UPDATE Nieuwsbrief augustus 2015 Sneller op de hoogte zijn van het nieuws? Volg ons op Social Media!
Mandema & Partners helpt u graag bij het interpreteren van de actualiteiten die voor u, uw bedrijf en werknemers relevant zijn. Wat betekenen de verschillende marktontwikkelingen voor u, nu en in de toekomst? Hoe kunt u ermee omgaan en waar moet u op anticiperen? Mandema & Partners bespreekt graag de mogelijkheden en oplossingen met u. Voor uw specifieke situatie en op basis van uw wensen. Heeft u vragen over de inhoud van de nieuwsbrief? Bel uw adviseur, rechtstreeks of via onze receptie op 070 - 302 22 22.
Inhoud Effect van het nieuwe verzekeringsrecht in het Verenigd Koninkrijk ............................................................... 2 Belgisch Hof opent deur voor burgerlijke claims tegen werkgevers................................................................. 4 Toch vaak aansprakelijkheid van werkgever voor zzp’ers .............................................................................. 6 Duitse minimumloonwet: regels voor transport en werk over de grens ........................................................... 8 Let op de gewijzigde werkwijze UWV-maandfactuur WGA-uitkering.............................................................. 10
1
|
nieuwsbrief augustus 2015
Effect van het nieuwe verzekeringsrecht in het Verenigd Koninkrijk In het Verenigd Koninkrijk (VK) beschrijft men de Insurance Act 2015 als de grootste verandering in het verzekeringscontractenrecht in meer dan honderd jaar. In anderhalf jaar wordt de nieuwe wet ingevoerd. De belangrijkste hervormingen en effecten hebben wij voor u op een rij gezet. Insurance Act 2015 Medio februari 2015 is het wetsontwerp voor de hervorming van het verzekeringsrecht unaniem goedgekeurd. De nieuwe wet introduceert ingrijpende wijzigingen met betrekking tot bekendmaking van relevante zaken en omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de verzekeringspremie van niet-consument-verzekeringscontracten. Ook biedt de wet nieuwe garanties, contractuele voorwaarden en nieuwe mogelijkheden voor verzekeraars omtrent frauduleuze claims. De wet zal volledig in werking zijn op 12 augustus 2016. Aanleiding voor deze hervormingen was het verouderde verzekeringsrecht in het Verenigd Koninkrijk (VK). Dit was tot nu toe nog gebaseerd op principes uit de 18e en 19e eeuw en vastgelegd in de Marine Insurance Act 1906. Inmiddels ziet de wereld er heel anders uit. De hervormingen moeten de wetgeving meer in lijn brengen met de huidige markt en risico’s. Belangrijkste Engelse hervormingen In de Insurance Act 2015 worden een aantal van de in het rapport Insurance Contract Law 2014 voorgestelde wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen Disclosure and misrepresentation Het gevolgen van ‘disclosure’ and ‘misrepresentation’ van relevante zaken en omstandigheden door de verzekeringnemer, wordt verzacht door het invoeren van het begrip ‘fair representation’. De taak om verzekeraars van informatie te voorzien blijft bestaan, maar de benodigde informatie wordt duidelijker omschreven. Bovendien hebben verzekeraars een actievere rol in het verkrijgen van deze informatie. Warranties Wanneer het niet nakomen van een verplichting uit de polis geen enkel verband houdt met de geleden schade, kunnen verzekeraars geen claims afwijzen. Garanties (warranties) zoals ‘basis of contract’ waarbij dit wel mogelijk was, worden afgeschaft. Remedies for Fraudulent Claims Verzekeraars krijgen meer rechtsmogelijkheden in geval van frauduleuze claims. Zij hebben straks het recht een hele claim af te wijzen als maar een gedeelte van een claim frauduleus blijkt te zijn.
De clausule ‘Damages for late payment of claims’ is niet opgenomen in de hervormingen. Wel zijn directe acties van gedupeerde derden tegen verzekeraars vereenvoudigd in geval van insolventie van verzekerden (Third Parties (Rights Against Insurers) Act 2010).
2
|
nieuwsbrief augustus 2015
De Insurance Act 2015 heeft verder veel kenmerken van het verzekeringsrecht dat wij in Nederland in 2006 hebben ingevoerd, zoals de toepassing van proportionaliteits- en relativiteitsprincipes bij niet-nakoming van verplichtingen uit de verzekeringspolis. Effect op de verzekeringsmarkt in Nederland Door de nieuwe wet zal een groot deel van de verouderde Marine Insurance Act 1906 veranderen. In het verleden zijn veel principes uit deze Act ook van toepassing verklaard op niet-maritieme verzekeringen. Daardoor zal het nieuwe recht niet alleen gevolgen hebben voor de op het recht van het Verenigd Koninkrijk gebaseerde maritieme verzekeringen zoals: de zeecasco-, scheepsaanbouw-, offshore/energy-, transportgoederen- en Protection & Indemnity-verzekeringen. Maar ook op andere verzekeringen die op het recht van het Verenigd Koninkrijk zijn gebaseerd zoals: de aansprakelijkheidsverzekering bedrijven (AVB), bestuurdersaansprakelijkheids-, beroepsaansprakelijkheids- en de kredietverzekeringen. U kunt anticiperen op de hervormingen De verwachting is dat de hervormingen in het verzekeringsrecht van het Verenigd Koninkrijk ook impact zullen hebben op de zakelijke verzekeringsmarkt in Nederland. Het is daarom raadzaam om samen met uw adviseur, nu al binnen uw verzekeringsportefeuille te inventariseren op welke portefeuilles de hervormingen mogelijk effect zullen hebben. Wanneer u dit weet, kunt u de nodige poliswijzigingen te zijner tijd snel doorvoeren. Meer informatie over deze nieuwe wet en haar effecten vindt u in de Insurance Act 2015 en in het artikel ‘The Insurance Act 2015: practical changes for insurers to consider’. Heeft u vragen? Voor vragen kunt u contact opnemen met onze Risk-consultants via telefoonnummer 070 – 302 22 22. U kunt ook mailen naar:
[email protected] met vermelding van het onderwerp ‘Risk’. Wij helpen u graag.
>> Terug naar inhoudsopgave
3
|
nieuwsbrief augustus 2015
Belgisch Hof opent deur voor burgerlijke claims tegen werkgevers In een recent arrest heeft het Grondwettelijk Hof in België de deur open gezet voor burgerlijke schadeclaims van slachtoffers van een arbeidsongeval. Hiermee wijkt de Belgische rechter af van het principe van ‘burgerlijke immuniteit van de werkgever’. Dit betekent dat slachtoffers naast de vergoeding uit de arbeidsongevallenverzekering, voortaan sneller een burgerlijke schadevergoeding kunnen vorderen van de werkgever. Hierdoor loopt een werkgever in België meer risico op schadeclaims dan voorheen. Wij schetsen voor u de achtergrond en aandachtspunten. Burgerlijke immuniteit van de werkgever in België België kent het principe van 'burgerlijke immuniteit' van de werkgever en werkmakkers (collega’s). Dit houdt in dat een werknemer de schade als gevolg van een arbeidsongeval, vergoed krijgt door de wettelijk verplichte arbeidsongevallenverzekeraar van de werkgever. Dit geldt ongeacht wie verantwoordelijk is voor dit ongeval, zelfs ongeacht eigen fouten van de werknemer. In ruil voor dit systeem van automatische schadevergoeding kan de werknemer geen schadevorderingen meer indienen tegen zijn werkgever. Bestaande uitzondering Een uitzondering op dit immuniteitsprincipe vormt de situatie waarin een arbeidsongeval plaatsvindt, nadat de werkgever door de inspectiediensten schriftelijk in gebreke is gesteld wegens zwaarwichtige inbreuken op de Welzijnswet. Hierbij moet men werkgever schriftelijk hebben gewezen op: 1. het gevaar waaraan hij zijn werknemers blootstelt, 2. de overtredingen die werden vastgesteld, 3. de te nemen passende maatregelen, en 4. het verlies van immuniteit als de voorgeschreven maatregelen niet worden getroffen. In de praktijk voldeden ingebrekestellingen van de inspectiediensten zelden aan deze vier voorwaarden, waardoor de werkgever zijn immuniteit behield. Arrest van het Grondwettelijk Hof In het arrest van 21 mei 2015 oordeelde het Grondwettelijk Hof (GH) dat het onverantwoord is dat werknemers schade als gevolg van arbeidsongeval niet kunnen claimen bij hun werkgever, alleen omdat de ingebrekestelling onvolledig is. Volgens het GH kan een werknemer of diens rechthebbende een schadeclaim indienen bij de werkgever, zodra kan worden aangetoond dat er sprake is van een voorafgaande schriftelijke waarschuwing wegens zware inbreuken op de welzijnswetgeving. Het is dus niet (langer) vereist dat de inspectie het risico van immuniteitsverlies, expliciet heeft vermeld. Achtergrond Het immuniteitsprincipe dat geldt voor Belgische werkgevers en werkmakkers, zorgt ervoor dat zij burgerrechtelijk immuun zijn voor schadeclaims als gevolg van arbeidsongevallen en beroepsziekten.* In die gevallen kunnen zij in principe dus niet aangesproken worden voor schadevergoeding op basis van art. 1382–1386 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek. De immuniteit belet dat de schade volledig wordt vergoed. De gedupeerde werknemer maakt dan alleen aanspraak op een wettelijk begrensde, forfaitaire vergoeding op grond van de arbeidsongevallen- of beroepsziektenverzekering. * (art. 46 Arbeidsongevallenwet, art. 14 Wet 3 juli 19673, en art. 51 Beroepsziektenwet)
4
|
nieuwsbrief augustus 2015
Het immuniteitsprincipe lijkt dus een vorm van discriminatie op te leveren ten opzichte van slachtoffers die wel integrale schadevergoeding kunnen claimen, omdat zij niet botsen op de immuniteit van de werkgever en werkmakkers. Het is van belang de werknemers een rechtvaardige positie toe te bedelen qua vergoeding. (Bron: Hans van Rompaey) Waar moet u op letten? Voor bedrijven met vestigingen in België is het van belang dat:
Deze vestigingen elke formele waarschuwing van de Belgische ‘Inspectie Toezicht op het Welzijn op het Werk’ direct opvolgen. Een niet (tijdige) opvolging kan immers leiden tot verlies van de burgerlijke immuniteit van de werkgever en dus tot extra kosten. Zij controleren of de burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering van de Belgische vestiging al dekking biedt voor burgerlijke schadeclaims van werknemers. Is dit niet het geval, dan kunt u de verzekering uitbreiden om dit risico af te dekken.
Meer informatie? Voor meer informatie of vragen kunt u contact opnemen met één van onze Risk-consultants via ons centrale telefoonnummer 070 – 302 22 22. U kunt ook mailen naar
[email protected] met vermelding van het onderwerp ‘Risk’. Wij helpen u graag.
>> Terug naar inhoudsopgave
5
|
nieuwsbrief augustus 2015
Toch vaak aansprakelijkheid van werkgever voor zzp’ers In de huidige arbeidsmarkt zien we dat het aantal zzp’ers nog altijd fors toeneemt. Zij worden steeds vaker ingehuurd. Hierdoor wordt steeds meer bekend over de voordelen van het werken met zzp’ers, maar ook over de mogelijk nadelige gevolgen hiervan voor u als werkgever. Uit de rechtspraktijk blijkt de werkgever toch vaak aansprakelijk te zijn voor de ingehuurde zelfstandige. Groeiend aantal zzp’ers Het aantal bedrijven in Nederland bedroeg aan het eind van maart een recordaantal van bijna 1.500.000. Uit onderzoek van TNO blijkt namelijk dat tweederde van de nieuwe bedrijven is opgericht door zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel). De verwachting is dat er over tien jaar meer zelfstandigen dan medewerkers met een vast arbeidscontract zijn. Daaruit volgt dat een steeds groter wordende groep werkenden, arbeid aanbiedt in een andere arbeidsrelatie dan een arbeidscontract. Zwakke sociale zekerheidspositie zzp’er In vergelijking met werknemers met een vast arbeidscontact is de sociale zekerheidspositie van zzp’ers kwetsbaar te noemen. Om deze positie zoveel mogelijk veilig te stellen zouden zij verzekeringen moeten afsluiten, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Echter, de premie voor deze verzekering wordt gezien het inkomen vaak te kostbaar gevonden. Hierdoor sluiten veel zzp'ers deze verzekering niet af. Als een zzp’er arbeidsongeschikt raakt, kan dit echter het einde van zijn onderneming betekenen. Als arbeidsongeschikte zal hij dan waarschijnlijk alleen een bijstandsuitkering ontvangen. Rechtspraktijk beschermt zzp’er In de rechtspraktijk hebben we eerder al gezien dat rechters oordeelden dat de werkgever in bepaalde gevallen aansprakelijk is voor de ingehuurde zzp’er. Met name als het gaat om een veilige werkomgeving. Rechters laten zich hierbij vooral leiden door de beschermingsgedachte ofwel zorgplicht van de werkgever. Nu het werken met zzp’ers toeneemt, zullen we in de toekomst meer van dit soort uitspraken gaan tegenkomen. Daarom is goed te weten waarvoor u als werkgever aansprakelijk gesteld kunt worden en hierop te anticiperen. Als voorbeeld dient de zaak Davelaar/Allspan Barneveld B.V. Zaak Davelaar / Allspan Barneveld B.V. Davelaar is een kleine zelfstandige die in opdracht staalconstructies en machines maakt en revisies en reparaties aan machines verricht. Hij verrichtte regelmatig werkzaamheden voor Allspan (aannemer), een bedrijf dat resthout verwerkt. Tijdens werkzaamheden aan een vezelverwerkingsmachine voor het bedrijf Royalspan, een aan Allspan gelieerde onderneming, heeft Davelaar een ernstig ongeval gehad. Als gevolg daarvan is een deel van zijn rechterbeen geamputeerd. Hij heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Davelaar stelt Allspan aansprakelijk voor alle schade ten gevolge van het ongeval. Artikel 7:658 lid 4 BW In de zaak Davelaar/Allspan staat artikel 7:658 lid 4 BW centraal. De strekking hiervan luidt dat ‘hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, aansprakelijk is voor de schade die
6
|
nieuwsbrief augustus 2015
deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.’ Davelaar houdt Allspan aansprakelijk op grond van art. 7:658 lid 4 BW, omdat hij de werkzaamheden bij Royalspan als onderaannemer van Allspan heeft verricht en Allspan zeggenschap over die werkzaamheden had. Allspan heeft de vordering betwist. Uitspraak Hoge Raad In de zaak Davelaar/Allspan Barneveld B.V. oordeelde de Hoge Raad dat artikel 7:658 lid 4 BW ook van toepassing is als de arbeid wordt verricht door een persoon in de hoedanigheid van een zelfstandig ondernemer op grond van een overeenkomst van aanneming. Ook oordeelde de Hoge Raad dat de reikwijdte van artikel 7:658 lid 4 BW niet beperkt is tot werkzaamheden die tot het wezen van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de opdrachtgever behoren of normaal gesproken in het verlengde daarvan liggen. Hierbij is bepalend of de verrichte werkzaamheden feitelijk tot de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de opdrachtgever behoren. Allspan verrichtte feitelijk zelf (en samen met Davelaar) ook reparatie- en revisiewerkzaamheden uit. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof. Beschermingsgedachte Het oordeel van de Hoge Raad is gebaseerd op de beschermingsgedachte van art. 7:658 lid 4 BW: bescherming bieden aan werknemers die voor hun veiligheid (mede) afhankelijk zijn van hun werkgever. Daarnaast is haar oordeel gebaseerd op het feit dat de wetgever personen - die zich in een vergelijkbare positie bevinden als werknemers - heeft willen beschermen. Of degene voor wie een zzp’er werk verricht aansprakelijk is voor de schade van deze zzp’er door een arbeidsongeval, is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bepalend hierbij zijn de feitelijke verhouding tussen betrokkenen, de aard van de verrichte werkzaamheden, de mate waarin de ‘werkgever’ invloed heeft op de werkomstandigheden en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. Uw risico’s afdekken Voor de toepassing van art. 7:658 lid 4 BW is dus niet vereist dat de werkzaamheden door een werknemer in loondienst worden verricht. Evenmin is vereist dat de verrichtte werkzaamheden tot het wezen van de beroeps- en bedrijfsuitoefening kunnen worden gerekend van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht. Zzp’ers kunnen dus een beroep doen op dit artikel om u aansprakelijk te houden voor de door hen geleden schade door een bedrijfsongeval. In de praktijk zal dit risico meestal gedekt zijn door de Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB). Controleer uw AVB op bepalingen over de dekking van zzp’ers. Een collectieve ongevallenverzekering en een WEGAS-verzekering bieden doorgaans ook de mogelijkheid een dekking voor zzp’ers af te sluiten. Heeft u vragen? Voor vragen kunt u contact opnemen met onze Risk-afdeling via ons centrale telefoonnummer 070 – 302 22 22. U kunt ook mailen naar:
[email protected], met vermelding van het onderwerp ‘Risk’. Wij helpen u graag.
>> Terug naar inhoudsopgave
7
|
nieuwsbrief augustus 2015
Duitse minimumloonwet: regels voor transport en werk over de grens Na jarenlang discussiëren over de noodzaak van een minimumloon, is dit met de Duitse Minimumlohngesetz (MiLoG) van 2014 eindelijk feit geworden. Vanaf 1 januari 2015 kent ook Duitsland een algemeen minimumloon. Hiermee sluit Duitsland zich aan bij de meeste landen in de Europese Unie die al een minimumloon kennen. De MiLoG brengt voor Nederlandse en andere niet-Duitse bedrijven nieuwe verplichtingen en aansprakelijkheden met zich mee. Duits minimumloon Het Duitse minimumloon is een leeftijdsonafhankelijk minimumuurloon en bedraagt € 8,50 bruto. Het is dus niet een minimummaandloon zoals in Nederland. Verder geldt het Duitse minimumloon niet alleen voor werknemers maar ook voor stagiaires. Ook buitenlandse (niet-Duitse) bedrijven die hun werknemers in Duitsland laten werken of af en toe de grens over laten rijden, zijn verplicht het minimumloon aan hun werknemers te betalen. Voor Nederlandse bedrijven zal dit echter weinig problemen opleveren want het minimumloon in Duitsland is lager dan in Nederland. Meer problemen zijn te verwachten met de meld- en documentatieplicht die de wet met zich meebrengt. Overgangsregeling Voor bepaalde bedrijfstakken en beroepen maar ook voor bepaalde algemeen verbindende cao’s en rechtsverordeningen geldt een overgangsregeling. Deze regeling houdt in dat tot en met 31 december 2017 mag worden afgeweken van het minimumloon. Voor zover voor bepaalde bedrijfstakken nu al een hoger minimumloon algemeen verbindend is verklaard, blijft dit hogere loon van toepassing. Meldplicht In Duitsland is de douane (FKS) belast met de controle van werkgevers op naleving van de verplichtingen die volgen uit de Duitse minimumloonwet. Volgens deze wet moeten buitenlandse (niet-Duitse) bedrijven voortaan hun werknemers die in Duitsland gaan werken vooraf aanmelden. Per fax moeten zij een meldingsformulier naar de Duitse douane sturen. Dit formulier kent verschillende varianten en de invulling moet nauwkeurig gedaan worden. Vormfouten kunnen beboet worden met € 2.500 per medewerker. Slordigheden kunnen dus veel geld kosten. Documentatieplicht Ook geldt er voortaan een documentatieplicht. Dit houdt in dat op verzoek van de douane inzage gegeven moet worden in bepaalde documenten. De douane kan inzage verlangen van de volgende stukken:
Kopie van aanmelding Geldige A1-verlaring Legitimatiebewijs Een Duitse vertaling van de arbeidsovereenkomst Urenstaat, salarisstrook en een Duitse vertaling van betalingsbewijs Adres waar de douane deze bewijsstukken kan inzien
8
|
nieuwsbrief augustus 2015
Overigens golden deze regels al langer voor bepaalde bedrijfstakken, zoals de bouw- en schoonmaakbranche. Door deze regels nu ook verplicht te stellen voor andere bedrijfstakken, moet geborgd worden dat alle werknemers die in Duitsland werken ook echt profiteren van het minimumloon. Onderscheid vaste of mobiele werklocatie Naargelang een werknemer op één plaats binnen Duitsland werkt of zogenaamd mobiel werk verricht, gelden er verschillende regels. Hierdoor gelden er voor de transportbranche andere regels dan bijvoorbeeld voor de bouwbranche. Wat de verschillen zijn en welke formulieren u nodig heeft, vindt u op de website van de Duitse douane. Andere regels voor de transportsector Voor de transportsector geldt dat buitenlandse (transport)bedrijven bovengenoemde documenten minimaal twee jaar in Duitsland moeten bewaren en dat zij een zaakwaarnemer in Duitsland moeten benoemen. De Nederlandse ambassade in Berlijn heeft echter de toezegging gekregen dat buitenlandse (transport)bedrijven deze documenten in eigen land mogen bewaren, aldus TLN (Transport en Logistiek Nederland). De werkgever moet dan wel schriftelijk verklaren dat de documenten, vertaald in het Duits, door de douane mogen worden opgevraagd. Nieuwe aansprakelijkheidsrisico’s Overtredingen van de MiLoG zijn strafbare feiten (artikel 266a StGB) waarvoor boetes kunnen worden opgelegd tot maximaal € 500.000. De naleving van het MiLoG valt ook onder de werking van de Duitse Ketenaansprakelijkheid. Nu buitenlandse (niet-Duitse) bedrijven verplicht zijn het Duitse minimumloon te betalen aan hun werknemers die werkzaam zijn in Duitsland, zijn zij ook aansprakelijk wanneer hun (onder)aannemers dit minimumloon niet betalen. Buitenlandse bedrijven zullen dus bij het inschakelen van onderaannemers of uitzendkrachten in Duitsland, moeten controleren of erop vertrouwen dat de onderaannemers en uitzendbureaus de meldings- en documentatieplichten van de MiLoG naleven. Meer informatie over MiLoG vindt u op de website van de Duits-Nederlandse Handelskamer. Heeft u vragen? Voor vragen kunt u contact opnemen met onze Risk-afdeling via ons centrale telefoonnummer 070 – 302 22 22. U kunt ook mailen naar:
[email protected], met vermelding van het onderwerp ‘Risk’. Wij helpen u graag.
>> Terug naar inhoudsopgave
9
|
nieuwsbrief augustus 2015
Let op de gewijzigde werkwijze UWV-maandfactuur WGA-uitkering Heeft u een WGA-Eigenrisicodragerverzekering en heeft u (ex-)werknemers met een WGA-uitkering? Dan is het belangrijk dat u weet dat UWV haar werkwijze sinds 1 juni 2015 heeft gewijzigd. UWV stuurt vanaf deze datum de maandfactuur namelijk uitsluitend naar u. Rechtstreekse uitkering aan de werkgever Tot voor kort had u bij de meeste WGA-Eigenrisicodragerverzekeraars de keuze om de vergoeding van de WGA-uitkeringen van uw arbeidsongeschikte (ex-)werknemers, aan u of rechtstreeks aan UWV te laten betalen. Sinds 1 juni jl. keren de meeste verzekeraars, door de wijziging bij UWV, uitsluitend aan u uit. Betaalde u altijd al zelf aan UWV? Dan verandert er niks voor u. Meer informatie? Voor meer informatie of vragen kunt u contact opnemen met onze Zorg & Verzuim-afdeling via ons centrale telefoonnummer 070 – 302 22 22. U kunt ook mailen naar:
[email protected], met vermelding van het onderwerp ‘Zorg & Verzuim’.
>> Terug naar inhoudsopgave
10
|
nieuwsbrief augustus 2015