Biografie van de“ Broedertrouw” en zijn schippers/eigenaren. Gabriël Bloemhof, automonteur van beroep, werkt bij het bedrijf waar ik mijn bedrijfsauto in onderhoud heb. Voor een reparatieklus is hij bereid ‘s morgens mijn mobiel mee naar de garage en hem ’s avonds weer mee terug naar Wolvega te nemen. Dat scheelt mij heel wat tijd en drukte. In het voorjaar van 2013 moest er wat gerepareerd worden en maakte ik weer gebruik van de diensten van Gabriël. ‘s Avonds bij het ophalen van de auto kwam hij al met de sleutels naar buiten lopen. Terwijl we even stonden te praten viel mijn oog op een mooie gelakte eikenhouten plank met de naam ‘Broedertrouw’ er in gegraveerd welke op de zijkant van zijn garage was bevestigd.
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en mijn vermoedens bleken waarheid. De plank was een herinnering aan een schip. Zijn moeder Klaaske was een schippersdochter. Intussen komt Bloemhof sr. er ook bij en ik word uitgenodigd voor een kopje koffie. Ik zit nog maar amper en de eerste foto’s van de klipper liggen voor mij op tafel. Enthousiast vertellen ze over de tijden dat schoonvader Eeuwe en daarvoor pake Hendrik van der Zande schipper waren op de Broedertrouw. Meteen begreep ik; hier schuilt een mooi en interessant verhaal achter. Hier moet ik meer van weten. Ik maak een afspraak met de familie voor een interview. De Broedertrouw afgemeerd aan de kade voor Veevoerderfabriek Kemme te Wolvega
Waarschijnlijk zullen oudere lezers zich de schippersfamilie van der Zande uit Wolvega nog kunnen herinneren, maar ik als import “klaaifries”, die in 1966 in de Stellingwerven kwam wonen, niet, terwijl het schip toen nog regelmatig afgemeerd lag in de Schipsloot. Kennelijk had ik daar vroeger geen oog en oor voor. Een paar dagen later zat ik met pen en papier bij de familie aan de Lodewijkstraat rond de tafel. Heel wat foto’s en papieren, die ze nog van de klipper hadden liggen al voor me. Rense Bloemhof, Rense mag ik zeggen, steekt van wal. “Mijn schoonouders waren schipper op de klipper de “ Broedertrouw ”. Schoonvader Eeuwe werkte onder vast contract voor de Gebr. Kemme, die vanaf 1929 tot 1965 een veevoederfabriek aan de Schipsloot in Wolvega hadden op de plaats waar nu de verzink-en roosterfabriek “de Dejo” staat. Eeuwe werkte eerst als knecht bij zijn vader Hendrik en later als medefirmant onder de naam “Fa. Van der Zande”. Er werd veevoer vanuit de havens van Rotterdam, Amsterdam en de Zaanstreek naar Wolvega gebracht. Ook vervoerde hij vaak kunstmest (kali) uit Luik in België en mergel uit Limburg voor de firma Kemme die op haar beurt weer samenwerkte met veevoer en kunstmesthandel Gebr. Ensing hier uit Wolvega.” “Toen schoonvader het ‘roer’ van zijn vader Hendrik had overgenomen en ik met zijn enige dochter Klaaske getrouwd was, gingen we tijdens mijn vakanties, ik werkte bij de Frico, af en toe met vrouw en kinderen mee op de klipper. Dat was voor ons feest. Als het schip leeg was speelden onze kinderen vaak in het ruim. Schoonvader had daar een schommel gemaakt. Hendrik van der Zande had intussen Lemmer als thuishaven en woonde aan de wal aan de lijnbaan. Mijn schoonouders woonden na hun trouwen in Wolvega aan de Kerkstraat schuin t/o de Gereformeerde kerk. In dat lange hoge witte huis dat toen nog vlak aan de later gedempte Schipsloot stond. Dat huis werd door drie familie’s bewoond waarvan mijn schoonouders het dichtst aan de Schipsloot. Daar is ook mijn vrouw Klaaske geboren. Later zijn ze verhuisd naar de Keiweg 10, schuin tegenover de Kerkstraat. Opvallend was, dat tijdens een verbouwing geen normaal raampje in de slaapkamer kwam, maar een patrijspoortje. Een rond raampje, zoals in schepen traditie is. Tot op de dag van vandaag zit het patrijspoortje er nog in.
Huis anno 2014 aan Keiweg met patrijspoortje . Schoonvader voer ondertussen door met een scheepsmaat en schoonmoeder woonde met haar dochter Klaaske aan de wal. Ik herinner me ook nog dat het sterk ijs was. Men schaatste al op de Schipsloot toen schoonvader op dringend verzoek van Kemme toch nog met een vracht veevoer naar Wolvega kwam. De mensen waren zo boos dat hij het ijs vernielde, dat ze hem bij de Schipslootbrug in Nijelamer tegen hielden en ze hem met stenen dreigden te bekogelden. De politie moest er aan te pas komen om de gemoederen te sussen. Door de zware ijsgang had schoonvader eerst bij de Grachtsluis aan de Van Helomavaart voor uit het ruim een paar vrachtauto’s vol graan gelost, waardoor de boeg omhoog kwam. Op deze manier fungeerde de klipper met zijn zware 55 pk diesel als ijsbreker en kon het wel 10 cm ijs aan. In de oorlog is de Broedertrouw door de Duitsers gevorderd. Vanuit Harlingen deed het dienst als vrachtvaarder naar de eilanden met een mitrailleur op het steven. In de nadagen van de oorlog is het schip door de geallieerden lek geschoten. De kogelgaten zaten in de stuurhut. Toen schoonvader op de fiets naar Harlingen ging op zoek naar zijn schip, werd hem vlak voor Haringen zijn fiets afgepakt door terugtrekkende Duitse soldaten. Tot zijn schrik trof hij de Broedertrouw half gezonken in de haven aan. Na de bevrijding is de klipper gelift en gerepareerd en kreeg opnieuw Lemmer als thuishaven. Hendrik en Eeuwe konden weer aan de slag. Als jongen van 16 werkte ik als boerenknecht bij Arend Heida waar ook mijn vader arbeider was. Arend Heida boerde toen op de boerderij aan de Schipslootweg 23 te Nijelamer waar nu de familie Hans Hoekstra woont en boer is. Ik moest wachten voor de Schipslootbrug toen de Broedertrouw met zijn gezin door de brug richting Wolvega voer met Klaaske aan het roer. Zij zag mij staan en ik zag haar. De afstand tussen ons was wel vier meter. Ik herinner me op de dag van vandaag nog wat ik toen zag en voelde. Er vonkte wat. Later kwamen we elkaar tegen in de Hoofdstaat in Wolvega. De vonk was geen verbeelding geweest. Het is op verkering en later op trouwen uitgedraaid”. Intussen laat Gabriël een aantal foto’s en andere herinneringen zien. “ Kijk, hier staan Pake en Beppe voor de stuurhut. Dit is hun trouwboekje. En dit is de akte van Scheiding waarin de nalatenschap van mijn overgrootvader Hendrik wordt verdeeld onder zijn drie kinderen. Terwijl ik op het puntje van de stoel zit en nieuwsgierig de boel bekijk haalt Rense een aantal prachtig oude ingelijste foto’s van de Klipper van de wand. Voor mij genoeg werk om de geschiedenis van deze bekende schippersfamilie en het levensverhaal van de “Broedertrouw“ uit te gaan zoeken. Na heel wat speurwerk blijkt de Broedertrouw vanaf de bouw tot nu toe acht eigenaren te hebben gehad. Met bijna alle eigenaren of familie daarvan heb ik contact gehad. Ook met Siebrend Kemme uit Lettelbert (Gr), een zoon van veevoederfabriek Kemme en met Alie
Appelo-Hooyer, de weduwe van een der nazaten van Scheepswerf Appelo en Zonen uit Zwartsluis, waar de broedertrouw is gebouwd. Ze waren stuk voor stuk enthousiast dat er iemand bezig was de biografie over “hun” Broedertrouw op papier te zetten. Ook zij wilden hun steentje graag bijdragen. De herinneringen van Sieb Kemme aan de familie Van der Zande en de Broedertrouw. Als de Broedertrouw bij de fabriek was gelost, werd die er weer op uit gestuurd om een volgende lading te halen. Vaak mocht ik dan meevaren van Wolvega tot De Lemmer. Omdat de Schipsloot aan het begin erg ondiep (en smerig) was, moest er rustig gevaren worden. Desondanks liep er door de zuiging van het schip altijd een geweldige golf mee met langs de walkant, soms vergezeld door meedravende koeien. Het geluid van de motor “tabak-tabaktabak” zit nog steeds tussen mijn oren. Vanuit de Schipsloot kwamen we in de Tjonger en gingen bij de Driesprong stuurboord uit via de Engelenvaart naar Echtenerbrug. Van daar ging het via het Tjeukemeer naar de Lemsterrien. Ik herinner me dat het een keer zo mistig was dat er door middel van stakelen de geul werd gevolgd om de ingang van de Rien bij Brette Hoane te vinden. Telkens als ik met de auto langs het Tjeukemeer van Lemmer naar Joure rij, zie ik aan mijn rechterhand het restant van de Rien en dan vind ik het weer jammer dat die weg dwars door het meer is aangelegd. In de oude sluis van de Lemmer werd altijd water geladen en werden de nodige nieuwtjes uitgewisseld. Daar werd ik dan door mijn vader weer van boord gehaald. Meestal ging de reis naar Rotterdam om graan te halen. Van der Zande vertelde me dat hij wel eens veertien dagen al ladend en lossend op en neer voer. Hij kreeg dan opdracht om een bepaald tonnage aan graan te laden bij een bepaald adres. Als hij geladen was, moest hij mijn vader bellen, die stuurde hem naar een ander adres om dat graan, of een gedeelte daarvan, weer te lossen. Weer moest hij bellen en kreeg een nieuwe opdracht om weer ergens graan te laden. Zo zwierf hij al ladend en lossend door de Rotterdamse haven, tot de behoefte aan graan bij de fabriek zo hoog was dat hij met spoed naar Wolvega diende te vertrekken. Mijn vader handelde dus met dat graan en zag zo kans om de kosten van de retourreis van de Broedertrouw terug te verdienen. [Tijdens de ernstige ziekte van mijn vader trof ik twee van die Rotterdamse graanhandelaren aan het ziekbed in het Antonie van Leeuwenhoekhuis in Amsterdam. De heren waren zo vriendelijk om mij met hun Mercedes naar het Centraal Station te brengen. Tijdens die rit zij de één tegen de ander, in een stevig Rotterdams accent, wijzend naar de oude gevels aan de grachten: “Snap je dat nou, dat ze die ouwe troep nog nooit hebben opgeruimd.”] Regelmatig kwam het voor dat het schip teveel diepgang had voor de Schipsloot. Dan werd er halverwege de Van Helomavaart bij een loskade aangelegd en werd de helft van de lading overgeladen op vrachtwagens. Dat kon wel een paar dagen duren want eerst moest dat graan in zakken gedaan worden om met de vrachtwagen vervoerd te kunnen worden. In de fabriek werden de zakken weer geleegd om het graan in silo’s op te bergen.
Vlak voordat ik in 1957 naar de hbs ging mocht ik met een plaats- en school-genoot een reis van Wolvega naar Maastricht en terug meemaken. De reis ging naar de Pietersberg, even voorbij Maastricht, om mergel te halen. Het meest spannend was de tocht over het IJsselmeer. Op de heenweg kwamen we in het donker aan bij de Oranjesluizen. Onderweg was het een sport wie het eerst de lichten van de tonnen op het IJsselmeer kon zien. Op de terugweg woei het vrij stevig. De kleden gingen over de luiken. Omdat het schip nogal slingerde mochten we niet vanuit onze slaapplaats in het vooronder naar achter lopen, naar de stuurhut. Op de Maas passeerden we veel sluizen, waar we regelmatig lang op onze beurt moesten wachten. Bij het afmeren stond ik vaak voorop en leerde al snel hoe ik de tros om de bolders moest beleggen en moest laten slippen om de gang uit het schip te halen. Ik was daar super trots op, temeer omdat mijn reisgenoot geen enkele aanstalten maken om dat ook onder de knie te krijgen. Deze reis duurde ongeveer veertien dagen. In de vierde klas van de hbs werd ik een week van school geschorst vanwege een of andere onbenulligheid. Mijn vader zei: “Dat komt goed uit. Van der Zande ligt net voor de fabriek en je kunt mooi helpen graan te lossen.” Dat betekende dat ik onderin het schip het graan naar de elevator stond te scheppen. Zwaar en stoffig werk, zeker voor een eenvoudige scholier. In 1965 is de fabriek opgeheven en gedeeltelijk overgenomen door een veevoerfabriek in Meppel. Ik weet niet of het contract met de Broedertrouw ook is meegegaan. Een aantal jaren later lag ik met mijn zeilbootje in het kleine jachthaventje bij de oude sluis in De Lemmer en zag daar de Broedertrouw liggen. Ik heb toen nog uitgebreid met Van der Zande gesproken. Hij was de havenmeester aldaar en benutte het ruim om in de winter kleine boten op te bergen. Zelfs in die functie bleef hij een vriendelijk en rustig persoon, altijd vol verhalen. Dat was mijn laatste contact met de Broedertrouw. Ik ben er nooit achter gekomen wat het contract was tussen de fabriek en de Broedertrouw. Werd er per reis betaald? Of per dag en tonnage? Vermoedelijk zijn alle documenten daarover verloren gegaan. Het doet me goed dat ik het schip af en toe zie liggen in Zoutkamp als ik daar met mijn Lemsteraakje De Mossel langs vaar. Dat brengt weer een belangrijk stukje jeugdervaring bij me naar boven. Sieb Kemme, Lettelbert, 24 juli 2014.
Alie Appelo-Hooyer verwees me naar de site van de Historische vereniging van Zwartsluis. Daarop staat vermeldt hoe het de Scheepswerf Appelo en zonen is vergaan. Rond 1878 nam molenaarszoon Hendrik Appelo de scheepswerf aan het Klein Lageland over van zijn schoonvader Jan van Veen. Omstreeks 1900 verhuisde de werf naar de Nieuwesluis, mogelijk omdat de ijzeren schepen, die Appelo ging bouwen, niet door de Aremsbrugsluis konden, maar wel door de in 1879 gebouwde Grotekolksluis. Eerst werkte Hendrik Appelo samen met zijn broer Kornelis. Toen die voor zichzelf begon aan de Zomerdijk nam Appelo zijn zonen Kornelis, Albert en Martinus in zijn bedrijf op. In 1917 gleed aan de Nieuwesluis driemastschoener de Oosterschelde, gebouwd in opdracht van de Rotterdamse rederij H.A.A.S., van de helling. Het schip vervoerde in eerste instantie van alles zoals aardappelen, bananen, stenen en klei. Diverse eigenaren heeft de schoener daarna gekend voordat het 1988 in handen van rederij de Oosterschelde te Rotterdam kwam. Na diverse restauraties met hulp van particulieren, bedrijfsleven en overheid is het schip in 1992 door Prinses Margriet op nieuw in gebruik gesteld. De Oosterschelde fungeert nu als ambassadeur voor Rotterdamse haven en wordt ingezet voor speciale reizen met betalende gasten over alle wereldzeeën. Onlangs was de Oosterschelde een van de pronkjuwelen die deelnam aan Tall Ships Races bij Sail Harlingen op 3, 4 en 5 juli 2014. 1929 was een rampjaar voor de familie Appelo. Op 26 april ontplofte een gastank, waardoor zoon Kornelis om het leven kwam. Twee maanden later, op 24 juni, sprong bij de tewaterlating van een schip een kamrad van een lier, waardoor de zoon en de broer van de eerder dat jaar omgekomen Kornelis dodelijk getroffen werden. Wellicht als gevolg van dit tragedie werd de onderneming nog dat zelfde jaar beeindigd. Foto Scheepswerf Appelo en Zn anno 1915
Rense en Gabriël Bloemhof waren nog niet uitverteld over de klipper en de familie Van der Zande. Rense vervolgt: “ Toen de veevoederfabriek van de familie Kemme in 1965 verkocht werd aan de veevoederfabriek Steenbergen en van der Brink in Meppel heeft schoonvader nog een jaar of vijf voor die firma gevaren. Veevoeder en zuivelfabrieken werden vroeger vaak aan het water gebouwd. De aan en afvoer van producten ging in die jaren veelal per schip. Zo ook bij veevoederfabriek Kemme die de fabriek in 1928 uit een faillissement had gekocht. Het was in eerste instantie een lijmfabriek die is omgebouwd tot veevoederfabriek. De lijm werd uit botten van koeien en varkens gehaald. De Schipsloot slibde door de jaren heen dicht en werd te ondiep voor vrachtschepen. Het werd steeds moeilijker om Wolvega te bereiken. Bovendien fungeerde de Schipsloot als riool van Wolvega, waar pas in 1974 een einde aan kwam door de aanleg van een waterzuiveringsinstallatie. In 1968 kreeg mijn schoonvader Eeuwe een oorkonde uitgereikt voor 40 jaar trouwe dienst van de Fa. Kemme en Steenbergen en van den Brink “.
De oorkonde prijkt nog steeds aan de wand in huize Bloemhof. “Nadat schoonvader was gestopt met varen kregen ze een vaste ligplaats toegewezen in de Schipsloot. Dat was maar van korte duur. Daar de Schipsloot diende als riool borrelden de vrijkomende gassen aan een stuk door op. In de kombuis was de stank dan ook niet meer uit te houden. Met hun Broedertrouw zijn zij toen vertrokken naar schoner water, wat ze vonden in Lemmer. Terwijl de Klipper daar een ligplaats in de haven kreeg, is schoonvader daar nog een jaar of vier havenmeester geweest. Door het tellen der jaren zijn ze in Lemmer aan de wal gaan wonen in een huisje vlak bij de sluis”. De “ Broedertrouw ” is in 1973 (met pijn in het hart) verkocht. De in 1913 gebouwde klipper is dus zestig jaar in bezit geweest van de familie geweest. De bouwkosten, zo blijkt uit een bewaarde kwitantie 6750,- gulden.
De Broedertrouw was de opvolger van de klipper “de Friso”. Waarschijnlijk heeft Hendrik na 1913 de ‘Friso’ verhuurd, want Gabriël meent op internet gevonden te hebben dat het schip daarna werd ingezet in de ansjovisserij met als thuishaven Lemmer, terwijl Hendrik ook na 1913 nog als eigenaar wordt vermeld. Klippers stonden bekend als snelle schepen. Veel sneller dan de traditionele houten skûtsjes. Volgens de akte van scheiding, opgemaakt door notaris S. H. Van Hulst te Lemmer na het overlijden van Hendrik in 1966 zijn de drie kinderen, Eeuwe, Lammert en Arie, de erfgenamen. Ook lees ik dat er geen hypotheek op het schip rustte. Eeuwe heeft zijn broers uitgekocht en werd eigenaar. Lang is hij dat niet geweest. In 1973 is zijn “pronkjuweeltje”, zo werd het schip door de echte kenners gezien, verkocht aan de familie Ringer ( René) Atsma. Kwitantie. Bewijs van contante betaling.
Het is me gelukt met Atsma in contact te komen. Hij schreef mij het volgende over de Broedertrouw en Eeuwe Van der Zande. “In 1973 lag de “Broedertrouw” afgemeerd achter in de spoorhaven in Lemmer. Eeuwe van der Zande was enkele jaren daarvoor gestopt met varen. Jarenlang voer hij samen met zijn vrouw van Rotterdam en Amsterdam met veevoeder naar de fabriek in Wolvega. Hij vertelde vroeger als jonge man als knecht bij zijn ouders aan boord van de “Broedertrouw” te hebben gevaren. De relatie tussen vader en zoon was niet geweldig zodat Eeuwe voorop woonde en hele reizen niet achterop kwam. Bij het verlaten van de Oranjesluizen in Amsterdam wachtte hij dan of zijn vader rechtdoor naar Amsterdam ging of bakboorduit naar Rotterdam. In dat geval liet hij de lantaarnmast voorop zakken zodat zij onder de bruggen op het Amsterdam-Rijn kanaal doorpasten. In de machinekamer stond een 2-cilinder IMOP ( soort Deutz Brons) dieselmotor van 60 pk met een prachtig “tabak-tabak-tabak”geluid. Er zat een Brevo keerkoppeling achter. Hij en zijn vrouw kregen een woning aangeboden in Lemmer en de “Broedertrouw” kwam te
koop. Ik was al enige tijd op zoek naar een klipper, onder de indruk van de mooie lijnen van zo’n schip. Mijn broer, toendertijd werkzaam bij de schepenverzekering “Friesche Maatschappij Heerenveen”, maakte mij attent op de te koop zijnde “Broedertrouw”. Van der Zande was in die tijd havenmeester van de jachthaven in de spoorhaven. Hij had goede relatie met zijn klanten en kreeg vooral van Duitsers vele dozen sigaren die hij trots aan mij toonde. Ik kocht het schip van van der Zande en ik weet nog dat hij vertelde daarvan slapeloze nachten te hebben gehad. Van der Zande was een mooie prater en hij liet onder het verhaal zonder schroom een wind of nam zijn gebit uit een haalde daar de tong door. Mijn vrouw en ik gingen toen op het schip wonen. Ik werkte in die tijd in Amsterdam in ploegendienst en had zo veel vrije tijd om aan het schip te werken. Wij lagen op Schellingwoude voor de Oranjesluizen. Wij woonden in de roef met de oude intimmering uit 1913. Geen stahoogte, behalve onder de lichtkap. De stuurhut achter de roef was voorzien van een aanrecht en kookplaat en daar was wel stahoogte. De oude betimmering in de roef was fraai uigevoerd met sierlijsten en panelen. Samen met mijn vader heb ik alles met een soort Hindelooperschilderwerk versierd. Voor in de roef zaten dwarsscheeps twee bedsteden. De stuurboord bedstee heb ik uitgebroken en van daar een trap in het ruim gemaakt. Langzaam ontstond het idee het schip weer terug te brengen naar zeilschip. Bij scheepswerf “Vooruit” in Zaandam liet ik een mastdek plaatsen en een stuk stalen luikenkap voor de roef en een stuk op het voorruim om zo een waterdichte kachelpijpdoorvoer, een lichtkap en een toegang te kunnen maken. In ongeveer 5 jaar tijd heb ik het hele ruim geïsoleerd en betimmerd. De Denneboom ( opstaande ruimzijkant) voorzien van patrijspoorten. Een grote centrale kachel geplaatst en zo het gehele ruim bewoonbaar gemaakt. Ik had een 220 volt dynamo aan een oude Lister motor gekoppeld. Dit was mijn stroomvoorziening. De steiger waaraan wij lagen in Schellingwoude werd veel gebruikt als overnachtingplaats voor beroepsschepen. Zo kwam ik met veel schippers in gesprek. Veel schippers vonden het prachtig dat een schip weer in oude glorie werd hersteld en ik kreeg en kocht veel oude onderdelen zoals blokken, spanners en zeilen van die schippers. In Lemmer kocht ik een oude mast met bijbehorende gaffel en grootzeil en zo werd ons schip langzaam zeilschip. Toen het ruim beneden bewoonbaar was, had de stuurhut geen functie meer en ik heb die toe laten verwijderen waardoor het schip een heel ander aanzicht kreeg. Van der Zande zei later, toen wij hem tijdens een vakantie in Lemmer troffen: “Dan heb je 4000 gulden weggegooid”. Hij had die stuurhut namelijk enige jaren eerder voor dat bedrag laten plaatsen. In de vakanties voeren wij op het IJsselmeer en ook de Waddeneilanden werden door ons regelmatig bezocht. Ik kreeg werk in Groningen en wij verhuisden met de “Broedertrouw” daar naar toe. Wij hadden een ligplaats aan het Hoendiep en regelmatig varen zoals wij in Amsterdam
gewend waren, was er niet meer bij. In Groningen ontstond het idee een vrachtschip te kopen en vracht te gaan varen. Inmiddels begon de chartervaart langzaam op gang te komen. Ik zette de “Broedertrouw” te koop en kwam in contact met Henk Karelse, die met het schip wilde gaan charteren. De koop werd gesloten en zo namen wij in 1979 afscheid van de “Broedertrouw”. Van der Zande dacht ouder dan zijn vader te zullen worden maar overleed op 73-jarige leeftijd in Wolvega”. Met vr. Groeten, Ringer Atsma. Henk Karelse werd dus in 1979 de volgende eigenaar. Die kwam ik op het spoor in Dordrecht. Ook hij wilde graag meewerken en was bereid zijn herinneringen aan de “ Broedertrouw” op te schrijven. Wat mij in zijn verhaal opvalt is, dat er een echte kenner van klippers aan het schrijven is geslagen met oog voor de vele technische details. “Hallo Bonne. Ik ga hierbij mijn verhaal van de Broedertrouw vertellen. Ik kocht op 27-jarige leeftijd de Klipper Broedertrouw van René Atsma in Groningen. René had het schip voor privé bewoning voor tweederde ingetimmerd en voorzien van een oude Amerikaans grenen mast, katoenen grootzeil en vlasdoek, oude oorlogsfok en kleine oude kluiver. Ook had hij het schip voorzien van ijzeren zijzwaarden. De Broedertrouw was voorzien van een IMOP twee cilinder motor. Deze langzaamloper, 340 t.p.m, was in Nederland tamelijk onbekend. Waarschijnlijk in licentie in België door FN, Fabriek National, met Brons tekeningen gebouwd. Ik heb veel goede herinneringen aan deze motor. In de begintijd dat ik met het schip voe, heb ik heel wat keren met zweet op m’n kop in de machinekamer gestaan. Vliegwiel van 900 kg op stand draaien en dan met een grote handel starten door middel van perslucht. Slechts 50 effectieve pk’s op de schroef, beetje vergelijkbaar met moderne 100 pk motor. Voldoende vermogen om te varen, het geluid door de uitlaatpijp klonk als muziek, TabacTabac! In elke haven trok dat bij het afmeren veel bekijks. Ik draaide demonstratief het gashandwieltje naar beneden, trok langzaam de enorme koppelingshandel over en draaide langzaam weer het toerental omhoog. Het manoeuvreren met de relatief grote schroef was ook super, een paar klappen achteruit en je lag stil. Het verhaal dat ik hoorde is dat de oude Van de Zande geen bange schipper was en met veel wind toch van de Oranjesluizen richting Friesland voer. Zijn zoon zou een veel voorzichtiger schipper zijn. De Broedertrouw is bij Appelo in Zwartsluis gebouwd in 1913. De afmetingen van deze Overijsselse klipper is 26m lang en 5,14m breed. De tonnenmaat bedroeg 130 ton. Andere schepen die bij “de bult”, werfbaas Appelo had een hoge rug, in ongeveer dezelfde tijd zijn gebouwd, zijn de verlengde, ook weer onder zeil zijnde Phanta Rei en ons enige volledig originele zeegaande schip de Oosterschelde. Dus Appelo kon goede en ook mooie schepen bouwen. Leuk vond ik altijd dat de Overijsselse Klipper een hekboeisel heeft dat wat betreft hoek tussen de Friese en de Hollandse klipper in zit.
Ik zou het model van de Broedertrouw willen omschrijven als een lieflijk scheepje met zijn bolle appel-o waterlijn in de steven wat duidt op weke kimmen wat de snelheid erg ten goede komt. De kont van het schip is ook erg goed geveegd zodat er een concave lijn, hol in plaats van bol, in het achterschip komt. Dit is erg bepalend voor de snelheid van een schip. Vanboven uit de mast zie je dat de Broedertrouw zijn grootste breedte bij de mast heeft en dan naar achteren toeloopt, ook dit maakt een schip snel. Wat verder belangrijk is, is dat ik de watertank helemaal voorin heb gezet. René Atsma had al een paar strookjes beton in het voorschip, tussen de spanten, aangebracht. Een éénmast platbodemschip heeft al de neiging bij veel snelheid door zeildruk van voren dieper te gaan liggen de ballast versterkte dat nog, dit is voor de snelheid uitermate gunstig. Nadat ik de Broedertrouw in 1979 had gekocht is ze gelijk in de toen nog zeer prille chartervaart gaan varen. Mijn baan bij een groot bouwbedrijf waar ik niet gelukkig was heb ik opgegeven en heb van mijn hobby mijn beroep gemaakt. Veel met Youth for Christ en Duitse groepen onderweg op IJsselmeer en Wadden vanuit Kampen. De ijzeren zwaarden voldeden niet en vrij snel heb ik toen zelf houten iroko zwaarden gemaakt die 19 jaar aan het schip hebben gehangen. Het tuig van René was aan de kleine kant en Henk wilde hard gaan dus werden er een nieuwe mast giek en kuiverboom gemaakt. Het nieuwe tuig werd uitgerekend door Henk, een vriend van Rien Lipke, en het zeil gemaakt door Appie Schulp in Muiden. Deze mast was toen, maar waarschijnlijk nog steeds, de langste mast op een scheepje van 26 meter op ‘t IJsselmeer, 23 meter vanaf het mastdek. Deze zware lange mast was ook origineel als vroeger strijkbaar met oregon pine bokkepoten. Ik woonde destijds in Enschede met vrouw en kinderen en vanaf Kampen zijn er vele bruggen. Veel masten op onze platbodems zijn tegenwoordig helemaal niet strijkbaar en zo ’n zware lange mast al helemaal niet, dus ook hier had de Broedertrouw een record. Wel moet gezegd worden dat er een heel lange masttop in zit, namelijk 7.70 meter, onder anderen voor topzeil en de hijs van het zeil van 13,5 meter. De Broedertrouw liep hard en hoog aan de wind. Van collega schippers kreeg hij de kwalificatie van kruismachine. De zwaarden hingen door flink toelopende kabbellatten in veel toespoor aan het schip. Het zware 16 ounce dacron zeil van Appie was goed gesneden en kon mij er niet netjes getrimd genoeg bij staan, geleerd op de kleine bootjes. De tuigage was zwaar uitgevoerd, de bakstagen konden op de zwaardlier zeer strak aangezet worden waardoor kluiver als mede fokkestag zeer strak gezet konden worden, belangrijk voor hoog aan de windse koersen vooral bij hardere wind. Alles aan boord stond op staaldraad op lieren. De schootlier voor de 15,5m lange giek heeft twee jachtwielen en drie verschillende vertragingen. In de wedstrijd werd een 55 meter kluiver een topzeil van 30 meter en een waterzeil van 30m gevoerd. Dan stond er 340m zeil op de Broedertrouw in de wedstrijd tot windkracht 5 geen probleem. In de zeven jaar dat ik het schip heb gehad zijn we een keer tijdens de klipperrace als derde achter langere tweemasters gefinisht en een keer de Muider hardzeildagen gewonnen. Wel twee dagen ervoor op de werf even geknipt en geschoren natuurlijk. De Broedertrouw kan een snelle zeiler zijn. Waarschijnlijk in zijn 26m lengte de snelste. Wedstrijdzeilen met mij was wel oorlog aan boord.
Met het standaardtuig ging het met een windje 3 al snel 10 knopen. Vanwege het niet eens zijn met het provisiebeleid van de Hanze Stad Compagnie in Kampen heb ik de Broedertrouw verkocht aan Henk Kelderman die er nog een aantal jaren vanuit Kampen mee heeft gevaren. Henk Kelderman is jammer genoeg overleden. Hij heeft wel tot mijn grote spijt de oude IMOP motor gelijk de eerste winter uit het schip gesloopt en vervangen voor een Daf. Henks vrouw Els woont nog steeds in Kampen. Henk was een rustige zeiler en geen wedstrijdman. Doriene Kreuwels, toen der tijd uitbaatster van de restaurant De Boogschutter in Kampen heeft toen de Broedertrouw gekocht en haar omgedoopt in Jade. Dorine’s vriend Henk Poelsma, alweer een Henk, heeft de intern het schip grondig vernieuwd. Mooi klassiek interieur wat er nu nog steeds in zit. Na Dorine ben ik het schip een beetje uit het oog verloren. Ik vind het erg leuk op deze wijze mee te werken aan de biografie van de Broedertrouw ook verschillende aardige foto’s heb ik in mijn bezit en stel ik graag ter beschikking. Bij verdere vragen ben ik graag bereid deze proberen te beantwoorden. Veel succes met het verhaal schrijven”. Vriendelijke groeten, Henk Karelse Kelderman, de 5de eigenaar heeft, zoals Henk Karelse al schrijft, maar enkele jaren van de klipper kunnen genieten. Hij blijkt in de haven van Kampen te zijn verdronken. Door deze noodlottig gebeurtenis moest de familie het schip van de hand doen. Dorine Kreuwels werd de nieuwe eigenaresse. In Kampen ben ik Dorine op het spoor gekomen. Verrast door mijn zoektocht wilde ook zij haar herinneringen aan de periode dat zij eigenaar was voor mij prijs geven. Geachte meneer Speerstra, Het is alweer 4 weken geleden dat u met uw verzoek over informatie met betrekking tot de Jade contact met mij heeft opgenomen. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik in die periode erg veel met dit stukje van mijn verleden ben bezig geweest, maar op een manier die niet erg interessant is voor u. Ik moet helaas bekennen dat ik niet zoveel nuttige informatie over de geschiedenis van de Jade voor u heb. Ik merkte dat ikzelf geen enkele papieren meer in mijn bezit heb, die teruggaan op die periode. Veel kan ik u dan ook niet meedelen. Waarschijnlijk is 2002 het jaar waarin ik de Jade aan Bert Duinkerken heb verkocht. In mijn herinnering heb ik/hebben wij (mijn toenmalige partner Henk Spoelstra) zeker 4 jaar met dit schip gecharterd. We hebben daarvoor het schip van binnen grondig verbouwd, daarvoor moesten ook wat dingen aan de buitenkant van het casco worden veranderd. Bijvoorbeeld de oude houten luikenkap is toen vervangen voor een stalen exemplaar. Ik denk dat we zeker een jaar verbouwd/gebouwd hebben alvorens we het schip onder de nieuwe naam Jade, weer in de vaart hebben gebracht. Waarom wij tot naamsverandering zijn overgegaan heb ik u al in het kort tijdens ons
telefonisch kontakt verteld. (Van Broedertrouw naar Jade) Verhuurtechnisch waren wij ervan overtuigd dat dat beter zou zijn voor de omzet. Als ik deze jaren op een rijtje zet dan moet 1997 waarschijnlijk het jaar zijn geweest dat de Jade in mijn bezit kwam. Dat dat tengevolge was van het overlijden van de voormalige eigenaar/ schipper heb ik u ook al verteld (Henk Kelderman). Deze had een relatie met de zus van mijn toenmalige vriend, dus toen het schip in de verkoop moest in verband met de nalatenschap van de heer Kelderman, waren wij daar meteen van op de hoogte. Ik heb vele beelden en verhalen in mijn hoofd de revue laten passeren in de afgelopen weken. Maar veel concrete informatie heeft dat jammer genoeg niet opgeleverd. Ik wil u daarom dit wat ik nog wel weet (of meen te weten) meegeven voor uw onderzoek. Helaas is het niet erg veel, foto' s heb ik wel kunnen vinden. Graag zou ik van u vernemen wat voor soort foto's u graag zou willen ontvangen. Aangezien ik deze zal moeten scannen en naar u opsturen. Om wat gerichter mijn tijd daaraan te besteden zou het fijn zijn als ik weet wat u precies zoekt. Ik heb veel beelden van de verbouwing en ook enkele foto's onder zeil. Ik hoop dat u ondanks het summiere karakter van mijn verhaal toch nog iets heeft aan mijn herinneringen. Graag hoor ik van u, Met vriendelijke groeten, Dorine Kreuwels Dorine verkoopt de Jade aan Bert Duinkerken. Eén keer is het mij gelukt contact te krijgen met Bert Duinkerken die, zoals hij mij vertelde, een jaar of zes met de Jade heeft gecharterd. Hij vertelde dat hij momenteel kapitein is op een groot bevoorradingschip en vaart voor een opdrachtgever in de offshore en meer op zee vertoef als aan de wal. Nog steeds is mij niet geheel duidelijk hoe plank met de naam “Broedertrouw” er in gegraveerd in Wolvega aan de garage is nog terecht gekomen. Gabriël vertelt hoe dat zit. “Via moederskant zit kennelijk ook het schippersbloed mij in de genen. In mijn vrije tijd ben ik dan ook regelmatig met mijn zeiljacht op het water te vinden. . Na de verkoop van de klipper van Pake Eeuwe ging ik uit nieuwsgierigheid wel eens op zoek naar “zijn” schip en vond ze op een keer terug in de haven van Kampen. Dat moet zo rond 1997 zijn geweest, toen Dorine Kreuwels pas eigenaresse was. De naamplaat bleek van de boeg verwijderd te zijn, maar duidelijk was te zien dat het wel “onze” klipper van weleer was. Scheepstimmerlui waren druk aan het verbouwen. Waarom de naam was verwijderd had volgens de timmermannen te maken met het feit dat de nieuwe eigenaresse een geheel nieuwe start wilde maken in de chartervaart. Ik mocht de plank, die op een hoop sloophout lag in een hoek van de werkplaats, wel meenemen. Thuis gekomen heb ik die als herinnering aan het schip van Pake en Beppe Van der Zande aan de garage bevestigd”.
Het raadsel van de eikenhouten plank op de garage aan de Lodewijkstraat was voor mij hiermee opgelost, doch het verhaal is nog niet af. Waar is de Broedertrouw/Jade nu en wie is de huidige eigenaar? Het is begin juli 2013. Eindelijk mooi weer. De fietsen worden op de fietsendrager gezet en ons reisdoel is Zoutkamp. Een fietstochtje aan de Groningerkant van het Lauwersmeer leek ons wel eens wat. Vanuit Zoutkamp zijn we door heel wat kleine dorpjes zoals Houwerzijl, Niekerk, Ulrum, Leens, Hornhuizen gefietst op naar Lauwersoog door het prachtige recreatiegebied aangelegd langs de oevers van de Lauwersmeer. Rond een uur of vijf waren we weer terug in Zoutkamp en het was tijd voor een lekker kopje koffie met….. Terwijl we zitten na te genieten, met uitzicht over de haven, komt er een grote Klipper door de sluis binnen. Verbaasd springen we beiden uit de stoel op. Dat is ze. Dat is ze. De Jade. Hoe is het mogelijk. Niet te geloven. Een half uurtje later zitten we in de roef bij Appie en Konnie Werkman, de huidige eigenaren van de Jade. Beiden zijn zeer verrast, dat mensen helemaal uit Sonnega de historie van hun schip en de eigenaren/schippers van weleer aan het uitzoeken waren. In 2008 konden zij eindelijk hun lang gekoesterde wens in vervulling laten gaan en kochten de Jade van Bert Duinkerken. Het schip dat voor velen veel heeft betekend en rijk is aan herinneringen.
Klipper de Jade anno 2014
Een opmerkelijkverhaal in de Ommelander Courant op 4 dec. 2008
Toch aardig dat een klein bewaard aandenken aan een garage aan de Lodewijkstraat in Wolvega een bijzonder verhaal van schippersfamilie Van der Zande met hun klipper de Broedertrouw en haar latere eigenaren schuil gaat. De huidige eigenaren Appie en Konnie vieren op 14 september 2014 de 100ste verjaardag van de Jade, voorheen De Broedertrouw, door middel van een reünie voor alle betrokken die door de jaren heen een band met deze bijzondere klipper hebben opgebouwd. Genologie Fam. Van der Zande. Hendrik van der Zande is geboren in 1875. Hij trouwde met Klaaske de Jong. Zij overleed al op jonge leeftijd in 1924. Hendrik zijn laatste woonplaats was Sickenga-oord in Wolvega. Hij overleed daar in 1966 op 91 jarige leeftijd. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. Eeuwe, Lammert en Akke. Eeuwe, de oudste zoon is geboren in 1904. In 1933 trouwde hij met Jentina Scheenstra die in 1905 werd geboren. Hij overleed in 1981. Zij in 1991. Klaaske, hun enig kind, is geboren in 1934. Zij trouwde in 1957 met Rense Bloemhof en overleed in 2010. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. Gabriël en Jentina
De Broedertrouw/Jade is in haar leven ( 1913- 2014) 7 keer van eigenaar veranderd. 1. Hendrik van der Zande 1913 tot 1966. Eigenaar beroepsvaarder. 2.Eeuwe van de Zande 1966 tot 1973. Eigenaar Beroepsvaarder. 3.René Atsma 1973 tot 1979. Eigenaar Privé bewoning. 4.Henk Karelse 1979 tot 1994 ,, ,, Chartervaart. 5.Henk Kelderman 1994 tot 1997 ,, ,, Chartervaart. 6.Dorine Kreuwels 1997 tot 2002 ,, ,, Chartervaart. 7.Bert Duinkerken 2002 tot 2008 ,, ,, Chartervaart. 8 Appie en Konnie Werkman 2008 tot heden ,, ,, Privé bewoning Bonne Speerstra.