderen te bespreken. Er was geconstateerd dat er problemen op dit gebied waren en men wilde door middel van een informatieavond familie en cliënten uitnodigen om over deze onderwerpen te spreken. Er was echter te weinig animo in, waardoor de avonden uiteindelijk niet zijn doorgegaan. Deze pogingen zijn vlak voor en gedurende de start van het onderzoek gedaan. Hiervoor is er geen initiatief geweest om met deze onderwerpen aan de slag te gaan. Qua onderzoek en literatuur is er weinig te vinden over de onderwerpen seksualiteit en intimiteit van ouderen. In algemene literatuur over seksualiteit en intimiteit wordt weinig tot geen aandacht besteed aan de doelgroep ouderen. De literatuur die wel echt is gericht op de intimiteit en seksualiteit van ouderen, is behoorlijk oud ( tussen 1980 en 2000), en bevat achterhaalde theorieën en mensbeelden. Zo staan gehandicapten of dementerenden in een aantal boeken nog beschreven als ‘achterlijk’. Deze literatuur is dan ook niet letterlijk gebruikt in het onderzoek, alleen ter vergelijking met nieuwere theorieën.
2.6 onderzoeksvragen De deelvragen die eerder in dit hoofdstuk benoemd zijn, zijn ter ondersteuning van de probleemstelling. Aan de hand van die antwoorden op die deelvragen zal de probleemstelling uiteindelijk bentwoord worden. De onderzoeksvragen die in deze alinea worden geformuleerd zijn ter ondersteuning van de deelvragen. De onderzoeksvragen zullen worden beantwoord met behulp van praktijkgericht onderzoek en literatuuronderzoek. De onderzoeksvragen luiden als volgt: 1. Wat is de oorzaak van het gebrek aan aandacht vanuit het personeel voor deze behoefte? 2. Hoe kan de Van Neynselgroep hun personeel helpen om de signalen op dit gebied te herkennen? 3. Hoe kan de Van Neynselgroep hun personeel ondersteunen en onderwijzen in het zelfstandig omgaan met hulpvragen rondom intimiteit en seksualiteit van cliënten? 4. Wat zijn de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag van ouderen? 5. Hoe kan de Van Neynselgroep hun personeel helpen om de behoeften van de ouderen aan seksualiteit en intimiteit te ontdekken/vertalen naar acties? 6. Hoe kan het personeel van de Van Neynselgroep rekening houden met de behoeften van de ouderen aan seksualiteit en intimiteit zonder hun eigen grenzen te schaden? De onderzoeksvragen worden gebruikt om een deelconclusie te vormen. Met behulp van deze deelconclusies wordt een antwoord geformuleerd op de deelvragen en de probleemstelling.
17
3. Methode van onderzoek Tijdens het onderzoek zijn er verschillende methodes van onderzoek gebruikt. In dit hoofdstuk staat een verantwoording van die methodes, ingedeeld in proces, onderzoekspopulatie, domein en onderzoeksfasen.
3.1 Proces Het project begon met een initiatief (Grit, 2008) van het projectduo, om contact op te nemen met de Van Neynselgroep voor een inventarisatie van een mogelijk onderzoeksproject. Na het leggen van het eerste contact is er een afspraak gemaakt om een definitie (Ibid.) te formuleren van het eigenlijk onderzoek. Deze definitie ligt ook vast in het contract, wat in de eerste vergadering is getekend. Vervolgens heeft het projectduo de definitie uitgewerkt tot een specifiek ontwerp (Ibid.), de beslisdocumenten. Deze beslisdocumenten zijn goedgekeurd door de opdrachtgever en opleiding en dienden als startsein voor het opzetten van een concrete voorbereiding. Hier lagen de aanleiding tot het onderzoek en inleiding op het onderwerp vast, maar ook de probleemstelling en deelvragen, de doelstelling, het onderzoeksontwerp en verantwoording, een tijdpad en een communicatieplan met de begeleider binnen de organisatie van het projectduo. Vervolgens is er een specifieke voorbereiding (Ibid.) uitgevoerd, bestaande uit het zoeken van een theoretisch kader en het kiezen van de onderzoeksmethoden. Deze onderzoeksmethoden zijn uitgevoerd, de realisatie (Ibid.). De nazorg is overdacht, maar niet compleet vastgelegd: er is een suggestie gedaan van het projectduo de gevonden resultaten van het onderzoek praktisch te komen toepassen, maar het is aan de organisatie of zij hier na het onderzoek gebruik van maken.
3.2 Onderzoekspopulatie Het domein van het onderzoek bestaat uit twee afdelingen: De Citadel en de Taling. De Citadel heeft 18 medewerkers, de Taling heeft er 14. Naast dit team zijn er nog andere functies betrokken bij het onderzoek. De directrice van de organisatie, Anita Habets, maar ook de zorgcoördinatoren van de onderzochte afdelingen: Lian Bosma en Karin Knapen. De specifieke doelgroep van het onderzoek is het verzorgende personeel van afdeling de Taling en de Citadel van organisatie de Van Neynselgroep. Omdat waarschijnlijk niet elke medewerker uit de doelgroep bereikt kan worden, zijn er doelen gesteld per dataverzamelingsmethode. Zo wordt er gepoogd om bij de enquêtes minimaal 80% van het personeel te enquêteren. Bij de interviews is er een specifieke steekproef gedaan en met deze gekozen leden uit de doelgroep een afspraak gemaakt.
3.3 Onderzoeksmethoden Om de validiteit van het onderzoek ten goede te komen, zijn er diverse dataverzamelingsmethode gebruikt. Er is gekozen voor een start door middel van observaties, om de onderzoekspraktijk te leren kennen. Verder in het onderzoek is er sprake van een gemengd ontwerp, waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden gebruikt worden. Hier is voor gekozen in verband met het toespitsen van het onderzoek. Er is begonnen met een enquête onder al het verzorgend personeel van de Citadel en team B van de Taling, om te weten te komen in welke richtingen en binnen welke kaders er gedacht moest worden. Vervolgens is er sprake van een overgang van een kwantitatieve dataverzamelingsmethode naar een kwalitatieve dataverzamelingsmethode (de Bil, 2011), namelijk het overgaan op interviews. Deze interviews worden uitgevoerd op basis van een steekproef. 3.3.1 De Observaties, uitvoering en verwerking De observaties worden op beide doelgroepafdelingen uitgevoerd. Er is sprake van een onthulde onderzoekerrol (de Bil, 2011) waarbij de doelgroep op de afdeling zich bewust is van het doel van de observatie. Het is een ongestructureerde observatie, omdat de onderzoekers de onderzoekspraktijk willen leren kennen zoals deze dagelijks is. Zij staan open voor alle situaties die op dat moment aan bod kunnen komen. Wel is er sprake van een gerichte observatie op de verzorgingsmomenten met cliënten, omdat juist het lichamelijke cliëntcontact als meest problematische contact wordt aangegeven door de opdrachtgever binnen het thema van het onderzoek. De onderzoekers nemen de rol van waarnemer als participant (Ibid.), waarbij zij observeren, maar niet deelnemen aan de te observeren activiteit. Dit om de dagelijkse gang van zaken zo min mogelijk te beïnvloeden tijdens het bezoek en de dagelijkse onderzoekspraktijk zo optimaal mogelijk waar te nemen, zonder veranderingen aan te brengen.
18
3.3.2 De Enquêtes, uitvoering en verwerking De enquêtes worden vormgegeven door een keuze in thema’s naar aanleiding van de observaties door de onderzoekers. Deze thema’s worden verder onderzocht in de enquêtes; waar specifieke vragen worden geformuleerd. De vragen zullen afwisselend open en gesloten zijn. De vragen zijn geformuleerd aan de hand van een paar richtlijnen (de Bil, 2011): Er worden zo min mogelijk vragen gesteld, er is sprake van een duidelijke lay-out, er wordt gezorgd voor zo min mogelijk barrières om hem in te vullen (zo wordt er een enveloppe bij geleverd waarin de respondenten hun enquête na invullen anoniem in kunnen veiligstellen), er worden geen gesloten vragen gesteld om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen, er worden geen vragen gesteld waarin sprake is van een ontkenning, omdat dan ook regelmatig met een ontkenning worden beantwoord (Ibid.). De enquêtegegevens die terugkomen na het invullen ervan door de respondenten, gaan we in grafieken zetten. In deze grafieken wordt er onderscheid gemaakt in afdeling en niveau. Dit om een overzichtelijke vergelijking te kunnen maken. Opvallende gegevens uit deze analyse worden omgezet in vragen die bij de onderzoekers opkomen naar aanleiding van de resultaten. Deze vragen worden omgezet in indicatoren en hierbij worden operationalisaties geformuleerd. Deze operationalisaties zullen de richtlijnen zijn voor het formuleren van de interviewvragen. 3.3.3 Steekproef Een steekproef moet willekeurig, generaliseerbaar en van voldoende grootte zijn om er statistische analyses uit op te maken (Verhoeven, 2011). Deze steekproef vindt plaats onder alle verzorgende personeelsleden van de betreffende afdelingen, ongeacht geslacht of niveau, om een juiste weergave te krijgen van de populatie, in verband met de validiteit van de steekproef (Ibid.). De personeelsleden zijn op alfabetische volgorde gezet. Van deze lijst is er om de drie personeelsleden iemand uitgenodigd voor een interview. Als er iemand niet kon, werd het eerstvolgende personeelslid in de rij gekozen. Er is van tevoren een doel gesteld voor de respons, namelijk minimaal 6 van de gemiddeld 16,5 medewerkers per afdeling, dus het inzetten van de richtlijn om een eerstvolgende in de alfabetische rij te kunnen pakken was noodzaak. Er is hier sprake van een getrapte steekproef (Ibid.), een combinatie van verschillende steekproefmethodes, want voorgenoemde representatieve en systematische steekproef gaat samen met een select (zelfselectief) begin: Om er voor te zorgen dat er van elk geslacht één medewerker is per afdeling, is er namelijk een medewerker geselecteerd om te beginnen met het systeem, op beide afdelingen was dit een man. Dit is gedaan omdat het overgrote deel van medewerkers op de afdelingen vrouw is. Er is dus sprake van een combinatie van een systematische steekproef, met een select begin, dus ook een doelgerichte steekproef. 3.3.4 De Interviews, uitvoering en verwerking De interviews zijn gesprekken tussen onderzoeker en respondent. Deze vinden face-to-face plaats op de afdelingen van de doelgroep. Er is sprake van een rustige sfeer en persoonlijke spreekkamer, om antwoorden zo anoniem mogelijk te kunnen behandelen. Het interview is gestructureerd, er zijn namelijk vanuit de enquêtes concrete topics en vragen geformuleerd. De vragen zijn opgedeeld in thema’s. Na het afnemen van de interviews worden deze verbatim uitgewerkt. Daarna is er ruimte voor de analyse. De inhoud wordt geanalyseerd met het onderzoeksdoel voor ogen. De analyse zal bestaan uit de volgende stappen: de transcripties (de verbatim uitgewerkte interviews) opdelen in fragmenten (de thema’s van de interviewvragen zullen ook de fragmenten van de eerste opdelen zijn), de labels opdelen in kernlabels (deze zullen geformuleerd worden aan de hand van de terug gekregen gegevens: wat komt naar voren). De kernlabels zullen we kracht bij zetten met gevonden citaten van de interviews. Vervolgens worden er verbanden gelegd tussen de kernlabels en hun citaten, deze verbanden zullen we koppelen aan literatuur.
3.4 Beschrijving van de gevolgde werkwijzen Allereerst hebben de onderzoekers zich voorgesteld bij de doelgroep en flyers verspreid indien medewerkers tijdens het proces vragen of tips hadden. Vervolgens zijn de observaties uitgevoerd op van te voren aangekondigde tijden, zodat de medewerkers ook hier de onderzoekers konden aanspreken voor eventuele vragen of suggesties. De observaties zijn op beide afdelingen uitgevoerd. De onderzoekers hebben niet deelgenomen aan de praktijk, om zo juist mogelijk de dagelijkse gang van zaken waar te nemen. Er is geobserveerd bij een moment van verzorging, omdat de signalen van de werkvloer voornamelijk situaties tijdens zorgmomenten betroffen. Naast deze observaties bij de verzorging, zijn er ook wat overlegmomenten onder collega’s bijgewoond, zoals de evaluatie om 11.00 uur en de overdracht om 15.00 uur. Deze observaties dienen voor het kennisnemen van de gang van zaken omtrent samenwerking en overleg. Opvallende situaties tijdens deze observaties zijn ingezet bij de formulering van de enquêtes.
19
Voor de interviews werd gebruik gemaakt van een steekproef. Het kwam helaas met regelmaat voor dat een medewerker niet mee kon werken aan de interviews vanwege tijdsplanning. Daarom is er, om de proef systematisch te houden, de regel ingevoerd dat in een dergelijk geval de eerstvolgende medewerker op de lijst werd gekozen. Bij het uitvoeren van de interviews is er rekening gehouden met privacy door deze in een aparte ruimte af te nemen. Ook konden de medewerkers al bezwaar aantekenen bij het ontvangen van de uitnodiging, indien zij zich al niet prettig voelden bij het idee van een interview. Een struikelpunt bleek wel: er werd niet om bevestiging gevraagd in de uitnodiging, om zo de medewerker zo min mogelijk inzet te hoeven laten tonen naast het opdagen en meewerken. Hierdoor ontstond er wel onzekerheid of respondenten ook werkelijk zouden opdagen. In een volgend onderzoek kan er beter een duidelijkere afspraak worden gemaakt. De interviews zijn verbatim uitgewerkt, gevolgd door verschillende stappen van labeling om tot de kern te komen. De enquêtes zijn verwerkt in overzichtelijke grafieken waarin onderscheid is gemaakt tussen niveau en afdeling. In de conclusies wordt niet hetzelfde onderscheid gemaakt, maar het is zonde om de gevonden gegevens geheel verloren te laten gaan, omdat ze simpelweg niet in de conclusies terugkomen. Er is een vergissing gemaakt door het om te rekenen in procenten, in een begeleidergesprek op de studie werd er namelijk ondervonden dat dit enkel boven de 100 respondenten mocht. Dit is allemaal weer teruggerekend. Nog een struikelpuntje bij het verwerken van de enquêtes: deze hebben gediend als richtlijn bij het formuleren van de interviewvragen, maar de tussenconclusies waren echter globaal geformuleerd. Een poging om dit na de uitvoering van de interviews nog verder toe te lichten was vrij lastig. De nieuwe gevonden gegevens waren moeilijk weg te laten. Gelukkig is er een compromis gesloten de deelconclusie samen te trekken met die van de interviews.
3.5 De samenwerking tijdens de methoden Tijdens het afnemen van de interviews had een van de twee onderzoekers herkansingen. Daarom heeft de ander een interview overgenomen. Tijdens het verwerken van de interviews waren de rollen echter omgedraaid: toen heeft de ander een hoop interviews voor de een uitgetypt. Meer zelfs dan diegene in eerste instantie aan interviews had overgenomen. Juist deze onbalans, en het kunnen toelaten ervan, liet zichtbaar worden hoe goed de samenwerking zat bij de onderzoekers. Er is sprake van overname en opvangen van de ander in moeilijke tijden. Hier wordt niet gekeken naar een specifieke kredietwerking, er is geen sprake van ‘voor wat hoort wat’. Er is geprobeerd vanuit loyaliteit zelf de balans te bewaken en dit is gelukt. Met het oog op het eindresultaat hebben beide onderzoekers gedaan wat nodig was.
20
4. Theoretisch kader Het theoretisch kader is een uitwerking van het literatuuronderzoek dat is gedaan voor dit project. Vanuit de enquêtes en interviews zijn er een aantal thema’s naar voren gekomen die regelmatig terugkomen en die gebruikt kunnen worden in de eindproducten, die vervolgens met behulp van literatuuronderzoek zijn aangevuld.
4.1 Definitie van intimiteit en seksualiteit Om een onderscheid te maken tussen het uiten van behoeftes aan seksualiteit en intimiteit of seksueel grensoverschrijdend gedrag, is het van belang om eerst een definitie van seksualiteit en intimiteit te geven. 4.1.1 Intimiteit Intimiteit is de psychologische toestand tussen twee personen die elkaar waarderen en liefhebben, waarbij zoveel mogelijk gevoelens en gedachten gedeeld worden binnen een sfeer van aanvaarding en vertrouwen. Dit vertrouwen maakt dat beiden in de relatie een zo groot mogelijke openheid tonen. Deze openheid brengt mee dat het paar elkaar dingen toevertrouwt en dat er handelingen ondernomen worden die voor andere relaties, waar deze intimiteit niet aanwezig is, niet haalbaar zijn (Backere, 2000). In de psychologie wordt intimiteit gebruikt als een concept om de kwalitatieve aspecten van een relatie aan te duiden. ‘Intimiteit staat voor het gevoel van een ander te houden en vice versa, je veilig, vertrouwd en op je gemak voelen en je gevoelens te kunnen uiten en delen. Het gaat om verbondenheid, die geestelijk, lichamelijk en/of seksueel kan zijn’ (Trimbos instituut, 1998). 4.1.2 Seksualiteit Als je honderd mensen vraagt naar de definitie van seksualiteit, zul je honderd verschillende antwoorden krijgen. De een legt de nadruk op lichamelijke aanrakingen, de ander op voortplanting en weer een ander zal het vooral hebben over het lustaspect van seksualiteit (Ebbers, 2002). Over het algemeen kun je seksualiteit tussen twee mensen zien als een manier om intimiteit te uiten. De lichamelijkheid kan hierbij niet los worden gezien van de affectieve sfeer tussen die personen (Backere, 2000). Naarmate een mens ouder wordt krijgt seksualiteit en het belang hiervan een andere invulling. Er zijn veel ouderen die genieten van seksualiteit op latere leeftijd. De inhoud van de seksualiteit verandert wel. Bij oudere mensen staat seksualiteit minder in het teken van opwinding. Knuffelen, aanraken, strelen en masseren nemen een belangrijkere plaats in. In onze samenleving worden liefde en seksualiteit tussen oudere mensen niet geaccepteerd of niet serieus genomen. Men bestempelt verliefde oude mensen als ‘lief’ en ‘schattig’. Als oudere mensen blijk geven van interesse en behoefte aan seksualiteit, worden ze vaak bestempeld als vieze oude man of vrouw (Ebbers, 2002). De meningen van de ouderen zelf verschillen ook sterk. De huidige bewoners van verzorgingshuizen of woonzorgcentra leven enerzijds in de sfeer van ‘seks is taboe’. Bij de ouderen van nu hebben vrouwen nauwelijks het initiatief genomen, ze zijn opgegroeid met de kreet ’een fatsoenlijke vrouw biedt zich niet aan’. Spreken over liefde en intimiteit wordt door oudere mannen afgewezen en veroordeeld, dit wekt bij hen de gedachte op aan schuine moppen en borrelpraat (Derks en Slob, 1988). Anderzijds heeft een groot deel van de bewoners in het verleden geleerd dat seks mag. Naast de mening van de oudere zelf hierover zal ook deze tegengestelde moraal de omgang met ouderen kleuren. Elke oudere moet de kans krijgen zijn behoeften en wensen waar te maken (Backere, 2000).
4.2 Definitie en oorzaken van grensoverschrijdend gedrag Vanuit de definitie van intimiteit en seksualiteit komen we op de vraag wat nu de definitie is van grensoverschrijdend gedrag en wat hier de oorzaken van kunnen zijn. Deze informatie is van belang om grensoverschrijdend gedrag te kunnen bespreken. 4.2.1Seksueel grensoverschrijdend gedrag De letterlijke definitie van seksueel grensoverschrijdend gedrag luidt: ‘Iedere vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren; en/of plaatsvindt binnen een ongelijke machtsverhouding (bijvoorbeeld hulpverlener-cliënt); en/of andere handelingen of gedragingen van een soortgelijke aard als die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht (http://www.nov.nl, geraadpleegd op 02-05-2012).
21
De meningen over het feit of seksueel of intiem contact in de hulpverlening überhaupt toelaatbaar is, zijn verdeeld. Er zijn drie groepen te onderscheiden (Heemelaar, 2008). De eerste groep neemt een repressief standpunt in. Zij achten alle seksuele contacten tussen hulpverlener en cliënt als ontoelaatbaar, wat het herkennen en behouden van een grens makkelijk maakt. De tweede groep is een restrictieve groep, die vindt dat seksuele contacten onder voorwaarden zijn toegestaan. Deze groep zoekt een moeilijk te vinden grens. De derde groep neemt het permissieve standpunt in dat cliënten en hulpverleners zelf uit kunnen maken of intiem en seksueel gedrag gewenst is of niet. Het feit dat er geen eenduidige mening is, maakt het moeilijk voor een hulpverlener om hier een grens in te trekken. Die komt veel dilemma’s tegen over het maken van een keuze in de eigen grens. Als iemand voor zichzelf geen grens kan vinden, is deze ook moeilijk te bewaken. Een probleem bij het definiëren van seksueel grensoverschrijdend gedrag is het feit dat de grenzen hierin heel vaag zijn. Het is niet vastgelegd wanneer er sprake is van grensoverschrijdend gedrag. ‘Wat seksueel grensoverschrijdend gedrag precies is, is vaak moeilijk vast te leggen. Dit is zeker afhankelijk van de interpretatie van de verzorgende. Deze alleen kan bepalen of iets ongewenst is’ (Krook en Van Straaten, 2003, p. 50). Hier komt bij dat seksueel grensoverschrijdend gedrag vaak in kleine stapjes ontstaat. Omdat het gedrag in het begin nog wordt geaccepteerd en slechts in kleine stapjes verandert, zal deze verandering in veel gevallen te laat opvallen. De grenzen zijn al vervaagd en de hulpverlener weet niet meer hoe hij die grenzen hierin terug moet vinden en aan moet geven (Ibid.). Bovendien hangt het van de interpretatie van de hulpverlener af wat zij als grensoverschrijdend gedrag zien. In principe zou elk gedrag grensoverschrijdend kunnen zijn, het hangt er vanaf waar de hulpverlener zijn grenzen heeft liggen. De één kan hier meer in hebben dan de ander, dat is wat het ook zo moeilijk maakt om grensoverschrijdend gedrag te definiëren. 4.2.2 Oorzaken Er bestaan verschillende oorzaken voor grensoverschrijdend gedrag van cliënten. Zo kunnen zorgverleningsituaties met veel lichamelijk contact verwarrend zijn voor de cliënt. In een situatie waarbij de cliënt niet afhankelijk is van deze fysieke zorg, zou er geen sprake zijn van lichamelijk contact. Deze verwarring kan grensoverschrijdend gedrag als gevolg hebben (Krook en van Straaten, 2003). Nog een oorzaak van grensoverschrijdend gedrag, is een poging om onmacht weg te nemen. De cliënt is afhankelijk van hulpverleners en voelt zich onmachtig. Er wordt dan, een poging gedaan om de macht van de hulpverlener weg te nemen en de eigen macht te laten groeien (Ibid.). Dit kan zich uiten in kleinerende of seksueel getinte opmerkingen, maar ook in fysiek grensoverschrijdend gedrag zoals ongewenst aanraken. Als derde oorzaak van grensoverschrijdend gedrag, kunnen psychiatrische en lichamelijke aandoeningen een rol spelen. Zo kan dementie ervoor zorgen dat cliënten gedesoriënteerd raken in plaats, tijd en persoon. Ook kan iemand die een hersenbloeding heeft gehad, waarbij bepaalde delen van de hersenen niet meer goed werken, seksueel grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen (Ibid.). Pas wanneer men weet wat de oorzaak is van het grensoverschrijdend gedrag kan men op een gepaste wijze ingrijpen.
4.3 Het aangeven van de eigen grenzen Nu we weten wat de definitie en oorzaken van grensoverschrijdend gedrag zijn, kunnen we gaan kijken naar het aangeven van de grenzen bij dit gedrag. Hoe bepaal je als zorgverlener een grens en op wat voor manier kan die grens vormgegeven worden. In de omgang met cliënten hanteert iedere hulpverlener bepaalde grenzen. Tussen alle gedragingen van cliënten is een denkbeeldige streep te trekken, de grens. Als een cliënt gedrag laat zien dat u onacceptabel vindt, dan overschrijdt diegene die grens. De acceptatiegrens ligt niet voor elke hulpverlener op dezelfde hoogte. Twee factoren bepalen waar die grens zich bevindt: namelijk de ander en de omstandigheden (Janssen, 2005). Er zijn twee principes waar vanuit wordt gegaan bij het aangeven van grenzen (Ibid.). Het eerste punt is dat hulp- en dienstverleners belangrijk zijn. Ze hebben er recht op dat er met hun belangrijke behoeften rekening wordt gehouden. Als u last heeft van het gedrag van uw cliënt, dan heeft u het volste recht om er wat van te zeggen en voor uzelf op te komen. Het tweede punt is dat als u last heeft van het voor u onacceptabele gedrag van een cliënt, dan is dat uw probleem. U hoeft de problemen van anderen niet op uw nek te nemen, maar er is ook geen reden om anderen op te zadelen met uw problemen. U hoeft uw bezwaar tegen het gedrag van de cliënt niet voor u te houden maar het is wel van belang dat u het handelen op het probleem bij uzelf houdt.
22
4.4 Handelen bij grensoverschrijdend gedrag Nu we weten wat de definitie van grensoverschrijdend gedrag is kunnen we gaan bekijken hoe er gehandeld kan worden bij grensoverschrijdend gedrag. Hoe ga er als verzorgende mee om, hoe kan je rekening houden met het systeem van de cliënt en heeft tolerantie nog een betekenis in de manier van handelen bij grensoverschrijdend gedrag? Daarnaast is er de vraag te stellen of protocollen en beleid iets kunnen betekenen in het handelen bij grensoverschrijdend gedrag. 4.4.1 Handelen bij seksuele problemen. Voor de hulpverlening bij seksuele problemen, wordt er in theorie uitgegaan van een aantal punten (Andersen, Bijlsma, Cohen-Visser e.a., 1977). Als een cliënt voor het eerst komt praten over seksuele problemen, dan is dit voornamelijk in den het begin nog sterk verhuld en vaag benoemd. Wat er precies misgaat bij het thema intimiteit en seksualiteit is vaak niet concreet te benoemen. Als hulpverlener ga je af op wat de cliënt vertelt, maar veel cliënten kunnen dit niet precies verwoorden. De hulpverlener kan in dit geval adviezen geven en, nadat de cliënt deze adviezen heeft kunnen toepassen, het gesprek weer voort zetten. Net zoals bij psychosomatische klachten zijn er vaak meerdere oorzaken te vinden voor de problematiek. Sommige zijn terug te vinden in de actuele relatie(status) van de cliënt, maar er kunnen ook dieper gewortelde oorzaken zijn. Daarnaast zijn natuurlijk lichamelijk ongemakken een grote oorzaak. Net zoals er verschillende oorzaken kunnen voor de problematiek, zijn er ook verschillende behandelingen mogelijk. Naar aanleiding van de vorig beschreven punten zijn er een aantal stappen te benoemen die de hulpverlener met de cliënt kan doorlopen: luisteren, lichamelijk onderzoek, geruststellen, voorlichten, specifieke anamnese, gedragsvoorschriften. Iedere stap kan worden gebruikt in zowel het onderzoek als de behandeling. Het is niet nodig om bij elke cliënt elke stap specifiek te doorlopen, de stappen staan ook op zich. Er is uitgegaan van een uitvoerbaarheid voor iedere hulpverlener, ongeacht niveau of discipline (Ibid.). 4.4.2 Handelen als verzorgende Er is geen eenduidige manier waarop men kan handelen bij grensoverschrijdend gedrag. Het hangt af van jouw positie ten opzichte van de cliënt hoe er mee omgegaan moet worden. Als verzorgende reageer je er anders op dan als medebewoner of familielid zijnde. Het is van belang om die verschillen duidelijk te hebben. Iemands reactie op een grensoverschrijdende situatie zal afhankelijk zijn van wat zij ziet gebeuren en welke interpretatie zij eraan geeft. Heel wat verzorgenden reageren onwennig bij de erectie van een oudere man tijdens het ochtendtoilet. Deze situatie heeft echter weinig met seksualiteit te maken, het is immers een lichamelijk verschijnsel waar de cliënt weinig controle over heeft. Eventuele opmerkingen van de oudere kunnen worden gezien als een poging om uit een beschamende situatie te stappen (Backere, 2000). Een aantal valkuilen die verzorgenden tegen kunnen komen tijdens het handelen bij grensoverschrijdend gedrag zijn afgaan op verhalen van anderen en ervan uitgaan dat de ongewenste situatie vanzelf overgaat (Buddingh’, 2005). Het belangrijkste feit om rekening mee te houden tijdens het bespreken van grensoverschrijdend gedrag is om als verzorgende altijd respectvol te blijven tegenover de cliënt en diegene niet te veroordelen op basis van hun gedrag (Backere, 2000). 4.4.3 Rekening houden met het systeem Intimiteit en seksualiteit zijn onderwerpen waar een cliënten niet snel een gesprek over zullen voeren, maar het zijn wel onderwerpen die leven onder de cliënten (Trimbos instituut, 1998). Medebewoners praten meestal over het (intieme) gedrag van anderen met een negatieve ondertoon. Hun reactie houdt vaak een veroordeling in, maar hun echte overtuiging komt daar niet altijd mee overeen. Vanuit de eigen ervaringen en opvoeding, levensvisie en geloofsovertuiging wordt het gedrag van medebewoners veroordeeld. Belangrijk is om in het achterhoofd te houden dat je als verzorgende de medebewoners geen andere waardeschaal kunt opdringen. Je kunt ze alleen aantonen dat zowel de een als de ander binnen zijn overtuiging menselijk respect waardig is. De veroordeelde medebewoner moet op een positieve manier duidelijk gemaakt worden dat het recht op intimiteit diegene gegund wordt. Veroordeling van seksueel gedrag van medebewoners komt ook vaak voort uit de angst met identiek gedrag geassocieerd te worden. Bij deze bewoners kan het helpen om met hen in gesprek te gaan over het uiten van hun afkeurend gedrag. Afkeurend gedrag kan ook voortkomen uit jaloezie of afgunst. Een oudere die er zelf niet in slaagt een intieme relatie aan te gaan gunt dit vaak ook zijn medebewoners niet. Ook hierin kan een gesprek veel oplossen (Backere, 2000).
23
Hoewel gangbare stereotypen seksueel gedrag voorbehouden aan jonge en gezonde mensen, komt uit onderzoek naar voren dat dit niet het geval is. Uit een onderzoek van Slob(1985) blijkt dat 43% van de mannen tussen de 70 en 80 jaar nog seksueel actief zijn. Voor de vrouwen is dit 7%. Als er wordt gekeken naar het verschil tussen de stereotypes en het feitelijke seksuele gedrag van ouderen kan de vraag worden gesteld of volwassen kinderen een passend beeld hebben van het seksleven van hun (ouder wordende) ouders (Miesen, 1986). Elke familie zal anders reageren op elke oudere, maar toch zijn er enkele verwachtingspatronen te voorspellen. Bij de opname van een oudere gaan de familieleden vaak door een rouwproces; de laatste levensfase van een geliefde is aangebroken en dit gaat samen met afscheid en verlies. Kinderen die vervolgens in contact komen met een nieuwe (seksuele) relatie kunnen in een emotionele crisis komen. Gevoelens van rouw botsen met gevoelens ten opzichte van de opbloeiende relatie, waardoor kinderen onwennig en afwijzend kunnen reageren. De kinderen van een aantal patiënten zijn zelf in hun derde jeugd, ze herinneren zich hun ouders als aseksuele wezens die zelden in het openbaar hun gevoelens van genegenheid tonen. Ze zijn vaak opgevoed binnen een taboesfeer wat betreft intimiteit en seksualiteit. Confrontatie met voor hen onbekend gedrag roept dan ook hevige reacties bij hen op. De complexiteit van verwarrende gevoelens die bij de kinderen opspelen, vraagt om een bereidheid om te luisteren vanuit het verzorgend personeel. De uiting van emoties van familieleden verlopen vaak via hulpeloosheid, ze zoeken steun en uitleg. Het is niet eenvoudig om dit te begeleiden, omdat er hevige emoties in de gesprekken naar voren kunnen komen (Backere, 2000). 4.4.4 Tolerantie Elke individu, in dit geval de verzorgende, heeft op basis van zijn opvoeding, omgeving, ervaringswereld en eigen seksualiteit een waardenorm. Zijn tolerantieniveau toetst hij aan de ruimere maatschappelijke visie. Vanuit de maatschappelijke noemer kan gesteld worden dat in een vrijwillige relatie tussen volwassen personen in feite alles kan waarmee de betrokkenen zelf instemmen (Backere, 2000). Het beleid van de instelling kan bepalend zijn voor de omgang met seksualiteit en intimiteit van zijn cliënten. Het thema moet voor de directie bespreekbaar zijn en zij moeten tevens een duidelijk standpunt innemen. Dit standpunt kan uitgestraald worden in het beleid en het huishoudelijk reglement. Hieruit moet naar voren komen dat bewoners recht hebben op een zo groot mogelijke vrijheid, en het recht op bezoek op de kamer en discretie rond hun persoon. Zonder een duidelijke positie vanuit het beleid zijn gesprekken tussen het personeel, de bewoners en hun familieleden stukken minder relevant (Ibid.). 4.4.5 Protocollen en beleid We kunnen ons de vraag stellen of we seksualiteit bewust moeten gaan zien als iets waar beleid of protocollen voor nodig zijn. Ervaring wijst uit dat zowel cliënten als hulpverleners hier profijt van kunnen hebben. Sommige cliënten en hulpverleners (voornamelijk de laatste) lopen vaak lang rond met het idee dat het aan henzelf zal moeten liggen en dat zij de enige zijn die tegen bepaalde problemen aanlopen. Dit kan niet alleen benauwend werken, maar ook afdoen aan het werkplezier met als gevolg een verminderende werkinzet. Ook weten sommige hulpverleners niet goed dat zij ook gewoon ‘nee’ mogen zeggen en wordt de cliënt vaak als superieur gezien in de zorg. Het is goed om de cliënt voorop te stellen, maar dit mag niet ten koste gaan van de hulpverlener zelf. Eigen grenzen mogen aangegeven worden. Iemand zei: ‘Het paste niet in mijn beeld dat ik zelf had ontwikkeld over de hulpverlening en mijzelf als hulpverlener. Daarom liet ik met regelmaat over mezelf heenlopen. Hierdoor bouwde ik angst op voor bepaalde situaties en mensen, dit remde mij in het doen van mijn werk en mijn belemmerde mijn functioneren’ (Van den Berg, 1990).
4.5 Gesprekken met cliënten Als bekend is hoe je om kunt gaan met grensoverschrijdend gedrag en je weet waar je allemaal rekening mee kunt houden, kun je gaan kijken hoe je de onderwerpen kunt bespreken met cliënten. 4.5.1 Seksualiteit bespreken Voor bewoners van instituten brengt relatievorming nogal wat problemen mee. Niet alleen de verhoogde sociale controle is lastig, maar ook veel jonge vrouwelijke medewerkers kunnen het bespreken van het onderwerp lastig vinden, als zij zelf nog niet helemaal klaar zijn met het ontwikkelen van de eigen seksualiteit (Derks en Slob, 1988).
24
In een gesprek met een cliënt is het belangrijk om ‘zichtbaar’ te luisteren. Je lichaamshouding, gebaren en mimiek kunnen ervoor zorgen dat de andere partij merkt dat je luistert. Belangrijk is dat je bewust selectief luistert: wat is het specifieke probleem van de cliënt? Om het gesprek voort te zetten kun je vraagtechnieken inzetten. Open vragen bieden de andere partij in het gesprek een breed antwoord te geven, dus als het ware zelf in te vullen waar het gesprek naartoe gaat (Reekers, 2010). Om op een adequate manier om te kunnen gaan met intimiteit en seksualiteit van je cliënten, moet je het onderwerp op zijn minst bespreekbaar kunnen maken in de hulpverlening. Dit is niet zo makkelijk gezegd dan gedaan, dit heeft meerdere oorzaken. Ten eerste bestaan er vaak twijfels over de woordkeuze. Iedereen kiest zijn eigen woorden en heeft een andere interpretatie. Door van tevoren je woorden te kiezen kun je voorkomen dat het gesprek hapert. Ten tweede bestaan er twijfels over de definitie van seksualiteit. Als je voor jezelf duidelijk hebt waar je het nu eigenlijk over hebt, wordt een gesprek leiden een stuk gemakkelijker. Ten derde is voor veel mensen onduidelijk wat seksualiteit nu allemaal omvat? Seksualiteit is een groot begrip, door voor jezelf te bedenken wat allemaal onder deze seksualiteit valt, wordt het gemakkelijker er over te praten. Zo raak je niet overdonderd (Ebbers, 2002). 4.5.2 Cliënten helpen problemen te verwoorden Niet elke cliënt is even goed met woorden als de andere. Sommigen zijn niet mondig genoeg om hulp te vragen, of zelfs om een vraag te formuleren. Soms hebben cliënten het gevoel dat hun woorden niet goed genoeg zijn, waardoor ze zwijgen of aarzelen. Voor hulpverleners is het dan verleidelijk om te denken dat een cliënt geen problemen heeft of inzicht genoeg om ze zelf op te lossen. Dit is vaak echt niet het geval. De vraag aan de cliënt om iets in eigen woorden te vertellen verlaagd hierbij de drempel (Brinkman, 2010). Het maken van contact klinkt als een vrij simpele vaardigheid, helemaal voor hulpverleners. Toch is het moeilijker dan het lijkt als het gaat om het bespreken van intimiteiten. Je moet verschillende vaardigheden kunnen inzetten, zoals het geven van aandacht aan de cliënt; het tonen van betrokkenheid; het tonen van openheid; het tonen van vertrouwen en het serieus nemen van je cliënt; het stellen van goede vragen en het ontrafelen van hulpvragen (Ibid.). Om de cliënt te ondersteunen bij het formuleren van een hulpvraag zijn er ook verschillende vaardigheden die de hulpverlener kan inzetten, zoals het verkennen van de actualiteit; het verkennen van het verleden; het verkennen van het onuitgesproken en afgaan op associatie en intuïtie. Het is vooral belangrijk om in het gesprek de cliënt centraal te houden.
4.6 Psychische/lichamelijke aandoeningen en grensoverschrijdend gedrag Uit de beschrijving van mogelijke oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag is naar voren gekomen dat psychische of lichamelijke aandoeningen hier ook een rol in kunnen spelen. Zo is naar voren gekomen dat Alzheimer en dementie een rol kunnen spelen. Omdat er bij enkele bewoners van de onderzochte afdelingen ook sprake is van invaliditeit is het van belang om ook op dit gebied te kijken naar seksueel gedrag. 4.6.1 Alzheimer en seksueel verlangen Dementie staat tegenwoordig veel in de belangstelling als het gaat om ouder worden. Dit kan voorkomen in de vorm van Alzheimer, waardoor seks een hele andere vorm en karakter krijgt. Als de ziekte zich vordert worden regelmatig vaste gedragspatronen losgelaten en kunnen zowel vrouwen als mannen zich onacceptabel gaan gedragen. Later tijdens de ziekte vervagen seksuele verlangens en potentie helemaal. Achteruitgang van de psychische functies gaat steeds meer een rol spelen. Als de ziekte zich verder ontwikkeld, kan eenzaamheid een gevolg zijn. De psychische functies worden dan minder gebruikt. Inprentingstoornissen zijn niet vreemd bij dementie, evenals desoriëntatie; het verliezen van tijd- en plaatsgevoel. Confabuleren komt ook voor, in dit geval herkent de persoon met Alzheimer mensen niet meer en vallen er gaten in het geheugen die men zelf weer opvult met eigen verzinsels. Een gevolg hiervan kan zijn dat ook de gedachtegang verward raakt en de controle op zichzelf en de omgeving gaat verloren. Het ontstaan van angstgevoelens is niet ongebruikelijk in dit stadium. Door eventuele geheugenstoornissen kan men de hele tijd van alles kwijtraken, waardoor achterdocht makkelijk vorm krijgt. Decorumverlies, het grover worden van de taal, het verwaarlozen van de eigen verzorgingen het toenemen van onrust zorgen er allemaal voor dat de verwardheid toe kan nemen. De ziekte van Alzheimer is het meest gebruikelijk in de leeftijd na 65 jaar, maar komt ook regelmatig bij jonge mensen voor. In dit geval verlopen de processen sneller, maar ook heftiger.
25
Boven het tachtigste levensjaar is het aantal mensen met een vorm van dementie die veel weg heeft van de ziekte van Alzheimer zelfs meer dan twintig procent. Er wordt geschat dat er over tien jaar in Nederland ongeveer 300.000 mensen zijn met een vorm van dementie. Bij Alzheimer ontstaan er buitensporige eiwitafzettingen, ook wel plaques, in de hersenen. Vroeger werd gedacht dat hoe meer plaquevorming er was, hoe erger de hersenbeschadiging zou zijn. Dit is echter achterhaald. Er sterven veel meer cellen door de eigen afweercellen die deze eicellen ook opeten. De Hippocampus wordt hier vaak het ergste in aangetast. Dit is het gebied wat erg belangrijk is bij het opslaan van ‘nieuwe’ herinneringen. Tegenwoordig wordt de term Alzheimer gebruikt om alle vormen van dementie, ongeacht leeftijd of oorzaak, mee aan te wijzen en soms te verbloemen. Psychiater Rümke noemde: ‘Je ziet vooral oudere mannen die een regelmatig en geordend leven hadden, ineens helemaal losgewoeld. Ze staan zich, vooral op erotisch gebied, vrijheden toe die zij zich vroeger nooit hadden toegeëigend.’ Je kunt stellen dat dat in alle menselijke crisis de seksualiteit een grote rol speelt. Geen hoofdrol, maar wel een belangrijke rol. Zij staat voor een zeer gecompliceerde factor (Moors, 2006). 4.6.2 Dementie Het aantal ouderen met probleemgedrag wat veroorzaakt wordt door dementie of een ontwikkelende dementie is groot en zal in de toekomst waarschijnlijk alleen nog maar toenemen. Probleemgedrag van dementerenden is vaak lastig om mee om te gaan. Verzorgende hulpverleners in verzorgingstehuizen en verpleeghuizen komen regelmatig in aanraking met dit probleemgedrag. Dit komt voornamelijk door het onvoorspelbare gedrag van de dementerende. Bij dementie staat vergeetachtigheid op de voorgrond. Deze vergeetachtigheid kan leiden tot achterdocht en minder functioneren in het dagelijkse leven. Dementerenden weten niet meer wie hun partner is of wie hun kinderen zijn bijvoorbeeld. Deze en andere veranderingen door de aandoening kan leiden tot verwarring bij de oudere en leiden tot probleemgedrag. Ook desoriëntatie is niet ongewoon binnen een dementie. Veranderingen in de persoonlijkheid is ook voor de familie moeilijk om mee om te gaan. Stemmingswisselingen kunnen worden afgewisseld met depressie en agressie (Krook en van Straten, 2003). Het komt nogal eens voor dat iemand met een dementie gedrag vertoond wat als aanstootgevend kan worden opgevat. Dit kan leiden tot zelfs grensoverschrijdend gedrag. Dementerenden kunnen onbewust spontaan aan hun geslachtsdelen gaan zitten of zich niet meer herinneren dat het niet fatsoenlijk is om je uit te kleden als er nog iemand bij is. Door de hersenbeschadiging mist de oudere de controle over zijn gedrag en het besef van fatsoensnormen. Een voorbeeld van probleemgedrag ten gevolge van dementie is decorumverlies. Hierbij ontstaan er stoornissen in de oordeelsvorming en dit kan samengaan met het vervagen van aangeleerde fatsoensnormen. Zo kunnen de ouderen gaan boeren en winden laten aan tafel waarbij zij zich in het begin nog verontschuldigen, maar wat zij later ook als ‘normaal’ beschouwen. Ook verbale seksuitingen en seksuele handelingen verliezen hun remming (Musaph, 1993). Dwangmatig masturberen is een vorm van regressief gedrag. De reden van dit gedrag is een onhoudbare seksuele prikkel aan de uitwendige genitaliën (Ibid.). Pedofiel gedrag als onderdeel van het dementeringsproces is ook deel van regressief gedrag. De seksuele impulsen worden minder in de hand gehouden. Dit gaat samen met het verminderen van het kritische vermogen waardoor de seksuele aandrang vrijspel krijgt (Ibid.). De mens beschikt over een aantal aanpassingsmogelijkheden die intreden bij het minder worden van andere mogelijkheden en actief worden bij het toenemen van zwakte, als een waar afweermechanisme tegen aftakeling. De belangrijkste van de voorkomende mechanismen is die van het psychisch functioneren. Het brein kijkt dan naar het verleden; hoe heeft de persoon zich uit eerdere situaties gered? Als dit door middel van humor was, zal deze humor in grote porporties toenemen tijdens de dementie. Als iemand af en toe loog, dan zal deze methode in grotere mate worden toegepast bij dementie (Ibid.). 4.6.3 Seks en invaliditeit Er leven een aantal mythen en stereotypen als het gaat over de seksualiteit van mensen die minder valide of invalide mensen. Dit is onderzocht door het Sex & Disability Project van de George Washington Universiteit. Deze mythen kunnen drastische schade toebrengen aan de seksuele uiting en ervaring van invalide mensen. Een voorbeeld van deze mythen is dat invalide mensen aseksueel zouden zijn (Masters en Johnson, 1988). Deze mythen bewijzen hoe weinig de maatschappij zich op haar gemak voelt met het idee dat invalide mensen ook seksuele wezens zijn. Daarnaast lijken veel mensen rond te lopen met het idee dat invaliden zich zorgen horen te maken over belangrijkere zaken in het leven en zich niet moeten inlaten met activiteiten die overduidelijk bedoeld zijn voor ‘gezonde’ mensen, zoals seksualiteit.
26
4.7 Machtsverhoudingen in het werken als verzorgende Uit de eerder beschreven literatuur is ook naar voren gekomen dat het gevoel van het verlies van macht vanuit de cliënt een oorzaak kan zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Door dit gedrag te vertonen probeert de oudere de verzorgende te kleineren en zo de machtsverhoudingen te veranderen. De laatste jaren is er veel besproken over de manier van omgaan met seksualiteit en intimiteit van mannen. Een veel besproken thema was dat mannen niet met gevoelens om zouden kunnen gaan, zowel die van zichzelf als die van anderen. Een belangrijk inzicht wat de laatste jaren naar voren is gekomen, betreft de dominantie die mannen omtrent het uit kunnen oefenen van onderdrukking op vrouwen in het systeem van heteroseksualiteit. Op de vraag waarom mannen eigenlijk deze dominante positie beoefenen en behouden, zijn verschillende antwoorden en verschillende theorieën ontstaan. Een van deze antwoorden gaat over de biologische aanleg van mannen en vrouwen en de verschillen die zich hierbinnen voordoen (Derks en Slob, 1988). Vrouwen en mannen leven op een in de natuurlijk gevormde wijze waarbinnen mannen een sterkere positie zouden hebben. Een link die we kunnen leggen met een ander gegeven antwoord, is die van de arbeidsverdeling naar sekse: de man is degene die het gezin onderhoudt en hierdoor zijn vrouwen vaak financieel afhankelijk van de man. Op grond van deze verdeling zou voor mannen een arbeidsplicht gelden en voor vrouwen een liefdesplicht. Traditionele ‘mannengebieden’, waaraan mannen hun identiteit en eigenwaarde aan koppelen staan soms onder druk. Mannen komen terecht in banen waar veel lichamelijk inspanning kan worden geëist. Individuele prestatie is van groot belang. Mannen ontwikkelen een houding tegen het werk dat niet het werk zelf voldoening brengt, maar het inkomen wat ze hiermee verdienen en de daarmee verbonden positie van de kostwinner (Ibid.). Het komt ook veel voor dat hulpverleners hun grenzen op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet aan durven te geven. Ze worden snel beïnvloed door de afhankelijke positie van de cliënt. De zwakkere positie van de oudere komt terug in de verschillende oorzaken die aan de basis van grensoverschrijdend gedrag kunnen liggen. Zo ontstaat het gedrag vaak door gevoelens van onmacht, de oudere is immers afhankelijk van de verzorgende. Dit gevoel kan gedrag uitlokken waarmee de oudere probeert de onmacht weg te nemen. Dit uit zich bijvoorbeeld in opmerkingen waarin de hulpverlener wordt gekleineerd, waardoor die zijn machtspositie verliest. Door seksueel getinte opmerkingen wordt de ander ‘klein gemaakt’, waardoor deze aan macht verliest (Krook en Van Straaten, 2003).
4.8 Feedback Wat we veel terug hebben zien komen tijdens de observaties op de afdelingen en wat we ook in de interviews terug hebben gehoord is dat veel verzorgenden op de afdelingen de Citadel en Team B van de Taling moeite hebben met het geven en ontvangen feedback en hierdoor veel situaties laten voor wat het is. Het is voor een organisatie van levensbelang dat er open gecommuniceerd wordt, dat fouten bespreekbaar zijn en dat er over en weer commentaar gegeven kan worden om de zaken bij te sturen of te verbeteren (Koopmans en Groothuis, 2009). Dit kan gedaan worden door middel van het geven en ontvangen van feedback. Hier zijn echter wel enkele regels aan verbonden. Deze zullen hieronder besproken worden. 4.8.1 Feedback geven De basis van feedback geven is een goede voorbereiding. Weet wat je wilt gaan zeggen en wat je daarmee wilt bereiken. Wat is het doel van je commentaar, wat precies heeft je collega goed gedaan? Wat heeft je collega precies verkeerd gedaan? De onderstaande regels kunnen als hulpmiddel worden gebruikt om de relatie open te houden en om de kans op misverstanden zo klein mogelijk te houden (Koopmans en Groothuis, 2009): Beschrijf het gedrag dat je hebt waargenomen. Zowel de ontvanger als de gever van feedback moeten belang hebben bij het commentaar. Geef ondersteunende feedback als je positief gedrag wilt benoemen en geef negatieve feedback als je iemand wilt corrigeren. Geef alleen commentaar op de punten waar de ander daadwerkelijk iets aan kan veranderen.
27
4.8.2 Feedback vragen en ontvangen Luisteren naar feedback betekent niet dat je het er ook echt mee eens bent, maar wel dat je er serieus over nadenkt. Als je een verklaring wilt geven voor je gedrag, vraag dan eerst of de ander die verklaring wil horen. Het is belangrijk om je je hierbij te realiseren dat ondanks de verklaring die feedback overeind blijft. De volgende regels kunnen helpen om de voor jou relevante informatie op te pikken uit de feedback (Koopmans en Groothuis, 2009): Interpreteer de kritiek niet onmiddellijk als een aanval op jou als persoon. Schiet niet onmiddellijk in verdediging, maar neem de tijd om je emoties te uiten of te remmen. Probeer de feedback te begrijpen vanuit het standpunt van de ander. Vraag door naar wat de ander precies bedoelt. Toon waardering voor de feedbackgever. Beoordeel de verkregen feedback. Doe iets met de verkregen feedback. Sta open voor complimenten, doen niet alsof ze er niet toe doen. Het is belangrijk om bij deze regels te blijven onthouden dat de relatie open moet blijven en dat men respect voor elkaar moet tonen tijdens het geven van feedback.
4.9 Preventie van grensoverschrijdend gedrag Nu er aandacht is besteed aan de definitie en oorzaken van grensoverschrijdend gedrag, hoe om te gaan met dit gedrag, waar rekening mee te houden en hoe feedback te geven, is er één belangrijk punt dat val belang is om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen, namelijk preventie. Er zijn drie verschillende vormen van preventie: Primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie is het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. Secundaire preventie betreft het signaleren en het stoppen van al plaatsvindend grensoverschrijdend gedrag. Tertiaire preventie is het beperken van de gevolgen van grensoverschrijdend gedrag. Wat ook belangrijk is als het gaat om preventie, is dat medewerkers leren nee te zeggen in situaties waarin zij zich niet willen bevinden. Ook is het belangrijk om om te gaan met signalen betreffende grensoverschrijdend gedrag. De vraag ‘waar bemoei ik me eigenlijk mee’ is een veel gestelde vraag of het idee dat ‘iemand anders er wel iets mee doet’ komt ook veel voor. Het creëren van een duidelijk eigen beeld is hier essentieel (Ebbers, 2002). Een eerste stap bij het nemen van verantwoordelijkheid bij grensoverschrijdend gedrag is het nemen van initiatief. De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen van beleid, maar moet wel adequate situaties hebben waar het beleid op gebaseerd kan worden. Het niet melden van situaties zorgt hier dan direct voor het gebrek aan aanpak. Ook is het houden aan dit beleid van belang, hiervoor moeten medewerkers wel goed op de hoogte zijn van dit beleid. (Budding’, 2005) Vaak komt het in de praktijk voor dat er, na het voordoen van een grensoverschrijdende situatie, er weer over wordt gegaan op de orde van de dag. ‘Laten we het maar snel vergeten’ is dan de visie. Dit is echter een gemiste kans om te voorkomen dat het weer gebeurt (Ibid.).
28
5. Analyse Uit de dataverzamelingsmethodes is veel informatie naar voren gekomen over hoe er momenteel wordt omgegaan met seksueel en intiem gedrag van cliënten. Door de enquêtes en interviews te analyseren waren er een aantal onderwerpen te zien die steeds terugkeerden. De analyse van deze onderwerpen zijn terug te vinden in dit hoofdstuk.
5.1 Twijfels bij het aangeven van grenzen Meerdere respondenten hadden moeite met het formuleren van hun eigen specifieke grens. In de theorie vinden we de definitie van grensoverschrijdend gedrag: ‘Iedere vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, doe door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren’ (http://www.nov.nl, geraadpleegd op 02-05-2012). Hieruit kunnen we opmaken dat het twijfelen aan de eigen grens eigenlijk onnodig is, als iemand dit zo ervaart, dan is het zo. Waarom twijfelen de medewerkers zo aan hun eigen grenzen? Als we vragen naar de verschillen tussen de cliënten met een psychische aandoening en cliënten die volledig bewust en wilsbekwaam zijn, geven de medewerkers aan het grensoverschrijdende gedrag van cliënten met een psychische aandoening vaak te negeren of hier niet op te handelen. Hierbij wordt de eigen grens en gevoel van veiligheid volledig achter gesteld om de cliënt in kwestie in diens waarde te laten. Een goede instelling, maar hierbij wordt de eigen veiligheid ondergeschikt gemaakt aan de cliënt. Dit terwijl een hulpverlener geen hulp kan bieden als diens eigen veiligheid niet gewaarborgd kan worden. ZO doet het de cliënt dus eigenlijk geen goed.
5.2 Weinig vormen van het aangeven van grenzen Bij het aangeven van grenzen konden maar weinig medewerkers een breed scala van deze vorm van zelfbescherming beschrijven. Als voornaamste vormen van het aangeven van grenzen benoemden de medewerkers het letterlijk benoemen (dat ze ergens niet van gediend zijn) of met de cliënt in gesprek gaan op het moment van het grensoverschrijdende gedrag. Dit is opvallend, want er wordt met regelmaat aangegeven dat er niet met de cliënten te praten zou zijn in verband met diens aandoening. Wanneer we vragen hoe de grenzen aangegeven worden krijgen we reacties waarin verbale wijzen worden toegelicht. Dit staat tegenover de reactie ‘Weet je, het kan allemaal wel gezegd worden, maar ik weet niet of dat altijd zin heeft. Ook weer puur om dat ziektebeeld’ (interview 5). De medewerkers lijken zich bewust te zijn van het niet altijd even functioneel zijn van een gesprek bij het aangeven van grenzen, maar geen van allen noemt een alternatief om de eigen grenzen dan alsnog te kunnen bewaken en bewaren. Hier wordt in eerste instantie goed gehandeld naar de acute handelingswijze die in de theorie terug is te vinden; het laten merken van het eigen bezwaar tegen onacceptabel gedrag (Janssen, 2005). Er is echter geen andere wijze van grensbehoud duidelijk geworden, terwijl het wel belangrijk is dat de hulpverlener deze vaardigheid bezit. Zelfbescherming staat voorop.
5.3 Gebrek aan inzicht in oorzaken van grensoverschrijdend gedrag Ook het inzicht in de oorzaken bleek beperkt. Bij grensoverschrijdend gedrag kan ook sprake zijn van een vraag achter de vraag. In dit geval kan de medewerker adviezen geven (Andersen, Bijlsma, Cohen-Visser e.a., 1977). Hierbij is het ook van belang om feiten te checken en dat er niet vanuit gegaan wordt dat het gedrag vanzelf overgaat (Buddingh’, 2005.) Naast deze vraag achter de vraag, kan er ook sprake zijn van grensoverschrijdend gedrag waar de cliënt geen controle over heeft. In dit geval is het belangrijk respectvol te blijven tegen de cliënt en diegene in dit geval niet te veroordelen op basis van het gedrag (Backere, 2000). Eventuele opmerking na dergelijk gedrag kan worden opgevat als een redmiddel om uit een beschamende situatie te stappen (Buddingh’, 2005). Als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag waarbij de cliënt hier geen invloed op heeft en ook niet bewust de grens over gaat, kunnen er andere opties worden overwogen dan een gesprek met de cliënt. Zo kan er een melding worden gemaakt om beleid te ontwikkelen voor het omgaan met dergelijk gedrag (Van den Berg, 1990).
5.4 Accepteren van grensoverschrijdend gedrag Er wordt gesproken over het leren accepteren van de aanwezigheid van grensoverschrijdend gedrag, als het gaat om gewenning aan grensoverschrijdend gedrag. Er wordt een link gelegd met de leeftijd van de medewerker en de jaren die zij in het vak zitten. In de theorie kunnen we lezen welke factoren de acceptatiegrens vormen: de ander en de omstandigheden (Janssen, 2005).
29
Dit wordt enorm zichtbaar in de reacties van de medewerkers. Bij het aangeven van grenzen wordt echter uitgegaan van twee principes, die hier achterblijven: het principe dat hulp- en dienstverleners belangrijk zijn en het principe is dat als een hulpverlener last heeft van grensoverschrijdend gedrag, dat dit het eigen probleem is (Ibid.). Hier uit kunnen we opmaken dat de medewerker waarde mag hechten aan de eigen grenzen omdat zij belangrijk zijn, maar dat de verantwoordelijkheid hier in eerste instantie naar te handelen bij de medewerker zelf ligt. Dit gebeurd echter niet op de onderzochte afdelingen, medewerkers voelen zich slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag, maar ondernemen nog maar weinig actie buiten het voeren van gesprekken. ‘Ik zie het ook niet als mijn taak om daar iets mee te doen’ (interview 8). Het gebrek aan een duidelijke beleidsvorm kan hier de oorzaak van zijn. Zonder een duidelijke positie van beleidsplannen zijn de gesprekken die wel gevoerd worden een stuk minder relevant, omdat ze op weinig gebaseerd zijn en ook naar weinig ondersteunende argumenten kunnen verwijzen. (Backere, 2000).
5.5 Tekort aan preventie Preventief handelen om grensoverschrijdend gedrag te verminderen wordt niet of weinig door de medewerker benoemd. Er wordt aangegeven dat het bespreken van een grensoverschrijdende situatie met de afdelingspsycholoog, nadat deze zich heeft voorgedaan, als preventief kan worden gezien, omdat hier dan gekeken wordt naar hoe met deze situatie om gegaan kan worden in de toekomst. Dit blijft echter preventie van een incident, niet van grensoverschrijdend gedrag in het algemeen. Daarnaast geeft de psycholoog zelf aan niet te werken aan preventie, maar aan nazorg. Wat belangrijk is bij het werken aan preventie, is dat medewerkers leren ‘nee’ te zeggen. In de interviews is regelmatig terug te lezen dat medewerkers het nut niet zien van weigeren in een onprettige situatie, omdat de cliënten uiteindelijk toch geholpen moeten worden. Daarnaast is het belangrijk dat er gehandeld wordt op signalen van grensoverschrijdend gedrag (Ebbens, 2002). De vraag of ‘iemand hier wel iets mee doet’ is een veel gestelde in de zorg en het is duidelijk terug te vinden bij de medewerkers dat dit gevoel niet heerst. Zij geven zelfs letterlijk aan dit niet zo te voelen. Ook het zich niet geroepen voelen om hier naar te kijken is aanwezig, terwijl er wel benoemd wordt door de respondenten dat zij signalering als taak te beschouwen. Het creëren van een duidelijk eigen beeld is hier essentieel (Ibid.) Dit zou een oorzaak kunnen zijn van het niet handelen naar signalen. Ook lijkt het alsof de verzorgende personeelsleden het gevoel hebben een bepaalde taken op een bepaalde manier uit te moeten voeren en geen eigen keuze hebben. Het halen van hulp bij een grensoverschrijdende situatie wordt ook vaak benoemd, maar een eigen handelingskeuze buiten het benoemen van de grens wordt niet concreet benoemd. Dit werkt als een vicieuze cirkel; als een collega gevraagd wordt het over te nemen, maar niemand kan aantonen hoe te handelen naast het verbaal aangeven van de grens, dan blijven er onopgeloste situaties.
5.6 Moeite met bespreken binnen het team De respondenten benoemen een goede onderlinge band te hebben. De toegankelijkheid van een gesprek met een collega is groot. Wel worden problemen liever één op één besproken dan binnen het team. Het bespreken in het team moet dus functioneel zijn voor de persoon zelf, maar dit wordt vaak niet al te positief ingeschat. Het bespreken van grensoverschrijdend gedrag is echter belangrijk om een signaal af te kunnen geven. Medewerkers willen het eerst zelf proberen op te lossen. Dit laatste idee heeft wel een positieve kant: het is belangrijk de verantwoordelijkheid van eerste stappen bij jezelf te houden (Janssen,2005). Als dit echter niets uithaalt moeten andere opties wel overwogen worden.
5.7 Geen zicht op machtsverhoudingen De medewerkers hebben veel moeite met het specifiek benoemen van hun eigen machtspositie, lijken zich er haast schuldig over te voelen. Het bewust zijn van de machtspositie en hier mee om kunnen gaan is echter van groot belang bij het handelen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het niet om kunnen gaan met de eigen machtspositie kan zelfs leiden tot meer grensoverschrijdend gedrag, als een cliënt probeert de macht van de medewerker te verkleinen door zich kleinerend op te stellen (Krook en van Straaten, 2003). Het hier adequaat mee om kunnen gaan kan grensoverschrijdend gedrag verminderen. Hier kan dus een duidelijke oorzaak gesignaleerd worden van het eindeloos voor blijven doen van grensoverschrijdend gedrag.
30
6. Deelconclusie Bij de conclusie wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en de deelvragen. Aan de hand van deze antwoorden, wordt de probleemstelling beantwoord. Het antwoord op de probleemstelling is tevens de eindconclusie.
6.1 Antwoord op de onderzoeksvragen Dit deel van de conclusie bestaat uit de antwoorden op de onderzoeksvragen die eerder in het onderzoek zijn opgesteld. De vragen zullen worden beantwoord met behulp van praktijkgerichte onderzoek en het literatuuronderzoek. Het praktijkgericht onderzoek bestaat uit observaties, enquêtes en interviews. Met behulp van deze methodes is er veel data verzameld, waarmee de onderzoeksvragen worden beantwoord. Op basis van de enquêtes en interviews zijn er thema’s opgesteld die we geregeld terug zagen komen. Met behulp van literatuuronderzoek is er een uitleg gegeven over die thema’s. De thema’s met bij behorende toelichting zijn terug te vinden in het theoretisch kader, in hoofdstuk 7 van dit verslag. 6.1.1 Wat is de oorzaak van het gebrek aan aandacht vanuit het personeel voor de behoefte aan intimiteit en seksualiteit van hun cliënten? Bij vraag vijf van de enquête vragen we naar de manieren waarop het personeel de onderwerpen seksualiteit en intimiteit ter sprake brengen. Zowel de medewerkers van de Citadel als de medewerkers van team B van de Taling geven aan dit weinig te doen. Ze geven hierbij als reden dat ze de onderwerpen te persoonlijk en ongemakkelijk vinden om te bespreken. Andere medewerkers kiezen ervoor om de onderwerpen alleen te bespreken wanneer er zich problemen voordoen rondom die onderwerpen. Ze doen dit middels een luchtig gesprek. Uit de interviews komt naar voren dat veel medewerkers de onderwerpen te privé vinden, dat ze het liever niet bespreken (interviews zeven en acht). Enkele medewerkers geven aan de behoeften van cliënten te peilen wanneer er zich situaties voordoen rondom de behoeftes aan seksualiteit en intimiteit (interview negen). Meerdere medewerkers geven aan dat het moeilijk is om de behoeften of wensen van cliënten te bespreken, doordat zij vaak stoornissen hebben zoals een CVA of dementie (interview dertien). Ook wordt er verwezen naar de EVV’er als taakhouder om dergelijke zaken te bespreken met de cliënten, zodat er niet te pas en on te pas persoonlijke gesprekken worden gestart zonder dat de cliënt hier naar vraagt. Wanneer we deze gegevens langs elkaar leggen kunnen we concluderen dat de behoeften van de cliënten aan seksualiteit en intimiteit weinig tot niet besproken worden. Als grootste reden wordt gezien dat de onderwerpen te persoonlijk en ongemakkelijk zijn om zomaar te bespreken met iedereen, er kan gezegd worden dat de drempel te hoog is om dergelijke zaken te bespreken. Wanneer de wensen wel besproken worden door het personeel, gebeurt dit alleen wanneer er zich een problematische situatie voordoet rondom die onderwerpen. We kunnen zeggen dat hierbij alleen sprake is van symptoombestrijding; men bespreekt de wensen gedurende de periode nadat het problematische gedrag heeft plaatsgevonden, maar zodra dit gedrag stopt wordt er ook niet meer over gepraat. De oorzaak van het gebrek aan aandacht lijkt dus bij de lading die wordt gegeven aan de onderwerpen intimiteit en seksualiteit te liggen. Wanneer deze woorden naar voren komen wordt er ongemakkelijk gereageerd en worden ze vermeden. Door de onderwerpen meer bespreekbaar te maken kunnen de wensen van de cliënten eerder besproken worden en kan seksueel grensoverschrijdend gedrag eerder al dan niet preventief behandeld worden. 6.1.2 Hoe kan de Van Neynselgroep hun personeel helpen om de signalen op het gebied van intimiteit en seksualiteit te herkennen? In de interviews hebben we ook de taakomschrijving van de medewerkers besproken. We hebben hierbij de vraag gesteld of zij signalering ook als één van hun taken zien. Sommige geven aan dit niet als een taak te beschouwen of vragen eerst naar de betekenis van signalering. Degene die wel stellig ‘ja’ zeggen op de vraag signalering als taak te zien, kunnen regelmatig niet uitleggen hoe ze dit dan in de praktijk toepassen. Er wordt enkel gesproken over het erbij halen van een arts of andere hulpverlener. Één medewerker geeft aan dat ze het niet als haar taak ziet om iets met signalen te doen. Opvallende zaken geeft ze door, maar verder doet ze er niets mee(interview acht). Als problematisch gedrag zich herhaaldelijk blijft voordoen wordt er eerder actie ondernomen. (interview negen en dertien)
31
Er lijkt weinig tot geen prioriteit te liggen bij het signaleren van problematiek en het aanpakken daarvan. Men ziet het niet als hun taak of geven het signaal alleen door aan een derde van de situatie. Hierbij worden voorbeelden genoemd zoals een rapportage of leidinggevende, maar een echte melding wordt niet gedaan. Ook het stappen naar een leidinggevende wordt verder in de interviews weer ontkracht: men wil niet direct naar een leidinggevende stappen. Mogelijk is deze stap niet laagdrempelig genoeg. Wat in het oog springt is dat medewerkers aangeven dat ze niet weten wat signalering inhoudt. Hier kunnen we uit concluderen dat ze het weinig tot niet adequaat kunnen toepassen, ze weten immers niet wat het is of hoe ze het aan moeten pakken. Mogelijk is hier geen tijd voor. De medewerkers geven wel bijna allemaal aan waarde te hechten aan signalering als taak, enkel de uitleg over toepassing blijft weinig concreet. Er moet een eenduidige manier komen om het gedrag te bespreken en aan te pakken, waarin er zo min mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen cliënten. Wel moet daarin meegenomen worden dat er bij bepaalde aandoeningen op andere manieren gecommuniceerd moet worden, maar de regels blijven hierbij hetzelfde. 6.1.3 Hoe kan de Van Neynselgroep hun personeel ondersteunen en onderwijzen in het zelfstandig omgaan met hulpvragen rondom intimiteit en seksualiteit van cliënten? Bij vraag drie uit de enquête vragen we welke stappen de werknemers doorlopen wanneer zich een grensoverschrijdende situatie rondom seksualiteit en intimiteit voordoet. Veel medewerkers geven hierbij aan de situatie te gaan bespreken met collega’s of zelfs leidinggevenden. Verder is niet duidelijk te krijgen welke stappen er gevolgd worden of zouden moeten worden in een dergelijke situatie. Wat opvalt is dat bijna elke medewerker deze twee interventies noemt, maar deze in hetzelfde interview ook weer ontkracht om te doen. Zo zou het doen van meldingen geen nut hebben en wil men niet zomaar naar een leidinggevende stappen. Deze gegevens naast elkaar bekeken, hebben we geen valide stappenplan die de medewerkers benoemen uit te voeren. Het bespreken van een situatie hangt vaak af van de situatie van de cliënt, aldus de medewerkers. Er zijn geen eenduidige stappen of regels die gevolg moeten worden in een situatie waarin sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit zou de medewerker onzeker kunnen maken en hierdoor de handelingskeuze belemmeren. In de interviews hebben we ook gevraagd hoe een medewerker een grensoverschrijdende situatie zou behandelen. Hierin werd gevraagd of er een verschil is in het behandelen van een situatie van een cliënt die volledig wilsbekwaam is of de situatie van een cliënt die bijvoorbeeld een CVA heeft gehad of dementerend is. De ene medewerker geeft aan hier geen onderscheid in te maken, terwijl een ander juist op een hele andere manier met de verschillende cliënten omgaat en zelfs situaties zou negeren waarin een cliënt met CVA of dementie grensoverschrijdend gedrag vertoont, deze cliënt kan er namelijk niets aan doen. Hier zien we in terug dat grensoverschrijdend gedrag van cliënten met een psychische of cognitieve aandoening regelmatig niet wordt aangepakt, omdat de medewerkers het toe lijken te laten, omdat de cliënt er niks aan kan doen. Er valt te concluderen dat er bij de medewerkers weinig bekend is over het handelen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag, want enkel het aanspreken van de cliënt of het doorgeven ervan wordt besproken. 6.1.4 Wat zijn de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag van ouderen? Als de medewerkers in de interviews gevraagd wordt waar zij denken dat grensoverschrijdend gedrag vandaan komt, is de meest voorkomende reactie dat men denkt dat het voortkomt uit de voortdurende behoefte aan seksualiteit en intimiteit(interview 7). Vaak wordt er ook gekeken naar de invulling van de dag van een cliënt. Men denkt dat cliënten iets tekort komen doordat ze bedlegerig zijn, eenzaam zijn en graag aandacht willen (interview 2, 8). Ook wordt er veel naar de aandoening gekeken, zij worden gezien als een van de grootste oorzaken van grensoverschrijdend gedrag in combinatie met de bestaande behoefte (interview 4, 9, 10). Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt ook gezien als een uiting van onmacht en het boos worden daarom (interview 13). Wanneer we kijken naar de literatuur komen de meningen van het personeel hier goed mee overeen. Krook en van Straaten (2003) zeggen hierover dat zorgverleningsituaties met veel lichamelijk contact verwarrend zijn voor de cliënt. In een situatie waarbij de cliënt niet afhankelijk is van deze fysieke zorg, zou er geen sprake zijn van lichamelijk contact. Deze verwarring kan grensoverschrijdend gedrag als gevolg hebben. Hier wordt nog een oorzaak van grensoverschrijdend gedrag besproken, namelijk een poging om onmacht weg te nemen. De cliënt is afhankelijk van hulpverleners en voelt zich onmachtig. Er wordt dan, een poging gedaan om de macht van de hulpverlener weg te nemen en de eigen macht te laten groeien. Dit kan zich uiten in kleinerende of seksueel getinte opmerkingen, maar ook in fysiek grensoverschrijdend gedrag zoals ongewenst aanraken. Hier wordt ook de psychiatrische en lichamelijke aandoeningen besproken.
32
Zo kan dementie ervoor zorgen dat cliënten gedesoriënteerd raken in plaats, tijd en persoon. Ook kan iemand die een hersenbloeding heeft gehad, waarbij bepaalde delen van de hersenen niet meer goed werken, seksueel grensoverschrijdend gedrag gaan vertonen. Ook blijkt dat de behoefte aan seksualiteit gedurende het hele leven aanwezig blijft, terwijl er in een verzorgingshuis weinig mogelijkheden zijn om die seksualiteit te uiten (Ebbers, 2002). Doordat men de behoefte toch wil bevredigen gaan zij dit doen door middel van grensoverschrijdend gedrag. Kort samengevat liggen de oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag van ouderen bij de onmacht die zij ervaren, verwarring door veel lichamelijk contact en bij psychiatrische en lichamelijke aandoeningen. Veel van deze oorzaken zijn bekend bij het personeel. 6.1.5 Hoe kan de Van Neynselgroep zijn personeel helpen om de behoeften van de ouderen aan seksualiteit en intimiteit te ontdekken/vertalen naar acties? Wanneer we in de theorie op zoek gaan naar het vertalen van behoeften van cliënten naar acties, is er weinig concreets te vinden. Wel komt duidelijk naar voren dat er concreet en helder gesproken moet worden met cliënten om hun wensen te achterhalen. Er moeten duidelijke vragen worden gesteld (Brinkman, 2010). Uit de theorie blijk dat sommige cliënten het gevoel hebben dat hun woorden niet goed genoeg zijn, waardoor ze zwijgen of aarzelen. Voor hulpverleners is het dan verleidelijk om te denken dat een cliënt geen problemen heeft of inzicht genoeg heeft om ze zelf op te lossen. Dit is vaak echt niet het geval. De vraag aan de cliënt om iets in eigen woorden te vertellen verlaagt hierbij de drempel (Ibid.). De gedachte dat de ouderen nergens last van hebben of niet willen praten, heerst wel onder de medewerkers. Er wordt regelmatig gesproken over ‘niet de juiste doelgroep’ als er gevraagd wordt naar seksualiteit en intimiteit. De Van Neynselgroep kan zijn personeel ondersteunen in deze stappen door helder te zijn in het beleid. Regels moeten worden vastgelegd en er moet regelmatig op teruggekomen worden. Ook moet het belang van signaleren worden duidelijk gemaakt aan het personeel. De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen van beleid, maar moet wel adequate situaties hebben waar het beleid op gebaseerd kan worden. Het niet melden van situaties zorgt hier dan direct voor het gebrek aan aanpak. Het moet de medewerkers dus extra duidelijk gemaakt worden hoe belangrijk het maken van meldingen is. Ook is het houden aan dit beleid van belang, hiervoor moeten medewerkers wel goed op de hoogte zijn gesteld van dit beleid (Budding’, 2005). Kortom: De Van Neynselgroep kan zijn personeel ondersteunen in het achterhalen van- en omgaan met de behoeften aan seksualiteit en intimiteit van ouderen door meer aandacht te besteden aan regels en beleid, maar ook door hun personeel duidelijk te maken hoe zij kunnen bijdragen aan het tot stand komen van dit beleid. Zorg dat het beleid helder is, maak concrete regels die makkelijk terug te vinden zijn en maak het belang van signaleren duidelijk aan de medewerkers. 6.1.6 Hoe kan het personeel van de Van Neynselgroep rekening houden met de behoeften van de ouderen aan seksualiteit en intimiteit zonder hun eigen grenzen te schaden? Gedurende het onderzoek naar het omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag, komen er twee factoren naar voren waar medewerkers rekening mee moeten houden. Eén hiervan is de persoonlijke achtergrond van de cliënt. Door naar de achtergrond en opvoeding van de cliënt te kijken kun je erachter komen of hij al bekend is met problemen rondom seksualiteit, of dat hij juist bijvoorbeeld pas grensoverschrijdend gedrag vertoont sinds hij in een woonzorgcentrum woont. Dergelijke verhalen kunnen een groot verschil maken in het achterhalen van de oorzaak van het grensoverschrijdende gedrag. Om een gesprek te beginnen over de geschiedenis van de cliënt kun je de methoden en technieken gebruiken die eerder in hoofdstuk drie genoemd zijn. In plaats van de onderwerpen seksualiteit stuur je nu aan op bijvoorbeeld de opvoeding, jeugd en overige achtergronden van de cliënt. De tweede factor is de aandoening die de cliënt heeft. Zo is het bekend dat mensen die een CVA hebben gehad of dementerende ouderen seksueel ontremd gedrag kunnen vertonen. Het is moeilijk te achterhalen of deze aandoening bij iedereen de oorzaak is van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar de mogelijkheid moet zeker meegenomen worden in het handelen bij dergelijke situaties van cliënten met die aandoeningen. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat ze het gedrag mogelijk niet opzettelijk vertonen. Er is in de theorie geen eenduidige manier te vinden waarop men kan handelen bij grensoverschrijdend gedrag. Het hangt af van de positie van de medewerker ten opzichte van de cliënt hoe er mee omgegaan moet worden. Iemands reactie op een grensoverschrijdende situatie zal ook altijd afhankelijk zijn van wat zij ziet gebeuren en welke interpretatie zij eraan geven (Backere, 2000).
33
Fouten die veel verzorgenden maken zijn afgaan op verhalen van anderen en er vanuit gaan dat de ongewenste situatie vanzelf overgaat. Het belangrijkste feit om rekening mee te houden tijdens het bespreken van een grensoverschrijdende situatie, is om als verzorgende altijd respectvol te blijven tegenover de cliënt en hen niet te veroordelen op basis van hun gedrag (Ibid.). Het personeel van de Van Neynselgroep kan rekening houden met de behoeften van de ouderen, zonder hun eigen grenzen te schaden, door middel van het volgen van de volgende stappen(Ibid.): 1. Bedenk je de positie van de cliënt en je eigen positie binnen de situatie 2. Bedenk of de grensoverschrijdende situatie er een is met een uiting van seksualiteit en intimiteit met behoefte of gevoel als achterliggende gedachte, of een situatie waar de cliënt zelf geen controle over heeft. 3. Probeer direct feedback te geven over je ervaring en eigen grens: als je even uit contact wil vertel dit de cliënt dan rustig voordat je dit doet, als de cliënt zich bewust is van de grensoverschrijdende situatie en je bent het niet eens met diens gedrag, vertel de cliënt dan dat deze te ver gaat.
6.2 Antwoord op de deelvragen De antwoorden op de deelvragen worden geschreven aan de hand van de resultaten uit het onderzoek, die in de antwoorden op de onderzoeksvragen zijn beschreven. 6.2.1 Wat is de oorzaak van het gebrek aan aandacht vanuit het personeel voor de behoefte van cliënten aan seksualiteit en intimiteit? In het projectplan zijn verschillende hypothetische oorzaken beschreven van het niet kunnen of willen reageren op seksueel of intiem (grensoverschrijdend) gedrag. Door middel van enquêtes en interviews is er gepoogd te achterhalen welke oorzaken er in de praktijk het meeste naar voren kwamen. De volgende oorzaken kwamen ruim aan bod in de gesprekken tijdens de interviews: 1. Het niet met de cliënt denken te kunnen praten door de aandoening van de cliënt en geen alternatieven kennen of inzetten om wensen van cliënten te achterhalen of grenzen aan te geven. Er is uitgebreid gevraagd naar handelingswijzen van medewerkers bij grensoverschrijdende situaties of situaties die met seksueel en/of intiem gedrag van de cliënten te maken had. Wat hierbij opvalt, is dat de medewerkers de benoemde handelingswijzen zelf ontkrachten. Zo geven zij aan het te bespreken met collega’s, maar ook dat het bespreken in het team eng is vanwege de grote groep. Ook willen bij een collega met een probleem geen vragen stellen in teamverband, omdat ze bang zijn om deze collega voor het blok te zetten. Nog een voorbeeld van een handeling zou het stappen naar de leidinggevende zijn, maar ook deze handeling wordt ontkracht, ze geven aan niet te snel naar een leidinggevende te willen stappen, omdat ze de cliënt niet willen schaden of eerst willen proberen situaties zelf op te lossen. Als laatste voorbeeld zouden de medewerkers een melding kunnen maken, maar ze geven aan deze meldingen als onfunctioneel of onnodig te zien, niet te weten waarover ze een melding moeten maken of niet weten wat een dergelijke melding nou precies inhoudt. Als het gaat over signalering, menen medewerkers dat dit niet bij hun takenpakket hoort, maar bij die van de EVV’er of de leidinggevende. Het is onduidelijke welke stappen de medewerker ook daadwerkelijk neemt, naast het verbaal aangeven van de grens. Het doorgeven van signalen aan de leidinggevende wordt wel benoemd, maar ook weer ontkracht als interventie. De medewerkers die signaleren wel als taak beschouwen, kunnen vervolgens niet concreet beschrijven hoe zij dit toepassen in de praktijk. Ook dit aangeven van de grens schiet te kort, evenals het achterhalen van de wens van de cliënt. De medewerkers laten in het onderzoek duidelijk hun gevoel merken dat er met de cliënten niet te praten zou zijn vanwege de aandoeningen. Deze uitspraak is niet onbekend in de onderzoeksresultaten. In de theorie zien we het belang van het achterhalen van de wens en de gesprekken met de cliënt. Zo wordt er gesproken over het moeten voeren van gesprekken om dieper gewortelde oorzaken van problemen te achterhalen (Andersen, Bijlsma, Cohen-Visser e.a., 1977). Daarbij mag van zorgverleners op verwacht worden dat zij seksuele problemen kunnen herkennen. Ze zullen er vroeg of laat achter moeten kunnen komen wat de eigenlijke hulpvraag nou precies is (Ibid.). Vanuit deze visie is het gesprek aangaan met de cliënt als vanzelfsprekend en kunnen we concluderen dat, aangezien de medewerkers aangeven dit niet of nauwelijks te doen, hier een tekort aan is binnen de afdelingen. Dit kan een gevolg van tijdgebrek zijn, maar ook een gebrek aan vaardigheden vanuit de medewerker gezien.
34
2. Door meer ervaring in het werk wordt er gemakkelijker omgegaan met gedrag en wordt het gerekend als iets wat bij het werk hoort. Bij de vraag of medewerkers zichzelf of de cliënt vooropstellen, of beiden, als het om het aangeven van grenzen gaat, wordt er voornamelijk gesproken over het toelaten van grensoverschrijdend gedrag, omdat de cliënt hier zelf geen invloed op zou hebben. Sommige medewerkers laten hun grenzen eerder vieren als de cliënt door de aandoening niet zelf lijkt te kiezen voor het overschrijden van een grens. Ook hier speelt weer inlevingsvermogen mee. Wanneer in de interviews gevraagd wordt naar hoe de hulpverleners seksueel grensoverschrijdend gedrag van cliënten beleven wordt veelal gereageerd met het antwoord dat men gewend raakt aan het gedrag. Door het krijgen van meer ervaring en het ouder worden gaat de hulpverlener grensoverschrijdend gedrag meer zien als onderdeel van het dagelijks werk. Doordat zij in verloop van tijd gewend zijn aan het meemaken van grensoverschrijdend gedrag, lijkt het alsof de medewerkers hieruit concluderen dat signaleren niet nodig. Het is daarom belangrijk om juist nu meer aan preventie te gaan werken en om uit te stralen dat grensoverschrijdend gedrag behandeld kan worden, of er nu afspraken met de cliënt vallen te maken of niet. Ook geven veel hulpverleners aan dat ze hun gevoelens aan de kant zetten wanneer zich een grensoverschrijdende situatie voordoet, zo is gezegd door een medewerker dat ze doet ‘alsof haar neus bloedt’ in een dergelijke situatie. Medewerkers geven aan snel het gevoel te krijgen dat het niet aan hen is om iets met het gedrag te doen en voelen zich al snel een bemoeial als ze dit wel doen. 3. De emoties van de hulpverlener spelen een grote rol in het handelen rondom de wensen van cliënten op het gebied van seksualiteit en intimiteit van cliënten. Hierbij heerst de visie dat de doelgroep niet de juiste is om deze behoeften mee te horen bespreken. Enkele hulpverleners geven aan zich bijvoorbeeld te schamen als de onderwerpen seksualiteit en intimiteit naar voren komen bij cliënten of het ongepast vinden om vragen te stellen over een dusdanig persoonlijk thema. Andere hulpverleners geven aan de wensen niet te bespreken omdat ze de sfeer op de afdeling niet willen verpesten en niet willen ‘zeuren’ met nogmaals een incident met een cliënt. Mogelijk heeft het personeel het idee dat ze inbreuk maken op de privacy van de cliënt bij het aanhalen van dit thema. Omdat ze zelf het idee hebben dat de ouderen dit vervelend zouden vinden, wordt er ook geen poging gedaan om het voorzichtig aan de kaak te stellen. Wat betreft het behandelen van grensoverschrijdende situaties, gebeurt dit zo vaak, dat medewerkers elkaar soms niet lastig willen vallen met verhalen. Daarnaast wordt het enkel één op één besproken en krijgt het gehele team niet de kans om van incidenten te leren. De van Neynselgroep kan hierin ondersteunen door te laten merken dat grensoverschrijdend gedrag niet bij het dagelijks werk hoort en dat er altijd handelingsopties zijn, ook als de cliënt zelf er niets aan kan doen of het niet zo bedoeld heeft. De van Neynselgroep moet haar personeel duidelijk maken wat deze handelingsopties zijn en waar nodig het personeel bijscholen in het gebruik maken van deze opties. Een voorbeeld hiervan is het maken van meldingen: het is belangrijk dat het personeel hier het nut van inziet en hier het vertrouwen in terugkrijgt, om adequaat bij te kunnen dragen aan het vormen van preventie en het afgeven van een signaal naar het management om deze beleid te laten kunnen vormen. Ook het sterke gevoel van de medewerker dat zij inbreuk op de privacy van de cliënt doen bij het aanhalen van dit thema, belemmert de medewerkers om het te bespreken. De Van Neynselgroep zou haar personeel wat betreft dit punt kunnen onderwijzen om te leren hoe het onderwerp subtiel aan te halen bij cliënten, om zo het gevoel van inbreuk op de privacy te doen afnemen. Het eigen gevoel van ongemak kan mogelijk in stand worden gehouden door het nog steeds niet bespreken van dit onderwerp. Voorgaande interventie zal dus ook op dit feit een goed effect hebben. 6.2.2 Hoe kan de Van Neynselgroep zijn personeel helpen om de signalen van cliënten op het gebied van seksualiteit en intimiteit herkennen? Uit het onderzoek is gebleken dat de medewerkers van de Van Neynselgroep niet helemaal concreet kunnen beschrijven hoe zij zich behouden in situaties betreffende grensoverschrijdend gedrag. Dit is een kwalijke zaak, want als de medewerkers hun eigen veiligheid niet kunnen waarborgen tijdens het bieden van zorg, dan kunnen er geen mogelijkheden worden geschept om aan de slag te gaan met eventuele signalen. De mogelijke oorzaak kan zitten in het feit dat zij zelf niet kunnen aangeven wat nou precies hun eigen grens is. Op de vraag naar het omschrijven van grensoverschrijdend gedrag (een definitie geven) worden weinig concrete antwoorden gegeven en blijven de reacties voornamelijk open en gericht op ‘dingen die zij niet gewenst vinden’. Er wordt geen enkele standvastigheid aangegeven bij het eigen gevoel. De cliënt wordt echter voorop gesteld in situaties waarin de grenzen van de hulpverleners worden overschreden. Het wekt de indruk dat de medewerkers niet op hun strepen staan in geval van onveiligheid en onprettige gevoelservaringen. Hierdoor heerst er een gebrek aan de basisvoorwaarden om goed te signaleren; het kunnen behouden van zichzelf in een situatie waarbij seksueel en intiem gedrag voorkomt.
35
De van Neynselgroep zou zijn personeel bijscholing kunnen bieden in het hoe te handelen om de eigen gevoelservaring veilig te stellen en basisvoorwaarden te scheppen om in gesprek te kunnen gaan met een cliënt of om een gebeurd incident te bespreken. Daarnaast wordt regelmatig genoemd dat het bespreken van seksualiteit en intimiteit niet bij de behandelde doelgroep zou horen. Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat er verschillende andere oorzaken zijn waardoor hulp- en zorgverleners seksueel probleemgedrag van hun cliënten negeren (Vandereyken, 1995). Een die wij ook terugzien op de afdelingen, is dat medewerkers de psychische problemen belangrijker vinden dan de seksuele problemen die hieruit voortvloeien. Door het ervaren van tijdsdruk is er op de afdelingen enkel tijd voor de primaire problematiek, zoals geestelijke of lichamelijke aandoeningen, maar geen tijd voor de problematieken die hieruit voorkomen. Hierdoor wordt er geen aandacht besteed aan de achterliggende vraag bij signalen uit incidenten van grensoverschrijdend gedrag of uitingen van seksuele en intieme behoeften. Daarbij wordt er door de medewerkers niet gesproken over het verschil tussen grensoverschrijdend gedrag, een uiting van liefde en intimiteit of een lichamelijke uiting van seksuele reacties waar de cliënt geen controle over heeft. Om signalen omtrent seksualiteit en intimiteit te herkennen, zal het personeel eerst een onderscheid moeten kunnen maken tussen deze drie subsignalen, in plaats van dit als één geheel te zien. Zo wordt er gesproken over lichamelijke reacties zoals een erectie, terwijl dit weinig met intimiteit en seksualiteit te maken hoeft te hebben. Dit kan enkel lichamelijk zijn (Backere, 2000). Het leren onderscheid maken zal de eerste stap zijn naar een meer gerichte signalering. Als de medewerkers dit eigen maken, kunnen ze dieper kijken naar de betreffende situatie en aan de slag met achterliggende vragen en/of problematieken. Uit het praktijkonderzoek is ook naar voren gekomen dat signalering voor een aantal medewerkers een onbekend begrip is, zij geven aan dat ze niet weten wat het inhoudt of ze zien het niet als hun taak. Het andere deel van de medewerkers geeft aan wel te weten wat signalering inhoudt en in eerste instantie weten ze ook hoe ze het uit moeten voeren. Als je echter doorvraagt op het onderwerp komt er geen concrete beschrijving van de signalering en wordt later aangegeven dat ze wel rapporteren maar bijvoorbeeld geen meldingen doen. Ook komt regelmatig naar voren dat ze het nut van het signaleren niet inzien en dat ze niet weten of er echt iets met de signalering gedaan wordt. Wanneer de literatuur en de praktijk naast elkaar gelegd worden is te zien dat er een overeenkomst is in de oorzaken van het niet signaleren van problemen op het gebied van seksualiteit en intimiteit van hun cliënten. Over het algemeen valt te zeggen dat het nut van signaleren niet duidelijk is voor de medewerkers. Er wordt vanuit de organisatie te weinig aandacht op gevestigd om er echt actief mee aan de slag te kunnen gaan. Mogelijk kan het niveauverschil tussen de werknemers hier ook in bijdragen. Een verzorgende die een opleiding op niveau vier heeft gevolgd zal bijvoorbeeld meer oplossingsgericht en signalerend kunnen werken dan een verzorgende van niveau één. Wat prioriteit heeft is om alle regels en protocollen rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag helder en concreet op papier te zetten, zo ook rondom signalering. De medewerkers moeten worden ingelicht over het belang van signalering en de regels en protocollen moeten makkelijker bereikbaar worden. Het personeel zou door middel van een vergadering of studiemiddag op de hoogte gebracht kunnen worden van het belang van signalering. Door het niveauverschil tussen de medewerkers moet er rekening gehouden worden met het niveau van de voorlichting, hij moet toegankelijk vormgegeven zijn en interactief om de informatie beter te laten hangen. Daarnaast is het van belang dat er onderscheid wordt aangebracht in de verschillende vormen van seksueel en intiem gedrag, om zo ook de signalen te kunnen onderverdelen. Het uiten van een seksuele behoefte of het gebeuren van enkele een lichamelijke reactie, hoeft niet direct grensoverschrijdend gedrag te zijn. Het feit dat alleen hier een hoofdstuk over te vinden is binnen het beleid van de Van Neynselgroep zendt een signaal uit naar de medewerker dat er ook niets anders zou zijn voor de doelgroep. 6.2.3 Hoe kan de Van Neynselgroep zijn personeel ondersteunen en onderwijzen in het zelfstandig omgaan met hulpvragen van cliënten rondom intimiteit en seksualiteit? De medewerkers geven regelmatig aan dat ze denken dat een gesprek met de cliënten omtrent seksualiteit niet gepast zou zijn. De oorzaken hiervoor verschillen per medewerker: sommige vinden het onderwerp ongemakkelijk, sommige vinden het een inbreuk op privacy van de cliënt door hier over te beginnen en anderen geven aan dat het simpelweg de doelgroep niet is om deze behoeften nog te peilen. De Van Neynselgroep zou dit aan kunnen pakken door het bieden van een breder inzicht in de aandoeningen van de cliënten. De medewerkers lijken te weten dat sommige cliënten weinig meer hebben aan gesprek vanwege een geheugenprobleem, maar de verdieping van andere aandoeningen worden niet genoemd door de medewerkers. Ook de mogelijkheden die er wèl zijn in verband met bepaalde aandoeningen blijven compleet buiten de reacties van de respondenten. Het kennis nemen van de specifiekere toestanden van cliënten zou kunnen zorgen voor een groter zelfvertrouwen in het handelen en het zelfstandiger maken van keuzes betreffende
36
de omgang met dergelijke situaties. Dit komt door meer vertrouwen te krijgen in de functionaliteit van het voeren van een gesprek en het achterhalen van de hulpvraag. De medewerkers kunnen niet voor de ouderen invullen dat deze behoefte er niet is, als deze nog nooit gepeild is. Nog een opvallend punt in het onderzoek, is dat medewerkers hun grenzen wel verbaal aangeven, maar onduidelijk zijn in de feedback naar de cliënt. De medewerkers geven aan ergens niet van gediend te zijn, maar lichten verder weinig toe. Ook het achteraf bespreken met een cliënt gebeurt niet, dit laten zij aan een EVV’er over. Hierdoor kan het vaag blijven naar de cliënt wat de visie van de medewerker is. Het onbewust overschrijden van een grens blijft zo in stand. De Van Neynselgroep zou haar personeel hier kunnen ondersteunen door het bieden van onderwijs in het geven van meer gerichte feedback. Ook kan de Van Neynselgroep de afspraken die gemaakt zijn omtrent grensoverschrijdend gedrag duidelijk maken naar de medewerkers. Dit staat allemaal binnen digitaal handbereik aangeven, maar veel medewerkers geven aan dit geen fijne manier van werken te geven. Zij vinden dit dusdanig niet prettig, dat zij eerlijk toegeven niet op de hoogte te zijn van beleid. Zij weten wel dat het er is, maar lezen het vaak niet in of kunnen het zich niet voor de geest halen. Het niet op de hoogte zijn van afspraken en beleid zorgt ervoor dat medewerkers deze afspraken en beleid ook niet kunnen inzetten in het belang van hun eigen veiligheid, door deze aan de cliënt door te koppelen. Het beter duidelijk maken van beleidsplannen en afspraken, kan er dus voor zorgen dat medewerkers zich beter kunnen wapenen tegen ongewenst gedrag en meer op hun gemak zijn binnen seksuele en intiem getinte situaties. Het achterhalen van hulpvragen krijgt hierdoor meer ruimte. De medewerkers gaven veelvuldig aan het onderwerp seksualiteit en intimiteit niet te bespreken, niet binnen het team en niet met cliënten. Ze vonden het te persoonlijk om een cliënt vragen te stellen en het bespreken met collega’s was ongemakkelijk in een groep. Met collega’s één op één kwam nog wel voor, maar verder dan het vragen om handelingsadviezen kwam het niet. Het team leerde dus niet als geheel van de situaties, omdat medewerkers dit over het algemeen voor zichzelf hielden. In de theorie vinden we terug dat het goed is dat je de verantwoordelijkheid bij jezelf houdt en zelf actie onderneemt (Janssen, 2005), maar ook dat het bespreken ervan en het afgeven van een signaal van belang is om preventie en beleid te ontwikkelen (Van den Berg, 1990). Het bespreken met de cliënt is ook belangrijk. In de theorie komt duidelijk naar voren dat er concreet en helder gesproken moet worden met cliënten om hun wensen te achterhalen. Er moeten duidelijke vragen worden gesteld (Brinkman, 2010). Het ontbreekt hier dus zowel aan het bespreken met de cliënt, als het bespreken binnen het team en binnen de organisatie. De medewerkers zagen vaak het nut niet van het maken van meldingen of hebben zich in het verleden ongehoord gevoeld waardoor zij nu algemeen negatief tegen het maken van meldingen staan. Het gebrek aan preventie kan echter zorgen voor het in stand houden van grensoverschrijdend gedrag, evenals het niet naar voren halen van de wensen van de cliënten. In de theorie is namelijk terug te zien dat het helpen bij het verwoorden van wensen en problemen van cliënten er voor kan zorgen dat de verzorgenden beter kunnen voldoen aan hulpvragen, waardoor hier adequater op in kan worden gespeeld. De Van Neynselgroep zou zich hier kunnen richten op duidelijk maken van de functionaliteit van meldingen en hierdoor gerichter preventieplannen kunnen ontwikkelen voor haar personeel. Ook het leren bespreken binnen het team is van belang. Als medewerkers enkel naar één collega gaan, ontstaat hier niet het uit balans raken van het wederzijdse vertrouwen in teamverband, maar kunnen de andere collega’s ook niet leren van de situaties. Het bespreken van casussen in het team versterkt de groepscohesie, maar leert de medewerkers ook hoe om te gaan met dergelijke incidenten in de toekomst (Ebbens, 2002). Ook is het leren bespreken van signalen binnen het team en het melden van signalen aan de organisatie belangrijk. Hier is het belangrijk om de medewerkers weer te laten zien hoe belangrijk het is om meldingen te maken en ook zeker wat er met deze meldingen gebeurd. Het vertrouwen van de medewerker in het handelen van de organisatie en het inspelen op hulpvragen van de werkvloer moet (weer) duidelijk worden gemaakt. Als er meer vertrouwen heerst binnen de teams, zal er meer melding worden gemaakt van situaties, waardoor er meer gewerkt kan worden aan preventie. Dit is van belang om toekomstig grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Waar hierbij op gelet moet worden is dat de medewerkers hun eigen veiligheid kunnen waarborgen in het behandelen van dit thema met cliënten. Als we het hebben over het ondersteunen en onderwijzen van de medewerkers, is het van groot belang dat hen meerdere vaardigheden worden aangeleerd om hun grenzen te bewaken en zichzelf veilig te stellen in situaties van grensoverschrijdend gedrag. Pas dan kunnen zij prettig en veilig op zoek naar de hulpvraag van de cliënt, wat zorgt voor het verminderen van grensoverschrijdend gedrag. Het vertrouwen terugbrengen in het maken van meldingen zal functioneel zijn voor het ontwikkelen van beleid en het werken aan preventie.
37
De Van Neynselgroep kan haar personeel dus het beste ondersteunen en onderwijzen in het zelfstandig omgaan met hulpvragen en cliënten rondom intimiteit en seksualiteit, door de randvoorwaarden voor het zelfbehoud binnen een situatie betreffende dit thema te versterken. Dit kan allereerst door het ontwikkelen van meer vertrouwen in het doorgeven van signalen en het beleid. Bestaand beleid kan hierbij worden aangescherpt en nieuw beleid kan worden ontwikkeld, om duidelijkere afspraken te communiceren naar de medewerkers. Deze kunnen zij dan inzetten bij het aangeven van de eigen grenzen en het geven van feedback aan cliënten. Daarnaast kan de van Neynselgroep zich meer richten op het stimuleren van het bespreken van situaties in het team. Medewerkers zoeken vaker een collega op, dan dat zij zich op hun gemak voelen in een teambespreking. Ook het vragen stellen aan collega’s wordt niet in team verband uitgevoerd, vanwege de angst deze collega voor het blok te zetten. De Van Neynselgroep kan het nut van de teambesprekingen duidelijker communiceren om haar personeel over de drempel te helpen dit wel te gaan doen. Het bespreken van situaties zal toevoegen aan de groepscohesie, maar ook zeker bijdragen aan het adequater omgaan met hulpvragen rondom intimiteit in de toekomst.
38
7. Discussie en evaluatie In de discussie wordt het onderzoek bevraagd op onder andere relevantie, validiteit, betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid van de gegevens. In de evaluatie wordt besproken hoe de onderzoekers het onderzoek hebben ervaren en welke inzichten zij hierdoor hebben gekregen.
7.1 Discussie In de discussie wordt zowel de uitvoering van het onderzoek, als de aannemelijkheid van gevonden informatie en de verwerking van deze gegevens bevraagd. Waarom is deze functioneel of waar moet rekening mee worden gehouden? Is alle verkregen informatie betrouwbaar of moeten we twijfels trekken bij de validiteit hiervan? 7.1.1 Het proces In het proces wordt de positie van de onderzoekers in het proces beschreven, evenals de uitvoering van de dataverzamelingsmethodes en het verloop van het onderzoek. 7.1.1.1 Objectiviteit en interpretatie van de dataverzamelingsmethodes Tijdens de observaties werden de eigen cognitieve schema’s en denkkaders van de onderzoekers betrokken. Dit is echter geen nadeel, want na beide 4 jaar studie achter de rug te hebben, zijn deze denkkaders mede gevormd door de hulpverleneropleiding. Daarnaast is het onderzoek kwalitatief en niet kwantitatief, nog een argument wat verantwoordt dat we onze subjectiviteit ter toevoeging konden inzetten. Ook de interviews bevatten een aantal eigen interpretaties, waardoor de uitkomsten te bevragen vallen. Bij de afname van de interviews zijn deze onderverdeeld per onderzoeker; de ene helft van de respondenten werd door de ene onderzoeker geïnterviewd, de andere helft van de respondenten door de andere onderzoeker. Hier kan niet aan het feit ontkomen worden dat er een mogelijk afwijkende professionele houding, vraagstelling en benadering is toegepast op de respondenten. Dit kan de uitkomsten hebben beïnvloed, terwijl deze wel als één dataverzameling is beschouwd. Beiden onderzoeker bevatten echter een eigen professionaliteit. Ook waren de vragen van tevoren vastgelegd, dus elke onderzoeker deed een poging om dezelfde informatie te achterhalen als diens partner in het onderzoek. Zo is er dus toch een gelijkenis te trekken in deze dataverzameling: er is gezocht naar dezelfde informatie, de manier waarop en houding erbij zou niet heel veel invloed op de uitkomsten hebben gehad. 7.1.1.2 De ontwikkelende onderzoeksvraag De onderzoeksvraag is tijdens het onderzoek in ontwikkeling gebleven. Bij het vinden van informatie, werd het onderzoek steeds een beetje bijgestuurd. Je kunt je dan afvragen in hoeverre de doelen behaald zijn. Het hoofddoel is echter behaald, namelijk het vinden van punten binnen de zorg waar verbetering nodig is. Ondanks dat de uitkomsten niet precies zoals verwacht waren, is er toch informatie gevonden en is hier een specifiek product uit ontstaan. Op deze manier voegt het onderzoek altijd iets toe aan de kwaliteit van zorg, waarbij de functionaliteit onveranderd blijft. 7.1.1.3 De flexibele lengte van de interviews Bij het voorbereiden van de interviews is er een lengte in tijd bepaald per interview. De ene respondent wilde echter meer vertellen dan de ander, dit zorgde voor lengteverschil in de uiteindelijk uitvoering. Hierdoor zou je je af kunnen vragen of de onderzoeksresultaten wel een duidelijke weerspiegeling van het team bevatten, daar sommige respondenten meer tijd hebben gehad om zich te kunnen onderbouwen. Wat hier sterk tegenover staat, is dat er geen precieze weerspiegeling van het team hoeft te zijn in dit kwalitatieve interview: Er wordt gezocht naar stagnaties en een stagnatie bij een minderheid van het team is er ook één. Er is gezocht naar verbeteringen binnen het team en stagnaties in het algehele team worden hierbij niet ondergeschoven; er is enkel ruimte gemaakt voor toevoegingen vanuit de respondent zelf. Het voegt toe en doet niet af. Deze manier van dataverzameling schept alleen maar ruimte voor een optionele inbreng voor medewerkers die graag iets toe hebben willen voegen aan het onderzoek en hierdoor bij de onderzoekers stagnaties en verbeterpunten hebben kunnen verduidelijken.
39
7.1.1.4 Validiteit van de reacties van de respondenten bij de interviews Er is veel tijd gestoken in het ontwikkelen van de enquêtes. Ook is er veel aandacht besteed aan het omzetten van de verkregen gegeven door middel van deze enquêtes, in indicatoren die als richtlijn ging dienen voor het ontwikkelen van de interviews. Er is door tijdsdruk echter wel meer tijd gestoken in het ontwikkelen van de indicatoren en het bepalen van de thema’s die verder onderzocht moesten worden, dan de formulering van de interviewvragen zelf. Het kan zijn dat het niveau van deze vragen niet helemaal gelijk was aan het niveau van de respondenten. Dit leidde regelmatig tot het krijgen van lange antwoorden die niet altijd even gericht waren op de gestelde vraag, maar meer op het noemen van een hoop voorbeelden. Hierdoor hebben de onderzoekers in een hoop informatie per vraag zelf moeten filteren wat zij als bruikbaar beschouwden voor het onderzoek, maar dit kan mogelijk niet geheel het antwoord naar keuze zijn geweest als de respondent er zelf gerichter over na had kunnen denken, omdat zij de vraag beter begrepen. Het zelf kiezen van een bruikbaar antwoord binnen de grotere verhalen bij een vraag binnen het interview, heeft er voor gezorgd dat de gevonden informatie gekleurd is door de interpretatie van de onderzoekers. 7.1.1.5 Betekenis, waarde en generaliseerbaarheid van de gevonden informatie Zoals eerder besproken in deze discussie, is er sprake geweest van persoonlijke denkkaders en cognitieve schema’s van de onderzoekers opgedaan op de opleiding. Om de gevonden informatie zo min mogelijk op aannames te laten berusten en zo betrouwbaar mogelijk te houden, is er gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethodes. Na de observaties om de onderzoekspraktijk te leren kennen, zijn de genoemde referentiekaders enkel ingezet om een vergelijking te trekken tussen wat een hulpverlener aan vaardigheden moet bezitten en wat de hulpverleners in de beroepspraktijk ook werkelijk bezaten. Deze kaders zijn daarbij ondersteund met literatuur en beleidsplannen van de instelling. In dit prille begin van het onderzoek is het inzetten van referentiekaders daarbij nog als functioneel te beschouwen: Als hulpverleners hebben de onderzoekers ook een toevoegende visie over de beroepspraktijk ontwikkeld. Wat de onderzoekers opviel of wat er gemist werd aan vaardigheden werd gebruikt als rode draad bij het ontwikkelen van de enquêtes. Deze enquêtes bestonden uit gesloten vragen afgewisseld met open vragen. Om de informatie ontvangen uit deze enquêtes na te trekken, werd er besloten ook nog interviews af te nemen waarin de gevonden informatie werd gecheckt. Zo werd de gevonden informatie valide en betrouwbaar, ook al was de gekozen richting mede geformuleerd op basis van denkkaders van de onderzoekers. De uiteindelijke conclusies zijn enkel getrokken uit opmerkingen van de medewerkers zelf vergeleken met beleidsplannen en literatuurstudie. Vanwege het korte tijdsbestek en het inzetten van verschillende dataverzamelingsmethodes, is ervoor gekozen om een deelconclusie op te stellen na de enquêtefase voordat we naar de interviewfase zouden gaan. Dit is zo vorm gegeven om de volgende dataverzameling zo passend mogelijk te kunnen baseren op de al gevonden informatie. Door tijdgebrek is deze conclusie echter globaal uitgewerkt, om deze op een moment van meer tijd specifieker uit te werken. Dit was echter na de interviewfase, waardoor er al nieuwe gegevens bijgekomen waren. Hierdoor werd het lastiger om de deelconclusie nog compleet tussen enquêtefase en interviewfase te behouden. Na een gesprek aangevraagd te hebben met de begeleider zijn de onderzoekers echter op een functionele oplossing gekomen; deze deelconclusie werd niet meer als een afgesloten onderdeel gezien wat nog moest worden afgemaakt, maar als een ontwikkelend deel wat procesmatig kon worden bijgesteld. Dit maakte de deelconclusie ook functioneel voor de latere fases. Het heeft zelfs toegevoegd in het optimaal af kunnen ronden van het onderzoek en het verwerken van de gevonden gegevens in de eindconclusie. De problemen die werden ondervonden in het formuleren van de analyse, bestonden ook in het ontwikkelen van de eindconclusie. Hier schuilt echter een functionaliteit van de kern in: De praktijk naast het beleid en theorie van de hulpverlening te leggen, zorgde er al voor dat de conclusie altijd functioneel bleef voor de opdrachtgever; er valt uit op te maken wat er beter kan op het gebied van beleid en waar de connectie mist tussen theorie en praktijk. Dit was een hoofddoel van het onderzoek, wat het onderzoek dus op een bepaald vlak bij voorbaat al functioneel maakt. De opdrachtgevers (met name Jan van der Donk) zijn zo veel mogelijk betrokken bij het verwerken van de gevonden informatie. Daarnaast is alle gevonden informatie verwerkt in de analyses, ook als deze informatie niet in de conclusie is verwerkt. Zo leveren de onderzoekers een breed eindverslag af waarbinnen de opdrachtgever zelf nog informatie kan terugvinden om op te reflecteren.
40
7.1.2 De verkregen resultaten Wat betreft de verkregen resultaten, zijn er ook factoren geweest die het onderzoek minder sterk kunnen maken. Deze behandelen we hier. 7.1.2.1 De ervaring van tijdsdruk van medewerkers bij het invullen van de enquêtes In het begon van de enquêtefase kwam er weinig respons van de medewerkers. Bij het vragen naar de oorzaak gaf elke medewerker aan hier geen tijd voor te kunnen maken naast de tijdsdruk die er al heerste onder de dagelijkse taken. Door een aanpassing van de methode is er uiteindelijk wel het doel behaald van het aantal ingevulde enquêtes, maar hierbij is niet gekeken naar het wegnemen van deze tijdsdruk. Het zou dus kunnen dat respondenten, onder deze tijdsdruk, niet genoeg tijd hebben genomen om de vragen goed te lezen. Dit werd zichtbaar in de reacties waar meerdere antwoorden waren aangekruist bij vragen waar er duidelijk werd gevraagd naar één antwoord. De gegevens uit de enquêtes waren enkel richtlijn voor het ontwikkelen van de tweede dataverzameling (de interviews), hierdoor hebben wij gegevens kunnen checken, waardoor deze weer betrouwbaarder werden. Dit doet niet af aan het feit dat we in een andere richting misschien meer gegevens hadden kunnen vinden. 7.1.2.2 De verbale vaardigheden van de respondenten Veel van de respondenten zijn op MBO niveau opgeleid, een opleiding die voornamelijk gericht is op praktijk, niet op het formuleren van verslagen en verdiepende presentaties. Het kan dus zijn dat deze medewerkers op praktijkniveau prima zijn opgeleid en ook prima kunnen omgaan met het thema van dit onderzoek, maar het niet helemaal hebben kunnen aantonen in de dataverzamelingsmethodes. De vragen in de enquêtes kunnen te lang zijn geweest en het verwoorden van het aangeven van de eigen grenzen was misschien lastig. Of er hier echt uit gegaan kan worden van het feit dat de personeelsleden echt moeite zouden hebben met de praktische problemen die behandeld werden in de interviews, valt te betwisten. Misschien kunnen de medewerkers zich prima redden in het werkveld, maar krijgen ze het niet in woorden weergegeven. Helemaal bij het uitwerken van de interviews bleken de zinnen van de medewerkers lang, onsamenhangend en met regelmaat onderbroken door een stilte of onafgemaakt over te gaan in een nieuwe zin. Hierdoor komt de interpretatie van de onderzoekers weer om de hoek kijken. Zien deze dan de problemen die zij verwachten bij de combinatie van woorden en zinnen, of is er geen probleem aanwezig maar is de woordenkeus van de respondent te onduidelijk? Het gebruiken van interviews als dataverzameling zorgde er echter wel voor dat de onderzoekers ook de uitstralingen van de respondenten meekregen bij antwoorden, evenals toon en ander non-verbaal gedrag. Dit zette bepaalde nog niet helemaal duidelijke antwoorden wel kracht bij in de richting waarin zij werden geïnterpreteerd. Er van uit gaande dat de respondenten oprechte antwoorden hebben gegeven, maakten de woorden en de bijgaande uitstraling en toon de antwoorden wel tot één geheel waarbinnen nog maar weinig ruimte was voor interpretatie. Hierdoor werd de betrouwbaarheid van de antwoorden weer sterker. 7.1.2.3 Twee afdelingen, twee culturen Ondanks organisatorisch beleid wat door de gehele organisatie gelijk is, hebben de onderzoekers te maken gehad met twee verschillende afdelingen. Dit naar suggestie van de opdrachtgever. Bij het draaien van een afdeling ontstaat ook beleid en vormen zich afspraken die afdelingsgebonden zijn, er ontstaan aparte culturen. Ondanks deze verschillen zijn dezelfde vragen gesteld op beide afdelingen. Je zou kunnen stellen dat hierdoor de vergelijkingen met beleid en theorie niet helemaal juist kan zijn, daar een aparte afdeling soms zo zijn redenen kan hebben voor benaderingswijzen die niet in de gehele organisatie (of enkel bij de andere afdeling), bekend zijn. Dit is echter gecompenseerd door algemene theorie te kiezen: er is gelet op de algehele eisen aan een hulpverlener en de omgang met ouderen in de zorg in zijn algemeen, waardoor het theoretisch kader overal toepasbaar was. Daarnaast zijn gevonden gegevens gescheiden waar nodig: er zijn geen reacties van de ene afdeling vergeleken met specifiek beleid van de andere afdeling en in de analyse is verschil gemaakt in afdelingen. Zo kan de opdrachtgever de gevonden informatie altijd gescheiden terugvinden. De conclusie is wel één geheel; dit betreft dan ook een constatering voor de organisatie, niet per afdeling. De enquêtes zijn eerst afgenomen door middel van een persoonlijke aflevering. Dit bleek echter veel tijd te kosten, dus als interventie met het oog op tijdbesparing is er overgegaan op een inleversysteem wat op een gekozen moment door de medewerker kon. Er werden enveloppen geleverd bij de enquêtes, om deze afgesloten op de afdeling achter te kunnen laten. Dit in verband met het bewaken van de privacy van de medewerkers. Op het einde van de enquêtefase is er weer teruggestapt op de persoonlijke overhandiging en direct weer meenemen. Dit met als doel de druk er op te zetten om het doel te
41
7.2 Evaluatie Onze kennis over de seksualiteit en intimiteit van ouderen was zeer beperkt, waardoor onze interesse ervoor misschien juist ook zo groot is. Gedurende het literatuuronderzoek hebben we meer inzicht gekregen en hebben we ook de betekenis van de behoeften voor de ouderen duidelijk gekregen. We hebben meer inzicht gekregen in de oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag van ouderen, maar ook in het algemeen. Bovendien hebben we meer kennis verkregen over gespreksvaardigheden met betrekking tot cliënten. Gedurende het onderzoek zijn we tot het inzicht gekomen dat de seksualiteit en intimiteit van ouderen inderdaad een belangrijk thema is en dat het van belang is om hier meer aandacht aan te besteden. Vooral op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben we onder het personeel gemerkt dat er weinig kennis is over bijvoorbeeld oorzaken van dit gedrag en hoe te handelen. Men koppelt het al snel aan de aandoening van de cliënt, om het hier vervolgens mee te verklaren en daardoor te rechtvaardigen. Er kan veel meer achter liggen. In dit onderzoek hebben wij hier meer inzicht in gekregen. Qua methodisch werken hebben we gemerkt dat er erg weinig te vinden over de onderwerpen seksualiteit en intimiteit van ouderen. Wij zijn van mening dat seksualiteit en intimiteit basisbehoeften zijn en waren dan ook licht geschokt toen we merkten dat er vrijwel geen vakliteratuur met betrekking tot deze onderwerpen te vinden is. Mede doordat er zowel in de vakliteratuur als in de praktijk geen aandacht wordt besteed aan de onderwerpen, denken wij dat het taboe dat hierop rust alleen maar versterkt wordt. We denken wel dat mensen weten dat ouderen nog steeds behoefte hebben aan seksualiteit, maar dat ze het niet willen weten of vinden passen bij het beeld dat ze hebben over die leeftijdsgroep.
42
8. Eindconclusie De eindconclusie is het antwoord op de probleemstelling. De probleemstelling luidt als volgt: ‘Welke vorm van professionalisering is noodzakelijk voor het verzorgend personeel van afdelingen de Taling en de Citadel van de Van Neynselgroep, om om te kunnen gaan met de intimiteit of seksueel gedrag van de bewoners van deze afdelingen?’ Uit het onderzoek is gebleken dat het personeel voornamelijk op het gebied van seksualiteit en intimiteit van ouderen wel over basisvaardigheden beschikt, maar te beperkt om om te gaan met dergelijk gedrag. Het gaat hier vooral om basiskennis, bijvoorbeeld het kennen van oorzaken van grensoverschrijdend gedrag, maar ook het starten van een gesprek en het geven van feedback. Ook het inzetten van hulp van het team en het leren van elkaar wordt weinig benut. De vorm van professionalisering die de Van Neynselgroep nodig heeft om zijn verzorgende personeel te verzelfstandigen op het gebied van deze onderwerpen is het werkboek Begeleiden bij seksualiteit en intimiteit van ouderen: Introductie van de basis. Door middel van gemakkelijk te lezen theorie die wordt gekoppeld aan opdrachten krijgt het personeel van afdelingen de Taling en de Citadel de beschikking over alle informatie die ze nodig hebben om om te kunnen gaan met alle situaties rondom seksueel en intiem gedrag van hun cliënten. Zowel in de theorie als in de opdrachten zit een bepaalde opbouw in niveau en thema’s. Er is begonnen met een inleiding waarin wordt verteld wat grensoverschrijdend gedrag is en hoe je als medewerker je grenzen kunt herkennen en aangeven. Vervolgens wordt in een meer praktisch deel gekeken naar welke stappen je kunt zetten bij grensoverschrijdend gedrag. Ten slotte wordt in het afsluitende deel gekeken naar toekomstig handelen; hoe kun je preventief handelen rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag. Door deze opbouw te gebruiken is er een logische samenhang in het beroepsproduct en worden alle aspecten rondom de problemen behandeld. Bovendien is er zo een opbouw in intensiteit, de tekst begint simpel en gaat steeds een stapje verder. Ook in de opdrachten is er gekozen voor een opbouw in intensiteit. De eerste opdrachten zijn simpel, maar naarmate de hoofdstukken vorderen bouwt dit op. Tegen het einde van het werkboek zijn de personeelsleden in staat om de begrippen die ze in het werkboek hebben geleerd in praktijk te brengen, doordat ze dit met behulp van de oefeningen al hebben geoefend.
43
9. Aanbevelingen Vanuit het onderzoek hebben we een beroepsproduct ontwikkeld. Als aanvulling op dit beroepsproduct hebben we een aantal aanbevelingen opgesteld.
9.1. Aanbevelingen betreffende het gebruik van het eindproduct: Het Werkboek Wij bevelen de organisatie aan om dit werkboek in te zetten binnen de onderzochte afdelingen. Daarnaast bevelen we aan om het managementteam bewust mee te laten kijken met de effecten van het bespreken van het thema door medewerkers met elkaar, maar ook met cliënten. We adviseren het management dan ook om de medewerkers dit werkboek zo gecontroleerd mogelijk door te laten lopen. Dit zou kunnen door een bepaalde tijdsplanning voor de opdrachten te maken, of door middel van het organiseren van frequente bijeenkomsten waarin resultaten en ervaringen naar aanleiding van het werkboek kunnen worden besproken. Als het duidelijk is dat er positieve resultaten worden behaald aan de hand van dit werkboek adviseren wij deze ook in te zetten op andere afdelingen en locaties.
9.2. Aanbevelingen voor de organisatie naast het inzetten van het eindproduct Omdat we twee afdelingen hebben onderzocht en we hierbij passende adviezen willen geven, delen we de aanbevelingen in per afdeling. De probleemstelling luidt ‘Welke vorm van professionalisering is noodzakelijk voor het verzorgend personeel van afdelingen de Taling en de Citadel van de Van Neynselgroep, om om te kunnen gaan met de intimiteit of seksueel gedrag van de bewoners van deze afdelingen’. Daarom zullen we, na gezamenlijke aanbevelingen, per afdeling een opsomming maken van welke professionalisering noodzakelijk is. Daarnaast adviseren wij op beide afdelingen het ontwikkelde werkboek te gebruiken, deze is toegespitst op beide afdelingen. 9.2.1 Algemene aanbevelingen - Bijscholing over gespreksvoering, met het oog op het achterhalen van de cliënt en het geven van feedback naar cliënten Uit het onderzoek is gebleken dat er weinig gesprekken worden gevoerd met de cliënten. De oorzaak hiervan verschilt van het nut niet zien van de gesprekken, tot het niet goed weten hoe dit te doen. Om randvoorwaarden te scheppen om een goed gesprek mogelijk te maken moeten medewerkers hun grenzen aan kunnen geven om hun eigen veiligheid te waarborgen binnen het cliëntcontact. Dit heeft dus prioriteit. - Een memo en bijeenkomst over het nut van het bespreken van casussen in teamverband. Hiernaast ontwikkelen van beleid om ruimte te creëren voor het uitvoeren van die besprekingen Situaties van de werkvloer worden voornamelijk één op één besproken met collega’s, het teamverband blijft achter. Dit terwijl deze besprekingen niet alleen iets toevoegen aan de groepscohesie, maar ook aan de preventie van problematisch gedrag van cliënten met samengaand grensoverschrijdend gedrag bij medewerkers. Een memo en bijeenkomst over het nut van casusbesprekingen dragen bij aan het bewustzijn van dat belang. Het ontwikkelen van beleid op dit gebeid draagt bij aan het tot stand komen en in bestaan blijven van de casusbesprekingen. - Het team persoonlijk aanspreken over het doen van meldingen en hierbij uitleggen waarom deze meldingen nut hebben, met het oog op preventie Veel medewerkers weten niet precies waar een melding voor dient. Hierdoor zien zij het nut niet, wat tot gevolg heeft dat zij de meldingen niet maken. Dit belemmerd het werken aan preventie betreffende probleemgedrag van cliënten, maar zorgt er ook voor dat medewerkers op hetzelfde niveau blijven van omgang met deze situaties. Door dit nut aan te tonen en ook te laten zien wat met meldingen wordt gedaan, kan het doen van meldingen gestimuleerd worden. - Het op andere wijzen aanbieden van bestaand beleid, het uitbreiden van het beleid betreffende seksueel en intiem gedrag: Niet enkel de grensoverschrijdende kant ervan In de huidige situatie van de Van Neynselgroep zijn beleidsplannen enkel digitaal terug te vinden. Veel medewerkers maken hier niet tot weinig gebruik van, waardoor zij niet op de hoogte zijn van dit beleid. Dit veroorzaakt het niet kunnen volgen van dit beleid, maar het ook niet kunnen gebruiken van dit beleid in situaties op de werkvloer. Hierdoor heeft het beleid niet het sturende en/of beveiligende effect wat het zou moeten hebben. Door medewerkers op een andere of toevoegende wijze beleidsplannen aan te bieden, zal de kans vergroten dat zij deze ook daadwerkelijk doornemen en hier kennis van hebben.
44
9.2.2 Aanbevelingen per afdeling - Citadel: Een bijscholing Communicatieve vaardigheden binnen het werkveld. Op de Citadel hebben we veel interviews afgenomen bij personen die moeite hadden met het duidelijk uitdrukken van zichzelf. Zinnen waren lang of werden niet afgemaakt, liepen in elkaar over en het antwoord niet weten was ook niet vreemd. Naast deze primaire vorm van communicatie, liepen ook andere vormen niet zo heel soepel. Zo werd er aangegeven niet van collega’s te weten wat hun mening was over bepaalde zaken, men lag niet op één lijn. Om veranderingen tot stand te kunnen brengen is het belangrijk dat de communicatie goed blijft. Daarom adviseren wij dit prioriteit te geven en wat basisvaardigheden te herhalen. - De Taling: Een cursus waarbinnen een stappenplan wordt aangeboden over hoe te signaleren binnen de organisatie. Op de Taling lijkt de gesprekvoering iets beter te verlopen. Signalering wordt echter niet altijd als de eigen taak beschouwd. Het belang van signalering kan duidelijker worden gemaakt aan dit team en ook de stappen die zij kunnen (en horen) te ondernemen als zij een signaal opvangen mogen (opnieuw) worden aangekaart. Het opfrissen van deze vaardigheid in de hulpverlening zal een goede verbetering zijn voor de zorg in het algemeen, waardoor het leren omgaan met seksualiteit en intimiteit van ouderen een grotere kans krijgt zich hier in te mengen. Als er juist kan worden gesignaleerd, zal probleemgedrag en uitingen rondom seksualiteit en intimiteit meer opvallen en hier adequater op kunnen worden gehandeld. 9.3. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek In de conclusie doen wij een aantal suggesties voor het tot stand brengen van verandering bij de stagnaties die wij in het onderzoek zijn tegen gekomen. Vanzelfsprekend geven wij het advies om deze suggesties uit te voeren, maar ook om deze te onderzoeken op effectief resultaat. Indien het gewenste resultaat nog niet bereikt is en de veranderingen niet van noodzakelijke grootte zijn, adviseren we om een vervolgonderzoek te starten naar wat wel de juiste interventie zal zijn. Wij bevelen aan om hierbij ons onderzoek te betrekken, daar wij de informatie breed uiteen hebben gezet en nieuwe interventies ontwikkeld kunnen worden op basis van deze informatie.
45
Literatuurlijst Boeken Andersen, I.; Bijlsma, W.; Cohen-Visser, C.; Dejonghe, J.; Gisolf, A.C.; Jong, Z. de; et al. (1977) Helpen bij seksuele moeilijkheden Deventer: Van Loghum Backere, (2000) Lastig gedrag en recht op intimiteit in de ouderenzorg Leuven/Amersfoort: ACCO Berg, M. van den (1990) Zorg om intimiteit Nijkerk: Uitgeverij Intro Bil, P. de (2011) Onderzoek in 15 stappen Amsterdam: Nelissen Brinkman, F. (2010) ‘Individuele gesprekvoering’, Houten: Bohn Stafleu van Loghum Budding’, T. (2005) In vertrouwen Zaltbommel: Thema Coulter, M.; Robbins, S.P. (2011) Management in sociaalagogische beroepen Amsterdam: Pearson Education Derks, M.; Slob, A.K. (1988) Liefde, seksualiteit en geluk Deventer: Van Loghum Slaterus Ebbers, S. (2002) Seksualiteit en seksueel misbruik Baarn: HB uitgevers Groothuis, M.; Koopmans, M. (2009) Feedback geven en ontvangen Zaltbommel: Thema Grit, R. (2008) Projectmanagement Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff Janssen, H. (2005) Als praten bij je werk hoort Meppel: Boom Amsterdam Krook, K.; Straaten, G. van (2003) Hoezo lastig! Omgaan met probleemgedrag van ouderen Baarn: HB Uitgevers
Landelijk opleidingsoverleg SPH (2010), ‘De creatieve professional: Met afstand het meest nabij’ Amsterdam: Uitgeverij SWP Masters,W.H.; Johnson, V.E.; Kolodny, R.C (1988) Masters en Johnson over liefde en seks Baarn: De Kern Miesen, B. (1986) Wat heet intimiteit Deventer: Van Loghum Slaterus Moors, J.P.C. (2006) Seksueel bewogen, een bloemlezing Twello: Van Trigt Musaph, H. (1993) Ouderdom en seksualiteit Bunge: Wetenschappelijke uitgeverij Reekers, M.; Spijkerman, R. (2010) Professionele gespreksvoering Amsterdam: Pearson Education Rigter, J. (2008) Het palet van de psychologie Bussum: Coutinho Trimbos-Instituut, auteur onbekend (1998) Intieme vragen Utrecht: Trimbos-Instituut Slater, (2004) De box van Skinner. De beroemdste experimenten uit de psychologie, Amsterdam: De bezige bij. Verhoeven, N. (2006) Sterk in je werk Amsterdam: Boom uitgevers
Websites http://www.nov.nl/eCache/DEF/1/32/412.html, geraadpleegd op 02-05-2012
46
47
Deel 2
48
49
Bijlage 1: Enquêteverwerking Vraag 1A Heb je het gevoel dat je je grenzen aan kan geven?
20
Vraag 1.A
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2 5 Taling
5 Citadel
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
A. Ja, dit doe ik door (meerdere antwoorden mogelijk): 1. Fysiek afstand te nemen 2. Verbaal mijn grenzen aan te geven 3. Aan de cliënt uit te leggen waarom ik iets niet wil 4. Steun te zoeken bij collega’s (en dit te krijgen) 5. Het te melden aan mijn leidinggevende en/of een MIM-melding te maken Vraag 1B Heb je het gevoel dat je je grenzen aan kan geven?
20
Vraag 1.B
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
B. Nee, 1. 2. 3. 4.
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
dit komt omdat (meerdere antwoorden mogelijk): Ik niet weet hoe ik precies moet handelen Ik twijfel of er wel echt een grens wordt overschreden Ik wil de sfeer niet verpesten en verder gaan met mijn werk Collega’s vinden dat dit soort situaties bij het werk horen
50
Vraag 2A Kruis aan wat volgens jouw visie grensoverschrijdend gedrag kan zijn? (meerdere antwoorden)
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Vraag 2.A Niveau 4 Niveau 3 Niveau 2 Leerling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
12 Citadel 12 Taling
11 Citadel 11 Taling
10 Citadel 10 Taling
9 Citadel 9 Taling
8 Citadel 8 Taling
7 Citadel 7 Taling
6 Citadel 6 Taling
5 Citadel 5 Taling
4 Citadel 4 Taling
3 Citadel 3 Taling
2 Citadel 2 Taling
1 Citadel 1 Taling
Nachtdienst
Een cliënt vraagt seksueel getinte activiteiten van je Een cliënt vraagt geheimhouding van zijn seksuele activiteit Een cliënt bevredigt zichzelf waar jij bij bent Een cliënt grijpt je meerdere malen vast De cliënt wil jou knuffelen Een cliënt raakt je aan De cliënt slaat op je achterwerk als je langs loopt Seksueel getinte grappen en opmerkingen van de cliënt De cliënt fluit naar je Kreunen tijdens de verzorging Indringend aankijken Een cliënt wil alleen door jou verzorgd worden
Vraag 2B (open vraag) Denk je dat collega’s dit hetzelfde zien? Waarom? Citadel Nachtdienst - Omdat ze erover praatte en hetzelfde ervaren. Leerling - Dat weet ik zo niet, omdat iedereen heel anders is en wellicht zulke situaties wel kunnen handhaven. - Ja en nee. We hebben veel in het team besproken omdat er veel seksualiteit en intimiteit op de afdeling voorkomt. Dus ik weet hoe mijn collega’s erover denken. Maar ik denk ook dat de ene collega eerder vind dat een cliënt grensoverschrijdend gedrag vertoont dan de ander. - Niet ingevuld - Ja dit zijn denk bij meeste de grenzen Niveau 2 - Ja, misschien anders maar ieder heeft zijn grenzen. - Ja omdat hij dit bijna bij alle collega’s doet. - Ja - Ik denk dat dat persoonlijk is. Iedereen heeft een andere grens. Niveau 3 - Nee de gedachten gang m.b.t dit onderwerp ligt ver uit elkaar - Ja dit bespreken we onderling - Heb het er wel eens met collega’ over ervaren dit ook - Soms wel, we kunnen het veelal bespreken onderling Niveau 4 - Omdat dit handelingen zijn die niet kunnen. Dit gaat te ver. - Dit word herhaaldelijk gesoapt bij sommige bewoners. - Nee ieder heeft zijn eigen normen en waarden
51
Taling Nachtdienst - In grote lijnen wel, alleen denk ik dat ieder zijn eigen grenzen bepaalt. Leerling - Weet ik niet, iedereen kijkt hier anders tegenaan Niveau 2 - Nee, iedereen denkt anders over wat ik denk. Sommige collega’s denken hetzelfde als mij en sommige collega’s denken het anders. Niveau 3 - Ligt aan Persoonlijke instelling van verzorgende, ik kan alleen mijn eigen grenzen aangeven - Ja, hier wordt binnen het team wel over gepraat. - Nee, want ik ben nogal makkelijk in dit soort dingen, maar geef wel duidelijk mijn grenzen aan. - Kan begrijpen dat sommige collega’s het heel vervelend vinden. - Bespreken dit weleens met collega’s - Ja, bespreek dit weleens met collega’s - Nee, voor iedereen is de grens anders, door dat iedereen anders is. - Grotendeels wel. Op achterwerk slaan kan voor sommigen misschien als grapje worden gezien en het daarom niet te zwaar zien. Al denk ik dat de meerderheid hier niet van gediend is. Maar het ligt er ook aan hoe de cliënt is, is het sowieso een persoon die veel grapjes maakt, of weet je dat de cliënt het wel als seksueel getint bedoelt. - Dat denk ik ook collega’s. soms hebben we weleens over. Of soms word er grappen over gemaakt. Ik weet soms niet wat ik moet doen. Niveau 4 - Voor iedereen is dit anders, iedereen heeft zn eigen grens - Ja, zeker de leerlingen of nieuwe collega’s Vraag 3 (open vraag) Waar hou jij allemaal rekening mee/welke stappen doorloop je, als er zich een grensoverschrijdende situatie omtrent seksualiteit en intimiteit voordoet? Citadel Nachtdienst - Zou niet weten nog nooit meegemaakt zelf. Leerling - Ik vindt het prettig om te weten wat voor een persoon de bewoner is geweest. Als er zulke situaties voorkomen en het komt door zijn ziekte zal ik die gene minder kwalijk nemen. - Ik spreek de cliënt er op dat moment op aan en leg uit waarom het niet kan/waarom ik het niet wil. Soms kom ik er later op terug met de cliënt en vraag dan ook waarom die cliënt daar behoefte aan heeft. - Met cliënt bespreken, in team bespreking. - Niet ingevuld Niveau 2 - Overleg ik met een collega. Met de vraag wat de verdere stappen kan onder nemen. - Afstand bewaren; bespreken eerst met bewoner zelf; dan in een groep. - Afstand houden als client je aan wilt raken. Met 2 collega’s gaan verzorgen. - Vind ik het vervelend? - Zouden mijn collega’s het vervelend vind. Je moet één lijn trekken. Niveau 3 - Dat de bewoner privacy heeft zo niet dit aan hem/haar bieden/geven. - mijn grens aangeven bij de betreffende persoon en bespreken met collega - Houd wel rekening met bewoner maar geef duidelijk mijn grenzen aan - kijk naar het ziektebeeld van bewoner; rapporteer het in ZLP; Bespreek het met vaste teamleden vooral met de ‘’oude vertrouwde’’ garde; Ik geef mijn grenzen aan, maar houd het bespreekbaar met bewoner; Volg evt. benaderingsplan van psychologe op Niveau 4 - Vraag waarom cliënt dit gedrag vertoond. - Geef zelf mijn grenzen aan en overleg met collega’s wat hiermee te doen. - Dit bespreken met bewoner + soapen. - ben duidelijk naar mensen toe; bespreek het binnen team; Komt dit vaker voor rapporteer ik het; geef bewoner zonodig ook zijn privacy
52
Taling Nachtdienst - Wie, waar, waarom, reden cliënt, wat doet het met mij, gaat het mijn grens over, Moet ik een melding maken? Leerling - Bewoner erop aanspreken, MIM-melding maken Niveau 2 - Ik vertel dat ik het niet fijn vind, dat ik het niet wil en als het meerdere malen is dan naar de leidinggevende. Niveau 3 - Hou rekening met cognitie van cliënt(bewust/onbewust); geef aan als ik het met de situatie niet eens ben/ er niet van gediend ben(benoem het); deel situatie met collega, hoe ik het beleef, vraag geen oordeel; eventueel MIM-formulier - Aangeven dat je dit niet accepteert aan cliënt, melding maken bij zorgcoördinator, TRIAS_web melding maken, rapporteren in zorgdossier.’ - De bewoner erop aanspreken, zeggen dat je het niet prettig vindt. Rapporteren in zorgdossier obs/rap eventueel triasmelding maken. - Ligt aan cliënt en situatie - Ligt aan cliënt en/of situatie - Hoe cliënt reageert - Het ligt er natuurlijk aan hoe de ernst van de situatie is. Maar ik zou het rapporteren en bespreken met collega’s en zorgcoördinator. - Soms wordt wel over gepraat, maar wordt er weinig ana gedaan. Om problemen te voorkomen laat ik het gewoon maar gaan, praat ik er niet over. Niveau 4 - Bespreken met collega’s/contactverzorgende, MIM-melding, evt. opvang vragen via J. van der donk/zorgcoördinator -Zeg ik dat ik er niet van gediend ben en het niet wil. Overleg met collega’s. bekijk zelf hoe het loopt/gaat voor ik een ander inschakel. Evt. zoco of clusterhoofd. Vraag 4 Wat is bij jou van toepassing met betrekking tot jouw kennis over de algemene wensen van jouw cliënt (1 antwoord mogelijk)
20
Vraag 4
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4.
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
Ik weet precies wat mijn cliënten willen/wat hun wensen zijn Als er een moment vrij is, vraag ik aan mijn cliënten wat hun wensen zijn Ik maak af en toe een praatje terwijl ik mijn ronde maak Ik neem af en toe de tijd om een gesprek/dialoog aan te gaan, om na te gaan of de cliënt nog wensen
53
Vraag 5 Hoe breng je het onderwerp seksualiteit en intimiteit ter sprake? (1 antwoord mogelijk)
20
Vraag 5
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2 5 Taling
5 Citadel
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
1. Dit doe ik niet, hier heb ik geen tijd voor 2. Dit doe ik niet, dit vind ik te persoonlijk en ongemakkelijk 3. Als er zich een problematische situatie voorgedaan heeft, koppel ik terug met de cliënt waar dit gedrag vandaan kwam 4. Als het moment zich voordoet probeer ik dit luchtig te bespreken 5. Dit breng ik in een ontspannen gesprek subtiel ter sprake Vraag 6 (casus) Als een cliënt met een hersenbeschadiging door een CVA en/of beginnende dementie, mij ongewenst aanraakt, betast of vastgrijpt, dan… (meerdere antwoorden mogelijk)
20
Vraag 6
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4. 5.
5 Taling
5 Citadel
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
Denk ik laat maar, de cliënt heeft het al zo moeilijk Denk ik dat de aandoening van de cliënt de situatie aanpakken onmogelijk maakt Meld ik het aan een hoge functie en daar laat ik het bij Schrik ik hier zo van, dat ik een stap terugdoe en het hier bij laat Anders, namelijk…
54
Vraag 6 anders, namelijk: Citadel Nachtdienst - Bespreekbaar maken in team wat hiermee te doen Leerling - probeer cliënt te begrijpen omtrent ziekte bespreek het wel met cliënt - ik blijf de cliënt op dat moment erop aanspreken, kom hier later niet meer op terug Niveau 2 - meld ik het en probeer het te bespreken met de cliënt. In het team bespreken - maak ik het duidelijk. Heb er wel iets meer begrip voor. Niveau 3 - probeer eerst zelf een gesprek aan te gaan, over zijn/haar behoefte (geen x, wel comment) - Bespreek dit met bewoner - geef ik mijn grens aan en bespreek dit in het team - zal vertellen dat ik er niet van gediend ben en herhaal dit als nodig is. Niveau 4 - vraag me eerst af of het bewust is + bespreken in team - hier in het team iets mee proberen te doen - ligt eraan Taling Nachtdienst Spreek cliënt erop aan en geef mijn grens aan, SOAP in ZLP Leerling - Ik spreek de bewoner hierop aan Niveau 3 - Doe een beroep op het gezonde verstand dat nog aanwezig is bij de cliënt - Verleden van bewoner en staat van cognitieve achteruitgang - Ligt aan cliënt en situatie(3x) - Spreek cliënt aan, zeg dat ik dit niet prettig vind/meld het in ZLP - Wanneer het niet over mijn grens gaat, accepteer ik sneller dan bij een cliënt die bij verstand is. Niveau 4 - Denk dat het evt. voortkomt uit psychische achteruitgang. Wel rapporteren/evalueren met collega’s/contactverzorgende - Bespreek met collega’s of EVV
55
Vraag 7 (casus) Je loopt de huiskamer binnen waar een man en een vrouw overdreven zitten te zoenen en te knuffelen. Zodra ze je zien houden ze op. Jij… (1 antwoord mogelijk)
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Vraag 7 Niveau 4 Niveau 3 Niveau 2 Leerling
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
Nachtdienst
1. Weet precies wat je in deze situatie wilt doen en zet alle stappen die je nodig acht 2. Je zet het in het ZorgLeefPlan, zodat de volgende dienst er mee aan de slag kan 3. Weet niet precies wat je het beste vindt om te doen en kan moeilijk kiezen 4. Negeert de situatie, deze is ten slotte al voorbij Vraag 7 Anders, namelijk (dit was geen optie, maar hebben medewerkers zelf toegevoegd) Taling Niveau 2 - Vertellen dat je niet in de huiskamer maar in de eigen kamer moet zijn Niveau 3 - Ligt aan de situatie. Is dit een echtpaar? Dan doe ik hier niets mee. Zijn het 2 dementerenden die niet bij elkaar horen? Dan rapporteer ik het. Vraag 8 (casus) Cliënt X, die geen dementie of een andere dergelijke aandoening heeft en volledig wilsbekwaam is, grijpt je voor de zoveelste keer bij je arm, jij… (1 antwoord mogelijk)
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Vraag 8 Niveau 4 Niveau 3 Niveau 2 Leerling
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
Nachtdienst
1. Vindt dit een herkenbare situatie en doet wat je normaal gesproken ook doet 2. Vertelt de cliënt dat je dit niet prettig vind 3. Gaat met de cliënt in gesprek, waarin je o.a. vraagt waarom de cliënt dit doet
56
Vraag 9 (open vraag) Op welke momenten van je werk zie je machtsverhoudingen terug? Denk hierbij aan situaties tussen jou en je cliënt. Citadel Nachtdienst - als het om vastgestelde afspraken gaat die voor iedereen tellen dan laat je zien wie de ,,macht’’ heeft omdat het zo moet is afgesproken met cliënt/familie. Leerling - Niet ingevuld - Als er veel zieken zijn (personeel) dan wordt er meer gekeken naar de belangen van het personeel dus heeft het personeel meer macht. Cliënten zijn afhankelijk van ons. - tijdens de zorg 1 op 1 - Niet ingevuld Niveau 2 - Dat als 2 mensen samen iets ondernemen en jij ze uit elkaar haalt. De macht die je uitoefent. - tijdens zorg momenten. - Niet ingevuld. - tijdens de verzorging (had respondent zelf doorgehaald, geen vervangend antwoord geschreven Niveau 3 - Als werkdruk hoog is door zieken of niet ingevulde diensten. - (vraagteken) - Tijdens verzorging, lich. contact. - als een cliënt geheel afhankelijk is van mij bv. Wassen + aankleden. Niveau 4 - Jij kunt weglopen, de cliënt niet. Niet dat ik het doe maar dat zou je wel als ‘macht’ kunnen zien (weer specifieke cliënt: kan iedereen op de citadel niet lopen?) - tijdens zorgmomenten. - tijdens zorgmomenten (bewoner is vaak 100 % afhankelijk) Taling Leerling - Tijdens de zorg Niveau 2 - Als iemand bij me lichaam aan zit waar de cliënt niet mag zitten. Niveau 3 - Patient heeft veel rechten maar niet onbeperkt. Ik mag stoppen met de zorg en eventueel overdragen aan een collega. - In belgedrag, woordenwisseling na ‘te lang wachten’ - Zie dit regelmatig doordat bv. clienten moeten wachten. - Geen antwoord - Geen antwoord - Één op één tijdens zorgmomenten, dan ben je bij sommige mensen heel kwetsbaar - Als ze proberen zo veel mogelijk door jou te laten doen, ook als ik dat eigenlijk niet hoef - Geen antwoord Niveau 4 - Bij de verzorging, je moet dit doen in intieme zone van cliënt - Niet-respect voor waarden/normen van beiden
57
Vraag 10 Als ik weet dat een cliënt, die ik moet gaan verzorgen, met enige regelmaat grensoverschrijdend gedrag vertoont, dan… (1 antwoord mogelijk)
20
Vraag 10
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4.
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
…heb ik een voorkeur over met welke collega ik die cliënt het liefst verzorg …maakt het me niet uit welke collega me helpt …werk ik liever alleen …kijk ik enkel praktisch naar de samenwerking, niet naar hoe ik me daarbij voel
Vraag 11A Wat voor een onderwerpen komen er het meeste ter sprake in het evaluatiemoment van 11.00 uur, na de verzorging?
20
Vraag 11.A
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4.
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
Praktische zaken Gevoelservaringen Samenwerking Anders, namelijk…
58
11A - anders, namelijk Citadel Niveau 3 - Hygiene Niveau 4 - Gevoelservaringen soms. In principe mag je alles voorleggen wat/waar je tegenaan loopt/ je bezig houdt. Taling Niveau 3 - N.V.T.(2x) Vraag 11B Wat voor onderwerpen komen er het meeste ter sprake in de briefing van 15:15 uur?
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Vraag 11.B Niveau 4 Niveau 3 Niveau 2 Leerling
1. 2. 3. 4.
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
Nachtdienst
Praktische zaken Gevoelservaringen Samenwerking Anders, namelijk…
11B Anders, namelijk Citadel: Nachtdienst - Ben ik er nooit? (vakje niet ingekleurd wel comment) Leerling - Niet ingevuld Niveau 2 - Overdracht voor avonddienst (vakje niet wel comment) - Bewoners bespreking (vakje niet wel comment) - De overdracht van dag na avond. Niveau 3 - specifieke bijzonderheden van een cliënt - Overdracht bewoners (geen x wel comment) - overdracht van cliënten Niveau 4 - bewoners wetenswaardigheden - is alleen vaak overdracht voor late dienst. Taling Niveau 3 - NVT(2x)
59
Vraag 12 Bij de volgende situaties durf en kan ik gebruik maken van steun van collega’s (meerdere antwoorden mogelijk)
20
Vraag 12
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Als Als Als Als Als Als Als
7 Taling
7 Citadel
6 Taling
6 Citadel
5 Taling
5 Citadel
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
ik me onbehaaglijk voel in een verzorgingssituatie ik me onzeker voel over mijn handelen (of ik het ‘goed’ gedaan heb) een cliënt mijn grens overschrijdt ik me bedreigd voel ik het gevoel heb dat ik de situatie niet alleen aan kan ik ergens mee zit en dit in een evaluatiemoment ter sprake wil brengen ik een second opinion wil over een keuze die ik heb gemaakt/moet maken
Vraag 13 Als het gaat over het aangeven van mijn grenzen, dan… (meerdere antwoorden mogelijk)
20
Vraag 13
18 16 14 12
Niveau 4
10
Niveau 3
8
Niveau 2
6
Leerling
4
Nachtdienst
2
1. 2. 3. 4. 5. 6.
6 Taling
6 Citadel
5 Taling
5 Citadel
4 Taling
4 Citadel
3 Taling
3 Citadel
2 Taling
2 Citadel
1 Taling
1 Citadel
0
…doe ik dit met gemak, ik let goed op mijzelf …kost het me moeite en voel ik me er rot bij, maar kan ik het wel …komen er verschillende emoties naar boven waar ik weinig mee kan …twijfel ik of ik deze moet aangeven, omdat ik de sfeer niet wil verpesten …twijfel ik, omdat ik twijfel over waar de grens precies ligt …twijfel ik, omdat collega’s een andere mening hebben (stel ik mij aan?)
60
Bijlage 2: Conclusies bij de enquêtes Vraag 1: Heb je het gevoel dat je je grenzen aan kan geven? Bij vraag 1 konden de respondenten kiezen uit verschillende opties in twee categorieën: Ze konden aankruisen dat ze wel of niet het gevoel hadden dat ze hun grenzen aan konden geven, waarna ze bij deze optie verschillende manieren konden aanvinken om dit te doen. Citadel: Eén medewerker beantwoordde de vraag met nee. Diegene medewerker geeft aan het gevoel te hebben niet de eigen grenzen aan te kunnen geven, omdat hij/zij niet weet hoe te handelen. Vijftien medewerkers beantwoordden de vraag met ja. Vijf medewerkers kiezen hier voor fysiek afstand nemen en elf kiezen er voor het uitleggen aan de cliënt. Twee personen kiezen voor het melden bij een leidinggevende of het maken van een MIC-melding. In de statistieken van de Van Neynselgroep is echter terug te vinden dat er in 2011 maar twee meldingen zijn gemaakt rondom grensoverschrijdend gedrag(Analyse meldingen Van Neynselgroep, 2011). Volgens de medewerkers is er dagelijks sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hier wordt veelal de reactie bij gegeven dat dit ‘nou eenmaal vaak voorkomt’. De verdere behandeling van de kwestie blijft vaag; het wordt gerapporteerd, maar preventieve acties voor de toekomst zijn niet te vinden. Vragen: Wordt het uitleggen aan de cliënt als superieur beschouwd, boven de eigen persoonlijke afstand? Negeren medewerkers eigen grenzen, als zij denken aan belangen van de cliënt? Waarom maken medewerkers weinig meldingen, ook al geven ze aan dat er dagelijks grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt? Taling: Uit de enquêtes blijkt dat 6 medewerkers van team B van de Taling een MIC-melding zouden doen bij grensoverschrijdende situatie, maar er is geen enkele melding in het systeem terug te vinden. Drie personen geven aan dat ze het gevoel hebben hun grenzen niet aan te kunnen geven. Ze twijfelen of een grens wordt overschreden, willen de sfeer niet verpesten en geven aan dat collega’s vinden dat dergelijke situaties bij het werk horen. Vragen: Waarom weet men dat ze deze meldingen kunnen doen, maar wordt dit niet gedaan? Weten ze welke situaties gemeld mogen worden? Waarom kunnen deze personen hun grenzen niet aangeven? Weten zij waar hun grenzen liggen? Indicatoren bij vraag 1: - Kan de medewerker ten alle tijden de eigen gevoelswereld bewaken tegenover grensoverschrijdend gedrag? Operationalisatie: Een indicatie van het behouden van de gevoelswereld van de medewerker Interviewvraag: Heb je wel eens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen? - Kan er rekening gehouden worden met de hulpvraag van de cliënt, zonder eigen grenzen te negeren? Operationalisatie: De balans die de medewerker behoudt tussen respect voor de hulpvraag en eigen grenzen aangeven. Interviewvraag: Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? – Doorvragen: Hoe geef je dit vorm? - Oorzaken van het niet doen van meldingen door medewerkers Operationalisatie: Voorbeelden van het doen van meldingen en waarom deze gedaan worden. – Als deze niet gedaan zijn, doorvragen waarom de medewerker hier voor gekozen heeft/kiest. Interviewvraag :Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?
61
Vraag 2: Kruis aan wat volgens jou grensoverschrijdend gedrag kan zijn. Bij vraag twee werd het personeel verzocht bij een opsomming van gedragingen van cliënten aan te kruisen welke zij als grensoverschrijdend gedrag ervaren. Citadel: Dertien medewerkers geven aan dat zij de vraag of ze seksueel getinte activiteiten willen uitvoeren als grensoverschrijdend zien. Eén medewerker geeft aan de vraag om geheimhouding van seksuele activiteiten van de cliënt als grensoverschrijdend gedrag te beschouwen. Dertien medewerkers beschouwen zelfbevrediging van de cliënt waar de medewerker bij is als grensoverschrijdend, elf personen vinden meerdere malen vastgrijpen te ver gaan, vier medewerkers vinden de behoefte van de cliënt om een medewerker te knuffelen niet kunnen en één persoon geeft aan iedere aanraking als grensoverschrijdend te gezien. Elf personen vinden een tik op het achterwerk grensoverschrijdend, zeven medewerkers vinden seksueel getinte grappen grensoverschrijdend en twee personen vinden nafluiten grensoverschrijdend. Zeven medewerkers zien het als grensoverschrijdend als de cliënt kreunt tijdens de verzorging, Twee personen vinden indringend aankijken over de grens gaan en één medewerker vindt voorkeur voor één personeelslid om door verzorgd te worden een mogelijk grensoverschrijdende kwestie. Er is een duidelijk verschil in voorkeur van de medewerkers voor alle opties. Dit terwijl elk gedrag grensoverschrijdend kan zijn. De definitie van grensoverschrijdend gedrag is namelijk afhankelijk van de interpretatie van de verzorgende. Deze kan alleen bepalen of iets ongewenst is. (Krook, 2003). Het is ook niet vreemd dat iedereen andere antwoorden geeft bij deze enquêtevraag. Bij de vraag of de respondent denkt dat zijn of haar collega’s dezelfde antwoorden in zouden vullen is een duidelijke verscheidenheid in antwoorden te zien; we krijgen ja te lezen, maar ook nee en zelfs ja èn nee. Een enkeling slaat de vraag over. Vragen Zijn de medewerkers zich bewust van grenzen van collega’s? Wordt dit besproken? Is er overeenstemming over de betekenis van grensoverschrijdend gedrag onder de collega’s? Weten zij wat collega’s vinden op dit gebied? Weten de personeelsleden wat grensoverschrijdend gedrag inhoud? En van elkaar? Durven ze dit onderling te bespreken? Taling: Uit de enquêtes komen veel verschillende antwoorden naar voren over wat de medewerker ziet als grensoverschrijdend gedrag. Tien medewerkers geven aan dat ze vastgegrepen worden door een cliënt zien als grensoverschrijdend gedrag. Bovendien geven negen medewerkers aan dat ze het slaan op hun achterwerk ook zien als grensoverschrijdend gedrag. Daartegenover staat dat slechts vier medewerkers aangeven dat knuffelen grensoverschrijdend gedrag is en slechts één persoon geeft aan iedere aanraking als grensoverschrijdend gedrag zien. 2b: Er zijn grote verschillen te zien tussen verschillende collega’s met betrekking tot hun grenzen. 20% van de medewerkers denkt dat iedereen dezelfde grenzen heeft, omdat er vaak onderling over wordt gesproken. Daartegenover geeft 60% van de medewerkers aan dat de grenzen juist heel erg verschillen, omdat iedereen gedrag anders interpreteert. Vragen: Waarom wordt er zo breed onderscheid gemaakt in gedrag? Is er duidelijkheid over wat grensoverschrijdend gedrag is? Hoe kan het dat deze meningen zo verschillen? Wordt er onderling gepraat over de grenzen? Wordt er met collega’s gesproken over grensoverschrijdend gedrag van cliënten? Indicatoren bij vraag 2 - Bewustzijn van grensoverschrijdend gedrag en oorzaken ervan Operationalisatie: Een beschrijving van de medewerker, oorzaken die medewerker noemt Interviewvraag: Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag precies inhoudt? Doorvragen: Wat zijn volgens jouw de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag? - Bespreken met collega’s Operationalisatie: Vragen naar bespreken van situaties met collega’s. Interviewvraag: Als je ergens tegen aan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan met altijd je collega’s te bespreken? Doorvragen: Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit dan? Doorvragen: Welke hulp ontvang je van collega’s in deze situaties?
62
Vraag 3: Waar houd jij allemaal rekening mee/welke stappen doorloop je, als er zich een grensoverschrijdende situatie omtrent seksualiteit en intimiteit voordoet? Vraag 3 betreft een open vraag. De personeelsleden moeten invullen waar zij allemaal rekening mee houden en welke stappen zij doorlopen, als er zich een grensoverschrijdende situatie heeft voorgedaan rondom seksualiteit en intimiteit. Citadel: Zeven personeelsleden kiezen ervoor om de kwestie met de cliënt te bespreken of geeft aan duidelijk rekening met de cliënt te houden. Een kwart van de personeelsleden geeft aan duidelijk zijn eigen grenzen hierbij aan te geven. Zeven personen willen de kwestie ook bespreken met een collega of in het team en één persoon geeft aan een collega erbij te halen bij de verzorging. In deze situatie wordt er juist niet gerept over wat dit met een cliënt doet, terwijl er bij het aangegeven van grenzen duidelijk eerst vanuit de cliënt wordt gedacht Een andere medewerker vraagt zich af wat zijn collega’s zouden doen en geeft hierbij het argument dat je één lijn zou moeten trekken. Hoe ze met haar grenzen omgaat wordt niet benoemd. Het wordt nog steeds niet helemaal duidelijk welke stappen zij allemaal doorlopen bij een dergelijke kwestie. Vragen:
-
Zijn de medewerkers zich bewust van de macht die ze hebben als verzorgende en het toenemen van die macht op het moment dat er nog een medewerker bij wordt gehaald? Wordt de eigen grens hier als een losstaand iets beschouwd, of enkel een onderdeel van de mening van de groep medewerkers? Is er een beleidsplan of protocol wat hen hierbij ondersteund, of geeft ieder voor zich het behandelen van een dergelijke situatie vorm?
Taling: Als reactie van afdeling de Taling krijgen we stappenplannen die sterk verschillen. Drie medewerkers geven aan dat ze per cliënt of situatie bekijken hoe ze willen handelen. Hier weten we dus niet van of ze in hun hoofd wel bepaalde stappen paraat hebben of juist overvallen worden door een situatie. Drie medewerkers geven aan dat ze direct aan de cliënt aangeven dat ze het gedrag niet prettig vinden en vervolgens een MIC melding maken of de situatie melden bij een leidinggevende. Wederom is hier het verschil te zien tussen het aantal medewerkers dat aangeeft een MIC-melding te doen en het aantal meldingen dat er daadwerkelijk is gedaan (Analyse meldingen Van Neynselgroep, 2011). Twee medewerkers gaan vooral in zichzelf reflecteren over de situatie en kijken naar zichzelf, waarom zij de situatie niet prettig vinden. Vervolgens maken ze wel een melding bij een leidinggevende. Vier medewerkers geven aan dat ze de situatie bespreken met collega’s. Ze bekijken dan hoe het loopt en doen eventueel nog een MIC-melding of melden het bij een leidinggevende. Eén medewerker geeft aan dat er wel wordt gesproken over dergelijke situaties, maar dat er weinig mee wordt gedaan. Ze geeft aan de situatie meestal maar te laten varen, omdat ze problemen wil voorkomen. Vragen: Is er een protocol rond deze zaken waarin vast ligt wanneer er een melding gedaan moet worden? Weten ze of er een vertrouwenspersoon is voor deze zaken? Waarom wordt er niet altijd een melding gedaan? Indicatoren bij vraag 3 - Weten medewerkers dat onmacht van de cliënten grensoverschrijdend gedrag kan veroorzaken? Operationalisatie: Vragen naar machtsverhoudingen in het werk. Interviewvraag: Waar zie je macht terug in je werk? Doorvragen: Kun je buiten werkdruk en zorgmomenten nog andere voorbeelden noemen van situaties waar sprake is van machtsverhoudingen tussen jou en de cliënt? - Is er een beleidsplan of protocol aanwezig op de afdeling, die het personeel kan ondersteunen in het maken van een handelingskeuze bij het behandelen van een grensoverschrijdende situatie? Operationalisatie: De kennis van de medewerker of er een dergelijk protocol of beleidsplan aanwezig is Interviewvraag: Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag? Bij vraag 1 hebben we al een interviewvraag geformuleerd rondom het doen van meldingen. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan.
63
Vraag 4: Wat is bij jou van toepassing met betrekking tot jouw kennis over de algemene wensen van jouw cliënt? Vraag 4 gaat over de mate waarin medewerkers bewust denken te zijn van de wensen van hun cliënt. Uitgaande van een vraag achter de vraag bij grensoverschrijdende situaties, zou een eventuele duidelijke inventarisatie voor het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag kunnen zorgen. Citadel: Vier medewerkers geven aan exact te weten wat hun cliënten willen. Drie personen geven aan af te wachten tot een vrij moment, zeven personen geven aan af en toe een praatje te maken tijdens een ronde en zes personen geven aan de tijd te nemen om een gesprek met de cliënt aan te gaan over deze wensen. Meer dan de helft van de personeelsleden neemt dus niet speciaal de tijd om wensen van cliënten te achterhalen. Taling: Acht medewerkers maken een praatje tijdens hun ronde. Hetzelfde aantal neemt af en toe de tijd om een dialoog aan te gaan rondom de wensen van de cliënt. Eén medewerkers geeft aan dat zodra er een moment vrij is, ze aan cliënten vraagt wat hun wensen zijn. Niemand heeft aangegeven precies zeker te weten wat de wensen van hun cliënten zijn. Vragen: Zien de medewerkers het achterhalen van wensen van de cliënt als hun taak? Wat zien ze als taken bij hun functie? Hoe achterhalen de personeelsleden deze wensen in een gesprek? Zien de medewerkers signalering als een van hun taken? Zien zij het belang hiervan in? Indicatoren bij vraag 4 - Wat zien de personeelsleden als taken bij hun functie/zien ze signalering als een taak? Operationalisatie: Een beschrijving van taken van het personeelslid zelf Interviewvraag: Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Doorvragen: zie je signalering als een van jouw taken? - Het vermogen van de medewerkers de wens van de cliënt te achterhalen. Operationalisaties: Beschrijving van de gespreksvoering die de medewerker inzet om de wens van een cliënt te achterhalen Interviewvraag: Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Doorvragen: zowel op seksueel gebied maar ook algemeen, op welke momenten doe je dit? Vraag 5: Hoe breng je het onderwerp seksualiteit en intimiteit ter sprake? Vraag 5 is een inventarisatie over hoe medewerkers het onderwerp seksualiteit en intimiteit ter sprake brengen. Signalering is een duidelijke taak van de verzorging,dus het is belangrijk dat medewerkers zich hier bewust van zijn en hier naar handelen. Het starten en voeren van een gesprek is een vaardigheid wat de medewerkers behoren te bezitten. Citadel: Twee medewerkers geven aan het onderwerp seksualiteit en intimiteit niet ter sprake te kunnen brengen. De voornaamste reden hiervoor is het te persoonlijk en ongemakkelijk vinden van het onderwerp. Het grootste percentage van alle antwoorden is terug te vinden bij het antwoord wat enkel spreekt over symptoombestrijding; negen medewerkers kiezen voor het antwoord ‘als zich er een problematische situatie voorgedaan heeft, koppel ik terug met de cliënt waar dit gedrag vandaan kwam’. Het is enorm belangrijk dit onderwerp te kunnen bespreken met je cliënten. Cliënten beginnen er niet vaak uit zichzelf over, maar ondervinden wel degelijk problemen met intimiteit. Ziekte en andere verouderingsfactoren kunnen de intimiteit verstoren (van den Berg, 1990), terwijl de behoefte aan intimiteit de gehele levensloop blijft (Backere, 2000). Drie medewerkers geven aan te proberen het luchtig te bespreken als het moment zich voordoet en twee medewerkers menen het onderwerp in een ontspannen gesprek subtiel ter sprake te brengen. Vragen: Wordt er buiten deze terugkoppeling van grensoverschrijdend gedrag met de cliënt gesproken over eventuele behoeften rondom deze onderwerpen? Wordt hier enkel met terugwerkende kracht gewerkt, of is er ook sprake van preventie? een inventarisatie van hoe de personeelsleden dit ter sprake brengen is op zijn plaats.
64
Taling: Drie medewerkers bespreken de onderwerpen seksualiteit en intimiteit niet met cliënten, omdat ze dit te persoonlijk en ongemakkelijk vinden. Acht medewerkers ondernemen actie zodra er problemen zijn rondom de onderwerpen seksualiteit en intimiteit. Ze geven aan een terugkoppeling te maken naar de cliënt over het gedrag. Drie medewerkers bespreken de onderwerpen alleen als het moment zich voordoet en drie medewerkers brengen de onderwerpen bewust naar voren in een ontspannen gesprek. Het aankaarten van intimiteit is van groot belang in de zorg. Niet alleen omdat hier inventarisatie van de wensen van cliënten in schuilgaat, maar ook omdat intimiteit niet stopt tussen cliënten. Het loopt door tussen cliënt en medewerker, en daar is bewustzijn belangrijk. Vragen: Vinden de medewerkers preventie belangrijk? Weten de medewerkers hoe ze preventief moeten handelen? Denken zij meer in de specifieke incidenten, of in de essentie van een situatie? Is het personeel zich bewust van de nog bestaande behoeften van de ouderen aan seksualiteit en intimiteit? Als er over gesproken wordt, wordt er daarna nog iets mee gedaan? Indicator bij vraag 5 - De waarde die aan Preventie gehecht wordt op de afdeling Operationalisatie: Kennis en voorbeelden van plannen rondom preventie op de afdeling. Interviewvraag: Wat wordt er denk je meer gedaan; het behandelen van gebeurde situaties/incidenten, of het werken aan preventie? Doorvragen: kun je van beide twee voorbeelden noemen? Bij vraag 4 hebben we een interviewvraag geformuleerd over hoe wensen van de cliënt achterhaald worden in een gesprek. De gegevens uit deze enquêtevraag sluiten daarbij aan. Casusvraag 6: Als een cliënt met een hersenbeschadiging door een CVA en/of beginnende dementie mij ongewenst aanraakt, betast of vastgrijpt, dan… Casusvraag 6 is een van de drie vragen met een casus. Vraag 6 betreft een vraag over hoe medewerkers hun grenzen aangeven bij grensoverschrijdend gedrag van een cliënt met een cognitieve beperking (bestasten, vastgrijpen of ongewenst aanraken). Citadel: Eén medewerker vindt dat de aandoening van de cliënt het onmogelijk maakt om de situatie aan te pakken. Dit terwijl er in de casus niet vermeld staat of de grensoverschrijdende situatie door een beperking wordt veroorzaakt. Twee medewerkers stellen vragen bij de situatie rondom de invloed van de aandoening van de cliënt in een betreffende situatie. Twee medewerkers geven aan in een dergelijke situatie zo hard te schrikken dat ze een stap terugzetten en het hierbij laten of melden het bij een hogere functie en laten het erbij. In dit geval wordt er geen verdere melding genoemd. Drie medewerkers geven aan het met het team te bespreken, maar kunnen niet benoemen hoe. Vragen: Oordelen de medewerkers snel over het niet kunnen behandelen van deze situaties bij betreffende cliënten? Maken medewerkers zichzelf ondergeschikt aan de cliënt in grensoverschrijdende situaties? Voelen de medewerkers zich veilig genoeg om dit soort kwesties met het team door te nemen? Taling: Er wordt veel gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de cliënt: er wordt gedacht dat de problematiek bij de aandoening hoort, of dat de cliënt het al moeilijk genoeg heeft en dat er daarom niets aan gedaan moet worden. Bovendien geven vijf medewerkers aan dat het afhankelijk is van de cliënt en situatie hoe ze handelen. Vier medewerkers geven aan dat ze de situatie met de cliënt bespreken. Vier medewerkers melden het bij een hogere functie en laten het daarbij. – Vragen: Vinden de medewerkers dat een aandoening van een cliënt grensoverschrijdend gedrag dusdanig rechtvaardigt, om de eigen grens hiervoor los te laten? Indicator bij vraag 6 - De vaardigheid van medewerkers om grenzen aan te geven bij cliënten met een cognitieve beperking Operationalisatie: Het gevoel (van medewerkers) van nut bij het aangegeven van grenzen bij cliënten met psychiatrische en/of cognitieve beperkingen Interviewvraag: Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking (CVA/dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is?
65
Casusvraag 7: Je loopt de huiskamer binnen waar een man en een vrouw overdreven zitten te zoenen en te knuffelen. Zodra ze je zien houden ze op. Jij… Casusvraag 7 gaat over een heel specifiek geschetste situatie. Deze is gebaseerd op verhalen uit de observaties, maar toch net iets omgevormd tot een nieuwe situatie. Dit om de situatie herkenbaar te maken, maar toch te inventariseren of medewerkers zelf weten hoe te handelen. De vraag betreft er een met een situatie van grensoverschrijdend gedrag van een vrijend stel in de gemeenschappelijke ruimte. Ook met het oog op het beschermen van de grenzen van medecliënten in deze ruimte die misschien niet voor zichzelf op durven komen. Citadel: Wat opvalt is, ondanks dat het een algemene casus is, medewerkers spreken over een ‘hij’ of ‘deze cliënt’. Er wordt dus een duidelijk bestaand referentiekader gade geslagen, terwijl we vragen naar een nieuwe situatie. De helft van de medewerkers kruist aan perfect te weten wat te willen doen en de stappen te zetten die zij nodig achten. Dit staat in contrast met de antwoorden die wij op vraag drie ontvangen, want daar komen acht medewerkers niet verder dan het noemen van één enkele actie op een dergelijk voorval. Eén medewerker vult zelfs vraag drie helemaal niet in. We hebben de enquêtes uitgezocht en bekeken hoeveel van deze acht medewerker bij vraag drie iets beschreven had. Sommigen benoemden hun grenzen, het bespreken met een collega of team en een enkeling noemde rapporteren en soapen. Slechts twee van hen benoemde de privacy van de cliënt in acht te nemen en een andere enkeling benoemd de aandoening mee te nemen in een oordeel over de situatie. Als we in het interview vragen naar het behandelen van een situatie, hopen we te kunnen achterhalen of de antwoorden op papier makkelijker ingevuld zijn dan acties kunnen benoemen in een gesprek. Drie medewerkers geven toe niet goed te weten wat te doen in een dergelijke situatie en moeilijk tot een handelingskeuze kan komen. Twee medewerkers geven zelfs aan de situatie te negeren, deze is (eventueel na twijfeling) namelijk toch al voorbij. Vragen: Is het probleemoplossend vermogen van de medewerkers goed genoeg om in nieuwe situaties zelf een handelingswijze te kiezen? Kunnen de medewerkers de essentie van een situatie inzien? Wordt er in zijn algemeenheid waarde gehecht aan preventie? Taling: Bij deze vraag geven acht medewerkers aan precies te weten wat ze moeten doen in een dergelijke situatie. Drie hiervan heeft een aantal stappen paraat om te volgen, twee zetten de situatie in het zorgleefplan, zodat de volgende dienst ermee aan de slag kan. Twee van de medewerkers weet niet zeker wat ze moeten doen en één medewerker negeert de situatie zelfs. Eén van de medewerkers geeft bovendien aan de situatie te negeren als het een echtpaar was, maar als het twee dementerenden zijn die geen stel zijn zou ze het rapporteren. Er wordt totaal niet gesproken over eventuele overlast van dit gedrag op andere cliënten die ook gebruik zouden kunnen maken van de betreffende openbare ruimte. Vragen: Denken de medewerkers in een grensoverschrijdende situatie ook aan de omgevingsfactoren? Indicatoren bij vraag 7 - Oplossend denkvermogen medewerkers + totaliteit van kennis (waar houdt een medewerker allemaal rekening mee als er zich een grensoverschrijdende situatie voordoet)? Operationalisatie: Handelskeuze medewerkers bij grensoverschrijdend gedrag Interviewvraag: Hoe zou je een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? (oplossend denken in toekomstige situaties – gaat NIET over gebeurde kwesties) Doorvragen: hoe bespreek je het? Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners? (kijken of personeel refereert naar oude situaties) Bij vraag 5 hebben we al een interviewvraag geformuleerd betreffende het werken aan preventie of het enkel behandelen van incidenten. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan.
66
Vraag 8: Cliënt X, die geen dementie of een andere dergelijke aandoening heeft en volledig wilsbekwaam is, grijpt je voor de zoveelste keer bij je arm. Jij… Deze vraag is gericht op grensoverschrijdend gedrag van een cliënt zonder cognitieve beperking. Citadel Tien medewerkers beantwoorden de vraag met vertellen aan de cliënt dat ze dit niet prettig vinden. Zes medewerkers gaan in gesprek met de cliënt. Vier medewerkers spreken de cliënt wel aan op de situatie (symptoom), maar vragen niet verder naar eventuele oorzaken van het gedrag. Vragen: Hoe achterhalen medewerkers de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag? Taling: Er worden twee keuzes gemaakt: acht medewerkers geven aan dat ze aan de cliënt aangeven dat ze het niet prettig vinden, maar doen er verder niks mee. Ertegenover staat dat zes medewerkers aangeven dat ze juist met de cliënt in gesprek gaan en verder vragen over waarom dit gedrag plaatsvindt. De ene groep geeft dus enkel de eigen grens aan zonder uitleg of navraag van het gedrag bij de cliënt, zij lijken de eigen grens voorop te stellen. De andere groep gaat wel dieper in gesprek, zij lijken wel de cliënt en diens situatie bij de behandeling van het incident mee te nemen. Vragen: Waarom laat de ene grote groep de cliëntsituatie volledig buiten beschouwing als het gaat om het aangeven van eigen grenzen, terwijl de andere groep dit wel bij het behandelen van een incident blijkt te betrekken? Wat motiveert de medewerkers hiertoe en wat zegt dit over hun kennis van grensoverschrijdend gedrag We proberen bij vraag 7 te indiceren hoe medewerkers een grensoverschrijdende situatie behandelen, uit deze antwoorden kunnen we ook concluderen of navraag naar oorzaken wordt verzaakt. Bij vraag 1 hebben we een inventariserende interviewvraag geformuleerd rondom de balans tussen de eigen grens en de situatie van de cliënt. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan. Vraag 9: Op welke momenten van je werk zie je machtsverhoudingen terug? We proberen een beeld te krijgen van het bewustzijn van de medewerkers op het gebied van machtsverhoudingen. We vragen de medewerkers situaties te noemen tussen de cliënt en henzelf. Citadel: Zeven medewerkers noemen alleen de verzorgingsmomenten. Twee medewerkers noemen werkdruk als machtsmoment, omdat er in tijden van ziekte onder het personeel meer gekeken wordt naar de behoefte van de personeelsleden dan naar die van de cliënten. Eén medewerker noemt lichamelijke mogelijkheden die je wel hebt als medewerker, maar niet als cliënt als machtsmoment. Kunnen weglopen bij een confrontatie zou een uiting van macht kunnen zijn. Een kwart van de medewerkers geeft geen antwoord op de vraag. De vraag om voorbeelden van machtsituaties te noemen blijkt dus voor een kwart van de medewerkers te moeilijk. Volgens Krook en van Straaten(2003) is het achteruitgaan van machtsposities van mannelijke cliënten(die vroeger zelf veel macht bezaten en nu gedaald zijn tot de afhankelijkheid van jonge, vrouwelijke verzorgers) een grote oorzaak van grensoverschrijdend gedrag. Dit in een poging de macht van de medewerker af te doen nemen en weer een gevoel van gelijkheid te proberen te behalen. Vragen: Vinden medewerkers het lastig om machtsverhoudingen te bemoeien? Taling: Drie medewerkers antwoordden dat machtsverhoudingen terugkomen in gedrag van de cliënt richting de medewerker. Eén medewerker geeft aan dat juist zelf kwetsbaar te zijn in verzorgingsmomenten. Drie medewerkers geven aan dat ze machtsverhoudingen terugzien in de zorgmomenten. Drie medewerkers zien de machtsverhoudingen terug in de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de cliënt. Ze geven aan dat er geen respect is voor normen en waarden van de bewoners, dat de patiënt geen onbeperkte rechten heeft, dat een medewerker kan stoppen met de zorg en die overdragen aan een collega en dat cliënten regelmatig moeten wachten op zorg. Vragen: Zien medewerkers het alsof de cliënt macht heeft over hen? Zien zij zichzelf als kwetsbaar in deze situaties? Zien zij alle vormen van afhankelijkheid van de cliënt? Bij vraag 3 hebben we een interviewvraag geformuleerd rondom de machtsverhoudingen. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan.
67
Vraag 10: Als ik weet dat een cliënt, die ik moet gaan verzorgen, met enige regelmaat grensoverschrijdend gedrag vertoont, dan.. Bij vraag tien doen we een inventarisatie naar het vertrouwen in collega’s. Er wordt gevraagd naar de voorkeuren in het werken met collega’s of alleen in geval van het moeten verzorgen van een cliënt die bekend is met grensoverschrijdend gedrag. Citadel: Vijf medewerkers hebben in een dergelijke situatie duidelijk een voorkeur in collega’s met wie ze de betreffende cliënt zouden willen verzorgen. Acht respondenten geven aan dat het niet uitmaakt met welke collega ze hier aan het werk gaan. Eén persoon werkt liever alleen in zo’n situatie en één medewerker geeft aan enkel praktisch naar de samenwerking te kijken, hierbij het eigen gevoel compleet erbuiten latend. Vragen: Vertrouwt iedereen elkaar binnen het team? Worden sterke onderlinge banden benut in dergelijke situaties? Zijn de medewerkers aan grensoverschrijdend gedrag gaan wennen? Hebben de medewerkers wel eens het gevoel dat hun gevoelswereld op de tweede plaats komt? Taling: Twee medewerkers geven aan een voorkeur te hebben met welke collega ze willen samenwerken bij cliënten die grensoverschrijdend gedrag vertonen. Zeven medewerkers geven juist aan dat het niet uitmaakt welke collega hem of haar helpt. Vier medewerkers kijken enkel praktisch naar de samenwerking en kijkt niet hoe ze zich daarbij voelen. Met het oog op het laatstgenoemde feit, vinkt dus elf medewerkers níet aan enkel praktisch naar de samenwerking te kijken. Hierbij geven slechts zes medewerkers aan dat het ze niet uit maakt, welke collega’s hen helpen. Als we hier een rekensom maken, kijken dus vier medewerkers niet enkel praktisch naar de samenwerking, maar hebben wel een voorkeur in helpende collega. Het is logisch dat er binnen een team nooit sprake is van 100% goede contacten onderling, maar een meer dan een kwart van de medewerkers die aangeeft een duidelijke voorkeur te hebben in collega’s, vraagt om een inventarisatie waar deze voorkeur vandaan komt. Vragen: Waar komt deze collegiale voorkeur vandaan? Worden ook hier de goede collegiale banden benut, of voelen niet alle collega’s zich bij elkaar op hun gemak? Wordt er iets aan teambuilding gedaan? Indicatoren bij vraag 10 - Zijn er medewerkers die hun grenzen niet aan kunnen geven? Operationalisatie: Een voorbeeldsituatie van de medewerker over het niet aan gegeven hebben van grenzen en het waarom Interviewvraag: Heb je wel eens een situatie gehad waarin je je grenzen niet hebt aangegeven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit? - Gewenning aan grensoverschrijdend gedrag door veel voorkomen Operationalisatie: Gevoel van gewenning bij medewerker Interviewvraag: Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen? - De omgang met grenzen van collega's Operationalisatie: De handelskeuze van de medewerker in een geschetste voorbeeldsituatie waarin een collega met een probleem zit rondom grensoverschrijdend gedrag. Interviewvraag: Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat haar/hem dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Doorvragen: hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Hoe handel je hier bij? - Veel medewerkers die een voorkeur hebben voor bepaalde collega’s Operationalisatie: Vormen van teambuilding interviewvraag: Wordt er iets aan teambuilding gedaan? Doorvragen: hoe vaak en hoe? Bij vraag 2 doen we een inventarisatie naar dit vertrouwen onderling. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan.
68
Vraag 11: Wat voor onderwerpen komen er het meeste ter sprake in de briefings? Bij vraag elf wordt er gekeken naar de evaluatiemomenten die er dagelijks horen te zijn op de afdeling. Onze bezoeken wezen uit dat het niet zelden was dat zo’n evaluatie geschrapt werd. Bij vraag A wordt er gevraagd naar de gespreksonderwerpen van de briefing van 11:00u, en bij vraag B wordt er gevraagd naar de gespreksonderwerpen van de briefing van 15:15u. Citadel Bij de evaluatie van elf uur geven zeven medewerkers aan dat er praktische zaken besproken worden, vijf personen zeggen ook gevoelservaringen te bespreken, maar liefst vijftien medewerkers vinken ook de optie ‘samenwerking’ aan en twee medewerkers vinken aan ‘anders, namelijk…’. De antwoorden bij de laatste optie worden vervuld met ‘Gevoelservaringen’, ‘In principe mag je alles voorleggen wat/waar je tegenaan loopt/je bezig houdt’ en ‘Hygiëne’. Tijdens een van onze observaties bracht een medewerker inderdaad iets ter sprake wat haar dwarszat, maar hier werd als reactie enkel in gegaan op de praktische kant van de kwestie. Bij de evaluatie van 15.15 wordt gevoelservaring door geen enkele medewerker aangestipt. Dit terwijl ons tijdens onze observatie duidelijk werd uitgelegd dat het bespreken van bepaalde zaken om 11 uur niet altijd praktisch was door tijdgebrek, in de middag was vaak meer tijd. We kregen bij de optie ‘anders, namelijk…’ op het antwoord van de nachtdienst die er niet bij was en een oningevulde na, van iedereen terug dat deze overdracht enkel over bewoners ging en een overdracht was voor de late dienst. Hier kunnen we wel uit concluderen dat het communicatiemiddel evaluatie en geplande communicatiemomenten niet optimaal benut wordt. Vragen: Is het de bedoeling om gevoelservaringen in te kunnen brengen tijdens de briefings? Voelen de medewerkers zich gehoord door collega’s? Is er een voldoende collegiale band onderling? Taling: Negen personen geven aan dat praktische zaken de meest besproken dingen zijn tijdens het evaluatiemoment van 11u. Vijf medewerkers kiezen voor zaken rondom de samenwerking. Slechts één medewerker geeft aan dat er ook gevoelszaken naar voren komen in dit moment. Bij het evaluatiemoment in de middag verschuift het belangrijkste onderwerp naar zaken rondom de samenwerking, hier kiezen negen medewerkers voor. Vijf medewerkers kiezen voor de praktische zaken. Opvallend is dat tijdens dit moment wel vijf van de medewerkers kiest voor gevoelszaken. Vragen: Is er ruimte om gevoelszaken te bespreken tijdens andere momenten? Durven medewerkers hun gevoelsmatige stagnaties daarnaast aan collega’s voor te leggen? Is dat meer het doel van het middagoverleg, of is er dan gewoon meer ruimte voor? Is er ondanks de drukte in de middag meer tijd voor gevoelszaken? Indicatoren bij vraag 11 - Ruimtemogelijkheden voor personeel om hun gevoelservaringen te ventileren Operationalisatie: De taken in de middag Interviewvraag: Welke taken voer je uit in de middaguren? Bij vraag 2 hebben we een interviewvraag geformuleerd rondom het hulp vragen aan collega’s. Bij vraag 10 doen we een inventarisatie naar de frequentie van activiteiten met het oog op teambuilding. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan. Vraag 12: Bij de volgende situaties durf en kan ik gebruik maken van steun van collega’s Bij vraag twaalf wordt er de respondenten gevraagd voorbeeldsituaties aan te vinken waarbij zij gebruik durven te maken van steun van medewerkers. Citadel: Elf medewerkers geven aan dit te kunnen bij verzorgingssituaties waarbij zij zich onbehaaglijk voelen, twaalf medewerkers kunnen dit ook bij het onzeker voelen over eigen handelen, maar liefst dertien medewerkers vragen steun als een cliënt haar/zijn grenzen overschrijdt, twaalf medewerkers vragen steun bij een gevoel van bedreiging, acht medewerkers vragen steun bij twijfel van het alleen aankunnen van een situatie, zes medewerkers durven steun te vragen als hij/zij ergens mee zit en dit in een evaluatiemoment ter sprake wil brengen en acht medewerkers vragen steun als er een second opinion gewenst is over een eigen keuze. Het grootste aantal medewerkers geeft aan steun te durven vragen in geval van grensoverschrijdend gedrag van cliënten. Een opvallend feit is dat je als hulpverlenend team altijd van je collega’s op aan moet kunnen, maar bij geen enkele optie 100% van de medewerkers aangeeft dit te doen. Bij twee opties geeft zelfs maar de helft aan steun te durven zoeken.
69
Vragen: Waarom kiezen medewerkers ervoor veel zaken samen aan te pakken? Kunnen de medewerkers zelf tot een handelingskeuze komen, of is er enkel sprake van morele steun? Welke vorm van steun krijgen medewerkers dan? Taling: Acht medewerkers geven aan hulp te durven vragen bij een verzorgingssituatie waarbij een onbehaaglijk gevoel wordt ervaren. Negen medewerkers geven aan hulp te durven en kunnen vragen bij een onzeker gevoel over het eigen handelen, wederom negen respondenten vragen hulp bij grensoverschrijdend gedrag van cliënten. Tien medewerkers durven en kunnen hulp vragen bij een gevoel van bedreiging. Negen medewerkers kunnen en durven dit ook bij het gevoel een situatie niet alleen aan te kunnen, als ergens mee gezeten wordt en dit in een evaluatie wil bespreken en als er een second opinion gewenst is over een gemaakte keuze. Alle opties komen over de negen medewerkers, op een onbehaaglijk gevoel bij verzorgingssituaties na. Een piek omhoog vinden we terug bij het gevoel van bedreiging. Hier heeft een medewerker meer deze keuze aangevinkt. Vragen: Vinden de medewerkers dat een onbehaaglijke gevoel bij hun werk hoort, omdat ze hier geen hulp bij vragen? Hoe kan het dat er bij een duidelijke vorm van agressie (bedreiging) makkelijker hulp wordt gevraagd, dan hulp vragen bij een onbehaaglijk gevoel? Komt dit omdat een onbehaaglijk gevoel niet concreet kan worden uitgelegd? Willen de medewerkers zich eerst goed kunnen verantwoorden voordat zij hulp vragen? Is een gevoel genoeg om je grenzen voor aan te geven? Bij vraag 2 hebben we een interviewvraag geformuleerd over het concretiseren van grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast hebben we bij die vraag ook een interviewvraag geformuleerd over het hulp vragen aan collega’s. Bij vraag 10 hebben we een interviewvraag geformuleerd betreffende gewenning aan dit onbehaaglijke gevoel en grensoverschrijdend gedrag. De gegevens die we uit deze enquêtevraag hebben verkregen sluiten daarbij aan. Vraag 13: Als het gaat over het aangeven van mijn grenzen, dan.. Bij vraag 13 wordt er specifiek gekeken naar het aangeven van grenzen. Er zijn verschillende antwoorden mogelijk, maar de medewerkers mogen meerdere antwoorden tegelijk kiezen. Citadel: Tien medewerkers geven aan zonder twijfel hun eigen grenzen aan te kunnen geven. Aan de andere kant is dus bijna de helft niet zo zeker van hun zaak, zij kruisen deze optie niet aan. Drie medewerkers komen er voor uit zich rot te voelen en veel moeite te hebben bij het aangeven van grenzen, maar het toch wel te doen. Twee medewerkers geven toe last te hebben van veel bovendrijvende emoties en hier weinig mee aan te kunnen. Vier respondenten geven aan niet verder te komen dan twijfel of zij/hij de eigen grenzen wel wil aangeven. De reden hiertoe varieert van de sfeer niet willen verpesten, naar een twijfeling over waar de grens precies ligt en omdat collega’s een andere mening zouden hebben. In totaal geven 8 respondenten aan het óf niet te doen door twijfel over overmanning door emoties, óf zichzelf ertoe te zetten met veel moeite en een bijkomend ‘rot voelen’. Dit scheelt maar twee personen met degenen die het wel met gemak beweren te doen. Vragen: Wat is de oorzaak van het niet aangeven van grenzen? Taling: Vijf medewerkers geven aan hun grenzen gemakkelijk aan te geven. Zes medewerkers geven aan het moeilijk te vinden en zich er rot bij te voelen, maar het wel te doen. Eén medewerker geeft aan dat er dan verschillende emoties naar boven komen waar ze weinig mee kunnen. Vijf medewerkers geven aan te twijfelen aan de vraag of ze de grenzen wel aan moeten geven: Drie hiervan geven aan bang te zijn dat ze de sfeer verpesten, één hiervan geeft aan te twijfelen over waar de grenzen liggen en één hiervan twijfelt omdat collega’s een andere mening hebben en bang zijn dat ze zich aanstellen. Er is hier sprake van een grotere groep (zes) medewerkers die hun grenzen enkel met veel moeite en een rotgevoel aan kunnen geven. Slechts vijf medewerkers geven aan dit met gemak te doen. De personen die twijfelen hebben meerdere redenen, maar de sfeer niet willen verpesten komt naar voren Bij vraag 1b geeft één van de medewerkers aan hun grenzen niet aan te kunnen geven, omdat ze denken dat collega’s vinden dat dit bij het werk hoort.
70
Vragen: Vinden medewerkers het aangeven van hun eigen grenzen moeilijk? Heeft het niet willen verpesten van de sfeer en link met het niet aan willen geven van de grenzen? Is er een overeenstemming onder collega’s over wanneer dit moreel gezien juist is?Is twijfeling over de mening van collega’s een grotere oorzaak van het niet aan willen geven van grenzen dan in de enquête concreet terugkomt? Bij vraag 2 hebben we een interviewvraag geformuleerd rondom het vragen van hulp van collega’s. We zullen de algehele interviews met elkaar vergelijken en vragen over collega’s naast elkaar leggen, om conclusies te trekken over de verschillen in mening en de eventuele stagnaties die deze veroorzaken in het aangeven van individuele grenzen. Bij enquetevraag 10 hebben we al een interviewvraag geformuleerd naar een voorbeeld van een situatie waarin de grens niet wordt aan gegeven en waarom dit kwam. We zullen nog een inventarisatie doen naar de duidelijkheid onder de medewerkers van wat grensoverschrijdend gedrag nu precies is. Ook bij vraag twee doen we een inventarisatie naar dit thema: hier vragen we om een specifieke beschrijving van de respondent.
71
Bijlage 3: Interviews Interview 1 Geïnterviewd door: Eline Jeuring Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Taling
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Overschrijdend.. Ja lichamelijk.. Je lichaam, proberen je borsten te pakken. En dan ook ja.. praten ook wel.. Dat verschilt ook wel.. Die opmerkingen, is dat met iemand met BIG of met iemand die goed bij is. Dan denk ik ja, BIG is hartstikke.. meent ie het of meent ie het niet. Zie je dat dan als oorzaak, die BIG? Nee, dat denk ik niet. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Nee, ik weet het echt niet. Vaak is het toch bij mannen hoor, bij vrouwen helemaal niet. Vind ik wel. De mannen maken die opmerkingen vooral, wat ben jij een lekker ding of euh.. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Als iemand iets doet bij mij? Dan zou ik eerst zeggen dat ik er niet van gediend ben. Dan let ik eerst op mezelf. Hoe geef je dit vorm?’ Ik laat wel met mijn gezicht zijn dat ik er echt niet van gediend ben, dit laat ik wel merken met mijn ogen. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Je wordt ook ouder.. als je jong bent.. het went.. Want sommige mannen kunnen ook in een keer over je arm en dan denk je wat bedoelen ze hier nu mee. Is dat dan voor de zorg? Als ze het nu een keer doen dan reageer ik daar niet op, maar als ze het vaker doen.. (gelach) dan zal ik er wel iets van zeggen. Maar als ik jonger was geweest zou ik wat angstiger zijn. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit?’ Nee ik zeg het al wel vlug hoor als ik het er niet mee eens ben. Het enige wanneer ik het heb is wanneer iemand maar iets ouder is, bijvoorbeeld een man van 60 hier. Die is maar tien jaar ouder dan mee, en dan zegt ie van, wat ben jij toch een leuke zuster, en dat rapporteer ik wel hoor. En dan heb ik wel zoiets van ieuwl.. Dat vond ik toch wel eng hoor.. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Nee, dat heb ik helemaal niet. Ook niet in het begin. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Als een cliënt bij mij dat doet? In het begin zeggen dat ik daar niet van gediend ben, toch met collega’s over hebben. En als het erger wordt de leiding aangrijpen, ik ben niet iemand die meteen naar de leiding stapt.
72
Hoe bespreek je het? Zo van: ik heb dit meegemaakt. Die bewoner heeft tegen mijn billen aangeslagen, ik heb gezegd dat ik daar niet van gediend ben. Doet hij dat bij jullie ook of ben ik de enige? Dat rapporteer ik ook dan hoor. Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Het gebeurt eigenlijk alleen op de kamers hier, dus dat kan ik niet zeggen. Er is ook een man die roept dan ineens: he lekker ding! Maar ja, dat doet hij bij iedereen.. (gelach) Ik zei al tegen collega’s: bij sommige bewoners kun je gewoon meer hebben dan bij anderen. Je hebt altijd toch je grenzen ofzo. De ene meent dat niet zo en de andere.. he.. Je ziet het ook wel in de uitstraling. Je moet toch voor jezelf opkomen in de zorg, anders hou je het niet vol. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? De wens? Tijdens de zorg misschien in gesprek. Als je mensen verzorgt ben je toch altijd aan het praten, misschien dan. Niet meteen pats boem tijdens het lopen hoor, wel echt tijdens de zorg. Maar ik ga er wel op in. Op welke momenten doe je dit?’ Deze generatie.. ik weet niet.. de volgende generatie, ik denk dat het dan komt. Deze mensen hebben dat niet zo. Ze praten er niet zo over. Dat geeft ook wel het belang van jullie onderzoek aan. Bijvoorbeeld die escortservice, dat doen ze nu niet. Dus ik denk alleen tijdens zorgmomenten als het toevallig ter sprake komt. Je hebt nu allemaal meneer de dokter, meneer de pastoor, die praten niet zo snel over die onderwerpen. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Bij gezond zou ik er meteen aanspreken, en bij een BIG zou ik op een ander onderwerp iets vragen enzo zodat dat meteen weer wegvalt. Maar gezonde bewoners zou ik er wel op aanspreken. Maar het nadeel is, heel veel mensen hebben een hersenbloeding gehad en daar kan het ook een gevolg van zijn. Die kan vroeger een hele chique heer geweest zijn en nu dan ineens die hersenbloeding. Wij kijken ook wel naar hun verleden hoor en we geven dat ook aan aan leerlingen: mensen kunnen emotioneel worden, die willen niet praten enz. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Er is er wel een. Maar als er iets gebeurt dan ga ik naar mijn leidinggevende en die stuurt mij dan wel door. Ik zou denk ik zelf naar mijn leidinggevende lopen. Als ik zelf al van alles gedaan heb dan stap ik wel naar het team van hoe los ik dit op? 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Ik denk meer aandacht aan wat er gebeurd is misschien. Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Er wordt wel naar jou geluisterd als je problemen hebt of ergens mee zit. En preventie komt niet echt veel voor, nee. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Uhm.. (stilte) Als het grof geweld wordt ofzo.. Een MIC is als er geschopt of geslagen is of als ik me niet veilig voel en als een bewoner constant zegt van wat ben jij een leuke zuster en ben jij getrouwd.. dan denk ik dat ik daar ook wel een melding van maak. En een MIM-melding ken ik niet. We hebben toch alleen een MIC-melding? Nee, ik weet het echt niet..
73
12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? De zorgtaken. Ja.. Mensen verzorgen.. Ja, al die kleine dingen dan. Wassen, aankleden, naar bed brengen, naar het toilet helpen. Wel veel lichamelijk contact. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Nee. Aan wie zou jij dat wel toeschuiven? Een leidinggevende ofzo? Zorgcoördinator ofzo. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Ik werk maar 1 dag overdag. Maar ik ben ook EVV, dus ’s middags doe ik dan meestal mijn dossiers doorwerken. Is er ook tijd om emotionele dingen te bespreken? Ja dat is echt ’s middags. ’s Morgens is er geen plek voor. Of er moet in een keer iets gebeuren, dan kan het ’s ochtends ook. In de middagevaluatie kun je het ook met je collega’s bespreken. We hebben ’s morgens om 11u een evaluatie kijken hoever we met de zorg zijn en loop je ergens tegenaan dan ook. En ’s middags is dan met Team A en Team B en dan bespreken we waar we tegenaan gelopen zijn. Dat is wel erg fijn, maar als je niks hebt dan hoeft het van mij ook niet. Maar soms is er zoveel werkdruk, dan lukt het niet en dan is het wel fijn. En de zorgcoördinator is er dan ook bij. Ja, dat is wel fijn. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Macht.. (stilte) Als je je werk goed gedaan hebt, als mensen tevreden zijn. Zie je het ook terug in de zorg bij cliënten? Het is mijn werk he, nee dat voel ik niet zo. Ik merk nu in dit gesprek wel ik heb veel lichamelijk contact, maar als je bezig bent dan denk je daar niet aan. Het hoort er gewoon bij. Ik zie het ook niet dat mensen afhankelijk van mij zijn, dat zie ik niet zo. Je zegt goedemorgen, maakt en praatje en gaat aan de gang. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ik denk met wie ik werk, ik blijf er niet mee rondlopen. Van mijn leeftijd en ouder doe ik liever dan bij een leerling. Dus daar kijk ik wel naar. Ik ga dat niet bij een leerling neerleggen. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Ik kan ze elk moment wel zoeken en we kunnen elkaar oppiepen natuurlijk. Ik heb het godzijdank nog niet meegemaakt, maar ik zou wel iemand op kunnen piepen ja. Wat voor hulp vraag je? Ik zou eerst proberen zelf te doen, maar als het echt aan blijft houden dan met collega’s praten of zij er ook last van hebben. Ik doe dat wel in een evaluatie, zodat de zorgcoördinator het meeneemt. Ik vraag ook wel ondersteuning of iemand me even komt helpen. Als iemand gaat slaan of schoppen dan kun je wel assistentie vragen. Krijg je die hulp ook altijd?’ Als je assistentie vraagt moet er iemand komen. Dit gaat met de piepers en ze kunnen op de pieper niet zien wat er aan de hand is.
74
16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ik probeer ze serieus te nemen en te praten. Ik zeg als ze er toch heel erg mee zitten bij een leidinggevende melden. Of wat jij zegt dan een MIC invullen ofzo. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? ‘ Dat gebeurt bij mij nooit, ik ben heel gemakkelijk. We werken niet vaak met zijn tweeën. Als het zou gebeuren zou ik er gewoon mee werken. Nee, het gaat om het werk. Als je ziet hoeveel afwisseling wij hebben, qua uitzendkracht en flex enzo.. Het gaat bij mij om taken, of het klikt dat maakt me niet zo uit. Je gaat niet bij iedereen je privéleven vertellen ofzo. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ We hebben het daar toevallig net over gehad dat we dat mistten. En twee collega’s gaan daar nu actie in ondernemen. We begrepen dat sommige collega’s daar wel behoefte aan hebben. Ik zelf niet, werk en privé wil ik gescheiden hebben. Ze weten ook dat ik er geen behoefte aan heb. Ik zou wel meegaan, dat wel. Het is niet zo van eh.. Maar ja thuis, wij hebben zo’n grote vriendengroep, dat is genoeg. Collega’s bellen weleens, maar ik hoef ze niet op de koffie ofzo. Ik zou dan liever een activiteit doen dan een etentje ofzo..
75
Interview 2 Geïnterviewd door: Eline Jeuring Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Taling
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Voor mij is dat als ik mijn eigen in de .. als ik, ja hoe moet ik het zeggen.. als ik mijn eigen er niet prettig bij voel. Ik heb het eigenlijk nog niet zo gek veel meegemaakt, dus eh.. Ja als iemand je ergens pakt of als iemand een bepaalde seksueel getinte opmerking maakt of met een bepaalde toon of met agressie. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Dat is dan toch denk ik een stuk eenzaamheid, onmacht en ja.. een gemis van iets. Dat er een bepaalde behoefte is. Een beetje proberen uit de tent te lokken. We hebben in het verleden een man gehad hier en die had dat heel duidelijk en die wreef dan ff over je been en probeerde je dan aan te raken op een plek waar eh.. en dan zeiden we daar zijn we niet van gediend. En die had heel duidelijk door zijn CVA heel erg behoefte daaraan. Aan genegenheid en seksualiteit. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? ik probeer daar heel secuur mee om te gaan want ik vind het heel erg om mensen in die zin af te wijzen, ja tuurlijk wijs ik ze af, maar om er op dat moment iets van te zeggen. Dus ik ga er heel secuur mee om, probeer het te zeggen met een grapje, zoals heb je last van lentekriebels? Bij die cliënt kon je dat zeggen en dan wist hij al genoeg. Sommige mensen hebben daar genoeg aan en als dat niet helpt ga ik er toch serieuzer op in en probeer ik de cliënt niet te beledigen want dat is iets wat ik niet wil. Hoe geef je dit vorm?’ In een gesprek. En als het me echt te naar is ga ik weg en vraag ik een collega. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Ja, daar wen je aan. Je gaat er ook anders mee om als je veertig plus ben of als je begin jaren twintig bent of net van school komt. Je gaat er iets makkelijker mee om. Ik weet wie het zegt en weet hoe ik er dan mee om moet gaan. Dan maak ik er gewoon een grapje mee.. maar je went er wel aan. Maar.. ho.. dat wil niet zeggen dat het goed is ofzo, want als iemand er niet van gediend is dan moet je er zeker werk van maken. Ik pik het niet bij iedereen, maar je kent je bewoners. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Uhm.. Jawel.. Ja.. Niet echt zozeer, maar wel dat je denkt van ‘Oeh, dat moet niet verder gaan’ weetjewel. Dan moet ik ff omdraaien of ff naar de badkamer doorlopen om een bepaalde barrière door te gaan. Hoe kwam dit?’ Ja, dat is een man en die doet zich toch iets beter voor dan hij is en die is lichamelijk.. ja.. werkt het toch ngo wel denk ik. Waardoor dat hij toch denk ik bepaalde behoeftes heeft. En ja, dan heb ik zoiets van, nee, dat gaat me te ver. Dat wil ik niet, daar ben ik niet geleerd voor. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Ja, dat gebeurt ook weleens. Ja emoties over mensen waar je gewoon veel meer moeite mee hebt. Maar of dat nou seksueel is of gewoon meer moeite, dat je gewoon een muur hebt of een beetje schrik hebt om naar een cliënt te gaan. Ik moet zeggen dat heb ik ook
76
steeds minder. Dat had ik eerst veel meer. Omdat dat nou komt dat ik meer bagage heb, leeftijd, meer bagage. En ik heb mijn eigen gewoon voorgenomen van, nou, ik laat mijn eigen gewoon niet gek maken. Ik weet wie ik ben en ik schakel dan op dat moment dan mijn gevoel uit en ik probeer er dan het beste van te maken. En dat bevalt mij wel het beste, want je moet die persoon toch een keer helpen. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Nou ik zou sowieso eerst bij de cliënt beginnen als hij daartoe in staat is. En mocht dat niet helpen dan ga ik het toch noteren in het zorgdossier. Mocht dat niet helpen dan ga ik ermee naar de zoco. Hoe bespreek je het? Er is geen eenduidig antwoord te geven. Ik denk dat heel erg ligt aan de situatie op dat moment. Als iemand echt een bepaald iets doet. Ik denk dat het in die situatie kan dan denk ik dat ik er direct iets van zeg. Want bij veel cliënten heeft het geen zin om later op terug te komen. Dan zeg je ach, dat is geweest of eh.. (onderbreking door pieper) 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Nou moet ik heel eerlijk zeggen.. ja.. de behoefte aan zorg is makkelijk, maar de behoefte aan seksualiteit vind ik heel moeilijk om te achterhalen. Bijvoorbeeld een meneer bij ons, een arts heeft dat opgenomen. Want ik wist namelijk helemaal niet dat die problematiek speelde, die arts is er toen mee aan de slag gegaan. Heel veel mensen hebben wle heel veel ideeen in hun hoofd daarover maar daar komt er denk ik weinig van uit. Dat is ook het doel van onze afdeling niet. Die hebben misschien wel die behoefte, maar of dat lichamelijk kan of mag dat is een tweede. Vaak is het lichamelijk probleem zo groot dat het niets eens mogelijk is om naar huis te gaan, maar dan wordt het niet eens besproken. En ik weet niet van de echtparen onderling, daar hoor ik niks over. Ik ben er wel benieuwd naar hoe die echtgenotes daarover denken. Er zijn ook best veel echtparen die gescheiden wonen. En ook jongere mensen, eind vijftig begin zestig met een jongere echtgenote. Ben wel benieuwd hoe die daarover praten, hoe dat ter sprake komt. Ik denk weleens als ik dan een jongere man hier zie, die hebben dan een kei jonge vrouw , die hebben dat helemaal niet meer, zij heeft dan een zorgtaak. Het is een huwelijk dat helemaal niet meer in verband is. Ja daar denk ik wel heel vaak over na. Dan denk ik oh.. dat is wel heel heftig! Misschien omdat ik zelf ook wat ouder word, dat ik daar andere gedachtes bij heb. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ (vraag vergeten) Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Ik zou het echt niet weten. Dan zou ik misschien het kwaliteitshandboek moeten zoeken, maar dat is niet iets wat ik weet. Ik zou het niet weten. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Beiden, want er wordt inderdaad op het moment dat een probleem speelt .. ja, preventie is meer hoe ga ik ermee om naderhand. Dan wordt er een psycholoog bijgehaald. Maar echt preventie.. we hebben ooit weleens een man gehad die had zon erge behoefte, die liet de meisjes ook niet met rust en die ging ook naar een prostitué en daar is de arts op de afdeling ook mee bezig om eventueel de weg te wijzen. Maar verder preventie.. niet als voorkomen van, maar op het moment dat zoiets gebeurt wordt een psycholoog ingeschakeld en wordt een preventieplan gemaakt. Daar wordt wel goed mee omgegaan.
77
11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ MIM, dat is.. uhm.. MIC is met cliënten he.. Ja.. (stilte) Die had ik laatst moeten maken, want dat was een vrouw in een rolstoel (mompelt in zichzelf).. nee die heb ik nooit gedaan. Want wij doen dan altijd een TRIAS-web melding, maar daar is geen onderscheid tussen MIM en MIC. Wij moeten alles melden via TRIAS-web. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ik ben verzorgende IG, dat noemen ze tegenwoordig verzorgende H. dat betekent dat je alle medische handelingen mag doen. En ik ben contactverzorgende van 7 cliënten. Ik moet een soort overzicht houden op de afdeling als ik dagoudste ben. Dat alle taken klaar zijn, technische handelingen enzo. En ik moet waken over het welzijn van de cliënten op die dag. Wat zijn de taken van een contactverzorgende? Een contactverzorgende behartigt de belangen van de cliënt. Dan sta je eigenlijk tussen de cliënt en de artsen en de paramedici. Daar sta jij tussenin. Waarin de cliënt centraal staat en ik probeer daar middels het zorgleefplan een geheel van te maken en uh.. alle contacten soepel te laten verlopen. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Ja 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ In de middag.. dat ligt eraan.. ik ben 1 keer in de week 2 uren uitgepland voor contactverzorgende taken. En ja, dat is eigenlijk een middag die me heilig is, die had ik eigenlijk ook vanmiddag. Dan doe ik aan mijn zorgleefplan werken. De andere middagen loop ik op de vloer en als ik zie dat de vloer voldoende bezet is dan trek ik mij terug om mijn dagoudste taken te doen en dan kunnen ze mij roepen als het nodig is, en dan probeer ik nog wat dingen af te werken van die dag. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Van mij uit? Nou.. (stilte) Tussen collega;s valt het mee, je hebt altijd de sterke en de minder sterke. En de sterke merk je wel dat die de minder sterke dragen en makkelijker aan kunnen sturen. Maar of dat echt macht is dat weet ik niet. Ik merk wel dat heel veel cliënten middels een bepaald gedrag echt de zorg afdwingen, dat merk ik wel. Daarin zijn cliënten ontzettend aan het veranderen. Gelijk hun mond open als het niet zint. Lichamelijk zijn ze wel afhankelijk, maar qua mentaliteit steeds minder. Ook afdwingen om door bepaalde mensen geholpen te worden.we hebben wat wisseling gehad in medewerkers en we zitten met een tekort en ik merk dat mensen met zulke grote monden heel veel een zware stemming op de afdeling hebben. Dat vind ik erg want de man of vrouw die bescheiden is, is altijd de lul. Dat vind ik heel erg. 15.‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja, sowieso.. ik heb één collega waar ik heel goed mee overweg kan. Daar heb ik een speciale band mee en daar kan ik alles mee bespreken. En eigenlijk hebben we.. maakt niet uit of het mannelijke of vrouwelijke collega’s zijn.. een hele hechte band, dat we eigenlijk alles kunnen bespreken. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Wanneer het ter sprake komt. Aan het einde van je dienst of als het erg hoog ligt tijdens de evaluatie. Of iemand even apart roepen als er ergens iets mis is. Ik durf het wel direct te bespreken. Ik kijk het ook weleens af en als het dan weer gebeurt dan bespreek ik het.
78
Wat voor hulp vraag je? bevestiging is fijn om te horen dat je niet de enige bent. En ondersteuning kun je elkaar daarin begeleiden en aanhoren en ook afspraken maken over hoe je ermee om moet gaan. Want als er meer last van hebben moet er toch hulp ingeschakeld worden. of de zoco of de arts.. dat is het fijne van bespreken. Als je het niet bespreekt blijft het voor jezelf en kun je er niks mee. Krijg je die hulp ook altijd?’ Ja, we staan altijd voor elkaar klaar. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ja, eigenlijk. Vaak is het moeilijk om dat in een grote groep.. want je zit met een tafel vol.. dan zou ik ervoor kiezen om erna even te blijven zitten of even naar buiten te lopen en het dan apart te bespreken. Ligt er ook een beetje aan wat het is, het kan ook heel persoonlijk zijn. Als ze dan moeite hebben om het te vertellen dan is het wel belangrijk om onder vier ogen te bespreken of met Lian erbij. Of ik probeer er later even op terug te komen. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? ‘ Dat heb ik nog niet gehad. Ja, dan probeer ik er toch wel in te vertellen dat ik het niet prettig vind. Ik vind het weleens moeilijk hoor om collega’s aan te spreken op gedrag, dat is wel een leerpunt van mij. Als het echt mijn grenzen te boven gaat dan zeg ik het misschien niet altijd even tactisch. Dan kan ik het er weleens uitfloepen. Maar ik probeer het wel te bespreken, maar ik vind het heel moeilijk. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Nee, het is al moeilijk om een afscheidsetentje te regelen. Er is zo weinig tijd en iedereen werkt onregelmatig. Je bent gewoon blij als je een keer niet hoeft te werken of gewoon lekker thuis kunt zijn. Ik vind het wel leuk als ze een keer een etentje hebben, dat vind ik wel gezellig, maar ik vind het geen pre. Als ze echt een teambuilding willen doen dan moeten ze zorgen dat alles geregeld is op de afdeling en dat iedereen mee kan. En ik ben voorts heel erg stellig op mijn vrije dagen, omdat ik de laatste tijd veel heb moeten werken en er veel gebeurd is op de afdeling. Dan heb ik niet zo heel veel zin meer om terug te komen. Als er personeelskrapte is of zorgen op de afdeling zijn dat het heel belangrijk is om er een balans in te zoeken wanneer je wel of niet komt.
79
Interview 3 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Taling
Grenzen 1.‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Uhm.. grensoverschrijdend gedrag vind ik als iemand uhm.. Als ik me eigen ongemakkelijk voel bij hetgeen wat iemand mij aandoet. Of bij een situatie waarin er zich iets afspeelt, waarvan ik zoiets heb dat ik.. dat mijn grens bereikt is of iemand daar overheen gaat. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Uhm.. Normen en waarden. Uhm.. ja, dat kunnen normen en waarden zijn.? Dus een verschil in normen en waarden bedoel je? Ja, een verschil in normen en waarden ja. Als iemand.. bijvoorbeeld.. Ik heb hier een mevrouw gehad, en die zei.. uhm.. die kan niet op de naam van de zuster komen en die zegt, ja die dikke, net als ja. Dat vind ik grensoverschrijdend. In mijn normen en warden doe je dat niet, spreek je niet iemand op die manier aan. En die mevrouw was zich van geen kwaad bewust. Dus vandaar het verschil in normen en waarden. Kijk, mijn normen en waarden zeggen dat dat niet kan en die van haar zeggen blijkbaar dat dat dus wel kan. Ja of iemands behoeftes kunnen grensoverschrijdend zijn, door een bepaalde.. he.. iets doet wat ik niet prettig vind bij wijze van spreken. Ja, ik denk dat dat het wel was. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Uhm.. Ik kijk gewoon naar het beeld van de zorgvrager, het ziektebeeld, of eh.. hoe iemand is, zijn normen en waarden, zijn dossier, zo ga je iemand leren kennen. En vanuit daar ga ik een keuze maken van he, kun je ook aanpassen van, he.. wat zijn mijn grenzen, die zijn niet bij iedereen hetzelfde. En voor mij zijn ze ook niet bij mevrouw A hetzelfde als bij meneer B bij wijze van spreken. Ja, maar ik denk dan dat ik toch wel mijn grens voorop stel. Als ik vind dat die overschreden wordt dan vind ik wel dat ik daar wel iets van mag zeggen. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ ja, dat heb ik hier wel heel erg. Mensen zijn hier heel erg.. uhm.. ik heb daar last van. Mensen worden me veel te familiair, de zorgvraag wordt me veel te familiair. Ze denken dat ze maar alles kunnen zeggen en doen, maar dat is niet zo. Ik zie het heel zakelijk he. Ik ben iemand die betaalt wordt om uw werk te doen, ik kom u wassen maar voor de rest ben ik niet van die persoon. Dus respect van beide kanten. Dus ik ben niet iemands achternicht van hee pup,pup,pup.. Mar ik vind.. op een gegeven moment ga je daar aan wennen omdat ik vind dat dat bij ons op de afdeling.. uhm.. gebeurt dat zo extreem, en je hebt er constant mee te maken, dat ze zeggen.. van oke, bijna half vier, gaan met de banaan. Zit daar ook een verschil in van collega’s? dat je merkt dat collega’s zich daar minder aan storen en dat je het daardoor eerder laat gaan? nee, ik merk wel dat mijn collega’s zich daar ook aan storen. En, ehm.. het is ook iets wat bekend is en wat ook bekend is bij de mensen met meer ervaring en dat het ook bekend is bij de Zoco’s, dus ik denk dat dat.. ja.. het is wel allemaal bekend, we worden allemaal aangespoord en aangemoedigd om het te blijven melden, maar of er dan ook iets mee wordt gedaan is het tweede, en dat gevoel heb ik dus niet.
80
Meld je het daarom ook minder? Uhm.. ik heb het een aantal keer gemeld en als ik het gevoel heb dat het niet gehoord wordt.. Dan denk ik van ja, dan ga ik voor jan met de korte achternaam, ben ik steeds weer in mijn eerste leerjaar degene die dat... ik vind dat ook niet echt mijn taak, als ik het gevoel heb dat ik niet serieus genomen wordt dan heb ik zoiets van laat dan maar. Hoe maak je zo’n melding? Geef je het dan door aan een leidinggevende..? Ik geef dat door aan mijn leidinggevende, en geef het eerst door aan mijn collega. En als ik het erg genoeg vind en ik erger me er sterk genoeg aan dan ga ik ook naar de Zoco toe en ga ik daar mijn verhaal doen. En het wordt dan ook nog een keer gerapporteerd. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Ja, dat is dus voorgaande situatie. Gebeurt dat dagelijks? Ja. Oke, wauw. Heb je wel plezier in je werk? Nee. Ja, dat is heel erg. Ik ben niet zo enthousiast als ik eerst was. Maar ik hoor ook van iedereen dat het echt alleen Team B de Taling is dat de mensen zo ontzettend.. Uhm.. koekoek zijn, zegmaar. Dat ik echt maar hoop dat dat echt zo is, want anders weet ik niet of dit wel iets voor mij is. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Ja.. Ja, Ja. ja, dat straalt er wel uit, dag in dag uit Ja, eigenlijk wel ja. Ik vind.. ja.. ik denk, ligt het nou aan mij? Ik vind het niet normaal als ik word uitgemaakt voor een hoer of een nazi of dat mijn familie, mijn ouders mij verschrikkelijk hebben opgevoed. Ja, sorry, maar dan ga je echt over mijn grens heen. Doen verschillende cliënten dat? Nou, ja. Wat ik nu heb gemeld is wel typerend voor 3 cliënten En hebben die dan een cognitieve beperking? Nee. Nouja, eentje wel, die heeft een psychische achtergrond die niet helemaal oke is. Maar eentje die eh.. Kijk kijk, dat is het ook he. Kijk, het zijn nou, he, PG mensen. Dat kan ik dan accepteren. Dan weet ik, die staat niet voor zichzelf in, die weet niet wat hij zegt. Die is zich niet bewust.. maar dit zijn gewoon mensen die gewoon bij zijn. Het is een somatische afdeling. Mensen, en ik zal niet zeggen dat het voor iedereen geldt, maar sommigen zijn cognitief niet helemaal goed. Maar de mensen waar dit vandaan komt zijn cognitief prima. En dan heb ik van, ja, in hoeverre moet ik iets pikken? Ik heb het nog nooit zo meegemaakt, zo gediscrimineerd of voor vuil uitgemaakt als de afgelopen acht maanden dat ik hier werk. Ja, ik vind dit echt heavy. Het is echt iets waar ik naar uit kijk dat het september is en ik dan gelukkig naar een ander huis kan. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Uhm.. Als ik het gevoel heb dat mijn grens wordt overschreden, dan zeg ik gewoon meneer/mevrouw, ik ben even weg. Iemand anders komt u dalijk verder verzorgen of iemand anders komt u dalijk verder helpen. Dan ga ik naar buiten en gewoon weg. Bij sommige mensen ga ik nog wel het gesprek aan van, ik vind het absoluut niet prettig wat u nu zegt of doet of hoe u zich gedraagt, waar komt dit vandaan? Maar niet bij iedereen.. ik kan niet bij iedereen de rust bewaren om dat gelijk te doen en niet iedereen staat daar voor open dat dat gelijk gebeurt. Bij sommige mensen kun je daar beter gelijk op terugkomen. Maar het is meer voor mezelf dat ik zeg van, nee ik heb geen zin om hier überhaupt weer te staan en weer een gesprek aan te gaan voor de zoveelste keer, en ik ga weg, iemand anders komt u zo helpen. En is dat verbaal grensoverschrijdend gedrag ook weleens seksueel getint? Verbaal, ja..
81
Omdat je zegt dat je uitgescholden wordt. Worden ook weleens seksueel getinte opmerkingen gemaakt, of seksueel getint gedrag? ja, jawel. Een meneer die eh.. uhm.. die uhm.. een keer met zijn hand net ff zo onder je jasje gaat, weet je wel.. gewoon net ff je op een manier aankijkt of net eventjes zo.. euh.. Ja.. dat vind ik dan toch niet prettig. En ehm.. Ja, verbaal.. Zo hier en daar weleens een opmerking, maar echt specifiek kan ik hier niet zeggen, maar ik kan me wel het gevoel terughalen van dit wordt even ongemakkelijk. En ik ga er gewoon euh.. ja.. Ja, dan lul ik er een beetje overheen en dan is het ook weg, zegmaar.. maar ik kan niet echt nu specifiek aangeven wat er toen gezegd werd, want dat heb ik niet.. nee.. dat si niet iets wat ik zeg dat ik dat echt dagelijks meemaak, dat soort grensoverschrijdend gedrag, maar je maakt het wel mee. En hoe behandel je zoiets als je met een cliënt in gesprek gaat? Nou, dat met die hand.. toen heb ik gezegd, van, luister eens, ik vind dat niet prettig. Apart bij die persoon op de kamer? ja, maar dat was tijdens de verzorging. En toen heb ik gezegd: dat vind ik niet prettig. Ik ben u aan het verzorgen en u houdt uw handen gewoon thuis. En toen heeft hij het ook niet meer gedaan, maar bij collega’s nog wel. Maar ik ben daar heel strikt en duidelijk in. Daar kom ik ook niet voor. Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Ik denk gewoon bij de situatie, degene die het betrekt zegmaar, ja ik vind dat moeilijk om te zeggen, want ik heb het eigenlijk nog nooit echt.. ja, ik kan me daar niks op indenken van hoe ik dan zou reageren. Ligt er een beetje aan hoe de situatie dan is. Maar stel, zou iemand, een bewoner zou iets bij een andere bewoner doen dat grensoverschrijdend is, en.. ja, daar een voorbeeldje.. hevig te zoenen in het atrium ofzo.. maar dan kunnen ook van medebewoners de grenzen worden overschreden. Dan zou ik toch even zeggen van, kun je niet even naar een andere plaats verhuizen. Ja, ik weet niet.. ik denk dat mensen daar ook aangesproken over mogen worden. sommige mensen zijn ook cognitief niet meer zo dat ze weten waar ze mee bezig zijn. En dan zou ik in het restaurant als iemand zit te zoenen, zou ik ook zeggen van, kun je dat ergens anders doen, daar hoef ik ook niet tegenaan te kijken. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Ja.. Dat heb ik toen ik.. ja, dat was een meneer en die heeft toen ’s morgens een erectie.. nou.. uhm.. wat mijn collega toen tegen mij had gezegd, nou, je doet er even een handdoekje overheen en zegt je komt er later op terug. Ik ben er toen op teruggekomen met mijn praktijkbegeleider en die zegt, ja dan negeer je misschien iets belangrijks. Misschien heeft die man wel behoeften of wordt dat niet bevredigd, misschien kan er op een andere manier mee omgegaan worden. en die stelde voor dat ik dan gewoon aan de bewoner zou vragen om daarover in gesprek te gaan. Maar ik zie mezelf daar niet over in gesprek gaan, van he: ik kom hier aan en zie dat u een erectie heeft, heeft u ergens behoefte aan? Dat vind ik een beetje moeilijk, ik zou dan niet zo snel.. dat zo doen.. dat vind ik ja.. ja, de communicatie met die man is ook niet zo lekker, want die kan niet meer praten, dus ja.. en dan.. Ja, is geen excuus, maar toch, ik zou dat niet zo makkelijk doen.. in de toekomst misschien, maar ik zou me daar nu heel erg ongemakkelijk bij voelen. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is?’ Nee, er zit geen verschil in. Je grens is je grens. Dat is zowel bij iemand die cognitief niet in orde is als bij iemand die wel helemaal bij is. De grens wordt overschreden, maar mijn gevoel daarachter is wel verschillend. Ik denk he, ik vind dit niet prettig of fijn, ik wil dat het stopt. Ik kan me wel beter inleven die cognitief niet helemaal bij is.. in de hoe of wat, dan kan je.. ja, gewoon mijn gevoel daarachter, dan bij iemand die nog wel helemaal bij is. Dat maakt dan wel een verschil. Ja, mijn grenzen aangeven is dan wel hetzelfde.
82
Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Geen idee. Ik ben nog nooit op de hoogte gesteld van een protocol. Ik moet zeggen ik heb nog nooit op TRIAS-web daar protocollen over gevonden. Ik heb het echt wel naar mijn idee uitgespit, maar dat is dan mee rover verpleegtechnische handelingen. Maar een tijd gelden, vorige week of twee weken geleden, is Anita Habets, de directrice zorg van Van Neynsel en die heeft aangegeven dat als we daarmee te maken krijgen dat we dan moeten melden bij de Zoco en de Zoco gaat vanuit daar kijken wat die ermee kan doen. En als je het gevoel hebt dat je daarin niet wordt gehoord, mag je naar haar komen. Maar of er echt handvaten of protocollen zwart op wit liggen, dat weet ik niet. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Ik denk dat meer het eerste voorkomt. Dat gevoel heb ik, want er is bij mij nog nooit geen.. eh.. Ik heb nog nooit iets gehoord van preventie voor dat soort zaken. Of he, er is een keer een bijeenkomst of letten jullie daar even op want handvaten liggen daar.. nee, dat heb ik hier nog nooit meegekregen. Kun je van beide opties een voorbeeld geven? Alleen twee voorbeelden van het behandelen van een gebeurde situatie dan misschien. Ja het enige wat ik.. nou.. Bijvoorbeeld een mevrouw die begon, ja Nazi, mijn familie zwartmaken enzo.. eh.. dat heb ik toen doorgegeven en toen werd er alleen tegen mij gezegd, ga eens even goed het benaderingsplan doorlezen. Ga eens na hoe de persoon vroeger was en waarom dat ze nu is. Maar is er verder iets mee gedaan? Nee, ik moest me maar inleven in de zorgvragen en eh.. daar kon ik het mee doen.. daar is verder niks mee gebeurd. Niet dat ik weet. Ik heb wel gehoord dat in het verleden deze mevrouw is aangesproken op haar gedrag, want het is niet iets wat zich alleen bij mij heeft afgespeeld, nu is ze poeslief tegen mij, maar het is een soort van battlefield waar je doorheen moet als je hier binnenkomt. En dan achteraf tussendoor ook nog wel een paar keer hoor, maar eh.. dat zij daar dus op aan is gesproken, maar dat daar niks.. ze gaat toch door, we moeten maar normaal doen en ja.. voor de rest is er niks mee gedaan. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Ja. Uhm.. er is een keer een MIC-melding gemaakt van een man die mijn pols had gekneusd hier op de afdeling. Dat was meer omdat mij echt was opgedrukt dat ik daar een melding van moest maken, uhm.. want ik heb het verder ook nooit gedaan, behalve toen. Bijvoorbeeld wat ik weet waar je echt meldingen van moet maken is als mensen vallen of als er dingen op de werkvloer, ja ongelukken gebeuren. Uhm.. ja.. maar niet van grensoverschrijdend gedrag. Dat is mij niet bekend dat ik daar een melding van zou moeten maken. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ja. Uhm.. Nou ja, ik heb gewoon het gevoel, ik draai gewoon mee in de complete zorg, zowel ’s morgens als ’s middags. Uhm.. uh.. ik verzorg mensen gewoon zelfstandig, uhm.. mag ik dingen niet zoals verpleegtechnische handelen dan vraag ik daar mijn collega’s voor en verder draai ik gewoon mee zoals iedereen, ook een verzorgende zou doen. Wat is jouw takenpakket? ’s morgens begin je met mensen verzorgen, douchen of op bed wassen. Het.. uhm.. zorgen dat je schoon, hygiënisch werkt, netjes achterlaten van de kamer. Uhm.. het.. uhm.. ja gewoon eigenlijk alle handelingen wat betreft de verzorging van de bewoners. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Ja ook.
83
Hoe breng je dat tot uiting? als ik het gevoel heb dat er iets niet klopt of dat ik er iets mee moet, dan meld ik dat aan de dagoudste, en met die gegevens is het ook belangrijk om te rapporteren. Of ehm.. als ik iets zie bij iemand aan zijn lichaam dat niet klopt, dan stel ik daar ook iemand van op de hoogte die daar even voor mee komt kijken. Heb je ook weleens iets met zo’n signaal gedaan? Wat is het gevolg daarvan? Dat bijvoorbeeld de arts even komt kijken, of ehm.. dat er geSOAPt werd, dat.. uhm.. toch beter over na werd gedacht en daar weer betere keuzes in werden gemaakt, zegmaar.. bijvoorbeeld ander Inco-materiaal of ehm.. dat was het volgens mij wel. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Uhm.. in de middaguren heb je een middagrondje, dan ga je mensen..uhm.. helpen als ze even naar de wc moeten of net wat, een stukje met mensen lopen, bij wie dat moet, katheterzakjes leeg maken, mensen op bed leggen. Uhm.. het SOAPen als je daar ’s morgens geen tijd voor hebt. Zorgen dat WC-karren weer netjes binnen staan, dat de gangen netjes zijn opgeruimd. Vanuit daar als het niet te druk is ga je andere dingen doen, linnenkarren bijvullen en dat soort zaken. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk? Daar mag je elk contact in je werk meerekenen.’ Ik zie het eigenlijk wel, nou.. ik zie het eigenlijk in het begin vaker dan nu. Toen ging het heel makkelijk van ga jij maar ff dit en dit doen. Dan had ik zoiets van, ik ben je slaafje niet. Dus in het begin meer dan ik nu voel. Maar ik voel het nu soms ook nog wel. Ja.. Misschien wel een mooi voorbeeld.. Ik heb afgelopen.. euh.. gisteren een gesprek gehad met mijn werkbegeleider. Ik moest me meer gaan gedragen als een eerstejaars, dus daar zit toch ook een soort ja.. machtsverhouding in.. dat hij het gevoel had dat hij de macht verloor omdat ik het initiatief neem om ook dingen te doen. Ja, ik had meer het gevoel dat ik op mijn plek werd gezet, maar diegene die zag dat heel anders, dat dat niet zo was.. nou, dat gevoel had ik toen in ieder geval wel. Terwijl ze wel alle taken van je vragen? Ja, ze vragen wel alle taken, maar je mag niet doorvragen en de rem erop houden. En je mag het vooral niet melden als je extra dingen doet aan de andere mensen, want dan.. tenminste.. dan heb ik het gevoel dat hij denkt dat ik de lat hoger leg.. ja, dat ik toch bepaalde dingen gewoon niet mag.. Kun je ook voorbeelden noemen waarin sprake is van machtsverhoudingen tussen jou en je cliënt? Tussen mij en mijn cliënt? Ja. Ja, weet je wat het is.. ik heb hier altijd wel het gevoel dat ik vooral van de bewoners een soort van huishoudelijke hulp ben die alles voor hen maar moet doen. Ik heb het gevoel dat ook niet echt duidelijk is waarom wij hier zijn, zegmaar. En ehm.. ja, en dan he.. als ze dan zeggen van.. nee, dat moet je wel, oh dan stap ik wel even naar de manager.. of eh.. dan heb je wel euh.. je wordt wel voorzichtiger, dan denk je van, is het dan toch wel mijn taak of draaft diegene door. Dan heb ik soms wel zoiets van ja, dat je een soort van slaafje bent. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Uhm.. Nee, niet altijd.. Ik hebt het gevoel.. Het komt zo ontzettend vaak voor, dat je het gevoel hebt van, nu moet ik maar een keer mijn mond houden want dan ga ik het er weer over hebben. Of dan ben ik het weer die het meldt. Ik heb het gevoel.. Ik weet niet of mijn collega’s dat ook constant met elkaar bespreken. Ik weet wel dat op het moment dat er echt iets is, dat het wel wordt besproken, maar ik maak het zo vaak mee dat ik het niet altijd meer bespreek.
84
Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Bij collega’s waar ik mezelf veilig voel en bij mijn zorgcoördinator. Als het me echt hoog zit en ik moet er echt iets mee op dit moment, dat een moment zit te wachten, of euh.. en ik eventjes niet meer weet hoe ik hier mee om moet gaan dan spreek ik diegene er direct op aan, mijn collega. Maar soms is het.. ja.. een situatie al over en dan komt het toch te laat.. Als je het bespreekt met collega’s, wat voor hulp ontvang je dan? Ja, gewoon hoe hun daarover denken, wat hun ermee zouden doen.. Euh.. Ervaringen.. oh, dat heeft diegene toen zus of zo gedaan. Of die en die heeft dat dat je ervaringen deelt met elkaar. Daaruit kun je een beetje meer hoogte krijgen van de euh.. is het normaal dat de cliënt doet of hoe kun je daar het beste mee omgaan ofzo.. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ja, ook een beetje geruststellend misschien, of juist niet. Ja als de collega echt over de zeik is van iets, dan ben ik daar wel euh.. ja.. dan ga ik daar wel op in net zoals ze dat bij mij zouden doen. Dan zou ik vragen van he, komt dat wel goed.. als die persoon dat wel vaker heeft.. dat wil niet zeggen dat het goed is. Maar het is goed om diegene meer informatie te geven zodat die dingen meer op zijn plaats kan zetten. en als je iets zou moeten zeggen tegen je collega omdat je bijvoorbeeld de samenwerking onprettig vindt, zou je dat dan ook durven zeggen tegen je collega’s? Ja, bij een paar mensen wel en een paar mensen niet. Sommige mensen zijn toegankelijker dan anderen. en als jij een onprettige samenwerking zou vinden bij iemand die je niet makkelijke aanspreekt, wat zou je daar dan mee doen? ja, dat heb ik ook gehad, en daar heb ik wel heel lang mee gezeten.. wel bijna twee maanden ofzo, ja echt lang.. Ik vond dat zo verschrikkelijk, maar ik had zo geen zin om diegene daarover aan te spreken. Ik had zo het gevoel dat diegene mij steeds aan het afsnauwen was, en, ja, ik had daar gewoon niet zon zin in. En toch bij mijn voortgangsgesprek over gehad, ja ga die persoon nou op aanspreken. En toen heb ik het op een gegeven moment gedaan, en het viel achteraf hartstikke mee, maar ja.. Het ligt er ook weer aan wie, bij de ene doe ik dat weer makkelijker dan bij de ander. bij iemand die totaal niet toegankelijk is en zich heel gesloten gedraagt dan vind ik dat moeilijker dan om die daar op aan te spreken. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ (heel snel antwoord) Nee. Nee, nee. Nee, er was wel het.. volgens mij gingen wel twee collega’s dat doen, die gingen iets organiseren.. Dat is bij de een na laatste teamvergadering besproken. Alleen de ene collega is er niet meer en de ander heeft daar volgens mij niet zo’n zin in, dus volgens mij is dat een beetje verwaterd en gaat dat er niet meer komen. Er was volgens mij wel ergens initiatief, maar er wordt volgens mij niets mee gedaan.
85
Interview 4 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 3 : Taling
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Grensoverschrijdend gedrag voor mij is zegmaar echt eh.. ja.. als iemand euh.. handtastelijk wordt maar dan ook echt op plaatsen, zegmaar de billen, de voorkant, borsten ofzo. Kijk ik heb ook een bewoner die raakt me dan ook over mijn arm aan en daar heb ik dan geen moeite mee. Dat zijn zegmaar mijn grenzen. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Euhmm.. ja ik denk dat er ook wel, wat ik nu ook zie, dat er ook jongere mensen binnenkomen, wel wat meer mannen. En ik merk dat die toch denk ik wat meer behoefte hebben aan een vorm van intimiteit of seks ofzo. Ik denk dat het dat zou kunnen zijn. Maar ik denk dat mensen ook graag willen laten zien dat ze je graag mogen of dat je een jong iemand bent zegmaar Oke, een bepaald betrekken van.. Ja, ja. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Een combinatie van beiden Hoe geef je dit vorm?’ Uhm.. ja, weet je dat is altijd best lastig om het zo te zeggen. Je komt soms in een situatie terecht. Kijk, ik heb weleens een man gehad en ik uhm.. ik noemde zijn naam en ik zeg u mag terug op uw rug gaan liggen. Nou, toen zei hij tegen mij: nou, dat jij maar eens op je rug gaat liggen! Maar ik vond dat gewoon eigenlijk heel grappig, weet je wel. Maar een andere collega die had misschien gedacht van, jaaa.. dus ik zei ook tegen die man van, goh, dat kun je eigenlijk niet zeggen. Toen zei hij van, tegen jou kan ik dat wel zeggen. Maar hij zag ook aan mij, ik moest er gewoon om lachen, ik vond dat heel grappig. Ja, sommige mensen vinden dat niet grappig en ik heb ook aangegeven dat hij dat niet kon zeggen, maar ik denk wel dat hij aan mijn gezicht kon zien dat ik het wel een grappige opmerking kon maken. Want soms is het ook best grappig. Het is niet zo dat ik gelijk denk van: ooh, wat gebeurt hier?? Nee, dat heb ik niet snel. Als dat wel zou komen, hoe zou je dat aangeven? ik zou sowieso met de client wel bespreekbaar maken, in hoeverre dat kan. Het ligt er natuurlijk ook aan welk ziektebeeld iemand heeft. Als iemand dementerend is, ja, dan heeft het niet zo heel veel zin om daarop in te gaan/. Maar als het echt grensoverschrijdend zou zijn zou ik ook wel naar mijn zorgcoördinator gaan. En met collega’s van, goh, maken jullie het vaker mee? Ook opschrijven in het zorgdossier. Ik denk wel dat dat belangrijke punten zijn. Je zou eventueel ook nog gewoon een melding, zo’n soort TRIAS-melding. Dat doe je ook als je fouten maakt met iets, maar dat kan ook met dat soort dingen., 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Ja, dat denk ik wel. Hoe komt dat? Dat weet ik niet. Maar ik denk dat als ik acht jaar geleden, toen ik net begon, en die man had het toen tegen mij gezegd, dan had ik denk ik wel met mijn mond vol tanden gestaan. Maar ik denk wel door de ervaring en dat je soms wat vrijer wordt met mensen, zegmaar, ja ik denk wel dat het makkelijker gaat. Misschien ook omdat ik zelf ook ouder ben geworden. Ik weet niet, maar.. Heb je het gevoel dat je je grens misschien ook een beetje verlegd hebt? qua opmerkingen denk ik wel.
86
Je blijft wel nog steeds bij je eigen grens? Zeker ja. Dus eigenlijk kun je gewoon wat meer hebben? Ja, weet je wat het is. Ik ben sowieso wel iemand die veel kan hebben. Ik kan ook best begrijpen als iemand dat niet heeft, maar bij mij is het niet snel dat ik denk van.. ja.. nou heb je echt mijn grens bereikt. Dus ik kan wel wat hebben. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Nee. Nee, dat kan ik me ook niet herinneren. Ik zou dat wel ecth aangeven als ik er gewoon last van heb of ik vind het niet fijn, dan geef ik iets wel echt aan, zeker wel. Desnoods achteraf bijvoorbeeld? Inderdaad. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Uhm.. Soms. Ik denk wel, en dat is wat ik net ook al zei, hoe langer je dit werk doet dat je bijvoorbeeld wel makkelijker overstapt naar de volgende. Kijk, iemand komt te overlijden zegmaar, en jaren geleden kon ik daar echt mee zitten. En dan nu heb je zoiets van, het hoort er wel een beetje bij. En je weet dat er binnen twee weken iemand anders op die kamer woont. Dus ik denk wel dat je daar wat makkelijker in wordt. Maar niet in negatieve zin? Dus meer dat je ernaar groeit? ja, en ik denk dat het ook wel goed is. Want als ik daar nu nog allemaal net zoals in het begin mee zou zitten, dan denk ik ook niet dat je dit werk kan doen. Want je moet het ook niet teveel mee naar huis nemen denk ik. Dus niet in negatieve zin. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? Ja, dat is wel situatiegebonden. Vanochtend had ik bijvoorbeeld iemand die hele erg boos werd, die wilde zegmaar gaan slapen. En dan is het op dat moment wel even aftasten van wat ga je nu doen. Dan ben ik wel iemand van, goh, ik vind dit vervelend en.. ja.. wat bent u nu aan het doen? En op een gegeven moment werd die man wel wat rustiger. Maar ik heb bij die man ook weleens gehad dat hij een scheerapparaat wilde gooien, en dat ik dacht van, volgens mij kan ik daar nu beter uit de buurt blijven. Toen heb ik de deur dicht gedaan en gezegd, ik ben over tien minuten terug. Toen ben ik tien minuten later teruggekomen. En als mensen zulke dingen doen hebben ze ook een benaderplan. Dat zit in het zorgdossier en daar staat ook op heo je mensen het beste kunt benaderen. En dat volgen wij meestal wel op. Als je zegmaar moeilijke mensen hebt die zegmaar een andere benadering hebben, die hebben gewoon een benaderplan, en daar moet je je ook wel echt aan houden. Maar dat doen we ook meestal wel. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Uhm.. ja.. ik denk als je sowieso een gesprek hebt met de cliënt, of je bent beizg met de verzorging dat je wel.. ik vraag wel hele vaak op het einde als ik klaar ben van, goh, is het zo goed, kan ik nog iets voor u doen? Dat is ook een beetje meer de richting van wensen, maar op seksueel gebied heb ik nog nooit een vraag gehad van iemand die daar iets mee zou willen. Dus dat heb ik eigenlijk ook nog nooit echt aan iemand gevraagd, nee. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Ja, daar zit wel een verschil in. Ik zou eerder mijn grens aangeven bij iemand die nog gewoon.. wilsbekwaam is en dan zou ik wel eerder zeggen tot hier en niet verder en daar ook wel sneller mee in gesprek gaan. Want iemand met een CVA ofzo.. of een cognitieve stoornis.. ja.. Ja, dat vind ik toch anders. Ja.
87
Als iemand zegmaar die hier woont en die is vijftig jaar en die zit hier omdat hij suiker heeft en hij noemde me een hele tijd schatje en de hele tijd vastpakken enzo, dan zou ik wel zeggen tot hier en niet verder. Hier ben ik niet van gediend en waarom doet u dat. En bij iemand met een cognitief.. ja, dat speelt daar wel een rol in, dat iemand dat kan doen zegmaar.. dat sneller kan doen. Heb je dan het idee dat je bij iemand met een cognitieve beperking je grens wat eerder laat vieren? Ja, niet bewust, maar wel dat ik dan denk van, goh.. het past ook wel een beetje bij het ziektebeeld. En dat is vaak ook wel, dat het een beetje bij het ziektebeeld hoort.. ongeremd.. ik zeg niet dat ik het dan goedkeur, maar wel zo van, het hoort er een beetje bij. En als er dan iemand is en die heeft suiker en verder helemaal niks. En die gaat allemaal van dat soort dingen zeggen en roepen. En dat vind ik dan ook weer niet nodig. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Dat zou ik eigenlijk moeten weten he.. Nee, ik zou het echt niet weten. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Uhm.. ik denk.. behandelen van preventie. Bedoel je dan beiden? ja, ik denk wel beiden ja. Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Ja, weet je, ik ken de situatie.. want je bedoelt zegmaar of iemand bijvoorbeeld.. Hier iemand seks heeft gehad met iemand anders of.. Nee, het gaat er meer om zeg maar.. Uhm.. Ik denk dat ik de term incidenten nu wel kan gebruiken. Dus een incident omtrent seksualiteit en intimiteit, dat kan grensoverschrijdend gedrag zijn, dat kan een cliënt zijn die zoveel keer tijdens de verzorging een erectie heeft gehad. Dat kan zijn, twee cliënten die overduidelijk meer met elkaar hebben. Wordt er meer behandeld als er iets gebeurd, dus zou er dan eerder gehandeld worden als die bij elkaar op de kamer gevonden worden of zou er dan van tevoren ook iets gedaan worden? Ik denk wel meer die incidenten dan de preventie zegmaar. Ja. Hoe bedoel je dat? je kan kiezen. Dan zou ik toch kiezen voor behandeling van gebeurde situaties. Zou je er twee voorbeelden van kunnen noemen? van wat er gebeurd is? Nee, meer het behandelen. Ja, we hebben wel, inderdaad we hebben ook wel zo’n man waar je ’s ochtend dan komt en die heeft dan een erectie. We hebben een man die ’s ochtends gaat wassen en die gaat heel erg kreunen dat je ook denkt van, nou.. dat is ook niet nodig.. toch best wel een aantal mensen.. en we hebben een man die regelmatig eventjes een tik op je billen wil geven. Dus ik vind wel dat het best wel veel voorkomt. En de preventie zegmaar wat je kan voorkomen.. is de eerste keer dat ik het zegmaar zo daarover heb..ja.. Dus er ligt niet echt een bepaald plan ofzo? nee, je kan het wel met collega;s onder elkaar doen en de zorgcoördinator, maar het is niet zo net zoals dit bijvoorbeeld. Of dat je een enquête erover invult, nee, nog nooit gehad, na al die jaren. Dus dit is helemaal nieuw. ja. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ dat zit ik dus net te denken, ik maak dus nooit zo’n melding. Wij hebben trias meldingen, dat is hetzelfde als MIC. Maar dat doe ik bij dit soort dingen nooit. En wanneer ik dat wel zou doen.. ja.. als voor mij de grens bereikt is. Maar dat is dus voor iedereen anders.
88
Heb je enig idee waarom je dat niet zo snel doet? Ja, misschien omdat ik denk van ach… ik heb er niet zo’n last van. Ik denk dat het dat is. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ja, dat kan ik. Ik ben contactverzorgende van 7 bewoners. Euh.. ja, daarvoor hou ik de ZLP in de gaten. De map. Euh.. contacten met de familie. Euhm.. ook ja, contacten met bewoners komen heel erg euh.. gesprekje, kijken wat je voor ze kan doen, kijken wat de wensen zijn. En verder ben ik hier ook regelmatig dagoudste, dan zorg ik een beetje dat de afdeling een beetje goed loopt, wat moet er nog gebeuren, dat je een beetje de taken verdeelt. Maar ik werk ook drie ploegen. ’s Ochtends ’s avonds en ’s nachts. Zie je signalering als een van jouw taken?’ (Vraag vergeten) 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ In de middag is het tegenwoordig administratief. is dat anders geweest? Ja , eerst liep ik nog gewoon mee op de afdeling, maar nu is het vaak na het eten en dan help ik nog een half uurtje mee op de afdeling en dan is het echt aan de mappen van de bewoners werken. Dus dat is echt in de middag. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Bewust macht? Ja, gewoon wat voorbeelden die in je opkomen als je denkt aan machtsverhoudingen. ja, waar ik dan aan denk sowieso is de bel aannemen. En ja, er zijn meerdere bellen en ik ben degene die kiest waar ik als eerste naartoe ga. Dus ik heb drie bellen op hetzelfde moment. En de een moet plassen, er is er een gevallen en de andere moet ook plassen. Maar dan ga ik als eerste naar degenen die gevallen is. Maar je hebt bijvoorbeeld ook drie mensen die moeten plassen. Maar ik moet dan beslissen, naar welke ga ik het eerst. Het is niet dat je dan bewust macht gebruikt, maar het is wel zo. Ik kies daarvoor of ik kies waar ik nou als eerste heen ga. En dat vind ik af en toe dat ik denk van ja, best raar dat ik dat bepaal. Toch? Wie er nu als eerste naar het toilet gaat of wie er het eerste naar bed gaat. Daar denk ik dan wel aan, maar je weet natuurlijk ook wel dat bijvoorbeeld die mevrouw het beter kan ophouden dan die mevrouw. Zo werkt het wel echt, je doet het niet bewust om iemand te kwetsen, maar je weet gewoon dat die mevrouw het best kan ophouden, dus dan ga ik eerst naar de andere mevrouw. Dus ik denk dat dat een vorm van macht is. Niet dat ik dat bewust doe, maar ik kan niet anders. En waar denk ik nog meer aan bij macht.. ja.. dat zijn allemaal van dat soort dingetjes. Echt zorgmomenten en tijdsdruk. Daarbuiten niet zo? Nee, want weet je.. ik zou nooit echt misbruik van maken. Dat zie je wel. Ik zie dat natuurlijk ook dat een collega die neemt een bel aan en euh.. ja, die mevrouw zegt ik moet plassen. En dan: ja, ik kom over tien minuten en dan is ze iets anders aan het doen. Dan dnek ik van ja, ik loop er wel vats heen. Dan denk ik van, je hoeft niet achter de computer te zitten als iemand belt om naar het toilet te gaan. Die computer wacht wel en die mevrouw moet nu, en je kunt ook nu, dus ga dan ook. Kijk als je nog een hoop bellen eerst hebt of mensen die andere dingen willen dan moet dat eerst, maar een computer die kan wel wachten. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja. Ik wel. Ik heb daar echt geen problemen mee. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? het kan zijn dat het op dat moment zelf al is. Ligt er natuurlijk ook aan, wat voor situatie. Net als toen die man zei, ga zelf maar op je rug liggen., het is een paar jaar
89
geleden gebeurt, ik moet er nu nog om lachen. En dan heb ik het er soms nog met een collega over, van die zei dat toen ook tegen mij. Dus het ligt eraan wat er gebeurt en wie er werkt. Maar ik denk, ja je hebt altijd collega;s waar je beter mee op kan schieten dan met anderen. Ik denk dat je het meer zegt tegen collega’s met wie je het goed kan opschieten. Zou je dan iemand apart nemen of juist in een groep? Ik denk wel één op één. Misschien tijdens de koffie.. maar ik ga daar niet bewust iemand voor zoeken, nee. Maar ik kan wel dus hele goed begrijpen dat bijvoorbeeld een leerling, ben ook leerlingenbegeleidster geweest, en toen kwam de leerling naar mij toe van goh.. ik was net bij die meneer en die kreeg een erectie en ik wist niet wat ik moest doen. Dan zeg ik van, wat heb je gedaan dan. Ze is naar de badkamer gegaan, is daar even blijven staan en teruggegaan. En dag zeg ik van meid, je had het niet beter kunnen doen. Ze kan hem daar wel op aanspreken, maar hij kan daar ook niets aan doen, het is menselijk. En ik zei ook tegen haar, jij voelt je ongemakkelijk, maar misschien hij ook, ben je daar ook bewust van. Diegene kan er ook niets aan doen. Die ligt daar in bed en jij komt en dat gebeurt en je denkt ook van jeetje, wat vervelend. Dus.. ja. Dan zie je toch andere dingen met leerlingen.. ja, of ja.. ja, misschien denk ik ook, ik weet niet.. als je zelf ook wat vrijer bent daarin dan, ja.. ik sta niet ergens snel van te kijken, zegmaar. Misschien een andere collega wel, maar dat begrijp ik ook hoor. Het is niet zo dat ik dan denk van, doe niet zo flauw joh.. want diegene kan er wel echt mee zitten. Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd?’ (vraag vergeten) 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ja, wat ik net dus zei.. van eh.. ja, dan probeer ik haar daar wel een beetje in te begeleiden. Ja ook gewoon met haar over gezeten.. maar ja ik heb ook weleens gehad van dat iemand zei dat ze bij haar kont gepakt werd. Dan vraag ik wat ze gedaan heeft en dan geeft ze aan dat ze er niks over te zeggen. En dan zeg ik ook altijd wel van, je moet het opschrijven, geef het ook gewoon door aan onze zorgcoördinator en die probeert daar dan ook altijd wel over te praten. Dus het is sowieso wel, ik vind wel dat het bij ons in het team bespreekbaar is en dat mensen ook wel weten waar ze naartoe moeten zegmaar. Ik heb niet het idee dat iemand het voor zich houdt als het gebeurt. Dat denk ik niet. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? (vraag vergeten) 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Nee, dat is ook heel lang geleden. Maar het zit wel in de planning, maar echte teambuilding zegmaar.. nee. Het is wel dat we met collegaatjes uit eten gaat met een afscheid, maar echte teambuilding is wel lang geleden.
90
Interview 5
Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Taling
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Op het gebied van seksualiteit en intimiteit? Oh ook algemeen. Ehm... Ja op het gebied van seksualiteit e intimiteit vind ik opmerkingen, zoals eh... nou ja ik bedoel eh... vorige week zei nog iemand 'oh wat ben je toch een schatje', kijk dat neem ik niet verkeerd op, maar eh... ja eh lekker wijf, weet ik het allemaal wat eh... (gniffelt) ja nou ja, dan denk ik van het is niet dat het me allemaal aan grijpt, dan denk ik bij me eigen van toe maar. Ja schelden dat gaat voor mij echt te ver. Ja eh... ja aanraken. Ja eh... Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Eh ik denk dat het heel erg ook in het ziektebeeld zit, dat heel veel mensen met een CVA zitten. Het is ook over het algemeen bekend dat die ook eh... ja... ook grensoverschrijdend gedrag vertonen. Zowel op seksueel gebied als ehm... verbaal, agressief. Ik denk dat het ook een stukje frustratie is. Ik bedoel eh ja, niemand kiest er voor om hier te komen wonen en zorg te krijgen. Er staan heel veel verschillende mensen aan dat bed. Dus eh... ja. Ik denk ook een beetje frustratie en een beetje boosheid. Ja. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Ehm... Even kijken hoor. Wat zei je nou? Als het om het aangeven van je grenzen gaat, stel je dan je eigen gevoel voorop, de cliënt, of een combinatie van beiden? Ik denk wel een combinatie ja. Hoe geef je dit vorm?’ Ehm.... (wacht even en herhaalt dan wat ik zei: … 'als je je grenzen aangeeft...') Hm... Nou ja eh... voor mezelf natuurlijk omdat ik dat niet accepteer. En eh... voor de cliënt eh... ja ik denk ook voor andere, andere collega's en eh... Mja misschien waar die van spijt van krijgt of zo, als die dingen doet eh... ja. (valt stil). Hoe bedoel je? Nou ja ik eh... hoe heet het. Er hebben wel eens mensen dingen tegen mij gezegd en dat ze daarna echt zoiets hadden van shit wat heb ik nu weer gedaan. En dan toch wel een schuldgevoel hebben of zo en eh... en dat ze dan wel zeggen van oh sorry hoor, sorry van net. Nou heb ik natuurlijk ook, ja, ik denk dat het belangrijk is dat je je eigen gevoel voorop stelt. Maar ja, wat ik al zeg, soms dan zit het in het ziektebeeld en die persoon kan er dan ook niet altijd iets aan doen. En als je... ik denk aan de cliënt gewoon goed je grenzen aan geeft, dat het voor de volgende keer of voor een andere collega, dat ie dan misschien wel even nadenkt voordat ie weer zo iets doet of denkt of zegt ehm... ja. Want hoe laat jij blijken dat je iets niet accepteerd? Ja dan zeg ik van sorry maar daar ben ik niet van gediend... Ja. Echt op het moment zelf? Ja. Ja. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Ja ik zeg denk ik ook que ziektebeeld en bij sommige personen weet je wel eh... ja. Wie dat wel en wie dat niet doen. En daar verwacht je het misschien ook eerder van inderdaad. Ja. Ik denk het wel.
91
4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? En hoe kwam dit?’ Nou toen een keer eh... toen ik hier pas kwam werken, toen was ik dus nog maar heel jong en toen wist ik niet goed hoe ik daar mee moest omgaan. Ik bedoel ik zat op de middelbare school en je hebt het natuurlijk ook wel in je opleiding gehad hoe je er mee om moet gaan en assertiviteit en eh... hoe je je op zulke situaties moet reageren, en toen eh... ja. De eerste keer dat ik zoiets meemaakte, toen was ik gewoon heel erg geschrokken (lacht) en toen liep ik naar mijn collega's toe van 'help, dit is er gebeurd!' (lacht weer). Dat weet ik nog wel er was toen een man hier, en die zei 'kom eens', en die verstond je heel slecht, dus buig een beetje naar hem toe om te vragen van 'wat wilt u zeggen?' En hij pakt mijn hoofd vast (maakt de gebaren er bij) en hij geeft me toch een kus op mijn wang en heel mijn wang ging mee die mond in leek wel! En ik dacht echt van whaaaa (zwaait haar armen in de lucht). En toen eh... toen ja toen natuurlijk snel terug getrokken en snel alles afgemaakt en ik ben gegaan. En dat was volgens mij echt het eerste of tweede jaar dat ik hier werkte en toen eh... ja toen stond ik gewoon helemaal eh... ik was helemaal overrompeld door wat er gebeurde zeg maar. En nou zou ik natuurlijk zeggen van 'hallo, daar ben ik niet van gediend', maar toen had ik echt zoiets van hellup! Iew! Mijn collega's zeiden ook van als je daar niet meer naartoe wilt, dan kan dat. Heb je nu niet meer van die situaties waarin je zo overrompeld raakt? Nee eigenlijk niet. En ja... soms dan zeggen mensen dingen en dan denk ik van eh ja weetje daar reageer ik gewoon niet meer op. Ja... Je laat het meer gaan? Ja inderdaad dan denk ik van zo istie gewoon. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Ja. Hoe komt dat? Dat je tegen je gevoelswereld ingaan, dan bedoel je tegen je principes in? Eh... ja. En dat vind ik heel erg in de zorg. Het is niet alleen op dit gebied, maar gewoon ja dat je sommige dingen tegen je principes moet doen. Mensen tot twaalf uur op bed laten liggen, terwijl dat je ze misschien al veel eerder wil helpen. Dat je eigenlijk gewoon goede zorg wil geven maar dat dat gewoon bijna niet kan. Dat de tijd er niet voor is, of dat de mensen er niet voor zijn. Ja gewoon sommige dingen is echt tegen je principes inderdaad. Maar ja het is niet anders. Kijk eh... de manager die zegt ook wel eens ik wou dat ik een potje open kon trekken om eh... en wat mensen er uit kon halen, om mee te helpen, maar dat is er gewoon niet. Dus, kijk ik kan me eigen daar wel heel erg druk om maken en ik heb echt in de zomervakanties vooral, dat is gewoon heel dramatische periode, dat ik echt huilend thuis kwam van 'ik wil dit niet meer' 'ik wil zo niet werken'. Weet je? Ja gewoon zo tegen je principes werken, dat ze gewoon mensen niet gedoucht worden, niet op tijd uit bed zijn, het gewoon in hun broek doen omdat ze te laat geholpen worden... Ja dat is gewoon heel erg tegen mijn principes in Aangrijpend ook denk ik? Ja. Ik heb ook heel vaak gedacht ik stop hier mee, maar dan denk ik bij me eigen als ik het niet doe, tja dan komt er iemand anders... Ja... En de behoefte om te zorgen zit misschien ook simpelweg in je? Ja toch dat is... ja je krijgt heel veel ontevredenheid over je heen, maar ook dankbare mensen. Ja enne... dat is ook fijn. Maar ja ook heel veel dagen dat je je gevoel echt moet uitschakelen, dat je gewoon eh... ja gewoon moet denken van eh... ja, door. En het is even niet anders. Terwijl je eigenlijk op tien plekken tegelijk wil zijn.
92
Clientspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Ehm... Nou ja eh... echt je grens aan geven van hier ben ik niet van gediend, eh... ja. Even kijken hoe die persoon er op reageert. Misschien over hebben, van eh waarom doet u dat nou? Eh... Misschien tegen andere collega's zeggen of ze dat misschien ook eh... eerder hebben meegemaakt? Eventueel rapporteren. Of eventueel, eigenlijk is dat gewoon heel belangrijk dat je rapporteert en eh... ja. Als het echt eh.. ik heb dat nog nooit gedaan maar als het echt uit de hand lopen even een EVV'er aanspreken en of ze het er met de familie over wil hebben. Weet je, het kan allemaal wel gezegd worden, maar ik weet niet of dat altijd zin heeft. Ook weer puur om dat ziektebeeld. Ze kunnen er vaak niet veel aan doen zeg maar. – Dus je bespreekt het ook niet echt achteraf? Ja ik zeg wel met collega's, maar ja met familie of met de persoon zelf op dat moment inderdaad. En als het nou echt me heel erg hoog zit dan eh... dan zou ik dat echt wel doen maar dat is nog nooit voorgekomen. Dan zou ik er misschien wel even op terug gaan of eh... (houd op met het verhaal). 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Op welke momenten doe je dit?’ Ik denk door er naar te vragen. Gewoon heel direct: 'heeft u nog ergens behoefte aan?' Op het gebied van seksueel eh... gebied? Zowel seksueel als algemeen. Ehm... Ja misschien inderdaad een algemene vraag. Wat zou u anders willen? Moeten we daar een keer over hebben? Zodat de cliënt zelf wat specifieker er op in kan gaan? Ja, want ik denk als iemand er echt behoefte aan heeft of iets, dat die dat dan echt wel aangeeft denk ik. Ja. En misschien met de vertrouwenspersoon, een EVV'er of zo over hebben. De eerste verantwoordelijke verzorger. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Wat het verschil is? Ja zit er een verschil in voor jou? Ja zeker wel ja. Ja. Ehm... als iemand bij wijze van eh... iemand hier uit het atrium die hier misschien wel werkt of uit het andere team iets zou doen of iemand van onze eigen bewoners, heeft dat wel degelijk een verschil ja. Omdat je ja, puur inderdaad omdat je het kunt verwachten en omdat je weet dat … ja... zeg maar een soort eh... bijwerkingen zijn van hun aandoening. Eh... dan iemand die echt helemaal eh... helemaal honderd procent goed is zeg maar. Puur omdat je gewoon weet dat het er bij hoort. Want kun jij mij een beschrijving geven van hoe je je grens aangeeft bij iemand met een cognitieve beperking en een beschrijving van iemand die helemaal wilsbekwaam is? En dan echt qua bewoners? Ja eh dat ligt er ook een beetje aan de mate hoe erg het is eh... ehm... (neemt even de tijd om te denken) Ik denk dat echt aan de mate van hoe erg het is. Anders zou ik misschien wel naar een leidinggevende stappen en het er goed met die persoon over hebben van ehm... ja waar denkt u mee bezig te zijn op deze manier? Ja. En dat zou ik wel duidelijk laten merken denk ik ehm... Ja. Dat het ook echt niet kan. Echt in gesprek gaan? Ja. En bij iemand met een cognitieve beperking zou je het wat eerder laten gaan? Als het vaker is gebeurd en ehh ik zou sowieso wel zeggen van hee hier ben ik niet van gediend, maar eh niet naar een leidinggevende ofzo gaan. Wel rapporteren of eh met collega's over hebben misschien, maar dat is ook een beetje aan de mate van hoe erg het eh gebeurd.
93
Laat je je eigen grenzen wel eens vieren omdat iemand met een bepaald ziektebeeld er niets aan kan doen? Misschien wel ja. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Dat zou ik zo niet durven te zeggen. Nee. Ik denk eh... Een beetje slecht misschien nou wel... dat ie er misschien best zou zijn (gniffelt), maar daar ben ik eerlijk gezegd hier te weinig voor om me er in te verdiepen. Persoonlijk vind ik gewoon dat er een protocolmap op de afdeling moet zijn. Het staat namelijk heel mooi in de computer, maar het kost gewoon eventjes tijd om het op te zoken en weet ik veel wat. En dat terwijl als er een map ligt, die hoef je maar even open te slaan en je hebt het. Terwijl op de computer ja, de tijd is hier gewoon al heel kostbaar en eh... ja dat doe je toch minder snel denk ik als dat je even een map openslaat. Of eventjes vlug iets opzoeken. Ja misschien is er wel zo'n map, maar volgens mij niet want ik heb hem nog nooit gezien. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Ehm... Ik denk... (wacht eventjes) maar dat vind ik ook moeilijk om te zeggen... Ehm... Het is toch wel altijd een beetje een onderwerp wat een beetje overgeslagen wordt en eh... Ja. Want stel als hier een bewoner komt wonen, dan heb je een vragenlijst, een 'alumnese', en daar komen seksualiteit en … eh... voortplanting? Of zo? Maar dan gaat het meestal over hoeveel kinderen heeft u en weet ik het allemaal wat. En ja daar wordt het toch altijd, is het een beetje altijd een eh.. ja 'we-stoppen-het-in-de-dovenpotonderwerp'. Waar toch wat lastiger over te praten is. En ik snap wel dat als je hier komt wonen en je hebt een gesprek, over je persoonlijke ja, leven zeg maar, dat je zoiets niet zoiets niet eventjes in geuren en kleuren gaat vertellen. En eh... Ja dat zou in zo'n kennismakingsgesprek of zo'n alumnese-gesprek zou dat volgens mij wel aan bod moeten komen. En eh, ja. Dus de echte preventie wordt een beetje overgeslagen misschien? Ja dat denk ik wel... Ja. Kun je me een voorbeeld geven van hoe gebeurde situaties behandeld zijn? Ja wat ik net al zei van het eh... die zogenaamde kus. Mijn collega heeft er wel echt op ingestapt van eh als je daar niet meer heen wil dan moet je dat wel echt aangeven en eh... En ja ik eh ja ik weet je... ik denk dat ik daar best makkelijk mee om ga, ik denk niet gelijk van oe enge man, daar wil ik niet meer naartoe en daar krijg ik nachtmerries van. Ik ben daar best wel nuchter in denk ik. Om het een beetje bij het ziektebeeld eh... Ik zei ook al nou ik ben er echt niet bang voor en eh ik weet nou wat ik eh... of ik iets kan verwachten, dus eh... ja ik ga daar gewoon naartoe. En toen deed ik nog boterhammen smeren dus niet eens met wassen en aan kleden en weet ik veel wat. Ja toen heeft mijn collega wel gezegt van als je daar niet heen wil hoef je daar niet heen. En voor de rest ehm... Daar is eh... Bij een andere man is er wel eens een observatierapportage seksueel gedrag eh... dus dat er echt eh... we moesten rapporteren als er iets voor viel. En volgens mij werd dat ook wel met de psycholoog besproken. Denk ik. Daar werd echt wat dieper op in gegaan? Ja. En dat is volgens mij toen ook wel met zijn vrouw besproken. Ja. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Een MIM... of een MIC... dat heet nu toch anders of niet? Ja we horen ook al regelmatig Trias-melding voorbij komen? Ja. Ja dat is eh ook eh inderdaad eh... eh... meldingen die... ja. Als er iets gebeurd wat gewoon niet normaal is, dan moet daar eigenlijk altijd een Traizmelding worden gemaakt. Bijvoorbeeld iemand heeft een verkeerde medicijn gekregen, of iemand is gevallen. Dat is volgens mij inderdaad een beetje hetzelfde. Even kijken hoor... wat was
94
de vraag? (Herhaling van de vraag) maar misschien in jouw geval dan Triazmelding? Ja. Eh... Of maak je geen meldingen via dat soort digitale dingen? Dat kan ook? Veel te weinig eigenlijk. Ehm... Mja echt hele extreme gevallen als er echt iemand eh heel handtastelijk wordt of zo, dan eh... eh ja... ik denk eh... een mep op je billen slaan of zo... dat zou ik hier niet zo gauw doen maar echt ehh knijpen en geslachtsdelen of weet ik veel wat eh dat dat gaat misschien wel te ver. Eh... en ehm... ja dat zou ik ook denk ik met de leidinggevende of de coördinator over hebben... Ja ik denk niet dat ik dat zo heel snel uit mezelf zou gaan doen. Nee. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ja ik eh... ben verzorgende... (wacht even). En... moet ik daar dieper op in gaan? (gniffelt) Ja wat zie je als jouw taken als verzorgende? Ehm... Even kijken eh... wat zie ik als taken.. Ja de algemene verzorging: het wassen, aankleden, uit bed helpen, ehm... douchen, voor de rest ehm verpleegtechnische handelingen: dus wonden verzorgen, ehm... Stoma, Pechsondes, wondenverzorgen zei ik al... wat doe ik nog meer eh... zwachtelen. Blaasspoelingen, medicijnen delen. Voor de rest rapporteren, goed overdragen. Ehm... Mensen aansturen, dus stagiaires, hm... Ja. Communiceren, ook met de mensen. Ik denk eh... goed naar de eh... naar de eh... wat wou ik zeggen, naar de wensen luisteren van cliënten. Ja en eh respectvol omgaan met eh de bewoners. Ik denk gewoon dat dat ook heel erg belangrijk is. En naar collega's. Ja. Met dat naar wensen luisteren, bedoel je dan luisteren als mensen er zelf over beginnen, of ga je ook op zoek naar die wensen? Nou meer als ze eh... misschien als ze ontevreden zijn. Ja van nou wat zou u misschien anders willen. En kijk, en ja we zitten gewoon in een heel groot tijds eh... limiet, of ten minste, gebrek en eh... Ja we kunnen natuurlijk niet altijd anders maar eh ja als iemand zegt van eh nou ik wordt veeeel ste laat uit bed gehaald en dat wil ik echt niet, en weet ik het wat. Dan moeten we wel dan vind ik wel dat er naar gekeken moet worden wat we er aan kunnen doen. Ik vind dat heel lastig. Ik zou het wel overdragen denk ik. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Ik werk meestal in de ochtend, ehm... als ik een hele dag werk... ehm... ja dan bedoel je echt vanaf twaalf uur denk ik hè? Ja mensen helpen met eten, mensen op bed leggen, ehm... naar de toiletgang helpen... Ja... als je wat tijd over hebt een keertje fruit schoonmaken of eh... Ja... (zucht) even een gesprekje aan gaan... Ja dat is het denk ik wel. Beetje opruimen, 's middags. Misschien dat er nog extra dingen gedaan kunnen worden die 's ochtends blijven liggen. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Macht? (wacht even) Ja kijk, alle bewoners zijn gewoon heel erg hulpbehoevend en... eh... dat is geen macht... ja want dat is een beetje verkeerd. Dat heeft niks met macht te maken... Macht... Pfoe.... (kijkt rond). Ja misschien... ja... omdat de mensen hulpbehoevend zijn... Ja kijk, jij hebt het heft in handen. Kijk als iemand naar het toilet moet, hij kan zichzelf niet helpen. Jij hebt dat in handen. En eh... Dat heb je eigenlijk ook het macht... de macht in handen. En dat bedoel ik dan niet op een verkeerde manier natuurlijk maar eh... ja... Ja dat is misschien niet het goede woord voor... (zucht). Nee want macht is.... eh... meestal negatief hè? Tenminste... Ik laat het geheel aan jou over. Nee dat bedoel ik echt niet op een negatieve manier, maar eh, ik denk dat je ja dat je dan wel een eh... Ja wel ja een soort van macht in handen hebt over een andere... over een bewoner. En ehm... Nou ja eh ja ik zeg al, echt niet op een negatieve manier (lacht). Maar voor de rest zou ik niet kunnen zeggen waarmee eh... ja...
95
Nee? Buiten tijdsdruk en zorgmomenten zie je niet.... (Respondent gaat op de helft van mijn zin verder met het verhaal) Ja inderdaad ja wat ik zei dat je, dat je eh... dat je inderdaad eh... Ja. Mensen niet kunt helpen met inderdaad wegens tijdgebrek of eh omdat je ergens anders bezig bent. Dat je daar wel een stukje macht over iemand hebt. (zucht) Terwijl je dat misschien niet zou willen, maar dat is wel zo, het is wel. Kijk als iemand niet jou helpt, dan gebeurt er ook niks. En daar heb je een stukje macht inderdaad. Maar dat wil ik dus echt niet op een negatieve manier zeggen van eh 'haha ik laat jou lekker even zitten'. Zo komt het ook helemaal niet over hoor. (Respondent lacht) Geen paniek (lacht) (lacht gerustgesteld) Ja ik denk aan macht een beetje misschien wel een beetje op een negatieve manier. Echt de macht over iemand willen hebben (nadruk op 'willen' en 'hebben'), daar denk ik dan aan. Daar is het het woord misschien ook wel een beetje naar, het wordt vaak in negatieve manier gebruikt. Ja! Juist. Precies! Ja. Ja. Ja daarom. Snap ik wel hoor. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja ik denk wel dat ik nu wel op een leeftijd bent dat je alles kunt bespreken en eh... ja. Dat je daar wel gewoon heel eerlijk over kunt zijn en dat niemand je daar anders op aan kijkt. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Ik denk met de collega's waarmee je die dag dan samen werkt. En ik zeg al bij hele extreme gevallen zou je misschien even kunnen bellen naar de coördinator of de leidinggevende als je echt eh... er mee zit of je vindt echt dat er iets aan gebeurd moet worden of ja. Misschien iemand van hogere hand in gesprek moet gaan met die persoon. En eh... Ja dat is bij mij nog nooit voorgekomen, gelukkig. Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd?’ Ja dan denk ik meer dat het eh... Dat het eh... Even d... Ja. Dat je het even deelt of dat je het er even over kan hebben. Misschien eh... dat je het er over kunt hebben of je er eh... of diegene er zelf ook mee te maken heeft gehad of dat het op dat moment alleen mezelf gebeurd. Even een bevestiging of zo krijgen van eh... ja heb je dat ook wel eens meegemaakt of is dit bekend? Ja. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ik zou graag willen weten wat er is gebeurd en of die persoon er heel erg mee zit. En eh... Ja. eh... wat diegene er zelf mee wil doen? En ik vind wel eh je moet wel eh... Dat je zelf actie moet ondernemen. Dat moeten ze wel op dat moment zelf doen. Als je er echt mee zit... ja... en stel het moet zo extreem zijn eh... Maar ja, dat gebeurd hier niet denk ik... Dat het eh... dat diegene daar niet durft als in... ja dan zou ik altijd nog vragen van wil je dat ik eh met die persoon ga praten of misschien met de hogere hand ga praten? Ja dat ligt er een beetje aan wat er gebeurd is en hoe die persoon er zelf op reageert. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Of niet? Wat doe je er mee? Als je onprettig samenwerkt? (valt stil) Of probeer het je voor te stellen als het niet voorkomt, wat je zou doen? Ja dan ga je gelijk eh... Misschien een hobbelen (lacht) Ja ik denk dat dat ik naar een collega die ik langere tijd ken of wel goed mee samen werk een keer vragen van goh hoe werk jij met die persoon samen? Maar dat is nog nooit voorgekomen gelukkig inderdaad. Zie je dat als roddelen op zo'n moment? Nee hoor, het is maar net hoe je het brengt he. Ik kan maar zeggen van 'pff die (censuur) daar is ook niet mee te werken hoor!' dat is al heel anders dan dat je zegt van 'goh mag ik jou even spreken' tot dat er niemand bij is en hoe ervaar jij dat om met
96
(censuur) samen te werken? Want ik heb er geen goed gevoel bij of zus en zo. Dat is misschien al heel anders inderdaad, dus nee, dat hoeft niet meteen roddelen te zijn. Je moet ook kijken of je er meer mensen bij betrekt of dat je iemand even apart neemt en serieus vraag van hoe vindt jij dat? 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Te weinig. Ja. In het begin dat ik hier werkte werd er best wel wat dingen gedaan, we hebben ook zo'n project gehad... van... hoe heette dat ook alweer? Van Hangmat Tot Zomerjurk? Ik weet niet of je er toevallig iets over hebt gehoord? Toen zijn we rond de tafel geweest en toen was er wel iets van teambuilding: we moesten elkaars goede kanten en elkaars slechte kanten laten zien... Nou ja slechte kanten (met de nadruk op slechte)... 'Mindere' kanten? Ja, mindere kanten inderdaad! (gniffelt) Maar ik denk dat het personeel hier te vaak wisselt.. Om... om eh... Ja dat is misschien geen reden om niet aan teambuilding te doen, maar er wordt hier eigenlijk nauwelijks gedaan. Ten minste, bij mijn weten om. Ik weet dat er bij een afscheid wel eens een etentje wordt georganiseerd of zo, met de mensen die mee willen. Maar eh... Nee er wordt hier denk ik niks aan qua teambuilding gedaan. Ik denk dat dat ook wel heel goed eens een keer zou zijn. Ik zeg al er zijn gewoon heel veel veranderingen, heel veel wisselend personeel. Ik moet me iedere week wel een keer voorstellen aan iemand die ik nog niet ken. Echt waar? Ja dat is echt heel erg. Dat heb ik hier al wel eens aangegeven. Iedereen lijkt wel gillend weg te lopen hier. Of het is te zwaar, of er gebeurd iets, of ze worden weer overgeplaatst qua stagiaires of zo. Ik denk wel dat er iets aan gedaan kan worden. Ja. Want dan denk je echt aan een uitstapje of eh...? Ja of hier iets van een activiteit. Dat kan ook binnenshuis natuurlijk. Ja. Nee eh... ik zeg al, in het begin werd het volgens mij veel vaker gedaan. Toen was er nog een feestcommissie. En nu eh... Nergens te bekennen dat feest? (respondent lacht). Ja van de Van Neynsel zelf is er wel een commissie, maar niet van onze afdeling. Ik denk dat dat best een keer goed zal zijn.
97
Interview nummer 6 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Functie Afdeling
: Niveau 3 : Taling
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? ‘Ehm… eh… als er handelingen of dingen gebeuren eh die je... die jij ongewenst vind.’ Dus dit kan alles zijn? ‘Eh… ja dat kan eh verbaal zijn maar dat kan ook eh lichamelijk zijn.’ Wat denk je dat de oorzaken zijn van dat soort gedrag? ‘Ehm.. Ja we hebben het dan gewoon alleen over de zorg gewoon op de afdeling? Ja, ehm. Ja dat hangt ook van de situatie af. Eh… Dat kan aan een cliënt liggen die eh… die die daar misschien geestelijk cognitief zeg maar niet meer helemaal de gevolgen van inziet of eh ja eh het decor om verlies zeg maar eh, dat je allerlei dingen roept en zegt die meer meer eh… als eh… ja hoe zeg je dat… ethisch kan worden gezien zeg maar. Het kan ook door dat iemand aangetrokken is tot iemand anders natuurlijk. Op dit moment zijn dit de redenen die me te binnen schieten, er zullen er vast wel andere zijn. Ongewenst gedrag kan natuurlijk ook zijn dat iemand dingen naar je roept uit onvrede natuurlijk. Het hoeft niet altijd met seksualiteit te maken te hebben. Het kan ook zijn als iemand gewoon kwaad is. Dat is ook ongewenst voor mij.’ 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Hoe geef je dit vorm?’ (vraag vergeten) 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ ‘Ehm… Ja wel een beetje, maar dat hoort denk ik ook wel bij de zorg, dat je toch eh… ja ik denk dat je daarin wel, wel goed je grenzen aan moet geven, maar dat je ook wel aan sommige dingen went zeg maar. Dan heb ik het meer over verbaal eh… gedrag zeg maar. Dat mensen af en toe dingen roepen dat je denkt van ja, dat zou ik normaal misschien eh… niet accepteren, maar eh… ja naar die zorgvrager kijkend zeg maar dat het vaker voorkomt en dat soort dingen, dan is het meer een soort acceptatie. Tenzij je diegene daar ook nog echt op aan kan spreken, want dat hangt dus van de situatie van de zorgvrager af.’ Dus meer ook een situatie van begrip bedoel je? Dat je denkt van nou ik snap wel waar het vandaan komt dus ik… (zin kan ik niet afmaken) (respondent valt me in de reden en gaat verder met het antwoord) ‘Ja eh.. ja en hoe het gaat met die zorgvrager, kijk het kan ook een zorgvrager zijn die aan het dementeren is of zo, dan kun je ook heel ander gedrag gaan vertonen. Daar zou ik het dus al eerder van accepteren dan van iemand die eh… volledig goed bij is met zijn verstand en eh… en dan dingen roept of dingen doet die niet eh… die zou ik er dan ook eerder op aanspreken. Heeft ook veel meer nut natuurlijk.’ 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit?’ (vraag vergeten) 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ ‘Nee. Nee eh… nee niet echt. Ik ben daar altijd wel vrij stellig in. Ik ben een beetje saai op dat gebied (gniffelt).’
98
Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? ‘Ik herken deze vraag uit de lijst (respondent doelt op enquêtes). Wat ik daarmee zou doen? Ik zou daar sowieso rapporteren. Eh… Ja eh ik zou hangt er van af wat er natuurlijk gebeurt is… Ik zou dan misschien niet gelijk rapporteren want dan komt het ook vast te staan in het dossier… Ik zou er dan eerst misschien eh met mijn zorgcoördinator over praten en dan eh… vanuit daar kijken wat de volgende stap is. Het hangt heel erg af van de situatie natuurlijk, wat er precies gebeurt is. Als je het gaat bespreken met een cliënt, hoe zou je dit dan bespreken? (respondent blijft stil) Als je het bijvoorbeeld terug wilt koppelen of je wil het nog er over hebben? ‘Sowieso niet eh… te lang eh… lange tijd over laten gaan zeg maar. Dat je toch eh… toch de situatie nog goed voor je hebt. Als de cliënt daar op aan te spreken (legt de nadruk op ‘spreken’) is zal ik dat zeker doen. Ik denk als je d’r een hele week week over heen laat gaan dan krijg je weer zo van wist je nog toen… vorige week maandag… (respondent lacht om de situatie die geschetst wordt) Hoe zou je dat gesprek vorm geven? ‘Eh… Ik zou het niet te formeel allemaal doen ik zou gewoon eh… een keer een op een er gewoon over praten. Ik denk niet dat je daar hele afspraken voor hoeft te maken, maar gewoon als de cliënt dan thuis is offe… dat je daar dan gewoon op in gaat. Ik denk dat je dan eh… niet te kwalijk eh… Het hangt er ook weer van af wat er voorgevallen is maar dat het niet in een te kwaad daglicht te stellen. Kijk natuurlijk als er echt iets heel erg is voorgevallen of zo dan ga je er niet heel simpel over zitten praten natuurlijk, maar afhangend van de situatie zou ik het zo klein mogelijk houden.’ 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Op welke momenten doe je dit?’ ‘En welke wensen of behoeften hoe bedoel je?’ Dit kan algemeen zijn maar ook met het oog op seksueel gebied. ‘Hoe ik daar dan over zou praten met die eh…? Ja hoe je dat met een cliënt ter sprake zou brengen en hoe je zou kijken waar eventueel wensen en behoeftes liggen. (respondent blijft even stil) Of niet, dat kan ook natuurlijk? ’Ja dat kun je misschien gelijk in dat gesprek als je er toch zit eh… en het gaat misschien over dat vlak dan kun je dat misschien gelijk eh… d’r in gooien. Van eh… heeft u daar nog wensen naar? Offe ja hoe kijkt u d’r tegen aan? Heeft u dat vaker? Dat soort dingen. Maar dan zou ik ook niet, niet met een hele groep binnen komen maar gewoon eh… gewoon het vertrouwelijk houden.’ Maar naar aanleiding van (met de nadruk op ‘aanleiding van’ in de uitspraak) een grensoverschrijdende situatie? (respondent valt wederom stil, kijkt me vragend aan) (Ik vervolg mijn checkende vraag) Begrijp ik dat goed? (Respondent fronst lichtjes) ‘Ja, ja of ja zul je bij iedereen langs moeten gaan en eh… vragen welke eh…? Dat weet ik niet, ik vraag wat jouw gedrag daar in is? Ik denk dat dat sowieso wel met een opname gebeurd… Maar dat zijn weer meer algemenere wensen… ja eh… Ik denk niet dat je bij iedereen zo aan moet gaan kloppen van eh… (neemt even een moment om te denken). Daar is het misschien ook de doelgroep ook niet naar? Kijk als je misschien op een eh… in een of andere jeugdinrichting werkt dat je misschien daardoor die vraag iets eerder kan stellen.’ Vind je het hier ongepast? Kan ik dat zo verwoorden? ‘Nee ik vind het niet ongepast, als hun als hun daar nog eh… gevoel voor hebben of eh… als hun daar nog iets in missen dan vind ik best dat daarover gesproken kan worden, maar ik kom het niet veel voor. Of er wordt gewoon niet veel over gepraat, dat kan ook.
99
8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ ‘Ja, dat zei ik in het begin ook al.’ Wat is het verschil daarin voor jou? ‘De acceptatie: kijk als ik in iemands zorgdossier teruglees dat die die geschiedenis heeft zegmaar op dat vlak en dat het het vaker voorkomt en dat die het allemaal niet meer goed op orde heeft, ja, dan eh… heeft het denk ik ook weinig nut om iemand daar ook steeds op te gaan zitten wijzen. Kijk je kunt het natuurlijk wel op dat moment aangeven maar ik denk niet dat je daar een eh… uitgebreid gesprek mee moet hebben. Omdat dat in ieder geval weinig eh… weinig nut heeft. Ik denk meer dat je dan deh… dat je dan eh… zeg maar als het zich voor zou kunnen doen dat je meer op dat moment daar rekening mee houdt en daar (respondent legt nadruk op daar) op inspeelt zeg maar. Door bijvoorbeeld iemand waar die het steeds bij doet daar misschien niet meer naartoe te sturen of dat soort dingen.‘ Dus als ik het zou samenvatten, geef jij bij iemand met een CVA ook minder je eigen grenzen aan dan bij iemand die expres je grenzen over gaat bijvoorbeeld? Ja maar dat gaat dan op zich ook weer niet echt over mijn grenzen heen, omdat ik weet wat de medische voorgeschiedenis is, zeg maar. Dan laat ik natuurlijk nog niet van alles voor vallen, maar dan ga je d’r niet zo zwaar op in als bij iemand die goed weet waar die mee bezig is.’ Oke dat is duidelijk. ‘Ik denk dat iedereen dat wel doet.’ Ja? ‘(respondent geeft iets feller antwoord) Ja ik denk dat als je een dementerende uitgebreid een uur uitleg gaat zitten geven over eh… ja over zulke eh… ja dat dat dat weinig nut heeft. Dat je dan misschien de volgende week eh… weer een uur met die mensen met die eh… met diegene in gesprek zit. Aha. Is dat de enige manier waarop je je grenzen aan geeft? Dat je er achteraf op terug komt en dan in gesprek gaat met iemand? ‘Nee je kunt het natuurlijk ook gewoon op dat moment zelf aangeven.‘ Dat was gewoon even een vraag, omdat ik jou met regelmaat hoor over lange gesprekken. ‘Jij denkt dat ik heel de dag met die mensen aan het praten ben (lacht) nee dat valt wel mee.’ Op wat voor een manieren geef je allemaal je grenzen allemaal aan? ‘Eh… Door gewoon duidelijk aan te geven als je iets wel of niet wil’ Echt verbaal, niet fysiek bijvoorbeeld? (respondent kijkt me vragen aan) ‘Wat wil iemand eh…?’ (respondent valt stil) (Ik leg verder uit) Dat je een stap achteruit doet, of dat je je handen ervoor houdt (doet de handen voor je lijf houden voor) ‘Ja hangt er van af wat er gebeurd (lacht). Ja, als iemand bijvoorbeeld een klap uit wil delen dan zet je natuurlijk een stap achteruit! Maar dat niet omdat ik er zo goed over nadenk maar gewoon puur als reactie (lacht).’ Maar je hebt wel het idee dat je op alle vlakken, wat je dan ook in zou moeten zetten, dat dat wel mogelijk is bij jezelf? ‘Ja ik denk dat ik dat wel redelijk onder controle heb ja’ (lacht).
100
Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ ‘Eh… dat zal er vast wel zijn ja’ (valt stil). Maar niet dat jij weet? ‘Nee.’ 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? (Respondent knijpt zijn lippen even op elkaar, geeft dan antwoord) ‘Ah. Kijk het is meer als het koe eh… als het kalf verdronken is dan eh… dempt men de put (respondent haalt licht de schouders op en houdt even stil). Maar het komt allemaal niet zo vaak voor. Of het wordt allemaal niet zo vaak gemeld. Of ze houden het klein en wij horen d’r gewoon niks over, dat kan ook.’ Kun je van beide opties een voorbeeld noemen? ‘Na ik kan eh… het begin dat ik hier werkte is er eh… een voorval aantal keren geweest bij iemand die steeds eh… bijvoorbeeld z’n eigen eh… ja (moment stilte) v-vergreep zeg maar aan een zuster eh… aanrakingen die ongewenst waren en daar is toen uiteindelijk wel op ingespeeld, maar ook pas na een tijd nadat eh… nadat het meerdere keren aangegeven was. En we hebben ook een keer meegemaakt met een bewoner die cognitief niet helemaal meer goed was, die dat ook heel vaak deed en dat het eigenlijk op een gegeven moment meer een soort acceptatie is geworden dan dat daar uitgebreid over gesproken werd.’ Kun je een überhaupt voorbeelden noemen van preventie? ‘Nee ik heb eigenlijk weinig eh… (stilte)… weinig vergaderingen gehad over zulke situaties.’ 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ (respondent blijft stil) Ik leg verder uit: Want ik heb dus begrepen dat een MIM-melding een melding incident medewerker zou zijn en een MIC melding een melding incident cliënt. Heb jij voorbeelden voor mij waarbij jij persoonlijk z’n melding zou maken? Naar aanleiding van... wat voor een situatie? ‘Hm… Ja eh… als iets eh echt over mijn grenzen heen gaat…’ (respondent valt weer stil). Kun je iets specifieker zijn? Heb je überhaupt wel eens een melding gemaakt? Of niet dat kan ook? ‘Jawel maar niet op dit vlak zeg maar, meer op het vlak van de cliënt zelf. Niet echt een MIM… of hoe noem je dat? Nee die andere zei je ook, MIM ja. Melding medewerker? Dat heb ik nog nooit ingevuld’. Waarom niet, als ik vragen mag? ‘Omdat eh… ja. Ik wil het wel doen voor je? (lacht).’ Haha nee hoor dat hoeft niet. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? ‘Ehm… taken. Je eh… bent eh verantwoordelijk voor de zorg van 31 bewoners, samen met 5 of 6 andere collega’s op een dag. Of in de avond, dan ben je met zijn 3’en. Voor de algemene basiszorg, voor de medicatie, voor de eh ja voor het heel ZorgLeefPlan van die cliënt en dat dat goed uitgevoerd wordt. En eh… dat die dus naar… onder ja goede omstandigheden hier kan wonen.’ Zie je signalering als een van jouw taken? ‘Ja. Dat je natuurlijk wel dingen aangeeft die anders kunnen of die anders moeten. Dat is wel erg belangrijk.’ Dus dan denk je echt op niveau van beleid? ‘Ja maar ook gewoon eh voor de cliënt zelf, dingen die je op de afdeling tegenkomt.’ (respondent valt weer stil)
101
Zoals… voorzieningen die onpraktisch zijn voor de cliënt of zo? ‘Ja dat soort dingen, observatie is gewoon heel erg belangrijk. Dat je gewoon dingen eh… ziet die kunnen veranderen of anders moeten.’ Kun je mij twee voorbeelden geven van een signaal wat jij dusdanig hebt uitgewerkt of waar jij mee aan de slag bent gegaan? ‘Ehm… eh… Signalen als in…? Dat kan dan natuurlijk ook zijn over de cliënt… of dat die eh… gezondheidsklachten enzo dat kun je natuurlijk ook signaleren. Ja dat doe je iedere dag. Je kunt ook dingen op de afdeling zien die eh… die niet kloppen en eh dat je daar eh aangeeft ehh…’ (respondent valt stil). Maar zoals je net uitlegde dat je iets ziet op de afdeling wat beter kan, heb je daar zelf wel eens iets mee gedaan of geef je dat dan door aan een leidinggevende of hoe kan ik dat zien? ‘Ja dat zijn natuurlijk meer dingen die je doorgeeft aan een leidinggevende of die je doorgeeft aan de huismeester van eh ja die niet kloppen of waar je verandering in kan brengen.’ 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ ‘Ehm… ja hangt er van af. Als je dagoudste bent dan heb je een hele agenda om af te werken. Dat doe je toch ook wel met zijn allen maar je bent toch ja eh… eindverantwoordelijke daarvoor… dus. En eh…’ Want wat doet de dagoudste als ik vragen mag? ‘Ja dat is zeg maar, die leidt de dag en die zorgt ervoor dat eh alles eh… goed verloopt. Die heeft een takenlijst om af te werken. ‘ Want wat staat er op die takenlijst? ‘Ja dat je zorgt dat in ieder geval alle cliënten ehh uit bed zijn, dat ze allemaal gegeten hebben, dat ze de medicijnen hebben gehad, dat ze eh… dat ze op tijd op afspraken zijn, dat de arts op tijd gebeld wordt, dat de fysio eh heel ehh… ja dat iedereen eh… ja dat alles goed verloopt.’ Een beetje het overzicht houden? ‘Ja en sturing geven aan het team’ En als je geen dagoudste bent? ‘Ja dan ben je een onderdeel daarvan, waar de dagoudste toezicht op houdt.’ Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ (Respondent blijft stil en kijkt vragend) Ik leg verder uit: Daar mag je alle contacten die je op je werk hebt bij betrekken (ik geef de respondent bedenktijd). ‘Ehm… Ja machtsverhoudingen (een moment stilte). Ja eh als je jezelf naar iemand moet verantwoorden, naar een zorgcoördinator. Dat soort dingen. Maar het is niet dat ik me eigen de hele dag onderdanig voel. Dus je hebt zelf ook een bepaalde macht op de afdeling? ‘Ja ehh. Nou ja. macht (stilte). Daar moet je natuurlijk geen gebruik van maken. Maar ja je hebt natuurlijk wel een functie op de afdeling en eh daar ehh… wordt van je verwacht dat je dat goed uitvoert. Ja macht. Ik vind macht een beetje een naar woord’ Zie je tussen jou en je cliënt ook machtsverhoudingen? ‘Ja… (stilte). Ja machtsverhoudingen. Ik denk dat eh machtsverhoudingen vaak eh… meer voortkomt uit onbegrip of uit eh… ja dat mensen zich toch eh.. ze zijn toch erg afhankelijk van je en misschien dat ze daardoor dingen opeisen af en toe. Maar daar moet je toch boven staan en daar moet je van leren gaandeweg. Bedoel je dat de cliënt soms een bepaalde macht uitoefent? ‘Ja die dingen eist, van je. En daar moet je goed je grenzen in aangeven. Maar het is natuurlijk ook wederzijds: ze zijn natuurlijk ook heel erg afhankelijk van mij. Dan moet je ‘tuurlijk wel uitkijken dat je dat niet uitbuit, want eh… ja. Daar moet je een soort grens in, in.. eh of een lijn in vinden tussen je cliënt en eh… zorgverlener’ (dat laatste woord komt er heel traag uit, alsof de respondent dit nog aan het bedenken is tijdens het uitspreken).
102
15. Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? ‘Ehm. Ja. Ik denk het wel. Ja ik zou dat niet met al mijn collega’s gaan bespreken (glimlacht), ik zou daar meer met een iemand eh… Ik zou dat wel bespreken ja. Het is natuurlijk allemaal werkgerelateerd dus… Ik heb daar allemaal niet zoveel moeite mee als ik eerlijk ben. Ik snap dat dat voor anderen misschien moeilijk is. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit dan? Als ik iets meemaak op de afdeling wat me niet bevalt dan ga ik of naar het afdelingshoofd of een zorgmanager of naar de zorgcoördinator. Dat is voor het extreme, als het misschien iets kleiner is dan zou ik het eerst met een collega bespreken, wat er mee te doen zeg maar. Welke hulp zou je ontvangen van je collega’s in deze situaties? Ik zou dan wel een collegaatje zoeken waarvan ik weet dat ik er iets aan heb. Niet de eerste de beste witte jas die ik tegenkom maar eh…(lacht). Ja dat is ook situatiegebonden. 16. Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? (respondent valt stil) ‘Ja eh…’ Dus nu de andere kant van de situatie? ‘Ja een luisterend oor, begripvol, zoeken naar oplossingen. Níét gaan lachen in ieder geval (respondent kijkt me vragend en toch glimlachend aan). Maar dat is toch allemaal eh… Het lijkt zo voor de hand liggend hè? ‘Wordt er zo veel gelachen dan?’ We hebben een paar observaties uitgevoerd op verschillende afdelingen. Hier is uit gebleken dat het niet door iedereen als zo vanzelfsprekend wordt gezien hoe te handelen in een dergelijke situatie. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Respondent blijft lang stil) ‘Ehm… Nee. Ik kan me niet de laatste keer herinneren dat ik met mijn collega’s buiten ben geweest, buiten het huis dan. In het begin het eerste jaar was er een BBQ wel. Maar wij zijn de laatste jaren zo veranderd van team zeg maar eh…, dat die onderlinge band een heel eind weg is. Misschien over een paar jaar? (gniffelt) Er is ook wel ergens een geldkistje voor de afdeling, maar eh… daar heb ik de laatste jaren weinig geld uit zien komen (lacht).
103
Interview 7
Geïnterviewd door: Eline Jeuring Niveau Afdeling
: Niveau 2 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Ik denk, ik weet niet of dat goed is, dat ik moet aangeven waar mijn grens ligt? ‘Wat jij ziet als grensoverschrijdend gedrag..’ Ja, binnen een bepaalde eh.. regel.. dat bijvoorbeeld.. Ja, moeilijk om te vertellen.. Is echt heel breed ja, hoe moet ik zeggen, ja.. Geef maar een voorbeeld.. ‘In de enquête hadden wij als voorbeeld aanrakingen tot en met opmerkingen of grapjes..’ Ja als iemand mij aanraakt, zoals hand vasthouden, dat gaat wel. Maar als hij beginnen met hier(wijst naar borsten) dat vind ik wel te ver gaan. Als normaal naar je kijken vind ik niet erg, dan doe ik gewoon alsof ik niet zie. Maar als ze beginnen met aan mijn borsten zitten, dat vind ik te ver gaan, dat ga ik nooit vergeten. Je hebt natuurlijk ook nog niet zo veel ervaring het is allemaal nog nieuw voor je? Nou, ook al twee jaar op Boschwijk. Maar die plek, mijn lichaam, dat is van mij, dat mag niemand aanraken. Zoals je eigen persoonlijke ruimte.. Ja En bijvoorbeeld seksueel getinte opmerkingen of grappen? Ja, we hebben hier ook zo iemand, dat weet je misschien ook wel. Ik zeg gewoon dat ik niet goed vind. Je durft het wel aan te geven? Ja, dat moet ik ook leren. In het begin, de allereerste keer dat ik hier werkte, bij die man. En toevallig moet ik ook bij die cliënt helpen en mijn collega ook netjes aangeven. En de tweede keer vergeet ik het, daar denk je niet aan. In het begin is het moeilijk voor mij om te zeggen afblijven, omdat ik die persoon nog niet zo ken. Ligt eraan hoe ik iemand ken, want je wil ze toch als koning behandelen. Maar koningen hebben ook regels(gelach). Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ De oorzaak..(stilte) Die behoefte eraan denk ik, hoe dan ook ja. Ik weet niet wat een andere oorzaak is, ik denk gewoon behoefte aan. Het is gewoon natuurlijk, biologisch, een basisbehoefte. En iedereen heeft er behoefte aan. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Hoe geef je dit vorm?’ Ik zal proberen om naar beide kanten te kijken, maar ik kijk ook naar hoeveel keer. Met een en twee keer oke, maar als het vaker is dan kom ik voor me op. We zijn toch allemaal volwassen. Ze krijgen een eerste en tweede kans en bij de derde heb je toch genoeg he. Op wat voor manier geef jij je grenzen aan? Door zeggen en ook door houding hoor. Ook omdat ik heel moeilijk in het praten ben. Ik zeg ook wel in theorie maar in de praktijk is het wel moeilijk hoor. Ik zeg wel nou is het genoeg. Maar mijn houding, ligt eraan, als ik echt geschrokken ben.. Ik had een keer toen was ik echt boos en voelde ik zo dat iemand mij met zijn eigen ogen uitkleedde, dat kon echt niet. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Nou, ja ik heb niet zoveel ervaring he, maar hier, ja ik weet niet ofzo.. Ik heb al zo vaak gezegd, maar hij doet nog steeds..
104
Maar je hebt nooit het gevoel dat het zo vaak gebeurt dat het geen zin meer heeft? Nee. Als ze in privé komen dan zeg ik dat. Ik ga niet zeggen, ik heb er geen zin meer in. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde?’ Ja, tuurlijk. Ja? Kunt u hier een voorbeeld van geven? Ja, hoe moet ik zeggen, is heel moeilijk.. Ik wil niet iemand kwetsen. Misschien ook als de persoon iets meer kwetsbaar is? Ja, want ik ben ook bang dat er miscommunicatie is. Ik ben iemand die niet zo goed uit kan leggen in verband met mijn taal ook. Moeilijk om de juiste woorden te vinden? Ja de woorden kan ik wel vinden, maar het is echt soms moeilijk. Ik heb het niet alleen over seksualiteit, maar de grens aangeven.. ligt eraan bij wie.. bij iemand die ik vertrouw gaat het makkelijker dan bij iemand stiekem, dan geef ik moeilijker aan. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ In het begin wel, maar nee.. ik denk ook dat je er vanzelf aan went. Alles moet je in het begin aan wennen, maarja.. eerlijk gezegd.. ik heb ook heel vaak in mijn gedachten.. ooh.. ik heb dit gekozen, mijn opleiding, en ik moet mensen verschonen die allemaal met persoonlijk, lichamelijk ja.. Hoe komt dat? Dat ik deze richting koos. Dus daarom dat dit in het begin altijd moeilijk is, maar daarna.. nee joh.. Het is meer wennen dan gevoelens aan de kant zetten.. dan wordt het meer vanzelfsprekend, en voor de bewoners ook. Kijk, het is nooit fijn om jouw lichaam te laten zien aan een vreemde, dus is het ook fijn als je met vaste mensen werkt. Ik moet me altijd bedenken alsof ik op hun plaats sta, hoe ik mij zou voelen. En ja, bijna iedereen moet je heel het lichaam wassen, zou ik heel frustrerend vinden. Ik zou dat moeilijk vinden, maar als je ziek bent heb je toch andere prioriteiten. Clientspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? Ik zal niet .. Ja(zucht) is heel moeilijk.. ja, is twee volwassen mensen.. ik zou toch gewoon eh.. ja.. zogenaamd dat ik niet gezien heb.. je zou het niet bespreken met de cliënt dat het niet mag? Ik weet niet of het niet mag, iedereen heeft rechten. Ja, ligt eraan wat regels zijn en welke ruimte. Alleen kussen en knuffelen is goed, niet vrijen.. ja, ligt eraan.. als in de slaapkamer vrijen dat is privéterrein, dat ik mag niet bemoeien, maar in huiskamer dat moet wel aangesproken worden. Maar een handje geven, ja.. Bij mijn kinderen kijk ik ook niet raar op als ze een hand geven of kussen, dat mag toch? Dat vind ik wel kunnen. En in een openbare ruimte, echt seksuele handelingen, hoe zou je dat bespreken? Ja, dat moet ik gewoon zeggen.. (aarzeling) tegen allebei gewoon zeggen dat ze dat in hun eigen kamer moeten doen Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Ja, niet iedereen kan daar tegen. Ja ik kan het ook niet zien als ze in de huiskamer vrijen. Ik kom uit Indonesië, die cultuur is ook heel anders. Ik ben hier opgegroeid en ik ben al gewend, maar ik zou het zelf nooit gedaan hebben. Ik zou nooit een kus geven als daar anderen bij zijn, ik zou stiekem doen. Ik ben hier al gewend, ik moet het accepteren omdat ik denk, ik woon niet meer in Indonesië, ik moet dat aanvaarden. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Op welke momenten doe je dit?’ Ik weet het niet.. Dat vind ik toch te privé, ik zou daar nooit over.. dat vind ik gewoon, ja.. als iemand aan mij vraagt over die dingen zou dat voor mij ook moeilijk zijn. Ik vind
105
dat te privé. Ik bespreek het liever niet. En als ze er zelf over beginnen? ja, dat is misschien wat anders.. ik zal er niet zelf over beginnen.. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Zou het niet weten.. (aarzeling) Ja ik weet niet, ik weet echt niet, bij iemand met dementie is zo moeilijk, ik weet het echt niet. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Protocollen? Ik weet niet of er een protocol is, ik heb nog nooit gelezen.. Misschien wel, misschien niet, ik ben ook altijd bezig met mijn opdracht.. Sommige protocollen zijn ook moeilijk om te vinden. Ik weet niet of die er zijn. Er wordt nooit over gepraat. Ik heb nog nooit.. Eh.. Gehoord dat iedereen over de.. Ja.. Ja ik ben nog leerling en ik ben nog niet zover, dat kan ook best.. Ik ben het in ieder geval nooit tegengekomen. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Hoe bedoel je? Voorbeeld? Wordt er meer aandacht besteed aan het bespreken van moeilijke situaties of wordt er juist veel aandacht besteedt aan het voorkomen van die situaties? Ik denk toch aan wat er gebeurd is. Ja of allebei, beetje.. of eh.. voorkomen. Ja ik weet ook niet precies. Het is nog niet vaak voorgekomen, ik kan er geen voorbeeld van geven.. Worden zulke situaties sowieso wel besproken, met grensoverschrijdend gedrag? Jawel, maar toch, wordt weleens besproken maar ik hoor er verder niks over. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Wat is dat? Ik ken het niet, heb het nog nooit gedaan.. Heb er ook nooit over gehoord. Ik ken wel intranet ofzo. MIM is incidenten met medewerkers, zoals onenigheid en MIC is melding incidenten met cliënten, zoals vallen. Oh, dat. Ik heb er wel van gehoord alleen nooit meegemaakt of melden. Heb nog nooit een melding gemaakt. Ik heb wel een keer gezien hoe, je moet de eerste keer toch proberen hoe het werkt. Als het veel gebeurt gaat dat wel meer vanzelf. Bij mij is het nog nooit gebeurt. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Mijn taak is.. Uhm.. als helpende, dus ik help mensen verzorgen, alleen ik doe geen medicijnen, geen zalf, sondevoedin. Uuh.. ja, niet echt behandelen. Voor allemaal mensen wassen, omkleden, douchen, in de huiskamer eten en drinken geven.. En tillift mag ik ook nog niet, maar binnenkort krijg ik een cursus. Uuh.. Verder.. Ja.. Niet, het is.. Ik mag net als de verzorgende alleen geen medicatie, geen verplegende taken. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Signalering? Als je bijvoorbeeld probleemgedrag opvalt, zie je het dan als je taak om daar iets mee te doen? ja, als ik zie dat.. dat is ook denk ik, ook, denk ik een beetje mijn taak denk ik. Mijn taak is ook de huiskamer in orde maken, ja.. Bijvoorbeeld als iemand schrikt, dat is ook mijn taak om te zien. Als ik moet helpen of iemand erbij moet halen. Ik ben ook verantwoordelijk om het te melden of er iets mee te doen. Om het door te geven.
106
13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Ik heb tot nu toe meestal studie-uren (gelach) ja, hele veel mensen die hier naar bed gaan om te rusten of verschonen of naar het toilet, maar ik heb meestal studiemiddag. ’s Avond is het dan weer mensen uit bed halen en eten en drinken. Zou je zeggen dat er ook ruimte is om gevoelszaken te bespreken? Nou.. Als ik hier op de afdeling kijk, het is hier altijd heel druk ’s middags. We moeten steeds harder gaan werken, daar is nu bijna geen tijd voor ja.. ligt aan de bezetting.. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Hoe zie ik of macht.. Over de cliënt of medewerkers? Kan allebei. Ik zie macht, ik als medewerker, als ik bijvoorbeeld iemand van bed wil halen om half tien en dan willen ze niet, dan doe ik het toch, want het kan niet wachten. Dat zie ik wel als macht. Als iemand zegt, ik wil niet vroeg, mensen mogen kiezen hoe laat ze naar bed gaan. Wij proberen daar rekening mee te houden en afspraken te maken. Soms proberen ze je ook te dwingen om iets te doen, dat noem ik macht. Ook dat ze afhankelijk zijn soms wel. Die clienten.. Ja is zo moeilijk om vertellen.. Tuurlijk afhankelijk door ons, want sommige kunnen niet zelf naar WC. En wij moeten helpen en dan soms vijf mensen gelijk gebeld en wij kunnen niet alle plekken tegelijk. Is weleens gebeurd dat mensen kwaad zijn dat mensen op wc moet wachten. Het is niet als mensen met somatiek, is allemaal als baby, is allemaal tien minuten werken en dan de volgende. Hier moet je toch andermans zware lichamelijk ja.. en soms lukt je wel binnen tien minuten maar soms half uur ben ik bezig. 15. Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja, wat ik zeg ook, ligt eraan.. Als is met collega die ik kan vertrouwen of ik ken goed dan durf ik te zeggen .. Maarja.. je moet ook weer de goeie ja.. Wel meer aangeven he.. Maar als je voor die collega dat die stiekem doet daar ben ik altijd weer beetje bang voor. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Wat ik geleerd heb, is ik moet altijd in ik-vorm. Dus ik vind het heel moeilijk.. Wat voor hulp vraag je? Tips denk ik. Dat vraag ik ook gewoon .. ja.. ik hoop dat niet misverstand of zei mij adviseren. Soms zeg ik wat meer persoonlijk, bijvoorbeeld ik wil.. ik wil.. ik vind ofzo.. Ja, zo die situatie en uhm.. ik zal nooit noemen.. uhm.. de namen van iemand anders. Ik moet gewoon iets zeggen dat ik voel. Wat iemand anders vindt is niet mijn probleem, maar wat vind ik zelf Krijg je die hulp ook altijd? Jawel.. Nou ze zeggen wel eens ik heb geen tijd en dan geef ze mij ook advies en dan voel ik altijd.. ooh, ik voel me zo schuldig, bijvoorbeeld.. je hebt me geholpen.. iemand vraagde mij een keer hulp maar ik was nog bezig, dus ik heb nee gezegd.. en achteraf heb ik zo’n schuldgevoel he.. en achteraf heb ik met die collega over gepraat en zegt ze nou dat heb je goed gedaan he.. Soms weet je niet of iemand anders denkt. Uiteindelijk toch blij dat ik gedaan heb. Die momenten kan ik wel, maar soms als ik ook probeer.. uhm.. ja, hoe moet ik zeggen, ja.. er is altijd uhm.. je moet elke keer uhm.. want dit is alleen onder ons he? Ja hoor, dit is allemaal anoniem Niet persoonlijk, er is bijvoorbeeld een cliënt waar mensen niks aan doen, ja die cliënte is een beetje wij moet doen zoals die cliënte wil. Ja soms lastig he. En ja iedereen doet anders. En dan elke keer als ze.. die cliënte is altijd de laatste, en dan vraagt altijd dezelfde persoon. En dan op het laatst, waarom moet ik altijd naar die cliënte? Ik ben al drie keer geweest. Dan wil ik iemand anders gaan. En dan is ook niet de bedoeling dat jij moet altijd bij die cliënte.
107
16. Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Nou als echt persoonlijk vraagt dat zal ik toch zeggen, kunnen wij straks terugkomen? Is zo gevoelig.. want, ja.. eerlijk zeggen, ik wil ook eerlijk dat niet iedereen bij. Is ook anders over werkvloer, das voor iedereen. Maar over mij persoonlijk, ja toch.. Ja ik denk dat toch beter met zn tweeën, want hoeft iedereen niet te weten.. Ik wil ook niet.. uhm.. ik hoef ook niet te weten wat er tussen mijn collega’s afspeelt. Dus.. eh.. datzelfde voor mij ook. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Ja, ja, dat ken ik ja. Dat heb ik toevallig ook al meegemaakt, is heel moeilijk. Beetje voor mijn gevoel is echt machteloos zegmaar. Ik proberen aan mijzelf aan te geven, maar is heel moeilijk. En dan.. (stilte) ja, ik zit al in gewoon echt rotgevoel. Ik blijf er een beetje mee zitten.. en dan naar huis meenemen.. Ja, ik moet toch proberen te zeggen van, help mij.. Ja, je moet dat toch zelf doen. Ik vind dat moeilijk te bespreken met die collega. Is een beetje mijn leerdoel om te.. ik hoop niks gebeurt, maareh.. ik werk er wel aan. Maar ik ga niet zoeken, ja. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Nee, ik ben net 6 maanden, ik weet niet.. Ik heb misschien net gemist.. Ja, dat kan van alles zijn.. etentje, samen iets leuk doen. Maar ja, uit eten misschien, als iemand weggaat. Eerlijk zeggen bij deze afdeling is wel positief, iedere keer als iemand weg, wij gaan altijd samen uit eten met zijn allen. En altijd vrijblijvend, gezellig, samen ook vrijblijvend. Ik vind zo fijner dan alleen bosje bloemen en houdoe.
108
Interview 8 Geïnterviewd door: Eline Jeuring Niveau Afdeling
: Niveau 2 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Nee niet. Met aanraken ofzo? Wat ik te ver vind gaan.. Als ik bijvoorbeeld bezig ben met verzorgen en hij pakt je beet ofzo. Als je aan hebt gegeven dat je het niet prettig vindt en hij gaat gewoon door. Je probeert elke keer de hand eraf te halen en dat je hem weg durft te duwen, maar als hij het elke keer probeert, dan ja.. en het gebeurt nu niet veel bij mij, maar bijvoorbeeld bij een collega vind ik ook niet fijn als een collega dat uh.. (stilte) als ik zie dat die dat niet prettig vindt. Is gelukkig niet bij iedereen. Tijdens gewoon verzorgen is het gewoon vervelend. We hebben iemand die.. eh.. Dringt bij hem niet door dat hij niet mag doen. Ik kan wel beter tegen opmerkingen dan aanrakingen. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Ja.. Niet de.. Ja.. dat is bij iedereen verschillend, vind ik.. Ja ik weet niet hoe iemand in zijn leven heeft gestaan. Ja.. de ene is echt heel eh.. ja ze zijn ook allemaal langdurig ziek. En ik zie dat ze dan eh.. misschien iets tekort komen ofzo? Ja, altijd maar op bed liggen en niks doen en dat dag in en dag uit.. eenzaamheid en mensen willen aandacht. Denk je ook dat er een behoefte aan intimiteit achter zit? Ja. Ja. Doe je daar ook iets mee? Ik geef het wel door, maar of er iets mee gedaan wordt. 2.‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Ja ik kijk.. het ligt eraan op welke manier .. bijvoorbeeld.. als eh.. Als een client bepaalde opmerkingen geeft dan ga je ook iets terug zeggen van eh.. maar als iemand zo voor jou in een keer.. bijvoorbeeld dan die client die is net verzorgd en die hebben we in de stoel gezet. En dan loop ik nog langs om iets te pakken en dan loopt hij met zijn hand tussen je naad zegmaar, dat vind ik niet kunnen. Maar we houden er rekening mee dat er iets kan gebeuren. Denk je dan eerst aan je eigen grenzen en vervolgens pas aan de cliënt zelf? Hoe geef je dit vorm?’ Ja, ik zeg het gewoon meteen: wil je ermee ophouden? Merk je het ook in je lichaamstaal? Ja, daar houd ik wel rekening mee dat er iets kan gebeuren dat ik het tegenhoud. Meestal laat ik niet merken, ik ga niet boos aan het bed staan. Ik geef het echt met woorden aan. 3.‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Uhm.. (stilte) ik denk dat ik er zegmaar bij bepaalde mensen, denk ik van goh he.. we zijn nu in zon situatie, kan gebeuren he.. helemaal geen lichaamscontact hebben.. dan kan ik wel begrijpen en indenken van he.. de situatie daar word ik niet zo boos om. Maar bij bepaalde mensen die wel kunnen lopen. Ja, dat vind ik wel een beetje meer eh.. het hangt van persoon af.. 4.‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit?’ In het begin wel. Bijvoorbeeld als je iemand zit te wassen en die meneer mankeert niks, die meneer kan lopen enzo en als je die meneer dan wast. En als je dan die meneer zijn geslachtsdeel wast en die meneer zit dan te kreunen, ja voor mijn gevoel durf ik hem dan niet aan te kijken weet je wel. Een beetje schaamte, een beetje doen of je gek bent en gewoon verder gaan.
109
5.‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Nee, het is gewoon wennen aan de situaties. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Als iemand me aanraakt? Dan zeg ik gewoon, meneer wilt u dat niet doen, dat vind ik niet fijn. Gewoon duidelijk een paar keer en goed aankaarten. Hoe bespreek je het? Ik laat het bij het grenzen aangeven, ik bespreek het niet echt. Ik vind dat ik niet bevoegd ben om het daarover te hebben, zie het niet echt als mijn functie. Ik overleg het wel met mijn collega’s. die zeggen dan soms van die persoon heeft dan seksueel ontremmend.. hoe die bedoelt.. ja daar hoe ik dan wel mee rekening.. dus.. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Nee, dat doe ik niet. Ik spreek er niet met ze over. En als ze er zelf over beginnen? Nou bijvoorbeeld als ze beginnen over.. Oh, wat ben je mooi ofzo.. Ja, dan een paar keer weet je wel en dan zeg ik ooh dankjewel.. en uh.. (stilte) soms zeg ik dan u heeft ook een mooie vrouw! Ik probeer dan iets te zeggen dat hij aan zijn vrouw gaat denken. En als ze nou echt aan jou zouden aangeven dat ze eigenlijk behoefte hebben aan intimiteit, hoe zou je daarmee omgaan? Dat zou ik serieus nemen en opschrijven. Op welke momenten doe je dit?’ Gewoon op dat moment dat het gevraagd wordt. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Uhm.. nou iemand die langdurig ziek is, dan moet je het gewoon een paar keer zeggen en duidelijk goed in de ogen kijken. En dan merkt en ziet hij aan jouw spraak dat je toch wel serieus bent. Je durft het wel aan te geven? Je laat het niet zitten omdat ze het misschien niet begrijpen Ik geef het wel duidelijk aan, maar soms denk ik ook van.. er zijn meerdere mensen die die beperking hebben en waarom heeft die ene het wel en de rest dan niet. Probeer je dan te achterhalen waar het vandaan komt? Ik heb er weleens over nagedacht, van misschien was die meneer anders in het leven, een andere geschiedenis. De ene geeft helemaal niks om seks en de ander wel ja. Die verschillen blijven er wel. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Ik weet wel dat ik een leidinggevende, dat ik daar wel terecht kan bij een grote situatie, maar gewoon kleine dingen bespreek ik gewoon een evaluatie. Er is niet echt een stappenplan ofzo.. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Of daar iets mee gedaan wordt? Uhm.. (stilte) Ik denk dat eh.. ja.. niet echt iedereen daarmee bezig is. Zoals ik het meer, zover ik het weet wordt er niet echt aandacht aan besteed. We spreken er wel over en zetten het in het dossier.. maar eh.. niet meer dat we daar professionele hulp bij zoeken.
110
11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Wat is dat? Een MIM-melding is een melding incidenten medewerkers, een MIC-melding is een melding incidenten cliënten. Je hoort weleens ja.. Ik heb ze weleens gedaan. Ja. Ook bij aanraken ofzo. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ik ben als helpende niveau 2.. (stilte) Ik doe mensen wassen en aankleden. Helpen met eten. En eh.. de WC-rondes. (stilte) Ja zorgen dat de kamer dat de kamer netjes schoon achter laten en soms ook wel bezigheden met de mensen, activiteiten. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Ik geef het wel door maar ik ga daar niet echt signalen van maken,. Ik geef het netjes door en schrijf het gewoon in het dossier. Ik zie het niet echt als mijn taak om daar iets mee te doen. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Wij doen in de middaguren woonkamers, eten verdelen, toezicht houden. WC-rondes. De ene gaat rusten, de ene gaat naar bed. En met de koffieronde enzo, met de thee. Daarna weer mensen uit bed halen. Merk je dat er ruimte is om gevoelszaken te bespreken? Ik werk niet zo heel veel ’s middags, meestal tot twee uur, half twee. Om elf uur met de briefing als er echt iets niet goed is gegaan en je zit ergens mee of de werkdruk was te zwaar en je komt niet echt veel verder omdat je weinig mensen hebt enzo.. dan bespreken we dat. Er is wel ruimte voor en ik durf er ook wel gebruik van te maken. Ja is ook de bedoeling eigenlijk he. Als er iets gebeurd en er wordt ergens tegenaan gelopen.. daar is het moment ook echt voor. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Eigenlijk niet. Ik zie niet echt machtsverschillen. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Nee, ik durf meestal wel.. in het begin toen ik in de zorg kwam werken toen was het een beetje moeilijk. Maar met ervaring komt het wel. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Gewoon met zijn allen met de evaluatie. Ik wil dat iedereen het weet dus ga dat niet apart doen. Die ander zegt dat dan toch tegen anderen, kun je dan beter in een groep doen. Wat voor hulp vraag je? Nou als ik.. Als ik met die collega een persoon aan het verzorgen ben dan springt ze wel in. Zij kennen de bewoners langer dan mij. Ik vraag geen hulp maar het gebeurt eigenlijk gewoon. Krijg je die hulp ook altijd?’ Ja. We hebben een hecht team. Ik vind de Taling wat minder, iedereen werkt daar voor zich.
111
16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Dan probeer ik ja.. (stilte) Dan vind ik het wel een beetje vervelend voor mijn collega, als ze iets niet goed vinden ofzo. Ik ga er wel echt op in. Bijvoorbeeld als iets vergeten is probeer ik volgende keer daar op te letten. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Heb ik nog nooit meegemaakt. Als het zou gebeuren, weet je dan wat je zou doen? Ja, dan zou ik gewoon eh.. als het zou gebeuren.. ja de bedoeling is dat je geen ruzie gaat maken. Ja het kan botsen, als je irritatie hebt dan eh.. Ja, de keus is of met z’n tweeën werken of alleen. Ik zou het wel kunnen bespreken. Dan zou ik even naar diegene toe lopen. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Wat is dat? Als je een leuke activiteit doet met je collega’s om de band in het team te versterken. Toevallig hebben we een etentje de 25e. ja, zoals ik nu hier heb meegemaakt is er als iemand weggaat, of iemand is jarig ofzo.. dat er een feestje wordt gehouden. Verder eigenlijk niet.
112
Interview nummer 9 Geïnterviewd door: Eline Jeuring Niveau Afdeling
: Niveau 5 : De citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Op seksueel intimiderend gebied ofzo.. Ja.. Daar kan ik wel een voorbeeld van geven ook. Ikzelf ben altijd erg terughoudend in lichamelijk contact daar waar het niet nodig is. Ik zou niet zo makkelijk knuffelen met bewoners ofzo. Als man zijnde denk ik dat je daar sowieso je eigen grenzen heel goed in de gaten moet houden. En ehm.. Kijk ik heb van alles al gehoord in mijn werk.. van seksuele problemen waar mensen mee zaten. Ik heb één keer een situatie gehad van een mevrouw en die zocht toen daadwerkelijk elke keer lichamelijk contact met me als ik die aan het verzorgen was. Het was ook een mevrouw waar ik EVV’er van was dus ik had er ook veel mee te maken. Ik vond dat niet prettig. Maar goed, je stelt je professioneel af en dan loopt het vanzelf wel. Totdat ik een keer in de badkamer kwam, want van haar kant uit veranderde er niks, zij bleef contact houden. In de badkamer waren twee vrouwelijke collega;s haar in bad aan het doen en ik moest een van die collega’s hebben. Ik zie dat die vrouw in bad ligt en blijf in de deuropening staan zodat ze me niet zit. Omdat ze me herkende aan mijn stem omdat ik met mijn collega’s praatte begon ze zichzelf te bevredigen in bad. En dat vond ik te ver gaan, ik wilde har niet meer verzorgen. Het is toen met een arts besproken, met familie en mijn leidinggevende. En die waren er vrij helder en reëel in. Maar dat was voor mij de grens. In mijn bijzijn.. hier voelde ik mij ook gigantisch opgelaten! Ik kon er ook helemaal niks mee. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ In zijn algemeenheid? Ja goed, kijk, ik denk dat seksuele behoeften sowieso niet verdwijnt, die mensen blijven die behoefte houden. En merendeel heeft niet aangeboren hersenletsel.. ja, waarschijnlijk moet je het in die hoek gaan zoeken. Seksueel ontremd gedrag is daar denk ik wel een gevolg van is. Het zal gecombineerd zijn met de altijd blijvende behoefte. En mensen hebben dat gewoon niet meer in de hand. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Hoe geef je dit vorm?’ Een compromis. Ik heb uhm.. een paar jaar geleden een meneer gehad, die verbaasde ons allemaal. Het was een hele stille bescheiden man, lag op een eenpersoonskamer. Als je naar hem wees dan kromp hij in elkaar bij wijze van spreke. Die man begon zich van het een op het andere moment te ontpoppen op het gebied van seksuele behoeften. Hij lag zich te masturberen waar anderen bij waren. Op een gegeven moment vraag je aan collega’s van help mij eens. Ik ben toen in gesprek gegaan met die man. Dan is het een combinatie van ik kijk naar die man zelf. Als die man dat wil prima, dan wil ik hem wel de privacy schenken om dat te doen, maar het moet niet gebeuren waar ik bij ben want dan vind ik het niet prettig. Het is dus een combinatie van. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Nee. Je gaat er niet aan wennen. Je moet elke keer toch weer.. ik heb al diverse gesprekken gevoerd de afgelopen jaren.. je went er niet aan, je moet elke keer weer opnieuw erin duiken, hoe is de situatie van de persoon(meestal mannen). Hoe ga ik dit aanpakken, wat kan ik voor alternatieven bieden. Je loopt op een gegeven moment tegen het feit aan van goh, moet ik hier familie bij inschakelen, een eerste contactpersoon. Zeker als het wat heftiger wordt. Kijk als je met mensen op een gegeven moment met een escortservice komt, dan moet je die eerste verantwoordelijke aanspreken. Dat zijn de moeilijke gesprekken, die mensen willen dat niet weten en horen. Die willen dat als kinderen zijn sowieso niet, dat zijn moeilijke gesprekken.
113
4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Uhm.. Nee. Nee. Ik heb weleens situaties meegemaakt waarin er uiteindelijk niks opgelost werd, maar geen situaties waarin ik mijn grenzen niet aan kon geven, meestal kan ik dat heel goed. Is het niet naar de bewoner in kwestie toe dan is het altijd wel binnen het team. Van goh, ik ga niet meer naar de meneer toe de eerstkomende dagen, nu is het jullie beurt. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ OP dit gebied, nee.. ik word daar niet zo emotioneel van als je dat bedoelt. Ik kan daar vrij nuchter mee omgaan.. Nee, ik heb niet het idee dat ik dar nou erg emotioneel van word. Ik merk wel dat ik met mijn leeftijd, als oudste van mijn team.. ik kan me wel voorstellen dat je als jonger iemand, als vrouw zijnde, bij iemand komt, en er wordt plotsklaps aan je gevraagd of je even wilt helpen masturberen dat je dan wel even staat van, wow wat gebeurt hier. In dat opzicht denk ik wel dat het voor vrouwen en zeker jonge vrouwen een stuk moeilijker is dan voor mij. Als ik het niet prettig vind dan stap ik eruit en bescherm ik mezelf. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Ik zou in eerste instantie als ik zoiets zou horen van collega’s, dan zou ik het van meerdere collegas willen horen, ik ga niet uit van twee opmerkingen. Als ik het zelf ervaar en merk dat het echt zo is dan ga ik met die persoon in gesprek op niveau. Wanneer dat niets uithaalt, tussendoor koppel ik alles terug binnen het team, dan kom je op een besluit van goh, ga ik de eerste contactpersoon inschakelen? Want op een gegeven moment gaat de zorg tekort komen en gaat het een keer escaleren. Eerlijkheid duurt het langst en je kunt je ogen wel sluiten maar op een gegeven moment komt het toch wel op tafel. Die stappen zou ik zetten, eerst bij mezelf kijken, dan het team, dan naar de persoon zelf en als je daar niet uitkomt. Binnen het team praat ik dan ook over andere disciplines. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Dat is moeilijk, want wij hebben wel interviews bij opnames met de mensen, maar daar komt dit toch niet echt uit.. Uhm.. Het is vaak een ondergeschoven kindje. Vaak kom je erachter op het moment dat er iets begint te broeien op dat gebied. Op het moment dat er seksueel getinte opmerkingen geplaatst worden. dan gaan alle alarmbellen rinkelen. Je bent er alleen nooit bij, het is altijd een 1 op 1 situatie, dus je moet altijd achteraf reageren. Als collega’s erbij zijn waar iets aan wordt gevraagd. Ja de ene reageert zus en de andere zo en daar ben je dus niet bij. Dat maakt het moeilijk. Ik doe het door op dat moment echt de behoeftes te peilen, als er opmerkingen of aanrakingen komen, dat kan heel simpel strelen zijn ofzo. Als dat 1 keer gebeurt kan dat per ongeluk zijn, maar als het meerdere keren gebeurt dan moet er toch een belletje gaan rinkelen, dus op die manier kom je daar wel achter. Mensen zullen het niet makkelijk uit zichzelf zeggen.. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Ja, het niveau van de bewoner, daar probeer je je op in te stellen. Ik denk dat ik duidelijk en korter kan zijn bij iemand die gewoon wilsbekwaam is en directer kan zijn, dan bij iemand met een CVA ofzo. Want ik weet niet wat daar neurologisch allemaal aan de hand is. Zo zou ik dat doen.
114
Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Dat is er. Sterker nog, we hebben een vertrouwenspersoon. Ik ken de heer of mevrouw niet. Ik denk dat ik wel weet hoe ik ze kan bereiken, maar vraag me niet hoe het protocol in elkaar steekt, en dan zou ik moeten gaan zoeken. Weet je, vaak doe je zulke dingen ook op je gevoel en op je ervaring. En natuurlijk is het verstandig om een protocol te hebben, maar je kunt niet bij alles protocollair handelen. Je zal het vaak verstandelijk moeten doen bij iemand. Dus het zal er best zijn, maar ik weet het niet. Ik gebruik het niet in ieder geval. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Het eerste. Situaties die gebeurd zijn. Daarom zei ik net al, het is vaak achteraf. Eerst moet er iets gebeuren en dan ga je handelen. En ehm.. we hebben dan ook nooit, tot op heden nog niet, de tijd in gestoken om te ontdekken wat de eventuele behoeften van deze mensen zijn. Er wordt bijna niks aan preventie gedaan. Ja, als er één keer iets gebeurd is.. Ik heb een bewoner, die heeft heel veel behoefte aan seks. En goed, de man wordt lichamelijk slechter en die behoefte neemt wel wat af. Maar die heeft een partner die elke dag op visite komt en die.. eh.. daar in ieder geval met hem niks meer mee van doen wil hebben. En.. eh.. terwijl ik denk zelf dat mevrouw nog midden in het leven staat, maar met hem wil ze er in ieder geval niks mee te maken hebben. Kijk dan ben je weleens bezig, want dan kom je toch voor de bewoner op. Ik heb weleens een gesprek met die mensen of ze zich daar voor open wil stellen. Dan zeg ik, goh, kan ik jullie de privacy op een eenpersoonskamer bieden, want die behoeftes van zo’n man die kwamen regelmatig aan bod, ook bij die mevrouw. En mevrouw werd er .. hij kwam weleens een periode naar huis toe en die werd er dan altijd mee geconfronteerd, zij hield dat af. Ja, dan word jij als verpleger in een relatie gestopt, en daar moet je dan in gaan handelen. Ja, dan ga je ruimtes creëren, ga je mogelijkheden creëren, in dit geval ruimte die ze niet gebruikt hebben, maar.. ja.. op dat moment ben je preventief bezig voor de toekomst. Maar goed dan is er ook weer iets gebeurd. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Ik ken ook alleen de MIC-meldingen. Uhm.. (zucht) wanneer zou ik dat doen.. (langere stilte) (mompelt: Voor mezelf) Nee, ik kan er voor mezelf niet opkomen. Dat ik op dat gebied .. uhm.. omdat ik op tijd mijn grens aangeef, er gebeurt niks waarvan ik zeg.. jawel, ik kan het wel aangeven. We hebben recent met iemand gehad, die zocht contact met een vrouw op de afdeling. Die vrouw was bedlegerig.. je hebt het waarschijnlijk vaker gehoord. Die zochten elkaar regelmatig af. Op een gegeven moment werden we geconfronteerd in het hele begin, dat zij in bed lag en dat hij op de kamer zat met zijn hand tussen haar benen en energiek bezig was, maar met de deur wagenwijd open, terwijl bezoek rondliep en uhm.. daar uh.. zo’n situatie zou ik in eerste instantie melden. Maar meer om het breed onder de aandacht brengen. Die meneer was ook getrouwd, dus dat stukje probleem los je er niet mee op, maar je vraagt er wel aandacht voor. Dus in dat opzicht zou ik het doen, das een voorbeeld. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Ik ben EVV’er(contactverzorgende?) van tien bewoners. Ik sta in de verzorging. In het verleden heb ik, ben ik teamleider geweest van dt team. En er bewust voor gekozen om geen zorgcoördinator te worden. heb altijd in de verpleegkundige waarneming geparticipeerd. Twaalf jaar lang. En nu sta ik hier gewoon aan bed. Met mijn 56 jaar vind ik dat prima. Dus je bent intensief met toch wel de hele dag met familie en mensen en bewoners bezig.
115
Zie je signalering als een van jouw taken?’ (stilte) Ja sowieso, op allerlei gebieden. Signaleren, want uhm.. Kijk, voorkomen is natuurlijk altijd beter als genezen, dus als je iets kunt signaleren dan denk ik dat je dat zonder meer moet doen. En he.. dan kun je er ook op inspelen. Dat lukt niet altijd, maar.. Je probeert het wel. Maar goed, dat kun je heel breed trekken natuurlijk. Want dat is natuurlijk niet alleen op dit onderwerp. Soms moet je mensen ook tegen zichzelf beschermen natuurlijk he. Want ze hebben toch allemaal een hersenstoornis. Ik denk dat het wel een van je taken is. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ (vraag vergeten) Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Macht.. (stilte) Als eh.. Verzorgende.. heb je altijd een machtspositie ten opzichte van je bewoner, dat scheelt zeker. En eh.. dat is niet goed, maar het is wel de valkuil voor de hulpverleners. En daar moet je je heel goed van bewust zijn. Ik zie weleens figuurlijk gesproken met een wijzende vinger boven iemand staan. En dan denk ik van, hallo, daar zit zestig jaar verschil tussen. Ik heb weleens leerlingen zien staan.. Ik heb een meneer gehad, en die hebben we nog, die elke ochtend drijfnat in bed lag terwijl zijn inco nog droog was, dus die meneer die masturbeerde in bed om vervolgens daarna flink te urineren. En op een gegeven moment hoor ik een leerling zeggen van ‘nou doe je zelf maar eens je bed afhalen, want nou ben ik het beu!’ Nou, daar kan ik niet tegen. Dat is dus de valkuil, ook de houding die je aanneemt. Als iemand ligt en jij staat aan bed dan heb je sowieso al een verschil. Mensen zijn geheel van jou afhankelijk. Mijn ervaring is dat je vaak meer bereikt met een gesprek op basis van gelijkwaardigheid. Maar het gebeurt. En vaak niet eens altijd bewust, vaak ook onbewust, maar het gebeurt wel. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja. Wat dat betreft hebben wij een team waarin wij dat makkelijk kunnen. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? In eerste instantie met eh.. de.. zou ik kiezen voor de collega’s die hier al langer werken. Ik zou niet gelijk aan de bel trekken bij leerlingen, of ze moeten er zelf bij betrokken zijn. Maar stel dat ik advies zou willen hebben, of zou willen weten van hoe pakken jullie dit aan, dan zou ik inderdaad naar mijn collega’s gaan die hier al jaren werken, die ervaring hebben en iets ouder zijn. In eerste instantie zou ik het denk ik.. uhm.. ja, dat is moeilijk.. (stilte) afhankelijk van wie er werken die dag. Kijk, ik kan me een situatie voorstellen dat je ff een collega apart neemt waarin jij vertrouwen hebt en dan vraag je, goh dit en dit is gebeurd, hoe zou jij dat oppikken. Maar anderzijds zou ik het ook wel terug laten komen in het moment van de briefing. Want eh.. maar dan heb ik al gedeeld met een ander. maar ik zou het wel terug laten komen in de briefing, want je ontkomt er namelijk niet aan, want je moet het ook gaan rapporteren. Ja, bespreekbaar maken he, das belangrijk. Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd?’ Ja, adviezen. Ik zou vragen bijvoorbeeld ik heb dit meegemaakt, hoe zou jij dit oppikken, of eh.. Kijk, op een gegeven moment heb ik een situatie gehad. Eh.. ik had een opname gedaan van een vrouw, vorig jaar. En die opname verliep al wat stroever als normaal. Met die zoon die er bij zat liep perfect, het was een weduwvrouw.. maargoed, ik had het idee dat er ook wel gespreksonderwerpen waren die ik had samen met die vrouw.. en een dag of wat later kom ik bij die dames op de kamer, een tweepersoonskamer. En ik kom binnen, de buurvrouw die belde, dus ik zeg goedemorgen dames. En ik loop door naar de mevrouw die gebeld had.. noujah.. dat resulteerde in een hele discussie met die mevrouw die ik opgenomen had. Want ik zou ze negeren, ik had ze genegeerd en ik zag ze niet staan. Hier te breed, daar te lang. En.. nou, het was zo moeilijk en ze wou niet meer dat ik aan haar bed kwam. Ik was er ook EVV’er van. En ik denk, wat gebeurt hier.
116
En toen heb ik op een gegeven moment aangegeven van, dit geval aankaarten.. en toen aan de teammanager van.. dit is er gebeurd, ik weet niet wat ik gedaan heb, zeg het me maar, maar ik kom hier niet verder. Nou,t oen hebben we de arts er bij gehaald. Toen bleek dat die vrouw een gigantische aversie tegen mannen gehad. Die had in het verleden blijkbaar al heel veel dingen meegemaakt. Maar dan vraag je wel hulp ja. Ik krijg de hulp wel altijd. Het is een probleem namelijk.. op gebied van seksualiteit bijvoorbeeld, of seksueel getinte opmerkingen of handelingen.. Daar loop je allemaal tegenaan. Daar krijg je allemaal mee te maken en zeker in het systeem waarin wij werken. De ene dag werken we aan de groene kant, de andere dag aan de rode klant en de andere kant aan de blauwe kant. Dit om te eh.. voorkomen dat je allemaal eilandjes creëert en dat je op de hoogte blijft van alle mensen. Je kunt er niet voor weglopen. Dus eh.. nee, ik zeg niet dat het altijd afdoende hulp is, want soms .. soms, soms, soms.. soms kom je ook niet tot een oplossing, maar in eerste instantie is het aanbod er altijd wel, ja. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ik vind het moeilijk als iemand er ’s ochtends bij aanvang van dienst bijvoorbeeld.., dat heb je weleens, dat mensen zeggen van goh, laat mij maar een beetje in de luwte vandaag.. (mompelt wat).. Ja, dan.. dan, dan, dan eh.. heeft iemand dat zelf al aangegeven en heeft ook iemand gevraagd om ff met rust gelaten te worden, dan vind ik het moeilijk om gelijk naar zo iemand toe te lopen en te vragen wat er aan de hand is. Als iemand naar mij toekomt en zegt van, goh, het gaat ff niet op dit gebied, dan staat de deur verder open dnek ik om daar op in te gaan. Maar als het in zijn algemeenheid gezegd wordt tijdens een briefing of overdracht, dan zal ik niet de eerste zijn die aan de bel trekt en zegt van eh.. nou vertel maar eens wat er aan de hand is. Nee, dan denk ik, dan komt men zelf wel. En weet je, het ligt er ook aan wie het natuurlijk is. Kijk collega’s die hier ook al achttien jaar werken, daar is de stap naartoe toch net ff wat makkelijker bij dan bij leerlingen of mensen die relatief kort hier werken ofzo.. en dan nog moet je daarmee opletten. Kijk laatst hadden we een collega en die had op medisch gebied iets, liep ze ergens tegenaan bij zichzelf en die was een paar dagen thuis, was een beetje een vaag verhaal voor het team.. en dan heb ik zoiets van oke, op het moment dat ik het niet weet dan hoor ik het wel van diegene. En dat was ook zo. Dus eh.. nee, ik zal er zelf niet naar vragen. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Ja dat gebeurt wel. Nou dan zou ik in eerste instantie vragen van, dat het me opviel dat het niet eh.. dat het niet zo soepel liep. Ik zou niet gelijk gaan zeggen van goh, ik vind het met jou samenwerken niet prettig, want dat kan ook aan mij liggen he.. iemand kan ook zijn dag hebben, en ik zou het ook niet gelijk zeggen, maar stel dat het al een paar dagen zo is. Ik heb dat weleens gehad en dan vraag ik, goh is er iets aan de hand ofzo. En ligt het dan bij mij, dan heb ik de deur opengezet om een oplossing te geven. Maar dat zou ik ook nooit doen tijdens een briefingmoment, ook zoiets. Ik zou ze wel apart nemen, want ondanks dat de theorie van een briefing moet zijn dat je elkaar feedback kunt geven, eh.. zijn er natuurlijk toch dingen die je liever één op één vertelt dan in een groep, hoe groot of klein dan ook. Zo zou ik dat doen.
117
17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Ja, ja. Dagjes uit niet, want dat is heel onpraktisch, heel moeilijk te organiseren. Hebben we toevallig vorig jaar een keer gehad en twee jaar daarvoor hebben we een uitstapje, een stadswandeling hier in den Bosch gehad gecombineerd met een etentje, en bij elke gang in een ander restaurant. Maar we hebben natuurlijk regelmatig gezamenlijk etentjes als er collega’s weggaan ofzo, afscheidsetentjes. Nou moet ik zeggen dat ik daar niet altijd aan mee doe. Niet vaak zelfs, omdat ik gewoon mijn privacy heel belangrijk vind en een onderscheid wil maken tussen privacy en werk. Dus eh.. en ik moet altijd.. nou is er 1 man meer, maar ik moet altijd met alleen vrouwen op pad. Dat ben ik inmiddels wel gewend, daar gaat het niet over. Maar er zit toch een groot leeftijdsverschil tussen en ik voel me er niet altijd prettig bij. En iedereen weet dat, daar ben ik ook heel duidelijk geweest. Laat ik het zo zeggen, het valt op als ik meega. Ze vinden het wel heel leuk als ik meega, maar eh.. maargoed, ff om de frequentie aan te geven, want etentjes hebben we elk jaar wel een paar. Ja (lacht)
Tip van de geïnterviewde: Besteed ook aandacht aan het aanbieden van mogelijkheden voor ouderen, bijvoorbeeld een escortservice. Dat gebeurt hier heel erg weinig. De afgelopen twee jaar is het een keer of drie aangekaart, maar of mensen er bang van zijn.. het spreekt een bepaald schaamtegevoel aan.. gesprekken daarin zijn voor de jongere collega’s ook heel erg moeilijk, omdat familie het vaak niet weten..
118
Interview nummer 10 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Ik vind dat eigenlijk per bewoner is dat verschillend. Er zijn bewoners die mij een keer aanraken en dan kan ik dat hebben. Maar er zijn ook bewoners waarbij ik dat niet wil. Dat ze me vastpakken bij mijn borsten of op mijn billen, dan heb ik zoiets van nee. Het is echt een bepaalde gevoelservaring? Ja, ik zeg al, dat is mijn gevoel, denk ik dat bij mij ook eh.. dat ik denk van, nee dat wil ik niet, ik je hand daar niet, die moet hoger. Terwijl een andere bewoner bij draaien zijn hand misschien wel op mijn bil legt dan ja.. dan doet dat bij mij niets. Maar bij bepaalde bewoners roept dat een gevoel op.. dan heb ik zoiets van nee, dat gaat mij te ver. Een ervaring van ongemak? Ja, ik zeg al, ik wil die hand daar niet hebben liggen, dat voelt niet lekker dan. Een bepaald gevoel is dat, ik kan ook niet uitleggen welk gevoel, maar dat heb ik wel. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Ja ik heb dat dus, sinds jullie daar mee bezig ben wel zitten aandenken he. Je komt daar wel bij een bewoner doordat ze een CVA hebben meegemaakt, maar dan denk ik ook weleens van, he, net als ik weet niet of ik namen mag noemen. Meneer c. die weet heel duidelijk, dan maak ik hem duidelijk, meneer, ik ben daar niet van gediend ik wil gewoon niet dat je dat doet. En dat hij dat weet dan kijkt hij me aan van ojah, dat wil jij gewoon niet en dan doet hij dat ook niet. Terwijl dan bij andere collega’s dan doet hij het wel. Dan denk ik ook van, hoe kan dat dan? Dan heb ik zoiets van.. ik geef duidelijk mijn grenzen aan bij hem, dus dat hij dat dan weet zij wil dat gewoon niet. Zij is daar niet van gediend dus dan doet hij dat niet. Dan hoor ik andere collega’s van eh, ik stond erbij en hup een hand op de billen. Dan denk ik ook van.. ja.. ligt dat echt aan die CVA of iets met de hersenen, dat daar.. iets gebeurd is natuurlijk.. Of aan hoe sterk je je grenzen aangeeft? ja, inderdaad. Ik leg mijn grenzen heel duidelijk bij hem neer, tot zover. En die anderen die durven dat niet. Daar zeg ik dan wel iets van maar dat willen ze gewoon niet. Ik weet niet waar dat dan aan kan liggen. Dus, ja. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Wat vind je dan het belangrijkste? Ja ik geef wel mijn gevoel aan, dat ik er inderdaad niet van gediend ben. Dat staat altijd voorop? Ja, ik heb zoiets van, het is mijn lichaam. Hoe geef je dit vorm?’ Ja, dan zeg ik tegen hem, ik ben daar niet van gediend, ik wil niet dat jij dat doet. Ik vind dat niet prettig. Dus echt verbaal? Ja, ja. Misschien .. de gezichtsuitdrukking zie ik niet. En als hij het blijft doen dan zeg ik, meneer als je het nog een keer doet ga ik iemand anders zoeken en die gaat je verzorgen ik vind het gewoon echt niet fijn. En dan stopt hij ook wel. Geef je het ook fysiek aan? Wel dat ik zijn hand weghaal inderdaad. Van, meneer, leg hem dan maar hoger neer, dat hij echt op mijn rug ligt die hand. Dat ik het zo zeg, maar niet dat ik zoiets heb van.. wooh.. als ik sommige soms zie dan komt hij eraan en dan deinzen ze al achteruit. Nee, ik denk dat dat voor hem ook niet prettig is als iemand dan meteen eh.. zoiets van hebt van oh help, wat gaat hier nu gebeuren.. dat hij dan zoiets heeft van, ik mag niks. Nee. Maar dan pak ik zijn hand inderdaad en die leg ik dan.. van nou he.. daar kun je hem wel neerleggen.
119
3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Ja, wennen.. Ja, dat is een lastige. Ik wou net zeggen. Ja, dat went eigenlijk nooit. Dat.. maar ik zeg al, het verschilt per bewoner. Maar als hier dalijk weer een andere bewoner komt die dat doet waar ik zoiets bij heb van, nee dat wil ik niet, ja, dat went nooit. Je hebt niet het gevoel dat het deel van je werk is geworden? Nee, wat ik al zeg.. het is mijn lichaam en, ja.. ik wil niet dat jan en allemaal mij zo vastpakt dat ik zoiets heb van.. wat ik al zeg van, van dit wil ik niet. Nee. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Dat kan ik niet zeggen, nee. En ook op mijn vorige werk niet, nee.. Nee, nee, nee.. dat kan ik niet.. het is weleens inderdaad dat je zoiets hebt van, he, die hand ligt toch op je billen, of.. maar dan niet dat ik daar een vervelend gevoel bij had, maar op een gegeven moment heb je zoiets van dat gebeurt wel heel vaak. Dan zeg je ho eens, dan gaat het opvallen, maar niet dat ik een rot gevoel had of ik er niets mee doe. Maar wel dat ik zoiets heb van, ik zeg gewoon mijn grens van hier en niet verder. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Dan bedoel je echt op dit gebied of andere? Ja, echt wat betreft grenzen en dan ook met het oog op seksueel. Ja, ik wel zoiets van, ik moet wel bij mezelf blijven. Het is niet zo dat ik zoiets heb van, ooh, die bewoner die wil dat graag, of.. he.. nee.. dat ik het dan maar toelaat zegmaar. Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Ja, ik zeg al, wel mijn grenzen aangeven bij die bewoner. En dan ook wel op een gegeven moment vragen van waarom ze dat doen. Maar dan krijg ik geen duidelijk antwoord waarom ze zoiets doen, van ja he, dat vind ik fijn of.. dat doe ik, omdat.. dus dan, ja. Dan leg ik ook uit van he, ik wil dat gewoon niet. En doe je dat dan apart of in de situatie zelf of kom je daar op terug? Ja, als het inderdaad gebeurt, dat ik het meteen zeg. Als het gebeurt in een gemeenschappelijke ruimte, hoe hou je dan rekening met andere mensen in de ruimte? ja, ik zou dus de bewoners apart nemen, waar het mee gebeurt. Niet in de open ruimte, want stel dat de medebewoners niks in de gaten hebben. Dat die niet in de gaten hebben dat er iets gebeurt. Dan vind ik dat ook zo klinken van he, foei dat mag niet. Dan zou ik ze inderdaad toch apart nemen. Ik vind niet dat ik dat in de volle hoop moet doen. En hoe handel je dan met mensen die het misschien wel gezien hebben? Ga je daar dan ook nog mee in gesprek? Ja, er zijn inderdaad bewoners die er dan op terug komen en dan met die bewoners in gesprek. Maar vaak is dat dan ook als ze dat doen als ze alleen zijn, merk ik. Dan komen ze er zelf op terug, van he, dat kan toch helemaal niet. Het is vaak dan wel als ze inderdaad alleen zijn met mij, dat ze dan erop terug komen. Ja, ja, ja. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Dat is een moeilijke. Denk er even rustig over na. Ja(lacht) Hoe zou je dat dan.. ik zeg al, ik heb dat eigenlijk nog niet gedaan een wens dan van een bewoner ja.. die behoeftes zullen er zijn bij de mannen, maar ja.. en misschien ook de vrouwen, maar.. hoe ik dat dan zou aanpakken. Ik zou niet weten dan van.. of inderdaad, van goh he.. hoe had je dat he.. willen zien, of.. heb je daar behoefte aan? Ik zou dat wel heel moeilijk vinden hoor, om daar naar te vragen. Het is heel persoonlijk, toch.. Ja. Ik zou het wel heel moeilijk vinden, maar.. nee, ik denk wel om de bewoner zelf vragen van hoe zou je dat willen zien, zo’n behoefte? Hoe zou dat ingevuld kunnen worden voor jou?
120
8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Ik zeg al, ik kan dat niet.. dat is een gevoel wat het bij mij oproept.. maar of dat nou.. ja.. ik denk niet dat dat.. ik heb het dus ooit met een arts, toen speelde dat ook al met meneer C. en toen zeiden ze ook, die man heeft ook behoefte aan een arm om hem heen. En ik denk, dat kan wel ja, dat heeft iedereen wel eens. Maar hij roept bij mij een bepaald gevoel op, ik zou niet zo snel een arm om hem heen slaan, terwijl bij een andere bewoner.. doe ik dat veel makkelijker.. het is dus echt een gevoel wat hij oproept. Maar er zijn echt andere bewoners waarbij ik zoiets heb van, hmm.. daar voel ik mezelf dan gewoon niet prettig bij. Terwijl bij een ander,die is dan verdrietig ofzo, en dan geef ik ff een arm om de schouder he, maar nee.. ik kan niet zeggen van.. bij welke wel en.. nee.. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Ik heb dat nog nooit opgezocht.. Ik meen wel dat ik ooit zoiets gehad heb waar dat in staat en dat je een vertrouwenspersoon hebt. Maar er zijn geen specifieke stappen waarvan je zegt.. die kan ik dan inzetten van goh wat moet ik ondernemen.. Ik weet dat er een vertrouwenspersoon is, maar ik zou dan eerst toch met collega’s erover hebben. Of de afdelingsmanager.. Dat als het echt inderdaad mijn grenzen te ver boven gaat, dat ik zoiets heb van, dit gaat te ver. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Ik denk wel dat het gebeurt. Dat dat heel.. of ja.. niet dat wij het preventie.. dat we daar niet echt mee bezig zijn.. van.. he, hoe kunnen we dit gaan oplossen? Maar er gebeuren die situaties en dat wordt besproken onderling. Maar niet dat we echt preventie daarmee bezig zijn, van he.. hoe kunnen we dit voorkomen? Hoe kunnen we aan die behoeftes voldoen voor de bewoners? Dus eigenlijk alleen het behandelen van..? Ja ik zeg al, het is niet dat we daar echt he.. dat kan ik niet zeggen.. Kun je twee voorbeelden noemen voor mij, voor het behandelen van situaties, hoe dat wordt gedaan? Euhm.. Ja, er zijn ook, vind ik, collega’s, als die niet graag een bewoner helpen, dat ze zoiets hebben van eh.. daar ga ik liever niet naartoe of met z’n tweeën, dat je dat doet.. En ehm.. ja.. Even denken.. wat ik dan zelf zou doen eh.. ja ik zal niet meteen naar binnen gaan om dan te zeggen van he.. u mag niet euh.. nee, het is op het moment dat het gebeurt dat ik zeg van, tot hier en niet verder.. mar niet vooruit al zeggen van he.. u mag uw handen niet daar en daar neerleggen. Ik ga daar gewoon naartoe en verzorgen en gebeurt het, dan zeg ik er iets van. Maar gebeurt het niet dan is het ook goed. Ja. Ja. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Hmm.. Ja. en dan echt voor jezelf.. Ja, ja, ja, ja. Ja, ja. Ja misschien, als er echt uhm.. met knijpen ofzo, of zegmaar he.. echt in mijn borsten zou knijpen.. en daarbij opmerkingen maakt.. dat ik dan euh.. ik zeg wel van he, ik vind dat niet prettig. Dan heb ik zoiets van ja, oke.. maar ik denk echt he.. als ik zelf het gevoel heb van, dit gaat hele bewust, dat ik dan zoiets zou hebben van.. ho.. maar of ik dan meteen een melding zou maken.. ja.. ik denk dat ik dat ook zou overleggen dan.. Met wie? Ja, eerst met collega’s en dan ook wel een Karin of Marlie(Zoco en teammanager) zou betrekken van, wat moet ik hier mee.
121
Dus eigenlijk komt het niet zo snel zo ver dat je een melding maakt? Nee het is inderdaad niet zo snel van.. Als die hand daar ligt en ik vind het niet prettig van, ik ga een MIC invullen. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Uhm.. Ja, goed verzorgen van de bewoners. En dan heb ik euhm.. Ja, ook nog andere taken erbij. Uhm.. Ik verzorg het incontinentiemateriaal, ergocoaching doe ik, werkbegeleiding doe ik. Ja.. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Ja, dat hoort bij het geheel dan. Als ik dingen zie die niet kloppen.. of.. Als ik inderdaad van leerlingen iets terug hoor, dan ga je er wel iets mee doen. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Dan ben je bezig met van alles. Het is inderdaad na het eten van de bewoners, die zijn rond half twee klaar en dan is het een toiletronde doen, op bed, drinkronde die we moeten doen. Vaak dingen schrijven, overdragen. Dan moeten er weer bewoners uit bed en dan is het 15.20 en dan moet je blij zijn dat je zelf wat kan drinken. En dan is het over, dan ga je naar huis toe. En heb je een late dienst, dan begin je rond 14.00u en je krijgt je overdracht en dan ben je eigenlijk constant bezig. Heb je wel de ruimte voor pauze? Ja ik zeg al, dan is het 15.20 en dan is het van, zullen we nog een bakje koffie doen? En dan heb ik zoiets van laat maar, dat doe ik liever thuis. Dus vaak schiet het er bij in. ’s Middags is het vaak verstand op nul en gaan. Ja ik zeg al, dan is de overdracht, naar de late dienst toe en dan euhm.. ja.. dan ben je bezig. Je bent echt constant bezig. Ja, ja. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Macht, wat ik dus euh.. dat is wel een stukje macht dat ik heb. Als ik dan een aantal keren ben aangeraakt wat ik niet wil, dat ik dan zeg van eh, dit is de laatste keer of nog een keer en dan ben ik weg. Dat vind ik wel een stukje macht, dat ik kan zeggen tegen de bewoner van, ik verzorg u nu niet verder. Dat ik zoiets heb van, nee dat wil ik niet. En euhm.. Macht, wat nog meer.. tegenover collega’s.. (stilte) Ik weet niet of dat macht.. hoe moet ik dat gaan zeggen dan.. dat is moeilijk hoor. Als je het gevoel hebt van, daar zit geen verschil in.. Ja, machtspositie. Ik heb weleens meer gehad van, dat is een machtspositie die je dan eh.. ja, dat je bepaalde.. ja, of dat echt macht is. Dat je je grenzen stelt van eh.. ik heb nu euhm.. he.. mijn uhm.. taak voor de leerling. Dat ik daarvoor ga zitten en dat ik tegen een andere collega zeg van he.. ga jij dan dit en dit doen. Dat is wel soort een stukje macht dat ik dan heb van, ik kan tegen die collega zeggen .. ik weet niet of dat macht is. Ja, ik weet het niet. Ik zeg al van he.. dan gaat mijn ergocoaching of de leerling gaan op dat moment voor. Dus ehm.. Ja, dan kan ik dat wel zeggen. Ik zeg, ik weet niet of ik dat dan onder macht versta. Als het tussen jou en de cliënt gaat, kun je dan een andere situatie noemen buiten werkdruk waar dan macht speelt? of dat dan ook weer dat stukje macht is.. als ene bewoner.. wat denk ik ook weer een stukje advies is.. als hij zoiets heeft van ik wil echt uit bed. Dat ik zoiets heb van, eigenlijk is dat helemaal niet verstandig, eigenlijk kan je beter in bed blijven leggen. Een stukje regie, dat je dan toch wel dat stukje in handen neemt, dat je dan toch zegt van, dat is niet verstandig op dat moment., dat je dan naar de gezondheid kijkt, dat je zegt het is nu niet verstandig. Dus ja, dat is wel een soort stukje macht dat je dan hebt van nee.. maar ik vind dat je dan eigenlijk ook meer de beslissing voor de bewoner neemt van de gezondheid. Maar het is wel een soort macht dat je dan hebt. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Ja. Ik vind wel dat ik dat met mijn collega’s kan bespreken. Ja. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit?
122
Nee, eigenlijk meer dan met een collega waar ik op dat moment mee werk. Dat er dan euhm.. dat ik dat dan vertel. En het is ook wel een andere collega, dat het omgekeerd is dat een collega er zo mee zit en dan komen er toch verhalen van, he.. of je je collega dan helpt.. van goh, ik handel dan zus en zo. En dat je dan ook weer tips van elkaar krijgt. Vraag je naar specifieke hulp of leg je de situatie voor en hou je het een beetje open? Ja, ja.. ik zeg al van.. en nou ook vooral met die interviews was dat en met die enquêtes van jullie dat er toch wel collega;s kwamen van ik handel zus en zo.. en dat je zoiets hebt van, ach! En ik handel zo bij een bewoner. Dat kan natuurlijk ook he.. ja.. maar ook dat er collega’s komen van ja, ik weet niet hoe ik daarmee moet handelen. Dat je dan wel tips geeft. En als je zelf in zo’n situatie zit, vraag je dan naar specifieke hulp? Ja, hoe ene collega handelt, wat doe jij in zo’n situatie. Van he, hoe kan ik daar het beste mee omgaan? Hij blijft het doen.. ja. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Euhm.. Ja, ik ben niet iemand die meteen van.. hup.. die op de voorgrond treedt. Dus vaak zijn er collega’s die dan meteen hun woordje klaar hebben. Maar ik zal daar, ja, als een collega daar zo op terugkomt een luisterend oor bieden. En eventueel tips geven. Toch kijken waar ik die collega mee kan helpen. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? Ik zal dat nooit in de grote hoop doen met je collega. Dat er meerdere collega’s bij zijn. Ik ga dan inderdaad eh.. met de collega apart zitten. Ja.. als er dan iets voor is gevallen om toch te proberen om zo snel mogelijk tegen die collega zeggen en niet wachten tot de volgende dag dat ik zoiets van heb he.. maar een collega wel apart pakken, ja.. niet waar meerdere collega’s bij zijn. Dus je zou dan in zo’n geval later op terug komen? Ja, ik vind dat zelf ook prettiger, als collega’s zeggen van, ik vind dat niet kloppen bij jou, dat ze dat dan met mij bespreken.. Dat ik dan niet tijdens de briefing te horen krijgt van je hebt die bewoner ook niet perfect bejegend ofzo. Ik zou dat dan liever van die collega persoonlijk horen als je één op één zit. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Ja, we hebben dat vorig jaar een keer gehad. Zo’n middag gehad waarin we echt met elkaar bezig zijn geweest. Ja. En dan echt teambuilding. We proberen weleens uit eten te gaan, dat is niet echt teambuilding. Maar toen zijn we heel fanatiek bezig geweest met elkaar ook. En dan zie je elkaar op een hele andere manier. Dat is wel heel leuk, dus ja. Maar dat is de laatste tijd niet meer voorgekomen? Ja, ik zeg al, vorig jaar is dat geweest. En ooit, toen werkte ik hier pas hoor.. toen hebben we ook een keer.. toen kregen we een bepaald geldbedrag en daar moesten we een uhm.. ja een middag of een avond voor organiseren, maar dat moest dan wel inderdaad dat je bezig was.. soort teambuilding ja. Maar dat was in het begin, dat is vijf, zes jaar geleden. En vorig jaar dan.
123
Interview nummer 11 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 2 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Grensoverschrijdend gedrag. Uhm.. ja ieder mens heeft seksuele gevoelens, ook de oudere mens. Ik vind dat je daar zelf heel goed op in moet kunnen spelen en dat je je eigen grenzen aan kunt geven. We hebben inderdaad een bewoner die daar heel veel last van heeft, dat hij die seksuele gevoelens als je hem wast heel sterk naar boven komen. We hebben ook een gesprek gehad met de psycholoog hier, hoe we daar het beste op kunnen reageren. Tijdens de zorg goed oogcontact houden en als hij je aangrijpt rustig reageren en ook weer oogcontact maken. Zeggen van, dit is niet de bedoeling. Je grenzen aangeven. Maar ook zorgen dat ze.. ja, ik doe het altijd zo, ik zorg dat hij je niet kan pakken. Dat je hem zo pakt en zijn hand vastpakt en draait zodat ze je niet kunnen grijpen. En als je oogcontact houdt tijdens de verzorging, want ze weten vaak ook wel hoever ze kunnen gaan. Dat vind ik. En niet boos worden, maar ik kan daar ook niet boos om worden. ieder mens heeft zijn seksuele gevoelens. En als dat vaak voorkomt, ja, kijk.. als je een jonger iemand bent, wij zijn ouder. Ik denk dat iemand op jongere leeftijd daar eerder van schrikt. Ik heb het met mijn dochter ervaren, die zit ook in de zorg, en die was iemand ’s avonds aan het verzorgen en die greep haar echt flink bij de billen. En die is echt veel harder dan ik. Die draait zich om en kijkt hem aan en zegt dat is niet de bedoeling he. Die is daar echt straf in! Ik zorg gewoon dat ze niet kunnen pakken, dat lukt niet altijd, maar echt boos op iemand kan ik niet worden. ik begrijp dat wel, net als mensen die een erectie krijgen als je ze in bad doet of als ze zich masturberen ofzo. Ja, en is dat dan voor jou grensoverschrijdend gedrag? Ja, ik vind, daar moet je wel iets van zeggen. Ja. Dat zeggen we ook wel hoor. En dan ga je gewoon verder met wassen, dan wijs je erop, dat gaan we niet doen, we zijn u nu aan het verzorgen en dan is het ook zo over. En dat ze een erectie krijgen dan tik je er een keer tegenaan of met een washandje of zo en dan is het ook zo over. Maar, ja dat die mensen die gevoelens hebben, dat vind ik heel normaal. dus dat hoeft niet perse grensoverschrijdend gedrag te zijn? Nee, die gevoelens zitten er, die heeft iedereen. Dat is mijn mening hoor, ieder mens verlangt naar seks en bij sommige mensen blijft dat gewoon terugkomen. De een heeft tot zijn 50e seks en de ander tot zijn 80e. maar ze moeten wel weten hoever ze die grenzen laten gaan. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Een combinatie van beiden. Hoe geef je dit vorm?’ Ja, dat ik zijn gevoelens begrijp op dat gebeid, maar dat hij niet met mij die gevoelens kan delen. Ik begrijp zijn gevoelens wel, die kan ik ook begrijpen, maar op dat gebeid kan ik hem niet helpen, op seksueel gebeid. Dat gaat niet, daar zijn andere mensen voor, daar wordt ook al meer mee gedaan. Dat is hetzelfde als bijvoorbeeld met mensen met het Down-syndroom, die hebben ook seksuele gevoelens. 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Ik heb er niet zo’n probleem mee, eerlijk gezegd. Het zijn vaak dezelfde personen en als je daar goed mee om kunt gaan.. dat zei de psycholoog ook, toen wij het over een bepaald persoon hadden. Hoe kom je binnen en hoe begin je de zorg. Je weet dat hij heel graag iemand aanraakt. Ga dan maar eens beginnen om hem extra aandacht te
124
geven, op een manier van.. voordat je de zorg begint pak je zijn hand vast, dat is ook een aanraking. En een praatje maken en dan ga je de meneer verzorgen en op andere manieren extra aandacht geven, maar niet op dat gebeid, dat kan gewoon niet. Ik denk dat jongere mensen, zoals jongere personen dat die daar eerder voor schrikken. Of mensen die hem nooit verzorgd hebben die daarop geattendeerd moeten worden, dit of dit. Dat vind ik wel, voordat ze iemand verzorgen, dat ze weten van, hij kan je bij je borsten grijpen, of bij je bips. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Nee, want dat is dan bij ons ook euh.. zijn ook twee mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot elkaar, dat is ook een hele bespreking geweest op onze afdeling. En dat is een hele moeilijke situatie. Ik heb vaak genoeg in de avonddienst dat ik ze samen zie en ja.. dan zeg ik van euh.. ik sluit de deur. We weten dat dit aan de hand is en dat ze allebei die gevoelens naar elkaar hebben. Maar wie zijn wij om te zeggen dat ze dat niet kunnen of mogen. Maar je kunt wel bij jezelf blijven. Ik kan daar wel een balans in vinden. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ (vraag vergeten) Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Dat gebeurt bij mij niet. Hoe komt dat? Heb je een bepaalde uistraling? Ja, net wat ik zeg. Kijk, wij weten het van tevoren, bij wie je dat kunt verwachten. En daar moet je zelf gewoon goed op gefocust zijn. Dus als je maar alert genoeg bent gebeurt het niet? Ja, en op een andere manier een liefdevolle touch geven. Een omhelzing, geen kus. Hij wordt graag aangeraakt, dat is wat anders dan seks. Een aai over zijn wang of zijn hand vast houden, geen seks. Of lieve woordjes, maar daar wordt je ook op gewezen. Van aah lieverd, dat kan ook niet he. Mensen die je langer kent waar je een wat intiemere band mee hebt. Er zijn ook mensen die liever niet een knuffel hebben, maar ook die dat wel willen. En als je dat stukje aandacht geeft, dan wordt dat ook minder. Dan is het gauw afgelopen, want ze krijgen op die andere manier van jou aandacht, zo ervaar ik het. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Dat ligt aan de persoon. Er zijn maar bepaalde personen bij ons op de afdeling, waar steeds hetzelfde voorkomt. En dat wordt ook goed besproken. Maar ik vind dat wij niet degene zijn die zeggen van, dat kan hier niet meer gebeuren. Daar heeft iedereen een andere mening over. Het zijn toch mensen die een soort verliefdheid, die toch die behoefte heel sterk hebben. Er zijn mensen die zeggen van, ik vind dat niet kunnen. Hoe oud je ook bent, seksualiteit is er gewoon, maar niet bij ons. Niet dat ze het bij ons kunnen doen, daar gaat het om. Wij zijn er puur voor de zorg, en wij kunnen ze op andere gebieden aandacht geven. Het seksuele wordt wel besproken naar aanleiding van een gebeurde situatie. Dat wordt niet op een preventieve manier besproken of zo? Nou.. dat geval wat wij op onze afdeling hebben is echt besproken met de psychologe en die heeft ons gezegd op welke manieren we hem aandacht kunnen bieden. Is er ook een algemeen protocol/beleidsplan met stappen wat je kunt doorlopen, of wordt dat echt per cliënt gemaakt. Ik ben daar de laatste keren niet bij geweest dat ze dat besproken hebben. Want die enquête heb ik ook vlug vlug in moeten vullen. Ik heb daar zelf niet zo’n moeite mee, ik geef mijn grenzen makkelijk aan.
125
8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ Er is geen verschil in voor mij. Ik denk niet dat, ik laat het niet gebeuren, omdat ik ze al ken. Denk ik. Maar iemand die met de zorg begint van iemand die ze nog nooit verzorgd hebben en die ze daar niet op geattendeerd hebben. Als je daar dan als jogn meisje iemand staat te wassen en ze pakken jou, ja die schrikken zich rot en hebben een hele andere reactie. Wij pakken zijn hand en zeggen van dat doen wij zo niet. Maar ik zeg dat zo niet, ik blijf er heel zacht en lief onder. Het ligt aan je intonatie, hoe je het brengt. Want dan lacht hij ook zo als je hem aankijkt, van hij weet het dondersgoed wat je bedoelt. En je voelt het ook aankomen als je die mensen zo kent? Ja, hij heeft zo sterk die behoefte, daar zijn wij niet voor, hoe sterk die behoefte ook is. Ga je daar weleens over in gesprek? Nee, daar wordt eigenlijk nooit zo veel over uitgeweid. Ja zoals ik zeg, een gesprek met de psychologe, hoe je zo iemand benadert. Maar ik heb er weinig problemen mee, iedereen heeft daar een andere mening over. De ene zegt bij het stelletje, die hebben zo’n aantrekkingskracht naar elkaar dat ze toch stiekem naar elkaar op de kamer komen. Maar er wordt dus alleen de situatie besproken, maar niet van te voren? Het is wel gebeurd, maar ze blijven het doen. Die aantrekkingskracht is zo groot naar elkaar toe, ze vinden elkaar zo lief. Zodra wij dan heel druk aan het werk zijn gebeurt het toch. Ik blijf dat zeggen. De één zegt van dat kan echt niet. Iedereen heeft daar een andere mening over. Wie ben ik om die mensen uit elkaar te halen als hun aan het knuffelen zijn? Het kan wel en niet zeggen ze. Wij hebben die gevoelens niet. Dus dan een vrij jong iemand tegenover een oud iemand. Ja, dat is pittig. Ik heb het op de Grevelingen ook meegemaakt. Die lagen ook echt met elkaar in bed, die hadden echt gemeenschap met elkaar. Ja, dat is heel lang geleden hoor. Ik klopte op de deur en dan klopte je toen keer en dan wist je precies wat er was. Het is hun leven. Het blijft ook. We zien dat met verstandelijke gehandicapten, dat moet de kop in gedrukt worden. als zulke mensen met elkaar naar bed gaan zijn er grote gevolgen, qua zwangerschap. Die seksualiteit kan gevolgen hebben. Maar zulke oude mensen, dan heb je dat niet. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ (eerder besproken) 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ (eerder besproken) 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Ik weet niet wat dat inhoudt. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Mijn taken.. om de cliënten die ik verzorg zo liefdevol en zo goed mogelijk te verzorgen. In welke taken uit zich dta? Dus je verzorgt de mensen als in, je wast ze en helpt met eten.? Met alles. help je ook bij activiteiten? Nee, puur zorg.
126
13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ In de middaguren leggen we bewoners op bed die ’s middags graag rusten, die een rustuurtje hebben. We ruimen alles op in de keuken, we gaan tegen half drie een koffieronde doen, met alle bewoners in de huiskamer. Je probeert wel, er is heel weinig tijd voor. Om eens een keer wel bij de mensen te gaan zitten. Daar zijn wel andere mensen voor, wij zijn echt bezig met zorg. Ja echt, gisterenavond hebben we dan ook een bespreking gehad over de domeinen. Op welk domein bevindt zich iemand. Toen zei ik ook van, daar is eigenlijk te weinig tijd voor. Toen zei marlies dat je daar tijd voor moet maken. Maar je staat met 3 op 32 bewoners. En als ik ’s avonds in de avonddienst zit, vanaf 5 uur gaan ze eten en vanaf 6 uur gaan we bewoners op bed leggen. Tot tien uur zijn we zo druk bezig. Zie je signalering als een van jouw taken? Of krijg je daar geen ruimte voor? Dat iets je opvalt, bij cliënten of beleidsmatig.. Jawel, als ik daar de tijd voor kan nemen. Ik kan niet iets vlug vlug, dat kan ik niet. Ik kan ook niet vlug een SOAP over iemand schrijven. Komt omdat ik nu gewoon veel aan mijn hoofd heb, ik heb ook gezegd dat ik daar veel moeite mee heb. Ik kan een SOAP schrijven, ik heb dat niet gehoeven dus vraag daar ook hulp bij. Ik kan iets heel goed verwoorden maar op het moment dat ik dat op moet schrijven vind ik dat heel moeilijk. Het gaat niet over jezelf, maar over de cliënt. Dat vind ik heel moeilijk, dat heb ik niet gehoeven. Van een ouderenhuis naar een verpleeghuis, dat verschil is heel groot. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Ik zie dat niet zo zeer als.. jij bedoelt meningsverschillen? Nee, dat hoeft niet. Maar waar zie je macht terug? waar heb jij of anderen macht? Ja, iemand die boven je staat heeft macht. Jij voert taken uit.. ik vind dat woord macht zo moeilijk. Eigenlijk heeft iedereen zijn eigen taak, maar toch staat er altijd boven je. Daarboven staat ook weer iemand, en wij hebben.. ja.. ik zie dat niet als macht. Als je alle.. wat voor functie je ook zit, je hebt elkaar allemaal nodig. Als er twee bewoners bijvoorbeeld onenigheid hebben, dat gebeurt heel vaak, en daar wordt dan ook op in gespeeld. Want oude mensen kunnen soms heel hard zijn onder elkaar. Ook een manier van schelden en dat wil je sussen. En dan gebeurt het weer en dan harder. Ook huiskamers, waar iedereen een vast.. eigenlijk heeft niemand een vast plekje, ook niet met eten, ze mogen zitten waar ze willen. Ze zijn zo gefocust op hun plekje. Als je ze ergens anders zit kan dat uitslaan op een fikse ruzie. En dan moet jij je macht inzetten om dat te sussen? Ja, dat is ook hele heftig. Dat is gewoon echt heel zielig ook. De mensen, dan zie je ook dat de ene oudere is daar hele gevoelig voor, en de andere oudere heeft macht over diegene die zwakker is. Onder elkaar vind ik, iedereen heeft zijn eigen taak en functie. En ik klap op mijn manier ook best snel dicht als ik ergens mee zit. Durf je ook wel naar een collega te stappen? Nou wel, ik heb heel veel meegemaakt, en nou durf ik ook wel vaker ergens nee op te zeggen en niet altijd mij eigen in laat pakken, ik moet van mezelf af kunnen bijten. Dat gaat me nu wel beter af. Voorheen klapte ik gewoon dicht. Dan zat het niet zo maar zo. En als het dan zo zat, ja dat moet je voorkomen, want dat is gewoon niet goed. En kies je dan een één op één gesprek? Nee, ook het hele team. Ik heb laatst ook een hele tijd geleden een meningsverschil gehad. Er gebeurde iets wat ik eigenlijk, ja.. grotendeels was het niet mijn schuld, maar er werd gereageerd op een hele harde manier, en dan klap ik finaal dicht.. daar kan ik niet tegen.. dat heb ik uitgesproken in een bijeenkomst, dan schiet ik gewoon voel, daar ben ik heel gevoelig voor.. je kan best iemand erop attenderen als hij iets fout doet, maar roep diegene apart, doe het niet in een groep. Als ik iemand zie die iets fout doet, dan ga ik daar niet over lullen onder elkaar, dat zou ik nooit kunnen, je moet het tegen elkaar zeggen op een nette manier. Onrecht kan ik helemaal niet tegen. Je moet leren van je af te bijten, maar je komt weleens in situaties waar je van denkt, dit is echt erg. En ik ga daar over, ik ben gewoon heel zorgzaam type, dat weet ik van mezelf, omdat ik heel veel ervaring in heb.
127
Ik heb gewoon heel vele meegemaakt en dat is nu weer. Je bent er voor de mensen, om die liefdevol en.. dit is het laatste stationnetje. Hoe iemand ook is, of iemand chagrijnig is of wat dan ook. Jij moet steeds het zonnetje zijn. Als ik een slechte dag gehad heb of ik kom ’s morgens binnen en heb een slechte nacht gehad, ik kan dat niet op de cliënt uiten. Je moet lief en zorgzaam zijn, daar ben je voor. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd?’ (eerder besproken) 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Nou, dan ben ik echt een luisterend oor, dat zeggen ze ook. Ik zal niet snel naar iemand anders gaan met mijn problemen, kan er wel over praten. Maar je moet wel je hart kunnen luchten. We doen ook ’s morgens om 7u dat we met z’n allen zijn en je hebt iets meegemaakt dan moet je dat ook zeggen. Dan kunnen ze er rekening mee houden. Maar is er een meningsverschil dan moet je het op een nette manier bespreken en niet in een volle groep. Dan roep je iemand apart en dan ga je niet schreeuwen tegen elkaar. Daar ben ik van geschrokken. Zij was een flink stuk jonger dan ik en dan denk ik van goh, je had mijn dochter kunnen zijn. Niet dat zij qua functie beter is dan ik, want ieder is goed op zijn gebied, maar als je dan door iemand op zo’n manier behandeld wordt, door iemand van 20/21 jaar, ik ben 30 jaar ouder, dan zeg ik van, dat pik ik niet. Dat kan niet en dat verdien je niet als je zelf euh.. en als je ze daarop aanspreekt, dan komen de verontschuldigingen ook.. het ligt er ook aan hoe je het brengt he. Als je iemand zo hard behandelt.. als je zelf zo niet bent komt dat heel hard aan. We zijn er voor de cliënt, om het laatste stationnetje dat ze hebben zo liefdevol mogelijk te verzorgen. Ik vind vaak ook dat we dingen te gehaast doen. Dat vind ik echt. Zegt marlies gisterenavond, die tijd moet je ervoor nemen, die tijd moet er zijn. Ja, dat is wel heel makkelijk gezegd, maar daar denk ik toch anders over. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Jawel, dat doen we wel. Ben ik wel een aantal keren niet bij kunnen zijn. Je moet een aantal keren per jaar verplicht bij zijn, maar ik heb gewoon teveel aan mijn hoofd. Ik meld mezelf nooit ziek of het moet echt niet gaan ik probeer diensten te ruilen, ik ben nooit ziek.. kijk, ik ziet hier wel mee, maar ik ben niet degene die ziek is. Ik kan mezelf niet ziek melden omdat ik ’s nachts voor mijn broer moet zorgen, dat gaat niet. Ik ben niet minder alert ofzo, dat niet, het komt omdat ik mijn werk heel graag doe. Ik ben heel gevoelig, dat ben ik gewoon. Maar ik heb wel geleerd, omdat ik heel vaak heel diep getrapt ben om ook in mijn leven iets leuks te creëren en eens leren om voor mezelf op te komen. Wat ik belangrijk vind. Ik heb altijd heel hard gewerkt en ben heel veel kwijtgeraakt. En dat kost heel veel tijd om je leven weer op te bouwen. Maar ik doe dit werk heel graag, heb ik altijd gedaan. Ik ben dan heel lang eruit geweest. Ik heb 8 jaar op de Grevelingen gewerkt, toen was ik 20. Toen heb ik mijn kinderen gekregen, die heb ik groot gebracht, toen heb ik mijn scheiding gehad. Toen kon ik niet aan een baan komen, toch moeten werken. Toch een baan aangepakt. Toen heb ik 8 jaar lang een kroeg gepoetst, moest elke dag om 6u beginnen, terwijl ik er niet klaar voor was. Ik heb drie keer een eigen zaak gehad. En alles (fluit) weg. Dus ik heb alles in moeten leveren. En toen maar weer terug naar de zorg. En ik dacht toen dat het niet meer zou lukken. Dus ze zeggen nou nog steeds, je zou makkelijk de verzorgende kunnen worden. ik zou het wel kunnen, maar ik kan het hier niet. Ik sla dat niet meer op, ik heb teveel in mijn hoofd om die studie aan te gaan. Dan krijg je wel meer salaris, maar ook meer verantwoordelijkheid en dat kan ik niet aan. Want dan moet ik doorstromen twee jaar lang naar verzorgende. Iedereen is verschillend natuurlijk, maar wat ik doe doe ik met liefde. Hoe een rotdag je ook hebt, mensen verdienen dat niet. Je zou je voor moeten stellen dat jij daar ligt, dan
128
zijn er dingen die ik vind dat je ziet dan denk ik, waarom doe je dat. Zo ben ik, ik kan dat niet aanzien. Ik doe het op mijn manier en ieder doet het op zijn manier. Maar ik vind, ik heb hiervoor gekozen, zorg dan dat je het goed doet. Ik ben ook heel vaak bang dat ik dingen fout doe. Ik wil euh.. erkenning hebben. Bevestiging Ik wil echt horen van, dit heb je goed opgeschreven bijvoorbeeld. Krijg je die bevestiging dan ook? Ja, ligt eraan bij wie. Sommige zeggen dan ik heb geen tijd, maar ik heb dat dan nodig. Een ander is daar heel makkelijk in, maar ik niet. Ik kan het goed verwoorden, maar heb moeite met schrijven. Ik schaam me daarvoor, want ik ben de oudste op de afdeling. Ik heb hulp nodig. Moet ik van iemand die jonger is dan ik.. daar heb ik dan weer geen problemen mee. Zij hebben meer scholing gehad, dus kan ik me daar.. hoe noem je dat.. als zij me daarin kan helpen, hoe jong ze ook is, want ik kan het niet. Je kan daar heel veel van leren, dat vind ik heel belangrijk. Maar op seksueel gebeid, ik zeg al, daar zijn ze heel erg over verdeeld. Je moet er zelf goed op inspelen en je grenzen aangeven wat je wel en niet vind kunnen. En dat mensen tot elkaar aangetrokken worden wat leidt tot echt seksualiteit, ja ik heb dat wel. je hebt dat wel..Dan bedoel je dat dat wel kan? Ik vind niet dat wij die gevoelens.. kijk.. die twee mensen voelen zich zo tot elkaar aangetrokken.. als het binnen de deuren blijft dan vind ik dat dat moet kunnen. Want die gevoelens kun je niet wegstoppen, dat gaat niet. Dat heeft ieder mens, hoe oud je ook bent. De ene stopt daar heel vroeg mee, de andere niet. Dat zit van binnen toch? Ja, en het onderzoek heeft aangewezen dat sowieso het lichaam je hele leven die behoeftes vertoont. Het ligt eraan op welke manier. Maar ik blijf erbij. Die gevoelens kunnen wij niet voor mensen wegstoppen dat we zeggen van, hallo.. dat kan ik niet, vind ik heel moeilijk. Inderdaad als het zo is wordt het uitvoerig besproken. Dan komt er een gesprek met de psycholoog hoe we er mee om moeten gaan.
129
Interview 12 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 2 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Eh.. ja als je eh… Ja… Als je echt gewoon ergens vastpakt of zo, waar je niet wil of eh… ik vind eh… als je verbaal vind ik dan meestal nog niet zo erg dan kun je nog zeggen… dan zeg je gewoon van ja… dan kun je het gewoon corrigeren zeg maar en eh… maar eh… ja ik denk dat als je over je grenzen gaat dat je misschien wel eh… gewoon eh… vastpakken Echt lichamelijk vastgrijpen? Ja. Wat denk jij dat de oorzaken zijn van dit grensoverschrijdend gedrag? Ja eh… intimiteit of contact of… eh ja… met andere mensen denk ik. Dan eh… (wacht even) Ze zullen ook wel eh… behoefte aan hebben en zo gewoon eh… (wacht weer even) Dat ze het niet meer in de hand kunnen houden bedoel je? Nou eh gewoon eh dat je… No ja… ze hebben toch ook wel behoefte aan eh.. contact en aan eh… mensen aan te raken en dat soort dingen. Zou dat de enige reden zijn? (wacht even) Zoals jij het ziet, dit gaat echt om jouw visie. (wacht weer even). Ja dat lijkt me wel de belangrijkste reden. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Hoe geef je dit vorm?’ (wacht) Dus kijk je dan eerst naar de situatie van de cliënt, zo van: ‘hoe gaat het met die cliënt, is dit wel een situatie waarin ik mijn grenzen kan aangeven?’ of ben je dan heel stellig je eigen gevoel aan het bewaken, zo van: ‘het maakt me niet uit hoe het met de cliënt gaat, ik geef altijd wel mijn grens aan’, of zit daar een balans in? Ik denk dat ik toch wel een bietje de balans heb dat ik eh… zeg maar eh… ja dat ik eh… (wacht even) van dat ik kijk wat eh… waarom de cliënt zo doet zeg maar. Ja als het dan te ver gaat voor jouw gevoel dan zeg je van ehh… ja dan kun je dat aangeven. Maar tot nu toe valt dat eigenlijk wel mee. Dus je hebt nooit het idee dat je voor de cliënt je grenzen laat gaan bijvoorbeeld? Nee. Nee… 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ (wacht even) Dat het zo veel voorkomt dat het een bepaalde gewenning geeft Ja iedereen heeft natuurlijk ook wel zijn eigen grens waar die aan eh… vast zit. Bij mij is het natuurlijk ook anders omdat ik een man ben dat ik… denk eh… misschien wel iets anders benaderd wordt door de bewoners… als… (wacht even)… maar ehm… ja ik vind eh… ja als je echt een grens wordt overschreden dan eh… ja dan zou ik er denk ik wel gewoon wat van zeggen. Heeft dit gedrag nog een bepaald shockeffect of heb je iets van ‘dit hoort bij mijn werk’? Ik vind tot op zeker hoogte dat het er wel een beetje bij hoort en dat je eh… ja… dat vind ik op zich ook niet zo erg. Het is zo ooit wel eens geweest dat je eh… inderdaad eh… wat lager bij de billen vast pakken of zo dat… eh… ja soms of niet vragen maar dat is ook wel eens geweest.
130
Maar daar ben je wel een beetje aan gewend dus, dit soort dingen? Ja dat komt af en te wel eens voor maar meestal eh… ja… is het gewoon… is het gewoon…. (wacht even), gaat het gewoon goed en eh... soepel verder. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit?’ (wacht) Ja da… ehh nog niet echt. Ik heb nog niet echt iets meegemaakt waarvan ik denk dat,,, eh,,, dat ik thuis denk van eh… dat vind ik … nee. Ik heb dat nog niet meegemaakt. 5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ (wacht even) Dus dat je niet genoeg met jezelf rekening kan houden om hier te werken? Of heb je wel het idee dat je op jezelf kan passen hier? Ja ik heb wel het idee dat je gewoon jezelf eh… kan zijn. En eh… ook je gevoel daarin volgt en ja als er iets is kun je het altijd ehm bespreken met het team. Dus… Cliëntspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Hoe bespreek je het? Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ (wacht) Dus stel er heeft een cliënt een grens overschreden, dat kan van jou zijn of van een medecliënt bijvoorbeeld, hoe zou je dit behandelen met die persoon? Zou je die er op aan spreken of hoe zou je dit doen? Ja misschien als je er bij bent dat je ze eh… dat als die het doet dat je ze er dan op aanspreekt, maar misschien ik weet niet direct eh… meestal staan er dan als het eh… als het wat vaker gebeurt dan zijn het een soort… dan hebben meestal de EVV’ers dat die dan in gesprek gaan met eh de bewoner. Ja als je het dan ziet dan eh.. en je bent erbij dan eh.. dan kan ik er wel wat van zeggen, maar… Ja… om eh… soms is dat ook wel moeilijk om er echt eh… ja… duidelijk te maken aan iemand. Dat er eh bepaalde dingen niet kunnen. Of ja of ze weten het wel maar ze hebben zoiets van eh… Ja.. dat ze gewoon hun eigen gang gaan, dat kan ook natuurlijk. Heb je wel eens het jezelf met een cliënt in gesprek bent gegaan of dat je ergens met een cliënt of terug komt? Nee niet direct. Ja wel wat ik net zei eh… ja dat ze iemand eh… naar de billen grijpt van iemand anders of zo dat je dan zegt van eh… dat dat niet hoort zeg maar… maar… daar blijft het ook wel bij eigenlijk. Verder niet echt gesprekken eh… dat ik dan een gesprek hou of zo met die mensen. En ja… in eerste instantie… niet, maar eh… Ja. Dat doen dan inderdaad meestal de EVV’ers of ehh, ja. Anderen. Daar zijn echt specifieke taken voor bij anderen? Ja ik zou het ook wel kunnen doen maar ja ik ben dan ook niet degene die als eerste eh…. mee aan de slag gaat zeg maar eh.. ik ben hier ook nog niet zo heel lang dus… 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Op welke momenten doe je dit? Dit bedoel ik op zowel seksueel gebied als algemeen gebied. Je geeft aan dat je niet echt in gesprek gaat met de cliënt, gaat dat alleen of grenzen? Doe je dit wel? Nou niet zo eh… inderdaad eh… grenzen aangeven dat doe ik dasn nog wel maar niet echt eh… ik heb nog niet echt zo’n gesprek gevoerd van hoe sta je dr in en hoe eh… ja.. wat het gevoel bij die mensen is. Of dat ze nog ja… of dat ze nog.. eh.. of dat ze het eng vinden. Zou je dat in de toekomst nog wel gaan doen? Ja misschien als ik eh… ja dat zou op zich wel kunnen. Maar eh… ja. Misschien als je wat meer bewoners wat eer eh… beter kent of zo… ja ik ken ze op zich wel goed maar… ik heb eh… ik ben inderdaad niet degene die dat dan als eerste dat ehh.. aankaart of zo.
131
8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is.’ (wacht even) Ja… als iemand volledig eh… ja dan kun je echt beter wat afspraken mee maken of gewoon dingen uitleggen. Iemand die een beetje CVA of dementie eh.. ja dat is soms wat moeilijker over te brengen van eh… van eh ja dat probeer je dan natuurlijk wel van eh… maar ja als je echt iemand hebt die dementerend is dan eh… ja.. dan eh… dan gaat het toch wel een beetje meer in zijn gedrag terug zitten. En je kunt hem dan nog wel als… corrigeren dan op dat moment, maar dat moet je dan ook gewoon doen en dan eh… ja… Zou je bij iemand met een CVA of een dementie minder je grenzen aan geven of maakt dat niet uit? Ja ik denk dat je gewoon iets inderdaad eh.. op dezelfde manier je grenzen aangeeft maar je zit er natuurlijk als je dat vaker doen omdat eh omdat die gewoon zelf minder grenzen kent. (wacht even). Eh ja die ander begrijpt meteen van eh… die doet het dan. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag? Ligt hier iets van vast dat jij weet? Ja er zijn wel protocollen voor om je eh.. ja die ken ik ook niet echt uit me hoofd ofzo… Ja er zijn wel eh… ja in ieder geval benaderings eh… wijzen van ook eh naar bewoners toe dat staat dan in hun map en zo. Heeft er ook wel een beetje mee te maken. Dat soort dingen. Ja er zijn ook wel protocollen voor… ja die kun je dan gewoon ja ehh lezen als je dat wil. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Kun je van beide opties een voorbeeld geven?’ Het behandelen van eh.. als er iets gebeurd is denk ik ja. Dan eh.. nou ja. Dan eh… overleg je met je team van hoe je er mee om gaat en daar dat het dan veel gebeurd dan kun je daar afspraken over maken of over je eh… hoe je er mee om gaat. Dat is het een beetje. Kun je daar twee voorbeelden van noemen Nou eh ja… dat is bijvoorbeeld.. er is iemand bij ons die dan veel eh… naar de billen grijpt zeg maar van de medewerkers. Dan is er wel onderling… dan wordt er wel veel over gehad hoe je daarmee om gaat. Maar ik weet niet zeker of ze daar wel echt een eh… iedereen gaat er toch op zijn eigen manier een beetje mee om heb ik het idee. Dat wel. Dus er wordt wel veel over gepraat hoe je er mee om kan gaan, maar er is niet echt een lijn van eh… zo gaan we het doen. Dus eh… ja… wat heb je nog meer… Ehm… (wacht even) Ik kan nit direct nog een voorbeeld noemen. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ Ehm…. Ja. Wanneer zou ik eh… eh… Of doe je dat niet? Dat kan ook he, het gaat om wat jij prettig vind en doet. Ik zou niet in eerste instantie meteen een melding maken. Zo ben ik niet om eh… Ik zou inderdaad eerst met collega’s eh.. vragen hoe hun ermee om gaan misschien hebben hun wel een eh… andere manier om ermee om te gaan. Dus zo doe ik dat dan. Wat zou een situatie zijn waarin je dat wel zou doen? Hoe ernstig moet de situatie zijn voordat jij een melding maakt? als je echt bij iemand komt en je voelt je niet prettig of zo eh… omdat-ie eh… constant eh… ja. Probeert aan je te zitten of weet ik veel of gewoon eh… als je iemand hebt die eh… ja. Die constant opmerkingen maakt als ik.. nou kun je dat ook natuurlijk bespreken van wat doe je d’r mee. Maar ik dnek eh.. inderdaad als je eh… echt bij iemand komt en je denkt van ehh ik wil hier liever niet komen ja dan moet je er wel wat mee.
132
Als je je echt niet meer prettig zou voelen op de afdeling? Ja gewoon of bij een bewoner en je denkt van eh… ik ga daar liever niet heen, dan is er toch iets mis. Dan zou ik toch wel met je collega’s even over hebben van eh… hoe je daar ja wat je er mee kunt. Zou je het doorgeven aan een leidinggevende of een digitale melding maken of sowieso niet? Eh… ja een leidinggevende kun je er in principe ook bij betrekken, dat ligt er aan hoe hoog je precies gaat, maar die kan misschien ook wel eh… iets van advies geven of iets aanraken waar je iets aan hebt. Heb je daar wel eens gebruik van gemaakt? Nee nog eh.. nee nog niet. Ik vind op zich gebeu… of eh.. op zich zijn er wel eh… de enigste wat ik dan eh.. maar dat vind ik o pzich ook niet zo erg dat eh… dat een bewoner dan je arm pakt en dan eh… dan eh dan hoe heet het eh… ja dan gaat strelen zeg maar. Ja. Dan denk ik van eh… op zich. Dat vind ik dan ook nog niet zo’n ramp verder. Als je dan daarbij houdt dan den ik van ja. Dat moet wel kunnen. Kijk als je het.. als je dan verder nog eh… dingen probeert of zo dan zou ik wel zeggen van ja eh… dat doen we niet of dat wil ik niet of eh… zoiets. Maar je zou er nooit mee naar een leidinggevende gaan? Je houdt het echt onder je collega’s? In eerste instantie wel, maar ik zou niet zo snel eh… naar een leidinggevende stappen. Alleen als je echt inderdaad als je echt gewoon eh… merkt dat je ergens liever niet binnenkomt of zo. Dan is het wat groter, wat eh.. ja dan kun je het misschien wel beter effentjes aangeven. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Gewoon mensen verzorgen. Anderen doen medicijnen delen. Ehm… Ja straks moet ik ook eh… Voor valpreventie moet ik dan eh… ja. Wordt ik dan eh… Moet ik dan wat meer over weten en dan eh.. dat ik straks een sort van eh.. als er iets gebeurd dat ik dan eh kan .. collega’s moet ik dan uitleggen hoe ze daarmee om moeten gaan. Dat komt straks nog maar dat soort dingen. Ja verder ja.. Ben ik gewoon met de mensen bezig. Dus echt de verzorging? Ja de verzorging ben je toch wel het grootste gedeelte van de dag mee bezig. Zie je signalering als een van jouw taken?’ Ja eh… dat eh… dat zijn we inderdaad ook taken die eh… die erbij horen. Hoe geef je dat vorm, die signalering? Stel er valt jou iets op, wat de jij daar dan mee? Dan zou ik het eh.. ja als ik echt zoiets heb van eh.. dan zou ik gewoon in het iedere dag teamoverleg, ja bijna iedere dag, dan smorgens dan kun je dat gewoon zeggen van eh… dit valt me op, wat.. hoe kijken jullie daar tegen aan? Dat is dan het makkelijkste, want dat kun je gelijk van eh… van een aantal mensen reactie krijgen. Even de koppen bij elkaar steken? Ja. 13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Ja eh… dan eh… dan helpen we gewoon mensen met het eten en eh… toiletrondes. Eh… af en toe eh… mensen… ja. Brengen ergens naartoe of… ja dat soort dingen. Koffie. Zorgen dat ze allemaal nog goed te drinken hebben. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Ja je hebt sowieso altijd een machtsverhouding als je aan het bed werkt. Als je… Ja je hebt toch eh.. een bepaald eh… wat eh…. ja hoe je iemand helpt en eh.. wanneer je iemand helpt. Ja dan heb je toch soort van eh.. onbewust toch soort van machtspositie. Als je het zo wilt noemen. Ja dan heb je natuurlijk mensen die eh… eh… ja. Als je niveau drie hebt dan eh.. die sturen meestal iets meer aan. Eentje is dan dagoudste en die sturen die.. eh… ja die sturen de rest een bietje aan. Bedoel je dat? (Grinnikt)
133
Ik doel nergens specifiek op. Het gaat mij meer om als jij denkt aan macht, waar zie je dat allemaal terug? Dan mag je elk contact in je hele werk meenemen. Dat mag dus inderdaad met cliënten maar ook onder collega’s, of met leidinggevenden, de baas van de organisatie, je mag alles erbij betrekken. Het gaat er mij meer om wat er bij jou naar boven komt. Jij denkt voornamelijk de macht die je hebt naar de cliënt toe? Ja dat je toch eh… ja… Je bepaalt toch gewoon voor een deel hoe de dag van iemand er uit ziet. Je probeert het wel zo goed mogelijk eh… naar eh… zorg op maat zeg maat te geven maar, je hebt toch een soort van eh… ja… machtspositie noemen we dat dan een bietje. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? Hm… (denkt) Ik denk van wel. Eh… Ja ik denk dat als ik echt ergens mee zit dat ik dat dan wel eh… voor mezelf hou dat eh… Ik zou dat toch wel zeggen uit eh… Ja… Ik ben eh… ja. Meestal gewoon dingen die ik kwijt wil die zeg ik dan wel. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? In eerste instantie met collega’s die op dat moment ook werken. Ja en als je echt ermee zit dan kun je daar bij een leidinggevende of zo of een eh... teammanager of ja… Die kan je dan ook een beetje sturen natuurlijk Kies je daar een specifiek moment voor, of net wanneer het praktisch gezien uit komt? Ja ik kies dan wel als het een beetje rustig is op de afdeling. Dan zou ik dat wel regelen. Ik ben dan niet van eh… dat ik perse als ik iets heb meegemaakt dat ik per se dan meteen iemand wil spreken. Dat kan ook een paar uur later. Wel dezelfde dag, anders neem je het mee naar huis en dat is ook niet fijn. Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd? Wat zouden je collega’s doen? Ik denk gewoon advies geven of eh… of eh misschien als je iets met een bewoner iets hebt, dat je dan samen gaat praten met de bewoner. 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Dus zeg maar de andere kant van het verhaal van net, hoe zou jij een collega benaderen? Gewoon goed luisteren en eh… inderdaad als je dentk van hier heb je iets aan dan kun je het zeggen of eh… in ieder geval laten merken dat je het ook wel eh… vervelend vindt. Of zoiets. Ja als het met iemand niet loopt ofzo. Begrip tonen bedoel je? Ja en als je kan helpen dan doe je dat. Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? ‘ (wacht) – Of zou je dat niet doen? Dat kan ook. Ik heb ooit wel eens gehad dan doe je dat wel eh… gewoon eh… ja dat is wel gewoon inderdaad als je het even wat rustiger hebt als je tijd hebt en gewoon onder elkaar bent, niet dat als je bij de bewoners bent dat je het dan op de kamer gaat uitvechten of er over praten. Dat je dan gewoon effe ja een rustig moment eh… dat je ook met zijn tweeën bent, dat je dan effe kunt zeggen van eh… zo is het gelopen, dat ging niet echt lekker. Dan weet je van elkaar ook van eh… dat het de volgende keer beter anders kan doen. Heb je dat wel eens moeten doen? Ja. Ja. Eh… Mja… Ik heb wel eens datte… ja. Dat het niet lekker ging of dat het eh… (wacht even). Dat ze iets hadden eh… iets hadden ze de zorg wat… of ja de zorg wel goed, maar dat ze iets hadden van eh… ja dat ik beter iets anders op een andere manier had kunnen doen. Dan leg ik wel uit van waarom ik het zo heb gedaan en ja dan kan ik ook wel zeggen als ik ja dat eh… als het dat het niet zo handig is geweest zo van ik doe het de volgende keer anders. Dan kun je dat ook met elkaar afspreken.
134
17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan? En hoe vaak en hoe? Ja ik weet alleen niet hoe vaak, maar ze doen wel af en toe dingentjes met het team. Volgens mij hebben zo ook wel eens ooit een keer per jaar… nou ja ik werk hier nou… eh… ik heb heel lang in de flexpool gewerkt en nou werk ik hier een jaar bijna, maar volgens mij doen ze ieder jaar wel iets net het team. Af en toe een keer eten, samen. Dus ja dat gebeurd op zich wel. Heb jij al een keer iets mee gemaakt van deze teambuilding? Of ben je dat net misgelopen toen je startte hier? Mja het was niet echt teambuilding maar eh… dat ze op zich ook wel gewoon eh… met zijn allen eten omdat er gingen dan mensen weg en zo. Dus dat soort dingen. Is ook een soort van eh… ja… dat soort dingen.
135
Interview 13 Geïnterviewd door: Martine ten Hacken Niveau Afdeling
: Niveau 3 : De Citadel
Grenzen 1. ‘Kun je beschrijven wat grensoverschrijdend gedrag voor jou precies inhoudt? Eh… ja, wat het voor mij inhoudt is als mensen…. Ja hoe moet ik dat nou uitleggen. Ja over mijn grenzen heen gaan, maar goed ja dat vertaald het woord natuurlijk gewoon. Ja als ik me echt heel erg ongemakkelijk ga voelen in bepaalde situaties. Dat ik mezelf eigenlijk gewoon beetje verlies zeg maar ja dan denk ik dat je er wel over kunt praten. Dat is voor mij denk ik een beetje het gevoel. Wat zie jij als oorzaak van dit gedrag?’ Bij de cliënt? Ja vanuit degene die het grensoverschrijdend gedrag vertonen. Ja ik denk dat mensen toch bepaalde…. Eh… Ja als je het dan over seksualiteit hebt misschien dat mensen toch bepaalde wensen of behoeftes hebben die hier niet bevredigd worden zeg maar. Maar het kan soms ook uit onmacht hè, dat mensen boos worden of… eh… ja op die manier over je grenzen heen gaan. Dat ze je kwetsen of zo, meer dat gevoel. 2. ‘Als het om grenzen aangeven gaat, stel je dan de cliënt voorop, je eigen gevoel, of beiden? Een combinatie van beiden denk ik. Ik kan me best gewoon voorstellen hè dat er soms bepaalde agressie opgewekt wordt, of bepaalde andere gevoelens, dan denk ik hè, tot op zeker hoogte vind ik dat je daar wel begrip voor moet hebben, maar van de andere kant mag je ook vind ik jezelf eh… je grenzen aangeven, van ja dit gaat me te ver of eh… (houd op met praten) 3. ‘Heb je het gevoel dat je aan grensoverschrijdend gedrag bent gaan wennen?’ Nou wennen niet, ik denk wel dat als ik het ga verlijken met eh… hè toen ik zelf jonger was, dat je er meer moeite mee had als nu. Maar dat is denk ik meer omdat je zelf volwassener bent geworden en dat je ja meer eh… je kunt verplaatsen in de cliënt denk ik, dat dat ook wel zeker verschil maakt. En ook uit voor jezelf eh… dat je ook duidelijk hebt van ja waar komt het vandaan. Dat het niet alleen is van dat de mensen vervelend willen doen, of jou persoonlijk iets aan willen doen of willen pakken of net hè net hoe je het dan noemt, maar dat er ook een reden achter zit waarom iets gedaan wordt… en daarom ga je er denk ik anders mee om dan eh… zeg maar 15 jaar terug of zo. Je hebt er zeg maar meer begrip voor gevormd? Ja en dat is niet alleen maar van oe die man eh… als hij dan iets doet wat je eigenlijk niet wil van van ‘oh dat is een viezerik’, nee, er zit wel een reden achter waarom die iets doet hè, en dat wil niet zeggen dat je het dan goed moet vinden maar dan… ja dat maakt wel verschil dan denk ik. 4. ‘Heb je weleens een situatie gehad waarin je je grenzen niet aan durfde te geven, terwijl je dit misschien wel wilde? Hoe kwam dit?’ Eh… (blijft even stil) Ik kan zo gauw niet eh… nee. Ik kan zo gauw geen voorbeeld… er schiet me niks te binnen. Denk je dat het wel ooit eens een keer gebeurd is? Ja dat zal vast een keer gebeurd zijn, maar niet iets wat me bij is gebleven. Dat ik me zo ongemakkelijk heb gevoeld of eh… Je zit er niet dusdanig mee dat het is blijven hangen? Nee.
136
5. ‘Heb je weleens het gevoel dat je je gevoelswereld moet uitschakelen om dit werk te doen?’ Nou ik denk inderdaad als eh… hè zoals sommige mensen soms tegen je doen, dat kan ook op een eh… Gaat dit eigenlijk alleen over de seksualiteit of ook over eh…? Dit interview is met het oog op intimiteit en seksualiteit, maar de antwoorden mogen algemeen gegeven worden, zolang de antwoorden op de vragen maar jouw visie zijn, dus het is maar net wat in jou opkomt. Jaja, nee ik bedoel ik kan wel situaties noemen waarbij iemand bijvoorbeeld echt boos of dat soort dingen, dat zou je misschien in de privésfeer niet pikken, maar ook op seksueel gebied wel… Ja ik denk dat als ik bijvoorbeeld op straat loop of in een café en iemand pakt me bij mijn billen dan accepteer ik dat niet, maar als dat hier gebeurd dan is, is het niet meteen van eh… PAM (maakt vuist en mep beweging), dus er zit wel degelijk verschil in. Zeker wel. Maar je hebt niet het gevoel dat je soms verder van je eigen gevoelswereld af moet gaan staan? Het blijft wel binnen de perken? Ja ik kan er best wel wat in hebben, laat ik het zo zeggen. Clientspecifiek 6. ‘Hoe zou jij een grensoverschrijdende kwestie bij een cliënt behandelen? Ik geef dat dan wel ook aan, van god, ik vind dit niet prettig wat u nu… dat u mij probeert te pakken of eh… dat u mij daar aanraakt of... Dan geef ik dat wel terug. Zo van eh… Mijn gevoel daar in. Op het moment zelf of ga je ook achteraf nog in gesprek? Nee op dat moment zelf zal ik dat wel doen, ja. Hoe houd je rekening met de grenzen van medebewoners?’ Dus stel dat er zich een grensoverschrijdende situatie in een openbare ruimte plaatsvindt, onderneem je dan ook nog actie omtrent de medebewoners? Eh ja… dat ligt er een bietje aan (neemt de tijd om te denken). Ja we hebben wel een mevrouw bij ons die naar een andere bewoner toe vind ik af en toe wel heel ver gaat met verbale opmerkingen, en daar spreek ik dan wel die mevrouw op aan, maar dat is denk ik niet helemaal wat je bedoeld? Ja dat kan ook hoor. Ja dat hebben we dan met die familie afgesproken van nou tot op zeker hoogte accepteren hun, die mensen dan, iets meer als een vriendschappelijke relatie hebben, maar goed die broers hebben al aangegeven van ja… we hopen wel van… om dat ze in de huiskamer wel eens eh… kan vragen van kom je dalijk naar me toe en dat soort dingen. Dan hebben we wel afgesproken dat we ze daar dan wel op een subtiele manier op aanspreken. En dan niet bam vol in de huiskamer dat iedereen mee kan genieten, maar dan neem je ze inderdaad wel even apart van moet je luisteren hè, prima dat jullie die behoeftes hebben en dat jullie dat samen willen, helemaal goed, maar dan moet je niet in een volle huiskamer… dat iedereen daar mee van kan genieten. Je probeert dat wel een beetje op een eh… ja andere mensen hoeven niet alles te weten wat er speelt hè. een beetje genuanceerd? Ja. 7. ‘Hoe achterhaal je in een gesprek de wens van een cliënt? Op welke momenten doe je dit?’ (blijft een tijdje stil) … Ja dat is soms heel moeilijk… ja… je kunt er rechtstreeks naar vragen…. Hè van eh… ik merk dat u eh iedere keer als ik bij u kom of bij collega’s hè, dat u daar behoefte aan heeft van eh.. klopt dat? Heeft u die behoefte? Of wilt u daar nog iets mee? Of…. Of…. of niet? Ja toch meer op de mens af vragen gewoon, ja dat is niet… dat klinkt heel makkelijk en het is ook niet zo dat mensen dan meteen zeggen van ‘oh ja dat heb ik’ en eh… dat kunnen mensen vaak bij ons ook niet hè. Die gevoelens liggen natuurlijk toch ook anders door alle dingen die ze in de hersenen mee hebben gemaakt. Dan is de situatie natuurlijk helemaal anders dan dat het vroeger was zeg maar.
137
Doe je dat wel eens? Dat je een gesprek aan gaat? Nou, ja, jawel. Ja dat wordt wel meestal wordt dat de EVV’er dat dan op zich neemt, kijk niet dat iedereen te pas en te onpas bij die cliënt gaat vragen van nou wat zou je willen en eh… als EVV’er heb je dan toch vaak al een bepaalde band wel met de mensen als het goed is. Dat ze ons vertrouwen van nou als ge da hier wilt vertellen dan blijft het ook in principe gewoon binnen ef eh… binnen ons tweeën, of je overlegt van vind je het goed dat we hier iets mee doen als dat nodig mocht zijn. Ik vind niet dat iedereen dat maar te pas en te onpas een diepgaand gesprek over eh… tenzij die mensen dat zelf aangeven natuurlijk. 8. ‘Wat is het verschil tussen het aangeven van je grenzen bij iemand met een cognitieve beperking(CVA of dementie) en bij iemand die volledig wilsbekwaam is. Zit daar voor jou verschil in of niet? Ja jij bedoeld met volledig wilsbekwaam gewoon in de privésfeer? Want bij ons op de afdeling is niemand helemaal eh… altijd wel wat problemen aan de hand. Anders zitten ze niet bij ons. Ja het gaat wel over de afdeling. Dan is het meer qua bewustzijn, of iemand bewust is dat die een grens over gaat of dat iemand door een dementie daar minder bewust van is. Ja daar ga je wel anders mee om. Bedenk iemand die echt met zijn volle bewustzijn dingen eh… doet ja die spreek je op een andere manier aan dan eh… kijk op een PG afdeling ga je daar heel anders mee om. Dat wil niet zeggen dat je dan alles goed moet vinden wat ze doen, maar het heeft geen zin om hier heel diepgaand met mensen over in gesprek te gaan denk ik. Mensen hier of tenminste dan de mensen die dan cognitief goed zijn, dan kun je er ook echt wel over praten zo van god waarom en eh… maar bij een PG hoef je dat niet te doen. Dan zul je misschien ook wel een antwoord krijgen, maar dan moet je denk ik meer op het eh… wat je ziet afgaan dan eigenlijk de gesprekken die je daar over hebt. Denk ik. Heb je daarom wel eens het gevoel dat je mensen met een cognitieve beperking eerder over je grenzen laat gaan, of zit daar wel een bepaalde streep nog? Ik denk het wel. Ik denk dat je daar eh ja, dat je dan meer zoiets heb van die weet het niet eh… dat je het makkelijker accepteert denk ik. Organisatie 9. ‘Is er een beleidsplan of protocol met stappen die je kunt doorlopen bij grensoverschrijdend gedrag?’ Ik weet niet echt grensoverschrijdend gedrag… dat weet ik niet, maar dr is wel een protocol over seksualiteit. Ik moet zeggen dat ik ze al heel lang niet meer door heb gelezen maar die blijkt er wel te zijn. 10. ‘Wat komt denk je meer voor: het behandelen van gebeurde situaties of het werken aan preventie? Ik denk dat er dan meer gepraat wordt over wat er gebeurd ís, maar goed automatisch ga je dan ook kijken van wat kunnen we er aan doen, moeten we er iets mee? Moeten het er met familie over hebben? Wil die persoon graag eh… hè we hebben al ooit eens gehad dat er zo’n escortdame en keer in de zoveel tijd kwam bij iemand. Dat kan een oplossing zijn. Dus het is niet van, je gaat het er wel over hebben wat er is gebeurd maar ook van wat moet je daar mee. Ik weet niet of je dat bedoeld, maar eh… Ik heb niet een specifiek doel, het is meer dat ik wil weten wat er in jou opkomt bij deze vragen, dus in principe kan ook alles ‘goed’ zijn. Kun je van beide opties een voorbeeld geven? Dus van preventief of het behandelen van gebeurde situaties? Ja dan heb ik het eh… ja zit ik even te bedenken hoor ehm… maar dat loopt allemaal nog dus dat is nog niet helemaal eh… We hebben een meneer bij ons op de afdeling die eh.. ja die probeert iedere keer, of nou ja iedere keer wil ik niet zeggen maar heel vaak als je bij hem aan het bed staat en je helpt hem met twee, je draait hem naar je toe dan probeert ie je te pakken. En eh… ja dan let je al wel een bietje op van aan het bed trek ik
138
hem omhoog dus dan kan ie daar vastpakken dus dan probeer je er al wel in toe te gaan. De EVV’er is dan ook met hem in gesprek geweest maar het is een man die het toch allemaal vrij moeilijk aan kan geven. En ook in en met zijn dochter in gesprek gegaan en dat loopt eigenlijk nog van eh… ja. Moeten er verder misschien een keer iemand voor hem komen? Dat hij toch zijn gevoelens kwijt kan? Of… Maar dat is allemaal niet eh… Is dat misschien een beetje een combinatie van? Die situatie wordt behandeld en daarbij wordt er preventief gekeken hoe die meneer niet meer… (respondent valt in de reden en gaat verder) Ja dat hij in ieder geval niet meer iedereen pakt die er niet zo van gediend is hè zeg maar. 11. ‘Geef een paar voorbeeldsituaties waarbij jij een MIM of MIC melding zou maken?’ (blijft stil). Ehhhh ja…. Ik zou dat hier in zo’n geval niet gauw doen. Kijk niet met agressie of slaan, dan vind ik het iets anders. Nee ik zou in ieder geval zou ik niet eh zou ik geen melding van maken. Terwijl dat misschien wel moet? Ik vind dat niet zo belangrijk om daar een melding van te maken. Maar dat komt ook omdat ik heb daar niet zo’n moeite mee, zou ik het zo zeggen. Kijk als je een klap beurt of weet ik veel eh… kijk als iemand je pakt ja goed je moet natuurlijk wel weg kunnen. Het is natuurlijk niet zo… ik kan me een situatie voorstellen dat als iemand nog heel mobiel is en die probeert je te pakken, ja dan vind ik het een heel ander verhaal, maar die meneer waar ik het over heb is halfzijdig verlamt, die kan zijn bed niet… die kan helemaal niks! Ja die kan je dan nog wel eens proberen te pakken, maargoed, vervolgens ben ik altijd nog sneller weg en voel ik me daardoor niet bedreigd. Kijk ik kan me voorstellen dat als iemand… hè jou nog wel echt iets aan zou kunnen doen, dan zou het een heel ander geval zijn denk ik. Dan zou je je ook echt bedreigd voelen. Mensen die… de situatie die ik mee gemaakt heb, ja. Dan gaat het zeker niet verder dan ik zou willen. Het is niet alarmerend genoeg? Nee dan zou ik het inderdaad wel melden. 12. ‘Kun je een beschrijving geven van jouw taken binnen deze organisatie? Zie je signalering als een van jouw taken?’ Mijn taken? Wat bedoel je? Van jou professie, als je een takenlijst zou moeten noemen van wat jij nou allemaal precies doet hier op de afdeling? EVV’er bedoel je? Ja precies. Dat EVV’er hoef ik dan toch niet helemaal uit te leggen neem ik aan? Nee, een opsomming van taken, je hoeft geen uitleg te geven. Ja nou goed dan dat EVV-schappen en verder heb ik op het moment weinig taken om me heen, omdat ik met 24 uur 7 cliënten als EVV’er heb dan is dat wel echt de max. En als EVV’er onderhou je de diepere contacten met de cliënten? Ja en dan bereid je voor en besprekingen en met familie hou je contact. Je hebt dan ook nog wel mensen zich zichzelf vertegenwoordigen, maar je hebt ook dat het via de familie loopt zeg maar. Kan ik dat opvatten als dat signalering ook een van jouw taken is? Ja. Ik moet inderdaad als ik een paar dagen vrij ben geweest dan ga ik bij mijn eigen cliënten teruglezen. Ik moet van alles op de hoogte zijn. Je moet je er meer in verdiepen. Dus als je merkt van hee daar staat een paar keer iets over opgeschreven ja dan moet je daar wel iets mee. Dat is niet de taak van de verzorgenden? Ja die behoren het elke keer mocht er een voorval zijn of… ja op een gegeven moment is ook iets bekend en dan hoef je het ook niet dagelijks op te schrijven als er al actie op ondernomen wordt, maar ja iedereen behoord dat wel zelf te doen. En ik zou dan het overzicht moeten houden van ja van de hele hè stel er is iets 5 keer gebeurd en niemand… pikt dat op van dat is een probleem aan het worden, ja dat hoor je als EVV’er wel te doen.
139
13. ‘Welke taken voer je uit in de middaguren?’ Ja dat zijn dan die EVV-taken, die gaan meestal in de middag. Echt we hebben hè als het een bietje klaar is voor zover als het dan eh… als het wat rustiger is ga je dat soort dingen doen. Dus de zorg in de ochtend en de EVV taken in de middag? Ja het loopt ‘tuurlijk wel een bietje door elkaar heen, kijk en nou vanmorgen heb ik een mevruow zoals ik die ook hè dat ik zeg maar EVV’er van ben ja dan ga je wel even iets dieper kijken van eh… dan doe je dat meteen. Maar het dossier werk doe ik meestal in de middagen. Team 14. ‘Waar zie jij macht terug in jouw werk?’ Nou ik vind kijk sowieso… als ik dan als ik het effe een bietje op mijn niveau zou ik maar zeggen, ben je als verzorgende een grote macht over de mensen. Zij zijn allemaal zorgafhankelijk. Mensen voelen dat vaak ook wel. Kijk bijvoorbeeld dat iemand denkt van als ik tegen haar heel vervelend doe of zoiets dan zou dat consequenties kunnen hebben. Dus je zou daar misbruik van kunnen maken. Er zijn ook mensen die daar heel gevoelig voor zijn en dat mensen dan denken van ik zeg maar niks want dalijk mag ze me niet. Offe… sommige mensen dat ook echt zo voelen zo van hee ik ben ook echt afhankelijk van hun. Dus in die zin heb je daar wel macht over. 15. ‘Als je ergens tegenaan loopt op het gebied van grensoverschrijdend gedrag van cliënten, durf je dit dan altijd met je collega’s te bespreken? (stellig) Ja. Hoe, wanneer en bij wie bespreek je dit? Nou ik zou sowieso nou eh… ja we hebben dan meestal rond 11 uur hebben we dan zo’n momentje dat we met elkaar even de dag doorspreken, maar dan ligt het er ook aan van ‘is er wel effe tijd’, want ik vind zoiets moet je niet zeg maar effe af moeten… kijk als je er echt mee zit dan hè, daar moet wel even tijd voor zijn. Ja en ik zou dan voornamelijk wel naar mijn vaste collega’s gaan. Kijk als je dan iemand hebt van de flexpool of een uitzendkracht of… ja… ik vind dan is het vaak ook voor de cliënten iets persoonlijks. Kijk ik kan me dan wel persoonlijk aan gevallen voelen dat ik niet weet wat ik ermee moet maar je moet ook niet zomaar rondbazuinen hè. Een uitzendkracht hoeft niet altijd precies te weten wat er speelt. Ik zou ook mijn coördinator er bij betrekken Wat voor hulp vraag je? Krijg je die hulp ook altijd?’ Als het mij persoonlijk heel erg raakt? Ik denk niet dat ik echt naar hulp zou vragen, maar meer van hebben jullie dat ook en hoe gaan jullie er mee om? En als we het met zijn allen niet weten dat je dan kijkt van wat kunnen we er mee? Moeten we er iets mee? Meer dat denk ik? 16. ‘Als een collega in de briefing met een eigen persoonlijk verhaal komt over iets wat hem/haar dwarszit en/of raakt, hoe reageer je dan? Ik probeer in ieder geval effe te luisteren van god waarom vind hè ik kan me voorstellen dat iemand iets eerder grensoverschrijdend vind dan dat ik dat vind bijvoorbeeld hè dat is ook voor iedereen persoonlijk. Hè, wat kun je hebben, hè, denk ik. Heb je al ooit iets meegemaakt daar in, dat maakt natuurlijk ook verschil. Dat je in ieder geval wel luistert en niet zegt van ‘Ja dat doet ie altijd’, je moet er niet overheen stappen. Je moet het wel serieus nemen als iemand er mee komt. Wat je zou kunnen doen is van ja ik doe het op deze manier of ik ga er zo mee om. En dan wil dat nog niet zeggen dat het dan voor iemand opgelost is. Kijk blijft iemand er mee zitten ja dan zullen ze daar zelf stappen op moeten ondernemen denk ik. Hè van ja, weet ik veel, met de psycholoog praten? Die loopt ook regelmatig op de afdeling rond.
140
Hoe spreek je iemand aan op een onprettige samenwerking? ‘ Ja dan krijg je een beetje die standaard regeltjes hè, praat vanuit jezelf, waarom jij iets vervelend vind, hè, meer dat. Probeer in ieder geval duidelijk aan te geven wat dat met jou doet, in plaats van ‘wij vinden allemaal dat’. Dat vind ik wel altijd moeilijk, ligt er natuurlijk wel aan welke collega het is, bij sommige collega durf je alles makkelijk bespreekbaar te maken maar bij sommige collega’s denk je van pff laat maar zitten. Want als iemand dan niet naar jou luistert en meteen zo iets heeft van jij doet ook dit of zus, ja dan ben ik al minder geneigd om heel snel iets te zeggen. Maar ik durf over het algemeen wel iets bespreekbaar te maken als iets niet lekker loopt, niet zo’n moeite mee. 17. ‘Wordt er iets aan teambuilding gedaan?’ Dat hebben we… ja… Zo regelma… ja… sowieso een keer per jaar dat we zo’n dag of eh... afgelopen jaren hebben we dat in ieder geval gedaan. En verder eh… niet bewust teambuilding maar wel als eh… gaat er iemand weg dat we in ieder geval wel met het team een etentje doen of zo. Maar ja dan is het wel aan iedereen persoonlijk van doe je er wel of niet aan mee. Kijk zo’n teambuilding dag is toch wel min of meer verplicht. We hebben het nou 2 keer gehad en dan is het in principe wel de bedoeling dat je er dan bij bent. Maar kijk als iemand niet wil dan hoef ik me er niet mee te bemoeien dat is dan toch meer voor de manager.
141
Bijlage 4: Eerste labeling van de interviews Citadel Grenzen Oorzaken en definities van grensoverschrijdend gedrag ‘De oorzaak.. Die behoefte eraan denk ik, hoe dan ook ja. Ik weet niet wat een andere oorzaak is, ik denk gewoon behoefte aan. Het is gewoon natuurlijk, biologisch, een basisbehoefte. En iedereen heeft er behoefte aan.’ (interview 7) (over de definitie van grensoverschrijdend gedrag) ’Wat ik te ver vind gaan.. Als ik bijvoorbeeld bezig ben met verzorgen en hij pakt je beet ofzo. Als je aan hebt gegeven dat je het niet prettig vindt en hij gaat gewoon door. Ik kan wel beter tegen opmerkingen dan aanrakingen’ (interview 8) (over de oorzaak van grensoverschrijdend gedrag) ‘’ Ja ik weet niet hoe iemand in zijn leven heeft gestaan. Ja.. de ene is echt heel eh.. ja ze zijn ook allemaal langdurig ziek. En ik zie dat ze dan eh.. misschien iets tekort komen ofzo? Ja, altijd maar op bed liggen en niks doen en dat dag in en dag uit.. eenzaamheid en mensen willen aandacht.’ (interview 8) (over de oorzaak van grensoverschrijdend gedrag) ‘Ik heb er weleens over nagedacht, van misschien was die meneer anders in het leven, een andere geschiedenis. De ene geeft helemaal niks om seks en de ander wel ja. Die verschillen blijven er wel.’ (interview 8) (over een situatie waarin in het bijzijn van de verzorgende werd gemasturbeerd) ‘Maar dat was voor mij de grens. In mijn bijzijn.. hier voelde ik mij ook gigantisch opgelaten! Ik kon er ook helemaal niks mee.’ (interview 9) (over de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag) ‘In zijn algemeenheid? Ja goed, kijk, ik denk dat seksuele behoeften sowieso niet verdwijnt, die mensen blijven die behoefte houden. En merendeel heeft niet aangeboren hersenletsel.. ja, waarschijnlijk moet je het in die hoek gaan zoeken. Seksueel ontremd gedrag is daar denk ik wel een gevolg van is. Het zal gecombineerd zijn met de altijd blijvende behoefte. En mensen hebben dat gewoon niet meer in de hand.’ (interview 9) (over de definitie van grensoverschrijdend gedrag)‘Ik vind dat eigenlijk per bewoner is dat verschillend. Er zijn bewoners die mij een keer aanraken en dan kan ik dat hebben. Maar er zijn ook bewoners waarbij ik dat niet wil.’ (interview 10) (over de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag) ‘Ja ik heb dat dus, sinds jullie daar mee bezig ben wel zitten aandenken he. Je komt daar wel bij een bewoner doordat ze een CVA hebben meegemaakt, maar dan denk ik ook weleens van.. Meneer c. die weet heel duidelijk, dan maak ik hem duidelijk, meneer, ik ben daar niet van gediend ik wil gewoon niet dat je dat doet. En dat hij dat weet dan kijkt hij me aan van ojah, dat wil jij gewoon niet en dan doet hij dat ook niet. Terwijl dan bij andere collega’s dan doet hij het wel. Dan denk ik ook van, hoe kan dat dan? Dan heb ik zoiets van.. ik geef duidelijk mijn grenzen aan bij hem, dus dat hij dat dan weet zij wil dat gewoon niet. Zij is daar niet van gediend dus dan doet hij dat niet. Dan hoor ik andere collega’s van eh, ik stond erbij en hup een hand op de billen. Dan denk ik ook van.. ja.. ligt dat echt aan die CVA of iets met de hersenen, dat daar.. iets gebeurd is natuurlijk..’ (interview 10) (over cliënten die een erectie krijgen tijdens de verzorging) ‘Nee, ik zie dat niet als grensoverschrijdend gedrag, die gevoelens zitten er, die heeft iedereen. Dat is mijn mening hoor, ieder mens verlangt naar seks en bij sommige mensen blijft dat gewoon terugkomen. De een heeft tot zijn 50e seks en de ander tot zijn 80e. maar ze moeten wel weten hoever ze die grenzen laten gaan.’ (interview 11) (over de definitie van grensoverschrijdend gedrag) ‘Ja als ik me echt heel erg ongemakkelijk ga voelen in bepaalde situaties. Dat ik mezelf eigenlijk gewoon beetje verlies zeg maar ja dan denk ik dat je er wel over kunt praten. Dat is voor mij denk ik een beetje het gevoel.’ (interview 13)
142
(over de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag) ‘Ja ik denk dat mensen toch bepaalde…. Eh… Ja als je het dan over seksualiteit hebt misschien dat mensen toch bepaalde wensen of behoeftes hebben die hier niet bevredigd worden zeg maar. Maar het kan soms ook uit onmacht hè, dat mensen boos worden of… eh… ja op die manier over je grenzen heen gaan. Dat ze je kwetsen of zo, meer dat gevoel.’ (interview 13) (over de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag) ‘Er zit wel een reden achter waarom die iets doet hè, en dat wil niet zeggen dat je het dan goed moet vinden maar dan… ja dat maakt wel verschil dan denk ik.’ (interview 13) Grenzen aangeven, fysiek en verbaal ‘Ja, dat moet ik ook leren. In het begin is het moeilijk voor mij om te zeggen afblijven, omdat ik die persoon nog niet zo ken. Ligt eraan hoe ik iemand ken, want je wil ze toch als koning behandelen. Maar koningen hebben ook regels(gelach).’ (interview 7) ‘Ik zal proberen om naar beide kanten te kijken, maar ik kijk ook naar hoeveel keer. Met een en twee keer oké, maar als het vaker is dan kom ik voor me op.’ (interview 7) ‘Door zeggen en ook door houding hoor. Ook omdat ik heel moeilijk in het praten ben. Ik zeg ook wel in theorie maar in de praktijk is het wel moeilijk hoor. Ik zeg wel nou is het genoeg. Maar mijn houding, ligt eraan, als ik echt geschrokken ben..’ (interview 7) ‘Ja, ik zeg het gewoon meteen: wil je ermee ophouden?’ (interview 8) (over lichaamstaal in grensoverschrijdende situaties) ‘Ja, daar houd ik wel rekening mee dat er iets kan gebeuren dat ik het tegenhoud. Meestal laat ik niet merken, ik ga niet boos aan het bed staan. Ik geef het echt met woorden aan.’ (interview 8) (over het aangeven van grenzen) ‘Ikzelf ben altijd erg terughoudend in lichamelijk contact daar waar het niet nodig is. Ik zou niet zo makkelijk knuffelen met bewoners ofzo. Als man zijnde denk ik dat je daar sowieso je eigen grenzen heel goed in de gaten moet houden.’ (interview 9) (over het aangeven van grenzen) ‘Als ik het niet prettig vind dan stap ik eruit en bescherm ik mezelf.’ (interview 9) (over de manier van aangeven van grenzen)’Ja ik geef wel mijn gevoel aan, dat ik er inderdaad niet van gediend ben. Ik heb zoiets van, het is mijn lichaam. Dan zeg ik tegen hem, ik ben daar niet van gediend, ik wil niet dat jij dat doet. Ik vind dat niet prettig. De gezichtsuitdrukking zie ik niet. En als hij het blijft doen dan zeg ik, meneer als je het nog een keer doet ga ik iemand anders zoeken en die gaat je verzorgen ik vind het gewoon echt niet fijn. En dan stopt hij ook wel.’ (interview 10) (over de grenzen fysiek aangeven) ‘Wel dat ik zijn hand weghaal inderdaad. Van, meneer, leg hem dan maar hoger neer, dat hij echt op mijn rug ligt die hand. Dat ik het zo zeg, maar niet dat ik zoiets heb van.. wooh.. als ik sommige soms zie dan komt hij eraan en dan deinzen ze al achteruit. Nee, ik denk dat dat voor hem ook niet prettig is als iemand dan meteen eh.. zoiets van hebt van oh help, wat gaat hier nu gebeuren.. dat hij dan zoiets heeft van, ik mag niks. Nee. Maar dan pak ik zijn hand inderdaad en die leg ik dan.. van nou he.. daar kun je hem wel neerleggen.’ (interview 10) (over het onderscheid tussen eigenbelang en het belang van de cliënt in eht grenzen aangeven) ‘Een combinatie van beiden denk ik. Ik kan me best gewoon voorstellen hè dat er soms bepaalde agressie opgewekt wordt, of bepaalde andere gevoelens, dan denk ik hè, tot op zeker hoogte vind ik dat je daar wel begrip voor moet hebben, maar van de andere kant mag je ook je grenzen aangeven, van ja dit gaat me te ver of eh…‘(interview 13) Grenzen niet aangeven ‘Ik zou doen alsof ik het niet gezien heb.. Ik weet niet of het niet mag, iedereen heeft rechten. Ja, ligt eraan wat regels zijn en welke ruimte.’ (interview 7) ‘In het begin wel. Bijvoorbeeld als je iemand zit te wassen en die meneer mankeert niks, die meneer kan lopen enzo en als je die meneer dan wast. En als je dan die meneer zijn geslachtsdeel wast en die meneer zit dan te kreunen, ja voor mijn gevoel durf ik hem dan niet aan te kijken weet je wel. Een beetje schaamte, een beetje doen of je gek bent en gewoon verder gaan.’ (interview 8)
143
(over het niet aangeven van grenzen) ‘Het is weleens inderdaad dat je zoiets hebt van, he, die hand ligt toch op je billen.. Maar niet dat ik daar een vervelend gevoel bij had, maar op een gegeven moment heb je zoiets van: dat gebeurt wel heel vaak. Dan zeg je ho eens, het gaat opvallen, maar niet dat ik een rot gevoel had of ik er niets mee doe.’ (interview 10) (over het niet aangeven van grenzen) ‘Ja dat zal vast een keer gebeurd zijn, maar niet iets wat me bij is gebleven. Dat ik me zo ongemakkelijk heb gevoeld of eh…’ (interview 13) Grenzen aangeven, gekoppeld aan aandoening van de cliënt ‘Uhm.. nou iemand die langdurig ziek is, dan moet je het gewoon een paar keer zeggen en duidelijk goed in de ogen kijken. En dan merkt en ziet hij aan jouw spraak dat je toch wel serieus bent. Ik geef het wel duidelijk aan, maar soms denk ik ook van.. er zijn meerdere mensen die die beperking hebben en waarom heeft die ene het wel en de rest dan niet.’ (interview 8) ‘Ja, het niveau van de bewoner, daar probeer je je op in te stellen. Ik denk dat ik duidelijk en korter kan zijn bij iemand die gewoon wilsbekwaam is en directer kan zijn, dan bij iemand met een CVA ofzo. Want ik weet niet wat daar neurologisch allemaal aan de hand is. Zo zou ik dat doen.’ (interview 9) ‘Er is geen verschil in voor mij. Ik denk niet dat, ik laat het niet gebeuren, omdat ik ze al ken. Het ligt aan je intonatie, hoe je het brengt.’ (interview 11) ‘Ja… als iemand volledig eh… ja dan kun je echt beter wat afspraken mee maken of gewoon dingen uitleggen. Iemand die een beetje CVA of dementie eh.. ja dat is soms wat moeilijker over te brengen van eh… van eh ja dat probeer je dan natuurlijk wel van eh… maar ja als je echt iemand hebt die dementerend is dan eh… ja.. dan eh… dan gaat het toch wel een beetje meer in zijn gedrag terug zitten. En je kunt hem dan nog wel als… corrigeren dan op dat moment, maar dat moet je dan ook gewoon doen en dan eh… ja…’ (interview 12) (over het grenzen aangeven bij iemand op de PG-afdeling) ‘Kijk op een PG afdeling ga je daar heel anders mee om. Dat wil niet zeggen dat je dan alles goed moet vinden wat ze doen, maar het heeft geen zin om hier heel diepgaand met mensen over in gesprek te gaan denk ik. Mensen hier of tenminste dan de mensen die dan cognitief goed zijn, dan kun je er ook echt wel over praten zo van god waarom en eh… maar bij een PG hoef je dat niet te doen. Dan zul je misschien ook wel een antwoord krijgen, maar dan moet je denk ik meer op het eh… wat je ziet afgaan dan eigenlijk de gesprekken die je daar over hebt. Denk ik.’ (interview 13) (over het minder streng de grenzen aanhouden bij mensen op de PG-afdeling) ‘Ik denk dat je daar eh ja, dat je dan meer zoiets heb van die weet het niet eh… dat je het makkelijker accepteert denk ik.’ (interview 13) Gewenning ‘In het begin heb ik weleens het gevoel dat ik mijn gevoelens aan de kant moet zetten, maar nee.. ik denk ook dat je er vanzelf aan went. Alles moet je in het begin aan wennen.’ (interview 7) ‘Uhm.. (stilte) ik denk dat ik er zegmaar bij bepaalde mensen, denk ik van goh he.. we zijn nu in zon situatie, kan gebeuren he.. dan kan ik wel begrijpen en indenken van he.. de situatie daar word ik niet zo boos om. Maar bij bepaalde mensen die wel kunnen lopen. Ja, dat vind ik wel een beetje meer eh.. het hangt van persoon af..’ (interview 8) (over gewenning aan grensoverschrijdend gedrag) ‘Nee. Je gaat er niet aan wennen. Je moet elke keer toch weer.. ik heb al diverse gesprekken gevoerd de afgelopen jaren.. je went er niet aan, je moet elke keer weer opnieuw erin duiken.’ (interview 9) (over gewenning aan grensoverschrijdend gedrag) ‘Ja, wennen.. Ja, dat is een lastige. Ik wou net zeggen. Ja, dat went eigenlijk nooit. Dat.. maar ik zeg al, het verschilt per bewoner. Maar als hier dalijk weer een andere bewoner komt die dat doet waar ik zoiets bij heb van, nee dat wil ik niet, ja, dat went nooit. Nee, wat ik al zeg.. het is mijn lichaam en, ja.. ik wil niet dat jan en allemaal mij zo vastpakt dat ik zoiets heb van.. wat ik al zeg van, van dit wil ik niet. Nee.’ (interview 10) (over gewenning aan grensoverschrijdend gedrag) ‘Ik vind tot op zeker hoogte dat het er wel een beetje bij hoort en dat je eh… ja… dat vind ik op zich ook niet zo erg.’ (interview 12)
144
(over gewenning aan grensoverschrijdend gedrag) ‘Nou wennen niet, ik denk wel dat als ik het ga verlijken met eh… hè toen ik zelf jonger was, dat je er meer moeite mee had als nu. Maar dat is denk ik meer omdat je zelf volwassener bent geworden en dat je ja meer eh… je kunt verplaatsen in de cliënt denk ik, dat dat ook wel zeker verschil maakt.’ (interview 13) (over gewenning aan grensoverschrijdend gedrag) ‘En ook uit voor jezelf eh… dat je ook duidelijk hebt van ja waar komt het vandaan. Dat het niet alleen is van dat de mensen vervelend willen doen, of jou persoonlijk iets aan willen doen of willen pakken of net hè net hoe je het dan noemt, maar dat er ook een reden achter zit waarom iets gedaan wordt… en daarom ga je er denk ik anders mee om dan eh… zeg maar 15 jaar terug of zo.’ (interview 13) Rekening kunnen houden met de eigen gevoelswereld ‘Het is meer wennen dan gevoelens aan de kant zetten.. dan wordt het meer vanzelfsprekend, en voor de bewoners ook. Kijk, het is nooit fijn om jouw lichaam te laten zien aan een vreemde, dus is het ook fijn als je met vaste mensen werkt. Ik moet me altijd bedenken alsof ik op hun plaats sta, hoe ik mij zou voelen. En ja, bijna iedereen moet je heel het lichaam wassen, zou ik heel frustrerend vinden. Ik zou dat moeilijk vinden, maar als je ziek bent heb je toch andere prioriteiten.’ (interview 7) (over het uitschakelen van de gevoelswereld tijdens het werk) ‘Nee, het is gewoon wennen aan de situaties.’ (interview 8) (over het uitschakelen van de gevoelswereld tijdens het werk) ‘Ja, ik heb wel zoiets van, ik moet wel bij mezelf blijven. Het is niet zo dat ik zoiets heb van, ooh, die bewoner die wil dat graag, of.. he.. nee.. dat ik het dan maar toelaat zegmaar.’ (interview 10) (over het uitschakelen van de gevoelswereld tijdens het werk ) ‘Ja ik heb wel het idee dat je gewoon jezelf eh… kan zijn. En eh… ook je gevoel daarin volgt en ja als er iets is kun je het altijd ehm bespreken met het team.’ (interview 12) (over het uitschakelen van de gevoelswereld tijdens het werk) ‘Ik kan wel situaties noemen waarbij iemand bijvoorbeeld echt boos of dat soort dingen, dat zou je misschien in de privésfeer niet pikken. Maar ook op seksueel gebied wel… Ja ik denk dat als ik bijvoorbeeld op straat loop of in een café en iemand pakt me bij mijn billen dan accepteer ik dat niet, maar als dat hier gebeurd dan is, is het niet meteen van eh… PAM (maakt vuist en mep beweging), dus er zit wel degelijk verschil in. Zeker wel. Ik kan er best wel wat in hebben, laat ik het zo zeggen.’ (interview 13)
145
Cliëntspecifiek Het behandelen van een grensoverschrijdende situatie(rekening met medebewoners) ‘Dan zeg ik gewoon, meneer wilt u dat niet doen, dat vind ik niet fijn. Gewoon duidelijk een paar keer en goed aankaarten.’ (interview 8) (over het bespreken van de situaties) ‘Ik laat het bij het grenzen aangeven, ik bespreek het niet echt. Ik vind dat ik niet bevoegd ben om het daarover te hebben, zie het niet echt als mijn functie. Ik overleg het wel met mijn collega’s.’ (interview 8) ‘Ik zou in eerste instantie als ik zoiets zou horen van collega’s, dan zou ik het van meerdere collega’s willen horen, ik ga niet uit van twee opmerkingen. Als ik het zelf ervaar en merk dat het echt zo is dan ga ik met die persoon in gesprek op niveau. Wanneer dat niets uithaalt, tussendoor koppel ik alles terug binnen het team, dan kom je op een besluit van goh, ga ik de eerste contactpersoon inschakelen? Want op een gegeven moment gaat de zorg tekort komen en gaat het een keer escaleren. Eerlijkheid duurt het langst en je kunt je ogen wel sluiten maar op een gegeven moment komt het toch wel op tafel.’ (interview 9) (over het reageren op een situatie) ‘Mijn grenzen aangeven bij die bewoner. En dan ook wel op een gegeven moment vragen van waarom ze dat doen. Maar dan krijg ik geen duidelijk antwoord waarom ze zoiets doen, van ja he, dat vind ik fijn of.. dat doe ik, omdat.. dus dan, ja. Dan leg ik ook uit van he, ik wil dat gewoon niet.’ (interview 10) (over het rekening houden met medebewoners) ‘ja, ik zou dus de bewoners apart nemen, waar het mee gebeurt. Niet in de open ruimte, want stel dat de medebewoners niks in de gaten hebben. Dat die niet in de gaten hebben dat er iets gebeurt. Dan vind ik dat ook zo klinken van he, foei dat mag niet. Dan zou ik ze inderdaad toch apart nemen. Ik vind niet dat ik dat in de volle hoop moet doen. Er zijn inderdaad bewoners die er dan op terug komen en dan ga ik met die bewoners in gesprek. Maar vaak is dat dan ook als ze dat doen als ze alleen zijn, merk ik. Dan komen ze er zelf op terug, van he, dat kan toch helemaal niet. Het is vaak dan wel als ze inderdaad alleen zijn met mij, dat ze dan erop terug komen.’ (interview 10) (over het reageren op een situatie) ‘Dat gebeurt bij mij niet. Ja, net wat ik zeg. Kijk, wij weten het van tevoren, bij wie je dat kunt verwachten. En daar moet je zelf gewoon goed op gefocust zijn.’ (interview 11) (over het reageren op een situatie) ‘Iedereen is verschillend natuurlijk, maar wat ik doe doe ik met liefde. Hoe een rotdag je ook hebt, mensen verdienen dat niet. Je zou je voor moeten stellen dat jij daar ligt, dan zijn er dingen die ik vind dat je ziet dan denk ik, waarom doe je dat. Zo ben ik, ik kan dat niet aanzien.’ (interview 11) (over het reageren op een situatie) ‘Dan hebben meestal de EVV’ers dat die dan in gesprek gaan met eh de bewoner. Soms is dat ook wel moeilijk om er echt eh… ja… duidelijk te maken aan iemand. Dat er eh bepaalde dingen niet kunnen. Of ja of ze weten het wel maar ze hebben zoiets van eh… Ja.. dat ze gewoon hun eigen gang gaan, dat kan ook natuurlijk. Ja ik zou het ook wel kunnen doen maar ja ik ben dan ook niet degene die als eerste eh…. mee aan de slag gaat zeg maar eh.. ik ben hier ook nog niet zo heel lang dus…’ (interview 12) (over het reageren op een situatie) ‘Dan eh.. nou ja. Dan eh… overleg je met je team van hoe je er mee om gaat en daar dat het dan veel gebeurd dan kun je daar afspraken over maken of over je eh… hoe je er mee om gaat. Dat is het een beetje. Dan is er wel onderling… dan wordt er wel veel over gehad hoe je daarmee om gaat. Maar ik weet niet zeker of ze daar wel echt een eh… iedereen gaat er toch op zijn eigen manier een beetje mee om heb ik het idee. Dat wel. Dus er wordt wel veel over gepraat hoe je er mee om kan gaan, maar er is niet echt een lijn van eh… zo gaan we het doen.’ (interview 12) (over het reageren op een situatie) ‘Ik geef dat dan wel ook aan, van god, ik vind dit niet prettig wat u nu… dat u mij probeert te pakken of eh… dat u mij daar aanraakt of... Dan geef ik dat wel terug. Zo van eh… Mijn gevoel daar in. Nee op dat moment zelf zal ik dat wel doen, ja.’ (interview 13)
146
(over het rekening houden met medebewoners) ‘Ja dat hebben we dan met die familie afgesproken van nou tot op zeker hoogte accepteren hun, dan hebben we wel afgesproken dat we ze daar dan wel op een subtiele manier op aanspreken. Dan neem je ze inderdaad wel even apart van moet je luisteren hè, prima dat jullie die behoeftes hebben en dat jullie dat samen willen, helemaal goed, maar dan moet je niet in een volle huiskamer… Dat iedereen daar mee van kan genieten. Je probeert dat wel een beetje op een eh… ja andere mensen hoeven niet alles te weten wat er speelt hè.’ (interview 13) Achterhalen van wensen ‘Ik weet het niet.. Dat vind ik toch te privé, ik zou daar nooit over.. dat vind ik gewoon, ja.. als iemand aan mij vraagt over die dingen zou dat voor mij ook moeilijk zijn. Ik vind dat te privé. Ik bespreek het liever niet.’ (interview 7) (over het achterhalen van wensen van de cliënt) ‘Nee, dat doe ik niet. Ik spreek er niet met ze over.’ (interview 8) (over wanneer cliënten zelf met wensen over seksualiteit zouden komen) ‘Dat zou ik serieus nemen en opschrijven.’ (interview 8) (over achterhalen van wensen van cliënten) ‘Dat is moeilijk, want wij hebben wel interviews bij opnames met de mensen, maar daar komt dit toch niet echt uit.. Uhm.. Het is vaak een ondergeschoven kindje. Vaak kom je erachter op het moment dat er iets begint te broeien op dat gebied. Ik doe het door op dat moment echt de behoeftes te peilen, als er opmerkingen of aanrakingen komen, dat kan heel simpel strelen zijn ofzo. Als dat 1 keer gebeurt kan dat per ongeluk zijn, maar als het meerdere keren gebeurt dan moet er toch een belletje gaan rinkelen, dus op die manier kom je daar wel achter. Mensen zullen het niet makkelijk uit zichzelf zeggen..’ (interview 9) (over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Ik zeg al, ik heb dat eigenlijk nog niet gedaan een wens dan van een bewoner.. die behoeftes zullen er zijn bij de mannen, maar ja.. en misschien ook de vrouwen, maar hoe ik dat dan zou aanpakken. Ik zou niet weten dan van.. of inderdaad, van goh he.. hoe had je dat he.. willen zien, of.. heb je daar behoefte aan? Ik zou het wel heel moeilijk vinden, maar.. nee, ik denk wel om de bewoner zelf vragen van hoe zou je dat willen zien, zo’n behoefte? Hoe zou dat ingevuld kunnen worden voor jou?’ (interview 10) (over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Dat ligt aan de persoon. Maar ik vind dat wij niet degene zijn die zeggen van, dat kan hier niet meer gebeuren. Daar heeft iedereen een andere mening over. Het zijn toch mensen die een soort verliefdheid, die toch die behoefte heel sterk hebben. Er zijn mensen die zeggen van, ik vind dat niet kunnen. Hoe oud je ook bent, seksualiteit is er gewoon, maar niet bij ons. Niet dat ze het bij ons kunnen doen, daar gaat het om. Wij zijn er puur voor de zorg, en wij kunnen ze op andere gebieden aandacht geven.’ (interview 11) (over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Ik blijf erbij. Die gevoelens kunnen wij niet voor mensen wegstoppen dat we zeggen van, hallo.. dat kan ik niet, vind ik heel moeilijk. Inderdaad als het zo is wordt het uitvoerig besproken. Dan komt er een gesprek met de psycholoog hoe we er mee om moeten gaan.’ (interview 11) (over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Nou niet zo eh… inderdaad eh… grenzen aangeven dat doe ik dan nog wel maar niet echt eh… ik heb nog niet echt zo’n gesprek gevoerd van hoe sta je dr in en hoe eh… ja.. wat het gevoel bij die mensen is. Of dat ze nog ja… of dat ze nog.. eh.. of dat ze het eng vinden. Maar eh… ja. Misschien als je wat meer bewoners wat eh… beter kent of zo… ja ik ken ze op zich wel goed maar… ik heb eh… ik ben inderdaad niet degene die dat dan als eerste dat ehh.. aankaart of zo.’ (interview 12) (over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Je kunt er rechtstreeks naar vragen Ja toch meer op de mens af vragen gewoon, ja dat is niet… dat klinkt heel makkelijk en het is ook niet zo dat mensen dan meteen zeggen van ‘oh ja dat heb ik’ en eh… dat kunnen mensen vaak bij ons ook niet hè. Die gevoelens liggen natuurlijk toch ook anders door alle dingen die ze in de hersenen mee hebben gemaakt. Dan is de situatie natuurlijk helemaal anders dan dat het vroeger was zeg maar.’ (interview 13)
147
(over het achterhalen van de wensen van een cliënt) ‘Ja dat wordt wel meestal wordt dat de EVV’er dat dan op zich neemt, kijk niet dat iedereen te pas en te onpas bij die cliënt gaat vragen van nou wat zou je willen en eh… als EVV’er heb je dan toch vaak al een bepaalde band wel met de mensen als het goed is. Ik vind niet dat iedereen dat maar te pas en te onpas een diepgaand gesprek over eh… tenzij die mensen dat zelf aangeven natuurlijk.’ (interview 13) Machtsverhoudingen ‘Ik zie macht, ik als medewerker, als ik bijvoorbeeld iemand van bed wil halen om half tien en dan willen ze niet, dan doe ik het toch, want het kan niet wachten. Dat zie ik wel als macht.’ (interview 7) ‘Soms proberen ze je ook te dwingen om iets te doen, dat noem ik macht. Ook dat ze afhankelijk zijn soms wel. (interview 7)’ ‘Die cliënten.. Ja is zo moeilijk om vertellen.. Tuurlijk afhankelijk door ons, want sommige kunnen niet zelf naar WC. En wij moeten helpen en dan soms vijf mensen gelijk gebeld en wij kunnen niet alle plekken tegelijk. Is weleens gebeurd dat mensen kwaad zijn dat mensen op wc moet wachten.’ (interview 7) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Eigenlijk niet. Ik zie niet echt machtsverschillen.’ (interview 8) ‘Macht.. (stilte) Als eh.. Verzorgende.. heb je altijd een machtspositie ten opzichte van je bewoner, dat scheelt zeker. En eh.. dat is niet goed, maar het is wel de valkuil voor de hulpverleners. En daar moet je je heel goed van bewust zijn. Ik zie weleens figuurlijk gesproken met een wijzende vinger boven iemand staan. En dan denk ik van, hallo, daar zit zestig jaar verschil tussen.’ (interview 9) ‘Dat is de valkuil, de houding die je aanneemt. Als iemand ligt en jij staat aan bed dan heb je sowieso een verschil. Mensen zijn geheel van jou afhankelijk. Mijn ervaring is dat je vaak meer bereikt met een gesprek op basis van gelijkwaardigheid. Maar het gebeurt. En vaak niet eens altijd bewust, vaak ook onbewust, maar het gebeurt wel.’ (interview 9) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Als ik een aantal keren ben aangeraakt wat ik niet wil, dat ik dan zeg: dit is de laatste keer of nog een keer en dan ben ik weg. Dat vind ik wel een stukje macht, dat ik kan zeggen tegen de bewoner van, ik verzorg u nu niet verder. Dat ik zoiets heb van, nee dat wil ik niet.’ (interview 10) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Ik vind dat woord macht zo moeilijk. Eigenlijk heeft ieder zijn eigen taak, maar toch staat er altijd iemand boven jeen daarboven weer.. ja.. ik zie dat niet als macht.’ (interview 11) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Je bent er voor de mensen, om die liefdevol en.. dit is het laatste stationnetje. Hoe iemand ook is, of iemand chagrijnig is of wat dan ook. Jij moet steeds het zonnetje zijn. Als ik een slechte dag gehad heb of ik kom ’s morgens binnen en heb een slechte nacht gehad, ik kan dat niet op de cliënt uiten. Je moet lief en zorgzaam zijn, daar ben je voor.’ (interview 11) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Ja je hebt sowieso altijd een machtsverhouding als je aan het bed werkt. Als je… Ja je hebt toch eh.. een bepaald eh… wat eh…. ja hoe je iemand helpt en eh.. wanneer je iemand helpt. Ja dan heb je toch soort van eh.. onbewust toch soort van machtspositie. Je bepaalt toch gewoon voor een deel hoe de dag van iemand er uit ziet. Je probeert het wel zo goed mogelijk eh… naar eh… zorg op maat zeg maat te geven maar, je hebt toch een soort van eh… ja… machtspositie noemen we dat dan een bietje.’ (interview 12) (over het terugzien van machtsverschillen in het werk) ‘Als verzorgende heb je een grote macht over de mensen. Ze zijn allemaal zorgafhankelijk. Cliënten voelen dat ook wel. Bijvoorbeeld dat iemand denkt van als ik tegen haar heel vervelend doe of zoiets dan zou dat consequenties kunnen hebben. Daar zou je misbruik van kunnen maken. Er zijn ook mensen die daar heel gevoelig voor zijn en dat mensen dan denken van ik zeg maar niks want straks mag ze me niet. Of dat sommige mensen dat voelen zo van hee ik ben ook echt afhankelijk van hun. Dus in die zin heb je daar wel macht over.’ (interview 13)
148
Organisatie Beleidsplannen en protocollen ‘Ik weet niet of er een protocol is, ik heb het nog nooit gelezen.. Misschien wel, misschien niet, ik ben ook altijd bezig met mijn opdrachten.. Sommige protocollen zijn ook moeilijk om te vinden. Ik weet niet of die er zijn. Er wordt nooit over gepraat.’ (interview 7) ‘Ik weet wel dat ik een leidinggevende, dat ik daar wel terecht kan bij een grote situatie, maar gewoon kleine dingen bespreek ik gewoon een evaluatie. Er is niet echt een stappenplan ofzo..’ (interview 8) (over het bestaan van een protocol) ‘Dat is er. Sterker nog, we hebben een vertrouwenspersoon. Ik ken de heer of mevrouw niet. Ik denk dat ik wel weet hoe ik ze kan bereiken, maar vraag me niet hoe het protocol in elkaar steekt, en dan zou ik moeten gaan zoeken. Weet je, vaak doe je zulke dingen ook op je gevoel en op je ervaring. En natuurlijk is het verstandig om een protocol te hebben, maar je kunt niet bij alles protocollair handelen. Je zal het vaak verstandelijk moeten doen bij iemand. Dus het zal er best zijn, maar ik weet het niet. Ik gebruik het niet in ieder geval.’ (interview 9) (over het bestaan van een protocol) ‘Ik heb dat nog nooit opgezocht.. Ik meen wel dat ik ooit zoiets gehad heb waar dat in staat en dat je een vertrouwenspersoon hebt. Maar er zijn geen specifieke stappen waarvan je zegt.. die kan ik dan inzetten van goh wat moet ik ondernemen..’ (interview 10) (over het bestaan van een vertrouwenspersoon) ‘Ik weet dat er een vertrouwenspersoon is, maar ik zou dan eerst toch met collega’s erover hebben. Of de afdelingsmanager.. Dat als het echt inderdaad mijn grenzen te ver boven gaat, dat ik zoiets heb van, dit gaat te ver.’ (interview 10) (over het bestaan van een protocol) ‘Ja er zijn wel protocollen voor om je eh.. ja die ken ik ook niet echt uit me hoofd ofzo… Ja er zijn wel eh… ja in ieder geval benaderings eh… wijzen van ook eh… naar bewoners toe dat staat dan in hun map en zo. Heeft er ook wel een beetje mee te maken. Dat soort dingen. Ja er zijn ook wel protocollen voor… ja die kun je dan gewoon ja ehh lezen als je dat wil.’ (interview 12) (over het bestaan van een protocol) ‘Dat weet ik niet, maar dr is wel een protocol over seksualiteit. Ik moet zeggen dat ik ze al heel lang niet meer door heb gelezen maar die blijkt er wel te zijn.’ (interview 13) Behandelen van voorgedane situaties versus preventie (over preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag) ‘Ik denk dat eh.. ja.. niet echt iedereen daarmee bezig is. Zoals ik het meer, zover ik het weet wordt er niet echt aandacht aan besteed. We spreken er wel over en zetten het in het dossier.. maar eh.. niet meer dat we daar professionele hulp bij zoeken.’ (interview 8) (over het niet voorkomen van preventie) ‘We hebben dan ook nooit, tot op heden nog niet, de tijd in gestoken om te ontdekken wat de eventuele behoeften van deze mensen zijn. Er wordt bijna niks aan preventie gedaan.’ (interview 9) (over het niet voorkomen van preventie) Ik denk dat we niet echt me preventie bezig zijn.. van.. he, hoe kunnen we dit gaan oplossen? Maar er gebeuren die situaties en dat wordt besproken onderling. Maar niet dat we echt preventief daarmee bezig zijn, van he.. hoe kunnen we dit voorkomen? Hoe kunnen we aan die behoeftes voldoen voor de bewoners?’ (interview 10) (over behandelen en preventie van situaties) ‘Ik denk dat er dan meer gepraat wordt over wat er gebeurd is, maar goed automatisch ga je dan ook kijken van wat kunnen we er aan doen, moeten we er iets mee? Moeten het er met familie over hebben? Dus het is niet van, je gaat het er wel over hebben wat er is gebeurd maar ook van wat moet je daar mee.’ (interview 13)
149
Het maken van meldingen ‘Ik heb wel van MIM/MIC-meldingen gehoord alleen nooit meegemaakt of moeten melden. Heb nog nooit een melding gemaakt.’ (interview 7) ‘Ik geef het wel door, maar of er iets mee gedaan wordt.’ (interview 8) (over het melden van een bepaalde situatie) ‘Zo’n situatie zou ik in eerste instantie melden. Maar meer om het breed onder de aandacht brengen. Die meneer was ook getrouwd, dus dat stukje probleem los je er niet mee op, maar je vraagt er wel aandacht voor. Dus in dat opzicht zou ik het doen, das een voorbeeld.’ (interview 9) (over het melden van situaties) ‘Ik weet niet of ik meteen een melding zou maken.. ja.. ik denk dat ik dat ook zou overleggen dan met collega’s en dan ook wel een zorgcoördinator of teammanager zou betrekken van, wat moet ik hier mee.’ (interview 10) ‘Ik zou niet in eerste instantie meteen een melding maken. Zo ben ik niet om eh… Ik zou inderdaad eerst met collega’s eh.. vragen hoe hun ermee om gaan misschien hebben hun wel een eh… andere manier om ermee om te gaan. Dus zo doe ik dat dan.’ (interview 12) ‘In eerste instantie hou ik het onder collega’s, maar ik zou niet zo snel eh… naar een leidinggevende stappen. Alleen als je echt inderdaad als je echt gewoon eh… merkt dat je ergens liever niet binnenkomt of zo. Dan is het wat groter, wat eh.. ja dan kun je het misschien wel beter effentjes aangeven.’ (interview 12) (over het melden van situaties) ‘Ik zou dat hier in zo’n geval niet gauw doen. Nee ik zou in ieder geval zou ik niet eh.. zou ik geen melding van maken. Terwijl dat misschien wel moet? Ik vind dat niet zo belangrijk om daar een melding van te maken. Maar dat komt ook omdat ik heb daar niet zo’n moeite mee, zou ik het zo zeggen.’ (interview 13) Taakomschrijvingen(signalering) ‘Ja, als ik zie dat.. dat is ook denk ik, ook, denk ik een beetje mijn taak denk ik. Bijvoorbeeld als iemand schrikt, dat is ook mijn taak om te zien. Als ik moet helpen of iemand erbij moet halen. Ik ben ook verantwoordelijk om het te melden of er iets mee te doen. Om het door te geven.’ (interview 7) (over signalering als een van de taken) ‘Ik geef het wel door maar ik ga daar niet echt signalen van maken,. Ik geef het netjes door en schrijf het gewoon in het dossier. Ik zie het niet echt als mijn taak om daar iets mee te doen.’ (interview 8) (over signalering als een van de taken) ‘Ja sowieso, op allerlei gebieden. Signaleren, want uhm.. Kijk, voorkomen is natuurlijk altijd beter als genezen, dus als je iets kunt signaleren dan denk ik dat je dat zonder meer moet doen. En he.. dan kun je er ook op inspelen. Dat lukt niet altijd, maar.. Je probeert het wel.’ (interview 9) (over signalering als een van de taken) ‘Ja, dat hoort bij het geheel dan. Als ik dingen zie die niet kloppen.. Of als ik inderdaad van leerlingen iets terug hoor, dan ga je er wel iets mee doen.’ (interview 10) ‘Mijn taken zijn om de cliënten die ik verzorg zo liefdevol en zo goed mogelijk te verzorgen.’ (interview 11) (over signalering als een van de taken) ‘Jawel, als ik daar de tijd voor kan nemen.’ (interview 11) (over signalering als een van de taken) ‘Ja eh… dat eh… dat zijn wel inderdaad ook taken die eh… die erbij horen. Dan zou ik het eh.. ja als ik echt zoiets heb van eh.. dan zou ik gewoon in het dagelijks teamoverleg, ja bijna iedere dag, dan ‘s morgens dan kun je dat gewoon zeggen van eh… dit valt me op, wat.. hoe kijken jullie daar tegen aan? Dat is dan het makkelijkste, want dat kun je gelijk van eh… van een aantal mensen reactie krijgen.’ (interview 12)
150
(over signalering als een van de taken ) ‘Ik moet inderdaad als ik een paar dagen vrij ben geweest dan ga ik bij mijn eigen cliënten teruglezen. Ik moet van alles op de hoogte zijn. Je moet je er meer in verdiepen. Dus als je merkt van hee daar staat een paar keer iets over opgeschreven ja dan moet je daar wel iets mee. Op een gegeven moment is ook iets bekend en dan hoef je het ook niet dagelijks op te schrijven als er al actie op ondernomen wordt, maar ja iedereen behoort dat wel zelf te doen. En ik zou dan het overzicht moeten houden van ja van de hele hè stel er is iets 5 keer gebeurd en niemand… pikt dat op van dat is een probleem aan het worden, ja dat hoor je als EVV’er wel te doen.’ (interview 13) Team Bespreken van eigen situaties met collega’s ‘Als is met collega die ik kan vertrouwen of ik ken goed dan durf ik te zeggen. Ik vraag dan naar tips en bevestiging, dat het geen misverstand is.’(interview 7) (over het moment wanneer er eigen situaties besproken worden) ‘Gewoon met zijn allen met de evaluatie. Ik wil dat iedereen het weet dus ga dat niet apart doen.’ (interview 8) (over de aanpak van het bespreken van eigen situaties) ‘In eerste instantie zou ik kiezen voor collega’s die hier al langer werken. Ik zou niet gelijk aan de bel trekken bij leerlingen, of ze moeten er zelf bij betrokken zijn. Maar stel dat ik advies zou willen, of zou willen weten van hoe pakken jullie dit aan, dan zou ik inderdaad naar mijn collega’s gaan die hier al jaren werken, die ervaring hebben en iets ouder zijn.’ (interview 9) ‘Kijk, ik kan me een situatie voorstellen dat je ff een collega apart neemt waarin jij vertrouwen hebt en dan vraag je, goh dit en dit is gebeurd, hoe zou jij dat oppikken. Maar anderzijds zou ik het ook wel terug laten komen in het moment van de briefing. Want eh.. maar dan heb ik al gedeeld met een ander. maar ik zou het wel terug laten komen in de briefing, want je ontkomt er namelijk niet aan, want je moet het ook gaan rapporteren. Ja, bespreekbaar maken he, das belangrijk.’ (interview 9) (over het ontvangen en vragen van hulp) ‘Ik krijg de hulp wel altijd. Het is een probleem namelijk.. op gebied van seksualiteit, of seksueel getinte opmerkingen of handelingen.. Daar loop je allemaal tegenaan. Daar krijg je allemaal mee te maken en zeker in het systeem waarin wij werken. Je kunt er niet voor weglopen. Dus eh.. nee, ik zeg niet dat het altijd afdoende hulp is, want soms .. soms, soms, soms.. soms kom je ook niet tot een oplossing, maar in eerste instantie is het aanbod er altijd wel, ja.’ (interview 9) (over het bespreken van eigen situaties) ‘Ik vind wel dat ik dat met mijn collega’s kan bespreken. Vooral met een collega waar ik op dat moment mee werk. Dat er dan euhm.. dat ik dat dan vertel. En het is ook wel een andere collega, dat het omgekeerd is dat een collega er zo mee zit en dan komen er toch verhalen van, he.. of je je collega dan helpt.. van goh, ik handel dan zus en zo. En dat je dan ook weer tips van elkaar krijgt. Ja, hoe ene collega handelt, wat doe jij in zo’n situatie. Van he, hoe kan ik daar het beste mee omgaan? Hij blijft het doen.. ja.’ (interview 10) (over het bespreken van eigen situaties) ‘Ja ik denk dat als ik echt ergens mee zit dat ik dat dan wel eh… voor mezelf hou dat eh… Ik zou dat toch wel zeggen uit eh… Ja… Ik ben eh… ja. Meestal gewoon dingen die ik kwijt wil die zeg ik dan wel. In eerste instantie met collega’s die op dat moment ook werken.’ (interview 12) (over momenten van het bespreken van situaties) ‘Ja ik kies dan wel als het een beetje rustig is op de afdeling. Ik ben dan niet van eh… dat ik perse als ik iets heb meegemaakt dat ik per se dan meteen iemand wil spreken. Dat kan ook een paar uur later. Wel dezelfde dag, anders neem je het mee naar huis en dat is ook niet fijn.‘ (interview 12) (over momenten van het bespreken van situaties) ‘Ja we hebben dan meestal rond 11 uur zo’n momentje dat we met elkaar de dag doorspreken, maar dan ligt het er ook aan van ‘is er wel tijd’, want ik vind zoiets moet je niet zeg maar even af moeten… kijk als je er echt mee zit dan hè, daar moet wel even tijd voor zijn. Ja en ik zou dan voornamelijk wel naar mijn vaste collega’s gaan. Een uitzendkracht hoeft niet altijd precies te weten wat er speelt. Ik zou ook mijn coördinator er bij betrekken.’ (interview 13)
151
(over het ontvangen en vragen van hulp) ‘Ik denk niet dat ik echt naar hulp zou vragen, maar meer van hebben jullie dat ook en hoe gaan jullie er mee om? En als we het met zijn allen niet weten dat je dan kijkt van wat kunnen we er mee? Moeten we er iets mee? Meer dat denk ik?’ (interview 13) Bespreken van situaties van collega’s ‘Nou als iemand het echt persoonlijk vraagt dan zal ik toch zeggen, kunnen wij er straks op terugkomen? Is zo gevoelig.. want, ja.. eerlijk zeggen, ik wil ook niet dat iedereen er bij is. Is ook anders als het over de werkvloer gaat, dat is voor iedereen. Maar over mij persoonlijk, ja toch.. Ja ik denk dat toch beter met z’n tweeën, want hoeft iedereen niet te weten.. Ik wil ook niet.. uhm.. ik hoef ook niet te weten wat er tussen mijn collega’s afspeelt. Dus.. eh.. datzelfde voor mij ook.’ (interview 7) (over wanneer een collega een eigen situatie wil bespreken) ‘Dan vind ik het wel een beetje vervelend voor mijn collega, als ze iets niet goed vinden ofzo. Ik ga er wel echt op in.’ (interview 8) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Heeft iemand dat zelf al aangegeven en heeft ook iemand gevraagd om ff met rust gelaten te worden, dan vind ik het moeilijk om gelijk naar zo iemand toe te lopen en te vragen wat er aan de hand is. Als iemand naar mij toekomt en zegt van, goh, het gaat ff niet op dit gebied, dan staat de deur verder open denk ik om daar op in te gaan. Maar als het in zijn algemeenheid gezegd wordt tijdens een briefing of overdracht, dan zal ik niet de eerste zijn die aan de bel trekt.’ (interview 9) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Euhm.. Ja, ik ben niet iemand die meteen van.. hup.. die op de voorgrond treedt. Dus vaak zijn er collega’s die dan meteen hun woordje klaar hebben. Maar ik zal daar, ja, als een collega daar zo op terugkomt een luisterend oor bieden. En eventueel tips geven. Toch kijken waar ik die collega mee kan helpen.’ (interview 10) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Nou, dan ben ik echt een luisterend oor, dat zeggen ze ook. Ik zal niet snel naar iemand anders gaan met mijn problemen, kan er wel over praten. Maar je moet wel je hart kunnen luchten.’ (interview 11) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘We doen ook ’s morgens om 7u dat we met z’n allen zijn en je hebt iets meegemaakt dan moet je dat ook zeggen. Dan kunnen ze er rekening mee houden. Maar is er een meningsverschil dan moet je het op een nette manier bespreken en niet in een volle groep. Dan roep je iemand apart en dan ga je niet schreeuwen tegen elkaar.’ (interview 11) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Gewoon goed luisteren en eh… inderdaad als je denkt van hier heb je iets aan dan kun je het zeggen of eh… in ieder geval laten merken dat je het ook wel eh… vervelend vindt. Of zoiets. Ja als het met iemand niet loopt ofzo.’ (interview 12) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Ik probeer in ieder geval effe te luisteren van god waarom vind hè ik kan me voorstellen dat iemand iets eerder grensoverschrijdend vind dan dat ik dat vind bijvoorbeeld hè dat is ook voor iedereen persoonlijk.’ (interview 13) (over het bespreken van situaties van anderen) ‘Wat je zou kunnen doen is van ja ik doe het op deze manier of ik ga er zo mee om. En dan wil dat nog niet zeggen dat het dan voor iemand opgelost is. Kijk blijft iemand er mee zitten ja dan zullen ze daar zelf stappen op moeten ondernemen denk ik. Hè van ja, weet ik veel, met de psycholoog praten? Die loopt ook regelmatig op de afdeling rond.’ (interview 13) Teambuilding ‘Ik ben net 6 maanden, ik weet niet of ze echt iets aan teambuilding doen.. Het kan van alles zijn.. etentje, samen iets leuk doen. Maar ja, uit eten misschien, als iemand weggaat. Eerlijk zeggen bij deze afdeling is wel positief, iedere keer als iemand weg gaat, wij gaan altijd uit eten met zijn allen.’(interview 7) ‘Toevallig hebben we een etentje de 25e. ja, zoals ik nu hier heb meegemaakt is er als iemand weggaat, of iemand is jarig ofzo.. dat er een feestje wordt gehouden. Verder eigenlijk niet.’ (interview 8) (over vormen van teambuilding die plaatsvinden) ‘Dagjes uit niet, want dat is heel onpraktisch, heel moeilijk te organiseren.’ (interview 9)
152
‘Maar we hebben natuurlijk regelmatig gezamenlijk etentjes als er collega’s weggaan ofzo, afscheidsetentjes. Nou moet ik zeggen dat ik daar niet altijd aan mee doe. Niet vaak zelfs, omdat ik gewoon mijn privacy heel belangrijk vind en een onderscheid wil maken tussen privacy en werk.’ (interview 9) (over teambuilding) ‘Ja, we hebben dat vorig jaar een keer gehad. Zo’n middag gehad waarin we echt met elkaar bezig zijn geweest. Ja. En dan echt teambuilding. We proberen weleens uit eten te gaan, dat is niet echt teambuilding. Maar toen zijn we heel fanatiek bezig geweest met elkaar ook. En dan zie je elkaar op een hele andere manier. Dat is wel heel leuk, dus ja.’ (interview 10) (over teambuilding) ‘Ja ik weet alleen niet hoe vaak, maar ze doen wel af en toe dingentjes met het team. Met zijn allen eten omdat er gingen dan mensen weg en zo. Dus dat soort dingen.‘ (interview 12) (over teambuilding) ‘Niet bewust teambuilding maar wel als eh… gaat er iemand weg dat we in ieder geval wel met het team een etentje doen of zo. Maar ja dan is het wel aan iedereen persoonlijk van doe je er wel of niet aan mee. Kijk zo’n teambuilding dag is toch wel min of meer verplicht. We hebben het nou 2 keer gehad en dan is het in principe wel de bedoeling dat je er dan bij bent. Maar kijk als iemand niet wil dan hoef ik me er niet mee te bemoeien dat is dan toch meer voor de manager.’ (interview 13) Tips Tip van interview 9: Besteed ook aandacht aan het aanbieden van mogelijkheden voor ouderen, bijvoorbeeld een escortservice. Dat gebeurt hier heel erg weinig. De afgelopen twee jaar is het een keer of drie aangekaart, maar of mensen er bang van zijn.. het spreekt een bepaald schaamtegevoel aan.. gesprekken daarin zijn voor de jongere collega’s ook heel erg moeilijk, omdat familie het vaak niet weten..
153
Taling Grenzen Oorzaken en definities van grensoverschrijdend gedrag Dan denk ik ja… BIG is hartstikke… meent ie het of meent ie het niet (interview 1) Als ik mijn eigen er niet prettig bij voel (interview 2) Als ik me eigen ongemakkelijk voel bij hetgeen wat iemand mij aandoet. (interview 3) Grensoverschrijdend gedrag voor mij is zegmaar echt eh.. ja.. als iemand euh.. handtastelijk wordt maar dan ook echt op plaatsen, zegmaar de billen, de voorkant, borsten of zo. (interview 4) ... Ja op het gebied van seksualiteiten intimiteit vind ik opmerkingen. Ja schelden dat gaat voor mij echt te ver. Ja eh... ja aanraken. Ja eh... (interview 5) … eh… als er handelingen of dingen gebeuren eh die je... die jij ongewenst vind (interview 6) (dus dit kan van alles zijn?) Eh… ja dat kan eh verbaal zijn maar dat kan ook eh lichamelijk zijn (interview 6) (over oorzaken) weet ik niet (interview 1) (over oorzaken) eenzaamheid, onmacht, het gemis van iets. Een beetje proberen uit de tent te lokken. (interview 2) (over oorzaken) Dat kunnen normen en waarden zijn. Ja, een verschil in normen en waarden (interview 3) (over oorzaken) .. ja ik denk dat er ook wel, wat ik nu ook zie, dat er ook jongere mensen binnenkomen, wel wat meer mannen. En ik merk dat die toch denk ik wat meer behoefte hebben aan een vorm van intimiteit of seks ofzo (interview 4) (over oorzaken) Eh ik denk dat het heel erg ook in het ziektebeeld zit, dat heel veel mensen met een CVA zitten. Ik denk dat het ook een stuk frustratie is. Ik bedoel, niemand kiest er voor om hier te komen wonen en zorg te krijgen. Er staan veel verschillende mensen aan dat bed. (interview 4) (over de oorzaken) Eh… Dat kan aan een cliënt liggen die eh… die die daar misschien geestelijk cognitief zeg maar niet meer helemaal de gevolgen van inziet (interview 6) Het kan ook door dat iemand aangetrokken is tot iemand anders natuurlijk. Op dit moment zijn dit de redenen die me te binnen schieten, er zullen er vast wel andere zijn. Grenzen aangeven, fysiek en verbaal Ik laat wel met mijn gezicht zien dat ik er niet van gediend ben, met mijn ogen (interview 1) Het enige waarbij ik het heb is wanneer iemand maar iets ouder is. (interview 1) In gesprek. Als het me echt te naar is ga ik weg en vraag ik een collega. Ik probeer daar heel secuur mee om te gaan want ik vind het heel erg om mensen in die zin af te wijzen, ja tuurlijk wijs ik ze af, maar om er op dat moment iets van te zeggen. (interview 2) Ik ga er wel secuur mee om, probeer het te zeggen met een grapje. Bij die cliënt kon je dat zeggen en dan wist hij al genoeg. Als dat niet helpt ga ik er toch serieuzer op in en probeer ik de cliënt niet te beledigen (interview 2) Ik kijk gewoon naar het beeld van de zorgvrager, het ziektebeeld, of eh… hoe iemand is, zijn normen en waarden, zijn dossier, zo ga je iemand leren kennen. Ja, maar ik denk dat ik dan toch wel mijn eigen grenzen voor op stel. (interview 3) Ja dan zeg ik van sorry maar daar ben ik niet van gediend... Ja (interview 4) En nou zou ik natuurlijk zeggen van 'hallo, daar ben ik niet van gediend', maar toen had ik echt zoiets van hellup! (interview 5) Ja, als iemand bijvoorbeeld een klap uit wil delen dan zet je natuurlijk een stap achteruit! Maar dat niet omdat ik er zo goed over nadenk maar gewoon puur als reactie (interview 6)
154
Grenzen niet aangeven Jawel. Ja… Niet echt zozeer,, maar je denkt wel van ‘oeh dat moet niet verder gaan’ weet je wel? Dan moet ik even omdraaien of even naar de badkamer doorlopen om een bepaalde barièrre door te gaan. (interview 2) Dat wil ik niet, daar ben ik niet geleerd voor. Ja, dat is dus voorgaande situatie (het specifieke voorgaande hier in het midden gelaten) (interview 3) (Gebeurt dat dagelijks?) Ja. Nee. Nee, dat kan ik me ook niet herinneren. Ik zou dat wel ecth aangeven als ik er gewoon last van heb of ik vind het niet fijn, dan geef ik iets wel echt aan, zeker wel. (interview 4) Nou toen een keer eh... toen ik hier pas kwam werken, toen was ik dus nog maar heel jong en toen wist ik niet goed hoe ik daar mee moest omgaan (interview 5) Grenzen aangeven, gekoppeld aan aandoening van de cliënt Bij gezond zou ik er meteen aanspreken, en bij een BIG zou ik op een ander onderwerp iets vragen enzo zodat dat meteen weer wegvalt. (interview 1) (gevoelswereld uitschakelen: ja. Doen verschillende cliënten dat? Ja. En hebben die een beperking?) Nee. Nouja, eentje wel, die heeft een psychische achtergrond die niet helemaal oke is. (interview 3) Zit geen verschil in. Je grens is je grens. Dat is zowel bij iemand die cognitief niet in orde is als bij iemand die wel helemaal bij is. De grens wordt overschreden, maar mijn gevoel daarachter is wel verschillend. (interview 3) Het ligt er natuurlijk ook aan welk ziektebeeld iemand heeft. Als iemand dementerend is, ja, dan heeft het niet zo heel veel zin om daarop in te gaan/. Maar als het echt grensoverschrijdend zou zijn zou ik ook wel naar mijn zorgcoördinator gaan. En met collega’s van, goh, maken jullie het vaker mee? Ook opschrijven in het zorgdossier (interview 4) Ja, daar zit wel een verschil in. Ik zou eerder mijn grens aangeven bij iemand die nog gewoon.. wilsbekwaam is en dan zou ik wel eerder zeggen tot hier en niet verder en daar ook wel sneller mee in gesprek gaan (interview 4) Als iemand bij wijze van eh... iemand hier uit het atrium die hier misschien wel werkt of uit het andere team iets zou doen of iemand van onze eigen bewoners, heeft dat wel degelijk een verschil ja. Omdat je ja, puur inderdaad omdat je het kunt verwachten en omdat je weet dat … ja... zeg maar een soort eh... bijwerkingen zijn van hun aandoening. (interview 5) Kijk het kan ook een zorgvrager zijn die aan het dementeren is of zo, dan kun je ook heel ander gedrag gaan vertonen. Daar zou ik het dus al eerder van accepteren dan van iemand die eh… volledig goed bij is met zijn verstand en eh… en dan dingen roept of dingen doet die niet eh… die zou ik er dan ook eerder op aanspreken. Heeft ook veel meer nut natuurlijk (interview 6) Kijk als ik in iemands zorgdossier teruglees dat die die geschiedenis heeft zegmaar op dat vlak en dat het het vaker voorkomt en dat die het allemaal niet meer goed op orde heeft, ja, dan eh… heeft het denk ik ook weinig nut om iemand daar ook steeds op te gaan zitten wijzen. Kijk je kunt het natuurlijk wel op dat moment aangeven maar ik denk niet dat je daar een eh… uitgebreid gesprek mee moet hebben. Omdat dat in ieder geval weinig eh… weinig nut heeft. Ik denk meer dat je dan deh… dat je dan eh… zeg maar als het zich voor zou kunnen doen dat je meer op dat moment daar rekening mee houdt (interview 6) Gewenning Je wordt ook ouder… Maar als ik jonger was geweest zou ik wat angstiger zijn (interview 1) Ja, daar wen je aan. Je gaat er ook anders mee om als je veertig plus bent of als je begin jaren twintig bent of net van school komt. (interview 2) Je gaat er iets makkelijker mee om. Ik pik het niet bij iedereen, maar je kent je bewoners. Ja, dat heb ik hier wel heel erg (interview 3). Mensen zijn hier erg… uhm… ik heb daar last van. Ja, dat denk ik wel. (interview 4)
155
Ja. Ik denk het wel (interview 5) Ehm… Ja wel een beetje, maar dat hoort denk ik ook wel bij de zorg, dat je toch eh… ja ik denk dat je daarin wel, wel goed je grenzen aan moet geven, maar dat je ook wel aan sommige dingen went zeg maar. (interview 6) Rekening kunnen houden met de eigen gevoelswereld (eigen gevoelswereld uit schakelen?) Ja, dat gebeurd wel eens. Ja emoties over mensen waar je gewoon veel meer moeite mee hebt. Dat had ik eerst veel meer. Omdat dat nou komt omdat ik meer bagage heb, leeftijd, meer bagage. Ik schakel dan op dat moment dan en ik probeer er dan het beste van te maken. En dat bevalt mij wel het beste, want je moet die persoon toch een keer helpen. (interview 2) (eigen gevoelswereld uitschaken?) Ja… ja. Ja. (interview 3) Ik denk wel, en dat is wat ik net ook al zei, hoe langer je dit werk doet dat je bijvoorbeeld wel makkelijker overstapt naar de volgende. Kijk, iemand komt te overlijden zegmaar, en jaren geleden kon ik daar echt mee zitten. En dan nu heb je wel zoiets van, het hoort er wel een beetje bij (interview 4) (eigen gevoelswereld uitschakelen?) Ja. (hoe komt dat?) Dat je tegen je gevoelswereld ingaan, dan bedoel je tegen je principes in? Eh... ja. En dat vind ik heel erg in de zorg. Mensen tot twaalf uur op bed laten liggen, terwijl dat je ze misschien al veel eerder wil helpen. Ja. Ik heb ook heel vaak gedacht ik stop hier mee, maar dan denk ik bij me eigen als ik het niet doe, tja dan komt er iemand anders... Ja... (interview 5) Nee. Nee eh… nee niet echt. Ik ben daar altijd wel vrij stellig in (interview 6)
156
Cliëntspecifiek Het behandelen van een grensoverschrijdende situatie(rekening met medebewoners) In het begin zeggen dat ik daar niet van gediend ben, toch met collega’s over hebben. Als het erger wordt de leiding aangrijpen, ik ben niet iemand die meteen naar de leiding stapt (interview 1) (rekening houden met medebewoners) het gebeurd alleen op de kamers hier, dus dat kan ik niet zeggen. (interview 1) Ik zou eerst bij de cliënt beginnen als hij daartoe in staat is. En mocht dat niet helpen dan toch noteren in het dossier. Mocht dat niet helpen ga ik naar de zoco (interview 2) Ik denk dat het in die situatie kan dan denk ik dat ik er direct iets van zeg. Want bij veel cliënten heeft het geen zin om er later op terug te komen. Dan zeg je ach… dat is geweest… Als ik het gevoel heb dat mijn grens wordt overschreden, dan zeg ik gewoon even meneer/mevrouw, ik ben even weg. Iemand anders komt u dalijk verder verzorgen of iemand anders komt u dalijk verder helpen. (interview 3) (rekening houden met medebewoners:) Ja ik vind dat moeilijk om te zeggen,want ik heb het eigenlijk nog nooit echt… ja, ik kan me daar niks op indenken van hoe ik dan zou reageren. (interview 3) En dan is het op dat moment wel even aftasten van wat ga je nu doen. Dan ben ik wel iemand van, goh, ik vind dit vervelend en.. ja.. (interview 4) Toen heb ik de deur dicht gedaan en gezegd, ik ben over tien minuten terug. Toen ben ik tien minuten later teruggekomen. En als mensen zulke dingen doen hebben ze ook een benaderplan. Dat zit in het zorgdossier en daar staat ook op hoe je mensen het beste kunt benaderen. En dat volgen wij meestal wel op. (interview 4) Ehm... Nou ja eh... echt je grens aan geven van hier ben ik niet van gediend, eh... ja. Even kijken hoe die persoon er op reageert. Misschien over hebben, van eh waarom doet u dat nou? Eh... Misschien tegen andere collega's zeggen of ze dat misschien ook eh... eerder hebben meegemaakt? Eventueel rapporteren. (interview 5) ls het echt uit de hand lopen even een EVV'er aanspreken en of ze het er met de familie over wil hebben. Weet je, het kan allemaal wel gezegd worden, maar ik weet niet of dat altijd zin heeft. Ook weer puur om dat ziektebeeld. (interview 5) Ik zou daar sowieso rapporteren. Eh… Ja eh ik zou hangt er van af wat er natuurlijk gebeurt is… Ik zou dan misschien niet gelijk rapporteren want dan komt het ook vast te staan in het dossier… Ik zou er dan eerst misschien eh met mijn zorgcoördinator over praten en dan eh… vanuit daar kijken wat de volgende stap is. Het hangt heel erg af van de situatie natuurlijk (interview 6) Kijk natuurlijk als er echt iets heel erg is voorgevallen of zo dan ga je er niet heel simpel over zitten praten natuurlijk, maar afhangend van de situatie zou ik het zo klein mogelijk houden. Achterhalen van wensen De wens? Tijdens de zorg in gesprek misschien dan… Deze mensen hebben dat niet zo, ze praten er niet zo over. Dus ik denk alleen tijdens zorgmomenten als het toevallig ter sprake komt. (interview 1) Behoefte aan seksualiteit vind ik heel moeilijk om te achterhalen. Heel veel mensen hebben wel heel veel ideeën in hun hoofd daarover maar daar komt denk ik weinig van uit. Dat is ook het doel van onze afdeling niet. Vaak is het lichamelijk probleem zo groot dat het niet eens meer mogelijk is om naar huis te gaan, maar dan wordt het niet eens besproken. Ik denk wel eens als ik dan een jongere man hier zie, die hebben dan een kei jonge vrouw, die hebben dat helemaal niet meer, zij heeft dan een zorgtaak. Het is een huwelijk dat helemaal niet meer in verband is. (interview 2) Maar ik zie mezelf daar niet over in gesprek gaan, van he: ik kom hier aan en zie dat u een erectie heeft, heeft u ergens behoefte aan? Dat vind ik een beetje moeilijk, ik zou dan niet zo snel.. dat zo doen.. dat vind ik ja.. ja, de communicatie met die man is ook niet zo lekker, want die kan niet meer praten, dus ja.. en dan.. Ja, is geen excuus, maar toch, ik zou dat niet zo makkelijk doen.. in de toekomst misschien, maar ik zou me daar nu heel erg ongemakkelijk bij voelen. (interview 3) Uhm.. ja.. ik denk als je sowieso een gesprek hebt met de cliënt, of je bent beizg met de verzorging dat je wel.. ik vraag wel hele vaak op het einde als ik klaar ben van, goh, is het zo goed, kan ik nog iets voor u doen? Dat is ook een beetje meer de richting van wensen, maar op seksueel gebied heb ik nog nooit een vraag gehad van iemand die daar iets mee zou willen. Dus dat heb ik eigenlijk ook nog nooit echt aan iemand gevraagd, nee. (interview 4)
157
... Ja misschien inderdaad een algemene vraag. Wat zou u anders willen? Moeten we daar een keer over hebben? (interview 5) . Ja. En misschien met de vertrouwenspersoon, een EVV'er of zo over hebben. De eerste verantwoordelijke verzorger. Ja dat kun je misschien gelijk in dat gesprek als je er toch zit (dit antwoord kwam na een vraag over het behandelen van grensoverschrijdend gedrag) eh… en het gaat misschien over dat vlak dan kun je dat misschien gelijk eh… d’r in gooien. Van eh… heeft u daar nog wensen naar? (interview 6) Ik denk dat dat sowieso wel met een opname gebeurd… Maar dat zijn weer meer algemenere wensen… ja eh… Ik denk niet dat je bij iedereen zo aan moet gaan kloppen van eh… (neemt even een moment om te denken). Daar is het misschien ook de doelgroep ook niet naar? (interview 6) Machtsverhoudingen (stilte) Macht… Als je je werk goed gedaan hebt, als mensen tevreden zijn (zie je het ook terug bij de zorg van cliënten?) Nee dat voel ik niet zo. Ik zie het ook niet dat mensen afhankelijk van mij zijn, dat zie ik niet zo (interview 1) Ik vraag ook wel ondersteuning of iemand me komt helpen. Als iemand gaat slaan en schoppen dan kun je wel om assistentie vragen. (interview 1) Van mij uit? Nou… (stilte). Tussen collega’s valt het mee, je hebt altijd de sterke en de minder sterke. Ik merk wel dat heel veel cliënten middels een bepaald gedrag echt de zorg afdwingen. Lichamelijk zijn ze wel afhankelijk, maar qua mentaliteit steeds minder. Dat vind ik erg want de man of vrouw die bescheiden is, is altijd de lul (interview 2). Ja.. Misschien wel een mooi voorbeeld.. Ik heb afgelopen.. euh.. gisteren een gesprek gehad met mijn werkbegeleider. Ik moest me meer gaan gedragen als een eerstejaars, dus daar zit toch ook een soort ja.. machtsverhouding in.. (interview 3) (en tussen jou en je cliënt?) Tussen mij en mijn cliënt? (ja.) Ja, weet je wat het is.. ik heb hier altijd wel het gevoel dat ik vooral van de bewoners een soort van huishoudelijke hulp ben die alles voor hen maar moet doen. Ik heb het gevoel dat ook niet echt duidelijk is waarom wij hier zijn, zegmaar. Dan heb ik soms wel zoiets van ja, dat je een soort van slaafje bent. Ja, waar ik dan aan denk sowieso is de bel aannemen. En ja, er zijn meerdere bellen en ik ben degene die kiest waar ik als eerste naartoe ga. Maar ik moet dan beslissen, naar welke ga ik het eerst. Het is niet dat je dan bewust macht gebruikt, maar het is wel zo. Niet dat ik dat bewust doe, maar ik kan niet anders. En waar denk ik nog meer aan bij macht.. ja.. dat zijn allemaal van dat soort dingetjes. (interview 4) Macht? (wacht even) Ja kijk, alle bewoners zijn gewoon heel erg hulpbehoevend en... eh... dat is geen macht... ja want dat is een beetje verkeerd. Dat heeft niks met macht te maken... Macht... Pfoe.... (kijkt rond). Ja misschien... ja... omdat de mensen hulpbehoevend zijn... Ja kijk, jij hebt het heft in handen. (interview 5) Macht? (Respondent blijft stil en kijkt vragend). Ehm… Ja machtsverhoudingen (een moment stilte). Ja eh als je jezelf naar iemand moet verantwoorden, naar een zorgcoördinator. Dat soort dingen. Maar het is niet dat ik me eigen de hele dag onderdanig voel. (interview 6)\
158
Organisatie Beleidsplannen en protocollen Er is er wel een… maar als er iets gebeurd dan ga ik naar mijn leidinggevende en die stuurt mij dan wel door. (interview 1) Als ik zelf al van alles gedaan heb dan stap ik wel naar het team van hoe los ik dit op? (interview 1) Ik zou het echt niet weten (interview 2) Het is ook iets wat bekend is en wat ook bekend is bij de mensen met meer ervaring en dat het ook bekend is bij de zoco’s, dus ik denk dat dat… ja… het is wel allemaal bekend, we worden allemaal aangespoord en aangemoedigd om het te blijven melden, maar of er dan ook iets mee wordt gedaan is het tweede, dat gevoel heb ik dus niet. (interview 3) Ik heb het een aantal keer gemeld en als ik het gevoel heb dat het niet gehoord wordt… dan denk ik wel van ja, dan ga ik niet voor jan met de korte achternaam, ben ik steeds weer in mijn eerste leerjaar degene die dat… ik vind het ook niet echt mijn taak, als ik het gevoel heb dat ik niet serieus genomen wordt dan heb ik zoiets van laat maar. (interview 3) Geen idee. Ik ben nog nooit op de hoogte gesteld van een protocol. Maar een tijd gelden, vorige week of twee weken geleden, is Anita Habets, de directrice zorg van Van Neynsel en die heeft aangegeven dat als we daarmee te maken krijgen dat we dan moeten melden bij de Zoco en de Zoco gaat vanuit daar kijken wat die ermee kan doen. Maar of er echt handvaten of protocollen zwart op wit liggen, dat weet ik niet (interview 3). Ja. Uhm.. er is een keer een MIC-melding gemaakt van een man die mijn pols had gekneusd hier op de afdeling. Dat was meer omdat mij echt was opgedrukt dat ik daar een melding van moest maken. (interview 3) Bijvoorbeeld wat ik weet waar je echt meldingen van moet maken is als mensen vallen of als er dingen op de werkvloer, ja ongelukken gebeuren. Uhm.. ja.. maar niet van grensoverschrijdend gedrag. Dat is mij niet bekend dat ik daar een melding van zou moeten maken. (interview 3) Dat zou ik eigenlijk moeten weten he.. Nee, ik zou het echt niet weten. (interview 4) Dat zou ik zo niet durven te zeggen. Nee. (interview 5) Eh… dat zal er vast wel zijn ja’ (valt stil). (Maar niet dat jij weet?) Nee. Behandelen van voorgedane situaties versus preventie Meer aandacht aan wat er gebeurd is misschien. Preventie komt niet echt veel voor (interview 1) Ja, preventie is meer hoe ga ik ermee om naderhand. Maar verder preventie… niet als voorkomen van, maar op het moment dat zoiets gebeurd wordt een psycholoog ingeschakeld en wordt een preventieplan gemaakt. (interview 2) Er is bij mij nog nooit geen.. eh.. Ik heb nog nooit iets gehoord van preventie voor dat soort zaken. Of he, er is een keer een bijeenkomst of letten jullie daar even op want handvaten liggen daar.. nee, dat heb ik hier nog nooit meegekregen. (interview 3) Ik denk wel meer die incidenten dan de preventie zegmaar. Ja. Dan zou ik toch kiezen voor behandeling van gebeurde situaties. (interview 4) Ehm... Ik denk... (wacht eventjes) maar dat vind ik ook moeilijk om te zeggen... Ehm... Het is toch wel altijd een beetje een onderwerp wat een beetje overgeslagen wordt (interview 5) .. ja 'westoppen-het-in-de-dovenpot-onderwerp'. Waar toch wat lastiger over te praten is. (dus de preventie wordt overgeslagen?) Ja dat denk ik wel... Ja. Ah. Kijk het is meer als het koe eh… als het kalf verdronken is dan eh… dempt men de put (interview 6) Of ze houden het klein en wij horen d’r gewoon niks over, dat kan ook. Het maken van meldingen Als het grof geweld wordt of zo… Een MIC is als er geschopt of geslagen is of als ik me niet veilig voel en een bewoner constant zegt van wat ben jij een leuke zuster en ben jij getrouwd… Een MIM melding ken ik niet. (interview 1) MIM, dat is um… MIC is met cliënten he? Ja… (stilte) Nee die heb ik nooit gedaan. Want wij doen
159
dan altijd een TRIAS-web melding, maar daar is geen onderscheid tussen MIM en MIC. Wij moeten alles melden vie TRIAS0web (interview 2) (over grensoverschrijdend gedrag:) Je zou eventueel ook nog gewoon een melding, zo’n soort TRIAS-melding. Dat doe je ook als je fouten maakt met iets, maar dat kan ook met dat soort dingen. (interview 4) , ik maak dus nooit zo’n melding. Wij hebben trias meldingen, dat is hetzelfde als MIC. Maar dat doe ik bij dit soort dingen nooit. (Interview 4) Ja, misschien omdat ik denk van ach… ik heb er niet zo’n last van. Ik denk dat het dat is. Als er iets gebeurd wat gewoon niet normaal is, dan moet daar eigenlijk altijd een Traizmelding worden gemaakt. Bijvoorbeeld iemand heeft een verkeerde medicijn gekregen, of iemand is gevallen. (interview 5) Ja ik denk niet dat ik dat zo heel snel uit mezelf zou gaan doen. Nee. Jawel maar niet op dit vlak zeg maar, meer op het vlak van de cliënt zelf. Niet echt een MIM… of hoe noem je dat? Nee die andere zei je ook, MIM ja. Melding medewerker? Dat heb ik nog nooit ingevuld’. (interview 6) Taakomschrijvingen(signalering) Ja… mensen verzorgen… ja, al die kleine dingen dan. Wassen, aankleden, naar bed brengen, naar het toilet helpen. (zie je signalering als een van jouw taken) Nee. (Aan wie zou jij dit wel toebedelen) Een leidinggevende ofzo? (interview 1) (bij de vraag over middagtaken: ‘dossiers doorwerken’) Medische handelingen. En ik ben contactverzorgende van 7 cliënten. Ik moet een soort overzicht houden op de afdeling als ik dagoudste ben. Dat alle taken klaar zijn, technische handelingen en zo. En ik moet waken over het welzijn van de cliënten op die dag. (interview 2) Een contactverzorgende behartigt de belangen van de cliënt.Dan sta je eigenlijk tussen de cliënten en de artsen en de paramedici. (zie je signalering als een van jouw taken?) Ja. (welke taken doe je in de middag?) Contactverzorgende taken. Ja. Uhm.. Nou ja, ik heb gewoon het gevoel, ik draai gewoon mee in de complete zorg, zowel ’s morgens als ’s middags. Uhm.. uh.. ik verzorg mensen gewoon zelfstandig, uhm.. mag ik dingen niet zoals verpleegtechnische handelen dan vraag ik daar mijn collega’s voor en verder draai ik gewoon mee zoals iedereen, ook een verzorgende zou doen. (interview 3 / stagiaire) (zie je signalering als jouw taken?) Ja ook. als ik het gevoel heb dat er iets niet klopt of dat ik er iets mee moet, dan meld ik dat aan de dagoudste, en met die gegevens is het ook belangrijk om te rapporteren. (interview 3) Ja, dat kan ik. Ik ben contactverzorgende van 7 bewoners. Euh.. ja, daarvoor hou ik de ZLP in de gaten. De map. Euh.. contacten met de familie. Euhm.. ook ja, contacten met bewoners komen heel erg euh.. gesprekje, kijken wat je voor ze kan doen, kijken wat de wensen zijn. En verder ben ik hier ook regelmatig dagoudste, dan zorg ik een beetje dat de afdeling een beetje goed loopt, wat moet er nog gebeuren, dat je een beetje de taken verdeelt. (interview 4) Ja ik eh... ben verzorgende... (wacht even). En... moet ik daar dieper op in gaan? (interview 5) Even kijken eh... wat zie ik als taken.. Ja de algemene verzorging: het wassen, aankleden, uit bed helpen, ehm... douchen, voor de rest ehm verpleegtechnische handelingen: dus wonden verzorgen, ehm... Stoma, Pechsondes, wondenverzorgen zei ik al... wat doe ik nog meer eh... zwachtelen. Blaasspoelingen, medicijnen delen. Voor de rest rapporteren, goed overdragen. Ehm... Mensen aansturen, dus stagiaires, hm... Ja. Communiceren, ook met de mensen. Ik denk eh... goed naar de eh... naar de eh... wat wou ik zeggen, naar de wensen luisteren van cliënten. Ja en eh respectvol omgaan met eh de bewoners. Ik denk gewoon dat dat ook heel erg belangrijk is. En naar collega's. Ja. Je bent eh verantwoordelijk voor de zorg van 31 bewoners, samen met 5 of 6 andere collega’s op een dag. Voor de algemene basiszorg, voor de medicatie, voor de eh ja voor het heel ZorgLeefPlan van die cliënt en dat dat goed uitgevoerd wordt. En eh… dat die dus naar… onder ja goede omstandigheden hier kan wonen. (interview 6) (Zie je signalering als een van jouw taken?) Ja. Dat je natuurlijk wel dingen aangeeft die anders kunnen of die anders moeten. Dat is wel erg belangrijk. Observatie is gewoon heel erg belangrijk. Dat je gewoon dingen eh… ziet die kunnen veranderen of anders moeten. (Kun je mij twee voorbeelden geven van een signaal wat jij dusdanig hebt uitgewerkt of waar jij mee aan de slag bent gegaan) Ehm… eh… Signalen als in…?
160
Team Bespreken van eigen situaties met collega’s(vraag 13 interview) Soms is er zo veel werkdruk, dan lukt het niet en dan is het wel fijn. Ik denk met wie ik werk, ik blijf er niet mee rondlopen. Ik kan ze elk moment opzoeken. Ik zou eerst proberen het zelf te doen, maar als het echt aan blijft houden dan met collega’s praten of zij er ook last van hebben. Ik vraag ook wel ondersteuning of iemand me komt helpen. Als iemand gaat slaan en schoppen dan kun je wel om assistentie vragen. (interview 1) Ja, sowieso… ik heb één collega waar ik goed mee overweg kan. Ik durf het wel direct te bespreken (interview 2). Bevestiging is fijn om te horen dat je niet de enige bent. Als je het niet bespreekt blijft het voor jezelf en kun je er niks mee. Nee, niet altijd.. Ik hebt het gevoel.. Het komt zo ontzettend vaak voor, dat je het gevoel hebt van, nu moet ik maar een keer mijn mond houden want dan ga ik het er weer over hebben. Of dan ben ik het weer die het meldt. Ik heb het gevoel.. Ik weet niet of mijn collega’s dat ook constant met elkaar bespreken. (interview 3) Bij collega’s waar ik mezelf veilig voel en bij mijn zorgcoördinator. Als het me echt hoog zit en ik moet er echt iets mee op dit moment. Maar soms is het.. ja.. een situatie al over en dan komt het toch te laat… (interview 3) (welke hulp?) Ja, gewoon hoe hun daarover denken, wat hun ermee zouden doen.. Euh.. Ervaringen.. oh, dat heeft diegene toen zus of zo gedaan. Ik heb daar echt geen problemen mee (interview 4) Ik denk wel één op één. Misschien tijdens de koffie.. Ja ik denk wel dat ik nu wel op een leeftijd bent dat je alles kunt bespreken en eh... ja. Dat je daar wel gewoon heel eerlijk over kunt zijn en dat niemand je daar anders op aan kijkt. (interview 5) Misschien iemand van hogere hand in gesprek moet gaan met die persoon. En eh... Ja dat is bij mij nog nooit voorgekomen, gelukkig. (interview 5) Ehm. Ja. Ik denk het wel. Ja ik zou dat niet met al mijn collega’s gaan bespreken (interview 6) zou dan wel een collegaatje zoeken waarvan ik weet dat ik er iets aan heb. Bespreken van situaties van collega’s Ik probeer ze serieus te nemen en te praten. Ik zeg als ze er toch heel erg mee zitten bij een leidinggevende melden. (interview 1) (over het bespreken van een onprettige samenwerking:) Dat gebeurd bij mij nooit. Het gaat bij mij om taken, of het klikt maakt me niet zo uit. Je gaat niet bij iedereen je privéleven vertellen ofzo. Vaak ik het moeilijk om dat in een grote groep… want je zit met een tafel vol… dan zou ik ervoor kiezen om erna even te blijven zitten of even naar buiten te lopen en het dan apart te bespreken. (interview 2) (over een onprettige samenwerking:) Dat heb ik nog niet gehad. Ik vind het wel eens moeilijk hoor om collega’s aan te spreken op gedrag. Als het echt mijn grenzen te boven gaat dan zeg ik het misschien niet altijd even tactisch. Ja als de collega echt over de zeik is van iets, dan ben ik daar wel euh.. ja.. dan ga ik daar wel op in net zoals ze dat bij mij zouden doen. Dan zou ik vragen van he, komt dat wel goed.. (interview 3) Ja, wat ik net dus zei.. van eh.. ja, dan probeer ik haar daar wel een beetje in te begeleiden. Ja ook gewoon met haar over gezeten.. (interview4 ) Ik heb niet het idee dat iemand het voor zich houdt als het gebeurt. Dat denk ik niet. Ik zou graag willen weten wat er is gebeurd en of die persoon er heel erg mee zit. En eh... Ja. eh... wat diegene er zelf mee wil doen? En ik vind wel eh je moet wel eh... Dat je zelf actie moet ondernemen. (interview 5) (respondent valt stil) Ja eh… Ja een luisterend oor, begripvol, zoeken naar oplossingen Teambuilding We hebben het daar toevallig net over gehad dat we dat mistten. Ikzelf niet, ik hou werk en privé liever gescheiden. Ik zou liever een activiteit doen dan een etentje ofzo… (interview 1) Nee. (interview 2). Er is zo weinig tijd en iedereen werkt onregelmatig. Te weinig. (interview 5)
161
Bijlage 5: Tweede labeling van de interviews Citadel Oorzaken en definiëren van grensoverschrijdend gedrag Wat betreft het definiëren van de grens en het gedrag komen bij de specifieke vraag hiernaar vooral aanrakingen naar voren als grensoverschrijdend gedrag. Een beschrijving van een grens: ‘Ja als iemand mij aanraakt, zoals hand vasthouden, dat gaat wel. Maar als hij beginnen met hier (wijst naar borsten) dat vind ik wel te ver gaan’ (interview 7) en ‘Dat ze me vastpakken bij mijn borsten of billen, dan heb ik zoiets van nee’, ‘Als ik bijvoorbeeld bezig ben met verzorgen en hij pakt je beet ofzo’ (interview 8). In vragen verder in het interview komen er echter nog andere aspecten naar boven die als grensoverschrijdend worden ervaren: ‘Ik had een keer toen was ik echt boos en voelde ik zo dat iemand mij met zijn eigen ogen uitkleedde, dat kon echt niet’ (interview 7), ‘Als je dan die meneer zijn geslachtsdeel wast en die meneer zit dan te kreunen, ja voor mijn gevoel durf ik hem dan niet aan te kijken weet je wel’ (interview 8). De behandeling van dit gedrag bevind zich op symptoombestrijdingniveau: ‘Dat je hem zo pakt en zijn hand vastpakt en draait zodat ze je niet kunnen grijpen’ (interview 11). Wat betreft de oorzaken geven de medewerkers voornamelijk het hebben van behoeften en verlangens aan. ‘Ja als je het dan over seksualiteit hebt, misschien dat mensen dan toch bepaalde wensen of behoeftes hebben die hier niet bevredigd worden zeg maar’ (interview 13), ‘Het zal gecombineerd zijn met de altijd blijvende behoefte’ (interview 9). Een enkele medewerker noemt onmacht als oorzaak: ‘Maar het kan soms ook uit onmacht hè, dat mensen boos worden of… eh… ja op die manier over je grenzen heen gaan’ (interview 13). We zien hier een erg eenzijdige benadering als het gaat om de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag, terwijl dit gedrag meerdere oorzaken kan hebben. Grenzen niet aangeven en Grenzen wel aangeven, fysiek en verbaal Twee medewerkers kunnen oorzaken noemen waardoor ze hun grenzen ooit niet aan hebben durven geven. ‘Ik wil niemand kwetsen’ (interview 7), ‘Een beetje schaamte…’ (interview 8). Alle andere medewerkers geven aan nog nooit een situatie gehad te hebben waarbij ze hun grenzen niet aan durfden te geven. Van deze interviews zijn het er echter maar weinig die een goede toelichting kunnen geven over hoe zij een grensoverschrijdende situatie behandelen: ‘dat als die het doet dat je ze er dan op aan spreekt, maar misschien ik weet niet direct eh… meestal staan er dan als het eh… als het wat vaker gebeurd dan zijn het een soort … dan hebben meestal de EVV’ers dat die dan in gesprek gaan met eh de bewoner’ (interview 12), ‘Wel mijn grenzen aangeven bij die bewoner. En dan ook wel op een gegeven moment vragen waarom ze dat doen, maar dan krijg ik geen duidelijk antwoord waarom ze zoiets doen, van ja hè, dat vind ik niet fijn of… dat doe ik, dus dan, ja. Dan leg ik ook uit van he, ik wil dat gewoon niet’ (interview 10). De medewerkers geven aan wel hun grenzen te kunnen bewaken, maar de toelichting hoe dit gebeurd blijft vaag. Over het algemeen ontstaat er een beeld van het verbaal bewaken van de grens in combinatie met een lichaamshouding of het weghalen van handen op ongewenste plekken. ‘Ik geef het echt met woorden aan’ (interview 8), ‘Ja als je echt een grens wordt overschreden dan eh… ja dan zou ik er denk ik wel gewoon wat van zeggen’. Het verbaal aangeven van de grens wordt niet verdiepend toegelicht, enkel een ‘er iets van zeggen’ of ‘je grens aan geven ‘, maar een uitleg wat en hoe blijft uit, ook na doorvragen. Er wordt niet door de medewerkers gesproken over verdere aanpak omtrent de overschreden grens, na het voordoen van de situatie. Grenzen aangeven, gekoppeld aan de aandoening van de cliënt Als er zich een grensoverschrijdende situatie voor heeft gedaan, worden er duidelijke afspraken gemaakt over de benaderingswijze naar de cliënt. Deze komt vast te liggen in het benaderplan en kunnen de medewerkers dan opvolgen. Deze benadering is toegespitst op de cliënt. ‘Hoe kom je binnen en hoe begin je de zorg. Je weet dat hij heel graag iemand aanraakt… Voordat je de zorg begint pak je zijn hand vast, dat is ook een aanraking’ (interview 11). Een cliënt wordt dus na een gebeurtenis goed bekeken en hier wordt op ingespeeld. Bij de specifieke vraag of de medewerkers zichzelf of de cliënt vooropstellen, of een combinatie van beiden als het om het aangeven van grenzen gaat, wordt er door geen enkele medewerker gesproken over een aangepaste grens. Er is ook geen sprake van verschillende technieken op het gebied van grenzen aangeven. Sommige medewerkers laten hun grenzen eerder vieren als de cliënt door de aandoening niet zelf lijkt te kiezen voor het overschrijden van een grens. Ook hier speelt weer inlevingsvermogen mee. ‘Kijk op een PG afdeling ga je daar heel anders mee om. Dat wil niet zeggen dat je alles goed moet vinden wat ze doen, maar het heeft geen zin om hier heel diepgaand met mensen over in gesprek te gaan denk ik’ (interview 13).
162
Gewenning aan grensoverschrijdend gedrag Bij de vraag of de medewerkers wennen aan grensoverschrijdend gedrag door het met regelmaat voorkomen ervan, komt er een sterk gevoel van inleving naar voren. ‘Dan kan ik wel begrijpen van hè, de situatie ik wordt daar niet zo boos om’ (interview 8), ‘Ik heb er niet zo’n problemen mee eerlijk gezegd, het zijn vaak dezelfde personen en als je daar mee kunt omgaan’ (interview 11). Degenen die aangeven er niet aan te wennen omdat het lastige situaties zijn, kunnen ook goed aangeven waarom ‘Het went niet, ik denk wel dat als ik het nu ga vergelijken met toen ik zelf jonger was, dat je er meer moeite mee had als nu. Maar dat is denk ik meer omdat je je kunt verplaatsen in de cliënt denk ik’ (interview 13), ‘Je went er niet aan, je moet elke keer weer op nieuw er in duiken, hoe is de situatie van de persoon, hoe ga ik dit aanpakken, wat voor alternatieven kan ik bieden’ (interview 9). Het rekening houden met de eigen gevoelswereld van de medewerker Wat betreft het rekening houden met het de eigen gevoelens van de medewerker, wordt er gesproken over het steeds beter om kunnen gaan met de risoco’s van het vak. ‘In het begin heb ik wel eens het gevoel dat ik mijn gevoelens aan de kant moet zetten, maar nee, ik denk dat je er zelf wel aan went (interview 7), ‘Het is meer wennen dan gevoelens aan de kant zetten’ (interview 7). Incidenteel noemt een medewerker wel een situatie waarin zij moeite hadden met het blijven bij het eigen gevoel, maar dit zijn dergelijk schrijnende situaties dat ze tekenend zijn voor de loopbaan van de medewerker. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met de cliënten) Bij het handelen bij grensoverschrijdend gedrag, wordt er voornamelijk gesproken over hoe te handelen tijdens de grensoverschrijdende gebeurtenis. Een enkeling noemt het overwegen van het bieden van alternatieven aan de cliënt, maar er wordt niet gesproken over een vraag achter de vraag. Dit terwijl het duidelijk naar voren komt dat iedere medewerker dit werk doet vóór de cliënt. ‘Wat ik doe, doe ik met liefde. Hoe rotdag je ook hebt, mensen verdienen dat niet’ (interview 11), ‘Je wilt ze toch als koningen behandelen’ (interview 7). Er wordt dus wel gekeken naar de cliënt en waarom er eventueel niet kortdaad gereageerd zou kunnen worden in een grensoverschrijdende situatie, maar er wordt ook niet gesproken over het bieden van alternatieven of het zoeken naar diepere oplossingen. ‘Ik laat het bij grenzen aangeven, ik bespreek het niet echt’ (interview 8). Het lijkt alsof de medewerkers hier prima roeien met de riemen die ze hebben, maar simpelweg niet weten hoe ze een grensoverschrijdende situatie beter kunnen behandelen naast het bewaken van de eigen grens en het uitleggen aan de cliënt waarom dingen niet kunnen. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met het team en collega’s) / Teambuilding De teamleden raadplegen elkaar om na te gaan hoe collega’s met bepaalde situaties omgaan. Ook worden er onderling afspraken gemaakt over handelingswijzen jegens cliénten. ‘Dan eh… nou ja… Dan eh… overleg je met je team van hoe je er mee om gaat en daar dat het dan veel gebeurd dan kun je daar afspraken over maken of over je eh… hoe je er mee om gaat. Dat is het dan een beetje’ (interview 12) ‘Ik vraag dan naar tips en bevestiging’ (interview 7). Wel wordt er bewustzijn getoond over het nut van het bespreken van lastige situaties met collega’s, al blijft de toelichting hier wat vaag in. ‘Ja bespreekbaar maken he, das belangrijk’ (interview 9), ‘Of je collega dan helpt van goh, ik handel dan zus en zo. En dat je dan ook weer tips van elkaar krijgt’ (interview 10). Er wordt benoemd dat de briefing een moment van bespreken is, ook betreffende deze thema’s, maar of dit als prettig en functioneel ervaren wordt blijft vaag. ‘Anderzijds zou ik het ook wel terug laten komen in de briefing, want je ontkomt er niet aan, want je moet het ook gaan rapporteren’ (interview 9). Zo wordt er ook benoemd dat tijdsdruk een probleem kan zijn, want voor deze onderwerpen moet je de tijd kunnen nemen en dat kan vaak niet. ‘We hebben meestal rond 11uur zo’n momentje dat we met elkaar de dag doorspreken, maar dan ligt het er ook aan van ‘is er wel tijd’, want ik vind zoiets moet je niet zeg maar even af moeten…’ (interview 13). Het bespreken van vragen en probleemsituaties van collega’s wordt benoemd als belangrijk, maar hoe dit aan te pakken wordt niet precies beschreven. ‘Gewoon goed luisteren en eh… inderdaad als je denkt van hier heb je iets aan dan kun je het zeggen of eh… in ieder geval laten merken dat je het ook wel eh… vervelend vind’ (interview 12) ‘Als iemand het persoonlijk vraagt, dan zal ik toch zeggen, kunnen we er straks op terugkomen? Is zo gevoelig’ (interview 7) Op dit citaat wordt niet gevolgd met een antwoord over hoe het gesprek zal kunnen lopen. ‘Ik ga er wel echt op in’ (interview 8), wederom zonder toelichting hoe hier op in gegaan wordt. Een casusbehandeling in de briefing is al helemaal moeilijk te behandelen: ‘als het in zijn algemeenheid gezegd wordt tijdens de briefing of overdracht, dan zal ik niet de eerste zijn die aan de bel trekt’ (interview 9). Als het niet opgelost kan worden met een collega lijkt het lastig een andere oplossing te bedenken. ‘He van ja, weet ik veel, met de psycholoog praten?’ (interview 13).
163
Activiteiten met de collega’s worden door sommigen als teambuilding gezien, maar worden wel als onfrequent besproken. ‘Als er iemand weg gaat of als er iemand jarig is wordt er een feestje gehouden’ (interview8). ‘Met zijn allen eten omdat er gingen dan mensen weg of zo’ (interview 12). Er zijn een paar medewerkers die spreken over een teambuilding en dit ook te waarderen, maar geven maar één enkel voorbeeld van een dusdanig moment met het team. Het achterhalen van wensen Medewerkers benoemen te kunnen handelen in situaties die gebeuren, maar spreken helemaal niet over begeleiding van de cliënten voordat problematisch gedrag op seksueel gebied is ontstaan. Er wordt verteld niet te weten hoe te handelen en/of het ook nog nooit geprobeerd te hebben. ‘Vaak kom je erachter op het moment dat er iets begint te broeien op dat gebied’ (interview 9), ‘Hoe ik dat dan zou aanpakken? Ik zou het niet weten (interview 10). Sommige medewerkers geven aan het niet prettig te vinden om over wensen op intiem gebied te praten, maar laten verder in het midden waar dit door komt (zie ook het kopje definiëren van grensoverschrijdend gedrag, het niet zelf kunnen benoemen van een eigen grens kan leiden tot een onduidelijke definitie en het niet kunnen aangeven en behouden van de eigen grens). ‘Ik vind dat te privé. Ik bespreek het liever niet’ (interview 7), ‘Nee, dat doe ik niet. Ik spreek er niet met ze over’ (interview 8). Ondanks deze duidelijke weergave van niet weten hoe te handelen, wordt aangegeven dat de psycholoog enkel inspringt op momenten dat er met een specifiek incident om gegaan moet worden. ‘Dan komt er een gesprek met de psycholoog hoe wij er mee om moeten gaan’ (interview 11). ‘Ik heb dat eigenlijk nog niet gedaan’ (interview 10), ‘ik heb nog niet echt zo’b gesprek gevoerd van hoe sta je dr in en hoe eh… ja… wat het gevoel bij die mensen is’ (interview 12). De rol van machtsverhoudingen binnen grensoverschrijdend gedrag De personeelsleden van de citadel kunnen de term macht op verschillende wijzen benoemen en onderbouwen binnen de organisatie. Beleidsplannen en protocollen Personeelsleden benoemen voornamelijk het twijfelen aan het bestaan van het protocol of het niet kennen van de inhoud. ‘Ik weet niet of er een protocol is, ik heb het nog nooit gelezen’ (interview 7), ‘Ik heb dat nog nooit opgezocht…’ (interview 10) en ‘Ik moet zeggen dat ik ze allang niet meer door heb gelezen, maar die blijkt er wel te zijn…’ (interview 13). Het maken van meldingen Het lijkt alsof de medewerkers meer kijken naar de dagelijkse praktijk en niet naar een groter geheel waarin meldingen een verdiepend nut kunnen dienen. ‘Ik weet wel dat ik een leidinggevende, dat ik daar wel terecht kan bij een grote situatie, maar kleine dingen bespreek ik gewoon in een evaluatie. Er is niet echt een stappenplan ofzo…’ (interview 8). ‘Ik heb nog nooit een melding gemaakt’ (interview 7). Medewerkers kiezen eerder voor een andere aanpak op de werkvloer zelf, zonder hierbij een melding bij te betrekken. ‘Ik weet niet of ik meteen een melding zou maken’ (interview 10), ‘Ik zou niet in eerste instantie meteen een melding maken’ (interview 12). Het lijkt alsof het maken van een melding meer gezien wordt als een laatste redmiddel bij het afhandelen van situaties, dan het maken van een melding met het oog op overzicht en preventie. ‘Ik zou dat hier in zo’n geval niet gauw doen. Ik vind dat niet zo belangrijk om daar een melding van te maken’ (interview 13). Het behandelen van gebeurde situaties versus preventie Er wordt benoemd dat er nog nooit de moeite is genomen om te achterhalen welke preventie mogelijk is. ‘Voor zover ik weet wordt er niet echt aandacht aan besteed’ (interview 8). ‘We hebben dan ook nooit, tot op heden niet, de tijd in gestoken om te ontdekken wat de eventuele behoeften van deze mensen zijn. Er wordt bijna niks aan preventie gedaan’ (interview 9). Preventie krijgt in zijn algeheelheid weinig aandacht, maar er lijkt ook een onduidelijk beeld te heersen van wat preventie nou precies is. ‘We spreken er wel over en zetten het in het dossier, maar eh… niet meer dat we daar professionele hulp bij zoeken’ (interview 8). De enige genoemde stap die te vinden is in de reacties betreft het gesprek met de psycholoog over toekomstige gelijke gevallen, maar dit wordt toegelicht als zijnde nazorg. ‘We hebben ook een gesprek gehad met een psycholoog hier, hoe we daar het beste op kunnen reageren’ (interview 11).
164
Taling Oorzaken en definiëren van grensoverschrijdend gedrag Meerdere respondenten hadden moeite met het formuleren van hun eigen specifieke grens. Op de vraag om grensoverschrijdend gedrag voor hun als persoon te beschrijven kwamen er veel reacties die geregeld even stil vielen of onderbroken werden met een ‘uhm’. Medewerkers leken niet direct een eigen formulering en grens klaar te hebben. ‘Eh… als er handelingen of dingen gebeuren eh die je… die jij ongewenst vind. Eh… ja dat kan eh… verbaal zijn maar dat kan ook lichamelijk zijn’ (interview 6) Over de oorzaken benoemden veel medewerkers de aandoening of toestand van de cliënt. ‘Eh ik denk dat het heel erg ook in het ziektebeeld zit, dat heel veel mensen met een CVA zitten’ (interview 4). Sommige medewerkers benoemden wel de eenzaamheid van de cliënt, maar konden vervolgens niet specifiek toelichten hoe dit dan tot grensoverschrijdend gedrag kan leiden. ‘Eenzaamheid, onmacht, het gemis van iets. Een beetje proberen uit de tent te lokken’. Grenzen niet aangeven en Grenzen wel aangeven, fysiek en verbaal Bij het aangeven van grenzen konden maar weinig medewerkers een breed scala van deze vorm van zelfbescherming beschrijven. De voornaamste manieren van het aangeven van grenzen benoemden de medewerkers het letterlijk benoemen ergens niet van gediend te zijn of met de cliënt in gesprek gaan op het moment van het grensoverschrijdende gedrag. ‘Ja dan zeg ik van sorry, maar daar ben ik niet van gediend… Ja’ (interview 4). ‘Als ik vind dat die grens overschreden wordt dan vind ik dat ik daar wel iets van mag zeggen’ (interview 3). Het gesprek lijkt in de meeste gevallen wel de uiterste vorm van grensbehoud. ‘Ik zou het sowieso met de cliënt bespreekbaar maken, in hoeverre dat kan’. Er lijkt een bepaalde rem op vervolgstappen te zitten. Na het voordoen van de situatie geven weinig medewerkers opties aan die ze kunnen ondernemen om hun grens nog aan te kunnen kaarten. ‘Dan zeg je ach… dat is geweest… (interview 2) Er zijn respondenten bij die bij de vraag of ze hun grenzen ooit een keer niet hebben aangegeven in een situatie waarbij ze dat achteraf gezien toch wel beter hadden kunnen reageren met een antwoord dat dit niet is voorgekomen, hebben bij andere vragen toch moeite bij het beschrijven van de manier van aangeven van hun grens. Een voorbeeld: in interview 4 wordt bij de vraag of de grens een keer niet is aangegeven als antwoord gegeven: ‘Nee, nee dat kan ik me niet herinneren. Ik zou het wel echt aangeven als ik er gewoon last van heb. Zeker wel’, maar bij het onderwerp van het behandelen van een grensoverschrijdende situatie bij een cliënt geen specifieke handelingswijze naar voren: ‘Dan is het op dat moment wel aftasten van wat ga je nu doen. Dan ben ik wel iemand van goh, ik vind dit vervelend en… ja… (einde antwoord). Hoe kan het dat een medewerker het nooit meemaakt dat deze zijn of haar grens niet goed aan gegeven krijgt, als deze de handeling niet eens kan beschrijven? Hebben ze wel echt een handelswijze paraat? Bij een vraag over het niet aangegeven van grenzen reageert een respondent met: ‘dat wil ik niet, daar ben ik niet geleerd voor’ (interview 2). Binnen de reactie wordt wel benoemd hoe de grens wordt bewaakt in een dergelijk moment, maar de echte afhandeling van de situatie wordt niet besproken. Het is opvallen dat er enkel voorbeelden worden genoemd van het letterlijk zeggen van een grens, terwijl er met regelmaat wordt aangegeven dat er niet met de cliënten te praten zou zijn. Op de vraag van hoe de grenzen aangegeven worden krijgen we de reacties ‘Zeggen dat ik er niet van gediend ben’ (interview 1) en ‘ik probeer het te zeggen’ (interview 2), ‘nu zou ik natuurlijk zeggen van hallo daar ben ik niet van gediend’ (interview 5). Dit staat tegenover de reactie ‘Weet je, het kan allemaal wel gezegd worden, maar ik weet niet of dat altijd zin heeft. Ook weer puur om dat ziektebeeld’ (interview 5). De medewerkers lijken zich bewust te zijn van het niet altijd even functioneel zijn van een gesprek bij het aangeven van grenzen, maar geen van allen noemt een alternatief om de eigen grenzen dan alsnog te kunnen bewaken en bewaren. Grenzen aangeven, gekoppeld aan de aandoening van de cliënt De medewerkers geven erg regelmatig aan dat het bespreken van hun persoonlijke grenzen of een grensoverschrijdende situatie met de cliënt vaak geen nut zou hebben en daarom beter weggelaten kan worden. ‘Als iemand dementerend is, ja, dan heeft het niet zo heel veel zin om daar op in te gaan.’ (interview 4). ‘Iemand die volledig goed bij is met zijn verstand en dan dingen roept of dingen doet die niet eh… die zou ik er dan ook eerder op aanspreken. Heeft ook veel meer nut natuurlijk’ (interview 6). Er wordt vervolgens niet gesproken over andere stappen die ondernomen kunnen worden om hun grenzen te bewaken, er wordt enkel gekeken naar het moment zelf dat er een grens overschreden zou worden. ‘Ik denk dat je dan eh… zef maar als het zich voordoet dat je dan meer op dat moment daar rekening mee houdt’ (interview 6).
165
Gewenning aan grensoverschrijdend gedrag Bij de vraag naar het gewend raken aan grensoverschrijdend gedrag geeft bijna elke respondent aan dit wel zo te voelen. Veel van hen leggen een koppeling met de leeftijd of werkervaring: ‘Je wordt ook ouder…’ (interview 2), ‘dat hoort ook wel een beetje bij de zorg’ (interview 6). Het wennen aan komt op ons als onderzoekers over als het accepteren van het aanwezig zijn van grensoverschrijdend gedrag. Er wordt niet gekeken naar een eventuele vraag achter de vraag van een cliënt. Waar komt grensoverschrijdend gedrag vandaan? ’Het gemis van iets, een beetje uit de tent lokken?’ (interview 2). Er heersen wel speculaties onder de medewerkers, maar er lijkt niet op de gedragingen van cliënten te worden doorgedacht. Waarom zou een cliënt een personeelslid ‘uit de tent willen lokken’ bijvoorbeeld? Of het ‘gemis’ van wat? Of wat kun je als zorgverlener doen aan het feit dat deze cliënt iets mist? Sommige medewerkers benoemen zich niet geroepen te voelen om naar deze gedachten te kijken van de cliënten, terwijl ze wel menen dat signalering een taak van hen is. Zie ook: het achterhalen van wensen. Het rekening houden met de eigen gevoelswereld van de medewerker De medewerkers wekken bij ons het beeld dat zij niet weten dat zij ook ‘nee’ mogen zeggen in geval van het onprettig voelen in een situatie. ‘Ik schakel op dat moment dan en ik probeer er dan het beste van te maken. Dit bevalt mij wel het beste, want je moet die persoon toch een keer helpen’ (interview 2). ‘Nu heb je wel zoiets van, het hoort er wel een beetje bij’ (interview 4). Het geeft een beeld van een kleine alternatieven hebben van de medewerkers, voelen zij zich in een positie gedrukt? ‘Ik heb ook heel vaak gedacht ik stop hiermee, maar dan denk ik bij mijn eigen als ik het niet doe, tja, dan komt er iemand anders…’. Het lijkt alsof de verzorgende personeelsleden het gevoel hebben een bepaalde taken op een bepaalde manier uit te móeten voeren en geen eigen keuze hebben. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen bij de cliënten) Ondanks het eerder besproken beeld van de medewerkers dat er met de meeste cliënten niet te praten valt, is dit toch de meest genoemde handelswijze bij cliënten in dergelijke situaties. Ook het even weg gaan en later terugkomen wordt toegepast. ‘In het begin zeggen dat ik daar niet van gediend ben ‘ (interview 1), ‘toen heb ik de deur dichtgedaan en gezegd, ik ben over tien minuten terug’ (interview 4), ‘dan zeg ik gewoon even meneer/mevrouw, ik ben even weg. Iemand anders komt u dalijk verder verzorgen’ (interview 3). In het laatste geval wordt er ook niet meer gesproken over de eigen handelingen bij de situatie. We kunnen aannemen dat het vragen van hulp bij collega’s in dergelijke situaties niet als moeilijk wordt gezien, maar het zelf kiezen van een handelingswijze is lastiger. Dit werkt als een vicieuze cirkel; als een collega gevraagd wordt het over te nemen, maar niemand kan aantonen hoe te handelen naast het verbaal aangeven van de grens, dan blijven er onopgeloste situaties. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met het team en collega’s) /Teambuilding De respondenten benoemen een goede onderlinge band te hebben. De toegankelijkheid van een gesprek met een collega is groot. ‘Ik kan de elk moment opzoeken’ (interview 1). Wel worden problemen liever één op één besproken dan binnen het team. ‘Vaak is het moeilijk om dat in een grote groep… want je zit met een tafel vol…’ (interview 2). ‘Ik zou wel een collegaatje zoeken waarvan ik weer dat ik er iets aan heb’ (interview 6). Het bespreken in het team moet dus functioneel zijn voor de persoon zelf, maar dit wordt vaak niet al te positief ingeschat. Medewerkers willen het eerst zelf proberen op te lossen. ‘Ik zou het eerst proberen zelf te doen, maar als het echt aan blijft houden dan met collega’s praten of zij er ook last van hebben’ (interview 1). (Dit terwijl het voor collega’s ook heel functioneel kan zijn om een casus te behandelen) Ook de tijdsdruk is een reden om het niet binnen het team te benoemen. ‘Maar soms is het… ja… een situatie al over en dan komt het toch te laat…’ (interview 3). De vraag of collega’s er wel op zitten te wachten komt bij een medewerker op: ‘Het komt zo ontzettend vaak voor, dat je het gevoel hebt van, nu moet ik maar een keer mijn mond houden’. Alle respondenten van de Taling gaven aan dat er geen Teambuildingsprojecten volbracht waren in de afgelopen jaren. ‘Nee, dat is ook heel lang geleden’. Veel van hen zagen het nut ook niet en hadden er geen zin in. ‘Ik hou werk en privé liever gescheiden’. Het achterhalen van wensen Over het achterhalen van de wens van de cliënt: ‘Behoefte aan seksualiteit vind ik heel moeilijk te achterhalen, dat is ook het doel van onze afdeling niet’ (interview 2), ‘daar is het misschien de doelgroep ook niet naar’ (interview 6) en ‘ik zie mezelf daar niet over in gesprek gaan’ (interview 3). We zien hier een duidelijke reactie van het zich niet geroepen voelen van de verzorgende om de wens van de cliënt te achterhalen (wat wordt hier over gezegd in het beleid van de Van Neynselgroep?). Dit staat echter in tegenstelling tot de vraag in het interview over signalering:
166
‘Een contactverzorgende behartigd de belangen van de cliënt’ (interview 2) ‘Ja’ op de vraag of signalering als een taak wordt beschouwd (interview 2), ‘ja ook’ (interview 3) en ‘Ja, dat is wel erg belangrijk’ (interview 6). Het achterhalen van de wens lijkt hier niet als onderdeel van de signalering beschouwd te worden. Hebben wij als onderzoekers hier een verkeerd beeld van de taken van de verzorgende personeelsleden binnen de Van Neynselgroep? De rol van machtsverhoudingen binnen grensoverschrijdend gedrag Als er zich een situatie van grensoverschrijdend gedrag voordoet, noemen een paar respondenten de interventie om er een collega bij te halen. ‘Als het me echt te naar is ga ik weg en vraag ik een collega’ (interview 2), en ‘ik vraag ook wel ondersteuning of iemand me komt helpen’, in een gesprek waar het gaat over het behouden van je eigen grens op momenten dat macht uitgeoefend wordt. Er wordt hier voornamelijk gekeken naar het terugnemen van een machtspositie bij de medewerkers op een moment dat een cliënt deze machtspositie aan zou proberen te nemen: ‘Ik merk wel dat heel veel cliënten middels een bepaald gedrag echt de zorg kunnen afdwingen’ (interview 2), ‘ik heb hier altijd wel het gevoel dat ik vooral van de bewoners een soort huishoudelijke hulp ben die alles voor hen maar moet doen’ (interview 3) en de cliënt die ‘dingen eist van je’ (interview 6). Hier wordt benoemd dat de cliënten een bepaalde macht uitoefenen over de medewerkers. Deze situaties worden dan opgelost met het sussen van de situatie zelf door het te benoemen naar de cliënt, er een collega bij te halen en/of weg te gaan. Er wordt hier niet gesproken over vervolgstappen die ondernomen kunnen worden. In de ogen van ons als onderzoekers gezien als enkel symptoombestrijding. Misschien zit er wel een vraag van de cliënt achter dit gedrag. De medewerkers hebben veel moeite met het specifiek benoemen van hun eigen machtspositie, lijken zich er haast schuldig over te voelen. ‘Daar moet je natuurlijk geen gebruik van maken, maar ja je hebt natuurlijk wel een functie op de afdeling en eh.. daar eh… wordt van je verwacht dat je dat goed uitvoert. Ik vind macht een beetje een naar woord’ (interview 6), ‘eh… dat is geen macht… ja want dat is een beetje verkeerd’ (interview 5), ‘het is dan niet dat je bewust macht gebruikt, maar het is wel zo’ (interview 4). Beleidsplannen en protocollen bij dit thema verdeeld de respondentgroep zich in tweeën: de groep die aangeeft wel te weten dat ze er zijn, maar niet te weten wat er in staat en wat ze ermee moeten, plus de groep die helemaal niet weet of ze er zijn of niet.’Ik zou het echt niet weten’ (interview 2), ‘Geen idee’ (interview 3), ‘dat zou ik niet durven zeggen…’ (interview 5). Wel lijkt er het bewustzijn te heersen dat dit beter kan: ‘dat zou ik eigenlijk moeten weten hè’ (interview 4). Toch voelen de medewerkers zich niet echt geroepen hier iets aan te doen. ‘Als er iets gebeurd dan ga ik wel naar mijn leidinggevende en die stuurt mij dan wel door’ (interview 1), ‘Ik ben nooit op de hoogte gesteld van een protocol’ (interview 3). Naast het beeld dat dit komt door het niet voelen van een bepaalde verantwoordelijkheid op het gebied van deze kennisneming, zien wij als onderzoekers nog een oorzaak van het niet zelf opzoeken van beleid, namelijk het niet gehoord voelen worden. ‘We worden wel aangemoedigd om het te blijven melden, maar of er dan ook echt iets mee gedaan wordt is het tweede, dat gevoel heb ik dus niet’ (interview 3). Het maken van meldingen Het gevoel niet gehoord te worden klinkt door in het thema meldingen maken. ‘Ik heb een aantal keer gemeld dat ik het gevoel heb dat ik niet wordt gehoord, dan denk ik wel van ja, ik ga niet voor jan met de korte achternaam…’ en ‘Als ik het gevoel heb dat ik niet serieus genomen wordt dan heb ik zoiets van laat maar’ (interview 3). Sommige medewerkers lijken het nut simpelweg ook niet te zien en denken enkel vanuit hun eigen individuele positie, niet vanuit organisatorisch belang: ‘Misschien omdat ik denk van ach… ik heb er niet zo’n last van’ (interview 4), ‘Ja ik denk dat ik dat niet zo snel uit mezelf zou gaan doen, nee’ (interview 5). Daarnaast lijkt het sommige medewerkers niet helemaal duidelijk te zijn waar zij een melding van moeten maken, of blijft dit beperkt tot geweldplegingen en incidenten met medicatie of lichamelijk letsel. ‘Een mic-melding is voor als er geschopt of geslagen is’ (interview 1), ‘Bijvoorbeeld iemand heeft een verkeerd medicijn gekregen, of iemand is gevallen (interview 5).
167
Het behandelen van gebeurde situaties versus preventie De respondenten gaven voornamelijk aan dat er meer aandacht werd besteed aan behandelde situaties en dat preventie ver te zoeken was. Een respondent over een grensoverschrijdende situatie naar haar vanuit een cliënt: ‘dat heb ik toen doorgegeven en toen werd er alleen tegen mij gezegd, ga eens even goed het benaderingsplan doorlezen. Maar is er verder iets mee gedaan? Nee, ik moest me maar inleven in de zorgvragen’ (interview 3). Het lijkt of de medewerkers het ook lastig vinden om te benoemen of er wel iets aan preventie gedaan kan worden en komen niet verder dan het maken van afspraken over hoe te handelen in een volgende gelijke situatie. Zelfs deze benadering wordt door sommige medewerkers in twijfel getrokken. ‘Ik denk niet dat je daar hele afspraken voor hoeft te maken, maar gewoon als de cliënt dan thuis is offe… dat je daar dan gewoon op in gaat’ (interview 6). Éen medewerker benoemd de nazorg voor een dergelijke grensoverschrijdende situatie, het behandelen van de kwestie met een psycholoog: ‘Preventie is meer hoe je er mee omgaat naderhand. Dan wordt er een psycholoog bijgehaald’ (interview 2). Dit spreekt de situatie van de respondent uit interview 3 echter tegen: dat er niks aan gedaan zou zijn. Is deze nazorg niet bij iedereen bekend? En hoe ziet deze behandeling van een psycholoog er uit?
168
Bijlage 6: Kernlabels en verbanden van de interviews Allereerst zijn de interviews opgedeeld in fragmenten. Deze afgenomen interviews bestonden al uit een verdeling in thema’s. Deze thema’s zijn aangehouden als fragmenten. Dit was de eerste labeling (De Bil, 2011) en is terug te zien in de uitwerking van de interviews (zie bijlage uitwerking interviews). De tweede labeling (Ibid.), bestond uit het opdelen van citaten in kernlabels (zie bijlage citaten). De derde fase van de analyse van de interviews bestaat uit het geven van betekenis aan de kernlabels en het leggen van verbanden. Als laatste stap kunnen er dan koppelingen worden gemaakt van de verbanden naar theorie. Hieronder eerst het deel waarin de kernlabels worden vergeleken en betekenis gegeven.
De Taling Oorzaken en definiëren van grensoverschrijdend gedrag Meerdere respondenten hadden moeite met het formuleren van hun eigen specifieke grens. Op de vraag om grensoverschrijdend gedrag voor hun als persoon te beschrijven kwamen er veel reacties die geregeld even stil vielen of onderbroken werden met een ‘uhm’. Medewerkers leken niet direct een eigen formulering en grens klaar te hebben. Over de oorzaken benoemden veel medewerkers de aandoening of toestand van de cliënt. Sommige medewerkers benoemden wel de eenzaamheid van de cliënt, maar konden vervolgens niet specifiek toelichten hoe dit dan tot grensoverschrijdend gedrag kan leiden. Het inzicht in verschillende oorzaken valt dus ook te bevragen. Grenzen niet aangeven en Grenzen wel aangeven, fysiek en verbaal Bij het aangeven van grenzen konden maar weinig medewerkers een breed scala van deze vorm van zelfbescherming beschrijven. De voornaamste manieren van het aangeven van grenzen benoemden de medewerkers het letterlijk benoemen ergens niet van gediend te zijn of met de cliënt in gesprek gaan op het moment van het grensoverschrijdende gedrag. Het gesprek lijkt in de meeste gevallen wel de uiterste vorm van grensbehoud. Er lijkt een bepaalde rem op vervolgstappen te zitten. Na het voordoen van de situatie geven weinig medewerkers opties aan die ze kunnen ondernemen om hun grens nog aan te kunnen kaarten. Er zijn respondenten bij die bij de vraag of ze hun grenzen ooit een keer niet hebben aangegeven in een situatie waarbij ze dat achteraf gezien toch wel beter hadden kunnen reageren met een antwoord dat dit niet is voorgekomen, hebben bij andere vragen toch moeite bij het beschrijven van de manier van aangeven van hun grens.. Hoe kan het dat een medewerker het nooit meemaakt dat deze zijn of haar grens niet goed aan gegeven krijgt, als deze de handeling niet eens kan beschrijven? Hebben de medewerkers problemen met hun formulering, of met de wijze van het aangeven van grenzen? Bij een vraag over het niet aangegeven van grenzen reageert een respondent met: ‘dat wil ik niet, daar ben ik niet geleerd voor’ (interview 2). Binnen de reactie wordt wel benoemd hoe de grens wordt bewaakt in een dergelijk moment, maar de echte afhandeling van de situatie wordt niet besproken. Het is opvallen dat er enkel voorbeelden worden genoemd van het letterlijk zeggen van een grens, terwijl er met regelmaat wordt aangegeven dat er niet met de cliënten te praten zou zijn. Op de vraag van hoe de grenzen aangegeven worden krijgen we de reacties waarin verbale wijzen worden toegelicht. Dit staat tegenover de reactie ‘Weet je, het kan allemaal wel gezegd worden, maar ik weet niet of dat altijd zin heeft. Ook weer puur om dat ziektebeeld’ (interview 5). De medewerkers lijken zich bewust te zijn van het niet altijd even functioneel zijn van een gesprek bij het aangeven van grenzen, maar geen van allen noemt een alternatief om de eigen grenzen dan alsnog te kunnen bewaken en bewaren. Grenzen aangeven, gekoppeld aan de aandoening van de cliënt De medewerkers geven erg regelmatig aan dat het bespreken van hun persoonlijke grenzen of een grensoverschrijdende situatie met de cliënt vaak geen nut zou hebben en daarom beter weggelaten kan worden. Er wordt vervolgens niet gesproken over andere stappen die ondernomen kunnen worden om hun grenzen te bewaken, er wordt enkel gekeken naar het moment zelf dat er een grens overschreden zou worden.
169
Gewenning aan grensoverschrijdend gedrag Bij de vraag naar het gewend raken aan grensoverschrijdend gedrag geven respondenten aan dit wel zo te voelen. Veel van hen leggen een koppeling met de leeftijd of werkervaring. Het wennen aan komt op ons als onderzoekers over als het accepteren van het aanwezig zijn van grensoverschrijdend gedrag. Er wordt niet gekeken naar een eventuele vraag achter de vraag van een cliënt. Waar komt grensoverschrijdend gedrag vandaan? Er heersen wel speculaties onder de medewerkers, maar er lijkt niet op de gedragingen van cliënten te worden doorgedacht. Waarom zou een cliënt een personeelslid ‘uit de tent willen lokken’ bijvoorbeeld? Of het ‘gemis’ van wat? Of wat kun je als zorgverlener doen aan het feit dat deze cliënt iets mist? Sommige medewerkers benoemen zich niet geroepen te voelen om naar deze gedachten te kijken van de cliënten, terwijl ze wel menen dat signalering een taak van hen is. Zie ook: het achterhalen van wensen. Het rekening houden met de eigen gevoelswereld van de medewerker De medewerkers wekken bij ons het beeld dat zij niet weten dat zij ook ‘nee’ mogen zeggen in geval van het onprettig voelen in een situatie. Het geeft een beeld van het hebben van weinig alternatieven voor de medewerkers, voelen zij zich in een positie gedrukt? Het lijkt alsof de verzorgende personeelsleden het gevoel hebben een bepaalde taken op een bepaalde manier uit te móeten voeren en geen eigen keuze hebben. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen bij de cliënten) Ondanks het eerder besproken beeld van de medewerkers dat er met de meeste cliënten niet te praten valt, is dit toch de meest genoemde handelswijze bij cliënten in dergelijke situaties. Ook het even weg gaan en later terugkomen wordt toegepast. In het laatste geval wordt er ook niet meer gesproken over de eigen handelingen bij de situatie. We kunnen aannemen dat het vragen van hulp bij collega’s in dergelijke situaties niet als moeilijk wordt gezien, maar het zelf kiezen van een handelingswijze is lastiger. Dit werkt als een vicieuze cirkel; als een collega gevraagd wordt het over te nemen, maar niemand kan aantonen hoe te handelen naast het verbaal aangeven van de grens, dan blijven er onopgeloste situaties. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met het team en collega’s) /Teambuilding De respondenten benoemen een goede onderlinge band te hebben. De toegankelijkheid van een gesprek met een collega is groot. Wel worden problemen liever één op één besproken dan binnen het team. Het bespreken in het team moet dus functioneel zijn voor de persoon zelf, maar dit wordt vaak niet al te positief ingeschat. Medewerkers willen het eerst zelf proberen op te lossen (Dit terwijl het voor collega’s ook heel functioneel kan zijn om een casus te behandelen) Ook de tijdsdruk is een reden om het niet binnen het team te benoemen. Alle respondenten van de Taling gaven aan dat er geen Teambuildingsprojecten volbracht waren in de afgelopen jaren. Veel van hen zagen het nut ook niet en hadden er geen zin in. Het achterhalen van wensen Over het achterhalen van de wens van de cliënt word gesproken over de moeilijkheid van deze interventie, ondersteund met het argument dat de afdeling dit ook als doel niet heeft. We zien hier een duidelijke reactie van het zich niet geroepen voelen van de verzorgende om de wens van de cliënt te achterhalen (wat wordt hier over gezegd in het beleid van de Van Neynselgroep?). Dit staat echter in tegenstelling tot de vraag in het interview over signalering waar menig medewerker volmondig ja antwoord op de vraag of dit bij het takenpakket hoort. ‘Een contactverzorgende behartigd de belangen van de cliënt’ (interview 2). Het achterhalen van de wens lijkt hier niet als onderdeel van de signalering beschouwd te worden. Hebben wij als onderzoekers hier een verkeerd beeld van de taken van de verzorgende personeelsleden binnen de Van Neynselgroep? De rol van machtsverhoudingen binnen grensoverschrijdend gedrag Als er zich een situatie van grensoverschrijdend gedrag voordoet, noemen een paar respondenten de interventie om er een collega bij te halen. Er wordt hier voornamelijk gekeken naar het terugnemen van een machtspositie bij de medewerkers op een moment dat een cliënt deze machtspositie aan zou proberen te nemen. Hier wordt benoemd dat de cliënten een bepaalde macht uitoefenen over de medewerkers. Deze situaties worden dan opgelost met het sussen van de situatie zelf door het te benoemen naar de cliënt, er een collega bij te halen en/of weg te gaan. Er wordt hier niet gesproken over vervolgstappen die ondernomen kunnen worden. In de ogen van ons als onderzoekers gezien als enkel symptoombestrijding. Misschien zit er wel een vraag van de cliënt achter dit gedrag. De medewerkers hebben veel moeite met het specifiek benoemen van hun eigen machtspositie, lijken zich er haast schuldig over te voelen.
170
Beleidsplannen en protocollen Bij dit thema verdeeld de respondentgroep zich in tweeën: de groep die aangeeft wel te weten dat ze er zijn, maar niet te weten wat er in staat en wat ze ermee moeten, plus de groep die helemaal niet weet of ze er zijn of niet. Wel lijkt er het bewustzijn te heersen dat dit beter kan. Toch voelen de medewerkers zich niet echt geroepen hier iets aan te doen. Naast het beeld dat dit komt door het niet voelen van een bepaalde verantwoordelijkheid op het gebied van deze kennisneming, zien wij als onderzoekers nog een oorzaak van het niet zelf opzoeken van beleid, namelijk het niet gehoord voelen worden. Het maken van meldingen Het gevoel niet gehoord te worden klinkt door in het thema meldingen maken. Sommige medewerkers lijken het nut simpelweg ook niet te zien en denken enkel vanuit hun eigen individuele positie, niet vanuit organisatorisch belang. Daarnaast lijkt het sommige medewerkers niet helemaal duidelijk te zijn waar zij een melding van moeten maken, of blijft dit beperkt tot geweldplegingen en incidenten met medicatie of lichamelijk letsel Het behandelen van gebeurde situaties versus preventie De respondenten gaven voornamelijk aan dat er meer aandacht werd besteed aan behandelde situaties en dat preventie ver te zoeken was. Een respondent over een grensoverschrijdende situatie naar haar vanuit een cliënt: ‘dat heb ik toen doorgegeven en toen werd er alleen tegen mij gezegd, ga eens even goed het benaderingsplan doorlezen. Maar is er verder iets mee gedaan? Nee, ik moest me maar inleven in de zorgvragen’ (interview 3). Het lijkt of de medewerkers het ook lastig vinden om te benoemen of er wel iets aan preventie gedaan kan worden en komen niet verder dan het maken van afspraken over hoe te handelen in een volgende gelijke situatie. Zelfs deze benadering wordt door sommige medewerkers in twijfel getrokken. Éen medewerker benoemd de nazorg voor een dergelijke grensoverschrijdende situatie, het behandelen van de kwestie met een psycholoog. Dit spreekt de situatie van de respondent uit interview 3 echter tegen: dat er niks aan gedaan zou zijn. Is deze nazorg niet bij iedereen bekend? En hoe ziet deze behandeling van een psycholoog er uit?
De Citadel Oorzaken en definiëren van grensoverschrijdend gedrag Wat betreft het definiëren van de grens en het gedrag komen bij de specifieke vraag hiernaar vooral aanrakingen naar voren als grensoverschrijdend gedrag. In vragen verder in het interview komen er echter nog andere aspecten naar boven die als grensoverschrijdend worden ervaren, zoals verlekkerd naar een vrouwelijk personeelslid kijken en het overmatig kreunen van een man met geen enkele geestelijke aandoening tijdens de verzorging. De behandeling van dit gedrag bevind zich op symptoombestrijdingniveau, er word gesproken over hoe een cliënt vast te pakken om te voorkomen dat je zelf gegrepen wordt. Wat betreft de oorzaken geven de medewerkers voornamelijk het hebben van behoeften en verlangens aan. Een enkele medewerker noemt onmacht als oorzaak. We zien hier een erg eenzijdige benadering als het gaat om de oorzaken van grensoverschrijdend gedrag, terwijl dit gedrag meerdere oorzaken kan hebben. Grenzen niet aangeven en Grenzen wel aangeven, fysiek en verbaal Twee medewerkers kunnen oorzaken noemen waardoor ze hun grenzen ooit niet aan hebben durven geven. ‘Ik wil niemand kwetsen’ (interview 7), ‘Een beetje schaamte…’ (interview 8). Alle andere medewerkers geven aan nog nooit een situatie gehad te hebben waarbij ze hun grenzen niet aan durfden te geven. Van deze laatste respondenten zijn het er echter maar weinig die een goede toelichting kunnen geven over hoe zij een grensoverschrijdende situatie behandelen, enkel het verbaal aangeven van de grens wordt tijdens de situatie duidelijk gemaakt. De medewerkers geven aan wel hun grenzen te kunnen bewaken, maar de toelichting hoe dit gebeurd blijft vaag. Over het algemeen ontstaat er een beeld van het verbaal bewaken van de grens in combinatie met een lichaamshouding of het weghalen van handen op ongewenste plekken. Het verbaal aangeven van de grens wordt niet verdiepend toegelicht, enkel een ‘er iets van zeggen’ of ‘je grens aan geven ‘, maar een uitleg wat en hoe blijft uit, ook na doorvragen. Er wordt niet door de medewerkers gesproken over verdere aanpak omtrent de overschreden grens, na het voordoen van de situatie.
171
Grenzen aangeven, gekoppeld aan de aandoening van de cliënt Als er zich een grensoverschrijdende situatie voor heeft gedaan, worden er duidelijke afspraken gemaakt over de benaderingswijze naar de cliënt. Deze komen vast te liggen in het benaderplan zodat de medewerkers ze kunnen opvolgen. Deze benadering is toegespitst op de cliënt. Een cliënt wordt na een gebeurtenis goed bekeken en hier wordt op ingespeeld. Bij de vraag of medewerkers zichzelf of de cliënt vooropstellen, of een combinatie van beiden als het om het aangeven van grenzen gaat, wordt er door geen enkele medewerker gesproken over een aangepaste grens. Er is ook geen sprake van verschillende technieken op het gebied van grenzen aangeven. Sommige medewerkers laten hun grenzen eerder vieren als de cliënt door de aandoening niet zelf lijkt te kiezen voor het overschrijden van een grens. Ook hier speelt weer inlevingsvermogen mee. Gewenning aan grensoverschrijdend gedrag Bij de vraag of de medewerkers wennen aan grensoverschrijdend gedrag door het met regelmaat voorkomen ervan, komt er een sterk gevoel van inleving naar voren. Degenen die aangeven er niet aan te wennen omdat het lastige situaties zijn, kunnen ook goed aangeven waarom ‘Het went niet, ik denk wel dat als ik het nu ga vergelijken met toen ik zelf jonger was, dat je er meer moeite mee had als nu. Maar dat is denk ik meer omdat je je kunt verplaatsen in de cliënt denk ik’ (interview 13), ‘Je went er niet aan, je moet elke keer weer op nieuw er in duiken, hoe is de situatie van de persoon, hoe ga ik dit aanpakken, wat voor alternatieven kan ik bieden’ (interview 9). Het rekening houden met de eigen gevoelswereld van de medewerker Wat betreft het rekening houden met het de eigen gevoelens van de medewerker, wordt er gesproken over het steeds beter om kunnen gaan met de risico’s van het vak; het wordt niet gezien als het opzij moeten zetten van het eigen gevoel, maar meer het leren omgaan met situaties naarmate je ze in je ervaring meer bent tegengekomen. Incidenteel noemt een medewerker wel een situatie waarin zij moeite hadden met het blijven bij het eigen gevoel, maar dit zijn dergelijk schrijnende situaties dat ze tekenend zijn voor de loopbaan van de medewerker. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met de cliënten) Bij het handelen bij grensoverschrijdend gedrag, wordt er voornamelijk gesproken over hoe te handelen tijdens de grensoverschrijdende gebeurtenis. Een enkeling noemt het overwegen van het bieden van alternatieven aan de cliënt, maar er wordt niet gesproken over een vraag achter de vraag. Dit terwijl het duidelijk naar voren komt dat iedere medewerker dit werk doet vóór de cliënt. Er is sprake van een duidelijke liefde voor zorg. Er wordt dus wel gekeken naar de cliënt en waarom er eventueel niet kortdaad gereageerd zou kunnen worden in een grensoverschrijdende situatie, maar er wordt ook niet gesproken over het bieden van alternatieven of het zoeken naar diepere oplossingen. ‘Ik laat het bij grenzen aangeven, ik bespreek het niet echt’ (interview 8). Het lijkt alsof de medewerkers hier prima roeien met de riemen die ze hebben, maar simpelweg niet weten hoe ze een grensoverschrijdende situatie beter kunnen behandelen naast het bewaken van de eigen grens en het uitleggen aan de cliënt waarom dingen niet kunnen. Handelen bij grensoverschrijdend gedrag (het behandelen met het team en collega’s) / Teambuilding De teamleden raadplegen elkaar om na te gaan hoe collega’s met bepaalde situaties omgaan. Ook worden er onderling afspraken gemaakt over handelingswijzen jegens cliënten. Verder dan tips en erkenning lijkt het echter niet te gaan, hier wordt in ieder geval niet over gesproken in de interviews. Wel wordt er bewustzijn getoond over het nut van het bespreken van lastige situaties met collega’s, al blijft de toelichting hier wat vaag in. Er wordt benoemd dat de briefing een moment van bespreken is, ook betreffende deze thema’s, maar of dit als prettig en functioneel ervaren wordt blijft vaag. Zo is het praten in een grote groep niet bij elke respondent favoriet en worden er liever collega’s apart genomen voor een praatje. Ook benoemd dat tijdsdruk een probleem kan zijn voor een bespreking in teamverband, want voor deze onderwerpen moet je de tijd kunnen nemen en dat kan vaak niet. Daarbij geeft een medewerker aan het ook simpelweg niet prettig te vinden situaties te horen van collega’s in een briefing, omdat deze niet weet hoe te reageren naar de teamgenoot. Het bespreken van vragen en probleemsituaties van collega’s wordt benoemd als belangrijk, maar hoe dit aan te pakken wordt niet precies beschreven. Als het niet opgelost kan worden met een collega worden er geen alternatieven benoemd door de medewerkers om een andere oplossing aan te dragen. Het oplossend denkvermogen van de teamleden komt hier dus totaal niet in beeld. Activiteiten met de collega’s worden door sommigen als teambuilding gezien, maar worden wel als onfrequent besproken. Er zijn een paar medewerkers die spreken over een teambuilding en dit ook te waarderen, maar geven maar één enkel voorbeeld van een dusdanig moment met het team.
172
Het achterhalen van wensen Medewerkers benoemen te kunnen handelen in situaties die gebeuren, maar spreken helemaal niet over begeleiding van de cliënten voordat problematisch gedrag op seksueel gebied is ontstaan. Er wordt verteld niet te weten hoe te handelen en/of het ook nog nooit geprobeerd te hebben. Sommige medewerkers geven aan het niet prettig te vinden om over wensen op intiem gebied te praten, maar laten verder in het midden waar dit door komt (zie ook het kopje definiëren van grensoverschrijdend gedrag, het niet zelf kunnen benoemen van een eigen grens kan leiden tot een onduidelijke definitie en het niet kunnen aangeven en behouden van de eigen grens). Ondanks deze duidelijke weergave van niet weten hoe te handelen, wordt aangegeven dat de psycholoog enkel inspringt op momenten dat er met een specifiek incident om gegaan moet worden, nadat deze zich heeft voorgedaan. De rol van machtsverhoudingen binnen grensoverschrijdend gedrag De personeelsleden van de citadel kunnen de term macht op verschillende wijzen benoemen en onderbouwen binnen de organisatie. Beleidsplannen en protocollen Personeelsleden benoemen voornamelijk het twijfelen aan het bestaan van het protocol of het niet kennen van de inhoud. Het maken van meldingen Het lijkt alsof de medewerkers meer kijken naar de dagelijkse praktijk en niet naar een groter geheel waarin meldingen een verdiepend nut kunnen dienen. Medewerkers kiezen eerder voor een andere aanpak op de werkvloer zelf, zonder hierbij een melding bij te betrekken. Het lijkt alsof het maken van een melding meer gezien wordt als een laatste redmiddel bij het afhandelen van situaties, dan het maken van een melding met het oog op overzicht en preventie. Het behandelen van gebeurde situaties versus preventie Er wordt benoemd dat er nog nooit de moeite is genomen om te achterhalen welke preventie mogelijk is. Preventie krijgt in zijn algeheelheid weinig aandacht, maar er lijkt ook een onduidelijk beeld te heersen van wat preventie nou precies is. De enige genoemde stap die te vinden is in de reacties betreft het gesprek met de psycholoog over toekomstige gelijke gevallen, maar dit wordt toegelicht als zijnde nazorg.
173