Eindrapport bevraging cultuursensitieve zorg Mechelen
1
Eindrapport bevraging cultuursensitieve zorg Mechelen Inhoud: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Probleemstelling Een netwerk cultuursensitieve zorg in Mechelen? Centrale vraagstelling en deelvragen Begrippen Doelgroep Werkwijze Resultaten van de bevraging
Bijlage: vragenlijst
1. Probleemstelling Uit kwalitatief onderzoek van Thomas More en CIMIC in 2013 over cultuursensitieve zorg in de Mechelse gezondheidszorg1, blijkt dat er nog heel wat noden bestaan op het vlak van cultuursensitieve zorg in Mechelen. Enerzijds wijzen de gesprekken met zorgvragers erop dat er nog een aantal drempels moeten weggewerkt worden om tot een voor iedereen toegankelijk zorgaanbod te komen. Anderzijds zitten de geïnterviewde zorgverleners nog met verschillende vragen rond het thema en ervaren ze nood aan ondersteuning en expertise. Ook VIVO Social Profit heeft in 2013 een aantal interviews en focusgroepen gedaan met medewerkers uit de sector, in het kader van de oprichting van een leernetwerk cultuursensitieve zorg2. Hoewel deze bevraging niet specifiek over de Mechelse context gaat, is het toch interessant een aantal bevindingen ervan te vermelden. Medewerkers die met het thema cultuursensitieve zorg bezig zijn en dit in hun hulpverlening proberen te implementeren (de zogenaamde ‘pioniers’) staan vaak alleen in de eigen organisatie. Buiten de organisatie gaan ze wel op zoek naar gelijkgestemden, wat op verschillende plaatsen heeft geleid tot de oprichting van werkgroepen en netwerken. Deze zijn regiogebonden en sectorspecifiek waardoor de ontwikkeling van cultuursensitieve zorg niet overal en nog niet in alle deelsectoren in dezelfde mate op gang is gekomen. Een belangrijk knelpunt is het gebrek aan draagvlak en urgentiebesef, zowel bij basismedewerkers als bij het beleid (op alle 1 2
Samen Anders: Cultuursensitieve zorg in Mechelen, Thomas More, 2013. CORNELIS MARIJKE, Conceptnota Leernetwerk Cultuursensitieve Zorg, VIVO Social Profit vzw, 2013.
2
niveaus: in de organisatie zelf, bij de koepels en bij de overheid). Te vaak zien hulpverleners cultuursensitieve zorg als iets wat hen niet aanbelangt en staat het thema te laag op de prioriteitenlijst van zij die het beleid bepalen, ondanks de grote nood op het terrein. Dit uit zich ook in een gebrek aan tijd en stucturele middelen die aan cultuursensitieve zorg worden besteed. Met deze bevraging willen we een aantal bevindingen uit bovenstaande onderzoeken verder verfijnen voor de welzijns- en zorgsector in Mechelen.
2. Een netwerk cultuursensitieve zorg in Mechelen? In verschillende Vlaamse steden bestaat er een Netwerk Cultuursensitieve Zorg. Brussel, Antwerpen en Gent hebben al langer hun netwerk. Het gaat daar in de eerste plaats om samenwerkingsverbanden tussen CAW’s en CGG’s. Soms zijn ook de integratiecentra betrokken. Elk van deze netwerken legt zijn eigen accenten binnen de gezamenlijk geformuleerde doelstellingen: ● Hulpverleners deskundiger maken rond cultuursensitieve zorg via vorming, intervisie en overleg. ● Het hulpverleningsaanbod van CAW en CGG beter bekendmaken bij mogelijke doorverwijzers en/of de etnisch-culturele minderheden, vluchtelingen en mensen met een precair verblijfsstatuut en het faciliteren van de toeleiding voor de doelgroep. ● De samenwerking, doorverwijzing en de afstemming tussen de diensten optimaliseren en netwerking realiseren. ● Vraag en aanbod rond cultuursensitieve zorg detecteren en onderzoeken op welke manier hieraan tegemoet kan worden gekomen. Recent is er in de Kempen een nieuw netwerk opgericht met een andere, ruimere samenstelling. Naast CAW en CGG maken o.a. CLB, OCMW, Fedasil en Stad Turnhout deel uit van deze samenwerking. Ook in Limburg, Oost- en West-Vlaanderen worden er initiatieven genomen om een lokaal netwerk op te richten.
In Mechelen is binnen GGalimero (Geestelijke Gezondheidszorg As Lier-Mechelen Regionaal Overleg), het netwerk van alle voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg uit de regio LierMechelen, het netwerk Vluchtelingenzorg Mechelen opgericht. In dit netwerk zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: Steunpunt Asiel en Migratie, AZ Sint-Maarten, Opvangcentrum
3
Meihof, CGG De Pont, Psychiatrische Thuiszorg Mechelen, OCMW/LOI Zemst, OCMW/LOI Bonheiden). Het Netwerk Cultuursensitieve Zorg Antwerpen ondersteunt het netwerk bij het bereiken van haar doelstellingen, namelijk: Zicht krijgen op het huidige aanbod psychosociale zorg voor asielzoekers en vluchtelingen Goede praktijken onder de aandacht brengen en optimaliseren van de zorg Maken van nieuwe samenwerkingsafspraken Knelpunten signaleren
Daarnaast hebben medewerkers uit de Mechelse welzijns- en zorgsector ook de mogelijkheid om aan te sluiten bij het aanbod van het Antwerpse netwerk Cultuursensitieve Zorg. Een voorbeeld daarvan is de deelname van een aantal medewerkers van CGG De Pont aan de intervisiegroepen van het netwerk.
In het najaar van 2013 organiseerden de stad Mechelen en het Diversiteits- en Integratiecentrum Prisma vzw een introductiedag rond het thema ‘diversiteit en zorg’ waaraan medewerkers uit een groot aantal Mechelse welzijns- en zorgorganisaties deelnamen. Dit initiatief bracht de vraag naar verdere ondersteuning en de mogelijke oprichting van een netwerk cultuursensitieve zorg aan de orde.
3. Centrale vraagstelling en deelvragen De stad Mechelen en het Diversiteits- en Integratiecentrum Prisma willen met deze bevraging peilen naar de noden en behoeften rond het thema cultuursensitieve zorg in Mechelen. We willen ook nagaan op elke manier we hulpverleners en zorgorganisaties daarin kunnen ondersteunen.
Centrale vraag: “Welke nood aan ondersteuning is er bij gezondheids- en welzijnsorganisaties in Mechelen inzake cultuursensitieve zorg?”
Deelvragen: A. Welke noden ervaren hulpverleners? Hoe ervaren hulpverleners de invloed van etnisch-culturele diversiteit op hun werk? 4
Hoe schatten hulpverleners hun eigen competenties in om met etnisch-culturele diversiteit om te gaan bij de uitoefening van hun job? Vinden de hulpverleners voldoende steun binnen hun organisatie om met etnischculturele diversiteit om te gaan bij de uitoefening van hun job?
B. Welke mogelijke oplossingen zien de hulpverleners zelf? Over welke aspecten, onderwerpen, thema’s willen de hulpverleners meer ondersteuning? Welke vormen van ondersteuning verkiezen zij?
4. Begrippen We gebruiken in deze bevraging de begrippen ‘diversiteit’ en ‘cultuursensitieve zorg’. Hieronder verstaan we: Diversiteit Hoewel we het begrip ‘diversiteit’ benaderen vanuit een brede invulling (alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen en groepen in de samenleving), ligt de focus van deze bevraging op het omgaan met etnisch-culturele diversiteit. Cultuursensitieve zorg Met de term ‘cultuursensitieve zorg’ bedoelen we zorgverlening die toegankelijk en kwalitatief is voor alle hulpvragers, ongeacht hun herkomst, religie en culturele achtergrond. Het is een zorgverlening die oog heeft voor de culturele dimensies van de hulpverlening, naast lichamelijke, sociale en psychische dimensies. Essentieel daarbij is het bewustzijn van het eigen referentiekader en vanuit dit bewustzijn in dialoog gaan met de hulpvrager.
5. Doelgroep Deze bevraging richt zich tot basismedewerkers tewerkgesteld in een organisatie in de welzijnsen zorgsector in Mechelen. Dit kan zowel gaan om een organisatie die gevestigd is in Mechelen als om een organisatie waarvan Mechelen in het werkingsgebied ligt. We richten ons niet tot zelfstandigen in de sector (huisartsen, specialisten, apothekers, …). Onder ‘welzijns- en zorgsector’ verstaan we de volgende deelsectoren: 5
o
gezondheidszorg
o
thuis- en ouderenzorg
o
welzijn kinderen en jongeren
o
welzijn volwassenen
o
geestelijke gezondheidszorg
o
andere
6. Werkwijze
6.1. Opstellen van de vragenlijst De vragenlijst is opgesteld op basis van een aantal overlegmomenten tussen de Stad Mechelen en Prisma vzw. Daarna is de vragenlijst nagelezen door enkele andere medewerkers van De Stad Mechelen en van Prisma vzw. We hebben de vragenlijst ook besproken met Elke Thiers van het Netwerk Cultuursensitieve Zorg Antwerpen. Na verwerking van hun feedback is de bevraging tenslotte online uitgetest door medewerkers uit vier organisaties uit de welzijns- en zorgsector in Mechelen (Familiehulp, AZ Sint-Maarten, Sociaal Huis Mechelen, Straathoekwerk stad Mechelen)
6.2. Vorm en structuur van de vragenlijst De bevraging bestaat uit een online vragenformulier. We maakten hiervoor gebruik van de website www.thesistools.com.
De vragenlijst bestaat uit de volgende drie grote onderdelen: (1) Gegevens van de hulpverlener (2) Omgaan met etnisch-culturele diversiteit in de hulpverlening (3) Ondersteuningsvragen
6.3. Verspreiding van de bevraging Voor de verspreiding van de bevraging zijn we als volgt te werk gegaan: (1) De bevraging is via tussenpersonen voorgesteld op een aantal overlegplatformen waar organisaties uit de sector aanwezig zijn. (Netwerk Cultuursensitieve Zorg Antwerpen, Armoedeoverleg Mechelen) (2) De link naar de online-bevraging is per e-mail verstuurd naar alle deelnemers van de Introductiedag Diversiteit en Zorg. 6
(3) De link naar de online bevraging is per e-mail verstuurd naar een 200-tal basismedewerkers én naar directies met de vraag de e-mail te verspreiden binnen hun organisatie. Dit gebeurde op basis van onze eigen adressenbestanden.
6.4. Representativiteit We hebben in het totaal 116 bruikbare, ingevulde vragenlijsten ontvangen van medewerkers uit verschillende deelsectoren in de sector welzijn en gezondheid (zie 7.2. beschrijving van de respondenten voor meer details). Dit lijkt ons ruim voldoende om de doelstelling van de bevraging te bereiken, namelijk een zicht krijgen op de noden en ondersteuningsvragen die leven binnen de sector in Mechelen.
Door gebruik te maken van de contactgegevens van de deelnemers van de Introductiedag Diversiteit, hebben we heel gericht een potentieel doelpubliek kunnen bereiken. Het gaat immers om mensen die al interesse toonden in initiatieven rond dit thema. Dit verhoogt de kans dat het ondersteuningsaanbod dat we willen opzetten op basis van deze bevraging ook effectief aansluit bij de noden die leven in de sector.
Het is onze ambitie om met deze vragenlijst indicatieve gegevens te verzamelen, die richting kunnen geven aan een ondersteuningsaanbod. De aanpak en de omvang van deze bevraging laten niet toe aanspraak te maken op wetenschappelijke representativiteit van de resultaten omwille van de volgende redenen: -
De opbouw van de steekproef is niet op systematische wijze gebeurd.
-
We hebben geen goed zicht op de omvang van de totale populatie.
-
We hebben geen zicht op het aantal personen die de e-mail met de link naar de bevraging hebben ontvangen.
-
We hebben geen zicht op de redenen van niet-deelnemers om de bevraging niet in te vullen.
Dit betekent dat de resultaten van de bevraging alleen iets zeggen over de medewerkers die aan de bevraging hebben deelgenomen en dat we op basis hiervan geen uitspraken kunnen doen over de totale populatie.
7
7. Resultaten van de bevraging 7.1. Opdeling van de antwoorden in categorieën Voor vele vragen moesten de respondenten zichzelf een score geven van 1 tot 10. Voor de verwerking hebben we deze scores als volgt opnieuw benoemd:
1-2: zeer laag
3-4-5: laag
6-7-8: hoog
9-10: zeer hoog
Verder vroegen we de respondenten naar de sector waarin zij werkzaam waren. 94 van de 116 respondenten was in slechts één sector tewerkgesteld, 18 respondenten duidden twee sectoren aan. Slechts 4 respondenten duidden drie of meer sectoren aan. We kenden elke respondent uiteindelijk één sector toe. We gebruikten volgende criteria:
Voor welke organisatie werkt de respondent? Wat drijft boven binnen deze organisatie? Voorbeeld: de organisatie bereikt ook kinderen, maar werkt toch voornamelijk via volwassenen categorie “welzijn volwassenen”
Welke toelichting geeft de respondent bij sector “andere”? Voorbeeld: de respondent werkt in de thuis- en ouderenzorg, maar specifieert bij “andere” eveneens dat hij/zij voor de karweidienst of als huishoudhulp werkt categorie “thuiszorg”
Indien we een aanbod zouden ontwikkelen: op welk aanbod zou deze professional, gegeven zijn organisatie, ingaan? Voorbeeld: respondent werkt in een Centrum voor Leerlingenbegeleiding: kan interesse hebben in het thema opvoeding categorie “welzijn kinderen en jongeren”.
Tot slot herbenoemden we ook de antwoorden op de vraag “welk percentage van uw werktijd spendeert u aan rechtstreeks contact met cliënten?”, als volgt:
0-25%: eerder weinig
25-50%: eerder veel
50-75%: veel
75%-100%: zeer veel
8
7.2. Beschrijving van de respondenten In totaal hebben 143 respondenten de enquête ingevuld. 27 van de 143 respondenten hebben echter alleen de eerste vijf vragen ingevuld. Deze respondenten nemen we niet op bij de verdere analyses. Voor de overige 116 respondenten hebben we volgens ons voldoende gegevens om hen op te nemen in de verdere analyses.
Van de 116 respondenten is 81% vrouw en 19% man: geslacht aantal personen
% van totaal
man
22
19%
vrouw
94
81%
Totaal
116
100%
Slechts 6% van de respondenten is jonger dan 25 jaar. De hogere leeftijdscategorieën bundelen telkens iets meer dan één vierde van de respondenten. De 55+’ers, tot slot, vertegenwoordigen 13% van alle respondenten: leeftijdscategorie
aantal personen % van totaal
Jonger dan 25 jaar
7
6%
26 tot 35 jaar
31
27%
36 tot 45 jaar
33
28%
46 tot 55 jaar
30
26%
55+
15
13%
116
100%
Totaal
De respondenten zijn niet gelijk verdeeld over de sectoren binnen de zorg- en welzijnssector: sector tewerkstelling gezondheidszorg
aantal personen % van totaal 20
17%
6
5%
thuis- en ouderenzorg
36
31%
welzijn kinderen en jongeren
26
22%
welzijn volwassenen
24
21%
andere
4
3%
Totaal
116
100%
geestelijke gezondheidszorg
9
Bijna één derde van de respondenten werkt in de thuis- en ouderenzorg. Iets meer dan één vijfde werkt in het welzijnswerk voor volwassenen, een zelfde percentage vinden we terug voor het welzijnswerk met kinderen en jongeren. 17% van de respondenten werkt in de gezondheidssector, 5% in de sector van de geestelijke gezondheid. Bij de “andere” sectoren vinden we onder andere voedselbedeling en ziekenfondsen terug. Een belangrijke opmerking hierbij is dat het hier gaat om de eigen inschatting van de respondenten. De respondenten spenderen doorgaans veel tot zeer veel van hun arbeidstijd aan rechtstreeks contact met patiënten / cliënten3, zoals ook onderstaande tabel aantoont. Arbeidstijd gespendeerd aan rechtstreeks contact met cliënten
aantal personen
% van totaal
eerder weinig
10
9%
eerder veel
19
16%
veel
35
30%
zeer veel
52
45%
116
100%
Totaal
Slechts 9% van de respondenten spendeert eerder weinig tijd aan het rechtstreeks contact met cliënten en/of patiënten. Drie vierden van de respondenten besteedt veel tot zeer veel arbeidstijd rechtstreeks aan de cliënt – dit werd ook beoogd bij de selectie van de respondenten: we wilden zo veel mogelijk personen bereiken die op de “eerste lijn” werken. De resultaten lijken aan te geven dat we daar alvast in geslaagd zijn.
7.3. Urgentiebesef In welke mate is er überhaupt nood aan vorming of ondersteuning over zorg, welzijn en etnischculturele diversiteit? Hebben de respondenten cliënten / patiënten van buitenlandse herkomst? Ervaren zij problemen met deze mensen? Vinden zij het zelf noodzakelijk dat hun zorg cultuursensitief is? We vroegen de respondenten om dit in te schatten voor hun eigen situatie: dat betekent dat de antwoorden steeds een indruk zijn van hoe de respondenten hun werkomgeving inschatten. 3
De tijd die nodig is voor het verwerken van de contacten met de cliënten (bv. administratie m.b.t. een consultatie of bezoek), werd hier eveneens mee opgenomen.
10
Vraag: Hoeveel procent van je cliënten is van buitenlandse herkomst? (eigen inschatting) Naargelang de sector waar de respondenten in werken, is de herkomst van hun cliënten/patiënten erg verschillend: Grafiek 1. Hoeveel procent van uw cliënteel heeft een buitenlandse herkomst? Antwoorden gerangschikt naargelang de sector van de respondent. 100% 90%
5% 5%
80%
15%
70% 60%
35%
7% 50% 19%
40%
78% 55%
23% zeer hoog
8% 4% 23% 25%
20% 10%
11% 16%
20%
50%
30%
13%
22%
hoog 43%
eerder hoog eerder laag
15%
8%
0%
laag
116 respondenten - sector “andere” en “geestelijke gezondheidszorg” worden niet apart weergegeven owv te laag aantal respondenten (resp. 4 en 6) BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering Laag = 0 tot 20% van de cliënten heeft een buitenlandse herkomst; eerder laag = 20-40%; eerder hoog = 40-60%; hoog = 60%-80%; zeer hoog = 80 tot 100% van de cliënten heeft een buitenlandse herkomst.
Gemiddeld schat drie vierde van de respondenten het aandeel personen met een buitenlandse herkomst binnen hun cliënteel laag tot eerder laag in. Tussen de sectoren zijn er echter grote verschillen. In de thuis- en ouderenzorg en de sector van de gezondheidszorg wordt het aandeel cliënten van buitenlandse herkomst duidelijk lager ingeschat dan in andere sectoren. Het omgekeerde geldt voor de welzijnssector. Maar liefst 35% van de respondenten uit de sector welzijn kinderen en jongeren schat in dat een zeer hoog percentage (80-100%) van hun cliënten van buitenlandse herkomst is. In de welzijnssector gericht op volwassenen schat 50% van de respondenten dit percentage als hoog (60-80%) in. Deze grafiek geeft de inschatting van de respondenten weer en kan niet beschouwd worden als een objectieve telling van de herkomst van de cliënten. Wel lijkt er een parallel te zijn met de verschillende leeftijdsstructuur van de bevolkingsgroepen: uit Couleur Locale Mechelen werd onder 11
andere duidelijk dat de bevolking van buitenlandse herkomst heel wat jonger is dan de bevolking van Belgische herkomst4. Dit kan verklaren waarom er in de thuis- en ouderenzorg veel minder cliënten van buitenlandse herkomst worden gerapporteerd. De antwoorden van de medewerkers in de thuis- en ouderenzorg bevestigen de vaststelling uit de praktijk dat ouderen van vreemde herkomst en het zorgaanbod elkaar niet goed kennen en vinden. Deze ‘vicieuze cirkel van wederzijdse onbekendheid’ is een terugkerend gegeven in de vakliteratuur over diversiteit in de ouderzorg.5
Vraag: Hoe vaak ervaar je moeilijkheden in de omgang met cliënten van buitenlandse herkomst? Grafiek 2. Hoe vaak ervaart u moeilijkheden met cliënten van buitenlandse herkomst? Antwoorden gerangschikt naargelang de sector van de respondent. 100%
5%
11%
90%
4%
4%
2% 12%
15%
21%
80% 70% 60%
42%
60%
49%
42%
50%
heel vaak vaak
50%
soms 40%
zelden
30% 20%
nooit
36% 25%
32%
38% 25%
10% 10%
11%
5%
0% gezondheidszorg
thuis- en welzijn kinderen welzijn ouderenzorg en jongeren volwassenen
gemiddelde
116 respondenten - sector “andere” en “geestelijke gezondheidszorg” worden niet apart weergegeven owv te laag aantal respondenten (resp. 4 en 6) BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering
Bijna de helft van de respondenten ervaart soms problemen met cliënten van buitenlandse herkomst, voor 14% van hen is dat vaak tot zeer vaak. Deze cijfers liggen hoger in de welzijnssector, zowel wat kinderen en jongeren als wat volwassenen betreft. 4
M. STUBBE, Couleur Locale in Mechelen, Prisma vzw, november 2013, p.10-11. Publicatie is te verkrijgen op eenvoudig verzoek bij het Agentschap Integratie-Inburgering (Prisma). 5 Zie bijvoorbeeld: BERDAI S., Vergrijzing…een kleurrijk gegeven. Mogelijkheden om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, Artikel UCSIA, geïnspireerd op bijdrage studiedag ‘Zorgen voor morgen’.
12
Er zijn eveneens verschillen naarmate de respondenten meer of minder arbeidstijd spenderen aan contact met cliënten. De respondenten die eerder weinig rechtstreeks contact hebben met cliënten of patiënten, ervaren minder vaak moeilijkheden met de cliënten van buitenlandse herkomst. Omgekeerd ervaart 15% van de respondenten die zeer veel arbeidstijd doorbrengen met cliënten, vaak problemen met cliënten van buitenlandse herkomst. Voor 4% van hen is dat zelfs zeer vaak.
Stelling: Ik vind het belangrijk dat mijn hulpverlening cultuursensitief is. Vinden respondenten cultuursensitieve zorg belangrijk? De respondenten gaven zichzelf een score van 1 tot 10 op de stelling “Ik vind het belangrijk dat mijn hulpverlening cultuursensitief is”. Grafiek 3. “Ik vind het belangrijk dat mijn hulpverlening cultuursensitief is”
score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
percentage van de respondenten dat zich deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
10%
20%
30%
40%
111 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De vraag werd ingevuld door 111 respondenten, hun gemiddelde score was 8,18 op een schaal van 10. De grafiek toont bovendien aan dat weinig respondenten deze stelling een erg lage score geven. We kunnen er dus van uitgaan dat de meeste respondenten cultuursensitieve zorg belangrijk vinden. Geen enkele respondent geeft aan cultuursensitieve zorg echt ‘onbelangrijk’ te vinden (score 1-2). De gemiddelde score verschilt sterk naargelang de sector waarin de respondenten tewerkgesteld zijn:
13
SECTOR 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
9,0 7,9
7,7
8,8
8,3
7,8
8,2
gemiddelde score
111 respondenten – sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
In de sector van de geestelijke gezondheidszorg is de gemiddelde score die de respondenten op deze stelling geven, erg hoog. Ook in de welzijnssector, gericht op kinderen en jongeren, is de gemiddelde score 8,8/10 voor deze stelling. In de gezondheidszorg en in de thuis- en ouderenzorg, en in de ‘andere’ sectoren, ligt de gemiddelde score dan weer lager. Boeiend is dat de antwoorden eveneens verschillen naargelang de respondent meer of minder arbeidstijd spendeert aan het contact met cliënten, hoewel de verschillen niet zo groot zijn:
ARBEIDSTIJD CONTACT CLIËNTEN 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
8,1
8,5
8,2
8,1
8,2
gemiddelde score eerder weinig contact met cliënten
eerder veel contact met cliënten
veel contact met cliënten
zeer veel contact met cliënten
totaal
111 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
14
Urgentiebesef: conclusies Samengevat lijkt het uit de antwoorden alvast nodig om een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen, aangezien: - Een belangrijk deel van de cliënten van de respondenten is van buitenlandse herkomst. - Een groot deel van de respondenten ervaart soms tot vaak moeilijkheden met deze groep. - Een grote meerderheid van hen vindt het tegelijk belangrijk dat zijn/haar hulpverlening cultuursensitief is.
7.4. Inschatting van de eigen competenties We vroegen de respondenten hun eigen competenties inzake cultuursensitieve zorg en hulpverlening in te schatten. Hebben zij voldoende kennis over doelgroepen? Achten zij zichzelf vaardig om om te gaan met etnisch-culturele diversiteit?
7.4.1 Cultuur en levensbeschouwing in de zorg De respondenten gaven zichzelf een score tussen 1 en 10 over hun kennis en vaardigheden over culturele respectievelijk levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening.
Stelling: Ik heb voldoende kennis over culturele aspecten in de hulpverlening. Op deze gaven 112 respondenten een antwoord. Hun gemiddelde score was 5,8. De verdeling van de antwoorden ziet er als volgt uit:
voldoende kennis - culturele aspecten score 1 score 2 score 3 score 4 score 5 score 6 score 7 score 8 score 9 score 10
% van respondenten dat deze score toekent
0%
10%
20%
30%
112 respondenten
15
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De meeste respondenten geven zichzelf een score van 6 tot en met 8 (60% van alle respondenten). Weinig respondenten geven zichzelf een heel hoge score. Daarentegen geeft in totaal 36% van de respondenten zich een score van 1 tot en met 5: dit is volgens ons een niet verwaarloosbaar aantal. De antwoorden verschillen opnieuw over de sectoren heen:
SECTOR 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
5,8
5,2
5,5
6,0
6,3 5,5
5,8
gemiddelde score
112 respondenten – sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten die in de welzijnssector werken, zowel voor kinderen en jongeren als voor volwassenen, geven zichzelf gemiddeld een hogere score (respectievelijk 6 en 6,3). De respondenten die in de geestelijke gezondheidssector werken geven zichzelf een lagere score. De gemiddelden verschillen echter niet sterk tussen de sectoren. Ook wat betreft de arbeidstijd gespendeerd aan cliënten, zijn er verschillen waar te nemen:
16
ARBEIDSTIJD 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
5,5
5,7
6,2
5,7
5,8
gemiddelde score
112 respondenten – categorie “eerder weinig contact met cliënten” telt slechts 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten die veel arbeidstijd spenderen aan contact met cliënten, geven zichzelf gemiddeld de hoogste score op “voldoende kennis hebben over culturele aspecten in de hulpverlening”. Hun collega’s die “zeer veel” contact hebben met cliënten geven zichzelf dan weer een lagere score.
Er is tot slot een verschil naargelang de leeftijd van de respondenten: de respondenten tot en met 25 jaar, geven zichzelf gemiddeld een score van 6,7. Dat is duidelijk hoger dan het gemiddelde van 5,8. Andere leeftijdscategorieën schommelen rond het gemiddelde. Op te merken valt dat de jongste leeftijdscategorie slechts 7 respondenten telt.
Stelling: Ik heb voldoende kennis over levensbeschouwelijke aspecten in de hulpverlening. Stellen we hetzelfde vast voor wat betreft de kennis over levensbeschouwelijke aspecten in de zorg? Op de stelling “Ik heb voldoende kennis over de levensbeschouwelijke aspecten in de hulpverlening”, gaven de respondenten zichzelf een gemiddelde score van 6,4: de respondenten schatten hun kennis over levensbeschouwelijke aspecten dus hoger in dan die over culturele aspecten.
17
kennis - levensbeschouwelijke aspecten score 1 score 2 score 4 score 4 score 5
% van de respondenten die deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
112 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Net als bij de vorige vraag, geven de meeste respondenten zich een vrij goede score: 67% van de respondenten noteert een 6 tot en met 8 op deze vraag. Slechts 8% van de respondenten geeft zichzelf een zeer goede score (9 tot 10). 25% van de respondenten geeft zichzelf een score van 1 tot en met 5: een niet verwaarloosbaar aantal respondenten schat de eigen kennis over levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening als ‘minder goed’ tot ‘slecht’ in.
We stellen verschillen vast naargelang de sector waarin de respondenten tewerkgesteld zijn:
SECTOR 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
7,5 6,4
6,1
6,3
6,6
6,8
6,4
gemiddelde score
112 respondenten - sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
18
De respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg geven zichzelf een gemiddelde score van 7,5: dat is duidelijk hoger dan gemiddeld. Ook de respondenten in de welzijnssector voor volwassenen, geven zichzelf een hogere score dan het gemiddelde over alle sectoren heen, evenals de respondenten uit de ‘andere’ sectoren. De respondenten uit de gezondheidszorg en de thuis- en ouderenzorg scoren zichzelf dan weer lager dan het gemiddelde over alle sectoren heen.
De antwoorden verschillen eveneens naargelang de mate waarin de respondenten contact hebben met cliënten in de arbeidstijd:
ARBEIDSTIJD 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
6,5
6,3
6,8
6,1
6,4
gemiddelde score
112 respondenten – categorie “eerder weinig contact met cliënten” telt slechts 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Net als bij de vorige vraag, geven de respondenten die ‘veel’ contact hebben met cliënten (tussen 50% en 75% van de arbeidstijd), zichzelf een gemiddeld hogere score dan het geheel van alle respondenten. De gemiddelde score ligt lager dan gemiddeld in de groep die ‘zeer veel’ contact heeft met cliënten (75% tot 100% van de arbeidstijd).
Wat leeftijd betreft, schatten de jongste respondenten hun kennis opnieuw hoger in dan het gemiddelde over alle leeftijdscategorieën heen, zij geven zichzelf een score van 7,1. (opmerking: slechts 7 respondenten tot en met 25 jaar oud).
Stelling: Ik heb voldoende vaardigheden om om te gaan met culturele aspecten in de zorgverlening. Stellen we hetzelfde vast wanneer we peilen naar de vaardigheden van de respondenten?
19
Op de stelling “Ik beschik over voldoende vaardigheden om om te gaan met culturele aspecten in de zorgverlening” antwoordden 112 respondenten. Zij gaven zichzelf gemiddeld een score van 6,6:
vaardigheden omgaan met culturele aspecten score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten die zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
10%
20%
30%
112 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Het valt op dat 83% van de respondenten zichzelf een voldoende tot goede score geeft (score 5 t/m 8). Slechts 3% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score, 8% geeft zichzelf een zeer goede score. In het algemeen schatten de respondenten hun vaardigheden inzake omgaan met culturele aspecten in de zorgverlening, eerder positief in.
De gemiddelde scores verschillen tussen de sectoren:
sector 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
7,0
6,3
6,2
6,7
7,0
6,3
6,6
gemiddelde score
112 respondenten - sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
20
De respondenten uit de gezondheidszorg en uit de sector welzijn volwassenen geven zich gemiddeld een hogere score, de respondenten uit de thuis- en ouderenzorg geven zichzelf de laagste score.
Wat betreft de arbeidstijd die besteed wordt aan cliënten, verschillen de antwoorden op dezelfde manier als bij de vorige vragen. Wie ‘veel’ tijd spendeert aan cliënten (50 tot 75% van de arbeidstijd), geeft zichzelf de hoogste score (gemiddelde score van 7,0 in deze groep respondenten). Dat geldt niet voor wie ‘zeer veel’ tijd spendeert aan cliënten
Jongere arbeidskrachten in de sector schatten hun vaardigheden hoger in dan andere respondenten (gemiddelde score van 7,6 – score voor slechts 7 respondenten). Mannen schatten hun vaardigheden iets lager in dan vrouwen (score 6,3 versus 6,7 bij de vrouwen).
Stelling: Ik heb voldoende vaardigheden om om te gaan met levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening. Hoe zit het met de vaardigheden betreffende levensbeschouwelijke aspecten? Op deze stelling antwoordden 112 respondenten. Zij gaven zichzelf een gemiddelde score van 6,7. Opvallend is opnieuw dat het overgrote merendeel (79%) van de respondenten zichzelf een voldoende tot goede score geeft (score 5 t/m 8):
vaardigheden - levensbeschouwelijke aspecten score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
10%
20%
30%
40%
112 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
10% van de respondenten geeft zichzelf een zeer goede score (score 9-10), slechts 2% van de respondenten geeft zichzelf een zeer slechte score (score 1-2). 21
Over de sectoren heen verschilt de gemiddelde score:
sector 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
6,9
6,4
6,2
6,9
7,0
6,8
6,7
gemiddelde score
11 respondenten - sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten uit de welzijnssector, zowel gericht op volwassenen als op kinderen, en de respondenten uit de gezondheidssector geven zichzelf een hogere score. De respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg, en vooral uit de thuis- en ouderenzorg, geven zichzelf een lagere score. Wat de arbeidstijd gespendeerd aan contacten met cliënten betreft, schatten de respondenten die ‘veel’ contacten hebben, hun vaardigheden het hoogst in (gemiddelde score van 7,1). De respondenten die eerder weinig contact hebben, zijn met meest kritisch ten aanzien van zichzelf (score 6,2).
Opnieuw schatten de -26 jarigen zichzelf het meest positief in (gemiddelde score 7,6). 55+’ers schatten hun vaardigheden minder goed in: zij geven zichzelf een gemiddelde score van 6,5 in tegenstelling tot het gemiddelde over alle leeftijdscategorieën heen (6,7). Mannen geven zichzelf een lagere score dan vrouwen (6,5 resp. 6,7).
Stelling: Ik weet waar ik terecht kan met vragen over het omgaan met culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening.
22
Op deze stelling gaven 113 respondenten een score. De gemiddelde score is 6,1, maar de scores lopen erg uiteen: zowel in de hoge als in de lage scores vinden we telkens relatief veel respondenten terug.
weten waarheen met vragen score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
113 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De helft van de respondenten geeft zichzelf een goede score (score 6-8, samen 50% van de respondenten). 17% geeft zichzelf zelfs een zeer goede score (score 9-10). Tegelijkertijd geeft 24% zich een slechte tot voldoende score (score 3-4). 10% geeft deze stelling zelfs een zeer lage score. Een groot deel van de respondenten weet dus, soms zeer goed, waarheen met vragen. Maar er is tegelijkertijd een niet te negeren minderheid die aangeeft slecht tot zeer slecht te weten waarheen met vragen. De gemiddelde scores verschillen over de sectoren heen:
sectoren 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
7,2 6,0
5,8
6,0
6,4
6,5
6,1
gemiddelde score
23
113 respondenten - sector “andere” en sector “geestelijke gezondheidszorg” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg geven deze stelling een hoge score. Ook de respondenten uit de welzijnssector voor volwassenen en de ‘andere’ sectoren antwoorden meer positief dan het gemiddelde over alle sectoren heen. De respondenten uit de thuis- en ouderenzorg zijn duidelijk negatiever over deze vraag.
De antwoorden verschillen eveneens naarmate de arbeidstijd die gespendeerd wordt aan contact met cliënten:
arbeidstijd 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
6,2
5,8
6,4
6,0
6,1
gemiddelde score
113 respondenten – groep “eerder weinig contacten” telt slechts 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten die ‘veel’ contact hebben met cliënten (50 tot 75% van de arbeidstijd gespendeerd aan cliënten) antwoorden het meest positief op deze vraag. De respondenten die ‘eerder veel’ arbeidstijd spenderen aan contacten met cliënten (25 tot 50% van de arbeidstijd), zijn het minst positief. In tegenstelling tot de antwoorden op vorige vragen, geven de jongere werknemers deze stelling een veel lagere score dan gemiddeld (5,4 – 7 respondenten). Mannen zijn heel wat positiever over deze vraag (score 6,5 versus score 6,1 bij vrouwen).
Cultuur en levensbeschouwing in de zorg: conclusies
In dit deel hebben we de respondenten laten inschatten hoe het zit met hun kennis en 24
vaardigheden op het vlak van culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening. De volgende bevindingen vallen op in de resultaten:
- De meerderheid van de respondenten schat zichzelf positief in wat het omgaan met cultuur en levensbeschouwing betreft. Daarbij valt op dat over het algemeen vaardigheden hoger worden ingeschat dan kennis.
- Ondanks het positieve algemene beeld, zien we een niet te verwaarlozen minderheid van respondenten die zichzelf een lage of heel lage score (1 tot en met 5) geeft op het vlak van kennis over cultuur en levensbeschouwing in de zorg.
- Een belangrijk aandachtspunt is ook dat een grote minderheid van de respondenten aangeeft niet goed te weten waar ze met vragen over deze thema’s terechtkunnen.
- Wanneer we de verschillende sectoren vergelijken, schatten de medewerkers uit de thuis- en ouderenzorg zich gemiddeld iets lager in dan de medewerkers uit de andere sectoren.
- De respondenten die ‘veel contact’ hebben met cliënten (tussen de 50% en de 75% van hun arbeidstijd) geven zichzelf gemiddeld een hogere score dan het geheel van alle respondenten. Dit geldt niet voor de respondenten die ‘zeer veel’ contact hebben met cliënten.
7.4.2. Kennis over en inzicht in specifieke doelgroepen We vroegen de deelnemers eveneens naar hun kennis en inzicht in verschillende doelgroepen: mensen zonder wettig verblijf, vluchtelingen, ouderen van buitenlandse herkomst, slachtoffers van mensenhandel en niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. De respondenten hoefden alleen een antwoord te geven wanneer deze doelgroep relevant is voor hen.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep mensen zonder wettig verblijf” 80 respondenten hebben zichzelf een score gegeven op deze stelling. Gemiddeld gaven zij zich een score van 4,6. Dat is eerder laag te noemen. Een zeer groot deel van de respondenten geeft zichzelf dan ook lage scores wat betreft kennis en inzicht over deze doelgroep:
25
mensen zonder wettig verblijf score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zich deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
80 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
29% van deze 80 respondenten geeft zichzelf een ‘zeer lage’ score (score 1-2), 31% geeft zichzelf een (eerder) lage score (score 3 t/m 5). Tegelijkertijd geeft 34% zich een eerder hoge score (score 6-7-8). Toch kunnen we hier uit afleiden dat, in het algemeen, de meeste respondenten hun kennis en inzicht over de doelgroep mensen zonder wettig verblijf laag inschatten.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep vluchtelingen” Min of meer hetzelfde kunnen we concluderen wat betreft de doelgroep “vluchtelingen”. Op de stelling “ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep vluchtelingen”, antwoordden 78 respondenten. Hun gemiddelde score was 4,7: ook dat is eerder laag te noemen.
26
vluchtelingen score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zich deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
78 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
28% van deze 78 respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), en 33% geeft zichzelf een lage score (3-4-5). Tegelijkertijd geeft 35% zich een eerder hoge score (6-7-8). Ook hier is de algemene conclusie dat een groot aandeel van de respondenten haar kennis en inzicht over vluchtelingen eerder laag inschat.
Stelling “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep ouderen van buitenlandse herkomst” Dit is anders voor de doelgroep ouderen van buitenlandse herkomst. Op de stelling “ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep ouderen van buitenlandse herkomst” gaven 97 respondenten zichzelf een score. Hun gemiddelde score was 5,7.
27
ouderen van buitenlandse herkomst score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zich deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
97 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
‘Slechts’ 11% van de respondenten geeft zich een zeer lage score (1-2): dat is heel wat minder dan bij de vorige groepen, maar toch niet onverwaarloosbaar. Immers, ook 29% van de respondenten geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). 51% geeft zichzelf echter een eerder hoge score (6-7-8), en 9% zelfs een zeer goede score. De eigen inschatting van de kennis over ouderen van buitenlandse herkomst, is dus heel wat positiever dan bij de vorige twee doelgroepen.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep slachtoffers van mensenhandel” Wanneer we echter vragen naar de doelgroep slachtoffers van mensenhandel, zien we een helemaal ander beeld. De 69 respondenten schatten hun eigen kennis met betrekking tot deze doelgroep behoorlijk laag in, met een gemiddelde score van 3,3.
28
slachtoffers van mensenhandel score 1 score 2 score 3 score 4 score 5 score 6 score 7 score 8 score 9 score 10
% van de respondenten dat zich deze score geeft
0%
10%
20%
30%
69 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Maar liefst 43% van de respondenten geef zichzelf een zeer lage score (1-2), en nog eens 36% van de respondenten geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). 19% van de respondenten geeft zichzelf een eerder hoge score en slechts 1% geeft zichzelf een zeer hoge score (1 respondent).
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in de specifieke doelgroep niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” Wat de doelgroep niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, is het zelfbeeld van de respondenten toch iets positiever. 74 respondenten gaven zichzelf een score op de stelling “voldoende kennis en inzicht over deze doelgroep”. Hun gemiddelde score was 4,1.
niet-begeleide minderjarige vreemdelingen score 1 score 2 score 3 score 4 score 5 score 6 score 7 score 8 score 9 score 10
% van de respondenten dat zich deze score geeft
0%
5%
10%
15%
20%
25%
74 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
29
34% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2) en nog eens 32% van de respondenten geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). Nog eens 31% geeft zichzelf een eerder hoge score (6-7-8) en slechts 3% geeft zichzelf een zeer hoge score (9-10).
Opvallend is dat voor elk van deze doelgroepen het aantal respondenten eerder laag ligt (tussen 69 en 97 respondenten, op een totaal van 116), in tegenstelling tot bij andere vragen. (telkens meer dan 100 respondenten). Betekent dit dat de specifieke doelgroepen niet vaak aanwezig zijn binnen het cliënteel van de respondenten? Of betekent dit dat zij de doelgroepen niet als dusdanig herkennen? In elk geval is de kennis over de betreffende doelgroep geen ‘issue’ voor de mensen die op deze vragen niet hebben geantwoord en zijn ze waarschijnlijk ook geen vragende partij voor vorming over die doelgroep.
De gemiddelde scores die respondenten zich geven m.b.t. hun kennis over de specifieke doelgroepen, verschillen sterk naargelang de sector van tewerkstelling, zoals volgende figuur illustreert:
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten in de thuis- en ouderenzorg geven zichzelf doorgaans een lagere score dan de gemiddeldes over alle sectoren heen. De respondenten die in de welzijnssector gericht op volwassenen werken, geven zichzelf dan weer hogere gemiddelde scores en dat voor alle specifieke 30
doelgroepen. In de sector gezondheidszorg liggen de scores in de buurt van de gemiddeldes over alle sectoren heen. Zij scoren echter hoger dan gemiddeld wat betreft ouderen van buitenlandse herkomst. Ook bij de respondenten uit de welzijnssector gericht op kinderen en jongeren liggen de scores rond de gemiddeldes. Alleen wat de kennis over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, ligt de score duidelijk boven het gemiddelde. De respondenten uit de geestelijke gezondheidssector zijn tot slot heel wat meer kritisch over zichzelf, vooral wat betreft de doelgroep slachtoffers van mensenhandel. Ook wat betreft de arbeidstijd gespendeerd aan cliënten, verschillen de antwoorden van de respondenten – al zijn de verschillen minder uitgesproken:
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De personen die eerder weinig contact hebben met cliënten, schatten hun kennis lager in dan het gemiddelde van alle respondenten. De respondenten die ‘eerder veel’ contact hebben met cliënten (tussen 25% en 50% van de arbeidstijd), scoren telkens iets lager dan de gemiddeldes over alle respondenten heen. De personen die ‘veel’ contact hebben met cliënten( tussen 50% en 75% van de arbeidstijd), scoren rond het gemiddelde: voor de doelgroepen ‘mensen zonder wettig verblijf’, ‘vluchtelingen’ en ‘niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’ scoren zij telkens net iets boven de respectievelijke gemiddeldes over alle respondenten heen. Voor de doelgroep ‘ouderen van 31
buitenlandse herkomst’ geven zij zichzelf dan weer een iets lagere score dan het gemiddelde over alle respondenten heen. De respondenten die ‘zeer veel’ contact hebben met cliënten, tot slot ((tussen 50% en 75% van de arbeidstijd), geven zichzelf voor alle doelgroepen telkens een iets hogere score dan het gemiddelde over alle respondenten heen. Voor de doelgroep “ouderen van buitenlandse herkomst” gaat het zelfs om een score die ruim hoger ligt.
De antwoorden verschillen merkwaardig ook sterk naargelang de leeftijdscategorie van de respondenten. Jongere respondenten geven zichzelf quasi systematisch een hogere score dan oudere respondenten:
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten jonger dan 26 jaar geven zichzelf voor alle doelgroepen hogere scores dan de gemiddeldes over alle leeftijdscategorieën heen. Dit geldt ook, maar minder uitgesproken, voor de respondenten van 26 tot 35 jaar oud. De respondenten van 36 tot 45 jaar oud geven zichzelf scores rond of net onder de gemiddelde waarden over alle leeftijdscategorieën heen. De respondenten van 46 tot en met 55 jaar oud scoren systematisch onder het gemiddelde, evenals de 55+’ers: bij deze laatsten is dit het sterkst uitgesproken. Uitzondering is de kennis over “ouderen van buitenlandse herkomst”: daar is het verschil met het gemiddelde over alle leeftijdscategorieën, minder uitgesproken bij de oudere respondenten.
32
Dat jongere zorgverleners zichzelf hogere scores geven kan verschillende verklaringen hebben, waarover we geen uitspraken kunnen doen op basis van deze bevraging. Komt het doordat de opleiding die jongere medewerkers hebben gehad meer afgestemd is op de diversiteit in de samenleving? Of speelt het mee dat jongere medewerkers zijn opgegroeid in een meer diverse omgeving en daardoor minder moeite hebben in het omgaan met diverse doelgroepen? Of vinden jongere medewerkers makkelijker de weg naar de juiste informatie? Tenslotte mogen we niet uit het oog verliezen dat het hier om een eigen inschatting gaat, die niet noodzakelijk overeenkomt met de kennis die iemand werkelijk over deze doelgroepen bezit.
Mannen en vrouwen antwoorden eveneens anders op de vragen:
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Voor wat betreft ouderen van buitenlandse herkomst, schatten vrouwen hun kennis hoger in. Mannen schatten hun kennis en inzicht dan weer hoger in voor wat betreft slachtoffers van mensenhandel en niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. De scores voor de doelgroepen mensen zonder wettig verblijf en vluchtelingen liggen nagenoeg gelijk, telkens in de buurt van het gemiddelde.
Kennis over en inzicht in specifieke doelgroepen: conclusies
In dit deel hebben we de respondenten laten inschatten hoe het zit met hun kennis over en inzicht in de volgende specifieke doelgroepen: mensen zonder wettig verblijf, vluchtelingen, ouderen van 33
buitenlandse herkomst, slachtoffers van mensenhandel en niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. De volgende zaken springen in het oog:
- Heel wat respondenten geven aan dat ze over weinig kennis inzake deze doelgroepen beschikken. Gemiddeld liggen de scores aan de lage kant, vooral wat slachtoffers van mensenhandel, nietbegeleide minderjarige vreemdelingen en mensen zonder wettig verblijf betreft (telkens een gemiddelde score lager dan 5)
- Voor de doelgroep ‘ouderen van buitenlandse herkomst’ schatten de respondenten hun kennis iets hoger in, met een gemiddelde score van 5,7. Toch geven ook daar nog 40% van de respondenten zichzelf een score die lager is dan 6.
- Als we de resultaten per sector bekijken, valt op dat de zorgverleners uit de thuis- en ouderenzorg zichzelf lagere scores geven voor alle specifieke doelgroepen. In de geestelijke gezondheidssector liggen de scores voor de doelgroep “slachtoffers van mensenhandel” opvallend laag.
- Zorgverleners die minder tijd met cliënten doorbrengen (0-50% van hun arbeidstijd) geven zichzelf gemiddeld een lagere score.
- Globaal gezien geven jongere zorgverleners zichzelf hogere scores, vooral in de leeftijdscategorie jonger dan 26 jaar.
7.4.3 Kennis over en inzicht in specifieke thema’s We lieten de respondenten zichzelf eveneens scoren op hun kennis over en inzicht in bepaalde thema’s, namelijk: trauma bij migratie, rouw en verliesverwerking bij migratie, huwelijksmigratie, diversiteit en opvoeding, diversiteit en relatie/seksualiteit en meertaligheid.
De respondenten hoefden deze vraag alleen te beantwoorden indien het thema ook relevant was voor hun werking.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema trauma bij migratie” 101 respondenten beantwoordden deze stelling. Ze gaven zichzelf een gemiddelde score van 4,0.
34
kennis - thema trauma bij migratie score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
101 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
31% van de respondenten geeft zichzelf een zeer slechte score (1-2), nog eens 42% geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). 24% geeft zich dan weer een eerder hoge score (6-7-8), slechts 4% geeft zichzelf een zeer goede score (9-10). Over het algemeen schatten de respondenten hun kennis over dit thema dus eerder slecht in.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema rouw- en verliesverwerking bij migratie.” Dat geldt in grote mate eveneens voor het thema rouw- en verliesverwerking bij migratie. Voor dit thema gaven 105 respondenten zichzelf een score. De gemiddelde score is 4,4.
kennis - thema rouw- en verliesverwerking bij migratie score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
105 respondenten
35
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
26% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), en 43% van de respondenten geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). Nog eens 28% geeft zichzelf een eerder goede score (6-7-8), slechts 4% geeft zichzelf een zeer goede score (9-10). Opnieuw kunnen we stellen dat de respondenten hun kennis over dit thema eerder laag inschatten.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema huwelijksmigratie.” De kennis over en het inzicht in het thema huwelijksmigratie wordt door de respondenten eveneens vrij laag ingeschat, al is de verdeling van de scores bij dit thema meer uiteenlopend:
kennis - thema huwelijksmigratie score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
100 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
100 respondenten gaven zichzelf een score voor dit thema, hun gemiddelde score is 4,3. 31% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), 37% geeft zich een eerder lage score (3-4-5). Tegelijkertijd geeft 25% zich een eerder goede score (6-7-8) en een opvallende 7% geeft zich een zeer goede score (9-10). Over het algemeen schatten de respondenten hun kennis over het thema huwelijksmigratie dus eerder slecht in, maar de scores zijn minder éénduidig negatief dan dit het geval was voor de vorige twee thema’s.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema diversiteit en opvoeding.” De gemiddelde score voor het thema diversiteit en opvoeding ligt duidelijk hoger dan bij de andere thema’s. 103 respondenten gaven zichzelf een score, hun gemiddelde score is 5,5.
36
kennis - thema diversiteit en opvoeding score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
103 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
‘Slechts’ 17% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), 23% geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). Maar liefst 55% geeft zichzelf een eerder goede score (6-7-8) en 5% geeft zich dan weer een zeer goede score (9-10). De respondenten schatten hun kennis en inzicht over dit thema dus positiever in dan het geval was bij de andere thema’s. Toch geeft nog een totaal van 40% van de respondenten zichzelf een slechte tot middelmatige score (1 t/m5), een niet te verwaarlozen minderheid dus.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema relatie en seksualiteit.” Wat het thema relatie en seksualiteit betreft, lopen de antwoorden uiteen. De 101 respondenten die dit thema beoordeelden, gaven zichzelf een gemiddelde score van 5,1. De gemiddelde score geeft echter de verdeeldheid over dit thema niet weer:
kennis - thema relatie en seksualiteit score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
37
103 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
23% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), en eveneens 23% van de respondenten geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5). Daarentegen geeft 49% van de respondenten zichzelf een eerder goede score (6-7-8), nog eens 6% geeft zichzelf een zeer hoge score (9-10). Een groot deel van de respondenten schat de eigen kennis dus goed tot zeer goed in. Tegelijkertijd schat een grote minderheid de eigen kennis minder goed tot slecht in.
Stelling: “Ik heb voldoende kennis over en inzicht in het thema meertaligheid.” De kennis over en het inzicht in het thema meertaligheid wordt gemiddeld eerder goed ingeschat: 105 respondenten gaven zichzelf een gemiddelde score van 5,5. De scores op dit thema zijn heel wat meer éénduidig verdeeld:
kennis - thema meertaligheid score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zichzelf deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
105 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Hoewel 12% van de respondenten de eigen kennis als zeer slecht inschat (score 1-2), schat 32% de eigen kennis eerder laag, en zelfs 50% eerder hoog in. (scores 3-4-5 respectievelijk 6-7-8). 6% geeft dan weer een zeer hoge score (9-10).
De antwoorden van de respondenten verschillen naargelang de sector van tewerkstelling. Volgende figuur geeft per sector het verschil weer met de gemiddelde score per thema over alle sectoren heen.
38
1,5 1,0 0,5
0,90,90,9 0,6 0,50,6
0,7
0,60,6 0,5 0,4 0,2
0,70,6 0,4 0,2
0,0
0,4
0,0
0,0 gezondheidszorg
geestelijke gezondheidszorg
-0,4 -0,3 -0,3 -0,4
-0,5
thuis- en ouderenzorg
-1,0
-1,5
welzijn volwassenen
andere
-0,1 -0,2
-0,4 -0,6 -0,7
-1,0
welzijn kinderen en jongeren
-0,9 -1,3
-1,3 -1,5 -1,6
-1,5 -1,6
-2,0 trauma bij migratie
rouw- en verliesverwerking bij migratie
huwelijksmigratie
diversiteit en opvoeding
relatie en seksualiteit
meertaligheid
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten uit de gezondheidssector geven zichzelf voor elk thema een hogere score dan gemiddeld. Voor de meeste thema’s gaat het om een ruim verschil ten opzichte van de gemiddelde scores voor deze thema’s voor de respondenten over alle sectoren heen.
Ook de respondenten uit de welzijnssector voor kinderen en jongeren geven zichzelf hogere scores dan gemiddeld. Voor alle thema’s zijn de verschillen erg ruim. Uitschieters zijn de thema’s huwelijksmigratie, diversiteit en opvoeding en meertaligheid.
Ook hun collega’s uit de welzijnssector voor volwassenen scoren voor de meeste thema’s hoger dan gemiddeld. Uitzondering is het thema rouw- en verliesverwerking bij migratie. De verschillen zijn ruim voor de thema’s diversiteit en opvoeding, en relatie en seksualiteit, maar minder groot voor de andere thema’s.
De respondenten uit de thuis- en ouderenzorg schatten zichzelf heel wat negatiever in dan gemiddeld. Zij scoren zichzelf op alle thema’s lager in, en dat telkens met een ruim verschil ten opzichte van de gemiddelde scores over alle sectoren heen. Dit is extra opvallend bij de thema’s huwelijksmigratie, diversiteit en opvoeding, en relatie en seksualiteit.
39
Ook de respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg geven zichzelf lagere scores dan gemiddeld, zeker voor het thema relatie en seksualiteit. Tot slot geven de respondenten uit de ‘andere’ sectoren zichzelf voor bijna alle thema’s veel lagere scores dan gemiddeld.
De respondenten antwoorden eveneens verschillend naargelang de arbeidstijd die ze spenderen aan contacten met cliënten. De figuur toont voor elk thema het verschil tussen de gemiddelde score in de groep en de gemiddelde score van alle respondenten:
1,0 0,7
0,8 0,6
0,40,5 0,4 0,3
0,4
trauma bij migratie
0,2
0,2
0,0 0,0
0,0
0,2
0,0
0,0 -0,2 -0,4 -0,6
eerder weinig contact met cliënten -0,3 -0,3 -0,4 -0,5 -0,6 -0,6
eerder veel contact met cliënten -0,3
veel contact met cliënten
zeer veel -0,1 contact met -0,2 -0,2 cliënten
rouw- en verliesverwerking bij migratie huwelijksmigratie diversiteit en opvoeding relatie en seksualiteit
-0,5
meertaligheid
-0,8 -1,0 -1,2
-0,9 -1,1
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Het zijn vooral de respondenten die ‘veel’ contact hebben met cliënten (tussen 50% en 75% van de arbeidstijd), die zichzelf hogere scores geven. De respondenten die daarentegen “eerder veel” (tussen 25% en 50% van de arbeidstijd) contact hebben met cliënten, geven zichzelf de slechtste scores.
Opnieuw zien we dezelfde verschillen naargelang leeftijd: jongere respondenten geven duidelijk hogere scores voor elk thema, oudere respondenten geven lagere scores:
40
De figuur toont voor elk thema het verschil tussen de gemiddelde score in de groep en de gemiddelde score van alle respondenten: 2,0 1,5 trauma bij migratie 1,0 rouw- en verliesverwerking bij migratie
0,5
huwelijksmigratie 0,0 <= 25 jaar -0,5
26 tot 35 jaar
36 tot 45 jaar
46 tot 55 jaar
55+
diversiteit en opvoeding relatie en seksualiteit
-1,0
meertaligheid
-1,5 -2,0 BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Mannen geven zichzelf tot slot systematisch hogere scores dan vrouwen:
41
0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1
man vrouw
0,0 -0,1 -0,2
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Kennis en inzicht over specifieke thema’s: conclusies
In dit deel hebben we de respondenten laten inschatten hoe het zit met hun kennis over en inzicht in de volgende specifieke thema’s: trauma bij migratie, rouw- en verliesverwerking bij migratie, huwelijksmigratie, diversiteit en opvoeding, diversiteit en relatie/seksualiteit, meertaligheid.
De voornaamste bevindingen zijn:
- In het algemeen blijken er heel wat respondenten te zijn die zichzelf een lage score geven op het vlak van kennis inzake deze thema’s.
- De gemiddelde scores zijn het laagste voor de thema’s ‘trauma bij migratie’, ‘rouw- en verlies bij migratie’ en ‘huwelijksmigratie’.
- Voor het thema ‘meertaligheid’ is de inschatting van de respondenten het meest positie, hoewel ook daar nog 42 procent van de respondenten een score onder 6 opgeeft.
42
- Ook hier valt op dat de medewerkers uit de thuis- en ouderenzorg en (in mindere mate) de geestelijke gezondheidszorg, zichzelf lagere scores geven.
- Zoals bij de kennis over specifieke doelgroepen zien we hier ook lagere scores bij medewerkers die minder tijd besteden aan contact met cliënten (0-50% van hun arbeidstijd).
- Opnieuw valt op dat jongere zorgverleners zichzelf positiever inschatten dan oudere.
7.5. Taalbarrière overbruggen en interculturele bemiddeling Welke strategieën hanteren de respondenten reeds om een oplossing te vinden voor vraagstukken in verband met levensbeschouwing, cultuurverschillen, taal,…? We peilden naar het gebruik van een intercultureel bemiddelaar, maar ook naar strategieën in verband met het omgaan met meertaligheid / anderstalige cliënten.
Stelling: Ik maak gebruik van een intercultureel bemiddelaar als het nodig is. Over het gebruik van een intercultureel bemiddelaar lopen de antwoorden sterk uiteen. Belangrijk is dat we in de vraagstelling preciseerden dat de respondenten alleen mochten antwoorden indien ze in de mogelijkheid zijn om beroep te doen op een intercultureel bemiddelaar.
Exact de helft (58) van de respondenten beoordeelde de vraag “Ik maak gebruik van een intercultureel bemiddelaar als het nodig is”. Dat suggereert dat de andere helft van de respondenten niet kan beschikken over de diensten van een intercultureel bemiddelaar, of dat zij onwetend zijn indien deze dienst wel beschikbaar is.
Van de 58 respondenten die de vraag beantwoordden, werkt 31% in de welzijnssector gericht op kinderen en jongeren, 26% in de welzijnssector voor volwassenen, 21% in de gezondheidszorg en 10% in de thuis- en ouderenzorg en 9% in de geestelijke gezondheidszorg.
De welzijnssector gericht op kinderen en jongeren is hier dus oververtegenwoordigd (31% van de respondenten op deze vraag, versus 22% van alle respondenten), evenals de welzijnssector gericht op volwassenen (26% versus 21%). Ook de gezondheidssector is licht oververtegenwoordigd (21% van de respondenten op deze vraag versus 17% van alle respondenten). Omgekeerd is de thuis- en 43
ouderenzorg ondervertegenwoordigd: slechts 10% van de respondenten die deze vraag beantwoordden kwam uit de thuis- en ouderenzorg, terwijl die sector 31% van alle respondenten vertegenwoordigt (vergelijk ook met de verdeling van de respondenten naargelang hun sector van tewerkstelling op p.2). Ook de geestelijke gezondheidszorg is oververtegenwoordigd (9% t.o.v. 5%), maar telt sowieso weinig respondenten. Dit komt min of meer overeen met de wijze waarop het gebruik van een “intercultureel bemiddelaar” verspreid is binnen de zorg- en welzijnssector. Wellicht hebben een aantal respondenten deze vraag ingevuld , hoewel er binnen hun organisatie geen intercultureel bemiddelaar ingezet kan worden.
De 58 respondenten die wél antwoordden op de vraag, hebben een verdeelde mening:
58 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
28% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2) voor deze vraag, tegelijkertijd geeft 26% zich een zeer hoge score (9-10). Nog eens 28% geeft zichzelf een voldoende tot goede score (68). Deze verdeling suggereert dat de meeste respondenten in “ja” of “nee” antwoorden.
De scores verschillen naargelang de sector waarin de respondenten tewerkgesteld zijn:
44
58 respondenten – sector “geestelijke gezondheidszorg”, “thuis- en ouderenzorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Opvallend is dat de respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg, en uit de welzijnssector voor kinderen en volwassenen zichzelf gemiddeld een hogere score toekennen dan het gemiddelde over alle sectoren heen. Deze sectoren zijn bij het beantwoorden van de vraag oververtegenwoordigd ten opzichte van de totale populatie respondenten. De thuis- en ouderenzorg (slechts 6 respondenten!), scoort dan weer heel wat lager – deze sector is eveneens sterk ondervertegenwoordigd. Alle andere groepen scoren dan weer rond het gemiddelde.
45
58 respondenten – groepen “eerder weinig contact” en “eerder veel contact” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Wat meertaligheid betreft, bestaan er uiteenlopende strategieën om de taalkloof te overbruggen. We vroegen de respondenten zichzelf te beoordelen op de mate waarin ze deze strategieën toepasten. Stelling: Ik weet hoe ik mijn taalgebruik kan aanpassen om duidelijk (in het Nederlands) te communiceren met anderstaligen
Vooreerst vroegen we de respondenten of zij weten hoe zij hun taalgebruik moeten aanpassen indien ze in het Nederlands communiceren met anderstalige collega’s. 112 respondenten beantwoordden deze vraag, zij gaven zichzelf een gemiddelde score van 7,1: een behoorlijk goede score.
46
112 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Maar liefst 62% van de respondenten geeft zichzelf een voldoende tot goede score (6-7-8), en nog eens 21% van de respondenten geeft zichzelf een zeer goede score (9-10). 15% geeft zichzelf een ‘slechte tot voldoende’ score (3-4-5), en slechts 2% geeft zichzelf een ‘zeer slechte’ score. De respondenten schatten zichzelf dus positief in.
Er zijn wel verschillen naargelang de sector van tewerkstelling. Volgende grafiek toont het verschil tussen de gemiddelde score in de sector en de gemiddelde score over alle sectoren heen (in deze 7,1):
47
112 respondenten - – sector “geestelijke gezondheidszorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten uit de welzijnssector gericht op volwassenen zijn duidelijk positiever over zichzelf. De respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg, de thuis- en ouderenzorg en de ‘andere’ sectoren, zeggen dan weer minder goed te weten hoe ze hun taalgebruik kunnen aanpassen. De antwoorden verschillen niet noemenswaardig naargelang de respondenten meer of minder contact hebben met de cliënten tijdens hun arbeidstijd.
48
112 respondenten - groep “jonger dan 26” telt minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten tot en met 25 jaar zijn ronduit positiever over deze vraag, terwijl dat voor de respondenten van 55 jaar en ouder net het omgekeerde is.
Stelling: De organisatie waarvoor ik werk biedt voldoende ondersteuning voor het overbruggen van taalbarrières. (hulpmiddelen, mogelijkheid om tolk in te schakelen,…)
In de ogen van de respondenten is dit niet steeds het geval: 97 respondenten antwoordden op deze vraag, de gemiddelde score was 5,7:
97 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
49
45% van de respondenten geeft een voldoende tot goede score (6-7-8), en 12% geeft een zeer goede score (9-10). Tegelijkertijd geeft 14% een zeer slechte score (1-2) en 28% geeft een slechte tot voldoende score (3-4-5). Een grote helft van de respondenten lijkt dus eerder tevreden over het aanbod van de organisatie, maar een kleine helft is dat dan weer niet. De antwoorden verschillen sterk naargelang de sector van tewerkstelling:
organisatie ondersteuning taalbarrières - sector verschil met het algemeen gemiddelde 1,5
1,1
1,0 0,5
0,6
0,5
0,0
verschil met algemeen gemiddelde
-0,5 -0,6
-1,0
-0,6
-1,5 -2,0
-1,8
97 respondenten - sector “geestelijke gezondheidszorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
In de geestelijke gezondheidszorg zijn de respondenten minder tevreden over de ondersteuning van hun organisatie, in de thuis- en ouderenzorg en de welzijnssector volwassenen is dit eveneens het geval zij het in mindere mate. De respondenten uit de welzijnssector voor kinderen en jongeren zijn dan weer positiever, net als de respondenten uit de gezondheidszorg en de andere sectoren. De antwoorden verschillen niet noemenswaardig naargelang de arbeidstijd die de respondenten spenderen aan contact met cliënten, zij het dat de respondenten die ‘eerder weinig’ contact hebben met cliënten, duidelijk een lagere score geven. De andere groepen scoren dan weer telkens rond het gemiddelde. De antwoorden verschillen eveneens weinig naargelang de leeftijd van de respondent. Toch één opvallende uitschieter: de 55+’ers geven gemiddeld een veel lagere score op deze vraag (gemiddelde score 4 t.o.v. een algemeen gemiddelde van 5,7).
Stelling: Ik gebruik ondersteunende tools om de taalbarrière te overbruggen (bvb. pictogrammen, videomateriaal, online vertaalprogramma’s, ...)
96 respondenten beantwoordden deze vraag. Hun gemiddelde score was 4,6: dat is aan de lage kant.
50
gebruik ondersteunende tools taalbarrière score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat zich deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
96 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Maar liefst 34% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), nog eens 20% geeft zich een lage tot voldoende score (3-4-5). 39% geeft zichzelf dan weer een voldoende tot hoge score (6-78), terwijl slechts 7% zich een zeer goede score geeft (9-10). De verschillen tussen de sectoren zijn groot:
gebruik ondersteunde tools - sector - verschil met algemeen gemiddelde 1,5 1,0
1,1 0,8
0,5
0,1
0,0
verschil met algemeen gemiddelde
-0,5 -1,0 -1,5
-0,8 -1,4
-1,3
-2,0 96 respondenten - sector “geestelijke gezondheidszorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De respondenten uit de thuis- en ouderenzorg, en uit de ‘andere’ sectoren, geven zichzelf gemiddeld een duidelijk lagere score dan het algemene gemiddelde. Het omgekeerde geldt voor de respondenten uit de welzijnssector gericht op kinderen en jongeren. 51
Opnieuw vinden we weinig verschil naargelang de arbeidstijd die de respondenten spenderen aan hun cliënten. De respondenten die “eerder veel” arbeidstijd aan cliënten spenderen, scoren echter lager dan gemiddeld. De verschillen naargelang de leeftijdscategorieën zijn dan weer erg opvallend:
gebruik tools taalbarrière - gemiddelde score ngl. leeftijdscategorie 1,5
1,0
1,0
0,6
0,5 0,0 -0,5 -1,0
<= 25 jaar 26 tot 35 36 tot 45 46 tot 55 jaar jaar jaar -0,5
55+
verschil met algemeen gemiddelde
-1,5 -2,0
-1,6
-2,5
-2,0
96 respondenten – categorie jongere of gelijk aan 25 jaar telt minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Zowel de jongste respondenten, als de oudste respondenten geven zichzelf een duidelijk meer negatieve score. Daarentegen geven de respondenten tussen 26 en 45 jaar oud zichzelf een duidelijk hogere score dan het algemene gemiddelde. Stelling: Ik schakel informele tolken (familieleden of kennissen van de cliënt, collega’s, …) in om de taalbarrière te overbruggen.
De meeste respondenten lijken dit wel te doen: 93 respondenten gaven zichzelf een gemiddelde score van 6,1 – wat aan de hoge kant ligt.
52
inschakelen van informele tolken score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
93 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
16% geeft zichzelf een zeer lage score (1-2), we kunnen veronderstellen dat zij weinig tot nooit een informele tolk inzet. 14% geeft zichzelf een eerder lage score (3-4-5), en maar liefst 54% geeft zichzelf een eerder hoge score (6-7-8), nog eens 16% geeft zichzelf een zeer hoge score (9-10). Het lijkt er dus op dat het inzetten van informele tolken behoorlijk wijd verspreid is, al geeft een kleine minderheid ook aan dit zeer weinig te doen.
De respondenten antwoorden niet noemenswaardig verschillend naargelang de sector waar zij in werken. Toch één uitzondering: de respondenten in de geestelijke gezondheidszorg geven een gemiddelde score van 5,2 – dat ligt 0,9 lager dan de gemiddelde score over alle respondenten heen. Naargelang arbeidstijd gespendeerd aan cliënten zijn de verschillen minimaal, evenals naargelang leeftijd. Voor dat laatste valt opnieuw één categorie op: de 55+’ers gebruiken heel wat minder vaak informele tolken (gemiddelde score van 4,5 t.o.v. het algemene gemiddelde van 6,2). Stelling: Ik maak gebruik van een (professionele) tolk als het nodig is.
Een eerste opvallende vaststelling daarbij is dat slechts 83 respondenten deze vraag beantwoordden: betekent dit dat de andere respondenten niet over de mogelijkheid beschikken om professionele tolken in te schakelen? Of betekent dit dat zij dit niet (vaak) “nodig” achten in hun werksituatie? (cf. vraagstelling). Als we de respondenten die wél een antwoord gaven bekijken naargelang de sectoren waarin zij werken, zien we dat sommige sectoren oververtegenwoordigd zijn in de antwoorden, andere zijn ondervertegenwoordigd: 53
aandeel in respondenten aandeel in de die de vraag totale groep beantwoordden respondenten 20% 17% 7% 5% 17% 31% 24% 22% 28% 21% 4% 3% 100% 100%
sector gezondheidszorg geestelijke gezondheidszorg thuis- en ouderenzorg welzijn kinderen en jongeren welzijn volwassenen andere Eindtotaal
Slechts 17% van de respondenten die deze vraag beantwoordden, is werkzaam in de thuis- en ouderenzorg – t.o.v. 31% in de totale respondentengroep: zij zijn duidelijk ondervertegenwoordigd in deze vraagstelling. Andere groepen zijn dan weer (licht) oververtegenwoordigd: dat is vooral opvallend voor de sector welzijn volwassenen.
De 83 respondenten geven in elk geval een gemiddelde score van 5,6. De antwoorden van de respondenten zijn echter zeer uiteenlopend:
inschakelen professionele tolken score 1 score 2 score 3 score 4 score 5
% van de respondenten dat deze score geeft
score 6 score 7 score 8 score 9 score 10 0%
5%
10%
15%
20%
25%
83 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Maar liefst 30% van de respondenten geeft zichzelf een zeer lage score (1-2). Betekent dit dat zij geen toegang hebben tot professionele tolken? Of hebben ze wel toegang, maar maken ze er geen gebruik van? Dit blijft onduidelijk. In elk geval wijst dit er op dat de dienstverlening in een aantal
54
gevallen tekortschiet: de zorgverlener geeft immers aan dat het gebruik van een professionele tolk nodig is, maar dat die niet ingezet wordt. Tegelijkertijd geeft 22% aan wél vaak gebruik te maken van professionele tolken indien dat nodig is (cf. hoge score 9-10). 36% geeft zichzelf bovendien een eerder hoge score. Het lijkt er dus op dat sommige respondenten vaak / steeds als het nodig is gebruik maken van een professionele tolk, andere respondenten doen dat dan weer helemaal niet.
De antwoorden verschillen sterk naargelang de sector waarin de respondenten tewerkgesteld zijn:
gebruik professionele tolken - gemiddelde in de sectoren 2,0
1,4
1,3
1,5 1,0
0,4
0,5
0,3
0,0 -0,5
verschil met algemeen gemiddelde
-0,2
-1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0
-2,5
83 respondenten – sector “geestelijke gezondheidszorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Zeer opvallend is dat de sector welzijn – kinderen en jongeren een hogere gemiddelde score heeft dan het algemene gemiddelde over alle sectoren heen. De respondenten uit de thuis- en ouderenzorg geven dan weer een veel lagere score dan gemiddeld: met een gemiddelde score van 3,1 lijkt het er op dat de respondenten in deze sector weinig tot geen gebruik te maken van professionele tolken.
Naargelang de arbeidstijd gespendeerd aan contacten met cliënten, zijn er eveneens verschillen waar te nemen:
55
professionele tolken - gemiddelde ngl. arbeidstijd gespendeerd aan cliënten 1,5 1,0
1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0
eerder eerder veel veel contact zeer veel -0,1 weinig contact met met contact met contact met cliënten cliënten cliënten -0,8 cliënten
verschil met algemeen gemiddelde
-1,5 -2,0
-1,6
83 respondenten – groep “eerder weinig contact” telt minder dan 10 respondenten BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
De groep die “eerder weinig” contact heeft met cliënten, scoort lager dan gemiddeld. Heeft dit te maken met het feit dat zij minder met deze situatie in aanraking komen (minder cliënten = minder vaak noodzaak?), of spelen andere factoren een rol? Ook de groep die “eerder veel” contact heeft met cliënten, scoort lager dan het algemene gemiddelde. De cliënten die “veel” contact hebben met cliënten, schakelen in elk geval vaker dan gemiddeld over op professionele tolken. Tot slot zijn er geen grote verschillen naargelang de leeftijd van de respondenten, behalve bij de 50+’ers: zij geven een gemiddelde score van 3,5. Dat is 2,1 lager dan het algemene gemiddelde.
Taalbarrière overbruggen en interculturele bemiddeling: conclusies
- Over het gebruik van een intercultureel bemiddelaar zijn de antwoorden sterk verdeeld. Enerzijds zijn er respondenten die aangeven dat ze geen of weinig gebruik maken van een intercultureel bemiddelaar in situaties waarin dat nodig is. We hebben geen zicht op de reden daarvan: is de zorgverlener niet vertrouwd met het werken met een interculturele bemiddelaar, zijn er bepaalde drempels om een interculturele bemiddelaar in te schakelen of is er geen interculturele bemiddelaar beschikbaar? Anderzijds lijkt bij een deel van de respondenten het werken met een intercultureel bemiddelaar goed ingeburgerd. - Wat het aanpassen van het taalgebruik in de communicatie met anderstaligen betreft, is het algemene beeld positief. Dit is minder uitgesproken bij de respondenten uit de thuis- en
56
ouderenzorg, uit de geestelijke gezondheidszorg, en bij de oudere werknemers (55+). - Over de ondersteuning van de eigen organisatie om de taalbarrière tussen zorgverlener en cliënt te overbruggen zijn de meningen verdeeld. Een grote helft van de respondenten is tevreden over de ondersteuning die hun organisatie biedt. Opvallend is hier dat de respondenten uit de geestelijke gezondheidszorg minder tevreden zijn over de ondersteuning op dit vlak. - Het inzetten van ondersteunende tools om de taalbarrière te overbruggen lijkt bij een meerderheid van de respondenten niet gangbaar. In de gezondheidszorg en in de sector ‘welzijn kinderen en jongeren’ wordt meer gebruik gemaakt van ondersteunende taaltools dan in de sectoren geestelijke gezondheidszorg en thuis- en ouderenzorg. - Het inzetten van informele tolken blijkt wel een gangbare praktijk te zijn. Dit is in mindere mate het geval in de geestelijke gezondheidssector en bij de oudere respondenten (55+). - Wat het inschakelen van professionele tolken betreft, zijn de antwoorden heel uiteenlopend. Naast een groep respondenten die aangeeft vaak gebruik te maken van professionele tolken, zien we dat een vrij grote groep (30 procent van de respondenten) geen gebruik maakt van een professionele tolk in situaties waarin dat nodig is (volgens hun eigen inschatting). Vooral in de thuis- en ouderenzorg blijkt het inzetten van een professionele tolk weinig gebruikelijk.
7.6. Ondersteuning binnen de eigen organisatie Tot slot vroegen we de respondenten naar de mate waarin zij reeds ondersteund worden door hun organisatie bij het vinden van oplossingen voor vragen die met verschillen in cultuur, levensbeschouwing,… te maken hebben. Stellling: Mijn organisatie biedt voldoende ondersteuning aan haar medewerkers op het vlak van omgaan met diversiteit en cultuursensitieve zorg.
Alle 116 respondenten gaven een antwoord: iets méér dan de helft vindt dat zijn/haar organisatie voldoende ondersteuning biedt (56%), iets minder dan de helft vindt dat dit niet het geval is (44%). De antwoorden verschillen naargelang de sector waarin de respondenten werken:
57
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
33% 55%
25%
38% 58%
67% 45%
36%
64%
62%
75% 42%
44%
56% nee ja
116 respondenten - sector “geestelijke gezondheidszorg” en “andere” tellen telkens minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
In de gezondheidszorg en in de welzijnssector gericht op volwassenen vindt de meerderheid van de respondenten dat de organisatie niet voldoende ondersteuning biedt (55% resp. 58%). Het omgekeerde is het geval bij de sectoren geestelijke gezondheidszorg, thuis- en ouderenzorg en de welzijnssector gericht op kinderen en jongeren: daar zijn de respondenten meer tevreden van de ondersteuning door organisatie. Het valt eveneens op dat de respondenten die minder contact hebben met cliënten, minder vaak tevreden zijn, al blijven de verschillen beperkt in omvang: 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
50%
53%
40%
42%
44%
nee 50%
47%
60%
58%
eerder eerder veel veel contact zeer veel weinig contact met met cliënten contact met contact met cliënten cliënten cliënten
56%
ja
Totaal
116 respondenten – groep ‘eerder weinig contact met cliënten’ telt slechts 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
58
Tot slot valt op dat de jongere respondenten duidelijk minder tevreden zijn dan de oudere werknemers. Dat staat in tegenstelling tot de eerdere resultaten: jongere werknemers schatten hun competenties doorgaans hoger in (hogere scores) – zie ook deel 5. 100% 90% 36%
80% 70%
57%
37%
40%
44%
58%
60% 50%
nee
40% 64%
30% 20%
43%
ja
63%
60%
56%
55+
Eindtotaal
42%
10% 0% <= 25 jaar 26 tot 35 36 tot 45 46 tot 55 jaar jaar jaar
116 respondenten – groep ‘<=25 jaar’ telt minder dan 10 respondenten. BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
59
Welke ondersteuning ontbreekt dan volgens de respondenten binnen hun organisatie? De antwoorden zijn uiteenlopend: aantal respondenten dat dit invult
Welke ondersteuning ontbreekt? Cultuur en levensbeschouwing culturele en levensbeschouwelijke kennis vergroten info rond cultuurspecifieke aspecten binnen hulpverlening informatie/opleiding omtrent verschillende culturen/levensbeschouwingen in Mechelen inzichten in verschillende culturen we hebben wel steun over bepaalde culturen, maar rond heel veel culturen hebben we geen hulp/ netwerk terug invoer van interculturele bemiddelaar Taal duidelijke Nederlandse taal in geschreven communicatie info rond anderstaligen taalbarriere Tolken in huis, intercultureel bemiddelaars Tolkendienst taalcursus Vorming, opleiding, intervisie (onderwerp niet gespecifieerd) vorming extra vorming intervisie-supervisie opleiding Diversiteitsbeleid Het beroepsmatig omgaan met deze groep wordt onderschat op gebied van intensiteit en tijdsgebruik meer diversiteit onder de medewerkers, ook andere talenkennis is noodzakelijk bv Berbers kunnen spreken of Assyrisch structureel -diversiteit en aangepast methodiek tot behandelen. visieontwikkeling Andere administratief er wordt te weinig aandacht besteed aan de zorg op maat concrete hulpmiddelen alle geen idee van
60
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
8 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1
7.7. Vragen naar ondersteuning: onderwerpen en vormen De respondenten gaven in bovenstaande vraag al weer welke ondersteuning volgens hen ontbreekt binnen de eigen organisatie. Een set volgende vragen bevroeg de respondenten meer in het algemeen over hun ondersteuningsnoden. Welke onderwerpen interesseren hen? Welke vorm moet de ondersteuning aannemen? De resultaten beschrijven we hieronder: we geven telkens eerst het algemeen beeld weer, en splitsen daarna op naar de sector van tewerkstelling van de respondenten.
7.7.1. Ondersteuningsvragen: onderwerpen a) Algemeen We peilden zelf eveneens naar de ONDERWERPEN waarover de respondenten graag ondersteuning hadden. De respondenten werden gevraagd om maximaal 3 onderwerpen aan te duiden. Niet alle respondenten hebben zich daar aan gehouden, sommige respondenten kruisten meer onderwerpen aan, sommige minder. De vraag werd beantwoord door 111 respondenten. Zij vinkten samen 321 onderwerpen aan: dat komt neer op gemiddeld 2,8 ‘ondersteuningsvragen/onderwerpen’ per respondenten. Het geheel aan antwoorden ziet er als volgt uit:
111 respondenten – 321 antwoorden gemiddeld heeft elke respondent interesse voor 2,8 onderwerpen BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
61
De respondenten konden meerdere onderwerpen aankruisen. 56 respondenten geven aan interesse te hebben voor ondersteuning m.b.t. “specifieke thema’s”, 50 respondenten hebben interesse in culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorg. Ook voor migratie en de invloed op welzijn en gezondheid is er vele interesse (43 respondenten), evenals voor administratieve en juridische vragen (41). Ook ondersteunende taaltools en communicatie met anderstaligen kunnen op interesse van de respondenten rekenen. “Specifieke doelgroepen”, tot slot, werd eveneens door 31 respondenten aangekruist. De meerderheid van de respondenten heeft interesse in “specifieke thema’s” (56 respondenten op een totaal van 111 dat deze vraag beantwoordde). We vroegen de respondenten welke “specifieke thema’s” hun voorkeur wegdroegen. 15 respondenten beantwoordden deze vraag6: thema
aantal respondenten met interesse voor dit thema
diversiteit en opvoeding
7
diversiteit en relatie/seksualiteit
1
handicap
1
intrafamiliaal geweld bij etnisch-culturele minderheden
2
huwelijksmigratie
1
ouderen en thuiszorg
1
trauma en rouw bij migratie
8
Totaal aantal respondenten
15
BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
31 respondenten heeft interesse in ondersteuning m.b.t. ‘specifieke doelgroepen’. 10 respondenten gaven aan welke doelgroepen dit voor hen moeten zijn7: doelgroep
aantal respondenten met interesse voor deze doelgroep
alle doelgroepen mensen zonder wettig verblijf vluchtelingen niet-begeleide minderjarigen ouderen van buitenlandse herkomst slachtoffers van mensenhandel, Totaal aantal respondenten
1 2 1 2 5 1 10
6
Noot: sommige respondenten hebben meerdere thema’s aangegeven, we hebben hun antwoorden in dat geval genoteerd in meerdere categorieën. 7 oot: sommige respondenten hebben meerdere thema’s aangegeven, we hebben hun antwoorden in dat geval genoteerd in meerdere categorieën.
62
4 respondenten, tot slot, laten weten ook interesse te hebben in ‘andere’ onderwerpen. Zij lichten dit als volgt toe: andere onderwerpen
aantal respondenten met interesse voor dit onderwerp
alle onderwerpen bemiddeling / conflictbemiddeling tussen mensen met verschillende achtergronden gewoontes en eigenheid Totaal aantal respondenten
1 2 1 4
b) Onderwerpen: Verschillen tussen sectoren De interesse in ondersteuning is niet even groot in elke sector: sector gezondheidszorg geestelijke gezondheidszorg thuis- en ouderenzorg welzijn kinderen en jongeren welzijn volwassenen andere totaal
gemiddeld aantal gekozen onderwerpen per respondent in deze sector 2,55 3,50 2,19 3,12 3,13 3,50 2,89
De respondenten uit de ‘andere sectoren’ en de geestelijke gezondheidszorg zijn duidelijk enthousiaster voor ondersteuning, of kiezen alleszins meer onderwerpen uit. De respondenten uit de gezondheidszorg en de thuis- en ouderenzorg kiezen minder onderwerpen uit. Om de grootteorde van de onderwerpen te vergelijken, binnen de sectoren is het interessant om dit in relatieve termen te doen. We hebben het “totaal aantal gekozen onderwerpen” binnen één sector als “100%” beschouwd. Welk onderwerp drijft dan boven in elke sector? Volgende grafiek probeert dit aanschouwelijk te maken:
63
64
Binnen de gezondheidssector gaat de voorkeur uit naar de administratieve en juridische vragen, het thema culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorg, en een aantal specifieke thema’s: “opvoeding/handicap” ,“trauma en rouw”, en “huwelijksmigratie” worden vernoemd door de respondenten. Specifieke thema’s (sector gezondheidszorg)
Aantal
opvoeding/handicap
1
trauma en rouw + huwelijksmigratie
1
Verder werden ook “migratie en invloed op welzijn en gezondheid” evenals “specifieke doelgroepen” en “communicatie met anderstaligen” relatief vaak aangevinkt. Als specifieke doelgroep geeft één respondent aan dat dit “ouderen” zijn. In de geestelijke gezondheidszorg springt het onderwerp “specifieke thema’s” er dan weer helemaal bovenuit (4x gekozen op een totaal van 21 onderwerpen, gekozen door 6 respondenten). Geen van de respondenten heeft echter benoemd om welke specifieke thema’s het dan zou moeten gaan. Verder zijn ook de culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorg veel gevraagd (3x gekozen), evenals de ondersteunende taaltools. Sowieso is het moeilijk om voor deze groep uitspraken te doen (slechts 6 respondenten).
Bij de thuis- en ouderenzorg springt het onderwerp “culturele en levensbeschouwelijke aspecten” er duidelijk bovenuit (20x gekozen op een totaal van 79 gekozen onderwerpen door 36 respondenten). Ook migratie en invloed op welzijn en gezondheid slaat aan, evenals communicatie met anderstaligen en “specifieke thema’s”. Als specifieke thema’s worden vernoemd: Specifieke thema’s (sector thuis- en ouderenzorg)
Aantal
ouderen en thuiszorg
1
trauma en rouw bij migratie, diversiteit en relatie/seksualiteit
1
Een aantal respondenten uit deze sector heeft eveneens aangegeven over welke “specifieke doelgroepen” ze graag ondersteuning wil: Specifieke doelgroepen (sector thuis- en ouderenzorg)
Aantal
ouderen van buitenlandse afkomst
1
ouderen van buitenlandse herkomst
2
65
De respondenten uit de welzijnssector – kinderen en jongeren hebben dan weer voornamelijk interesse in “specifieke thema’s”, maar ook culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorg, migratie en invloed op welzijn en gezondheid en administratieve en juridische vragen worden vernoemd. Als “specifieke thema’s” benoemen deze respondenten het volgende: Specifieke thema’s (sector welzijn kinderen en jongeren)
Aantal
diversiteit en opvoeding
2
opvoeding
2
trauma
1
trauma en rouw
1
trauma en rouw bij migratie, diversiteit en opvoeding,
1
visie op opvoeding, geweld en seksualiteit binnen niet-Westerse bevolkingsgroepen en hoe dit best bespreekbaar maken
1
De respondenten uit deze sector vernoemden eveneens een aantal specifieke doelgroepen: Specifieke doelgroepen (sector welzijn kinderen en jongeren
Aantal
mensen zonder wettig verblijf, vluchtelingen
1
niet begeleide minderjarigen
1
ouders v buitenl herkomst
1
slachtoffers van mensenhandel,
1
Ook bij de respondenten uit de welzijnssector – volwassenen gaat de interesse in de eerste plaats uit naar een aantal specifieke thema’s. Zij vernoemen de volgende: Specifieke thema’s (sector welzijn volwassenen)
Aantal
intrafamiliaal geweld bij allochtonen
1
trauma en rouw
2
Verder is er eveneens interesse voor administratieve en juridische vragen en ondersteunende taaltools. Ook het thema “migratie en invloed op welzijn en gezondheid” kan op interesse rekenen. Een aantal respondenten uit deze sector heeft ook “specifieke doelgroepen” benoemd: Specifieke doelgroepen (sector welzijn volwassenen)
Aantal
Alle
1
mensen zonder wettig verblijf, niet-begeleide minderjarigen
1
66
Bij de respondenten uit de andere sectoren, tot slot, gaat de interesse in de eerste plaats uit naar de administratieve en juridische vragen. Ook de andere onderwerpen komen aan bod. Belangrijke nuance: het gaat over slechts 4 respondenten.
7.7.2 Ondersteuningsvragen: vorm van de ondersteuning Onder welke VORM zou de ondersteuning moeten gebeuren? Welke werkvormen, methodieken, spreken de respondenten aan? Ook deze vraag werd beantwoord door 111 respondenten. Zij vinkten samen 260 antwoorden aan. Ze konden kiezen uit de volgende lijst:
- Advies in het kader van een specifiek probleem - Vorming of workshop op maat van jouw organisatie/dienst. - Basisopleiding cultuursensitieve zorg (een volledige dag) - Studiedag voor een breed publiek van zorg- en hulpverleners. (verdiepend) - Intervisie met medewerkers uit verschillende organisaties (casusbesprekingen, nadruk ligt op het delen van ervaringen, op regelmatige basis) - Supervisie met medewerkers uit verschillende organisaties (casusbesprekingen, uitwisselen van ervaringen en input van een deskundige) - Procesbegeleiding bij het uitwerken van een diversiteitsbeleid binnen jouw organisatie. - Oprichting en/of begeleiding van een interne werkgroep diversiteit (binnen jouw organisatie) - Bezoek aan een andere organisatie om goede praktijkvoorbeelden te leren kennen. - Tijdelijke werkgroep waarin medewerkers van verschillende organisaties samenwerken om een bepaald knelpunt weg te werken. - Een Mechels Forum Cultuursensitieve Zorg: één- of tweejaarlijks overleg waarop alle welzijns- en zorgorganisaties uit Mechelen worden uitgenodigd om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen over het thema cultuursensitieve zorg, getrokken door de stad Mechelen en Prisma vzw. - Een Mechels Netwerk Cultuursensitieve Zorg: een intensieve en structurele samenwerking op regelmatige basis van een aantal organisaties uit de sector rond het thema cultuursensitieve zorg, getrokken door de organisaties zelf, met ondersteuning van het lokaal bestuur en/of de integratiesector. - Een andere ondersteuningsvorm (zelf te omschrijven)
a) Algemeen De 111 respondenten beantwoordden deze vraag als volgt:
67
111 respondenten – 260 antwoorden gemiddeld heeft elke respondent interesse voor 2,3 vormen van ondersteuning BRON: bevraging zorg- en welzijnssector Mechelen – stad Mechelen en Agentschap Integratie en Inburgering (Prisma)
Twee ondersteuningsvormen springen er duidelijk bovenuit: bij 48 respondenten geniet “advies in kader van een specifiek probleem” de voorkeur. 44 respondenten verkiezen een vorming of workshop op maat. Verder vinden 27 respondenten een basisopleiding cultuursensitieve zorg interessant, nog eens 26 respondenten hebben interesse in een bezoek aan andere organisaties. Ook supervisie (21) en intervisie (20) kunnen een aantal respondenten bekoren.
Er leeft bij 18 van de 111 respondenten (16 %) interesse in een Mechels netwerk cultuursensitieve zorg. De oprichting van een forum cultuursensitieve zorg kan bijna evenveel zorgverleners bekoren, namelijk 16 respondenten (14% van het totaal).
b) Verschillen tussen sectoren Opnieuw konden respondenten verschillende vormen kiezen, sommige kozen meer verschillende vormen dan anderen: sommige respondenten hebben dus de voorkeur voor meerdere werkvormen, anderen verkiezen er minder. De “variatie” in de voorkeuren verschilt naargelang de sector: sector
gezondheidszorg geestelijke gezondheidszorg
totaal aantal gekozen vormen
aantal respondenten uit deze sector 41 17
aantal vormen / respondent (variatie in voorkeuren) 18 2,3 6
68
2,8
thuis- en ouderenzorg welzijn kinderen en jongeren welzijn volwassenen andere Eindtotaal
56
34
1,6
72 63 11 260
26 23 4 111
2,8 2,7 2,8 2,3
In de sector van de geestelijke gezondheidssector kiezen 6 respondenten voor 17 verschillende werkvormen. In de thuis- en ouderenzorg kiezen 36 respondenten slechts voor 56 werkvormen. Daarom passen we opnieuw dezelfde berekening toe als bij de “ONDERWERPEN”:
69
70
In de gezondheidssector lijkt de voorkeur uit te gaan naar “advies ikv een specifiek probleem” en “vorming of workshop op maat”. Ook een “tijdelijke werkgroep” en “supervisie” springen er uit. Maar alle werkvormen waaruit de respondenten konden kiezen, werden telkens door minstens 1 respondent gekozen: de variatie is dus vrij groot.
In de geestelijke gezondheidssector gaat de voorkeur uit naar een basisopleiding cultuursensitieve zorg, en het bezoek aan andere organisaties. Ook een advies ikv een specifiek probleem geniet de voorkeur, evenals het oprichten van een netwerk cultuursensitieve zorg. In deze sector koos geen enkele respondent voor een studiedag (verdiepend), procesbegeleiding, een interne werkgroep of een tijdelijke werkgroep. Uiteraard heeft dit te maken met het lage aantal respondenten: de “variatie in voorkeuren” binnen deze groep is echter zeer groot (17 verschillende werkvormen voor 6 respondenten).
In de thuis- en ouderenzorg gaat de voorkeur dan weer duidelijk uit naar een vorming of workshop op maat, evenals naar advies in kader van een specifiek probleem. Verder wordt ook een basisopleiding cultuursensitieve zorg en een bezoek aan andere organisaties geapprecieerd. Ook in deze sector worden alle werkvormen minstens één keer vernoemd: dat is dan weer te verklaren door het grote aantal respondenten in deze groep – in totaal is de ‘variatie in voorkeuren’ binnen deze groep veel kleiner dan die in bv. de geestelijke gezondheidszorg (zie ook boven).
In de welzijnssector gericht op kinderen en jongeren verkiezen de respondenten ‘advies ikv een specifiek probleem’ als werkvorm, maar ook een vorming of workshop op maat, een basisopleiding CSZ en interne werkgroep kunnen op enthousiasme rekenen. In deze groep is er veel variatie in de voorkeuren: alle werkvormen zijn aangeduid (zie ook boven: gemiddeld 2,8 werkvormen gekozen per respondent).
In de sector welzijn-volwassenen, verkiezen respondenten in de eerste plaats “advies ikv een specifiek probleem”, vervolgens verkiezen zij een vorming of workshop op maat. Andere werkvormen kunnen minder duidelijk op enthousiasme rekenen, toch is ook hier de variatie in voorkeuren behoorlijk groot (zie ook boven).
De respondenten uit andere sectoren kiezen voor advies, een basisopleiding CSZ en een forum CSZ. Opgelet: slechts 4 respondenten.
71
c) Verschillen naargelang de arbeidstijd gespendeerd aan contact met cliënten De VORM kan tot slot evenzeer te maken hebben met de positie binnen de organisatie. Als indicator voor die positie binnen de organisatie kunnen we het kenmerk “arbeidstijd gespendeerd aan cliënten” nemen. We veronderstellen dan: hoe meer arbeidstijd gespendeerd aan cliënten, hoe meer “eerstelijnsfunctie” de respondent opneemt. Of omgekeerd: hoe minder arbeidstijd gespendeerd aan cliënten, hoe meer kans dat deze persoon een leidinggevende of ondersteunende functie heeft. In elk geval is het duidelijk dat de variatie aan voorkeuren voor werkvormen groter is bij respondenten die minder contact hebben met cliënten: arbeidstijd cliënten
aantal respondenten totaal
eerder weinig contact met cliënten eerder veel contact met cliënten veel contact met cliënten zeer veel contact met cliënten Eindtotaal
9 19 34 49 111
aantal aantal werkvormen gekozen per respondent = werkvormen variatie in vormen 28 3,1 60 3,2 75 2,2 97 2,0 260 2,3
De voorkeuren verschillen ook naargelang de respondenten weinig tot veel arbeidstijd spenderen aan cliënten:
72
73
De respondenten die eerder weinig contact hebben met cliënten, verkiezen in de eerste plaats een bezoek aan andere organisaties als werkvorm, vervolgens vallen ook een vorming/workshop op maat en intervisie in de smaak. Ook supervisie en advies ikv een specifiek probleem kunnen scoren. Opgelet: slechts 9 respondenten uit deze groep vulden deze vraag in.
De respondenten die eerder veel contact hebben met cliënten, verkiezen dan weer advies ikv een specifiek probleem, en een vorming/workshop op maat. Ook intervisie en een bezoek aan een andere organisatie vallen in de smaak.
De respondenten die veel contact hebben met cliënten, kiezen het vaakst voor advies ikv een specifiek probleem en een vorming/workshop op maat. Ook een basisopleiding CSZ en supervisie zouden kunnen aanslaan.
De respondenten die tot slot zeer veel contact hebben met cliënten, kiezen duidelijk voor een advies ikv een specifiek probleem, en voor een vorming/workshop op maat. Een basisvorming CSZ, evenals een verdiepende studiedag, kunnen ook nog op wat enthousiasme rekenen. Opgelet: veel respondenten, maar: in het algemeen weinig variatie in de voorkeuren (gemiddeld 2 keuzes per respondent).
Ondersteuning - bestaand aanbod en noden: conclusies
- De tevredenheid over de ondersteuning die de eigen organisatie biedt op het vlak van omgaan met diversiteit en cultuursensitieve zorg, verschilt van deelsector tot deelsector. In de gezondheidszorg en in de welzijnssector voor volwassenen vindt de meerderheid van de respondenten dat de organisatie niet voldoende ondersteuning biedt. In de andere sectoren zijn de respondenten meer tevreden. Ook opvallend is dat jongere zorgverleners minder tevreden zijn dan oudere. - De ondersteuning die binnen de organisatie ontbreekt, ligt vooral op het vlak van vorming, info en kennis over verschillende culturen en levensbeschouwingen en het overbruggen van de taalbarrière en diversiteitsbeleid.
- Er is vooral vraag naar ondersteuning over de volgende onderwerpen: specifieke thema’s, cultuur en levensbeschouwing, migratie, administratieve en juridische vragen. In iets mindere mate is er vraag naar ondersteuning op het vlak van communicatie met anderstaligen, ondersteunende taaltools en specifieke doelgroepen. Er is weinig vraag naar de volgende onderwerpen: telefonisch
74
tolken, intercultureel bemiddelen en werken met sociale tolken.
- Wat de specifieke thema’s betreft, worden vooral ‘diversiteit en opvoeding’, ‘trauma en rouw bij migratie’ en ‘intra-familiaal geweld’ genoemd. Voor de twee eerste thema’s is er vooral belangstelling bij de respondenten uit de welzijnssector kinderen en jongeren.
- Wat de vorm van de ondersteuning betreft, gaat de voorkeur uit naar advies en vorming op maat. Ook is er vraag naar een basisopleiding cultuursensitieve zorg , bezoeken aan goede praktijkvoorbeelden en intervisie/supervisie.
- Een van de doelen van deze bevraging was te peilen of het opzetten van een netwerk of forum cultuursensitieve zorg nuttig zou zijn in Mechelen. Hoewel de respondenten in eerste instantie kiezen voor andere vormen van ondersteuning, valt het toch op dat 18 van de 111 respondenten (ofwel 16%) interesse heeft in een netwerk cultuursensitieve zorg. Hetzelfde geldt voor het oprichten van een forum cultuursensitieve zorg: dat kan 16 respondenten, ofwel 14% van het totaal, bekoren. Beide pistes zijn dus niet het eerste antwoord dat de respondenten geven, maar mogen evenmin verwaarloosd worden. Bovendien is er duidelijk wel veel vraag naar vorming, naar een basisopleiding cultuursensitieve zorg en naar intervisie of supervisie. Aan deze vraag zou een netwerk cultuursensitieve zorg kunnen tegemoetkomen. De vraag is dan wat de meest geschikte strategie is: een apart Mechels netwerk opstarten of het aanbod van het Antwerps netwerk ‘naar Mechelen brengen’. We moeten er ook rekening mee houden dat deze bevraging gericht was op basismedewerkers die een groot deel van hun tijd besteden aan contacten met cliënten. Uit deze resultaten kunnen we niet opmaken in welke mate de vraag om een netwerk/forum op te richten leeft bij staf-, beleidsmedewerkers of directie. Dit zullen we nog verder moeten bevragen.
75
Bijlage: vragenlijst Bevraging Cultuursensitieve Zorg Mechelen De stad Mechelen en het Diversiteits- en Integratiecentrum Prisma willen een ondersteuningsaanbod 'Cultuursensitieve zorg' uitwerken voor medewerkers uit de Mechelse welzijns- en zorgsector. Door deze bevraging in te vullen, kan je mee vormgeven aan dit ondersteuningsaanbod. Ben je zorg- of hulpverlener en werk je in Mechelen? Dan willen we graag weten met welke vragen jij zit en welke vormen van ondersteuning jouw voorkeur hebben. De bevraging bestaat uit 14 vragen en vraagt ongeveer 10 minuten tijd. We gebruiken in deze bevraging de begrippen ‘diversiteit’ en ‘cultuursensitieve zorg’. Hieronder verstaan we: Diversiteit Hoewel we het begrip ‘diversiteit’ benaderen vanuit een brede invulling (alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen en groepen in de samenleving), ligt de focus van deze bevraging op het omgaan met etnisch-culturele diversiteit. Cultuursensitieve zorg Met de term ‘cultuursensitieve zorg’ bedoelen we zorgverlening die toegankelijk en kwalitatief is voor alle hulpvragers, ongeacht hun herkomst, religie en culturele achtergrond. Het is een zorgverlening die oog heeft voor de culturele dimensies van de hulpverlening, naast lichamelijke, sociale en psychische dimensies. Essentieel daarbij is het bewustzijn van het eigen referentiekader en vanuit dit bewustzijn in dialoog gaan met de hulpvrager. Vragen met een rood sterretje zijn verplicht in te vullen. Andere vragen kan je open laten als ze niet op jou van toepassing zijn. We gebruiken voor deze bevraging de website thesistools.com omwille van de gebruiksvriendelijkheid. De bevraging vindt niet plaats in het kader van een eindwerk of masterproef. Voor opmerkingen of vragen kun je contact opnemen met
[email protected] of
[email protected]
1. GEGEVENS VAN DE HULPVERLENER 1. Ben je een man of een vrouw?
*
Man Vrouw 2. Tot welke leeftijdsgroep behoor je?
*
25 jaar of jonger dan 25 jaar 26-35 jaar 36-45 jaar 46-55 jaar Ouder dan 55 jaar 3. In welke (deel)sector werk je? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) Gezondheidszorg
76
Geestelijke gezondheidszorg Thuis- en ouderenzorg Welzijn volwassenen Welzijn kinderen en jongeren Andere 4. Voor welke organisatie werk je?
*
5. Hoeveel procent van je werktijd besteed je aan contacten met cliënten? (voorbereiding, administratieve verwerking en bespreking van deze contacten met collega's inbegrepen) * Minder dan 25 procent 25 tot 50 procent 50 tot 75 procent 75 tot 100 procent
2. OMGAAN MET ETNISCH-CULTURELE DIVERSITEIT IN DE HULPVERLENING 6. Hoeveel procent van je cliënten zijn van buitenlandse herkomst? (eigen inschatting)
*
0-20% 20-40% 40-60% 60-80% 80-100% 7. Hoe vaak ervaar je moeilijkheden in de omgang met cliënten van buitenlandse herkomst? * Nooit Zelden Soms Vaak Heel vaak 8. Geef aan in welke mate de volgende beweringen opgaan voor jou (1 = helemaal niet; 10 = in sterke mate). Als een vraag niet van toepassing op jouw situatie, dan geef je geen score. 1
10
Ik vind het belangrijk dat mijn hulpverlening cultuursensitief is. Ik heb voldoende kennis over culturele aspecten in de hulpverlening.
77
Ik heb voldoende kennis over levensbeschouwelijke aspecten in de hulpverlening. Ik heb voldoende vaardigheden om om te gaan met culturele aspecten in de zorgverlening. Ik heb voldoende vaardigheden om om te gaan met levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening. Ik weet waar ik terecht kan met vragen over het omgaan met culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorgverlening. Ik heb inzicht in de invloed van migratie op welzijn en gezondheid. Ik maak gebruik van een intercultureel bemiddelaar als het nodig is. (alleen van toepassing als je de mogelijkheid hebt om beroep te doen op een intercultureel bemiddelaar)
9. Ik beschik over voldoende expertise in het omgaan met de volgende specifieke doelgroepen: (vul alleen in als de doelgroep relevant is voor jouw werk) 1 = helemaal niet; 10 = in sterke mate 1
10
mensen zonder wettig verblijf vluchtelingen ouderen van buitenlandse herkomst slachtoffers van mensenhandel niet-begeleide minderjarige vreemdelingen
10. Ik heb voldoende kennis over de volgende specifieke thema’s: 1 = helemaal niet; 10 = in sterke mate 1
10
trauma bij migratie rouw- en verliesverwerking bij migratie huwelijksmigratie diversiteit en opvoeding diversiteit en relatie/seksualiteit meertaligheid
78
11. Geef aan in welke mate de volgende beweringen opgaan voor jou (1 = helemaal niet; 10 = in sterke mate). Als een vraag niet van toepassing op jouw situatie, dan geef je geen score. 1
10
Ik weet hoe ik mijn taalgebruik kan aanpassen om duidelijk (in het Nederlands) te communiceren met anderstaligen De organisatie waarvoor ik werk biedt voldoende ondersteuning voor het overbruggen van taalbarrières. (hulpmiddelen, mogelijkheid om tolk in te schakelen,…) Ik gebruik ondersteunende tools om de taalbarrière te overbruggen (bvb. pictogrammen, videomateriaal, online vertaalprogramma’s, ...) Ik schakel informele tolken (familieleden of kennissen van de cliënt, collega’s, …) in om de taalbarrière te overbruggen. Ik maak gebruik van een (professionele) tolk als het nodig is.
12. Mijn organisatie biedt voldoende ondersteuning aan haar medewerkers op het vlak van omgaan met diversiteit en cultuursensitieve zorg. * Ja Nee. Welke ondersteuning ontbreekt volgens jou?
3. ONDERSTEUNINGSVRAGEN 13. Geef voor de volgende onderwerpen aan of je vragende partij bent voor ondersteuning. Vink het vakje aan als je graag ondersteuning zou hebben over dat onderwerp. Je mag meerdere onderwerpen aanduiden (maximum 3). Omgaan met culturele en levensbeschouwelijke aspecten in de zorg Migratie en de invloed van migratie op welzijn en gezondheid. Administratieve en juridische vragen (bvb. over verblijfsstatuten en vreemdelingenrecht) Specifieke doelgroepen (mensen zonder wettig verblijf, vluchtelingen, ouderen van buitenlandse herkomst, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, ...). Welke? Specifieke thema’s (trauma en rouw bij migratie, huwelijksmigratie, meertaligheid, diversiteit en opvoeding, diversiteit en relatie/seksualiteit, ...). Welke? Communicatie met anderstaligen (in het Nederlands)
79
Ondersteunende taaltools (pictogrammen, videomateriaal, ...) Werken met telefonische tolken Werken met sociale tolken Werken met een intercultureel bemiddelaar Ondersteuning over een ander onderwerp, namelijk: 14. Als je een ondersteuningsvraag hebt, welke vorm van ondersteuning zou je dan willen? Kies één of meerdere mogelijkheden uit onderstaand lijstje. Sla deze vraag over als je geen ondersteuning wenst. Advies in het kader van een specifiek probleem Vorming of workshop op maat van jouw organisatie/dienst. Basisopleiding cultuursensitieve zorg (een volledige dag) Studiedag voor een breed publiek van zorg- en hulpverleners. (verdiepend) Intervisie met medewerkers uit verschillende organisaties (casusbesprekingen, nadruk ligt op het delen van ervaringen, op regelmatige basis) Supervisie met medewerkers uit verschillende organisaties (casusbesprekingen, uitwisselen van ervaringen en input van een deskundige) Procesbegeleiding bij het uitwerken van een diversiteitsbeleid binnen jouw organisatie. Oprichting en/of begeleiding van een interne werkgroep diversiteit (binnen jouw organisatie) Bezoek aan een andere organisatie om goede praktijkvoorbeelden te leren kennen. Tijdelijke werkgroep waarin medewerkers van verschillende organisaties samenwerken om een bepaald knelpunt weg te werken. Een Mechels Forum Cultuursensitieve Zorg: één- of tweejaarlijks overleg waarop alle welzijns- en zorgorganisaties uit Mechelen worden uitgenodigd om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen over het thema cultuursensitieve zorg, getrokken door de stad Mechelen en Prisma vzw. Een Mechels Netwerk Cultuursensitieve Zorg: een intensieve en structurele samenwerking op regelmatige basis van een aantal organisaties uit de sector rond het thema cultuursensitieve zorg, getrokken door de organisaties zelf, met ondersteuning van het lokaal bestuur en/of de integratiesector Een andere ondersteuningsvorm, namelijk: 15. E-mailadres (optioneel). Als je op de hoogte wil worden gebracht van de resultaten van de bevraging kan je hier je e-mailadres opgeven. Dit adres zal uitsluitend gebruikt worden in het kader van deze bevraging.
Hartelijk bedankt voor je medewerking aan deze bevraging!
80