Eene reijs over reviren, paeden en berghen De reis, taalkenmerken en transcriptie van ‘Journael Van mijne reijse door Duijtslant, ende Jtalien, naer Vranckrijck’
Naam: Natalie Boers Studentnummer: 0832618 E-mail:
[email protected] Begeleider: Dhr. Dr. G.J. Rutten Tweede lezer: Mw. Prof.dr. M.J. van der Wal Masterscriptie (20 ects): Nederlandse Taalkunde Opleiding: MA Neerlandistiek, Universiteit Leiden Ingeleverd: 13 november 2014 1
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................................. 4 1 Reisverslagen van grand tours ........................................................................................................ 6 1.2 De eigenschappen van een grand tour .................................................................................... 7 2 De reis in het Journael ................................................................................................................... 11 2.1 De reis..................................................................................................................................... 11 2.2 Het Journael vergeleken met grand tours. ............................................................................. 17 3 De auteur ....................................................................................................................................... 21 3.1 Achterhalen van de oorsprong en de auteur ......................................................................... 21 3.2 Provenance ............................................................................................................................. 21 3.3 Aanwijzingen in het Journael.................................................................................................. 22 3.4 Inleiding van Dialectonderzoek .............................................................................................. 25 4. Onderzoek naar taalkenmerken in het Journael .......................................................................... 26 4.1 Inleiding .................................................................................................................................. 26 4.2 Taalkenmerken in het Journael .............................................................................................. 28 4.3 Samenvatting van taalkenmerken in het Journael ................................................................. 33 5 Conclusie en Discussie ................................................................................................................... 34 5.1 Conclusie ................................................................................................................................ 34 5.2 Discussie ................................................................................................................................. 35 6 Verantwoording ............................................................................................................................ 37 6.1 Diplomatische transcriptie ..................................................................................................... 37 6.2 Aanvullingen ........................................................................................................................... 37 6.3 Typografische aanpassingen .................................................................................................. 38 6.4 Interpunctie, kapitalisering, tekens, opmaak ......................................................................... 38 6.5 Spelling ................................................................................................................................... 40 6.6 Kenmerken dagboekstijl ......................................................................................................... 41 7 Bronnen in de scriptie ................................................................................................................... 43
2
8 Het Journael................................................................................................................................... 46 9 Bronnen in het Journael .............................................................................................................. 252 9.1 Fysieke bronnen ................................................................................................................... 252 9.2 Bronnen op wikipedia .......................................................................................................... 252 9.3 Andere digitale bronnen ...................................................................................................... 259
3
Inleiding Als andermans dagboek voor handen ligt, kan het verleidelijk zijn om het te lezen. Wat staat erin? Wie komen erin voor? En staan er geheimen in? Niet alleen een dagboek bevat dit soort intrigerende informatie, ook een reisverslag dat iemand heeft bijgehouden kan nieuwsgierigheid opwekken. Daarnaast geeft het je de gelegengeid samen met de schrijver nieuwe plaatsen en bezienswaardigheden te ontdekken. Dit is voor mij de motivatie om een reisverslag uit de zeventiende of achttiende eeuw te editeren, te annoteren en in te leiden. Naast het persoonlijke genoegen van het kennisnemen, kan ik zo ook een handschrift uit de grote hoeveelheid interessante documenten die normaal gesproken ergens in een kluis liggen opgeborgen, toegankelijk maken voor een groter publiek. Er is de laatste jaren veel aandacht voor egodocumenten binnen de linguistiek. Zo is er onlangs onderzoek gedaan naar het taalgebruik in brieven uit de zeventiende- en achttiende-eeuw.1 Maar er liggen vooral veel documenten in bibliotheken en archieven waar nog niet naar gekeken is. Met een onderzoek naar het taalgebruik in een reisverslag wil ik een bijdrage leveren aan het linguïstische vakgebied en met de transcriptie wil ik het makkelijker maken om onderzoek te doen in het handschrift. Na een zoektocht in archieven, catalogi en boeken, ben ik op egodocument.net via de lijst met reisverslagen tot een keuze gekomen: het onuitgegeven ‘Journael Van mijne reijse door Duijtslant, ende Jtalien, naer Vranckrijck Ao. i666 en i667’ (vanaf nu zal ik het het Journael noemen). Van het Journael is niet bekend wie het geschreven heeft. De beschreven reis is gemaakt door een persoon die samen met een oom (fungerend als mentor) door Duitsland naar Oostenrijk reist en van daaruit naar Italië en Frankrijk. Het reisverslag is opgenomen in de bijzondere collectie van de Leidse Universiteitsbibliotheek met het signatuur LTK 2184 en is een klein boekje van 145x100 mm dat dicht geknoopt zit met vier groene lintjes. De hand waar het mee geschreven is, is een zeer goed te lezen zeventiende-eeuwse hand. Op de 258 beschreven pagina’s komen zelden correcties voor, daarom is het aannemelijk dat het handschrift na de reis is geschreven aan de hand van aantekeningen of een eerdere versie. Hoewel de titel meldt dat de reis plaatsvond in 1666 én 1667, stopt het reisverslag abrupt midden in een zin in november 1666. De reden is giswerk: het zou kunnen zijn dat de schrijver verder is gegegaan in een ander boek omdat er nog maar 12 kantjes over waren; of dat hij tijdens zijn reis is gestopt met aantekeningen maken, omdat zijn mentor eerder naar huis was vertrokken. Aangezien de beschreven reis een rondreis door Europa is, is de verwachting dat het Journael een beschrijving van een grand tour moet zijn. De vraag is: gaat het wel om een grand tour-verslag? Ik heb onderzocht wat voor reisverslagen er zijn en wat de eigenschappen van een grand tour zijn. 1
Het gaat om brieven die in de zeventiende of achttiende eeuw gekaapt zijn, de zogenaamde sailing letters. Onderzoeken over deze brieven o.a.: Simons (2013), Nobels (2013), Nobels & Van der Wal (2012), Rutten & Van der Wal (2012) en Rutten & Van der Wal (2011).
4
Hierbij heb ik getracht de volgende vragen te beantwoorden: Waarom werd zo’n reis gemaakt? Wat werd er bezocht en ondernomen? En welke landen en steden behoorden er bezocht te worden (hoofdstuk 1)? Aan de hand van die informatie en een beschrijving van de reis in het Journael (paragraaf 2.1) heb ik bekeken of de eigenschappen van een grand tour te vinden zijn in het Journael (paragraaf 2.2). Naast de vraag wat voor reisverslag het Journael is, is een andere belangrijke vraag wie de anonieme auteur is (hoofdstuk 3). Is er aan de hand van zijn taalgebruik te achterhalen waar hij vandaan kwam? En zijn er manieren om te achterhalen: hoe oud hij was toen hij het verslag schreef, waar hij vandaan kwam en wat zijn zijn sociaal-economische positie was? Antwoorden over de auteur heb ik geprobeerd te achterhalen aan de hand van de provenance (paragraaf 3.2), aanwijzingen in het Journael (paragraaf 3.3) en het taalgebruik (paragraaf 3.4 en hoofdstuk 4). Door naar de oorsprong van het Journael te zoeken is het mogelijk de herkomst te achterhalen en wellicht de auteur. Daarnaast kunnen er in het Journael zelf ook aardig wat aanwijzingen staan. Bijvoorbeeld waar de reis begon, wat voor reis het is en wie er in genoemd worden. Dit kan informatie geven over de herkomst van het Journael, maar ook over de afkomst en de leeftijd van de auteur. Het taalgebruik van de auteur kan wijzen op de regio waar hij vandaan kwam. Voor het onderzoek naar het taalgebruik heb ik in het Journael gezocht naar opvallende kenmerken, zoals het gebruik van een ee in plaats van een aa (weerd vs waard). In de zeventiende eeuw werd er namelijk in Noord-Holland ee [e:] of ei [ɛi:] of ai [ai:] gezegd en geschreven in plaats van aa [a:], wat in de rest van het Nederlandse taalgebied gebruikelijk was. Dit soort kenmerken heb ik geprobeerd te verklaren aan de hand van de regio’s waar ze voorkwamen, of door een andere oorzaak te geven zoals een orthografische keuze (hoofdstuk 4). Aan de hand daarvan heb ik bekeken welke regio’s in aanmerking komen en welke uitgesloten zijn (paragraaf 4.3). Tot slot heb ik alle conclusies van de hoofdstukken op een rijtje gezet en aan de hand van de uitkomst van het onderzoek, de provenance en de aanwijzingen in het Journael bepaald waar de auteur waarschijnlijk vandaan kwomt (paragraaf 5.1). De transcriptie van het Journael is te vinden in hoofdstuk 8. Ik heb gekozen voor het maken van een diplomatische transcriptie met annotaties. De motivering hiervoor is te vinden in hoofdstuk 6. In dat hoofdstuk staan tevens de richtlijnen die ik tijdens het transcriberen in acht heb genomen.
5
1 Reisverslagen van grand tours 1.1 Reisverslagen In de zeventiende eeuw waren er verschillende redenen om te reizen: plezier, werk, religie, educatie of misschien het opzoeken van een familielid. Met welke reden iemand ook weg ging, het kwam meestal voor dat een reiziger erover schreef. In brieven naar anderen, in een dagboek of een manuscript dat later gepubliceerd werd. Het doel van de reis bepaalde meestal de reden waarom iemand schreef en waarover hij schreef. Missionarissen moesten rapporteren over het missiegebied (Claessens 2003: p. 9) en het is goed voor te stellen dat ambassadeurs en kolonisten tevens die taak hadden. Daarentegen hadden soldaten of pelgrims niet de plicht om over hun reis te schrijven, maar toch schreven ze hun gebeurtenissen op in dagboeken of brieven naar het thuisfront. Missionarissen, ambassadeurs, soldaten, pelgrims: wie gingen er eigenlijk op reis? Waar schreven zij over? En waarom schreven zij? Het antwoord op deze vragen heb ik gezocht in Travel literature and the evolution of the novel van Percy G. Adams. In dit boek heeft Adams het tweede hoofdstuk (pp. 38-80) gewijd aan de soorten reisliteratuur van voor 1800.
Wat mij belangrijk leek uit Adams (1983) was dat alle reizigers een verslag schreven over de reis op zich en daarin of daarnaast vooral onderwerpen bespraken die bij hun reisdoel pasten. Een voorbeeld waren handelaren. Volgens Adams was handel in de zeventiende eeuw een van de grootste redenen om te gaan reizen. Handelaren schreven voor andere handelaren informatie op over de getijden, havens, moessons of handelsmethoden (Adams 1983: p. 57). Daarnaast maakten ze aantekeningen over geografie, landbouw, klimaat, en culturele gebruiken van bezochte plekken (p. 58). Ambassadeurs en kolonisten schreven ook over deze onderwerpen (p. 62), maar bespraken waarschijnlijk minder snel handelsmethoden in hun verslagen. De geschiedenis van een land daarentegen beschreven ze wel (p. 62), terwijl dat onderwerp meestal niet relevant was voor handelaren. Daarnaast moesten deze ambtenaren meestal verslagen bijhouden voor het thuisfront, terwijl handelaren die verplichting niet hadden. Naast handelaren, ambassadeurs, kolonisten en de eerder genoemde missionarissen waren er nog meer mensen die voor hun werk reisden. Over zee of op land waren er ontdekkingsreizigers die van onbekende continenten en oceanen dezelfde onderwerpen beschreven als de handelaren (p. 61). Op zee waren ook dokters die meevoeren voor de medische zorg of de ongewenste piraten die schreven over hoe het was op hun schepen en tijdens het plunderen (pp. 58-59).
6
Missionarissen en pelgrims gingen op reis vanuit een religieus standpunt: de een deed dit voor het verspreiden van het geloof en de ander voor zijn eigen heil. Missionarissen schreven dan ook over de menselijke aard, het transport, de leefomstandigheden en sommige heiligen (p. 60). Terwijl pelgrims vooral schreven over de reis naar Jeruzalem en de hindernissen die ze onderweg tegen kwamen (p. 60). De reden om een verslag te schrijven verschilt ook. Zoals ik al meldde moesten missionarissen rapporten schrijven, maar pelgrims niet. Die schreven vooral een verslag voor zichzelf, voor thuis, als herinnering, of om uit te geven. Avonturiers, vluchtelingen en mensen die bekenden gingen bezoeken, schreven net als pelgrims over de reis en de hindernissen die ze tegen kwamen. Het verschil tussen de verslagen werd wederom bepaald door het doel van de reis en allicht de eindbestemming. Tot slot waren er nog reizigers die op reis waren voor educatie. Dit gebeurde in Europa doormiddel van de grand tour. De reizigers schreven vaak over kleding, transport, studieproblemen, wat ze zagen, wat ze deden en wie ze bezochten (p. 66). Zij schreven over het algemeen in brieven aan hun ouders en hielden een journaal bij. In het journaal werd ‘alles genotuleerd, tot en met het uur van thuiskomst’, omdat ‘alle kennis onderweg vergaard, ook [diende] te worden vastgelegd’ (Frank-van Westrienen 1983: p. 131, p. 138). Reisverslagen verschilden in de zeventiende eeuw dus vooral door het doel en de besproken bijbehorende onderwerpen van de reis. Soms gaf het doel een verplichting tot schrijven mee en soms werd er geschreven voor zichzelf, de familie of publicatie.
1.2 De eigenschappen van een grand tour Europese reizigers maakten vanaf de zestiende tot en met de negentiende eeuw een grand tour. P.C. Hooft (1581-1647) werd tussen 1598 en 1601 bij voorbeeld op reis gestuurd (vooral om handelscontacten te versterken) door Frankrijk, Italië en Duitsland. En ontdekte zijn grote liefde voor literatuur en poëzie (Algemeen letterkundig lexicon 2012: Grand tour; Stipriaan 2007, p. 92). Een ander die een grand tour maakte was Willem van Oldenbarnevelt (1590-1634). Hij vertrok samen met zijn broer Reinier en hun pedagoog Meursius naar Parijs. Na de terugkeer van zijn broer en de pedagoog naar het vaderland, bleef Willem nog even in Parijs. Daar maakte hij echter grote schulden waardoor hij door zijn vader naar Antwerpen werd gestuurd. Nadat hij weer toesteming had om naar Parijs te gaan, ging hij met zijn zwager mee naar Venetië. Na een tijd gestudeerd te hebben in Padua, reisde hij via Rome en Napels terug naar Parijs, om vervolgens Engeland te bezoeken (Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek 1921: p. 394). Dit zijn slechts twee voorbeelden van het grote aantal grand tours dat werd gemaakt. Door de eeuwen heen is de reis geëvolueerd, waardoor er geen eenduidige definitie te geven is van dè grand 7
tour. Het is zelfs zo dat onderzoekers het er niet over eens zijn of er na 1789 nog wel van een grand tour gesproken kan worden. In eerste instantie waren het welgestelde studenten en hun tutors die op reis gingen, maar na 1740, veranderde dat geleidelijk naar families uit de middenklasse (Towner 1985: p. 312). Volgens verhoeven (2009) was dit onder de Nederlandse reizigers zelfs al in de zeventiende eeuw aan de gang. Met deze verschuiving veranderde bijvoorbeeld doel, vorm en duur van de reis. Terwijl voor de studenten educatie het oorspronkelijke doel was, werden later ‘culturele belangstelling en amusement’ belangrijker (Verhoeven 2009: p. 105). Daardoor veranderde tevens het verblijf in de grote steden. In plaats van lange verblijven in Parijs en Rome, werden in de achttiende eeuw Wenen, Dresden Praag en Berlijn steden om lange tijd in te verblijven (Towner 1985: p. 321). Daarnaast kromp de reisperiode, van Engelse reizigers bijvoorbeeld, ‘van gemiddeld 40 maanden in het midden van de zestiende eeuw naar een gemiddelde van 4 maanden rond 1830’ (Towner 1985: p. 316; mijn vertaling, N.B.) Om een overzichtelijk beeld te krijgen van de grand tour in de zeventiende eeuw, vond ik het dus verstandig vooral te kijken naar informatie over de periode van voor 1740. Daarvoor heb ik gekeken naar wat voor mensen er voor 1740 een grand tour maakten, wat hun doel was en hoe ze dat doel bereikten. Daarbij heb ik ook gekeken wat de reiziger voor bezigheden had en welke plaatsen hij bezocht. Wanneer een man klaar was met de ‘middelbare’ en ‘universitaire opleiding’- (Frank-van Westrienen 1983: p. 52), werd hij soms op reis gestuurd om zijn (klassieke) opvoeding te voltooien in Europa (Brodsky-Porges 1981; Frank-van Westrienen 1983; Brigstocke 2001). Volgens Chilvers (2009) mocht ook een enkele vrouw op pad om in het buitenland te studeren. Man of vrouw, in beide gevallen kwamen ze uit de hogere laag van de bevolking (Brigstocke 2001) en hadden ze (ouders met) genoeg geld om de grand tour te betalen. Een reis die soms enkele maanden of zelfs een paar jaar kon duren (Frank-van Westrienen 1983; Towner 1985; Conway 2011). De studenten maakten hun grand tour in gezelschap van een mentor (Birch 2009; Clarke & Clarke 2010), in het gevolg van een gezantschap of met ‘mackers'(Frank-van Westrienen 1983: pp. 67-68, p. 66). In het gevolg van een diplomaat reisde een student in een grote groep, hoe groter de groep hoe belangrijker (het bezoek) van de diplomaat aan een bepaald persoon was (Frank-van Westrienen 1983: p. 68). Waarschijnlijk kwam een student op die manier in aanraking met de hogere kringen en de etiquette. De laatst genoemde metgezellen, de ‘mackers’, gingen ‘in de praktijk van het reizen der Nederlandse jeugd’ meer mee dan mentors (Frank-van Westrienen 1983: p. 66). Dit werd geoorloofd omdat studenten na de universiteit oud genoeg werden geacht om zelf zo’n reis door Europa met goed verloop te maken (Frank-van Westrienen 1983: p. 66). Een mentor was meestal in de 30 of 40 (Towner 1985: p. 311) en kwam uit een goede kring of was bijvoorbeeld een wetenschapper waar voor ‘zo’n gouverneurschap op tour een geschenk uit de hemel [was]’. Een mentor had als taak de vorderingen van de student bij te houden en te rapporteren aan de ouders. Daarnaast moesten hij er 8
voor zorgen dat de student op het rechte pad bleef en niet verleid werd tot ondeugdelijkheden (Clark 1986). De reis had namelijk ook als doel de sociale vaardigheden te verfijnen (Drabble e.a. 2007; Birch 2009; Conway 2011). Het vergokken van vaders geld was daar geen onderdeel van. Het vergaren van sociale vaardigheden kon op drie manieren (Brodsky-Porges 1981: p. 179). Ten eerste kon de mentor ontmoetingen met vooraanstaande personen regelen. Met de juiste gastheer of gastvrouw kon de student de gewenste hoffelijkheid aanleren. Dit gebeurde waarschijnlijk vooral in Frankrijk, aangezien het er ‘voornamelijk om [ging] Franse beschaving deelachtig te worden en iets van Franse wellevendheid te leren’ (Frank-van Westrienen 1983: p. 216). De tweede manier voor het verrijken van sociale vaardigheden was deelname aan culturele activiteiten als ‘mode, kunst, ballet, feestjes en andere beschaafde bezigheden’ (Brodsky-Porges 1981: p. 179; mijn vertaling, N.B.). De reizende student kocht kleding van de laatste mode, omdat meegenomen kleding aan vervanging toe kon zijn na een lange reis. Daarnaast viel hij minder uit de toon tussen het theaterpubliek of bij feestjes. Als hij in zijn nieuwe kleding het theater bezocht, ging hij waarschijnlijk naar een toneelstuk. Balletvoorstellingen en opera waren namelijk ‘slechts een enkele toerist beschoren’ (Frank-van Westrienen 1983: p. 238). Een laatste manier om de opvoeding te voltooien, was het studeren aan belangrijke universiteiten om aldaar de sociale vaardigheden op te pikken (Brodsky-Porges 1981: p. 179). Of een student nu één van de drie of alle drie van de genoemde methodes volgde, hij zou zeker tijd besteed hebben aan de beheersing van de Franse en soms de Italiaanse taal (Conway 2001: p. 15). Beide talen waren sinds de middeleeuwen een lingua franca (Frijhoff 2010: p. 36). Het Italiaans was dat bij zeehandel, in de financiële wereld, aan vorstelijke hoven en het pauselijke hof en het Frans was dat als handelstaal voor op het Europese continent (Frijhoff 2010: p. 37). Volgens Frijhoff (1991, p. 16) was het Frans ‘ook een chique taal, noodzakelijk voor wie in de salons en onder de elite wilde meetellen. Maar vooral was het een taal waarin het denk- en gevoelsleven kon worden uitgedrukt (…).’ Een student op reis leerde het Frans niet in Parijs, maar in steden ‘waarvan verondersteld werd dat de taal daar in het bijzonder onaangetast’ was (Conway 2011: p. 15; mijn vertaling, N.B.). Reizigers schreven zich in bij universiteiten, niet om te studeren, maar voor de bijbehorende privileges (Frank-van Westrienen 1983: p. 141). Daarnaast raakten ze, ondanks hun mentor, veel geld kwijt aan gokken en te veel drinken (Black 2002). Dit kwam volgens een ‘Amsterdamse Vader’ (geciteerd door Frank-van Westrienen 1983: p. 66) door het volgende: ‘… de meeste gouverneurs, die ik buitenlands gevonden heb, waeren zelfs of groote debauchanten,2 die haare Pupillen tot alle
2
debauchanten: losbandige personen.
9
ligtvaardigheit aanleiding gaven, of groote Pedanten,3 die deselve in een kamer opslooten om een latyns Auteur t’expliceeren’. Maar soms kwam het ook doordat een mentor gewoon geen ‘overwicht op zijn leerlingen’ had (Frank-van Westrienen 1983: p. 64). Andere bezigheden (naast de boven genoemde) pasten meer bij het doel van de reis. Zo gingen sommige studenten naar een kasteel waar een vorst in huisde om zijn of haar bezigheden te aanschouwen, zoals de maaltijd (Frank-van Westrienen 1983: p. 179). Ze merkten af en toe iets op over de staatsinrichting en bestuur in hun reisverslagen (Frank-van Westrienen 1983: p. 174). En ze hadden oog voor de katholieke godsdienst, zij het vooral voor het uiterlijk vertoon in plaats van het instituut zelf (Frank-van Westrienen 1983: p. 189). De grand tour bracht de toerist meestal naar grote steden van Frankrijk en Italië, waaronder vanzelfsprekend Parijs en Rome niet ontbraken. Naast Frankrijk en Italië werden er ook andere landen bezocht als Zwitserland, Duitsland of Engeland. Engelse grand tour-reizigers eindigden hun reis meestal in Nederland (Brodsky-Porges 1981: p. 180). Tabel 1 is een overzicht (samengesteld uit (Frank-van Westrienen 1983, Towner 1985 en Verhoeven 2009) van frequent bezochte plaatsen.
Duitsland Zwitserland Italie
Frankrijk
Engeland Overige landen
Dresden, Frankfurt, Heidelberg/Augsburg, Keulen, Leipzig, Neurenberg Geneve Bologna, Ferrara, Florence, Frascati, Genua, Lerici, Loreto, Milaan, Modena, Montua, Napels, Padua, Pavia, Piacenza, Pisa, Poggio Imperiale, Portofino, Rome, Sienna, Tivoli, Turijn, Venetië Amboise, Arles, Avignon, Blois, Bordeaux, Bourges, Carcassonne, Grenoble, La Flèche, La Rochelle, Loudun, Lyon, Marseille, Montpellier, Moulins, Nantes, Narbonne, Nevers, Nîmes, Orange, Parijs, Pont du Gard, Richelieu, Roanne, Saumur, Thouars, Toulouse, Tours Cambridge, Londen, Oxford Praag, Wenen
T ABEL 1 DOOR GRAND TOUR -REIZIGERS FREQUENT BEZOCHTE PLAATSEN PER LAND.
3
Pendant: Iemand die een overdreven waarde toekent aan boekenwijsheid en zijne geleerdheid of schijngeleerdheid op onredelijke wijze of te onpas tentoonspreidt, die onnoodig gewicht hecht aan nietigheden en, niet altijd oordeelkundig, wil vasthouden aan de in de leerboeken voorgestelde regels, schoolvos (WNT).
10
2 De reis in het Journael 2.1 De reis 2.1.1 Korte beschrijving van de reis De auteur van het Journael vertrok op 1 juni 1666 waarschijnlijk vanuit Utrecht4 samen met twee ooms en een tante met een backwagen naar Bemmel. ‘Den i Junij i666 nieuwe stijl5 heb-/ be ick mijn reijs aengevangen met/ mijn Oom de Ridder van Groenesteijn, / uijt geleijt wordende, door mijn Moij/ De Ridder, ende mijn Oom van Berck-/ keurode, ende nemende de wegh eerst/ met een backwagen6 naer het huijs/ te Bemmel. (…)’ (Journael: p. i, r. 14-21)7 Nadat ze afscheid hadden genomen van ‘Moij De Ridder, ende mijn Oom van Berckkeurode,’ die weer teruggingen naar Utrecht, begon de reis van de heren pas echt. De auteur zou samen met zijn mentor (Oom De Ridder van Groenenstein) van Duitsland via Oostenrijk naar Italië reizen en vervolgens naar Frankrijk (Zie Kaart 1). Dit deden ze volgens een vast ritme: ergens eten, ergens anders slapen, en weer verder reizen. Dit ritme herhaalde zich de hele reis tussen de grote steden, waar ze soms langer dan één nacht verbleven. Een ander vast ritme was het volgen van de mis. Dat deden de katholieke heren iedere zondag of heiligendag in de plaats waar ze zich op dat moment bevonden. De laatste stad die de heren in het Journael bezochten was Parijs. In het reisverslag waren de heren er pas net, toen het abrupt stopte. De auteur had net de tijd genomen om terug te kijken naar de reis waarin er weinig regen, of ziekte was of bandieten en ongevallen waren. Het verhaal eindigt met het vertrek van Oom De Ridder: ‘(…) naer eeni-/ ge dagen a la croix blanche ge-/ rust, eñ een goet huijs om te logeeren/ gesocht hadden ben eijndelingh8 op/ Den november naer dat mijn/ Oom den sesden deser9 vertroc-/ ken was gaen logeeren chez
’ (Journael: p. 256, r. 7859-7865)
4
Afgeleid aan de hand van: ‘Den 4. dito naer dat het afgescheijt ge-/ nomen was, sijn mijn Moij De Ridder,/ ende mijn Oom van Berckenrode,/ van Bemmel wederom naer Vijtrecht/ vertrocken (…)’ (Journael: p. 3, r. 77-81) 5 nieuwe stijl: Gregoriaanse tijdrekening, zoals we die heden ten dage kennen. 6 backwagen (bakwagen): Een soort rijtuig. 7 Bij verwijzingen naar delen in het Journael wordt de oorspronkelijke paginanummering aangegeven en het regelnummer uit het transcriptie deel van dit werk. 8 eijndelingh: Ten slotte, uiteindelijk. 9 sesden deser: Zes november.
11
KAART 1 DE GEHELE ROUTE UIT HET JOURNAEL. In het reisverslag waren er meerdere dingen opvallend: zo konden de heren regelmatig een stad niet in door de pest; omschreef de auteur terugkomende bezienswaardigheden; namen ze deel aan verschillende activiteiten; en was er veel aandacht voor de intrede10 van de nieuwe keizerin.
10
intrede: Intocht; Ambtsaanvaarding als Keizerin.
12
2.1.2 De pest In 1666 heerste in verschillende steden in Europa de pest, of was men bang dat de pest er uit zou breken. Steden waar de pest heerste kon je dan ook het beste mijden. Zo meden de reizende heren Nijmegen, Keulen en Andernach. Daarnaast zagen ze bij Bonn dat er maatregelen getroffen waren : ‘(…) bij de voorschreve/ stadt sagen wij van verre, veel hut-/ ten, eñ baracken opgerecht voor de/ pestige menschen, het welck mise-/ rabelijck om sien was (…)’ (Journael: p. 8.i.0, r. 219-223) Om te voorkomen dat de pest zich verspreidde werd de toegang bij sommige steden geweigerd. Wat de heren ook aanvankelijk is overkomen bij Modena: ‘(…) tegens den avont gecomen voor/ de poort van Modena voors, alwaer ons/ niet wilden in laeten, om dat Tramon-/ tani waeren, dat is uitlanders, die over/ het geberghte woonen te weten de bergen/ Alpes, als Franschen, hoogh Duijtschen/ eñ Neerlanders seggende alle dierge-/ lijcke natien vermits de pest gebannen/ waeren (…)’ (Journael: p. i2i, r. 3573-3581) Het gelukte de heren de volgende dag wel om naar binnen te komen nadat ze hun bewijs van gezondheid hadden getoond. Dit was een briefje, of paspoort, waarop een verklaring stond dat de eigenaar gezond was. Bij het tonen van dit bewijs kreeg je bij sommige steden toch toegang.
2.1.3 Terugkerende beschrijvingen Tijdens de reis had de auteur oog voor verschillende zaken. Zo beschreef hij de klederdracht van inwoners en typeerde hij die dan naar een bepaald soort mode. Daarnaast beschreef de auteur steden, meestal met een kort en bondig ‘schoon’, maar noemde af en toe ook de verdedigingswerken, straten, gebouwen, tuinen, pleinen, markten of fonteinen. Een voorbeeld is het begin van de beschrijving van Frankfurt am Main: ‘(…) Francfoort/ is een groote schoone stadt heeft veel/ schoone pleijnen, ofte marckten, en/ fraije fonteijnen, de Domkerck is/ oock schoon (…)’ (Journael: p. i8, r. 540-544) Soms besteedde de auteur meer regels of zelfs meerdere pagina’s aan alle dingen die ze bezichtigd hadden in een stad. De gebouwen die de auteur vooral omschreef waren kerken, kloosters en paleizen. In de meeste gevallen bleef het bij een bondige mededeling dat het mooi was of bezienswaardig. Als er een crypte of schatkamer bezocht werd, werden ook de schatten omschreven. Naast de aandacht voor het bovenstaande, toonde de auteur een bijzondere interesse voor watersystemen. Bij meerdere steden heeft hij uitgelegd hoe de steden zichzelf van water konden 13
voorzien of hoe sommige instrumenten door water werden aangedreven, soms vergeleken met de situatie in Utrecht. Soms deed hij dat bondig zoals bij een instrument van een smid in Frankrijk: ‘(…) wij sagen/ aldaer dat een smits blaesbalck door/ een water rat wiert geblasen, aen welck/ rat een hout was dat den blaesbalck/ op eñ neer dede gaen, niet tegenstaen-/ de het water rat buijtens, eñ de/ blaesbalck binnens huijs was (…)’ (Journael: p. 235, r. 7206-7217) Maar soms was dat heel uitgebreid zoals bij de bewateringssystemen in Augsburg: ‘(…) Den/ wasser, ofte water tooren is mede/ verwonderinghe weerdigh,11 dese/ geeft aen alle de fonteijnen van de/ stadt, die veel sijn, eñ mede aen alle/ huijsen, die veertien guldens iaers/12 daer voor willen contribueren,13 het/ water: komt door een beeckien inde/ stadt, daer wort het opgepomt/ met pompen, als in Hollandt, doch/ die pompen worden door het water/ vallende op een rat, ofte water mo-/ len gepompt: die monden van de lode/ pijpen sijn boven toe,14 eñ bij de monden/ comt een kopere pijp, inde lodepijp/ pen ingelaten waer door het water/ dat boven uijt de lode pijp, geen/ uijtgangh en heeft (gelijck ter con-/ trarie in Hollant door de becken/ vande pompen gelost wort) door/ de kopere pijppen getrocken wordt,/ eenige voeten om hoogh15 in een back,// Alwaer diergelijcke instrumenten/ wederom opereren16 wordende gemo-/ veert,17 eñ het water gepompt door/ het selve rat, ofte water molen, dat/ beneden omgedraeijt wort door het/ beeckie, van de een back wort telkens/ wederom hooger gebracht op de selve/ manire, tot dat eijndelijck int’ hoogste/ van de water tooren comt, van waer/ het dan nedergelaeten, eñ verspreijt/ wort in alle fonteijnen, eñ huijssen, die/ het begeeren.(…)’ (Journael: pp. 28-29, r. 833-867)
2.1.4 Culturele activiteiten De auteur en zijn oom hebben in de bezochte steden ook culturele activiteiten ondernomen. In Wenen hebben ze drie bijzondere activiteiten bijgewoond. Het eerste is een ‘Jtaliaensche musicale comedie’ in La Favorita, een lusthof van de keizerlijke familie. Van dit stuk, Nettuno e Flora festeggianti van Marc' Antonio Cesti, heeft de auteur de uiterlijkheden beschreven en schreef dat erna nog gedanst werd door edellieden. Het tweede dat de heren hebben bijgewoond was de mis, waarbij ook het keizerlijk hof aanwezig was. En de derde activiteit was het bijwonen van een
11
weerdigh (waardig): Waard. veertien guldens iaers: Veertien gulden per jaar. 13 contribueren: Betalen, bijdragen. 14 sijn boven toe: Zijn van boven dicht. 15 om hoogh: In de hoogte. 16 opereren: In werking zijn. 17 gemoveert: Bewogen, in gang gezet. 12
14
hertenjacht. Die jacht werd gehouden door de keizer, maar werd onderbroken door een ongeval dat werd beschreven door de auteur: ‘(…) maer in dese iacht geschie-/ de een wonderbaerlijck ongeval,/ want de Keijser treffende een hart/ op sijn hoorens, is de kogel afgeschampt/ eñ heeft een arm ionghman mede in/ een schuijttie18 sijnde in sijn rugge ge-/ wont19 waer door seer bloede, eñ/ alle de toesienders sich retireerden/ den Keijser dit siende vraeghe naer/ de reden van soo subite20 commotie/ eñ het accident verstaende quitteer-/ den21 sijn roer, eñ wilde niet meer schie-/ ten ordonnerende22 aen sijn lijf Chirur-/ gijn den gequetste23 te gaen verbinden, eñ/ voorder hem doende tellen24 hondert/ ducaten met een iaerlijckx pensioen// Jndien het leven behielde25 (…)’ (Journael: pp. 58-59, r. 1734-1752) In Milaan bezochten ze in de Dom een feest met bij behorende muziekuitvoering en bij een andere muziekuitvoering in Milaan tijdens de mis in ‘Sinte Radegonde’, kregen de heren de gelegenheid om een soliste te spreken na de uitvoering: ‘(…) wij hoorden aldaer een seer/ schoon musieck in twe chooren verdeelt/ op de twe schoone orgelen naer de ves-/ pers26 songh een persoon alleen welcke/ sangh soo admirabel27 was dat alle de/ toehoorders dede admireren (…)’ (Journael: p. i50 , r. 4466-4471) ‘(…) [na de uitvoering] hebben wij/ versocht de selve te spreken de welcke niet/ alleen schoon van stemme, maer oock van/ gesteltenisse,28 eñ aensicht bevonden, eñ conde/ de tonge niet minder clappen, als singen’ (Journael: p. i45 , r. 4314-4318)
2.1.5 De nieuwe keizerin De meest omvangrijke beschrijving was die van de intrede van de nieuwe keizerin, Margaretha Theresia (1651-1673), dochter van de net overleden Spaanse koning Filips IV (1605-1665). Zij trouwde in 1666 met keizer Leopold I (1640-1705). Voordat het huwelijk voltrokken was, heeft zij nog de reis naar Wenen moeten maken vanuit Spanje. Tijdens deze reis deed zij ook haar intrede in Milaan. Het oorspronkelijke plan van de auteur en zijn oom was om naar het huwelijk te gaan. Toen 18
schuijttie: Schuitje. gewont: Verwond. 20 subite: Plotselinge. 21 quitteerden (quiteeren): Verliet. 22 ordonnerende: Beval. 23 gequetste: Gewonde. 24 tellen: Neertellen, geven, betalen. 25 Jndien het leven behielde: Indien hij in leven bleef. 26 vesper: ‘Het voorlaatste der zes canonieke daggetijden, tusschen none en completen, oorspronkelijk 's avonds gehouden, later echter om twee of drie uur in den namiddag’ (WNT) 27 admirabel: Bewonderingswaardig. 28 gesteltenisse: Voorkomen. 19
15
ze echter in Wenen waren bleek de Spaanse Margeretha Theresia zich nog in een Spaanse haven te bevinden: ‘(…). Tot Weenen geen appa-/ rentie siende tot de comste vande/ Keijserinne, om wiens ceremonien/ van trouwen te sien, wij naer Weenen/ gekomen waren, eñ verstaende Tot/ Denia een spaensche have aen de/ koortse sieck lach, resolveerde/ over Venetien naer Milaen in Jtalien/ te vertrecken om de inhalinge van/ hare maiesteijt aldaer te sien, die/ wij wisten met arque triumphales, / eñ anders heerlijck soude vereert/ worden (…)’ (Journael: p. 60, r. 1786-1798) De oplossing was dus om via Venetië naar Milaan te reizen, zodat ze in Milaan de verwelkoming van de keizerin zouden kunnen bekijken. Bij de omschrijving van Milaan beschreef de auteur de werkzaamheden die voor de intrede van de toekomstige keizerin uitgevoerd werden. Zo schreef de auteur bijvoorbeeld dat de houten huizen en barakken gesloopt werden en dat er een triomfboog geplaatst was: ‘(…) op de plaetse van den Dom/ wierden alle houte huijskens, eñ baracken/ wegh genomen tegen de comste van de Keij-/ serinne om door een arque triumphale/ op de plaetse comende soo veel te schoon-/ der gesicht op den Dom, eñ de arque trium-/ phale die daer recht voor den ingangh ston/ te hebben (…)’ (Journael: p. i5i , r. 4492-4499) De auteur schreef tevens een hele uiteenzetting over de reis die de toekomstige keizerin maakte vanuit Spanje naar Milaan, alsof hij er zelf bij was. Toen de intocht van de toekomstige keizerin eindelijk plaatsvond, schreef de auteur uitvoerig over de hele stoet van personen, paarden en koetsen. Hij besteedde net zoveel aandacht aan de belangrijke personen die de Spaanse Margaretha Theresia begeleidden, als aan de dochter zelf. Zo arriveerde de begeleider van Margaretha Theresia eerder, maar beschreef de auteur beide intochten net zo uitgebreid. Echter omdat de stoet van de toekomstige keizerin zo lang was, was de auteur er langer mee bezig om alles uitvoerig te omschrijven, inclusief haar koets en kleding. Tijdens de aanwezigheid van Margaretha Theresia in Milaan hebben de auteur en zijn oom verschillende pogingen gedaan om haar te zien. De eerste poging mislukte toen de heren bij de intrede in de drukte vast kwamen te zitten. De volgende dag mislukte het weer toen Margaretha Theresia een bezoek aflegde en de heren er met een koets naar toe wilden en ook hier weer vast kwamen te zitten. Desalniettemin kon de auteur wel een breedvoerige uiteenzetting geven over de bezoeken die de toekomstige keizerin heeft afgelegd en bezochten de heren het paleis nog een keer om al haar eigendommen te beschrijven. Tijdens een toneelstuk in het paleis lukte het de heren wel om Margaretha Theresia in volle glorie te aanschouwen en daarnaast hebben ze haar ook kunnen zien terwijl ze een van haar diners bijwoonde. Na meer dan een maand was dan eindelijk het moment aangebroken waar de heren voor 16
op reis waren: de intrede van de keizerin. Hiervoor hadden ze een kamer gehuurd aan de weg waar de keizerin langs zou komen. Hierdoor kon de auteur wederom de stoet uitvoerig bespreken en omschrijven. Als kers op de taart hebben de heren een aantal dagen later twee vuurwerkspektakels kunnen aanschouwen die georganiseerd waren voor de toekomstige keizerin door Baltasar Mercader y Carroz, de gouverneur van Milaan.
2.2 Het Journael vergeleken met grand tours. 2.2.1 Overeenkomsten en verschillen Of de reis in het Journael een typische grand tour is kan aan de hand van de in Hoofdstuk 1 genoemde eigenschappen afgewogen worden. Als je dat doet blijken er overeenkomsten maar ook verschillen te zijn in activiteiten. Twee belangrijke eigenschappen lijken aanwezig, namelijk de hoge afkomst en de vorm van het gezelschap: de heren komen uit dezelfde adelijke familie en zijn een mentor (oom) en jongeman (auteur). Het doel van de reis lijkt echter iets anders te zijn dan educatie. Er wordt geen woord gerept over het leren van een taal, Italiaans dan wel het gebruikelijke Frans. De auteur heeft het soms wel over het Italiaans van Oom de Ridder. Daarnaast wordt er niets gezegd over het doel om de sociale vaardigheden te verbeteren. Daarentegen wordt het huwelijk van de Keizer en zijn toekomstige keizerin wel als reden gegeven om naar Wenen te gaan. Zij het niet dat de heren dit niet hebben kunnen aanschouwen en ze hun doel veranderd hebben: het aanschouwen van het ontvangst van de toekomstige keizerin in Milaan. Nu had de auteur het niet over verbeteren van de sociale vaardigheden, maar er werden wel activiteiten ondernomen die positieve invloed konden hebben op de sociale vaardigheden. Zo gingen de heren naar toneelstukken, wel of niet in het bijzijn van de toekomstige keizerin; gingen ze naar feestjes en of balletten met edellieden en spraken ze met een soliste van een vooraanstaand koor in Milaan. Daarnaast bezochten ze kastelen en aanschouwden ze de bezigheden van hertogen en zelfs een diner van Margaretha Theresia. Dit zijn allemaal activiteiten die kenmerkend zijn voor een grand tour. Twee educatieve punten zijn nog niet besproken, namelijk het oog voor katholieke godsdienst en de staatsinrichting. De heren bezochten iedere zondag en heiligendag een mis en bezochten kerken en de bijbehorende schatkamers. Onderdeel van educatie was dit echter niet echt, de heren waren katholiek en woonden de diensten bij voor geloofsbelijdenis.Een oordeel, behalve dat ze ‘schoon’ zijn, velt de auteur ook niet. Het komt slechts één keer voor, tijdens de Griekse mis, dat hij de kostelijkheden bespreekt. Hij vergelijkt ze dan met hoe heidense gelovigen afgebeeld worden. Over 17
de staatsinrichting of het bestuur zegt de auteur niets, behalve dan waar personen of besturen te vinden zijn in een stad. Beide kenmerken, bespreken van godsdienst en staatsinrichting, zijn dus verschillend van die van een standaard grand tour, in de zin dat er geen oordeel of informatie over verschaft wordt. Er kunnen nog drie evidente kenmerken van een grand tour vergeleken worden met die van de reis: de reisduur, het studeren aan een universiteit en de bezochte steden. De eerste twee zijn relatief lastig te beoordelen doordat het reisverslag in Parijs abrubt stopt. De bezochte steden zullen hieronder in 2.2.2 besproken worden. De gereisde tijd in het verslag bestrijkt 5 maanden, maar het verblijf in Parijs kan een week geweest zijn, maar ook een half jaar. 5 maanden zou onder de noemer ‘enkele maanden’ kunnen vallen, maar ik kies er toch voor deze eigenschap buiten beschouwing te laten, aangezien de duur niet vastgesteld kan worden. Hetzelfde geldt voor het studeren aan de universiteit. In het verlengde van het verslag en de gemaakte reis, zou het best kunnen dat de auteur zich na 6 november alleen heeft beziggehouden met het bekijken van toneelstuken, bezichtigingen en uitjes. Maar het kan ook zo zijn dat hij zich juist in Parijs aan de universiteit inschreef. Omdat dit niet met zekerheid te zeggen is, houd ik het studeren aan een universiteit, één van de belangrijkste kenmerken, buiten beschouwing.
2.2.2 De bezochte steden De steden die door grand tour-reizigers bezocht werden waren vooral groote steden in Frankrijk en Italië. In het Journael, zijn er ook steden aangedaan in Duitsland, Oostenrijk en zelfs Slowakijke (Bratislava). Voor het gemak staat hieronder Tabel 1 herhaald (als Tabel 2) met daarin de overeenkomende bezochte steden dik gedrukt.
Duitsland Zwitserland Italie
Frankrijk
Engeland Overige landen
Dresden, Frankfurt, Heidelberg/Augsburg, Keulen, Leipzig, Neurenberg Geneve Bologna, Ferrara, Florence, Frascati, Genua, Lerici, Loreto, Milaan, Modena, Montua, Napels, Padua, Pavia, Piacenza, Pisa, Poggio Imperiale, Portofino, Rome, Sienna, Tivoli, Turijn, Venetië Amboise, Arles, Avignon, Blois, Bordeaux, Bourges, Carcassonne, Grenoble, La Flèche, La Rochelle, Loudun, Lyon, Marseille, Montpellier, Moulins, Nantes, Narbonne, Nevers, Nîmes, Orange, Parijs, Pont du Gard, Richelieu, Roanne, Saumur, Thouars, Toulouse, Tours Cambridge, Londen, Oxford Praag, Wenen
T ABEL 2 DOOR GRAND TOUR -REIZIGERS FREQUENT BEZOCHTE PLAATSEN PER LAND. MET DE IN HET JOURNAEL BEZOCHTE STEDEN DIK GEDRUKT . 18
Wat opvalt is dat in Duitsland de meeste frequent bezochte steden bezocht zijn.Dresden en Leipzig zijn niet bezocht, maar dat is te verklaren door het feit dat beide steden uit koers liggen voor de snelste weg naar Oostenrijk. In Italië lijken vrij weinig frequent bezochte steden aangedaan door de heren. Maar de bezoeken die ze niet hebben afgelegd kunnen op verschillende manieren verklaard worden. Ten eerste hadden de heren als doel op tijd in Milaan te zijn voor de aankomst van de Spaanse Margaretha Theresia. Een omreis langs westelijke kust (Genua, Lerici, Pisa en Portofino)of oostelijke(Loretoen Padua) en zuidelijke steden (Florence, Frascati, Napels, Poggio Imperiale, Rome, Sienna en Tivoli) zou dan niet slim geweest zijn. Daarnaast was het in Italië warm en heeft de auteur de warmte als rede opggegeven dat ze niet naar Romen zijn gereist. Andere zuidelijke steden zouden daarmee ook uitgesloten zijn. ‘(…)nochtans de gansche somer/ extreem heet is geweest/ / Soo dat in Jtalien selfs sooda-/ nigen hette niet gewoon waren/ waer door oock tot Romen/ veel menschen aen heete koort-/ sen stierven, het welcke dan/ oock oorsaecke is geweest d[xx] / wij niet en conden resolveren/ naer Romen te reijsen, welc-/ ke reijs daer en boven int’ somer/ saisoen altoos periculeus is’ (Journael: pp. 255-256, r.7841-7854) Twee steden die wel op de route lagen waren Montua en Pavia. Maar aangezien het vervoer met een trekschuit was, lag Montua waarschijnlijk te ver het land in vanaf de Po. De reden dat er niet via Pavia, maar via Lodi is gereist is niet aan te geven. De steden die bezocht zijn in Frankrijk wijzen er ook op dat het vooral om de snelste route naar Parijs ging. De grote steden aan het westen van Parijs zijn geen van allen bezocht (Amboise, Blois, La Flèche, La Rochelle, Loudun, Nantes, Richelieu, Saumur, Thouars en Tours). Hetzelfde geldt voor steden die zuidelijker dan Turijn liggen (Arles, Avignon, Bordeaux, Carcassonne, Marseille, Montpellier, Narbonne, Nîmes, Orange, Pont du Gard en Toulouse). Steden die wel op de route hadden kunnen liggen waren Bourges en Moulins. Moulins lag aan een parallel lopende rivier van de Loire waar de heren op voeren. Een reis naar Moulins zou een omweggeweest zijn. Bourges lag echter te ver land inwaards bij de Loire vandaan om te bezoeken. De steden die de auteur niet bezocht heeft in het westen en zuiden, zouden na Parijs bezocht kunnen zijn. Wellicht is hij nog naar het westen gereist, of terug naar het zuiden. Het bijzondere aan de reis is dat de heren via Oostenrijk (Wenen) naar Bratislava zijn geweest. Een grote stad die niet frequent werd bezocht door grand tour-reizigers. Misschien hadden ze wat tijd te doden tot de geplande bruilofd in Wenen, of wellicht was Bratislava een vantevoren vastgestelde stad om te bezoeken. Wat ze er toe bracht is niet duidelijk, dat is slechts giswerk.
19
2.2.3 Conclusie over het Journael vergeleken met andere grand tours Op het eerste gezicht lijkt het Journael een grand tour, maar bij nadere beschouwing blijken er meer verschillen dan overeenkomsten te zijn, zij het niet dat die verklaard konden worden. Het doel van de reis lijkt geen educatie te zijn en er wordt niets over gezegd, maar daarentegen blijken de activiteiten van de heren wel overeen te komen met de activiteiten die andere grand tour-reizigers onder namen. Ze bezochten toneelstukken en kwamen in de buurt van vooraanstaande personen. Dat de auteur het niet over het leren van een taal heeft of het inschrijven aan een universiteit is opmerkelijk. Het laatste had ook nog in Parijs kunnen gebeuren, en wil ik buiten beschouwing laten. Maar het aanleren van een taal is volgens Frank-van Westrienen (1983: p. 154) en Conway (2011:p. 15) toch zeker een belangrijk aspect van de grand tour, dat volgens mij in deze reis mist. De grote steden die de heren aan hebben gedaan lijken ook niet erg overeen te komen met de frequent bezochte steden die grand tour-reizigers aandeden. Het lijkt vooral dat de heren de tijd hebben genomen in Duitsland en daarna de kortste route naar Wenen namen en vervolgens via Venetië de kortste route naar Milaan, om vervolgens, na het ontvangst van de Spaanse Margaretha Theresia, direct door te reizen naar Parijs. In activiteiten en sommige bezochte steden lijkt de reis in het Journael dus op een grand tour-reis. Maar in doel en de steden die overgeslagen zijn (Rome en zuidelijke steden in Italië uitgesloten, door de hitte) lijkt het meer op een gewone rond reis dan op een echte grand tour.
20
3 De auteur 3.1 Achterhalen van de oorsprong en de auteur Nu de reis in het Journael vergeleken is met de traditie van zijn tijd. Is het ook interessant te achterhalen wie de auteur eigenlijk is. Hoe oud was hij? Uit wat voor klasse kwam hij? En waar kwam hij vandaan? Er zijn verschillende wegen die naar antwoorden kunnen leiden. Het simpelste zou natuurlijk zijn als die informatie door de auteur zelf in het Journael is opgenomen. Een andere mogelijkheid is om de provenance te onderzoeken, wellicht leidt dat ook naar de oorsprong. Een derde mogelijkheid is kijken naar het taalgebruik.Daarmee is de omgeving waar hij vandaan kwam aan te wijzen door middel van het dialect dat hij gebruikt. De wegen om de identiteit van de schrijver te achterhalen staan niet los van elkaar. Het ene onderzoek zou het andere kunnen ondersteunen of juist omver kunnen halen. Als de beginplaats in het Journael, de provenance en het dialect allemaal wijzen op een oorsprong in Zeeland, dan is het aannemelijk dat de auteur daar vandaan komt. Maar als Journael en provenance naar Zeeland wijzen en de auteur in Hollandsdialect schrijft, zou het op iets anders kunnen wijzen. De schrijver komt bijvoorbeeld niet uit Zeeland, of de schrijver gebruikt Hollands als schrijftaal.
3.2 Provenance Met het zoeken naar de herkomst van het handschrift, het fysieke object, is niet veel van de oorsprong te achterhalen. Het Journael is op op dit moment door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in bruikleen gegevenen aan de Leidse Universiteitsbibliotheek. De Maatschappij heeft het in 1987 gekocht van Antiquariaat J. Devroe uit Leuven (Jaarboek 1989: p. 300). Voorin het handschrift zit een ex-libris geplakt met de tekst ‘leonis lahaye’ (zie Afbeelding 1). Dit wijst erop dat Léon Lahaye (1857-1943), een belgische bibliofiel en archivaris, het boek in bezit heeft gehad. Hij heeft een boekwerk gemaakt over genealogiën van adelijke families (Louis Moorthamers 1986) en in het verlengde daarvan is het niet vreemd te denken dat hij handschriften bezat van adelijke families. 42 jaar na zijn dood is zijn bibliotheek geveild in la Galerie Falmagne in Brussel, georganiseerd door Librairie Louis Moorthamers (Louis Moorthamers 1986; Bibliopolis [1998-2002]). Aangezien het Journael vermeld staat in het veilingboek (Louis Moorthamers 1986: p. 262) is het niet vreemd te denken dat het via de veiling in Leuven terecht is gekomen (maar een andere weg is niet uitgesloten). Wat er in die 42 jaar met het Journael is gebeurd is niet bekend.
21
Afbeelding 1 Ex-libris in het Journael. ‘ex-libris Leonis Lahaye’.
Hoe Léon Lahaye aan het handschrift is gekomen weet ik niet. Daardoor weet ik ook niet of het handschrift uit België komt, of hoe het handschrift in België verzeild is geraakt. Daarnaast blijft het in het ongewisse wie het heeft geschreven. Aan de hand van de provenance lijkt het erop dat het Journael uit België zou kunnen komen. Aanwijzingen in het handschrift zelf wijzen echter op een andere herkomst en kunnen misschien licht werpen op wie het Journael heeft geschreven.
3.3 Aanwijzingen in het Journael 3.2.1 Beginplaats Helaas noemt de auteur zijn eigennaam (en leeftijd of woonplaats) niet in het Journael. De informatie moet dus indirect achterhaald worden. De beginplaats, genoemde familieleden, of bijvoorbeeld activiteiten kunnen een tipje van de sluier lichten. Zoals in hoofdstuk 2 vermeld lijkt de reis te beginnen in Utrecht waar de schrijver samen met twee ooms en een tante naar Bemmel vertrekt. Dit staat niet letterlijk in de tekst vermeld, maar is achterhaald aan de hand van het volgende: ‘Den 4. dito naer dat het afgescheijt ge-/ nomen was, sijn mijn Moij De Ridder,/ ende mijn Oom van Berckenrode,/ van Bemmel wederom naer Vijtrecht/ vertrocken (…)’ Daarnaast refereert de auteur een paar keer naar het Sticht van Utrecht, waardoor het lijkt dat hij hier vertrouwd is met de omgeving: ‘een schoon Cas-/ teel, ofte lusthuijs van den Keurvorst/ van Trier, gebouwt op de manire/ vant’ huijs te Heemstede int’ sticht/ van Vijtrecht.’ ‘(…)daer sijn twe a/ drie kelders, elck heeft twee a drie/ water raeden, die ider tot in de vijfde/ verdiepinge opereren wanneer door/ tegen het water te sterck loopt, ofte/ door 22
drooghte het selve willen mena-/ seren, ofte oock wel aent’ eene radt/ geven, het ontnemende aen het ander,/ dan maecken voor de gooten een schutsel / als een heul, gelijck men int’ sticht/ van Vtrecht gebruijckt(…)’ ‘(…)sijnde de dijcken, en/ landen, gelijck int’ sticht van Vtrecht/ van den anderen gescheijden,(…)’ Hoewel de provenance België als aanwijzing gaf, lijken aanwijzingen in het Journael dus te wijzen op regio Utrecht.
3.2.2 Activiteiten De activiteiten zouden een indicatie kunnen geven van de leeftijd van de auteur. Zoals in hoofdstuk 2 is gebleken zijn de activiteiten een aanwijzing dat de schrijver een grand tour maakte met zijn oom. Als dit het geval was, kwam hij net van de universiteit en zal hij tussen de 17 en 23 jaar oud geweest kunnen zijn.29 Maar het zou ook zo kunnen zijn dat de auteur ouder was dan 23 en helemaal geen educatieve reis maakte met zijn oom, maar slechts een rondreis door Europa.
3.2.3 Genoemde familieleden In het Journael worden verschillende familileden genoemd. Zo zijn er de oom waarmee de schrijver de gehele reis maakt en een oom en tante die vanuit Utrecht een stukje meereizen. Daarnaast worden er nog een neef De Jonge en een overleden neef Stephan De Ridder van Groenenstein genoemd. Sommige personen heb ik kunnen achterhalen anderen niet. Van de neef De Jonge die kanunik is in Xanten heb ik geen aanknopingspunten voor het onderzoek. Voor de andere personen is er wel een aanknopingspunt namelijk hun achternaam: De Ridder (van Groenensteijn). De familie die deze naam draagt is van de vijftiende tot begin achtiende eeuw eigenaar van het landgoed Groenestein in Langbroek, een ridderhofstad die ook in het Journael genoemd wordt. Het eigendom begint bij Willem de Ridder van Groenenstein die waarschijnlijk de stichter was, maar zonder nakomelingen stierf (Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995]: p. 205). Na zijn overlijden krijgt zijn oudere broer Jan (IX) de Ridder van Groenenstein het landgoed in handen, en na zijn overlijden krijgt zijn oudste zoon het landgoed en na diens overlijden komt het in handen van de volgende, en op die wijze blijft het landgoed binnen de familie van eigenaar veranderen. In 1666 was Ägidius (Gilles) III de Ridder van Groenestein (1594-1667) (Friederichs 1970: tafel 11) eigenaar van het landgoed. Hij woonde er echter niet meteen vanaf het moment dat hij het in 1626
29
In Towner (1985, p. 311) wordt gezegd dat de gemiddelde leeftijd van een Engelse grand tour-reiziger tussen de 14 en 23 jaar was en Chilvers (2009) zegt dat de leeftijd van de grandtour-reiziger tussen de 17 en 22 was.
23
in bezit kreeg, maar pas na de Dertigjarige oorlog, waar hij in mee vocht. Hij overleed op Groenenstein. (Friederichs 1970: p. 64) Omdat de familie katholiek was en er ‘voor hen in de Republiek geen politieke en ambtelijke functies meer [waren] weggelegd’ (Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995]: p. 206), zochten zij hun heil ergens anders bijvoorbeeld in het Keizerlijk leger, zoals Ägidius (Gilles) III en zijn jongere broers. Eén van die broers is de in het Journael genoemde Stephan de Ridder van Groenestein (16101657). Hij was kapitein van de lijfwacht van onder andere de keurvost van Mainz (zoals uit het Journaal, ‘Anna Ursula von…’ [z.j.] en Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995] p. 306 blijkt). Hoewel Stephan in 1666 al overleden is, worden ze uitgenodigd om te logeren in ‘Casteel Hamersteijn’ (bij Koblenz) bij een oom van Stephans tweede vrouw Anna Catharina von Schönborn (?-?) een nicht van de toenmalige keurvorst van Mainz. Naast neef Stephan is ook wellicht de ‘Oom van Berckenrode’ achterhaald. In 1666 was er slechts één man Van Berkenrode die oud genoeg om een oom te zijn van de auteur en dat was Dirk IV, Dirk Ferdinand van Grijpestein en Berkenrode (1624-1705). Hij was een kleinzoon van (Dirk II) de oom van Stephan. Het is niet aannemelijk dat tante De Ridder zijn vrouw was, omdat zij dan eerder tante Van Berkenrode genoemd zou zijn, of bij haar meisjesnaam, niet bij de oorspronkelijke naam van de schoonfamilie. Ze zou een zus kunnen zijn van deze man (maar zussen had hij niet), of ze was de vrouw of zus van de oom die de hele reis maakt samen met de schrijver. Het probleem bij het achterhalen van de metgezel van de auteur, is dat hij Oom De Ridder van Groenenstein wordt genoemd. Meestal werd de oudste man van een gezin in deze familie werd zo genoemd, maar het was niet zeldzaam dat ook andere mannelijke familieleden de naam droegen.30 Het enige aanknopingspunt zou dan de leeftijd zijn, want de oom is ouder dan de auteur en zou dus in 1666 ouder dan 23 moeten zijn. De mannen die hier voor in aanmerking komen zijn: Diederik V Johann Albert de Ridder van Groenestein (1641-1704), Ägidius (Gilles) III de Ridder van Groenestein (1594-1667). De eerste is een neef van ‘Oom van Berckenrode’, hij was 25 jaar oud. Dit zou voor een tutor bij een grand tour een erg jonge leeftijd zijn. Ägidius III zou in 1666 al 72 jaar oud zijn geweest, wellicht is dat juist een te oude leeftijd om bergen met de voet te beklimmen. Voor beide heren lijkt het mij onwaarschijnlijk dat ze de metgezel waren van de auteur. Niet alle genoemde familieleden zijn dus te achterhalen, maar de achternaam geeft een sterke voorkeur voor regio Utrecht, omdat leden ervan in Langbroek/Groenenstein of Utrecht woonden, als ze niet hun heil hadden gezocht in Duitsland.
30
Dit kwam doordat de oudste van de familie na een overlijden het eigendom en dus de naam aan naam. Zo kwam het voor dat de op een na oudste zoon de naam ook kon dragen zoals Cornelis III. Antoniszoon de Ridder van Groenestein en Rijnstein (Friederichs 1970: p. 67).
24
3.4 Inleiding van Dialectonderzoek Beide aspecten, provenance en aanwijzingen in het Journael spreken elkaar dus tegen. Het een wijst wellicht op een herkomst uit België terwijl het ander wijst op regio Utrecht. Het is nu de vraag of het dialectonderzoek ook wijst op één van de twee gebieden, of juist weer een totale andere regio als oorsprong aangeeft. Er zijn verschillende taalkundige kenmerken die regionaal kunnen verschillen zoals syntax, morfologie en fonologie. Voor dit onderzoek heb ik me vooral gericht op de morfologie en de fonologie omdat daar genoeg vakliteratuur over de zeventiende eeuw te vinden was. Daarnaast zou een onderzoek naar alle drie de aspecten te uitgebreid worden en morfologie en fonologie heeft mijn een persoonlijke voorkeur. Aangezien het dialectonderzoek een uitgebreider en praktischer onderzoek is, is daar het volgende deel aangewijd.
25
4. Onderzoek naar taalkenmerken in het Journael 4.1 Inleiding 4.1.1 Methode van onderzoek Om te achterhalen uit welke regio de auteur komt, heb ik de volgende methode toegepast. De veronderstelling is dat eventuele opvallende kenmerken in het taalgebruik te verklaren zouden zijn aan de hand van de regionale afkomst van de auteur. Daarom heb ik opvallende fonologische en morfologische kenmerken uit de tekst genoteerd. Die kenmerken heb ik daarna geprobeerd te verklaren aan de hand van de vakliteratuur over de historische grammatica van het Nederlands (o.a. Van Loey/Schönfeld 1964) en over Nederlandse dialecten (o.a. Weijnen 1966) (hoofdstuk 6). Soms kunnen kenmerken samen verklaard worden, andere zullen apart besproken worden. In ieder geval leidt elk kenmerk tot een regioaanduiding, of wordt er een andere oorzaak gegeven voor het kenmerk, zoals een orthografische keuze. Tot slot heb ik alle verklaringen gecombineerd om een definitieve regio vast te kunnen stellen, of een indicatie te geven welke regio’s in aanmerking komen (paragraaf 6.4). Daarna is het mogelijk om de uitkomst te combineren met de provenance en de aanwijzingen in het Journael om vervolgens tot een conclusie te komen over waar de tekst en de auteur vandaan komen (hoofdstuk 7).
4.1.2 Informatie vooraf Het is goed om vooraf te realiseren dat we hier te maken hebben met schrijftaal, waar we regionale en dus spreektalige kenmerken in zoeken. ‘De grammaticus Van Heule constateerde al in 1625 dat er in veel geschriften een uniformiteit werd gevonden, die afwezig was in het spreken en in lokale geschriften’ (Van der Wal & Van Bree 2008: p. 226). Die uniformiteit wijst erop dat er begin zeventiende eeuw al sprake was van bovenregionale schrijfpraktijken, hoewel in lokale geschriften nog afwijkende kenmerken te vinden waren. Daarnaast geeft het de veronderstelling weer die er voor de eenentwintigste eeuw was: een tendens van standaardisatie van de geschreven taal die in de zestiende en zeventiende eeuw begon (Van der Wal 2006: p. 6). Dit beeld klopt, maar slechts gedeeltelijk. Onderzoek naar standaardisatie werd vooral gedaan in ‘literaire taal en geschriften uit de hogere lagen in de samenleving’. Voor die lagen is het onderzoek representatief, maar ‘voor de taal van middenklassen en lagere klassen in de samenleving’ is het dat niet. Sinds de eenentwintigste eeuw richtten linguïsten zich meer op een language history from below (Van der Wal 2006: p. 7). Uit onderzoeken naar die language history from below blijkt dat er ook spreektalige en regionale kenmerken te vinden zijn in zeventiende- en achttiende-eeuwse egodocumenten. Rutten en Van der
26
Wal (2011) hebben bijvoorbeeld een onderzoek gedaan naar spreektaligheid in brieven uit de zeventiende eeuw. Daaruit bleek dat men neigt naar bovenregionale schrijfpraktijken, maar dat er toch nog een, weliswaar laag, percentage regionale kenmerken in de brieven voorkwam. Voor het onderzoek naar taalgebruik van de auteur van het Journael houdt bovenstaande in dat het waarschijnlijk is dat hij bovenregionale schrijfpaktijken vertoont, het Journael komt immers uit de zeventiende eeuw; en dat het mogelijk is dat er regionale kenmerken in het Journael staan omdat egodocumenten niet geheel bovenregionaal hoeven te zijn.
4.1.3 International Phonetic Alphabet Voor weergave van klanken heb ik gebruik gemaakt van het International Phonetic Alphabet (IPA). Daarin heeft elke klank een eigen weergave in tegenstelling tot het alfabet waarin een klank meerdere vormen kent (bijvoorbeeld au en ou of ei en ij), of een vorm verschillende klanken kan vertegenwoordigen (denk aan e in bed of e in de). Voor het gemak volgt een tabel van het IPA met voorbeelden (Tabel 3).
Consonanten Vocalen IPA Voorbeeld IPA Voorbeeld [b] Buit [ə] De [p] Pak [ɛ] Pet [m] Mooi [ɛː] Scène [v] Val [ɪ] Pit [f] Fiets [ʏ] Put [d] Doos [ɑ] Pad [t] Tel [ɔ] Pot [z] Zaal [aː] Maan [s] Sabel [eː] Meen [ʃ] Chocola [øː] Deur [n] Nu [ œː] Jeune [l] Lava [ɛi] Klein [k] Kat [œy] Huis [ɡ] Goal [i] Piet [ɣ] Goed [iː] Analyse [x] Chaos [y] Huur [ŋ] Bang [oː] Hoor [r] Rood [ʌu] Koud [ʋ] Was [u]/[u:] bloem/blues [j] Jas [ɦ] Hoofd [ʒ] Journaal T ABEL 3 IPA MET VOORBEELD VAN MEDEKLINKERS EN KLINKERS RELEVANT VOOR HET ZEVENTIENDE EEUWSE N EDERLANDS
27
4.2 Taalkenmerken in het Journael 4.2.1 Orthografische kenmerken Om te beginnen zijn er vier opvallende orthografische kenmerken in de tekst. Dat houdt in dat het hier niet om fonologische variatie gaat maar om een bepaalde spellingskeuze. Tegenwoordig zou de keuze voor ei of ij een voorbeeld zijn, of ou tegenover au. Ze zijn fonologisch hetzelfde, maar orthografisch verschillen ze. Wanneer we tegenwoordig de een of de ander gebruiken heeft met de ethymologie te maken. Het eerste kenmerk is de wisseling tussen de vocalen ou en oe: louren/loeren, troupe(n)/troepe(n), mourassige/ mourasachtige, vercoulende en ouver. De ou-spelling komt oorspronkelijk uit het Frans, maar werd niet alleen in ontleende woorden gebruikt. Voordat het spellingsverschil in de tweede helft van de zeventiende eeuw tussen ou en oe verdween en alleen oe overbleef, werd de ou-spelling voor de g, k, p, b, v, f, w en m gebruikt en de oe-spelling in alle overige gevallen (Van der Sijs 2004: pp. 179-180). We hebben hier dus te maken met een spellingsverschil en niet met een regionaal kenmerk. Tenminste, in de meeste gevallen. Voor louren, mourassige/ mourasachtige en vercoulende gaat deze regel niet op. Wellicht heeft de auteur louren geschreven omdat hij eerder in de zin ook een woord met lou (ialousien) heeft geschreven: ‘eñ de Vrouwe hebben daer mede ia-/ lousien, ofte traellien daer sij door louren.’ (Journael: p. 7i, r. 2109-2110) Het zou kunnen dat het gebruik van ou hierdoor nog geactiveerd was toen de auteur louren opschreef. Bij mourassige en mourasachtige en vercoulende staat er in de omgeving echter geen woord dat het gebruik van ou geactiveerd kan hebben. De ou in vercoulende zou geschreven kunnen zijn naar anologie van koud. Maar bij mourassige en mourasachtige kan er geen sprake zijn van een soortgelijke analogie, en daarnaast komt het ook niet door de afkomst van het woord: het Franse maresc. Er moet dus een andere verklaring zijn, bijvoorbeeld dat de auteur de voorkeur geeft aan de ou-spelling. Dit is echter ook niet het geval, de auteur gebruikt vaker een oe (667) dan een ou (573). En daar tussen zitten ook gevallen waarin de ou van koud gebruikt wordt. Er moet dus voor het gebruik van ou in mourassige/mouraschatige een andere verklaring gezocht worden. Wat echter vaststaat is dat de wisseling tussen ou en oe een spellingsverschil is. Het tweede orthografische verschil is dat tussen ie en ij. Beide vormen staan voor de [i]. De auteur wisselt in verschillende woorden de ene vorm met de andere af: pijlaren/pilaren, sacristije/sacristie en cristallijn(e/en)/cristalline. Daarnaast schrijft hij artellerije en cijpresse, daarvoor mogen we dus de uitspraak [i] aannemen.
28
Het derde orthografische verschil is dat tussen ue en uij. In het Journael schijft de auteur twee maal Vijtrecht en een maal absoluijt. Dit geeft echter niet aan dat hij het anders uitgesproken zal hebben dan een [y]. Het gebruik van ij als een verlengingsteken in [y] kwam in de zeventiende eeuw namelijk gewoon nog voor (Weijnen 1968: p. 20). Het laatste orthografische verschil heeft ook te maken met hoe de klinkerverlenging eruit ziet. Over het algemeen gebruikt de auteur voor [y] en [aː] een -e als verlengteken: naer, waer, gehuert, duerde. Een maal schrijft hij echter baiden (baadden). Hij gebruikt hier een -i als verlengingsteken. Dat was naast de -e in het Middelnederlands een gebruikelijk verlengingsteken en is kenmerkend voor de Brabantse schrijfwijze van lange klinkers (Willemyns 1979: p. 53).
4.2.2 Lange vocaal vervangen door lange vocaal Een van de meest voorkomende opvallend geschreven woorden is paard. De auteur heeft dit het hele journaal door met ee ([e:]) geschreven in plaats van met ae ([a:]): peerdt, peert, peerden. Hij heeft dit niet alleen gedaan bij paard maar ook in andere woorden: leeg (laag), weert (waard), keers (kaars), heer (haar), heert (haard), pileren, (pilaren). De uitspraak van [e:] waar [a:] gewoon is, zou kunnen wijzen op een Noord-Hollands gebruik, aangezien ‘het Noordhollands [zich scherp onderscheidt] door de uitspraak ee of ei of ai voor ae’ (Weijnen 1966: p. 434). Een ander opvallend klinkergebruik is het gebruik van ie in het woord vuur. Volgens Van der Sijs (2004: p. 192) is ‘de ie voor een r [...] een kenmerk van Hollandse volkstaal’. Maar Weijnen (1966: p. 219) plaatst het gebruik van vier in plaats van vuur in Zeeland, Holland, Vlaanderen, grote delen van Brabant en incidenteel in Limburg. Over een groter gedeelte van het Nederlandse taalgebied dus, en vooral in het westen. Een duidelijkere toewijzing van een gebied zou gemaakt kunnen worden aan de hand van houwelijk daarin wordt er ouw gebruikt waar wij in hedendaags Nederlands uw zouden gebruiken. Dit kan volgens Van der Sijs (2004: p. 195) in het midden van het land geplaatst worden: ‘woorden die in het Oudnederlands een lange i + w hadden, krijgen [namelijk] in het Brabants en Utrechts de vorm ouw’ en in de westelijke regio’s uw. Maar de Etymologiebank meldt ‘dat in het Vroegnieuwnederlands vooral de Hollandse vorm met ou, dus houwelij(c)k, frequent was’. In het Journael schrijft de auteur een keer verdeijlt (verdeelt), dit verschijnsel komt volgens Van Loey (1964: p. 75) regelmatig voor in de zeventiende-eeuwse Hollandse regio’s, daarnaast komt er in Limburg naast ee ook een ‘ei-achtige tweeklank’ voor en is er in West-Vlaanderen juist een voorkeur voor de ee. Het gaat hier om een klankverandering waar vooral in het oosten de ei-klank is gebleven, daardoor zou je verwachten dat er in het westen eerder ee voorkomt. Er is echter een uitzondering
29
voor hoogfrequente woorden, waar (ver)deijlt onder zou vallen: bij hoogfrequente woorden duurt een klankverandering langer. De auteur gebruikt vier keer een eu in plaats van een oo in zijn tekst: deur (door), 3x gepeupleert, (gepopuleerd). Volgens Van der Sijs (2004: p. 176) was het gebruik van eu in plaats van oo in het zeventiende-eeuwse Hollands gebruikelijk. Daarnaast is dit fenomeen een westelijk verschijnsel: spontane palatalisatie (Weijnen 1966: p. 141). Dit houdt in dat de uitspraak van een klank, in dit geval [o:], meer naar voren in de mond uitgesproken wordt, in dit geval als [øː]. Het gaat hier niet om een umlaut; sterker nog, spontane palatalisatie komt vooral voor in gebieden waar umlaut niet gebruikelijk is. De laatst te bespreken lange vocaal-wisseling is ue [y] door eu [øː]in meuren (muren) en seur bron (zuurbron). Dit zou kunnen wijzen op Midden-Limburg, Twente en de Graafschap, waar volgens Weijnen (1966: p. 219) eu wordt gebruikt in plaats van uu. Weijnen (1968: p. 14) meldt echter dat eu in de zeventiende eeuw ook als ue gespeld werd. De wisseling tussen ue en eu is dus normaal in de geschiedenis van het Nederlands en moet niet opgevat worden als de eerder aangenomen klankwisseling die een regionaal verschijnsel is. De wisseling eu en ue is hier een orthografische keuze.
4.2.3 Korte vocalen in plaats van lange vocalen Een kenmerk dat op een Hollandse afkomst zou kunnen wijzen is het gebruik van een o in plaats van een oe in morbesien/moerbesien. ‘In de Hollandse volkstaal werd de /oo/ verkort tot /o/, voordat /oo/ zich tot /oe/ kon ontwikkelen’ (Van der Sijs 2004: 181). Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de auteur een korte vorm gebruikt waar nu een lange vorm gewoon is doordat er nooit rekking heeft plaats gevonden. Volgens Weijnen (1966: p. 222) kan dat voorkomen in Overijsel/Achterhoek, Noord-Brabant, westelijk Utrecht en zuidelijk Zuid-Holland. Bovenstaande zou ook kunnen verklaren waarom de auteur tonneel schrijft in plaats van toneel en een i gebruikt in plaats van een ie in vrinden (vrienden). Echter, vrind is in de zeventiende eeuw gebruikelijk in het hele Nederlandse taalgebied, hetzelfde geldt voor tonneel dat door verschillende schrijvers gebruikt werd (WNT: Tooneel), en dus geen regionaal kenmerk is.
4.2.4 Korte vocalen vervangen door korte vocalen In het Journael komen de vormen joffrouw/joffrauw, plonderen/geplondert borger(ije)/borgemeesters, const/konst(igh)(en) en locht voor. Het gebruik van een o in plaats van een u wees in het Middelnederlands op de Brabantse regio (Van der Wal & van Bree 2008: p. 119; Willemyns 1979: p. 53). Maar plonderen voor plunderen was in de zeventiende eeuw volgens Van der 30
Sijs (2004: p. 178) een gebruikelijke spellingsvariant en volgens hem waren er meer ‘onvoorspelbare o/u-wisselingen’. In dit geval kunnen we dus wederom te maken hebben met spellingsvarianten. ‘Sommige niet standaardvormen bestaan nog steeds in zuidelijke dialecten, zoals Vlaams jonnen “gunnen”, up “op”, Brabants locht “lucht”’ (Van der Sijs 2004: p. 178). Een ander geval van spellingsvarianten zijn ar en er. In de zeventiende eeuw klonken ar en er bijna hetzelfde in ‘Hollandse steden in de zeventiende eeuw’ (Van Loey 1964: p. 68). Dat kan verklaren waarom de spelling in het Journael afwisselt. Zo schrijft de auteur marckt en merckt, dartigh en dertigh, hartogh(inne/dom) en hertogh(inne/dom), marck en merck en vervar(st/schen) en ververschen. Daarnaast zijn er ook woorden die hij op een vaste manier schrijft zoals hart (hert), verckens (varkens) en gevlackt (gevlekt). Volgens Van der sijs (2004: p. 171) is de voorkeur in het Nederlands uiteindelijk in de meeste gevallen uitgegaan naar e (merk, zwerm, erg), maar er zijn ook woorden waarin de voorkeur juist naar de a is uitgegaan (darm, hard, arm). Gevallen die tevens opvallend zijn, zijn woorden waarin de klinker een volle klank heeft (bv: [i], [ɔ]), terwijl we tegenwoordig een sjwa ([ə]) zouden gebruiken. Dit is te verklaren door het feit dat onbeklemtoonde volle klinkers gereduceerd uitgesproken werden. In het Journael worden de volle en gereduceerde vorm afgewisseld, zoals revire/revier(e)/rivier(e) en marmere/marmore, of wordt alleen de volle klank gebruikt: Canonicken en diergelijcke. Dit fenomeen is niet regionaal bepaald, maar komt voor in heel Nederland. De laatste klinkerverwisseling die opmerkelijk zou zijn is het gebruik van e ([ɛ]) in plaats van i ([ɪ]). Dit is echter een algemeen verschijnsel in de zeventiende eeuw (Weijnen 1968: p. 26). Dus de vormen hette (hitte) en bleck (blik) zijn geen regionaal kenmerk.
4.2.5 Consonanten Niet alleen klinkerverwisseling kan wijzen op regionale taalinvloed, ook gebruik van sommige medeklinkers is regionaal bepaald, zoals het gebruik van ft waar wij nu cht gebruiken. De auteur van het Journael doet dit in gekoft (gekocht), vercoft (verkocht) en twee van de zestien keer met graft (gracht). ‘In het Oudnederlands was ft gewijzigd in cht’ (Van der Sijs 2004 p. 201). Maar, niet in alle gebieden van Nederland was dit het geval: in Holland en Brabant zijn er nog woorden die gespeld worden met ft en niet met cht (Weijnen 1966: p. 246; Van der Sijs 2004: p. 201; Van Loey 1964: p. 99). Een andere medeklinkerverandering die nog regionaal verschilde in de zeventiende eeuw was de verandering van sk naar sch. In sommige regio’s is de sk-uitspraak blijven bestaan, en in andere regio’s is een verdere ontwikkeling naar sj gebruikelijk geworden. Het gebruik van de sk is gewoon gebleven in Noord-Holland ‘tot Katwijk toe, enkele noord-oostelijke eilanden, de kop van Overijsel,
31
de Meijerij en enkele gebiedjes in Zuid-Nederland’ en het gebruik van sj is gebruikelijk in Limburgse gebieden, de Veluwe, en gebieden in Vlaanderen (Weijnen 1966: p. 240). De auteur van het Journael gebruikt meestal de sch-vorm, slechts vier keer gebruikt hij sc: sceepiens, twee keer scrap, sceppen. De sc is volgens Rutten & Van der Wal (2011: pp. 257-258) een gebruikelijke spelling van [sk].Dit houdt in dat de auteur een enkele keer de Noord-Hollandse vorm heeft gebruikt.
4.2.6 Overige Naast het gebruik van bepaalde klinkers en medeklinkers zijn er nog twee andere kenmerken die opvallen in de tekst, namelijk het diminutiefsuffix en het gebruik van leggen in plaats van liggen. In het Journael gebruikt de auteur een vorm van leggen, waar we tegenwoordig een vorm van liggen zouden gebruiken: ingelegen, leggen(de), omleggende. Nu is dat opvallend maar het onderscheid dat we nu kennen tussen leggen en liggen, was in de zeventiende eeuw in de noordwestelijke gebieden en de Hollandse volkstaal helemaal niet aan de orde (Weijnen 1966: p. 433; Van der Sijs 2004: p. 140). Daar werden leggen en liggen door elkaar gebruikt, en werd er geen onderscheid gemaakt in betekenisverschil. Als de auteur uit die noordwestelijke regio komt, zou dat zijn gebruik van liggen en leggen kunnen verklaren. In de zeventiende eeuw bestonden er verschillende diminutiefsuffixen naast elkaar. Zo werd er volgens Van der Sijs (2004: pp. 460-462) in Holland -je/ie gebruikt, in Vlaanderen -kjen en in Brabant ken. Die lijst is nog uit te breiden met behulp van een overzicht van Goss & Howell (2006: p. 68) waar in ze melden dat er in Holland -(e)tje, -je, -pje, -tge, -kje werd gebruikt; in Brabant -ke(n), -eken, sken,- tge; in Vlaanderen en Zeeland: -ke, -tge; en in het oosten -(t)ken, -ien, -tge. In het Journael komen twee vormen voor: -ien(s) en ke(n(s)). Maar voor het vergelijken van de lijst met het gebruik in het Journael is het belangrijk nog naar de uitspraak te kijken. Zoals Nobels (2013: p. 196) opmerkt, werden de i en j in de spelling door elkaar gebruikt. Als er in het Journael -ien staat, kan dit uitgesproken zijn als [in], maar ook als [jǝn]. Nobels (2013: p. 200-201) bespreekt drie methoden: ‘orthographical indications (double spelling of the final consonant before [i]) or phonological indications ([i] cannot follow [t]) (...) [and] the way words containing a [j] or an [i] sound were spelled in the letters of one individual and how this spelling related to the spelling of the diminutive suffixes.’ (Nobels 2013: pp. 200-201)31 Ze geeft de voorkeur aan de laatste omdat de eerste twee, zoals ze zelf aantoont, onbetrouwbaar zijn (Nobels: pp. 196-199). In het Journael lijkt de auteur nooit een j te gebruiken, behalve als hoofdletter, maar dit teken zou ook nog een [i] of [ɪ] kunnen representeren: [j] Julius, Junij, Jonge,
31
Zie Nobels (2013 p. 196-199) voor uitgebreide bespreking van de drie methoden.
32
Jachten; [i] Jtalien, Jnspruck; [I] Jnfante, Jn, Jsrael. Bij alle woorden zonder hoofdletter gebruikt de auteur
voor [j]: iacht, ia, iammer, iustitie, iuweelen. De [i] wordt gerepresenteerd door <J> (zoals hierboven), , en : slipen, residentie, diverse, gefortificeerd; sien, niet, dien, drie, veertien; pijlaren, sacristije, artellerije en cijpresse. Aangezien er in het Journael geen j wordt gebruikt voor [j], is het niet uit te sluiten dat -ien een representatie is voor [jǝn]. Als we het gebruik in het Journael vergelijken met de eerder genoemde lijst blijken er verschillende regio’s in aanmerking te komen. Het gebruik van -ke(n(s)) is volgens Goss en Howell (2006: p. 68) vooral gebruikelijk in Brabant en het Oosten, maar Nobels (2013: pp. 203-204) had brieven uit de zeventiende eeuw uit Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland waarin het suffix -ke ook voorkwam. Daarnaast meldt Van der Sijs (2004: p. 462) dat er in de achttiende-eeuw het Hollandse -je gebruikelijk is geworden, maar dat -ken nog steeds gebruikt werd in de schrijftaal. Het kan dus zo zijn dat -ken ook in de zeventiende eeuw gebruikelijk was in de schrijftaal en het in het Journael dus bovenregionaal is gebruikt en niet als een regionaal kenmerk gezien moet worden. In dat geval is alleen het gebruik van -ien(s) geschikt om een regio aan te wijzen. Daarbij blijft het de vraag of het om de uitspraak [in(s)] of [jən(s)] gaat. Maar zonder dit onderscheid is er wel iets te zeggen over : uit Nobels (2013) onderzoek blijkt dat tussen Zeeland, Noord-Holland en ZuidHolland, er in Noord-Holland zowel ([in(s)] als [jən(s)]) voorkwam; en daarnaast geeft Van der Sijs (2004: pp. 460-462) aan dat beide vormen in Noord-Holland gebruikt werden. Als het echter gaat om de uitspraak [in(s)] zou er volgens Goss en Howell (2006: p. 68) aan het oosten gedacht moeten worden.
4.3 Samenvatting van taalkenmerken in het Journael In dit hoofdstuk zijn er verschillende kenmerken genoemd met de daarbij passende regio’s, of andere soort verklaringen. De regio die het meest genoemd is, is Holland en dan vooral Noord-Holland. Bij Holland paste het gebruik van alle kenmerken: ee voor aa (Noord-Holland), ie voor uu, ouw voor uw, eij voor ee, eu voor oo, o voor oe, ar/er-wisseling, ft voor cht, sc voor sch (Noord-Holland), leggen voor liggen en -ken en -ien(s) als diminutiefsuffix (Noord-Holland). De kenmerken konden soms ook in verband gebracht worden met andere regio’s zoals Brabant en Utrecht, ouw voor uw, o voor oe en, ft voor cht (Brabant); En het oosten van Nederland, eij voor ee, o voor oe (Oost-Overijsel), sc voor sch (Overijsel) en -iens als diminutiefsuffix. De taalkenmerken zouden soms verklaard kunnen worden aan de hand van de Brabantse, Utrechtse of oostelijke regio’s, maar onder de regionale kenmerken is het Hollands overduidelijk het meest dominant in het Journael.
33
5 Conclusie en Discussie 5.1 Conclusie Door de jaren heen zijn er over verschillende reizen egodocumenten geschreven. Het Journael leek in eerste instantie een grand tour te zijn, maar bij nadere analyse (paragraaf 2.2) bleken er toch meer verschillen te zijn tussen het verhaal in het Journael en de omschrijving van een gangbare grand tour. De auteur ondernam activiteiten die bij een grand tour passen, maar het doel was niet hetzelfde en er zijn ook verschillende belangrijke grote steden niet aangedaan. Een andere vraag die zich voordeed, was wie de auteur was. Hoe oud was hij? Uit wat voor sociaal-economische laag kwam hij? En waar kwam hij vandaan? Als het om een grand tour was gegaan was de auteur tussen de 17 en 23 jaar geweest, maar omdat dit niet het geval is kan hij ook ouder zijn geweest (paragraaf 3.2.2). Wat wel bekend is, is dat hij uit een goede familie kwam uit een hogere sociaaleconomische laag, die een eigen ridderhof bezat in Neder-Langbroek. Ondanks de grote hoeveelheid informatie over de familie is het niet gelukt te achterhalen wie de auteur en zijn metgezel waren (paragraaf 3.2.3). Aan de hand van wat aanwijzingen in het Journael zou Utrecht aan te wijzen zijn als de stad waar hij vandaan kwam. De reis begon daar en de auteur blijkt sommige gebouwen er ook te kennen (paragraaf 3.2.1). De vraag was of de auteur daadwerkelijk regionale kenmerken zou vertonen uit Utrecht, of dat hij Vlaamse trekjes zou hebben. Die vraag deed zich voor omdat uit de provenance bleek dat het Journael voor het laatst opdook in België, voordat het handschrift in Leiden terecht kwam (paragraaf 3.2). Het vinden van regionale kenmerken in geschreven tekst was een uitdaging omdat er in de zeventiende eeuw meestal bovenregionale schrijfpaktijken plaatsvonden. Rutten & Van der Wal (2011) toonden aan dat het percentage oraliteit in zeventiende-eeuwse brieven laag is (paragraaf 5.2). In het onderzoek naar de regio van herkomst heb ik me gericht op fonologische en morfologische kenmerken die opvielen in het Journaal. Zo heb ik gekeken naar klinkergebruik (paragraaf 6.1), medeklinkergebruik (paragraaf 6.2) en het diminutiefsuffix (paragraaf 6.3). Alle regionale kenmerken bleken Hollands te zijn (paragraaf 6.4). Aan de hand van de uitkomst in hoofdstuk 6 en de aanwijzingen in het Journael, lijkt er dus geen eenduidig antwoord te zijn op de vraag waar het Journael vandaan komt. De familie van de auteur komt uit Utrecht en de taaleigenschappen lijken Hollands te zijn. Het zou daarom ook kunnen gaan om een man die uit Holland kwam en met zijn Utrechtse familie op reis is gegaan. Het Journael is waarschijnlijk vanuit Holland op een gegeven moment in België beland, waar het opdook op een veiling in Brussel, en via een volgende onbekende weg weer verscheen in Leiden. 34
Kortom, in deze editie heb ik een reisverslag toegankelijk willen maken voor een groter publiek en heb ik bij willen dragen aan het taalkundig onderzoek van zeventiende-eeuwse egodocumenten. Taalgebruik uit die periode is interessant omdat er in die tijd sprake was van bovenregionale schrijfpaktijken terwijl we nu graag spreektalige aspecten zouden willen onderzoeken. Ik heb met mijn onderzoek aangetoond dat er regionale kenmerken in een geschreven tekst kunnen staan en dat je dus een schrijver zou kunnen lokaliseren aan de hand van taalkenmerken. Een probleem blijft dat de hoeveelheid regionale kenmerken klein is, zelfs in een grote tekst als het Journael.
5.2 Discussie De kleine hoeveelheid aan regionale kenmerken in een tekst vormt dus een probleem in kleine en grote teksten. De vraag is namelijk in welke mate er regionale kenmerken in een tekst moeten zitten om aan te kunnen nemen dat een auteur daadwerkelijk met regionale invloed schijft. Is een voorkomen genoeg? Of zou een bepaald percentage aangehouden moeten worden? Aan het Journael zouden nog meer onderzoeken gewijd kunnen worden. Een onderzoek naar syntactische eigenschappen zou het aantal regionale kenmerken kunnen vergroten. Zo zou er gekeken kunnen worden naar (tweeledige) negatie of woordvolgorde. Het gebruik van tweeledige negatie was in de zeventiende eeuw mede afhankelijk van de regio (Nobels 2013: p. 140) en sommige woordvolgordes zijn heden ten dage regio afhankelijk (Weijnen 1966: pp. 326-329), dit zou ook in de zeventiende eeuw zo geweest kunnen zijn. Naast onderzoek naar de regionale kenmerken is het ook mogelijk om te kijken welke bovenregionale taal de auteur aanhoudt en voor welke vormen hij een voorkeur heeft. Daarnaast is het interessant om te kijken welke spellingsconventies aangehouden zijn en dus welke grammatica de auteur aanhoudt. In beide onderzoeken zouden de grammatica’s van voor en uit de zeventiende eeuw een licht kunnen werpen op de schrijftaal van de auteur. Er zou tevens sociolinguistisch onderzoek gedaan kunnen worden. Het taalgebruik in het Journael zou vergeleken kunnen worden met het taalgebruik uit andere geschriften waarvan de auteurs wel bekend zijn. Zo kan het taalgebruik gebruikt worden om naast de afkomst ook leeftijd en geslacht te achterhalen. Er kan aan de hand van dit Journael nog heel ander soortig onderzoek gedaan worden. Het is niet ondenkbaar dat er in 1666 meer mensen een reis zijn gaan maken met als doel het aanschouwen van de nieuwe Keizerin. Als die verhalen zijn opgeschreven zou het interessant zijn de reizen naast elkaar te leggen en ze te vergelijken. Werd dezelfde route gemaakt? Werden er vergelijkbare activiteiten ondernomen? Is er een verschil tussen de verhalen van mannen en vrouwen? En zag het reisgezelschap er hetzelfde uit? 35
Tot slot zou de provenance nog verder uitgezocht kunnen worden, hierdoor zou de oorsprong van het Jounael toch nog aan het licht kunnen komen.
36
6 Verantwoording 6.1 Diplomatische transcriptie Het is de bedoeling dat de transcriptie gebruikt kan worden voor wetenschappelijke doeleinden. De voorkeur gaat dan uit naar een getrouwe weergave van het handschrift. In dat opzicht is een diplomatische transcriptie idealer dan een kritische, aangezien de laatste genoemde over het algemeen allemaal aanpassingen zoals toevoegingen en verbeteringen bevat. Voor het maken van de diplomatische transcriptie heb ik me laten lijden door richtlijnen uit het handboek van Mathijsen (2010). In de meeste gevallen volg ik haar advies op, maar soms juist niet. In beide gevallen geef ik hieronder een motivatie.
6.2 Aanvullingen Om de tekst niet alleen bruikbaar te maken, maar ook toegankelijk en begrijpelijk, heb ik er voor gekozen om in de transcriptie zaken te verklaren in voetnoten. Er zijn onder andere noten opgenomen voor: personen, plaatsen en verouderde termen. Als er iets bijzonder aan de hand is met de tekst heb ik dit ook in een voetnoot gezet. In een diplomatische transcriptie is het gangbaar om voor ‘omzettingen, veranderingen, onleesbare passages, beschadigingen etc.’ diacritische tekens te gebruiken (Mathijsen 2010: p. 254). Voor de transcriptie van het Journael zijn echter niet veel diacritische tekens nodig. Daarnaast wil ik de tekst graag zo kaal mogelijk houden. Buiten de hieronder besproken ‘onleesbare delen’ hebben slechts twee veel voorkomende gevallen een bijzondere aanduiding gekregen. Deze komen zo vaak voor dat ze de voetnoten door hun veelvoud alleen maar zouden bevuilen. In het handschrift lijken de r en de c erg op elkaar, of beter gezegd ze zijn niet te onderscheiden. In de meeste gevallen geeft de context uitsluitsel voor de een of de ander, maar in geval van twijfel wordt de letter weergeven als [r/c] of [c/r]. Hierbij vertegenwoordigd de eerste letter, wat mijn voorkeur is. Het tweede geval waarbij een teken gebruikt is zijn woorden die aan het einde van de regel door mij aangevuld zijn. In het handschrift staan die letters (of leestekens) half op het papier doordat ze afgesneden zijn of onder de vouw van de rug verdwijnen. Deze aanvullingen worden weergeven met [+a].32 De a staat voor de letters die half op het papier staan. Als er twijfel is over de halve letter, is dat aangegeven met [+a/b], waarbij de eerste letter de voorkeur geniet.
32
[+a] is in Mathijsen (2010) een teken voor alle toevoegingen. In deze transcriptie staat het alleen voor de letters die toegevoegd zijn omdat ze half te lezen zijn.
37
6.3 Typografische aanpassingen In het handboek van Mathijsen (2010: pp. 266-267) staan 16 typografische aanpassingen waarbij de editeur zich niet hoeft te verantwoorden. Slechts twee aanpassingen zouden betrekking hebben op het Journael:
de lange s kan omgezet worden in een gewone s, de j als verlengde i in een i, de uu en de vv in w. Tussen de u en v in oudere teksten kan, afhankelijk van het woord, een keuze gemaakt worden;
streepjes boven de u ter onderscheiding van de n in manuscripten mogen genegeerd worden, evenals de klinkerstreep in Latijnse citaten;
Omdat ik het Journael zo getrouw mogelijk wil transcriberen, heb ik de letters hetzelfde overgenomen. Dus als er een u wordt gebruikt in plaats van een v, heb ik een u getranscribeerd en als een v wordt gebruikt als u, een v. Hetzelfde geldt voor de uu, vv voor een w en een j voor een i (of andersom). Daarentegen heb ik de s wel genormaliseerd omdat het verschil niets te maken heeft met een spellingkeuze. Er zit een vaste regelmaat in het gebruik die gerelateerd is aan de plaats in het woord, waarbij de vorm bepaald wordt door schrijfgewoonte. In het Journael is de lange s gebruikelijk, tenzij de s aan het einde van het woord staat dan heeft deze een andere vorm (zie Afbeelding 2). In beide gevallen heb ik in de transcriptie een gewone s gebruikt.
A FBEELDING 2 ‘E NDE SCHOON TE SIJN . TEGENS DEN/ AVONT QUAMEN WIJ TOT GOETDORP ’ (JOURNAEL : P. 8.2.0, R. 230-231).
6.4 Interpunctie, kapitalisering, tekens, opmaak In het Journael wijken interpunctie, kapitalisering e.d. af van het hedendaagse gebruik. Ik heb ervoor gekozen om dit ook zo te laten in de transcriptie. Punten, komma’s, dubbelepunten, puntkomma’s en apostroffen (inclusief de plaatsing voor of na een spatie) zijn letterlijk overgenomen. Afkortingen en de breviaturen eñ en ṽ (zie Afbeelding 3 en Afbeelding 4) zijn ook niet opgelost. In een diplomatische transcriptie is het gebruikelijk om eñ te vervangen door ende en ṽ door van. Het cursiveren van de aanvulling an bij ṽ zou echter niet genoeg opvallen, daarnaast is het digitaal zoeken naar breviaturen makkelijker bij eñ en ṽ, omdat de ‘normale’ gevallen daar buiten vallen.
38
A FBEELDING 3 ‘JOURNAEL/ VAN MIJN REIJSE DOOR / D UIJTSLANT, EÑ JTALIEN/ NAER VRANCKRIJCK ’ (JOURNAEL : P. I., R. 9-12).
A FBEELDING 4 ‘ DEN H ARTOGH Ṽ ALBURKERCKQUE DRAGEN ’ (JOURNAEL : P. I92, R. 5817). In het Journael wordt voorschreven (eerder genoemd) altijd afgekort tot voors waarbij er aan de s een lus zit die lijkt te functioneren als apostrof (zie Afbeelding 5). Hetzelfde gebeurt een keer bij het woord Alburkerckq waarbij de lus aan de q vast zit, normaal eindigd dit woord met ‘que (zie Afbeelding 6). Beide woorden zijn zonder lus overgenomen in de editie, dus bij alle gevallen van voors en de incidentele Alburkerckq.
A FBEELDING 5 ‘DEN 20 DITO TUSSCHEN HIRTS VOORS ENDE / SINT VIT ONBETEN HEBBENDE , SIJN WIJ / DES MIDDAGHS TOT S ONT V IT VOORS COMEN / ETEN, EÑ DES AVONTS HEBBEN WIJ TOT / VELTKIRCKEN GESLAEPEN .’ (JOURNAEL : P. 65, R. 1945-1947).
A FBEELDING 6 ‘ FRANCESCO DE LA COEVA, OFTE H ARTOGH/ VAN ALBURKERCKQ EÑ GRANDE , OFTE GROOTE / VAN SPANIEN GEDESTINEERT TOT VICEROIJ ’ (JOURNAEL : P. I53, R. 4559-4561). Tevens heb ik het Hoofdlettergebruik letterlijk overgenomen. Bij twijfel is, zoals Mathijsen (2010: p. 256) voorstelt, mijn keuze uitgegaan naar de ‘voor de hand liggende oplossing in de context of tijd’. 39
Wat ik wel genormaliseerd heb, zijn de afbreektekens. In het Journael verschilt de vorm van de afbreektekens (zie Afbeelding 7). Dit verschil behouden, levert echter geen toegevoegde waarde op voor later onderzoek. Of het in alle gevallen echt om afbreektekens gaat en niet om koppeltekens, is makkelijk uit te sluiten. Nergens in de tekst komen koppeltekens voor, dus kan er vanuit gegaan worden dat alle tekens aan het einde van een regel afbreektekens zijn.
A FBEELDING 7 ‘MEDE VOL VIERPIJLEN REPRESENTEREN -/ DE HET KONINCKRIJCK VAN LEON, EÑ OP/ IDER HOECK VAN DE VIERDE , EÑ HOOGHSTEN / OMGANGH STONT EEN ARENT REPRE -/ SENTERENDE HAER TEGENWOORDIGHE / WAPEN, ALS KEIJSERINNE SIJNDE , DEN/ APPEL VAN DEN TOOREN WAS EEN WE -/ RELT, GLOBE , OFTE AERTCLOOT DIE VOL ’ (JOURNAEL : P. 209, R. 6343-6350). Totslot komen er in het Journael tekens voor waar ik de betekenis niet van heb kunnen achterhalen (zie Afbeelding 8). Ze lijken op een golfje en zijn in de transcriptie met ~ weergeven.
A FBEELDING 8 ‘G RAEVINNE , DIE IONGH, SCHOON , EÑ/ OP SIJN HERDERINS ~ GEKLEET WAS / QUAEM OP HET GELUIJT VAN HET C AS -’ (JOURNAEL : P. 64, R. 1909-1911)
6.5 Spelling In navolging van Mathijsen (2010), is de spelling overgenomen zoals in het origineel. ‘Schrijffouten’ kunnen een weergave zijn van de gesprokentaal. Een nauwkeurige overname van de spelling is daarom voor onderzoek juist belangrijk. Duidelijke schrijffouten als woordverdubbeling en letterwisseling zijn ook overgenomen. Aaneenschrijving en loskoppeling van woorden heb ik precies overgenomen uit het Journael. Bij twijfel heb ik gekeken naar wat er in de tekst gebruikelijk is (zoals Mathijsen (2010: p. 383) voorstelt). Wat nog rest om te bespreken zijn doorhalingen en onleesbare delen. De eerste worden overgenomen met een streep door het doorgehaalde woord, doorhaling. Het transcriberen van 40
onleesbare delen gebeurt volgens het gebruik van het Constantijn Huygens Instituut (Mathijsen 2010: p. 294): [xxx] onleesbare elementen, per geschat letterteken een kruis Wanneer er delen onleesbaar zijn wordt de oorzaak aangegeven in een noot, behalve als de oorzaak een doorhaling is, dan wordt dit aangegeven met een doorhaling [xxx].
6.6 Kenmerken dagboekstijl In het Journael komen drie verschijnselen voor die in de egodocumenten uit de zeventiende eeuw heel gebruikelijk zijn. Zo ontbreekt er in sommige gevallen het onderschikkend voegwoord dat: ‘(…) een seer schoon slot toecomen-/ de den Keurvorst van Ments, [dat is] gebout/ bij den Keurvorst (…)’ (Journael: p. 20, r. 595-597) Naast het ontbreken van een voegwoord, is het ontbreken van een subject ook gebruikelijk. In dagboeken en journalen komt het vaak voor dat ik of wij ontbreekt. Dat gebeurt ook in het Journael: ‘Den i7 dito vijt Wurstburgh reijdende/ quaemen des middagh tot Mainbern,’ (Journael: p. 22, r. 663-664) Wat opvalt aan het tweede voorbeeld is dat niet alleen het subject ontbreekt, maar dat er ook gebruik wordt gemaakt van een deelwoordconstructie. Het was in zeventiende-eeuwse teksten heel normaal om deelwoordconstructies te gebruiken. Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit het hele werkwoord met -d of -de erachter. Een deelwoordconstructie kan een onderwerp hebben in de zin of het onderwerp moet er bij gedacht worden. Daarnaast kan het onderwerp wel of geen functie hebben in de rest van de zin. Een voorbeeld van een deelwoordconstructie (passeerende) waar het genoemde onderwerp (wij) ook een functie vervult in de rest van de zin is: 'Op Amerongen, al waer wij de/ leck passeerende inde Betuwe pro-/ vincie van Gelderlant sijn geco-/ men (...)' (Journael: p. 2, r. 33-36) Op Amerongen, waar wij, terwijl we de Lek passeerden, in de Betuwe provincie van Gelderland zijn gekomen. Soms wordt de relatie tussen de deelwoordconstructie en de rest van de zin weergeven met een voegwoord. Maar het kan ook zijn dat die relatie impliciet blijft, zoals in bovenstaand voorbeeld. Als je de hedendaagse vertaling bekijkt, blijkt het om een temporele relatie te gaan. Een andere relatie die uitgedrukt zou kunnen worden is een causaal verband: Den i7 dito waren alle de winckels aldaer/ gesloten sijnde het iaer getijde van Philippus/ den vierden Koninck van Spagnien (...)' (Journael: p. i79, r. 5385-5387) De zeventiende dito, waren alle winkels aldaar gesloten, omdat het het jaargetijde van Philipus de vierde koning van Spanje was. 41
Een deelwoord kan dus wel of niet een onderwerp in de zin hebben staan, dat wel of niet een functie heeft in de rest van de zin. Daarnaast wordt de relatie met de rest van de zin uitgedrukt door een voegwoord, of blijft deze impliciet.
42
7 Bronnen in de scriptie Adams, P.G. (1983): Travel literature and the evolution of the novel. Lexington: The university press of Kentucky. Algemeen letterkundig lexicon (2012). Door G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis. Op < www.dbnl.org>. Bibliopolis [1998-2002]. ‘Veilingen, gegevens over Nederlandse boekenveilingen’. <www.bibliopolis.nl> Geraadpleegd 9 juli 2014. Birch, D.(2009): ‘Grand Tour’. In: The Oxford Companion to English Literature (7 ed.). [Electronische versie] Black, J. (2002): ‘Grand tour’. In: A.C. Kors (red.). In: Encyclopedia of the Enlightenment. [Electronische versie] Brigstocke, H. (2001): ‘Grand Tour’. In: The Oxford Companion to Western Art. Oxford University Press. [Electronische versie] Brodsky-Porges, E. (1981): ‘The grand tour as an educational device 1600-1800’. In: Annals of Tourism Research, 9. pp. 585-586. Chilvers, I. (2009): ‘Grand Tour’. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). [Electronische versie] Claessen, H.J.M. (2003): Het verhaal van de reiziger. Over het gebruik van reisverhalen in de antropologie en de geschiedenis. Leiden : Universiteit Leiden. Clarke, I.F.: ‘Travellers and tourists. The grand tour’. In: Tourism Management, 7. pp. 135-138 [electronische versie] Clarke, M. & D. Clarke (2010): ‘Grand Tour’. In: The Concise Oxford Dictionary of Art Terms (2 ed.). [Electronische versie] Conway, S. (2011): Britain, Ireland, and continental Europe in the eighteenth century: similarities, connections, identities. Oxford University Press. [Electronische versie] Drabble, M., J. Stringer & D. Hahn (2007): ‘Grand Tour, the’. In: The Concise Oxford Companion to English Literature (3 ed.). [Electronische versie] Etymologiebank: ‘huwelijk (echtverbinding; de echtelijke staat)‘. etymologiebank.nl . Geraadpleegd 1 oktober 2014. Frank-van Westrienen, A. (1983): De Groote Tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende eeuw. Proefschrift. Amsterdam: Noord-Hollandsche uitgeversmaatschappij bv. Friederichs Heinz F. (1970): Die Reichsfreiherren von Ritter zu Groenesteyn und ihre Vorfahren. Deel 2: Das Utrechter Geslecht de Ridder 1220-1650-1730. Neustadt a.d. Aisch.
43
Frijhoff, W. (1991). ‘”Bastertspraek en dartele manieren”. De Franse taal in Nederlandse mond’. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1989-1990. Leiden: Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Op <www.dbnl.org> Frijhoff, W. (2010): Meertaligheid in de Gouden Eeuw. Een verkenning. Amsterdam: KNAW Press. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1987-1988 (1989). E.J. Brill, Leiden. Loey, A. van [1964]: Schönfelds historische grammatica van het Nederlands: Klankleer, vormleer, woordvorming. 7e druk, Zutphen: Thieme. Louis Moorthamers (1986). Bibliotheque Léon LaHaye (1e partie). Brussel: Louis Moorthamers. ‘Margaretha Theresia van Spanje’ (2013). . Geraadpleegd 5 juni 2014. Mathijsen. M.: Naar de letter. Handboek editiewetenschappen. Amsterdam: KNAW Press, 2010. Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. Door: Calisch, I.M. en N.S. Calisch. H.C.A. Campagne, Tiel z.j. [1864]. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (1921). Door P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.). Deel 5. A.W. Sijthoff, Leiden. Op <www.dbnl.org>. Nobels, J.M.P. (2013): (Extra)Ordinary letters. A view from below on seventeenth-century Dutch. Doctoral Thesis, Leiden University.Sijs, N. van der (2004): Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN. Den Haag: Sdu. Nobels, J.M.P. & M. van der Wal (2012): ‘Linking Words to Writers: Building a Reliable Corpus for Historical Sociolinguistic Research’. In: N. Langer, S. Davies & W. Vandenbussche (eds), Language and History, Linguistics and Historiography. Interdisciplinary Approaches, Bern etc: Lang, 343-361. Rutten, G.J. & M. van der Wal (2011): ‘Local dialects, supralocal writing systems. The degree of orality of Dutch private letters from the seventeenth century’. In: Written Language and Literacy 14, 251274. Rutten, G. J. & M. van der Wal (2012): ‘Functions of epistolary formulae in Dutch letters from the seventeenth and eighteenth centuries’. In: Journal of Historical Pragmatics 13, 173-201. Siepman van den Berg, A. en B. Olde Meierink [1995]. ‘Groenestein’. In: Olde Meierink, B. [et al.] (red.): Kastelen en Ridderhofsteden in Utrecht. 2e dr.Utecht: Matrijs. pp. 205-208. Simons, T.A. (2013): Ongekend 18e-eeuws Nederlands : taalvariatie in persoonlijke brieven. Doctoral thesis, Leiden University. Sijs, N. van der (2004): Taal als mensenwer: het ontstaan van het ABN. Den Haad: Sdu. Stipriaan, R. van (2007): Het volle leven. Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek (circa 1550-1800). Amsterdam: Prometheus.
44
Towner, J. (1985): ‘The grand tour. A key phase in the history of tourism’. In: Annals of Tourism Research, 12. pp. 297-333. [Electronische versie] Verhoeven, G. (2009): Anders reizen? Evoluties in vroegmoderne reiservaringen van Hollandse en Brabantse elites (1600-1750). Hilversum: Uitgeverij Verloren. Wal, M. van der (2006): Onvoltooid verleden tijd. Witte vlekken in de taalgeschiedenis. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Wal, M. van der & C. van Bree (2008): Geschiedenis van het Nederlands. [5e druk], Utrecht: Het Spectrum. Weijnen, A. (1966): Nederlandse dialectkunde. 2e druk, Assen: Van Gorcum. Weijnen, A. [1968]: Zeventiende-eeuwse taal. 5e druk, Zutphen : Thieme. Willemyns, R. (1979): Het niet-literaire Middelnederlands: een leerboek met bloemlezing. Assen: Van Gorcum; Brugge: Orion. WNT: Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Geraadpleegd via de Geïntergreerde TaalBank: .
45
8 Het Journael 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Journael Van mijne reijse door Duijtslant, ende Jtalien, naer Vranckrijck Ao. i666 en i667 >> i. Journael Van mijn reijse door Duijtslant, eñ33 Jtalien naer Vranckrijck. Den i Junij i666 nieuwe stijl34 hebbe ick mijn reijs aengevangen met mijn Oom de Ridder van Groenesteijn,35 uijt geleijt wordende, door mijn Moij De Ridder,36 ende mijn Oom van Berckkeurode,37 ende nemende de wegh eerst met een backwagen38 naer het huijs te Bemmel. Doch vermits eenige strubbelingh met den opsiender39 van de wagens, sijn wij laet uijtgereden eñ hebben eerst aengedaen de Ridder hof-stadt Groenesteijn,40 in Nederlangbroeck, om al daer van de Vrinden afscheijt te nemen van waer (ons ontnuchtterdt, eñ afgescheijt genomen hebbende) wij voortgereden sijn door Overlangbroeck >>
33
eñ: Ende. nieuwe stijl: Gregoriaanse tijdrekening, zoals we die heden ten dage kennen. 35 Oom de Ridder van Groenesteijn: Een man uit het geslacht De Ridder van Groenestein, verdere informatie over ‘Oom de Ridder van Groenesteijn’ is niet acherhaald. 36 Moij De Ridder: Tante van de auteur: Moei: ‘Eerst is moei een naam voor de tante die zuster is van de moeder, doch het is daarna ook toegepast op de zuster van den vader, ten slotte op de vrouw van den oom’ (WNT). Verdere informatie over ‘Moij De Ridder’ is niet achterhaald. 37 Oom van Berckkeurode: Wellicht Dirk IV, Dirk Ferdinand van Grijpestein en Berkenrode (1624-1705) (zie: Friederichs Heinz 1970, pp. 79-80)38 backwagen (bakwagen): Een soort rijtuig. 39 opsiender: Opziener. 40 Ridder hof-stadt Groenesteijn: Groenestein ligt bij Langbroek in de huidige gemeente Wijk bij Duurstede en was eigendom van familie De Ridder. Vandaar de volledige naam De Ridder van Groenesteijn. Het kasteel was in 1666 eigendom van Ägidius (Gilles) III de Ridder van Groenestein (1594-1667), maar hij woonde er op dat moment waarschijnlijk niet. Tegenwoordig zijn alleen de gracht en het poortgebouw nog aanwezig. (zie: Friederichs Heinz 1970, pp. 64; Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995] pp. 205-208). 34
46
32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
2. Op Amerongen, al waer wij de leck41 passeerende inde Betuwe provincie van Gelderlant sijn gecomen, ende onse wegh langhs den hogendijck vervolgende sijn wij des middaghs tegens over Rhenen (t’ welck een van de vijf steden vant’ sticht van Vijtrecht42 is) komen eten van waer men tegen over siet een schoone kerck, eñ toren van de stadt, als mede het hof, t’ welck den gewesen Koninck van Boheme43 den Pals Grave44 heeft doen timmeren, naer den eten sijn wij de Betuwe dwars door gepasseert comende aen de riviere de Wael, wiens hogen dijck langhs rijdende sijn wij des s’ avonts gecomen tot Lent, tegen over de stadt Nimmege,45 alwaer de stercke schans Knotsenburgh46 leijt die Nimwegen commandeert, eñ van waer men de stadt Nimmegen siet leggen tegen een hogen bergh, eñ het Casteel Valck hof47 op een bergh, het welcke geseijt wordt ten tijde van Julius Cesar gebouwt >> 3. Te sijn, tegens den donckeren sijn wij op het huijs te Bemmel gecomen al waer wij. Den 2 dito smorgens gerust hebben, rijdende des naer middaghs tot bij Nimmegen. Den 3 dito des morgens sijnde Hemel-
41
leck (Lek): Lek, rivier in Nederland. Het overgestoken deel heet tegenwoordig Nederrijn en gaat vanaf Wijk bij Duurstede over in de rivier Lek. 42 t’ sticht van Vijtrecht: Het sticht van Utrecht, tevens ‘Het Sticht’ genoemd. Met een sticht wordt hier een ‘bisdom’ bedoeld (WNT). 43 Koninck van Boheme: Leopold I, Leopold Ignatius Joseph Balthasar Felician (1640-1705) was in 1666 Koning van Bohemen. Daarnaast was hij van 1658 tot 1705 Rooms-Duitse Keizer en trouwde hij in 1666 Margaretha Theresia (1651-1673) (zie: noot 544: nieuwe Keijserinne; ‘Keizer Leopold I’ 2014; ‘Lijst van heersers van Bohemen’ 2013). 44 Pals Grave (paltsgraaf): Hofambtenaar van een Duitse Keizers die in een paleis en het bij behorende gebied (Palts) hun plaatsvervanger is. 45 Nimmege, Nimmegen, Nimwegen: Nijmegen, Nederland. 46 schans Knotsenburgh (fort Knodsenburg): Een verschansing of schans is een verdedigingswerk. 47 Casteel Valck hof: Kasteel Valkhof.
47
68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
vaerts dagh, sijn wij naer Huessen48 gereden, om aldaer een solemnele misse49 te horen, als sijnde onder het Hertoghdom van Cleve,50 t’ welck onder het Roomsche rijck is sorterende,51 doch den Keurvorst52 van Brandenburgh53 toebehorende. tegens den middagh sijn wij weder tot Bemmel gekeert.54 Den 4. dito naer dat het afgescheijt genomen was, sijn mijn Moij De Ridder, ende mijn Oom van Berckenrode, van Bemmel wederom naer Vijtrecht vertrocken, dien selven55 morgen sijn wij naer Nimmegen gevaeren om de Fransche troepen uijt de vereenigde Provincien kerende56 naer Vrankrijck, bij Nimmegen de Wael te sien passeren, doch in Nimmegen sijn wij niet gegaen vermits57 de Pest. Des Avonts sijn wij >> 4. Weder tot Bemmel gekeert alwaer Den 5 Dito gerust hebbende: sijn wij den sesden smorgens vroegh met een aken58 de Wael af tot voor de poort van Nimmegen gevaren, alwaer compagnie59 van twe persoonen gevonden hebbende, hebben wij een hollantsche backwagen gehuert tot Bon60 toe, eñ sijn dien selven morgen vertrocken passerende het stedeken Cranenburgh61 eñ comende des middagh aen de Linden
48
Huessen: Huissen, Nederland. solemnele misse (solemneel): Plechtige mis. 50 Hertoghdom van Cleve: Hertogdom Kleef, bevatte gebieden uit het huidige Duitsland en Nederland. 51 sorterende (sorteeren): Ondergeschikt zijn. 52 Keurvorst: Een vorst in het Roomsche Rijk die de Roomsche Koning mocht kiezen. 53 Keurvorst van Brandenburgh: Frederik Willem I van Brandenburg (1620-1688) was van 1640 tot 1688 keurvorst van Brandenburg (zie: ‘Frederik Willem I van Brandenburg’ 2014; ‘Lijst van heersers van Brandenburg’ 2013). 54 tot Bemmel gekeerd: Naar Bemmel teruggekeerd. 55 dien selven: Diezelfde. 56 kerende: Terugkerende. 57 vermits: Vanwege. 58 aken (aak): ‘Groot, platbodemd, hoog opgeboeid lastschip op den Beneden-Rijn in gebruik’ (WNT). 59 compagnie: Gezelschap. 60 Bon: Bonn, Duitsland. 61 Cranenburgh: Kranenburg, Duitsland. 49
48
101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127
Boom62 voor de stadt Cleef,63 alwaer wij een processie64 sagen, als mede het Paleijs, al waer doen ter tijt gelogeert waren den Keurvorst, en Keurvorstinne van Brandenburgh,65 de Prince, en Princesse van Anhalt,66 als mede de Princesse Doewagere van Orangie,67 met de princesse Maria68 haer dochter, aldaer gecomen om te trouwen met den Hertogh van Simmeren69 uijt den huijse van den Pals Grave aen den Rijn, welcken Princessen te water naer Cleef komen de, wij hebben sien passeren voor bij de stadt Nimmegen met twe a drie >> 5. Schoone Jachten, de welcke int’ voor bij passeren soo van de stadt Nimmegen, als de Schans Knotsenburgh daer tegen over gelegen met het losbranden van het kanon begroet wierden.70 Buijten de stadt sagen wij de diergarde71 van den Hertogh alwaer onder anderen sagen eenige buffelen, waer van twe int’ water baiden.72 Voorder73 sagen wij aldaer
62
Linden Boom: Wellicht de Lindenboom die De Vries (1698) besprak: ‘Buyten dese Poort [De Haegsche Poort], vertoont sich een vraye breede Straet-wegh, beplant aen beyde de Zyde met Jonge Lindeboomen en ten eynde van dien Wech, heeft men dien soo over al bekende Cleefsche Lindenboom, wel een Recht pronck Juweel van dese stadt, syn Ouderdom, als mede syn Bepooter, syn meer uyt Gissinge, dan naer Waerheyt. Desen Boom heeft drie Verdeelingen off Uytsprydingen, waer van de onderste breedt, de volgende twee smalder op gaen (…)’ (pp. 40-41). 63 Cleef: Kleef, Duitsland. 64 processie: Een optocht van geestelijken en gelovigen. 65 Keurvorstinne van Brandenburgh: Louise Henriëtte van Nassau (1627-1667) was de vrouw van Frederik Willem I van Brandenburg (1620-1688) (zie: noot 53: Keurvorst van Brandenburgh; ‘Frederik Willem I van Brandenburg’ 2014). 66 Prince, en Princesse van Anhalt: Johan George II van Anhalt-Dessau (1627-1693) en zijn vrouw Henriëtte Catharina van Oranje (1637-1708). Hij regeerde van van 1660 tot 1693 over Anhalt-Dessau (zie: ‘Henriëtte Catharina van Oranje’ 2013; ‘Johan George II van Anhalt-Dessau’ 2013). 67 Princesse Doewagere van Orangie: Amalia van Solms (1602-1675) was douairière (‘Weduwe die eene douarie bezit en vervolgens: weduwe van aanzienlijken stand’ (WNT)) Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) (zie: ‘Amalia van Solms’ 2013; ‘Frederik Hendrik van Oranje’ 2014). 68 princesse Maria: Maria van Nassau (1642-1688) is de dochter van Amalia van Solms (1602-1675) en Frederik Hendrik (1584-1647) (zie: noot 67: Princesse Doewagere van…), en jongere zus van Louise Henriëtte (1627-1667) (zie: noot 65: Keurvorstinne van Brandenburgh) en Henriëtte Catharina (1637-1708) (zie: noot 66: Prince, en Princesse…; ‘Amalia van Solms’ 2013). 69 Hertogh van Simmeren: Lodewijk Hendrik Maurits van Palts-Simmern (1640-1674) trouwde op 23 september 1666 met Maria van Nassau (1642-1688) (zie: noot 68: princesse Maria; ‘Lodewijk Hendrik Maurits van Palts-Simmern’ 2014). 70 wierden: Werden. 71 diergarde: Dierentuin, dierenverzameling. 72 baiden: Baadden. 73 Voorder: Verder, voorts.
49
128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157
schoone fonteijn wercken, onder ander een pallas van Marmer,74 die de stadt van Amsterdam aen prins Maurits van Nassouw stadthauder vant’ Cleefslant75 vereert76 hadt, geestimeert77 op i2000 guldens. Oock siet men daer door een glaesken diverse gemeubeleerde camers onder den bergh, doch is maer perspective,78 eñ voor de leus.79 Mede is daer een bergh waer in men het ijs met stroij gedeckt sijnde een gantsche somer conserveert,80 wij naemen wat mede in een neusdoeck,81 eñ coelde onse wijn daer in, des naer de middaghs passeerde wij dicht, voor bij het stedek >> 6. Het stedeken Calker82 leggende in een leeghte,83 eñ hebbende een stercke Citadelle:84 Des Avons het Clooster Marienboom gepasseert hebbende sijn wij tot Santen85 gearriveert logerende tot86 ons neef de Jonge Canonick,87 en officiael88 aldaer, eñ anders logeert men inde stock visch Den 7 dito des morgens aldaer gesien hebbende de schoone kercke, eñ twe torens van Harssteen,89 sijn wij vertrocken ende des mor-
74
pallas van Marmer: Het gaat hier over ‘de fonteinsculptuur van de godin der wijsheid Pallas Athene’ (zie: Museumkurhaus.de). 75 prins Maurits van Nassouw stadthauder vant’ Cleefslant: Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) regeerde van 1623 tot 1679 over Nassau-Siegen (zie: ‘Johan Maurits van Nassau-Siegen’ 2013). 76 vereert: Geschonken. 77 geestimeert: Geschat. 78 perspective (perspectief): Verrekijken; of wellicht: ‘Zeker kijkspel: eene soort van kijkkast waarin men op verschillende afstanden afbeeldingen heeft aangebracht welke een perspectivisch beeld vormen, dat soms met eene kaars wordt verlicht’ (WNT). 79 voor de leus: ‘Voor 't uiterlijk, voor den schijn, niet in ernst’ (WNT). 80 een bergh waer in men het ijs met stroij gedeckt sijnde een gantsche somer conserveert: IJshuijs, IJskelder. 81 neusdoeck: Zakdoek. 82 Calker: Kalkar, Duitsland. 83 leeghte (laagte): ‘Een laag punt, een laag gelegen terrein, een laag gedeelte, en derg[elijke]’ (WNT). 84 Citadelle (citadel): Een verstingwerk van een stad, die voor versterking zorgt. 85 Santen: Xanten, Duitsland. 86 tot: Bij. 87 ons neef de Jonge Canonick: Verdere informatie over ‘ons neef de Jonge Canonick’ is niet achterhaald. 88 officiael: Priester in de rooms-katholieke kerk; of ambtenaar die de geestelijke rechtspraak regelt. 89 Harssteen (hardsteen): ‘In toepassing op gehouwen steen (bergsteen)’ (WNT).
50
158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186
gens gepasseert Rijnberck90 een stercke plaetse91 horende onder het Ceurvorstdom92 van Ceulen doch nu ter tijt beset met garnisoen van de Staten van de seven gevnieerde provintien, ende hebben ons middagh mael gehouden tot Jan van Dorsten een herberge gelegen in het graefschap Moencs93 tusschen Rijnberck, en Oordingen94 toecomende den Prince Van Orangie.95 Des naer middaghs tot Oordinge een een kleijn stedeke vervarst96 hebbende, ende vervolgens Dusseldorp97 >> 7. Aende linckerhant aende oversijde van den Rijn hebbende laeten leggen, sijn wij des avonts tot Nuijs98 gearriveert, sijnde een proper99 stedeken toecomende100 den Ceurvorst van Ceulen,101 aldaer logerende tot de postmeester102 int’ schip. Den 8 dito des morgens sijn wij gepasseert een bosch genaempt, stuttiens103, tusschen Nuijs voorschreven, eñ Sons,104 alwaer het seer periculeus105 was vermits acht dagen te voren aldaer gespolieert106 was, eñ dien dagh
90
Rijnberck: Rheinberg, Duitsland. stercke plaetse (plaatst): ‘Als benaming voor eene versterkte stad, eene vesting’ (WNT). 92 Ceurvorstdom (keurvorstendom): ‘Gebied van een keurvorst’ (WNT). 93 graefschap Moencs: Graafschap Moers, Duitsland. 94 Oordinge(n): Uerdingen, Duitsland. Dit is een stadsdeel van Krefeld. 95 Prince van Orangie: Willem Hendrik van Oranje (1650-1702) was van 1650 tot 1702 regent van het graafschap Moers (zie: ‘Vorstendom Moers’ 2013; ‘Willem III van Oranje’ 2014). 96 vervarst (ververschen): Voorzien van voedsel, dranken, koelte en rust. 97 Dusseldorp: Düsseldorf, Duitsland. 98 Nuijs: Neuss, Duitsland. 99 proper: ‘Keurig, in de puntjes verzorgd, en vervolgens ook, in een meer algemeen prijzenden zin, fraai, sierlijk, lief’ (WNT). 100 toecomende (toekomen): ‘Ten deel of te beurt vallen, gegeven worden, toevallen’ (WNT). 101 Ceurvorst van Ceulen: Maximiliaan Hendrik van Beieren (1621-1688) werd ook wel Maximiliaan Hendrik van Wittelsbach genoemd en was van 1650 tot 1688 aartsbisschop-keurvorst van Keulen (zie: ‘Maximiliaan Hendrik van Beieren’ 2014). 102 postmeester: Beheerder van het postkantoor en de paardenposterij. Zo’n paardenposterij is een postdienst waarbij gebruik wordt gemaakt van paarden. Veel reizigers reisden mee met een postkoets. De auteur en zijn oom maakten waarschijnlijk gebruik van de paarden van deze postmeester. 103 stuttiens: Verdere informatie over ‘stuttiens’ is niet achterhaald. 104 Sons: Zons, Duitsland. 105 periculeus: Gevaarlijk, onveilig, dreigend. 106 gespolieert (spolieeren): Plunderen. 91
51
187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218
drie vande hantdadigers107 mosten108 hangen hebbende met haer maets om de galge gedobbelt,109 tot welcken eijnde wij de magistraet110 van Sons naer den Hartogh111 Van Nieuburgh112 sagen rijden om de iustitie113 bij te woonen, welcken Hartogh al doens114 sich onthielt115 tusschen Nuijs, en het voorschreve bosch op den bodem van het lant van Gulick116 op een huijs van plaisanse,117 dat nieuw dede bouwen om de reijger iacht aldaer te exerceren,118 sijde dat mael, om de >> 8.i.0 Om de pest uijt Dusseldorp geretireert119 met sijn gansche hof. Jn dit voorschreven bosch gingen wij al te samen bij de wagen te voet met ons geweer in de hant, het bosch gepasseert sijnde lieten wij Sons aende lincker hant leggen, ende des middaghs tot Merum120 gegeten hebbende quamen naer den eten bij de stadt van Coln,121 alwaer wij om de pest niet wilden ingaen, maer reden buijten om dicht bij de wallen latende de stadt aende linckerhant, om de welke wij meer als een vre langens reden eer wij bij de poort quamen, waer door men naer Bon
107
hantdadigers (handdadiger): Misdadiger. mosten: Moesten. 109 om de galge gedobbelt (dobbelen; om of tegen de galg dobbelen): ‘Groot gevaar loopen aan de galg te komen’ (WNT). 110 de magistraet (magistraat): ‘Een overheidspersoon (…) sedert de 19 eeuw [komt] het woord ook voor met de bet[ekenis] rechterlijk ambtenaar’ (WNT). 111 Hartogh: Hertogh. 112 Hartogh Van Nieuburgh: Filips Willem (1615-1690) was van 1653 to 1690 Hertog van Neuburg (zie: ‘Filips Willem van de Palts’ 2014; ‘Vorstendom Palts-Neuburg’ 2013). 113 iustitie (justitie): (Dood)vonnis. 114 al doens (alsdoen, alstoen): ‘In dien tijd, destijds’ (WNT). 115 sich onthielt (zich onthouden): Verbleef. 116 het land van Gulick: Het hertogdom Gulik (zie: ‘Hertogdom Gulik’ 2014). 117 huijs van plaisanse (huis of hof van plaisance): Buitenverblijf. ‘ls vertaling van fr. maison-, jardin de plaisance, lusthuis, lusthof’. Een lusthof is een ontspanningstuin. 118 exerceren (exerceeren): ‘Uitvoeren’ (WNT). 119 geretireert (retireeren): Gevlucht. 120 Merum: Verdere informatie over ‘Merum’ is niet achterhaald. 121 Coln: Keulen (Duits: Köln), Duitsland. 108
52
219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255
reijt, comende bij de voorschreve stadt sagen wij van verre, veel hutten, eñ baracken122 opgerecht voor de pestige menschen, het welck miserabelijck om sien was, de meuren van de stadt sijn hoogh eñ schoon, gebouwt van harde steen, en sagen veel kercken, en toornen,123 soo dat wij wel konden oordeelen die stadt groot, >> 8.2.0. Ende schoon te sijn. Tegens den avont quamen wij tot Goetdorp124 alwaer vervarst hebbende quamen wij slaepen tot Wijsselingh125 een dorp gelegen aen den Rijn slipen126 in de swaen. Den 9 dito des smorgens sijn vroegh voor de stadt Bon gearriveert sijnde de residentie van de Keurvorst Van Ceulen, daer als voorschreven wij om de pest van gelijcken niet ingingen, maer buijten om reden langens de vesten127 die seer hoogh, en van harde steen op gebouwt waren, sijnde de stadt mede tamelijck groot, alhier hebben wij een karre gehuert tot Coblents128 toe, en sijn dien selven morgen vertrocken latende aen de slincker129 hant leggen over den Rijn de Abdije Zijburgh,130 als mede de seven bergen131 die seer hoogh sijn en verre konnen gesien worden. Des middagh quamen wij eten int’ weder incomen vant’ Hertoghdom van Gulick in een herberge gelegen aen de Rijn, alwaer wij droncken een excellenten
122
baracken (barak): ‘Veldhospitaal voor soldaten, en ook in ruimeren zin: gebouw, geschikt en bestemd tot het verplegen van zieken, vooral van lijders aan besmettelijke ziekten’ (WNT). 123 toornen: Torens. 124 Goetdorp: Godorf, Duitsland. 125 Wijsselingh: Wesseling, Duitsland. 126 slipen: Sliepen. 127 vesten (vest): ‘Wal of muur om een stad. Meestal gebruikt in het mv. als coll[ectief] begrip’ (WNT). 128 Coblents: Koblenz, Duitsland. 129 de slincker (des linker): De linker. 130 Abdije Zijburgh: Een abdij in Siegburg, Duitsland. 131 de seven bergen: Siebengebirge (net onder Bonn), Duitsland.
53
256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291
>> 9.i.0 Blekert rijnschen wijn,132 sijnde van de weerdt sijn eijgen gewas. wij aten aen een fonteijn gelegen op het scheijt133 tusschen het lant van Ceulen, en Gulick. tegen over de herberge leijt een eijlant in den Rijn, in het welcke is het adelijcke Joffrauwe Clooster genaempt Nonneweert, het welck seer vermakelijck om aensien is. aende sijde van de herberge leijt een vervallen Casteel dat een Keurvorst van Ceulen Truxis134 hadde laten bouwen om de nonnekens te verspieden int’gaen rusten, en opstaen (als sijnde geweest een grooten Liefhebber) die oock daer naer wilde trouwen, het welck veel troubelen135 daer in het landt veroorsaeckte, Voort reijdende bij, eñ tusschen bergen van leijen,136 eñ den Rijn verstonden, dat dien selven morgen de troupen van de Vorst van Nieuburgh, die daer ontrent137 geinquartiert138 waren een karre geplondert139 hadden, waerom op ons hoede waren eñ sagen een schoon Casteel, leggende >> 9.2.0 Op een hogen bergh aen den Rijn, toecomende den Abt van Zijburgh, eñ sijn komen slapen tegens over Hamersteijn,140 alwaer men noch siet de ruinen van een Casteel boven uijt een rots gebouwt sijnde geweest, en bij de
132
Blekert rijnschen wijn (Bleekerd): Bleke rode wijn. ‘Waarschijnlijk gevolgd naar h[oog]d[uitse] bleichart, bleichert’ (WNT). het scheijt: De afscheiding. 134 Keurvorst van Ceulen Truxis: Waarschijnlijk Gebhard Truchsess van Waldburg-Trauchburg (1547-1601). Deze roomskatholiek bekeerde tot het protestantisme toen hij trouwde met de protestandse Agnes von Mansfeld-Eisleben (1551–1637). Zijn doel werd Keulen protestants te maken, wat Leidde tot de Keulse oorlog (zie: ‘Agnes von MansfeldEisleben’ 2013; ‘Gebhard Truchsess von Waldburg’ 2014; ‘Keulse Oorlog’ 2014). 135 troubelen: Opschudding, onrust. 136 bergen van leijen: Bergen van lei. 137 daer ontrent: Daar rondom, daar in de buurt. 138 geinquaetiert (inkwartieren): Verbleven. 139 geploneert: Geplunderd. 140 Hamersteijn: Hammerstein, Duitsland. 133
54
292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324
Lotherinsche141 gepossedeert,142 doch door de laeste143 vredens tractaten gedemolieert.144 Men seijde ons dat de helft vant’ stedeken Hamersteijn uijtgestorven was van de pest, eñ noch duerde,145 aldaer sagen wij bij nacht gelijck als vier146 door de lucht swermen, waer van seer verwondert waren sonderlingh147 in tijt van pest, doch ons daer op ondervragende verstonden het vliegen waren, die in de nacht sich als vier vertoonden, alhier mosten de schepen van Ceulen komende quarantaine doen148 vermits de pest, en hadden de schippers aen den ouver149 van de revier150 stroije hutten gemaeckt om aen lant in te verblijven, doch hadden wij dat van te voren geweeten, wij souden onse reijs in de nacht noch vervoordert151 hebben om >> i0. Het gevaer van de pest te eviteren.152 Den i0 dito des morgens vroegh sijn wij voorbij Andernach153 gereden niet incomende om de pest dan scheen het een proper stedeken te sijn. voort rijdende quamen wij aen den wijssen ofte witten tooren154 toecomende den Keurvorst van Trier,155 eñ alsoo geheten om dat daer een grooten wijssen ofte witten toren is. hier mosten wij
141
Lotherinsche: Lotharingers, inwoners van Lotharingen gepossedeert (possideeren): Bezitten. 143 laeste: Laatste. 144 gedemolieert (demolieeren): Gesloopt. 145 noch duerde: Noch voortduurde. Hamersteijn werd nog steeds getroffen door de pest. 146 vier: Vuur. 147 sonderlingh: In het bijzonder. 148 quarantaine doen (in quarantaine verblijven): Schepen moesten, in tijden van een epidemie, een bepaalde periode geïssoleerd blijven, zodat mogelijk besmette schepen een ziekte niet in de haven zouden verspreiden. 149 ouver: Oever. 150 revier: Rivier. 151 vervoordert: Vervolgd. 152 eviteren (eviteeren): Vermijden. 153 Andernach: Andernach, Duitsland. 154 wijssen ofte witten tooren: Weißenthurm, Duitsland. 155 Keurvorst van Trier: Karel Kaspar van der Leyen (1618-1676) was van 1652 tot 1676 de Keurvorst van Trier (zie: ‘Karl Kaspar von der Leyen’ 2014). 142
55
325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358
onse paspoorten van gesontheijt156 toonen voort reijdende door een lange rechte wegh van note boomen lieten aen de rechter hant leggen een schoon Casteel, ofte lusthuijs van den Keurvorst van Trier, gebouwt op de manire vant’ huijs te Heemstede int’ sticht van Vijtrecht. Tusschen Bon en Andernach sietman op de rivier aen weder sijde veel schoone dorpen en vlecken157 waer van de daken van de huijsen alle met leijen gedeckt sijn, de welcke aldaer van de bergen van boven naer onder laten rollen, eñ beneden worden de besten, eñ blauwsten uijtgesocht >> ii. Ende berijt. Over den Rijn Leijt mede een proper eñ net stedeken genaemt Lints.158 Tegens den middagh quamen wij tot Coblents een bequaeme159 stadt toecomende den Ceurvorst van Trier voor de stadt passeerde wij de rivier de Moesel160 (die daer voor bij vloet,161 eñ vaerbaer is) over een schoone steene brugge, eñ gongen162 logeeren in den gulden bock. Aldaer en is niet163 veel raers164 te sien als het logement van de duijtsche Heeren des naer middagh passeerden wij den Rijn (die daer mede van de andere sijde van de stadt voor bij vloet) met een schips brugge,165 eñ gongen langes de voor stadt naer het Casteel Hamersteijn, alwaer
156
paspoorten van gesontheijt: In de tijd van de pest hadden reizigers een bewijs van goede gezondheid nodig om landen, gebeiden of steden binnen te komen. 157 vlecken (vlek): ‘Verzameling van huizen in straten afgedeeld, doch kleiner dan eene stad; plattelandsgemeente’ (zie: Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal). 158 Lints: Linz am Rhein, Duitsland. 159 bequame: Mooie. 160 Moesel: Moezel, rivier in Duitsland. 161 vloet (vloeien): Stromen. 162 gongen: Gingen. 163 en … niet: Niet. Tweeledige negatie. 164 raers: Bijzonders. 165 schips brugge (Schipbrug): ‘Brug over naast elkander liggende verankerde schepen geslagen’ (WNT).
56
359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384
commandeerden166 den Oversten Leijen167 Oom van ons neef Joncker168 Steven De Ridder van Groenesteijns169 Capitieijn van de garde170 van de Ceurvorst van Maints171 twede huijsvrouw:172 genaemp[+t] Anna Catharina van Schoonbron,173 nichte germain174 van den tegenwoordig[+e] Ceurvorst Van Maints Johannes Philippus Van Schoonbron. Welcken >> i2. Oversten als sijnde mede na, maedt schap van de Ridderen175 die den voorschreven onsen neef geprocreeerdt176 heeft bij Joffrouw Anna Norsula van Swalbach177 sijn hogh Ed.178 eerste huijsvrouw, heeft ons het Casteel rontom laeten sien,179 beschoncken,180 en versocht aldaer te logeren. Dit Casteel is gebouwt boven uijt181 een rots leijt vlack aen den Rijn tegen over den mont van de rivier de moesel, soo dat niet alleen de stadt, maer oock de passagie van beijde de rivieren Rijn, ende Moesel commandeert. Beneden aen de voet vant’ Casteel leijt
166
commandeerden (commandeeren): Bevelvoeren. Oversten Leijen: Bevelhebber Leijen; Wellicht een familielid van Karel Kaspar van der Leyen (1618-1676) (zie: noot 155: Keurvorst van Trier). 168 Joncker (Jonchere): (Nog niet geridderde) jonge edelman. 169 Steven De Ridder van Groenesteijn: Stephan de Ridder van Groenestein (1610-1657) was aanvoeder van de lijfwacht van verschillende keurvorsten, waaronder de keurvost van Mainz (zie: ‘Anna Ursula von…’ [z.j.]; Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995] pp. 205-208) 170 Capiteijn van de garde (Capitein; Garde): ‘Hoofdman (...), bevelhebber, aanvoerder’ (MWN) van de ‘wacht van krijgslieden, met de bescherming van 's vorsten persoon belast; vorstelijke lijfwacht’ (WNT). 171 Ceurvorst van Maints: Johann Philipp von Schönborn (1605-1673) was van 1647 tot 1673 keurvorst van Mainz, daarnaast was hij bisschop van Wurstburgh (zie: ‘Johann Philipp von Schönborn’ 2014). 172 Oversten Leijen Oom van ons neef Joncker Steven De Ridder van Groenesteijns Capitieijn van de garde van de Ceurvorst van Maints twede huijsvrouw: Bevelhebber leyen is de oom van de tweede vrouw van de ‘Capiteijn’ de Ridder van Groenestein. 173 Anna Catharina van Schoonbron (von Schönborn): Anna Catharina von Schönborn (?-?), was de tweede vrouw van Stephan (zie: noot 169: Steven De Ridder…) en een volle nicht van Johann Phillipp von Schönborn (1605-1672) (zie: noot 171 Ceurvorst van maints; Siepman van den Berg & Olde Meierink [1995]: p. 206). 174 nichte germain: Volle nicht. 175 maedtschap van Ridderen (Maatschap van Ridder): ‘De hoedanigheid’ (WNT) van Ridder. 176 geprocreeerdt (procreëren): ‘Voorttelen, verwekken’ (WNT). In deze context wellicht: ‘verkregen’. 177 Anna Norsula van Swalbach: Anna Ursula von Schwalbach (?-1649) is op 20 januari 1620 getrouwd met Stephan de Ridder van Groenestein (1610-1657) (zie: noot 169: Steven De Ridder...; ‘Anna Ursula von…’ [z.j.]). 178 d sijn hogh E : Zijne hoog edele. 179 heeft ons het Casteel rontom laeten sien: Het is niet duidelijk wie het kasteel rondom heeft laten zien. 180 beschoncken (beschenken): Voorzien van dranken. 181 boven uijt: Boven op. 167
57
385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421 422
een schoon paleijs, alwaer den Keurvorst sijnde logeert, wesende seer wel gemeubleert, eñ hebbende onder rontom seer schoone kelderen vol heele groote stucken ouden wijn voor den Keurvorst met de welcke wij mede beschoncken wierden tegens den avont keerden wij weder naer de stadt. Den ii dito de voorschreve schips brugge wederom gepasseert sijnde >> i3. Vonden wij onder aen den bergh een fonteijn, ofte seurbron182 op de wijse van Spaij183 alwaer menichte van184 vrouw volck quaem water halen in kannekens, (als die van Spaij) die met menighte in een mande op het hooft dragende, gelijck daer in het lant oock alles op het hooft dragen, van die fonteijn mede gedroncken hebbende marcheerden te voet den hogen bergh op, boven sijnde, klommen wij op een karre met twe peerden,185 de welcke van Coblents tot Francfoort186 gehuert hadde, boven op den bergh was het alles bosschagie,187 eñ was vier vren lang,188 vonden daer fonteijnen,189 ende daer bij leggen een baste van een tack van een boom over lang door midden gesneden, die houde men aen den oorsprongh van de fonteijn, die uijt een rots, ofte steen quaem en dronck men door die bast alsoo het heldere water, sagen daer mede hout cool190 wagens, die met vijf a ses paer ossen getrocken wierden, welcke houts cool aldaer in de bossen gebrant wor[+t]
182
seurbron (zuurbron): Bron waar bruisend mineraalwater uit ontspringt. op de wijse van Spaij: Zoals in Spa (België). 184 menichte van: Een grote hoeveelheid, veel. 185 peerden: Paarden. 186 Francfoort: Frankfurt am Main, Duitsland. 187 bosschagie: Bebost. 188 vier vren lang (vier uur lang): Ter groote van ‘vier uur lang’ lopen/rijden. Het gaat hier om een afstand die in tijd uit wordt gedrukt. 189 fonteijnen: Bronnen (als een waterval); fonteinen. 190 houtcool: Houtskool. 183
58
423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458
vant’ hout aldaer staende hier ontren[+t]191 sijn wij met de karre om ver gevallen sonder ons te beseeren, mede vonden >> i4. Wij aldaer een eijken boom holuijtgebrant noch levende, al waer met ons sessen konden instaen192 oock waren daer boomen die vruchten droegen daer193 sij de verckens194 (die daer door gedreven worden)195 mede vet maken. t’ Bos gepasseert sijnde quaemen wij in een valeije, en gongen tot Montabour196 ons middagh mael houden, alwaer een schoon casteel op een bergh leijt, leggende de stadt daer onder in een leeghte te samen met een muer omringelt,197 vertreckende even buijten de stadt vonden wij een suer bron, ofte Spaij fonteijn, eñ daer ontrent beeken met geel water, als comende, uijt solfere,198 ende ijsere bergen, tegens den avont hebben wij tot Limpurgh199 vervarst is een proper stedeken toecomende den Ceurvorst van Trier eñ aldaer is veel adel wonende, men vindt een weijnigh200 van daer marmere bergen, int’ incomen passeert men met een steene brugge de >> i5. De rivier De Loon,201 de welcke met vlooten bevaeren wordt, des nachts meijnden wij202 tot Es203 te rusten maer den blixem, en den donder dede
191
hier ontren[+t]: Hier in de buurt. met ons sessen konden instaen: Met z’n zessen in konden staan. 193 daer: Waer. 194 verckens: Varkens. 195 die daer door gedreven worden: Die daar gehouden worden; die daar mee gevoerd worden. 196 Montabour: Montabaur, Duitsland. 197 omringelt: Omringd. 198 solfere (solfer): Zwavel. 199 Limpurgh: Limburg an der Lahn, Duitsland. 200 een weijnigh: Niet ver. 201 De Loon: Lahn, rivier in Duitsland. 202 meijnden wij: Meenden wij, dachten wij; waren wij van plan. 203 Es: Esch, Duitsland. 192
59
459 460 461 462 463 464 465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 490
ons tot Linholsen204 vernachten,205 des morgens. Den i2 dito opbrekende206 sijn tot Es comen onbeijten, en sijn voort een bergh opgeklommen, eñ gepasseert een bos ses vren lang in het welcke ons getoont wierde de plaetse daer eenigen tijt te voren een engelsche Coopman van207 sijn karreman,208 en twe soldaten (daer mede gecomplotteert hadde)209 vermoort was, het dode lichaem door een hont ontdeckt, eñ vervolgens geschout210 sijnde, vont men een briefken waer uijt bleeck aen wien sijn goederen gedacht hadde tot Francfoort te bestellen,211 daer naderhant resolveerden212 selfs te gaen. Den karreman eenige van de goederen comende te veijlen213 aen den correspondent van di[+e] coopman, die daer op214 vont het marck215 vanden vermoorden coopman, wierde daer op gevat,216 en bekende het feijt >> i6. De soldaten naergespeurt,217 eñ achterhaelt sijnde, wierden alle te gelijck gerabraeckt218 (Loon naer wercken). het bos gepasseert sijnde quamen wij des middaghs tot Konincksteijn219 toecomende den Keurvorst van Maint220 een proper stedeken, heeft mede een casteel boven op een bergh daer de
204
Linholsen: Wellicht Lindenholzhausen, Duitsland. Dit is een stadsdeel van Limburg an der Lahn. vernachten: Overnachten. 206 opbrekende (opbreken): ‘Aanbreken’ (WNT). 207 van: Door. 208 karreman: Vervoerder; degene die de kar rijdt. 209 daer mede gecomplotteert hadde: Waarmee hij samengespannen heeft. 210 geschout: Bekeken. 211 gedacht hadde te bestellen: Van plan was te bezorgen. 212 resolveerden (resolveeren): Beslissen, besluiten. 213 te veijlen (veilen): Te koop aanbieden. 214 daer op: Op de goederen. 215 marck (merk): Merkteken. 216 wierde daerop gevat: De karreman werd vervolgens gepakt. 217 naergespeurt: Opgespoord. 218 gerabraeckt (radbraken): ‘Zekere strafoefening toepassen waarbij een misdadiger langzaam doodgemarteld wordt, doordat eerst zijn ledematen gebroken worden en vervolgens zijn lichaam op een rad wordt gelegd’ (WNT). 219 Konincksteijn: Köningstein im Taunus, Duitsland. 220 Keurvorst van Maint: Keurvorst van Mainz (zie: noot 171: Ceurvorst van Maints). 205
60
491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526
stadt onder leijt, van het eijnde van het bosch, ofte bergh hadden wij een uijttermaten schoon gesicht221 over den gehelen Rijncou,222 eñ de Palts, siende leggen de revieren Rijn, eñ Meijn,223 als mede de stadt Ments,224 op het hangen225 van het bosch, ofte bergen sagen wij schoon koren staen, van gelijcke schoone weijden, en hoijlanden bij naer tot aen het hooghsten van den bergh, dat ons seer verwonderde,226 maer remarqueerden,227 dat het fonteijn water comende uijt de bergen als een beeckie geleijt wierdt boven op de hooghte van den bergh, eñ dicht bij het hangen van den selven bergh. >> i7. Inde kanten van welck beeckie diverse gaten, als loopgraven waren daer gedurigh een gedeelte vant’water uijtliep, ende bevloeden228 het hangen van den bergh tot beneden toe, de rest vant’ water sijn cours229 volgende, eñ water aen andere gaten tot den selven eijnde fournerende,230 wanneer water genoech hebben, ofte het lant willen telen,231 dan stoppen de gaten naer gelegentheijt, Conincksteijn gepasseert sijnde comt men op een tamelijcken hogen bergh van de welcke men van verre siet leggen de stadt Francfoort, als mede wijt ende sijt inde Pals, eñ Rijncou tusschen Konincksteijn, eñ Francfoort sijn wij gepasseert het revierken de
221
gesicht: Uitzicht. Rijncou: Rheingau, wijnbouwgebied in Duitsland. 223 Meijn: Main, rivier in Duitsland. 224 Ments: Mainz, Duitsland. 225 op het hangen (hang): ‘Helling van een berg of heuvel’ (WNT). 226 verwonderde: Verbaasde; deed bewonderen. 227 remarqueerden (remarqueeren): Opmerken 228 bevloeden: Bevloeiden. 229 cours: Koers. 230 fournerende (fourneeren): Verschaffen. 231 telen: Verbouwen. 222
61
527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560
Nid,232 eñ het vleck daer aen gelegen geheten Ridlem,233 alwaer een groot casteel is gepossideert bij234 een Graef van Nassouw,235 ende sijn alsoo des avonts tot Francfoort aende Meijn gearriveert, gaende logeeren im root Manleijn, ofte in het root Manneken. >> i8. Een groote schoone herbergh gelegen aen de ouver van den Meijn alwaer men oock wel tracteert,236 eñ daer wij verbleven. Den i3 en den i4 dito. Francfoort is een groote schoone stadt heeft veel schoone pleijnen, ofte marckten, en fraije fonteijnen, de Domkerck is oock schoon, alwaer wij de Cappelle237 gesien hebben, waer in den tegenwoordigen Keijser Leopoldus den eerste238 gekroont is, de cappelle is vrij kleijn, voorder siet men daer bij rijcke kooplieden schoone hoven eñ onder anderen een hasenoteboom,239 die soo dick is, als drie mannen, en hoogh naer proportie240 van de dickte. wij gingen oock met een aken plaisiren varen door de steene brugge, met de welcke men van Francfoort over de Meijn gaet tot de voorstadt genaempt Saxenhausen,241 ende de compagnie hadde sich voorsien van den goede [c/r]olloravit242 met ouden hochomer wijn.243 hebben daer mede een doos-
232
Nid: Nidda , rivier in Duitsland. Ridlem: Wellicht Rödelheim, Duitsland. Dit is een stadsdeel van Frankfurt am Main. 234 bij: Door. 235 Graef van Nassouw: Vedere informatie over een ‘Graef van Nassouw’ die een kasteel in Rödelheim bezit is niet achterhaald. 236 tracteert (tracteeren): ‘Als gast ontvangen, in het bijz[onder] en vooral onder het aanbieden van spijs en drank’ (WNT). 237 Cappelle: ‘Eene (kleine) kerk, van de parochiekerk onderscheiden, doordat er wel de mis mocht worden gelezen, maar niet mocht worden gedoopt; dikwijls gebouwd op begraafplaatsen of heerenhoven of bij kloosters en meestal staande in bijzonderen eigendom, bedehuisje’ (MNW). 238 Keijser Leopoldus den eerste: Leopold I werd op 31 juli 1658 in Frankfurt gekroond (zie: noot 43: Koninck van Boheme; ‘Keizer Leopold I’ 2014). 239 hasenoteboom: Hazelnotenboom. 240 naer propotie: Naar verhouding. 241 Saxenhausen: Sachsenhausen, Duitsland. Dit is een stadsdeel van Frankfurt am Main. 242 [c/r]olloravit: Verdere informatie over ‘[c/r]olloravit’ niet achterhaald. 243 hochomer wijn: Hochheimer wijn. 233
62
561 562 563 564 565 566 567 568 569 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592
ken Francfoortsche pillekens244 gekoft245 >> i9. Die seer gerenommeert246 sijn. Tot Francfoort hebben wij ons bestaet247 op een karosse248 de retour met vier hongersche249 paerden, hangende van beijde de sijde,250 om ons door Hanau,251 Asschaffsenburgh,252 eñ Wurtsburgh253 te leveren tot Neurenbergh,254 eñ aldaer een dagh en een halve vertoeft hebbende voorder voor eene prijs te leveren tot Ausburgh,255 eñ sijn alsoo. Den i5 dito vertrocken passerende eerst door Hanau sijnde een tamelijcke groote stadt wel gefortificeert,256 leggende in een leeghte verdeijlt in de oude, eñ nieuwe stadt, in de oude leijt het Casteel, ofte Slot, daer de Graven van Hanau op woonen, de nieuwe stadt is meest met Hollanders bewoont die sich met taback bouwen generen,257 de huijsen daer in sijn alle op sijn italiaensch gebouwt, eñ op een fatsoen258 de straeten sijn lang, recht, eñ breet, doch en is noch niet al voltimmert,259 daer vloet oock ront om beijde de stedekens een revierken genaempt de Kins,260 des middaghs >> 20. Hebben wij gegeten tot Kal,261 eñ des
244
Francfoortsche pillekens: Verdere informatie over ‘Francfoortsche pillekens’ is niet achterhaald. gekoft: Gekocht. 246 gerenommeert: Goed bekend staand. 247 bestaet (op): Verdere informatie over ‘bestaet (op)’ is niet achtehaald. 248 karosse: Rijtuig. 249 hongersche, Ongarisch(e/en): Hongaarse. 250 hangende van beijde de sijde: Verdere informatie over ‘ hangende van beijde de sijde’ is niet achterhaald. 251 Hannau: Hanau, Duitsland. 252 Asschaffsenburgh: Aschaffenburg, Duitsland. 253 Wurtsburgh: Würzburg, Duitsland. 254 Neurenbergh: Neurenberg, Duitsland. 255 Ausburgh: Augsburg, Duitsland. 256 gefortificeert (fortificeeren): ‘Van vestingwerken voorzien’ (WNT). 257 generen: Onderhouden. 258 op een fatsoen: Op eenzelfde wijze. 259 voltimmert (voltimmeren): Voltooien. 260 Kins: Kinzig, rivier in Duitsland. 261 Kal: Kahl am Main, Duitsland. 245
63
593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630
naer middaghs, hebben wij tot Achaffenburgh262 vervarst, alwaer te sien is een seer schoon slot toecomende den Keurvorst van Ments,263 gebout264 bij den Keurvorst genaempt Cronenburgh, het is vierkant hebbende op elcken hoeck een schoonen hogen tooren cierlijck met omgangen, eñ balustraden uijt een der hant gebouwt265 int midden is een groot pleijn, eñ daer sijn schoone kelders rontom, die vol weijnen leggen, het gantsche slot is van rooden hart steen266 gebout, waer van een bergh gevonden wort drie vren van daer, waer van de steen de rivier de Meijn kan afgebracht worden alleen is int’ midden van een van de vier stucken uijt stekende een ouden dicken hoogen, viercanten toren van andere steenen gebout, die het slot wat onciert, doch wort geseijt die daer om gewichtige redenen heeft moeten blijven staen. Het Slot heeft een kleijn net hofken van waer men over weijlanden, eñ op de rivier de Meijn siet, aende stadt leijt een steene >> 2i. Een steene brugge, waer mede men de rivier de Meijn passeert, des avonts sijn wij komen slaepen tot Spesserbach.267 Den i6 dito sijn wij gepasseert een hoogen bergh, waer op wij acht vren door een masten,268 eñ sparreboomen bosch reden, eñ quamen des middaghs tot Leingenfelt269 aldaer eerst de Meijn passerenden met een pont, des naer de middaghs passeerden een diergelijcke270 bosch, doch cleijnder,
262
Achaffenburgh: Aschaffenburg, Duitsland. Keurvorst van Ments: Keurvorst van Mainz (zie: noot 171: Ceurvorst van Maints). 264 gebout: Gebouwd. 265 uijt een der hant gebouwt: Uit een stuk gebouwd. 266 rooden hart steen (rode hardsteen): Rode bergsteen. 267 Spesserbach: Wellicht wordt Spessartbach bedoeld. Pessart is het gebied in Duitsland. Verdere informatie over ‘Spessartbach’ is niet achterhaald. 268 masten (mast): ‘Den of pijnboom’ (WNT). 269 Leingenfelt: Wellicht Lengfurt in Triefenstein, Duitsland. 270 diergelijcke (dergelijk): Soortgelijk. 263
64
631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 660 661 662 663 664 665 666
waer in veel wilde aertbesien271 gevonden wierden, doch aengenaem van smaeck, dide272 schaepharders273 pluckten, eñ vergaederden274 in sackiens van basten van boomen, ende veijlde ons die voor een geringe preijs, de sackiens waren gemaeckt van een baste van een beucke boom gesneden uijt de lenghte van den boom, welcke baste toe gevout was, eñ boven met een penneken275 van houdt aen weersijden de baste tot een gehecht des avonts quamen wij tot Wurstburg hooftstadt van Franckenlant276 toekomende den Keurvorst van Maints, als Bisschop van Wurstburgh, eñ Hartogh Van Franckenlant,277 aldaer heeft den >> 22. Den Hartogh een groot en schoon hof leggende op een hoogen bergh, eñ is bij desen tegenwoordigen Keurvorst Van Ments278 seer gefortificeert, gelijck mede de voorstadt naer de sijde vant’ hof ofte Casteel, tusschen de stadt, en de voorstadt passeerden met een steene brugge de rivier de Meijn, eer men te Wurstburgh komt reijt men twe vren langens de revier, eñ siet men aen weersijden van de rivier op de bergen niet als279 wijngaerden, dat vermakelijck om sien is, wij waren gelogiert280 in de valck. Den i7 dito vijt Wurstburgh reijdende quaemen des middagh tot Mainbern,281 alwaer wij des naer de middaghs de Meijn wederom over een brugge
271
aertbesien: Aardbeien. dide: Die de. 273 schaepharders: Schaapherders. 274 vergaerden: Verzamelen. 275 penneken: Pinnetje. 276 Franckenlant: Franken ligt in het tegenwoordige Beieren, Duitsland. 277 Hartogh Van Franckenlant: Blijkbaar was Johann Philipp von Schönborn (1605-1673) (zie: noot 171: Ceurvorst van Maints) ook hertog van Franken. 278 Keurvorst Van Ments: Keurvorst van Mainz (zie: noot 171: Ceurvorst van Maints). 279 niet als: Niets anders dan. 280 waren gelogiert, gelogeert: Verbleven, overnachtten. 281 Mainbern: Wellicht Mainbernheim, Duitsland. (Kitzingen zou logischer zijn, aangezien je in die stad de Main over moet om verder naar het oosten te gaan.) 272
65
667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 680 681 682 683 684 685 686 687 688 689 690 691 692 693 694 695 696 697 698 699 700 701
passeerden, eñ quaemen slapen tot Langefelt.282 Den i8 dito des middaghs quaemen wij tot Weisbron,283 des naer de middagh vervarsten tot Pfirt,284 ende arriveerden des avonts voor de stadt van Neurenbergh sijnde een Rijckx stadt, terwijlen wij aen de poort wachtede naer bescheijt285 ofte wij mochten in komen, soo >> 23. Soo raeckte de stadt van den blixem in brant, ende brandede een huijs af, welcke commotie oorsaeck was dat wij niet binnen geraechten,286 echter gingh mijn Oom de Ridder met een soldaet binnen in de stadt bij een van de borgemeesters,287 maer die dorste288 de sake over sich niet nemen, maer seijde des anderen daeghs289 den raedt soude vergaderen, eñ de sake favorabel290 soude voorstellen, des anderen daeghs cregen bescheijt, dat twe à drie dagen diende in de voorstadt te logieren, eñ dat ons dan soude inlaten,291 hier op gingh onse koetsier bij de post, die soo eerst van Ausburgh quaem, ende verstaende, dat men dae[+r] noch inliete292 heeft ons belooft daer293 binnen te leveren ofte op sijne kosten wederom te Neurenbergh te leveren eñ daer naer noch tot Ausburgh, dese conditien aennemende sijn wij Den i9 dito naer den eten vertrocken
282
Langefelt: Langenfeld, Beieren in Duitsland. Weisbron: Wellicht Veitsbronn, Duitsland. 284 Pfirt: Fürth, Duitsland. 285 bescheijt (bescheit): Verduidelijkend bericht. 286 geraechten: Geraakten, kwamen. 287 borgemeesters: Burgemeesters. 288 dorste: Durfde. 289 des anderen daeghs (anderdaghes): De volgende dag. 290 favorabel: Gunstig. 291 twe à drie dagen diende in de voorstadt te logieren, eñ dat ons dan soude inlaten: Twee à drie dagen in de voorstad moesten verblijven en daarna binnen gelaten zouden worden. 292 hier op gingh onse koetsier bij de post, die soo eerst van Ausburgh quaem verstaende, dat men dae[r] noch inliete: Daarna ging onze koetsier naar de koerier die net uit Augsburg kwam, en begreep, dat men daar reizigers nog binnen liet. 293 heeft ons belooft daer: De koetsier heeft beloofd ons in Ausburgh. 283
66
702 703 704 705 706 707 708 709 710 711 712 713 714 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 727 728 729 730 731 732 733 734 735
rijdende een stuck weeghs buijten om de stadt, soo dat men uijt het gesicht wel koste294 oordelen een scho[+o-] ne stadt te sijn, daer sijn oock schoon >> 24. Schoone vesten van hartsteen opgebout, de toorens van de stadt sijn oock fraij, maer altemael295 met roode pannen gedeckt, gelijck oock de huijse, om dat de bergen van Leijen296 wat verre van daer sijn, de heele stadt is Lutheriaensch,297 behalven dat de Predicheeren298 daer een kleijne Capelle hebben, des avonts sijn wij tot Rot299 gearriveert, al waer alle de Koetsen met trompetten ingehaelt worden Soo de trompetter van de stadt, de welcke altijt op den tooren is, de selve300 siet, de stadt, en is niet veel besonders. Den 20 dito des middaghs sijn wij gecomen tot Weijssenburgh301 sijnde een Rijckx stedeken, des avonts quaemen wij slaepen tot Manheim302 toecomende den Hartogh van Nieuburgh, Gulick, eñ bergen residerende303 tot Dusseldorp, alhier saegen wij de ionckmans,304 eñ ionge dochter305 hant aen hant springen over vlammende vieren,306 daer tot aengesteken307 sich daer mede vermakende, want308 het Sondagh was.
294
koste: Konden. altemael: Allemaal. 296 bergen van Leijen: Leien bergen, bergen waar lei gewonnen wordt. 297 Lutheriaensch: Luthers. 298 Predicheeren (predichere, predicare): Predikheren of dominicanen hielden zich vooral bezig met het bekeren van mensen. 299 Rot: Roth, Duitsland. 300 de selve, het selve: Dezelfde, hetzelfde. 301 Weijssenburgh: Weißenburg in Bayern, Duitsland. 302 Manheim: Monheim, Beieren in Duitsland. 303 residerende: Verblijvende. 304 ionckmans (jonkman): (Ongehuwde) jonge man. 305 ionge dochter (jongedochter): (Ongehuwde) jonge vrouw. 306 vieren: Vuren. 307 daer tot aengesteken: Die daarvoor aangestoken waren. 308 want: Omdat. 295
67
736 737 738 739 740 741 742 743 744 745 746 747 748 749 750 751 752 753 754 755 756 757 758 759 760 761 762 763 764 765 766 767 768 769 770 771
>> 25. Den 2i dito vroegh passerende voor bij een groot en schoon Clooster van Mannen hebbende groote besloote parcke ofte bosschen om in te wandelen, eñ wilt309 in te houden, quaemen wij tot Donewert310 geweest sijnde een Rijcks stadt eñ nu toecomende den Ceurvorst van Beijeren,311 de stadt doorgereden sijnde passeerdenande312 andere sijde van de selve over een houte brughe, de revier Danubius ofte Donau, die daer noch kleijn is, maer echter met schepen gebruijckt wordt,313 ia selfs van Ulm af. des middaghs quaemen wij eten tot Neurendorf,314 en des avonts slaepen tot Ausburgh sijnde een Rijckx stadt, daer wij onder semblant315 van Jtalianen te sijn, comende vant’ hof van den Hertogh van Luijnenburgh,316 binnen geraeckte, het welck ons te beter geluchte,317 om dat een Jtaliaen bij ons hadde, eñ mijn Oom De Ridder met de selve Jtaliaens sprack, eñ de schilwacht int’ Jtaliaens antwoorden, des anderen daeghs sijnde. Den 22 dito hoorden wij, dat die van Neurenbergh, aen die van Ausburgh geschreven hadden, dat sich van ons >> 26. Soude wachten,318 en ons niet inlaeten, tot Ausburgh sijn wij verbleven tot Den 25 dito voor de middagh eñ gelogieert geweest in de gulde croon
309
wilt: Wild. Donewert: Donauwörth, Duitsland. 311 Ceurvorst van Beijeren: Ferdinand Maria van Beieren (1636-1679) was van 1651 tot 1679 keurvorst van Beieren (zie: ‘Ferdinand Maria van Beieren (1636-1679)’ 2014). 312 passeerdenande (passeerden aan de): De inkt van nand is dikker dan de rest, het lijkt later tussen ‘passeerde’ en ‘ande’ geschreven te zijn. 313 met schepen gebruijckt wordt: Met schepen bevaren wordt. 314 Neurendorf: Waarschijnlijk Nordendorf, Duitsland. 315 semblant (samblant): ‘Uiterlijk voorkomen, manier van doen, uiterlijke schijn’ (WNT). 316 Hertogh van Luijnenburgh: George Willem van Brunswijk-Lüneburg (1624-1705) was van 1665 tot 1705 hertog van (Brunswijk-)Lüneburg (zie: ‘George Willem van Brunswijk-Lüneburg’ 2014). 317 het welck ons te beter geluchte: Wat ons beter gelukte; waarin wij beter slaagden. 318 wachten: ‘Er voor zorg dragen (dat iets al dan niet gebeurt)’ (WNT). 310
68
772 773 774 775 776 777 778 779 780 781 782 783 784 785 786 787 788 789 790 791 792 793 794 795 796 797 798 799 800 801 802
Sum Herren Laurens. Dese stadt heeft een groote voorstadt genaempt de Fuggerij319 grensende aen de frontieren320 van Beijeren, als sijnde merendeel gebout van de Graven Fuggeri,321 die eerst cooplieden tot Ausburgh sijn geweest, in de stadt sijn de huijsen van buijten meest gepleijstert, eñ schoon daer op geschildert. Daer sijn schoone straeten eñ worden aldaer alderhande322 fatsoemen323 van klederen gesien, sondelingh van Vrouwen eñ de veranderinge324 bestaet meest in het hulsel,325 hebbende sommige Vrouwe cappen daer twe hoornen uijtcomen, de gemeene man heeft broeck en wambas326 aen een, soo dat haer gevoegh doende,327 het een, eñ ander ondermoet.328 Wij sagen daer de processie van Corpus Domini,329 al waer de Vrouwen mede op haer kostelijckste comparerende,330 eñ wij alle, die wonderbaerlijcke modes >> 27. Van clederen sagen. Onder andere rariteijten331 siet men aldaer den gerlach tooren,332 Het Raethaus, ofte stadt huijs, waer van de twe estage, ofte verdiepinge op marmore333 pilaren334 staet, en boven is een seer schoone sael, seer kos-
319
Fuggerij: Fuggerei, was bestemd voor armen en bestaat nog steeds (zie: ‘Fuggerei’ [z.j.]). frontieren (Frontier): ‘Grens; Grensvesting, grensstad’ (WNT). Het keurvorstendom Beieren bestond uit meerdere gebieden, het gaat hier waarschijnlijk om een grens binnen het keurvorstendom. 321 Graven Fuggeri: De Fugger-familie was in de vijftiende en zestiede eeuw een bekende bankiers- en koopmansfamilie. De bekendste Fugger en tevens de stichter van de Fuggerei is Jakob Fugger de Rijke (1459-1525) (zie: ‘Fugger (geslacht)’ 2013). 322 alderhande: Verschillende, allerlei. 323 fatsoemen: Soorten. 324 de veranderinge: Het verschil. 325 hulsel: Hoofddeksel. 326 wambas (wambuis): Kleding stuk voor mannen dat over het hemd werd gedragen en over de heupen hing. 327 haer gevoegh doende: Zijn behoefte doende, naar de wc gaand. 328 ondermoet: Uit moet; tegenkomt om uit te doen. 329 Corpus Domini: Lichaam van de Heer (eigen vertaling); Sacrementsdag. 330 comparerende (compareeren): ‘Verschijnen (op eene bepaalde plaats)’ (WNT). 331 rariteiten (rariteit): Bijzonderheden. 332 gerlach tooren: Wellicht een toren vernoemd naar Sint Gerlach. 333 marmore: Marmeren. 334 pilaren, pilaer(en), pileers, pileren, pijlaers, pijler(en/s) (pilare): Pilaar ‘waarop een gewelf of boog enz. rust’ (MNW) ( zie: noot 460: verwulfsels voor definitie gewelf). 320
69
803 804 805 806 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816 817 818 819 820 821 822 823 824 825 826 827 828 829 830 831 832 833 834 835 836 837
telijck vergult,335 daer boven is noch een verdiepinghe die niet op pileren staet, nochte336 men siet inde verdieping onder geen balcke daer de solder op leunt, hoe wel een seer groote sael is, men gaet naer boven met een seer weijde trap, en men kan boven rontom het raathaus gaen, en door glasen337 in alle die groote saelen sien. Het tuijch ofte, ammonitie huijs338 is mede seer schoon, hebbende een seer schoone facade ofte gevel waer in seer rare metalle figuren staen, ofte beelden, van binnen sijn alderleij soorten van munitie van oorloge,339 als mede diverse onlanghs geinventeerde340 stucken canon die men diverse malen achter een kan lossen, ofte losschieten. Den Einlas341 is mede een rare inventie want men laet des s’nachts van buijten de stadt in door diverse poorten, ofte deuren die van selfs open, eñ toe ginghen, >> 28. Soo dat wij niet sien conden waer langes, dat wij quaemen, en vonden over al andere gesloten deuren die niet open en gingen ofte degeene die alreede342 gepasseert waren, gingen eerst van selfs wederom toe.343 Den wasser, ofte water tooren is mede verwonderinghe weerdigh,344 dese geeft aen alle de fonteijnen van de stadt, die veel sijn, eñ mede aen alle huijsen, die veertien guldens iaers345
335
vergult (verguld): Versierd. nochte: Bovendien, daarnaast. 337 glasen: Ramen. 338 tuijch, ofte ammonitie huijs (tuig-, ofte ammunitiehuis, tuighuis): ‘Opslag- of bergplaats voor wapen- of oorlogstuig, arsenaal’ (WNT). (zie: noot 745: Arsenael voor definitie arsenaal). 339 munitie van oorloge: Ammunitie, krijgsvooraad. 340 geinventeerde: Uitgevonden. 341 Einlas: Tegenwoordig ‘Alter Einlaß’, dit was een toegangspoort naar de stad die ‘s nachts open was als de andere poorten dicht waren (zie: ‘Am Alten Einlass’ [z.j.]). 342 alreede: Alreeds. 343 gingen eerst van selfs wederom toe: Gingen eerst vanzelf weer dicht. 344 weerdigh (waardig): Waard. 345 veertien guldens iaers: Veertien gulden per jaar. 336
70
838 839 840 841 842 843 844 845 846 847 848 849 850 851 852 853 854 855 856 857 858 859 860 861 862 863 864 865 866 867 868 869 870 871 872 873 874 875
daer voor willen contribueren,346 het water: komt door een beeckien inde stadt, daer wort het opgepomt met pompen, als in Hollandt, doch die pompen worden door het water vallende op een rat, ofte water molen gepompt: die monden van de lode pijpen sijn boven toe,347 eñ bij de monden comt een kopere pijp, inde lodepijp pen ingelaten waer door het water dat boven uijt de lode pijp, geen uijtgangh en heeft (gelijck ter contrarie in Hollant door de becken vande pompen gelost wort) door de kopere pijppen getrocken wordt,348 eenige voeten om hoogh349 in een back, >> 29. Alwaer diergelijcke instrumenten wederom opereren350 wordende gemoveert,351 eñ het water gepompt door het selve rat, ofte water molen, dat beneden omgedraeijt wort door het beeckie, van de een back wort telkens wederom hooger gebracht op de selve manire, tot dat eijndelijck int’ hoogste van de water tooren comt, van waer het dan nedergelaeten, eñ verspreijt wort in alle fonteijnen, eñ huijssen, die het begeeren. Daer sijn seer schoone fonteijnen onder anderen, drie voornaemste met schoone kopere beelden eñ statuen ront om, eñ boven op verciert de eerste is bij het raathuijs, ende daer boven op staet een kopere Justitia behalven352 andere statuen, die ront om staen, de tweede, eñ voornaemste staet op de wijn merckt,353 daer be-
346
contribueren: Betalen, bijdragen. sijn boven toe: Zijn van boven dicht. 348 Die monden van de lode pijpen sijn boven toe, eñ bij de monden comt een kopere pijp, inde lodepijppen ingelaten waer door het water dat boven uijt de lode pijp, geen uijtgangh en heeft (…) door de kopere pijppen getrocken wordt: Hoe het systeem precies werkt is niet achterhaald. 349 om hoogh: In de hoogte. 350 opereren: In werking zijn. 351 gemoveert: Bewogen, in gang gezet. 352 behalven: Naast. 353 wijn merckt: Wijnmarkt. 347
71
876 877 878 879 880 881 882 883 884 885 886 887 888 889 890 891 892 893 894 895 896 897 898 899 900 901 902 903 904 905 906 907 908 909
halven de kopere statuen die daer ront om staen, staet boven op noch een groote kopere statue van een Hercules. De derde is bij het wevershuijs, eñ staet daer boven op een kopere statue van Mercurius. Den 25 dito sijn wij des middaghs tot Aicha354 comen eten sijnde een stedeken, >> 30. Van het Keurvorstdom Beijeren, eñ sijn des avonts comen slaepen tusschen Aicha, eñ Keijsersfelt.355 Den 26 dito sijn wij (naer dat wij des morgens tot Keijsersvelt onbeten hadden) des middagh tot Neustadt356 comen middagh mael houden onder wegen in een bosch sagen wij twe lacken ofte poelen357 alleenlijck358 gesepareert359 door den wegh daer wij over reden, dese sijn vol visch, en kannen360 het water van het een lack int’onder af laeten loopen, eñ alle de visch op vangen waer toe361 groote kaeren,362 inde kleijne vijvers sijn om de selve in te bewaeren, ende naer het hof van Beijeren tot Munichem363 (als die van doen hebben)364 te senden. des avonts sijn wij te Herensael aen den Donau365 komen slaepen. Den 27 dito des morgens sijn wij tot Regensburgh366 (wesende een rijckx stadt) aengelant, onderwegen saegkhen367 wij schepen den Donau op
354
Aicha: Aichach, Duitsland. Keisersfelt: Wellicht Geisenfeld, Duitsland. 356 Neustadt: Neustadt an der Donau, Duitsland. 357 lacken ofte poelen: Meren, watertjes. 358 alleenlijck: Alleen, slechts. 359 gesepareert: Gescheiden. 360 kannen: Kunnen. 361 waer toe: Waarvoor. 362 kaeren (kaar): ‘Kast of bak van hout met gaten doorboord of met wanden van roosterwerk, of teenen mand, om visch in levend te houden’ (WNT). 363 Munichem: München, Duitsland. 364 als die van doen hebben: Als die het nodig hebben. 365 Herensael aen den Donau: Herrnsaal, stadsdeel van Kelheim, Duitsland.. 366 Regensburgh: Regensburg, Duitsland. 367 saegkhen (saeghen): Zagen. 355
72
910 911 912 913 914 915 916 917 918 919 920 921 922 923 924 925 926 927 928 929 930 931 932 933 934 935 936 937 938 939 940 941 942 943 944 945 946 947 948 949
komen, wordende ider368 schip getrocken met veertigh a vijftigh peerden, bij ider peerdt369 een man sijnden eñ een voor uijtreijden om het water van den Donau te pijlen voor de andere >> 3i. Volgende peerden dese lieden maecken doorgaens een groot geroep, eñ geluijt op den wegh soo dat men de selve van seer wijdt kan hooren aencomen, passeerden mede eenige stedekens door den voorgaenden oorlogh370 verbrandt doch worden die wederom opgebout, des morgens tot Regensburgh misse gehoort hebbende (vermits sondagh was) ende voorder de dom kerck die schoon was, ende de steene brugge die over de rivier den donau, ende de twe eijlanden leijt gesien hebbende, als mede het geen daer meer raer om sien was, sijn wij ten een vren van daer vertrocken den donau af met een schoon overdeckt schip, ende goede compagnie naer dat wij in den swarten Adelaer wel gegeten hadden, eñ versorcht goede provisie van montcosten,371 eñ een vaetken munichensche,372 ofte Beijersch wit bier Van lant stekende373 deden wij het gebet, alsoo de revier vermits de klippen op sommige plaetsen periculeus is, ende sijn des avonts voor Straubinghen374 gearriveert een stedeken hoorende onder het Keurvorstdom Beijeren, dan alsoo de poorte toe was hebben permissie >> 32. Doen versoecken van binnen te comen ende sijn alsoo gaen logeeren inde
368
ider: Ieder. peerd(t): Paard. 370 voorgaenden oorlogh: Wellicht de Dertigjarige Oorlog. 371 provisie van montcosten: Voedselvooraad. 372 munichensche: Münchense. 373 Van het lant stekende (steken): Bij het afvaren ‘Stooten, duwen’ (WNT). 374 Straubingen: Straubing, Duitsland. 369
73
950 951 952 953 954 955 956 957 958 959 960 961 962 963 964 965 966 967 968 969 970 971 972 973 974 975 976 977 978 979 980 981 982 983
blaeuwe swaen Den 28 dito des morgens sijn wij gepasseert de houte brugge, over den rivier leggende, die alle winter,375 (gelijck mede alle andere houte bruggen leggende op den Donau) door het ijs wegh genomen wort, eñ des somers een anderen geleijt:376 Ende sijn, des naermiddagh tot deckendorf377 de houte brugge gepasseert sijnde, eñ vervarst hebbende, des avonts tot Vilschoven378 komen slaepen, hebbende bij deckendorf de rivier ijser379 comende van Munichem in Beijeren inden Donau sien vloeijen. Den 29 dito passerende de houte brugge aldaer sijn wij des morgens tot Passou380 gearriveert een bisschoplijcke stadt, alwaer den Bisschop mede wereltlijcke Heer381 is, gelijck de Bisschoppen van Utrecht in voorgaende tijden plegen te wesen,382 eñ is aldaer mede een Capittel van Canonicken383 bestaende in graesselijcke384 persoonen de stadt is in tween verdeelt vermits de riviere de Jn385 >> 33. Eeen navigable386 Revier (comende vande Alpes langes Jnspruck,387 eñ Saltsburgh388 in Tirol)389 daer door passeert, waer over een houte brugge leijt, langes de groote Stadt passeert den Donau, daer mede overleijt een
375
alle winter: Elke winter. een anderen geleijt: Een nieuwe geplaats wordt. 377 deckendorf: Deggendorf, Duitsland. 378 Vilschoven: Vilshofen an der Donau, Duitsland. 379 ijser: Isar, Rivier in Duitsland. 380 Passou: Passau, Duitsland. 381 wereltlijcke Heer: Landsheer, vorst, land eigenaar. 382 plegen te wesen: ‘Iets plegen te zijn, dit gewoonlijk zijn’ (WNT). 383 Capittel van Canonicken (Capitel): Gezelschap van kanunniken. 384 graesselijcke (gracelijk): ‘Bevallig, gratieus’ (WNT). 385 Jn (In): Inn, rivier in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. 386 navigable (navigabele): Bevaarbare. 387 Jnspruck: Innsbruck, Oostenrijk. 388 Saltsburgh: Salzburg, Oostenrijk. 389 Tirol: Tirol is een gebied in oostenrijk waarvan Innsbruck de hoofdstad is. 376
74
984 985 986 987 988 989 990 991 992 993 994 995 996 997 998 999 1000 1001 1002 1003 1004 1005 1006 1007 1008 1009 1010 1011 1012 1013 1014 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022 1023 1024 1025
maste, ofte sparreboome brugge, (waer van alle bruggen over den Donau leggende gemaeckt worden) waer mede men naer de voorstadt gaet, leggende over den Donau, alwaer mede een kleijn, stil revierken inden den Donau vloeijt van bruijn water. Tot Passou comende sagen over de brugge een processie gaen naer de voorstadt wesende doen den feestdagh van Sint Peter, eñ pauwels.390 vier iaeren geleden sijn beijde dese steden bij naer gans afgebrant beginnende den brandt aen den ouver van den Donau, eñ de wint wackerende naer de stadt geraeckte de geheele stadt in brandt, passerende tot groote verwonderinge van alle menschen over de brugge leggende over de riviere In tot in de andere stadt latende alleen ongeschent >> 34. De Capelle, ofte kercke van onse lieve Vrouw van Miracelen leggende buijten de stadt op een bergh de houte daken vertrouwe oorsaeck van soo grooten voortgangh van den brandt geweest te sijn, de stadt is bij naer weder, eñ beter als te vooren opgebout, maer aen den Dom, ofte Canonikale kerck, die seer schoon soo van binnen als van buijten was, manqueert391 noch veel, eñ wort soo schoon niet vernieuwt, als van oudt geweest is, sulckx iammer392 is soo schoonen gebouw tot Godts dienst gesticht van het vier mede is geschonden, de Jesuiten hebben daer bij naer weder volbout, eñ hebben een seer schoon convent,393 schoolen, eñ voordere
390
pauwels: ‘Paulus, de apostel die te Rome samen met Petrus werd onthoofd’ (VMNW). manqueert: Mankeert, ontbreekt. 392 sulckx iammer: Wat jammer. 393 convent: Klooster. 391
75
1026 1027 1028 1029 1030 1031 1032 1033 1034 1035 1036 1037 1038 1039 1040 1041 1042 1043 1044 1045 1046 1047 1048 1049 1050 1051 1052 1053 1054 1055 1056 1057 1058 1059
appendentien394 wesende vierkant eñ hebbende int’ midden een schoon pleijn, hebben het selve met rode tegelen gedeckt, boven al moet men gaen boven op den bergh daer de Lieve Vrouwe van Miracelen is, alwaer een convent vañ395 P. Capicunen396 is, van daer siet men de stadt seer distinttelijck,397 alwaer het Clooster van de Paters seer uijtmunt,398 als mede >> 35. Veel andere schoonen huijsen op nieuw gebout, eñ men gaet op den bergh met een trap van vier hondert treden, wesende doorgaens boven bedeckt, eñ als een gangh gemaeckt, hebbende bij alle posen399 een schoone schilderije op de muren geschildert, daer is noch een anderen wegh die verdragelijck400 op en afgaet eñ die kan men met karossen op en af reijden, hebbende aen weer sijde een muerken doch niet hoogh, mede op diverse plaetsen geschildert, dienende maer tot een borstweringh,401 om die wegh teenemael402 van de rest van den bergh te separeren,403 eñ suijver te houden soo van het afcomende water, als anders. boven op een bergh Op de plaets404 voor de kerck sijn seer schoone grotten, eñ fonteijnen, de kerck is van binnen oock seer schoon wesende allent halven vergult,405 wij saegen daer in de kercke
394
appendentien (appendentiën): ‘Bijbehoorende zaken, toebehooren’ (WNT). vañ: Van de. 396 P. Capicunen ((Paters) Kapucijnen): ‘Bedelmonnik van de orde der Minderbroeders of Franciscanen, (…) strengst en armoedigst levende hoofdafdeeling dezer orde, aan welke het dragen van een bijzonder habijt - bruine pij met aangehechte puntige kap - werd vergund, naar welke kap (ital. capuccio) de leden (…) den naam van cap(p)ucini dragen’ (WNT). 397 distinttelijck (distinctelijk) : Goed. 398 uijtmunt (uitmunten): Fraai afsteken. 399 posen: Trapbordes, rustplaats op een trap. 400 verdragelijck: Aanvaardbaar. 401 borstweringh (borstwering): ‘Kleine, lage muur of opstaande wand van steen of hout, als leuning langs bruggen, viaducten, terrassen, gevaarlijke wegen of steilten geplaatst’ (WNT). 402 teenemael: In een keer. 403 separeren: Splitsen, afscheiden. 404 de plaets: Het plein. 405 allent halven (allenthalve): ‘Aan alle kanten, overal’ (WNT). 395
76
1060 1061 1062 1063 1064 1065 1066 1067 1068 1069 1070 1071 1072 1073 1074 1075 1076 1077 1078 1079 1080 1081 1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088 1089 1090 1091 1092 1093 1094 1095
vermits den heijligen dagh, alderleij fatsoen van kledinge, maer het wonderbaerlijckste was dat de weduwen hadden opt’ hooft een doeck die om de kinne gongh, eñ met eenen de mont tenemael bedeckte, dubbelt406 Apostel >> 36. Dagh407 sijnde, hebben wij ons devotie408 aldaer mede gehouden, en sijn daer mede weder scheep gegaen:409 tegens den middaghg de brugge gepasseert sijnde sagen wij aldaer de riviere de In inden Donau vloeijen, eñ daer vergaderden, sach men differentie410 van couleuren411 vant’ water, eñ sijn alsoo, des naer de middagh tot Alch412 vervarst hebbende, des avonts tot Lints413 gearriveert, sijnde de eerste stadt van Oostenrijck, den Donau afkomende, het is een tamelijck groot net stedeke, de kercke van de Jesuiten is fraij, als mede de groote kerck, daer is een schoone plaetse ofte marckt, eñ sijn daer veel schoone gebouwen buijten de stadt vonden schoone wandelinge, eñ schoone gesichte langes een vlacke campagnie,414 daer is mede een schoon casteel, dat mede voor een hof dient wanneer den Keijser daer komt. Den 30 dito de brugge gepasseert sijnde sagen wij het revierken Dra415 inden Donau vloeijen, voortvarende passeerden wij ~ Ens,416 alwaer de reviere417 van die naem sich mede
406
dubbelt: Dubbele. Apostel Dagh (aposteldag): ‘Aan een Apostel gewijde heiligedag’ (WNT). 408 devotie (zijn devotie houden): ‘ter communie gaan’ (WNT). 409 (te) scheep: ‘Naar, in of op het of een schip, aan boord’ (WNT). 410 differentie van: Verschil in. 411 couleuren: Kleur. 412 Alch: Wellicht Aschach, Oostenrijk. 413 Lints: Linz, Oostenrijk. 414 campagnie: Veld, akker, stuk land. 415 Dra: Drau, rivier in Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië. 416 Ens: Enns, Oostenrijk. 417 reviere: Rivier. 407
77
1096 1097 1098 1099 1100 1101 1102 1103 1104 1105 1106 1107 1108 1109 1110 1111 1112 1113 1114 1115 1116 1117 1118 1119 1120 1121 1122 1123 1124 1125 1126 1127 1128
>> 37. In den Donau ontlast,418 den selven dagh sijn wij gepasseert Ips,419 ende Melck,420 eñ sijn des avonts comen slaepen tot Stain.421 Den j Julij des morgens sijn wij gepasseert voor bij Krems,422 Tulm,423 eñ Clooster Neuburgh,424 alwaer den Donau sich in viren425 begint te verdelen makende veel Eijlanden, eñ sijn alsoo met moeijten langes den kleijnsten arm die voor bij weenen426 passeert eñ bij leegh427 water ondiep is tot Weenen voorschreven gearriveert, ten tijde sijn Keijserlijcke Maiesteijt428 de processie te voet door de stadt bij woonde, vermits het Octaef was van Heijligh Sacraments dagh,429 des naer de middagh tot Weenen gerust hebbende, sijn wij. Den 2 dito met het vorige geselschap naer Presburgh430 hooftstadt van Hungarijen431 verreijst,432 hebbende tot dien eijnde een lant koetse gehuert, eñ sijn des morgens Vischamund433 gepasseert, comende eten tusschen Vischamund voor schreven, eñ Hamburgh,434 eñ des naer middagh een hoogen bergh >> 38. Gepasseert sijnde, hebben wij tot Hamburgh voorschreven vervarst,
418
ontlast (ontlasten): ‘Van rivieren: uitloopen, uitmonden’ (WNT). Ips: Ybbs an der Donau, Oostenrijk. 420 Melck: Melk, Oostenrijk. 421 Stain: Stein an der Donau, Oostenrijk. 422 Krems: Krems an der Donau, Oostenrijk. 423 Tulm: Tulln an der Donau, Oostenrijk. 424 Clooster Neuburgh: Klosterneuburg, Oostenrijk. 425 viren: Vieren. 426 Weenen: Wenen, Oostenrijk. 427 leegh: Laag. 428 Keijserlijcke Maiesteijt: Keizer Leopold I (1640-1705) (zie: noot 43: Koninck van Boheme). 429 Octaef: ‘Eigenlijk. De achtste of laatste dag van een kerkelijk feest, dat acht dagen duurt’ (WNT). 430 Presburgh: Bratislava, Slowakije. Het tegenwoordige Bratislava werd voorheen Presburg genoemd. 431 Hungarijen: Hongarije. 432 verreijst: Gereisd. 433 Vischamund: Fischamend, Oostenrijk. 434 Hamburgh: Hainburg an der Donau, Oostenrijk. 419
78
1129 1130 1131 1132 1133 1134 1135 1136 1137 1138 1139 1140 1141 1142 1143 1144 1145 1146 1147 1148 1149 1150 1151 1152 1153 1154 1155 1156 1157 1158 1159 1160 1161 1162 1163 1164 1165 1166
sijnde het laeste stedeken van Oostenrijck op de frontieren van Ongaren435 sijnde derhalven436 oock met garnisoen437 beset alle int’root gekleet, eñ sijn alsoo des avonts voor presburgh gecomen, alwaer eerst een kleijnen arm van den Donau passeerden, reijdende voorder door een eijlant, tot schuijns tegens over Presburg alwaer met wagen eñ peerden den Donau, die daer seer wijt was passeerden, sijnde vermits de snelle vloeijt hooger aen gereden om niet te leegh te vervallen438 Presburgh is een tamelijcke grooten tamelijcke fraije stadt doch heeft groote voorsteden, die nu mede inde stadt met een muer getrocken worden, men gaet daer gekleet op sijn hooghduijts ofte Ongers, het welck aen de poolsche dracht gelijckt, ende men spreeckt daer hooghduits, eñ Ongaris,439 het welcke de inwoonders440 beijde kennen, eñ wort daerom indifferent441 gebruijckt, daer sijn eenige fraije gebouwen, een schoone merckt,442 eñ andere fraije plaetsen. >> 39. Even buijten de stadt siet men een fraeij paleijs van den overleden Ongarischen Palatijn Palsi,443 daer bij een tamelijcke fraeijen hof is, maer wat verder is een fraeij paleijs van den Aertsbisschop waer bij een seer schoonen hof is, de welcke net444 onderhouden wort, eñ aldaer sijn in sekere quartieren veel derhande soorte van boom vruchten, als citroenen, orangien, granaten, eñ
435
Ongaren, Ongarien: Hongarije, of Hongaren (verschilt per geval). derhalven: ‘Om die reden, op dien grond’ (WNT). 437 garnisoen: Mankrachten. 438 vervallen: Terecht te komen. 439 De a van Ongaris lijkt op een x. 440 inwoonders: Inwooners. 441 indifferent: Willekeurig. 442 merckt: Markt. 443 Palatijn Palsi: ‘Paltsgraaf’ (WNT) van Palsi. Verdere informatie over ‘Palatijn Palsi’ is niet achterhaald. 444 net: Netjes; ‘Nauwkeurig’ (WNT). 436
79
1167 1168 1169 1170 1171 1172 1173 1174 1175 1176 1177 1178 1179 1180 1181 1182 1183 1184 1185 1186 1187 1188 1189 1190 1191 1192 1193 1194 1195 1196 1197 1198 1199 1200 1201
diergelijcke, die des winters in een stove, ofte kachchel bewaert worden, mede alderleij soorte van bloemen, alle de paeden sijn overdeckt, als oock galderijen,445 die alle met wijngaert bedeckt sijn, soo dat daer geen son en comt, daer sijn mede veel statuen:446 Achter op het eijnde van den hof siet men een grotte,447 als een speloncke,448 in de welcke men door glaesen, eñ perspectiven siet veel en diverse heremitagien,449 eñ heremiten450 naer het leven, ende siet men die veranderinge door een glas, wordende door artificie451 de perspectiven telkens verandert, tegen over het middel padt ten eijnde den hof, staet een seer schoone grotte van fonteijnen, >> 40. De welcke men van onderen kan doen springen, eñ de omstaenders nat maecken, daer sijn veel der hande452 water konsten453 wordende het water gedreven door veel diverse instrumenten waer door het water oock diverse saeke representeert als sterren, veel derhande bloemen etc daer is een admirabele454 fonteijn die door een toren, die boven de grotte komt, het water werpt ettelijcke455 voeten hoogh boven het spits456 van de selve tooren, soo dat men rekent dat het water over de veertigh voeten457 hoogh geworpen
445
galderijen, gaelder(e)ijen (galerij): ‘Lange bedekte gang, door eene enkele of dubbele zuilenrij met of zonder gewelfde bogen gevormd (…); zuilengang’ (WNT). 446 statuen: Standbeelden. 447 grotte: Grot. 448 speloncke (spelonk): (Enge) grot. 449 heremitagien (hermitage): Kluizenaarswoning. 450 heremiten (heremiet): Kluizenaar. 451 artificie: Kunstgrepen. 452 veel der hande (veelderhande, velerhande): Verschillend soortige. 453 konst(en): Kunst(en). 454 admirabele: Bewonderingswaardige. 455 ettelijcke (ettelijk): Een vrij groot aantal. 456 spits: Punt, hoogste punt. 457 veertigh voeten: Ongeveer 12 meter.
80
1202 1203 1204 1205 1206 1207 1208 1209 1210 1211 1212 1213 1214 1215 1216 1217 1218 1219 1220 1221 1222 1223 1224 1225 1226 1227 1228 1229 1230 1231 1232 1233 1234 1235 1236 1237
wort, eñ dat met een seer dicke strael, om het welcke te sien wij voor de twede mael naer den hof gingen. Het Casteel van de stadt leijt op een seer hoogen bergh, daer de stadt in een valleije onderleijt, wij sagen daer diversche Turcksche slaven. Aldaer wort in een verborge diepte bewaert de kroon van Hungarijen de welcke nacht, en dagh bewaert wort van soldaten vant’ Casteel, die wij een vereeringe458 gaven, het casteel staet >> 4i. Rontom op kelders is vierkant, inde midde een pleijn, waer in een put eñ een regenback staen, wordt het water uijt de put geput met een radt vermits de grousaeme459 diepte, is drie verdiepinge hoogh, boven op de eerste verdiepinge inde verwulfsels,460 ofte solders sijn geschildert alle de daden van ferdinandt den tweden Keijser, eñ Koninck van Hungarijen,461 men siet van boven de revier den Donau sich in tween deelen makende het Eijlant Schut,462 het welck men weijt, eñ seijt463 overseit,464 men seijde ons dat men bij helder weder Rab465 leggende int’ midden, ende Comorra466 leggende aent’ eijnde van het Eijlant sien conde, als mede Leopoleus stadt,467 een nieuwe stercke vestingh die de tegenwoordige Keijser Leopoldus den eersten heeft doen
458
vereeringe (vereering): Belooning. grousaeme (grouwzaam, gruwzaam): Afschrikwekkende. 460 verwulfsels (verwelfsel): Gewelf: ‘Eigenlijk. Hol-gebogen zoldering, meest van steen; inzonderheid bij aanzienlijke gebouwen’ (WNT). 461 ferdinandt den tweden Keijser, en Koninck van Hungarijen: Ferdinand II (1578-1637) was van 1619 tot 1637 keizer van het Heilige Roomse Rijk en was van 1619 tot 1625 koning van Hongarije (zie: ‘Keizer Ferdinand II’ 2013; ‘Lijst van koningen van Hongarije’ 2013). 462 Schut: (Veľký) Žitný ostrov, Slowakije. 463 weijt, eñ seijt (wijd en zijd): Alom. 464 overseit: Overziet. 465 Rab: Verdere informatie over ‘Rab’ is niet achterhaald. 466 Comorra: Komárno, Slowakije. 467 Leopoleus stadt: Wellicht Leopoldov, Slowakije. 459
81
1238 1239 1240 1241 1242 1243 1244 1245 1246 1247 1248 1249 1250 1251 1252 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262 1263 1264 1265 1266 1267 1268 1269 1270 1271 1272 1273 1274
bouwen aen de reviere de waech468 een weijnigh boven Nieuheusel,469 welcke stadt de Turcken in den voorgaenden oorlogh hadden verovert, door welcke nieuwe vestingh der Turcke stroperijen belet worden. voorder saegen >> 42. Wij van boven het casteel een groot gedeelte van Hungarijen, dat ontrent Presburgh, eñ ettelijcke mijlen van daer plat lant is, hebbende nochtans470 hier en daer eenige rollines,471 die wij verre sagen leggen, daer sijn goede rode, en witte wijnen, de witte is sterck, tot Tockaij472 in Ongaren wast473 den besten wijn van de werelt, eñ seijt men dat daer ontrent, eñ meer andere oorden van Ongaren veel gout gevonden wort daer de Ongarische Ducaten van geslagen worden, eñ soude de meeste quantiteijt gevonden worden in de bergen daer den Tockaijschen wijn wast, wordende voorder geseijt, dat de kornen474 van de druijven veel tijts gout sijn,475 ende seecker lof weerdigh persoon seijde ons van soodanige kornen een heele masse476 gout gesien te hebben, men wees ~ ons mede een plaetse van t’ Casteel even buijten de stadt daer de Turcken aencomende rennen een borger477 het hooft afcapten, eñ mede naemen om daer voor een ducaet te ontfangen de welcke in de laeste oorlogh op ider Christen >>
468
waech: Váh, Rivier in Slowakije. Nieuheusel: Nové Zámky (Duits: Neuhäusel), Slowakije. 470 nochtans: ‘Evenwel, desniettegenstaande’ (WNT). 471 rollines (rolling): Golvingen. Naar het werkwoord rollen: ‘Het rollen van de zee en hare golven, de golvende beweging, waarbij de golven over elkander tuimelen, bruisend en schuimend overstorten’ (WNT). 472 Tockaij: Tokaj (stad en regio), Hongarije. 473 wast: Groeit. 474 kornen: Zaden. 475 veel tijts gout sijn: Vaak goud van kleur zijn. 476 een heele masse gout: Een hele massa. 477 borger: Burger. 469
82
1275 1276 1277 1278 1279 1280 1281 1282 1283 1284 1285 1286 1287 1288 1289 1290 1291 1292 1293 1294 1295 1296 1297 1298 1299 1300 1301 1302 1303 1304 1305 1306 1307 1308 1309 1310 1311 1312 1313 1314 1315 1316
43. Hooft gestelt was. Den 3 dito Tot Presburgh voorschreve vertoeft hebbende eñ alles gesien hebbende sijn wij. Den 4 dito naer dat wij de misse gehoort hadde (wesende Sondagh) van presburgh te rugge gekeert, gepasseert hebbende de grooten Donau, eñ daer naer een arm van de selve, sijn wij des morgens hamburgh gepasseert, eñ den bergh daer bij leggende, eñ sijn des middagh comen eten tusschen Hamburgh voorschreven eñ Vischamund, des naer middagh tusschen Vischamun[+d] voorschreve, eñ weenen vervarst hebbende, sijn wij des avonts wederom tot Weenen voorschreven aengelant. Nota478 op de reviere de Donau sijn de torens vande steden meest met koper, ofte bleck479 bekleet, eñ de huisen met houte tegelen bedeckt. Wij voeren diverse maelen tusschen hooge clippen, daer de revier vermits de engte,480 ende diepte seer snel deur481 passeerden, ende daer vint men oock veel groote steenen inde reviere de Donau, waer door periculeus is, om door te vaeren, sonderlingh op een plaetse genaempt de Stroutel482 >> 44. (Het welck is tusschen Regensburg eñ Weenen) daer het water een geweldigh geraes maeckt, eñ gelooft men dat den Donau daer eenigh water onder de aerde lost, dat daer naer wederom te voorschijn comt, want daer seer eng, eñ ondiep is Daer den Donau de bergen gepasseert: sijnde seer groot, daer sich in veel armen verspreijt. Tot
478
Nota: Merk op... bleck: Blik. 480 engte: Smalle breedte. 481 deur: Door. 482 Stroutel: Verdere informatie over ‘Stroutel’ is niet achterhaald. 479
83
1317 1318 1319 1320 1321 1322 1323 1324 1325 1326 1327 1328 1329 1330 1331 1332 1333 1334 1335 1336 1337 1338 1339 1340 1341 1342 1343 1344 1345 1346 1347 1348 1349 1350 1351 1352
Weenen sijn wij verbleven tot. Den i4 dito Alwaer wij onderandere rariteijten gesien hebben de schat camer van den Keijser, de welcke kostelijck om sien valt, sonderligh alsmen niet sterck van geselschap is, maer daer sijn oock onweerdelijcke schatten483 van goudt, silver, gesteenten, ornamenten, amber, cabinetten onder anderen oock een medalie484 van goudt van den Koninck van Spanien485 die excessief groot is, van gelijcken diverse schoone eenhoornen, eñ hoornen ofte snuijten van Rinoceros,486 oock de ceulder487 van de Koninck van Sweden,488 daer in door schote is, ende den schootel van Agaet,489 van Den ongemeene groote,490 daer van de nature491 >> 45. Jn staet geschreven, Christo, ende ontallijcke andere rariteijten, te veel om al hier te verhalen. Buijten Weenen is een lusthof, ofte huijs van plaisance vanden Keijser, genaempt La favorita hebben wij gesien een schoone Jtaliaensche musicale comedie,492 eñ vervolgens een balet, wesende de comedie geintituleert.493 Nettuno e flora festeggianti dramma musicale per introduttione al gran balletto da representarsi nel giorno natalitio della sacra Cesarea, real Maesta dell’ Jmperatrice Margherita per commando della sacra, cesarea, real
483
onweerdelijcke schatten (onwaardelijke schatten): Onvoorstelbare schatten. medalie (medaille): ‘Een penning, als prijs of belooning geschonken in bepaalde omstandigheden’ (WNT). 485 Koninck van Spanien: Filips IV (1605-1665) was van 1621 tot 1665 koning van Spanje (zie: ‘Filips IV van Spanje’ 2013). 486 Rinoceros: Neushoorns. 487 ceulder (kolder): ‘Als kleedingstuk van mannen, in het bijzonder van soldaten en zeelieden (…) meestal van leder, ook wel van een andere sterke stof vervaardigd’ (WNT). 488 Koninck van Sweden: Gustaaf II Adolf (1594-1632) was van 1611 tot 1632 koning van Zweden. Hij sneuvelde tijdens de Slag bij Lützen in (zie: ‘Gustaaf II Adolf van Zweden’ 2014). 489 schootel van Agaet: Schaal van heilige Agatha van Sicilië. 490 ongemeene Groote: Ongebruikelijke groote. 491 daer van de nature (waar van nature): Waar natuurlijk, waar vanzelfsprekend. 492 comedie: Toneelstuk. 493 geintituleert: Getiteld. 484
84
1353 1354 1355 1356 1357 1358 1359 1360 1361 1362 1363 1364 1365 1366 1367 1368 1369 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1381 1382 1383 1384 1385 1386 1387 1388 1389 1390 1391
Maesta dell’ Jmperatore, Musica del Cavalier Costi. De festerende494 Neptunus, eñ flora sijnde een musicael dragma495 te vertoonen op den geboort dagh van de heijlige, keijserlijcke, en Koninclijcke maiesteijt van de Keijserinne door bevel vande heijlige, Keijserlijcke, eñ Konincklijcke Maiesteijt van den Keijser wesende Musieck van den Ridder Cesti.496 >> 46. Dese comedie wierden vertoont aen den ouver van de see alsoo men doen vertrouwde497 de Keijserinne op see moste sijn, eñ derhalven was het achterste van den Theater door machinen representerende een see, wiens golven op eñ neder gongen, het welck dede geloven, alles door water te geschieden, te meer alsoo de Comedie bij de kers498 vertoont wiert, op die see verscheijnde, met een kostelijcke triumph wagen met ses peerden door machinen gevoert ~ wordende Neptunus, eñ Amphitrite499 op een andere triumph wagen, eñ meer andere oock verschenen daer meereminnen, en meeremannen, Nereides,500 eñ dansende wilde menschen, die diverse maelen scheenen onder het water te dompelen; daer waeren kostelijcke clederen, ende wierden alles gesongen door de capoenen501 van den Keijser, die admirabel wel singen, alsoo den Keijser een liefhebber van de musiecke is, eñ wierde de musiecke met alderleij
494
festerende: Feestende, feestvierende. dragma: Drama. 496 Cesti: Pietro Antonio Cesti, Marc’ Antonio (1623-1669) was van 1666 tot 1669 opperkapelmeester in Wenen (zie: ‘Marc'antonio Cesti’ 2013). 497 doen vertrouwde: Toen erop vertrouwde dat, toen ervan uitging dat. 498 kers: Kerst. 499 Amphitrite: Vrouw van Neptunus. 500 Nereides: ‘Nereïden, zeenimfen’ (VMNW). 501 capoenen (kapoen): De castraten. 495
85
1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407 1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417 1418 1419 1420 1421 1422
soorten van instrumenten door gerenommeerde meesters gerepeteert; sijnde int’ voorste gedeelte vant’ theater >> 47. Dat onder open was. De Keijser sat aen de rechter hant van de Keijserinne Weduwe sijn schoonmoeder, die van den huijse van Mantua is,502 de Keijserinne weduwe sat aen de lincker hant van den Keijser, eñ aen haer lincker hant saten vervolgens de twe princessen503 haer Dochteren die fraij sijn sonderligh de outste, die men wilde seggen prins Carel van Lotteringe504 soude op wachten,505 die sich aen het Keijsers hof hout voorder wierde naer de Comedie een balet gedanst door. Den Serenissime506 Heer Prince Carel van Lotteringe de voorste.507 De Heer graef Adam Wilm de Brandis508 De Heer graef Michiel Winceslaus Franciscus Van Althann509. De Heer graef Christoffel Johan Van Althann510 De Heer graef Maximiliaen Adam Van Wallstain511 De Heer graef Ferdinand Emerir Van Gollonitsch.512 De Heer Carel Ferdinandt Van Scherf-
502
Keijserinne Weduwe sijn schoonmoeder, die van den huijse van Mantua is: Eleonora Maddalena Gonzaga (1630-1686) was de stiefmoeder van Leopold I (1640-1705) (zie: noot 43: Koninck van Boheme), en weduwe sinds de dood van keizer Ferdinand III (1608-1657), Leopolds vader. Eleonora Gonzaga was tevens Prinses van Mantua, een hertogdom in Lombardije (zie: ‘Eleonora Gonzaga (1630-1686)’ 2013; ‘Hertogdom Mantua’ 2013). 503 twee princessen: Eleonora Maria Jozefa (1653–1697) en Maria Anna Jozefa (1654 – 1689) waren beide dochters van Eleonora Gonzaga (1630-1686) (zie: noot 502: Keijserinne Weduwe sijn…; ‘Eleonora Gonzaga (1630-1686)’ 2013). 504 prins Carel van Lotteringe: Karel V van Lotharingen, Karel Leopold Nicolaas Sixtus (1643-1690) trouwde in 1678 met Eleonora Maria Jozefa (1653–1697) (zie: noot 503: twee princessen; ‘Eleonora van Oostenrijk (1653-1697)’ 2013; ‘Karel V van Lotharingen’ 2014). 505 op wachten: Het hof maken. 506 serenissime: Serene. Sérénissime is het Franse woord voor Sereen. 507 de voorste: De voorschreven, eerder genoemde; de vorst. 508 graef Adam Wilm de Brandis: Verdere informatie over ‘graef Adam Wilm de Brandis’ is niet achterhaald. 509 graef Michiel Winceslaus Franciscus Van Althann: Michael Wenzel von Althann (1630-1686) (zie: ‘Michael Wenzel von Althann’ 2013). 510 graef Christoffel Johan Van Althann: Verdere informatie over ‘graef Christoffel Johan Van Althann’ is niet achterhaald. 511 graef Maximiliaen Adam Van Wallstain: Verdere informatie over ‘graef Maximiliaen Adam Van Wallstain’ is niet niet achterhaald. 512 graef Ferdinand Emeric Van Gollonitsch: Verdere informatie over ‘graef Ferdinand Emeric Van Gollonitsch’ is niet achterhaald.
86
1423 1424 1425 1426 1427 1428 1429 1430 1431 1432 1433 1434 1435 1436 1437 1438 1439 1440 1441 1442 1443 1444 1445 1446 1447 1448 1449 1450 1451 1452 1453 1454 1455 1456 1457
femberch.513 De Heer graef Johan Rodolf Marzin.514 >> 48. De Heer graef Joris Sigismund Kazianer.515 De Heer graef Hendrick Francoijs Van Mansfeld.516 De Heer graef Johan Carel Palsi.517 eñ De Heer Maximiliaen Lodewijck Prainer.518 Camerlingen519 van sijn Kerserlijcke Maiesteijt. Representanti varie deita del mare, e de i fiori escono a festegiare con nobilissimo balletto il glorioso giorno natalitio della sacra, Cesarea, real Maesta dell’ Jmperatrice Margherita. Representerende diverse godtheden van de see, eñ van de bloemen comen voor den dagh om te onthalen met een alderedelste bal den glorieuse geboort-dagh vande heijlige, Keijserlijcke, eñ Konincklijcke Maiesteijt van de Keijserinnen Margherita. Buiten Weenen hebben wij mede wesen sien met een koets met ses peerden het vervallende paleijs, het welck Ferdinand den eersten520 heeft doen >> 49. Bouwen met soo veel torens, als daer op die selve plaetse Turcksche
513
Carel Ferdinandt Van Scherffemberch: Verdere informatie over ‘Carel Ferdinandt Van Scherffemberch’ is niet achterhaald. 514 graef Johan Rodolf Marzin: Verdere informatie over ‘graef Johan Rodolf Marzin’ is niet achterhaald. 515 graef Joris Sigismund Kazianer: Verdere informatie over ’graef Joris Sigismund Kazianer’is niet achterhaald. 516 graef Hendrick Francoijs Van Mansfeld: Verdere informatie over ‘graef Hendrick Francoijs Van Mansfeld’ is niet achterhaald. 517 graef Johan Carel Palsi: Verdere informatie over ‘graef Johan Carel Palsi’ is niet achterhaald. 518 Maximiliaen Lodewijck Prainer: Verdere informatie over ‘Maximiliaen Lodewijck Prainer’ is niet achterhaald. 519 Camerlingen (kamerling): ‘Aan vorstelijke hoven. Een ambtenaar of waardigheidsbekleeder die tot de onmiddellijke omgeving, de naaste hofhouding van den vorstelijken persoon behoort’ (WNT). 520 Ferdinand den eersten: Ferdinand I (1503-1564) was van 1556 tot 1564 keizer van het Heilige Roomse Rijk (zie: ‘Keizer Ferdinand I (1503-1564)’ 2014).
87
1458 1459 1460 1461 1462 1463 1464 1465 1466 1467 1468 1469 1470 1471 1472 1473 1474 1475 1476 1477 1478 1479 1480 1481 1482 1483 1484 1485 1486 1487 1488 1489 1490 1491 1492 1493 1494 1495
Tenten vanden Keijser Solimon521 hadde gestaen gedurende het belegh van Weenen522 waer van daen de Turcke met schande mosten opbreken. De Keijser Rudolphus523 sijn residentie tot Prage nemende is dit werck onvoltrocke524 gebleven, eñ voort vervallen: alle de torens, de verwulfsels, eñ gaelderijen daer men op gaet wandelen sijn alle bekleet met koper, soo dat het werck kostelijck is aengeleijt, eñ van harsteen gebouwt. Men siet daer mede een put daer men water uijttreckt om springende fonteijnen van te maecken, eñ geschiet soodanigh, als wij in Nederlandt de Moddermolens gebruijcken een keten, de welcke veel kopere emmers heeft, die wanneer de bovenste het water uijtwerpen, de onderste wederom uit een seer brede putte int’ ront, wederom inscheppen wij sagen aldaer mede cuijlen, ofte plaetsen met hooge muren omvangen >> 50. Jn een van de welcke wij sagen een schoone tiger, en tigerinne, seer fraeij gevlackt,525 waer van een tiger seer hoogh tegen de muer aensprongh naer een duijve, die hem met een touwke wiertde neergelaten, eñ weder ontrocken, tot de selve eijndelingh in sijn kleauwen creegh, en verslongh,526 waer van het wijfken seer Jalours sijn seer briesde in de ander kuijl sagen wij een leeuw, eñ leeuwinne, waer van de leeuw seer schoon was, als sijnde seer ruijgh, den bewaerder527 dede
521
Keijser Solimon: Kanuni Sultan Süleyman I (1494-1566) was van 1520 tot 1566 sultan van het Osmaanse Rijk (zie: ‘Süleyman I’ 2014). 522 belegh van Weenen: Wenen werd in 1529 Veroverd door het leger van Kanuni Sultan Süleyman I (1494-1566) (zie: noot 521: Keijser Solimon; ‘Beleg van Wenen (1529)‘ 2013). 523 Keijser Rudolphus: Keizer Rudolf II (1552-1612) was van 1576 tot 1612 keizer van het Heilige Roomse Rijk (zie: ‘Keizer Rudolf II’ 2014). 524 onvoltrocke: Onvoltooid. 525 gevlackt: Gevlekt. 526 verslongh: Verslond. 527 bewaerder: Oppasser.
88
1496 1497 1498 1499 1500 1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507 1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515 1516 1517 1518 1519 1520 1521 1522 1523 1524 1525 1526 1527 1528 1529 1530 1531 1532 1533 1534
hem huijlen, als een hont, eñ gelijck inde bossen huijlen als sij honger hebben, daer sijn oock groote hoven, maer worden, maer tamelijck onderhouden. Tot Weenen hebben wij mede gesien de kontscamer528 van den overleden Aertshertogh Leopoldus Wilhelmus529 Oom van den tegenwoordigen Keijser, eñ gewesen gouverneur van de Spaensche Nederlanden, de welcke bestondt in diversche camers, eñ gaeldereijen van kostelijcke schilderijen, waer van veele mede uijt Nederlant hadde gebracht, de ordonnantie530 was schoon >> 5i. Wordende veele stucken van Schilderijen, als deuren open gedaen, vermits om de menichte veele malkanderen bedecken.531 wij sijn mede op den tooren van Sint Steven geweest, van waer men gans Oostenrijck oversiet, ia selfs tot in Ongaren, men siet rontom weenen een schoone vlacke campagnie, hier eñ daer met heuvelkens wijder532 siet men bergen alles vol schoone wijngaerden, van daer siet men mede de separatie533 van den Donau, eñ de reconionctie, ofte weder versamelinge, ende de Eijlanden die den Donau daer door is formerende,534 op welcke eijlanden, eñ van de selve op het vaste lant men gaet met soodanige bruggen, als over al over den Donau leggen, men siet van den tooren de stadt mede beschijdelijck, het hof, eñ alle de groote plaetsen. De stadt is groot, eñ heeft groote voorsteden sonderlingh over den arm van den
528
kontscamer: Kunstkamer. Aertshertogh Leopoldus Wilhelmus: Leopold Willem van Oostenrijk (1614-1662) was van 1647 tot 1656 gouverneur van de Spaanse Nederlanden (zie: ‘Leopold Willem van Oostenrijk’ 2013). 530 ordonnantie: Schikking. 531 vermits om de menichte veele malkanderen bedecken: Doordat veelen elkaar bedekken/overlappen, door de groote hoeveelheid. 532 wijder: Verder. 533 separatie: Scheiding. 534 is formerende (formeeren): ‘Vormen, tot stand brengen’ (WNT). 529
89
1535 1536 1537 1538 1539 1540 1541 1542 1543 1544 1545 1546 1547 1548 1549 1550 1551 1552 1553 1554 1555 1556 1557 1558 1559 1560 1561 1562 1563 1564 1565 1566 1567 1568 1569 1570 1571 1572 1573
Donau, int’ begin vant’ groote eijlant op het eijnde van welck eijlant de Joden een groote besloote plaetse hebben, de huijsen sijn daer meest >> 52. Met houte tegelen bedeckt, doch aerdigh gemaeckt, soo dat weijnich misstaet, eñ voor den brant sijn alle vertrecken meest over wulft,535 daer sijn veel schoone gebouwen, de stadt is redelijck wel gepopuleert536, eñ woonen veel huijsgesinne in een huijs, daer sijn diverse groote plaetse, ofte marckten, die met fonteijnen verciert sijn, men siet daer veel pleijnen, daer men over gaet naer andere straeten, eñ gaet men oock veel onder huijsen door van de eene straet tot de andere. De Kerck van sint Steven is schoon eñ groot, eñ sijn daer oock veele schoone autaeren537 met marmore pilaeren, ofte colommen, aen de lincker sijde vant’choor538 siet men in een capelle, de sepulture,539 eñ tombe van de Aertshertogen van Oostenrijck met hunne quartieren540 ront om, aende lincker hant int’ choor is een vergulde balcon ront om met glaesen, alwaer die vant’ hof in sijn, als sij inder kerck comen op groote feesten, de stadt is door den tegenwoordigen Keijser rontom gefortificeert, eñ seer verbetert. het hof leijt op het een >> 53. Een eijnde van de stadt op een hooghte,541 doch binnen de muren, is niet
535
over wulft (overwelven): Met een gewelf overdekt ( zie: noot 460: verwulfsels voor definitie gewelf). gepopuleert: Bevolkt. 537 autaeren (autaar, altaar): ‘De offertafel in Katholieke kerken en andere heiligdommen, bestemd voor het opdragen van het Heilig Misoffer en het verrichten van andere godsdienstige plechtigheden’ (WNT). 538 choor: ‘In een kerkgebouw. De afgeschutte ruimte, aan welker einde het altaar is geplaatst. Nog heden spreekt men ook in niet-katholieke kerken van het koor; men bedoelt er dan mede de ruimte, waar vroeger het altaar gestaan heeft’ (MNW). 539 sepulture: ‘Plaats waar men begraven wordt, graf’ (MNW). 540 quartieren: ‘Wapenkleederen of uniformen die de afbeelding van een wapen vertoonen’. 541 hooghte (hoogte): ‘Het bovenste deel van iets: de spits of de top, ook de rug of de kam van een berg enz.’ (WNT). 536
90
1574 1575 1576 1577 1578 1579 1580 1581 1582 1583 1584 1585 1586 1587 1588 1589 1590 1591 1592 1593 1594 1595 1596 1597 1598 1599 1600 1601 1602 1603 1604 1605 1606 1607 1608 1609 1610 1611 1612
costelijck uijtwendigh,542 nochte inwendigh, de Keijsers vertrecken sijn oudt, eñ niet regulier543 heeft mae[+r] een kleijn pleijn inde midden, maer daer buijten comt een groot viercant pleijn rontom betimmert tamelijck regulier het gedeelte dat aen de eene sijde naer de campagnie siet, is nu voor de nieuwe Keijserinne544 eerst opgebouwt, van des Keijsers vertreck can men met een overdeckte gaelderije gaen naer het Paleijs van den overleden Aertsherogh Leopoldus sonder gesien te worden, eñ is die gaeldereij rustende op een booch,545 die geslaegen is over een straet die tusschen t’ hof, eñ dat paleijs gaet. De Favorita546 een quartier vers547 van de stadt is een slecht548 gebouw, alwaer de Keijserinne weduwe sich met haer Dochters bij naer een ganschen somer onthout, den hof aldaer is seer schoon, leggende aen een sijde tegens een bergh, van waer men een seer schoon >> 54. Gesicht heeft over de omleggende campagnie, eñ wijngaert bergen, van gelijcken het oogh kerende siet men den ganschen hof van La Favorita over, inde welcke veel Statuen, eñ fonteijnen sijn, boven op de selfde hooghte is mede een seer schoone vijver omvangen met een steene leuningh op Pijlaers rustende, inde welcke leijt een iacht, waer mede haere Maiesteijten sich menich mael vermae-
542
niet costelijck uijtwendigh, nochte inwendigh: Niet kostelijk/prachtig/weeldig van buiten, of van binnen. regulier: Gangbaar. 544 nieuwe Keijserinne: Margaretha Theresia (1651-1673) trouwde 5 december 1666 met Leopold I (1640-1705) (zie: noot 43: Koninck van Boheme). Ze was de dochter van de Spaanse koning Filips IV (1605-1665) (zie: noot 485: Koninck van Spanien) en Maria Anna (1634-1696) (zie: noot 1026: koninginne van Spanien; ‘Margaretha Theresia van Spanje’ 2013). 545 booch: Boog. 546 De Favorita: Eerder omschreven als ‘een lusthof, ofte huijs van plaisance vanden Keijser, genaempt La favorita’ 547 een quartier vers: Een kwartier ver. 548 slecht: Eenvoudig. 543
91
1613 1614 1615 1616 1617 1618 1619 1620 1621 1622 1623 1624 1625 1626 1627 1628 1629 1630 1631 1632 1633 1634 1635 1636 1637 1638 1639 1640 1641 1642 1643 1644 1645 1646
ken, achter aen den hof is een groot pleijn aent’ hangen van den bergh alwaer wij de Keijserinne saegen met de kegelen spelen549 met dames vant’ hof, het merendeel vant’ pleijn is de plaetse, daer men den ringh steeckt,550 eñ den faquin loopt,551 waer toe de plaetsen met houte leuningen sijn afgesteken, daer tegen over is een groot balcon, van waer haere Maiesteijten, eñ het hof het loopen van de Cavalliers552 aenschouwen, wij saegen daer mede wandelen de twe Princessen van Ostenrijck553 >> 55. Geaccompagneert554 door een staet Joffrouw,555 de princessen waren schoon maer ons docht556 haer moeder de Keijserinne weduwe wat hoogh van rugge557 was, daer gongen mede spansseren558 veele schoone Joffrouws, eñ Cavaliers, de welcke alle ongedeckt waeren,559 soo langh de Keijserinne in den hof was, al waeren schoon aen het ander eijnde van den hof, al waer van de selve niet konden gesien worden. Des sondaeghs hebben wij misse gehoort in des Keijsers Capelle, het welck daer seer staetigh toegingh, op het eijnde van de kerck boven op een balcon waeren des paus Nuntius,560 eñ den Cardinael de Ha-
549
met de kegelen spelen: Kegelen; ‘naar de regels van het (kegel)spel, met ballen (of stokken(…)) naar de, in zekere orde geplaatste kegels werpen, om er daarvan (…) één, of meer, of zoo veel mogelijk te doen omvallen’ (WNT). 550 den ringh steeckt: Ringsteken. 551 faquin loopt: Verdere informatie over ‘faquin loopt’ is niet achterhaald. 552 Cavalliers (cavalier): Ridder, of militair te paard. 553 Princessen van Ostenrijck: Eleonora Maria Jozefa (1653–1697) en Maria Anna Jozefa (1654 – 1689) (zie: noot 503: twee princessen). 554 Geaccompagneert: Vergezeld. 555 staet Joffrouw (staatjuffrouw): Meisje of vrouw die tot het gevolg van een aanzienlijke vrouw behoord.. 556 ons docht: Wij dachten/vonden. 557 hoogh van rugge: Gebocheld. 558 spansseren (spanseeren): ‘Wandelen’ (WNT). 559 de welcke alle ongedeckt waeren: Die allemaal zonder hoofddeksel liepen. 560 paus Nutius (Nuntius): ‘Diplomatiek vertegenwoordiger van den paus bij een regeering, in rang overeenkomend met een ambassadeur’ (WNT). In 1666 was Giulio Spinola (1612-1691) een Nuntius (zie: ‘Giulio Spinola’ 2014).
92
1647 1648 1649 1650 1651 1652 1653 1654 1655 1656 1657 1658 1659 1660 1661 1662 1663 1664 1665 1666 1667 1668 1669 1670 1671 1672 1673 1674 1675 1676 1677 1678 1679 1680
rach561 in haer gewaet, Den Keijser was in een camer van de welcke ronde sien op den Autaer, eñ de preeckstoel, sijnde de muer van de camer vol vensters, de Keijserinne weduwe met haer twe Dochters was daer niet present, alsoo als voorschreven is, sich in de Favorita onthielde. De Hooft misse wierde solemneel gedaen, ende de Musike >> 56. Gesongen van des Keijsers Capoenen ofte gelubden, alderleij instrumenten speelden daer onder, slefs oock oorloogs instumenten, als trommelen, keteltrommelen,562 die op563 den schouder hadde, eñ naer boven sloegen, herpauken564 eñ trompetten op de welcke geblaest wierde opt’ musieck, eñ noten, al het welcke vermaekelijck om aenhooren was, eñ een wonder geschal, eñ geluijt maeckten, de pagien565 hadden witte flambauwen566 in de hant knielden met een modest567 respect voor den autaer, wanneer de elevatie568 geschieden, eñ wederom opstaende met de selve modestie, saluerende telkens eerst den Autaer, eñ dan sijn Keijserlijcke Maiesteijt wesendede pagien alle int’ swart fluweel met geele banden, ofte passementen569 geboort570 wesende het livreij571 van sijn Keijserlijcke Maiesteijt het waeren alle schoone ionge-
561
Cardinael de Harach: Ernst Adalbert von Harrach (1598-1667) was in 1666 een kardinaal uit het geslacht Harrach. ‘Harrach is een hoogadellijk geslacht in Oostenrijk’. (zie: ‘Harrach [de]’ 2013; ‘Harrach [nl]’ 2013). 562 keteltrommelen (keteltrom): ‘Pauk’ (WNT). 563 op lijkt over een andere letter heen geschreven. 564 herpauken (herpauk): ‘Keeteltrommen’ (WNT) (zie: noot 562: keteltrommelen). 565 pagien, pages (page): ‘Een knaap of jongeling die gebruikt wordt als dienaar of oppasser, en die allerlei diensten van geringen aard verricht’ (WNT). 566 flambauwen: Kaarsen. 567 modest: Bescheiden. 568 elevatie: ‘Het omhoogsteken van de hostie en den kelk, onmiddellijk na de consecratie’ (WNT). 569 passementen: Boordsel/omzooming, versiering van stof. 570 geboort: ‘Met een rand van de eene of andere stof voorzien of bezet, geboord, omboord’ (MNW). 571 livreij (livrei): ‘Kleedij waardoor zich een bepaalde categorie van personen onderscheidt, veelal in de kleuren of met een onderscheidingsteeken van hun heer en derg[elijke]’ (WNT). In dit geval kleding (met een onderscheidingsteken) van de keizerin.
93
1681 1682 1683 1684 1685 1686 1687 1688 1689 1690 1691 1692 1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700 1701 1702 1703 1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714
lingen Graeve Soonen, Naer de misse sijn wij gegaen naer de Sael, ofte antichambre572 van den Keijser alwaer de harchiers, ofte hellebaerdiers573 in ordre stonden,574 eñ een dwerck575 passeerde sich voegende bij de Hovelingen aldaer passeerden den Keijser dicht >> 57. Voor bij ons, als wanneer Den Heer op sijn Ongarisch576 gekleet sijn Maiesteijt een requeste577 presenteerden het welck sijn Maiesteijt hem selfs afnaem, eñ met sich droegh. Sijn Maiesteijt is bruijn van Haer, het welck onder het huijs van Oostenrijck raer is, maer heeft mede een geweldige Oostenrijcksche lippe, die aent’ voorschreven huijs eijgen is, soo dat men wel can sien, wie sijn Maiesteijts vader is geweest, hadde noch een gesonde couleur, maer was maegerachtigh, tamelijck kleijn van stature,578 was als doen gekleet in een slecht doncker graeuw lakens579 kleet sonder koort, ofte boort op sijn fransch, voor soo veel wij conden bemercken, alsoo daer over een mantel hadde van de selve couleur, hadde op het hooft een swarten franschen hoet580 daer afhangende een groote, eñ schoone orange pluijm, ter wijl wij daer waeren stelde sijn Maiesteijt een harte iacht581 aen, die seer vermaeckelijck om sien was, geschiedende in de bossen van de Eijlanden
572
antichambre: Voorverterk of ontvangstkamer, ‘waar personen die om audiëntie verzocht of zich aangemeld hebben, moeten wachten alvorens te worden toegelaten’ (WNT). 573 harchiers, ofte hellebaerdiers (hellebaardier): ‘In 't algemeen: een met een hellebaard bewapend soldaat (…), doch in 't bijzonder: een lid van de lijfwacht van hooge personen en colleges’. Hellebaard: ‘Zeker krijgswapen; oorspronkelijk een bijl de de aan een langen steel, doch in zijn lateren vorm een slagof stootwapen (…): In de 17 en 18 eeuw waren de onderofficieren (sergeants) met dit geweer bewapend; het was het kenteeken van hun graad (WNT). 574 in ordre stonden: Op volgorde stonden. 575 dwerck: Wellicht dwerg. 576 Ongarisch(e(n)): Hongaars(e). 577 requeste (request): Verzoek(schrift). 578 stature: Gestalte. 579 lakens, laken (laken): Viltachtige stof. ‘Benaming voor een effen of met keperbinding geweven stof van wollen garen, die door volling zulk eene dichtheid verkregen heeft dat men van de draden genoegzaam niets zien kan, zoodat zich de oppervlakte wollig, viltachtig en dicht voordoet’ (WNT). 580 franschen hoet (franse hoed): Baret. 581 harte iacht: Hertenjacht.
94
1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725 1726 1727 1728 1729 1730 1731 1732 1733 1734 1735 1736 1737 1738 1739 1740 1741 1742 1743 1744 1745 1746 1747 1748 1749 1750 1751 1752
die den Doanu recht voor Weenen maeckt de harten582 wierden door de honden vant’ een eijlant door het water van een arm van den Donau int’ ander geiaeght, >> 58. Opwelck water sijn Maiesteijt in een schip was, geaccompagneert van veel Graeven, eñ Heeren, aen weder sijde van de plaets, daer de harten door mosten swemmen, daer waeren oock veele schuijten vervult583 met liefhebbers, eñ aenschouwers. Sijn Maiesteijt in de schuijt gewapent sijnde heeft alsoo int’ swemmen derthien harten gevelt, die telkens op gevist wierden, als mede een swijn, het welck mede onder de iacht geraeckte, voorder en wiert daer van niemant anders geschooten, maer in dese iacht geschiede een wonderbaerlijck ongeval, want de Keijser treffende een hart op sijn hoorens, is de kogel afgeschampt eñ heeft een arm ionghman mede in een schuijttie584 sijnde in sijn rugge gewont585 waer door seer bloede, eñ alle de toesienders sich retireerden den Keijser dit siende vraeghe naer de reden van soo subite586 commotie eñ het accident verstaende quitteerden587 sijn roer, eñ wilde niet meer schieten ordonnerende588 aen sijn lijf Chirurgijn den gequetste589 te gaen verbinden, eñ voorder hem doende tellen590 hondert ducaten met een iaerlijckx pensioen >> 59. Jndien het leven behielde,591 men wilde
582
de harten: De herten. vervult: Gevult. 584 schuijttie: Schuitje. 585 gewont: Verwond. 586 subite: Plotselinge. 587 quitteerden (quiteeren): Verliet. 588 ordonnerende: Beval. 589 gequetste: Gewonde. 590 tellen: Neertellen, geven, betalen. 591 Jndien het leven behielde: Indien hij in leven bleef. 583
95
1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786
seggen noch een soude door sijn arm sijn geschooten geweest, doch wort vertrouw[+t/e] door hope van recompense uijt gestroijt te sijn,592 soude echter wel konnen sijn om dat het daer krielden van schuijten vol menschen die sich oock altemets593 wel te dicht begaeven, den Keijser aen lant sijnde, eñ in de karosse getreden, is weer naer Weenen gekeert met een karosse met ses peerden wordende gevolght van ettelijcke diergelijcke, eñ sijne garde, die sijn Maiesteijt onder wegen op den wegh hadde ingewacht594 Het gevoelen over den Keijser tot Wenen is, dat de selve devoot, eñ wijs is oock genereus, eñ een crijghs helt595 hebbende van sins geweest596 inden laesten Turcschen oorlogh, het leger selfs te voeren,597 het welck sijn raet echter heeft weten te voorcomen, is een liefhebber van veele taelen, als mede vant’ musieck, seggen mede dat sijne affaires selfs depescheert,598 wesende een ganschen voor de middagh daer mede geoccupeert,599 men seijt, dat wanneer een Raet eñ hovelingen iet willen seggen aen sijn Maiesteijt de selve weet te penetreren600 >> 60. Wat hun versoeck is, is mede van een groote memoirie,601 repeterende alle pointen602 die sijn maiesteijt van Ambassadeurs voorgehouden worden de selve van point tot point beant-
592
Doch wort vertrouw[+t/e] door hope van recompense, uijt gestroijt te sijn: Maar er wordt geloofd, dat dit met hoop op een vergoeding, rond is verteld. 593 altemets (altemet): Soms. 594 ingewacht: Opgewacht. 595 crijghs helt: Krijgsheld. 596 hebbende van sins geweest: (Omdat hij) van plan was. 597 het leger selfs te voeren: Het leger zelf (ter plaatse) aan te voeren. 598 sijne affaires selfs depescheert: Zijn zaken zelf afhandeld. Dépêcheren: ‘M[et] betr[ekking] t[ot] brieven, documenten, verklaringen: officieel (…) van zich laten uitgaan; afgeven, uitreiken; versturen; M[et] betr[ekking] t[ot] pers[onen]: iemand de in het verband gespecificeerde of blijkende taak of functie opdragen, toewijzen; hem daartoe sturen, afvaardigen, opdracht geven of daarmee belasten’ (WNT). 599 mede geoccupeert: Mee bezig. 600 penetreren (penetreeren): ‘Ergens in doordringen, het doorgronden’ (WNT). 601 is mede van een groote memoirie: Heeft een goed geheugen. 602 pointen (point): Punt, ‘artikel, paragraaf; voorwaarde’ (VMNW).
96
1787 1788 1789 1790 1791 1792 1793 1794 1795 1796 1797 1798 1799 1800 1801 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 1810 1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 1819 1820
woordende. Tot Weenen geen apparentie603 siende tot de comste vande Keijserinne, om wiens ceremonien van trouwen te sien, wij naer Weenen gekomen waren, eñ verstaende Tot Denia604 een spaensche have aen de koortse sieck lach, resolveerde over Venetien605 naer Milaen606 in Jtalien te vertrecken om de inhalinge607 van hare maiesteijt aldaer te sien, die wij wisten met arque triumphales,608 eñ anders heerlijck soude vereert worden, ten eijnde wij door Vranckreijck reijsende tegen de winter tot parijs mochten sijn, sulx dat wij. Den i4 dito Tot Weenen, plaetsen op een carosse van vier peerden de retour naer Venetien gehuert hebbende, eñ van gelijcken nopende het descoijeren veraccordeert wesende609 moch sijn des naer de middaghs Naer Venetien in Jtalien door Stiermarck610 Carinten,611 eñ Frioel612 vertrocken. >> 6i. Passerende schoone vlacke campag[+-] nien hebbende van ter sijde seer schoone wijngaert bergen, eñ naer dat wij tegens den avont voor bij een lack ofte poel hadde gereden sijn wij comen slaepen tot Trasckierck.613 Den i5 dito hebben wij mede den heelen dagh door vlacke campagnie gereden comende s’middaghs eten tot Neustadt614
603
apparentie: ‘Aanwijzing of vooruitzicht dat iets zal gebeuren’ (WNT). Denia: Dénia, Spanje. 605 Venetien: Venetië, Italië. 606 Milaen Milan, Milanen, Milano: Milaan, Italië. 607 inhalinge (inhaling): ‘Het (plechtig, feestelijk) afhalen en binnenleiden, ontvangen, verwelkomen, van eene bruid, een vorst enz.’ (WNT). 608 arque triumphales: Triomfboog. 609 plaetsen op een carosse van vier peerden de retour naer Venetien gehuert hebbende, eñ van gelijcken nopende het descoijeren veraccordeert wesende: Verdere informatie over ‘plaetsen op een (…)descoijeren veraccordeert wesende’ is niet achterhaald. 610 Stiermarck: Stiermarken, Oostenrijk. 611 Carinten, Carinthien: Karinthië, gebeid in Italië, Oostenrijk en Slovenië. 612 Frioel, Frioul: Friuli, Italië. 613 Trasckierck: Traiskirchen, Oostenrijk. 614 Neustadt: Wiener Neustadt, Oostenrijk. 604
97
1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852 1853 1854 1855 1856 1857 1858
een proper stedeken sijnde het leste615 stedeken van Oostenrijck, eñ naer dat wij des naermiddagghs hadden gepasseert een periculeus bosch van Stroopers die menighmael uijt Ongaren daer in comen, ende in een herberge vervarst hadden sijn wij des avonts comen slaepen in een groot vleck met poorten leggende aen den voet van den bergh die Oostenrijck van Stiermarck separeert genaempt Schottwien,616 alwaer een gevangenis in den bergh, ofte rotse is gehouden, alwaer den Keijser groote Heeren die het verkurven hebben617 in doet setten, om aldaer doot te eten, soo dat daer levendigh doot sijn wordende va[+n] haer niet meer gesprooken. Den i6 dito s’morgens vroegh sijn wij den voorschreven bergh genaempt Seijmering618 >> 62. Te voet opgeclommen, het welck wel drie vren duerde wordende de karossen (alsoo noch een andere karosse met Heeren in ons geselschap was) den bergh opgetrocken elck met vijf paer ossen, gaende de peerden van de karossen tot op het hooghste van den bergh ledigh,619 alwaer comende marcheerden de ossen te rugge, eñ de peerden voor de karossen gespant sijnde gongen wij weder in de karossen sitten, passerende ettelijcke daegen niet dan bergen,620 rijdende langes een revierken tot Pruck621 toe,622 daert’ inde Muer623 loopt, des middaghs sijn wij comen eten tot Mertzuschlag624 de eerste plaetse van Stiermarck, eñ des naer middagh tusschen Mertzuschlag
615
leste: Laatste. Schottwien: Schottwien, Oostenrijk. 617 het verkurven hebben (verkerven): ‘Het bederven, het verknoeid hebben’ (WNT). 618 Seijmering: Wellicht Semmering een deelstaat in Oostenrijk. 619 ledigh: Leeg. 620 niet dan bergen: Niets anders dan bergen. 621 Pruck: Bruck an der Mur, Oostenrijk. 622 tot Pruck toe: (Uiteindelijk) naar Bruck an der Mur toe. 623 Muer: Mur, rivier in Hongarije, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië. 624 Mertzuschlag: Mürzzuschlag, Oostenrijk. 616
98
1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894
voors ende Kijnbergh,625 gecollationeert626 hebbende sijn wij des avonts comen slaepen tot Kijnbergh voors. Den i7 dito des middaghs hebben wij tot Pruck gegeten, het welck een bequaeme stadt van Stiermarck is, leggende aen de reviere de Muer, de welcke sich voegende met de revire627 Dra int’ begin van Ongarien bij de stadt Sackhaus628 te samen vloet langes de grensen van Ongarijen het selve >> 63. Scheijdende van andere landen tot dat de selve bij Erdewdi629 niet wijt van Ezeck630 pas naer Belgrado631 ofte Griexwijssenburgh632 in den Donau vloeijen tot Pruck begint men de Muer met vlooten, eñ kleijne schepen af te vaeren, het welck seer snel toe gaet, gelijck aldaer staende op de brugge, die daer over leijt gesien hebben. afvarende is men in korten tijt tot Gratz633 hoofstadt van Stiermarck mede aen de selve gelegen, des avonts sijn wij comen slaepen tot Sint Michiel.634 Den i8 dito hebben wij ons middagh mael tot Knittelfelt635 een proper stedeken gehouden naer dat wij aldaer eerst misse (sijnde sondagh) gehoort hadden des naer de middaghs vervarsten wij op een plaetse daer de Boeren, eñ boerinne dansten op een fiool, eñ bas, alwaer de compagnie sich onder vermenghde, springende
625
Kijnbergh: Kindberg, Oostenrijk. gecollationeert: (Collation) ‘Een lichte avondmaaltijd’ (WNT) genuttigd. 627 revire: Rivier. 628 Sackhaus: Verdere informatie over ‘Sackhaus’ is niet achterhaald. 629 Erdewdi: Verdere informatie over ‘Erdewdi’ is niet achterhaald. 630 Ezeck: Verdere informatie over ‘Ezeck’ is niet achterhaald. 631 Belgrado: Belgrado, Servië. 632 Griexwijssenburgh (Grieks Weißenburg): Belgrado werd voor de zeventiende eeuw in het algemeen Grieks Weißenburg genoemd. 633 Gratz: Graz, Oostenrijk. 634 Sint Michiel: Sankt Michael in (der) Obersteiermark, Oostenrijk. 635 Knittelfelt: Knittelfeld, Oostenrijk. 626
99
1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932
met die bergh Nimphen636 lustigh int’ ront, cussende de fraeijste dicht,637 daer boven op den bergh lagh een schoon Casteel, waer van den Graef beneden, int’ wit,638 ofte doelen schietende >> 64. Ons dede vermaecken met de boeren te doen blaesen op bergh trompetten gemaeckt van een lang eñ rondt hout boven eng, en onder wat wijder,639 eñ bekleet met basten van boomen, de welcke een wonderbaerlijck geluijt gaven, de Graevinne, die iongh, schoon, eñ op sijn herderins ~ gekleet was quaem op het geluijt van het Casteel naer beneden, des avonts sijn wij comen slaepen tot Sanct Bergen, ofte sint Joris.640 Den i9 dito des middaghs hebben wij gegeten tot Neumarck641 de laeste stadt van Stiermarck op de frontieren van Carintien is een proper stedeken hebbende een lange, eñ brede straet van de eene poort tot de andere, daer de stadt meest in bestaet,642 daer is mede al soldatesque geinquartiert alle gekleet int’ root gelijck in andere steden Eenige van die maets lichten den boer even buijten de poort van de huijgh,643 eenige wel gewapent reden lang nevens644 de karosse >> 65. Vraegende, waer de reijs naer toe lagh, maer wij antwoorden
636
bergh Nimphen: Bergnimfen. cussende de fraeijste dicht: Verdere informatie over ‘cussende de fraeijste dicht’ is niet achterhaald. 638 wit: Schijtschijf, doelwit. 639 trompetten gemaeckt van een lang eñ rondt hout boven eng, en onder wat wijder: Alpenhoorn. 640 Sanct Bergen, ofte sint Joris: Sankt Georgen ob Judenburg, Oostenrijk. 641 Neumarck: Neumarkt in Steiermark, Oostenrijk. 642 meest in bestaet: Meest uit bestaat. 643 Eenige van die maets lichten den boeren even buijten de poort van de huijg: Verdere informatie over ‘Eenige van maets (…) van de huijg’ is niet achterhaald. 644 nevens: Naast. 637
100
1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969
niet ons houdende, ofte de tael niet gecost645 en hadde, sij schenen droncken te sijn, eñ schooten onder wegen diverse keren af, maer siende goede compagnie, eñ wapenen attendeerden op ons niet,646 des naermiddagh tusschen Neumarck voors ende hirts647 vervarst hebbende sijn wij des avonts tot Hirts voors comen slaepen wesende de eerste plaetse van Carintien. Den 20 dito tusschen Hirts voors ende Sint Vit648 onbeten hebbende, sijn wij des middaghs tot Sint Vit voors comen eten, eñ des avonts hebben wij tot Veltkircken649 geslaepen. Den 2i dito des middaghs sijn wij over een brugge de reviere Dra passerende tot Villach650 gecomen een fraeije stad[+t] van waer men de reviere Dra met schepen begint af te vaeren tot in Ongarijen toe, als voren geschreven is, daer is int’ midde een schoone straete, die wel de principaelste651 is. Alhier verbleven >> 66. Wij tot. Den 22 dito des middaghs vermits eenige italianen in ons geselschap sijnde aldaer sochten te sien een comedie gespeelt werdende door de comedianten652 van den overleden Aertshertogh van Jnsbruck,653 maer de intentie was een schoone getrouwde comediante te debaucheren,654 des anderen daeghs sijnde Den 22 dito mijn Oom De Ridder
645
niet gecost en hadde: Niet konden spreken. siende goede compagnie, eñ wapenen attendeerden op ons niet: Het goede gezelschap en de wapens ziende, ondernamen ze niets. 647 hirts: Hirt, bij Micheldorf, Oostenrijk. 648 Sint Vit: Sankt Veit an der Glan, Oostenrijk. 649 Veltkircken: Feldkirchen in Kärnten, Oostenrijk. 650 Vilach: Villach, Oostenrijk. 651 principaelste: Belangrijkste. 652 comedianten: Acteurs. 653 overleden Aertshertogh van Jnsbruck: Verdere informatie over ‘overleden Aertshertogh van Jnsbruck’ is niet achterhaald. 654 debaucheren (debaucheeren): ‘Verleiden tot liederlijk gedrag of ontucht’ (WNT). 646
101
1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
eenighsins onpasselijck aent’ colijck655 begeerde dat den Koetsier op sijn selfs coste tot de middagh daer soude blijven, gelijck wij om de andere wil des nachts gebleven waren, gelijck dan geschieden, eñ sijn des middaghs opbrekende, naer dat wij des naer middaghs tusschen Villach voors, eñ Tarvis656 vervarst hadden, des avonts tot Tarvis voors comen slaepen, altoos657 rijdende tegens een revierken op, het welck uijt de Alpes658 comende bij Villach voors in de reviere Dra vloet. >> 67. Den 23 dito sijn wij tot ponteva659 toecomende den Keijser comen eten tot Ponteva toecomende de Venetianen onse brieven van gesontheijt vertoonende, de welcke geconfirmeert660 sijnde, wij vrijelijk voorde[+r] tot Venetien hebben mogen reijden van dit Ponteva comt den Keijser toe de stadt leggende op die seijde van een revierken (het welcke die stadt eñ Staeten van malkanderen deelt) die Corintien is. op de steene brugge tusschen beijde leggende stadt een poor[+t] tot een limite,661 op de welcke aen de een sijde des Keijsers, eñ op de andere het wapen van Sint Marcus, ofte van den staet der Venetianen stont, alhier betaelden wij den koetsier, eñ maeckten ons quijt662 des Keijsers munt, die niet voorder ganghbaer en was, des naer middaghs een tamelijck hoogen bergh gepasseert hebbende
655
onpasselijck aant’ colijck (ziek door Koliek): ‘Benaming (…) van verschillende, met kramppijnen gepaard gaande buikaandoeningen, oorspronkelijk met name in den darm’ (WNT). 656 Tarvis: Tarvisio, Italië. 657 altoos: Voortdurend. 658 Alpes: Alpen, gebergte in Duitsland, Frankrijk, Italië, Liechtenstein, Monaco, Oostenrijk, Slovenië en Zwitserland. 659 ponteva: Pontebba, Italië. 660 geconfirmeert: Goedgekeurd. 661 limite (limiet): Grens. 662 maeckten ons quijt: Ontdeden wij ons van.
102
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040 2041 2042 2043 2044 2045 2046 2047 2048 2049 2050 2051 2052 663 664
sijn wij bij een revierken gecomen, da[+t] uijt de Alpes comende door Frioul naer de golf van Venetien vloet dit revierken hebben wij neder waert >> 68. Gevolght gedurende het Venetiaensch Carintien tot dat wij buijten het geberghte, eñ in Frioul waren, eñ al eer het selve langh gevolght hadden, quaemen wij bij een Casteel genaempt la Cusa eerste sterckte van de Venetianen gebout op het hangen van een rotse vlack op het voorschreven revierken soo dat de wegh tusschen de sterckte eñ het revierken leijt, op het selve revierken sijnde een houte brugge, die op de cant van het revierken, eñ op de sterckte leijt, alhier onse brieven van gesontheijt getoont hebbende, sijn wij voortrijdende des avonts tot Venson663 komen slaepen. Den 24 dito des morgens gepasseert hebbende noch ontrent de drie vren door het geberghte, sijn wij verblijt geweest in een schoone ruijme vallije te comen van het lant Frioul want wij in het geberghte drie mael hadden met de coets om verre gelegen, eñ noch twemael in perijckel geweest van om verre te vallen. niet tegenstaende wij menighmael >> 69. Te voet gingen daer het periculeus was, de eerste mael vielen wij in een quaede slagh664 om verre sonder imant te beseeren. de twede mael was een achterste riem daer de karosse op hingh gebrooken, het welck de coetse oock dede om vallen, als wanneer mijn Oom De Ridder alleen sich een weijnigh aen sijn wel Ed. arm quetste
Venson: Venzone, Italië. quade slagh: Slecht ‘gat of kuil in een weg’; ‘Wagenspoor’ (WNT).
103
2053 2054 2055 2056 2057 2058 2059 2060 2061 2062 2063 2064 2065 2066 2067 2068 2069 2070 2071 2072 2073 2074 2075 2076 2077 2078 2079 2080 2081 2082 2083 2084 2085 2086 2087 2088 2089 2090 2091
sijnde onder gevallen, vermits de karosse aen sijn wel Ed: sijde omviel,665 een ijsere keten in de plaetse van de riem aengehange sijnde is wederom gebrooken, waer door wederom soude om verre gevallen hebben ten sij mijn Oom De Ridder het hadde gewaer geworden, die doen oock niet te vreden was alleen met het repareren van die ketingh, maer dede daer een twede bij hangen, die stant hiel; daer naer een Jtaliaen de voorste. peerden willende reijden in een winckel haeck van een bergh daer de wegh smal, en onder een precipice666 was, liepen wij perijckel van in die precipice te vallen, vermits de voorste peerden te cort draeijende door het toedoen van den onbedreven vaerman, onse vaerman de achterste qualijck conde regeren,667 die evenwel ophiel, gelijck mede de karosse opgehouden wiert >> 70. Door een kesel steen668 daer het voorste radt tegen quaem dat niet weijdt van de cant van de precipice was. de darde mael sijn wij ongeluckigh gevallen, eñ geluckigh gesalveert,669 want vallende op een smalle wegh, daer mede een precipice was stoote de coets tegens een pael die op de cant stont waer door de slach van de val gebrooken, eñ belet wierde, dat de coets niet omkeerde, niet tegenstaende de pael door midden brack blijvende de koetse leunen tegens de kant van de precipice, die een weijnigh670 hooger was als het spoor, dat inde rootse uijt gesleten was, ider packte sich uijt de coetse, eñ worde hooft schau671
665
als wanneer mijn Oom De Ridder alleen sich een weijnigh aen sijn wel Ed. arm quetste sijnde onder gevallen, vermits de karosse aen sijn wel Ed: sijde omviel: Toen mijn oom De Ridder, zich slechts licht aan zijn arm verwondde, omdat hij onder de kar kwam, doordat de kar zijn kant opviel. 666 precipice, precipise: Afgrond. Precipice is het Engelse woord voor afgrond. 667 qualijck conde regeren: Moeilijk kon besturen. 668 kesel steen: Kiezelsteen. 669 gesalveert (salveeren): Voor ondergang behoed. 670 een weijnigh: Niet veel. 671 hooft schau (hoofdschuw): Vreesachtig.
104
2092 2093 2094 2095 2096 2097 2098 2099 2100 2101 2102 2103 2104 2105 2106 2107 2108 2109 2110 2111 2112 2113 2114 2115 2116 2117 2118 2119 2120 2121 2122 2123 2124 2125 2126 2127 2128
echter hadde sich niemant beseert, wij hadden de beste koetse, die oock van achteren gongh, maer daer door mosten wij altoos voorrijden, waer door de andere ons ongeval siende telkens voor die tijt uijt de koetse traeden. een vre door de voors valleije gereden hebbende quaemen wij tot Resciuta672 eerste stadt van Frioul toecomende de Republice van Venetien,673 is een nette plaetse op sijn >> 7i. Jtaleaens gebout, daer sijn sommige fraeije gebouwen, men begost674 daer te rekenen met vier en twintigh ‘vren’, eñ men spreeckt daer niet als italiaens, de cledinghe is mede op sijn italiaens, eñ de Vrouwe hebben daer mede ialousien, ofte traellien daer sij door louren.675 des middaeghs quaemen wij eten tot Sint Thomas,676 eñ des avonts slaepen tot Spillenbergh677 een redelijcke fraeije stadt leggende op een hooghte, naer dat wij voor de stadt gepasseert hadden de reviere Taillamento678 (wordende daer door geleijt door guiden)679 het welck een revier is, die des winters een groote680 campagnie overvloet, vermits de campagnie daer leegh is, eñ het waeter met geen dijcken weerhouden wort, waerom als wij daer passeerden noch diverse canalen, ofte geulen hadde die, de eene dieper, als de andere waeren waerom de giedens681 die eerste mosten pijlen eñ vermits daer geen bruggen en sijn, eñ oock veel geulen, soo moet men daer
672
Resciuta: Resiutta, Italië. Republice van Venetien: De Republiek Venetië was de staat rondom Venetië en bestond tot de achtiende eeuw (zie: ‘Republiek Venetië’ 2014). 674 begost: Begint. 675 ialoesien, ofte traelien: Sluiers. 676 Sint Thomas: Verdere informatie over ‘Sint Thomas’ is niet achterhaald. 677 Spillenbergh: Spilimbergo, Italië. 678 Taillamento: Tagliamento, rivier in Italië. 679 guiden (guide): Gidsen. ‘Het Fransche woord guide (…) Soms met uitspraak op Nederlandsche wijze: giede’ (WNT). 680 Na groote zit een gat in het papier. Het gat is wellicht ontstaan doordat er iets weggekrast is, maar dat is niet zeker. 681 giedens: Gidsen (zie: noot 679: guiden). 673
105
2129 2130 2131 2132 2133 2134 2135 2136 2137 2138 2139 2140 2141 2142 2143 2144 2145 2146 2147 2148 2149 2150 2151 2152 2153 2154 2155 2156 2157 2158 2159 2160 2161 2162 2163 2164 2165 2166 2167
door rijden, waer door des winters bij hoogh water menige coetse, man eñ peert vant’ water wordt wegh gevoert. >> 72. Den 25 dito sijn wij tot Sacil682 des middaghs comen eten sijnde mede een bequaem stedeken, daer de huijsen voor op bogen, ofte pijleren staen, eñ men onder door can gaen, het welck geschiet voor de son, eñ voor den regen. des avonts sijn wij comen slaepen tot Coniam683 sijnde mede bij naer soo danige stadt, doch hebbende de huijsen die binnen staen buijten de mueren van de stadt schoone hoven, eñ buijten de stadt sijn oock schoone gebouwen. Den 26 dito vroegh op sittende684 vermits de hette,685 sijn wij de reviere Piave686 met een schuijt (daer de coetsen ingeset wierden) gepasseert een reviere bij naer gelijck de reviere Taillamento, voort rijdende quaemen wij tot op een canon schoot687 bij Treviso,688 al waer ons ontnuchtert hebbende met een excellenten italiaenschen gelen muscadellen wijn ofte vin muscad,689 sijn wij ~ des voormiddaghs vroegh tot Treviso gecomen een stadt leggende in den staet van Venetien, groot >> 73. Ende redelijck sterck, men gaet daer mede onder de huijsen door, eñ daer passeert een kleijn revierken. Den Ave Maria wort daer vroeger, als690 in an-
682
Sacil: Wellicht Sacile, Italië. Coniam: Verdere informatie over ‘Coniam’ is niet achterhaald. 684 op sittende (opzitten): Paardrijden. 685 hette: Hitte. 686 Piave: Piave, rivier in Italië. 687 canon schoot: ‘De afstand waarover een kanonschot draagt’ (WNT). 688 Treviso: Treviso, Italië. 689 gelen muscadellen wijn, ofte vin muscad (muscadel): ‘Muskaatwijn, wijn uit muskadellen of muskadeldruiven’ (MNW). 690 vroeger als: Eerder dan. 683
106
2168 2169 2170 2171 2172 2173 2174 2175 2176 2177 2178 2179 2180 2181 2182 2183 2184 2185 2186 2187 2188 2189 2190 2191 2192 2193 2194 2195 2196 2197 2198 2199 2200 2201 2202 2203 2204 2205 2206
dere steden geluijt ter oorsaecke van de twist tusschen den Keijsers, eñ Venetianen, want hebbende den Keijser verpant Treviso aende Venetianen voor een sekere somme van penningen, de welcke voor sekere tijt, eñ dagh moste gerestitueert691 sijn, ofte de republice van Venetien soude de stadt behouden, soo heeft de Keijser de penningen derwaerts692 gestuert tegens den tijt, eñ sijnde bij sonne693 voor de poort gecomen, hebben, die van binnen den ave Maria vroeger als ordinaris,694 eñ oversulckx voor sonne ondergangh laeten luijden, eñ daermede gesustineert695 die penningen te laet quaemen, de welcke dan niet willende aennemen, hebben de stadt tot heden in possessie696 behouden, eñ om meerder glans te geven, hebben den Ave Maria daer naer altoos, gelijck als doen, eñ daerom ock voor sonne ondergangh doen luijden, de daeken van de huijsen hangen daer over, gelijck door heel >> 74. Jtalien, eñ dat om voor den regen behout te wesen, eñ schaduwe te hebben uijt de son, de daeken sijn van rode vorsten,697 gelijck door geheel Lombardien,698 leggende dan de eene op sijn rugge eñ dan de ander op sijn plat, ofte rustende op sijn twe eijnden, soo dat de onderste maer streckt om het dack dicht te houden, eñ het water door te laeten loopen, rustende de bovenste met het een Eijndt in den buijck van de eene onderste vorst eñ met het ander eijndt in den buijck van de andere vorst leggende aen de
691
gerestituteert: Terugbetaald, teruggegeven. derwaerts: Daarheen. 693 bij sonne: Overdag. 694 ordinaris: Gewoonlijk. 695 gesustineert (gesustineren): ‘Helpen, bijstaan’ (MNW). 696 in possessie: In bezit. 697 vorsten (vorst): Nok. ‘Plaats waar de schuine vlakken van een dak bovenaan samenkomen’ (WNT). 698 Lombardien, Lombardijen: Lombardije, regio in Italië. 692
107
2207 2208 2209 2210 2211 2212 2213 2214 2215 2216 2217 2218 2219 2220 2221 2222 2223 2224 2225 2226 2227 2228 2229 2230 2231 2232 2233 2234 2235 2236 2237 2238 2239 2240 2241 2242 2243 2244 2245 2246 2247 2248 2249 2250 699 700
andere sijde, het welck het dack soo dicht699 maeckt dat daer niet aen gesmeert ofte gepleijstert wort te meer alsoo het daer te lant weijnich sneeuwt, eñ de holte van de onderste vorst soo diep is, dat daer boven geen water ofte sneeuw door kan vallende altijt op den rugge van de bovenste vorsten, en ontlossende door den buijck van de onderste. Tot Treviso is den Dom schoon, het stadt huijs is groot eñ schoon, als mede de >> 75. Plaetse, ofte marckt, die daer voor i[+s] de stadt ~ is, gelegen in een seer schoone eñ vruchtbaere campagnie. Op dese reijs in het geberghte hebben wij een revierken gevonden soo uijtter maten kout, dat wij onse handen daer niet in konden houden, den tijt dat men een Paternoster soude lesen,700 het was ontrent tien vren Hollants, eñ het revierken en was niet dicht bij sijn oorsprongh, ofte fonteijn, soo dat uijt seer koude rotse moet vloeije, de bergen waren merendeel becleet met mast, eñ sparreboomen, eñ op sommige plaetsen int’ hangen van de bergen, daer geen boomen staen wast goet coren, eñ wort het lant daer gemest met asse want sij cappen de boomen om, eñ de tacken daer af gesnoeijt sijnde, stroijen de selve opt’ lant, eñ steken die in brandt, eñ de asse daer van comende mest het lant, eñ doet het selve goedd vruchten draegen, de boomen laeten van de berge inde revierkens rollen, maecken daer brant af, ofte timmeren daer mede, alsooveel huijsen >> 76. Van sulcke boomen gebout worden maer oock veel van steenen, die
docht: Dicht. Paternoster soude lesen (Paternoster lezen): ‘Het Vaderons bidden’ (WNT).
108
2251 2252 2253 2254 2255 2256 2257 2258 2259 2260 2261 2262 2263 2264 2265 2266 2267 2268 2269 2270 2271 2272 2273 2274 2275 2276 2277 2278 2279 2280 2281 2282 2283 2284 2285 2286 2287 2288 2289 2290 2291
uijt de rotsen houden, anderen van kesel steenen die de beeken uijt werpen, eñ worden dan van buijten gepleijstert, anderen sijn van onderen op half steen, eñ boven voort van boomen701 gebout, de dickste saegen met water molens, staende op de beeckiens, eñ maecken daer deelen van ontrent Villach, int’ geberghte passeerden wij wel drie vren langes een lack,702 daer veel visch in was, eñ waer van het overige water loopt niet wijdt van volkemarck703 in de reviere de Dra, inde vallijen, die veel sijn vintmen goede weijde, eñ hoijlanden oock wast daer goet coren, van gelijcken gierst.704 Villach gepasseert sijnde saegen wij voorder niet, als de rotsen van de Alpes, die ons dochten705 van witte marmer te sijn, eñ noch op sommige plaetsen met sneeuw bedeckt, welcke oock gansch kael waeren sonder eenige boomen ofte hout, eñ duerden voort tot in Frioul, welck een seer vruchtbaer lant is, wordende >> 77. Aende eene sijde omvangen van de golf van Venetien, eñ van de andere sijde van de Alpes die wij aldaer altoos saegen leggen als een halve maen, sijnde cale rotsen het water van de berge comende sonderlingh in de winter bederft veel lant dat leegh is, want de revieren geen diepte hebbende overvloeijen al het leege lant, waer van het alderleeghste des somers een revier blijft, eñ de reste een dorre heijde het water soude met dijcken wel connen geleijt, bepaelt, eñ omvangen worden maer de leege, eñ oversulckx ledi-
701
van onderen op half steen, eñ boven voort van boomen: Van onderen voor de helft gebouwd van steen met daarboven een stuk gemaakt van bomen. 702 lack: Meer. 703 volkemarck: Völkermarkt, Oostenrijk. 704 van gelijcken gierst: Eveneens gierst. 705 die ons dochten: Waarvan wij dachten.
109
2292 2293 2294 2295 2296 2297 2298 2299 2300 2301 2302 2303 2304 2305 2306 2307 2308 2309 2310 2311 2312 2313 2314 2315 2316 2317 2318 2319 2320 2321 2322 2323 2324 2325 2326 2327 2328 2329 2330 2331 2332
ge landen sijn alreets becleet met kleijne keselsteenen, die uijt het geberghte gecomen, eñ van de revier aldaer opgeworpen sijn van welcke steene muren om hoven bouwen. het hogerlant is al samen als een hof men siet daer veel vijge boomen ontrent de stedekens daer wast alderleij coren, mede gierst, eñ turcksche weijdt,706 daer wast meer als een soort van vruchten op een, eñ het selvige lant want onder wast coren waer onder fruijt boomen staen, waer >> 78. Langes schoone wijngaerden geleijt worden, ofte wel daer staen moerbesen boomen707 om seij wormen708 mede te spijssen waer mede de gemeene wegen oock veel beplant sijn, eñ waer door veel seij in Frioul gewonnen wort, de druijven waeren daer soo abondant709 gewassen, dat het een lant van beloften scheen te wesen, want waeren sooveel bossen druijven aen de wijngaerden, als bladeren, soo dat de wijngaerde mosten ondersteunt worden. wij hebben aldaer tot Saril, als voorschreven Den 25 dito seijnde Sint Jacobs dagh schoone rijpe druijven geeten,710 die sij seijde al langh gehadt te hebben, wij vonden daer doorgaens goede wijn eñ die in ijs cout gemaeckt sijnde verfriste seer. de boeren droegen dien tijt aldaer alle fraije hoeden van fatsoen als andere hoeden. Den 26 dito voorschreven tot Treviso een goet mael gedaen hebbende sijn wij des naer middaghs voort naer Maestro711 gereden, gelegen niet wijdt van de Golf van Venetien, het was een seer plaisante, eñ altoos rechte
706
turcksche weijdt: Turkse weit. moerbes(i)en boomen: Moerbeiën 708 seij wormen: Zijderupsen. 709 abondant: In overvloed. 710 geeten: Gegeten. 711 Maestro, Maestre: Mestre, Italië. 707
110
2333 2334 2335 2336 2337 2338 2339 2340 2341 2342 2343 2344 2345 2346 2347 2348 2349 2350 2351 2352 2353 2354 2355 2356 2357 2358 2359 2360 2361 2362 2363 2364 2365 2366 2367 2368 2369 2370 2371
wegh, aen weder sijden morbesien >> 79. Boomen, eñ versiert met veel huijsen van plaisance van rijcke cooplieden van Venetien, daer bij hebbende schoone hoven, eñ een allee,712 ofte laen van dubbeld[+e] rijen cijpresse boomen, daer men van de wegh linie recht door op de huijsen siet, onder wegen vermits het heijlig dagh was, te weten Sint Anna, soo saegen wij op alle dorpen, eñ geheughtten de boeren, eñ boerinnekens danse[+n] op een fiole,713 de boerinnekens waeren allemael wel op geschickt,714 eñ de borsiens,715 voor een gedeelte bloot, de boeren waeren mede net opgepronckt,716 doch meest op hebbende stroije hoeden, op de manier van die van Frioul, sij dansten onder een afdack comende voor aen de Weerts huijsen717 soo dat van de son en regen bevrijt waerren, eñ de open lucht hadden inde hette. oock van een ider van buijten conden gesien worden, ider magh daer comen eñ ider haelt op die hij wil, men danst met sijn tween, ofte oock wel met veelen int’ ront, men draecht de wijn om,718 aen de geene, die wil drincken in somma719 sij observeren720 de maniere van een bal, het welck voor ons nieuw >> 80. Ende vermaekelijck was om aensien tegens den avont quaemen wij tot Maestre sijnde een groot bemuert vleck, hebbende buijten de mueren noch een ander vleck gelegen op een canael, waer door men naer de golf
712
allee: ‘Wandelplaats; bepaaldelijk een breede laan met boomen aan weerszijden’ (WNT). fiole: Viool(muziek). 714 op geschikckt (opschikken): Uitgedost. 715 borsiens: Borstjes. 716 opgepronckt (oppronken): Uitgedost. 717 Weerts huijsen: Waardshuizen, herbergen. 718 draecht de wijn om: Brengt de wijn rond. 719 in somma: Kortom. 720 observeren (observeeren): Naleven. 713
111
2372 2373 2374 2375 2376 2377 2378 2379 2380 2381 2382 2383 2384 2385 2386 2387 2388 2389 2390 2391 2392 2393 2394 2395 2396 2397 2398 2399 2400 2401 2402 2403 2404 2405 2406 2407 2408 2409 2410 2411 2412 2413
eñ soo voorts naer Venetien vaert, daer saegen wij mede op diergelijcke maniere dansen ~ veel Venetianen, eñ veel Venetianen sich onder den dans mengen, eñ alsoo het de heijlige sint Anne dagh, eñ schoon weder was soo saegen wij daer ~ veel Venetiaensche edellieden, eñ cooplieden in costelijcke karossen, eñ gondelen ofte scheepiens aen het vaste lant met haer bona robbas, ofte cortegianas721 gaen verlustigen,722 eñ optrecken: tot Maestro een schip met vier roeijers genaempt piotta gehuert hebbende sijn wij het canael uijt geroeijt, eñ gekomen inde golf van Venetien, alwaer wij aenstonts,723 eñ onverwacht sagen die schoone stadt Venetien (in de see gebouwt) op sijn lenghte leggen, de see met stil, eñ schoon weder, gepasseert hebbende, sijn wij tegens Sonne ondergangh tot Venetien aengelant >> 8i. Jnde stadt van Venetien comende saegen wij int’ passeeren door het canael ofte groote graft724 (vermits, den voors heijligen dagh) il corso, ofte den tour van de gondelen ofte, sceepiens725 vervult met Ambassadeurs Edellieden, eñ edele Joffrouws, rijcke coopmans, eñ haer vrouwen, de Vrouwen nu alle gekleet op sijn costelijckste, eñ de gondelen ofte sceepiens cierlijck toe gemaeckt, doch meest alle met swart overdeckt, het is raer om sien hoe snel die gondelen voortgaen sommige door een gondelier, ofte roeijer geroeijt wordende, eñ andere door twe doch alle voor waerts roeijende, gelijck men de booten van groote schepen in Hollant doet t’ is te verwonderen dat door de groote menichte malkanderen niet en
721
bona robbas, ofte cortegianas: Hoeren. verlustigen: Bevredigen. 723 aenstonts (aanstonds): ‘Binnen weinige oogenblikken’(WNT). 724 graft: Gracht. 725 sceepiens: Scheepjes. 722
112
2414 2415 2416 2417 2418 2419 2420 2421 2422 2423 2424 2425 2426 2427 2428 2429 2430 2431 2432 2433 2434 2435 2436 2437 2438 2439 2440 2441 2442 2443 2444 2445 2446 2447 2448 2449 2450 2451 2452 2453 2454 2455
raecken, eñ quetsen, want alle de gondelen hebben voor om hoogen, eñ sommige voor en achter om hoogh een ijser, als een bijl daer malkanderen veel mede soude connen quetsen, doch de gondeliers, ofte de roeijers weten op een stuijver te roeijen726 het welck goet is, want malcanderen treffende soude den anderen vermoorden >> 82. Ende stilletteren,727 daer niet vreemdt van sijn, t’is wonder om sien hoe sij roeijende op een voet maer leunen latende de ander achter afhangen eñ rustende door de riemen op het waeter, men seght daer wel acht duijsent gondelen sijn, eñ de gondeliers sijn snode fielten728 meestendeel, roffiani, dat is maqueraur ofte coppelaers de coerse729 gepasseert sijnde quaemen wij gevaeren aen ons logement, il leon bianco, ofte de witte leeuw, alwaer men van voren met een straetken kan aencomen, eñ van achteren te water, connende oock ider een onder het huijs door gaen, van het water naer de straet, eñ van de straet naer het water, maer van buijten naer het water is het huijs gebouwt als een paleijs van waer men sien can il ponte rialto, ofte de brugh rialto, eñ vant’ canal grande ofte groote gracht een groot gedeelte streckende aen die sijde van Rialto,730 als mede il corso ofte den tour van de gondelen, die daer alle sondagh, eñ heijlighedagh des avonts tegens de >> 83. Coelte gehouden wort, daer is een schoone sael, die opt’ water siet, eñ daer men eet, als mede diverse slaepca-
726
op een stuijver roeijen: Met weinigruimte, vlak langs elkaar. stilletteren: Onthoofden; snijden. 728 fielten: Schurken. 729 de coerse (coerre): Wachter.. 730 Rialto: Rialto, buurt in Venetië (Italië). 727
113
2456 2457 2458 2459 2460 2461 2462 2463 2464 2465 2466 2467 2468 2469 2470 2471 2472 2473 2474 2475 2476 2477 2478 2479 2480 2481 2482 2483 2484 2485 2486 2487 2488 2489 2490 2491 2492
mers inde welcke ijsere ledicanten sijn met sijde pavilloenen731 omhangen, di[+e] goet sijn voor732 de wantluijsen, eñ ande[+r] ongedierte dat daer (principalijck733 in de somer) seer regneert, waerom oock b[+e-] geert hebben inde beste camer te slaepen wij waeren daer wel getracteert, eñ wel gedient voor een civilen prijs, sijnde beleeft volck, hadden daer mede tamelijck goet bier, dat in ijs koudt gemaeckt sijnde ons den Dorst beter versloegh als den wijn, die daer oock beter en lichter was, als in eenige herbergen aldaer, het welck ons wel quaem734 in die groote hette tot Venetien sijn wij verbleven tot. Des 4 Augusti des avonts het is een seer groote, en volck rijcke stadt, gelegen ten minste vijf italiaensche mijlen735 in de see, eñ gebouwt op palen, als Amsterdam in Hollant, de plaetse van Sint Marcus is seer schoon, men siet daer een schoon verwerck,736 ofte horologie met twe statue van coper, die de vren slaen >> 84. De kerck van sint Marcus van marmer gebouwt is seer schoon, maer wat doncker, van buijten, eñ van binnen sijn schilderijen alle op sijn Mosaickx737 ofte met steentiens van alderleij coleuren ingeleijt, men gaet rontom de kerck van binnen, eñ van buijten door coredoors,738 daer sijn om hoogh voor het portael739 vier peerden van coper. De vloer van de kerck is van kleijne stickiens740 van marmer van alderleij
731
pavilloenen (paviljoen): ‘Verhemelte van zijde, fluweel of andere stof, dat tot beschutting dient tegen regen en zonneschijn’ (WNT). 732 voor: Tegen. 733 principalijck: Voornamelijk, met name. 734 het welck ons wel quaem: Wat ons goed uitkwam. 735 vijf italiaensche mijlen: 9750 meter. De Italiaanse mijl is 1950 meter (zie: ‘Woordenlijst – Navigatie’ 2012). 736 verwerck: Uurwerk. 737 Mosaickx: Mozaiek. 738 coredoors (corridor): Gang. 739 portael (portaal): ‘Groote, soms met beeldhouwwerk versierde deurnis aan den hoofdingang van een gebouw’ (WNT). 740 stickiens: Stukjes.
114
2493 2494 2495 2496 2497 2498 2499 2500 2501 2502 2503 2504 2505 2506 2507 2508 2509 2510 2511 2512 2513 2514 2515 2516 2517 2518 2519 2520 2521 2522 2523 2524 2525 2526 2527
couleur, en geleijt ofte gepaveijt als golfen op eñ neder, eñ dat om te spotten met de Turken die gesworen hadde de gansche stadt tot een see te maken eñ te verdelgen; vooraen weder sijde van het portael van de kerck staen aen ider sijde vier schoone porphire741 pilaren, eñ van binnen int’ portael sijn acht schoone pilaren van swart en wit marmer, die sij seggen te comen uijt het hof van pilatus,742 inde midde uijt de kerck comt een schoone couppel, ofte cop,743 met noch vier anderen rontom die in Jtalien in de plaetse van toornen dienen. De schat van Sint Marcus >> 85. Is wonderbaerlijck om sien in rijckdommen, reliquien, en costelijcke gesteente, op het eijnde van de plaetse siet men het Paleijs van sint Marcus het logement van den Doge, dat is Hertogh ofte Prince van de republike, de raetcamers, het collegi van de pregadi,744 oude, ende nieuwe quarantiers, de raet camer van de thien,745 eñ de wapen saelen de eene van degens, en stecaden,746 d’andere van bogen, hautbogen, eñ piecken747 inde welcke men siet een deur, die open gaet, met een wonderlijcke const,748 daer is oock een const749 van ijser, die met veeren aensteeckt diverse lonten, daer is een vendel750 genomen door een Doge, ofte Hertogh van Venetien van den Keijser Frede-
741
porphire (Porfier): ‘Naam voor zekere soort van vulkanisch gesteente, bestaande uit een (…) homogene massa van donkerrooden steen, (…); in het Nederl[ands] ook purpersteen genaamd’ (WNT). 742 pilatus: ‘Romeinschen landvoogd van Judaea (…), voluit Pontius Pilatus geheeten, die, hoewel overtuigd van Jezus' onschuld, dezen op aandrang van de Joden ter dood liet brengen’ (WNT). 743 couppel, ofte cop: Koepel. 744 collegi van de pregadi: Een senaat/raad van de Republiek Venetië waardoor raad gegeven werd bij gemeenschappelijke problemen en het buitelandbeleid (zie: ‘Consiglio dei Pregadi’ 2013). 745 raet camer van de thien: Overheidsoorgaan dat in de Republiek voor veiligheid zorgde en tegen corruptie streed (zie: ‘Council of Ten’ 2014). 746 stecaden: Steekdegens. 747 piecken (Pike): ‘Piek, lans met platte ijzeren punt, later door de bajonet vervangen’ (MNW). 748 wonderlijcke const: Vernuftigde manier. 749 const van ijser (kunst van ijzer): Instrument/kunsttuig van ijzer. 750 vendel: Vaandel.
115
2528 2529 2530 2531 2532 2533 2534 2535 2536 2537 2538 2539 2540 2541 2542 2543 2544 2545 2546 2547 2548 2549 2550 2551 2552 2553 2554 2555 2556 2557 2558 2559 2560 2561 2562 2563 2564
rick,751 daer is een statue te peert van een genaempt gatta mela, daer is noch een andere saele vol van hantbogen, eñ hellebaerenden, daer is een wonder spiegel,752 in een andere sael siet men twe schoone statuen, in dese wapen saelen connen sich dartigh duijsent edellieden in een oogenblick wapenen in geval van revolte,753 ofte oploop.754 Op de plaetse van >> 86. Sint Marcus voors moet men sien de plaetse genaempt procureurije ofte plaetse van de procureurs755 van de republique als mede de se[cc/rr/cr/rc]a,756 ofte munte. Jck ben oock geclommen op den tooren staende op de plaetse van Sint Marcus, al waer men verdragghelijck rontom sonder trappen opgaen kan, soo dat men oock met een peerdt daer op can comen, van waer ick sagh Venetien, eñ de omleggende plaetsen onder anderen de Alpes. de brugge rialto bedeckt in de midden, eñ open aen beijde de sijden, is seer schoon, daer staen winckels op aen weer sijden, eñ passeert men tusschen beijde over de brugge, eñ aen weersijden can men achter de winckels om gaen, de kerck van Sint Jan, en Pauwels is schoon daer sijn schoone schilderijen, een schoone gevel, eñ daer siet men oock de statue van Pompeius Justiniani,757 daer sijn twe schoone tomben, ofte begraeffenisse,758 een schoone lieve Vrouw,759 eñ de statue van Bartholomeus Colesnella760 van
751
Keijser Frederick: Wellicht Frederik III (1415-1493). Hij was van 1452 tot 1493 keizer van het Heilige Roomse Rijk (zie: ‘Keizer Frederik III (1415-1493)’ 2013). 752 wonder spiegel (wonderspiegel, Tooverspiegel): Lachspiegel. 753 revolte: Opstand. 754 oploop: Aanval. 755 procureurs (procureur): ‘Openbare aanklager, officier van justitie’ (WNT). 756 se[cc/rr/cr]a: Verdere informatie over ‘se[cc/rr/cr]a’ is niet achterhaald. 757 Pompeius Justiniani: Verdere informatie over ‘Pompeius Justiniani’ is niet achterhaald. 758 begraeffenisse: Graf. 759 lieve Vrouw: Waarschijnlijk een beeld van Maria. 760 De laatste l vn Colesnella zou weggekrast kunnen zijn, maar lijkt ook op een b.
116
2565 2566 2567 2568 2569 2570 2571 2572 2573 2574 2575 2576 2577 2578 2579 2580 2581 2582 2583 2584 2585 2586 2587 2588 2589 2590 2591 2592 2593 2594 2595 2596 2597 2598 2599 2600 2601 2602 2603 2604
>> 87. Bergamo,761 Sant Georgio maggiore, ofte de groote Sint Joris is buijten de stadt in de see, eñ is een seer schoone kerck, daer is een schoon Choor, eñ schoone gestoelten daer boven beeldekens sijn ingesneden van een seer rare konst, eñ van diverse historien, het clooster is schoon daer sijn schoone courten, ofte plaetsen van binnen schoone hoven alle het gebouw staende voor op pilaren om onder door te gaen, daer is boven een schoone sael, ofte gaelderije die seer langh is, door welckers eijnde men een schoon gesicht in see heeft, eñ een bequaeme coelte in comt, daer is mede een schoon plat ofte balcon overdeckt, wiens dack op pileers rust, daer is het in de somer coel, en fris, eñ siet men daer de stadt Venetien bequaem, eñ de see, als mede het vaste lant daer is een schoone refter,762 op wiens eijnde een schoone schilderije tegens de muer is, inde kerck in een marmere pilaer van een autaer staende aende rechter hant van de kerck is een crucifix763 dat daer door de nature >> 88. Jn gegroeijt is. het Clooster, eñ hoven met sijn appendentie wort van de see omringht, daerom hebben een schoone plaetse ofte, schuijten huijs, daer haer gondelen in sijn, eñ de gaende, eñ comende bij quaet weder in schuijlen konnen. Sint Francois is oock een schoone kerck, als oock sint Salvator, kerck van de Capucinen,764 in la iudeca765 een weijnigh buijten Vene-
761
Bartholomeus Colesnella van Bergamo: Verdere informatie over ‘Bartholomeus Colesnella van Bergamo’ is niet achterhaald. 762 refter: ‘Gemeenschappelijke eetzaal in een klooster’ (WNT). 763 crucifix: Kruisbeeld. 764 Capucinen: Kapucijnen (zie: noot 396: P. Capicunen). 765 la iudeca: (La) Giudecca, eiland bij Venetië, Italië.
117
2605 2606 2607 2608 2609 2610 2611 2612 2613 2614 2615 2616 2617 2618 2619 2620 2621 2622 2623 2624 2625 2626 2627 2628 2629 2630 2631 2632 2633 2634 2635 2636 2637 2638 2639
tien, inde sacristie766 sijn schoone schilderijen, eñ in een hoeck een schoone lieve Vrouw, het paleijs Vendermine767 siet men oock daer bij alwaer men siet een schoonen hof in de see, de Patriarchale768 kerck van Sant Piettro Del castelletto, ofte van sint Pieter van t’ casteelken, de wooninge van den Patriarch is geen groote sake, il’ ghetto de i hebrei, ofte de plaetse daer de ioden woonen, eñ den bergh van bermhertigheijt769 moet men sien. Muran770 is een groote stadt in de see een halve intaliaensche mijle771 van Venetien, daer hebbe ick sien blaesen schoone crijstallijne glasen, spiegels, eñ perlen,772 onder anderen hebbe >> 89. Ick selfs een dick wijn glas geblaesen dat uijt gedroncken, eñ op een houte vloer gesmeten sijnde, niet en breeckt waerom het oock mede genomen hebbe, om onderwegen ons van te dienen.773 Tot muran voorschreven singen seer schoone religieuses een aengenaem musieck, tot Malammocco774 is een seer schoone, en goede have twe italiaensche mijlen775 van Venetien in see, daer houden sij haer galeijen,776 eñ schepen in see, daer is een kleijnen tooren genaempt la Rochetta, ofte het rotsken, die vijfthien mijlen weijdt in see de wegh van de haven weijst aen de schepen, daer is oock een kleijne plaetse, die
766
sacristie: ‘Vertrek in of aan een R[ooms]-K[atholieke] kerk, waarin de gewijde voorwerpen bewaard worden en niet openbare kerkelijke plechtigheden plaatsvinden’ (WNT). 767 Vendermine: Palazzo Vendramin-Calergi, een paleis aan Canal Grande in Venetië (Italië) (zie: ‘Palazzo Vendramin-Calergi’ 2014). 768 Patriarchale (patriarch): Een (aarts)bisschop. 769 bergh van bermhertigheijt: ‘De bank van leening’ (WNT). 770 Muran: Murano, Italië. 771 halve italiaensche mijle: 975 meter. De Italiaanse mijl is 1950 meter (zie: ‘Woordenlijst – Navigatie’ 2012). 772 perlen: Parels. 773 ons van te dienen: Te gebruiken. 774 Malammocco: Malamocco, Italië. 775 twe italiaensche mijlen: 3900 meter. De Italiaanse mijl is 1950 meter (zie: ‘Woordenlijst – Navigatie’ 2012). 776 galeijen (galei): ‘Lang en smal oorlogsvaartuig met laag boord, (…) hoofdzakelijk ingericht om met riemen gedreven te worden’ (WNT).
118
2640 2641 2642 2643 2644 2645 2646 2647 2648 2649 2650 2651 2652 2653 2654 2655 2656 2657 2658 2659 2660 2661 2662 2663 2664 2665 2666 2667 2668 2669 2670 2671 2672 2673 2674 2675 2676 2677 2678
sij noemen in valle, ofte in de valleije daer men de visch bewaert, eñ opsluijt, Sint Joris is een andere schoone kerck gaende naer S[c/r]iafousinen777 twe mijlen in de see, het Lido778 is noch een mijl in see het is een schoone have, daer twe casteelen sijn, het buscruijt779 wort gemaeck, eñ bewaert in een plaetse alleen genaempt Sant Angelo Christo de provesa, ofte heijligen Engel Christi van provisie, het is een devotie in see, >> 90. Twe mijlen van de stadt. De kerck genaempt sant Salvator, ofte den heijligen salichmaecker bij de brugge Rialto is weerdigh gesien te worden maer voor al het Arsenael,780 daer is een sael in drien verdeelt, waer mede men can wapenen vijfthien galeijen, eñ twaelf oorlogh schepen, eñ daer boven waer mede men can wapenen andere vijfthien, twe saelen om hoogh, eñ om leegh tauwen van galeijen, en galioenen,781 een andere sael met seijlen voor hondert galeijen, een andere daer de vrouwen die naeijen, waer onder sommige gelt verdienen, eñ andere daer toe gedwongen worden (niet om haer deughden)782 een andere vol wijn, daer de besienders ordinaris beschoncken worden, eñ de wercklieden halen mogen soo veel sij willen doch wort wel wacker met water getempert, buijten is ijserwerck, eñ anckers: een andere dient voorovens, twee saelen met kennip783 (die daer van alle kante gesonden wort om tou
777
S[c/r]iafousinen: Verdere informatie over ‘S[c/r]iafousinen’ is niet achterhaald. Lido: Lido di Venezia, eiland bij Venetië, Italië. 779 buscruijt: Buskruid. 780 Arsenael (Arsenaal): ‘Eene bewaarplaats van oorlogsbehoeften voor land- of zeemacht’ (WNT). 781 de galioenen (Galjoen): ‘Groot zeilschip met drie of vier masten en hoog boord, in de 17 eeuw inzonderheid bij de Spaansche marine hetzij als oorlogs-, hetzij als transport- of koopvaardijschip vooral op de West-Indiën gebezigd’ (WNT). 782 om haer deughden: Voor hun plezier. 783 kennip: Hennep. 778
119
2679 2680 2681 2682 2683 2684 2685 2686 2687 2688 2689 2690 2691 2692 2693 2694 2695 2696 2697 2698 2699 2700 2701 2702 2703 2704 2705 2706 2707 2708 2709 2710 2711 2712 2713 2714 2715 2716 2717 2718 2719 2720
van te maecken selfs voor vremde >> 9i. Potentaten)784 twe saelen van masten, en groote spijckers, twe daer men de cartrollen maeckt, een andere van gemaeckte cartrollen, magasijnen van hout met menighte een andere sael om cartrollen te maecken. Rontom, eñ binne[+n] groote grachten, daer sijn oude, en nieuwe galeijen, eñ andere die gemaeckt ofte vermaeckt worden, eñ veel houts een groote gaelderije met kennip, daer het touwerck gemaeckt wordt een sael vol peck, eñ een andere vol salpeter, een andere sael om vijftigh galeijen te wapenen, een andere vol hout voor de galeijen, in menichte saelen vint men waer mede men seventigh duijsent mannen te voet can wapenen, eñ thien duijsent te peerdt, daer sijn verscheijde salen met canon, ofte grof geschut van alderleij soort machtigh grof, eñ van groote lenghte, andere middelmatigh, en kleijne, daer sijnder meer, dan acht hondert op diverse plaetse, daer is een groote menichte van kogelen tot alderleij soort van canon, daer is een groot stuck >> 92. Geschut, ofte canon, dat drie schooten te gelijck schiet, een kleijn seven, een ander sael om te wapenen twaelf galeassen, ofte dubbelde galeijen, een ander sael om vijftigh galeijen te wapenen op een plaetse is artellerije,785 en hout, andere sael vol touwen, een sael vol roers, ofte sturen, een ander vol masten van galeijen, een sael daer men het voorste gedeelte, ofte de snuijten van de galeijen, maeckt, in
784
vremde Potentaten: Andere heersers. artellerije (artillerie): ‘Al wat behoort tot het geschut, benevens het personeel dat voor de bediening daarvan noodig is’ (WNT) 785
120
2721 2722 2723 2724 2725 2726 2727 2728 2729 2730 2731 2732 2733 2734 2735 2736 2737 2738 2739 2740 2741 2742 2743 2744 2745 2746 2747 2748 2749 2750 2751 2752 2753 2754 2755 2756 2757 2758 2759 2760 2761 2762 2763
een was den ouden Bucintoro,786 in een andere, een andere nieuwe veel schoonder beijde van alle kanten vergult dese Bucintori sijn, gelijck als dubbelde galeijen, hebbende twe verdiepinge, waer van de onderste galeijs gewijse787 was, daer de galeij boeven roeijen, die men niet en siet, comende de riemen door gaeten, boven op de twede verdiepinge is een schoone rijckelijcke vergulde gaelderije, wiens overdecksel ondersteunt wordt, met colommekens, ofte pijlerkens, die rusten op de beijde buijte kanten van den Bucintoro, als mede om de groote swaerte788 met >> 93. Stercker colommen rustende op de vloer van de twede verdiepinge. Dese Bucintoro wort alle iaer op Hemelvaerts dagh in see gelaeten, als wanneer des morgens den Doge, ofte Hertogh van de republicke vergeselschapt met den raet de see gaet trouwen, tot welcken eijnde vant’ paleijs een brugge gemaeckt is tot inden Bucintoro, waer over den Hartogh uijt sijn paleijs comende marcheert, hem volgende eerst des Paus Nuntius, daer naer den Afgesant van den Keijser, eñ naer den selven den Ambassadeur Van Vranckrijck, die van Spagne om den rang, ofte voor gangh niet verscheijnende, eñ vervolgens andere aen wesende Ambassadeurs ider naer sijn rang, eñ voort den raet, eñ gaet met die order in den Bucintoro sitten, den Hartogh achter ontrent het roer, ofte stuer int’ midden, de Nuntius aende, rechter, eñ des Keijsers afgesant aende lincker hant, daer aen den Ambassadeur Van Vranckrijck, de rest vervolgens op
786
Bucintoro: ‘De staatsgalei van de dogen (hertogen) van Venetië’ (zie: ‘Bucentaur’ 2014: N.B. mijn vertaling) galeijs gewijse: Zoals een galei. 788 groote swaerte: Grote zwaarte, grote gewicht.. 787
121
2764 2765 2766 2767 2768 2769 2770 2771 2772 2773 2774 2775 2776 2777 2778 2779 2780 2781 2782 2783 2784 2785 2786 2787 2788 2789 2790 2791 2792 2793 2794 2795 2796 2797 2798 2799 2800 2801 2802 2803 2804 2805
bancken ront om den Bucintoro, als mede inde midde aen weersijden vande >> 94. Middelste pilaren gemaeckt, eñ buijten Venetien inde volle see gecomen sijnde wort een ringh met een schoone diamant van des Paus Nuntius gebenedijt,789 die den Hartogh dan in de see werpt daer mede de see trouwende op dat dat iaer de see aen de republicke favorabel wil wesen, maer soo ras790 en wort de ring niet in de see geworpen ofte een slave duijckt daer naer om weder te visschen, die daer voor oock begiftight791 wordt, t’ welck alsoo een oude ceremonie is, waer naer met de selve order, wederom naer het paleijs gekeert wort, int’gaen eñ keren gevolght wordende van duijsenden gondolen, eñ menichte andere schepen, elck op sijn costelijckste toe gemaeckt, het welck dien dagh gepermitteert792 wort, int’ paleijs gekeert sijnde worden alle de voorschreve Heeren met een costelijck banket getracteert, eñ wort den Bucintoro wederom op geleijt,793 daer is int’ Arsenael noch een sael vol riemen, aen ider van welck vijf eñ oock wel ses, eñ acht slaeven >> 95. Moeten trecken, ofte roeijen, eñ aen weersijden van een galeij, ofte galeasse leijt een riem, dat in twe in de lenghte, eñ oversulckx in elcke lenghte thien, twaelf, veerthien, a achtien roeijers ofte slaeven inde lenghte sijn, naer dat het galeijen, galeasse, ofte dubbelde galeassen sijn, hebbende voor-
789
gebenedijt: Gezegend. ras: Snel. 791 begiftight: Een gif/geschenk toebedeeld krijgt. 792 gepermitteert: Toegestaan. 793 wederom op geleijt: Aan land gehaald. 790
122
2806 2807 2808 2809 2810 2811 2812 2813 2814 2815 2816 2817 2818 2819 2820 2821 2822 2823 2824 2825 2826 2827 2828 2829 2830 2831 2832 2833 2834 2835 2836 2837 2838 2839 2840 2841 2842 2843 2844 2845
der ider galeije van vooren tot achteren ses en dertigh, veertigh, a vijf en veertigh bancken, ofte dubbelde riemen, soo dat op ider galeij, ofte galeasse vijf, ses a seven hondert ofte meer roeijers sijn near proportie als voors, eñ met soldaten worden mede naer proportie voorsien soodat galeijen, eñ galeassen bij naer ophebben vijfthien, achtien hondert, a twe duijsent mannen naer proportie van galeijen ofte galeassen, daer veel comiti, ofte meesters794 toe sijn, om die galeijboeven met slagen te regeren die comiti hebben een kleijn silver fluijtken, waer mede alles commanderen, eñ dat met veel, ofte weijnigh schalmen te fluijten, waer van de menighte795 haer beduijtsel796 heeft, noch is daer >> 96. Een andere sael met cartrollen, eñ ander kleijn tuijgh tot galeijen, daer sijn ses geschut ofte andere giterijen, in een wapen sael siet men harnassen van buijten met wit ongebleijckt lijwaet797 bekleet bij de Venetianen genomen van de Genovesen798 in een oorlogh, als de genovesen Chiozza799 dicht bij Venetien, nae bij het vaste lant ingenomen hadden, eñ weer uijt verdeven wierden, apparent soo bekleet om haer vijant te bedriegen, eñ te doen geloven niet gewapent waeren, de plaetsen daer de galeijen onder staen op stapel ofte anders, sijn alle bedeckt rustende de daecken op steene pilaeren, ofte colommen, soo dat men door alle die plaetsen kan doorsien, eñ alle die plaetsen responderen800 op een gracht, ofte canael
794
comiti, ofte meesters: Bevelhebbers van galeien. De letters te in ‘menighte’ lijken gevlekt of wellicht ergens anders overheen geschreven. 796 beduijtsel: Betekenis. 797 ongebleijckt lijwaet: Ongebleekt ‘Lijnwaad, fijn linnen’ (WNT). 798 Genovesen: Genuanen, inwoners van de Republiek Genua. 799 Chiozza: Chioggia, Italië. 800 responderen (respondeeren): ‘Uitzien (op-), uitzicht geven (op-)‘ (WNT). 795
123
2846 2847 2848 2849 2850 2851 2852 2853 2854 2855 2856 2857 2858 2859 2860 2861 2862 2863 2864 2865 2866 2867 2868 2869 2870 2871 2872 2873 2874 2875 2876 2877 2878 2879 2880 2881 2882 2883 2884 2885
daer de galeijen in af konnen loopen sijnde seer diep, de klocke vant’ middaghmael leijdende saegen wij daer ontallijck veel werck lieden uijt gaen naer huijs, eñ wierde de poorte bewaect om te sien ofte niemant geen materialen meden eñ sleepte, ick gelove het getal wel ontrent vijf hondert was behalven de Vrouwen die de seijlen naeijen, waer van >> 97. Als voors is, eenige daer gecondamneert801 sijn, ende de smits, eñ andere baesen, die daer gedurigh sijn voor de plaetse van sint Marcus gingh ick in een oude galeije, daer dagelijckx eenige broot droncken maets opgebracht worden, om te leeren roeijen, eñ die konst geleert hebbende worden in see gesonden naer de andere galeijen om daer als slaeven te dienen, tot welcker eijnde sij daer opgeset worden, men [x]802 seijde ons dat in het Arsenael een galeije begost, eñ van alles opgemaeckt was gedurende dat Hendrick den darde coninck van Vranckrijck803 (comende uit Poolen al waer de croon naer de doot van sijn broeder den koninck van Vranckrijck804 verlaten hadde) aldaer in een wapen sael (van ware het werck aenschouwen cost) sijn middagh mael dede. Wij hebben daer gesien turcksche galeijen bij de Venetianen van de turcke genomen alle seer cierlijck gebout, eñ root geschildert d’ eene genaemt de son, de andere de maen, de darde de sterre, die daer achter opstonden, eñ noch een ander. Daer sijn in de stadt drie schoone salen const plaetsen,805 eñ camers de een is int’ paleijs Vendermine, de andere tot
801
gecondamneert (condamneeren): ‘Veroordeelen’ (WNT). Hier zit een vlek, Wellicht is er een letter weggekrast. 803 Hendrick den darde coninck van Vranckrijck: Hendrik III, Alexandre Édouard de France, (1551-1589) was van 1574 tot 1589 koning van Frankrijk (zie: ‘Hendrik III van Frankrijk’ 2014). 804 sijn broeder den koninck van Vranckrijck: Karel IX (1550-1574) was van 1560 tot 1574 koning van Frankrijk. Hij was de oudere broer van Hendrik III (zie: noot 803: Hendrick den darde…; ‘Karel IX van Frankrijk’ 2013). 805 salen const plaetsen: Kunstruimtes in de vorm van een zaal. 802
124
2886 2887 2888 2889 2890 2891 2892 2893 2894 2895 2896 2897 2898 2899 2900 2901 2902 2903 2904 2905 2906 2907 2908 2909 2910 2911 2912 2913 2914 2915 2916 2917 2918 2919 2920 2921 2922 2923 2924
Rousini,806 de andere tot della Nave807 >> 98. Inde welcke men siet veel statuen, schildereijen, medailles, gesteenten rariteijten, [xx]ende808 ontallijcke besonderheden, men moet oock sien de sael van statuen, eñ de biblioteecke van sint Marcus, als mede de sacristije, daer staen voor de kerck van sint Marcus twe à drie masten, die inde vasten avont met vet, eñ seep gesmeert worden, waertegens op de scheepslieden om prijs klimmen onder leggen bedden op dat vallende sich niet en beseren. De vloeren tot Venetien in de huijsen sijn van sement gepleijstert, eñ sijn meest root, eñ durabel809 wanneer daer niet lang water op en staet. men moet sien de halle ofte vleeschhuijs,810 de straet van de silversmits, coopmanschappen van alderleij soorte, de fondeco van de duijtschen,811 la riva de chiavoni, 812 ofte den ouver van de Slavondero, eñ duijsent andere dinge weerigh om te sien in die wonderbaerlijcke stadt van Venetien, de voornaemste straet is, de geene die streckt van de plaetse van sint Marcus naer de brugge, Rialto genaempt, [x]de813 mazzaria814 daer veel kostelijcke winckels van alderhande waren sijn, de rest van de straeten sijn meest alle kleijn, doch men kan te >> 99. Water bij naer aen alle de huijsen come[+n] van gelijcken door een kleijn straetken, soo dat de huijsen aende water kant schoonder sijn, als naer de straetkens, sonderligh op het canael grande, ofte groote ca-
806
Rousini: Verdere informatie over ‘Rousini’ is niet achterhaald. della Nave: Verdere informatie over ‘della Nave’ is niet achterhaald. 808 Voor ende lijkt (heel licht) wat te staan, of er is misschien iets weggekrast. 809 durabel: Duurzaam. 810 vleeschhuijs: ‘Vleeschhal, gebouw waar de markt van het slachtvleesch is’ (WNT). 811 de fondeco van de duijtschen: Fondaco dei Tedeschi. 812 la riva de chiavoni, ofte den ouver van de Slavondero: Riva degli Schiavoni, Italië. 813 Voor de is misschien iets weggekrast. 814 mazzaria: Marzarie/Mercerie, straat in Venetië (Italië). 807
125
2925 2926 2927 2928 2929 2930 2931 2932 2933 2934 2935 2936 2937 2938 2939 2940 2941 2942 2943 2944 2945 2946 2947 2948 2949 2950 2951 2952 2953 2954 2955 2956 2957 2958 2959 2960 2961 2962
nael, eñ andere mindere canaelen, ofte grachten, alle de wateren, ofte grachten maeken dat binnen Venetien wel bij de duijsent bruggen, en bruggekens sijn, eñ vermits de enge straetkens can men de wegen qualijck815 kennen eñ consequentelijck, niet wel vinden. Des Somers op sondagen, eñ heijligh daegen dansen, de gemeene816 ionckmans, eñ dochters des naerdenmiddaghs tegens de koelte ontrent het water op ruijme plaetsen, de edellieden draegen mutsen op het hooft (de welcke het haer niet verpletterende) ofte onderhoudende maecken, dat sij al te saemen schoon haer hebben, soo dat daer schoon men volck is, de kledinge der selve is een habiet,817 als de iesuiten draegen, hebbende daer en boven een lap swart laken over de slincker schouder hangende thien procuratoren818 van sint Marcus gaen mede soo gekleet, maer in root stof eñ regeeren den heelen staet. De Jesuiten hebben daer nu mede een kerck gecregen die tamelijck fraeij is, ten versoecke >> i00. Vanden Paus die de Venetianen, daer voor verobligeert819 hadde, de selve Paters waren over langen tyt uijt den ganschen staet gebannen, ten tijde de Venetianen met den Paus oorloghden,820 eñ den Paus in den ban dede alle de inwoonders van den Venetiaenschen staet waer op de paters den ban niet willende onder worpen, sijn uijt de stadt vertrocken, die de Venetianen sedert noijt hebben willen admitteren,821 als nu alleen eenigen tijt geleden ten versoecke van den Paus Alexander den sevenste,822 wiens voorsaet823 haer
815
qualijck: Moeilijk, nauwelijks. gemeene: Gewone. 817 habiet (habijt): ‘Gewaad met religieuze (kleuren)symboliek’ (VMNW). 818 procuratoren: ‘Vertegenwoordiger, in het Roomsch kerkelijk recht’ (WNT). 819 verobligeert: Verplicht. 820 met den Paus oorloghden: Met de Paus in oorlog waren. 821 admitteren: Toelaten. 822 Paus Alexander den sevenste: Paus Alexander VII (1599 1667) was van 1655 tot 1667 paus (zie: ‘Paus Alexander VII’ 2013). 823 voorstaet: Beletsel. 816
126
2963 2964 2965 2966 2967 2968 2969 2970 2971 2972 2973 2974 2975 2976 2977 2978 2979 2980 2981 2982 2983 2984 2985 2986 2987 2988 2989 2990 2991 2992 2993 2994 2995 2996 2997 2998 2999 3000 3001
door de dreijgementen van den ban hadden doen delogeeren,824 de nieuwe kerck op het canael grande dicht bij den ouver van de see, genaempt la Madona della salute, dat is onse Lieve Vrouw van gesontheijt, ofte welvaren noch niet volbout sijnde, is echter schoon, daer comen veel Dames daer ontrent woonende te kercken, is door een belofte aen onse lieve Vrouw voor de Pest onlanghs opgebout. De edellieden met gondels naer haer Cortisanes ofte Hoeren varende hebben een seker kennelijck fluijtken, waer mede van verre fluijtende wort de deur vant’ huijs daer de Cortisana woont, met een coorde van >> i0i. Boven open getrocken, tot een teecken dat hij daer patroon is, ofte commandeert eñ dat voor sijn geltie,825 gelijck wij dit gesien hebben, wij hebben mede gehoort, eñ gesien een griecksche misse int’ grieckx, waer van de ceremonien wonder om sien waren, van de tael verstonden niet, als Kijrie eleison826 dat dickwils van den Dienaer gerepeteert wiert, de priester die de misse dede was gekleet, als een bisschop een hooft misse celebrerende, de Patriarck827 sat op een stoel, eñ hadde inde lincker hant een stock met peerle moer828 ingeleijt, was gekleet gelijck men in comedien afbeelt der heijdensche afgoden opperste priesters, sijn assessoren829 als gemeene afgoden priesters, naer de misse bracht men aen den Patriarch een silver bassijn830 vol stuckiens831 witte broot, de welcke door hem gebenedijt sijnde, quaem ider een een stuckien van hem halen, eñ met een sijn
824
delogeeren: Verdrijven. geltie: Wellicht geld. 826 niet, als Kijrie eleison: niets, dan het Kyrie eleison: Heer, ontferm u (over ons). 827 Patriarck: Patriarch (zie: noot 768: Patriarchale). 828 peerle moer: Parelmoer. 829 assessoren: ‘Benaming van hen die een Voorzitter ter zijde staan. Thans veel minder in gebruik dan vroeger; somtijds vertaald met Bijzitter’ (WNT). 830 bassijn (bassin): ‘Waterbekken’ (WNT). 831 stuckiens: Stukjes. 825
127
3002 3003 3004 3005 3006 3007 3008 3009 3010 3011 3012 3013 3014 3015 3016 3017 3018 3019 3020 3021 3022 3023 3024 3025 3026 3027 3028 3029 3030 3031 3032 3033 3034 3035 3036 3037 3038 3039 3040
hant cussen, dat gedaen sijnde, quaem een van de voornaemste mede in priesters kleeren gekleet, eñ bracht de Vrouwen van gelijcken dat broot, daer naer quaem een Vrouw communiceren832 staende dicht bij de Capelle daer de misse geschiede, eñ gaf den Priester eerst uijt een kelck te drincken >> i02. Ende daer naer de communie sij knielden noijt maer bogen haer dickmael in eñ uit de kerck comende sonderlingh de Vrouwen maekende daer en boven veel cruijssen met de hant, eñ een reverentie833 met den arm, de toehoorders waren meest op sijn italiaensch gekleet, als daer woonende andere op sijn grienkx gelijck Polacken,834 Ongaren, Croaten, eñ Slavoniers,835 de kerck was vrij schoon hebbende daer in mede beelden merendeel a la mosaique inde muren ingeleijt, haren voornaemsten Patroon is sint Nicolaes. Jn ons logement aen het water slaepende hoorden wij altemets des avonts de gondeliers (die daer ontrent veel in haer gondels blijven slaepen, om dat daer een tragetto, ofte pas836 over het groote canael is) op de gitarre837 spelen, eñ met malkanderen eten vertellende wonderlijcke avonturen, meest op hoere, en boeverije uijtloopende, stonden altemet met de riemen scrap om Bataille838 te leveren, somma het is een wonder gespuijs. dicht aen ons logement sijnde aen weersijden twe kleijne canaelkens, ofte grachtkens gaende uijt het groot canael naer >> i03.
832
communiceren: Communie doen. reverentie: ‘Eerbied betuigen (…), groeten’ d.m.v. een ‘(Knie)buiging uit beleefdheid, groet door het hoofd en veelal ook de knieën te buigen; nijging, revérence’ (WNT). 834 Polacken: Polen, inwoners van Polen. 835 Slavoniers: Slovenen, inwoners van Slovenië. 836 tragetto, ofte pas: ‘Plaats waar men over een water kan trekken’ (WNT). Wellicht een veerplaats. 837 gitarre: Gitaren. 838 Bataille: Strijd. 833
128
3041 3042 3043 3044 3045 3046 3047 3048 3049 3050 3051 3052 3053 3054 3055 3056 3057 3058 3059 3060 3061 3062 3063 3064 3065 3066 3067 3068 3069 3070 3071 3072 3073 3074 3075 3076 3077 3078 3079 3080 3081
Andere toe, alwaer de gondelen niet comende malkanderen sien int’ ontmoeten, soo hoorden, eñ bemerckten wij dat eer op den hoeck quaemen een teec ken gaeven van haer comste met te roepen Ohe, eñ imant daer comende, eñ dat hoorende die gaf mede sijn teecken met een seggende, aen welcke sijde soude weijcken, waer door in alle die draeije[+n] eñ hoecken malcanderen noijt en beschadigen, maer het hiel ons in die heete nachten dickwils wacker, Tot Venetien coopen de Vijtlanders839 ordinaris venitiaenschen triakel,840 die daer seer goet is, vermits de ingredienten, die daer aent’ vaste lant gevonden worden, iten841 geparfumeerde hantschoenen, en goude ketenringeken[+s],842 die men can toe vouwen. den 4 Augusti sijnde den feestdagh van den Heijligen Dominicus hebben wij inde Dominicaner kerck, genaempt sint Jan, eñ Pauwels gehoort een schoone musiecke van Seven chooren wordende gesongen onder anderen van drie capoenen wiens stemmen seer uijt nemende waeren, sonderlingh des avonts, in de salve regina,843 wanneer die merendeel alleen songen, de musicanten >> i04. Waren al te samen op een balcon gemaeckt, als een halve maen, eñ tot beneden aen de vloer behangen met goude lakenen, de chooren stonden wel bij een, maer ider hadt sijn orgel eñ alderleij soorte van instrumenten apart, soo dat te samen singende een wonderlijck concert maeckten, de musike gehoort hebbende, eñ een goet avont mael gedaen hebbende, hebben wij ons des avonts met een gondel
839
Vijtlanders: Buitenlanders triakel: Een eertijds zeer bekend geneesmiddel van ingewikkelde samenstelling, hetzij ter plaatse bereid of van buiten (bepaaldelijk uit Venetië) ingevoerd’ (WNT). 841 iten: Item, verder. 842 ketenringeken[+s]: Verdere informatie over ‘ketenringeken[+s]’ is niet achterhaald 843 salve regina: Kerklied voor Maria. 840
129
3082 3083 3084 3085 3086 3087 3088 3089 3090 3091 3092 3093 3094 3095 3096 3097 3098 3099 3100 3101 3102 3103 3104 3105 3106 3107 3108 3109 3110 3111 3112 3113 3114 3115 3116 3117
laeten roeijen naer de ordinaris vracht schuijt op Ferrare,844 eñ Bologne845 nemende die wegh om naer Milaen te gaen voor de gemackelijckste, als inde somer bij nacht, ende dagh varende langs revieren, voor de oncostelijckste,846 eñ sekerste als te schepe geschiedende,847 sijnde met een de vermaeckelijckste, soo ten respecte van de lansdouwen,848 als mede vermits men Ferrare, eñ bologne is siende, die de twe beste steden naer Romen849 van den kerckelijcken, ofte Pauselijcken staet850 sijn na van gansch Jtalien, souderlingh Belogna, het welck een kleijn Romen is, soo ten respecte van kercken, leven, >> i05. Clederen, eñ eetwaren voornamentlijck den weijn, soo dat men van desen wegh magh seggen, een goede crom,851 eñ is niet om sijnde evenwel weijnigh om ofte uijt den ordinarischen wegh, die periculeuse[+r] is, gelijck mijn Oom De Ridder, die over ettelijcke iaeren852 noch eens doende bevonden heeft, te schepe gecomen wesende sijn wij het canael grande, ofte groote gracht uijtgeroeijt siende inde schemeringh van den avont in passant853 de schoone paleijsen van de edellieden, eñ rijc ke cooplieden aen weersijde; eñ de Madona della Salute, ofte de lieve Vrouw van gesontheijt, voren aen geroert, gepasseert sijnde quaemen wij inde see, de ontdieptens gepasseert sijnde quaemen ons aenboort die van de dogana, ofte
844
Ferrare: Ferrara, Italië. Bologne, Belogna: Bologna, Italë. 846 oncostelijckste (oncostelijc): ‘Niet kostbaar, eenvoudig, gering van prijs, armoedig’ (MNW). 847 sekerste als te schepe geschiedende: Veiligste als het met de boot geschiedt. 848 lansdouwen (landouw): Landstreek. 849 Romen: Rome, Italië. 850 kerckelijcken, ofte Pauselijcken staet: De Kerkelijke of de Pauselijke Staat werd bestuurd door het pausdom en bedekte op zijn hoogtepunt ‘het grootste deel van de moderne Italiaanse regio's van Romagna, Marche, Umbrië en Lazio’ (zie: ‘Kerkelijke Staat’ 2013). 851 crom: ‘Omweg’ (MNW). 852 over ettelijcke iaeren: Een aantal jaar geleden. 853 in passant: En passant, in het voorbijgaan. 845
130
3118 3119 3120 3121 3122 3123 3124 3125 3126 3127 3128 3129 3130 3131 3132 3133 3134 3135 3136 3137 3138 3139 3140 3141 3142 3143 3144 3145 3146 3147 3148 3149 3150 3151
gabelle,854 dat is die van den impost855 voor de welcke onse valisen856 mosten openen om te laeten sien, ofte daer geen goederen van contrabande857 ofte verboden goederen in waren, ofte wel goederen die tol, accijs, ofte gabelle schuldigh waren, als neen vermits maer weijnigh. hanschoenen, eñ triakel mede genomen >> i06. Hadden, dit assaut ofte bespringinge858 afgekeert hebbende859 met dreijgementen van naer Venetien te keeren eñ te claegen aen den Ambassadeur van Vranckrijck, van wiens treijn860 wij ons veijnsden861 te wesen (welckers naem vermits de laetste onlusten met een Paus in Jtalien oock in achtinge genomen wort) hebben wij de seijlen bijgesteken;862 doch vermits de calmte, ofte stilte weijnigh avancerende863 hebben wij. Den 5 dito des morgens met sonnen opgangh Chiosa864 eerst aende rechter hant ontrent het vaste lant laeten leggen arriverende, des morgens aen het vaste lant inde reviere Adice,865 die uijt de Alpes comende, eñ van Trento866 door Verona867 met schepen connende gevaeren worden, sich aldaer in de golfo van Venetien ontlast de selve reviere een weijnigh op geseijlt sijnde hebben wij een treck peerdt868 becomen, waer mede lan-
854
gabelle: Belasting impost: Belasting. 856 valisen: Bagage. 857 contrabande: ‘Smokkelwaar’ (WNT). 858 assaut, ofte bespringinge: Aanval. 859 afgekeert hebbende: Afgeweerd hebbende. 860 treijn: ‘Stoet, gevolg, geleide’ (WNT). 861 veijnsden: Veinsden, voordeden. 862 bijgesteken (bijsteken): ‘Dichter bij den wind gaan zeilen om bij te draaien of bij te gaan liggen’ (WNT). 863 avancerende: Vooruitgaand. 864 Chiosa: Chiogga, Italië. 865 Adice: Adige, rivier in Italië. 866 Trento: Trente, Italië. 867 Verona: Verona, Italië. 868 treck peerdt: Trekpaard. 855
131
3152 3153 3154 3155 3156 3157 3158 3159 3160 3161 3162 3163 3164 3165 3166 3167 3168 3169 3170 3171 3172 3173 3174 3175 3176 3177 3178 3179 3180 3181 3182 3183 3184 3185
ges gegraeven revieren, eñ door sluijsen varende wij des middaghs tot Laredo869 sijn comen eten, naer den eten soo voort >> i07. Varende sijn wij des naer middaghs in de groote Poo870 gecomen, welcke reviere de grootste is van gansch Jtalien sijn oorsprongh uijt de Alpes nemende vloeijende voorbij Turino871 in Piemont,872 Casal,873 Sint Vas874 in Monferrat,875 Cremona876 int’ Milanees,877 Piacenza,878 eñ voort door een gedeelte van den Kerkelijcken, eñ Venetiaenschen staet, dat is door meest geheel Lombardijen tot in golf van Venetien. Een tijt langh door een treck peerdt de Poo op getrocken sijnde, eñ in den kerckelijcken staet gecomen sijnde, hebben wij moeten aen de andere sijde oversetten,879 eñ aldaer gaen in een schip van den Kerckelijcken staet waer mede wederom overgeset sijnde wierden wederom van een treck peert de Po opgetrocken tot dat wij tegens den avont tot la Papoza880 quaemen een plaetse leggende op den kerckelijcken staet, alwaer ons avont mael gehouden hebbende sijn wij weder t’ scheep gegaen wordende den ganschen nacht de Poo opgetrocken tot dat wij des morgens quame881 Den 6 dito heel vroegh tot Francolino882 leggende aen de andere sijde van de >> i08.
869
Laredo: Wellicht Loreo, Italië. Verdere informatie over ‘Laredo’ is niet achterhaald. Poo: Po, rivier in Italië. 871 Turino, Torino: Turijn, Italië. 872 Piemont: Piëmont, regio in Italië. 873 Casal: Casale Monferrato, Italië. 874 sint Vas: Verdere informatie over ‘sint Vas’ is niet achterhaald. 875 Monferrat: Monferrato, regio in Italië. 876 Cremona: Cremona, Italië. 877 Milanees: Milaan, provincie in Lombardije, Italië. 878 Piacenza: Piacenza, Italië. 879 oversetten: Overstappen. 880 la Papoza: Papozze, Italië. 881 quame lijkt later bij bijgeschreven. De inkt dikte is anders dan die op de laatste regels van de vorige pagina, die van de tekst op de huidige pagina, en die van de volgende pagina. 882 Francolino: Francolino, Italië. 870
132
3186 3187 3188 3189 3190 3191 3192 3193 3194 3195 3196 3197 3198 3199 3200 3201 3202 3203 3204 3205 3206 3207 3208 3209 3210 3211 3212 3213 3214 3215 3216 3217 3218 3219 3220 3221 3222 3223 3224 3225 3226 3227
Reviere de Poo, aldaer een dijck over gepasseert hebbende, sijn wij op een binne waterken te scheep gegaen, dat vermits de groote drooghte seer ondiep was, eñ sijn alsoo des morgens tot Ferrara eerste stadt van den Pauselijcken, ofte Kerckelijcken staet aengecomen gaende ons middagh mael houden in den Engel, ofte herberge van de Post daer sich de carossen van Bologne mede onthouden, Ferrara is een groote stadt gelegen in een mourasachtige883 vlackte de grachten sijn vol water, eñ daer sijn twe vaerten, waer van de eene gaet naer Bologne, de andere naer de reviere de Poo, maer die naer Bologne, en costen884 wij niet vaeren, alsoo vermits de groote continuelle hette ontrent Ferrara droogh was, de stadt is sterck eñ heeft over al schoone wallen, waer van de eene helft beplant is, als laenen, wandelingen, eñ lust plaetsen885 onder andere la Montagnola, ofte het berchken, men moet sien een plaetse genaempt de nieuwe plaetse, daer sijn schoone straeten, eñ schoone paleijsen, onder anderen den Diamant,886 waer van de steenen van buijten gehouden sijn, als >> i09. Punt diamanten, waer bij een schoonen hof is, daer is de marckt op den welcken den tegenwoordigen Paus Alexander den sevenste van coper gegoten is sittende op een stoel mede van coper gevende de benedictie, gerecht op een tamelijcke hooge voet van marmer, des selfs wapen dae[+r] om staende, men moet sien het casteel ofte hof van de voordees hertogen van Fe[+r] rara,887 hebbende vier hooge toorens op elcken hoeck, in het welck op de middel plaetse, ofte cour tegens de muren sijn
883
mourasachtige: Moerasachtige. costen: Konden. 885 lust plaetsen: Plekken om te ontspannen. 886 Diamant: Palazzo dei Diamanti bestaat nog steeds. 887 voordees hertoghen van Fe[+r]rara: De vroegere hertogen van Ferrara. 884
133
3228 3229 3230 3231 3232 3233 3234 3235 3236 3237 3238 3239 3240 3241 3242 3243 3244 3245 3246 3247 3248 3249 3250 3251 3252 3253 3254 3255 3256 3257 3258 3259 3260 3261 3262 3263 3264 3265 3266 3267 3268 3269
geschildert de hertogen van Ferrare come[+n]de uijt den huijse van Brunswijck, maer voor den lesten Hertogh eñ was geen plae[+t-] se meer over om te schilderen, men moet oock sien het Paleijs voor het welcke sijn twe copere statuen, de een van een Marquis,888 eñ den anderen van een hertogh van Ferrara, men moet oock sien den tooren vant’ verwerck, den Dom is een groote kerck, der Jesuiten, eñ Cathuijsers889 kercken sijn schoon, maer boven al is schoon de kercke van de heijlige Maria del Vado, daer saegen wij tegen een muer bloet van onsen lieven Heer miraculeuselijck gevloeijt uijt een hostie. de Citadelle, ofte >> ii0. Ofte het Casteel is een volmaeckte plaetse bestaende in vijf reguliere bastions890 daer is een schoone kerck binnen, schoone baracken voor de soldaten, in een sael sijn wapenen om twintigh duijsent mannen te voet, en vijf hondert peerden mede te wapenen, het gasthuijs891 is schoon daer is een sael om buscruijt te maecken, eñ een anderen voor salpeter, eñ peck, daer is een geschutschuer, daer hondert eñ vijftigh stucken canon van alderlije soorte in sijn, een andere voor hantmolens, andere voor giterijen, anderen voor provisie van hout, eñ alle nootsaeckelijcke dingen tot bewaeringe van een plaetsen het paleijs was weijnigh iaeren geleden van achteren meest afgebrant, nevens eenige daer bijstaende huijse. Des naer middaghs in de coelte sijn wij wederom van Ferrara met een karosse met vier peerden naer Bologne vertrocken, eñ een tijt langh passerende eenige leeghten die des winters door de revier den Rijn, die wij passeerden,
888
Marquis: Markies. Cathuijsers: Katharen. 890 bastions (bastion): ‘Uitspringend gedeelte aan een vestingwal, in de gedaante van een onregelmatigen vijfhoek’ (WNT). 891 gasthuijs: Oude-mannen- of –vrouwenhuis. 889
134
3270 3271 3272 3273 3274 3275 3276 3277 3278 3279 3280 3281 3282 3283 3284 3285 3286 3287 3288 3289 3290 3291 3292 3293 3294 3295 3296 3297 3298 3299 3300 3301 3302 3303 3304 3305 3306 3307 3308 3309 3310 3311
ondergeset worden, quaemen wij vervarschen in een herberge genaempt >> iii. Poggio, comende des avonts slaepen tot Sinte Pieter892 een groot vleck; waer bij een fraeij huijs van een Heer was leggende Des 7 dito des morgens voor son opsittende passeerden langes seer schone eñ vermakelijcke rechte wegen aen weersijden met slooten gescheijden, eñ met morbesien boomen voor de seij wormen beplant, waer door dat lant seer in seijde floreert,893 eñ oock negotieert,894 eñ sagen aen weersijden over de slooten schoone wijn gaerden, waer aen soo veel bossen druijven als bladeren waeren, wesende meren deel als doen Den 7 dito al rijp: Funo895 een dorp daer ontren[+t] leggende, gepasseert sijnde sagen wij van verre de montes Appennini,896 ofte het geberghte Apennini, eñ ontrent Bologna passeerden wij eenige heuvelkens, van waer Bologna saegen leggen in een vlackte tegens vruchtbaere bergen haer oorsprongh nemende van de voors Apennini, eñ sijn alsoo dien selden morgen binnen Bologna gecomen, aen de poort onse naemen aenbrengende, eñ ons geweer van Pistoolen, en musquetton (gelijck daer te lande de maniere is) aldaer tot ons vertreck >> ii2. laetende, eñ sijn gaen logeren inden swarten dubbelden Arent. Bologna is een schoone stadt gelegen in een vlacke campagnie dicht bij eenige bergen aen de eene sijde seer groot, en aen de andere sijde maer heuvelkens, daer en is geen sterckte, wallen nochte bastions, maer alleen een gracht, eñ een
892
Sinte Pieter: San Pietro in Casale, Italië. floreert: Gedijt. 894 negotieert: Handelt. 895 Funo: Funo, Italië. 896 montes Appennini: Apennijnen, gebergte in Italië. 893
135
3312 3313 3314 3315 3316 3317 3318 3319 3320 3321 3322 3323 3324 3325 3326 3327 3328 3329 3330 3331 3332 3333 3334 3335 3336 3337 3338 3339 3340 3341 3342 3343 3344 3345 3346 3347 3348 3349 3350
goede muer. de Poort daer wij inquaemen was van den Paus Alexander den sevenden van nieuws wederom heerlijck897 met harsteen op gebout, sijn wapen daer op stellende. de stadt is seer groot, eñ daer is veel volck, eñ een vermaerde898 vniversiteit899 veel schoone Colleges,900 maer boven al moet men sien de groote schoolen, de plaetse, ofte merckt is seer schoon, men siet daer het paleijs van den Paus, groot en weijdt, alwaer voor de poort is een copere statue van een Paus, daer sijn schoone statuen ofte beelden int’ paleijs; daer is een schoone fonteine op de plaetse, ofte marckt, aende andere cant siet men het Paleijs van iustitie, ofte het stadthuijs met een verwerck toren901 daer binnen; eñ noch >> ii3. Een andere de gasthuijsen van de doot, eñ het leven sijn schoon, eñ in het een is een miraculeus beelt van onse lieve Vrou, in de stadt siet men een anderen schoonen, doch smallen toren genaempt de gli Asinelli, ofte van de eselkens, eñ scheijnt de selve scheef te staen. de kerck, eñ convent van den heijligen Dominicus clooster eñ slaepplaetsen sijn schoon, in de kerck de stoelen, op een andere plaetse dicht bij den autaer, eñ inde sacristije de deuren van de cassen, vant’ misse gewaet902 sijn van wonderbaerlijcke schilderijen van stuckiens hout van alderleije couleuren ingeleijt sonder schilder werck, den refter is oock seer schoon, aen de lincker sijde van den Kerck in een capelle van schoone marmer siet men het lichaem van
897
heerlijck (heerlijk): Op roemrijke wijze. vermaerde: Bekende. 899 vniversiteit: Universiteit van Bologna. 900 colleges (college): ‘Eene inrichting, waar studenten opgeleid en veelal gehuisvest, soms ook alleen gehuisvest worden’ (WNT). 901 verwerck toren: Uurwerktoren, klokkentoren. 902 de cassen, vant’ misse gewaet (misgewaad): De kist of kast waarin ‘Het gewaad dat de priester draagt wanneer hij mis doet’ (WNT) wordt bewaard. 898
136
3351 3352 3353 3354 3355 3356 3357 3358 3359 3360 3361 3362 3363 3364 3365 3366 3367 3368 3369 3370 3371 3372 3373 3374 3375 3376 3377 3378 3379 3380 3381 3382 3383 3384 3385 3386 3387 3388 3389 3390 3391 3392 3393 3394 3395 903
den Heijligen Dominicus in een witte marmere tombe met seer schoone beelden daer ront om gehouden, het hooft siet men in een andere capelle buijten de kerck eñ meer andere reliquien, op een andere plaetse siet men een put die den selven903 heeft doen bouwen, de cijpresse boom die met sijn eijgen hant geplant hadde was >> ii4. Vijtgegaen, int’ Clooster der Religieusen van sint Clara siet men het lichaem van de salige Catharina de Bologna, sittende, eñ noch soo geheel sedert twe hondert iaeren, als ofte noch eerst quam te sterven, buijten de stadt siet men de Capucinen op een bergh, eñ dicht bij een adelijck convent van Sint Benedictus, genaempt Sant Michael in bosco ofte sint Michiel int’ bosch als leggende op een bergh, daer is een schoone plaetse ofte cour, schoone stallen, schoone slaepcamers, een schoonen refter, eñ schoone cloosters, onder andere een cleijn int’ ront met wonderlijcke schildereijen, de kerck is schoon met marmer verciert, eñ wel geschildert, daer is noch een kerck onder gelijck men dat in Jtalien veel soo vint, de sacristije is seer schoon, den Dom genaempt sint Pieter is schoon, doch de saciata ofte gevel van buijten, als mede de andere buijtemueren van marmer begonnen, eñ sijn noch niet opgebout, het convent Dei servi is schoon alwaer de Paters Augustinen woonen, daer sijn schoone cloosters >> ii5. Een schoonen refter, slaepcamers, eñ een schoone eñ groote kerck, de stadt is vol van schoone straeten daer men onder de huijsen (die op pilers, ofte colommen staen) door gaet, gelijck de selve mede heeft groote quantiteijt
den selven: De Heijligen Dominicus.
137
3396 3397 3398 3399 3400 3401 3402 3403 3404 3405 3406 3407 3408 3409 3410 3411 3412 3413 3414 3415 3416 3417 3418 3419 3420 3421 3422 3423 3424 3425 3426 3427 3428 3429 3430 3431 3432 3433 3434 3435 3436 3437 3438
904 905
van schoone paleijsen, op den bergh saegen wij de stadt volcomen leggende, als een boogh, heerlijcke campagnie vol boomen (merendeel moerbesien) gelijck een bogaert int’ hellen van den bergh saegen een aqueductum ofte een waterleijdinge van de fonteijnen van de stadt van steen op boogen gebout. De uijtheemschen coopen hier ordinaris savonnetti904 di Bologna,905 ofte ballen van Bolognien, die daer goet sijn, eñ waer van men veel winckels gestoffeert siet, de salsici di Bologna, ofte saucisen, anders worsten van Bologne, sijn daer mede goet, eñ abondant hangende de selve buijten, eñ binnen veel winckels te coop. Tot Bologna sagen wij een seij molen van een wonderlijcke inventie, te weeten een beeckien door de stadt vloeijende geeft water aen verscheijde kelders van een huijs door steene gooten die binnens kelders >> ii6. Open sijn, eñ wordt het waeter door de selve geleijt op diverse raeden als die van water molens, door welck radt boven op de eerste verdiepinge menichte clossen worden omgedraeijt ofte gehaspelt, waer mede de seijde gesponnen wort, dat radt van onderen opereert, ofte werckt door een instrument door de eerste verdiepinge tot op de twede doende daer van gelijcken door machinen veel klossen om draeijen, eñ dat twede instrument doet de selve effecten op de darde verdiepinge, eñ soo voort tot op de vijfde verdiepingh toe, daer sijn twe a drie kelders, elck heeft twee a drie water raeden, die ider tot in de vijfde verdiepinge opereren wanneer door tegen het water te sterck loopt, ofte door drooghte het selve willen mena-
savonnetti: Er zou ook savomnetti of savonmetti kunnen staan. savonnetti di Bologna: Zeepballen van Bologna. Savonnette is het Franse woord voor Zeep.
138
3439 3440 3441 3442 3443 3444 3445 3446 3447 3448 3449 3450 3451 3452 3453 3454 3455 3456 3457 3458 3459 3460 3461 3462 3463 3464 3465 3466 3467 3468 3469 3470 3471 3472 3473 3474
seren,906 ofte oock wel aent’ eene radt geven, het ontnemende aen het ander, dan maecken voor de gooten een schutsel907 als een heul,908 gelijck men int’ sticht van Vtrecht gebruijckt het selve ophalende, ofte latende sacken, ofte vallen naer gelegentheijt van de abondantie ofte schaersheijt vant’ >> ii7. Water, wij saegen ront om op de marckt houte huijskens van buijten als harsteen geverft, alwaer men naer onse lieve Vrouwen hemelvaert craemen soude hebben op de merckt, ofte kermis, die dan aldaer gehouden wort; het lant ront om de stadt is over al plat, eñ de wegen sijnde seer recht, aen weersijden met moerbesien boomen beplant, gelijck mede in de coren landen veel boomen, meest moerbesien boomen staen, waer het [xx]lant909 over al plat, en, als een hof, ofte bogaert is, in het lant vint men veel seijde vermits de moerbesien boomen, soo dat met de selve groote negotie, ofte coopmanschap gedreven wort, ia meer als in eenige provintie van Jtalien, het lant is abondant van alderleij soort van goede aert vruchten, cruijden, als meloenen, asperges, seleri etc, van bloemen als gelzamino910 giassemijn,911 hiacijnto,912 Tuberoso,913 girosali914 testebloemen,915 etc. iten is mede seer abondant van alderleij soort van cooren, ofte graen onder anderen mede van gierst, eñ boven al wast de wijn daer seer abondant eñ uijttermaten delicaet soo witten, als
906
menaseren: Managen, regelen. schutsel: Schut, luik. 908 heul: Een watersluis met een brug of gewelf erover. ‘Overbrugde of overwelfde (beschoeide of bemetselde) afsluitbare uitgraving in eene waterkeering ten dienste van de scheepvaart of tot waterlossing; overbrugde of overwulfde sluis in een dijk, een weg enz.’ (WNT). 909 Voor lant is het gevlekt. Er lijken twee, wel of niet weggekraste letters te staan. 910 gelzamino: Jasmijn. Gelsomino is het Italiaanse woord voor Jasmijn. 911 giassemijn: Jasmijn. 912 hiacijnto: Hyacinten. Giacinto is het Italiaanse woord voor Hyacint. 913 Tuberoso: Tuberozen. ‘Gekweekt bolgewas uit de familie der narcissen’ (WNT). 914 girosali: Zonnebloemen. Girasoli is het Italiaanse woord voor Zonnebloem. 915 testebloemen: Anjers. 907
139
3475 3476 3477 3478 3479 3480 3481 3482 3483 3484 3485 3486 3487 3488 3489 3490 3491 3492 3493 3494 3495 3496 3497 3498 3499 3500 3501 3502 3503 3504 3505 3506 3507 3508 3509 3510 3511 3512 3513 3514 3515 3516
rooden, waer van den witten tenemaal gelijck is aen den Roomeijnschen vin Albano >> ii8. Ofte wijn van Albano, dat vier vren van Roomen op het geberghte leijt, eñ de wijn is soo sterck, dat moet gesooden,916 eñ meer als de helft water daer bij gedaen worden, als wanneer men daer van dan een dichten [c/r]aus mach drincken,917 sonder seer droncken te worden ofte pijn int’ hooft te crijgen daer de italiaenen doch gans niet van en houden, de wegen sijn aen weersijden ~ geslooten, sijnde de dijcken, en landen, gelijck int’ sticht van Vtrecht van den anderen gescheijden, de gront wesende mede ontrent van die nature. over de wecgh aen de cant van de slooten staen boomen meest moerbesien, waer tegen aen geleijt sijn wijngaert stocken, ofte stammen, waer van de rancken, ofte tacken door de boomen geleijt worden, eñ tusschen ider boom wort een touw gestreckt, welck oock rust op een pael tusschen beijde staende, eñ langes het welck de rancken geleijt worden, de welcke fleurons918 leijcken gevende aen de passanten919 sonderlingh de uijtheemsche, die sulckx ongewoon sijn, een vermaeckelijck gesicht, al >> ii9. Rollende over, die gelijcke ruijme, eñ rechte wegen, landewaert in vint men de wijngaerden mede wel soo, maer daer sijn meer fruijten, als moerbesien boomen, soo dat een lant veel vruchten t’ gelijck is draegende, als onder eerst coren, eñ boven door malcanderen boom vruchten, eñ wijn, ofte seijde eñ wijn, somma het is het beste, eñ
916
gesooden: ‘Gezoden wijn, drank bereid door het laten verkoken van druivenmost’ (WNT). dichten [c/r]aus mach drincken: Verdere informatie over ‘dichten [c/r]aus mach drincken’ is niet achterhaald. 918 fleurons: Bloemen; bloemwerken. 919 passanten: Voorbijgangers. 917
140
3517 3518 3519 3520 3521 3522 3523 3524 3525 3526 3527 3528 3529 3530 3531 3532 3533 3534 3535 3536 3537 3538 3539 3540 3541 3542 3543 3544 3545 3546 3547 3548 3549 3550 3551 3552
vruchtbaerste lant van gansch Lombardijen, dat de beste provincie van Ita lien is, hoe wel naer Parma,920 eñ Milanen beter weijlanden gevonden worden, vermits de commoditeijt,921 eñ na gelegentheijt922 vant’ water, als volgen sal.923 Den 8 dito des avonts de heete locht924 door een grooten blixem, donder, eñ langhdurigen grooten regen gesuijvert, eñ verfrist wesende, hebben wij geaccordeert925 nopende926 vracht, eñ spijsen van Bologna tot Milano onder conditie dat in alle de steden op den wegh, ofte soude middaghmael houden, ofte slaepen, eñ sijn alsoo. Den 9 dito Van Bologna met een carosse met vier peerden, achter eñ voor hangende naer Milano vertrocken, ons >> i20. Geweer aen de poort daer wij uijtreden, vindende, eñ weer over nemende, eñ alsoo des voor middagh uijtgereden wesende langes de via Emilia927 tot Piacenza toe siende altoos aen de lincker hant de montes Apennini, ofte bergen Apennini die bij Genua928 aen de see cant haer oorsprongh uit de Alpes nemen, en sich als een rugge been929 tot het eijnde van Jtalien strecken, waer uijt oock veel berghen, sich als ribben der selve (wesende nochtans vruchtbaer, contrati930 de Apennini die clippen sijn, als de Alpes) weijdt eñ seijt door Jtalien verspreijden, sijn wij des naer middaghs
920
Parma: Parma, Italië. commoditeijt (commoditeit): ‘Iets dat iem[and] goed van pas komt, dat hem van dienst kan zijn; iets dat in zeker opzicht voordeelig, gunstig is’ (WNT). 922 na gelegentheijt vant’ water: Nabijliggende water. 923 als volgen sal: Zoals hierna volgen zal. 924 locht: Lucht. 925 geaccordeert: Afgesproken, besproken. 926 nopende: Betreffende. 927 Emilia: Reggio Emilia, Italië. 928 Genua: Genua, Italië. 929 rugge been: Ruggegraat. 930 contrati: In tegenstelling tot. 921
141
3553 3554 3555 3556 3557 3558 3559 3560 3561 3562 3563 3564 3565 3566 3567 3568 3569 3570 3571 3572 3573 3574 3575 3576 3577 3578 3579 3580 3581 3582 3583 3584 3585 3586 3587
gepasseert voor bij fortrezza Vrbana, ofte de sterckte van Vrbaen gebout bij den Paus Vrbanus den achste931 van die naem uijt den huijse van Barbarino,932 dese sterckte is een Citadelle ofte Casteel leggende in een mourassige plaetse op de frontieren van Modena, men passeert daer niet door, maer de schilwacht933 roept van verre wie daer, eñ het selve hem geseijt sijnde doet rapport aen de goeverneur, eñ roept daer naer dat men vrije >> i2i. Voorder passeert, t’ welck doende sijn daer naer door een reviere gereden genaempt Panara934 die het hertoghdom van Modena scheijt van den Pauselijcken, ofte kerckelijcken staet, naer dat een grooten blixem, donder, eñ regen hadde gehadt, eñ tegens den avont gecomen voor de poort van Modena935 voors, alwaer ons niet wilden in laeten, om dat Tramontani waeren, dat is uitlanders, die over het geberghte woonen te weten de bergen Alpes, als Franschen, hoogh Duijtschen eñ Neerlanders seggende alle diergelijcke natien vermits de pest gebannen waeren, het welck nochtans ons als van Bologna comende niet raeckte936 Presenterende echter om permissie te senden,937 doch mijn Oom De Ridder wel merckende dat het een loopien,938 eñ finessen939 waren, eñ daer (vermits de doot van den Hartogh)940 een Vrouw comman-
931
Paus Vrbanus den achtste: Paus Urbanus VIII, Maffeo Barberini (1568-1644) was van 1623 tot 1644 paus (zie: ‘Paus Urbanus VIII’ 2014). 932 Barbarino: ‘Barbarini is de naam van een adelijk Italiaans geslacht’ (zie: ‘Barberini’ 2013). 933 schilwacht: Schildwacht. 934 Panara: San Felice sul Panaro, Italië. 935 Modena: Modena, Italië. 936 nochtans ons als van Bologna comende niet raeckte: Wat voor ons echter niet opging omdat we uit Bologna kwamen. 937 Presenterende echter om permissie te senden: Aanbiedende echter om toestemming te vragen. 938 loopien: Truc, leugen. 939 finessen: Truc. 940 den Hartogh: Alfonso IV d'Este (1634-1662) was van 1658 tot 1662 hertog van Modena en Reggio (zie: ‘Alfonso IV d'Este’ 2013).
142
3588 3589 3590 3591 3592 3593 3594 3595 3596 3597 3598 3599 3600 3601 3602 3603 3604 3605 3606 3607 3608 3609 3610 3611 3612 3613 3614 3615 3616 3617 3618 3619 3620 3621 3622 3623
deerde, te weeten een Masarina nichte941 van den overleden Cardinael van dien naem,942 ordonneerde mijn Oom De Ridder een weijnigh te rugge naer een sekere herberge te rijden om daer te vernachten, eñ des morgens buijten om de >> i22. Stadt te rijden, maer daer comende mosten ons geweer volgens gewoonte aen de weerdt943 geven, wiens knecht (gelijck wij verstonden)944 een bandiet was, om Dat soo ons dochte945 imant op des Paus gebiet omverre geschooten hadde, maer vermits met ons drien946 waeren, en onse degens behielden947 hebben geen onraedt vernomen, eñ sijn. Den i0 dito smorgens weer op gaen sitten reijdende buijten om, maer aen de eerste poort comende, waren al doende met onse vasisen948 te openen, wanneer een sekeren heer, van alles seer wel gewapent (gelijck daer de maniere is) de stadt quaem uijt rijden, die aen den iongen bengel949 van den soldaet seijde, gij siet wel dat dese geen heeren, eñ sijn, die goederen van contrabande, ofte coopmanschappen die tol schuldigh sijn, bij sich draegen, waer op de valise weder wiert geslooten, aen een andere poort comende daer in een andere carosse mosten over gaen,950 die voor ons uijt Bologna was gereden, eñ in Modena vernacht hebbende ons buijten die poort quaem vinden, begosten andere krauwers951 weer, als struijckroovers te visiteren952 waer op
941
Masarina: Laura Martinozzi (1639-1687) was getrouwd met Alfonso IV d'Este en werd na zijn dood regentes. Zij was nicht van Kardinaal Mazarin (zie: ‘Alfonso IV d’Este’ 2013; ‘Laura Martinozzi’ 2014) . 942 Cardinael van dien naem: Jules Raymond kardinaal Mazarin (1602-1661) (zie: ‘Jules Mazarin’ 2014). 943 weerdt: Waard. 944 gelijck wij verstonden: Zoals wij begrepen. 945 soo ons dochte: Aldus dachten wij. 946 met ons drien: Met z’n drieën. 947 behielden: (Bij ons konden) houden. 948 vasisen (valisen): Bagage. 949 bengel: Boerenpummel, deugniet. 950 daer in een andere carosse mosten over gaen: Waar wij in een andere rijtuig moesten overstappen. 951 krauwers: Afzetters. 952 visiteren: Onderzoeken, inspecteren.
143
3624 3625 3626 3627 3628 3629 3630 3631 3632 3633 3634 3635 3636 3637 3638 3639 3640 3641 3642 3643 3644 3645 3646 3647 3648 3649 3650 3651 3652 3653 3654 3655 3656 3657 3658 3659 3660 3661 3662 3663
mijn Oom De Ridder vraeghde, ofte da953 wij bij een roof nest, ofte christen >> i23. Stadt waren, sij antwoorden, waerom: Mijn Oom De Ridder repliceerde954 ter wijle soo datelijck onse valisen noch eens sijn aengegrepen,955 verstaende aen wat poort het geschiet was, seijden, daer sal hij voor gestraft worden, want dat en is sijn werck niet, willende in de stadt gaen, wiert het ons verboden, maer mijn Oom De Ridder aldaer vertoonende onse fede di sanita, ofte briefken van gesontheijt van Weenen, seijde de wachter die goet was, eñ wel mochten in gaen, eñ geen ander bescheijt van doen,956 en hadde, gelijck, dien Heer even van te vooren ons aende andere poort oock geseijt hadt, geen fede di sanita als doen int’ gebruijck was, somma het waren groote schelmen,957 eñ stroopers. Modena is gelegen in een vlacke campagne, de stadt is geensins sterck, alleen is, daer onlanghs door den overleden Hertogh een citadelle, ofte Casteel gemaeckt, eñ alsoo het heijligh dagh was sagen wij veel volckx uijt de campagnie naer de stadt comen, daer is maer een tamellijcke schoone straet stinckende alle seer, het Paleijs van den Hertogh is gemackelijck958 maer geensins schoon, de plaetse ofte marckt is schoon genoegh >> i24. Men siet daer het stadt huijs daer een wel geschilderde sael is, den tooren vant’ verwerck is schoon, den dom is schoon, daer is onder het Choor een kerck,959 eñ het lichaem van
953
da staat heel licht op het papier. Het lijkt weggekrast. repliceerde: Antwoordde. 955 sijn aengegrepen: Onderhanden zijn genomen. 956 geen ander bescheijt van doen: Geen ander bericht wat te doen. 957 schelmen: Schurken. 958 gemackelijck: Eenvoudig. 959 kerck: Crypte. 954
144
3664 3665 3666 3667 3668 3669 3670 3671 3672 3673 3674 3675 3676 3677 3678 3679 3680 3681 3682 3683 3684 3685 3686 3687 3688 3689 3690 3691 3692 3693 3694 3695 3696 3697 3698 3699 3700 3701 3702
Sint Germiniaen, den tooren is seer schoon, en men moet heel om hoogh climmen, van waer men siet de gansche stadt, eñ een schoon gesicht, de kerck van de Jesuiten is schoon, sint Pieter is een schoone kerck men siet daer een schoone schilderije int’ capittel huijs,960 een godtvruchticheijt961 van gebacke steen, eñ in de sael van de cellen ofte slaepcamers vier groote statuen ofte beelden van gelijcken seer schoon, daer sijn twe schoone refters, twe cloosters, eñ een schoone Apotekereij962 en een capelle genaempt sint Pieter Martelaer is een wonderlijcke schildereije van corregio,963 in Sint Sebastiaen een andere van geleijcken, de goede herberge is het schaep964 bij de post der inwoonders hebben getimmert schoone ovens, eñ den Hartogh heeft een hof gebout niet al te fraeij. wederom opsittende, eñ onsen wegh vervolgende, sijn wij des morgens gepasseert Robiera965 een stercke plaetse van den Hartogh van Modena, ende >> i25. Des middaghs tot Regio966 comen eten naer dat aldaer (vermits sint Laurensdagh eerst misse hadden gehoort. Reggio is gelegen in een vlackte de stadt is een weijnig[+h] versterckt, het Casteel is maer een viercant, dat niet veel en dooght,967 daer is onse lieve Vrouw, die miraculen doet is een schoone kerck bij een pilaer van steen (die voor memorie dient waer onse lieve Vrouw was eer dat de kerck getimmert was) is een schoone schat van presenten ofte giften, Sint Prosper
960
capittel huijs: ‘Het gebouw waarin een college van kanunniken (…) zijne vergaderingen houdt’ (WNT). godtvruchticheijt: Vroomheid. 962 Apotekereij: Apotheek. 963 corregio: Antonio Allegri Correggio (ca.1489–1534) was een Italiaanse kunstenaar en stond bekend om zijn fresco’s (zie: Chapman 2001). 964 het schaep: Naam van de herberg, 965 Robiera: Rubiera, Italië. 966 Regio: Reggio Emilia, Italië. 967 dooght: Aan kan, kan doorstaan. 961
145
3703 3704 3705 3706 3707 3708 3709 3710 3711 3712 3713 3714 3715 3716 3717 3718 3719 3720 3721 3722 3723 3724 3725 3726 3727 3728 3729 3730 3731 3732 3733 3734 3735 3736 3737 3738 3739
is een schoone kerck daer sijn schoone reliquien, eñ in een capelle een schoone schil derije van Corregio, in een andere een van Guido ofte Gui Rins,968 den dom is schoon men siet daer het lichaem van den heijligen Chrisantius, eñ Darius Martelaren, eñ een schoone sepulture, ofte begraefenisse dicht bij de deur. de plaetse is schoon, eñ de straet daer men de merckt969 hout, eñ in het paleijs van Sarufi970 siet men aen de deur twe schoone statuen, waer van de ene is van Hercules. naer den eten wederom vertreckende sijn wij comen slaepen tot Parma, des naermiddaghs de revire de Lenza971 (wesende het scheijt tusschen Modena, eñ Parma) over een steene brugge gepasseert sijnde, eñ gaen >> i26. Logeeren in sint Joris wesende de posterije, sijnde ontrent de stadt heb ben wij gepasseert de arquetriumphale ofte triumfpoorten, daer de voor gaende hartoginne van Parma972 ingegaen wierde. Parma is gelegen in een campagnie, eñ is nivers973 van gecommandeert,974 door het midden passeert een reviere genaempt de parma,975 daer sijn drie steene bruggen over, van de sijde van de poort van Sint Michiel is de stadt gefortificeert, ofte varsterckt door Roijale bastions, ofte bolwercken,976 van de andere kant van de bruggens is noch niet gefortificeert, daer sijn groote vesten eñ boomen op, daer is een groote overdeckte laen, die van de wallen naer de citadelle ofte casteel gaet, be-
968
Guido ofte Gui Rins: Guido Reni (1575-1642) was een Italiaanse kunstenaar (zie: Chilvers 2009e). merckt: Markt. 970 paleijs van Sarufi: Palazzo Scaruffi bestaat nog steeds. 971 Lenza: Enza, rivier in Italië. 972 voor gaende hartoginne van Parma: Margaret Yolande van Savoy (1635-1663) was van 1660-1663 hertogin van Parma. Zij was de eerste vrouw van Ranuccio II Farnese (1630-1694), die van 1646 tot 1694 hertog van Parma was (zie: ‘Princess Margaret Yolande of Savoy’ 2013; ‘Ranuccio II Farnese, Duke of Parma’ 2014). 973 nivers: Welicht nergens. 974 gecommandeert: Verdere informatie over ‘gecommandeert’ is niet achterhaald. 975 parma: Parma, rivier in Italië. 976 bolwercken: Vijfhoekig gedeelte van een fortificatiefront. 969
146
3740 3741 3742 3743 3744 3745 3746 3747 3748 3749 3750 3751 3752 3753 3754 3755 3756 3757 3758 3759 3760 3761 3762 3763 3764 3765 3766 3767 3768 3769 3770 3771 3772 3773 3774 3775 3776 3777
staende in vijf bastions aen de eene cant sijn in de citadelle meer dan hon dert stucken canon, eñ op drie andere plaetsen menighte van seer schoone wapenen te voet, eñ te peert, daer en manqueert977 geen amonitie van oorloge, ofte viveres,978 de straet van sint Michiel is seer schoon, eñ gaet door de gansche stadt, de plaetse is oock seer schoon, daer is een schoon gasthuijs >> i27. Ende Schoone schoolen, als mede een vniversiteijt,979 de Jesuiten hebben oock een schoon collegie, de kerck van sint Jan is seer schoon daer sijn schoone schilderijen om hoogh van de hant van corregio, eñ oock een schilderije in een capelle, men siet daer drie cloosters, een schoone plaetse van de cellen980 als een cruij[+s], ofte cruijs gewijs, een schoone toren, een schoone sacristije, eñ menichte reliquien, de dom is seer schoon, daer sijn om hoogh oock schilderijen van Corregio, een schoone schilderij[+e] in een capelle, onder het choor een kerck eñ lichaemen van heijligen, buijten siet men een schoone, eñ oude vonte, ofte plaetse daer men doopt hebbende van binnen naer om hoogh menighte marmere pilerkens. in sint Anthonis siet men een uijtmuntend[+e] schilderije, de stacada981 is oock een seer schoone kerck men siet daer schilderijen van den Parmeganino,982 int’ oude paleijs sijn schoone, eñ groote vertrecken maer qualijck geordonneert, den overleden hartogh Ranuccio983 heeft begost een seer mag nifieck paleijs, van binnen siet men een van de schoonste saelen van de werelt op het eijnde een theater, ofte tonneel met
977
manqueert: Ontbreekt. viveres: Levensmiddelen. Víveres is het Spaanse woord voor levensmiddelen. 979 vniversiteijt: Universiteit van Parma. 980 cellen: ‘Een klein, eenvoudig ingericht vertrek, waarin een kloosterling afzonderlijk woont’ (WNT). 981 stacada: Santa Maria della Steccata bestaat nog steeds. 982 Parmeganino: Girolamo Francesco Maria Mazzola Parmigianino (1503-1540) was een Italiaanse kunstenaar (zie: Chilvers 2009c). 983 hartogh Ranuccio: Ranuccio I Farnese (1569 1622) was van 1592 tot 1622 hertog van Parma, hij was de opa van Ranuccio II Farnese (1630-1694) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…; ’Ranuccio I Farnese’ 2013). 978
147
3778 3779 3780 3781 3782 3783 3784 3785 3786 3787 3788 3789 3790 3791 3792 3793 3794 3795 3796 3797 3798 3799 3800 3801 3802 3803 3804 3805 3806 3807 3808 3809 3810 3811 3812 3813 3814
veel veranderingen984 van machinen, ofte const wercken, ront om een schoon amphitheatre >> i28. Ofte plaetse van waer men de schouspelen ofte comedien aenschouwt, eñ beneden in de sale can men water doen om see gevechten aen te stellen985 daer sijn twe schoone beelden van twe hartogen van Parma, daer sijn wonderlijcke stallen, eñ daer boven schoone coren solders daer men hoij met de karren inbrengt daer is buijten de stadt (daer men met een brugge vant’ Casteel gaet) een schoonen hof, een schoon beslooten bosch, twe kleijne huijskens seer wel geschildert, eñ verciert, voor een hof van orange boomen, achter een van bloemen, ter seijde een andere van seer groote orange boomen, eñ in groote quantiteijt, het hof was buijten op een huijs van plaisance ofte lusthof, alwaer de hartoginne986 sijnde vant’ huijs Este hartogen van Modena int’ kinder bedde987 overleden is, soo dat den hartogh988 nu de twede mael We[x]denaer989 is, wesende de eerste hartoginne990 uijt den huijse van Savoijen mede int’ kinder bedde gestorven. Den ii dito wederom vertreckende sijn wij des morgens de reviere Tarro991 gepasseert, eñ vervolgens castel ghelso,992 dat den Hartogh aen seker Heer vereert heeft, >> i29. Wesende een oudt vervallende casteel, iten borgo Sant Domino993 een groote plaetse siende in passant onse lieve Vrouw van
984
veranderingen: Afwisselingen. aen te stellen (aanstellen): Inrichten. 986 hartoginne: Isabella d'Este (1635-1666) was de tweede vrouw van Ranuccio II Farnese (1630-1694) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…; ‘Isabella d'Este, Duchess of Parma’ 2013). 987 kinder bedde: Kraambed. 988 hartogh: Ranuccio II Farnese (1630-1694) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…). 989 Tussen de eerste e en de d, van Wedenaer is het gevlekt. Er lijkt nog een letter te staan. 990 eerste hartoggine: Margaret Yolande van Savoy (1635-1663) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…). 991 Tarro: Taro, rivier in Italië. 992 castel ghelso: Verdere informatie over ‘castel ghelso’ is niet achterhaald. 993 borgo Sant Domino: Verdere informatie over borgo ‘Sant Domino’ is niet achterhaald. 985
148
3815 3816 3817 3818 3819 3820 3821 3822 3823 3824 3825 3826 3827 3828 3829 3830 3831 3832 3833 3834 3835 3836 3837 3838 3839 3840 3841 3842 3843 3844 3845 3846 3847 3848 3849 3850 3851 3852 3853 3854 3855
Stiron, van waer naer dat ons gelet gedaen hadde vertreckende sijn wij comen middagh mael houden tot Fiorenzuola994 mede een groote plaetse int’ hertoghdom Piacenza gelegen, eñ aen den hartogh van Parma, als hartogh van Piacenza toecomende. eñ des avonts sijn wij comen slaepen tot Piacenza gelegen aen de reviere Po, eñ laeste stadt leggende op de via Emilia logerende inde posterije de fortuijn. Piacenza, ofte plaisance is een groote stad gelegen in een campagnie men siet daer een casteel, het welcke vijf bastions heeft ofte bolwercken, de stadt is tamelijck versterckt, eñ daer is een schoone wallen ofte vesten, daer is een schoone marckt, daer alle de cooplieden verschijenen, ende oock de wisselaers.995 op de plaetse ofte merckt sijn twe schoone copere statue ofte beelden te peert van twe hertogen aldaer. de een aen de rechter hant van Alexander Farnesius,996 die gouverneur van de Neederlanden geweest is, de andere van Ranurius997 mede hartogh aldaer, eñ >> i30. Van Plaisance; de marckt is schoon, eñ siet men aldaer het stadthuijs, de kerck van Sint Jan van de Dominicanen is schoon eñ siet men daer een schoon autaer van onse lieve Vrouw vant’ rosekransken,998 Sint Francois is oock schoon, daer is noch een andere schoone plaetse ofte pleijn voor den Dom, den Dom is schoon om sien daer sijn schilderijen van Coraccio. de Sint Vincent is oock een schoone kerck het convent van de Augustijnen is oock seer schoon, in een seer fraeije straet, de iesuiten moet men oock sien, van gelijcken sint Sixtus alwaer de tomben ofte de begraeffenisse is van Engibergh Ko-
994
Fiorenzuola: Fiorenzuola d'Arda, Italië. wisselaers: Mensen waarbij je goederen kan ruilen. 996 Alexander Farnesius: Alexander Farnese (1545-1592) was van 1578 tot 1592 gouverneur van Nederland. Hij was de vader van Ranuccio I Farnese (1569-1622) (zie: noot 983: hartogh Ranuccio) 997 Ranurius: Ranuccio II Farnese (1630-1694) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…). 998 onse lieve Vrouw vant’ rosekransken: Maria. 995
149
3856 3857 3858 3859 3860 3861 3862 3863 3864 3865 3866 3867 3868 3869 3870 3871 3872 3873 3874 3875 3876 3877 3878 3879 3880 3881 3882 3883 3884 3885 3886 3887 3888 3889 3890 3891
ninginne van Vrankrijck,999 daer is achter den autaer een wonderlijcke schilderije van een lieve Vrouw gemaeckt van de hant van Raphel Vrbino,1000 men moet oock sien de cellen, ofte slaepcamers eñ den refter, een kerck onder het choor, daer menichte heijligen lichaemen sijn, men moet oock sien la Madona della campagna, ofte lieve Vrouw van de campagnie, eñ de sepulture, als mede het paleijs van den hertogh genaempt la Citadelle, ofte het casteel. Des morgens sijnde >> i3i. Den i2 dito wederom opsittende sijn wij over buijten de stadt de reviere de Po, met een ghier brugge1001 gepasseert, eñ quaemen een weijnigh daer naer tot Codogno,1002 een groote plaetse toecomende den Prince Trivulsio1003 leggende ondert’ district van Lodi,1004 eñ sijnde de eerste plaetse vant’ hertoghdom van Milanen tegenwoordigh toecomende sijn maiesteijt Carel den twede Koninc[+k] van Spanien,1005 avancerende passeerden wij Sorlesco,1006 alhier reden wij een verkeerden wegh, die ons weer soude gebracht hebben langes een andere keer1007 naer Piacenza van waer wij quaemen, maer achter dencken krijgende,1008 eñ ons bevraegende keerden eñ naemen den rechten wegh comendes des middagh buijten Lodi eten, alwaer wij vermits de brugge gebrooken was buijten mosten blijven, eñ om rijden, doch wij gongen noch voor den eten in de stadt. Lodi is een groote stadt van den staet van Milanen, die
999
Engibergh Koninginne van Vrankrijck: Engelberga van Provence (877-896/901) was van 879 tot 884 kiningin van Frankrijk (zie: ‘Engelberga van Provence’ 2013). 1000 Raphel Vrbino: Raffaello Sanzio, Raphael (1483–1520) was een Italiaanse kunstenaar (zie: Chilvers 2009d). 1001 ghier brugge (gierbrug): Een soort pont aan een kabel die stroomafwaarts drijft en met de kabel stroomopwaarts wordt bewogen. 1002 Codogno: Codogno, Italië. 1003 Prince Trivulsio: Verdere informatie over ‘Prince Trivulsio’ is niet achterhaald. 1004 Lodi: Lodi, Italië. 1005 Carel den twede Koninc[+k] van Spanien: Karel II (1661-1700) was van 1665 tot 1700 Koning van Spanje (zie: ‘Karel II van Spanje’ 2014). 1006 Sorlesco: Verdere informatie over ‘Sorlesco’ is niet achterhaald. 1007 een andere keer (een andere keer nemen): ‘Een andere koers nemen, een anderen weg inslaan’ (WNT). 1008 achter denckken krijgende: Achterdocht krijgende.
150
3892 3893 3894 3895 3896 3897 3898 3899 3900 3901 3902 3903 3904 3905 3906 3907 3908 3909 3910 3911 3912 3913 3914 3915 3916 3917 3918 3919 3920 3921 3922 3923 3924 3925 3926 3927 3928 3929 3930
niet dan simpele muren heeft gelegen in een vlackte hebbende eenige beeckiens, ofte kleijne revieren ront om, den Dom, eñ de kerck l’incoronata moet men sien, die een seer schoone ronde fabrique1009 is, gebout van een kerck, die van oudts een heijdensche Godinne is toegeeijgent geweest. De >> i32. De straeten sijn schoon, naer dat wij de stadt gesien, eñ gegeten hadden sijn wij weder voort gevaeren om de stadt, comende vernachten Tot Marignano1010 een seer grootvleck, gelijck een stadt mede hebbende een casteel. Den i3 dito onse reijs vervolgende hebben wij van verre gesien de bergen van Bergamo, ofte de Alpes, eñ voorts rijdende langes een rechten wijden,1011 wel beplante eñ gelijcken wegh (die wij sagen effenen1012 tegens1013 de comste van de Keijserinne) sijn door de selve des morgens tot Milano gecomen, gaende logeren bij Signora Catharina Fiamenga, ofte de Neerlandsche Joftrouw Catharina, oude weerdinne,1014 eñ logement van mijn Oom De Ridder,1015 aldaer vindende goede compagnie, eñ wel getracteert wordende voor een civilen prijs. op dese reijs saegen wij ontrent Parma, eñ daer den Parmisaen1016 (die wij daer delicaet bevonden) gemaeckt wort veel schoone weijlanden, die altoos soo veel, eñ weijnigh water van de bergen Apennini becomen, als willen, door beeckiens, eñ verlaetkens int’ hertoghdom van Milanen worden sommige lege landen, een tijt langh >>
1009
fabrique: Gebouw. Marignano: Wellicht Melegnano, Italië. 1011 rechten wijden: Strakke wijden. 1012 effenen: Effen maken. 1013 tegens: ’Bij de nadering van, tegen’ (WNT). 1014 Signora Catharina Fiamenga, ofte de Neerlandsche Joftrouw Catharina, oude weerdinne: Verdere informatie over ‘Signora Catharina Fiamenga (…) Catharina, oude weerdinne‘ is niet achterhaald. 1015 logement van mijn Oom de Ridder: Verdere informatie over ‘logement van mijn Oom de Ridder’ is niet achterhaald. 1016 den Parmisaen: Parmezaanse kaas. 1010
151
3931 3932 3933 3934 3935 3936 3937 3938 3939 3940 3941 3942 3943 3944 3945 3946 3947 3948 3949 3950 3951 3952 3953 3954 3955 3956 3957 3958 3959 3960 3961 3962 3963 3964 3965 3966 3967 3968 3969 3970 3971 3972 3973
i33. Onder water geset, op de welcke rijst (die daer seer gemeen is) geteelt wort, int Lodisino1017 wesende een gedeelte van het Milanees sijn oock schoone weijlanden, eñ wort daer soo goeden caes gemaeckt als int’ parmeggiano ofte Hertoghdom van Parma, doort’ hertoghdom van Milanen daer doorgaens schoone beesten sijn vloeijen veel beecken (onder andere vaerbare met treck schuijten) die van de Alpes, eñ de lacken ofte poelen daer ontrent leggende afcomen, van dese revierkens connen alle landen water trecken hebbende aen de canten een hooghte waer in een kleijn heulken1018 hebbende doen het selve open, eñ laeten uijt de voorbij vloeijende beeckiens ofte slooten soo veel water in loopen, als begeeren, ofte van doen hebben, stellende het heulken heel, half, ofte minder open, eñ als genoech hebben, ofte het water langh genoech gehadt hebben, dan maecken het heulken wederom toe dit water moeten de eijgenaers, ofte de huerders van de landen coopen, wetende tot hoe veel lants, eñ voor hoe veel gelts, hoe groote heulkens om water in te laten hebben moogen, in somma de lantlieden hebben een groot voordeel, eñ trecken groot profijt vant’ water, dat alsoo constigh >> i34. Weten te leijden. Milan is een aertsbisdom eñ een van de grootste steden van omvang van mueren, die men oijt sien magh, sij is grooter, als Amsterdam, eñ soo groot, ofte grooter, als Parijs, maer wel een vierde part bestaet in hoverijen, die tusschen de binnen graft,1019 eñ de wallen leggen, sij is gelegen in een vlackte in den vruchtbaer lant, daer sijn wel drie mael hondert duijsent inwoonders, de straeten sijn seer schoon breet, langh, eñ recht, daer sijn
1017
Lodisino: Wellicht provincie Lodigiano (lodi) dat was vroeger een deel van Milaan (zie: ‘Lodi (provincie)’ 2014). heulken: Een watersluis met een brug of gewelf erover (zie: noot 908: heul). 1019 graft: Gracht. 1018
152
3974 3975 3976 3977 3978 3979 3980 3981 3982 3983 3984 3985 3986 3987 3988 3989 3990 3991 3992 3993 3994 3995 3996 3997 3998 3999 4000 4001 4002 4003 4004 4005 4006 4007 4008 4009 4010 4011
veel schoone paleijsen, daer sijn oock meer dan seven hondert kercken, waer van vijf hondert sijn daer het heijligh Sacrament rust, de schoonste is den dom heel1020 van buijten, eñ van binnen van witte marmer gebout, eñ buijten rontom sijn ses hondert beelden, eñ wel meer, die ider stuck duijsent scuti, ofte rijckxdaelders gekost hebben, aldaer in een cappelle onder de aerde (waer in men van boven de kerck door een gat dat rontom met een balustre ofte pijlers beset is sien can) is het lichaem van Sint Carolus Borromeus gekleet in sijn pontificale1021 clederen, men siet sijn hooft geheel, eñ sijn voeten; de rest van sijn lichaem is bedeckt met sijn clederen, het lichaem is leggende in een cas van geslepe cristal de montagne,1022 bestaende in groote stucken >> i35. Welcke stucke met groote gedreve1023 silvere platen in malcanderen gevrocht1024 sijn, gelijck glaesen, het welck een seer schoon, eñ doorluchtigh werck is, men streeck veel rosenhoekens1025 tegens het cristal, dat ons vreemdt docht, eñ die geen die, onlanghs gestreken waren mochten niet weer gestreecken worden, boven het hooft van den heijligen hanght een schoone goude croon verciert met seer kostelijcke peerlen, eñ groote diamenten vereert door de koninginne van Spanien,1026 in de schat camer van den Dom sijn seer rijcke presenten ofte giften onder anderen een silver beelt, van den heijligen Carolus pontificalijck gekleet, eñ op den meijter costelijk gesteente t’ welck gegeven is door de silver, eñ
1020
heel: Geel. pontificale (pontificaal): ‘opperpriesterlijk, bisschoppelijk’ (WNT). 1022 cristal de montagne: Bergkristal. 1023 gedreve (drijven): Een relief-versiering in metaal, gemaakt met een hamer. 1024 gevrocht: Worchten: Vervaardigen. 1025 rosenhoekens (Rozenhoed): Rozenkransen. 1026 koninginne van Spanien: Maria Anna (1634-1696) werd in 1649 koningin, toen zij trouwde met Filips IV ((1605-1665) (zie: noot 485: Koninck van Spanien). Zij was de moeder van Margaretha Theresia (1651-1673) (zie: noot 544: nieuwe Keijserinne) die in 1666 met Keizer Leopold I (1640-1705) (zie: noot 43: Koninck van Boheme) zou trouwen (zie: ‘Maria Anna van Oostenrijk (1634-1696)’ 2014). 1021
153
4012 4013 4014 4015 4016 4017 4018 4019 4020 4021 4022 4023 4024 4025 4026 4027 4028 4029 4030 4031 4032 4033 4034 4035 4036 4037 4038 4039 4040 4041 4042 4043 4044 4045 4046 4047 4048 4049
goutsmeden van Milaen, de reste van de schat is van een onweerdelijcke preijs in de kerck boven de capelle van den heijligen Carolus Borromeus die onder de aerde is, hangen menichte groote schoone wel gedreven lampen, daer sijn twe schoone costelijcke vergulde orgels, iten twe predicstoelen beijde met gedreven coper, eñ uijt een der hant bekleet,1027 binnen in de kerck om hoogh in schilderijen hanght het leven van Heijligen, wat leger1028 sijne miraculen, dat die groote kerck seer bedomt,1029 en verduijstert >> i36. Daer is een seer schoon wit marmer beelt van den heijligen Bartholomeus hebbende sijn vel, ofte huijt om sijn lijf hangen, onder het choor is noch een kerck rustende het verwulfsel van het choor op menichte marmere pilaren ~ ofte colommen men gaet ront om het choor, eñ beneden om de pijlers de kerck is uijttermaten groot, eñ heeft int’ midden een couppel, ofte cop in de plaetse van een tooren, voor is noch een stuck aengemaeckt, maer het werck heeft noch langen tijt van noden1030 om voltrocken te worden, eñ alsoo daer dagelijckx noch aen gewerckt wort soo sijn daer noch geen schoone autarren1031 eñ wort de kerck noch niet net gehouden, voor de kercke stont een schoone arque triumphale, ofte triumph boogh, daer de Keijserinne moste passeren naer de kerck, als haer intrede doende1032 het te Deum laudanus1033 aldaer soude gesongen worden, de arque was tenemael coper vergult met diverse
1027
uijt een der hant bekleet: Uit een stuk bekleed. leger: Lager. 1029 bedomt: Bedompt. 1030 van noden: Nodig. 1031 Tussen de twee r’s van autarren zit een gaatje in het papier. Dat kan verklaren waarom de auteur hier twee r’s gebruikt en een andere keer één (zie: noot 537: autaeren). 1032 intrede doende: Intocht; Ambtsaanvaarding als Keizerin. 1033 Deum laudanus (Te deum laudamus): ‘'U, God, loven wij', lofprijzing van de H[eilige] Drievuldigheid naar de beginwoorden gewoonlijk Te Deum genaamd. Het Te Deum wordt ook Ambrosiaanse hymne genoemd’ (WNT). 1028
154
4050 4051 4052 4053 4054 4055 4056 4057 4058 4059 4060 4061 4062 4063 4064 4065 4066 4067 4068 4069 4070 4071 4072 4073 4074 4075 4076 4077 4078 4079 4080 4081 4082 4083 4084 4085 4086 4087 4088
enigmata, ofte enigmen1034 daer op als mede veele beelden eñ tropheen mede alsoo vergult, wij clommen op den Dom alwaer wij bij schoon helder weder1035 saegen een seer schoone campagnie vol >> i37. Boomen als een bogaert ofte hof, veel cleijne revierkens, van verre de montes Apennini voren van vermelt,1036 de Alpes van verre als een halve maen, eñ daer ontrent een lack ofte poel, den bergh sint Bernaerdt,1037 eñ die van Sciampion,1038 die wij nae geneve1039 gaende passeren souden, waren doen in Augusto1040 noch boven met sneeuw bedeckt, het welck wonder om sien was de stadt die seer groot is, sagen wij mede perfect, eñ als men een teecken met een neusdoeck aende Nonnen ofte Religieuse van Sint Radegonda doet (die dicht onder den Dom woonen, eñ men in haer hof, eñ bij haer cellen sien can makende met eenen een reverentie) dan doen die wederom een braeve saluade1041 op sijn Jtaliansche, eñ op hare maniere, want het galante Nonnen sijn, als volgen sal, den Dom, eñ de cappellen sijn alle becleet, eñ bedeckt met groote stucke mede wit marmer eñ sijn met sement, eñ andere materialen tegen den regen dicht gemaeckt, Sint Francois is een schoone kerck, men moet sien Sint Fidele convent van de Jesuiten, eñ het college, het welck aen een andere eijnde van de stadt is, daer is bij de Augustijnen een nieuwe devotie1042 van onse lieve Vrouw van goet succes, ofte uijtcomste >> i38. De kercken van sint Victor, sint Ambro-
1034
enigmata, ofte enigmen (enigma): Mysterie. weder: Weer. 1036 voren van vermelt: Eerder genoemd. 1037 bergh sint Bernaert: Grote St. Bernhardpas, bergpas in Italië en Zwitserland. 1038 Sciampion: Verdere informatie over ‘Sciampion’ is niet achterhaald 1039 geneve: Genève, Zwitserland. 1040 Augusto: Augustus. 1041 saluade: Plechtige buiging. 1042 devotie: ‘Godsdienstige vereering’ (WNT); Beeld. 1035
155
4089 4090 4091 4092 4093 4094 4095 4096 4097 4098 4099 4100 4101 4102 4103 4104 4105 4106 4107 4108 4109 4110 4111 4112 4113 4114 4115 4116 4117 4118 4119 4120 4121 4122 4123 4124 4125 4126 4127 4128 4129 4130
sius, sint Laurens, de Passie, eñ onse Lieve Vrouw van sint celse sijn seer schoon, het casteel van fatsoen bij naer als dat van Antwerpen met een pleijn daer voor is seer sterck, het sijn ses reguliere bastions, eñ een buijten van gelijcken, in een gaelderije die ront om gaet, eñ daer men aen beijde sijde uijt siet sijn meer dan acht hondert stucken canon, daer sijn seven hondert mannen in garnisoen,1043 eñ menichte amonitie van alderhande soort, daer sijn onder de aerde stallen als kelders daer men menichte peerden in can houden, door de stadt sijn seven gasthuijsen het grootste is het schoonste (hebbende een viercant pleijn int’ midden, eñ sijnde van hartsteen gebout connende ront om naer alle camers onder en boven met gaelderijen gegaen worden die op hartsteene pilaeren staen, het is schoon om sien temeer alsoo het seer groot is) eñ sint Gregorius buijten de mueren, daer sijn twe grachten die binnen de stadt gelijck int’ ront gaen, eñ bevaren worden, waer door de stadt alle toevoer can becomen, daer sijn inde stadt >> i39. Veel schoone hoven, eñ het gansche lant is bij naer1044 een hof, de groote wegen sijnde seer recht beplant met groote boomen eñ door het velt over al coren, boomen, wijngaerde, eñ weijlanden te gelijck, eñ over al water grachtkens, de Simonetta;1045 Leinard1046 moet men sien, oock de Cathuijsers dicht bij Milaen in de twe huijsen van Leinard, eñ Simonetta, sijn schoone grotten, eñ schoone hoven, in den hof van Simonetta, die seer groot is, als wesende buijten de stadt, wierde ons gepresenteert te eten van alle de vruchten (die
1043
in garnisoen (In garnizoen zijn/liggen): In bezetting liggen. bij naer: Bijna, zowat. 1045 Simonetta: Villa Simonetta bestaat nog steeds. 1046 Leinard: Verdere informatie over ‘Leinard’ is niet achterhaald. 1044
156
4131 4132 4133 4134 4135 4136 4137 4138 4139 4140 4141 4142 4143 4144 4145 4146 4147 4148 4149 4150 4151 4152 4153 4154 4155 4156 4157 4158 4159 4160 4161 4162 4163 4164 4165 4166 4167
daer waren in abondantie) soo veel, als ons lusten, wij saegen daer een seer groot, serpent,1047 daer van boven het huijs was een seer schoone Echo die vijfthien a sestien mael achter den anderen repliceerden1048 ofte antwoorde, men moet sien de muren, bolwercken eñ de wallen van de stadt, gelijck oock de groote quantiteijt van hantwerckers eñ coopmanschappen van alderleij soorte, de straet van de silver, ofte gout smits moet gesien worden, de biblioteecke van den Cardinael Borromeus Aertsbisschop van Milaen1049 is seer schoon, in de stadt, nochte in het gansche hertoghdom mogen geen Jooden woonen, die den Koninck Van Spanien >> i40. Jn geen van sijne Koninckrijcken ofte staeten wil toe laeten, de kerck van sint Anthonis van de Paters Cheatinen1050 is mede seer schoon, het verwulfsel is seer schoon geschildert eñ heeft veel schoone autaeren met uijtnemende1051 marmere pilaeren van alderleij, eñ de raerste soorten, de basen,1052 eñ capitelen sijn van coper, voor de kerck staet een welbesneden1053 marmere pilaer, het Paleijs van Aertsbisschop nu sijn eminetie den Cardinael Lita1054 is oock groot en schoon met twe viercante plaetse, in de grootste twe putten, van buijten, eñ van binnen alles van hartsteen gebout onder en boven met gaelderijen daer men onder door gaet, eñ die op hartsteene pilaeren rusten, het huijs van den cancelier1055 is mede seer groot, eñ schoon van hartsteen gebout maer niet voltrocken, de piazza de marcanti, ofte de
1047
serpent: Slang. repliceerden: Herhaalden. 1049 Cardinael Borromeus Aertsbisschop van Milaen: Federico Borromeo (1564-1631) was van 1595 tot 1631 aartsbisschop van Milaan. Hij was stichter van de Biblioteca Ambrosiana (zie: ‘Federico Borromeo’ 2014). 1050 Paters Cheantinen: Verdere informatie over ‘Paters Cheatinen’ is niet achterhaald. 1051 uijtnemende: Voortreffelijke. 1052 basen (base): ‘Voetstuk’ (MNW). 1053 welbesneden: Welgevormde. 1054 Cardinael Lita: Alfonso Michele Litta (1608-1679) was van 1652 tot 1679 aartsbisschop van Milaan (zie: ‘Alfonso Litta’ 2013). 1055 cancelier: Kanselier. 1048
157
4168 4169 4170 4171 4172 4173 4174 4175 4176 4177 4178 4179 4180 4181 4182 4183 4184 4185 4186 4187 4188 4189 4190 4191 4192 4193 4194 4195 4196 4197 4198 4199 4200 4201 4202 4203 4204 4205
beurs is mede een schoone plaetse, het Paleijs ofte hof van de hertogen daer de gouverneurs van Milaen nu woonen is seer groot, eñ oudt, maer van buijten daer men eerst op een voorhof comt niet schoon ofte regulier, maer nu met de comste van de Keijserinne hebben een gedeelte van buijten wat laeten pleijsteren, eñ schilderen, als hartsteen, ende >> i4i. Don ponze de Leon,1056 tegenwoordigen gouverneur van Milanen, eñ broeder van den hertogh van Arcos1057 die in de troebelen van Napels1058 aldaer Viceroij, ofte Onderkoningh1059 was (het paleijs gequiteert hebbende soo om de Keijserinne in te ruijmen,1060 als om te laeten repareren) is gaen logeeren in een ander schoon paleijs van hartsteen, eñ regulier gebout hebbende een achter uijt over een grachtken in de twede stadt uijtcomende, met een ruijme brugge die men met een pin can draeijen over de gracht ofte weer te rugge dat niemant daer over en can gelijck in Neerlant in de Veenen de boeren met plancken doen, van binnen is het oude paleijs vrij verbetert, eñ opgeschickt, daer waren twe lange saelen wel gemeubleert met costelijcke schilderijen, cabinetten, eñ spiegelen, daer was een garderobbe boven costelijck beschildert, eñ de behangselen1061 voor de ledicanten waeren van silver laeken, maer de ledicanten waeren daer noch niet, de mueren waren aen weersijde doorgebroocke, soo dat ~ de Keijserinne van die garderobbe gaende, ofte van het ledicant tredende in een van twe schoone wel gemeu-
1056
Don ponze de Leon: Luis de Guzmán Ponce de Leon (1603-1668) was van 1662 tot 1668 gouverneur van Milaan (zie: ‘Luis de Guzmán Ponce de Leon’ 2014). 1057 hertogh van Acros: Rodrigo Ponce de León (1602 – 1658) was van 1646 tot 1658 Onderkoning van Napels. (zie: ‘Rodriguez Ponce de Léon’ 2013). 1058 troebelen: Opschudding, onrust. 1059 Viceroij, ofte Onderkoningh (onderkoning): ‘‘s Konings stedehouder in een van het rijk afhankelijk gewest, de landvoogd, die in naam van den Koning daar het bewind voert’ (WNT). 1060 Keijserinne in te ruijmen: Keizerin in te laten trekken. 1061 behangselen (behangsel): ‘Al datgene wat aan wanden, aan deuren, over bedden of aan wat ook, tot versiering of tot beschutting wordt opgehangen’ (WNT).
158
4206 4207 4208 4209 4210 4211 4212 4213 4214 4215 4216 4217 4218 4219 4220 4221 4222 4223 4224 4225 4226 4227 4228 4229 4230 4231 4232 4233 4234 4235 4236 4237 4238 4239 4240 4241 4242 4243 4244
bleerde gaelderijen conde comen, eñ >> i42. Ende de gardijnen1062 ofte behangselen open doende daer in sien, want de behangselen waren so veel als, de muren, eñ was een ledicant staende tusschen twe schoone gaelderijen, daer is om hoogh een schoone sael seer hoogh verwulft in die sael hangen drie ijseren croonen met lof werck1063 daer aen, comende boven uijt de middelste een Keijserlijcke croon alles groen geverft, eñ gout vergult, boven rontom het verwulfsel conde men gaen met een gaelderije, ofte balcon van ijser werck mede alsoo geverft, en vergult, naer andere camers, eñ oock sien op het pleijn vant’ hof, t’ welck anders door de hooge verdiepinge van die sael, die twe verdiepinge hoogh is, belet wort, daer waren twe saelen daer de Keijserinne audientie soude verlenen1064 in ider waer een schoon baldakin, dosseret, ofte verhemelsel1065 daer de Jnfante1066 onder soude sitten, daer was een camer alwaer tegens de mueren waren aengeschildert de wapenen van alle de Koninckrijcken, eñ Provincien van den Koninck van Spanien, gelijck die waeren voor de Separatie van >> i43. Portugael, eñ de seven Neerlansche Provincien. Van een schoone camer siende op het pleijn vant’ paleijs gaet men op een balcon ofte uijtsteecksel, het welck nu nieuw gemaeckt is van ijserwerck steeckende uijt buijten het paleijs, en de
1062
gardijnen: Gordijnen. lof werck: Loofwerk; ‘Versiering aan een gevel, een wand, een plafond, een gebruiksvoorwerp enz., bestaande in gebeeldhouwde, gesneden, geboetseerde of geschilderde bladeren, vruchtenen derg[elijke]’ (WNT). 1064 audientie: ‘Gehoor [,aandachtig luisteren] dat een hooge overheidspersoon (en in 't bijzonder een vorstelijk persoon) verleent, resp[ectievelijk] dat men bij dezen krijgt, bepaaldelijk als een vaste instelling, een op gezette tijden of op bijzondere tijdstippen gegeven gelegenheid’ (WNT). 1065 baldakin, dosseret, ofte verhemelsel: Troonhemel. 1066 Jnfante: ‘Titel van de dochters in de koninklijke familiën van Spanje en Portugal, inzonderheid van de oudste dochter (die geen recht van erfopvolging heeft)’ (WNT). 1063
159
4245 4246 4247 4248 4249 4250 4251 4252 4253 4254 4255 4256 4257 4258 4259 4260 4261 4262 4263 4264 4265 4266 4267 4268 4269 4270 4271 4272 4273 4274 4275 4276 4277 4278 4279 4280 4281 4282 4283 4284 4285 4286
hangende over het voors pleijn, het ijserwerck is al te samen groen geverft eñ goudt vergult, de glaesen, daer men door siet sijn spiegel glaesen, die men altemael neer kan laeten vallen, wanneer men sich wil laeten sien ofte het fresco, ofte coelte scheppen, daer is int’ midden een properen hof vol orangaen en citroenen, bequaem om in te gaen wandelen daer is noch een hofken int’ midden waer van de mueren vant’ paleijs die het omvangen ront om als grotten verciert sijn, daer ontrent is mede een toren daer men water in doet comen om daer te doen springen het paleijs staet aen de plaetse van den dom, dicht bij den Dom wesende maer een kleijne straet tusschen beijde, het verlengen van den Dom is oorsaeck dat het paleijs noijt regulier sal konne voltrocken worden tusschen de twede stadt, eñ de buijten vesten is alle avonden sonderlingh op sondagen, eñ heijlige daegen een corso ofte tour van carossen, die daer in menighte verscheijnen hebbende alle >> i44. Staffiers, ofte knechts voor uijt loopen want men seijt in Milaen wel duijsent carossen soude sijn waer onder menighte seer costelijck, de plaetse van den to[xx]1067 niet gepaveijt1068 sijnde wort alle avonden begooten soo om van het stof bevrijt te sijn, als om de frisheijt te genieten, waerom wanneer den gouverneur in de stadt is alle de straeten in de somer daghelijckx gespoelt worden tot Milaen sijn veel Nonne cloosters daer de mans veel tijts gaen clappen,1069 eñ musieck hooren het voornaemste is Sinte Radegonde dan is door den aertsbisschop verboden niet te singen als onder de misse, dese Nonnen bestaen in Adelijcke Joffrouwen, ofte rijcke coopmans dochters, eñ alsoo door de mu-
1067
to[xx]: De letters zijn onleesbaar geschreven. Er staat wellicht toren. gepavieijt: Bestraat. 1069 clappen: Kleppen, kletsen. 1068
160
4287 4288 4289 4290 4291 4292 4293 4294 4295 4296 4297 4298 4299 4300 4301 4302 4303 4304 4305 4306 4307 4308 4309 4310 4311 4312 4313 4314 4315 4316 4317 4318 4319 4320 4321
siecke soodanige ialousie1070 ontstaen was dat sich in drie partijen, ofte esquadrons1071 verdeelden, als het eene voor hooft hebbende signora Antonia Francesca Clerici,1072 het twede eene genaempt Sciova.1073 het derde wesende volante, vliegent ofte neutrael, gongh de saecke soo hoogh dat sich van binnen wapenen hadde, doen comen eñ een Amasone krijgh1074 begost, soo dat men oock segge woude dat niet alleen eenige gequets, maer een a twe gesneuvelt waren, het welck men secreet1075 hielt, het en was geen iaer >> i45. Geleden dat dit geschiet was, den Aertsbisschop om dese krijgh terneer te leggen heeft de musicanten in tween verdeelt hebbende ider sijn weeck in de welcke singen wij alhier adresse krijgende1076 hebbe de eer gehadt van de bande1077 onder Donna Antonia Francesca Clerici voor ons alleen, eñ express1078 onder een misse die daer doen buijten ordinaris gedaen wierde te hooren singen, de misse daerom oock seer langh durend[+e], de musiecke was meer als gemeen, maer curieus sijnde,1079 om het hooft van de bande eñ soo schoon stemmen te sien, hebben wij versocht de selve te spreken de welcke niet alleen schoon van stemme, maer oock van gesteltenisse,1080 eñ aensicht bevonden, eñ conde de tonge niet minder clappen, als singen, want haer bedanckende sich excuseerde met seer goede gratie,1081 dat de musiecke niet beter geweest en was, vermits een van haer
1070
ialousie: Jaloezie. esquadrons: Afdelingen. 1072 Antonia Francesca clerici: Verdere informatie over ‘antonia Francesca clerici’ is niet achterhaald. 1073 Sciova: Verdere informatie over ‘Sciova’ is niet achterhaald. 1074 Amasone krijgh: Amazonestrijd. 1075 secreet: Geheim. 1076 adresse krijgende (adres): ‘Aanwijzing van den persoon, tot wien men zich voor een bepaald doel te wenden heeft, met opgave van zijne woon- of verblijfplaats’ (WNT). 1077 bande (band): ‘Oorspr[onkelijk]: harmonie-orkest, fanfare-orkest’ (WNT). 1078 express (expres): ‘Met bepaalde bedoeling, bepaald voor die gelegenheid’ (WNT). 1079 curieus: Eigenaardig. 1080 gesteltenisse: Voorkomen. 1081 met (…) gratie: ‘Met bevalligheid, met zwier’ (WNT). 1071
161
4322 4323 4324 4325 4326 4327 4328 4329 4330 4331 4332 4333 4334 4335 4336 4337 4338 4339 4340 4341 4342 4343 4344 4345 4346 4347 4348 4349 4350 4351 4352 4353 4354 4355 4356 4357
bande sieck was, eñ wiste te diverteren,1082 eñ excuseren een aenvangh van propoost1083 rakende den twist int’ convent aldaer, dese Clerici hadde boven andere gratien, een soo bevallicken oogh dat een munnick uijt sijn cap1084 soude hebbe connen loeren,1085 in dit convent, eñ oock andere gaen veel mans om een praetien met de Nonnen te houden, eñ men comt daer noijt ofte men vint daer visiten, die daer kennis hebben laeten haer lijwaet daer wel >> i46. Wassen, eñ crijgen het seer net, eñ wel geparfameert weer t’ huijs, waer voor dan een present te rugge senden, t’ welck wij om de contrarieteijt van sexe1086 niet connende gelooven, hebben het selve nochtans hooren affirmeren1087 met aenwijsinge van mannen, eñ peerden, alhier tot Milaen siet met een schoone const camer van een canonick die in onse buerte woonde bestaet in veel rariteijten uijt alle oorden van de werelt gecomen eñ in veel machinen, eñ inventien oock een mobile perpetuum,1088 eñ andere nieuwe inventien onder anderen wiert daer een casken open gedaen daer een Satier1089 met het hooft uijt quaem sien sijn oogen draeijende, tong uijt stekende, eñ bulkende1090 t’ welck dede verschricken. Jnde stadt sijn tachtentigh1091 parochien den heijligen Carolus Borromeus aertsbisschop in sijn leven heeft in ider van de selve in het midde van een bequaeme ruijme plaetse een schoone hoge marmere, ofte een hartsteene pilaer doen dresseren,1092 staende op
1082
diverteren (diverteeren): Ontlopen. propoost: Gesprek, uiteenzetting. 1084 een munnick uijt sijn cap: ‘Den monnikenstand, het kloosterleven verzaken’ (WNT). 1085 loeren: Lokken. 1086 contrariteit van sexe: Verschil in geslacht. 1087 affirmeren: Bevestigen. 1088 mobile perpetuum: ‘Denkbeeldig toestel dat, eenmaal in gang gezet, uit zichzelf, zonder dat men er energie aan zou meedeelen, eeuwig zou doorgaan met het uitvoeren van bepaalde bewegingen’ (WNT). 1089 Satier: Duiveltje, Satan(netje). 1090 bulkende: Loeien, hard schreeuwen. 1091 tachtentigh: Tachtig. 1092 dresseren: Plaatsen. 1083
162
4358 4359 4360 4361 4362 4363 4364 4365 4366 4367 4368 4369 4370 4371 4372 4373 4374 4375 4376 4377 4378 4379 4380 4381 4382 4383 4384 4385 4386 4387 4388 4389 4390 4391 4392 4393 4394 4395 4396
een hoogen viercante voet, eñ hebbende boven op ider een beelt van de eene ofte de andere heijlige, dit geschieden ten tijde de pest daer was, want voor ider voet van een pilaer wiert een autaer gerecht >> i47. Alwaer misse gedaen wiert, die de menschen onder ider parochie respectue1093 uijt hun huijse door de vensters aenhoorden om door de t’ samen comste van de volckeren de sieckte niet te verwackeren,1094 voor welcke autaeren in de somer t’ samen de Litanien1095 van onse lieve Vrouw noch lesen, de uijtheemsche tot Milano comende coopen daer ordinaris seijde gesontheden,1096 en hoosen1097 alsoo de selve daer redelijck fijn, seer sterck, eñ goede coop sijn, tot Milaen drinckt men goede, delicaten, witten muscadellen wijn, eñ goeden rooden wijn de ordinarische witte wijn is te straf, eñ te sterck, tot Milaen is veel adel, eñ onder de selve veele schoone Vrouwen, die men in de kercken best can te sien comen, alwaer de selve op haer costelijckste verscheijnen hebbende diverse oude knechts ofte staffieri voor haer gaen, eñ leunende met de lincker hant op de rechter arm van die oude vogels, ionge knechts siet men bij geen vrouwen, inde kerck hebben de vrouwen een besondere plaetse, met een schutsel afgescheijt, maer de mans comen nu daer al in, ofte ontrent swermen.1098 de mans gaen gekleet op sijn italiaens met tamelijcke enge broecken, eñ bijhangende mouwen, oock weijnige1099 op sijn Frans, maer die van >> i48.
1093
respectue: Met respect, eerbiedig. verwackeren: Aanwakkeren, erger maken. 1095 Litanien (litanie): ‘Een gebed met een vastgestelden inhoud, oorspronkelijk, en thans meestal nog, bestaande uit een reeks smeekbeden, verheerlijkingen enz., die door een geestelijke worden uitgesproken of gezongen, en de aanroepingen (b.v. Kyrie eleison, Christe eleison) enz., waarmee het koor of de gemeente telkens invalt’ (WNT). 1096 seijde gesontheden: Zijde gezondheden, zijden goederen. 1097 hoosen (hoos): (Knie)kous. 1098 swermen: Zwermen. 1099 weijnige: Enkele. 1094
163
4397 4398 4399 4400 4401 4402 4403 4404 4405 4406 4407 4408 4409 4410 4411 4412 4413 4414 4415 4416 4417 4418 4419 4420 4421 4422 4423 4424 4425 4426 4427 4428 4429 4430 4431 4432
De Justitie sijn, ofte aen het hof dependeren,1100 ofte goet spaens sijn, gaen op sijn spaens met gans enge broecken, afhangende mouwen, eñ lange lijven, effen1101 langen smallen degen1102 met een groot gevest,1103 dat de geele1104 hant besluijt, de spagnaerts aldaer houden hun alle aen hun mode, de vrouwen aldaer gaen op sijn Jtaliaens met hangende mouwen, eñ een tamelijcke wijde guarda infante,1105 ofte oock wel met een veste,1106 weijnige gaen op sijn Frans, die goet Spaens sijn, gaen meer op sijn spaens met heel afhangende mouwen, eñ wijder guarda infante, maer de gebore spaensche vrouwen, eñ die aent’ hof sijn hebben een ongemeene,1107 eñ monstreuse1108 giarda infante aen, eñ hebben haer vlechten haer achter af hangen, eñ wederom naer boven om het hooft geleijt, de ingebooren1109 hebben haer hulsel, ofte capsel op sijn Frans sijn seer costelijck in gesteenten eñ peerlen, eñ gaen voor, eñ achter uijttermaeten bloot, edel, eñ onedel, fraeij, eñ lelijck, soo dat men daer geen gelt om borsten (daer de iuweelen over hangen) te sien, heeft te spenderen, maer het lelijck vleesch eñ verlepte hangende borsten van sommige geeft een degousti, ofte afkeer >> i49. Daer Wierden twe broeders op gehangen om dat bij seker persoon waren gegaen hun houdende ofte men haer hadde willen om coopen om hem om verre te schieten
1100
aen het hof dependeren: Bij het hof horen. effen: lezing onzeker. 1102 effen langen smallen degen: Een lange smalle degen in één kleur. 1103 gevest: Handvat van een degen. 1104 geele: Gehele. 1105 guarda infante: Koepelrok/-jurk die van voren plat is en van opzij breed, soms zo breed dat bij het passeren van een deuropening deze dwars gepasseerd moest worden. 1106 veste: Verdere informatie over ‘veste’ is niet achterhaald. 1107 ongemeene: Ongewone, buitengewone. 1108 monstreuse: Monsterlijk grote, weerzingwekkend grote. 1109 ingebooren (ingeboren): ‘Tijdens de dracht als 't ware in iemands wezen gelegd en bij de geboorte mee ter wereld gebracht’ (WNT). 1101
164
4433 4434 4435 4436 4437 4438 4439 4440 4441 4442 4443 4444 4445 4446 4447 4448 4449 4450 4451 4452 4453 4454 4455 4456 4457 4458 4459 4460 4461 4462 4463 4464 4465 4466 4467 4468 4469 4470
seggende dat niet hadden willen doen versochten daerom eenigh gelt, dat hun gegeven wiert, maer dit vier a vijf mael aen de selve persoon soo clarende eñ die dat moede wordende heeft geclaegh aende rechters, die hun beijde bij de cop vatten,1110 eñ bevindende het gemaeckt werck was om de man te verveerden1111 sonder daet van imant last hadden, hebben de selve datelijck doen opknoopen.1112 Op onse lieve vrouwe geboorte dagh onse devotie houdende in de kerck genaempt la Madona ofte lieve Vrouw de Lorette, sagen wij daer twe teenemael ionge monicken publi[+c-] kelijck in cleden twe Recolletten1113 daer waren oock veel ionge monicken sonder de minste baert die dese verwelcomde, naer de cledingh dede de guardaen1114 een kleijne exhortatie1115 ofte vermaningh1116 aen dese nieuwe broederkens, in de kerck saegen wij een schoone tombe ofte sepulture van veelderhande costelijcke marmere steen, eñ colommen, ten selven daegen de vesper1117 hoorende in den Dom, daer het feest was waeren wij verwondert, die seer groote >> i50. Kercke bij naer vol volck te sien op een ordinaris feest aldaer, soo dat men qualijck door de menschen conde gerae ken, waer uijt men wel can sien de stad seer volck rijck te sijn, te meer ten selven daege in een ander kerck meerder feest was, wij hoorden aldaer een seer schoon musieck in twe chooren verdeelt op de twe schoone orgelen naer de vespers songh een persoon alleen welcke sangh soo admirabel was dat alle de
1110
die hun beijde bij de cop vatten: Die de broeders opgepakt hebben. verveerden: Belonen. 1112 de selve datelijck doen opknoopen: De broeders meteen op laten hangen. 1113 Recolletten (recollecten): ‘Monnik van zekere afdeeling der Franciscaner Orde, die bekend is om haar streng vasthouden aan de oude orderegels’ (WNT). 1114 guardaen (gardiaan): ‘Overste van een (inz[onderheid] Franciscaner) klooster’ (WNT). 1115 exhortatie: Aansporing. 1116 vermaningh (vermaning) ‘Bemoedigende of waarschuwende aansporing tot zekere gedragslijn of houding’ (WNT). 1117 vesper: ‘Het voorlaatste der zes canonieke daggetijden, tusschen none en completen, oorspronkelijk 's avonds gehouden, later echter om twee of drie uur in den namiddag’ (WNT). 1111
165
4471 4472 4473 4474 4475 4476 4477 4478 4479 4480 4481 4482 4483 4484 4485 4486 4487 4488 4489 4490 4491 4492 4493 4494 4495 4496 4497 4498 4499 4500 4501 4502 4503 4504 4505 4506 4507 4508 4509 4510 4511 4512 4513
toehoorders dede admireren daer waren schoone ornamenten aen den grooten autaer boven op int’ midden was een crucifix met een salighmaecker daer aen heel van silver, eñ uijtermaeten groot, eñ swaer, eñ aen weersijden was het vol silvere beelden van heijligen wiens meijters met costelijcke gesteenten voorsien waren, het beelt van den heijlige Carolus borromeus van silver stont van den hoofden tot de voeten in sijn pontificael1118 voor het gat waer door men siet in de capelle daer sijn lichaem rust op sijn meijter sagh men seer schoone gesteenten, daer was een costelijck silver laken antependium1119 voor den autaer van onse lieve Vrouw, eñ des selfs beelt op goudt laecken stijf geborduert, wiert door de kerck in processie >> i5i. Gedraegen, op de plaetse van den Dom wierden alle houte huijskens, eñ baracken wegh genomen tegen de comste van de Keijserinne om door een arque triumphale op de plaetse comende soo veel te schoonder gesicht op den Dom, eñ de arque triumphale die daer recht voor den ingangh ston1120 te hebben, daer waren gemaeckt tegens de comste van de Keijserinne een arque triumphael voor de deur van den Dom als voren geschreven is, een ander aen een poort ofte passagie daer men eerst op de plaetse van den Dom comt, tegens over de arque triumphale die voor den Dom staet, op de welcke des Keijsers beelt te peerdt sittende staet, als mede aen weersijden twe andere beelden alles coper vergult iten des Konincks wapen, eñ eenige enigmata, midden inde stadt stont noch een arque voor een twede poort van de stadt was oock wat heerlijckx gemaeckt, eñ een vierde stont voor de eerste poort daer
1118
pontificael (pontificaal) ‘Staatsiegewaad van Paus of Bisschop’ (WNT). antependium: ‘Versiering voor den onderkant van het altaar in den R[ooms]-K[atholieke] eeredienst’ (WNT). 1120 ston: Stond. 1119
166
4514 4515 4516 4517 4518 4519 4520 4521 4522 4523 4524 4525 4526 4527 4528 4529 4530 4531 4532 4533 4534 4535 4536 4537 4538 4539 4540 4541 4542 4543 4544 4545 4546 4547
eerst moste door passeeren, eñ vervolgens voort door de tweede, eñ daer naer door de drie andere op de plaetse van den Dom, om soo in de selve kerck te gaen hooren singen het te Deum laudamus, de borgerije1121 wiert des sondaghs, eñ heijligen daeghs in de wapenen geexerceert om de Keijserinne >> i52. In te haelen, waer door seker officier door een van sijn troupe wierde doot geschooten sonder te weten wien het gedaen hadde, ofte het willens, ofte bij geval1122 gedaen was. De Keijserinne den 27 April i666 nieuwe stijl wesende den tweden paesch dagh tot Madrid1123 door den Cardinael Colonna1124 als procuratie1125 van den Keijser hebbende getrouwt sijnde aen den Hertogh De Medina de las torres1126 van wegen1127 den Keijser die den selven Hertogh daer toe mede procuratie gegeven hadde is hare Maiesteijt den volgende dagh den 28 dito van Madrid vertrocken, eñ met korte daegen reijsens tot Denia1128 een haven int’ selve rijck int’ coninckrijck van Valentia1129 aengecomen, alwaer de selve verwachten1130 de galeijen, eñ schepen om hare Maiesteijt naer Final1131 in Jtalien over te voeren, maer alsoo1132 den Hartogh van beaufort Admirael van Vranckrijck1133 met een groote vloot schepen, eñ galeijen in see was, wiert daer op presumptie, ofte achterdocht genomen van iet tegen de
1121
borgerije: Burgerij, inwoners van de stad. willens, ofte bij geval: Willens en wetens of bij toeval; Moedwillig of per ongeluk. 1123 Madrid: Madrid, Spanje. 1124 Cardinael Colonna: Girolamo Colonna (1604-1666) was van 1627 tot 1666 kardinaal (zie: ‘Girolamo Colonna’ 2013). 1125 procuratie: ‘Volmacht, mandaat’ (WNT). 1126 Hertogh van Medina de las torres: Ramiro Núñez de Guzmán (ca.1600-1668) was tweede hertogh van Medina de las torres (zie: ‘Ramiro Núñez de Guzmán’ 2014). 1127 van wegen: Om wille van. 1128 Denia: Dénia, Spanje. 1129 Valentia: Valencia, Spanje. 1130 verwachten: Wachten op. 1131 Final, Finael: Finale Ligure, Italië. 1132 alsoo: Omdat ook, eveneens. 1133 Hartogh van beaufort Admirael van Vranckrijck: François de Vendôme (1616-1669) was van 1665 tot 1669 hertogh van Beaufort (zie: ‘François de Vendôme, Duke of Beaufort’ 2014). 1122
167
4548 4549 4550 4551 4552 4553 4554 4555 4556 4557 4558 4559 4560 4561 4562 4563 4564 4565 4566 4567 4568 4569 4570 4571 4572 4573 4574 4575 4576 4577 4578 4579
reijs van de voorschreve Maiesteijt te attenteren1134 waerom1135 het vertreck van tijt tot tijt verschoven wiert tot dat de Keijserinne sieck ~ wordende aen een darden daeghsche coortse1136 >> i53. Genootsaeckt wiert in de voorschreve have te verblijven, waer op dan de hette volgende sijn veel Heeren, eñ Dames van hare Maiesteijts suite sieck geworden onder anderen haren maijor domo1137 don Francesco de la Coeva, ofte Hartogh van Alburkerckq,1138 eñ grande,1139 ofte groote van Spanien1140 gedestineert tot Viceroij ofte Onderkoningh van het coninckrijck Sicilien welck emploij1141 sijn voorouders mede gehadt hadden; eñ gestorven hare Maiesteijt Cameriera maijore, ofte oppe[+r] ste Dame d’ Honneur ofte staet Joffrouw,1142 de Jnfante ondertusschen genesende is naer Barcelona1143 vertrocken, eñ verstaende dat den hartogh van Beaufort voorschreven de straet van Gibraltar naer de noort see met sijn onderhebbende vloot al gepasseert was, heeft de groote schepen ofte galioenen gelicentieert, ofte laten vertrecken bij sich houdende alleen twe en dartigh galeijen met de welcke (inde plaetse van recht toe over Maiorca,1144 eñ Minorca,1145 eijlanden, eñ coninckrijcken van Spanien, eñ Corsica1146 een eijlant
1134
attenteren (attenteeren) Ondernemen. waerom: Waardoor, waarvoor. 1136 darden daeghsche coortse (derdendaagsch): ‘Iederen derden dag terugkeerend. Voornamelijk van zekere tusschenpoozende koorts’ (WNT). 1137 maijor domodon (majordomus): ‘Voornaamste beambte belast met de regeling van de hofhouding’ (WNT). 1138 Aan de q van Alburkerckq zit een lus die lijkt te functioneren als apostrof. 1139 grande (van Spanje): De hoogste titel voor Spaanse edelen (zie: ‘Grande (titel)’ 2013). De Nederlandse vertaling is Groote(n van Spanje). 1140 maijor domodon Francesco de la Coeva, ofte Hartogh van Alburkerckq, eñ grande, ofte groote van Spanien: Francisco Fernández de la Cueva (1619-1676) was van 1653 tot 1665 onderkoning van Nieuw-Spanje en van 1668 tot 1670 onderkoning van Sicilië (zie: ‘Francisco Fernández de la Cueva’ 2014) 1141 emploij: Betrekking. 1142 Maiesteijt Cameriera maijore, ofte oppe[+r]ste Dame d’ Honneur ofte staet Joffrouw (opper-staatjuffrouw): Hoogste staatjuffrouw (zie: noot 555: staet Joffrouw). 1143 Barcelona: Barcelona, Spanje. 1144 Maiorca: Majorca/Mallorca, Spanje. 1145 Minorca: Minorca/menorca, Spanje. 1146 Corsica: Corsica, Frankrijk. 1135
168
4580 4581 4582 4583 4584 4585 4586 4587 4588 4589 4590 4591 4592 4593 4594 4595 4596 4597 4598 4599 4600 4601 4602 4603 4604 4605 4606 4607 4608 4609 4610 4611 4612 4613 4614 4615 4616
toecomende de republicke van Genua1147 naer Final te varen) hare Maiesteijt tot Barcelona een haven int’ selve rijck van Spagne in de provincie van Catalonien1148 >> i54. Gelegen geluckelijck aengelant is in de welcke eenigen tijt gerust hebbende eñ de hette gepasseert wesende is hare Maiesteijt den i0 Augusti op Sint Laurens dagh wedert’ scheep gegaen, landende, eñ weder uijtrustende vier daegen in de laeste haven van Spanien, naer welcken tijt wederom geambarqueert,1149 ofte t’ scheep gegaen sijnde heeft de selve altoos geseijlt langes de custe van Vranckrijck tot dat de selve eijndelijck arriveerden tot Ville Franche1150 een haven in Savoijen1151 dichte bij de stadt Nizza1152 int’ selve hartoghdom gelegen, waer van aenstonts advies1153 naer Final wiert gesonden aen don Ponze de Leon gouverneur van Milaen die tot Final voorschreven op de komste van de Keijserinne vier maenden gewacht hadde, eñ is hare Maiesteijt alsoo op den 20 dito des naer de middaghs voor Final gearriveert, geconvoijeert1154 wordende door de voorschreve twe en dartigh galeijen als seven van Spanien, vijf vant’ coninckrijck Napels, vier vant’ coninckrijck Sicilien, drie vant’ coninckrijck Sardinien1155 (alle welcke rijcken den Koninck van Spagnien toecomen) seven van Malta,1156 welcke order gehouden is >> i55.
1147
De a van Genua lijkt op een d. Catalonien: Catalonië, Spanje. 1149 ambarqueert: Aan boord gegaan. 1150 Ville Franche: Villefranche-sur-Mer, Frankrijk. 1151 Savoijen: Savoye, Frankrijk. 1152 Nizza: Nice, Frankrijk. 1153 advies: ‘Mededeeling, kennisgeving, bericht’ (WNT). 1154 geconvoijeert: Begeleidt. 1155 Sardinien: Sardinië, Italië. 1156 Malta: Republiek Malta. 1148
169
4617 4618 4619 4620 4621 4622 4623 4624 4625 4626 4627 4628 4629 4630 4631 4632 4633 4634 4635 4636 4637 4638 4639 4640 4641 4642 4643 4644 4645 4646 4647 4648 4649 4650 4651 4652
Het hof van Spagnien in occasie1157 te dienen, vermits Keijser Carel Koninck van Spagnien aen die ordre haer residentie plaetse Malta heeft vereert (onder soodanige conditie) wanneer die ordre uijt Rodes1158 door de turcken verdreven was ~ twe galeijen van den grooten Hertogh van Toscanen ofte Florentien,1159 eñ vier van Genua, die van Malta sich altoos houdende ontrent, eñ tersijden van de spaensche galeijen, eñ sonderlingh de Capitanea, ofte hooft galeije der selve, die de Keijserinne was voerende de Keijserinne gelant1160 wesende sijn de galeijen geseijlt naer de have van Genua, vermits (voor Finael geen bequaeme haven wesende) aldaer niet seker en waeren1161 alleen die van Malta sich eenigen tijt int’ gesicht van de Genovesen vertoont hebbende, vertrocken naer de custe van Provence1162 in Vranckrijck, eñ dat ter oorsake1163 dat de Malthesers een Capiteijn van een genoveesche galeije op hun galeijen hebbende doen comen, de selve den baert, eñ het haer vant’ hooft schoon af hadden doen scheren als een slaeve, om die van de republiecke van Genua te affronteren,1164 eñ sich te vreken1165 van een affront dat haer van de genovesen was aengedaen >> i56. Wanneer in hun haven (vermits tempeest)1166 comende havenen,1167 saluerende int’ incomen met canon de forteresse ofte de sterckte van de stadt, naer behooren, de Genovesen (sluitende haer haven met een
1157
in occasie: Incidenteel. Rodes: Wellicht Rodès, Frankrijk. 1159 Hertogh van Toscanen ofte Florentien: Ferdinando II de' Medici (1610-1670) was van 1621 tot 1670 hertog van Toscane (Zie: ‘Ferdinando II de' Medici’ 2013). 1160 gelant: Aan land aangekomen. 1161 niet seker en waeren: Niet veilig waren. 1162 Provence: Provence, gebied in Frankrijk. 1163 ter oorsake: Doordat. 1164 affronteren: ‘Beleedigen, krenkend behandelen’ (WNT). 1165 vreken: Wreken. 1166 tempeest: Storm. 1167 havenen: In een haven gaan liggen. 1158
170
4653 4654 4655 4656 4657 4658 4659 4660 4661 4662 4663 4664 4665 4666 4667 4668 4669 4670 4671 4672 4673 4674 4675 4676 4677 4678 4679 4680 4681 4682 4683 4684 4685 4686 4687 4688 4689 4690 4691 4692 4693
keten) hun noch dwongen te salueren, ofte begroeten haer Capitanea, ofte hooft galeije, dreijgende in cas van refus1168 de Maltese galeijen in de gront te schieten soo dat de Maltesers door gewelt van dreijgementen mosten dansen naer de peijpen van de genovesen, waerom den Capiteijn van de Maltesers van den grooten meester van de ordre niet wierde bedanckt, seggende dat beter de galeijen hadden laten in de gront boren, de ordre soude die schaede wel hebben doen repareren, waerom dan de Capiteijn van de Malthesers noch ging leggen int gesicht van de genovesen om te sien, ofte over het affront hun aengedaen revengie, ofte weer vraeck1169 soude soeken te nemen, maer niemant te voorschijn comende sijn naer de custen van Vranckrijck als voorschreven geseijlt, de galeije die de Keijserinne voerde was aen alle canten seer costelijck vergult, sonderlingh van achteren gelijck mede de riemen, masten, eñ touwerck >> i57. De vloer van de camer dienende tot vertreck van de Keijserinne was met silver ingeleijt, de slaeven waeren int’ root damast1170 gekleet, geboort met goude passementen, de chaloup, ofte boot van de selve was mede seer costelijck vergult, de galeije was de geene, die voor dese hare Maiesteijts moeder tegenwoordige regerende Koninginne van Spanien1171 van Final naer Valentia haven, eñ hooft stadt van het coninckrijck van de selver naem in Spanien gelegen hadde overgevoert; dese galeije quaem leggen recht voor een brugge, die voor aen de see soo breet
1168
in cas van refus: ‘Weigering, weigerend antwoord’ (WNT). weer vraeck: Weerwraak, revanche. 1170 damast: ‘Een glanzig, eenkleurig weefsel, oorspronkelijk van zijde, later ook van wol, linnen of katoen, met ingeweven, meestal bloemige figuren’ (WNT). 1171 voor dese hare Maiesteijts moeder tegenwoordige regerende Koninginne van Spanien: Maria Anna (1634-1696) (zie: noot 1026: koninginne van Spanien). 1169
171
4694 4695 4696 4697 4698 4699 4700 4701 4702 4703 4704 4705 4706 4707 4708 4709 4710 4711 4712 4713 4714 4715 4716 4717 4718 4719 4720 4721 4722 4723 4724 4725 4726 4727 4728 4729 4730 4731
was, als de galeije, eñ van het lant al diep in see gemaeckt vermits de onbequaemheijt van de haven, dese brugge hadde aen weersijde, een balustrade groen geverft achter de welcke wat leger de garde1172 stonde, eñ eenige Spaniaerde door koste1173 passeeren wesende die passagie1174 op de see apart gemaeckt, eñ van de brugge gesepareert de brugge was vrij, eñ alleen dienende voor de passagie van de Keijserinne, de welcke don Ponxe de Leon gouverneur van Milan bij haer aen de galije >> i58. Hebbende doen comen is tegens den avont uijt hare galeije getreden, eñ over de brugge gecomen tot bij het lant passerende door een arque triumphale, die op het eijnde van de brugge stonde, waer bij gemaeckt was een capelleken, alwaer hare Maiesteijt incomende ontfingh de benedictie van den bisschop van Savona,1175 aen lant comende tradt hare Maiesteijt met haere Cameriera Maijore per interim1176 de Hartoghinne van Alburkerckque1177 (alsoo een ander in haer plaetse verwacht wort sij gaende voor onderconinginne met haer man naer het coninckrijck Sicilien) in eene carosse reijdende door de stadt recht naer de kercke om het te Deum Laudamus aldaer te horen singen, int’ debarqueren,1178 eñ marcheren over de brugge leunde de Keijserinne met haer lincker hant op den rechter arm van don Francesco de La Coeva duca de
1172
de garde: Vorstelijke lijfwacht. koste: Konden. 1174 passagie: Doorgang. 1175 bisschop van Savona: Stefano Spinola (?-?) was van 1664 tot 1682 bisschop van Savona (zie: ‘Liste der Bischöfe von Savona’ 2013). 1176 per interim: Tijdelijk. 1177 de Hartoghinne van Alburkerckque: Juana Francisca Díez de Aux y Armendáriz (?-?) was de vrouw van Francisco Fernández de la Cueva (1619-1676) (zie: noot 1140: maijor domodon Francesco…; : ‘Francisco Fernández de la Cueva’ 2014; ‘Lope Díez de Aux y Armendáriz’ 2013) 1178 debarqueren: Van boord gaan. 1173
172
4732 4733 4734 4735 4736 4737 4738 4739 4740 4741 4742 4743 4744 4745 4746 4747 4748 4749 4750 4751 4752 4753 4754 4755 4756 4757 4758 4759 4760 4761 4762 4763 4764 4765 4766 4767 4768 4769 4770
Alburkercque grand de Spagna, haren maijor domo, ofte opperhooft meester die vermits grand de Spagna was sijn hoet op hiel, Don Ponze de Leon gouverneur van Milaen gongh een weijnigh voor uijt aen de sijde van den Maijor domo den hertogh van Alburkerckque, bloots hoofts, eñ de Vrouw van den voors >> i59. Hertogh, als provisionele Cameriera Maijore, gingh recht achter de Keijserinne gevolght wordende van den voorderen treijn, daer naer volghde den Cardinael Colonna, de welcke als oudt sijnde wierde met een scheepken aen lant geroeijt, maer ontrent het lant comende, ordonneerden men hem weder naer de galeije soude roeijen men weet niet, ofte om pointilles misnoegen,1179 ofte swackheijt van lichaem geschiede, den Cardinael hadde bij sich een broeder, die half innocent1180 was genaempt den hertogh van Mars,1181 die sonder order liep, daer naer volghden de twe broeders van den Maijor domo hartogh van Alburkerckque, don Melchior de la Coeva1182 gedestineert tot Ambassadeur aen het Roomsche hof, en don Balthasar de la Coeva1183 gedestineert tot Ambassadeur aen het Keijserlijcke hof, haren broeder hertogh van Alburkerckque hebbende order de Keijserinne maer tot Trento op de frontieren van den Keijser te geleijden, alwaer de selve door den Cardinael de Hartogh wiert ingewacht van wegen den Keijser, om overgenomen, eñ voort naer Weenen >>
1179
pointilles misgenoegen: Nutteloos ongenoegen. innocent: Zwakzinnig. 1181 hertogh van Mars: Carlo Colonna (1607-1686) werd ‘Duke of the Marsi’ genoemd. Hij was een broer van Girolamo Colonna (1604–1666) (zie: noot 1124: Cardinael Colonna; ‘Filippo I Colonna’ 2014). 1182 Melchior de la Coeva: Melchor Fernández de la Cueva y Enríquez de Cabrera (1625-1686) (zie: ‘Francisco III Fernández de la Cueva‘ 2013; ‘Melchor Fernández de la Cueva y Enríquez de Cabrera’ 2014) 1183 don Balthasar de la Coeva: Baltasar de la Cueva y Enríquez de Cabrera (1626-1686) (zie: ‘Baltasar de la Cueva, Count of Castellar’ 2014; ‘Francisco III Fernández de la Cueva‘ 2013). 1180
173
4771 4772 4773 4774 4775 4776 4777 4778 4779 4780 4781 4782 4783 4784 4785 4786 4787 4788 4789 4790 4791 4792 4793 4794 4795 4796 4797 4798 4799 4800 4801 4802 4803 4804 4805 4806 4807 4808 4809 4810
i60. Geleijt te worden, eñ hij naer sijn onder coninckxschap van Sicilite reijsen, daer naer volghde de vordere suite, Don Ponze de Leon gouverneur van Milaen alsoo een luttel tijts bloots hooft gemarcheert hebbende gaf de Keijserinne een teecken aen haeren Maijor domo, dat den gouverneur soude doen decken die de selve doen door een teecken dede sijn hoet op setten, eñ aen lant comende gingen t’ samen sitten in de carosse van den gouverneur don Ponze de Leon volgende naer de kerck die van de Keijserinne, inde kerck bij den autaer comende dede beijde hunnen hoet af, naer het te Deum laudamus setten den Maijor domo sijn hoet wederom op, eñ int’ uijtgaen de Keijserinne wederom een teecken aen den Maior domo gevende dede den selven den gouverneur wederom decken, want anders sulckx niet en vermogchte1184 te doen inde presentie van de Keijserinne dochter van den Koninck sijn meester, vermits hij noch geen grande de Spagna was, die sulckx alleen geoorloft is, eñ sijn alsoo gegaen naer het logement van de Keijserinne, eñ van daer ider naer het sijne, dien avont >> i6i. Ende volgende nacht wierde de bagage ontscheept,1185 die seer costelijck was, vermits de Konincginne van Spanien de Keijserinne haer dochter, eñ Broeders Vrouw ofte schoonsuster1186 van alles wel uijtgerust heeft,1187 sonderlingh van iuwelen, onder andere een van een onweerdelijcken prijs, waerom de
1184
vermogchte: Toegestaan zijn om. ontscheept: Uitgeladen, aan land gebracht. 1186 Broeders Vrouw ofte schoonsuster: Eleonora Gonzaga (1630-1686) (zie: noot 502: Keijserinne Weduwe sijn…) was de stiefmoeder van Keizer Leopold I (1640-1705) (zie: noot 43: Koninck van Boheme) en de schoonzus van Maria Anna (16341696) (zie: noot 1026: koninginne van Spanien; ‘Eleonora Gonzaga (1630-1686)’ 2013). 1187 de Konincginne van Spanien de Keijserinne haer dochter, eñ Broeders Vrouw ofte schoonsuster van alles wel uijtgerust heeft: De koningin heeft haar dochter en schoonzus (moeder van haar toekomstige schoonzon) goed uitgerust. 1185
174
4811 4812 4813 4814 4815 4816 4817 4818 4819 4820 4821 4822 4823 4824 4825 4826 4827 4828 4829 4830 4831 4832 4833 4834 4835 4836 4837 4838 4839 4840 4841 4842 4843 4844 4845 4846 4847
Spaniaerden seggen de regerende Konincginne stief moeder van den Koninck is, eñ suster van de Jnfanten u Keijserinne, om dat haer dochter de Jnfante te veel heeft, eñ om dat de selve trouwt aen den Keijser, die haer Broeder is. De Keijserinne nu tot Final aengelant sijnde wierde naer alle kanten van den Milaenschen staet selfs oock naer Brescia1188 een stadt toecomende de Venetiaenen geschickt om peerden, muijlen,1189 karossen, rosbaeren, eñ wagens, die daer al een tijt langh te vergeefs gewacht hadden op de tijdinge1190 vant’ eerste ambarqueren van de Keijserinne, eñ wederom vertrocken waeren, horende, dat tot Barcelona was ingeloopen1191 (sonder te weten wanneer wederom t’ scheep soude gaen) het welcke doen oorsaeck was de Keijserinne niet spoedigh >> i62. De voordere voorgenome reijse nae Milaen conde vervolgen, onder tusschen vervaerdighde men tot Milaen de arque triumphalen, en andere toe bereijtselen1192 daer een tijt langh mede opgehouden was, om dat den regen die niet en soude bederven eer de Keijserinne quaem, wiens comste als doen onseker was, de Keijserinne tot Final gekomen sijnde, is den grave, eñ generael vant’ Keijsers leger Montecuculi1193 hare Maiesteijt wegen den Keijser aldaer te post1194 comen verwellekomen, eñ complimenteren1195 doch cito1196 te rugge door Milaen naer den Keijser mede te post vertroc-
1188
Brescia: Brescia, Italië. muijlen: Muilezels. 1190 tijdinge: Bericht. 1191 ingeloopen: Binnengegaan; Ingehaald. 1192 toe bereijtselen: Voorbereidingen. 1193 grave, eñ generael vant’ Keijsers leger Montecuculi: Raimondo Montecuccoli, of Montecucculi (1609-1680) was een italiaanse generaal van het Oostenrijkse leger (zie: ‘Raimondo Montecuccoli’ 2014). 1194 te post: ‘Snel, haastig’ (WNT). 1195 complimenteren (Complimenteeren): ‘Beleefde begroeting, begroetingsformaliteit’ (WNT). 1196 cito: Onmiddellijk, met spoed. 1189
175
4848 4849 4850 4851 4852 4853 4854 4855 4856 4857 4858 4859 4860 4861 4862 4863 4864 4865 4866 4867 4868 4869 4870 4871 4872 4873 4874 4875 4876 4877 4878 4879 4880 4881 4882
ken om haer Maiesteijts aenlanden1197 den Keijser bekent te maecken, den graeve Windesgraats1198 heeft sich mede ter stont naer hare Maiesteijt begeven om de selve op de reijs te volgen, den Marquis Spinola hertogh van Sesto1199 is op de tijdingh van hare Maiesteijts landen mede naer Final vertrocken om de selve te congratuleren, eñ complimenteren, den Prince Mathias1200 broeder van den grooten hertogh van Toscanen, ofte Florentien is de Keijserinne mede van wegen den Hartogh sijn broeder comen begroeten, maer is datelijck daer naer vertrocken sonder imant meer te besoecken, soo >> i63. Men seijde, om dat den titel van Altesse1201 begeerde, die de grandes de Spagna hem niet geven en wilden immers om de pointillet1202 met de grandes de Spagna af te sijn. Des Paus neef den Cardinael Chifi,1203 die al een tijt langh geleden veel duijsenden aen costen gedaen hadde, soo aen carossen, peerden, livrijen eñ sijn gevolgh oock het cruijs van den Paus al ontfangen hadde, om als Cardinael â latere1204 de Keijserinne van wegen den Paus sijn Oom te gaen complimenteren, wilde sich aen de Keijserinne doen excuseren, vermits (om de sieckt van den Paus) uijt Romen niet en dorste vertrecken, presenterende aen de Spaeniaerts soodanigen Cardinael tot dien selve eijnde te senden als de Keijserinne aengenaem soude sijn, maer daer
1197
aenlanden: Aankomst, aan wal komen. Windesgraats: Windisch-Graet, of Windisch-Grätz. Wellicht wordt hier graaf Gottlieb Amadeus van Windisch-Graetz (1630-1695) bedoeld (zie: ‘Gottlieb Amadeus von Windisch-Graetz’ 2014). 1199 Marquis Spinola hertogh van Sesto: Paolo Spinola (1628-1699) was marquis van Balbases en Hertog van Sesto en San Severino. De familie van deze Spaanse diplomaat is van Italiaanse afkomst (zie: ‘Paolo Spinola, 3rd Marquis of the Balbases’ 2014). 1200 Prince Mathias: Mattias de' Medici (1613-1667) was goeveneur van Siena en de broer van Ferdinando II de' Medici (1610-1670) (zie: noot 1159: Hertogh van Toscanen…; ‘Mattias de' Medici’ 2014). 1201 Altesse: Hoogheid. Altesse is het Franse woord voor hoogheid. 1202 om de pointillet: Door dat punt. 1203 Des Paus neef den Cardinael Chifi: Flavio Chigi (1631-1693) was van 1657 tot 1693 Kardinaal, deze functie kreeg hij van zijn neef Paus Alexander VII (zie: noot 822: Paus Alexander den…; ‘Flavio Chigi (1631-1693)’ 2014). 1204 Cardinael â latere: Kardinaal als afgevaardigde van de Paus. 1198
176
4883 4884 4885 4886 4887 4888 4889 4890 4891 4892 4893 4894 4895 4896 4897 4898 4899 4900 4901 4902 4903 4904 4905 4906 4907 4908 4909 4910 4911 4912 4913 4914 4915 4916 4917 4918 4919 4920 4921
liepen geestelijcke krullen onder,1205 soo dat met een expresse post wierde geantwoort dat men hem begeerden, eñ geen andere soude admitteren, de reden was om dat uijt begeren van een Koninck Van Vranckrijck heel tot Parijs toe sijnde gereijst, sij verstonden nu wel conde sijn devoir1206 doen aen een Keijserinne, die nu alreets in Jtalien was niet gelovende aen1207 de sieckte van den Paus, die echter niet wel eñ was geweest, maer doen beter, daer >> i64. Op wiert geseijt den Cardinael naer Trento soude comen om aldaer in dat gedeelte van de stadt dat Duijtslant is het compliment af te leggen ende de ceremonien met den Maijor domo van de Keijserinne den Duca de Alburkercque grand de Spagna af te wesen, de welcke daer sijn afscheijt moste nemen als voorschreven is, onder tusschen quaemen de gedeputeerdens1208 van alle steden de Keijserinne verwellecomen onder andere die van Milaen, in welckers audientie iet kluchtighs1209 voor viel, want een van de troepe willende een nederige reverentie maecken bracken de knoopen van sijn broeck waer door perijckel liep van int’ hemt te staen de Keijserinne dit siende begoste te lachen eñ dit geschiedende ter wijlen den Orator ofte den geene die het woort voor alle soude doen sijn reden begoste soo raeckte de selve1210 soo confus, dat niet een woort coste voortbrengen, menende de Keijserinne hem uijtlachten alsoo niet gesien ofte geve[t/s]lerteert1211 hadde op het geene sijn confrater1212 wedervaren
1205
liepen geestelijcke krullen onder: Verdere informatie over ‘liepen geestelijcke krullen onder’ is niet achterhaald. devoir: Plicht. Devoir is het Franse woord voor plicht, verplichting, recht. 1207 gelovende aen: Gelovende in. 1208 gedeputeerdens: Afgevaardigden. 1209 kluchtighs: Grappigs. 1210 de selve: De orator. 1211 geve[t/s]lerteert: Onduidelijk geschreven. Verdere informatie over ‘geve[t/s]leert’ is niet achterhaald. 1212 confrater: ‘Iemand die hetzelfde ambt bekleedt, (…) collega’ (WNT). 1206
177
4922 4923 4924 4925 4926 4927 4928 4929 4930 4931 4932 4933 4934 4935 4936 4937 4938 4939 4940 4941 4942 4943 4944 4945 4946 4947 4948 4949 4950 4951 4952 4953 4954 4955 4956 4957 4958 4959 4960
was, soo dat don Ponze de Leon gouverneur van de stadt, eñ den staet van Milaen het woort op naem, eñ hare Maiesteijt moste vertoonen die heeren de gedeputeerdens van de getrouwe >> i65. Stadt van Milaen waeren. Den 6 September is don Balthasar de la Coeva, die voor Ambassadeur van Spagnien naer het Keijserlijkhof gaet tot Milaen gearriveert gevolght wordende van meer dan vijftigh schoone carossen met ses peerden behalven die door minder getrocken wierde, sijn bagage wiert van muijlen gedraegen de stocken1213 die men woelt om de touwen die de bagage op de muijlen vast binden om de selve te vaster te sluijten waeren alle van massif silver.1214 den Cardinael Colonna, een tijt langh onpasselijck1215 geweest sijnde met coortse, eñ daer op van een catarre1216 overvallen wordende is tot Final overleden sonder de Keijserinne tot Milaen te geleijden, ofte de incomste, eñ onthaelingh aldaer te sien, sijnde om die saken naer Spanien gereijst, alwaer oock langh is opgehouden geweest door het continuel uijtstellen vant’ vertreck van de Keijserinne, de stadt van Milaen tijt langh vervult sijnde geweest met uijtheemsche, ofte uijtlanders heeft ider seer beginnen te verlangen naer het opbreken1217 van de Keijserinne vant’ Finael, die eijndelijck Den 7 dito van Final tot Alexandria1218 >> i66. Een stadt van den staet van Milaen
1213
stocken: Stokken. de stocken die men woelt om de touwen die de bagage op de muijlen vast binden om de selve te vaster te sluijten waeren alle van massif silver: De stokken die men ronddraait, zodat het touw dat eraan vast zit strakker gaat zitten, waren van massief zilver. Met het touw zit de bagage vast, en dus wordt de bagage dichter op elkaar gebonden. 1215 onpasselijck: Ziek. 1216 catarre (cattere): ‘Zinking, gevatte koude’ (MNW). 1217 opbreken: Vertrekken. 1218 Alexandria: Alessandria, Italië. 1214
178
4961 4962 4963 4964 4965 4966 4967 4968 4969 4970 4971 4972 4973 4974 4975 4976 4977 4978 4979 4980 4981 4982 4983 4984 4985 4986 4987 4988 4989 4990 4991 4992 4993 4994 4995 4996 4997 4998 4999 5000 5001 5002
aengecomen is, alwaer mede arque triumphalen gemaeckt waren, daer deselve door passeerden. Den 9 dito quaem de selve tot Pavia, alwaer den i0 dito gerust hebbende quaem Den ii dito des middaghs in het clooster vañ chartreusen, ofte Cathuijsers van Pavia dat uijtnemende schoon is, van waer des naer middaghs tegens den avont tot Milaen arriveerden, des naer middagh op de plaetse van den Dom voor t’ paleijs comende sagen dat van buijten het heele paleijs om hoogh veele uijtstekende kandelaers waren gestelt in de welcke witte wasse flambouwen stonden op het pleijn van t’ paleijs comende sagen aldaer aencomen menichte muijlen met bagage hangende aen weersijden een koffer ofte kist, eñ meer, ofte andere nootsakelijckheden boven overdeckt met tapeijten cleden daer in staende alleen het wapen van den Koninck Van Spanien, ofte van andere groote wiens bagage het was, de bagage die int’ paleijs niet en moste wesen wierde datelijck van daer versonden ter plaetse de eijgenaers gebilletteert1219 waren, hier op sijn wij met meerder geselschap >> i67. Jn een carosse gereden naer buijten de poorte, daer de Keijserinne passeren moste, daer comende begost het te blixemen, donderen, eñ dapper1220 te regenen, doch naer dat dit ophiel,1221 eñ noch een tijt langh gewacht hadden (siende ondertusschen noch eenige bagage passeren) quaemen doen aendraeven twe eñ veertigh koetsen met ses peerden behalven van minder peerden, eñ drie en twintigh rosbaeren in een van de voorste was den gouverneur van Milaen don Ponze de Leon,
1219
gebilletteert (biljetteeren): ‘Iemand ergens laten inwonen of zijn intrek laten nemen’; ‘Eigenlijk. Soldaten voorzien van biljetten op vertoon waarvan zij bij burgers hun intrek kunnen nemen’ (WNT). 1220 dapper: Flink. 1221 ophiel: Ophield.
179
5003 5004 5005 5006 5007 5008 5009 5010 5011 5012 5013 5014 5015 5016 5017 5018 5019 5020 5021 5022 5023 5024 5025 5026 5027 5028 5029 5030 5031 5032 5033 5034 5035 5036 5037
in een andere de Prince de Colonna, eñ soo voorts, de rosbaren (wesende alle vermits den regen bekleet) waren vol Spaensche donnas, ofte dames, de ionge alle op de maniere van de campagnie geaccommodeert,1222 hebbende fluwele mutskens met pluijmen op het hooft met meer andere aerdicheden, daer was veel iongh bruijn goetie,1223 dat seer schoon was, wesende wel besneden, eñ blanck van aensicht, eñ hebben een levendigh oogh,1224 eñ vriendelijck gesicht groetende alle die haer salueerden met een sonderlinge1225 beleeftheijt, eñ grinselende toegedaenheijt,1226 het iongste goetie was onvervalst,1227 maer daer den douw1228 wat af was die waren ooghsienlijck1229 geblancket,1230 dat in Spagnien gemeen is >> i68. De Carossen, eñ rosbaren alsoo door malcanderen, eñ den een naer den anderen gepasseert sijnde quaem een compagnie ruijters van den staet van Milaen alle in blancke harnassen,1231 eñ wapenen waer van de trompetters bloesen,1232 den officier gesalueert wordende avanceerde het gevest van sijn degen (die hij bloot in de hant hadde) naer sijn mont in maniere van het selve te kussen, voor uijtreijdende hadde goede minen1233 meest alle de ruijters waren braeve,1234 eñ kloecke1235 mannen wesende een schoone, eñ stercke compagnie, dese wierde gecommandeert halte te houden, tot dat de Keij-
1222
geaccommodeert: Uitgedost, aangepast. iong bruin goetie: Jonge bruine brave kinderen. 1224 hebben een levendigh oogh: Hebben sprankelende oogen; keken levendig uit hun ogen. 1225 sonderlinge: Buitengewone. 1226 grinselende toegedaenheijt: Bruisende genegenheid. 1227 onvervalst: Zuiver, niet opgemaakt. 1228 douw: Jongheid. 1229 ooghsienlijk (Oogzienlijk): Duidelijk. 1230 geblancket: Bepoederd, met wit poeder opgemaakt. 1231 blancke harnassen (blank): Als vaste combinatie, harnas; harnas dat ‘blinkend en glad aan de oppervlakte’ (WNT) is. 1232 bloesen: Bliezen. 1233 minen: Verdere informatie over ‘minen’ is niet achterhaald. 1234 braeve (braaf): Dapper. 1235 kloecke (kloek): ’Groot en flink’ (WNT). 1223
180
5038 5039 5040 5041 5042 5043 5044 5045 5046 5047 5048 5049 5050 5051 5052 5053 5054 5055 5056 5057 5058 5059 5060 5061 5062 5063 5064 5065 5066 5067 5068 5069 5070 5071 5072 5073 5074 5075 5076
serinne naderde, de welcke geavanceert wesende sijn de ruijters voort gereden volgende achter aen den Luijtenant mede met den blooten degen in sijn hant, eñ quaem als doen don Francesco de la Coeva hertogh van Alburkerckque gedestineerde onderkoninck van het coninckrijck Sicilie (die de fraeijste van aensicht niet eñ was) met sijn broeder don Melchior de la Coeva gedestineerde Ambassadeur aen het pauselijck hof, eñ noch eenige andere groote Heeren, waer op dan volghden de Keijserinne in een sware spaensche coetse met gewast1236 lijwaet overdeckt (wesende den hemel ront) >> i69. Getrocken van ses witte peerden de coetsiers reijdende bloots hoofts hare Maiesteijt sat alleen voorwaerts bekledende1237 met hare guarda infante de hele plaetse, tegen haer Maiesteijt over sat mede alleen de Hartoginne van Alburkerckque hare Maiesteijts provisionele opperstaet Joffrouw, de Keijserinne was in swarte seijde gekleet vermits den rouw van den Koninck van Spagne, hare Maiesteijts Heer vader.1238 Hare Maiesteijt was schoon blont, wit van vel, een weijnigh1239 langhachtigh1240 van aen sicht, geen groote noch dicke lippen hebbende, t’ welck nochtans aen den huijse van Oostenrijck eijgen is, soo dat affirmere hare maiesteijt schoon te sijn, maer vermits de ionge iaeren (als1241 maer vijfthien iaren compleet hebbende)1242 was hare maiesteijt kleijn van gewas, eñ wat tenger van gelijcken, wat bleeck van couleur, eñ dat
1236
gewast (wassen): ‘Met was bestreken of doordrenkt, inz[onderheid] om hetgeen men erin wikkelt te beschermen tegen vocht, bederf, aantasting door aasdieren’ (WNT). 1237 bekledende: Bedekkend. 1238 Heer vader: Haar vader. De overleden Spaanse koning Filips IV (1605-1665) (zie: noot 485: Koninck van Spanien). 1239 een weijnigh: Niet erg. 1240 langhachtigh: Langachtig; lang(werpig). 1241 als: Toen. 1242 vijfthien iaeren compleet hebbende: 15 jaar oud zijnde.
181
5077 5078 5079 5080 5081 5082 5083 5084 5085 5086 5087 5088 5089 5090 5091 5092 5093 5094 5095 5096 5097 5098 5099 5100 5101 5102 5103 5104 5105 5106 5107 5108 5109 5110 5111 5112 5113 5114 5115 5116 5117 5118 5119
vermits de coortse die hare Maiesteijt onlanghs gehadt hadde (noch wesende in de have van Denia in Spagne) hebbende anders een gesonde couleur, volgens affirmatie der geene,1243 die hare Maiesteijt een tijt langh te voren in Spagne gesien hadden, eñ al hoe wel dit maer een simple incomste was, soo nochtans waeren de wegen vol volck roepende oock eenige >> i70. Viva la Measta de L’Jmperatrice dat is langh leve hare Maiesteijt de Keijserinne, hare Maiesteijt gepasseert sijnde volghde datelijck eenige trompetters blaesende, eñ daer op een schoone, eñ groote compagnie lanciers1244 van wel gemaeckt volck gewapent met blancke harnassen hebbende ider aen sijn lancie een sijde vaenken waer in stonde het wapen van den gouverneur van Milaen blinckende van silver eñ gout den overste1245 hadde seer goede minen houdende den degen mede bloot in de hant eñ groetende avanceerden mede het gevest naer sijn mont, achter aen volghde den Luijtenant mede met den blooten degen in de hant, daer op volghde een menichte van carossen met ses peerden, eñ minder getal. de Keijserinne ontrent de stadt comende keerden van de groote wegh af buijten de stadt om passerende door de porta di sant Celso, ofte de poort van Sint Celsus, niet passerende door de poorte van Pavia, om dat die gereserveert was voor de groote entree, ofte incomste staende langs de selve alle de arque triumphalen, hare Maiesteijt gecomen wesende aen de Madona di Sant Celso, ofte bij onse lieve Vrouw van >> i7i.
1243
der geene: Van degene. lanciers (lansdier): ‘Benaming voor zekere met de lans bewapende kavalleristen’ (WNT). 1245 den overste: Bevelhebber. 1244
182
5120 5121 5122 5123 5124 5125 5126 5127 5128 5129 5130 5131 5132 5133 5134 5135 5136 5137 5138 5139 5140 5141 5142 5143 5144 5145 5146 5147 5148 5149 5150 5151 5152 5153 5154 5155 5156 5157 5158 5159 5160
Sint Celsus (wesende een seer schoone kerck van binnen, eñ van buijten staende in de buijtenste stadt tusschen de twe poorten) is aldaer afgegaen in de kerck om haer gebet te doen, t’ welck gedaen hebbende, eñ wederom in de coetse tredende, is tusschen lichten, eñ donckeren door1246 de groote stadt gereden, alwaer over al in de straeten, daer passeerde lichte boven uijt de huijse gesteecken waren1247 comende eijndelijck in het paleijs, dat voor hare Maiesteijt teenemael gemeubleert was, om hoogh buijten het paleijs was bij elcke venster een uijtstekende kandelaer gestelt1248 met een witte flambeau, die op hare Maiesteijts aencomste alle aengesteken waren t’ welck veroorsaeckte dat het op het pleijn, eñ van buijten het paleijs dagh scheen te sijn, daer waren in het paleijs veele groote Dames1249 om hare Maijesteijt aldaer te sien. wanneer hare Maiesteijt van de groote wegh af naer de andere poort keerden, meenden wij door de groote wegh de stadt in te reijden, eñ voor het paleijs te wesen, eer hare Maiesteijt daer conde sijn, het welck ons oock soude geluckt hebben vermits hare Maiesteijt int’ incomen van de stadt, als voorschreven is, haer >> i72. Gebet dede, maer comende ter plaetse daer hare Maiesteijt van de groote wegh gekeert was, vonden al daer over dwars van de groote wegh een carosse staen, die seijde ordre1250 te hebben niemant langes die wegh te laten passeeren, daer wij aen twijfelde, maer mosten het gelooven om dat andersins een groote absurditeijt, eñ
1246
tusschen lichten, eñ donckeren door: In de schemer. gesteecken waren: Staken. 1248 gestelt: Geplaatst. 1249 groote Dames: Welgestelde, voorname dames. 1250 ordre: Order, opdracht. 1247
183
5161 5162 5163 5164 5165 5166 5167 5168 5169 5170 5171 5172 5173 5174 5175 5176 5177 5178 5179 5180 5181 5182 5183 5184 5185 5186 5187 5188 5189 5190 5191 5192 5193 5194 5195 5196 5197 5198 5199 5200 5201 5202
stoutheijt1251 soude geweest sijn, met een carosse alleen soo menighte carossen van den grooten, eñ ordinarische wegh af te snijden welcke order soo gegeven is geweest, apparent gedient heeft om te beletten dat daer geen carossen op de plaetse, eñ pleijn vant’ paleijs voor de aencomste van de Keijserinne soude sijn, eñ alsoo de passagie beletten, soo dat wij nevens een coetse met ses peerden, die daer langes (apparent met het selve desseijn)1252 mede meende te passeren, genootsaeckt waren te volgen den wegh die de Keijserinne gereden was, eñ onder wegen te arresteren1253 ofte stil te houden tot de Keijserinne haer gebet gedaen hadde alsoo geen coetsen voorbij mochten in de eerste poorte comende sagen daer een compagnie borgerije in de wapenen >> i73. Jnde twede stadt gecomen sijnde hadden wij niet tijts genoech om langes een andere wegh te rijden tot voor het paleijs eer hare Maiesteijt daer was, soo dat als wij daer quaemen de selve al op het pleijn vant’ paleijs gereden was, ende de groote plaetse voor den Dom, en het paleijs vol karossen vonden, aldaer sagen wij diverse carossen die den anderen meenden om verre te rijden, onder andere was daer een, de welcke, soo omgevallen hadde, een man soude verplettert hebben, die de coetse niet wijcken en conde, gelijck dien avont een ander man over reden, eñ gedoot is, wij dit siende gongen weer naer onse coetse, daer uijt curieusheijt uijtgetreden waren,1254 eñ reden weer naer ons logement, ons contenterende,1255 van het geene dien dagh van het simpel in comen
1251
stoutheijt: Brutaliteit. desseijn: Plan, doel. 1253 arresteren (arresteeren): Tegenhouden. 1254 daer uijt curieusheijt uijtgetreden waren: Waar we uit nieuwsgierigheid uitgestapt waren. 1255 contenterende: Tevreden stellende, vergenoegende. 1252
184
5203 5204 5205 5206 5207 5208 5209 5210 5211 5212 5213 5214 5215 5216 5217 5218 5219 5220 5221 5222 5223 5224 5225 5226 5227 5228 5229 5230 5231 5232 5233 5234 5235 5236 5237 5238 5239 5240 5241 5242
gesien hadden, eñ principalijck van hare Maiesteijt in Milaen te sien, daer van ons, eñ van andere noch langer met groote patientie verwacht was geweest,1256 hopende solemnele intrede, (vermits den grooten regen alle toebereijtselen bedorf, eñ den winter hare Maiesteijt, die noch naer Weenen moste reijsen, op handen was) nu wel >> i74. Haest soude volgen, eñ wij alsoo onse reijse (waer van het saisoen begoste te verloopen) vervolgen. Den i2 dito uijt gerust hebbende is hare Maiesteijt, den i3 des naer middaghs gaen visiteren1257 een adelijck convent genaempt Guastalla van geestelijcke Joffrouwen die echter mogen uijtgaen wesende een sperie van Canonikersen1258 in Neerlant, haere Maiesteijt rede in de coetse daer mede in de stadt gecomen was, wesende die noch als voren om het quaet weder1259 met groen gewast lijwaet bekleet, van binnen was alles van gout groen laecken wordende getrocken van ses schoone eñ groote peerden die wij voor napolitaensche1260 aensagen wij sijn naer dat convent met een karosse gereden, maer vindende daer groote menichte van carossen, eñ menschen, eñ oordelende het wel avont, eñ consequentelijck doncker soude sijn, eer da[x]1261 hare Maijesteijt de Keijserinne daer wederom uijt soude comen (waer door wij hare Maiesteijt niet te degen1262 souden comen sien) sijn wij gereden naer het paleijs, eñ met een bekenden Spaniaert gegaen in de Antichambre van de Keijserinne alwaer wij eenige spaensche
1256
daer van ons (…) met groote patientie verwacht was geweest: Waarop, door ons, met groot geduld gewacht was. visiteren: Bezoeken. 1258 sperie van Canonikersen: Soort van kanunniken. 1259 quaet weder: Slechte weer. 1260 napolitaensche: Napolitaners zijn paarden van een bepaald soort ras. 1261 da[xx]: Er zou dat of daer kunnen staan. 1262 te degen: Naar behooren; Vandaag. 1257
185
5243 5244 5245 5246 5247 5248 5249 5250 5251 5252 5253 5254 5255 5256 5257 5258 5259 5260 5261 5262 5263 5264 5265 5266 5267 5268 5269 5270 5271 5272 5273 5274 5275 5276
eñ italiaenschen heeren onderhielden1263 tot dat de Infante quam wesende vrij laet (vermits in dat convent met een >> i75. Comediken,1264 en colation1265 was geregaleert1266 geweest, den tijt van comste [xxx]kende1267 wierden de draegh stoelen naer beneden gebrocht1268 ter plaetse hare Maiesteijt van de carosse moste treden maer de selve afgetreden sijnde begeerde niet gedraegen te worden, gelijck mede int’ uijtgaen, seggende ick wil dat de menschen mij sien: ontrent de antichambre comende sagen wij witte brandende flambouwen voor uijtdraegen waer op den marchese, ofte marquis de la Guardia1269 voor uijt quam marcheren, eñ daer naer recht voor de Keijserinne quaem den Hertogh van Alburkerckque hare Maijor domo om hebbende een langemantel waer op de Keijserinne datelijck volghden leunende met hare rechter hant op den lincker arm van den soon van den voors Marquis de la Guardia1270 die voor uit gingh, een fraeij iongelingh van hare Maiesteijts iaren, de welcke aen hadde een swart armesijne1271 getailleert, ofte gepiekeert1272 kleet over een groote guarda infante, soo dat genootsaeckt was sich te draeijen ofte keren de deure passerende die seer groot was een weijnigh1273 naer de Keijserinne (die seer wel bij de keerse ofte het licht pareerde) volghde de doch-
1263
onderhielden (onderhouden): Bezighouden. Comediken: Toneelstukje. 1265 colation (collation: Een (eenvoudige) feestelijke maaltijd. 1266 geregaleert (regaleeren): Trakteeren. 1267 [xxx]kende: Onduidelijk geschreven. Wellicht, Verkende. Verkende: Vernemende. 1268 gebrocht: Gebracht. 1269 marquis de la Guardia: Wellicht Giovanni Della Marra (?-1696) werd in 1656 hertog van Guardia Lombardi (zie: ‘Guardia Lombardi‘ 2014). 1270 den soon van den voors Marquis de la Guardia: Zoon van Giovanni Della Marra (?-1696) (zie: noot 1269: marquis de la…). Verdere informatie over ‘den soon van (…) de la Guardia’ is niet achterhaald. 1271 armesijne, armosin, armosijn (armozijn): ‘Benaming voor eene soort van zijdestof of taf, naar men meent, uit het Oosten ingevoerd en later ook in Europa vervaardigd’ (WNT). 1272 gepiekeert: Genaaid. 1273 een weijnigh: Kort; vlak. 1264
186
5277 5278 5279 5280 5281 5282 5283 5284 5285 5286 5287 5288 5289 5290 5291 5292 5293 5294 5295 5296 5297 5298 5299 5300 5301 5302 5303 5304 5305 5306 5307 5308 5309 5310 5311 5312 5313 5314 5315 5316
ter van den spaenschen hertogh1274 van Monroij1275 die getrouwt is met een neerlansche >> i76. Dame,1276 nevens noch vier a vijf andere staet Joffrouwen seer schoon, eñ iongh onder anderen een kleijntien, dat seer aerdigh was, naer dese volghde een gouvernante1277 van de Staetioffrouwen hebbende voor een witte slabbe, ofte lijwaet bij naer gekleet als een nonne, wesende het habeijt van de Spaensche weduwen van qualiteijt.1278 het was ver maeckelijck om sien hoe die spaensche Donnaes met hare guarda infanten swierden eñ draeijden, wanneer door de deur seijlden, Den Marquis de grandes afgesonden van den Keijser om de selve te verwellecomen van wegen de Maiesteijt sijn meester, eñ de reijs te voorderen wesende mede op die tijt inde antichambre, retireerde sich naer de appartementen ofte vertrecken van de Keijserinne. Den i4 tegens den avont is hare Maiesteijt gaen besoecken de Nonnen ofte Religieusen van Sant Paulo delle Monache ofte van Sint Pauwels vañ Nonnen int’ welcke niet dan adelijcke Dames sijn onder de welcke veel graeve, eñ marquise dochters sijn, gelijck mede in dat van Guastalla, maer dese sijn beslo ten, daer die van Guastalla mogen uijtgaen, daer wierde een tijt langh te voren guardes1279 gesonden om de passagie naer het clooster te bewaeren >> i77 Ende voor te comen de confusie1280 die den voorgaenden dagh in het clooster van
1274
dochter van den spaenschen: Verdere informatie over ‘dochter van den spaenschen’ is niet achterhaald. hertogh van Monroij: Verdere informatie over ’hertogh van Monroij’ is niet achterhaald. 1276 een neerlansche Dame: Verdere informatie over ’een neerlansche Dame’ is niet achterhaald. 1277 gouvernante: Hoofd; ‘Eene vrouw, aan wie de opvoeding en het onderwijs van kinderen is toevertrouwd’ (WNT). 1278 weduwen van qualiteijt: Weduwe van welstand. 1279 guardes: Wachters. 1280 Ende voor te comen de confusie: En de verwarring te voorkomen. 1275
187
5317 5318 5319 5320 5321 5322 5323 5324 5325 5326 5327 5328 5329 5330 5331 5332 5333 5334 5335 5336 5337 5338 5339 5340 5341 5342 5343 5344 5345 5346 5347 5348 5349 5350 5351 5352 5353 5354 5355 5356 5357 5358 5359
Guastalla geweest was, daer waren menichte menschen op alle passagien van de straeten, eñ menichte carossen, oock eenige Cavaliers te peert, sittende op costelijcke peerden. den contestabile colonna1281 was daer mede in sijn carosse rijdende, onder de welcke seer uijtmunte, die van den Hertogh van Sesto uijt den huijse van Spinola wesende groot, eñ alles vergult eñ root geverft van binnen eñ buijten seer costelijck geborduert, den hartogh van Alburkerckque Maijor domo quaem voor aen met sijn broeders, eñ den Soon van den Marquis de la Guardia, die de Keijserinne daeghs te voren geleijt hadde, te samen in een coetse getrocken van ses groote peerden gevolght wordende door een menichte spaensche dienaers, daer naer volghden een officier te peert, eñ daer naer quaem de Keijserinne met de selfde koets daer daeghs te voren mede int’ andere clooster hadde geweest wordende getrocken door ses groote, eñ schoone swarte peerden gaende te twe voorste verre voor uijt, de koetsier als mede een menichte van gevolgh1282 (waer van >> i78. Een gedeelte op paste dat de tuijgen niet en verwarden vermits de voorste peerden als voors is soo verre voor uijt gingen) waren alle bloots hooft hare Maiesteijt sat, gelijck int’ incomen rijdende voorwaets, eñ hare Cameriera Maijore de Hertoginne van Alburkerckque achter waerts, een Spaniaert nevens de koets gaende gaft1283 hare Maiesteijt een boeck daer de selve in sach, ons dochte de selve bij daegh noch schoonder, eñ van vrolijck humeur te sijn, hare Maiesteijt volghden (in andere carossen,
1281
contestabile colonna: Verdere informatie over ‘contestabile colonna’ is niet achterhaald. een menichte van gevolgh: Een grote hoeveelheid volgelingen, personen die bij de koets horen. 1283 gaft: Gaf. Lezing van ‘gaft’ is onzeker, ft is niet helemaal te lezen. 1282
188
5360 5361 5362 5363 5364 5365 5366 5367 5368 5369 5370 5371 5372 5373 5374 5375 5376 5377 5378 5379 5380 5381 5382 5383 5384 5385 5386 5387 5388 5389 5390 5391 5392 5393 5394 5395 5396 5397 5398 5399 5400 5401
door vier peerden getrocken) de staet ioffrouwen, die merendeel van hare Maiesteijts iaren1284 waeren, sittende drie alleen in een koetse, eñ dat een voor een vermits de guarda infanten soo groot sijn dat geen twe te gelijck siten en konnen, daer naer volghde in een carosse door twe peerden getrocken een oude Matrona1285 wesende de gouvernante van de staet ioffrouwen sijnde weduwen eñ oversulckx met wit lijwaet gekleet als voorschreven is, welck kleetsel de regerende Koninginne van Spagnie sedert de doot van den Koninck Van Spanien mede aengenomen heeft. >> i79. Den i5 dito is in Milaen gecomen den Ambassadeur van Parma geaccompagineert van 3i carossen met ses peerden Den i6 dito oeffende de Keijserinne sich binnens paleijs int’ peerdt rijden ~ om hare solemnele intrede, ofte incomste binnen Milaen te peerdt te doen. Den i7 dito waren alle de winckels aldaer gesloten sijnde het iaer getijde van Philippus den vierden Koninck van Spagnien, eñ Hartogh van Milaen, de welcken dien selven dagh int’ voorleden iaer,1286 overleden was, dien dagh is hare Maiesteijt vermits het voorschreve niet uijt het paleijs geweest. Den i8 dito naer middagh gingh hare Maiesteijt besoecken de Nonnen vant’ Adelijck clooster genaempt convento maggiore, ofte het groot convent, in soodanige order, eñ de equipage,1287 als de vorige daegen de andere cloosters, ofte conventen besocht hadde. Den i9 dito des voormiddaghs sagen wij in de groote sael van het paleijs een costelijcke calesse,1288 waer mede men seijde hare
1284
van hare Maiesteijts iaeren: Even oud als hare majesteit. Matrona (matrone): ‘Eene deftige, eenigszins bejaarde vrouw, getrouwd of weduwe’ (WNT). 1286 voorleden iaer: Vorige jaar. 1287 equipage: Uitrusting van rijtuigen. 1288 calesse (kales): ‘Een vierwielig rijtuig, met of zonder neerslaande kap’ (WNT). 1285
189
5402 5403 5404 5405 5406 5407 5408 5409 5410 5411 5412 5413 5414 5415 5416 5417 5418 5419 5420 5421 5422 5423 5424 5425 5426 5427 5428 5429 5430 5431 5432 5433 5434 5435 5436 5437 5438 5439 5440 5441 5442 5443
Maiesteijt haer intrede doen soude, naer den eten quaem den ambassadeur ṽ Parma1289 t’audientie gevolght van eenige carossen om de Keijserinne over haer houwelijck1290 te congratuleren van wegen den Hartogh Van Parma, eñ Piacenza sijn meester1291 >> i80. Des naer de middaghs saegen wij van hare Maiesteijts audientie comen eenige van de grootste dames van Milaen, tegens den avont gongh hare Maiesteijt besoecken de Nonnen van Santa Martha, de staet Joffrouwen quaemen eenige tijt voor uijt daer op volghde hare Maiesteijt leunende met haer rechter hant op de lincker arm van den soon van de Marquis della guardia, als in vorige besoecken, uijt de sael comende stonden daer eenige gemeene vrouwen, die knielende, hare Maiesteijt presenteerden memoriali, ofte supplique,1292 dat is versoecken ofte requesten, welcke hare Maiesteijt alle met beleeftheijt ontfingh, maer de hant vol hebbende gaf die aen een Spaenschen Heer, die voor hare Maiesteijt gingh, maer hare Maiesteijt, menende nu alle voldaen hadde, eñ willende avanceren is noch een vrouw op haer knien gevolght, de welcke hare Maiesteijt siende volgen ontfingh het request al lachende gevende het mede aen die Spaenschen Heer, de Reste gingh met de selve order als voor desen was uijtgegaen, eñ alsoo hare Maiesteijt genootsaeckt was met dese requesten, sich >> i8i. Daer wat te vertoeven soo hadde wij occasie hare Maiesteijt (alsoo
1289
ṽ Parma: Van Parma. houwelijck: Huwelijk. 1291 Hartogh Van Parma, eñ Piacenzha sijn meester: Hertog van Parma en Piacenza: zijn meester. 1292 memoriali, ofte supplique (supplicatie): Verzoekschrift. 1290
190
5444 5445 5446 5447 5448 5449 5450 5451 5452 5453 5454 5455 5456 5457 5458 5459 5460 5461 5462 5463 5464 5465 5466 5467 5468 5469 5470 5471 5472 5473 5474 5475 5476 5477 5478 5479 5480 5481 5482 5483 5484 5485
rakende1293 bij ons stonde) bij lichten met stade te besichtegen,1294 bevindende de selve teenemael schoon eñ van een vrolijck wesen, blont, eñ blanck niet te veel gelipt als het merendeel vant’ huijs Oostenrijck, hare Maiesteijt was vrij bloot voor, eñ achter, eñ bloot haers gelijck in Spagnien de manier is, eñ costen wij sien hare Maiesteijt wat aenborstigh begonde te worden.1295 Den 20 dito sijn wij naer het paleijs gegaen om de Keijserinne te sien eten, inde antichambre comende vonden die vol menschen, waer door eenige wederom mosten retireeren, wij nevens de andere wierden ingelaeten in een camer alwaer wij saegen de Keijserinne onder een costelijck verhemelsel audientie geven aen den Ambassadeur van de Hartoginne weduwe van Modena, de welcke eerst maeckte eenige reverentie, eñ voor de Keijserinne comende knielde met sijn een been, sijn reden gedaen hebbende leverden over sijne credentie brieven1296 in handen van de Keijserinne, naer >> i82. T’ welcke noch een kleijne rede gevoert hebbende knielden wede rom, eñ kuste de hant van hare Maiesteijt de Keijserinne, waer naer wederom op sijn oude plaetse achterwaerts uijt gekeert sijnde knielde wederom, kerende daer naer wederom met de selve ceremonien, eñ reverentien uijt de audientie sael, waer mede wij wederom naer de antichambre keerden, ondertusschen de Keijse-
1293
rakende: In handbereik. met stade: Rustig. 1295 aenborstigh begonde te worden: Borsten begon te krijgen. 1296 credentie brieven: Geloofsbrief: Een brief die aantoont dat iemand bevoegd is om als vertegenwoordiger op te treden. 1294
191
5486 5487 5488 5489 5490 5491 5492 5493 5494 5495 5496 5497 5498 5499 5500 5501 5502 5503 5504 5505 5506 5507 5508 5509 5510 5511 5512 5513 5514 5515 5516 5517 5518 5519 5520 5521 5522 5523 5524 5525 5526
rinne aen de tafel gegaen sijnde wierden wij van den Maijor domo, ofte opperhooftmeester van den Hertogh van Alburkerckque ( die maijor domo, ofte opperhooftmeester van de Keijserinne is, als voors) dragende de goude sleutel geadmitteert om de Keijserinne opentlijck te sien eten in hare Maiesteijts eet saele, alwaer de selve sat op een hoogh root fluweel kussen, als een oorcussen, geboort met brede goude passementen, eñ groote afhangende goude, eñ rode quasten,1297 het cussen leggende op der aerde sonder stoel, gelijck dat int spaensche hof de manier is, soo dat hare Maiesteijt seer leegh >> i83. Sat onder een costelijck verhemelsel van gout, silver, eñ andere couleuren gebloemt laken, tegen hare Maiesteijt over sat een staet Joffrouw die de selve diende,1298 eñ de schotelen, wanneer de pages die op de tafel geset hadden hare Maiesteijt voor setten, eñ wederom afnam om van de pages wederom te rugge gedragen te worden, welcke pages, den anderen altoos rencontreerden1299 om de schotelen, (die alle van silver waren, eñ met andere silvere schotelen overdeckt) den anderen af te nemen, eñ wederom andere aen te rechten,1300 ter sijde niet wijt van hare Maiesteijt stont een schoone staet Joffrouw de dochter van den Hertogh van Montroij ongefardeert,1301 ofte geblanket tegens een andere muer naer de vensters stont een andere staet Joffrouw eñ niet wijt
1297
quasten: Kwasten. die de selve diende: Die hare Majesteit bediende. 1299 recontreerden: Passeerden. 1300 aen te rechten: Op te dienen. 1301 ongefardeerd (fardeeren): ‘Blanketten’ (Calisch & Calisch 2014): ‘De huid blank maken door middel van blanketsel’ (WNT). 1298
192
5527 5528 5529 5530 5531 5532 5533 5534 5535 5536 5537 5538 5539 5540 5541 5542 5543 5544 5545 5546 5547 5548 5549 5550 5551 5552 5553 5554 5555 5556 5557 5558 5559 5560 5561 5562 5563 5564 5565 5566 5567 5568 5569
van de selve de gouvernante van de staet Joffrouwen, wanneer een page hare Maiesteijt te drincken bracht in een cristallijn overdeckt glas1302 knielde op beijde de knien (gelijck mede met een been int’ aenbrengen, eñ wegh dragen van de spijse) eñ de dochter van den Hertogh van Montroij voor schreve >> i84. Knielde mede op beijde haer knien nemende de Page het glas af, het welck ontdeckende,1303 eñ daer uijt wat gietende in de schaele waer op het glas gedraegen wiert, eñ vervolgens indrinckende presenteerde het aen hare Maiesteijt, de welcke daer uijt gedroncken hebbende gaf het haer te rugge, eñ sij aen de Page, sij gaende met een reverentie op haer oude plaetse staen, eñ de pages het glas wegh dragende, nae de tafel quaem de Hartoginne van Alburkerckque hare Maiesteijts Cameriera Maijore het tafel ofte ammelaken1304 op nemen knielende op beijde haer knien in de eet sael aen de lincker hant van hare Maiesteijt tegens een andere muer stonden gedurende de tafel eenige Grandes van Spagne met gedeckten hoofde (als daer toe privilegie hebbende als voors is) onder anderen den Jtaliaenschen duca ofte hertogh van Sesto van geslachte Spinola, eñ twe a drie spaensche grandes de welcke naer de tafel geadmitteert wierden tot de hantcussingh van hare Maiesteijt, waer naer wij de selve sagen geven audientie van afscheijt aen den >> i85. Ambassadeur van den Hertogh van
1302
cristallijn overdeckt glas: Met kristal overdekt glas. ontdeckende: Ontdoen van de deksel. 1304 ammelaken: Tafelkleed. 1303
193
5570 5571 5572 5573 5574 5575 5576 5577 5578 5579 5580 5581 5582 5583 5584 5585 5586 5587 5588 5589 5590 5591 5592 5593 5594 5595 5596 5597 5598 5599 5600 5601 5602 5603 5604 5605 5606 5607 5608 5609 5610 5611
Parma, eñ Piacenza, in de eet sael hangen op sijn langhs drie achtkante spigels1305 tegens eene eñ de selve muer niet wijt van den anderen, welcke[+r/n] lijsten alle waren van cristal de montagne verciert daer en boven met diverse afhangende cristalline figuerkens, soo dat scheenen cristalline grottekens te sijn, de ceremonien gepasseert wesende sijn wij gegaen in de antichambre van den Hertogh Van Alburkerckque hare Maiesteijts Maijor domo, alwaer wij ongemeen1306 veel silver service sagen, onder anderen een silvere tafel, een silvere lee[r/c],1307 eñ alle kannen ofte wijn kruijcken in eijs staende van silver soo dat de tafel daer de servicen op stonden silvere berghen geleken, in de sael vant’ paleijs comende sagen wij de Hartoginne van Alburkerckque opper staet Joffrouw met de gouvernante van de staet ioffrouwen gaen eten in het balcon dat over het pleijn vant paleijs hanght, eñ waren de vruchten alle ront om met eijs beleijt die daer gebrocht wierden gelijck mede die gebrocht wierden voor den Hertogh van Alburkerckque sieck wesende van >> i86. Een dubbelde quarteijn, ofte vierden daeghsche koortse het welck de solemnele intrede van de Keijserinne oock seer te rugge sette,1308 des naer de middaghs sagen wij een Jtaliaensche comedie spelen in het hof half serieus, eñ half kluchtigh, des avonts wierde noch een spaensche comedie gespeelt in de groote sael vant’ paleijs sonder theater op de vloer1309 alwaer de keijserinne pre-
1305
achtkante spigels: Achthoekige spiegels. ongemeen: Ongewoon. 1307 lee[r/c]: Verdere informatie over ‘lee[r/c]’ is niet achterhaald. 1308 te rugge sette: Uitstelde. 1309 theater op de vloer: Podium. 1306
194
5612 5613 5614 5615 5616 5617 5618 5619 5620 5621 5622 5623 5624 5625 5626 5627 5628 5629 5630 5631 5632 5633 5634 5635 5636 5637 5638 5639 5640 5641 5642 5643 5644 5645 5646 5647 5648 5649 5650 5651 5652 5653 5654
sent was nevens veel groote Dames van Mialen, onder andere mede de Hartoginne Van Sesto1310 wordende de trappen opgedraegen door twe stercke mannen in haer livreij gekleet sittende in draegh stoelen, ofte sittingen die van binnen, eñ van buijten seer costelijck waren, gaende andere die naers met witte flambouwen vooruijt de comedie was geintituleert todo es mentida, ij todo es veridad, dat is alles is leugen, eñ alles is waer. Den 2i dito sijn wij gegaen in de spaensche comedie, de welcke mede half serieus, eñ half bourtigh1311 was wordende int’ midden altemets gedanst, gesongen, eñ gespeelt op de castaenietten van de >> i87. Spaensche Vrouwen onder de welcke een schoone, eñ gratieuse ofte bevallijcke1312 was, naer de comedie dansten van gelijcken een ballet mede singende, eñ spelende op de castaenietten, uijt die comedie comende (die alle bij licht van den dagh gespeelt wierde) sagen wij de Keijserinne voor bij ons reijden naer nonne convent genaempt Santa, ofte sinte Radegonda, het welck soo dicht bij het paleijs is, dat de eerste carossen daer sijnde gecomen, eñ de volgende vervolgens, noch veel carossen opt’ pleijn vant’ paleijs waren, die daer niet af, eñ costen geraecken, soo dat wij aldaer mede langh moste wachten, eer dat daer af conde geraecken, in de comedie die wij sagen was de Keijserinne present sittende in een balcon, eñ siende door tralien.
1310
Hartoginne Van Sesto: ‘Anna Colonna (1629-1689)’ (zie: ‘Pablo Spínola Doria’ 2013). bourtigh: Boertig, kluchtig, komisch. 1312 bevallijcke: Bevallige, aangename. 1311
195
5655 5656 5657 5658 5659 5660 5661 5662 5663 5664 5665 5666 5667 5668 5669 5670 5671 5672 5673 5674 5675 5676 5677 5678 5679 5680 5681 5682 5683 5684 5685 5686 5687 5688 5689 5690 5691 5692 5693 5694 5695 5696 5697 5698 1313 1314
Den 22 dito des naer de middaghs sijn wij gaen sien de kerck van sint Ambrosius alwaer wij sagen een coper serpent gegoten van een gedeelte vant’ serpent dat Godt den Heere aen Moijses1313 belast hadde te maken, eñ daer naer oock belast te verbreken om dat de kinderen van Jsrael het begonde te aenbidden staende >> i88. Het voorschreven serpent op een bastaerdt porphire colomme,1314 ofte pijler ter sijde aen de rechter hant int’ midden van de kerck, in de selve sagen wij den grooten autaer boven met een verhemelsel overdeckt rustende op vier groote oprechte porphire colommen, die soo diep onder als boven der aerde stonden, vermits de plaetse onder den autaer hol is eñ aldaer begraven sijn de lichaemen van de heijligen Ambrosius, Gervasius, eñ Prothasius leggende dat van den Heijligen Ambrosius int’ midden, aen de lincker hant van de kerck vint men een deur door de welcke men gaet naer een capelleken, al waer den heijligen Augustinus gedoopt is van den Heijligen Ambrosius op den wegh van dit capelleken naer de kerck gaende hebben de heijligen Ambrosius, eñ Augustinus gemaeckt den te Deum laudanus uijt de capelle (gedoopt sijnde) te samen geaende. Het convent daer bij staende van Monicken van de order van den Heijligen Bernardus is seer schoon, hebbende twe schoone cloosters onder ront om met gaelderijen rustende het bovenste gebouw op bastaert >> i89. Marmere pilaren, in den hof vant’ selve convent vint men een kleijn
Moijses: Mozes. bastaerdt porphire colomme: Namaak-porifiere pilaar (zie: noot 741: porphire).
196
5699 5700 5701 5702 5703 5704 5705 5706 5707 5708 5709 5710 5711 5712 5713 5714 5715 5716 5717 5718 5719 5720 5721 5722 5723 5724 5725 5726 5727 5728 5729 5730 5731 5732 5733 5734 5735 5736 5737 5738 5739 5740
doch schoon capelleken, hebbende een schoone marmere communie banck,1315 op de plaetse vant’ welcke den heijligen Augustinus de stemme van den hemel hoorde, de welcke seijde tolle, et lege, dat is neempt op, eñ leest, voor de groote deur van de kerck (van cijpressen hout gemaeckt) wiert den Keijser Theodosius1316 in de kerck menende te comen daer buijten gesloten door den Heijligen Ambrosius waer op den Keijser de rede vraegende seijden den Heijligen Ambrosius, om dat gij grof gesondicht hebt latende een stadt in grieckenlant boven u beloften plonderen,1317 eñ de inwoonders vermoorden, waer op de Keijser seggende dat David mede wel gesondicht hadde, antwoorde den Heijligen Ambrosius hebt gij met David gesondicht doet oock penitentie met David het welcke belooft hebbende wiert in de kerck gelaten, dese kercke is seer out, gebouwt op de maniere van de kercke van sinte Marie, ofte onse lieve Vrouwe tot Utrecht, achter deselve sagen wij noch een ander kerck genaempt Sint francois, mede seer oudt, ~ in twe partijen, eñ op diverse tijde gebouwt >> i90. Daer woonen Monicken van de order van Sint Franciscus die men in Brabant Bogarden noemt bij de portea Pavia, ofte de poort van Pavie sagen wij in de kercke van de Preeck heeren ter sijde het choor de sepulture daer de drie Koningen voor desen ingelegen hebben, item in een capelle de sepulture van den Heijligen Petrus martelaer van witte marmer staende ront om daer in veel marmere beeldekens gesneden, in het tabernakel1318
1315
communie banck (communiebank): ‘Bank waarop men bij de H[eilige]. communie nederknielt’ (WNT). Keijser Theodosius: Flavius Theodosius, Theodosius I de Grote (ca. 346-395) was van 379 tot 395 Keizer van (een deel van) het Romeinse Rijk (zie: ‘Theodosius I’ 2014) 1317 boven u beloften plonderen: Buiten uw gelofte/eed plunderen. 1318 tabernakel: ‘Kastje op een altaar, waarin de hostie wordt bewaard’ (WNT). 1316
197
5741 5742 5743 5744 5745 5746 5747 5748 5749 5750 5751 5752 5753 5754 5755 5756 5757 5758 5759 5760 5761 5762 5763 5764 5765 5766 5767 5768 5769 5770 5771 5772 5773 5774 5775 5776 5777 5778 5779 5780 5781 5782 5783
van een autaer staende beneden achter het choor is rustende het hooft van den voors Martelaer voor de Kerck ter sijde sach men de plaetse daer den Heijligen gerecht soude worden, wanneer ~ subiedt1319 een groote hette ontstont, waer op de ongeloovige seijden, gij soude te weegh brengen, dat een wolck de hette van de Son benam waer mede haer dienst soude doen, eñ sij in sijnen Godt gelooven, t’ welck den heijligen door sijn gebedt oock uijt werckte tegens den avont gingh de Keijserinne besoecken de Nonnen vant’ Convent genaempt Santa Margarita, ofte sinte Margerite. Den 23 heeft de switsersche Ambassade >> i9i. Audientie bij hare maiesteijt gehadt eñ naer den eten gingh hare Maiesteijt besoecken de Nonnen int’ convent genaempt sint Augustijn van de Nonnen, des avonts wierdt wederom voor hare Maiesteijt een comedie int’ paleijs gespeelt. Den 24 des voor middagh quaem den Ambassadeur van Savoijen in de stadt sittende in een caros getrocken door acht isabelle1320 peerden gevolght wordende door vier ende tachtigh andere carossen getrocken door ses peerden, Inde carossen waren veel edelieden rijckelijck op sijn Frans gekleet, onder den treijn waren eenige trompetten, des naer de middaghs wierde publieck gespeelt de comedie, die des avonts te voren voor hare Maiesteijt de Keijserinne gespeelt was. tegens den avont gingh hare Maiesteijt besoecken de Nonnen vant’ clooster genaempt l’annonciata, ofte de bootschap. Al-
1319
subiedt: Plotseling. isabelle (Izabel): ‘Eene kleur hebbende die bestaat uit eene vermenging van bruinachtig geel en wit, doch waarin het geel de overhand heeft’ (WNT). 1320
198
5784 5785 5786 5787 5788 5789 5790 5791 5792 5793 5794 5795 5796 5797 5798 5799 5800 5801 5802 5803 5804 5805 5806 5807 5808 5809 5810 5811 5812 5813 5814 5815 5816 5817 5818 5819 5820 5821 5822 5823 5824 5825
waer seker Abt1321 half met gewelt int’ clooster dringende, eñ de gardes die hem buijten wouden houden met scheldt woorden iniurierende1322 (door ordre van Don Ponze de Leon) gevangen wiert wegh geleijt. Den 25 dito des naer de middaghs is >> i92. Gevolght de prachtige intrede van hare Maiesteijt de Keijserinne om welcke met stade, eñ distinctelijck te sien wij (nevens andere Heeren) gehuert hebben een boven camer van een huijs staende int’ midde van den rechte straet streckende van de eerste poort genaempt porta Pavia tot aen de twede poort genaemt porta Sienese, dese incomste geschidende op een saterdagh, waren noch tans alle winckelen geslooten, eñ uijt alle de vensters van de huijse waeren tapijten hangende, eñ de straeten over deckt met witten baij,1323 soo voor De son, als voor den regen, want voor den aenvangh hadde al eenighsins geregent eñ gedurende de intrede stofregende het een weijnigh, eñ maer voor een weijnigh tijts soo dat geen schaede eñ geschiede aen alle de costelijckheden, eñ costelijcke toestellingen1324 dien dagh ter eerede Maiesteijt gepractiseert. ontrent ten drie vren hollants liet sich den maijor domo den Hartogh ṽ Alburkerckque dragen door de stadt naer buijten om sich daer bij de pompe1325 te voegen hebbende sijn rosenhoeken in sijn hant daer naer volghden de canonicken >> i93. Van den Dom voor haer latende in een
1321
Abt: ‘Het hoofd of de overste van een Abdij of monnikenklooster’ (WNT). iniurierende (injurieeren, injurie): Beledigend. 1323 baij (baai): ‘Benaming van zeker grof, op molton gelijkend flanel’ (WNT). 1324 toestellingen: Voorbereidingen. 1325 pompe: Pracht. 1322
199
5826 5827 5828 5829 5830 5831 5832 5833 5834 5835 5836 5837 5838 5839 5840 5841 5842 5843 5844 5845 5846 5847 5848 5849 5850 5851 5852 5853 5854 5855 5856 5857 5858 5859 5860 5861 5862 5863 5864 5865 5866
overdeckte casse1326 draegen een groot silver cruijs in het welcke was een van de doornen van de croon daer onsen saligh maecker mede gecroont is geweest, welcken doorn de Canonicken (hare Maiesteijt aen de eerste poort verwellecomende) te Kussen gaeven, naer de Kanonicken volghden noch eenige cavalliers te peert mede naer buijten reijdende om hare Maiesteijt te verwellecomen, daer naer quaem de borgerije in de wapenen marcherende mede naer de buijtenste poort om aen de Keijserinne hunne eerbiedinge te betoonen, maer alsoo men vermits de betrocke locht1327 voor grooten regen bevreest was, wiert met de intrede wat gespoedight, eñ oversulckx aen de borgerije geordonneert te rugge te keren om plaetse te maecken voor de aencomende Maiesteijt welckers intrede alle in den rouw geschiede vermits het afsterven1328 van de Koninck hare Maiesteijt heer vader. eerstelijck quaem den overste te peert gevolght van ses trompetten, eñ de andere hant houdende een lange rechte silvere trompette reijdende >> i94. Drie, eñ drie, dese volghde vijf cavaliers met buffelse kolders1329 gekleet daer naer volghde een groote troepe Cavalliers door malcanderen reijdende, daer naer volghde vier hant peerden hebbende costelijcke swarte gebortuerde kleden over de salen,1330 dese volghde wederom een compagnie ruijters alle schoon ionck volck in witte harnassen over buffelse kolders hebbende witte, eñ swarte plui-
1326
casse: Kist. betrocke locht: Betrokken lucht. 1328 afsterven: Overlijden. 1329 buffelse kolders: ‘Lederen wapenrok’ (WNT), van buffelleer (buffelsch). 1330 salen: Zadels. 1327
200
5867 5868 5869 5870 5871 5872 5873 5874 5875 5876 5877 5878 5879 5880 5881 5882 5883 5884 5885 5886 5887 5888 5889 5890 5891 5892 5893 5894 5895 5896 5897 5898 5899 5900 5901 5902 5903 5904 5905 5906 5907 5908
men boven hare casquetten1331 ider een pistool in de hant houdende, den Capiteijn voor aen reijdende hadde een blooten degen in de hant welckers gevest naer sijn borst toe hefte, wanneer een reverentie aen imant dede de compagnie rede vijf, eñ vijf op een rijde de Luijtenant volghde achter aen, hier naer volghde wederom vier gant peerden als voren, eñ naer de selve volghde wederom een andere compagnie ruijters in swarte harnassen op buffelse kolders mede braef, eñ schoon volck hebbende van gelijcken witte, eñ swarte pluimen op haer casquetten mede vijf op een rijde reijdende sterck hondert mannen alle van gelijcken, met pistoolen in de hant daer naer volghde wederom twe hant peerden, eñ naer de selve >> i95. Een compagnie ruijters van hondert man met Carabijnen1332 in de hant gewapent. hebbende blancke harnassen, eñ witte, eñ swarte pluijmen, en den officier voor aen rijdende sat op een schoon swart peert daer naer volghde achtien couriers ofte posten vant’ lant hebbende ider een cleijn valiesken voor op hun peert, vervolgens quaemen twintigh Doctoren1333 reijdende op schoone peerden, eñ costelijck toegemaeckt, dese doctoren hadden op hun lincker schouder hangen een lapken groen gout laken boven smal, eñ onder ront, eñ breder, in de midde waren swarte bonte armijnen dese volghden twintigh andere die sij sieten questo[r/c]i1334 sijnde van de camer van de finantie, eñ hadden geen andere differentie van den vorige als dat hun lapken op den rugge hangende, in
1331
casquetten (kasket): ‘Een soort van hoofddeksel voor krijgslieden. Een lichte, open helm’ (WNT). Carabijnen (karabijn): Een kort handvuurwapen. 1333 Doctoren: Dokters; academici; docenten. 1334 sieten questo[r/c]i: Verdere informatie over ‘sieten questo[r/c]i’ is niet achterhaald. 1332
201
5909 5910 5911 5912 5913 5914 5915 5916 5917 5918 5919 5920 5921 5922 5923 5924 5925 5926 5927 5928 5929 5930 5931 5932 5933 5934 5935 5936 5937 5938 5939 5940 5941 5942 5943 5944 5945 5946 5947
de plaetse van groen silver laken, van root gout laken was, dese beijde troepen alle in spaensche clederen waren seer wel gemonteert,1335 eñ de mannen1336 van de peerden wel geciert met lint, als anders, op de peerden lagen swarte costelijcke geborduerde cleden, de leste troepe hadde op hare borst goude medalien aen goude ketenen hangende, daer naer volghde wederom ses trompetters al blasende, eñ inde andere hant >> i96. Hebbende een lang rechte silvere trompet, dese volghde een groote troepe Cavalliers van graven, eñ marquisen alle op seer schoone peerden geseten sijnde de cleden die over de salen lagen seer costelijck van fluweel met sijde geborduert de manen van de peerden waren vol linten eñ stricken seer constigh eñ elck op diverse manieren geinventeert, onder andere was daer een peert dat seer aerdigh met witte, eñ swarte crespe1337 ofte flouers1338 gestrickt, eñ verciert was, daer naer volghde een troepe raets heeren, eñ naer de selve een officier te peert gevolght van acht trompetters naer de welcke volg[+h-] den vier en twintigh helle baerdiers, naer dese volghde Don Balthasar de Mercader gouverneur vant’ Casteel van Milaen1339 (die voor desen oock gouverneur vant’ Casteel van Antwerpen geweest is, reijdende aen sijn lincker hant den grooten cancelier vant’ hartoghdom van Milaen1340 daer naer volghde don Francesco
1335
gemonteert (monteeren): ‘Iemand, inzonderheid een soldaat, uitrusten’ (WNT). mannen: Manen. 1337 crespe (kre(s)p): ‘Benaming voor een dunne doorschijnende, meestal gekroesde stof, uit wol of zijde vervaardigd, en wel voornamelijk voor de zwarte soort daarvan, die als rouwfloers en voor rouwkleeding dient’ (WNT). 1338 flouers: Floers (zie: noot 1337: crespe). 1339 Don Balthasar de Mercader gouverneur vant’Casteel van Milaen: Baltasar Mercader y Carroz (?-?) was waarschijnlijk van 1661 tot 1676 gouverneur (zie: ‘Castellano del Castello Sforzesco di Milano’ 2014). 1340 cancelier vant’hartoghdom van Milaen: Verdere informatie over ‘cancelier vant’ hartoghdom van Milaen’ is niet achterhaald. 1336
202
5948 5949 5950 5951 5952 5953 5954 5955 5956 5957 5958 5959 5960 5961 5962 5963 5964 5965 5966 5967 5968 5969 5970 5971 5972 5973 5974 5975 5976 5977 5978 5979 5980 5981 5982 5983 5984 5985 5986 5987 5988 5989 5990 5991 1341 1342
de la Coeva Hertogh van Alburkercque maijor domo, ofte opperhooftmeester van de Keijserinne, eñ aen sijn lincker hant reede don Louis Ponze de Leon gouverneur van het >> i97. Hartoghdom van Milaen, eñ Eijndelijck volghde de Keijserinne in een prachtigh calesken (t’welck hare Maiesteijt geordonneert heeft van hare t’ wegen tot een vereeringe te presenteren aen den Koningh van Spagne hare Maiesteijts broeder)1341 sittende voorewaert, eñ de hertoginne van Alburkerckque hare Maiesteijts Cameriera maijore, ofte opperstaet ioffrouw achterwaerts tegen over hare Maiesteijt boven het calesken wierde door eenige Heere van de financie te voet, gedragen een silver laken hemel, Hare Maiesteijt was gekleet int’ swart getailleert armosin daer wit door scheen, van gelijcke de hartoginne van Alburkercque de calessen wierde getrocke door twe grouwe1342 peerden tamelijck groot het calesken hadde den staet van Milaen aen hare Maiesteijt vereert, eñ wierde geseijt het selve gekost soude hebben duijsent pistolen, ofte wel i0 duisent guldens het calesken hebben wij eenige dagen van te voren in de groote sael vant’ paleijs gesien was boven overdeckt, maer men conde het goude laken daer mede overdeckt was, gelijck een gordijne met twe coorden naer achteren trecken gelijck ten tijde van de intrede gedaen was, soo dat hare Maiesteijt van alle >> i98. De werelt, soo van onderen uijt de winckels, als van boven uijt de vensters conde gesien worden, alle het houtwerck was costelijck gesneden, eñ
Koningh van Spagne hare Maiesteijts broeder: Karel II (1661-1700) (zie: noot 1005: Carel den twede…). grouwe: Grauwe, grijsachtig.
203
5992 5993 5994 5995 5996 5997 5998 5999 6000 6001 6002 6003 6004 6005 6006 6007 6008 6009 6010 6011 6012 6013 6014 6015 6016 6017 6018 6019 6020 6021 6022 6023 6024 6025 6026 6027 6028 6029 6030
vergult, eñ het ijserwerck versilvert den hemel, eñ alwat aen andere calessen leer is,1343 was isabel hout gebloemt laken de gordijnen, cussen van de coetsier, eñ alle het geene aen andere calessen laken ofte stof is, was mede goutlaken stijf van gout geborduert, de lissen1344 waren van geslagen silver draet gemaeckt, de tuijgen waren alle met gout laken als de calesse becleet, achter de calesse volghden de draegh stoel van de Keijserinne, die mede uijt Spagnien gecomen, eñ van binnen, eñ van buijten seer costelijck was, eñ naer de selve de carosse van den gouverneur van Milaen don Louis Ponze de Leon de welcke met de selve voor desen, als Ambassadeur van Spagnien sijn intrede tot Romen gedaen hadde, eñ was de selve van binnen, eñ buijten groen fluweel, seer costelijck gesneden, eñ vergult, eñ gordijnen, eñ anders van silver laken, eñ alles voort naer advenant1345 wordende getrocken door ses peerden, daer in sittende twe staet ioffrouwen de Toledo, eñ Montroij1346 >> i99. De welcke gecortiseert,1347 eñ gegalantiseert1348 wierden van den duijtschen graef Martinits1349 rijdende bij de carosse; daer naer volgde een andere carosse van ses peerden getrocken, daer naer volghde de Carosse met de welcke de Keijserinne uijt spagnie gecomen was, dese was doen met geen gewast lijwaet becleet, maer was ront om boven op, eñ over al van binnen als mede de
1343
calessen leer: Leder waar de kales (zie: noot 1288: calesse) mee bekleed is. lissen (lister): Randen. 1345 naer advenant (naar advenant): In overeenstemming met het vorige. 1346 twe staet ioffrouwen de Toledo, eñ Montroij: Verdere informatie over ‘twe staet ioffrouwen de Toledo, eñ Montroij’ is niet achterhaald. 1347 gecortiseert (courtiseeren): Zijn opwachting maken. 1348 gegalantiseert (galantiseeren): ‘(Iem[and], inz[onderheid] een vrouw) op een galante wijze behandelen, probeeren te behagen met elegante, galante manieren’ (WNT). 1349 duijtschen graef Martinits: Verdere informatie over ‘duijtschen graef Martinits ’ is niet achterhaald. 1344
204
6031 6032 6033 6034 6035 6036 6037 6038 6039 6040 6041 6042 6043 6044 6045 6046 6047 6048 6049 6050 6051 6052 6053 6054 6055 6056 6057 6058 6059 6060 6061 6062 6063 6064 6065 6066 6067 6068 6069 6070 6071 6072 6073 6074
1350
cussens van groen silver laken, eñ wierde getrocken van ses schoone peerden, eñ gevolght van de lettira, ofte rosbare van de Keijserinne mede van binnen, eñ van buijten van silver laken van de selve couleur daer naer volghden een muijl geladen met een silver service, boven op sach men een deel groote kruijcken1350 heel van silver, eñ van ter sijde tafels, naer dese marcheerden vier eñ twintigh muijlen geladen, eñ de bagage overdeckt met rode fluwele cleden met gout doorwerckt hebbende in de midden met gout costelijck geborduert het wapen van den hertogh van Alburkerckque, het welcke met het lof werck daer om staende bij naer het selve cleedt becleeden, de hooftstucken van de muijlen waren alle met silver beslagen hebbende voor op het hooft >> 200. Een groote silvere plaet daer op het wapen van den voors hertogh stonde, de coorden daer de bagage mede vast gemaeckt wort, waren gewoelt met silvere stocken aen weersijden, dese vier en twintigh muijlen wierden gevolght van twaelf andere daer geen differentie in was, als dat het fluweel van de cleden bleau was, ende dat de eene helft vant’ wapen daer in staende, alleen, maer was van den hertogh van Alburkerckque voor de rest waren even costelijck soo dat dese ses eñ derigh muijlen achter den andere gaende de groote straet van gout dede blincken eñ een vermaeck aent’ oogh van de toesienders gaf, dese muijlen wierden gevolght van vier hant peerden, naer de welcke twe trompetters volghde, eñ doen volghde den
kruijcken (kruik): Kan.
205
6075 6076 6077 6078 6079 6080 6081 6082 6083 6084 6085 6086 6087 6088 6089 6090 6091 6092 6093 6094 6095 6096 6097 6098 6099 6100 6101 6102 6103 6104 6105 6106 6107 6108 6109 6110 6111 6112 6113 6114 6115 6116 6117 6118 1351 1352
graef Fabio Visconti,1351 eñ naer de selve volghde een compagnie lanciers van hondert man in swarte harnassen over buffelse kolders de officier voor en achter hadden den degen bloot in de hant, daer naer volghden ses hant >> 20i. Peerden, doen volghde noch een compagnie ruijters van hondert man in witte harnassen eñ lange pistolen in de hant swarte pluijmen boven op haer casquet, eñ in de midden een swart eñ wit pluijmken, doen wederom vier hant peerden, naer die een compagnie ruijters met swarte harnassen, eñ corte pistolen in de hant, eñ witte eñ swarte pluijmen boven op het casquet achter volghden twe officiers daer naer quamen acht hant peerden, eñ naer de selve volghde een compagnie ruijters van hondert eñ twintigh mannen in swarte harnassen hebbende witte, eñ swarte pluimen op sijn casquet, eñ corte pistolen in de hant, doen volghde wederom drie hant peerden leggende op de selve costelijcke swarte geborduerde cleden daer op volgde wederom een compagnie ruijters van hondert man in swarte harnasse, eñ corte pistolen in de hant, eñ laestelijck1352 volghden een groote troepe cavaliers, eñ naer de selve duijsenden van menschen wesende die straet die streckte van de eene poort tot de andere (sijnde oversulckx langh eñ breet) noch vol volck als de >> 202. Keijserinne met al haer gevolgh al door de twede poorte gepasseert was, hare Maiesteijt wierde
den graef Fabio Visconti: Verdere informatie over ‘den graef Fabio Visconti’ is niet achterhaald. laestelijck: Tot slot.
206
6119 6120 6121 6122 6123 6124 6125 6126 6127 6128 6129 6130 6131 6132 6133 6134 6135 6136 6137 6138 6139 6140 6141 6142 6143 6144 6145 6146 6147 6148 6149 6150 6151 6152 6153 6154 6155 6156 6157 6158 6159 6160
geleijt in den dom kerck daer het te Deum Laudamus gesongen wiert het midden van den Dom was met staketselen1353 gesepareert van de twe andere sijden tusschen de pijlers, eñ de mueren soo dat daer niemant als de Keijserinne met haer gevolgh door quaem gaende de toesienders door de twe ter sijde poorten aen beijde seijden naer de opene plaetsen tusschen de pijlers, eñ mueren voors: naer het te Deum retireerden hare Maiesteijt sich naer het paleijs, eñ ider keerde naer sijn logement tegens den avont sagen wij de kerck van sint Laurens van een wondere fabrique van hart steen, de preeck stoel was onder uijt de gront van alderleij soort van marmer Den 26 dito des naer middaghs gingh den ambassadeur van Savoije ter audientie van de Keijserinne sittende in een seer costelijcke vergulde carosse met root silver laken overdeckt gevolght van een groot getal andere, in de welcke veel >> 203. Cavaliers saten seer costelijck gecleet om hebbende rode geborduerde casacken,1354 eñ andere stijf gepassementeert, ofte met silvere canten, op het hooft seer costelijcke pluijmen van alderleij couleur, den trijn bestont in twaelf pages, eñ ses eñ dertigh lacquijen1355 alle costelijck gecleet, sijnde de clederen, eñ casacken vol silvere, eñ sijde passementen geboort hebbende alle rode, eñ witte pluijmen op het hooft dien selven naer de middagh wiert een spaensche
1353
staketselen (staketsel): ‘Een rij staken of palen, op geringen afstand van elkander in den grond geplaatst, meestal onderling door middel van traliewerk, prikkeldraad enz. verbonden, schutting uit verbonden staken of palen bestaande’ (WNT). 1354 casacken (cajacke): ‘Overkleed met wijde mouwen, mantel’ (MNW). 1355 lacquijen: Lakeiën.
207
6161 6162 6163 6164 6165 6166 6167 6168 6169 6170 6171 6172 6173 6174 6175 6176 6177 6178 6179 6180 6181 6182 6183 6184 6185 6186 6187 6188 6189 6190 6191 6192 6193 6194 6195 6196 6197 6198 6199
comedie gespeelt, tegens den avont sach ick een balet dansen int’ paleij[+s] in presentie van de Keijserinne, alwaer alle de principaelste dames van de stadt present waren men presenteerde aen alle cavaliers soo wel uijtlanders, als inlanders te dansen, eñ men presenteerden aen de dames, als mede sommige cavaliers vercoulende wateren te drincken, eñ confituren1356 te eten. daer was een duijts edelman die presenteerde te dansen aen een piemontoise Dame1357 die seer schoon was op sijn Frans gekleet, eñ wel danste, maer op de plaetse gecomen sijnde >> 204. Excuseerde sich vermist de menichte van de menschen die alrede op de baen waren,1358 waerom1359 den edelman haer naer haer plaetse geleijde, daer naer sijn kans waer nemende als de baen claer1360 was presenteerde, de selve noch eens te dansen, waer op sij niet antwoordende gaf een teeken met het hooft dat haer niet lusten te dansen, den edelman daer door niet verset1361 versocht ter selver tijt met een Milanoise Dame1362 te dansen die het selve accepteerde, eñ met dien edelman danste die sich op dat stuck wel verstonde, waerom dan aen de vorige piemontoise dame noijt meer gepresenteert wiert te dansen dit balet duerden soo langh dat bij naer middernacht was eer ick
1356
confituren (confituur): ‘Eene spijs bestaande uit op een of andere wijze in suiker ingelegde vruchten. Vroeger in meer algemeene toepassing, t[e ]w[eten] ook op wat men thans gelei of jam noemt, thans in den regel slechts op droog in suiker bewaarde vruchten of vruchtendeelen’ (WNT). 1357 piemontoise Dame: Een vrouw uit de regio Piemont, Italië. 1358 op de baen waren (op de baan komen): ‘Zich in het publiek vertoonen’ (WNT). 1359 waerom: Waarop. 1360 claer: Vrij. 1361 verset: Verslagen. 1362 Milanoise Dame: Een vrouw uit de regio Milaan, Italië.
208
6200 6201 6202 6203 6204 6205 6206 6207 6208 6209 6210 6211 6212 6213 6214 6215 6216 6217 6218 6219 6220 6221 6222 6223 6224 6225 6226 6227 6228 6229 6230 6231 6232 6233 6234 6235 6236 6237 6238
t’ huijs quaem. Den 28 dito naer de middagh gingh hare Maiesteijt naer den president van den raet1363 woonende opt’ pleijn vant’ casteel, alwaer hare Maiesteijt getracteert wiert met een costelijcke collation, tegens den nacht den goeverneur vant’ Casteel don Balthasar de Merrader >> 205. (Die aldaer absoluijt commandeert) een crijghs vermaeck1364 aen hare Maiesteijt willende geven, hebben wij ons begeven in een camer, die wij nevens de compagnie gehuert hadden in een huijs staende opt pleijn recht over het casteel om het vierwerck1365 te sien, alwaer comende vonden de galerijen ront om het casteel als mede de torens, eñ buijten wercken ront om met lichten behangen, het welck seer cierlijck, eñ aengenaem om sien was, gelijck mede de lichten verscheijnende int’ huijs daer hare Meiesteijt was, dese lichten onsteken1366 sijnde worde het canon rontom van de gaelderijen, eñ daer naer van de buijten wercke gelost, daer naer wierden de stucken van de twe buijtenste torens gelost, dan van den eene toren, dan van den anderen daer naer wiert een salvo van alle de soldatesque1367 vant’ casteel geschooten, eñ vervolgens wierden rontom binnen de gaelderijen vant’ casteel kleijne petarden1368 aengesteken het welck een geraes maeckte al ofte alle de gaelderijen gesprongen hadden, dit krijghs-
1363
president van den raet: Waarschijnlijk de Cancelier van Milaan; Verdere informatie over ‘president van den raet’ is niet achterhaald. 1364 crijghs vermaeck: Krijgsvermaak, een vermaak uitgevoerd door krijgslieden. 1365 vierwerck: Vuurwerk. 1366 ontsteken: Aangestoken, aangedaan. 1367 soldatesque: Soldaten. 1368 petrarden (petrard): ‘Oorlogstuig, bestemd om een bres te maken in een poort of muur enz.’ (WNT).
209
6239 6240 6241 6242 6243 6244 6245 6246 6247 6248 6249 6250 6251 6252 6253 6254 6255 6256 6257 6258 6259 6260 6261 6262 6263 6264 6265 6266 6267 6268 6269 6270 6271 6272 6273 6274 6275 6276 6277
vermaeck wiert driemael vernieut1369 maer de petarden faillerende1370 de >> 206. Darde mael gingh maer een voorste gedeelte van de gaeldereijen aen op het pleijn wierden veel vier pijlen1371 aengesteken sonderlingh ontrent het huijs, daer hare Maiesteijt de Keijserinne was onder de vier pijlen waren eenige soo constigh geinventeert, dat in de locht comende sich als flamgen1372 verspreijden, ontrent de Keijserinne wierde drie mael een groote menighte van vier pijlen ontsteken de welcke sich in de locht als een pauwe staert vertoonden op de maniere, als een Pauwe pronckt, t’ welck niet tegenstaende haestigh verdwijnde nochtans aengenaem om sien was Den 29 dito is van Milaen naer Weenen voor af getrocken don balthasar De la Coeva broeder van den Hertogh van Alburkerckque (die, maijor domo was van de Keijserinne) gedestineert tot Ambassadeur van de Croon Spagnien aen het Keijserlijck hof Den 30 dito volghden den treijn waer toe soo veel peerden van noden waren, dat alle de peerden van Lions1373 gecomen wierden gearresteert, eñ cito geprest1374 >> 207. Den voors treijn naer Jnspruck te brengen, waer door wij versteken1375 waren van een avantageus accoort1376
1369
vernieut, vernieuwd: Herhaald. faillerende: Faalden, slaagden niet. 1371 vier pijlen: Vuurpijlen. 1372 flamgen: Vlammen. 1373 Lions: Lyon, Frankrijk. 1374 geprest (pressen): ‘Dieren of zaken ten bate van het gemeenebest, inzonderheid voor militair gebruik, opeischen’ (WNT). 1375 versteken: Ontnomen, beroofd. 1376 avantageus accoort: Gunstig/voordelig akkoord. 1370
210
6278 6279 6280 6281 6282 6283 6284 6285 6286 6287 6288 6289 6290 6291 6292 6293 6294 6295 6296 6297 6298 6299 6300 6301 6302 6303 6304 6305 6306 6307 6308 6309 6310 6311 6312 6313 6314 6315 6316 6317 6318 6319
dat wij gemaeckt hadden met een voiturin1377 van Lions die oock door gingh met twe rijckxdaelders, die hem op hant gegeven hadden, des voor de middaghs gingh hare Maiesteijt misse hooren in den Dom alwaer onder den dienst schoone musiecke was, ende aldaer gingh hare Maiesteijt besien het lichaem van den heijligen Carolus Borromeus, eñ wiert aen de selve getoont den tesoro, ofte den schat van den Dom bestaende in veel costelijcke presenten, onder andere sach hare Maiesteijt een van de nagels,1378 daer onse salighmaecker mede door nagelt is geweest, die bewaert wort boven in het eijndt vant’ verwulfsel vant’ choor (om dat men de selve voor desen heeft willen stelen) eñ selden gesien wort,1379 de selve was in de midden van een groot silver vergult cruijs1380 tusschen twe cristallijnen de montagne, eñ wort met groote eerbiedinge van boven gelaeten, eñ aldaer wederom te bewaren gebracht, ter selver occasie van de Keijserinne sach den >> 208. Ambassadeur van den Hertogh van Savoijen tegens den avont de selve mede, eñ wij van gelijcken door die occasie, de spijcker is heel anders als andere nagels, ia anders als de geene, die aen het cruicifix geschildert worden. Den i October des naer de middaghs ging hare Maiesteijt a Sant Fidele bij de Jesuiten. Den 2 dito is het casteel van vierwerck staende opt’ pleijn vant’ casteel voort op gemaeckt, eñ sijn de vierwercken daer op verdeelt.
1377
voiturin: Koetsier (van een vetturino) die je in kon huren om je te laten verplaatsen. Dit is vrijer dan met de post reizen. nagels: Spijkers. 1379 selden gesien wort: Zelden gezien(/bezocht) wordt. 1380 Er lijkt crijijs te staan. De rechter poot van de u zou echter verlengt kunnen zijn (zoals ɥ) waardoor hij op een ij lijkt. 1378
211
6320 6321 6322 6323 6324 6325 6326 6327 6328 6329 6330 6331 6332 6333 6334 6335 6336 6337 6338 6339 6340 6341 6342 6343 6344 6345 6346 6347 6348 6349 6350 6351 6352 6353 6354 6355 6356 6357 6358 6359 6360
Den 3 dito des naer de middaghs is hare Maiesteijt de Keijserinne gereden naer het casteel, alwaer hare Maiesteijt getracteert wierde met een collation door Don Balthasar de Merrader gouverneur van het selve; tegens den donckeren wierden ront om de gaelderije vant’ casteel twe rijen witte flambouwen ontsteken de eene rije wat boven den anderen, het vierwerck was een casteel als een viercanten tooren met vier omgangen de eerste verdiepingh was van hout, de rest naer boven van lijwaet alle geschildert als hartsteen representerende1381 >> 209. Het coninckrijck van Castilien,1382 op ider hoeck van de twe eerste omgangen van onderen af stont een fonteijn vol vierpijlen, op ider hoeck van de derde omgangh naer om hoogh toe stont een springende leeuw poeder was, eñ boven de selve stont een son wiens straelen alle vierpijlen waren, voorder was den tooren ront om met vierpijlen behangen van den eenen omgangh tot den anderen, het werck was van binnen hol, eñ stont op masten, niet wijt van den toren was een stellagie gemaeckt van de welcke menighte vierpijlen in de lucht geschooten wierden als mede andere vierwercken, als granaten die onder het volck swierden,1383 eñ met een groote slagh1384 barstende nieuwe vierwercken uijtwierpen, die als slangen dicht bij der aerden swermden,1385 neervallende, >> 2i0.
1381
representerende: Voorstellende, afbeeldende. coninckrijck van Castilien: Koninkrijk Castilië lag in het midden van het noorden van het huidige Spanje (zie: ‘Koninkrijk Castilië‘ 2014). 1383 swierden: Zwieren. 1384 slagh: Klap, knal. 1385 swermden: Zwermden. 1382
212
6361 6362 6363 6364 6365 6366 6367 6368 6369 6370 6371 6372 6373 6374 6375 6376 6377 6378 6379 6380 6381 6382 6383 6384 6385 6386 6387 6388 6389 6390 6391 6392 6393 6394 6395 6396 6397 6398 6399 6400 6401 6402 6403 6404 1386 1387
Eñ weder op vliegende, waer door groote ruijmte gemaeckt wiert onder menschen, eñ carossen waer van het pleijn vant’ casteel vervult was, van de voors stellagie waren coorden gespannen naer de gaelderije vant’ casteel niet wijt van het balcon waer in hare Maiesteijt was sittende het welck gemaeckt was op het eene eijnt van de gaelderije wesende dat quartier met houtwerck, eñ glaesen daer toe expresselijck afgeschooten, langes de voors coorden waren diverse reijsen1386 twe vierwerken lopende tot dicht bij de gaelderije het laetste vierwerck het eerste cort volgende, eñ weder te rugge kerende van waer gecomen waren het laetste eerst kerende, eñ het eerste cort volgende, de vierwercken, eñ vierpijlen van dese stellagie meest geconsumeert1387 sijnde, quaem een vierwerck in formen van een draeck gelopen van een buijten werck vant’ casteel langes een dicke coorde van het groote vierwerck, daer naer toe gespannen om het >> 2ii. Groote vierwerck, ofte den toren in brant te steecken, dan alsoo dien draeck veel lichten hadde, eñ de wercken te gelijck soude hebben connen aensteecken, quaem de selve maer dicht bij den tooren, als wanneer den tooren door een man met een licht wiert aengesteken, eñ den draeck sich selfs consumeerde, het groote werck duerden wel een geheel vre werpende veele vierpijlen in de lucht, soo dat boven den tooren een wolck van dampen van het poeder, ofte boscruij[+t]
diverse reijsen: Diverse keren.. geconsumeert: Gebruikt.
213
6405 6406 6407 6408 6409 6410 6411 6412 6413 6414 6415 6416 6417 6418 6419 6420 6421 6422 6423 6424 6425 6426 6427 6428 6429 6430 6431 6432 6433 6434 6435 6436 6437 6438 6439 6440 6441 6442 6443 6444 6445 6446
was, bij wijlen vloogh een menighte te gelijck op, de welcke een staert van een pronckende pauw representeerden, andere vierpijlen in de locht sijnde, eñ barstende wierpen diverse andere uijt, die naer beneden comende, eñ als slangen swierende mede een slach gaven, daer waren andere wercken, die een slach gaven, als een canon, andere vierpijlen, eñ vierwercken slingerden door de locht, als slangen, gedurende het vierwerck wierden veel trompetten van het casteel ontsteken, eñ waeijden van ider van de drie torens vant’ casteel een witte standaert1388 in de welcke was >> 2i2. Staende het wapen van Spagnien des anderen daeghs sach men den toren noch staen maer op veel plaetsen seer doorboort, eñ door nagelt. Den 4 dito des avonts sagen wij aen t’ hof een musicale comedie geintituleert, Amnibale triumfante in Capua, ofte Hannibal triompherende in Capua gespeelt wordende in presentie van de Keijserinne, het voorste deel van het theater was hol, in het welcke waren de speelmeesters van Alderleije soorte van instrumenten de welcke de vois1389 van ider vers met hun instrumenten repeteerden de balcons, ofte huijskens waren vol schoone Dames de welcke bloncken van iuweelen, het theater1390 wiert acht mael verandert, eñ op het selve vertoont diverse schoone prospectiven,1391 de comedianten waren alle coste-
1388
standaert: Mast met vlag, vaandel. vois: Geluid; ‘Stem’ (WNT). 1390 theater: Decor. 1391 prospectiven: Voorstellingen, afbeeldingen. 1389
214
6447 6448 6449 6450 6451 6452 6453 6454 6455 6456 6457 6458 6459 6460 6461 6462 6463 6464 6465 6466 6467 6468 6469 6470 6471 6472 6473 6474 6475 6476 6477 6478 6479 6480 6481 6482 6483 6484 6485 6486 6487 6488
lijck gekleet, eñ worden oock diverse schoone machines vertoont daer waren onder andere eenige exstreme schoone stemmen die de andere te boven gingen, de >> 2i3. Comedie wiert des avonts begost, eñ eijndighde des middernachts Den 5 dito des naer middaghs is hare Maiesteijt de Capucinen wesen besoecken. Den 6 dito wierde een comedie aen het paleijs gespeelt van de Spagniaerts voor de Keijserinne alleen. Den 7 dito naer den eten sijn wij van Milaen vertrocken, eñ des naer de middaghs Maggenta1392 passerende sijn wij des avonts tot Bufalora1393 comen slapen leggende op een canael ofte revierken, t’ welck men met treckschuijten is bevarende, eñ is Bufelora, maer een italiaensche mijl ofte quartier vers van de stromende revier ticino1394 die sich in de groote revier Poo ontlast. Maggenta passeerden wij bij de maen1395 dan is een schoon vleck dat vier kercken heeft als de parochie kerck de Celestins Sint Antonis, eñ de oude heijlige Maria, eñ alwaer men oock toont een paleijs waer in een Koninck van Vranckrijck is gelogeert geweest. Den 8 dito des voormiddaghs hebben wij gepasseert met een gierbrugge een arm van de reviere Ticino, eñ een weijnigh daer naer de groote revier. >> 2i4. Ticino met een platboijemme schuijt1396 in de welcke boven de menschen noch vijf peerden stonden de stroom
1392
Maggenta: Magenta, Italië. Bufalora: Boffalora sopra Ticino, Italië 1394 ticino: Ticino, rivier in Italië en Zwitserland. 1395 bij de maen: Bij het licht van de maan, in de avond. 1396 platboijemme schuijt: Platbodemschuit, een schuit met een platte bodem. 1393
215
6489 6490 6491 6492 6493 6494 6495 6496 6497 6498 6499 6500 6501 6502 6503 6504 6505 6506 6507 6508 6509 6510 6511 6512 6513 6514 6515 6516 6517 6518 6519 6520 6521 6522 6523 6524 6525 6526
gingh soo sterck dat de schuijt eerst met een peert most om hoogh tegens de stroom getrocken worden als wanneer dan soo snel af gingh dat noch qualijck in tijts conde overgeraeken met roeijen aen het veer dat veel leger lagh, des middaghs hebben wij tot Novarra1397 geeten, wij hebben daer gesien den Dom wesende een bisdom, het paleijs van iustitie, de Bernardius, eñ sint Gaudentius, de stadt is kleijn daer is een sterck casteel, eñ bastions ront om de stadt wij logeerden in de drie koningen sijnde de posterije, des naer middaghs sagen wij een toren, eñ tegens den avont sijn wij borgo sant Doval1398 gepasseert alwaer een vervalle forteresse1399 sagen als sijnde frontiere van Piedemont,1400 eñ weijnigh daer naer sijn de reviere Sesia1401 gepasseert comende slapen tot Vercelli1402 eerste stadt vant’ prinsdom van Piedemont leggende aen de voors riviere die niet navigabel is welcke stadt de Spaniaerden in de twintigh iaren ingehadt,1403 eñ nu bij de leste vredens tracteten wederom ingeruijmt1404 >> 2i5. Hebben, aen den Hertogh van Savoijen die de selve nu doet fortificeren hebbende alrede aen ~ verscheijde sijden van de selve ettelijcke bastions voleijnt,1405 de stadt is groot daer is een schoone marckt, daer is in de kerck van Sint Thomas een Sint Rochus, eñ andere schoone schilderijen van de
1397
Novarra: Novara, Italië. borgo sant Doval: Fort Sandoval, lag vlakbij Vercelli, Italië (Zie: ‘Fuerte Sandoval (Italia)’ 2014). 1399 fortresse: Fort, kasteel, vesting. 1400 Piedemont: Piëmont, regio in Italië. 1401 Sesia: Sesia, rivier in Italië. 1402 Vercelli: Vercelli, Italië. 1403 ingehadt: In bezit hadden. 1404 ingeruijmt: Toegelaten, afgestaan. 1405 voleijnt: Voltooid, gebouwd. 1398
216
6527 6528 6529 6530 6531 6532 6533 6534 6535 6536 6537 6538 6539 6540 6541 6542 6543 6544 6545 6546 6547 6548 6549 6550 6551 6552 6553 6554 6555 6556 6557 6558 6559 6560 6561 6562 6563 6564 6565
sant ṽ Gaudentius1406 de kerck van den Dom genaemt sint Eusebius (alwaer het lichaem van den saligen Amadeus is Hertogh van Savoijen)1407 is het bisdom, Sint Andreas is een seer schoone kerck, int’ incomen is een schoone gevel twe schoone torens men siet daer seer schoone reliquien onder anderen twe doornen van de croon van ons heer, eñ het mes van Sint Thomas, behanghselen, eñ silver werck, de sepulture ofte het graf van een ouden Abt, het sijn reguliers; Canonicken van sint Augustijn, van gelijcken is fraeij om sien de kerck van sint Francois, maer boven al die van sint Christoffel van de welcke men een seer groote tande siet, daer sijn seer schoone schilderijen van Gaudentius het casteel en is niet veel besonders daer is oock een citadelle van vijf bastions wij sliepen in de posterije de drie Koningen. >> 2i6. Den 9 dito hebben wij middaghmael gehouden tot siano,1408 wesende een groot dorp al waer drie kercken sijn een parochie een capelle van penitenten1409 buijten het dorp is een kerck genaemt onse lieve Vrouw van gratie alwaer miracelen geschieden is een nette kerck, des naer middaghs de reviere Doira1410 (comende uijt de Alpes van den Bergh sint Bernard)1411 met een gierbrugge gepasseert hebbende sijn wij comen slaepen buijten Chivas1412 een kleijn stedeken gefortificeert met bas-
1406
sant ṽ Gaudentius: Gaudentius van Novara (327-418) (zie: ‘Gaudentius van Novara’ 2013). saligen Amadeus Hertogh van Savoijen: Victor Amadeus I (1587-1637) was van 1630 tot 1637 hertog van Savoye en vader van Margaret Yolande van Savoy (1635-1663) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…; ‘Victor Amadeus I van Savoye’ 2013). 1408 siano: Verdere informatie over ‘siano’ niet achterhaald. 1409 penitenten (penitent): ‘ls naam voor de leden van verschillende Roomsch-Kath[olieke] congregaties of orden’ (WNT). 1410 Doira: Dora Baltea, rivier in Italië. 1411 Bergh sint Bernard: Grote St. Bernhardpas (zie: noot 1037: bergh sint Bernaert). 1412 Chivas: Chivasso, Italië. 1407
217
6566 6567 6568 6569 6570 6571 6572 6573 6574 6575 6576 6577 6578 6579 6580 6581 6582 6583 6584 6585 6586 6587 6588 6589 6590 6591 6592 6593 6594 6595 6596 6597 6598 6599 6600 6601 6602 6603 6604
tions hebbende een fraeije kerck eñ een schoonen toren wij waren gelogeert buijten de stadt in de posterije de croon, onder wegen sagen wij in een bos aen een boom genagelt een been van een moordenaer die daer een moort gedaen hadde. Den i0 dito des morgens sijn wij met een gierbrugge gepasseert de reviere Oria,1413 eñ een tijt langh daer naer de reviere Malome1414 met een gierbrugge gepasseert sijnde sagen wij een nieuw vermakelijck iachthuijs van den Hertogh van Savoijen,1415 eñ quaemen alsoo tegen de middagh tot Turino (onterent de stadt over een steene brugge gepasseert hebbende de reviere Doria) >> 2i7. Onder wegen sagen wij eenige dorpen die in den oorlogh1416 afgebrant waren, in Piedemont gaen de boerinnen op sijn Frans gekleet, het lant is meest plat hebbende nochtans eenige vruchtbare rollines ofte heuvelkens, de kleijne revierkens van de Alpes comende, opswellend[+e] overloopen veel campagnes die de lants lieden onvruchtbaer laeten leggen,1417 Turino is een stadt van tamelijcke grootte dicht bij de welcke passerende revieren Poo, eñ Doira elck aen een sijde van de stadt, van de welcke het grootste deel nieuw gebout is met stercke wallen ront om de selve heeft oock een seer sterck casteel, ofte citadelle bestaende in vijf reguliere bastions, eñ van de groote van dat van
1413
Oria: Orco, rivier in Italië. Malome: Malone, rivier in Italië. 1415 Hertogh van Savoijen: Karel Emanuel II van Savoye (1634-1675) was van 1638 tot 1675 hertog van Savoye. Hij was de broer van Margaret Yolande van Savoy (1635-1663) (zie: noot 972: voor gaende hartoginne…) en de zoon van Victor Amadeus I (1587-1637) (zie: noot 1407: saligen Amadeus Hertogh…; ‘Karel Emanuel II van Savoye’ 2013). 1416 den oorlogh: Wellicht de Dertigjarige Oorlog. 1417 onvruchtbaer laeten leggen: Braak liggen. 1414
218
6605 6606 6607 6608 6609 6610 6611 6612 6613 6614 6615 6616 6617 6618 6619 6620 6621 6622 6623 6624 6625 6626 6627 6628 6629 6630 6631 6632 6633 6634 6635 6636 6637 6638 6639 6640 6641 6642 6643
Antwerpen, vermits de absentie1418 van den Gouverneur conden wij daer niet incomen, dan is int’ midden van de selve een schoone put,1419 in de diepte van de welcke men te peert can afclimmen van de eene cant, eñ waert’ dat daer andere beneden waren soude oock konnen weer opklimmen te peert langes den anderen cant sonder den anderen te ontmoeten, de Fransen gedurenden de de laeste oorlogen hebben daer garnisoen ingehadt, het welcke met de vrede daer uijt hebben getrocken,1420 voor de poort >> 2i8. Van de nieuwe stadt is een latijnsche inscriptie rakende1421 het houwelijck van den Prins1422 met Matame dochter van Vranckrijck,1423 den Dom genaempt sint Jan is seer schoon om sien, t’ is een Arsbisdom daer siet men die wonderbaerlijcke reliquie van de heijlige sweet doeck1424 van onsen lieven heer, de kerck van de Jesuiten is oock seer schoon, eñ la Madona del monte ofte onse lieve Vrouw van den bergh daer de Capucinen sijn buijten de stadt aen de andere sijde van de reviere de Poo is seer magnifieck hebbende een marmeren autaer met veel costelijcke gesteente ingeleijt, eñ heeft een schoon gesicht over de geheele stadt, eñ de omleggende vlacke campagnes daer is in de voorstadt van de Poo een huijs genaempt L’Alberho, ofte herbergh daer men diverse hantwercken van sijde, eñ stoffen maeckt dat is weerdt om sien,1425 het hof ofte paleijs van sijn
1418
absentie: Afwezigeid. schoone put: Kuil. 1420 uijt hebben getrocken: Daar uit zijn vertrokken. 1421 rakende: Betreffende, betreffing hebbend op. 1422 den Prins: Karel Emanuel II van Savoye (1634-1675) (zie: noot 1415: Hertogh van Savoijen). 1423 Matame dochter van Vranckrijck: Françoise Madeleine van Orléans (1648-1664) was de eerste vrouw van Karel Emanuel II van Savoye (1634-1675) (zie: noot 1415: Hertogh van Savoijen; ‘Françoise Madeleine d'Orléans’ 2013). 1424 sweet doeck (Zweetdoek): Hoofd-/halsdoek. 1425 weerdt om sien: Waard om te zien, bezienswaardig. 1419
219
6644 6645 6646 6647 6648 6649 6650 6651 6652 6653 6654 6655 6656 6657 6658 6659 6660 6661 6662 6663 6664 6665 6666 6667 6668 6669 6670 6671 6672 6673 6674 6675 6676 6677 6678 6679 6680 6681 6682 6683 6684 6685
hoogheijt is seer groot het selve staet ten eijnde van een seer groot pleijn aen de rechterhant vant’ welcke staet het oude paleijs, van het welcke men met een gaelderije can gaen naer het nieuw paleijs aen delincker hant staen nieuwe huijsen op een maniere gebout hebbende onder >> 2i9. Winkels, aen t’ ander eijnt vant’ pleijn begint de nieuwe stadt, de welcke een rechte straet heeft wiens huijsen op een maniere gebout sijn door de welcke men van het nieuwe paleijs sien can de poort van de nieuwe stadt, alsoo die straet recht correspondeert1426 op het nieuwe paleijs, van dit pleijn seer groot wesende is een gedeelte afgesneden met een steene muer daer veel statuen opstaen tot een bassecour1427 voor pleijn ofte voor hof vant’ nieuwe paleijs doch can men over die muer het paleijs genoch1428 sien, als mede door een groote poort die daer in is responderende op de poort vant’ paleijs int’ welcke comende vint men int’ opclimmen van den trap een Hartogh van Savoijen van coper gegoten sittende op een witte marmere peert boven comende sagen een schoone sael daer de guardes ofte wachten van den Hartogh sich onthouden, eñ vervolgens sagen wij daer veel costelijcke vertrecken boven seer wel geschildert alle costelijck gemeubleert van cristallijne hang kandelaers, schilt padde cabinetten,1429 eñ spigels als mede tabletten ofte tafelkens alle uijt een der hant seer cierlijck eñ costelijck met gedreven >>
1426
correspondeert: Aansluit. bassecour: ‘Besloten plaats, hof aan de voorzijde van een gebouw’ (WNT). 1428 genoch: Voldoende. 1429 schilt padde cabinetten: Schildpaddenverzameling(sruimte). 1427
220
6686 6687 6688 6689 6690 6691 6692 6693 6694 6695 6696 6697 6698 6699 6700 6701 6702 6703 6704 6705 6706 6707 6708 6709 6710 6711 6712 6713 6714 6715 6716 6717 6718 6719 6720 6721
220. Silver beslagen, oock sagen wij daer diverse sware silvere gedreve hangelakers1430 met de wapens van Savoijen, eñ van Orleans1431 als geweest sijnde doen maken door den tegenwoordigen Hertogh,1432 eñ sijnde eerste huijsvrouwe dochter van den Hartogh van Orleans,1433 Alles tot den heert dinende1434 als, tang, schup,1435 heert ijsers, brant ijsers was alles van silver, daer waren oock goude sijde tapijten, eñ meer andere costelijckheden, in den camer van den Hartogh sijn seer excellente schilderijen van de hant van Bassan,1436 opt’ eijnt van de gaelderije is een cabinet verciert met desseijnen van Michel Angelo1437 geweest sijnde een gerenommeert schilder, van het paleijs can men gaen in het choor van den Dom van het welcke den tegenwoordigen Hartogh doet maken een capelle die dienen sal tot de sepulture ofte begraeffenisse van het huis Savoijen wordende van binnen ront om als mede van boven van swarte marmer (daer niet een streepken wit door loopt) opgebout, achter het paleijs is een tamelijcken hof, daer int’midden een schoone fonteijne van marmer in is, opt’ eijnt van den hof is een >> 22i. Speelhuijsken van het welcke men can sien een seer plaisante wande-
1430
hangelakers: Wellicht vaandels. Orleans: (Hertogdom) Orléans, Frankrijk. 1432 tegenwoordigen Hertogh: Karel Emanuel II van Savoye (1634-1675) (zie: noot 1415: Hertogh van Savoijen). 1433 dochter van den Hartogh van Orleans: Françoise Madeleine van Orléans (1648-1664) (zie: noot 1423: Matame dochter van…) was dochter van Gaston Jean-Baptiste van Frankrijk (1608-1660) die van 1626 tot 1660 hertog van Orléans was (zie: ‘Gaston van Orléans (1608-1660)’ 2013). 1434 Alles tot den heert dinende: Alles om voor de haard te gebruiken. 1435 schup: Schop, voor het scheppen van de as. 1436 Bassan: Waarschijnlijk Jacopo Bassano, Jacopo da Ponte (ca.1515-1592) was een Italiaanse kunstenaar (zie: Chilvers 2009a). 1437 Michel Angelo: Michelangelo Buonarroti (1475-1564) was een Italiaanse kunstenaar die onderandere bekend is van het beeld David (zie: Chilvers 2009b). 1431
221
6722 6723 6724 6725 6726 6727 6728 6729 6730 6731 6732 6733 6734 6735 6736 6737 6738 6739 6740 6741 6742 6743 6744 6745 6746 6747 6748 6749 6750 6751 6752 6753 6754 6755 6756 6757 6758 6759
lingh van een bos omringht van de revieren Poo, eñ doira, die men uijt het paleijs comende met een houte bru-1438 ge passeert om naer die wandelinge te gaen, de gaelderije van den Hartogh die nu vervalt1439 conden wij niet sien vermits de absentie van den opsiender van de selve buijten de gaelderije met de welcke men vant’ een paleijs tot het andere gaet is een balcon langes het welcke men door gaens int’ open gaet, eñ aen de buijten kant sijn bloemen, eñ orange boomen1440 in potten beneden, eñ langes de gaelderije is een schoonen hof vol orange boomen, desen hof is wel lang, maer smal, in de voors wandelinge gelegen over de Doira sijn veel overdec[+k-] te lanen, ofte stegen, daer die vant’ hof connen gaen wandelen sonder gesien te worden vermits het hof aen het een eijnt van de stadt leggende de reviere alleen tusschen beijde is pas serende, van binnen is een plaets met een muer besloten, in de welcke men vint wilt1441 van alderleij soort int’ midden is een seer schoon huijs gebout in de sael van het welcke is het >> 222. Afbeelsel van een seer groote reus voor de vensters is een schoonen hof vol orange boomen, in die beslote plaets is een vijver daer de beesten comen sterven,1442 eñ ront om veel patrijsen, hasen, eñ faisanten,1443 het oude hof eñ is niet veel besonders, eñ niet gemeubleert, de onlanghs ge-
1438
Er zou in bru- na de u ook nog een deel van een g kunnen staan voor het afbrekingsteken (brug-) of in plaats van eht afbrekings teken (brug). 1439 vervalt: In verval is. 1440 orange boomen (oranje): ‘Hetzelfde als oranjeboom, zoowel als benaming voor de geheele plantenfamilie der Aurantiaceae, waartoe o.a. de oranjeboom, de sinaasappelboom en de citroenboom behooren, als alleen voor den Citrus communis Risso’ (WNT). 1441 wilt: Wilde dieren. 1442 comen sterven: Komen om te sterven. 1443 faisanten: Fazanten.
222
6760 6761 6762 6763 6764 6765 6766 6767 6768 6769 6770 6771 6772 6773 6774 6775 6776 6777 6778 6779 6780 6781 6782 6783 6784 6785 6786 6787 6788 6789 6790 6791 6792 6793 6794 6795 6796 6797 6798 6799 6800
bore Prince1444 wort daer op gevoet, eñ sagen wij den Hartogh, eñ Hartoginne,1445 de selve aldaer comen besoecken op een sondagh des naer middaghs kerende dien avont noch weer naer Montraillier een lusthuijs van den Hartogh van waer gecomen waren, den Hartogh is een seer wel gemaeckt Prince, eñ rede selfs een lichte kalesse met twe peerden, in de welcke met de Hartoghinne sijn twede huijsvrouw uijt den huijse van Savoijen was sittende, in de oude stadt is een nieuw stadt huijs gemaeckt niet groot maer cierlijck, eñ daer bij is een fraijen toren die van buijten seer cierlijck geschildert is, int’ midden van de nieuwe stadt is een schoon pleijn ofte plaetse aen weer sijden met schoone huijsen als paleijsen uijt een der hant betimmert int’ midden staende siet men door een straet over een ander pleijn recht op het nieuwe paleijs >> 223. Ofte hof, eñ door een andere straet op de eerste responderende siet men op de poort van de nieuwe stadt, de huijsen op het pleijn staende sijn van voren op pilaren getimmert soo dat men daer onder door gaen can bevreijt van regen, eñ son eñ sijn daer onder win[+c]kels, op den hoeck van de straet streckende1446 naer het hof is aen de eene sijde een magnifieck paleijs van een Heer van den lande, op de hoecken van de andere straet streckende naer de poort is aen d[+e] eene sijde een kerck van sint Carel seer costelijck van binnen vergult, eñ verciert met seer costelijcke autaren,1447 aen
1444
onlanghs gebore Prince: Victor Amadeus II van Savoye (1666-1732) was de zoon van Karel Emanuel II van Savoye (zie: noot 1415: Hertogh van Savoijen) en Maria Johanna van Savoye (1644-1724) (zie: ‘Victor Amadeus II van Sardinië’ 2014; ‘Maria Johanna van Savoye’ 2013). 1445 Hartoginne: Maria Johanna van Savoye (1644-1724) (zie: noot 1444: onlanghs gebore Prince). 1446 streckende: Loopende, liggende. 1447 autaren: Gespeld met één r in tegen stelling tot het eerdere autarren (zie: noot 1031).
223
6801 6802 6803 6804 6805 6806 6807 6808 6809 6810 6811 6812 6813 6814 6815 6816 6817 6818 6819 6820 6821 6822 6823 6824 6825 6826 6827 6828 6829 6830 6831 6832 6833 6834 6835 6836 6837 6838 6839 6840 6841 6842
de andere sijde is een kerck van sinte Teresa mede hebbende een costelijcken autaer van marmer, maer van beijde sijn de gevels noch niet gebout, als alleen met slechte gebacke steen bij provisie, int’ begin van de voorstadt van de Poo is mede in een kerck van sint Francoi[+s] de Paula een uijttermaten schoone marmeren hogen autaer, aldaer door de overleden Hertoghinne dochter Van Vranckrijck doen bouwen, mede is daer aende rechter hant een mindere1448 marmeren autaer daer op staet een costelijcke marmere lieve Vrouwen beelt ten eijnde van de selve voor stadt passeert men de reviere Poo met een steene brugge ende gaet men daer langhs naer de Madona >> 224. Del monte, ofte de Capucien die even daer over op een hogen bergh aen de reviere Poo gelegen sijn, de stadt is tamelijck volck rijck, maer meest de oude stadt daer de winckels merendeel sijn doch is seer vuijl van huijsen, eñ straeten, niet tegenstaende siet men de vrouwen aldaer hun lijwaet wassen in het water van beeckens dat door de midden, eñ leechten1449 van de straeten is vloijende dat ons wel wonder voor quaem, het lusthuijs Montrallier meriteert1450 gesien te sijn, doch wij waren daer niet vermits den Hartogh sich daer op hiel, eñ wij het gansche hof (als voorseijt is) bij occasie1451 tot Torino sagen, maer wij sijn, Den ii dito des voor middaghs te voet gagaen sien het lusthuijs Valentijn, daer men naer toe gaet langes een onlanghs beplante wegh van twe rijden eijcke boomen aen weersijden beginnende van de stadt tot aen het voors Valentijn,
1448
mindere: Kleiner. leechten: Laagte. 1450 meriteert (meriteeren): ‘Verdienen; waard zijn’ (WNT). 1451 bij occasie: Bij gelegenheid. 1449
224
6843 6844 6845 6846 6847 6848 6849 6850 6851 6852 6853 6854 6855 6856 6857 6858 6859 6860 6861 6862 6863 6864 6865 6866 6867 6868 6869 6870 6871 6872 6873 6874 6875 6876 6877 6878 6879 6880 6881 6882 6883 6884
het welcke leijt vlack aen de reviere de Poo, die daer tamelijck weijt is, doch sacht is vloeijende,1452 hebbende aen de andere sijde bergen, het is seer vermaeckelijck, eñ van binnen costelijck gebout eñ met schilderijen gemeubleert, als mede cabinetten, de verwulfsels vergult, eñ in de midden geschildert, met italiaensche devisen,1453 op de reviere lagh een venetiaensche gondel, die de >> 225. Republiecke van Venetien nevens twe roeijers aen den Hartogh vereert hadde, welcke roeijers daer mede van Venetien over see, eñ de gansche reviere de Poo op tot Torino geroeijt quaemen, welck present den Hartogh gedaen wiert in regarde van1454 de assistentie, die aen de republiecke van Venetien tegens de Turcken is doende, Valentijn is noch niet al vol timmert, eñ heeft maer een kleijnen hof alles gesien hebbende sijn over de Poo geset siende aldaer het lusthuijs genaempt la vigna di Madama, ofte den wijngaert van Madame, het welck schuijns over, eñ int’ gesicht van Valentijn tegens een bergh aen op de cant van de Poo is leggende, van daer gingen wij naer la Madona del monte siende onder wegen noch een lusthuijs van een grooten Heer met een tamelijcken hof, eñ vijver op een bergh, eñ van la Madona del mote ofte de Capucinen keerden wij langes de steene brugge over de Poo door de voorstadt naer ons logement de herbergh van de roos, des naer de middaghs sijn wij gereden naer het lusthuijs genaempt la Venecie Roijale, ofte de Konincklijcke weijerije,1455 het welck den tegenwoordigen Hartogh onlanghs heeft doen bouwen, eñ bij naer
1452
sacht is vloeijende: Zacht stroomd. devisen (devies): ‘Zinspreuk onder een wapen of blazoen’ (WNT). In dit geval spreuken op een gewelf (zie: noot 460: verwulfsels voor definitie gewelf). 1454 in regarde van: In verband met. 1455 weijerije (weiderij): Jacht. 1453
225
6885 6886 6887 6888 6889 6890 6891 6892 6893 6894 6895 6896 6897 6898 6899 6900 6901 6902 6903 6904 6905 6906 6907 6908 6909 6910 6911 6912 6913 6914 6915 6916 6917 6918 6919 6920 6921 6922 6923 6924 6925 6926 6927
voltrocken om de gelegentheijt van de >> 226. Jacht, int’ aencomen siet men een beginsel van een nieuwe straet die recht op de poort sal responderen wordende tot dien eijnde diverse huijsen afgebrooken om de straet recht door te maken, het buijten hof en is niet dan met gemeene schilderijen gemeubleert in de midde van t’ voor hof is een schoone fonteijn die noch geen water gaf bestaende in een hart,1456 eñ aen alle canten honden in maniere ofte daer op toe schooten alle dese gedierten soude water geven, eñ waren van steen geverft naer1457 de couleur van de selve gedierten, int’ incomen vant’ paleijs was een uijttermaten schoone sael seer costelijck vergult, eñ geschildert int’ verwulfsel waren schoone schilderijen wesende de rest vergult, de mueren ront om waren verciert met schoone groote schilderijen van iachten representerende den Hartogh, eñ Hartoginne ter iacht reijdende, int’ velt etende, wildt vervolgende,1458 eñ diergelijcke meer, daer is een tamelijck grooten hof van de welcke men siet over een weijde campagne, achter den hof wierden twe groote marmer steene portalen gemaeckt de eene om te gaen naer het parck ofte de plaetse beslooten met een muer, in de welcke veel harten >> 227. Waren, de andere om te gaen met een marmere steene trap naer een hof, die gemaeckt soude worden in een leecht[+e] beneden den anderen hof, die nevens het paleijs op een bergh leijt, langes welcke leechte vloeijden een revierken, dat
1456
hart: Hert. geverft naer: Geverfd in, gekleurd naar. 1458 vervolgende: Achtervolgende. 1457
226
6928 6929 6930 6931 6932 6933 6934 6935 6936 6937 6938 6939 6940 6941 6942 6943 6944 6945 6946 6947 6948 6949 6950 6951 6952 6953 6954 6955 6956 6957 6958 6959 6960 6961 6962 6963 6964 6965 6966 6967 6968 6969
men met een steene brugge van het paleijs can passeren, den hof hadde op de cant naer de leeghte een lange marmer stee[+-] ne balustrade, ofte leuningh, in een sekere beslote plaetse sagen wij veel faisanten, eñ op het voor hof was een quartier van een huijsinge daer des Hartoghs honden hun verblijf hadden leggend[+e] op tafels ofte bancken als de soldaten in de cortegardes1459 hebben, des avonts sijn wij weder om tot Turino gecomen, alwaer wij hebben gedroncken rossolo di Turino1460 een dranck die tot in Vranckrijck vervoert wort wit van couleur, vet als olie, eñ sterck als brandewijn. Den i2 dito des naer middaghs sijn wij van Turino vertrocken siende onder wegen Rivoli een lusthuijs van den Hartogh van Savoijen leggende op een bergh van waer men een uijttermaten schoon gesicht heeft over gansch Piedemont eñ een gedeelte van het Monserrat, eñ oock savoijen, men siet van daer oock leggen de lusthuijsen Venecie Roijale voorschreven, als mede Montrallier leggende >> 228. Mede tegens een bergh naer de cant vant’ Monserrat, van waer men soodanige gesichten mede is genitende1461 nevens een schoone iacht vermits de vruchtbare rollines ofte berghkens die daer ontrent gelegen sijn, in het paleijs comende vint men een groote sael, wiens overwulfsel aen alle canten vergult is hebbende int’ midde een schoone schilderije. tegens de mueren sijn schilderijen van batailles ter see door die van Savoijen tegens de turcken gelevert, de rest van de camers is meest gemeubleert met schilde1462
1459
cortegardes (kortegaard): Wachthuis. rossolo di Turino: Rode Turijnse wijn. 1461 is genitende: Ontvangende. 1462 Tussen schilde en het woord vant dat een regel lager staat, staat een teken. Het zou als afbrekingsteken na schilde of als apostrof na vant kunnen functioneren. 1460
227
6970 6971 6972 6973 6974 6975 6976 6977 6978 6979 6980 6981 6982 6983 6984 6985 6986 6987 6988 6989 6990 6991 6992 6993 6994 6995 6996 6997 6998 6999 7000 7001 7002 7003 7004 7005 7006 7007 7008
rijen ofte afbeelsels van die vant huijs van Savoijen, als mede van de Potentaten aen de welcke die van den selven huijse geallieert1463 sijn geweest, eñ van meer andere groote Heeren, den hof aldaer is cleijn om dat het paleijs (als voors) op een bergh gelegen is des avonts sijn wij comen slaepen tot Villano1464 in de croon. Den i3 dito passeerden wij sant Ambrosio,1465 eñ vervolgens Sant Giori,1466 eñ tegens den middagh sagen wij van dichte bij leggen Suza1467 een cleijn, eñ het laeste stedeken van Piedemont toecomenden den Hartogh van Savoijen gelegen in, eñ omvangen van bergen >> 229. Daer is niet merckelijck te sien, als het casteel, de citadelle, de kerck van Sint Joost daer veel Heijlige re liquien sijn in de stadt is besettingh1468 eñ een gouverneur, des middaghs hebben wij middaghmael gehouden tot la novaleze1469 leggende aen den voet va[+n] den bergh Cenis,1470 naer den eten sijn wij met muijlen den bergh op gereden comende tegens den avont boven op den bergh bij een herbergh daer een groot cruijs bij stont, alwaer wij de muij len verlieten climmende weer op onse peerden, die ons leegh gevolght ware[+n] eñ sijn alsoo gereden tot op het ander eijnt van den bergh siende onder wegen midden op den bergh een lack ofte poel daer schoone truten1471 in sijn, eñ uijt het welcke de reviere doira haer begin neemt lopende naer de Poo in Jtalien, dit lack een weijnigh ge-
1463
geallieert: Verbonden, samenwerkend. Villano: Verdere informatie over ‘Villano’ is niet achterhaald. 1465 sant Ambrosio: Sant'Ambrogio di Torino, Italië. 1466 Sant Giori: San Giorio di Susa, Italië. 1467 Suza: Susa, Italië. 1468 besettingh: Bezetting. 1469 la novaleze: Novalesa, Italië. 1470 Cenis: Col du Mont Cenis, bergpas in Frankrijk en Italië. 1471 truten: Wellicht Truiten: Truit(e): ‘Forel’; ‘Jonge zalm’ (WNT). 1464
228
7009 7010 7011 7012 7013 7014 7015 7016 7017 7018 7019 7020 7021 7022 7023 7024 7025 7026 7027 7028 7029 7030 7031 7032 7033 7034 7035 7036 7037 7038 7039 7040 7041 7042 7043 7044 7045 7046 7047 7048 7049
passeert sijnde sagen wij fonteijnen, eñ cleijne beeckiens, die wederom een begin van een andere revierken maeckten genaempt Ade1472 lopende langes een andere cours door het geberghte van Savoijen tot in de reviere lisiere,1473 aen het eijnt van den bergh comende bij een herbergh genaempt Tavernelle ofte het herberghsken vonden het dalen van de selve seer steijl, maer >> 230. Een corte wegh reets was de maen opgecomen die ons wel te pas quaem int’ afclimmen, hebben onse peerden wederom leech laten aflopen, eñ ons laten afdraegen door twe mans met stoelen, als buccien1474 in Hollant die niet hebben onder als touwen daer men in sit, eñ voor uijt een touw, daer de voeten op leunen, alsoo gemaeckt om dat het onderste van de stoel, als mede de beenen int’ dalen geen aerde soude raken, doch vallende, ofte de touwen breeckende soude men sich van onderen wel te schande connen vallen, eñ beseren, dese mans gaen soo vast, eñ sterck1475 dat een die het niet gewent is ledigh haer niet can volgen sijn alsoo bij de maen tot Lasnebourgh1476 eerste dorp van Savoijen aengecomen hebbende op den bergh Piedemont, eñ Jtalien verlaten, eñ adieu geseijt, den bergh Cenis passerende hadden wij seer schoon weder sonder dat ter een wolcsken aen de locht was, ofte wij eenige wint voelden, op den bergh comende sagen de toppen van de selve tenemael met sneeuw
1472
Ade: Arc, rivier in Frankrijk. lisiere: (l’) Isère, rivier in Frankrijk. 1474 twe mans met stoelen, als buccien: Door twee mannen, met stoelen zoals buggy’s. Buggy: ‘Licht twee- of vierwielig open rijtuigje, getrokken door één paard’ (WNT). 1475 vast, eñ sterck: Vluch en snel. 1476 Lasnebourgh: Lanslebourg-Mont-Cenis, Frankrijk. 1473
229
7050 7051 7052 7053 7054 7055 7056 7057 7058 7059 7060 7061 7062 7063 7064 7065 7066 7067 7068 7069 7070 7071 7072 7073 7074 7075 7076 7077 7078 7079 7080 7081 7082 7083 7084 7085 7086 7087
bedeckt, eñ voelden daer een tamelijcke harden eñ schraele wint, waer >> 23i. Door wij groote coude hadde nevens berouw dat onse mantels gequitteert hadden die nevens de voordere bagage met een muijl vooruijt waren gegaen beneden comende voelden geen wint ofte coude meer, maer onse lippen waren vrij rouw1477 van de wint, soo dat de effecten van dien bergh noch langh mede droegen. Den i4 dito voormiddagh hebben wij tusschen het geberghte beginnen te volgen het revierken Ade, eñ gepasseert hebbende Orse1478 sijn wij comen eten tot Modane,1479 des naer middagh sint Andre1480 aen de rechterhant, eñ andere sijde van het revierken latende leggen sijn wij comen slaepen tot sint Michel, ofte sint Michiel.1481 Den i5 dito voormiddaghs rijdende voor bij het stedeken genaempt sint Jan de Morienne1482 sijn wij comen middaghmael houden tot la Chambre1483 des naer middaghs Erpierre1484 gepasseert sijnde quaemen wij slaepen tot Aiguebelle.1485 Den i6 dito des voormiddaghs sagen wij de conionctie, ofte versamelinge van het revierken Ade (dat tot daer toe gevolght hadden) >> 232. Met de reviere lisiere lopende te samen voor bij Grenoble1486 hooft
1477
rouw: Ruw, kapot. Orse: Verdere informatie over ‘Orse’ is niet achterhaald. 1479 Modane: Modane, Frankrijk. 1480 sint Andre: Saint-André, Frankrijk. 1481 sint Michel, ofte sint Michiel: Saint-Michel-de-Maurienne, Frankrijk. 1482 sint Jan de Morienne/Moriano: Saint-Jean-de-Maurienne, Frankrijk. 1483 la Chambre: La Chambre, Frankrijk. 1484 Erpierre: Épierre, Frankrijk. 1485 Aiguebelle: Aiguebelle, Frankrijk. 1486 Grenoble: Grenoble, Frankrijk. 1478
230
7088 7089 7090 7091 7092 7093 7094 7095 7096 7097 7098 7099 7100 7101 7102 7103 7104 7105 7106 7107 7108 7109 7110 7111 7112 7113 7114 7115 7116 7117 7118 7119 7120 7121 7122 7123 7124
stadt vant’ Dauphine1487 (alwaer de reviere Romance1488 sich bij de selve is volgende) eñ voor te samen door het Dauphine tot in de reviere de Rhosne1489 boven Valence,1490 de revieren aldaer verlatende, eñ des voor middaghs gepasseert sijnde mal taverne1491 sijn wij comen eten tot Montmelian1492 aldaer eerst passerende de reviere lisiere met een houte brugge, Montmelian is een cleijn stedeken leggende tegen een bergh, maer heeft een sterck cassteel leggende boven op den bergh, eñ is de sleutel van gans Savoijen, want is onwinbaer1493 vermits uijt een roots is gebout, soo dat niet en can ondermeijnt1494 worden hebbende nochtans onder ider werck een contremijne,1495 ofte een verwulfsel met een gat in de midden boven uijtcomende, waer door de cracht van het poeder van de mine van den vijant soude moete verdwijnen de bovenste wercken worden gemaeckt van blaeuachtige hartsteen1496 die onder uijt de grachten gehouden worden >> 233. Ofte die sij door poeder doen springen op de maniere van de fortresse van Malta, daer sijn schoone putten van fonteijn water, ander water vermits de hooghte, eñ roots niet wel te becomen sijnde, eñ is daer oock een vloeijende fonteijn uijt
1487
Dauphine: Dauphiné, voormalige provincie in Zuidoost Frankrijk. Romance: Romanche, rivier in Frankrijk. 1489 Rhosne: Rhône, Frankrijk. 1490 Valence: Valence, Frankrijk. 1491 mal taverne: Verdere informatie over ‘mal taverne’ is niet achterhaald. 1492 Montmelian: Montmélian, Frankrijk. 1493 onwinbaer: Niet te veroveren. 1494 ondermeijnt (ondermijnen): Ergens mijnen ondergraven om het te slopen.. 1495 contremijne (contramijn): ‘Mijn aangelegd om eene vijandelijke onschadelijk te maken’ (WNT). 1496 blaeuachtige hartsteen (hardsteen): ‘In toepassing op de blauwachtig grijze kalksteen die in Zuid-Nederland arduin heet en in Noord-Nederland veelal Escozijnsche steen wordt genoemd’ (WNT). 1488
231
7125 7126 7127 7128 7129 7130 7131 7132 7133 7134 7135 7136 7137 7138 7139 7140 7141 7142 7143 7144 7145 7146 7147 7148 7149 7150 7151 7152 7153 7154 7155 7156 7157 7158 7159 7160 7161 7162 7163 7164
de roots waer door man, eñ peert van dorstens noodt in tijden van belegh bevrijt wort, vermits de hooghte vant’ casteel, eñ de verafgelegenheijt van de omleggende hoge bergen (van de welcke het canon niet en can toedraegen) can het casteel van binnen niet beschooten worden, den Koninck van Vranckrijck Lodewijck den derthiende1497 met den Cardinael Richelieu1498 hebben daer over het iaer met een leger van over de dertigh duijsent mannen voor gelegen sonder iet op te doen, vant’ casteel siet men een andere fortresse genaemt Barou, die den Hartogh van Savoijen int’ begin van de frontieren Van Vranckrijck heeft doen bouwen, dan den Koninck van Vranckrijck heeft de selve in besettinge genomen, des naer middaghs sijn wij tot Chamberi1499 hooft stadt van Savoijen aengecomen de stadt leijt in een schoone >> 234. Vruchtbare valeije, gelijck mede Montmelian, de stadt is tamelijck groot in twe steden, eñ voorstadt bestaende, de groote stadt is tamelijck fraeij sijnde aldaer veel huijsen van bleauachtige hartsteen gebout, het hof is tamelijck fraeij leggende op een hooghte eñ gebout van bleauachtige hartsteen, daer is een schoone capelle, ofte kercxken wiens gevel cierlijck van witte hartsteen1500 gebout is van binnen is oock een schoone marmeren autaer. Den i7 dito sijnde sondagh voor ons
1497
Koninck van Vranckrijck Lodewijck den derthiende: Lodewijk XIII (1601-1643) was van 1610 tot 1643 koning van Frankrijk (zie: ‘Lodewijk XIII van Frankrijk’ 2014). 1498 Cardinael Richelieu: Armand Jean du Plessis, Cardinal-Duc de Richelieu et de Fronsac (1585-1642) was van 1622 tot 1642 kardinaal. Hij was de voorganger van Jules Raymond kardinaal Mazarin (1602-1661) (zie: noot 904: Cardinael van dien…; ‘Kardinaal de Richelieu’ 2014). 1499 Chamberi: Chambéry, Frankrijk. 1500 witte hartsteen: Witte bergsteen (zie: noot 89: Harssteen).
232
7165 7166 7167 7168 7169 7170 7171 7172 7173 7174 7175 7176 7177 7178 7179 7180 7181 7182 7183 7184 7185 7186 7187 7188 7189 7190 7191 7192 7193 7194 7195 7196 7197 7198 7199 7200 7201 7202 7203 7204 7205 7206
misse hebbende doen lesen sijn wij vertrocken, eñ den bergh genaempt Apremont,1501 ofte scherpenbergh gepasseert, wesende dat sijn rechten naem1502 vermits hoogh van roots, eñ vol steenen is, eñ sijn comen eten tot Espernaij1503 alwaer wij een processie sagen rontom de kerck van de boeren, eñ boerinnen die in geestelijcke klederen gekleet waren hebbende de mans cappen over het hooft, eñ aensicht daer maer alleen gaten in waren daer door sagen, eñ wiert genaempt het broederschap vant’ heijligh Sacrament, des naer middaghs sijn wij int’ Dauphine provincie >> 235. Van Vranckrijck gecomen passerende een revierken, het welcke het selve rijck van Savoijen is scheijdende, eñ sijn alsoo des avonts in de grande Chartreuse ofte groote Cathuijsers van Grenoble comen logeerden, in Savoijen sagen wij anders niet dan bergen waer van de grootste boven met sneeuw bedeckt waren, wij passeerden sonderlingh geen valeijen, als eenige cleijne behalve die van Montmelian, eñ Chamberi, men siet daer veel menschen soo mans als Vrouwen die quabben vleesch1504 aen den hals hebben hangen sommige als flessen groot, eñ oock wel meer als een, int’ Milanees eñ Piedemont vint men oock wel eenige maer sijn cleijn, maer wel in stiermarck, eñ Carinthien, dit seijt men het sneeuw water comende van de bergen te causeren, waer mede de arme menschen (die oock meest haver broot eten) hun generen, hebben geen ofte weijnigh weijn, wij sagen
1501
Apremont: Waarschijnlijk Chartreuse gebergte, Frankrijk. rechten naem: Terechte naam, juiste naam. 1503 Espernaij: Verdere informatie over ‘Espernaij’ is niet achterhaald. 1504 quabben vleesch: Verdere informatie over ‘quabben vleesch’ is niet achterhaald. 1502
233
7207 7208 7209 7210 7211 7212 7213 7214 7215 7216 7217 7218 7219 7220 7221 7222 7223 7224 7225 7226 7227 7228 7229 7230 7231 7232 7233 7234 7235 7236 7237 7238 7239 7240 7241 7242 7243 7244 7245 7246 7247 7248 7249 7250 7251 1505
aldaer dat een smits blaesbalck door een water rat wiert geblasen, aen welck rat een hout was dat den blaesbalck op eñ neer dede gaen, niet tegenstaende het water rat buijtens, eñ de blaesbalck binnens huijs was tusschen Sint Michiel, eñ Sint Jan de >> 236. Moriano hoorden wij een stercken Echo die van achteren een hoge clip perfect antwoorden. Den i8 dito des morgens vroegh op gestaen wesende sijn wij geclommen op den bergh van de Chartreusen, alwaer eerstelijck sagen een capelle die den heijligen Bruno stichter van de order van de Cathuijsers heeft doen bouwen vermits sint Pieter sich openbarende aen de compagnons van dien heijligen (wanneer de selve van intentie waren de hoge clippen vermits de abondantie van sneeuw te verlaten, eñ wat leger te vertrecken) haer vermaende1505 aldaer een capelle ter eeren van onse lieve Vrouw te bouwen, wat hooger sagen wij een fonteijn die miraculeuselijck ontsprongen was, wanneer den heijligen Bruno met sijn geselschap gebreck van water hadde, wat hoger sagen wij een kercxken op wiens autaer een grotteken gemaeckt is daer den heijligen bidt knielende op de selve steen, daer eerst op begost heeft penitentie te doen, sijnde de rest van de roots ofte steen in den autaer eñ de rest van de grotte wegh gehouden om de kerck te bouwen, in dit selve kerxken heeft den Heijligen de order eerst ingestelt, in het clooster droncken wij goeden witten wijn die een >> 237. Weijnigh van den geelen ofte citroen couleur hadde, wesende voort van een
vermaende: Spoorde aan.
234
7252 7253 7254 7255 7256 7257 7258 7259 7260 7261 7262 7263 7264 7265 7266 7267 7268 7269 7270 7271 7272 7273 7274 7275 7276 7277 7278 7279 7280 7281 7282 7283 7284 7285 7286 7287 7288 7289 7290 7291
rijnsche smaeck als een rijnsche wijn, wij hoorden daer de hooft misse, die met veel ceremonien gecelebreert wiert, dese religieusen sijn gehouden alle aencomende Heeren, drie dagen, eñ drie nachten te tracteren hebbende alle natien aldaer haer aparte vertrecken, de plaetse is niet schoon maer raer om sijn affreusheijt,1506 eñ eenicheijt sijnde gel[+e]gen op eñ tusschen hooge clippen daer bossen op sijn, wij eenen nacht aldaer vernacht hebbende sijn naer den onbeijt vertrocken comende ververschen tot Vorespe,1507 eñ sijn alsoo des naer middaghs tot Grenoble hooftstadt van Dauphine gearriveert aldaer passerende over een houte brugge de reviere Lisiere, di[+e] daer recht voor bij vloeijende schepen begint te voeren, tusschen Modane, eñ Sint Michiel voors leijden onsen voiturin ons langes een wegh die toe liep, alwaer wij met groot perijckel mosten rijden op een seer smal wegxken tegen een hoogen bergh daer onder een diepe precipise was, de stadt is tamelijck groot wesende een bisdom, eñ is aldaer een parlament residerende soo dat oock redelijck wel gepeupleert1508 is, de Koninck heeft daer een schoone huijsinge in de welcke Monsieur d’esdiguieres >> 238. Gouverneur van de Provincie1509 is logerende, den Contestable1510 heeft daer mede een schoon huijs van bleauachtige hartsteen gebout, eñ niet weijt van den ouver van de reviere Lisiere gelegen, Tot grenoble coopt men ordinaris gans, ofte hanschoene de grenoble, die daer van honde leer gemaeckt
1506
affreusheijt (affreus): Afschuwelijkheis.. Vorespe: Voreppe, Frankrijk. 1508 gepeupleert: Gepopuleerd, bevolkt. 1509 Monsieur d’esdiguieres Gouverneur van de Provincie: François de Bonne-de-Créqui (ca. 1596-1677) was van 1636 tot 1677 hertog van Lesdiguières en van 1642 tot 1677 gouveneur van Dauphiné (zie: ‘François de Bonne de Créqui’ 2014) 1510 Contestable: Verdere informatie over ‘Contestable’ is niet achterhaald. 1507
235
7292 7293 7294 7295 7296 7297 7298 7299 7300 7301 7302 7303 7304 7305 7306 7307 7308 7309 7310 7311 7312 7313 7314 7315 7316 7317 7318 7319 7320 7321 7322 7323 7324 7325 7326 7327 7328 7329 7330 7331 7332
eñ seer curieus genaeijt1511 worden. Den i9 dito des morgens sijn wij naer den onbeijt vertrocken passerende eer wij buijten quaemen de reviere Lisiere over een steene andere brughe, eñ siende niet weijt van de stadt de conionctie, ofte versamelinge van de twe revieren Lisiere, eñ Romance van waer het hoge geberghte verlatende sijn comen eten tot Moiran1512 des avonts slaepende tot La Froide.1513 Den 20 dito hebben wij geeten tot Escu1514 comende des avonts slaepen in de voorstadt van Lions vermits een grooten regen (waer door het seer doncker wiert) ons buijten hielt. Den 2i dito des morgens over een schoone steene brugge de reviere Rhosne passerende sijn wij binnen Lions gecomen gaende logieren in de escu de France ofte het schilt van Vranckrijck, Lions is een van de alderschoonste steden van Vranckrijck naer Parijs1515 door de selve passeert de reviere de Saone1516 dwars door, eñ langs >> 239. Des stadts wallen passeert aen eene sijde de reviere de Rhosne (haer oo[+r]spronck uijt de Alpes nemende, eñ bij geneven een groot lack formerende) waer mede de reviere de Saone sich vemenght even buijten des stadts wallen een eijlandeken aldaer makende, de reviere de Saone passeert men in de stadt met een steene brugge wiens fondamenten rusten op rootsen in de reviere leggende, eñ wort de selve noch gepasseert met twe houte bruggen, daer is in de stadt een schoon parck ofte pleijn daer de wandelinge is genaemt belle
1511
curieus genaeijt: Nauwkeurig/zorgvuldig genaaid. Moiran: Moirans, Frankrijk. 1513 La Froide: Verdere informatie over ‘La Froide’ is niet achterhaald. 1514 Escu: Verdere informatie over ‘Escu’ is niet achterhaald. 1515 naer Parijs: Op Parijs na. 1516 Saone: Saône, rivier in Frankrijk. 1512
236
7333 7334 7335 7336 7337 7338 7339 7340 7341 7342 7343 7344 7345 7346 7347 7348 7349 7350 7351 7352 7353 7354 7355 7356 7357 7358 7359 7360 7361 7362 7363 7364 7365 7366 7367 7368 7369 7370 7371 7372 7373 7374 7375 7376 1517 1518
cour, ofte schoone plaetse, daer is een schoon casteel leggende over de reviere de Saone op een hooge rootse genaempt pierre encise, ofte uijtgehouden steen het gedeelte van de stadt dat over de reviere de Saone leijt is mede gelegen tegen die bergen van clippen, de stadt is vrij groot hebbende groote voorsteden, eñ is wel gepeupleert de straeten sijn daer vuijl, de kerck van sint Jan leggende over de reviere is groot, aldaer is een schoon horloge wijsende veelder hande sake, als de vren, maenden, iaeren, de getijden van de maen de daegen van de weeck, eñ de planeten, wanneer het horloge sloegh verschudde1517 een haen daer op staende sijn vleugelen, eñ craeijden daer naer, daer >> 240. Wort tot Lions veel sijde gemaeckt eñ is vermaeckelijck het selve te gaen sien in de publieckque plaetsen daer sulckx geschiet, eñ veel vrouw volck int’ werck is, int’ arcenael1518 sach ick geschut gieten, dat daer uijt gelicht was, eñ naer de see cant gevoert op de Fransche vloot, het stadt huijs dat nieuw is getimmert van witte hartsteen is seer schoon hebbende int’ incomen een schoone cour ofte plaetse met een schoone fonteijn, eñ daer achter een properen hof boven opt’ stadthuijs is de sale schoon geschildert eñ met schilderijen behangen, daer sach men diergelijcke horloge, als voors in de kerck van sint Jan, voor het stadt huijs is een groote schoone plaetse op de welcke aen de lincker hant vant’ stadthuijs getimmert wiert een schoon convent merendeel van witte hartsteen streckende vant’ stadt huijs af ten eijnde van de voors plaetse
verschudde: Schudde. arcenael: Arsenaal (zie: noot 780: Arsenael).
237
7377 7378 7379 7380 7381 7382 7383 7384 7385 7386 7387 7388 7389 7390 7391 7392 7393 7394 7395 7396 7397 7398 7399 7400 7401 7402 7403 7404 7405 7406 7407 7408 7409 7410 7411 7412 7413
dit clooster is genaempt saint Pierre, ofte sinte Pieter gefondeert1519 door sekere Dame1520 voltrocken sijnde sal het een magnifieck werck wesen, tot Lions is in een seker edelmans huijs te sien, een cabinet vol alderhande rariteiten, consten, eñ inventien, tot de Cathuijsers leggende >> 24i. Op een bergh heeft men een schoon gesicht over de stadt, eñ omleggende campagnes. Den 2i, eñ 22 dito tot Lions vertoeft hebbende sijn wij. Den 23 dito des middaghs van daer vertrocken te peert met een voiturier te voet: passerende een stedeken Bresle1521 sijn wij comen vernachten tot Tarare.1522 Den 24 dito door quaet weder van de wegh afrakende lieten den bergh Tarare (die wij passeren mosten) aen de rechter hant leggen reijdende achter de selve om over een anderen bergh, eñ daer naer la Fontaine1523 gepasseert sijnde quaemen eten tot Sainct Saphorin1524 hebbende even te voren aen de rechter hant laten leggen la ville de Laij,1525 ofte het stedeken Laij naer den eten l’hospitael1526 gepasseert wesende sijn wij des naer middaghs tot Roane1527 gearriveert ∞ hebbende tusschen Lions, eñ Roane voors veel schoone campagnes, rollines, ofte vruchtbaere heuvelkens gepasseert, als sijnde een seer schoone lants douwe.1528 Roane is een groot vleck leggende op de reviere de Loire1529 tegens een heuvel aen eñ dalende tot aen de reviere langhs de
1519
gefondeert: Opgetrokken. sekere Dame: Een zekere dame. 1521 Bresle: L'Arbresle, Frankrijk. 1522 Tarare: Tarare, Frankrijk. 1523 la Fontaine: Verdere informatie over ‘La Fontaine’ is niet achterhaald. 1524 Sainct Saphorin: Saint-Symphorien-de-Lay, Frankrijk. 1525 la ville de Laij: Lay, Frankrijk. 1526 l’hospitael: Verdere informatie over ‘l’hospitael’ is niet achterhaald. 1527 Roane: Roanne, Frankrijk. 1528 lants douwe: Landstreek (zie: noot 848: lansdouwen). 1529 Loire: Loire, rivier in Frankrijk. 1520
238
7414 7415 7416 7417 7418 7419 7420 7421 7422 7423 7424 7425 7426 7427 7428 7429 7430 7431 7432 7433 7434 7435 7436 7437 7438 7439 7440 7441 7442 7443 7444 7445 7446 7447 7448 7449
welcke een straet leijt met huijsen nae[+r] de lant sijde, eñ wort die straet genaemt le port de Roane ofte de haven van Roane wij waren aen de over seijde van de reviere >> 242. Gelogeert in Sainct Nicola,1530 ofte sint Nicolaes daer men van Lions eerst aencomt, Roane des naer middaghs gesien hebbende sijn wij. Den 25 dito des morgens vroegh met een schuijtken de reviere de Loire af naer Orleans gevaren in compagnie van een Heer die een gevangen mede voerden die men seijde vals sout vercoft te hebben,1531 eñ sijn des avonts comen slaepen tot Digoin1532 in Bourgundien1533 daer wij een goeden ouden rooden wijn, eñ een puijck1534 van nieuwe witte wijn droncken gewassen tot Mascon1535 in Bourgundien. Den 26 dito des voor de middaghs sagen wij op een bergh ontrent den ouver van de reviere een schoon casteel genaemt la motte Sainct Jan toecomende Monsieur de Coligni,1536 die in de laeste turcksche oorlogen gecommandeert heeft de Fransche auciliaire1537 troepen, voort varende sagen wij het revierken la roux1538 in de Loire vloeijen, eñ verstonden wij dat wel duijsent man met graeven doende waren dat revierken in de reviere Saone te brengen tusschen Challon,1539 eñ Verdun1540 in Bourgondien, om alle coopmanschappen uijt de middelansche
1530
Sainct Nicola: Verdere informatie over ‘Sainct Nicola’ is niet achterhaald. die men seijde vals sout vercoft te hebben: Waarvan men zei dat hij nep zout verkocht had. 1532 Digoin: Digoin, Frankrijk. 1533 Bourgundien: Bourgondië, regio in Frankrijk. 1534 puijck: Puike, voortreffelijke. 1535 Mascon: Waarschijnlijk Mâcon, Frankrijk. 1536 Monsieur de Coligni: Jean de Coligny-Saligny (1617-1686) was Luitenant-Generaal in het Franse leger in de strijd tegen de Turken. 1537 auciliaire (auxiliair): Hulptroep(en). 1538 la roux: Arroux, rivier in Frankrijk. 1539 Challon: Chalon-sur-Saône, Frankrijk. 1540 Verdun: Verdun-sur-le-Doubs, Frankrijk. 1531
239
7450 7451 7452 7453 7454 7455 7456 7457 7458 7459 7460 7461 7462 7463 7464 7465 7466 7467 7468 7469 7470 7471 7472 7473 7474 7475 7476 7477 7478 7479 7480 7481 7482 7483
see de Rhosne op tot Lions te voeren, eñ van daer de Saone op tot het voors revierken, in het welcke >> 243. Door sluijsen soude gelaeten worden om soo wel des somers als des winters te passeren, door dat revierken soude men voort in de reviere Loire comen van daer tot Orleans, Blois,1541 Tours,1542 Saumur,1543 Angiers,1544 Nantes1545 tot in den Orea, ofte noort see, eñ uijt de Loire can men des winters al rede met sluijsen, eñ een gegraeven canael onlanghs gemaeckt comen in het rerevierken loing,1546 het welcke in de reviere de Seine1547 vloeijt, eñ soo voort naer Parijs, Roane, eñ Havre de grare1548 tot mede in de noort see, tegens de middagh lieten wij niet weijt van ons int’ gesicht aen de rechter hant leggen de stadt Bourbon1549 waer van de tegenwoordige Koningen van Vranckrijck haer toe naem1550 voeren als gecomen sijnde van een ionger soone1551 geweest hebbende Hartogh van Bourbon,1552 voort varende tegens den avont sagen wij Desize1553 een stedeken leggende in een eijlant van het welcke men met twe diverse witte hartsteene brugge can gaen aen weersijden van de revier, de eene brugge heeft dubbelde boogen eñ is een slot leggende op een heuvelken, des nachts quaemen wij slaepen
1541
Blois: Blois, Frankrijk. Tours: Tours, Frankrijk. 1543 Saumur: Saumur, Frankrijk. 1544 Angiers: Angers, Frankrijk. 1545 Nantes: Nantes, Frankrijk. 1546 loing: Loing, rivier in Frankrijk. 1547 Seine: Seine, rivier in Frankrijk. 1548 Havre de grare: Le Havre, Frankrijk. 1549 Bourbon: Bourbon-Lancy, Frankrijk. 1550 toe naem: Geslachtsnaam, achternaam. 1551 ionger soone: Mannelijk nageslacht. 1552 Hartogh van Bourbon: Hendrik IV (1553-1610) was de eerste Koning van Frankrijk uit het Bourbon geslacht (zie: ‘Hendrik IV van Frankrijk’ 2014). 1553 Desize: Decize, Frankrijk. 1542
240
7484 7485 7486 7487 7488 7489 7490 7491 7492 7493 7494 7495 7496 7497 7498 7499 7500 7501 7502 7503 7504 7505 7506 7507 7508 7509 7510 7511 7512 7513 7514 7515 7516 7517 7518 7519
tot Tint.1554 Den 27 dito des morgens passeerden wij nevens een fraeije, eñ redelijck >> 244. Groote stadt wesende een hartoghdom,1555 t’ welck den Hartogh van Maintona toegecomen heeft,1556 eñ aen wiens voorouders het door houwelijck met een dochter van een ionger soon van den huijse van Cleef gedevolveert1557 was, den overleden Hartogh heeft het aen den overleden Cardinael Masarino vercoft, die het vereert heeft aen sijn neef Mancini nu Hartogh van Nevens1558 alwaer te sien is een fraeij paleijs van de vorige Hartogen van Nevens daer leijt een schoone witte hartsteene brugge over de reviere de Loire, die nu onlanghs gerepareert is, eñ ten eijnde van de selve leijt noch een andere diergelijcke brugge om bij hoogh water aen het lant (leggende aen de andere sijde van de reviere) droogh te connen comen, des middaghs sagen wij een weijnigh onder Nevers1559 de reviere dallier1560 (die tot daer toe soo groot is als de Loire) sich mengen in de Loire, op welcke reviere (comende vloeijen uijt de provincie van Auvergne)1561 is leggende de stadt Moulin,1562 op de Loire voor de mont van die reviere leijt een schuijt met wacht1563 van wegen de Koninck om te sien ofte van
1554
Tint: Verdere informatie over ‘Tint’ is niet achterhaald. een hartoghdom: Hertogdom Nevers. 1556 Hartogh van Maintona: Nevers werd van 1565 tot 1659 geheerst door een hertog uit het geslacht Gonzaga, die hertogen van Mantua waren (zie: ‘Lijst van heersers van Nevers’ 2013). 1557 gedevolveert (devolveeren): ‘Door erfopvolging of bij testament aan een ander toevallen. 1558 Mancini nu Hartogh van Nevens: Philippe Jules Mancini (1641-1707) was van 1661 tot 1707 hertog van Nevers (zie: ‘Lijst van heersers van Nevers’ 2013; ‘Philippe Jules Mancini’ 2014) 1559 Nevers: Nevers, Frankrijk. 1560 dallier: Allier, rivier in Frankrijk. 1561 Auvergne: Auvergne, gebied in Frankrijk. 1562 Moulin: Moulins, Frankrijk. 1563 wacht: Wachters. 1555
241
7520 7521 7522 7523 7524 7525 7526 7527 7528 7529 7530 7531 7532 7533 7534 7535 7536 7537 7538 7539 7540 7541 7542 7543 7544 7545 7546 7547 7548 7549 7550 7551 7552
beijde de revieren geen sout en wort >> 245. Afgevoert, des naer middaghs lieten wij aen de rechter hant leggen la Charite1564 een proper stedeken passerende aldaer onder een witte hartsteene brugge eñ quaemen slaepen tot Poulli1565 een proper stedeken logerende buijten de stadt. Den 28 dito des voormiddaghs hebben wij aen de linckerhant op een bergh laeten leggen Sancerre1566 een kleijn stedeken in de Provincie Berrij1567 gelegen daer veel hugenotten1568 ofte geusen1569 woonen daer onder een weijnigh verder lach een fraeij dorp genaempt Setibeau1570 vervolgens lieten aen de rechter hant leggen Cosud1571 een stedeken eñ een weijnigh voorder een schoon casteel toecomende monsieur Vieuxbourg Cavalier ofte ridder van Malta1572 daer naer sagen aen de rechterhant Neusvit,1573 eñ daer naer aen de selve hant Bonnij1574 eñ daer tegen over aen de lincker hant Beaulieu1575 daer naer sagen wij aen de rechter hant Husson1576 een cleijn stedeken daer de geene die recht naer Parijs, eñ de post nemen willen aen lant gaen vermits daer een posthuijs is, des naer middaghs lieten wij aen de rechter hant leggen Briart1577 een cleijn stedeken beneden het welck bij sagen het ca-
1564
la Charite: La Charité-sur-Loire, Frankrijk. Poulli: Pouilly-sur-Loire, Frankrijk. 1566 Sancerre: Sancerre, Frankrijk. 1567 Provincie Berrij: Berry, voormalige provincie in Frankrijk. 1568 hugenoten (Hugenoot): ‘Benaming voor de hervormden in Frankrijk, soms ook voor de calvinisten in het algemeen’ (WNT). 1569 geusen (geuzen): ‘Een Geus zijn, tot de partij der Geuzen behooren; thans nog in den bepaalden zin van: Niet RoomschKatholiek zijn’ (WNT). 1570 Setibeau: Verdere informatie over ‘Setibeau’ is niet achterhaald. 1571 Cosud: Verdere informatie over ‘Cosud’ is niet achterhaald. 1572 monsieur Vieuxbourg Cavalier ofte ridder van Malta: Verdere informatie over ‘monsieur Vieuxbourg Cavalier ofte ridder van Malt’ is niet achterhaald. 1573 Neusvit: Neuvy-sur-Loire, Frankrijk. 1574 Bonnij: Bonny-sur-loire, Frankrijk. 1575 Beaulieu: Beaulieu-sur-Loire, Frankrijk. 1576 Husson: Ousson-sur-Loire, Frankrijk. 1577 Briart: Briare, Frankrijk. 1565
242
7553 7554 7555 7556 7557 7558 7559 7560 7561 7562 7563 7564 7565 7566 7567 7568 7569 7570 7571 7572 7573 7574 7575 7576 7577 7578 7579 7580 7581 7582 7583 7584 7585 7586 7587 7588 7589 7590 7591 7592
nael dat daer voorbij gegraeven is >> 246. Ende naer een cleijn revierken genaemt Loing loopt, het welcke in de reviere de Seine vloeijt soo dat men door dat canael tot Parijs toe can vaeren met alderhande coopmanschappen als voors is, eñ vervolgens sagen wij aen de lincker hant leggen een schoon casteel genaempt Bisson toecomende een Edelman van Parijs eñ passeerden tegen den avont Gian1578 een stedeken leggende aen de rechter hant van de reviere alwaer een schoon casteel is, eñ een schoone brugge over de reviere is leggende waer op eenige huijsen staen eñ ten eijnde van de welcke een voorst[+e-] deken leijt buijten het welcke de Capucinen een clooster hebben, een weijnigh lantwaert in leijt een dorp dat out Gian heet alwaer voor desen Gian plach te staen1579 des avonts sijn wij tot Sullij1580 comen eten onderwegen sagen wij aen weersijden veel schoone wijngaerden tegens bergen, eñ heuvelen leggen in den avont passeerden wij sainct Benoict1581 een Abdije latende de selve aen de rechter hant leggen, als mede. Den 29 dito in den morgen stont chasteauneuf1582 een groot dorp alwaer een out casteel leijt bij een gedeelte vant’ dorp, maer bij het grootste >> 247. Gedeelte leijt een schoon nieuw getimmert huijs dicht bij de reviere hebbende een schoonen hof, ende parck toecomende monsieur de la
1578
Gian: Gien, Frankrijk. plach te staen: Gewoonlijk stond/lag. 1580 Sullij: Sully-sur-Loire, Frankrijk. 1581 sainct Benoict: Saint-Benoît-sur-Loire, Frankrijk. 1582 chasteauneuf: Châteauneuf-sur-Loire, Frankrijk. 1579
243
7593 7594 7595 7596 7597 7598 7599 7600 7601 7602 7603 7604 7605 7606 7607 7608 7609 7610 7611 7612 7613 7614 7615 7616 7617 7618 7619 7620 7621 7622 7623 7624 7625 7626 7627 7628 7629 7630
Vrillere Secretaris van staet1583 vervolgens passeerden wij onder een steene brugge voor bij Gergeau1584 een cleijn geus stedeken latende het selve aen de linckerhant, eñ aen de rechter hant Sainct Denis1585 een dorp, even over de brugge van twintigh boogen van de welcke aen weersijden in den beginne eenige afgebrooken sijn, in de laeste oorlogen van de Princen tegen de Koningh,1586 wanneer des Koninckx leger in Gergeau, eñ der Princen in saint Denis lagen, onse wegh vervolgende sijn des middaghs tot Orleans aengelant naer dat vier, eñ een halven dagh op de reviere Loire hadden gevaren logerende aux trois Empereurs ofte de drie Keijsers, Orleans is een groote schoone stadt, eñ hartoghdom, waer van des Koninghs Broeder Hartogh is,1587 heeft een seer schoone steene brugge over de reviere leggen waer op in de midden staet van coper gegoten de Purelle, ofte de maeght van Orleans Jenne d’ arcq1588 de welcke soo een vermaerde Fransche Amasone is geweest, dat haren >> 248. Koningh die bij naer door de Engelsche uijt sijn rijck verdreven was daer wederom door de wapenen in herstelt heeft, de maille1589 op de wallen gemaeckt is oock schoon, eñ sijn de wallen soo hoogh dat men buijten de stadt sijnde bij naer niet dan de toppen van de torens siet, soo dat de stadt van binnen door canon niet can bescha-
1583
monsieur de la Vrillere Secretaris van staet: Wellicht Louis Phélypeaux de La Vrillière (1599-1684) was rond 166 waarschijnlijk Staatssecretaris (zie: ‘Louis Ier Phélypeaux de La Vrillière’ 2013). 1584 Gergeau: Jargeau, Frankrijk. 1585 Sainct Denis: Wellicht Saint-Denis-en-Val, Frankrijk. Dit zou tegenwoordig aan de linker hand liggen. 1586 de laeste oorlogen van de Princen tegen de Koningh: Wellicht de slag bij Jargeau. 1587 Koninghs Broeder: Filips I van Orléans (1640-1701) was van 1660 tot 1701 hertog van Orléans en was de broer van Lodewijk XIV (1638-1715), beterbekend als de Zonnekoning, die van 1643 tot 1715 koning van Franrijk was (zie: ‘Filips van Orléans (1640-1701)’ 2014; ‘Lodewijk XIV van Frankrijk’ 2014). 1588 Jenne d’arq: Jeanne d'Arc (ca. 1412-1431) vocht mee tegen Engeland in de honderdjarige oorlog. 1589 maille: Wellicht vergelijkbaar met een staketsel (zie: noot 1353: staketselen voor definitie staketsel).
244
7631 7632 7633 7634 7635 7636 7637 7638 7639 7640 7641 7642 7643 7644 7645 7646 7647 7648 7649 7650 7651 7652 7653 7654 7655 7656 7657 7658 7659 7660 7661 7662 7663 7664 7665 7666 7667 7668 7669 7670
dight worden, over de brugge leijt een voorstadt daer diverse kercken instaen, als sijnde vrij groot, eñ wel gepeupleert int’ midden van de brugge waer over men naer de voorstadt gaet is een eijlandeken op het welcke huijsen staen aen weersijden op de weijte van de brugge soo dat de selve scheijnen op de brugge te rusten, ter sijde van de huijsen gaet men aen een sijde naer de voordere huijsen die op dat eijnt vant’ eijlandeken staen, eñ aen de andere sijde van de huijsen gaet men opt ander eijnt vant eijlandeken wesende een wandelinge van twe a vier rijden1590 boomen bequaem1591 om des somers een koele locht te sceppen1592 nu dienden het tot lijnbanen de punt vant’ eijlandeken daer de stroom tegens vloeijden was seer wel met hartsteene muren, eñ wallen voorsien. ontrent >> 249. Dit eijlandeken op de brugge staet het copere crusifix voort’ welcke den Koninck Carel Van Vranckrijck1593 aen de eene, eñ de voors Jenne d’arcq aen de andere sijde met blooten hare eñ een degen op sijde sijn knielend[+e] bijde van coper gegoten tot gedachtenisse van de groote victorie1594 di[+e] tegens de Engelsche ontrent Orleans gevochten, de kerck genaemt Saincte Croix is schoon geheel van witte hartsteen opgebout, edoch1595 is daer van nu ter tijt niet meer onder dack, als het choor alleen: om het welcke men ront om can gaen vindende recht achter den hoogen autaer een schoone capelle van
1590
rijden: Rijen. bequaem: Geschikt. 1592 sceppen: Scheppen. 1593 Koninck Carel Van Vranckrijck: Karel VII (1403-1461) was van 1422 tot 1461 Koning van Frankrijk (zie: ‘Karel VII van Frankrijk’ 2014). 1594 victorie: Overwinning. 1595 edoch: Echter. 1591
245
7671 7672 7673 7674 7675 7676 7677 7678 7679 7680 7681 7682 7683 7684 7685 7686 7687 7688 7689 7690 7691 7692 7693 7694 7695 7696 7697 7698 7699 7700 7701 7702 7703 7704 7705 7706 7707 7708 7709
marmer gebout door den overleden Hartogh van Orleans,1596 eñ sijne eerst[+e] huijsvrouwe uijt den huijse van Mon pensier 1597want de kerck anno i565 door de geusen afgebrant, eñ geruineert is, ront om het kerck hof dae[+r] bij gelegen genaemt het groote kerc[+k] hof is een groot pant in het welcke men alderhande saeken vercoopt, daer sijn diverse schoone plaetsen ofte marckten in de stadt ~ >> 250. En sijn daer veel lange, eñ rechte straeten, die daer op responderen, op de reviere leggen veel scheepkens om de revier af te varen, eñ is daer ontrent een groot gecrioel van menschen, eñ karren alderhande waeren ontladende daer lach dien tijt op den ouver groote menighte van wijnen de reviere op eñ af comende, andere wierden de reviere op gescheept om door het voren gementioneerde canael van Briart naer Parijs gevoert te worden wij sagen menichte wijnen de stadt incomen andere menichte sagen wij langes de campagnes voeren, een teecken van een goet gewas over desen iare i666. Den 30 dito sijn wij met de messager1598 van Orleans op Parijs te peert gereden passerende eerst een groote voorstadt, eñ vervolgens comende eten tot Tourij1599 een kleijn stedeken, des naer middaghs gepasseert hebbende Angerville1600
1596
den overleden Hartogh van Orleans: Gaston Jean-Baptiste van Frankrijk (1608-1660) (zie: noot 1433: dochter van den Hartogh…). 1597 eerst[+e] huijsvrouwe uijt den huijse van Monpensier: Marie de Bourbon-Montpensier (1605-1627) trouwde in 1626 met Gaston Jean-Baptiste van Frankrijk (1608-1660) (zie: noot 1433: dochter van den Hartogh…; ‘Marie de BourbonMontpensier’ 2014). 1598 messager: Bode, met de post. 1599 Tourij: Toury, Frankrijk. 1600 Angerville: Angerville, Frankrijk.
246
7710 7711 7712 7713 7714 7715 7716 7717 7718 7719 7720 7721 7722 7723 7724 7725 7726 7727 7728 7729 7730 7731 7732 7733 7734 7735 7736 7737 7738 7739 7740 7741 7742 7743 7744 7745 7746 7747 7748
>> 25i. Ende vervolgens Manarville1601 sijn wij des avonts comen slaepen tot Estampes1602 een redelijck groote stad[+t] naer dat wij een langh faux bourg ofte voorstadt gepasseert hadden waer door een revierken vloeijt. Den 3i dito des voormiddaghs sijn wij gepasseert voor bij een cleijn stedeken genaemt Estrechij,1603 eñ vervolgens door Chastres1604 een tamelijck groote stadt comende eten tot Linas1605 mede een tamelijcke stadt alwaer eerst (vermits den sondagh) den dienst hoorden eñ ons in den kerck geweijt broot gepresenteert wiert, daer wij mede nevens de andere van aten, des naer middaghs gepasseert sijnde Longiumeau1606 een proper stedeken eñ vervolgens Bourg de la Reijne1607 ofte het dorp van de Koninginne (als sijnde gedaen bouwen bij de overledene reijne mere ofte Koninginne moeder)1608 sijn wij tegens den avont tot Parijs gearriveert >> i52. Nemende ons logement voor eerst a la Croix blanche rue Sainct Denis, ofte het witte ~ cruijs in de straet van sint Denis, eñ dat vermits de nagelegentheijt van den messager van Parijs op Brussel, met de welcke mijn Oom van sins was te vertrecken, anders is de goede herberge tot Parijs a la croix de
1601
Manarville: Monnerville, frankrijk. Estampes: Étampes, Frankrijk. 1603 Estrechij: Étréchy, Frankrijk. 1604 Chastres: Verdere informatie over ‘Chastres’ is niet achterhaald. 1605 Linas: Linas, Frankrijk. 1606 Longiumeau: Longjumeau, Frankrijk. 1607 Bourg de la Reijne: Bourg-la-Reine, Frankrijk. 1608 Koninginne moeder: Anna van Oostenrijk (1601-1666) was de moeder van Lodewijk XIV (1638-1715) (zie: noot 1587: Koninghs Broeder; ‘Anna van Oostenrijk (1601-1666)’ 2014). 1602
247
7749 7750 7751 7752 7753 7754 7755 7756 7757 7758 7759 7760 7761 7762 7763 7764 7765 7766 7767 7768 7769 7770 7771 7772 7773 7774 7775 7776 7777 7778 7779 7780 7781 7782 7783 7784 7785 7786 7787 7788
fer rue sainct Denis, ofte la ville de Brusselle rue sainct Martin. onder wegen deden wij een wolf op1609 de welcke sich velde, waert in begevende een grooten alarm van schreeuwen veroorsaeckten aen ionge schaep harders1610 met hun vee int’ velt wesende soo dat de boeren in de weer raeckten tusschen Orleans eñ Estampes eñ sijn niet dan vlacke landen, eñ siet men van de wallen van de stadt van Orleans, over een groote vlacke campagne van wijngaerden die een >> 253. Schoonen rooden wijn draegen de bosschen gepasseert sijnde siet men schoone vlacke coren campagnes, ofte landen: die echter hier wat rijsen eñ daer wederom een weijnigh dalen sonder noc[+h] tans het gesicht te breecken tusschen Estampes, eñ Parijs sijn heuvelen eñ daelen, soo van wijngaerden die bleecken wijn, ofte vin pallard draegen, als van coren landen, eñ siet met tusschen de voors twe steden veel schoone Heeren huijsen met schoone dreven ofte laenen voor aen, als mede hoven, eñ parcken wij hadden des sondaghs s morgens een continuelen1611 regen tot den middagh, eñ des naer middaghs sagen wij met schoon weder alle die fraeijicheden ontrent Parijs de wegh tusschen Orelans, eñ Parijs was vrij onveijl1612 vermits eenige mal contenten,1613 ofte gere-
1609
deden op: Merkten op, zagen. De auteur heeft een andere h geschreven dan die voor hem gebruikelijk is. In plaats van een h die op een g lijkt, lijkt deze h eerder op een b. 1611 continuelen: Aanhoudende. 1612 onveijl: Onveilig. 1613 mal contenten: Ontevredenen. 1610
248
7789 7790 7791 7792 7793 7794 7795 7796 7797 7798 7799 7800 7801 7802 7803 7804 7805 7806 7807 7808 7809 7810 7811 7812 7813 7814 7815 7816 7817 7818 7819 7820 7821 7822 7823 7824 7825 7826
ierteerden1614 die sich daer ontrent op hielden, dese nevens anderen >> 254. Hadden aen den Bisschop van Orleans1615 (die onlanghs gekoren was, eñ privilegie hadde alle misdaden tot seker getal te pardonneren)1616 door requesten versocht acte van remissie, ofte queijtscheldinge van hunne misdaden, dan vermits (om de groote conscientieusheijt1617 van den bisschop) nihil op hun requeste kregen, hadden sich uijt desperaetheijt int’ velt begeven om in weervraecke te spolieten,1618 doe geene die van Orleans quaemen, gelijck alrede1619 eenige afgeset1620 hadden, doch wesende veerthien a vijftien in compagnie wel gewapent eñ ons dicht bij den anderen houdende hebben wij geen onraet vernomen, maer sijn in salvo1621 tot Parijs gecomen, ontrent een quartier vrs van de stadt siet men van een heuvel Parijs >> 255. Seer breet in een dal leggen, eñ vint men ontrent de stadt vee[+l] schoone dorpen, eñ niet weijt van de selve een schoon gebouw dat den overleden Cardinael Mazarin hadde doen bouwen voor geestroppierde1622 soldaten, maer nu met de vrede hoorden het een
1614
gereierteerden: Verdere informatie over ‘gereireteerden’ is niet achterhaald. Bisschop van Orleans: Pierre du Cambout de Coislin (1637–1706) was van 1665 tot 1706 bisschop van Orléans (zie: ‘Pierre du Cambout de Coislin’ 2014). 1616 pardonneren: Kwijtschelden. 1617 conscientieusheijt (consciëntieus): Zijn geweten volgend. 1618 spolieten (spolieeren): Plunderen. 1619 alrede: Alreeds. 1620 afgeset: Afgezet, achtergelaten. 1621 in salvo: Behouden, in veiligheid. 1622 estroppierde: Verminkte, invalide. 1615
249
7827 7828 7829 7830 7831 7832 7833 7834 7835 7836 7837 7838 7839 7840 7841 7842 7843 7844 7845 7846 7847 7848 7849 7850 7851 7852 7853 7854 7855 7856 7857 7858 7859 7860 7861 7862 7863 7864 7865 7866
particulier toe, tot Parijs comende hoorden wij dat het hof tot Sainct Germain was,1623 eñ in geen drie weken naer Parijs soude keeren, t’ welck oorsake was wij aldaer voor eerst geen groo[+t] geswier van carossen, eñ treijn sagen, het is remarquabel,1624 dat wij op die groote reijse heel weijnigh ofte bij naer gans geen regen gehadt hebben nochte oock van geen banditen oft[+e] voleurs1625 aengerant1626 sijn geweest eñ is noch meer te verwonderen dat niemant van ons op de reijs is sieck geworden daer het nochtans de gansche somer extreem heet is geweest >> 256. Soo dat in Jtalien selfs soodanigen hette niet gewoon waren waer door oock tot Romen veel menschen aen heete koortsen stierven, het welcke dan oock oorsaecke is geweest d[xx]1627 wij niet en conden resolveren naer Romen te reijsen, welcke reijs daer en boven int’ somer saisoen altoos periculeus is gelijck mijn Oom dat in sijn voorgaende reijse gewaer is geworden wanneer ontrent sint Jan daer incomende cort daer aen sieck worde, naer eenige dagen a la croix blanche gerust, eñ een goet huijs om te logeeren gesocht hadden ben eijndelingh1628 op Den november naer dat mijn Oom den sesden deser1629 vertrocken was gaen logeeren chez
1623
dat het hof tot Sainct Germain was: Dat het koningshof naar/in Sainct Garmain was. remarquabel: Opmerkelijk. 1625 voleurs: Rovers. 1626 aengerant: Aangevallen. 1627 d[xx]: De letters zitten onder de vouw van het handschrift. Wellicht staat er dat. 1628 eijndelingh: Ten slotte, uiteindelijk. 1629 sesden deser: Zes november. 1624
250
251
9 Bronnen in het Journael 9.1 Fysieke bronnen Calisch, I.M. en N.S. Calisch, Beknopt kunstwoordenboek (ed. Hans Beelen). Z.n., z.p., (2014). p. 105. [Digitale versie op: . Geraadpleegd 14 mei 2014.] Chapman, H (2001): ‘Correggio (Antonio Allegri)’ [Electronische versie]. In: H. Brigstocke (red.) The Oxford Companion to Western Art. Chilvers, I. (2009)a: ‘Bassano, Jacopo (Jacopo da Ponte)’ [Electronische versie]. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). Chilvers, I. (2009)b: ‘Michelangelo (Michelangelo Buonarroti)’ [Electronische versie]. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). Chilvers, I. (2009)c: ‘Parmigianino (Girolamo Francesco Maria Mazzola)’ [Electronische versie]. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). Chilvers, I. (2009)d: ‘Raphael (Raffaello Santi)’ [Electronische versie]. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). Chilvers, I. (2009)e: ‘Reni, Guido’[Electronische versie]. In: The Oxford Dictionary of Art and Artists (4 ed.). Friederichs Heinz F. (1970): Die Reichsfreiherren von Ritter zu Groenesteyn und ihre Vorfahren. Deel 2: Das Utrechter Geslecht de Ridder 1220-1650-1730. Neustadt a.d. Aisch. Siepman van den Berg, A. en B. Olde Meierink [1995]. ‘Groenestein’. In: Olde Meierink, B. [et al.] (red.): Kastelen en Ridderhofsteden in Utrecht. 2e dr.Utecht: Matrijs. pp. 205-208. Vries, C. de (1698): Den Cleefschen Lusthoff. Zynde een korte beschryvinge van al wat in, om, en buyten de Stadt C!eve, van Gebouwen, Uytsichten, Plantagien, Bergen en Dahlen aenmerckelicx te sien en te vinden is. Cleve: Tobias Silberling. pp. 40-41 WNT: Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Geraadpleegd via de Geïntergreerde TaalBank:
9.2 Bronnen op wikipedia ‘Agnes von Mansfeld-Eisleben’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Alfonso IV d’Este’ (2013). . Geraadpleegd 7 mei 2014. 252
‘Alfonso Litta’ (2013). . Geraadpleegd 8 mei 2014. ‘Amalia van Solms’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014. ‘Anna van Oostenrijk (1601-1666)’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Baltasar de la Cueva, Count of Castellar’ (2014). . Geraadpleegd 5 mei 2014. ‘Barberini’ (2013). . Geraadpleegd 6 mei 2014. ‘Beleg van Wenen (1529)‘ (2013). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Bucentaur’ (2014). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Castellano del Castello Sforzesco di Milano’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Consiglio dei Pregadi’ (2013). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Council of Ten’ (2014). . Geraadpleegd 2 mei 2014. ‘Eleonora Gonzaga (1630-1686)’ (2013). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Eleonora van Oostenrijk (1653-1697)’ (2013). . Geraadpleegd 28 april 2014. ‘Engelberga van Provence’ (2013). . Geraadpleegd 7 mei 2014. ‘Federico Borromeo’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Ferdinand Maria van Beieren (1636-1679)’ (2014). . Geraadpleegd 23 april 2014. ‘Ferdinando II de' Medici’ (2013). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Filippo I Colonna’ (2014). . Geraadpleegd 13 mei 2014.
253
‘Filips IV van Spanje’ (2013). . Geraadpleegd 23 mei 2014. ‘Filips van Orléans (1640-1701)’ (2014). http://nl.wikipedia.org/wiki/Filips_van_Orléans_(16401701)>. Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Filips Willem van de Palts’ (2014). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Francisco Fernández de la Cueva’ (2014). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Francisco III Fernández de la Cueva‘ (2013). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘François de Bonne de Créqui’ (2014). . Geraadpleegd 20 mei 2014. ‘François de Vendôme, Duke of Beaufort’ (2014). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Françoise Madeleine d'Orléans’ (2013). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Frederik Hendrik van Oranje’ (2014). . Geraadpleegd 11 juni 2014. ‘Fugger (geslacht)’ (2013). . Geraadpleegd 23 april 2014. ‘Gaston van Orléans (1608-1660)’ (2013). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Gaudentius van Novara’ (2013). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Gebhard Truchsess von Waldburg’ (2014). .Geraadpleegd 7 april 2014
254
‘George Willem van Brunswijk-Lüneburg’ (2014). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Girolamo Colonna’ (2013). . Geraadpleegd 13 mei 2014. ‘Giulio Spinola’ (2014). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Gottlieb Amadeus von Windisch-Graetz’ (2014). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Grande (titel)’ (2013). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Guardia Lombardi‘ (2014). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Gustaaf II Adolf van Zweden’ (2014). . Geraadpleegd 25 april 2014. ‘Harrach [de]’ (2013). . Geraadpleegd 29 april 2014. ‘Harrach [nl]’ (2013). . Geraadpleegd 29 april 2014. ‘Hendrik III van Frankrijk’ (2014). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Hendrik IV van Frankrijk’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Henriëtte Catharina van Oranje’ (2013). .Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Hertogdom Gulik’ (2014). .Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Hertogdom Mantua’ (2013). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Isabella d'Este, Duchess of Parma’ (2013). . Geraadpleegd 7 mei 2014. ‘Johan George II van Anhalt-Dessau’ (2013). .Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Johan Maurits van Nassau-Siegen’ (2013). .Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Johann Philipp von Schönborn’ (2014). . Geraadpleegd 10 juni 2014. ‘Jules Mazarin’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. 255
‘Kardinaal de Richelieu’ (2014). . Geraadpleegd 20 mei 2014. ‘Karel Emanuel II van Savoye’ (2013). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Karel II van Spanje’ (2014). . Geraadpleegd 16 mei 2014. ‘Karel IX van Frankrijk’ (2013). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Karel V van Lotharingen’ (2014). . Geraadpleegd 5 juni 2014. ‘Karel VII van Frankrijk’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Karl Kaspar von der Leyen’ . Geraadpleegd 17 april 2014. ‘Keizer Ferdinand I (1503-1564)’ (2014). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Keizer Ferdinand II’ (2013). . Geraadpleegd 25 april 2014. ‘Keizer Frederik III (1415-1493)’ (2013). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Keizer Leopold I’ (2014). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Keizer Rudolf II’ (2014). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Kerkelijke Staat’ (2013). . Geraadpleegd 6 mei 2014. ‘Keulse Oorlog’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Koninkrijk León’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Laura Martinozzi’ (2014). . Geraadpleegd 6 mei 2014. ‘Leopold Willem van Oostenrijk’ (2013). . Geraadpleegd 7 mei 2014. ‘Lijst van heersers van Bohemen’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014
256
‘Lijst van heersers van Brandenburg’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Lijst van heersers van Nevers’ (2013). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Lijst van koningen van Hongarije’ (2013). . Geraadpleegd 25 april 2014. ‘Liste der Bischöfe von Savona’ (2013). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Lodewijk Hendrik Maurits van Palts-Simmern’ (2014). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Lodewijk XIII van Frankrijk’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Lodewijk XIV van Frankrijk’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Lodi (provincie)’ (2014). . Geraadpleegd 8 mei 2014. ‘Lope Díez de Aux y Armendáriz’ (2013). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Louis Ier Phélypeaux de La Vrillière’ (2013). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Luis de Guzmán Ponce de Leon’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Marc'antonio Cesti’ (2013). . Geraadpleegd 28 april 2014. ‘Margaretha Theresia van Spanje’ (2013). . Geraadpleegd 5 juni 2014. ‘Maria Anna van Oostenrijk (1634-1696)’ (2014). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Maria Johanna van Savoye’ (2013). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Marie de Bourbon-Montpensier’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Mattias de' Medici’ (2014). . Geraadpleegd 12 mei 2014. 257
‘Maximiliaan Hendrik van Beieren’ (2014). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Melchor Fernández de la Cueva y Enríquez de Cabrera’ (2014). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Michael Wenzel von Althann’ (2013). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Pablo Spínola Doria’ (2013). . Geraadpleegd 13 mei 2014. ‘Palazzo Vendramin-Calergi’ (2014). . Geraadpleegd 1 mei 2014. ‘Paolo Spinola, 3rd Marquis of the Balbases’ (2014). . Geraadpleegd 13 mei 2014. ‘Paus Alexander VII’ (2013). . Geraadpleegd 5 juni 2014. ‘Paus Urbanus VIII’ (2014). . Geraadpleegd 6 mei 2014. ‘Philippe Jules Mancini’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Pierre du Cambout de Coislin’ (2014). . Geraadpleegd 21 mei 2014. ‘Princess Margaret Yolande of Savoy’ (2013). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Raimondo Montecuccoli’ (2014). . Geraadpleegd 12 mei 2014. ‘Ramiro Núñez de Guzmán’ (2014). . Geraadpleegd 9 mei 2014. ‘Ranuccio I Farnese’ (2013). . Geraadpleegd 6 mei 2014. ‘Ranuccio II Farnese, Duke of Parma’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Republiek Venetië’ (2014). . Geraadpleegd 30 april 2014. 258
‘Rodriguez Ponce de Léon’ (2013). . Geraadpleegd 8 mei 2014. ‘Süleyman I’ (2014). . Geraadpleegd 6 juni 2014. ‘Theodosius I’ (2014). . Geraadpleegd 14 mei 2014. ‘Victor Amadeus I van Savoye’ (2013). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Victor Amadeus II van Sardinië’ (2014). . Geraadpleegd 19 mei 2014. ‘Vorstendom Moers’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Vorstendom Palts-Neuburg’ (2013). . Geraadpleegd 7 april 2014 ‘Willem III van Oranje’ (2014). . Geraadpleegd 7 april 2014
9.3 Andere digitale bronnen ‘Anna Ursula von Ritter zu Groenesteyn, geborene von Schwalbach Ehemann Stephan 1649 / (1657), Kiedrich’, in: Grabdenkmäler (Stand: 18.10.2011) Geraadpleegd 12 juni 2014. ‘Fuggerei’ [z/j]. . Geraadpleegd 12 juni 2014. ‘Steven Vrijheer Ritter van Grünstein’ [z.j.]. . Geraadpleegd 25 april 2014. ‘Woordenlijst – Navigatie’ (2012). . Geraadpleegd 10 juni 2014. Museumkurhaus.de ‘Het Museum Kurhaus Kleef’. . Geraadpleegd op 26 maart 2014
259