K w a r t a a l u i t g a v e
v a n
h e t
O n d e r z o e k s i n s t i t u u t
O T B
2 0 0 8
Eigenaar-bewoners stimuleren tot duurzaam renoveren Nog nooit hebben energiebesparing en duurzaamheid zo hoog op de internationale politieke agenda gestaan als de laatste jaren. Om het energiegebruik te beperken worden in veel Europese landen steeds duurzamere woningen gebouwd. Echter, bij de bestaande woningvoorraad valt op het gebied van energiebesparing en duurzaamheid nog een grote slag te slaan. Belanghebbende partijen zoals overheden en woningcorporaties ontwikkelen daarom de laatste jaren allerlei maatregelen om het energiegebruik te beperken.
In opdracht van Erabuild (European Research Area for sustainable construction and operation of buildings) hebben OTB-onderzoekers Frits Meijer en Laure Itard voor acht West-Europese landen, waaronder Nederland, het huidige renovatie- en moderniseringsbeleid in de woning- en utiliteitsbouw in kaart gebracht. Ook is de kwaliteit van de gebouwenvoorraad geïnventariseerd. Daarnaast bevelen zij maatregelen aan die nodig zijn om een duurzamere woningvoorraad te krijgen. Zij deden dit samen met W/E Adviseurs en partners in de deelnemende landen. Energiebesparing monitoren Data, definities en gebruikte methoden in de nationale statistieken voor de woningvoorraad zijn in elk land behoorlijk verschillend. Itard vertelt: “Elk land stelde weer andere informatie beschikbaar, waardoor het moeilijk was deze te uniformeren en de landen met elkaar te vergelijken. Er
“Nog een slag te slaan bij duurzame renovatie voor bestaande woningen” waren daarnaast weinig betrouwbare data over de technische staat van de woningvoorraad.” Verder zijn de effecten van het energiebesparingsbeleid van de afzonderlijke landen onduidelijk omdat niet systematisch wordt bijgehouden hoeveel energiebesparing het beleid oplevert. Meijer: “Om van de Europese gebouwenvoorraad een duurzame voorraad te maken, is het nodig de stand van zaken te weten. Als renovaties ge-
reed zijn, is het belangrijk ook daadwerkelijk bij te houden in hoeverre het energiegebruik daalt.” De onderzoekers stelden ook verschillen in de kwaliteit van data in verschillende sectoren vast, ook in Nederland. Itard: “Er is veel meer statistische data beschikbaar over de kwaliteit van woningen dan over de kwaliteit van utiliteitsgebouwen. We pleiten daarom voor ten minste een uniforme manier van registratie van gegevens, waarbij de landen dezelfde specifieke informatie invoeren, het liefst in een Europese statistische database. Daarmee kunnen de EU-landen kennis uitwisselen en het effect van beleid monitoren. Hierbij kan de invoering van de Energiecertificaten in Europese landen behulpzaam zijn: deze beschrijven de energiekwaliteit van de huizen en deze informatie, mits geüniformiseerd, zou zeer geschikt zijn voor een Europese statistische database.” Duurzame renovaties woningvoorraad In het algemeen gebruiken landen maatregelen als subsidie, belastingverlaging, publieke campagnes en demonstratieprojecten om duurzame renovaties te stimuleren. Voor deze projecten worden in woningen duurzame maatregelen voor energiebesparing genomen die als voorbeeld kunnen dienen voor andere woningen, bijvoorbeeld zonne-energie of stadsverwarming. Itard: “Hoewel het soms moeilijk kan zijn om een pilot project op grootschalig niveau uit te voeren, omdat alle projecten immers weer anders zijn, zou een oplossing kunnen liggen in het voor elk woningtype definiëren van standaard renovatiemethoden die duurzaam zijn.” Het is daarnaast Vervolg op pagina 2
Zonnepanelen als onderdeel van duurzame renovatie in Delft.
Inhoud Eigenaar-bewoners stimuleren tot duurzaam renoveren 1 Europese regels niet nadelig voor gebiedsontwikkeling 2 Driedimensionaal op de kaart gezet 3 Europese ruimtelijke planning moet nog van de grond komen 4 Ruimtelijke visies en concepten ondersteunen strategiebepaling transnationale gebieden 4 Onderzoekslijnen voor ruimtelijke sturing in de Europese Unie 5 Onderzoek biedt corporaties houvast voor klantgerichtere inkoop onderhoud 6 OTB-cursussen en -studiedagen 7 Van de pers 8 Berichten 8
OTB
& omgeving
september 2008
Europese regels niet nadelig voor gebiedsontwikkeling Regelgeving vanuit Brussel maakt ruimtelijke planning in Nederland gedetailleerder en technischer. Het grootste probleem is de kwaliteit van de kennisoverdracht in Nederland van overheid naar uitvoerende partijen. Door rekening te houden met EU-beleid zijn de consequenties vaak te beperken.
Nog regelmatig valt in de krant te lezen dat allerlei projecten geen doorgang kunnen vinden als gevolg van Europese regelgeving. Bouwprojecten moeten worden stopgezet omdat zeldzame planten of dieren worden aangetroffen op de bouwplek. Wegenbouwprojecten kunnen geen doorgang vinden omdat de luchtkwaliteit niet goed genoeg is. Doordat hierover vaak opgewonden wordt geschreven heeft bij velen het idee postgevat dat ‘Brussel’ de Nederlandse ruimtelijke ordening stil legt. Tot in het parlement is hierover discussie gevoerd. Het ministerie van VROM heeft daarom eind 2007 het Onderzoeksinstituut OTB gevraagd onderzoek te verrichten naar de feitelijke gevolgen van EU-regelgeving. Daartoe heeft het OTB vijf voorbeelden van gebiedsontwikkeling onderzocht: A2 Maastricht, IJburg, Loosdrecht, IJsseldelta en Leidsche Rijn. Er is uitsluitend gekeken naar beleid dat overal van toepassing is en juridisch bindend is. Kortom: ‘onontkoombare’ regelgeving. Veruit de meeste beleidsregels hebben betrekking op het milieu. “Een hoofdconclusie van het onderzoek is dat EU-regelgeving niet zozeer invloed uitoefent op de ruimtelijke ontwikkeling als zodanig maar vooral op de beleidsprocessen die vooraf gaan aan ruimtelijke ingrepen”, zegt onderzoeksprojectleider Wil Zonneveld. “Slechts een enkele keer worden voorgenomen ruimtelijke ingrepen werkelijk afgeblazen als gevolg van EU-regelgeving. Opvallend daarbij is dat Europese regelgeving door onderzoeksverplichtingen en eisen aan bijvoorbeeld de luchtkwaliteit of het instandhouden van bepaalde dier- en plantensoorten, de trend van een steeds meer gedetailleer-
de en technische ruimtelijke planning versterkt. Niet alleen maakt dit het planningproces ingewikkelder en wordt de kans op fouten navenant groter, ook leidt dit tot beperkingen bij het afwegen van verschillende ruimtelijke belangen. Hierbij moet echter wel worden aangetekend dat dit in belangrijke mate komt door de wijze waarop Europese regelgeving in Nederlandse wetgeving is vertaald en door de manier waarop Het dichtbebouwde IJburg wordt slechts met name de Raad van State dit aldoor één weg verbonden met het vasteland. Een les interpreteert.” tweede weg is wegens procedures nog niet gereed. De minste problemen ontstaan als in projecten van meet af aan rekening gehouden wordt met Europese regelgeving. “Deze kan dan zelfs leiden tot betere inhoudelijke plannen en gebiedsontwikkelingstrajecten. Dit oordeel is voor een deel afhankelijk van het dat nationale ministeries daarom in een zo vroeg perspectief van waaruit men bij een gebiedsont- mogelijk stadium in overleg treden met decenwikkelingsproject is betrokken. Zo zijn milieuortrale overheden om problemen in de uitvoeringsganisaties zeer te spreken over EU-regelgeving, praktijk op het spoor te komen.” die immers sterk is gericht op het behoud van ecodiversiteit, lucht- en waterkwaliteit en andere milieuwaarden.” Zonneveld en zijn collega’s Bas Waterhout en Jan Zonneveld, Wil, Bas Waterhout & Jan Jacob Trip, Jacob Trip constateerden dat ministeries en an2008, Impact van EU-regelgeving op de Nedere betrokken nationale instanties de kennis derlandse ruimtelijke ordeningspraktijk. Vijf over Europese regelgeving onnodig gefragmenvoorbeelden van gebiedsontwikkeling, beteerd en veel te laat beschikbaar stellen. Zonneschikbaar via www.europadecentraal.nl/documents/ veld: “Dat is problematisch voor gebiedsontwikdossiers/milieu/gebiedsontwikkeling. kelaars. Bij de toekomstige invoering van nieuwe Europese regelgeving is het aan te bevelen
Literatuur
Eigenaar-bewoners stimuleren tot duurzaam renoveren Vervolg van pagina 1
2
belangrijk om innovatieve oplossingen te vertalen naar de praktijk door technische normen te omschrijven en die kennis ook te verspreiden. Verder worden er op dit moment weinig duurzame renovaties uitgevoerd in woningen van particuliere eigenaren, hoewel zij veel moderniseren. Meijer: “De meeste renovaties zijn gericht op onderhoud, reparatie, en het verhogen van comfort of het vervangen van onderdelen. Een barrière is dat er weinig geld beschikbaar is voor duurzame renovatie en dat kennis over technische oplossingen ontbreekt. Technische kennis en hulpmidde-
len voor beslissingen voor deze specifieke groep zijn onmisbaar. Daarnaast moeten eisen die overheden aan gebouwen stellen goed toepasbaar zijn. Ik zie te vaak dat regelgeving blijft steken bij beleid.” Itard voegt daaraan toe dat energie-eisen niet ten koste moeten gaan van de bouwtechnische kwaliteit of het binnenmilieu van gebouwen. Ten slotte onderstrepen beide onderzoekers het belang van geïntegreerd onderzoek, waarbij bijvoorbeeld onderzoek naar luchtkwaliteit van woningen wordt gekoppeld aan renovatie. Onderzoek is ook nodig naar de implementatie van duurzame energiebronnen in bestaande woningen, naar nieuwe isolatietechnieken voor spouw-
loze muren, die je weinig tegenkomt in Nederland maar wel heel veel in Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk en naar goede concepten voor permanente monitoring van energiebesparende maatregelen.
Literatuur Itard, Laure & Frits Meijer, 2008 Towards a sustainable northern European housing stock. Figures facts and future, Amsterdam (IOS Press). Verschijnt najaar 2008, Zie www.dupress.nl.
OTB
& omgeving
september 2008
OTB-promovendus brengt 3D-topografie dichterbij
Driedimensionaal op de kaart gezet GIS-specialist Friso Penninga heeft een innovatieve aanpak voor 3D-datamodellering ontwikkeld. De integratie van een solide wiskundige onderbouwing van de datastructuur en de gekozen tetraëderstructuur in een databaseomgeving maakt deze aanpak uniek. Deze modellering is nuttig voor iedereen die gebruik maakt van topografische data.
Geografische Informatiesystemen (GIS) zijn tot nu toe vaak tweedimensionaal. “Je ziet wat je zou zien als je recht van boven kijkt. In mijn promotieonderzoek heb ik een stap gemaakt naar de driedimensionale GIS om ook de complexere situaties, zoals meervoudig ruimtegebruik, in kaart te kunnen brengen”, aldus Friso Penninga, die op 19 juni jl. aan de TU Delft is gepromoveerd op deze innovatieve aanpak voor driedimensionale datamodellering. Unieke combinatie Het doel van het promotieonderzoek was het ontwikkelen van een datastructuur die om kan gaan met grote hoeveelheden data en die het laden, bijhouden, bevragen, analyseren en nadrukkelijk ook valideren van de data ondersteunt. Het proefschrift beschrijft een innovatieve topologische aanpak die uitgaat van tetraëdernetwerken (TEN’s). In deze benadering wordt de werkelijkheid opgedeeld in een verzameling tetraëdervormige bouwstenen. Penninga legt uit: “Een tetraëder is de simpelste vorm die de driedimensionale ruimte kent en bestaat uit een combinatie van vier driehoeken. Met een netwerk van tetraëders proberen we de werkelijkheid te beschrijven. Hoewel dit er met het blote oog nogal ingewikkeld uitziet – probeer een kubus maar eens op te delen in tetraëders – zit er een vrij eenvoudige, meer dan honderd jaar oude wiskundige theorie achter. De computer heeft zo maar één formule nodig om alle mogelijke volumes te beschrijven, hij telt gewoon alle tetraëders bij elkaar op. Het resultaat is geen platte kaart, maar een blok bestaand uit tetraëders met lucht, aarde, gebouwen, etc.” De wiskundige onderbouwing bestaat uit concepten uit de simpliciale homologie (onderdeel van de algebraïsche topologie). Noch het idee om een TEN-structuur te gebruiken voor 3D-data, noch het idee om concepten uit de simpliciale homologie in een databasestructuur te gebruiken, is nieuw. Echter, de combinatie van de wiskundige theorie en de gekozen tetraëderstructuur in 3D, geïntegreerd in een databaseomgeving, is nog niet eerder in één aanpak samengebracht. Volledige 3D-modellering Penninga heeft een fundamentele keuze gemaakt voor een volledige 3D-modellering. Voordelen hiervan zijn de expliciete aanwezigheid van lucht en aarde (vaak onderwerp van analyse), de
uitbreidbaarheid in de toekomst met andere 3D-data (geologie, vervuilde aardlagen, luchtvaartroutes, straalpaden, ondergrondse kabels en leidingen) en de sterke wiskundige onderbouwing, die de validiteit van de data garandeert, ongeacht de complexiteit van de situatie. Omdat in de toekomst het datavolume ongetwijfeld in snel tempo verder zal toenemen door de steeds gedetailleerdere meettechnieken, is de garantie van de betrouwbaarheid van gegevens een vereiste. Daarnaast ondervangt de nieuwe methode de ‘klassieke’ nadelen van de tetraëderstructuur. De veronder- Friso Penninga: “3D-GIS kan bijdragen aan betere besluiten.” stelde complexiteit van een TENook andere partijen die gebruikmaken van topobenadering gaat niet langer op. Als een gebruiker objecten manipuleert, zorgen algoritmes voor grafische data. Penninga: “Zo’n ruimtelijke ‘kaart’ heeft vooral in een complexe stedelijke omgede bijbehorende wijzigingen in de datastructuur. Verder is aangetoond dat de nieuwe methode de ving voordelen: van gebouwen is de inhoud gemakkelijk te berekenen, zichtlijnen voor de invereiste opslagruimte terugbrengt. Grote delen van de datastructuur kunnen worden afgeleid en stallatie van GSM-masten zijn beter te bepalen en de verspreiding van vervuiling of geluid is hoeven daardoor niet expliciet te worden opge-
Combinatie van wiskundige theorie, tetraëderstructuur in 3D, geïntegreerd in databaseomgeving, is uniek slagen. Hoewel het expliciet opnemen van lucht en aarde tot een aanzienlijke toename in datavolume leidt, is deze toename te rechtvaardigen gezien de huidige ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en milieu. Databasefuncties als het gebruik van views, functies en functiegebaseerde indexen worden toegepast om het potentieel van de datastructuur te realiseren. Bijdrage aan betere besluiten Penninga denkt dat de 3D-kaart niet heel snel gemeengoed zal worden: “Veel mensen zien de noodzaak er nog niet van in. Wanneer ze dat wel doen, ligt er in elk geval een stevige basis voor doorontwikkeling door softwareontwikkelaars.” Als het relatief eenvoudige model goed wordt geïmplementeerd in software en daadwerkelijk op de markt wordt gebracht, dan biedt dit kansen voor vele gebruikers. Het gaat dan met name om topografische diensten, gemeenten en provincies, Rijkswaterstaat en Kadaster, maar
dankzij hoogtegegevens van gebouwen beter in kaart te brengen. Hopelijk kan 3D-GIS uiteindelijk bijdragen aan betere besluiten.” Friso Penninga maakt in oktober de overstap van het OTB naar de gemeente Den Haag. Hij wordt daar adviseur Landmeten en Vastgoedinformatie.
Literatuur Het onderzoek is uitgevoerd binnen het project 3D Topografie (http://www.rgi-otb.nl/3dtopo), onderdeel van het Bsik-onderzoeksprogramma ‘Ruimte voor Geo-informatie’. Friso Penninga, 2008, 3D Topography. A simplicial Complex-based Solution in a Spatial DBMS. Delft (Nederlandse Commissie voor Geodesie). Publications on Geodesy 66. ISBN 978-90-6132-304-4. Te bestellen (€ 8,-) of gratis te downloaden via www.ncg.knaw.nl.
3
OTB
& omgeving
september 2008
OTB profileert zich internationaal
Europese ruimtelijke planning moet nog van de grond komen Al twintig jaar wordt getracht een Europese ruimtelijke planning van de grond te krijgen. De afgelopen paar jaar zijn daarbij enkele bescheiden resultaten geboekt maar er is nog een lange weg te gaan. Hoewel de noodzaak van een aanpak op EU-niveau voor planners uit veel landen een uitgemaakte zaak is, laten politici en beleidsmakers zich niet makkelijk overtuigen. In 1999 werd het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP) aangenomen, een eerste resultaat van stappen in de richting van een Europese ruimtelijke planning. Een expliciet doel van het EROP is het beïnvloeden van bestaand sectoraal EU-beleid. Daarnaast is het EROP referentiekader voor planning op nationaal en transnationaal niveau. In 2007 volgde de Territoriale Agenda voor de EU. De Territoriale Agenda bevat een visie op onder andere de invulling van territoriaal cohesiebeleid, zoals voorgesteld in het Verdrag van Lissabon. Bas Waterhout onderzocht of en hoe Europese ruimtelijke planning tussen 1999 en 2007 daadwerkelijk is geïnstitutionaliseerd en promoveerde op 16 juni van dit jaar op dit onderwerp. Waterhout is auteur van diverse artikelen, boeken, congrespapers en rapporten over Europese ruimtelijke planning en organiseerde een aantal na-
tionale en internationale workshops over dit onderwerp. Tevens was hij betrokken bij enkele projecten van het Directoraat-Generaal Ruimte (ministerie van VROM) en nam hij deel aan uiteenlopende internationale onderzoeksprojecten rond INTERREG (Europese subsidie voor partijen uit meerdere landen die samenwerken in projecten voor ruimtelijke en regionale ontwikkeling) en ESPON (onderzoeksprogramma dat ruimtelijke ontwikkelingen op Europees schaalniveau in beeld brengt).
de wens om een vorm van ruimtelijke planning te ontwikkelen op Europees niveau; formeel Europees beleid beïnvloedt immers de ruimtelijke ontwikkeling van de afzonderlijke landen en bepaalde ruimtelijke structuren zijn grensoverschrijdend. Denk bijvoorbeeld aan stroomgebieden, grootschalige ecologische systemen en natuurgebieden of grootschalige verstedelijkte gebieden.”
Europeanisering van planning “Ruimtelijke planning is geen formeel EU-beleidsveld en de vraag is dan ook in welke mate het zich heeft verankerd in formele beleidsprocessen”, aldus Waterhout. “De lidstaten willen soevereiniteit behouden op het vlak van ruimtelijke ordening. Desalniettemin hebben planners
Toegevoegde waarde aantonen Op EU-niveau is het planners nog nauwelijks gelukt om toegevoegde waarde te bieden bij de uitvoering van concrete projecten. Waterhout: “Ook in Nederland oogst het EROP maar weinig applaus. Vooral de sectorale departementen zien er weinig heil in, zoals bleek tij-
Ruimtelijke visies en concepten ondersteunen strategiebepaling voor transnationale gebieden
4
Op 16 juni jl. promoveerde aan de TU Delft ook Gabriele Tatzberger op ruimtelijke sturing op Europees en transnationaal niveau. Zij is in haar onderzoek nagegaan welke rol ruimtelijke planning kan spelen bij het bepalen van een samenhangende koers voor grensoverschrijdende regio’s. Deze koers moet resulteren in sterkere en welvarender regio’s. Ook wilde zij achterhalen of deze koers aansluit bij het Europese maatschappijmodel, waarin de combinatie van duurzame economische groei en verbeterende leef- en werkomstandigheden centraal staat. Twee belangrijke ruimtelijke concepten sluiten op dat Europese model aan: het concept van polycentrische ontwikkeling slaat een brug tussen de doelstelling om concurrentiekracht te verhogen en het streven naar ruimtelijk evenwicht. Territoriale cohesie, een concept in ontwikkeling, streeft naar beleid met ruimtelijke samenhang. Als studiegebied koos Tatzberger de driehoek ” die zich uitstrekt in OosWenen-Bratislava-Gyor, tenrijk, Hongarije en Slowakije, en zich positi-
oneert als nieuw Europees economisch kerngebied. Dit gebied heeft de afgelopen achttien jaar ingrijpende veranderingen doorgemaakt. Vóór de val van het IJzeren Gordijn bestond er geen enkele vorm van samenwerking binnen de regio. In Slowakije en Hongarije zijn welvaart, lonen en inkomens ongelijk verdeeld en verschillen normen en stelsels tussen de landen sterk. Tot nu toe is er geen eenduidige ruimtelijke visie en de voorwaarden om tot samenwerking te komen op ruimtelijk-economisch en milieugebied zijn tot op de dag van vandaag problematisch. Dit maakt de regio complex als het gaat om het creëren van samenhangend beleid. Het stedelijk systeem van de afzonderlijke drie landen is verre van polycentrisch en de territoriale samenhang schiet tekort. Maar op transnationale schaal is het gebied wel polycentrisch en zijn er mogelijkheden om een betere positie te verwerven in Europa en een duurzame economische ontwikkeling te realiseren waar ieder land van kan profiteren. Behalve een gezamenlijke ruimtelijke visie dra-
OTB
& omgeving
september 2008
op het gebied van ruimtelijke sturing Hoewel niet uitgewerkt, wordt in zowel de Territoriale Agenda als in het ESPON onderzoeksprogramma aandacht geschonken aan nieuwe thema’s die in het EU-debat zijn opgekomen, zoals klimaatverandering, energievoorziening, demografische verandering en het voorkomen van natuurrampen. Hiermee trachten Europese ruimtelijke planners nadrukkelijk aansluiting te vin-
vraagstuk op van de legitimiteit, of eigenlijk het gebrek daaraan, van Europese ruimtelijke planning.” Toch velt hij een positief oordeel. “Ondanks wellicht teleurstellende resultaten is Europese ruimtelijke planning in twintig jaar sterker geïnstitutionaliseerd geraakt. Gezien de beperkte budgetten, de geringe personele capaciteit en de grote
Bas Waterhout: “Toegevoegde waarde van Europese ruimtelijke planning concreet aantonen” den bij het dominerende debat. In de afgelopen twintig jaar zijn zij daar volgens Waterhout nog niet in geslaagd.
dens de ontwikkeling van de Vijfde Nota en de Nota Ruimte. De EU-richtlijn inzake luchtkwaliteit weet de gemoederen wél op scherp te zetten. Het leidde zelfs tot verschuivingen in de agenda en organisatie binnen het ministerie van VROM.”
gen ook metaforen over ruimte bij tot een ruimtelijke strategiebepaling in transnationale gebieden voor het creëren van een duurzame functionele regio. Een ‘groen hart’ tussen Wenen en Bratislava en ‘de Donau als levensader voor een groter Europa’ maken een gezamenlijk doel zichtbaarder. Tatzberger studeerde aan de Technische Universiteit te Wenen. Ze werkte onder meer als onderzoeker en projectmanager bij het Oostenrijks Instituut voor Regionale Studies (ÖIS) en nam deel aan INTERREG- en ESPON-onderzoek. Als consultant was ze betrokken bij studies van de EU en het Europees Parlement. Inmiddels is zij projectmanager bij het Vienna Business Agency op de afdeling European Affairs.
Literatuur Tatzberger, Gabriele, 2008, A global economic integration zone in Central Europe? Vienna” as a laboratory for EU terriBratislava-Gyor torial cohesion policy, ISBN 978-3-902499-02-8, Norderstedt (Duitsland). De dissertatie is ook te downloaden via TU Delft Repository, het digitale archief met publicaties van de TU Delft.
Verdrag van Lissabon benutten Waterhout presenteert een strategie gericht op het effectiever laten opereren van de planninggemeenschap. ”De nadruk moet veel meer komen te liggen op het concreet aantonen van de toegevoegde waarde van Europese ruimtelijke planning. Tot nog toe wordt veel energie gestoken in het bereiken van interne consensus wat met 27 lidstaten erg lastig is en er bovendien toe leidt dat planners in hun eigen cirkeltje blijven hangen. De beperkte middelen kunnen beter worden aangewend voor het identificeren van maatschappelijke thema’s waarvoor Europese ruimtelijke planning daadwerkelijk oplossingen kan leveren. Hiermee los je meteen ook het
institutionele verschillen tussen de werking van de EU en de planningprincipes van de Europese planninggemeenschap, is dat een hele prestatie. Met de Territoriale Agenda en de continuering van het ESPON-programma is er momenteel een redelijk stevige basis. Als het Verdrag van Lissabon wordt bekrachtigd, wordt territoriale cohesie dé ingang voor Europese ruimtelijke planning. Die kans mogen de planners zich dan niet laten ontglippen.”
Literatuur Waterhout, Bas, 2008, The institutionalisation of European spatial planning, 240 pag., ISBN 978-1-58603-882-3, Amsterdam (IOS Press). Prijs € 45. Te bestellen via www.dupress.nl.
Onderzoekslijnen voor ruimtelijke sturing in de Europese Unie Aansluitend op de twee promoties van Waterhout en Tatzberger vond op 17 juni jl. op de TU Delft het seminar ‘European Territorial Governance: Towards a Research Agenda’ plaats. Het doel van dit seminar, dat samen met professor Vincent Nadin van de faculteit Bouwkunde werd georganiseerd, was om het Onderzoeksinstituut OTB internationaal verder te profileren op dit onderwerp. Het vormde het eerste in een reeks van initiatieven waaronder ook een drukbezochte ‘Round Table’ tijdens het ACSP/AESOPcongres afgelopen juli in Chicago. Naast leden uit de promotiecommissies, onder andere afkomstig van de universiteiten van Newcastle en Bratislava, waren Nederlandse gasten en onderzoekers aanwezig uit Stockholm, Liverpool, Londen en Wenen. Voor de rondetafelbijeenkomst waren onderzoekers uit Nijmegen, Berlijn en Milaan uitgenodigd. Tijdens beide onderdelen werd gereflecteerd op
een door OTB’ers geschreven stellingnamepaper. Hierin staan drie onderzoekslijnen en ontwikkelingen centraal die de context vormen voor toekomstig onderzoek naar ruimtelijke sturing in de Europese Unie. De eerste betreft de EU en haar lidstaten, waarin vooral gekeken wordt naar wat nu eigenlijk de betekenis is van de Europese Unie en hoe dat invloed heeft op de wijze waarop ruimtelijk beleid wordt gevoerd. In een tweede onderzoekslijn gaat de aandacht uit naar de rol van administratieve grenzen en hoe deze zich verhouden tot het steeds dynamischer ruimtegebruik. De derde onderzoekslijn betreft ruimtelijke planning zelf en wat voor type sturing nodig is om in de hierboven geschetste context effectief te kunnen zijn. Vervolgactiviteiten, naast voortgaand onderzoek, bestaan uit kleinere en grotere evenementen, onder andere tijdens het AESOP-congres in 2009 in Liverpool.
5
OTB
& omgeving
september 2008
Onderzoek biedt corporaties houvast voor klantgerichtere inkoop onderhoud Leden inkoopteam moeten wensen van hun huurders kennen externe partijen verzorgd”, constateert Van Mossel. “Het inkoopbeleid moet een afgeleide zijn van het beleid van de woningcorporatie als geheel. Onderhoudsbedrijven worden veelal op prijs geselecteerd en niet per se op het maximaliseren van de tevredenheid van de huurder. Ook de samenstelling van het inkoopteam speelt een rol; als er diensten worden ingekocht die van belang zijn voor de tevredenheid van huurders ligt het voor de hand om mensen die de wensen van de huurders kennen op te nemen het inkoopteam. Die wensen moeten vertaald worden in alle fasen van dat inkoopproces. Behalve kwaliteit van het onderhoud zelf, kan bijvoorbeeld ook de mate waarin onderhoudsbedrijven bereikbaar zijn voor het beantwoorden van vragen van huurders en voor het behandelen van klachten een goed gunningscriterium zijn, evenals de flexibiliteit bij het werken van afspraken met huurders. Daarnaast kan de dienstverlening aan klanten worden verbeterd door verschillende onderhoudsdiensten in samenhang met elkaar te plannen en uit te voeren.”
Henk-Jan van Mossel: “Dienstverlening klanten kan beter door meer samenhang in planning en uitvoering bij verschillende onderhoudsdiensten.”
Als woningcorporaties de ambitie hebben om onderhoud klantvriendelijk uit te voeren, moet in hun strategisch beleid aandacht worden besteed aan klantvoorkeuren in de dienstverlening, ook als die wordt verzorgd door externe partijen. Er is echter nog weinig bekend over de voorkeuren van de klant. Het promotieonderzoek van Henk-Jan van Mossel brengt daar verandering in.
E
6
r moet inzicht worden verkregen in wat huurders belangrijk vinden als het gaat om onderhoud aan hun woning en daarmee aanknopingspunten bieden voor een optimaler klantgericht inkoopbeleid. Deze problematiek staat centraal in het onderzoek van HenkJan van Mossel naar de inkoop van onderhoudsdienstverlening in de Nederlandse sociale huursector, waarop hij op 16 juni 2008 aan de TU Delft promoveerde. Het onderzoek heeft hij onder andere verricht bij de woningcorporaties Vivare, Vestia, Portaal en Staedion.
lijk kunnen worden waargenomen door huurders, zoals buitenschilderwerk en onderhoud aan badkamers. In de ogen van de huurder is het meest belangrijke aspect van dienstverlening het resultaat van onderhoud, gevolgd door de competentie van onderhoudswerklui en het in één keer goed uitvoeren van onderhoud zonder overbodige extra werkzaamheden of een tweede afspraak. Ook het nakomen van afspraken met huurders en de bereikbaarheid voor informatie en klachten zijn essentieel voor de tevredenheid van huurders over onderhoud.
Tevredenheid huurders voorop Huurders laten hun tevredenheid boven alles afhangen van onderhoud van verwarming, waterinstallaties en hang- en sluitwerk aan ramen en buitendeuren. Dit draagt rechtstreeks bij aan de veiligheidsbehoeften van huurders. Daarnaast zijn er ook onderhoudsdiensten die gemakke-
Aandacht aan klantvoorkeuren Huurders zijn in hoge mate afhankelijk van hun woningcorporatie voor de kwaliteit van de onderhoudsdiensten. “Als een woningcorporatie echt klantgericht wil zijn, dan moet in het strategisch beleid aandacht worden gegeven aan klantvoorkeuren in de dienstverlening, al dan niet door
Van onderzoeker tot inkoopcoördinator Gezien de achtergrond van Van Mossel, hij is afgestudeerd in Bedrijfskunde (International Business) aan de Rijksuniversiteit Groningen, is het niet verwonderlijk dat zowel inkoop als marketing als vakgebieden relatief veel aandacht hebben gekregen in zijn onderzoek. Van Mossel werkt inmiddels als inkoopcoördinator bij Ymere, de grootste woningcorporatie in Nederland. “Het werkgebied van Ymere beslaat de noordelijke Randstad met onder meer de gemeenten Amsterdam, Almere, Haarlem en Haarlemmermeer.” Zijn werkzaamheden zijn, naast concrete aanbestedingstrajecten, onder andere gericht op inkoopcontrol en standaardisering van processen en contracten. Ook klantgericht en duurzaam inkopen hebben de aandacht.
Literatuur Mossel, Johan Hendrik van, 2008, The purchasing of maintenance service delivery in the Dutch social housing sector. Optimising commodity strategies for delivery maintenance services to tenants, 302 pag., ISBN 978-1-58603-877-9, Amsterdam (IOS Press). Prijs € 65. Te bestellen via www.dupress.nl.
OTB
OTB-Cursussen 2008-2009 4-daagse cursus Herstructurering en beheer van woonwijken Data: 8/9 oktober en 12/13 november 2008 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: gemeenteambtenaren, corporatiemedewerkers, projectleiders, opbouwwerkers, ontwikkelaars, makelaars, ontwerpers, adviseurs en leden van bewonersorganisaties Deelnamekosten: € 1.995,- exclusief overnachting 2-daagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling Data: 24/25 november 2008 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: degenen die vanuit hun werksituatie al enige kennis en ervaring hebben met de praktijk van de woonruimteverdeling Deelnamekosten: € 1.045,- exclusief overnachting
Het doel van de cursus is om kennis op te doen over alle aspecten van het technisch beheer en handvatten te bieden om het technisch beheer beter vorm te geven. Daarbij is gekozen voor een beleidsmatige insteek en dus niet direct gericht op de uitvoeringspraktijk. Thema’s die aan de orde komen zijn onder meer het inkaderen en ontleden van het gehele proces van technisch beheer, de relatie tussen strategisch vastgoedbeleid en onderhoudsbeleid, opnamemethoden, kwaliteitsniveaus, onderhoudssoorten, klantgericht onderhoud, duurzaamheid, meerjaren onderhoudsbegroting, onderhouden en verbeteren van technische prestaties, prestatiegericht samenwerken met onderhoudsbedrijven, de wettelijke en maatschappelijke kaders en de financiële consequenties. 4-daagse cursus Strategisch vastgoedbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties Data: 24/25 maart en 22/23 april 2009 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: Woningcorporaties (directie, leden managementteam, beleidsmedewerkers en middenkader)
4-daagse cursus Technisch beheer van woningen Data: 4/5 februari en 4/5 maart 2009 Locatie: Kaap Doorn, Doorn Doelgroep: woningcorporaties (directie, leden van het managementteam, managers technisch beheer, medewerkers die zich met technisch beheer bezighouden Studiedag Energietransitie bij renovatie, naar de passief bouwen standaard? en beleidsmedewerkers) Datum: 9 oktober 2008 Professioneel technisch beheer van woningen komt neer Locatie: De Brabanthallen, Den Bosch op het sturen op prestaties en kosten van het vastgoed Doelgroep: professionals betrokken bij bouw en renovatie, woningbeheer, het toekennen van energielabels en de daarmee samenhangende onderhoudsprocesof het begeleiden van energiebesparingprojecten sen. Dit kan door een goed onderbouwd technisch Deelnamekosten: € 245,beleid op basis van objectieve gegevens, transparante besluitvorming en een duidelijke visie en strategische Gebouwen zijn verantwoordelijk voor 35% van het uitgangpunten. Het belang van een goed technisch totale energiegebruik. Hiervan heeft de woningvoorbeheer is duidelijk: er is veel geld mee gemoeid, er raad het grootste aandeel. Renovatie biedt een enorm zijn organisatorisch veel mensen bij betrokken, er zijn talrijke beleidskaders en bewoners zijn er nauw bij be- besparingspotentieel. Voorbeeldprojecten tonen aan dat trokken. De praktijk leert echter dat het niet eenvoudig renovaties een factor 5 à 10 kunnen besparen op de energierekening. Op de studiedag leggen inleiders een is om het technisch beheer goed te organiseren.
OTB-Studiedagen 2008
& omgeving
september 2008
kritische lat langs de huidige energieambities en presenteren zij renovatieprojecten met een hoge energiekwaliteit. De nadruk ligt op de betekenis van passief bouwen voor renovatie en met name op praktijkvoorbeelden. Het programma benadrukt daarnaast proces, financiën, beleid en stand van zaken rondom energietransitie. De studiedag vindt plaats tijdens Energie 2008, de vakbeurs voor optimaal besparen, die van 7 t/m 9 oktober 2008 wordt gehouden in de Brabanthallen Den Bosch. Meer informatie over de beurs: www. energievakbeurs.nl. Congres Op zoek naar de brug tussen woonwens en realiteit; bouwen voor fijne (binnen) steden Datum: 27 november 2008 vanaf 12.30 uur Locatie: Kloostersalons De Mariënhof, Amersfoort Dit congres wordt georganiseerd door het Onderzoeksinstituut OTB, NVB Vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers en het Nirov. Tijdens dit congres worden onder andere de jongste resultaten van diver se onderzoeken besproken, waaronder de Thermometer Koopwoningen en het woonwensenonderzoek Huizenkopers in Profiel. Tevens doet het OTB verslag van een zeer recent panelonderzoek onder woonconsumenten. Ook zal marketingstrateeg Wouter de Vries zijn visie geven over de manier waarop de klant het beste kan worden benaderd. Tenslotte volgt een debat met ontwikkelaars, wethouders en consumenten.
Informatie en aanmelding Ongeveer 2 maanden voor aanvang van een cursus of studiedag is uitvoerige informatie over het programma beschikbaar. Voor een specifieke programmafolder kunt u mailen naar Angélique Dersjant:
[email protected], of gebruik maken van de invulstrook. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl/agenda.
Ik wil graag meer informatie over: □ 4-daagse cursus Herstructurering en beheer van woonwijken, 8/9 oktober en 12/13 november 2008 □ Studiedag Energietransitie bij renovatie, naar de passief bouwen standaard?, 9 oktober 2008 □ 2-daagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling, 24/25 november 2008 □ Congres Op zoek naar de brug tussen woonwens en realiteit; bouwen voor fijne (binnen)steden, 27 november 2008 □ 4-daagse cursus Technisch beheer van woningen, 4/5 februari en 4/5 maart 2009 □ 4-daagse cursus Strategisch vastgoedbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties, 24/25 maart en 22/23 april 2009 □ Ik wil graag op de verzendlijst komen van OTB & Omgeving □ Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-cursussen en -studie(mid)dagen □ Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-publicaties (alleen mogelijk per e-mail)
Naam :. ............................................ ........................................................................... Instelling :. ............................................ ........................................................................... Afdeling/dienst :. ............................................ ........................................................................... Soort instelling/organisatie :. ............................................ ........................................................................... Adres :. ............................................ ........................................................................... Postcode/Plaats :. ............................................ ........................................................................... E-mail :. ............................................ ...........................................................................
U kunt dit strookje faxen of in een ongefrankeerde enveloppe sturen aan: Onderzoeksinstituut OTB Afdeling Voorlichting en Publiciteit t.a.v. Angélique Dersjant Antwoordnummer 10178 2600 VB Delft fax (015) 278 44 22
7
OTB
& omgeving
september 2008
V an de p ers Faludi, A. (ed.), 2008, European spatial research and planning, 304 pag., ISBN 978-1-55844-177-4, Cambridge MA (Lincoln Institute of Land Policy). Prijs $ 35. Te bestellen via www.lincolninst.edu.
Bijdragen waaruit blijkt dat doelstellingen van een Europees ruimtelijk beleid, zoals duurzame economische groei en ruimtelijke samenhang, verstrekkende gevolgen hebben.
Guerra Santin, Olivia, 2008, Environmental indicators for building design. Development and application on Mexican dwellings, 132 pag., ISBN 978-1-58603894-6, Amsterdam (IOS
Press). Prijs € 50. Te bestellen via www.dupress. nl. Indicatoren voor ontwerpers ten behoeve van verbeteringen van milieuprestaties van woningen in Mexico.
Colofon OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Onderzoeksinstituut OTB Jaffalaan 9 2628 BX Delft Tel. (015) 2783005 e-mail:
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl
Peter Boelhouwer voorzitter ENHR
Andreas Faludi erelid AESOP
Redactie Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Helen Jager, Darshana Kalloe, Christel Swarttouw-Hofmeijer en Eveline Vogels
Peter Boelhouwer is gekozen tot voorzitter van het European Network for Housing Research (ENHR). Het ENHR is een netwerk voor sociale wetenschappers op het gebied van huisvesting en stedelijke vraagstukken. Deze onderzoeksgemeenschap bestaat uit ongeveer duizend leden en honderd onderzoeksinstellingen. Ieder jaar organiseert het ENHR een groot congres; 35 werkgroepen organiseren workshops en kleine congressen. Boelhouwer gaat leidinggeven aan het bestuur, dat bestaat uit 14 leden.
Andreas Faludi, is in de Algemene Ledenvergadering van de Association of European Schools of Planning (AESOP) benoemd tot erelid. Faludi is onder meer hoogleraar Ruimtelijke Beleidsstelsels bij het Onderzoeksinstituut OTB. AESOP is een netwerk van universiteiten en faculteiten die onderzoek en onderwijs verzorgen op het gebied van stedelijke en regionale planning. Het erelidmaatschap is Faludi vooral toegekend vanwege zijn activiteiten voor en publicaties over European Planning, het studie- en onderwijsthema van AESOP bij uitstek.
Vormgeving Ontwerpburo Cyril Strijdonk, Gaanderen
2007 jaar van internationalisering Naast onder meer de financiën, output en dissertaties in voorbereiding bevat het jaarverslag van het Onderzoeksinstituut OTB over 2007 een uitgebreid overzicht van de belangrijkste activiteiten, resultaten en publicaties van de zeven OTBonderzoeksprogramma’s. Voor het eerst komen de onderwijsactiviteiten binnen en buiten de TU Delft systematisch aan bod. De doelstelling is om tussen 2006 en 2009 de werkzaamheden uit onderwijs te laten groeien naar 20 procent. U kunt het jaarverslag downloaden via www.otb.tudelft.nl of aanvragen via
[email protected].
Druk Nivo, Delfgauw
Onderzoeksinstituut OTB Het Onderzoeksinstituut OTB is on derdeel van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespecialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer 150 mensen, waaronder planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, bestuurskundigen en woonecologen. De directie bestaat uit Peter Boelhouwer (wetenschappelijk directeur) en Willem Korthals Altes (directeur). De onderzoekers zijn verdeeld over zeven secties: l Duurzaam
Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg (coördinator Henk Visscher) l Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes) l GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom) l Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat) l Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator Marco van der Land) l Vervoer en Infrastructuur (coördinator Bart Wiegmans) l Volkshuisvesting en Woningmarkt (coördinator Harry van der Heijden). Daarnaast is er een ondersteunende sectie Methodologie en Informatica (coördinator Henny Coolen).