EEN ZEER ZONDERLINGE AFBEELDING DER STAD ROTTERDAM DOOR P. RATSMA
Een van de oudste stadsgezichten van Rotterdam toont ons de stad op een soort schiereiland, aan alle zijden omringd door water en slechts door een smalle landtong aan de oostzijde verbonden met het vasteland (afb. 1). Al eeuwenlang stelt deze prent de historici voor vragen. Wat stelt dit stadsgezicht precies voor en wanneer moeten we het dateren? Is de indruk dat de prent naast zijn topografische en historische inhoud nog een andere betekenis heeft juist? En een derde vraag: wat is de betekenis van een prentje met hetzelfde gezicht op Rotterdam, waarop de bijbelse figuur Absalom in een boom hangt (afb. 7)? In de catalogus van de topografisch-historische atlas van het Rotterdams gemeentearchief, /to/erocfamwra ///«s/ra/ww, deel 1 (Rotterdam 1868) beschreef gemeentearchivaris J.H. Scheffer de prent onder nummer 96 met de toevoeging 'Zeer zonderlinge Afbeelding der Stad''). Verder vermeldde Scheffer dat de prent afkomstig is uit het werk van G. Braun, C/v/ta/es Or&/s 7mww/w, Colon [Keulen], 1572, deel 3. Dit is grotendeels juist; deel 3 droeg echter de titel C/rö/wm praec/pwörwm /O//MS mwrtfifr en werd gepubliceerd in 1581. Ook wordt naast de naam van de initiatiefnemer en tekstschrijver Georg Braun ook altijd die van Frans Hogenberg aan dit werk verbonden. Hogenberg was niet alleen de uitgever ervan, maar maakte ook een zeer groot deel van de afbeeldingen erin^). Inhoudelijk wist Scheffer duidelijk geen raad met dit stadsgezicht en hij stond daarin niet alleen. Voor de datering beriep hij zich op twee oudere autoriteiten, namelijk de achttiende-eeuwse historicus Jacob Kortebrant (1697-1777), die vermoedde dat de afbeelding omstreeks 1563 zou zijn gemaakt^). De iets later levende stadsbeschrijver Hendrik Houwens (1775-1813) hield het op het jaar 1570*). Ook B. van 't Hoff, een gerenommeerd publicist over kaarten en topografische gezichten, had een halve eeuw geleden nog zijn twijfels over de wijze waarop Rotterdam hier werd afgebeeld; 'zeer fantastisch' noemde hij de prent^). 207
VÖTA7
Er is wel gespeculeerd dat de prent iets te maken zou kunnen hebben met de toestand rond Rotterdam tijdens het beleg en het ontzet van Leiden in 1574. Zoals bekend werd Leiden door de Spanjaarden belegerd en bij hun poging deze stad te ontzetten staken de Watergeuzen in augustus van dat jaar op enkele plaatsen de dijken door, als gevolg waarvan het achterliggende polderland geïnundeerd werd. Aangezien zowel ten oosten als ten westen van Rotterdam dijken werden doorgegraven stond ook de omgeving van onze stad toen onder water^). Deze toestand zou dan op de prent zijn weergegeven. Dit vermoeden, dat nooit door bewijzen is bevestigd, werd door anderen weer verworpen, zodat we in wezen nog niet verder zijn met de identificatie van deze prent dan Scheffer 125 jaar geleden. Aangezien er door recent onderzoek naar de stadsuitbreidingen van Rotterdam en de daarmee verband houdende aanleg van verdedigingswerken wat meer gegevens bekend zijn geworden, is er aanleiding de 'zeer zonderlinge' afbeelding van Rotterdam opnieuw te bekijken, waarbij we tot de conclusie zullen komen dat inderdaad de toestand van omstreeks 1574 in beeld is gebracht. Alvorens over te gaan tot het bekijken van deze specifieke prent uit het 'Stedenboek' van Braun en Hogenberg besteden we aandacht aan enkele algemene kenmerken van de afbeeldingen daarin. Dit zijn alle kopergravures en ze kunnen worden onderscheiden in kaarten - meest stadsplattegronden - en 'gezichten'. Vrijwel alle plattegronden en stadsgezichten hebben twee dingen gemeen, namelijk de wijze van plaatsaanduiding en de afbeelding van een bepaald type menselijke figuren op de voorgrond. Op alle bladen zien we, behalve een opschrift in het Latijn, een aanduiding van de plaats in de landstaal. Tot de 'doelgroep' van Braun behoorden namelijk niet alleen de intellectuelen, die het Latijn beheersten, maar ook de 'ongeletterden', die uitsluitend hun eigen taal konden lezen^). Op het Rotterdamse stadsgezicht staat de Latijnse tekst midden-boven in een cartouche met renaissanceornamenten. Deze tekst luidt: /?ote/-0Gfa/77vm //o//flwflfare o/?p. Vaak, maar lang niet altijd, staan er een of twee wapens op een prent. Op de Rotterdamse staat links-boven het wapen van Holland, rechts-boven dat van de stad. De twee menselijke figuren op het dijkje op de voorgrond stellen 208
een man en een vrouw voor in de veronderstelde klederdracht van deze streek. Ze zijn karakteristiek voor de op alle afbeeldingen in het 'Stedenboek' voorkomende figuren. Het boekwerk, dat met zijn zes delen een groot gedeelte van Europa bestrijkt, is namelijk uitgegeven in een periode waarin het 'Christelijke' Europa door de Islamitische Turken dreigde te worden veroverd en aangezien de afbeelding van het menselijk lichaam voor Islamieten verboden was, zou men niet hoeven te vrezen dat de Turken de stadsplattegronden en stadsgezichten van Braun en Hogenberg zouden gebruiken bij de belegering van Europese steden**).
eter Of een stad in het boekwerk van Braun en Hogenberg door een plattegrond of een stadsgezicht is vertegenwoordigd, lijkt tamelijk willekeurig. Omdat de uitgevers niet de middelen hadden om van de op te nemen steden zelf plattegronden of topografische tekeningen te laten vervaardigen, maakten zij gebruik van bestaand materiaal. De herkomst hiervan is slechts gedeeltelijk bekend. Voor stadsplattegronden van Noord- en Zuidnederlandse steden is gebruik gemaakt van de door Jacob van Deventer voor Filips II, koning van Spanje, getekende plattegronden, maar blijkbaar kon Hogenberg, die de kaarten graveerde, hierover pas beschikken na het overlijden van Van Deventer in 1575. Zodoende komen de op Van Deventers voorbeelden gebaseerde stadsplattegronden pas voor in deel III (1581) en volgende^). Blijkbaar was toen ons stadsgezicht (afb. 1) van Rotterdam al klaar, want een plattegrond van Rotterdam treffen we pas in deel IV (1588) aan (afb. 2). Deze moet inderdaad naar de kaart van Jacob van Deventer zijn gemaakt en geeft de topografische situatie weer van omstreeks Voor de stadsgezichten kon Hogenberg voor een deel gebruik maken van eerder door hemzelf gemaakte gravures. Sinds 1555/'58 maakte hij namelijk prenten van gebeurtenissen die betrekking hadden op het conflict van de Nederlanders met hun vorst Filips II"). Zo is het gezicht op Brielle in deel II (uitgegeven in 1575) duidelijk afgeleid van de door Hogenberg vervaardigde en uitgegeven prent waarop hij de verovering van de stad door de watergeuzen op 1 april 1572 in beeld brengt'^). Tot dezelfde serie historieprenten behoort ook een gezicht op Rotterdam tijdens de overval van het Spaanse leger onder Bossu op 9 april 1572'^). Aangezien hierop echter slechts het oostelijk deel van Rotterdam 209
ROTERO LANDIAJ
62.
7575
/ (7/7
is afgebeeld en wel uit een andere, namelijk zuidelijke richting, kan deze niet het voorbeeld voor het stadsgezicht uit deel III van het 'Stedenboek' zijn geweest. Hoewel de topografie op de historieafbeelding niet geheel correct is weergegeven, is het duidelijk dat Hogenberg of wel ter plaatse is geweest, of kon beschikken over tekeningen van een andere kunstenaar die Rotterdam heeft bezocht. Mogelijk zijn bij die gelegenheid door hem of eventueel door de ander ook de tekeningen gemaakt die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de prent die het onderwerp van dit artikel is èn voor de vervaardiging van de stadsplattegrond in deel IV'*). Zoals gezegd is voor deze plattegrond die van Jacob van Deventer het voorbeeld geweest. Van Deventer maakte echter zuivere plattegronden, zonder de 'in opstand' weergegeven bebouwing die we op de 'vogelvluchtplattegrond' van Hogenberg zien (afb. 2). Hiervoor moeten dus de bedoelde tekeningen gemaakt of in ieder geval gebruikt zijn. De overeenkomsten tussen de op beide afbeeldingen van Rotterdam in respectievelijk deel III en deel IV van het 'Stedenboek' voorkomende bouwwerken zijn groot genoeg om te kunnen veronderstellen, dat de voorbeelden daarvoor van dezelfde hand zijn^). Van elk der zes delen van het 'Stedenboek' bestaan diverse uitgaven^). De plattegronden en stadsgezichten bleven daarbij onveranderd. Ondanks enige afwijking in de afmetingen (de hoogten, ruim 18 cm, verschillen weinig van elkaar, de breedten variëren van 47,9 tot 48,8 cm) zijn de verschillende edities van het Rotterdamse stadsgezicht nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Feitelijk kan dit alleen door de teksten en de signaturen (nummers of letters) op de achterzijden van de bladen met elkaar te vergelijken'^). Het stadsgezicht van Rotterdam, dat bij Braun en Hogenberg op één blad met dat van Gouda is afgedrukt, heeft als signatuur in de Latijnse, Duitse en Franse uitgaven nummer 31'®). Na het overlijden van Abraham Hogenberg, de zoon van Frans, kwamen de koperplaten van Braun en Hogenberg omstreeks 1653 in het bezit van de Amsterdamse uitgever Joannes Janssonius, die ze gebruikte voor zijn eigen stedenboeken. Het gezicht op Rotterdam werd afgedrukt in zijn in 1657 verschenen 77zeütfrwm wrö/wm ƒ.../ s/ve Gerratfm'tfe swpe/vo/vs, en kreeg daarin als signatuur de letter O ' \ In de loop van de tijd zijn veel bladen in tweeën gesneden om over beide prenten afzonderlijk te kunnen beschikken.
212
65. P/a/zegrontf vow
oms/reeArs /560 fo/Z>. 2>. (7/7 cfee/ /K VÖH //e/
o/?
Zoals al is opgemerkt is de stad Rotterdam door Hogenberg afgebeeld als een schiereiland, omringd door water. De smalle landstrook rechts, die de stad verbindt met het vasteland, is de huidige Oostzeedijk. De voorgrond in het midden toont een doodlopend stuk dijk, met daar tegenaan een kleine ringvormige kade, waarbinnen water ligt. Het brede water dat door de stad en deze dijken als het ware omarmd wordt en naar links doorloopt is de Nieuwe Maas. Op de achtergrond links ligt een kust met duinen, daarvoor nog een dorpje met kerktoren; dit is evenals de leegte van het onder water gezette achterland van Rotterdam een minder realistisch detail van de prent. Het stadsgezicht is een zogenoemd cavalier- of ruiterperspectief; de stad lijkt getekend vanaf enige hoogte. Rotterdam wordt gezien vanuit het zuid-oosten. In het midden staat de Sint-Laurenskerk, de toren afgedekt met een tentdak, dat in 1555 werd voltooid en in 1621 werd vervangen door een spits. De hoge toren links van de kerk is van het stadhuis dat aan de Hoogstraat stond. De bebouwing in de stad heeft de ontwerper van de prent zodanig gearrangeerd dat een aantrekkelijk beeld ontstond. Vergelijking van dit stadsgezicht met de plattegrond in deel IV van het 'Stedenboek' van Braun en Hogenberg (afb. 2) leert echter dat we in werkelijkheid de stadhuistoren eerder rechts dan links van de SintLaurenskerk mogen verwachten. Het lijkt ook of de bebouwing van voor naar achter omhoog loopt, alsof de stad op een glooiend terrein is gebouwd. Dit is echter niet het geval; het vloeit voort uit de wijze van weergeven bij het cavalierperspectief. De gebouwen binnen de stad zien er nogal clichématig uit en zijn zodanig gerangschikt dat het lijkt of ze aan straten staan die evenwijzig aan de Maas lopen. Dit laatste lijkt wel in overeenstemming met de structuur van Rotterdam, bestaand uit straten en grachten die of van oost naar west, of van noord naar zuid liepen. Afgezien van de kerk en de stadhuistoren echter moet het realiteitsgehalte van de weergegeven bebouwing binnen de stadsmuren niet al te hoog worden aangeslagen. In tegenstelling hiermee moeten we de wijze waarop de verdedigingswerken zijn weergegeven wel serieus nemen. Niet alleen lijken zij correct te zijn getekend, maar ook vervullen zij een essentiële rol bij de datering van dit stadsgezicht. Opmerkelijk is dat aan de zijde van de stad waar we tegenaan kijken een dubbele verdedigingslinie ligt (afb. 3). Aan de binnenzijde van de stad staat een 214
ü«<
ROXERODAMVAi
KOI
/2e/
mges/or/e Oos/poor/ /e z/e«
e/7
, waaro/7 de owt/e
me/
en
muur met een aantal verdedigingstorens, die aan de rechterkant wordt begrensd door de ingestorte Oostpoort en aan de linkerkant door een vrij hoge ronde toren met kantelen - die hier de spits mist die hij op de plattegrond (afb. 2) wel heeft - naast een langwerpig gebouw met een trapgevel, de Hoofd- of Sint-Laurenspoort. Vóór deze stadsmuur ligt een tweede verdedigingswerk, een aarden wal met in het midden een bastion. De genoemde muur behoort tot de verdedigingswerken van het middeleeuwse Rotterdam, die omstreeks 1500 nog werden vernieuwd. De daarvoor gelegen wal markeert de eerste fase van de stadsuitbreiding die begon rond 1575. In dit jaar werd langs de buitenkant van de zuid-oostelijke stadsvest een aarden wal aangelegd, waarna de vest werd veranderd in een haven, de Nieuwehaven. Een aanwijzing dat deze wal inderdaad in 1575 is aangelegd treffen we aan op een kaart in het 'Kaartboek van Simon Dammasz. van Dueren'^). We lezen daar: 'Grontcaerte vant zuit oost nieue lant gemaeckt ao 1575 bij m[aïtr]e Lijon fortefijcacij mr van sinder excelencij ende gecoppiert in dit bueck a° 1590 bij mijn Simon Dammasz lantmeter'. De genoemde maïtre Lijon was zeer waarschijnlijk de vestingbouwkundige Leon de Futere, onder wiens leiding de aanleg van de verdedigingswerken blijkbaar had plaatsgevonden^'). Met 'sinder excelencij' wordt prins Willem van Oranje bedoeld. Dit houdt in dat de aanleg van de wal mogelijk in eerste instantie niets met stadsuitbreiding te maken had, maar voornamelijk als een versterking der stedelijke verdedigingswerken bedoeld was, zoals Willem van Oranje in de jaren van Spaanse dreiging ook de nabijgelegen plaatsen Delfshaven, Hillegersberg, Overschie en IJsselmonde liet versterken"). De kroniekschrijver Gerrit Jansz. van Waerschut schrijft hierover: 'Op dese tijt [d.i. na het vertrek van de Spaanse troepen uit Rotterdam in juli 1572, PR] wert de stadt aen de watersyde vergroot ... van by de Oostpoort af f tot by de Schiedamse poort toe, werdende deselve vergrootinge niet gedaen datter geen plaetse was om te timmeren, want waren op die tijt veel ledige erven ende tuynen in de stadt, maer wert gedaen om stadts versterkinge ende om schepen te bergen binnen de stadt, want van de Nieuwe Haven ende de Blaeck, dat beyde stadtsvesten geweest waren, werden twee binnenhavens gemaeckt, alsoe op die tijt den geheelen coophandel vant landt te Rotterdam was, van Oosterse als Westerse vaert, vermits Amsterdam noch Spaensch was'^). Aan het westelijk eind werd over de Nieuwehaven een brug gebouwd, de Roobrug, die links van de Sint-Laurenspoort ook te 216
S f f.f K^J^>
65. fl/af/ w/7 va/7 t/e
va/? S/mo/7 / ts
vo/7
w/7 7577, waarop c^e //.g, /?o/-
zien is. Aangezien de bouw van deze brug pas in december 1576 werd aanbesteed^) kan het zijn dat de prent ook latere situaties dan 1574/'75 weergeeft. Mogelijk ook had de Roobrug een provisorische voorganger. Rechts van de brug ligt (nog) een dam die de voormalige stadsvest afsloot van het buitenwater en die zal zijn verdwenen toen de vest in de jaren 1577/'79 werd veranderd in een haven. De stadsmuur langs de noordzijde van de Nieuwehaven werd in 1577 afgebroken, de Sint-Laurenspoort in 1578^). Een opmerkelijk gezicht biedt de omgeving van de Oostpoort (zie afb. 3). De poort zelf is ingestort in 1574, ondermijnd door het water tijdens de inundatie van Rotterdams omgeving in dat jaar^). Omdat Rotterdam verdedigbaar moest blijven werd, gedeeltelijk over de resten van de Oostpoort, een aarden bastion opgeworpen. Een houten hek op de Oostzeedijk bood voetgangers de gelegenheid daar toch nog de stad in of uit te gaan. Een en ander is duidelijk op de prent te zien. Een kaart die in 1577 door de landmeter Simon Dammasz. van Dueren in opdracht van het stadsbestuur werd gemaakt, laat zien dat Hogenberg de situatie rond de Oostpoort zeer herkenbaar heeft weergegeven (afb. 4)^).
Een bijzonder detail van het stadsgezicht is de grote menselijke figuur op het havenhoofd dat links in de Maas uitsteekt (afb. 5). Deze was ook de geschiedschrijver Kortebrant bij de beschouwing van dit stadsgezicht al opgevallen; hij noteerde dat 'op het oude Hooft een groet beeld vertoont is, daer men geen reden van geven kan'^®). De figuur is zeer veel groter dan de mensen die daar vlakbij zijn afgebeeld; een echt mens kan er dus niet mee bedoeld zijn. Wellicht moeten we hierin een verwijzing zien naar de 'Colossus', een beeld van de zonnegod op het eiland Rhodos (afb. 6)^). In de Oudheid was Rhodos een der voornaamste zeehavens van het oostelijke Middellandse Zeegebied. Daar zou een reusachtig standbeeld wijdbeens over de haveningang hebben gestaan; in- en uitvarende schepen gingen er onderdoor^). Dit laatste kan bij het Rotterdamse beeld niet het geval zijn geweest, maar zo te zien moesten zeelui die afmeerden aan het havenhoofd wel over een trapje tussen de benen van het beeld door naar boven lopen. Zo'n beeld heeft echter in werkelijkheid nooit op het Rotterdamse havenhoofd gestaan. Is deze 'reus' op het havenhoofd een toevallig element of moeten we er meer achter zoeken? Het was in de zestiende en zeven218
66. De/a/7 va/7 /?e/ s/aGfcgez/c/7/ va/7 Z?raw/7 e/7 //oge/7oerg, me/ /?e/ /7ave/?/7oo/d waarop
^-
67. Gez/c/7/ op t/e /7ave/7 va/7 7?/7Oi/o5 me/ /?e/ Co/ossws6ee/
6>. /kopergravure /7e//"/ /6i/e
tiende eeuw niet ongewoon dat een stadsplattegrond of een stadsgezicht naast zijn topografische functie nog een andere betekenis had, namelijk die van 'representatie'^). Plattegrond en stadsgezicht dienden dan om de belangrijkheid van de stad uit te dragen en deze werd ontleend aan een roemrijk verleden, wijze bestuurders, welvaart en schoonheid. Graag werd daarbij een vergelijking gemaakt met een belangrijke stad uit de oudheid. Zo zou Rhodos bijvoorbeeld heel geschikt zijn geweest om de roem van Rotterdam te ondersteunen. In de vijfde en vierde eeuw voor Christus was Rhodos een onafhankelijke democratische staat, die zijn welvaart ontleende aan scheepvaart en handel. In 305/304 wist het een belegering door de naburige vorst Demetrios Poliorketes met succes te weerstaan. Parallellen met Rotterdams jongste verleden, namelijk de eerder genoemde plundering van de stad door het Spaanse leger in 1572 en de daaropvolgende opstand tegen de tyrannieke Filips II, zijn duidelijk aanwezig. Evenals op Rhodos namen nu ook in Rotterdam de burgerlijke stadsbestuurders zelf het heft in handen. Het water rond de stad herinnert aan het verzet tegen de onderdrukking. Ook de hoop op welvaart door scheepvaart en handel leefde in deze periode zeer zeker in Rotterdam; de in 1575 ingezette stadsuitbreiding, die de aanleg van een nieuw havengebied, de 'Waterstad', inhield, staat hiermee in verband. Mogelijk verwijst de afbeelding van een 'Colossus' aan de haveningang van Rotterdam dus naar de ambities van de Maasstad om een belangrijke zeehaven met de status van het oude Rhodos te worden. Het eind van de hiervoor geciteerde passage uit de kroniek van Van Waerschut wijst eveneens in deze richting. De vraag is of een stadsgezicht met een dergelijke representatieve betekenis in het 'Stedenboek' van Braun en Hogenberg op zijn plaats was. Weliswaar worden alle afgebeelde en beschreven steden in de opschriften en de teksten aan de achterzijden geprezen vanwege hun gunstige ligging, fraaie gebouwen, welvaart en eervol verleden, alle elementen van de 'representatie', maar een zo onverbloemde politieke propaganda als een vergelijking van Rotterdam met Rhodos, zoals ik die hiervoor gesuggereerd heb, is voor Braun en Hogenberg ongewoon. Het 'Stedenboek' was tenslotte een commercieel produkt, bestemd voor een internationale markt en partij kiezen in een conflict is daarbij onverstandig. Het is mij niet gelukt in het 'Stedenboek' op de afbeeldingen van andere steden dergelijke, mogelijk symbolisch bedoelde details te ontdekken. Ook in de literatuur vindt men hiernaar geen verwijzingen. Hoe 220
kwam Hogenberg er dan bij Rotterdam met een 'Colossus' op te sieren? Een mogelijkheid kan zijn dat hij een voorbeeld heeft gebruikt dat wel met propagandistische bedoelingen is gemaakt; een dergelijke tekening of prent is mij echter niet bekend. De prenten uit het 'Stedenboek' van Braun en Hogenberg dienden andere uitgevers van prenten en boeken tot voorbeeld. Zo verscheen in 1623 en volgende jaren in Frankfurt aan de Main een serie boekjes onder de titel 77zestfwn/s P/?/7o-Po//7/cws. £tas wf: Po////sc/zes Sc/?tf/z£ö's/7e/>7 gw/er Z/e/reA7 v/?/?üf öestertöf/ger Fre«A?
?e /e/Tö m/pe/ws cre#/; onder de prent staan een Latijns- en een Duitstalig vers met gelijke inhoud. De Duitse tekst luidt: Mc/2/5 örgers /i/er aw//" ^Vetert is/ K/W Duidelijk is dat zowel Absalom als de koekoek hier als voorbeeld van ondankbaarheid wordt opgevoerd. Absalom omdat hij in verzet was gekomen tegen zijn vader, de koning. Wie moet zich dit vermaan echter aantrekken? Volgens de derde regel van het versje 'alle Welt, Marckt, Dorff und Statt'. Rotterdammers blijven echter met de vraag zitten waarom deze toespeling op ondankbaarheid nu juist bij hun stad is geplaatst. Vergelijken we het 221
INGRATD HOMW£ TERRA NIL PE/U5 CREAT.
65.
P/i/7o-Po//7/cw5, ^/eW 2 f/625;.
w/7
prentje uit de 777estfWA7V5 met het voorbeeld van Braun en Hogenberg, dan merken we op dat precies op de plaats van de 'Colossus' nu Absalom hangt. De moraal zou dus kunnen zijn: in plaats van trots op het verzet tegen onderdrukking en (eventueel nog te verwerven) welvaart, past schaamte voor de getoonde ondankbaarheid jegens de vorst; het water rond de stad zou als straf daarvoor kunnen worden opgevat. Rotterdam gaat dus ten onder aan zijn welvaartsbron, het water, zoals Absalom aan de haren waarop hij zo trots was. Ook hier past de vraag of een dergelijke politieke bijbedoeling in een commercieel, op de Europese markt uitgebracht boekwerk verwacht mag worden. Het antwoord zou uiteraard ontkennend moeten zijn, maar de uitgever Eberhardt Kieser die ook de prenten graveerde en de dichter Daniël Meisner zouden toch doelbewust het stadsgezicht, de zinnebeeldige voorstellingen en de bijschriften gecombineerd kunnen hebben. Ook in de literatuur over de 777eStfMA-f/5 wordt een politieke strekking echter niet vermeld of verondersteld^). Dat het gezicht op Rotterdam in deel III van het 'Stedenboek' van Braun en Hogenberg niet een uitsluitend topografische afbeelding is, maar ook een historische toestand in beeld brengt, meen ik te hebben aangetoond. De voorstelling kan dan gedateerd worden omstreeks het jaar 1575, in ieder geval tussen 1574 toen het land rond de stad geïnundeerd werd en 1577/'78, de jaren waarin de stadsmuur en de Sint-Laurenspoort die nog worden afgebeeld zijn afgebroken. Niet ongebruikelijk is overigens dat op historieafbeeldingen toestanden worden afgebeeld die niet geheel gelijktijdig zijn voorgekomen. De merkwaardige afbeelding van een reusachtige menselijke figuur op het havenhoofd van Rotterdam roept de vraag op of dit gezicht op Rotterdam nog een andere betekenis heeft, een 'representatieve', wellicht een moraliserende of eventueel zelfs een politieke. Deze vraag kan worden beantwoord met veronderstellingen, maar niet met bewijzen of zelfs maar waarschijnlijkheden. Vergelijking van Hogenbergs stadsgezicht met de navolging ervan door Kieser, die vergezeld gaat van de afbeelding van Absalom en de koekoek en van het moraliserende versje van Meisner, leidt tot de veronderstelling dat ook hierachter diepere bedoelingen schuil zouden kunnen gaan. De strekking zou dan echter volstrekt tegen223
gesteld zijn aan die van Hogenbergs prent. Ook hier blijft echter enige twijfel bestaan of het inderdaad wel zo bedoeld kan zijn.
NOTEN 1) [J.H. Scheffer], /?o/m?Gfamw//7 ///ws/raM/w, 4 dln. (Rotterdam 18681880). Hierna aan te halen als /?./. 2) R.A. Skelton, ///7/rotfwc7/0A? /o //?e/acs/m/fe ecf/7/o/7 o/7 C7v/7ates O/-Z?/s 7>/Tflrww (Amsterdam 1980). Gebruikelijk is dit werk aan te duiden als het 'Stedenboek' van (Georg) Braun en (Frans) Hogenberg, waarbij gemakshalve C7v/7ff/es O £ / s 7>/TY7/-M/77 wel gebruikt wordt als titel voor het hele, uit zes delen bestaande werk, dat verscheen in de jaren 1572-1617. Naast de oorspronkelijke Latijnse uitgave, die enkele keren werd heruitgegeven, verschenen ook Duits- en Franstalige edities. 3) Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam (hierna aan te halen als GAR), Handschriftenverzameling nr. 1604, blad 1038. Kortebrant vermeldt hier 'een zeldzame prent in welke deze stad, van den hoogen dijk buiten deze poort [d.i. de Oostpoort] te zien, verbeeld word', waarop de Oostpoort zou zijn weergegeven als ruïne na de stadsbrand van 1563. Hij concludeert dat de prent kort na deze brand gemaakt zal zijn. 4) In GAR, Handschriftenverzameling bevindt zich onder nr. 1620 een deel met opschrift: Hendrik Houwens, Ztesc77/-//v//7g e/7 gesc/j/ecte/ns va/7 /?o//e/Y/ü7?7. In de Cöra/ogw^ va/7 cfe /7a/7Gtec/?/7y/e/7verza/77e///7g (Rotterdam 1970) wordt deze tekst toegeschreven aan J.E. Vergoes Houwens, evenals de identieke tekst in nr. 1619. Nr. 1620 wordt verondersteld een kopie van nr. 1619 te zijn. De door Scheffer bedoelde opmerking van H. Houwens, waarin deze de prent in 1570 dateert, heb ik in dit handschrift evenwel niet aangetroffen. Wel is een afbeelding van de prent met 1570 als datering opgenomen in C. te Lintum, /?o/te/-Gfarm rn cfe/7 /oo/? eter eewwe/7. /. ,4/gewee/7é> gesc/?/ecfems eter s/acf Rotterdam 1909). 5) B. van 't Hoff, 'Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden'. AteGte/Vam/sc/? ^/r^/eve/j^/ad 49 (1941-1942), 54. 6) H.C. Hazewinkel, Gesr/7/eGfem.s va/7 7?o//m/a/77 I (Rotterdam 1940) 189-194. 7) Skelton, C7v/7ates, ix-x verwijst naar een brief van Braun van 31 oktober 1571 aan Ortelius, waarin hij voorstelt dit te doen. Braun werd daarbij geïnspireerd door het succes van het reeds verschenen stedenboek A/. F/Y7/7C/5C7 C/v/7flr//£MS //örw/77. Ortelius gebruikte in zijn atlas TfteafrMm Orb/s 7mww/77 (1570-1608), dat waarschijnlijk het voorbeeld is geweest voor de CYv/7a/es 0rZ?/s 7er/ww/77, uitsluitend het Latijn. 224
8) Zie Van 't Hoff, 'Bijdrage', 42, ontleend aan Brauns voorwoord in het eerste deel van het 'Stedenboek'. 9) Skelton, C7v/7a/es, xiv vlg. 10) P. Ratsma en J.C. Visser, P/a//egro/7d va/7 cfes/tfd 7?o//erda/?7, ge/eA:e/?d door Jacob va/7 Deve/7/er; /opog/'a//5c/2e /"e/?rodwc//e op ware groo//e (Alphen aan den Rijn 1990). Met facsimile van de kaart. C. Koeman en J.C. Visser, De s/ads/?/a//egro/7de/7 va/7 Jacob va/7 Deve/7/er. A/a/? / /Ve^/cr/a«^ Zw/^-//o//a/7^/ (Weesp 1992); hierin een facsimile van de plattegrond van Rotterdam (kaart 11) met een beschrijving door P. Ratsma. Uitgegeven i.s.m. de Stichting tot bevordering van de uitgave van de plattegronden van Jacob van Deventer. 11) De serie wordt wel aangeduid als 'Geschichtsblatter'; zie hierover F. Hellwig, Fra/7z //oge/?berg - /lbra/7am //oge/7ber#. Gesc/7/c/7/sb/a7/er (Nördlingen 1983). 12) B. van 't Hoff, 'Bijdrage', 38. 13) In de collectie van GAR beschreven in R.I. IV (1880) nr. 1227. 14) Hellwig, Fra/7<: //ogertberg, 9 vermoedt dat de serie prenten waartoe ook de afbeelding van Rotterdam behoort is uitgegeven in 1576. Als de tekeningen daarvoor bijvoorbeeld in 1575 gemaakt zouden zijn, kunnen deze tevens gediend hebben voor de afbeeldingen uit de delen III en IV van het 'Stedenboek'. 15) De plattegrond verscheen in deel IV dat in 1588 voor de eerste keer werd gepubliceerd. In 1582 was echter bij Plantijn in Antwerpen al een vrijwel identieke plattegrond van Rotterdam, waarschijnlijk eveneens van de hand van Frans Hogenberg, verschenen in De5cr/7//o/7e d/ M. Lodov/co Gv/cwd/m ƒ.../ d/ /v/7/ / Pares/ #ass7. Zie Van 't Hoff, 'Bijdrage', 60 en A. Gordijn en P. Ratsma, Cflr/ü7ogws va/7 de £aar/e/7verza/r?e///7g va/7 de Ge//7ee/7/e///A:e /4 rc/?/e/d/e/7s/ 7?o//erda/?7. S/ads/?/a//egro/7de/7 va/7 7?o//errfarn /o/ 7940 (Rotterdam 1984) nr. 15. 16) Zie noot 2. 17) Vergelijk noot 2. Een overzicht waarin de teksten van het 'Stedenboek' worden herleid tot de diverse edities schijnt nog niet te bestaan. 18) Het gezicht op Gouda, een profiel, heeft als titel: Govde ; Govda //o//a/7ö7ae Op/?, ad /5a/a/?7 aw/7c/?7, gwo Gowda //ww/ws, a ^rwo vrfo /70we/7 /?abe/, ewo/w/7wr, sv7w/?7. 19) F. Bachmann, D/e a/fe/7 S/ad/eb/Vde/*; e//7 Kerze/c/7/7/5 der grap/?/5c/?e/7 O/75a/757c/7/e/7 vo/7 Schede/b/5 Mer/a/7 (2. unv. Aufl., Stuttgart 1965) 9-10 en 214, nr. 1833 en Skelton, C/v/7a/e5, 11. Skelton vermeldt ook het verdere gebruik van de koperplaten tot aan het eind van de 18de eeuw. 20) Het 'kaartboek van Simon Dammasz. van Dueren', wordt bewaard in de topografisch-historische atlas van GAR; zie W. van der Gaag, 'Het kaartboek van Simon Dammasz. van Dueren', in: /?o//erdamsc/7 JaarboeAye 7932, 55-60; de bedoelde kaart wordt vermeld onder nr. 16. 21) W.H. Schukking, 'Over den ouden vestingbouw in Nederland in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. I, Ontwikkeling der militaire techniek van den vestingbouw' in: Owd/7e/d/:w/7d/g Jaarboek VI (1937) 6. 225
22) Hazewinkel, Gesc/z/ed/ems I, 193 en /?o/7e/*d/a/?7 rw55e« Spartyaa/Y/e/7 //e/Y/e/7£//7gs/e/7/oo/7s/e////7g 7572 (Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam, 1972), diverse geëxposeerde documenten. De vroedschapsresoluties uit het jaar 1575 (GAR, Oud Stadsarchief, verder aan te halen als OSA, inv.nr. 16) laten zien dat er dat jaar hard aan de versterking van de stad werd gewerkt. Zie echter P. Ratsma, 'Topografische ontwikkelingen in Rotterdam in relatie tot handel, scheepvaart en nijverheid van de dertiende tot de zestiende eeuw', in: A. Carmiggelt (red.), /tottm/am Papers K/7: /4 co/?/77&w/7o/7 to med/zeva/ a/r/zeo/ogy (Rotterdam 1992) 147-149 in verband met mogelijk al in het midden van de 16e eeuw bestaande gedachten omtrent uitbreiding van de stad in de richting van de Maas. 23) 'Kroniek van Jan Gerritsz. van Waerschut, 1623' in Z?ro/7/7e/7 voor d/e gesc/ï/ecfems VÜW 7?o/7e/*d/a/?7, w/7gegeve/7 0/7 /asf va/7 /ze/ geraee/7/e&es/wzvr. //, Z)e owctete /rromeAre/? e/z Z?esc7z/7/v//7ge/7 vaw /?o/7erd/a/?7 e/7 Sc/7/e/a/7d/, bewerkt door J.H.W. Unger en W. Bezemer (Rotterdam 1895) 263. 24) GAR, OSA inv.nr. 714, p. 296 en 303. Of het daarbij gaat om de dubbele ophaalbrug, die staat afgebeeld op de stadsplattegronden van Henrijck Haestens uit 1599 en van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1626, is niet duidelijk. Zou dit wél het geval zijn, dan zien we op de prent van Braun en Hogenberg inderdaad een voorganger van die brug. 25) 'Kroniek Van Waerschut', 264. L.J.C.J. van Ravesteyn, 7?o/7e/-d/a/?7 /o/ /ze/ emtfe va/7 d/e ac/7/7/e/7d/e eeww (Rotterdam 1933) 79-81. 26) Van Ravesteyn, /?o/7erd/a/77, 101-102. 27) Kaart nr. 1; zie Van der Gaag, 'Kaartboek', 59. 28) GAR, Handschriftenverzameling nr. 1604, blad 1038. 29) De afbeelding van de Colossus (afb. 6) is waarschijnlijk een prent van Philip Galle uit 1572 naar een tekening van Maerten van Heemskerck. Galle, werkzaam in Antwerpen, was in 1572 ook uitgever van C7v/7a/es OrZ?/s 7e/Tü7*Hm, het eerste deel van het 'stedenboek'; zie Skelton, C/v/7a/es, v/7. 30) Zie F. J.A.M. Meijer, Sc/2//?/?er ze/7 d/e /zoveAj &/>*/7e/7, a/7es /'s 0/ verA:oc/zf. Z/fl77d/e/ e/7 /ra^spor/ />? d/e owd//?e/d/ (Baarn 1990) 103: De Colossus op Rhodos is een beeld van de zonnegod en was een van 'de zeven wereldwonderen'. Rhodos was in de oudheid een zelfstandige staat; haar welvaart was gebaseerd op de inkomsten uit in- en uitvoerrechten die scheepvaart en handel binnenbrachten. 31) C.J.A.C. Peeters, 'Het stadsbeeld verwoord; stadsplattegrond en stadsbeschrijving in de zestiende en zeventiende eeuw', in: S/ad/ />z Araar/ (Alphen aan den Rijn 1984). Peeters bespreekt de betekenis van de stadsplattegrond en het stadsgezicht als representatie van de stad, in de renaissancetijd en daarna, voortbouwend op antieke en middeleeuwse tradities. 32) Alois Fauser, /?e/?e/7o/7wm a//er 7b/?ogra/?/?/e. Z>Mc£gra/?/7//: vo« Z4£6 6/s 7750 (2 Bde; Wiesbaden 1978) I, p. lxxiv-lxxv en II, p. 160 (nr. 12102). 33) L. Goosen, Ka/7 /ifVa/zam /o/ Zac/7a/7a. 77ze/?7a's w/7 /7e/ O«d/e
226
in re//g/>, /w/de/jcte A'MWS/, //7m//ww/\ wwc/é'A ert //?é»a/er (Nijmegen 1990) 23-26. 34) Mij is niet gebleken dat ook aan de afbeeldingen van de andere plaatsen die ik heb bekeken een tendentieuze betekenis verbonden zou kunnen worden. Een dieper gaand onderzoek hiernaar is wenselijk.
227