“Wees niet mijn rem… Maar geef mij de tijd om zelf te remmen.” Malu, 22 jaar, autisme
Niemand kan de weg beter wijzen dan de mens met autisme zelf.
Onderzoeksrapport MA SEN Autisme-specialist Begeleid door drs. Mieke Loots, Klinisch Psychologe, Gastdocente Fontys Hogescholen Hanneke van der Velden Oderlaan 25, 5691 MD Son
[email protected] Studentnummer 21213 Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg Fontys Hogescholen, Tilburg, 2008-2009 0
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 De aanleiding 1.2 De probleemstelling 1.3 De onderzoeksvraag 1.3.1 Onderzoeksvraag 1: Wat zit er aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in de rugzak van de professionele begeleider [de gedragsdeskundige]? 1.3.2 Onderzoeksvraag 2: Wat vragen volwassen mensen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme van een professionele begeleider? Hoofdstuk 2: Theoretisch onderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Wat betekent begeleiding? 2.3 Wat is het verschil tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten? 2.4 Professionele vaardigheden 2.5 Kernkwaliteiten 2.6 Samenvatting Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethodologie 3.1 Inleiding 3.2 Onderzoeksmethode 3.3 Onderzoeksgroep 3.4 Voorbereiding van het onderzoek: de keuze en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten 3.4.1 Leerstijlentest van Kolb 3.4.2 Enquête 3.4.3 Gesprek ervaringsdeskundige met gedragsdeskundigen 3.4.4 Informele gesprekken met volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme 3.5 Dataverzameling 3.5.1 Leerstijlentest van Kolb 3.5.2 Enquête 3.5.3 Gesprek ervaringsdeskundige met gedragsdeskundigen 3.5.4 Informele gesprekken met volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme 3.6 Verwachte resultaten
1 3 4 5 5 6 7 7 8 9 10 10 12 13 14 14 14 14 14 15 15 16 16 16 16 18 18 18
1
Hoofdstuk 4: Dataverzameling en analyse 4.1 Inleiding 4.2 De leerstijlen van Kolb 4.3 De enquête 4.4 De ervaringen 4.5 De behoeften van volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme Hoofdstuk 5: Data-interpretatie Inleiding 5.1 5.2 Conclusies 5.2.1 Wat betekent begeleiding? 5.2.2 Wat is het verschil tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten? 5.2.3 Wat wordt verstaan onder professionele vaardigheden van een begeleider van mensen met autisme? 5.2.4 Wat wordt verstaan onder kernkwaliteiten van een begeleider van mensen met autisme? 5.2.4 Wat zit er aan professionele vaardigheden in de rugzak van een begeleider van mensen met autisme? 5.2.5 Wat zit er aan kernkwaliteiten in de rugzak van de een begeleider van mensen met autisme? 5.2.6 Wat vragen volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten van een professionele begeleider? 5.3 Slotconclusie
19 19 20 23 24 27 27 27 27 28 28 28 28 29 30
Hoofdstuk 6: Aanbevelingen
31
Hoofdstuk 7: Evaluatie
32
Nawoord Bronnen Bijlagen
33 34 36
2
Voorwoord
Don’t ask what the world needs Rather ask what makes you alive Then go ahead and do it Because what the world needs Is people who have become alive Howard Thurmon
Vraag niet wat de wereld nodig heeft Vraag eerder wat jou inspireert en vitaliseert Ga dan verder en maak creatieve keuzes Want wat de wereld nodig heeft Is levendige mensen die creëren.1
Voor U ligt mijn onderzoeksrapport, dat ik geschreven heb in het kader van de opleiding HBO-Master SEN Autisme-specialist. Met dank aan: - de volwassenen met autisme , de gedragsdeskundigen en directie van Autismebegeleiding.nl: voor de bijdrage die jullie geleverd hebben aan dit praktijkonderzoek; - mijn studiecoach drs. Mieke Loots en mijn “critical friends”: voor jullie feedback, kritische bevraging en ondersteuning; - drs, Gerard Melis: voor het kritisch meekijken bij de neerslag van dit onderzoeksrapport. - mijn zoon Daan: voor het verzorgen van de kaft van het onderzoeksrapport - mijn beide zonen Stefan en Daan: voor het missen van de aandacht die jullie verdienen - Mieke en Jos: die de zorg van mijn beide zonen tijdelijk overnamen. 1
Ofman, 2007, p. 128
3
Samenvatting Ik ben Hanneke van der Velden en sinds januari 2008 werkzaam als coördinator zorg binnen Autismebegeleiding.nl, een particuliere zorgaanbieder, gespecialiseerd in de begeleiding van mensen met een gemiddeld intelligentie en autisme en hun omgeving. Doelstelling van Autismebegeleiding.nl is het bieden van professionele op-maat-gemaakte begeleiding vanuit een visie waarbij vraaggestuurde zorg centraal staat. In dit onderzoek is onderzocht wat er aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in de rugzak van de professionele begeleider [de gedragsdeskundige] zit en wat volwassen mensen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme van een professionele begeleider vragen. Door het uitvoeren van de onderzoeksopdrachten zijn de gedragsdeskundigen een proces in gegaan van reflectie en bewustwording voor wat betreft het anders durven kijken naar die situaties waarin zij handelingsverlegenheid ervoeren. In plaats van krampachtig zoeken naar een verklaring bij de mens met autisme en/of zijn omgeving hebben zij een start gemaakt om te luisteren naar de mens met autisme, waarbij zij zichzelf los durven maken van theorieën en methodes om samen met de mens met autisme naar oplossingen in zijn mogelijkheden te zoeken. In hoofdstuk 1 heb ik de probleemstelling en het doel van het onderzoek aan gegeven. In hoofdstuk 2 staat de theoretische verdieping gerelateerd aan de onderzoeksvragen centraal. In hoofdstuk 3 heb ik de onderzoeksmethode, de keuze en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten, de wijze waarop de data verzameld zijn en de verwachte resultaten beschreven. In hoofdstuk 4 heb ik de dataverzameling geanalyseerd per onderzoeksinstrument. In hoofdstuk 5 heb ik de data geïnterpreteerd en ben vanuit een terugkijken naar wat de deelvragen waren gekomen tot antwoorden op mijn onderzoeksvragen. In hoofdstuk 6 kom ik tot aanbevelingen op basis van resultaten van mijn onderzoek. Hoofdstuk 7 is een persoonlijke reflectie op het onderzoek en mijn eigen handelen daarin.
4
1.
Inleiding
1.1
De aanleiding
Sinds januari 2008 ben ik werkzaam als coördinator zorg bij Autismebegeleiding.nl. Autismebegeleiding.nl [AB.nl] is een particulier zorgbureau dat gespecialiseerd is in de begeleiding, advisering en praktische hulpverlening aan kinderen, jongeren en volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en een Autisme Spectrum Stoornis [ASS] en hun omgeving. De begeleiding vindt plaats bij de cliënt2 thuis, op school, de stageplaats, het werk, de dagbesteding en in de vrije tijd. AB.nl begeleidt op dit moment ongeveer 400 cliënten in de leeftijd van 4,5 tot 67 jaar. AB.nl heeft een 90-tal medewerkers. Deze medewerkers hebben een fulltime of parttime dienstverband en zijn voor 95% HBO, Post-HBO of academisch opgeleid. Elk individueel cliënt-begeleidingstraject wordt uitgevoerd onder supervisie van de psychiater of GZ-psychologen, waarbij het opstellen en bewaken van het individueel handelingsplan en de inhoudelijke aansturing van de ambulante begeleiders valt onder de verantwoordelijkheid van de gedragsdeskundigen.3 Daarnaast begeleiden gedragsdeskundigen hun eigen cliënten: vaak zijn dat de begeleidingen waarin de aard van de hulpvraag en/of de omgevingsvariabelen en/of de volwassen mensen met autisme de begeleiding meer complex maken. AB.nl werkt nauw samen met de stichting Autismetotaal.nl: een gespecialiseerd centrum voor diagnostiek en behandeling voor mensen met ASS. Als coördinator zorg binnen Autismebegeleiding.nl ben ik onder andere verantwoordelijk voor de inhoudelijke procesondersteuning en aansturing van de gedragsdeskundigen. Mijn taak dient twee belanghebbenden: • de gedragsdeskundigen die aansturing en ondersteuning bieden, die zij nodig hebben in hun werk, en • de mensen met autisme die het nodig hebben dat de gedragsdeskundigen die begeleiding, advisering en praktische hulpverlening kunnen bieden die aansluit op hun hulpvragen. 1.2
De probleemstelling
Tijdens de inhoudelijke procesondersteuning van de gedragsdeskundigen loop ik aan tegen het gegeven dat de gedragsdeskundigen handelingsverlegenheid ervaren in situaties met meer complexe hulpvragen en/of een meer complexe omgeving. Na analyse waar en hoe gedane interventies misgingen in situaties waarin zij een dergelijke handelingsverlegenheid ervoeren, ontstond bij mij de indruk, c.q. hypothese dat de gedragsdeskundigen in dergelijke situaties terug leken te grijpen naar theoretisch kaders en vergaten te vragen, te luisteren, af te stemmen op de mens met autisme en te kijken naar zichzelf.
2 3
De cliënt wordt aangeduid met “hij”; uiteraard kan hier ook “cliënte” en “zij”gelezen worden. Waar gedragsdeskundigen staat kan gelezen worden “othopedagoog, [ontwikkelings-] psycholoog”.
5
In meer algemene zin ontstond het beeld dat het er op leek dat de gedragsdeskundigen in dergelijke situaties onvoldoende in staat zijn vanuit theoretische kennis af te stemmen op de mens met autisme. Mogelijk gebeurt dit onvoldoende afstemmen ook al bij eenvoudigere situaties waardoor de als meer complex ervaren situaties eerder ontstaan. Vanuit gesprekken met mensen met autisme bij wie sprake was van een complexe problematiek met handelingsverlegenheid bij de gedragsdeskundigen, kreeg ik concrete antwoorden van waaruit ik concludeerde dat de mensen met autisme in dergelijke situaties een te overwegend uniforme en stereotypische benadering ervoeren en een te weinig specifiek afgestemd zijn op hun individuele hulpvraag. De mensen met autisme voelden zich niet gezien als actieve partner in de begeleiding maar als subject van de begeleiding. Vanuit die informatie, tezamen met mijn ervaringen tijdens de procesondersteuning van de gedragsdeskundigen, kom ik tot een hypothese dat dit wel eens een algemeen beeld zou kunnen zijn. Op basis daarvan kom ik tot het formuleren van de volgende vooronderstelling: Is het zo dat de gedragsdeskundigen insteken op theoretische, instrumentalistische kennis , zeker wanneer zij een mens met autisme en zijn omgeving als “moeilijk” ervaren, in plaats van in te steken op het contact met de mens met autisme en hun eigen ervaringskennis? 1.3
De onderzoeksvraag
Ieder mens4 staat in interactie met anderen in het leven met ieder zijn eigen ervaringen, kwaliteiten en vaardigheden. Met andere woorden: een ieder neemt zijn eigen rugzak mee. Het is belangrijk voor een ieder om te weten welke kwaliteiten en vaardigheden iemand in zijn rugzak meedraagt. Hoe meer een mens ontdekt over zichzelf, hoe beter hij in staat is de ander te begrijpen en hoe beter hij zijn rol als begeleider kan vervullen. Daarnaast is het belangrijk om te weten welke kwaliteiten en vaardigheden iemand in zijn rugzak moet meedragen om mensen met autisme professioneel te kunnen begeleiden. Samen met de gedragsdeskundigen wil ik onderzoeken wat er in hun rugzak zit om mensen met autisme te begeleiden en wat de mens met autisme vraagt aan kwaliteiten en vaardigheden uit deze rugzak om professioneel begeleid te worden. Om de probleemstelling verder te kunnen onderzoeken heb ik een tweetal onderzoeksvragen opgesteld. Onder elke onderzoeksvraag liggen een aantal deelvragen die me kunnen helpen bij het formuleren van het antwoord op het einde van het onderzoek.
4
De mens / de begeleider wordt hier aangeduid met “hij”: uiteraard kan hier ook “begeleidster” en “zij” gelezen worden.
6
1.3.1
Onderzoeksvraag 1: Wat zit er aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in de rugzak van de professionele begeleider? [de gedragsdeskundige] ?
Deelvragen: • Wat betekent begeleiding? • Wat is het verschil tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten? • Wat wordt verstaan onder professionele vaardigheden van een begeleider van mensen met autisme? • Wat wordt verstaan onder kernkwaliteiten van een begeleider van mensen met autisme? • Welke instrumenten kan ik gebruiken om de gedragsdeskundige meer zicht te geven op zijn professionele vaardigheden en kernkwaliteiten als begeleider van mensen met autisme? • Hoe daag ik de gedragsdeskundige uit een stap te nemen in zijn proces van bewustwording en reflectie? • Hoe kan ik ervoor zorgen dat de gedragsdeskundige als menselijke professional durft te kijken naar wat de hulpvraag is van deze mens met autisme in plaats van de hulpvraag te snel af te leiden c.q. in te vullen op basis van uitsluitend theoretische kaders?
1.3.2
Onderzoeksvraag 2: Wat vragen volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme van een professionele begeleider?
Deelvragen: • Kan ik door middel van een confrontatie met een ervaringsdeskundige bij de gedragsdeskundige het inzicht c.q. het besef doen ontstaan wat mensen met een gemiddelde intelligentie en autisme aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten van een professionele begeleider vragen? • Wat vragen volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten van een professionele begeleider?
7
2.
Theoretisch onderzoek
2.1
Inleiding
Tijdens mijn onderwijsperiode gaf ik lessen in “Ik ben speciaal” aan groepen van zes leerlingen met een gemiddelde intelligentie en autisme in de leeftijd van 15 tot 18 jaar. Tijdens een van de bijeenkomsten kwam Harm met het onderstaande gedicht waarbij hij zei: “Als ik van jou moet leren hoe mijn autisme eruit ziet, dan moeten we dit gedicht maar eens goed lezen samen.” LUISTEREN Als ik je vraag naar mij te luisteren En jij begint mij adviezen te geven Dan doe je niet wat ik je vraag Als ik je vraag naar mij te luisteren En jij begint mij te vertellen, waarom ik iets niet zo moet voelen als ik het voel Dan neem je mijn gevoelens niet serieus Als ik je vraag naar mij te luisteren En jij denkt dat je iets moet doen om mijn probleem op te lossen Dan laat je me in de steek, hoe vreemd dat ook mag lijken Dus, alsjeblieft Luister alleen naar mij En probeer me te begrijpen En als je wilt praten, wacht dan even En ik beloof je Dat ik op mijn beurt naar jou zal luisteren. Wat Harm hiermee aangeeft is dat ik de rem niet moet intrappen, door adviezen te geven, hem in zijn gevoel niet serieus te nemen en zijn problemen voor hem op te lossen. Zijn vraag was een andere: luister naar mij, neem mij serieus, probeer me te begrijpen, geef mij tijd en leer mij zelf te remmen. Bovenstaande suggereert dat niemand beter de weg kan wijzen dan de mens met autisme zelf, waarbij het belangrijk is dat de begeleider op diezelfde weg gaat staan, zijn eigen weg moet durven verlaten om zo de mens met autisme “op zijn weg te vergezellen.” Met andere woorden een begeleider zal samen met de mens met autisme op zoek moeten gaan naar het samenkomen van behoeften tot erkenningen het onderzoeken van ontwikkelingsmogelijkheden om de mens met autisme zijn eigen weg te laten lopen. In dit hoofdstuk zoek ik naar die kwaliteiten en vaardigheden waarmee de rugzak van een professioneel begeleider gevuld zou moeten zijn of worden om mensen met een gemiddelde intelligentie en autisme professioneel te kunnen begeleiden. Met andere woorden: welke bouwstenen zijn in de begeleiding van mensen met autisme van cruciaal belang en welke hulpmiddelen en instrumenten kan ik inzetten om die bouwstenen boven tafel te krijgen? 8
2.2
Wat betekent begeleiding? Ik ben op reis Al weet ik niet waarheen Maar ergens stond geschreven Dat ik deze weg moest gaan En al aarzel ik soms even, Langs die eindeloze baan, Toch weet ik, Iemand ging me voor En daarom ga ik door. Ik heb geen geld en geen kompas Maar ik zie de tekens En die zeggen mij genoeg En al geeft niemand mij antwoord Op de dingen die ik vroeg Toch weet ik Aan het eind vind ik gehoor En daarom ga ik door Ik ben een vogel die zijn vleugels spreidt Zo wil ik vliegen altijd verder dan de zon Ik ben een paard dat zonder teugels rijdt Maar er is iemand die me leidt En hij zegt: kom Ik ben op reis Al weet ik niet waarom Maar ik luister naar de stilte En die zegt mij om te gaan En al verlaat ik al mijn vrienden Moet ik overal vandaan Toch weet ik Er is geen ander spoor En daarom ga ik door. E& R Zuideveld “Sta op en wandel
“Als we kijken naar de letterlijke betekenis van het woord begeleiden dan omschrijft Van Dale begeleiden als ‘op weg vergezellen’; ‘met een tweede partij [een [ander] instrument] harmonisch ondersteunen’; ‘samengaan met’. Dit laatste kan voor pedagogisch begeleiden gelden. Ook de eerste omschrijving kan worden gebruikt. Opvoeden is immers samen op weg zijn. ‘Begeleider’ wordt door Van Dale gedefinieerd als ‘die vergezelt’.”5 Tijdens een scholingsbijeenkomst binnen het speciaal onderwijs omschreef Drs.G.N. Melis in 2003 begeleiden als: “Een reis, niet alleen voor jullie zelf, maar door jullie heen, bovenal voor anderen. Een reis die jullie,naar ik oprecht hoop, in de gelegenheid mag stellen om de mensen die jullie onderweg ontmoeten, vanuit een ieders unieke wijze van Zijn, op een perspectiefbiedende wijze verder te brengen op de levensweg die zij te gaan hebben. Bij deze zo belangrijke opdracht ten behoeve van een groep reizigers die het op hun levensweg zo zwaar hebben, wens ik jullie veel innerlijke wijsheid, kracht en vrede toe.” Als definitie van begeleiden van mensen met autisme in dit onderzoek ben ik uitgegaan van “samen op een perspectiefbiedende wijze op weg vanuit een ieders unieke wijze van Zijn”. 5
Van Dale in Kok, 1992, p.37 - 38
9
2.3
Wat is het verschil tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten?
.
Ofman in “Hé, ik daar..?!” maakt onderscheid tussen kernkwaliteiten en vaardigheden: “Het onderscheid tussen kwaliteiten en vaardigheden zit vooral in het feit dat kwaliteiten van binnenuit en vaardigheden van buitenaf aangeleerd zijn. Of zoals in het Engels gezegd: het gaat om het verschil tussen ‘nature’en ‘nurture’. Vaardigheden zijn ‘nurture’ –gevoed of aangeleerd – en kernkwaliteiten zijn ‘nature’, aangeboren en te ontwikkelen.”6 Van Delft in “Overdracht en Tegenoverdacht” gaat uit van de psychoanalytische basisgedachte dat je jezelf meebrengt in elk begeleidingscontact en maakt een onderscheid tussen beroepshouding en vaardigheden: “Een voorwaarde voor het kunnen werken in [zorg] relaties is dat men beschikt over een aantal eigenschappen en vaardigheden. Tezamen vormen eigenschappen, opvattingen, normen en waarden de basishouding van de persoon. De persoon werkt vanuit dit basismateriaal, zijn referentiekader. Hij toetst zijn handelen aan dit referentiekader dat zich in de loop der jaren vanuit opvoeding en ervaring heeft gevormd en dat hij, als het goed is, steeds bijstelt. Vanuit dit basismateriaal ontwikkelt de werker zijn vaardigheden en schaaft hij deze vaardigheden, waar nodig, bij.”7 In dit onderzoek ben ik uitgegaan van een onderscheid tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten. 2.4
Professionele vaardigheden
Begeleiden is nog niet vanzelf professioneel begeleiden. Professioneel begeleiden vraagt om een bepaalde vaardigheden en kernkwaliteiten. Speciaal voor autismebegeleiders heeft de IBvA8 een competentieprofiel opgesteld: “Om als professional mensen met autisme te begeleiden blijkt het handelen van de autismespecialist uit o.a. het volgende: - Hij maakt adequaat contact met mensen met autisme en communiceert met hen. - Hij creëert een [pedagogisch] leer-, werk- en leefklimaat dat mensen met autisme voldoende veiligheid en uitdaging biedt voor hun verdere ontwikkeling. - Hij ontwerpt als didacticus een op de persoon met autisme [of groep] afgestemde krachtige leer- of werkomgeving. - Hij draagt zorg voor een passende leer-, werk-, of leefomgeving voor de persoon met autisme: bovendien stemt hij de activiteiten van de betrokkenen rond de persoon met autisme goed op elkaar af. - Hij stemt de samenwerking rond de persoon met autisme dusdanig af dat ook op school-, werk-, of leefniveau alles goed op elkaar aansluit. - Hij werkt [intensief] samen met de ouders van de persoon met autisme. - Hij werkt samen met mensen en organisaties buiten de eigen school-, of instellingsorganisatie en zorgt voor een goede afstemming in de samenwerking rondom de persoon met autisme. 6
Ofman, 2007, p.21 Van Delft, 2004, p.91 8 Internationale Beroepenvereniging van Autismespecialisten 7
10
-
Hij werkt op een interactieve manier voortdurend aan zijn professionele ontwikkeling, deskundigheid en kwaliteit en kan daarbij reflecteren op zijn opvattingen en werkervaringen. Deze competenties worden door de autismespecialist met diepgang gehanteerd. Hij kan aansluiten bij de meergelaagdheid van de persoon met autisme. Hij heeft een goede balans gevonden tussen instrumentele, communicatieve en normatieve professionaliteit. Hij kan authentiek functioneren en is in staat om gezond met zichzelf om te gaan. Hij beschikt over specialistische kennis en integreert die in zijn handelen. Zijn handelen is maatwerk en hij volgt daarin alle stappen van de professionele cyclus. Hij kan op basis van reflection on en action in action zelfsturend zijn professionele handelen bijstellen. Hij kan interactief en interdisciplinair samenwerken met anderen.”9
Professioneel begeleiden van mensen met autisme staat voor de interactie tussen begeleider en de mens met autisme en tussen begeleider en de omgeving van de mens met autisme, waarbij de begeleider congruent, authentiek en geïntegreerd functioneert en in staat is om gezond met zichzelf om te gaan. Om professionele vaardigheden te ontwikkelen en bij te schaven is zelfkennis, zelfbewustzijn en zelfreflectie noodzakelijk waarbij de begeleider de bereidheid moet hebben om te ervaren wat er gevoelsmatig bij hem gebeurt en dit kritisch moet durven te bekijken. Aan de ene kant staat de mens met autisme en zijn omgeving, aan de ander kant staat de begeleider. Beiden hebben invloed op de mogelijkheid tot aansluiting, waarbij de grootste inspanningsverplichting bij de begeleider ligt. De mogelijkheden tot aansluiting worden optimaal benut als niet alleen naar de mens met autisme en zijn omgeving gekeken wordt, maar tegelijkertijd naar de begeleider: wat neemt de begeleider mee in zijn rugzak? Waar liggen zijn mogelijkheden en kwetsbaarheden?
9
http://www.ibva.info/beeldvorming.html, geraadpleegd op 16 januari 2009.
11
2.5
Kernkwaliteiten
Tijdens een tweedaagse workshop in 2003 werd onder leiding van Theo Peeters en Hilde de Clercq een scala aan kernkwaliteiten die een begeleider zou moeten bezitten om mensen met autisme goed te kunnen begeleiden opgesteld: • Je moet aangetrokken voelen door het vreemde, het anders denken. Je moet dit niet afwijzen, maar daardoor juist gemotiveerd worden. Je moet het beter willen begrijpen. • Je moet proberen je in te leven in de andere denkwereld. • Je moet de moed hebben om een andere communicatiestijl te ontwikkelen: vertrekken vanuit het denken en niet vanuit de emotie. • Je moet inzien en in staat zijn een andere sociale stijl te ontwikkelen. • Je moet kritiekbestendig zijn. • Je moet goed om kunnen gaan met onzekerheid: je weet nooit of de beslissingen die je neemt de juiste zijn. • Je moet kunnen blijven werken aan problemen waar nooit oplossingen voor zijn. • Je moet altijd blijven leren om te willen begrijpen. • Je moet niet geïnteresseerd zijn in oplossingen maar in het zoeken daarnaar. • Je moet gedetailleerd kunnen denken en kijken: werken in hele kleine stapjes. • Je moet om hulp durven vragen: je onmacht durven bekennen en bescheiden genoeg zijn. Kernkwaliteiten zijn eigenschappen die tot de kern van de persoon behoren. Een kernkwaliteit kleurt de mens: “Je kwaliteiten brengen je in contact met je hart, waar je gevoelens wonen. Je gevoelens vertellen je wat je behoeften zijn. Je behoeften maken wensen wakker en sturen ze naar je hoofd. Je hoofd verbindt je wensen aan je wil en vertaalt ze in keuzes. Je buik zorgt voor de rest.”10 Om kernkwaliteiten te ontwikkelen is het van eminent belang dat de professionele begeleider van zichzelf weet wat hij denkt, voelt en wil en dat hij zicht krijgt op zijn onderbewustzijn. “Hoe meer iemand over zichzelf ontdekt, hoe beter hij in staat is de anderen te begrijpen en hoe beter hij zijn rol als ouder, vriend of coach kan vervullen, omdat hij uit zijn eigen ontwikkeling heeft geleerd wat er nodig is voor verdere ontwikkeling en groei.’11 Kernkwaliteiten zitten van kinds af aan in je, ze bepalen als het ware wie je bent, terwijl je professionele vaardigheden tot op grote hoogte kunt aanleren, ook als je ouder bent. De professionele begeleider werkt vanuit zijn aangeboren kernkwaliteiten. Dit is het referentiekader van waaruit hij zijn professionele vaardigheden ontwikkelt en bijschaaft hij, waar nodig.
10 11
Ofman, 2007, p.150 Ofman, 2007, p.13
12
2.6
Samenvatting
Op basis van wie je in je kern bent, de toevallige ervaringen in je leven en gerichte aandacht en training is ieders rugzak gevuld met kernkwaliteiten en professionele vaardigheden en geeft een ieder daar zelf betekenissen aan. Op die manier creëert een ieder zijn eigen werkelijkheid. Het is een voortdurend proces en gezien ieders uniciteit bij iedereen anders. Om als professionele begeleider te werken met mensen met autisme is het belangrijk dat hij weet wat hij aan kernkwaliteiten en professionele vaardigheden in zijn rugzak heeft. ‘”Alle informatie nemen we in ons op en we geven er betekenis aan. Die betekenis is onherroepelijk met onszelf verbonden. Wekt de informatie associaties op met andere cliënten die je ooit hebt begeleid? Relateer je de informatie aan theoretische inzichten die je hebt verworven? Doet de persoon of de problematiek je op de een of andere manier denken aan ervaringen uit je privéleven? En ongetwijfeld zetten we al onze indrukken af tegen wat we zelf normaal vinden.”12 De huidige kennismaatschappij doet een groot beroep op onze hersenen. Vaardigheden als het leren zoeken, selecteren en gebruiken van informatie staan centraal. Als de vaardigheden niet meer aansluiten op je kernkwaliteiten kun je controle verliezen. De manier waarop een professionele begeleider van mensen met autisme zichzelf beleeft in zijn werk heeft veel invloed op zijn handelen. Belevingen zijn subjectief. Wat voor de ene begeleider een probleem is, hoeft voor de ander niets voor te stellen. Dit is ook afhankelijk van de invulling van de rugzak van de begeleider. Professionaliteit van begeleiders laat zich niet alleen beschrijven in professionele vaardigheden die een begeleider wel of niet heeft, maar ook in kernkwaliteiten. Gedrag kun je veranderen, mits je de betekenis van achterliggende overtuigingen en waarnemingen kunt veranderen. Mijn uitgangspunt in dit onderzoek is: ieder mens is uniek en ieder mens met autisme is uniek. Dit vraagt mijns inziens om als professioneel begeleider van mensen met autisme samen met de mens met autisme en zijn omgeving op zoek te gaan naar wederzijds begrip en afstemming door inzet van professionele vaardigheden enerzijds en kernkwaliteiten anderzijds.
12
Mevissen, 2005, p.35
13
3.
Onderzoeksmethodologie
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijf ik de onderzoeksmethode die ik gebruikt heb, de keuze en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten, de onderzoeksgroep en de manier waarop de data verzameld en geanalyseerd zijn. 3.2
Onderzoeksmethode
Ik heb gekozen voor een actieonderzoek om in dialoog met de gedragsdeskundigen informatie te verzamelen over de aanwezige en afwezige professionele vaardigheden en kernkwaliteiten, die een professioneel begeleider in de begeleiding van mensen met autisme in zijn rugzak nodig heeft. 3.3
Onderzoeksgroep
Als onderzoeksgroep voor onderzoeksvraag 1 heb ik gekozen voor tien gedragsdeskundigen in de leeftijd van 23 tot 36 jaar, waarvan 7 orthopedagogen, 2 [ontwikkelings-] psychologen en 1 systeemtherapeute in de leeftijd van 23 tot 34 jaar. Als onderzoeksgroep voor onderzoeksvraag 2 heb ik gekozen voor tien volwassen mensen met een gemiddelde intelligentie en autisme, waarvan 5 mannen en 5 vrouwen in de leeftijd van 18 tot 42 jaar. 3.4
Voorbereiding van het onderzoek: de keuze en verantwoording van de onderzoeksinstrumenten
3.4.1
Leerstijlentest van Kolb
Iedereen heeft zo ook zijn eigen manier om te leren, door te doen, door te studeren, door te observeren, door te testen. De praktijk leert dat de meeste mensen blijven steken in één of twee van deze vaardigheden. Effectief en efficiënt leren bevat echter al deze vaardigheden. Hierbij ben ik uitgegaan van de theorie van Kolb: “De leerstijlen die Kolb onderscheidt, zijn kwadranten in deze leercirkel. In de cirkel staan dus zowel de verschillende fasen in een leerproces, als de verschillende typen die iemand kan zijn. De bezinner kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag. De denker is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn. De beslisser plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
14
De doener houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.”13 De leerstijlentest van Kolb is een onderzoeksinstrument dat ik wil inzetten bij de gedragsdeskundigen om zicht te krijgen op ieders eigen leerstijl. Om je leerstijl professioneel in te kunnen zetten, moet je je bewust zijn van je eigen leerstijl en bereid zijn om op de leerstijl van de ander te gaan zitten. [zie bijlage 1] 3.4.2
Enquête
Mevissen in “Kwetsbaar en Afhankelijk” gaat uit van de basisbehoeften van de mens met autisme en hoe de “belangrijke anderen” op passende wijze op deze behoeften kunnen inspelen. “Door stap voor stap te werken aan veiligheid en vertrouwen groeit een basis van waaruit het kind of de cliënt zichzelf durft te tonen. Pas als iemand zichzelf de moeite waard gaat vinden, kan hij zich daarnaar gedragen. Mede afhankelijk van zijn cognitieve mogelijkheden kan hij initiatieven en verantwoording durven nemen, vrij met anderen omgaan, eerlijk zijn en nieuwe dingen uitproberen.”14 Om zicht te krijgen op hoe meer of minder passend de gedragsdeskundigen van zichzelf vinden dat zij op deze basisbehoeften kunnen inspelen heb ik als denkkader gekozen voor de handelingsstrategieën gericht op zelfverwerkelijking van Mevissen en hiervoor een enquête rondom drie basisbehoeften - veiligheid, vertrouwen en autonomie handhaven -, die mijns inziens centraal staan in de begeleiding van mensen met autisme, als onderzoeksinstrument ontworpen. [zie bijlage 2] 3.4.3
Gesprek ervaringsdeskundige met gedragsdeskundigen
Door eigen verwachtingen los te laten kan de professionele begeleider van mensen met autisme vanaf een afstand naar zichzelf en de ander kijken om te onderzoeken waar contact mogelijk is. “De begeleider / opvoeder heeft kwaliteiten en vaardigheden nodig die in principe in elke opvoedings- en begeleidingssituatie van belang zijn. Bij het begeleiden van mensen met autisme zijn deze kwaliteiten nog belangrijker, omdat begeleiden soms gelijkstaat met gidsen, vertalen en intermediair zijn. Belangrijke kwaliteiten zijn: afstand nemen, eigen normen en verwachtingen loslaten, kijken naar jezelf, betrokkenheid en distantie, structurerend vermogen, emanciperend vermogen, ethisch bewustzijn.”15 Als onderzoeksinstrument heb ik de gedragsdeskundigen in gesprek laten gaan met een ervaringsdeskundige en is toestemming gegeven om dit gesprek op te nemen op video.
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/leerstijlen, geraadpleegd op 20 januari 2009 Mevissen, 2005, p.34 15 Zeevalking, 2000, p.62 13
14
15
3.4.4
Informele gesprekken met volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme
Om zicht te krijgen op de drie basisbehoeften van mensen met autisme, die mijns inziens centraal staan in de begeleiding van mensen met autisme, heb ik als onderzoeksinstrument gekozen om informele gesprekken met mensen met autisme te voeren in plaats van hen een enquêtelijst of vragenlijst voor te leggen. Hierdoor kon ik gebruik maken van de mogelijkheid om gericht door te vragen. 3.5
Dataverzameling
3.5.1
Leerstijlentest van Kolb
Ik heb de gedragsdeskundigen de online Kolbtest16 op www.thesis.nl in laten vullen. Opbouw: De test bestaat uit 12 vragen met elk 4 antwoordmogelijkheden. Van deze antwoordmogelijkheden geven de gedragsdeskundigen aan in welke volgorde de antwoordmogelijkheden voor hen het meest van toepassing zijn. Score: Het cijfer 1 is het minst van toepassing, het cijfer 4is het meest van toepassing. Per vraag moeten de getallen 1, 2, 3 en 4 verdeeld worden over de antwoordmogelijkheden. Uitslag: Middels het scoreformulier krijgen de gedragsdeskundigen de uitslag van de leerstijl waarin zij het sterkst zijn. Deze scoreformulieren heb ik verzameld en in figuur 1 verwerkt. 3.5.2
Enquête
Ik heb de enquête gecentreerd rondom 3 basisbehoeften die mijns inziens centraal staan in de begeleiding van mensen met autisme: 1. Veiligheid scheppen 2. Vertrouwen geven 3. Autonomie handhaven Opbouw: De enquête bestaat uit 50 stellingen die gekoppeld zijn aan de kapstokwoorden veiligheid, vertrouwen en autonomie. Ik heb er voor gekozen om de stellingen ad random door elkaar te gebruiken om vooraf herkenning uit te sluiten. Ik heb gekozen om de formulering positief en negatief afwisselend links en rechts te noteren om antwoordsleur te voorkomen en heb bij het nakijken de scores gespiegeld.
16
http://www.thesis.nl/index.php?option=com_db8kolb&Itemid=42, geraadpleegd op 20 januari 2008
16
Score: Ik heb gekozen voor een 4-puntsschaal in plaats van een 5-puntsschaal om te vermijden dat men komt tot neutrale antwoorden. Een score 1 of 2 geeft aan dat de gedragsdeskundige vindt dat hij deze handelingsstrategie niet of beperkt bezit: er is sprake van handelingsverlegenheid. Een score 3 of 4 geeft aan dat de gedragsdeskundige vindt hij deze handelingsstrategie in voldoende mate bezit: er is geen sprake van handelingsverlegenheid maar van een kernkwaliteit. [zie bijlage 3] Sociaal wenselijkheid: Ik realiseer me dat mensen niet altijd geneigd zijn om in te vullen wat werkelijk het meest op hen van toepassing is, maar wat zij denken dat ik [of de maatschappij] wil horen. Toch heb ik in deze enquête geen “sociaal wenselijkheidsleutel” ingebouwd om te checken of iemand zich sociaal wenselijk gedraagt omdat dit mijns inziens voor dit praktijkonderzoek te ver gaat. De informatie over hoe de gedragsdeskundige zichzelf beleeft is misschien nog wel interessanter dat hoe hij feitelijk functioneert. De overtuigingen of waarnemingen die mensen van zichzelf, hun gedrag of de wereld hebben vormen hun gedrag. Wil je het gedrag van iemand veranderen dan is het van belang dat iemand zich bewust is van zijn handelen, van zijn gedrag en weet heeft wat de onderliggende overtuigingen, rolopvattingen en diepere drijfveren zijn. Gedragsverandering zonder druk van buitenaf kan pas optreden wanneer iemand inzicht heef in de betekenis van zijn gedrag. Uitslag: De scores van de gedragsdeskundigen heb ik verzameld in een Excelbestand met de turftabellen veiligheid, vertrouwen en autonomie. In dit overzicht heb ik per vraag geturfd hoeveel gedragsdeskundigen een omgerekende score 1, 2, 3 of 4 ingevuld hebben. [zie bijlagen 4, 5 en 6]. Hierop heb ik 2 statische verwerkingen toegepast: • Een verwerking met gemiddelde scores per vraag. [zie bijlagen 7, 8 en 9] • Een verwerking met het percentueel aantal gedragsdeskundigen dat op de genormeerde waarden gescoord heeft. [zie bijlage 10, 11 en 12] Uiteindelijk heb ik de keuze gemaakt om de percentuele scores te analyseren. De gemiddelde scores per vraag waren te fijnmazig en gaven onvoldoende handvatten om vanuit een groepsaanpak vervolgstappen te zetten op die onderdelen waarbij de gedragsdeskundigen aangaven handelingsverlegenheid te ervaren. Er is sprake van handelingsverlegenheid wanneer 30% of meer score 1 of 2 is aangegeven.. De percentuele scores zijn teruggebracht en naar de gedragsdeskundigen en uitgebreid besproken in een intervisiebijeenkomst,.
17
3.5.3
Gesprek ervaringsdeskundige met gedragsdeskundigen
Ik heb de gedragsdeskundigen gevraagd in gesprek te gaan met een ervaringsdeskundige, waarbij vooraf geen voorinformatie over haar gegeven werd. Wel heb ik hen als voorbereiding gevraagd 2 vragen te noteren die voor hen het meest belangrijk en 2 vragen te noteren die voor hen minder belangrijk waren om te stellen. Daaraan gekoppeld waarom deze vragen voor hen belangrijk c.q minder belangrijk zijn. De gesprekken heb ik op video opgenomen. Aansluitend heb ik tijdens de eerstvolgende intervisiebijeenkomst de video-opname teruggekeken en heb ik de ervaringen van de gedragsdeskundigen verzameld, waarna zij tot een aantal conclusies getrokken hebben. 3.5.4
Informele gesprekken met volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme
Ik heb met 10 volwassen mensen met een gemiddelde intelligentie en autisme [5 vrouwen en 5 mannen] een informeel gesprek gevoerd vanuit de 3 basisbehoeften zoals die mijns inziens centraal staan in de begeleiding. Ik heb gericht doorgevraagd en de antwoorden verzameld en geanalyseerd. Na de analyse heb ik de 10 volwassen mensen met autisme bevraagd op de juistheid van mijn analyse. 3.6
Verwachte resultaten
Bij een actieonderzoek wordt verwacht dat de onderzoeker en de gedragsdeskundigen van de onderzoeksgroep door dit onderzoek een bewustwordingsproces zullen doormaken. Een actieonderzoek levert per definitie geen universeel geldende conclusies op, maar contextgebonden conclusies. Individuele mensen zijn uniek en omdat de verwachting is dat ze, als gevolg van dit bewustwordingsproces, een verandering zullen ondergaan [leren] is de verwachting dat de uitkomsten bij een volgend onderzoek bij dezelfde onderzoeksgroep niet identiek zullen zijn. De werkwijze en de ingezette onderzoeksmethoden kunnen echter zo in een andere setting ingezet worden om een eigen actieonderzoek op te zetten. De conclusies van dit onderzoek zijn aanvullend op theoretische en empirische kennis om te bewerkstelligen dat de gedragsdeskundige, vanuit een durven loslaten, inzicht krijgt in hoe zijn rugzak gevuld is met professionele vaardigheden en kernkwaliteiten, die nodig zijn in de begeleiding van mensen met autisme, of wat er nog aan ontbreekt. De literatuurstudie, de verzamelde leerstijlen, de enquêtegegevens, de gedeelde ervaring in het gesprek tussen de gedragsdeskundigen en de ervaringsdeskundige en de antwoorden van de mensen met autisme leveren de informatie die nodig is om de deelvragen te kunnen beantwoorden.
18
4.
Dataverzameling en analyse
4.1
Inleiding
Aan dit onderzoek hebben tien gedragsdeskundigen en tien volwassen, normaal begaafde personen met autisme gedurende een periode van 3 maanden meegewerkt. In die periode zijn de benodigde data tijdens 3 gezamenlijke bijeenkomsten [intervisiebijeenkomst leerstijlen, 1 keer gesprek ervaringsdeskundige met gedragsdeskundigen, intervisiebijeenkomst enquête], 10 individuele gesprekken met personen met autisme en door het invullen van de enquête verzameld. In dit hoofdstuk worden deze geordend en geanalyseerd. Om enigszins overzicht te houden heb ik de data per onderzoeksgebied verzameld en verwerkt. 1. de leerstijlen van Kolb 2. de enquête 3. de ervaringen 4. de behoeften van de personen met autisme. 4.2
De leerstijlen van Kolb
Tijdens de intervisiebijeenkomst heb ik de gedragsdeskundigen gevraagd om de leerstijlentest van Kolb in te vullen. De scores van de gedragsdeskundigen heb ik verzameld en in een overzicht gezet Figuur 1: de verzamelde leerstijlen van Kolb 10 8
denkers
6
theoretici
4
pragmatici
2
doeners
de nk e
rs th eo re ti c i pr ag m at ic i do en er s
0
Analyse figuur 1: Na inventarisatie van de leerstijlen van Kolb blijkt dat acht gedragsdeskundigen zichzelf kenmerken als denkers, een gedragsdeskundige kenmerkt zichzelf als pragmaticus, een gedragsdeskundige kenmerkt zichzelf als theoreticus en geen gedragsdeskundige kenmerkt zich als doener.
19
4.3
De enquête
De enquête bevraagt de gedragsdeskundigen op hoe meer of minder passend zij van zichzelf vinden dat zij op de drie centrale basisbehoeften, veiligheid scheppen, vertrouwen geven en autonomie handhaven, kunnen inspelen. Figuur 2:
Percentuele verdeling normscores Veiligheid Score 1-2: Score 3-4:
er is sprake van handelingsverlegenheid. er is geen sprake van handelingsverlegenheid.
Veiligheid 1 Ik ben me altijd bewust van de gedachten en de gevoelens die de ander bij me oproept. 3 Ik maak aan het begin van ieder contact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien. 4 Ik probeer altijd te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt. 5 Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen”. 11 Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt. 12 Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen. 13 Ik ben me altijd bewust dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is. 20 Ik verwacht altijd dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen. 22 Ik ben me er altijd bewust van dat ik mijn eigen geschiedenis heb. 25 Ik voorzie problemen altijd. 29 Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander. 30 Ik voorkom problemen altijd. 31 Ik onderken de patronen van de ander altijd. 34 Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt. 39 Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander. 40 Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander. 41 Ik zeg altijd wat ik doe en ik doe altijd wat ik zeg. 42 Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander. 44 Ik ga altijd in de aanval. 46 Ik accepteer de waarden en normen van de ander altijd.
Score 1 -2 0%
Score 3 -4 100%
20%
80%
30%
70%
50%
50%
10% 20% 20%
90% 80% 80%
80%
20%
10%
90%
0% 0% 30% 30% 50%
100% 100% 70% 70% 50%
0%
100%
40% 10% 30% 20% 0%
60% 90% 70% 80% 100%
Analyse figuur 2: Na analyse blijkt dat de gedragsdeskundigen handelingsverlegenheid ervaren bij: • het toegeven aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen; • de verwachting dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen; • het ervan uit gaan dat de ander op de een of andere wijze rekening met hen houdt; • het rekening houden met het bioritme van de ander. De gedragsdeskundigen ervaren geen handelingsverlegenheid bij de overige gebieden.
20
Figuur 3:
Percentuele verdeling normscores Vertrouwen Score 1-2: Score 3-4:
er is sprake van handelingsverlegenheid. er is geen sprake van handelingsverlegenheid.
Vertrouwen 2 Ik stem altijd af op de beleving van de ander. 7 Ik doe altijd moeite om de beleving van de ander te veranderen. 8 Ik leef altijd mee met de ander. 10 Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten. 14 Ik luister altijd aandachtig naar de ander. 15 Ik deel altijd het enthousiasme met de ander. 17 Ik accepteer altijd een “nee” van de ander. 19 Ik bied de ander altijd keuzemogelijkheden. 26 Ik geef de ander altijd de tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag. 28 Ik zorg er altijd voor dat wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken. 32 Ik luister altijd actief. 33 Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe. 35. Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven. 37 Ik toon waardering voor wat goed gaat altijd. 38 Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd. 43 Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen. 45 Ik breng altijd onder woorden wat de ander bedoelt. 47 Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb. 48 Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd. 49 Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn. 50 Ik benoem de spanning of onrust die ik zie bij de ander altijd.
Score 1 -2 0% 0% 0% 0% 10% 10% 10% 0% 20%
Score 3 -4 100% 100% 100% 100% 90% 90% 90% 100% 80%
0%
100%
0% 10% 0% 10% 20% 10% 20% 10%
100% 90% 100% 90% 80% 90% 80% 90%
40% 20%
60% 80%
20%
80%
Analyse figuur 3: Na analyse blijkt dat de gedragsdeskundigen handelingsverlegenheid ervaren bij: • het vermijden van vragen die de ander voor het blok zetten. De gedragsdeskundigen ervaren geen handelingsverlegenheid bij de overige gebieden.
21
Figuur 4:
Percentuele verdeling normscores Autonomie Score 1-2: Score 3-4:
er is sprake van handelingsverlegenheid. er is geen sprake van handelingsverlegenheid.
Autonomie 6 Ik breng de ander altijd in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen 9 Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis] regels die in bepaalde situaties gelden. 16 Ik bied de ander altijd hulp ook als de ander er niet om vraagt. 18 Ik weet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren. 21 Ik geef de ander altijd ruimte om iets eigens te bedenken 23 Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn. 24 Ik waardeer altijd het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft. 27 Ik gebruik altijd “ik”-boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander.
Score 1 -2 0%
Score 3 -4 100%
10%
90%
80% 20% 20% 10%
20% 80% 80% 90%
0%
100%
0%
100%
Analyse figuur 4: Na analyse blijkt dat de gedragsdeskundigen handelingsverlegenheid ervaren bij: • .het altijd hulp bieden ook als de ander er niet om vraagt. De gedragsdeskundigen ervaren geen handelingsverlegenheid bij de overige gebieden.
22
4.4
De ervaringen
Voor het gesprek met de ervaringsdeskundige kregen de gedragsdeskundigen de volgende voorinformatie: 34-jarige vrouw, PDD-NOS. De reacties van de gedragsdeskundigen naar aanleiding van het gesprek heb ik verzameld in figuur 5. Figuur 5:
Ervaringen van gedragsdeskundigen
• Doordat er geen voorinformatie was moest ik er als persoon, als mezelf in gaan staan. • Ik wist niet wat ik kon verwachten: ik heb losgelaten. • Ik heb vooraf veel nagedacht over hoe ik mijn vragen zou formuleren. In het gesprek ging het eigenlijk vanzelf. • Op grond van voorinformatie maak ik vooraf een beeld van een cliënt en ga daarmee aan het werk. Geen voorinformatie maakt dat ik onzeker word. • Confronterend om te horen dat als je niet congruent bent er sprake is van een mismatch. • Je neemt jezelf mee in begeleiding. • Je moet jezelf zijn anders kun je niet werken met een mens met autisme. • Het is niet mijn taak om het te weten,maar samen met de cliënt te onderzoeken.. • Ik zoek mijn veiligheid in weten: ik kom niet tot echt contact. • Mensen zonder autisme zouden meer moeten “checken” in plaat van vooraf invullen. • Ik heb veel praktische, concrete handvatten gekregen die ik in begeleiding kan inzetten. • Wij werken bijna allemaal alleen met kinderen en jongeren met autisme: zij zijn niet in staat om te verwoorden wat zij nodig hebben. • Wat knap dat iemand met autisme zo open over haar autisme vertelt. Analyse figuur 5: Na inventarisatie van de ervaringen van de gedragsdeskundigen in het gesprek met de ervaringsdeskundige tijdens de intervisiebijeenkomst, blijkt dat de gedragsdeskundigen zich, tot dat moment, onvoldoende realiseerden dat zij zichzelf als mens meenamen in de begeleiding en werd een eerste stap van bewustwording gezet, doordat zij zich realiseerden zich vooral te laten leiden door voorinformatie en dan denken te “weten” en van daaruit gaan handelen.
23
4.5
De behoeften van volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme
Om zoveel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de behoeften van wat mensen met autisme nodig hebben van een professionele begeleider om te komen tot veiligheid, vertrouwen en autonomie heb ik met 10 volwassen mensen met autisme gesprekken gevoerd. Tijdens die gesprekken heb gericht doorgevraagd bij onduidelijkheden. In figuur 6, 7 en 8 zijn de uitspraken naar behoefte opgesomd. Figuur 6: Behoefte: Veiligheid
De behoefte Veiligheid:
-
Uitspraken: Grenzen stellen. Alles moet bespreekbaar zijn. Toon moet vriendelijk zijn. Geen veroordeling op mijn daden: ik voel mij afgerekend op mijn “autisme”, op mijn hele “zijn”. Niet overheersend, niet dominant zijn. Geen stempel plakken maar kijken waar het vandaan komt. Zoveel mogelijk informatie geven over jou als persoon. Voorkomen dat ik in de problemen kom. Niet te snel willen handelen. Ik moet me op mijn gemak voelen. Geduld hebben. Heldere communicatie Flexibel zijn: kunnen omgaan met de verschillende fases waar ik in kan zitten, kunnen omgaan met mijn wisselende functioneren. Begeleider moet een bepaalde afstand bewaren tussen cliënt en begeleider. Congruent zijn: het moet kloppen met wat ik zie, voel en denk. Alle puzzelstukjes moeten duidelijk zijn. Bereid zijn om controle over te nemen als het nodig is Probeer elke begeleiding positief te beëindigen: het laatste blijft hangen.
Analyse figuur 6: Na analyse blijkt dat professionele begeleiders voor volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme veiligheid scheppen door vanuit wederzijds respect, eerlijkheid en openheid samen op weg te gaan.
24
Figuur 7: Behoefte: Vertrouwen
De behoefte Vertrouwen
-
Uitspraken: Niet meteen oordeel geven. Luisteren. Iemand die inzicht in zichzelf heeft. Iemand die je gerust stelt “het komt wel goed”. Echt menen wat hij zegt. Iemand die weet waar hij over praat: moet ervaring hebben met autisme. Moet zichzelf kwetsbaar durven opstellen. Eigen ervaringen delen. Terugkoppelen om te weten of iemand geluisterd heeft. Open zijn. Behulpzaam. Vriendelijk.. Rustig. Mij niet met opzet voor de gek houden. Zeggen wat je doet. Uitleggen wat je bedoelt. Wederzijds begrip. Echt zijn: kwetsbaarheid durven laten zien, mens van vlees en bloed dus met alle mogelijkheden en onmogelijkheden en daar eerlijk en open over zijn. Congruent zijn: iemand moet kloppen. Klein ego: eigen waarden en normen moeten verlaten kunnen worden om mij echt te ontmoeten. Nieuwsgierig / echte interesse: ik moet het gevoel hebben interessant te zij n voor de ander. Warm zijn: het moet fijn zijn om begeleiding te krijgen anders is de motivatie zo weg. Confrontatie met mij durven aangaan. Wederzijds vertrouwen. Mij serieus nemen. Mij de andere “denkwereld” kunnen spiegelen. Gesprek aangaan op mijn denk- en sociaal emotioneel niveau. Betrouwbaar zijn: zich houden aan afspraken. Ik moet van iemand op aan kunnen. Zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Goede balans tussen theorie en gevoel. Begeleider moet zichzelf zijn / blijven. Stap bij de cliënt naar binnen als mens. Sterke persoonlijkheid zijn: durven reageren en adequaat reageren.
Analyse figuur 7: Na analyse blijkt dat professionele begeleiders voor volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme vertrouwen geven door vanuit wederzijds vertrouwen, de ander serieus te nemen en zichzelf te durven zijn. 25
Figuur 8: Behoefte: Autonomie
De behoefte Autonomie
-
-
Uitspraken: Aanmoedigen / bemoedigend toespreken. Vertrouwen geven. Prijzen met je daden maakt het makkelijk om het vol te houden. Positieve bevestiging nodig Goede afspraken maken, die je ook na moet komen. Niet meteen de rem erop gooien, maar mij er naar toesturen: mij de tijd geven om zelf mee te remmen. Mij laten meedenken en meebeslissen Mij uitleg geven over de consequenties van mijn keuzes en wijzen op gevaren. Ieder zijn eigen keuze laten maken, tenzij het een gevaarlijke keuze is, dan mij ervan weerhouden. In staat zijn om de wetenschap los te laten: openminded, niet star en rigide vasthouden aan de standaardinformatie die beschikbaar is m.b.t. autisme. Tolkfunctie kunnen bekleden: beide perspectieven kunnen nemen dus zowel auti perspectief als nt perspectief. Een gelijkwaardige behandeling. De begeleiding moet vooral als doel hebben dat de cliënt het uiteindelijk zelf kan. De begeleider moet zich vooral richten op wat de cliënt al allemaal wel kan. Bereid zijn om controle over te nemen als het nodig is, maar direct weer loslaten als het goed gaat. Me niet verzorgen, maar begeleiden: laat het me zelf doen als ik het enigszins kan. Laat me in mijn waarde: behandel me niet als een “autist”. Laat me mijn eigen oplossingen verzinnen en uitvoeren en/of leer me trucjes zodat ik het zelf kan doen. Met andere woorden: Als ik honger heb, kun je me een vis geven of me leren vissen. Bevraag me om zelf na te denken en mijn eigen oplossingen te zoeken.
Analyse figuur 8: Na analyse blijkt dat professionele begeleiders voor volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme autonomie handhaven door vanuit vertrouwen en veiligheid de ander zijn eigen weg te laten lopen.
26
5.
Data-interpretatie
5.1
Inleiding
In hoofdstuk 1 is de volgende probleemstelling geformuleerd: Ik wil onderzoeken of de gedragsdeskundigen in situaties waarin zij handelingsverlegenheid ervaren teruggrijpen naar theoretische kaders en vergeten te vragen, luisteren en/of af te stemmen op de mens met autisme en te kijken naar zichzelf. De probleemstelling is onder te verdelen in twee onderzoeksgebieden: 1. De professionele begeleider [de gedragsdeskundige] en wat hij aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in zijn rugzak heeft. 2. De mens met autisme en wat hij aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten uit die rugzak nodig heeft. Om de onderzoeksgebieden te verkennen, heb ik mezelf de volgende onderzoeksvragen gesteld: 1. Wat zit er aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in de rugzak van de professionele begeleider [de gedragsdeskundige]? 2. Wat vragen volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme van een professionele begeleider? In hoofdstuk 2 heb ik de literatuur bestudeerd en verwerkt. In hoofdstuk 3 heb ik de onderzoeksmethode, de keuze en verantwoording van het onderzoeksinstrumenten, de onderzoeksgroep en de manier waarop de data verzameld en geanalyseerd zijn beschreven. In hoofdstuk 4 zijn alle data verwerkt en geanalyseerd. Vanuit die basis wil ik in dit hoofdstuk de relatie leggen tussen de onderzoeksvragen, de deelvragen, de bestudeerde literatuur en de verzamelde data. 5.2
Conclusies
5.2.1
Wat betekent begeleiding?
Als definitie van begeleiden ben ik uitgegaan van “samen op een perspectiefbiedende wijze op weg vanuit een ieders unieke wijze van Zijn”. Professioneel begeleiden vraagt om een bepaalde basishouding en competenties, uitgaande van de basisgedachte dat je jezelf meebrengt in elk begeleidingscontact [Van Delft, 2004]. Een professioneel begeleider kenmerkt zich door kernreflectie [Korthagen&Valsalos, 2006]. 5.2.2
Wat is het verschil tussen professionele vaardigheden en kernkwaliteiten?
Kernkwaliteiten zijn eigenschappen, opvattingen, normen en waarden die tezamen de basishouding van de persoon vormen. De persoon werkt vanuit dit basismateriaal en ontwikkelt zijn professionele vaardigheden en schaaft deze vaardigheden waar nodig bij vanuit dit referentiekader. 27
5.2.3
Wat wordt verstaan onder professionele vaardigheden van een begeleider van mensen met autisme?
Professionele vaardigheden zijn instrumentele, communicatieve en normatieve vaardigheden en specialistische kennis die de begeleider integreert in zijn handelen. 5.2.4
Wat wordt verstaan onder kernkwaliteiten van een begeleider van mensen met autisme?
Kernkwaliteiten staan voor de interactie tussen begeleider en de mens met autisme en tussen de begeleider en de omgeving van de mens met autisme, waarbij de begeleider congruent, authentiek en geïntegreerd functioneert en in staat is om gezond met zichzelf om te gaan. 5.2.5
Wat zit er aan professionele vaardigheden en kernkwaliteiten in de rugzak van de professionele begeleider [de gedragsdeskundige]?
Vanuit de Kolbtest blijkt dat acht gedragsdeskundigen zichzelf kenmerkten als denkers. Het resultaat is niet verrassend omdat de gedragsdeskundigen allen universitair geschoold zijn. In universitaire opleidingen lag het accent tot voor kort vooral op overdenking en theorievorming [assimilerende leerstijl]. Aan de andere fasen van de leercyclus, experimenteren en ervaren [accommoderende leerstijl] werd meestal minder aandacht besteed. Conclusie 1: Het is van belang om in de intervisiebijeenkomsten aandacht te besteden aan manieren van leren waarin de gedragsdeskundigen minder ontwikkeld zijn. Aan de hand van de enquêtegegevens en de intervisiebijeenkomst waarbij de gedragsdeskundigen reflecteerden op zichzelf als professionele begeleiders van mensen met autisme ben ik gekomen tot de volgende conclusies: Conclusie 2: De gedragsdeskundigen ervaren handelingsverlegenheid in situaties doordat zij eigen verwachtingen, behoeften, normen en waarden niet opzij kunnen zetten, waardoor de mens met autisme niet mag zijn zoals hij is. Hierdoor het lukt het niet of nauwelijks om actief te luisteren en af te stemmen op de mens met autisme en zijn omgeving. Conclusie 3: De gedragsdeskundigen ervaren handelingsverlegenheid in situaties waarin zij te snel ongevraagde hulp geven en/of het overnemen van de mens met autisme waardoor de mens met autisme niet de ruimte voelt om zelf te experimenteren of eigen initiatieven te ontplooien. Conclusie 4: De gedragsdeskundigen ervaren handelingsverlegenheid in situaties waarbij zij gevoelens bij de ander in zichzelf herkennen en niet in staat zijn om te komen tot erkenning. Zij vergeten te kijken naar zichzelf waardoor de mens met autisme zich niet serieus genomen voelt.
28
Aan de hand het gesprek met de ervaringsdeskundige en de intervisiebijeenkomst waarin de gedragsdeskundigen ervaringen deelden en reflecteerden op zichzelf als professionele begeleiders van mensen met autisme ben ik tot de volgende conclusies gekomen: Conclusie 5: De gedragsdeskundigen zijn zich onvoldoende bewust van het feit dat zij zichzelf als mens meenemen in de begeleiding. Zij kijken niet naar zichzelf. Conclusie 6: De gedragsdeskundigen zijn zich onvoldoende bewust van het gegeven dat zij zich laten leiden door voorinformatie en dan denken te “weten” en van daaruit gaan handelen. Daardoor vergeten zij te vragen, te luisteren en af te stemmen op de mens met autisme en zijn omgeving. Conclusie 7: De gedragsdeskundigen ervaren handelingsverlegenheid in situaties van het “niet-weten” en zijn dan niet in staat theoretische kaders los te laten en af te stemmen op de mens met autisme en zijn omgeving. 5.2.6
Wat vragen volwassenen met een gemiddelde tot zeer hoge intelligentie en autisme van een professionele begeleider?
Aan de hand van de antwoorden tijdens de informele gespreken met volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme en de terugkoppeling naar de mensen met autisme ben ik tot de volgende conclusie gekomen: Conclusie 8: Volwassenen met een gemiddelde intelligentie en autisme vragen van een professionele begeleider een begeleiding die afgestemd en gebaseerd is op wederzijds respect en wederzijds vertrouwen, om vanuit ieders unieke wijze van Zijn als mens met autisme en als professioneel begeleider op een perspectiefbiedende wijze hun eigen levensweg te gaan.
29
5.3
Slotconclusie
Ieder mens is uniek. Ieder mens met autisme is uniek. In de begeleiding van mensen met autisme is het noodzakelijk samen op zoek te gaan naar wederzijds begrip en afstemming door inzet van kennis enerzijds en volledige aanvaarding van de persoon anderzijds. Aan het begin van mijn onderzoek heb ik de volgende vooronderstelling geformuleerd: Is het zo dat de gedragsdeskundigen insteken op theoretische, instrumentalistische kennis, zeker wanneer zij een cliënt en zijn omgeving als “moeilijk” ervaren, in plaats van in te steken op het contact met de cliënt en de eigen ervaringskennis? Aan het einde van dit onderzoek kan op basis van de openheid en betrokkenheid van de gedragsdeskundigen en de mensen met autisme geconcludeerd worden dat dit onderzoek heeft bijgedragen aan het zetten van een eerste stap in een proces van bewustwording van de gedragsdeskundigen. Een proces van bewustwording met betrekking tot: • het zichzelf als mens meenemen in begeleiding; • het meenemen van de mens met autisme en zijn omgeving als actieve partner in de begeleiding; • een ieders eigen rugzak die gebaseerd is op ervaringen en hoe een ieder daar zijn eigen betekenis aangeeft; • de vraag van de mens met autisme om een bepaalde basishouding van een professionele begeleider; • de manier waarop een ieder zichzelf beleeft in zijn werk en de invloed vanuit die beleving op ieders handelen; • de noodzaak om te ervaren wat er gevoelsmatig bij je gebeurt en dit kritisch durven te bekijken om van daaruit zicht te krijgen op eigen kernkwaliteiten, waardoor hij deze beter in kan zetten. Door het proces van reflectie en bewustwording hebben de gedragsdeskundigen het lef gehad te durven uitspreken dat zij anders willen leren kijken: kijken vanuit hun eigen referentiekader om dit vervolgens af te stemmen op de behoeften van de mens met autisme en zijn omgeving. Dit onderzoek heeft hen in dit proces ondersteund. In plaats van het zoeken naar een verklaring voor hun handelingsverlegenheid bij de mens met autisme en/of zijn omgeving hebben zij een start gemaakt met het luisteren naar de mens met autisme en durven zij zichzelf in te zetten met zowel hun professionele vaardigheden als hun kernkwaliteiten op zoek naar mogelijkhedenn.
30
6.
Aanbevelingen
Vooraf: De openheid, betrokkenheid en bereidheid van de gedragsdeskundigen tijdens de intervisiebijeenkomsten om te reflecteren op hun professionele vaardigheden en kernkwaliteiten hebben mij blij verrast. Om verdere ontwikkeling mogelijk te maken kom ik tot de volgende aanbevelingen: Aanbeveling 1: Leren is een proces dat uiteindelijk leidt tot gedragsverandering. Om gedragsdeskundigen in hun professionele begeleiding te ontwikkelen is het van belang dat zij zicht krijgen op de verschillende leerstijlen en de daarbij behorende leercyclus. Als je iets meemaakt [ervaring] is het belangrijk daarna je ervaringen te overdenken [reflectie] en te veralgemeniseren [begripsvorming]. Je kan dan een aanpak bedenken waarmee je een overeenkomstige gebeurtenis tegemoet kan treden [experimenteren]. Dit kan tijdens intervisiebijeenkomsten en/of individuele coachingsgesprekken de verschillende stadia van de cyclus met elkaar te delen. Aanbeveling 2: Om gedragsdeskundigen in hun professionele begeleiding te ontwikkelen is het van belang dat zij ontdekken wat zij denken, voelen en willen, dat ze zicht krijgen op hun kernkwaliteiten. Dit kan door samen tijdens intervisiebijeenkomsten en/of individuele coachingsgesprekken te reflecteren. Dat wil zeggen nadenken over eigen ervaringen om eigen handelen te kunnen verbeteren en zich meer bewust worden van eigen denken, voelen en willen. Kernreflectie is essentieel om het handelen van gedragsdeskundigen doelgericht te verbeteren. Aanbeveling 3: Om gedragsdeskundigen in hun professionele begeleiding te ontwikkelen is het van belang dat zij ervaren wat mensen met autisme nodig hebben van een professionele begeleider. Dit kan door in gesprek te gaan - individueel of als groep - met ervaringsdeskundigen.
31
7.
Evaluatie
Bij het formuleren van mijn onderzoeksvragen kwam ik tot de ontdekking dat ik het erg lastig vond om mijn eigen denkkader los te laten. Tegen de achtergrond van mijn ervaring met betrekking tot de handelingsverlegenheid bij de gedragsdeskundigen ging ik er bij voorbaat van uit dat: • de gedragsdeskundige werkt vanuit beroepsmatige kwaliteiten; • de gedragsdeskundige bij handelingsverlegenheid “vlucht” in het theoretische kader van autisme; • de gedragsdeskundige insteekt op het autisme en de mens erachter vergeet; • het materiaal dat je mijns inziens moet inzetten in begeleiding met mensen met autisme jijzelf bent als persoon; • men alleen dan op zoek kan gaan naar wederzijds begrip en afstemming. Ik formuleerde hypotheses vanuit een “vooraf denken te weten” , waardoor het me in eerste instantie niet lukte om te komen tot objectieve onderzoeksvragen. Door in gesprek te gaan met mijn critical friends en mijn studiecoach kon ik uiteindelijk komen tot het bepalen van de onderzoeksvragen en heb ik een plan van aanpak inclusief planning geschreven. De voorbereiding, de uitvoering en het schrijven van dit onderzoeksrapport was een waardevolle doch moeilijke reis. Ik ben op weg gegaan en dacht vooraf te weten waarheen, waardoor ik op de rem ging staan en niet verder leek te kunnen gaan. Uiteindelijk heb ik mijn antwoorden losgelaten en ben zonder kompas vertrokken om te luisteren, geen adviezen te geven of het probleem op te lossen maar door de ander serieus te nemen. Ik heb geprobeerd te begrijpen en de ander zelf de tijd te geven om te remmen. Door deze reis heb ik de gelegenheid gekregen om samen met de gedragsdeskundigen de kracht te ervaren om je eigen rem te zijn in het samen reflecteren en het samen zoeken van oplossingen in onszelf. Dit onderzoek is een eerste aanzet in een proces van bewustwording waarbij we niet uitgaan van wat de ander nodig heeft, maar eerder van de vraag wat ons inspireert en levendig maakt, om van daaruit keuzes te maken om samen onze reis te vervolgen.
32
Nawoord Ken je mij? Wie ken je dan? Weet je mij beter dan ik? Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet je mij beter dan ik? Ogen die door de zon heen kijken, zoekend de plek waar ik woon, ben jebeeldspraak voor iemand die aardig is en onmetelijk ver, die niet staat en niet valt en niet voelt als ik, koud en hooghartig. Hier is de plek waar ik woon: een stoel op het water, een raam waarlangs het opklarend weer of het vallende duister voorbij vaart. Heb je geroepen? Hier ben ik. Ik zou één woord willen spreken, ooit, dat waar en van mij is, dat draagt wie ik ben, dat het houdt, en rechtop staat Als een mens die mij aankijkt en zegt: Ik ben jouw zuiverste zelf, vrees niet, versta mij, ik ben. Ben jij de enige voor wiens ogen niets is verborgen mijn naaktheid? Kan jij het hebben, of niemand anders, dat ik geen licht geef, niet warm ben, dat ik niet mooi ben, niet veel, dat geen bron ontspringt, in mijn diepte, dat ik alleen dit gezicht heb, geen ander. Ben ik door jou, zonder schaamte, gezien, genomen, door niemand minder? Zou dat niet veel teveel waar zijn? Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?17
17
Oosterhuis, 2008, p.7-8
33
Bronnen Literatuur: • Delft F. [2004]. Overdracht en tegenoverdracht, Een therapeutisch fenomeen vertaald naar alledaagse psychosociale begeleiding, Soest: Nelissen • Harinck, F. [2007]. Basisprincipes praktijkonderzoek,Antwerpen-Apeldoorn: Garant • Hendriksen J. [2002]. Collegiale ondersteuning, Consult vragen, consult geven, Soest: Nelissen • Kok J.F.W. [1992]. Opvoeden als beroep, Een inleiding voor opvoeders en leraren, Soest: Nelissen • Korthagen F.& Vasalos A. [2006]. HRD – Bewustzijnsontwikkeling, Flow in werken en leren: competentieontwikkeling op basis van persoonlijke betrokkenheid en bezieling, Tijdschrift Opleiding&Ontwikkeling, mei 2003, p. 13-17 • Lieshout van T. [2002]. Pedagogische adviezen voor speciale kinderen, Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten, Houtem/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum • Markenhof A..Bastings M..Oost H. [2002]. Een onderzoek presenteren, Baarn: HB uitgevers • Mesibov G.B.&Schopler E. [1994]. Behavioral Issues in Autism, New York/London: Plenum Press • Mesibov G.B., Shea V.&Schopler E., [2005]. The TEACCH approach to autism spectrum disorders, New York: Kluwer Academic/Plenum press • Mevissen L. [2005]. Kwetsbaar en afhankelijk, Gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking, Amsterdam: SWP • Ofman D. [2007]. Hé, ik daar…?! Ontdek en ontwikkel je persoonlijke kernkwaliteiten met het kernkwadrant, Utrecht-Antwerpen: Kosmos Uitgevers • Oosterhuis H. [2008] Jij die mij ik maakt, Kampen: Ten Have • Quak G. en Smeets K. [2003]. Autisme is zo gek nog niet, Enschede: Printpartners Ipskamp • WOSO [2004]. Bekwaam en speciaal, Generiek competentieprofiel speciale onderwijszorg, Antwerpen-Apeldoorn: Garant
34
Websites: • http://www.kernreflectie.nl/Media/pdf/Flow%20in%20werken%20en%20leren.pdf, geraadpleegd op 16 januari 1009 • http://www.ibva.info geraadpleegd op 16 januari 2009 • http://www.carrieretijger.nl/functioneren/ontwikkelen/leerstijlen, geraadpleegd op 20 januari 2009 • http://www.thesis.nl/index.php?option=com_db8kolb&Itemid=42, geraadpleegd op 20 januari 2008
35
Bijlagen
• Bijlage 1:
De leerstijlentest van Kolb
• Bijlage 2:
De enquête
• Bijlage 3:
De normering van de enquête
• Bijlage 4:
Turftabel Veiligheid
• Bijlage 5:
Turftabel Vertrouwen
• Bijlage 6:
Turftabel Autonomie
• Bijlage 7:
Gemiddelden Veiligheid
• Bijlage 8:
Gemiddelden Vertrouwen
• Bijlage 9:
Gemiddelden Autonomie
• Bijlage 10:
Percentuele verdeling normscores Veiligheid
• Bijlage 11:
Percentuele verdeling normscores Vertrouwen
• Bijlage 12:
Percentuele verdeling normscores Autonomie
36
Bijlage 1
#
Vraag
Leerstijlentest van Kolb
1
2
3
4
1 Als ik leer..
wil ik op mijn gevoel afgaan
wil ik kijken en luisteren
wil ik nadenken over ideeën
2
Ik leer het beste wanneer ik..
op mijn intuïtie afga
luister en oplet
vertrouw op logisch nadenken
3 Wanneer ik bezig ben met leren..
heb ik sterke emoties en reacties
ben ik rustig en gereserveerd
wil ik dingen beredeneren
ben ik verantwoordelijk
4 Ik leer door..
te voelen
te kijken
te denken
te doen
5 Als ik leer..
sta ik open voor nieuwe ervaringen
bekijk ik alle kanten van de zaak
wil ik dingen dieper analyseren
probeer ik dingen uit
6 Wanneer ik leer..
ben ik gevoelig
ben ik beschouwend
denk ik logisch na
ben ik actief
rationele theorieën
uitproberen en oefenen
7
wil ik dingen doen
iets gedaan moet krijgen
Ik leer het best van..
persoonlijke relaties
observeren
8 Als ik leer..
voel ik me persoonlijk betrokken
denk ik goed na voor iets te doen
houd ik van theoretiseren
9
Ik leer het beste wanneer ik
vertrouw op wat ik voel
vertrouw op wat ik zie en hoor
vertrouw op mijn ideeën
ideeën zelf kan uitproberen
10 Wanneer ik leer..
gedraag ik mij zeer open
gedraag ik mij gereserveerd
gedraag ik mij rationeel
voel ik me verantwoordelijk
11 Als ik leer..
ben ik zeer betrokken
houd ik ervan om te observeren
houd ik ervan om te evalueren
wil ik actief bezig zijn
12 Ik leer het best wanneer ik..
open sta voor nieuwe inzichten
voorzichtig ben
ideeën kan analyseren
praktisch te werk ga
wil ik resultaten zien
37
Bijlage 2
De enquête
Enquête In het kader van mijn praktijkonderzoek voor de MA-Sen opleiding vraag ik jullie onderstaande enquête in te vullen. De enquête mag anoniem ingevuld worden. De enquête is niet bedoeld om het functioneren te beoordelen. Het resultaat zal ik weergeven in het onderzoeksverslag. Jullie worden tijdens de intervisie op de hoogte gebracht van de resultaten. De enquête bevat 50 stellingen. Door middel van het inkleuren van een hokje kun je aangeven of de stelling meer of minder op jou van toepassing is. Naar schatting zal het invullen van de enquête ongeveer een kwartier van jullie tijd vragen. De ingevulde lijst graag voor 18 februari retour. 1. Ik ben me altijd bewust van de gedachten en gevoelens die de ander18 bij me oproept.
Ik ben me nooit bewust van de gedachten en gevoelens die de ander bij me oproept.
2. Ik stem altijd af op de beleving en de emoties van de ander
Ik stem nooit af op de beleving en de emoties van de ander.
3. Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien.
Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact nooit duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien
4. Ik probeer altijd te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt.
Ik probeer nooit te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt.
5. Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen.”
Ik geef nooit toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen.”
18 18
Waar in de enquête staat“de ander” lees: cliënt / cliënte / ouders / vertegenwoordigers.
38
6. Ik breng de ander nooit in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen.
Ik breng de ander altijd in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen.
7. Ik doe geen moeite om de beleving van de ander te veranderen.
Ik doe moeite om de beleving van de ander te veranderen.
8. Ik leef nooit mee met de ander.
Ik leef altijd mee met de ander.
9. Ik geef nooit duidelijkheid over de [huis] regels die in bepaalde situaties gelden.
Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis] regels die in bepaalde situaties gelden.
10. Ik stimuleer de ander nooit om zich te uiten.
Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten.
11. Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt.
Ik voorkom nooit dat de ander zich fysiek onprettig voelt.
12. Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen.
Ik laat een begeleiding nooit volgens een vast patroon verlopen.
13. Ik ben me er altijd bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is.
Ik ben me er nooit van bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is.
14. Ik luister altijd aandachtig naar de ander.
Ik luister nooit aandachtig naar de ander.
39
15. Ik deel altijd het enthousiasme met de ander.
Ik deel nooit het enthousiasme met de ander.
16. Ik bied de ander alleen hulp als de ander erom vraagt.
Ik bied de ander hulp ook als de ander er niet om vraagt.
17. Ik accepteer nooit een “nee” van de ander.
Ik accepteer altijd een “nee” van de ander.
18. Ik weet nooit hoe strak ik de regels moet hanteren.
Ik weet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren.
19. Ik bied de ander nooit keuzemogelijkheden.
Ik bied de ander altijd keuzemogelijheden.
20. Ik verwacht nooit dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen.
Ik verwacht altijd dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen.
21. Ik geef de ander altijd de ruimte om iets eigens te bedenken.
Ik geef de ander nooit de ruimte om iets eigens te bedenken.
22. Ik ben me er altijd van bewust dat ik mijn eigen geschiedenis heb.
Ik ben me er nooit van bewust dat ik mijn eigen geschieden is heb.
23. Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
Ik geef de ander nooit de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
40
24. Ik waardeer altijd het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft.
Ik waardeer nooit het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft.
25. Ik voorzie problemen altijd.
Ik voorzie problemen nooit.
26. Ik geef de ander nooit de tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag.
Ik geef de ander altijd de tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag.
27. Ik gebruik nooit “ik”- boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander.
Ik gebruik altijd “ik”-boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander.
28. Ik zorg er nooit voor dat wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken.
Ik zorg er altijd voor dat wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken.
29. Ik zorg nooit voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
30. Ik voorkom problemen altijd.
Ik voorkom problemen nooit.
31. Ik onderken de patronen van de ander altijd.
Ik onderken de patronen van de ander nooit.
32. Ik luister altijd actief.
Ik luister nooit actief.
33. Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe.
Ik sta [herstelbare] fouten nooit toe.
41
34 Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt.
Ik ga er nooit van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt.
35 Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven.
Ik bied nooit ruimte aan de ander voor eigen initiatieven
36 Ik confronteer de ander nooit op een positieve wijze met regels of afspraken.
Ik confronteer de ander altijd op een positieve wijze met regels of afspraken.
37 Ik toon waardering voor wat goed gaat nooit.
Ik toon waardering voor wat goed gaat altijd.
38 Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander nooit.
Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd.
39. Ik sta nooit open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander.
Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander.
40. Ik houd nooit rekening met het bioritme van de ander.
Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander.
41. Ik zeg altijd wat ik doe en ik doe altijd wat ik zeg.
Ik zeg nooit wat ik doe en ik doe nooit wat ik zeg.
42. Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander.
Ik sluit nooit aan bij het patroon van de ander.
42
43. Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen.
Ik kies nooit het juiste moment om iets te zeggen.
44. Ik ga altijd in de aanval.
Ik ga nooit in de aanval.
45. Ik breng altijd onder woorden wat de ander bedoelt.
Ik breng nooit onder woorden wat de ander bedoelt.
46. Ik accepteer de waarden en normen van de ander nooit.
Ik accepteer de waarden en de normen van de ander altijd.
47. Ik gebruik de taal van de ander nooit om te laten horen dat ik goed geluisterd heb.
Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb.
48. Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten nooit.
Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd.
49. Ik laat nooit merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn.
Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn.
50. Ik benoem de spanning of onrust die ik zie bij de ander nooit.
Ik benoem de spanning of de onrust die ik zie bij de ander altijd.
43
Bijlage 3
De normering van de enquête
1. VEILIGHEID Aantal vragen: Maximale score:
20 20 x 4 = 80
1. Ik ben me altijd bewust van de gedachten en gevoelens die de ander19 bij me oproep 4 3 3. Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien. 4
3
Ik ben me nooit bewust van de gedachten en gevoelens die de ander bij me oproept. 2
Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact nooit duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien 2
4. Ik probeer altijd te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt. 2
1 2 11. Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt.
3
4 3 12. Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen.
2
3
1 Ik probeer nooit te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt.
4 3 5. Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen.”
4
1
1 Ik geef nooit toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van “dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen.” 4 Ik voorkom nooit dat de ander zich fysiek onprettig voelt. 1 Ik laat een begeleiding nooit volgens een vast patroon verlopen.
2
1
19 19
Waar in de enquête staat“de ander” lees: cliënt / cliënte / ouders / vertegenwoordigers.
44
13. Ik ben me er altijd bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is. 4 3 20. Ik verwacht nooit dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen. 1
2
Ik ben me er nooit van bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is. 2
Ik verwacht altijd dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen. 3
22. Ik ben me er altijd van bewust dat ik mijn eigen geschiedenis heb. 2
4 3 29. Ik zorg nooit voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
2
1 2 30. Ik voorkom problemen altijd.
3
4 3 31. Ik onderken de patronen van de ander altijd.
2
3
1
2
1 Ik voorzie problemen nooit. 1 Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander. 4 Ik voorkom problemen nooit. 1 Ik onderken de patronen van de ander altijd.
2
34 Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt. 1 2 39. Ik sta nooit open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander.
4 Ik ben me er nooit van bewust dat ik mijn eigen geschieden is heb.
4 3 25. Ik voorzie problemen altijd.
4
1
1 Ik ga er nooit van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt.
3
4 Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander.
3
4
45
40. Ik houd nooit rekening met het bioritme van de ander.
Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander.
1 2 41. Ik zeg altijd wat ik doe en ik doe altijd wat ik zeg.
3
4 3 42. Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander.
2
4
3
Ik zeg nooit wat ik doe en ik doe nooit wat ik zeg.
2
1 Ik ga nooit in de aanval.
2
3
46. Ik accepteer de waarden en normen van de ander nooit. 1
1 Ik sluit nooit aan bij het patroon van de ander.
44. Ik ga altijd in de aanval. 1
4
2
4 Ik accepteer de waarden en de normen van de ander altijd.
3
4
46
2. VERTROUWEN Aantal vragen: Maximale score:
21 21 x 4 = 84
2. Ik stem altijd af op de beleving en de emoties van de ander 4
3
Ik stem nooit af op de beleving en de emoties van de ander. 2
7. Ik doe geen moeite om de beleving van de ander te veranderen.
Ik doe altijd moeite om de beleving van de ander te veranderen.
1 2 8. Ik leef nooit mee met de ander.
3
1 2 10. Ik stimuleer de ander nooit om zich te uiten.
3
1 2 14. Ik luister altijd aandachtig naar de ander.
3
4
3
4 Ik luister nooit aandachtig naar de ander.
2
1 Ik deel nooit het enthousiasme met de ander.
2
1 19. Ik bied de ander nooit keuzemogelijkheden.
3
1 Ik accepteer altijd een “nee” van de ander. 4 Ik bied de ander altijd keuzemogelijkheden.
2
3
26. Ik geef de ander nooit de tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag. 1
4 Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten.
4 3 17. Ik accepteer nooit een “nee” van de ander.
1
4 Ik leef altijd mee met de ander.
15. Ik deel altijd het enthousiasme met de ander.
2
1
2
4 Ik geef de ander altijd de tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag.
3
4 47
28. Ik zorg er nooit voor dat wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken. 1 32. Ik luister altijd actief.
2
Ik zorg er altijd voor dat wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken. 3
Ik luister nooit actief.
4 3 33. Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe.
2
4 3 35 Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven
2
4
3
2
1 2 43. Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen.
3
2
4 Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd. 4 Ik kies nooit het juiste moment om iets te zeggen.
2
45. Ik breng altijd onder woorden wat de ander bedoelt.
1
1 Ik toon waardering voor wat goed gaat altijd.
3
4 3 47. Ik gebruik de taal van de ander nooit om te laten horen dat ik goed geluisterd heb.
1 Ik bied nooit ruimte aan de ander voor eigen initiatieven
1 2 38 Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander nooit.
3
1 Ik sta [herstelbare] fouten nooit toe.
37 Ik toon waardering voor wat goed gaat nooit.
4
4
1 Ik breng nooit onder woorden wat de ander bedoelt.
2
1 Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb.
3
4
48
48. Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten nooit.
Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd.
1 2 49. Ik laat nooit merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn.
3
1 2 50. Ik benoem de spanning of onrust die ik zie bij de ander nooit.
3
1
2
4 Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn. 4 Ik benoem de spanning of de onrust die ik zie bij de ander altijd.
3
4
49
3. AUTONOMIE Aantal vragen: Maximale score:
9 9 x 4 = 36
6. Ik breng de ander nooit in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen. 1
2
Ik breng de ander altijd in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen. 3
9. Ik geef nooit duidelijkheid over de [huis] regels die in bepaalde situaties gelden.
Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis] regels die in bepaalde situaties gelden.
1 2 16. Ik bied de ander alleen hulp als de ander erom vraagt.
3
4 3 18. Ik weet nooit hoe strak ik de regels moet hanteren.
2
1
2
4
3
1
2
1 Ik weet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren.
3
4 Ik geef de ander nooit de ruimte om iets eigens te bedenken.
2
1 Ik geef de ander nooit de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
2
24. Ik waardeer altijd het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft. 4 3 27. Ik gebruik nooit “ik”- boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander.
4 Ik bied de ander hulp ook als de ander er niet om vraagt.
21. Ik geef de ander altijd de ruimte om iets eigens te bedenken. 4 3 23. Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
4
1 Ik waardeer nooit het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft.
2
1 Ik gebruik altijd “ik”-boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander.
3
4 50
36 Ik confronteer de ander nooit op een positieve wijze met regels of afspraken. 1
2
Ik confronteer de ander altijd op een positieve wijze met regels of afspraken. 3
4
51
Bijlage 4
Turftabel veiligheid
Aantallen
Waarden
%
1
2
3
4
1
2
3
4
tot
n
Ge m
0
0
10
0
0
0
30
0
30
10
3,0
0
0
100
0
0
2
6
2
0
4
18
8
30
10
3,0
0
20
60
20
0
3
5
2
0
6
15
8
29
10
2,9
0
30
50
20
0
5
5
0
0
10
15
0
25
10
2,5
0
50
50
0
0
2
7
1
0
4
21
4
29
10
2,9
0
20
70
10
0
2
6
2
0
4
18
8
30
10
3,0
0
20
60
20
0
3
5
2
0
6
15
8
29
10
2,9
0
30
50
20
0
8
2
0
0
16
6
0
22
10
2,2
0
80
20
0
0
1
6
3
0
2
18
12
32
10
3,2
0
10
60
30
Ik voorzie problemen altijd. Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
0
0
10
0
0
0
30
0
30
10
3,0
0
0
100
0
0
0
9
1
0
0
27
4
31
10
3,1
0
0
90
10
Ik voorkom problemen altijd. Ik onderken de patronen van de ander altijd. Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt. Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander.
0
3
7
0
0
6
21
0
27
10
2,7
0
30
70
0
0
3
7
0
0
6
21
0
27
10
2,7
0
30
70
0
0
5
5
0
0
10
15
0
25
10
2,5
0
50
50
0
0
0
6
4
0
0
18
16
34
10
3,4
0
0
60
40
0
4
6
0
0
8
18
0
26
10
2,6
0
40
60
0
0
1
8
1
0
2
24
4
30
10
3,0
0
10
80
10
1. Veiligheid Ik ben me altijd bewust van de gedachten en gevoelens die de ander bij me oproept. Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien. Ik probeer altijd te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt. Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van "dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik wat aan doen." Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt. Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen. Ik ben me er altijd van bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is. Ik verwacht altijd dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen. Ik ben me er altijd bewust van dat ik mijn eigen geschiedenis heb.
Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander. Ik zeg altijd wat ik doe en ik doe altijd wat ik zeg. Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander.
1
2
3
4
0
3
7
0
0
6
21
0
27
10
2,7
0
30
70
0
Ik ga altijd in de aanval.
0
2
4
4
0
4
12
16
32
10
3,2
0
20
40
40
Ik accepteer de waarden en normen van de ander altijd.
0
0
8
2
0
0
24
8
32
10
3,2
0
0
80
20
52
Bijlage 5
Turftabel vertrouwen
Aantallen
Waarden
%
1
2
3
4
1
2
3
4
tot
n
Ge m
0
0
10
0
0
0
30
0
30
10
3,0
0
0
100
0
0
0
9
1
0
0
27
4
31
10
3,1
0
0
90
10
Ik leef altijd mee met de ander. Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten. Ik luister altijd aandachtig naar de ander. Ik deel altijd het enthousiasme met de ander. Ik accepteer altijd een "nee" van de ander. Ik bied de ander altijd keuzemogelijkheden. Ik geef de ander altijd tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag. Ik zorg er altijd voor wat de ander wil doen [uiteindelijk] ook kan lukken.
0
0
8
2
0
0
24
8
32
10
3,2
0
0
80
20
0
0
4
6
0
0
12
24
36
10
3,6
0
0
40
60
0
1
4
5
0
2
12
20
34
10
3,4
0
10
40
50
0
1
6
3
0
2
18
12
32
10
3,2
0
10
60
30
0
1
9
0
0
2
27
0
29
10
2,9
0
10
90
0
0
0
6
4
0
0
18
16
34
10
3,4
0
0
60
40
0
2
7
1
0
4
21
4
29
10
2,9
0
20
70
10
0
0
7
3
0
0
21
12
33
10
3,3
0
0
70
30
Ik luister altijd actief. Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe.
0
0
6
4
0
0
18
16
34
10
3,4
0
0
60
40
0
1
4
5
0
2
12
20
34
10
3,4
0
10
40
50
0
0
5
5
0
0
15
20
35
10
3,5
0
0
50
50
0
1
3
6
0
2
9
24
35
10
3,5
0
10
30
60
0
2
4
4
0
4
12
16
32
10
3,2
0
20
40
40
0
1
8
1
0
2
24
4
30
10
3,0
0
10
80
10
0
2
8
0
0
4
24
0
28
10
2,8
0
20
80
0
0
1
7
2
0
2
21
8
31
10
3,1
0
10
70
20
0
4
5
1
0
8
15
4
27
10
2,7
0
40
50
10
0
2
6
2
0
4
18
8
30
10
3,0
0
20
60
20
0
2
5
3
0
4
15
12
31
10
3,1
0
20
50
30
2. Vertrouwen Ik stem altijd af op de beleving en de emotie van de ander. Ik doe altijd moeite om de beleving van de ander te veranderen.
Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven. Ik toon waardering voor wat goed gaat altijd. Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd. Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen. Ik breng altijd onder woorden wat de ander bedoelt. Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb. Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd. Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn. Ik benoem de spanning of de onrust die ik zie bij de ander altijd.
1
2
3
4
53
Bijlage 6
Turftabel autonomie
Aantallen
Waarden
%
3. Autonomie
1
2
3
4
1
2
3
4
tot
n
Ge m
Ik breng de ander altijd in situaties waarin hij nieuwe ervaringen kan opdoen.
0
0
10
0
0
0
30
0
30
10
3,0
0
0
100
0
Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis]regels die in bepaalde situaties gelden.
0
1
5
4
0
2
15
16
33
10
3,3
0
10
50
40
Ik bied de ander alleen hulp als de ander erom vraagt.
1
7
1
1
1
14
3
4
22
10
2,2
10
70
10
10
Ik weet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren.
0
2
7
1
0
4
21
4
29
10
2,9
0
20
70
10
Ik geef de ander altijd de ruimte om iets eigens te bedenken.
0
2
4
4
0
4
12
16
32
10
3,2
0
20
40
40
0
1
8
1
0
2
24
4
30
10
3,0
0
10
80
10
0
0
5
5
0
0
15
20
35
10
3,5
0
0
50
50
0
0
10
0
0
0
30
0
30
10
3,0
0
0
100
0
0
0
9
1
0
0
27
4
31
10
3,1
0
0
90
10
Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn. Ik waardeer altijd het resultaat van wat de ander bedacht en gedaan heeft. Ik gebruik altijd "ik"boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander. Ik confronteer de ander altijd op een positieve wijze met regels of afspraken.
1
2
3
4
54
Bijlage 7
Gemiddelden veiligheid
Gemiddelden Veiligheid
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
Ik ben me altijd bewust van de gedachten en gevoelens die de ander bij me oproept.
3,0
Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien.
3,0
Ik probeer altijd te ontdekken op welke plek de ander zich het beste voelt.
2,9
Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van "dit kan zo niet, dit moet anders,
2,5
Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt.
2,9
Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen.
3,0
Ik ben me er altijd van bewust van dat de ander een geschiedenis heeft waarin hij geworden is tot wat hij is. Ik verwacht altijd dat de ander op een adequate wijze reageert op onverwachte gebeurtenissen. Ik ben me er altijd bewust van dat ik mijn eigen geschiedenis heb.
Ik voorzie problemen altijd.
2,9
2,2
3,2
3,0
55
Gemiddelden Veiligheid
0,0
1,0
2,0
3,0
Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
3,1
Ik voorkom problemen altijd.
2,7
Ik onderken de patronen van de ander altijd.
2,7
Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere wijze rekening met mij houdt.
4,0
2,5
Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkwijzen of gevoelens van de ander. Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander.
3,4
2,6
Ik zeg altijd wat ik doe en ik doe altijd wat ik zeg.
Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander.
3,0
2,7
Ik ga altijd in de aanval.
3,2
Ik accepteer de waarden en normen van de ander altijd.
3,2
56
Bijlage 8
Gemiddelden vertrouwen
Gemiddelden Vertrouwen
0,0
1,0
2,0
3,0
Ik stem altijd af op de beleving en de emotie van de ander.
4,0
3,0
Ik doe altijd moeite om de beleving van de ander te veranderen.
3,1
3,2
Ik leef altijd mee met de ander.
3,6
Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten.
3,4
Ik luister altijd aandachtig naar de ander.
3,2
Ik deel altijd het enthousiasme met de ander.
Ik accepteer altijd een "nee" van de ander.
2,9
3,4
Ik bied de ander altijd keuzemogelijkheden. Ik geef de ander altijd tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag.
2,9
Ik zorg er altijd voor w at de ander w il doen [uiteindelijk] ook kan lukken.
3,3
Ik luister altijd actief.
3,4
Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe.
3,4
Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven.
3,5
Ik toon w aardering voor w at goed gaat altijd.
3,5
3,2
Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd.
3,0
Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen.
Ik breng altijd onder w oorden w at de ander bedoelt.
2,8
Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb. Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd. Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn. Ik benoem de spanning of de onrust die ik zie bij de ander altijd.
3,1
2,7
3,0
3,1
57
Bijlage 9
Gemiddelden autonomie
Gemiddelden Autonomie 0,0
1,0
2,0
3,0
Ik breng de ander altijd in situaties w aarin hij nieuw e ervaringen kan opdoen.
4,0
3,0
Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis]regels die in bepaalde situaties gelden.
Ik bied de ander alleen hulp als de ander erom vraagt.
Ik w eet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren.
Ik geef de ander altijd de ruimte om iets eigens te bedenken. Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
3,3
2,2
2,9
3,2
3,0
Ik w aardeer altijd het resultaat van w at de ander bedacht en gedaan heeft. Ik gebruik altijd "ik"-boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander. Ik confronteer de ander altijd op een positieve w ijze met regels of afspraken.
3,5
3,0
3,1
58
Bijlage 10
Percentuele verdeling normscores Veiligheid
Percentuele verdeling normscores Veiligheid
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 100
%
Ik ben me altijd bew ust van de gedachten en gevoelens die de ander bij me oproept.
Ik maak aan het begin van ieder begeleidingscontact altijd duidelijk hoe de begeleiding eruit gaat zien.
w aarde 1 w aarde 2
Ik probeer altijd te ontdekken op w elke plek de ander zich het beste voelt.
w aarde 3 w aarde 4
Ik geef altijd toe aan de neiging om aan sommige dingen consequenties te verbinden in de zin van "dit kan zo niet, dit moet anders, daar zal ik w at aan doen."
Ik voorkom altijd dat de ander zich fysiek onprettig voelt.
Ik laat een begeleiding altijd volgens een vast patroon verlopen.
Ik ben me er altijd van bew ust van dat de ander een geschiedenis heeft w aarin hij gew orden is tot w at hij is.
Ik verw acht altijd dat de ander op een adequate w ijze reageert op onverw achte gebeurtenissen.
Ik ben me er altijd bew ust van dat ik mijn eigen geschiedenis heb.
Ik voorzie problemen altijd.
59
Percentuele verdeling normscores Veiligheid
0
10
20 30
40
50
60
70 80
90 100
%
Ik zorg altijd voor de noodzakelijke hulpmiddelen voor de ander.
Ik voorkom problemen altijd.
w aarde 1 w aarde 2
Ik onderken de patronen van de ander altijd.
w aarde 3 w aarde 4
Ik ga er altijd van uit dat de ander op de een of andere w ijze rekening met mij houdt.
Ik sta altijd open voor andere ideeën, denkw ijzen of gevoelens van de ander.
Ik houd altijd rekening met het bioritme van de ander.
Ik zeg altijd w at ik doe en ik doe altijd w at ik zeg.
Ik sluit altijd aan bij het patroon van de ander.
Ik ga altijd in de aanval.
Ik accepteer de w aarden en normen van de ander altijd.
60
Bijlage 11
Percentuele verdeling normscores Vertrouwen
Percentuele verdeling normscores Vertrouwen 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 %
Ik stem altijd af op de beleving en de emotie van de ander. Ik doe altijd moeite om de beleving van de ander te veranderen. Ik leef altijd mee met de ander. Ik stimuleer de ander altijd om zich te uiten. Ik luister altijd aandachtig naar de ander. Ik deel altijd het enthousiasme met de ander. w aarde 1 Ik accepteer altijd een "nee" van de ander. w aarde 2 Ik bied de ander altijd keuzemogelijkheden. w aarde 3 Ik geef de ander altijd tijd en mogelijkheid om te experimenteren met nieuw gedrag.
w aarde 4
Ik zorg er altijd voor w at de ander w il doen [uiteindelijk] ook kan lukken. Ik luister altijd actief. Ik sta [herstelbare] fouten altijd toe. Ik bied altijd ruimte aan de ander voor eigen initiatieven. Ik toon w aardering voor w at goed gaat altijd.
61
Percentuele verdeling normscores Vertrouwen % 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Ik benoem de pijn die ik zie bij de ander altijd.
w aarde 1
Ik kies altijd het juiste moment om iets te zeggen.
w aarde 2
Ik breng altijd onder w oorden w at de ander bedoelt.
w aarde 3 w aarde 4
Ik gebruik de taal van de ander altijd om te laten horen dat ik goed geluisterd heb. Ik vermijd vragen die de ander voor het blok zetten altijd. Ik laat altijd merken dat ik het prettig vind om samen met de ander te zijn. Ik benoem de spanning of de onrust die ik zie bij de ander altijd.
62
Bijlage 12
Percentuele verdeling normscores Autonomie
Percentuele verdeling normscores Autonomie 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90
10 0
%
Ik breng de ander altijd in situaties w aarin hij nieuw e ervaringen kan opdoen. Ik geef altijd duidelijkheid over de [huis]regels die in bepaalde situaties gelden. Ik bied de ander alleen hulp als de ander erom vraagt. Ik w eet altijd hoe strak ik de regels moet hanteren.
score 1
Ik geef de ander altijd de ruimte om iets eigens te bedenken.
score 2
Ik geef de ander altijd de gelegenheid om zelfstandig met een activiteit bezig te zijn.
score 3
Ik w aardeer altijd het resultaat van w at de ander bedacht en gedaan heeft.
score 4
Ik gebruik altijd "ik"-boodschappen als ik zelf problemen heb met het gedrag van de ander. Ik confronteer de ander altijd op een positieve w ijze met regels of afspraken.
63