1
Een zoektocht naar de verloren zoon Zeger Doeleman “Wees dus nu maar niet al te bedroefd om mijnent wege” Door Hugo Doeleman Hzn
Toen ik in 1957 als 14-‐jarige scholier begon met het uitpluizen van de familiegeschiedenis, viel mij op dat er niets bekend was over Zeger Doeleman, die eind 19e eeuw naar Amerika vertrok zonder afscheid te nemen van zijn familie en vrienden. Over Zeger werd binnen zijn naaste familie altijd gezwegen. Niemand wist mij te vertellen waarom hij was vertrokken. Er waren wel wat vermoedens. Voor een genealoog in spe een reden om nader onderzoek te gaan verrichten. Na 55 jaar speurwerk zijn er meer feiten boven tafel gekomen. En daarmee is het mij duidelijker geworden waarom hij vertrokken is.
Boerderij “Maye” in Dreischor waar Zeger opgroeide v.l.n.r. Pieternella Kooman met daarnaast haar man Johan Doeleman, Joh. Doeleman Zzn en zijn vrouw Maatje v.d. Cingel, Lee Verton-‐ Doeleman met haar zoontje op schoot
Zeger Doeleman werd geboren op 2 januari 1872 in Dreischor als zoon van de landbouwer Johannes Doeleman (1844-‐1912) en Maatje van der Cingel (1845-‐1924). Twee eerder geboren zonen met de naam Zeger leefden maar kort. Zeger was vernoemd naar zijn grootvader Zeger Doeleman (1807-‐1845). Die op zijn beurt was vernoemd naar zijn grootvader van moederszijde; Zeger Alegoed (±1730-‐1776) een welgestelde boer op boerderij ‘de Hond’ in Dreischor.
Versie 2, 11-‐7-‐2012
2
Zeger had een oudere broer Gillis1 (1867-‐1945) en twee jongere broers, Pieter Jan2 (1873-‐ 1954) en Johannes (Johan)3 (1879-‐1965). Voorts een zusje Lena Maatje Doeleman (Lee) (1874-‐1942), die getrouwd was met Krijn Verton, molenaar op de molen ‘Aeolus’ in Dreischor. Gillis ging boeren in de Anna Jacobapolder op Sint Philipsland en Pieter Jan op Noord-‐ Beveland. De jongste zoon Johan volgde zijn vader op. En ging wonen op de ouderlijke hoeve ‘Maye’ aan de Adriaan Oudsweg in de polder Dreischor.
Zeger Doeleman
(De foto zit in een album nabij foto’s van zijn broers en zuster. Er staat evenwel geen naam op de foto. Omdat de foto gemaakt is in Leiden is het zeer waarschijnlijk dat de afbeelding Zeger voorstelt)
Zeger groeide dus op in een boerenfamilie. Zijn vader kreeg enig aanzien, want hij was bestuurder en later dijkgraaf van de polder Dreischor. Zeger zal -‐ net als zijn broers -‐ al vroeg betrokken zijn geweest bij het boerenbedrijf. Het was gewoon dat kinderen meehielpen, ook al waren er knechten in dienst. Het boerenvak werd in de praktijk geleerd van vader op zoon. Landbouwkundig onderwijs kwam in Zeeland pas vanaf 1893 van de grond. Zeger was blijkbaar intelligent, want hij mocht verder leren. Meegespeeld kan hebben dat er geen plaats was voor alle jongens uit het gezin op een boerderij. In 1885 ging Zeger naar de Rijks-‐ H.B.S. in Zierikzee, waar hij in 1891, op 19-‐jarige leeftijd, het H.B.S.-‐diploma behaalde. Met name voor de exacte vakken haalde hij goede cijfers4. Klas 3 heeft hij twee keer gedaan, omdat hij voor Engels geen voldoende haalde. De overige vakken waren toen voldoende. Zeger woonde in zijn H.B.S.-‐tijd bij de boekhandelaar Samuel Ochtman en zijn vrouw Adriana Johanna Ochtman op de Appelmarkt/hoek Korte Sint Janstraat. De familie Ochtman had meer jongens in de kost. Op de H.B.S. ontmoette Zeger zijn achterneef Herman Frans Doeleman, die daar twee jaar op school is geweest (1887-‐1889). Herman F. woonde volgens het bevolkingsregister van 31 augustus 1889 tot 6 december 1889 bij de leraar Nederlandse 1 Gillis was gehuwd met Elizabeth Suzanna Viergever (Betje)
2 Pieter J. Was gehuwd met Cornelia Levina de Vrieze (Fiene) 3 Johan was gehuwd met Pieternella Kooman (Pietje) 4
bron cijferlijsten H.B.S. Zierikzee, Zeeuws Archief
Versie 2, 11-‐7-‐2012
3
taal-‐ en letterkunde Abel de Weerd in het pand B-‐9 op de hoek van de Dam en de Appelmarkt, tegenover het huis waar Zeger woonde. In het schooljaar 1888/89 zaten ze samen in klas 3. Herman F. bleef toen zitten. Bekend is dat Herman F. een lastige jongen was. Vermoedelijk was hij niet meer op school te handhaven en heeft zijn vader hem toen maar naar de kostschool Instituut Reesink in Geertruidenberg gestuurd. Zeger ging met goede cijfers naar klas 4. Herman F. was de kleinzoon van Herman Doeleman (1817-‐1897), boer op de Hoge Hoeve in Dreischor, en Thona Goemans (1818-‐1893). Deze Herman was de broer van Zegers grootvader Zeger Doeleman (1807-‐1845). De vader van Herman F. was hoofdonderwijzer Adriaan Doeleman5 (1848-‐1918), die getrouwd was met Wilhelmina W. Was (1852-‐1942), dochter van de heel-‐ en vroedmeester F.P.J. Was6 in Oosterland. Herman F. Doeleman vertrok in 1893 na het behalen van zijn machinistendiploma in Amsterdam naar Amerika en zal daar later naspeuringen doen om Zeger te helpen vinden. Tussen Herman F. en Zeger zal geen innige band hebben bestaan. Dat blijkt uit een brief die Herman F. in 1933 schreef aan zijn neef Frits Doeleman, toen nog student rechten in Utrecht: As to your interest in Zeeger Doeleman. He prefers to remain undiscovered. I have written him and had no answer. I have tried to see him and I believe he hid himself. I knew him very well, he was in my class in school in Zierikzee and he was outstanding in one thing only, he had the biggest blackheads (vetwormen).7 I have ever seen on any one. There were 2 in one of his ears, they were colossal. Voor Zeger zal het hebben van jeugdpuisten in zo’n hevige vorm niet gemakkelijk zijn geweest. Mogelijk werd hij op school hierdoor buitengesloten. Na de H.B.S. ging Zeger zich voorbereiden op het staatsexamen gymnasium. Volgens de Middelburgsche Courant van 21 mei 1894 behaalde hij het diploma ‘extraneus’, wat wil zeggen, dat hij de school niet werkelijk heeft bezocht. Mogelijk heeft hij zich thuis en later in Leiden op dit examen voorbereid met hulp van zijn huisgenoot de heer Dr. H.J.F.A. Wansink, die leraar oude talen was.8 Lena Maatje (Lee) Verton-‐Doeleman, de zus van Zeger, heeft altijd in de buurt gewoond van haar ouders bij de molen “Aeolus”. Het is aannemelijk dat na het overlijden van haar moeder zij de boedel heeft opgeruimd en de persoonlijke paperassen bewaarde. Lee had een dochter, Maria Cathelina (1901-‐1983), die op kosten van een kinderloos echtpaar tandheelkunde studeerde in Utrecht. Zij trouwde met de uit Friesland afkomstige huisarts Dr. Obbe Visser. Zij wilden tussen Zeeland en Friesland wonen en kwamen terecht op het huis “Heidestein” in Heelsum9. Opvolgende bewoners waren hun zoon Dr. H. Visser en zijn vrouw Dr. M. Visser-‐ Steegman. Op de zolder werden de familiepapieren van enkele generaties bewaard. Ik had eens vernomen dat mogelijk in het grote huis in Heelsum nog brieven van Zeger zouden kunnen zijn. Vanaf 1963 heb ik enkele malen bij de familie Visser inlichtingen opgevraagd. Er kwam evenwel geen antwoord. Het arts-‐ en tandartsechtpaar had het erg druk en zij waren niet echt ‘schrijverig’. Ik was dan ook blij verrast toen op 10 mei 2003 de familie Visser een koffertje bij mij bracht met heel wat brieven, foto’s en andere documenten betreffende de familie en het molenhuis. Er zaten ook een aantal interessante brieven bij van Zeger.
5 Adriaan is de overgrootvader van Hugo Doeleman, schrijver van dit artikel
6 opgeleid aan de geneeskundige school te Middelburg 7 meeëter 8 Wansink promoveerde in 1895 tot doctor in de letteren op de dissertatie “De scholiis in Sophoclis tragoedias
veteribus a P.N. Papageorgio editis (De antieke scholia met betrekking tot de tragedies van Sophocles, geredigeerd door P.N. Papageorgio)) bron: UB Leiden 9 bron: “Hecht en wel betimmerd” de geschiedenis van het huis Heidestein in Heelsum en zijn bewoners, door René van Mierlo
Versie 2, 11-‐7-‐2012
4
Leiden, 9 november 1895 van Zeger aan zijn ouders in Dreischor; Hij schrijft o.a. over een tramongeluk en op hol geslagen paarden in Leiden. Passage: Vrijdag hebben hier10 3 Fransche kooplui gelogeerd, daar ze, zoals ge weet, nu weer naar Frankrijk mogen uitvoeren. ’t Was een drukken markt11, dus door de voortdurende regen hier een verbazende rommel op straat. Leiden, 5 mei 1896 van Zeger aan “Lieve Moe” in Dreischor; Zeger schrijft over zijn ziekenbezoek in Rotterdam, waar zijn vader is geopereerd. Passage; De kamer heeft een mooi uitzicht op pas groene kastanjeboomen. Zooals hij in bed ligt kijkt hij daar juist tegen aan. Staat men nu echter voor het raam, dan kijkt men rechts meer tegen de stad en daar beneden staat het lijkenhuisje, waar hij er gisteren morgen voor de operatie nog een paar heen zag dragen; wat nu geen aanmoedigend gezicht was om nog geopereerd te worden. Het beste zal maar zijn om hem van huis maar dikwijls te schrijven, want hij is nat[uurlijk]. ook nieuwsgierig hoe het gaat en zeg dan dat het goed gaat met het werk, dat hij daarover niet bezorgd is en schrijf opgewekt, want dat is voor zoo iemand nat[uurlijk] ook het beste. en het is mijn overtuiging dat zijn toestand, de omstandigheden in aanmerking genomen, zoo goed mogelijk is, en dat er niet het minste gevaar is.12 Leiden, 4 november 1896 aan “Lieve ouders” in Dreischor Passage: En zoo komt er dus nu een dominee13 naar Dreischor. Het moet volgens de Looze een goed spreker zijn, maar hij is gematigd orthodox en geheel onthouder en voor het laatste tevens ijverig propagandist. Er zullen zeker nog genoeg menschen zijn, die er blij mee zijn, ze hebben dan tenminste de pastorie14 niet voor niemendal laten restaureren. Leiden, 28 januari 1897 aan “Lieve ouders” in Dreischor Het is een felicitatiebrief, zijn moeder verjaarde op 29 januari. Passage: Als ge terugschrijft, moet ge eens bepaald melden of het nu waar is, dat Berman door van den Bout is gearresteerd en verbaliseerd; dat zal nu toch wel bekend wezen. Leiden, 15 maart 1897 aan “Lieve ouders” in Dreischor Passage: Vanavond hebben we hier de jaarvergadering van “Christiaan Huijgens”, die dan juist twee jaar geleden weer heropgericht is. Er zijn op ’t oogenblik evenwel slechts zes leden, daar al de andere niet corpsleden in de wis-‐ en natuurkunde te Katwijk, Rotterdam en in den Haag wonen. Leiden, 29 maart 1897 aan “Lieve ouders” in Dreischor Zeger vermeldt o.a. een grote brand op het Rapenburg in Leiden. Passage: 10 zal duiden op het kosthuis waar Zeger woonde 11 hier zal de Botermarkt mee bedoeld zijn, gesitueerd vlak bij de woning van Zeger
12 Zeger, toen 24 jaar, blijkt met deze raad aan zijn moeder een zorgzaam en invoelend mens te zijn 13 Dit zal dominee Adriaan Burger zijn geweest (Klompe, zandloper-‐reeks S&L) 14 Betreft Ring 16 in Dreischor
Versie 2, 11-‐7-‐2012
5
Voor het eind van de maand heb ik het gewone nodig en ook reisgeld; ik denk dat ’ t laatst der volgende week zal zijn dat ik naar huis kom; en dan moet ik ook nog f 3,50 geven voor een nieuwe laboratoriumjas. Ge vroeg wie Huijgens was. In dit geval Christiaan, de grootste Ned. wiskundige uit de 17e eeuw. O.a. uitvinder der slingeruurwerken, ontdekking van de ring om den planeet Saturnus e.d.. Constantijn was een dichter. Vr groeten uw zoon Z. Doeleman15 Bovenstaande brief van Zeger is de laatste in mijn bezit, die hij in Nederland heeft geschreven. De eerst volgende werd geschreven vanuit Catonah, N.Y. U.S.A. 30 mei 1897. Volgens het archief Studenteninschrijvingen16 heeft Zeger zich op 23-‐9-‐1893 laten inschrijven bij de Faculteit Wis-‐ en Natuurkunde in Leiden. Als woonplaats staat vermeld ’s-‐ Gravenhage. Dit kan een vergissing zijn. Ook zijn geboortejaar wordt er verkeerd vermeld. Waarom Zeger een gymnasiale opleiding heeft gevolgd is niet bekend. Voor de studierichting wis-‐ en natuurkunde was deze vooropleiding niet vereist.
Narmstraat in Leiden, rechts op nummer 1 woonde Zeger op kamers
Pas op 28 september 1895 werd Zeger in het bevolkingsregister van Dreischor over-‐ geschreven naar Leiden. Zijn feitelijke verhuizing zal zeker eerder hebben plaats gevonden. We vinden Zeger woonachtig in de Narmstraat 1, het achterhuis van het hoekpand Steenstraat 41, waar de apotheek van Van Reijst was gevestigd.
15 In zijn Leidse periode sluit Zeger de brieven altijd wat formeel af met “uw zoon Z. Doeleman. In Amerika
schrijft hij “uwe liefhebbenden zoon Z. Doeleman” 16 bron: UB Leiden
Versie 2, 11-‐7-‐2012
6
In een brief staat dat Zeger lid was van het Christiaan Huijgensdispuut. Ik vond het archief van dit dispuut en las in de notulen dat Zeger de vergaderingen regelmatig bezocht. Hij hield er op 1 november 1895 een inleiding met als titel “de cyclopropaangroep”. Deze wetenschappelijke verhandeling is naar mijn mening meer van scheikundige aard dan van natuurkundige. Elke inleiding werd door twee critici (ook leden) beoordeeld. Op de inhoudelijke beoordeling van de voordracht zal ik hier niet ingaan. Wel wil ik een opmerking aanhalen van de critici, die iets laat zien van de persoon Zeger; Het minder afwisselende van de voordracht moet zeker wel voor een groot deel gezocht worden in de wijze, waarop de spreker (ZD) zijn onderwerp bestudeerd heeft, maar aan de anderen kant is het zeker niet te ontkennen dat de manier van voordragen niet van eentonigheid was vrij te pleiten, hoewel ten opzichte van wat wij vroeger van hem hoorden, vooruitgang niet te miskennen viel. Naast de brieven van Zeger, die hij in Leiden aan zijn ouders schreef geven ook de notulen van het Christiaan Huijgensdispuut enig zicht op deze persoon. Het dispuut werd op 15 maart 1895 opgericht door acht studenten in Leiden, naar het voorbeeld van een eerder bestaand dispuut met dezelfde naam. Zeger was één van deze studenten. Er kwam een reglement, waarin ook een boeteregeling stond. Alle besluiten werden op democratische wijze genomen. Zo moest voor te laat komen tien cent worden betaald. De bijeenkomsten werden bij de leden thuis gehouden. Om die reden mocht het gezelschap niet te groot worden. Ik laat hierna enkele passages uit de notulen volgen die de persoon van Zeger betreffen. Het dispuut vergaderde uitvoerig over een ontwerp van de lidmaatschapskaart. In de vergadering van 29 mei 1895 verklaarde Zeger nog met een fraai uitgevoerd ontwerp te zullen kunnen komen. Op 12 juni 1895 kwam Zeger (te laat) in de vergadering met de introducé de heer Heykoop, iemand die zich sinds 7 jaar alleen met kunst bezighield en die zoals later bleek, de wetenschap wel interessant vond, maar er zich niet echt voor interesseerde. Wel werd Zeger voor het te laat komen met f 0,10 beboet. De kunstenaar Heykoop zal vermoedelijk een bijdrage voor het ontwerp hebben geleverd. In de vergadering van 1 november 1895 is er een discussie over het wel of niet aankondigen van een te houden voordracht door de convocatie tevoren aan te plakken op het academiegebouw. Het lid Doeleman wenste het onderwerp niet aan de Academie aangeplakt te zien, wat het lid Gonggrijp deed vermoeden, dat het geachte lid weer te bescheiden was. Op 31 januari 1896 staat; Aan het lid Doeleman, wiens nog de boete wegens het verzuimen der 2e voordracht van de vorige vergadering boven het hoofd zweefde, werd, nadat hij zich bereid verklaard had, de toen achterwege gebleven lezing te gelegener tijd door eene vrijwillige voordracht te vervangen, op voorstel van de praeses met algemeene stemmen dispensatie verleend. Op 22 oktober 1896 lezen we; Nadat nu eenige ingekomen stukken waren voorgelezen, waaronder de kennisgeving van het lid Hoogenraat, waarin hij bedankte voor het lidmaatschap, kwam de critiek aan de beurt. Dat had echter heel wat voeten in de aarde, voordat daartoe overgegaan kon worden. De heer Romijn stond reeds met de critiek in de hand gereed, toen de medecriticus, de heer Doeleman, het woord vroeg en met hand en tand zich tegen het houden van de critiek verzette. De argumenten die hij te berde bracht waren als volgt: dat hij de critizeeren voordracht niet in handen had gehad, dat hem de critiek eerst dien zelfden avond om 5 uur ter ondertekening was voorgelegd, en dat hij dus niet in de gelegenheid was geweest aan zijne verplichtingen als criticus te voldoen. Hieruit distilleerde hij de conclusie, dat indien de voordracht toch gehouden werd er afgeweken zou worden van het reglement, hetwelk voorschrijft, dat er een critiek moet gehouden worden door twee critici. Er volgt daarna nog een hele discussie. De vergadering is
Versie 2, 11-‐7-‐2012
7
van oordeel dat het reglement toelaat, dat ieder der critici een afzonderlijk critisch verslag uitbrengt. Deze motie dan werd in stemming gebracht en aangenomen; tegen was het lid Doeleman en voor de leden van Everdingen, Meerburg en Romijn. Dit principe aangenomen zijnde verviel de heer Doeleman in een boete van 50 cent.[wegens het niet leveren van een kritiek]. De praeses zelf echter deed nu een voorstel tot ontheffing der boete, terwijl de heer Doeleman dan later de critiek zou leveren. Er volgde weer een uitvoerig debat, dat door de praeses tactvol werd afgesloten. Op 3 december 1896 lezen we; Eene volgende mededeling was van de praeses, die verklaarde het lid Gonggrijp te moeten beboeten met de som van f 0,25, omdat door dezen blijkens aangifte van het lid Z. Doeleman de Naturwisschenschaftliche Rundschau17 éénmaal een dag te laat bezorgd zou zijn. De heer Gonggrijp deed hierop verslag van meerdere pogingen, die hij had doen aanwenden om de Rundschau tijdig ter plaatse te doen zijn, waartegen het lid Doeleman beweerde, dat hij op den vereischten tijd wel in huis was, maar zelf geen bellen aan de deur had vernomen, hetgeen eerstgenoemde lid het vermoeden deed uiten, dat de heer Doeleman geslapen had of in hooge sferen had gezweefd. De praeses begon met na de gegeven inlichtingen het opleggen der boete enigszins hard te vinden, maar hoorde door de heer Pannekoek eenige motieven uiten als; verplichting van de leden om iemand uit te zenden, die door en door bekend was met al de straten van Leiden, die nooit aan een verkeerd huis kon aanbellen; de wenselijkheid om het tijdschrift een dag tevoren reeds uit te zenden enz enz. En vond daarna, dat van overmacht in dezen in het geheel geen sprake kon zijn. De woorden van den heer Romijn, behelzende eene uiteenzetting der moeilijkheid om te Leiden in weinig bekende straten als niet genummerde huizen, wier deur de 2e in die straat is, te vinden, voornamelijk in dezen donkeren winterachtigen tijd vonden weinig weerklank. Opm. Op de oude foto van de Narmstraat is niet te duiden welke deur toegang gaf tot woning nummer 1, waar Zeger woonde. De eerste deur is een zijdeur van het hoekpand gelegen aan de Steenstraat. Mogelijk heeft de bezorger van het tijdschrift niet het juiste adres kunnen vinden. Nu is het tweede raam verbouwd tot een deur, die toegang geeft tot enkele wooneenheden.
Er volgen nog wel meer discussies vaak met studentikoos karakter. Zeger lijkt daarbij vaak de formele kant van de zaak te belichten. Op de vergadering van 18 februari 1897 was Zeger afwezig. Zeger meldde zich schriftelijk af vanwege; eene lastige ongesteldheid. Op 29 april 1897: Als ingekomen missive werd beschouwd eene schriftelijke mededeling van het lid Doeleman, dat hij eerst 4 dagen later weer in de sleutelstad zou komen (zonder opgaaf van redenen echter). Dan volgt er een toevoeging, welke middels een doorhaling werd gecorrigeerd. (misschien later bij de vaststelling van de notulen?) nadat, wat zeer zelden geschiedt, niet door geen der aanwezigen werd gereageerd. nadat, wat zeer zelden geschiedt, geen der aanwezigen vragen tot bestuur had te richten. En dan op 13 mei 1897, wanneer Zeger op de boot naar Amerika zit, wordt genotuleerd; Na eenige verwondering en onderlinge bespreking waar het lid Z. Doeleman wel zou zitten, opende de praeses de vergadering. Op 14 juni 1897 lezen we; Na de lezing en goedkeuring van de notulen der 35e gewone vergadering deed de heer Romijn eenige mededelingen aangaande het vertrokken lid Doeleman. De heer Romijn zal door de heer Dr. Wansink zijn ingelicht, want die schrijft op 11 juni aan de ouders van Zeger; Tot nog toe hadden we alles stil gehouden, hopende op terugkeer. Daar die hoop echter ijdel is gebleken, kunnen we de zaak nu wel aan de leden van Chr. H. bekend maken. Laat u het maar 17 een tijdschrift, dat onder de leden circuleerden
Versie 2, 11-‐7-‐2012
8
aan mij over, ik zal er wel voor zorgen. Vóór hij vertrok had hij al enige boete, die zal wel moeten betaald worden, doch meer niet. Groetend en achtend, Dr. H.J.F.A.W. Zeger was dus plotseling naar Amerika vertrokken. Mij is achteraf gebleken dat hij op woensdag 5 mei 1897 met het stoomschip ‘Maasdam’ vanuit Rotterdam vertrok en op 16 mei in Amerika aankwam. De ouders van Zeger hebben hun zoon gevraagd terug te keren. Zij betaalden de terugreis vooruit aan de Holland-‐Amerika Lijn. Deze retourneerde het bedrag van f 65,00 op 31 mei 1897 met de mededeling dat Zeger geen gebruik wenste te maken van het aanbod. Zeger verbleef toen op de Dr. Brush’s farm in Catonah, N.Y. Van Zegers naaste familie had ik begrepen dat het ‘onderwerp’ Zeger gevoelig lag. Er was altijd over gezwegen en dat moest maar zo blijven. In 1963 ben ik bij de naaste familie van Zeger inlichtingen gaan vragen. De weduwe van zijn broer Pieter, Cornelia Levina de Vrieze, schreef mij; Zeger heb ik wel gekend, maar ik was nog niet getrouwd toen hij stilletjes wegging. Er werd altijd buitengewoon over gezwegen, mij hebben ze nooit anders verteld dan dat het niet vlot ging met zijn studie. Af en toe kwam er wel bericht, maar hij schreef niet wat hij daar deed en wij hadden nooit contact met hem. Bij de dood van mijn schoonvader hoorde ik wel iets door de afwikkeling van zaken en toen ook moeder gestorven was, toen schreef die Zeger, kun je alvast niet wat sturen, want ik heb ook vrouw en kinderen, en meer weet ik er niet van. De toen nog enig levende broer van Zeger was Johan Doeleman, die zijn laatste levensjaren doorbracht in huize ‘Duinoord’ in Haamstede. Die vertelde mij dat Zeger in Amerika getrouwd was en twee dochters had. (bleek onjuist te zijn, hij had een dochter en een zoon) Hij had met Zeger gecorrespondeerd, maar alle brieven waren met de ramp verloren gegaan. Op de vraag waarom hij vertrokken was, zei Johan dat het een liefdesgeschiedenis betrof. Volgens Johan studeerde Zeger oude talen in Leiden (bleek later niet juist te zijn). Zeger was knap, had het gymnasium doorlopen en was nummer twee bij het eindexamen. In Leiden had hij een verhouding met een meisje en daar zijn moeilijkheden uit voortgekomen. Dat zou de reden zijn om stilletjes te vertrekken. Mevrouw N. Van den Bout-‐van Putten zei het kort en bondig; “zonder iets te zeggen was ie ’t plasje overgestoken”. Mevrouw C.J. van den Bout, een nicht van Zeger vertelde het volgende; Zeger was een vreemde wat teruggetrokken jongen. Als kind vonden we hem al vreemd. Hij studeerde wiskunde in Leiden en daar had hij een vriendin. Doch tegelijk ook één in Dreischor (een meisje Verjaal). Hiermee zat hij waarschijnlijk moeilijk en dat zou de reden van zijn vertrek zijn geweest. Voor zijn vertrek was hij thuis geweest, deed toen alsof hij weer naar Leiden ging, doch vertrok met de boot. Zijn ouders hadden daar veel verdriet van en vroegen hem terug te komen. Zij wilden de overtocht wel betalen. Zij vertelde nog dat jongens uit Dreischor Zeger eens hadden gezien in een circus te Amsterdam, maar aangenomen werd, dat het iemand was die op hem leek. Van Johan Doeleman kreeg ik te horen dat een zusje van het meisje Verjaal bij hem in ‘Duinoord’ woonde. Ze was 96 jaar en bedlegerig. Ik heb haar bezocht en zij vertelde mij dat Zeger in een weekend thuis was geweest en weer naar Leiden was vertrokken. Kort na zijn vertrek uit Dreischor kreeg haar zusje al een brief van Zeger. Opgetogen kwam ze daar de kamer mee binnen. Toen zij de brief las barstte ze in snikken uit. Nooit meer zou zij Zeger terug zien! Tot mijn spijt heb ik toen niet gevraagd welk zusje van haar het vriendinnetje was van Zeger. Reconstructie achteraf maakt het meest waarschijnlijk dat het Cornelia Johanna Verjaal was.
Versie 2, 11-‐7-‐2012
9
Zij was geboren op 19 augustus 1873 en woonde in het huis van de schilder Verjaal op Ring 8 te Dreischor. Deze Cornelia is later getrouwd met de smid Lucas Keijl, die zijn smederij had op Ring 9. Zij kregen geen kinderen. Zij overleed Noordgouwe 11 juli 1952. Ik heb nog wel gepoogd om die brief te vinden, maar dat is tot op heden niet gelukt. In 1972 schreef de dochter van Johan Doeleman Jzn (1879-‐1965), Maatje Krepel-‐Doeleman, mij; Mijn oom Zeger werd nooit over gesproken, wel eens geprobeerd wat uit te vissen, maar is me niet gelukt. In 1975 had ik van The Church of Jesus Christ of Latterday Saints in Salt Lake City een aanwijzing gekregen hoe ik Zeger zou kunnen lokaliseren in New York (Flushing). Ik kreeg een adres door van Theodore Doeleman, wonende in Flushing N.Y. Op 10 februari 1976 schreef Theodore mij onderstaande weinig opwekkende brief. Duidelijk blijkt dat hij een zoon van Zeger is. Korte tijd later kreeg ik nadere informaties van Theodore en weet dan dat Zeger op 6 september 1950 in Flushing is overleden. Hij was boerenknecht, melkophaler, klusjesman, tuinman en getrouwd met Cora Wood. Samen kregen ze twee kinderen. Viola werd geboren in 1904 en overleed op jonge leeftijd in 1917. Theodore Doeleman werd geboren in Flushing op 9 februari 1910 en trouwde op 28 september 1940 met Bella Morrison, geboren in Engeland op 10 december 1892 als dochter van Jane Morrison. Zij overleed in mei 1980. Theodore, U.S.Postman van beroep, is vermoedelijk kort na zijn briefschrijven overleden aan de ziekte van Parkinson, want op een brief van mij d.d. 27 september 1976 werd niet meer gereageerd. Begin 1976 bezocht ik de jongste dochter van Zegers broer Gillis, Daatje v.d. Zande-‐ Doeleman in Dirksland. Het had haar altijd verbaasd, waarom er over Zeger altijd was gezwegen. Ook haar ouders en zeker haar vader wilden er niet over praten. Zij vertelde mij nog dat Zeger altijd lief kon spelen met kinderen. Dit had ze vernomen van haar moeder, waar Zeger toen hij klein was, wel eens logeerde. Zeger zou liever boer zijn geworden dan student. Ook wist ze dat er met Zeger gecorrespondeerd was. Hij zou geschreven hebben dat het zo mooi was waar hij woonde. Hij schreef steeds hetzelfde, maar niets over zichzelf. Zijn vader zou hebben geschreven dat ze nu wel wisten dat het er mooi was en vroeg meer bijzonderheden over de wijze waarop hij de kost verdiende. Nadien schreef Zeger niet meer. Na het overlijden van zijn vader zou Zeger nog wel om geld hebben gevraagd voor zijn kinderen. Bij de beheerder van de notariële archieven vond ik het testament, opgemaakt in 1905 van beide ouders. Hierin komt de naam van Zeger niet voor. Dat zegt niet dat Zeger werd uitgesloten. In deze testamenten worden de onroerende zaken toebedeeld en logisch valt Zeger daar buiten. In 1976 werd een pakketje paperassen gevonden in een ‘geheim’ laatje van een oud bureau van dijkgraaf Johan Doeleman Jzn, dat al jaren in een hoek van de schuur stond. Er zat een brief tussen van de heer H. Greve uit Rotterdam. Hij schreef op 13 januari 1917 dat hij getrouwd is met Petronella Johanna Jacoba Heijboer op 10 mei 1916 en dat zij een dochter is van Lena Maatje van der Bijl. Deze heer Greve doet aan spiritisme en laat de familie weten dat tijdens een seance met drie mediums zich een geest heeft bekend gemaakt om aan de familie Doeleman iets te berichten. De geest maakt zich bekend als Johannes Doeleman, geboren te Noordgouwe en wonende te Dreischor. Hier wordt aangeduid Johannes Doeleman Zzn, die in 1912 was overleden. Hij is evenwel niet geboren in Noordgouwe, maar in Dreischor. Een passage uit de brief luidt: Ook wil ik één ding zeggen dat Zeger nog leeft en in Amerika is waar hij goed zijn brood verdient en geeft dit schrift aan tante want die denkt natuurlijk dat Zeger dood is, maar hij leeft dat wil ik herroepen en ook hij is kort geleden voor mijn verdwijnen van de aarde voorbij mijn
Versie 2, 11-‐7-‐2012
Versie 2, 11-‐7-‐2012
10
Brief van Theodore Doeleman aan Hugo Doeleman (1976)
11
huis geweest. Waarom kwam hij niet thuis, omdat hij geld noodig had. Ook had hij gekomen, dan had ik hem met open armen ontvangen. Maar hij leeft. Ik vroeg verder wat of zijn zoon deed en waar hij woonde; en schreef het volgende. Hij is bouwer en woont in Californië en heeft een valsche naam.” De brief eindigt; Ontvangt verder de hartelijke groeten van Pietje Heijboer en de verdere familie Heijboer. Hoogachtend H. Greve In de brief wordt Johan Doeleman uitgenodigd contact op te nemen als hij meer wil weten. Dit zal wel zijn gebeurd, maar de Doelemannen zijn doorgaans vrij nuchter en zullen weinig geloof gehecht hebben aan deze brief. Ik was benieuwd of de familie Greve mij 59 jaar later meer kon vertellen! Ik vond mevrouw Greve-‐Heijboer in Rotterdam en kreeg haar aan de telefoon. Zij deelde mee dat de familie Doeleman oom en tante waren van haar moeder Lena Maatje van der Bijl. Haar man werkte bij de N.S., o.a. 16 jaar te Oldenzaal. Door haar toedoen is hij gestopt met spiritisme. Zij werd er nerveus van, want zij had het gevoel dat er steeds iemand in huis was. Bij de seance uit de brief was haar broer medium. Deze broer woonde in Amerika. Ik had haar nog wel eens willen ontmoeten, maar het is er niet van gekomen. Toen ik in 1976 de eerste uitgave van onze genealogie bij de Doelemannen in Dreischor bezorgde, kwam Zeger ook ter sprake. Willy Doeleman-‐Telle, schoondochter van Johan Doeleman, heeft daarna nog eens gezocht naar brieven van Zeger. En warempel zij vond twee brieven van Zeger, die geschreven zijn na het overlijden van zijn vader en later van zijn moeder. Ook een brief van de Consul-‐Generaal in New York, die zich had ingespannen de verblijfplaats van Zeger te achterhalen. De brieven zijn gericht aan zijn jongste broer, die blijkbaar later de contactpersoon is geweest, want correspondentie met andere broers of zuster zijn er niet of nauwelijks. Op 4 oktober 1912 is vader Johannes Doeleman overleden. Zoon Johan zal een brief naar Zeger hebben gestuurd met deze mededeling. Zeger reageerde met de volgende brief; vanuit Flushing N.Y. op 17 maart 1913. Waarde broeder! In antwoord op de van u vorige week ontvangen brief kan ik u zeggen, dat ik aan dat address reeds enige jaren gewoond heb, zodat brieven gemerkt 90 Congress Ave. Flushing N.Y. steeds terecht moeten komen. De melding van het overlijden van pa heeft me natuurlijk ook veel aangedaan, niet tegenstaande de lange tijd dat ik met u in vergetenheid was geraakt, maar zo iets maakt natuurlijk het verleden weer eens klaar voor oogen komen. Het zal me aangenaam zijn spoedig eens uitgebreid van de familie te hooren. Ik zelf ben altijd goed gezond en het doet me genoegen dat ’t ook bij u het geval is. Na lange tijd geen Hollands gelezen of geschreven te hebben komt het schrijven me wel wat vreemd voor en heeft men iedere tijd last er geen vreemd woord tusschen te brengen. Wat alles ge tot regeling der zaken tehuis doet, is mij wel en zal ik er me geheel uitlaten en als ik geen kinderen had, voor me zelf geef ik er niets om, hoe ik hier verder door de wereld kom. Zoolang men wat doet kan men hier gemakkelijk leven, ten minste veel beter als het vroeger in Holland was. Mijn beste groeten aan moe en de rest of de familie. Aangenaam zal het me zijn spoedig van u te hooren, met groeten, uw broeder Z. Doeleman. 90 Congress Ave. Flushing N.Y. Na het overlijden van zijn moeder kreeg Johan de navolgende brief van Zeger; Flushing, Maart, 1st 1924.
Versie 2, 11-‐7-‐2012
12
Waarde broeder! Gisteren uw brief van den 12den February ontvangen. Het sloeg me te veel neer om u direct te antwoorden, zoo ik heb een dag gewacht. Je begrijpt dat er niet veel dagen voorbij gaan zonder aan de oude plaats en allen thuis te denken. Het spijt me zeer nu dat ik niet vroeger eens geschreven heb. Van de twee brieven, die ge me zegt geschreven te hebben, heb ik nooit iets gezien. Die moeten dus verloren gegaan zijn. Ook mijne vrouw is gestorven. Zij had zooals men zegt een combinatie van ziekten en heeft ook een beroerte gehad. Zo ik ben nu alleen met de jongen, die 14 jaar oud is en wiens naam Theodore is. Hij is tamelijk goed gezond en gaat naar school. Ik blijf hier wonen tot Juni en weet nog niet zeker waar ik dan ga. Flushing behoort tot de stad New York en zoo moeten oude huizen neer gehaald worden om plaats te maken voor appartementshuizen. Dit moet hoofdzakelijk omdat de grondbelasting altijd hooger wordt. Hoe er met mijn erfdeel gehandeld moet worden, laat ik geheel aan u over. Ge kunt een check zenden. Ge kunt het gedeeltelijk zenden als er te veel geregeld moet worden. Ik weet natuurlijk niet hoe alles is, maar ik laat het volkomen aan u over. Mijne beste groeten aan allen. Dankend voor uw schrijven, uw broeder Z. Doeleman – 282 Broadway, Flushing N.Y. p.s. N.Y. achter Flushing, meent18 staat N(ew) Y(ork). Zeger heeft vermoedelijk zijn ouders schriftelijk laten weten dat hij naar Amerika ging vertrekken. Zij zullen direct naar de heer Wansink in Leiden zijn gegaan om de kamer van Zeger te bezoeken. Wansink schreef op dinsdag 4 mei voor de familie een brief aan de Holland-‐Amerika Lijn. (H.A.L.) Of deze brief nog op tijd is aangekomen is niet bekend. De volgende dag verliet Zeger de Rotterdamse haven.
18 lees: betekent
Versie 2, 11-‐7-‐2012
13
Brief van de heer Wansink aan de ouders van Zeger, gestempeld op 6 mei 1897 De ouders zullen vermoedelijk via de H.A.L. contact hebben gezocht met Zeger. Ze zullen hem gesmeekt hebben om terug te keren. Zeger weigerde, maar schreef wel enkele brieven, waaruit geen reden van vertrek valt op te maken. Catonah, 30 Mei ‘97 Lieve ouders! Ik kan u melden, dat ik me hier reeds zoo enigszins thuis begin te gevoelen en goed gezond ben. Wat ge vraagt omtrent boeken kan ik melden, dat ik eenige van de meest bruikbare heb meegenomen om als ’t noodig blijkt te zijn te zorgen het bij te houden. Geld had ik niet meer bij me dan wat ge me den laatsten morgen heb gegeven, zoodat ik toen we te New York aan wal konden stappen nog vijf dollar had, maar wat geeft dat. Ik had nu eenmaal besloten het hier te beproeven en dan wil ik dat nu blijven trachten te doen. En nu wil ik maar beginnen met langzamerhand zoo het een en ander te vertellen. Zoo ge weet, vertrok de boot Woensdag. ’s Morgens moest men daar eerst gekeurd worden, want gebrekkigen of zieken of zij die verwacht worden geen middel van bestaan te zullen kunnen vinden worden niet toegelaten. ’s Middags half vier werd het schip door 2 sleepbootjes in beweging gebracht en terwijl de muziek het ‘Wien Neerlandsch bloed” aanhief kwam het groote gevaarte in beweging. De lengte is niet minder dan 120 m. Terwijl we naar de Hoek van Holland stoomden was het voortdurend regenachtig weer. Op de Noordzee was het ’s avonds mooi weer. Het schip schommelde haast niets. Het kustlicht van Haamstede zal wel het laatste geweest zijn wat ik van Holland zag. Donderdagmorgen vroeg om 4 ½ uur waren we te Boulogne, waar een boot andere passagiers bracht. Weldra verlieten we Frankrijk’s kust, die we nog even konden zien, toen de witte krijtrotsen van Engeland reeds in de zon schitterden. Deze kust bleef den ganschen dag in ’t gezicht en dicht voeren we langs het eiland Wight, dat zeer mooi te zien was. Den volgenden dag waren we uit het kanaal in den oceaan. Het was stormachtig weer en bijna alle passagiers ziek. Ik heb totaal niets van zeeziekte geweten, maar ben ook altijd zooveel mogelijk boven
Versie 2, 11-‐7-‐2012
14
gebleven. De volgende Zaterdag, uw jaardag19, waarmee ik u nog wel feliciteer, en de daarop volgende Zondag was het wederom goed weer. Vooral des avonds is dan op het dek veel leven en bedrijvigheid. De muziek speelt en de passagiers dansen, zingen en wandelen op en neer. De volgende twee dagen was het wederom slecht en Woensdag mistig weer, zoodat ieder oogenblik de stoomfluit zich moest laten hooren. ’s Avonds was het prachtige maneschijn. Zondag was nog een vrouw bevallen. De volgende zondag was je evenwel al op de been om aan wal te gaan. Vrijdag was weer stormachtig. Het schip hangt dan erg overzij en het ieder oogenblik overboord slaande water maken het dek glad en gevaarlijk om te loopen. Een der muzikanten is toen gevallen en brak zijn sleutelbeen. Later was het dien dag op de New Foundlandsche banken immer mistig en zoo ook Zaterdag grooten deels. Zondags morgens vroeg was de kust al in ’t gezicht en een paar uur later, 9 uur waren we aan. Het was bij u toen nat.[uurlijk] al een uur of 4 ½ later. De afstand van de Hoek van Holland is 3300, van het Kanaal 2959 mijlen. Ziehier een lijst van het aantal mijlen iederen dag afgelegd. Dit wordt iederen middag om 12 uur bekend gemaakt. Woensdag 6 232 11 334 7 336 12 320 8 320 13 315 9 334 14 318 10 315 15 325 Een [zee]mijl is hier 1852 meter. Iederen morgen om 8 uur nu werd de klok een half uur ongeveer stilgehouden, zoodat het altijd tweemaal half negen sloeg. Allerlei nationaliteiten waren nat.[uurlijk] op het schip vertegenwoordigd. Polen, Duitschers, Italianen, Franschen, Spanjaarden, Hollanders, Amerikanen. En allerlei talen hoorden men spreken. Ik ben meest altijd met een Fries samen geweest. Over de aankomst en New York een andermaal wat. Wees dus nu maar niet al te bedroefd om mijnentwege. Ik maak het goed, woon in een gezonde streek, goed eten en drinken, dus volstrekt geen gebrek aan iets. Ik had nog wel een kleine Engelsche dictionaire, maar daar kan ik niet te veel mee doen. Weest dus allen wel hartelijk van me gegroet en overtuigd, dat schoon verre, ik toch dikwijls in gedachten bij u ben, Na vele groeten, uw zoon Z. Doeleman De volgende brief schreef Zeger vanuit Cross River op 27 juni 1897. Lieve Ouders, Ik kan beginnen met u te melden, dat ik nog in goeden welstand ben en dat het mij verheugde te vernemen, dat dit ook te huis het geval was. De eerste brief heb ik vrijdag voor 8 dagen, den 2den dezer Vrijdag ontvangen. De eerste brief kwam tegelijk met een van Wansink20, met en benevens die gevraagde boeken, waarvoor ik bij deze u wel bedank. Wat betreft uw schrijven over nadere inlichtingen omtrent hetgeen ik nu doe, daaromtrent kan ik uwe nieuwsgierigheid zeer goed begrijpen en ik wil die ook wel bevredigen, hoewel het nat.[uurlijk] van den anderen kant niet noodig is alles te huis haarfijn aan de groote klok te hangen21. Ge zult wel begrijpen, dat als men zoo in New York aankomt met slechts een paar dollar op zak er geen anderen weg openstaat dan te werken. Nu Zondags ben ik aangekomen en Maandags heb ik me voor een maand verhuurd, dat was dus nog al tamelijk snel en Dinsdags ben ik hier gekomen, dat is zover van New York denk ik als Rotterdam van Amsterdam. De kost hier is zeer goed. Iederen dag driemaal warm eten, dat is zoo hier Amerikaanse gewoonte en iederen morgen zo veel melk drinken als ik maar wil. De eerste maand verdiende ik daaren boven 12 dollar, zodat ik nu reeds geld genoeg heb om kleederen, een horloge en schoenen te koopen, terwijl men voor het overige 19 Zegers vader werd op 8 mei 53 jaar 20 vermoedelijk de brief die Wansink naar de H.A.L. in Rotterdam schreef 21 mogelijk was er enige schaamte over het werken als arbeider
Versie 2, 11-‐7-‐2012
15
totaal gene uitgaven heeft. De 2e maand heb ik nu vijftien dollar. Zoodat ik dan spoedig iets terzijde kan leggen om iets anders te doen. Ik denk dan ook volgende lente naar Louisana in ’t Zuiden of meer naar het Westen te gaan. Ik werk nu hier op een groote boerderij, ‘farm’. En ik ben dat reeds goed gewoon en het bevalt mij veel beter dan vroeger. Men vangt hier ’s morgens om half zeven aan en ’s avonds om zes uur is alles gedaan; en dat gaat alles precies op de klok. Al is ook nu nog slechts vijf minuten te werken en ’t is zes, me scheidt toch uit en komt den volgenden morgen terug. Daar moest ik toch denken aan een ui in beelden uit de Fliegende Blätter waar 4 mannen zakken naar boven heeschen en precies om twaalf uur waren [vervolg van de brief met afsluiting ontbreekt] In zijn brief van 6 juli 1897 beschrijft Zeger uitvoerig de aankomst van de boot in New York. De controle bij aankomst. Mensen die niet in hun onderhoud konden voorzien werden niet toegelaten. Op de website van “EllisIsland.org”, waarop lijsten met namen van emigranten staan, trof ik Zeger evenwel niet aan. Middels een aparte zoekactie vond ik op de immigrantenlijst van 17 mei 1897 Zeger wel: passagier133-‐ Zeger Doeleman – 25jr – man – student – land van geboorte: Holland – bestemming: New York – hoofddeck 5 – stuks bagage: 2 – ingescheept: Rotterdam. Het schip waarop Zeger de overtocht maakte was het S.S. “Maasdam II” van de H.A.L.
s.s. Maasdam II In zijn brief schrijft hij over zijn korte verblijf in New York en zijn indrukken die hij daar op deed. Een passage; Daar is ook een verschil in de soort van menschen, die men bij ons ziet en hier. Denk niet dat men het iemand kan aanzien of hij een werkman is of iets anders. Neen Zondags zijn ge alle gelijk gekleed. En ook alle menschen hebben hier ‘hurry’, zoals men dat noemt, maar denk niet dat de menschen onbeleefd of onhebbelijk zijn. Op 18 juli 1897 schrijft Zeger een brief vanuit Point View Island. Hij schrijft over het weer en de droogte van het land. Een stuk is uit de brief geknipt. Op 27 september 1897 schrijft Zeger vanuit Brooklyn (op Long Island). Vanwege zijn verhuizing denkt hij mogelijk brieven van huis gemist te hebben. Voor mezelf ben ik blijde, dat ik nu niet meer in weer en wind behoef te loopen. In den zomer is hier veel te doen, maar nu is het zeer gemakkelijk. ’t Meeste wat ik dan nu ook nog heb te doen is voor een paard te zorgen, maar dat moet dan ook altijd goed uitzien, evenals het rijtuig of de wagen.
Versie 2, 11-‐7-‐2012
16
Verder schrijft hij over de grote Brooklynbrug en de drukke veerboten. Het slot van de brief ontbreekt. In de brief van 12 november 1897 schrijft Zeger o.a. Ik herinner me dat ge me gevraagd hebt omtrent een vechtpartij in Leiden en daarmede in verband staande boete. Hoewel dat alles in mijn oogen nu nog niet zoo bijzonder zwaar zou zijn, kan ik u evenwel melden, dat ik van de gehele zaak niets afweet en dat ge er dus gerust onderzoek naar doen kunt, om u van de waarheid te overtuigen. Het is nat.[uurlijk] niets dan een verzinsel van den een of ander en je behoef je het dus gansch en al niet aan te trekken. Heden heb ik nog een brief van Wansinck gehad, die me zijne benoeming22 in Zeelands hoofdstad melde. ’t Werd waarlijk tijd voor hem, zoolang als hij vergeefs heeft moeten wachten. Ook van Adrie v.d. Linde zooals ge weet heb ik laatst een schrijven gehad. Vervolgens beschrijft hij de mooie omgeving waar hij woont. Zeger wil wel eens vernemen hoe het na de verkiezingen met de politiek in Holland is gegaan. Ook de aardappelprijzen interesseren hem. Pas op 18 januari 1898 schrijft hij weer naar zijn ouders. Nu vanuit Harrison, N.Y., waar hij werkt op een gezondheidsinstituut. Het briefhoofd vermeldt: American Hygienic Institute – Reinle system – Cure of Chronic Diseases. Eigenaar: Philipp J. Reinle, M.D. Ik zal misschien later over dezen laatste tijd wel in meer bijzonderheden treden, maar ik wil dat nu heden liever nog nalaten. In ieder geval ben ik blij dat ik hier nu weer op een goede plaats ben. [ ] Getroffen heeft me het bericht van Piet (zijn broer) betreffende den dood van Dirk v.d. Linde23. Ik dacht niet anders of hij was toen geheel genezen. De volgende brief schrijft Zeger op 29 maart 1898 aan zijn broeder Gillis om hem te feliciteren met zijn komende verjaardag. Hij beschrijft wederom de omgeving en dat het nog steeds geen oorlog is met Spanje; trots het schrijven der couranten. Op 5 april 1898 schrijft Zeger aan zijn broer Johan om hem te feliciteren. Hij eindigt de brief met; Voor 14 dagen ben ik nog in New York geweest ongeveer 22 mijlen van hier. Daar is nat[uurlijk] heel wat meer beweging, leven en menschen te zien dan op Schouwen-‐Duiveland. Wees nu hartelijk gegroet. Schrijf spoedig eens veel en groet ook de andere huisgenooten. Is Lee24 nog hetzelfde als vroeger met haar maag? Na vele groeten, Z. Doeleman Op 24 april gaat er een felicitatiebrief naar zijn ouders. Zoals gebruikelijk schrijft hij dat hij gezond is en doet verslag van de weersomstandigheden. Ook vermeldt hij dat het oorlog is geworden, waar de Amerikanen en de couranten voldaan over zijn. Is Lee nu dit jaar gelukkig met de kuikenkwekerij of zijn de ratten nog immer in den weeg. Ze moet het maar eens schrijven. Spoedig zie ik bericht van u tegemoet, na vele groeten uwe liefhebbenden zoon Z. Doeleman. De navolgende brieven eindigen ook met ‘uwe liefhebbenden zoon’. Bij herhaling vraagt hij de familie hem te schrijven.
22 Wansink werd leraar oude talen aan het gymnasium te Middelburg 23 Dirk Joh. Van der Linde overleed Dreischor 15-‐1-‐1898, 20 jaar oud 24 Lee is de zuster van Zeger, die getrouwd was met Krijn Verton
Versie 2, 11-‐7-‐2012
17
Op 18 december 1898 excuseert Zeger zich lang niet geschreven te hebben. En belooft beterschap. Nu zit hij in Highland Falls. Hij beschrijft een grote brand in een ‘wolkenkliever’ te New York, die hij daar gezien heeft. Op 17 januari 1899 beklaagt hij zich dat hij al zo lang niets van huis vernomen heeft. En ik spreek daarbij ook tegelijk den wensch uit, dat we dien dag (verjaardag van zijn moeder) nog vele malen mogen beleven, niet altijd zoals nu door den oceaan gescheiden, maar dat ik hem nog eenmaal in uw midden mag doorbrengen is een wensch, die ge gemakkelijk kunt begrijpen, dat vele malen bij me opkomt.25 Op 24 januari 1899 schrijft Zeger aan zijn broeder Pieter om hem te feliciteren. En vraagt gekscherend ook om eens te schrijven; Tijd zal het u wel niet aan ontbreken. Ik denk dat ge menigen langen avond niet veel anders te doen hebt als in het vuur te spuwen, kaart te spelen, praatjes over suikerbieten, vette beesten etc.; allemaal zaken die het wel eens aangenaam en nuttig voor je moogt schijnen, ge eens eenmaal af te wisselen met briefschrijven aan je broeder in Amerika. Op 20 februari 1899 bedankt Zeger voor de brief van zijn ouders en schrijft over het weer, de postbezorging en de mooie omgeving. Hij is van plan om in maart of april naar College Point (Flushing) te gaan. Het contact tussen Zeger en zijn familie gaat daarna verloren. Adriaan Doeleman, hoofdonderwijzer, schrijft op 4 juni 1899 vanuit Hooge Zwaluwe een brief aan zijn ‘waarde neef’ in Dreischor. Zijn zoon Herman F., die vanuit Chicago net verhuisd was naar New York, zou graag het adres ontvangen van zijn neef Zeger in New York. Hij schrijft; Hopende dat deze u aanleiding zal geven, om de neven in de nieuwe wereld te helpen, meer met elkaar in aanraking te komen en elkaar zoo nodig tot raad en steun te zijn, groetend, uw neef A. Doeleman. Of Herman F. ooit het adres ontvangen heeft is niet bekend. In 1907 vraagt de familie Doeleman in Dreischor aan de Nederlander W. Van der Hoeven, ‘Notary Public’ in New York te helpen zoeken naar de verblijfplaats van Zeger. Herman F. Doeleman schrijft op 4 april 1908 vanuit Baltimore in een brief aan zijn neef te Dreischor, dat hij naar Zeger zal gaan zoeken, zodra hij weer in New York is. Kort daarna, op 27 juli 1908 schrijft notaris van der Hoeven, dat hij Zeger gevonden heeft en dat deze met een Amerikaanse is getrouwd en een aardig dochtertje heeft van 4 jaren. Hij geeft zijn adres op en laat weten dat Zeger hem heeft beloofd zijn ouders te zullen schrijven. Een maand later bevestigd de notaris de ontvangst van de postwissel van 42 gulden voor gemaakte kosten. Zeger heeft dan evenwel nog niet naar zijn ouders geschreven. Er zal daarna nog maar weinig contact zijn geweest. Wanneer in 1912 de vader van Zeger komt te overlijden en in 1924 zijn moeder is er contact met zijn broer Johan over de verdeling van de nalatenschap. De ouders van Zeger hebben nooit over Zeger willen praten en daardoor is ook de band tussen Zeger en zijn broers en zuster verloren gegaan. Voor Zeger zal het financieel niet mogelijk zijn geweest om Nederland nog eens te bezoeken. Zijn neef Herman F. Doeleman in Baltimore maakte carrière als architect en constructeur. Hij 25 hier lijkt sprake van enige heimwee
Versie 2, 11-‐7-‐2012
18
bezocht regelmatig zijn familie in Nederland en maakte vakantiereizen over vele continenten. Voor zo ver mij bekend is er nooit een ontmoeting geweest tussen Zeger en Herman F. in New York. Een te groot maatschappelijk verschil zal een ontmoeting ook wel in de weg hebben gestaan. Waarom Zeger Amerika koos als nieuwe woonbestemming is niet bekend. In de 19e eeuw gingen velen naar het beloofde land. In Nederland of liever gezegd Europa heerste een landbouwcrisis en grote werkeloosheid. Recentelijk heeft Lilian Dominicus verhalen van emigranten door de eeuwen heen vastgelegd in haar boek “Zeeuwen in Amerika”. Het boek illustreert heel duidelijk waarom velen Europa verlieten om in Amerika hun geluk te zoeken. An Rutgers van der Loeff-‐Basenau, kleindochter van de in Zierikzee geboren Cornelis Goemans (1846-‐1909) schrijft in haar boek “Amerika”; Amerika wachtte en Europa spuwde uit: alles wat weg kon komen om te gaan zoeken naar de een of andere vorm van menselijk geluk, boeven en idealisten, zoekers naar goud en zoekers naar vrijheid en broederschap, zoekers naar het avontuur en de ruimte, zoekers naar prozaïsch hard werk met een redelijker beloning dan in Europa mogelijk was. Adriaan Doeleman, de oom van Zeger, schreef in 1895 Het boekje “Jozef Efronski, een waar verhaal uit den tijd der Russische Jodenvervolging”. Het verhaal gaat over een joodse jongen, die Rusland te voet ontvlucht en uiteindelijk in Amerika komt en daar het geluk vindt. Het is een stichtelijk kinderboek dat de lezer voert naar een climax in het vrije Amerika, waar ieder mens gelukkig kan worden! Dat was het beeld in die tijd en nog lang daarna. Zeger heeft zich in Amerika ook ‘John’ laten noemen. Dat schrijft de notaris, maar ook zijn zoon. Vermoedelijk was de naam Zeger in het dagelijks leven te lastig in het Engels sprekende land. Ik vat het niet op als het gebruik van “een valsche naam”, zoals ‘de geest’ bij de familie Greve zei. Ik denk dat Zeger een einzelgänger was. Een wat teruggetrokken persoon met weinig sociale contacten. Waarschijnlijk ging hij in Leiden op in zijn studie en had weinig binding met zijn naaste familie. Volgens overlevering was hij wat vreemd, anders dan anderen. Mogelijk was hij bang voor conflicten en emoties wat de reden kan zijn dat hij zijn vriendinnetje en familie niets over zijn plan om naar Amerika te vertrekken heeft verteld. De brieven laten weinig van zijn gevoelens zien. Ze bevatten geen taalfouten, wat niet bijzonder is met zijn opleiding. Het blijft verwonderlijk dat Zeger, ondanks zijn opleiding in Nederland, eenvoudig werk heeft gedaan in Amerika. Uit zijn brieven blijkt wel dat hij niet om geld geeft. Schaamte en onbegrip bij de ouders zal vermoedelijk de reden van het zwijgen zijn geweest. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd. Ik heb geen enkele aanwijzing gevonden dat Zeger ook een vriendinnetje in Leiden had. Misschien dat ooit nog eens brieven gevonden worden, waaruit dat zal blijken. Zeger verliet Dreischor om in Leiden te gaan studeren. Dat moet een hele overgang zijn geweest. De besloten gemeenschap, waar iedereen elkaar kende, met eigen normen en waarden, kan voor Zeger te benauwend zijn geworden. Kon hij in Leiden zich wel handhaven in het intellectuele milieu? Wat was zijn toekomst in Nederland? Leraar wiskunde of natuurkunde? Waarschijnlijk had hij daar niet de juiste capaciteiten voor. Zeger schudde het verleden van zich af door de boot te nemen naar het beloofde land. Uit zijn brieven blijkt wel een verlangen naar zijn naaste familie. Steeds vraagt hij om te schrijven. Nog lang schrijft hij “bij ons” en daarmee bedoelt hij “bij ons in Dreischor”, terwijl hij al lang in Amerika zit. Ik vermoed dat hij ook in Amerika weinig sociale contacten onderhield. Uit zijn brieven blijkt wel dat hij betrokken was op zijn familie. Zijn neef en oud klasgenoot Herman F. ontliep hij
Versie 2, 11-‐7-‐2012
19
waarschijnlijk, omdat deze een sterke en dominante persoonlijkheid bezat, waar hij niet mee uit de voeten kon. Het handschrift van Zeger heb ik door een grafoloog laten analyseren; “De schrijver [Zeger]heeft gedurende zijn leven een ontwikkeling doorgemaakt waarbij hij een eigen en unieke persoonlijkheid heeft opgebouwd. Hij heeft een positief zelfbeeld en was overtuigd van eigen kunnen waarbij het onbekende eerder als uitdaging dan obstakel werd bezien. Zijn vertrek uit Nederland naar Amerika heeft daar zeker toe bijgedragen en heeft hem in de loop der tijd tot een vrijer mens gemaakt. Het was een man die open stond voor zijn medemens en redelijk makkelijk contact kon maken op persoonlijk vlak. Hij was verbaal goed onderlegd en wist zijn medemens te bereiken door middel van het gesproken woord waarbij hij wellicht de neiging had wat 'teveel' aan het woord te zijn. Hij was altijd rustig, bescheiden en beleefd en hield zich aan de heersende fatsoensnormen waarbij hij zichzelf niet verloochende. Hij vond het prettig om zichzelf niet anders voor te doen dan de persoon die hij was en hij zag daar ook geen reden toe gezien zijn 'aardse' instelling en levensfilosofie. Het leven diende niet moeilijker te worden gemaakt dan het wellicht al was en daarom koos hij voor een relatief eenvoudig bestaan zonder grootse uitspattingen en overdreven (gemaakte) zaken die het leven gecompliceerder dan nodig maakten. Hij was wel een man die zijn eenmaal begonnen taak tot een goed einde wilde brengen en waarbij een hoge mate van precisie en detail erg belangrijk was. De schrijver was diep van binnen een gevoelig mens met sterke emoties die in die tijd niet zomaar getoond werden. Meestal kon hij die emoties in bedwang houden, maar soms werd het hem te machtig en toonde hij zijn liefde of frustratie en schaamde zich daar niet voor. Hij was er niet de man naar om op de voorgrond te treden, daar was hij wat te bescheiden en te beheerst voor. Dit wil echter niet zeggen dat hij niet voor zichzelf opkwam en geen 'punt' durfde te maken .... indien nodig deed hij dat zeker, maar altijd op een beheerste en fatsoenlijke wijze. Gedurende zijn groei naar volwassenheid is het hem wel duidelijker geworden dat het noodzakelijk was om meer van zichzelf te (durven) laten zien en wellicht heeft hij een te grote 'zielennood' gehad bij zijn afscheid van Nederland om op gangbare wijze afscheid van zijn dierbaren te 'durven' nemen. Dit laatste is echter een veronderstelling op basis van de informatie uit dit korte handschriftfragment. Het handschrift van de schrijver laat geen grootse knelpunten zien die eventueel zijn levensgeluk en bestaan ernstig in de weg zouden hebben kunnen staan en waarbij de lichamelijke en geestelijke gezondheid in gevaar zou zijn geweest. Zijn nuchterheid en sensitiviteit zullen hem zeker een interessant en uitdagend leven hebben gebracht waarbij personen in zijn omgeving aan hem een prettige en goede partner, vriend en collega hadden.” De foto van Zeger heb ik ook voorgelegd aan de psycholoog de heer R. Hendriks, waarmee ik positieve ervaringen heb. Deze zei dat Zeger gevlucht is naar Amerika, omdat hij zich wilde bevrijden van verwachtingen die hij niet kon waarmaken. Hij had daarvoor niet de kracht. In zijn studietijd was hij niet gelukkig. In Amerika kon hij vrij leven zoals hij wilde, simpel en eenvoudig. Zeger was een meevoelend mens. Echt gelukkig is hij evenwel niet geworden. Deze uitspraken sluiten aan bij alles wat ik inmiddels over Zeger te weten ben gekomen.
Versie 2, 11-‐7-‐2012
20
Zijn ouders zullen hem niet begrepen hebben. Te verklaren is het dan ook dat zij niet over hun verloren zoon konden en wilden praten. Gegevens zijn mede ontleend aan bronnen bij de volgende instellingen: Archief van het Christiaan Huijgens dispuut, Leiden Familiearchief Doeleman, Winterswijk Gemeentearchief Leiden, Leiden Gemeentearchief Schouwen-‐Duiveland, Zierikzee Universiteitsbibliotheek, Leiden (UB) Zeeuws Archief, Middelburg Winterswijk Ratum, zomer 2012
Versie 2, 11-‐7-‐2012