Een vitaal museumbestel advies over museale strategie
september
5
Een vitaal museumbestel advies over museale strategie
september 2 05
86
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw mr. M.C. van der Laan Postbus 16375 2500 BJ DEN HAAG
datum: 26 september 2005 uw kenmerk: DCE/OS/6407 uw brief van: 8 maart 2005 ons kenmerk: mus-200S.02128/2
onderwerp: 'Een vitaal museumbestel', advies over museale strategie
Geachte mevrouw Van der Laan, Lange tijd stond museumbeleid voor het rijk gelijk aan 'beheer van rijkscollecties'. Met de nota Naar een nieuw museumbeleid (1976) verruimde de blik zich naar het gehele museumbestel. Sinds de verzelfstandiging van de rijksmusea (1994-1995) gaat het daarbij vooral om het uitzetten van de inhoudelijke hoofdlijnen. De Raad voor Cultuur heeft recent bij verschillende gelegenheden de wens uitgesproken dat het rijk zijn museumbeleid zou herformuleren en zijn verantwoordelijkheid voor de rijksgesubsidieerde musea volgens de criteria uit nota Museumbeleid (1985) zou herijken op basis van een duidelijke visie op de rol en functie van musea in de huidige samenleving. De aanleiding daartoe ligt zowel in maatschappelijke als in museale ontwikkelingen. Nederland heeft een vitaal museumbestel. Om dat te behouden, moeten musea hun banden met de samenleving permanent bestendigen en vernieuwen. In uw over museale strategie onderschrijft u de noodzaak een actuele visie op de rol en van musea te ontwikkelen. U vraagt de Raad wat in de toekomst het bestaan van musea zal legitimeren en waar de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid ligt. Deze vraag beperkt u nadrukkelijk niet tot de voormalige rijksmusea en zelfs niet tot musea in klassieke zin; ook nieuwe collecties en nieuwe vormen van presentatie mogen aan bod komen. Aandachtspunten die u meegeeft zijn: de mogelijke differentiatie van het museumveld op basis van een aangescherpte profilering van musea, de invulling van een maatschappelijk-educatieve taak met betrekking tot historisch besef, en nationale identiteit en de definitie van 'nationale
pagina 2 mus-2005.02128/2
betekenis' in het kader van de 'Collectie Nederland'. In deze fase
het u om
richtinggevende uitspraken over principiële uitgangspunten, zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs huidige knelpunten aan de orde komen. U
aan dat u zich op
over het beleidsinstrumentarium om de
basis van dit advies zult
rijksverantwoordelijkheid vorm te geven. Wanneer een
van het huidige
zult u de Raad in een volgende fase vragen advies uit te brengen
stelsel
over concrete beleidsvoornemens. In het bijgaande advies formuleert de Raad antwoorden op de
vragen. Aan
de hand van een beschrijving van de museumsector en de bekostiging daarvan doet hij vervolgens een groot aantal
Centraal voor de Raad staat de
overtuiging dat voor de overheid de belangrijkste functie van musea moet hun
m
aan cultuuroverdracht en hun makelaarsrol in de kennissamenleving.
Om die functie be~;terldi;gen en
te vervullen, moeten musea hun banden met de samenleving permanent vernieuwen. Het vinden van nieuwe manieren om vorm te
geven aan publieke bekommernis om het
traditioneel of onverwacht
waardevolle
en kwetsbare, het trekken van telkens nieuwe groepen burgers, het leggen van nieuwe verbanden met andere in de
dát
de
voor musea
eeuw. Het beleid van de rijksoverheid moet erop gericht
musea en anderen te
en te ondersteunen bij de verwezenlijking daarvan.
Ter voorbereiding van dit advies heeft de Raad een beknopte internationale vergc:lijkirlg gemaalkt tussen het Nederlandse museumbeleid en dat van het Verenigd Koninkrijk,
Duitsland, Zweden,
Italië, Hongarije en
Canada. Nederlandse musea presteren vanuit een internationaal perspectief behoren in
musea moeten inspelen op in het
actueel
en
opzichten zelfs tot de voorhoede. Het valt op dat de vraag hoe in de
in meerdere landen
Koninkrijk en in Canada lopen momenteel met de 'museale
beleidstrajecten die betreft de
van de
verschillende
in Nederland. Wat voor musea
van centralistisch tot De
er
van
tot
van het Nederlandse museumbeleid moet naar de
van de Raad eerder
worden in de verdere
van het
bestaande model dan in een radicaal andere invalshoek. De Raad schetst geen blauwdruk voor een totaal nieuw museumbestel in Nederland en
niet voor het
rijlksg;esll1b~;idi!eelrde
land telt
van al het
musea. In de
onvoorstelbare
veelal op basis van keuzes en
van nationale betekenis in
eeuwen hebben de vele musea die ons aan kunst en materiële cultuur velrzame Id,
als resultaat van ontelbare pelrsoonll.l!ce De overheid mag, in het licht deze belei(jsrnatige
veJrnil~U\vinlg
gesctJaK.eerde wereld niet overschatten.
in de
van deze bonte, rijk
pagina 3 mus-200S.0212812
Dit advies moet worden in directe relatie tot de sectoranalyse Musea in het Vooradvies 2005-2008 ('ultuur, meer dan ooit (2003). Daarin gaf de Raad al een beschrijving van de Nederlandse museumsector, waar mogelijk ondersteund door kwantitatieve gegevens, en schetste hij relevante maatschappelijke thema's en sectorspecifieke trends. De sectoranalyse bevatte tevens een visie op de positie en de maatschappelijke van musea in de toekomst, evenals een visie op differentiatie en profilering binnen de museumsector. Er zijn gezien het veelomvattende karakter van het onderwerp museale strategie ook raakvlakken met tal van andere voorgaande raadsadviezen en beleidstrajecten. Die worden hier kort aangestipt en in relatie tot elkaar geplaatst. Tevens bevat dit advies het tweede, sectorspecifieke deel van het advies over erfgoedselectie, Het tekort van het teveel, over de rijksverantwoordelijkheid voor cultureel erfgoed (2005). Daarom is ook een hoofdstuk opgenomen over de rijksverantwoordelijkheid voor roerend cultureel erfgoed (materiële cultuur) dat niet is opgenomen in museumcollecties. De adviezen over de rijksverantwoordelijkheid voor archieven en onroerend cultureel erfgoed (monumenten en archeologische vindplaatsen) worden gelijktijdig maar separaat uitgebracht. De voorbereiding van dit advies bij de commissie Musea, die voor deze gelegenheid is versterkt met een lid van de commissie Beeldende Kunst en Vormgeving (afwisselend dr. J. Boomgaard en drs. S. Huijts) en met drs. C. van't Veen (directeur Fries Museum en Keramiekmuseum het Princessehof) en drs. M. Brinkman (voormal ig secretaris-generaal van de International Council of Museums) als adviseurs. Ook andere relevante raadscommissies (Archieven, Monumenten en Archeologie, Intercultureel Cultuurbeleid, Internationaal Cultuurbeleid, Amateurkunst en Cultuureducatie, Film en Letteren) zijn bij de voorbereiding van dit advies betrokken geweest. Tenslotte zijn de uitgangspunten van het advies besproken met een vertegenwoordiging van de Museumvereniging en de Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea.
Hoogachtend,
eH. Weeda Algemeen secretaris
Inh ud
1.
Inleiding
2.
De functies van het museum
2
2.] 2.2 2.3 2.4
lIet lIet lIet Het
3 6 7 8
3.
De zorg voor het roerend cultureel erfgoed
10
3.1 3.2
Collecties van nationale betekenis Aanvullende verantwoordelijkheid voor privaat roerend erfgoed
10 11
4.
De rijksgesubsidieerde musea
13
4.1 4.2 4.3
De rijksverantwoordelijkheid voor specifieke musea De beoordelings- en bekostigingssystematiek De relatie tussen het rijk en zijn musea
14 16 19
5.
Conclusie
20
museum museum museum museum
als als als als
instrument van cultuuroverdracht kennismakelaar publiekstrekker en marktspeler collectiebeheerder
Bijlage Adviesaanvraag
Zie ook Het tekort van het
over de rijksverantwoordelijkheid voor cultureel erf'7oeddat de Raad voor Cultuur heeft uit,getlra<;ht.
pagina 1
1.
Inleiding
Musea zijn geen onveranderlijke instituten. De geschiedenis laat zien hoe zij zich telkens aanpassen aan de politieke en sociaal-economische werkelijkheid waarin ze functioneren en ook los daarvan een sterke interne dynamiek kennen. Musea bewegen zich al lange tijd tussen de polen 'microkosmos van kunst en wetenschap' en 'instrumenten van het beschavingsoffensief . In de twintigste eeuw groeide de museumsector explosief en vond een vergaande specialisatie plaats: een museum voor elke gemeenschap, een museum over ieder thema. Het maatschappelijk draagvlak van musea lijkt dan ook groter dan ooit. Maar om dat te behouden zullen musea adequaat moeten blijven inspelen op veranderingen. Het vervagen van traditionele, identiteitsvormende verbanden als natie, kerk en ideologische zuilen leidt tot verdergaande individualisering. De samenleving van vandaag en morgen kenmerkt zich door een veelheid van visies, allianties en solidariteiten. Dat plaatst musea voor een uitdaging. Zij behoren die pluriformiteit te weerspiegelen; in gelaagdheid, verscheidenheid en vermogen tot 'empowerment'. Het unieke voorrecht van museummedewerkers, te zijn vrijgesteld ten behoeve van culturele reflectie, materiële selectie en intellectuele speculatie, schept een plicht die in te zetten ten behoeve van de samenleving. horen in het grote debat van de eenentwintigste eeuw - over identiteit, continuïteit en vernieuwing - te worden gevoed door het met de vorigen' . Waar komt bijvoorbeeld het denken in nationale identiteiten en het geloof in de suprematie van de verlichting vandaan? In hoeverre vormcn onze museale collecties daarvan de neerslag? Hoe verhouden we ons tot de materiële erfenis en het gedachtegoed van onze voorgangers? Dat zijn bovendien niet alleen vragen voor oudblijvers, maar ook voor nieuwkomers. Die behoren aan dat deel te nemen en daartoe actief te worden benaderd, niet vanuit een paternalistische houding met eenrichtingsverkeer tot maar omdat ze deel uitmaken van een gemeenschap op basis van grondwaarden als ontplooiing, mondigheid en Het' met de is van essentieel voor de overdracht van het sociale en culturele kapitaal van eerdere evenals het met de anderen' van belang is voor van mensen afkomstig uit verschillende streken en culturen. in Musea hebben daarom een taak. De wortel van hun bestaan is het verwerven en beheren van maar hun actuele bestaansrecht ontlenen ze aan wat ze daar namens en ten behoeve van de samenleving mee doen. de en vernieuwen bel'angrijkste ultdag:lllg voor musea ligt in het van de banden met de Musea hebben de taak daarin als baken op te treden. Ze verhelderen vanuit historisch en de onltst2Iansg(~schicde:nis en de continuïteit van een laten zien hoe identiteit op verschillende manieren vorm kan krijgen en duiden de betekenis van he(jerldaag~;e visuele cultuur. Nederland kent een vitaal museumbestel. De musea beschikken over rijke collecties en functioneren in het naar behoren. Het museumlandschap toont een
pagina 2
grote mate van er bestaan binnen het huidige bestel geen inhoudelijke lacunes. Ook zijn er geen in het oog lopende problemen. het aantal museumbezoeken schommelt reeds Maar de groei rond de miljoen en lijkt zelfs te dalen 1 een bevolking en een verdieping van maatschappelijke breuklijnen wordt de voor musea dus alleen maar De vraag die in dit advies centraal staat is hoe de een bijdrage kan leveren aan het voortbestaan van een vitaal museumbestel. De rijksoverheid moet musea helpen hun taken nog beter uit te voeren en daarnaast voorwaarden scheppen waaronder musea en anderen vorm kunnen geven aan en nieuwe wegen kunnen vinden voor duurzame zorg voor het kwetsbare, het gewone van vroeger, het bijzondere, het andere. Met dit advies wil de Raad een leveren aan de ontwikkeling van beleid dat museale groei en bloei in de komende twintig jaar stimuleert. Er zijn vele beleidsprogramma's en -instrumenten denkbaar. het adviseren over de ontwikkeling daarvan neemt de Raad de verschillende functies die musea kunnen aandacht vervullen als uitgangspunt. In hoofdstuk twee wordt besteed aan het museum als instrument van cultuuroverdracht, als kennismakelaar, als publiekstrekker en marktspeler, en als collectiebeheerder. In hoofdstuk drie staat de rijksverantwoordelijkheid voor het roerend cultureel in het alÉ;enneem centraal, inclusief de verantwoordelijkheid voor van nationale betekenis dat niet wordt bewaard in musea. Iloofastuk vier handelt over de musea: de criteria voor specifieke verantwoordelijkheid voor de en de belei,dslnatige rijkssubsidie, de beoordelings- en invulling van de relatie tussen het rijk en zijn musea. Alle worden afg.eslote:n met een aantal voor beleidsontwikkeling door de rijksoverheid. Het is aan de staatssecretaris om te stellen en deze nader uit te werken. De in het advies beschreven functies en hebben betrekking op alle soorten musea, dus ook op kunstmuse,L Alleen de problematiek van de van kunstmusea binnen de betreffende sectoren (be:elljerlde vOI:m::>e\lin:l!. I
2.
nUlclles van
museum
Het kader van het museum beleid is breder dan de garlgb·are internationale mLISelJmdefïnitie, die slechts een op,;onnmmg
(Het culturele
cultuurmijders. in de voor 6) Sociaal en Cultureel Planbureau, Den
Haag 2005, 1 op thema's en trends uit de 'Seetoranalyse musea' in Cultuur dan ooit, Vo·oradvies Raad voor Cultuur 2005-2008.2003.
Daarbij bouwt dit
pagina 3
een museum vervult
3
Die definitie biedt een goed uitgangspunt voor kwaliteitszorg
en zelfregulering door de museumsector, maar
hoe belangrijk het ook is een
basisniveau van zorg voor cultureel erfgoed te
niet het juiste
perspectief voor beleidsontwikkeling. Museumbeleid maakt deel uit van het cultuurbeleid en heeft raakvlakken met het
het economisch beleid,
het onderwijsbeleid en het
Museumbeleid behoort niet primair van het instituut museum, hoeveel intrinsieke
gericht te zijn op de
waarde dat ontegenzeggelijk ook heeft Een functionele
zoals hier bepleit
afstand, de relatie tussen 'doel' en 'middel'
maakt, door het innemen van
inzichtelijk en biedt daarmee ruimte voor 'paramuseale' ontwikkelingen, die niet goed passen binnen de klassieke museumdefinitie maar toch een np'l,m'fTn.ifp' bijdrage leveren aan de doelstellingen van het museumbeleid. De combinatie van collectiebeheer en
door dezelfde instelling is bijvoorbeeld niet altijd
noodzakelijk, en het traditionele tentoonstellen van voorwerpen is niet het enige overdrachtsmiddel dat musea ter beschikking staat Vanuit het perspectief van de overheid
de belangrijkste functie van musea in hun
bijdrage aan cultuuroverdracht en hun makelaarsrol in de kennissamenleving. Maar ze kunnen ook worden
om een stad of
vanuit een economisch en
revitaliseren. En uiteraard
toeristisch beheer van wat de
als cultureel
ze zorg voor het fysieke beschouwt Aan de hand van
verschillende instrumentele functies van musea worden hier verschillende De uitwerking daarvan kan zowel vorm krijgen in
beleidsperspectieven algemene
als in beleid dat
gericht is op de
rijksgesubsidieerde musea.
2.1
Het museum als instrument van cultuuroverdracht
Het museum is een van de plekken waar een cultuur zichzelf zichtbaar maakt en definieert Musea voldoen aan een maatschappelijke behoefte aan be:tekenlsg,eving Door de
en de continuïteit van een
te
vel'held(:ren, kunnen ze
aan
In de functionele benadering
musea zo dus cultuurproducenten
van individuen en groepen. of
De museumdel1nitie van de International Council of Museums dateert uit 1974 en luidt: 'Een museum is
permanente instelling ten dienste van dc gemeenschap en haar onlwilkkc:ling,
tocgankelijk voor het publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerf!, behoudt, presenteert en hierover informeert
doeleinden van studie. educatie en
onderzoekt
' De Gedragslijn voor beroepsethiek en het museumregister geven hieraan in Nederland een normatieve invulling. De hier geciteerde, internationale museumdefînitie staat in toenemende mate ter De Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea gebruikt in haar beleiclsplan 2004-2005 de volgende definitie: 'A museum is part of collective memory, museum acqllires. documents, and commllnicates objects and other of hllman culture en environment It develops and promotes knowledge and appealing 10 all our It open to the public conlriblltes to the development of society.fhe purpose ofthe museum knowledge for the citizens.
pagina 4
culture') en actoren in processen van cultuuroverdracht Deze opgave is ruimer en diverser dan de in de adviesaanvraag
bijdrage aan historisch besef-
het
maar ook om 'het gesprek met
niet alleen om het 'gesprek met de
de anderen' en om de betekenis van visuele cultuur in de De ook in dit verband in de adviesaanvraag
samenleving.
term 'nationale identiteit'
associaties. 'Nationaal' lijkt te refereren aan een
leidt te gemakkelijk tot
verlangen naar vroeger, toen alles nog niet zo vreemd was en 'we' trots waren op onze klompen, windmolens en kolonies. Maar belangrijker is dat nationale identiteit geen vaststaand gegeven is. Elke cultuur is hybride en pluralistisch. Musea behoren juist verbanden te
tussen lokale en internationale contexten. Bovendien
spelen mensen altijd verschillende rollen in de samenleving, en daar horen verschillende verhalen bij. Identiteit is het resultaat van historische en maatschappelijke processen én van individuele keuzes. Musea horen daarbij te functioneren als intermediair: ze laten zien hoe identiteit op verschillende wijze vorm kan krijgen en laten beschouwers de ruimte om verschillende betekenissen toe te kennen aan wat ze waarnemen. Cultuuroverdracht is dus geen hiërarchisch of paternalistisch eenrichtingsverkeer, maar het schakelen tussen en het (doen) creëren van waarden en betekenissen. Als actoren in processen van cultuuroverdracht opereren musea op een terrein dat veel breder is dan de
sector. Cultuuroverdracht in het algemeen is in
mate afhankelijk van het onderwijs. De hernieuwde aandacht voor de canon is een signaal dat de samenleving in toenemende mate waarde hecht aan historisch besef. Maar voor musea staat niet de historische canon voorop, maar veeleer de visie dat hét verleden en dé nationale identiteit niet bestaan. De musea vertellen samen het verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Met hun eigen collectie als uitgangspunt visie verschillende aspecten daarvan belichten. De
kunnen ze op basis van hun
oprichting van een nieuw nationaal historisch museum is dan ook niet het juiste antwoord op de
vraag. In zijn museumbeleid moet het rijk juist
streven naar een pluriformiteit van
waarbij het natuurlijk wel de afstemming kan stimuleren 4
van collectie- en
Het verleden is veranderlijk, en als de
ons al iets leert, dan is dat wel
dat het geheugen dramatisch gemanipuleerd kan worden. Als cultuurproducenten behoren musea zich bewust te
van de waarden achter de keuzes die ze maken.
Ze genereren hoe dan ook nieuwe
en
waarop ze objecten en informatie selecteren en velrantwoording moeten
voor de
door de en zouden publiekelijk
waarop ze dat doen.
Het succes van musea als instrumenten van cultuuroverdracht in bovenbedoelde zin is mede afhankelijk van hun vermogen in hun pel"sone(;ls!)e!,eld de
en
te representeren en een breed
te bereiken. Ze moeten immers als schakels culturele diversiteit van Nederland is
publiek
tussen toen, nu en straks. De een gegeven. In de
atf~elopenJal
ore'setilalie van Nederlandse geschiedenis in musea, Raad voor Cultuur, 2002.
pagina 5
hebben musea - daartoe uitgenodigd door staatssecretaris Van der Ploegondervonden dat het niet eenvoudig is om bevolkingsgroepen van niet-traditioneel Nederlandse achtergrond te bereiken. Daarvoor zijn andere manieren van werken, andere netwerken, extramurale activiteiten en een langetermijnperspectief noodzakelijk. Het is tijd voor een nieuwe fase in het beleid gericht op culturele diversiteit: de prioriteit ligt niet zoals voorheen bij volkenkundige musea of musea die zich bezighouden met religie. Alle musea behoren zich afte vragen of en hoe ze hun prestaties op dit terrein kunnen verbeteren. Nieuwe Nederlanders moeten daarbij niet alleen worden aangesproken op hun etniciteit en/of hun religie, maar ook op hun nieuwe leefsituatie in Nederland. Niet het bestaan van het instituut museum hoeft te worden gecommuniceerd, maar de bekommernis om en geïnformeerde omgang met cultureel erfgoed. Mensen komen in eerste instantie naar het museum om te genieten van kunst en cultuur, om creatief geprikkeld te worden of simpelweg om vermaakt te worden. In een vrijwillige leeromgeving als het museum zijn 'lering en vermaak' dan ook niet gemakkelijk te scheiden. Onder invloed van oude en nieuwe media is er de laatste decennia een nieuwe beeldcultuur ontstaan waarbij musea moeten aansluiten. Een museumpresentatie moet sprankelend en inspirerend zijn om de aandacht van de bezoeker te vestigen op de verhalen die het museum aan de hand van zijn collectie wil vertellen. Musea maken daarbij gebruik van het nauwe verband tussen leren, beschouwen en herinneren. Museumvoorwerpen roepen bij de beschouwer allerlei associaties en emoties op en dat levert een belangrijke bijdrage aan het leren. Cultuuroverdracht in musea is multimediaal en muitisensorisch. Vernieuwing op dit terrein ontstond in het verleden niet zelden in de periferie van de museumsector, bij instellingen als Museum Jan Cunen, het Wereldmuseum, Imagine IC en het Tropenmuseum Junior. Juist op het gebied van educatie en presentatie zijn vernieuwing en experiment blijvend van het allergrootste belang. Hier ligt ook een belangrijke taak voor ondersteunende instellingen. 5 Beleids,;ug~gestiles $
..
..
.. ..
voor de rijksoverheid: Streven naar pluriformiteit in de wijze waarop musea heden en verleden
van het Netwerk Nationaal Historisch Museum, onder de voorwaarde dat het meerwaarde zoekt in afstemming van collectie- en presentatiebeleid . Stimuleren van het debat over museumpresentaties, bijvoorbeeld door musea te vragen hun keuzes met betrekking tot de maatschappelijke betekenisgeving aan collecties te eXIPlil:it<:ren. Stimuleren van de ontwikkeling van nieuw diversiteitsbeleid door musea. Stimuleren van vernieuwing en experiment op het van educatie en presentatie, met oog voor 'paramuseale' ontwikkelingen.
Schets ondersteuningsstructuur cultuursector, Raad voor Cultuur, 2005.
pagina 6
2.2
Het museum als kennismakelaar
In het wereldwijde krachtenveld van ontluikende en nog niet te benoemen nieuwe ontwikkelingen, is de
waarschijnlijk de
van de
industriële samenleving. Musea zijn daarin, samen met andere erfgoedbeheerders, hoeders van heel bijzondere waarden. Ze vormen met hun collecties en
~n,p{'lhF'kp
kennis immers een
s'vstenten
van voorbije en deels nog steeds
van waarden en
VIP'Pfi"nclp
Centraal in de
van morgen
zal staan het vermogen oude betekenissen te herkennen, nieuwe betekenissen toe te te maken. Ze
kennen en verbindingen te leggen. Musea behoren dat mede ontlenen hun autoriteit in
mate aan hun kennisfunctie. Het publiek heeft groot
vertrouwen in de informatie die het in musea krijgt
en gelooft
zonder meer in de authenticiteit en waarde van de getoonde objecten. Dat is het
unique
point van musea.
Musea kunnen hun kennisfunctie versterken door
allianties aan te gaan
die in hetzelfde kennisdomein opereren. Ze kunnen
met niet-museale
daarbij optreden als publieksinterface, sectoren in de
en kennismakelaar voor andere
Zo werkt Naturalis samen met onder andere het Wereld
Natuur Fonds en de Nederlandse Halrtstlchtlng. Inhoudelijke
van musea
vanzelfsprekend worden
mag vanuit dit pelrspecl.let
Bij volkenkundige musea, universiteitsmusea en
maritieme musea is die
al
Een voorbeeld is ook de website
.must:urnk,cmlis.nL een musea in Leiden.
van de grote rijksgesubsidieerde
verder gaan de musea die aandacht besteden aan Aziatische
keramiek: ze delen
collecties en conservatoren, en presenteren zich
structureel gezamenlijk op de website www.aziatischekeramiek.nL Musea beseffen in de
van hun kennisfunctie dat eCultuur een nieuwe
dimensie vormt, die grote Bewust van de in
van musea 6
kan hebben voor het
afnemende betekenis van
be.grt~nz:ll1:gell, moeten
en sectorale
musea ook eCulturele intermediairs worden. Innovatie is
daarvoor een essentiële voorwaarde. De door in
kenmerkt zich
tot informatie en virtuele werelden. De virtuele
context waarin informatie wordt
moet vanuit de kennisfunctie
inhoudelijke meerwaarde hebben en geen Musea zullen op internet nieuwe inten1atior1ai:d, in in
zijn voor
museumbezoek.
zichtbaar moeten met buitenlandse
ook
Niet alleen met musea
westerse landen, maar ook met die in minder bedeelde landen. \!l'lrriil
en dat
ook internationale VeJcpllchtmgen. Deze
op 'cultureel
voor musea hechte
als bel.angri.lke lan!ge-telrmIJn"ullldagirtg
bij een in in de
snel Het
kennis een 'bezit' van musea is hun
riiÉ;iIO'lis"rillg l.JCln culillur en de [mIJt/call,es cultuurheleid, Raad voor Cultuur, 2003.
pagina 7
kennis over de collectie en haar contexten. Maar er dreigen hiaten te ontstaan in de kennisinfrastructuur van musea, Het borgen van die kennis, inclusief de daarbij horende intellectuele infrastructuur, en het ruimte scheppen voor nieuwe kennis, is essentieel voor de betekenisvolle omgang met cultureel erfgoed in de toekomst. Het gevaar van intellectuele verweesdheid is niet denkbeeldig. Wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten vindt plaats in een eigen domein, heeft een - bestuurlijke en politieke - wetmatigheden. dynamiek en is onderhevig aan 'Museumkennis' is daar complementair aan, maar heeft ook een statuur. Op de grensvlakken moet zo open mogelijk zijn, en in het centrum moet haar eigenstandigheid blijvend bevochten worden. Wetenschaps- en cultuurinstellingen moeten duidelijke maken over programmatische en institutionele samenwerking en 7 Musea zouden onderzoek gericht op het verwerven, zich moeten concentreren op beheren en presenteren van cu ltureel erfgoed, inclusief het verdiepen van de kennis van de eigen collectie. Zuiver wetenschappelijk onderzoek (van met name de Leidse musea) zou bekostigd moeten worden uit het wetenschapsbudget en ook binnen internationale academische kaders beoordeeld moeten worden. Be~leJds:suF;ge:stJes
... • • ... • •
•
voor de rijksoverheid: Stimuleren van het delen van kennis, collecties en conservatoren door thematisch verwante musea. Stimuleren van allianties van musea binnen hun eigen kennisdomein, Stimuleren van innovatie op het gebied van eCultuur en eLearning. Stimuleren van extramuraal bereik van musea via informatie- en communicatietechnologie, Stimuleren van internationale kennisuitwisseling tussen musea. Stimuleren van programmatische en institutionele van we:teI1schaps- en op basis van een inventarisatie van de kennis infrastructuur van musea, van en beoordeling van zuiver we:teI1schapp,eIlJlk onderzoek door musea binnen het wetellscha]pslJebeid.
2.3 Het museum als pu'bli'ekstrek,lter en f}u,rrktsnefE'r Vanuit een economisch en toeristisch stimuleren musea de lokale economie, Ze verbeteren het ve~sti~~jngsldirna,at voor werknemers van hoogwélardi~;e hp,nriivf'll en geven status aan de ruimte om hen heen. Musea bevorderen het toerisme en geven daarmee een aan de lokale middenstand, Overheden dan ook relatief te verleiden tot museale nieuw- en maar wel dat het museum in verband daarmee ctllOf'llrlp verwachten explclita.tielasten dekt uit de verwachte Musea worden welenscfwpsbe'oejlenmg, Raad
het Wetenschaps- cn Technologicbcleid, 1999,
Culiuur
de Adviesraad voor
pagina 8
door hun subsidiegevers in toenemende mate
zich op te stellen als
cultureel ondernemer en meer eigen inkomsten te genereren. Bezoekcijfers en eigen inkomsten zijn in die optiek de belangrijkste Een aantal
en op kunst
van succes. musea
partnerschappen met bedrijven en
duurzame
aan te gaan. Een dergelijk
samenwerkingsmodel is echter maar voor mogelijkheden om nog meer
erm
musea
De
inkomsten te genereren zijn beperkt. Musea
vermogen, waardoor ze eigenlijk geen financiële risico's
hebben nauwelijks
kunnen lopen en dus onvoldoende ruimte hebben voor innovatie en experiment. Ze zouden betere culturele ondernemers zijn als ze Hexibeler zouden kunnen worden, vrijer zouden kunnen omgaan met het personeelsgebouw en arbeidskracht vaker extern zouden kunnen inhuren. De mogelijkheden voor de overheid om dit te stimuleren zijn echter beperkt en liggen vooral in de versterking van de ondersteunende infrastructuur. Ontegenzeggelijk opereren verreweg de meeste musea vanuit het publieke domein ook binnen een markt. Maar op de vrijetijdsmarkt is het museum slechts een van de vele aanbieders en krijgt het te maken met sterk toenemende en harde concurrentie. De strijd om de
van de bezoeker
musea hun presentatievormen te
verbeteren en bij de tijd te blijven. Musea
dan ook
meer vermaak te
bieden en steeds krachtiger in te zetten op hun tentoonstellingsprogrammering, met onderwerpen en op moderne en hedendaagse kunst,
nadruk op
omdat die de meeste aandacht genereren. Musea met een
collectie laten
daarom in toenemende mate hun historische collecties onzichtbaar worden. Het gevaar bestaat dat musea op de vrijetijdsmarkt niet alleen het onderspit delven ten opzichte van commerciële attracties, maar ook de legitimering van hun overheidssteun verkleinen. Kwaliteit heeft in de gesubsidieerde sector het primaat. Het is daarom van groot belang de balans tussen de kwaliteit van het aanbod en de kwantiteit van het bezoek Belei(lsslllgf~es1ties voor
de
te bewaken. rii~=s(rverheid:
41
Musea in staat stellen financiële risico's te nemen.
..
Reduceren van fiscale en juridische obstakels.
..
door de ontwikkeling van het mtlseuITlre:glster en het stimuleren van belnc!1mar!onlg
"
Succes van musea niet alleen afmeten aan
en
inkomsten.
2.4 Het museum als collectiebeheerder Collecties vormen traditioneel de basis van alle musea en de zorg daarvoor is een Musea in min of meer vaststaande taak met Nederland in zelf wat ze verzamelen en wat ze ten aanzien van hun selectiebeleid is de bemoeienis van de overheid secundair. Musea hebben de deSKlln(jlg,held daarvoor ook in huis. verwoord in het voor het selecteren ze aan de hand van absolute criteria als "lr",,,,,",I,,,
pagina 9
(type-exemplaren in specifieke collecties), symboolwaarde (voorwerpen met een belangrijke historische betekenis) en schakelwaarde (voorwerpen die belangrijke ontwikkelingsmomenten documenteren) en relatieve criteria als ensemblewaarde, presentatiewaarde en depotwaarde. De wijze waarop een museum betekenis geeft aan kunst en materiële cultuur verandert in de loop der tijd wel. Parallel aan de veranderende samenleving ontwikkelen zich immers de opvattingen over cultureel erfgoed. Iedereen die verzamelt moet daarom van tijd tot tijd zijn collectie
het licht houden. Ook als
gevolg van ad-hoe-beslissingen die in de praktijk onvermijdelijk zijn, kunnen collecties scheef groeien. Overheden
veelal de eigenaren van de collectie - moeten
musea daarom vragen hun collecties periodiek te herijken. Dit is in de museumsector idealiter gekoppeld aan een evenwichtige presentatie van de 'Collectie Nederland'. Vanuit die gedachte kunnen thematisch verwante musea een optimale presentatie van hun gezamenlijke verhaal realiseren, door middel van tijdelijke of structurele uitwisseling van collecties en afstemming van collectiebeleid, onderzoek en programmering. Deze manier van denken heeft ook een internationale component: als onderdeel van de 'Collectie Wereld' moeten musea zich ook afvragen hoe ze hun missie internationaal kunnen uitdragen en met welke buitenlandse instellingen ze kunnen samenwerken. Musea zouden zichzelf kortom
los van de juridische werkelijkheid - minder als eigenaar van hun collectie
moeten zien, en meer als beheerder met een publieke opdracht. Voorbeelden als de huidige samenwerkingsverbanden van het Rijksmuseum
waarin delen van de
collectie een betekenisvolle relatie aangaan met een ander museum - en het sharing
collections-model van het Rijksmuseum voor Volkenkunde geven aan welke inspirerende resultaten deze zienswijze kan hebben. Bewust behouden en beschermen vraagt om het maken van die uiteindelijk ook tot afstoting kunnen leiden. Zoals de Raad al stelde in advies over ertgoed:sel<ectie is een evaluatie van de van de in 2000 door de Museumvereniging Leidraad voor het af5toten van museale objecten. Is er en is de kwaliteit van de collectie A priori wil de Raad niet stellen dat er door musea te veel wordt bewaard of dat er teveel musea Wel moet van musea worden dat ze over (de het voortdurend beheer van hun door het daarvan - in termen van dividend aannemelijk te maken. Niet alleen objecten worden verzameld. 'Immaterieel heeft altijd een rol ges:petold, ook in het beleid van Nederlandse musea, met name in de vorm van contextuele informatie en volkscultuur. Het staat momenteel internationaal sterk in de ook in verband met het thema culturele diversiteit. In niet-westerse culturen materiële cultuur traditioneel vaak een minder rol. Als musea die culturen ~- ook in de context van de he
pagina 10
erfgoed in musea sterk samen met de vernieuwing van de presentatiefunctie en het ontstaan van paramuseale instellingen als Imagine IC. Beleidssuggesties voor de rijksoverheid: Stimuleren van periodieke herijking van de collecties van rijksgesubsidieerde
e
museumcollecties in relatie tot maatschappelijke veranderingen. Stimuleren van intensievere
e
de
van verwante musea met het oog op
van de presentatie van de 'Collectie Nederland'.
e
Stimuleren van internationale uitwisseling van collecties, onder andere door
ti
Evalueren van de werking van de Leidraad voor het aj~toten van museale
e
Stimuleren van het verzamelen en presenteren van immaterieel erfgoed.
volledige
voor de kosten van bruikleenverkeer.
objecten.
3.
De
voor
roerend cultureel erfgoed
lIet voorgaande betoog was gericht beleid
op voorwerpen en collecties in musea. Daarop
om een andere focus dan beleid
archeologische
op monumenten,
archieven en behoud van cultuurvoorwerpen in
Nederland. Museumbeleid over niet over collecties. Vanuit het nrl,çnrpllrt" van het museum beleid is de vraag niet of het rijk bijvoorbeeld verantwoordelijk is voor bijzondere collecties mobiel
of academisch
erfgoed, maar of musea vanuit een maatschappelijk perspectief in voldoende mate aandacht besteden aan onderwerpen als
de geschiedenis van de
mobiliteit en de wetenschlap. Maar omdat dit advies tevens functioneert als het tweede, sectorspecifieke deel van het advies over erfgoedselectie en in de deel
en in de reactie op het eerste
wordt naar de
van het
van nationale
is een
voor nietover de zorg
voor roerend cultureel erfgoed (materiële in het algemeen hier op plaats. De zorg voor archieven en voor onroerend cultureel erfgoed komt in andere, gel!IJktljcjïg met dit advies
adviezen aan de orde.
3. J
Collecties van nationale betekenis
Het
op roerend cultureel
een
is grcltelldt:els
inste"lml~erlbeleilj;
op musea van nationale statuur. De kwaliteit van de collectie is criterium voor van musea, maar zeker niet het De
betekenis van museumcollecties is 8
museum waar ze zich bevinden Het Het
hronsschat
aan het
van het
collecties van nationale Raad voor Cultuur,
I januari 2005, maakt
bijvoorbeeld het dilemma ziehtbaar van de keuze tussen plaatsing in een regionaal museum en een nationaal museum.
pagina 11
betekenis zou een fundamentele van het subsidiestelsel vereisen. Lang niet alle deelcollecties van musea zijn namelijk van nationale betekenis, beheren vele niet-rijksgesubsidieerde musea wel de,gellJk collecties van nationale betekenis. De rijksoverheid streeft er terecht niet naar alle roerende goederen van nationale betekenis in eigendom over te nemen en toe te voegen aan de rijkscollectie, of directe verantwoordelijkheid te nemen voor het beheer daarvan. De aandacht zou daarmee teveel verschuiven van cultuurproductie naar cultuurbezit -- van wat musea 'doen' naar wat ze 'hebben' en dat sluit niet aan bij de belangrijkste waar musea aan het begin van de eenentwintigste eeuw voor staan. Bovendien zou het naar verwachting een enorme bureaucratische rompslomp met zich meeblrengeJll. In het advies over erfgoedselectie heeft de Raad zijn opvattingen over selectie en waardering van cultureel erfgoed 9 De belangrijkste verantwoordelijkheid van het rijk is de samenleving in staat stellen op verantwoorde duurzaam om te gaan met wat zij van waarde vindt, wil koesteren en bewaren voor de toekomst. Specifieke verantwoordelijkheden gelden waar het collecties van rijksgesubsidieerde musea betreft én waar nieuwe aanvullend in kaart moeten worden getJra(:ht, of waar initiële of op zijn IS. De kosten van het collectiebeheer door musea versleuteld in de Daarnaast kan het behoud van openbare collecties in aanmerking komen voor subsidie van de Mondriaan Voor het gaat de niet verder dan anderen in staat te stellen voor hun erfgoed te zorgen door breed te spreiden en het bestaan van is dat bestuurlijke en financiële steunpunten te waarborgen. Het verantwoordelijkheden zo mogelijk worden belegd. Beleids~;ug;gesti'es
voor de rijksoverheid: eilandhaven van het van beleid gericht op musea - niet op collectiesvan nationale statuur. ., Bevorderen van kennis over cultureel en op het gebied van behoud en beheer.
3.2
Aanvullende
voor
roerend prl'çrop{j om extra velrantwoord<~lijkhleid te nemen een tJqmalOe collectie of een bepa;:lld'e omdat deze van nationale betekenis zou en de beheerder de lasten niet meer kan ofwil Soms is incrriinpn n,oo,jz,lkelijlk, waar is van vervalof\lPlrrh.uii:nin:o
naar het buitenland van materiële zaken van eminent anderen de zorg voor dit
9
Het tekort
Cultuur.2()()5.
het
over
tijd hebben op zich genomen. flet
rij!:sVt,rantHy)ordé'Iiji(heid voor eulturee!
Raad voor
pagina 12
begint pas te knellen wanneer perspectieven gaan schuiven, wanneer de samenleving andere accenten leggen. Vaak wordt de oplossing inderhaast gezocht in de voordracht van het betreffende object of de betreffende collectie voor opname op de lijst bij de Wet tot behoud van cu!tuurbezit (Wbc). In het van dreigende verplaatsing naar het buitenland is aankoop door het
dan
(wat echter niet altijd financieel haalbaar is).
Bovendien is er een bescheiden restauratiefonds voor voorwerpen die op de lijst staan. Ook wordt met
regelmaat een beroep gedaan op ondersteuning door het rijk
voor een onderbelichte of 'nieuwe' erfgoedcategorie. Als de rijksoverheid vermoedt dat inderdaad sprake is van veronachtzaamd cultureel erfgoed van nationale betekenis, kan
bij wijze van beleidsvoorbereidende verkenning de (inventarisatie
en) waardestelling ervan faciliteren. Op basis van de uitkomsten daarvan kan zij tijdelijke maatregelen nemen om sectoren, instellingen, particulieren en andere overheden te stimuleren het nodige te doen om het waardevolle erfgoed te beschermen en toegankelijk te maken. Met name onderwerpen die van gezichtsbepalende betekenis zijn voor de cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuwen een omvangrijke materiële nalatenschap bieden (beeldcultuur, vervoer en verkeer, industrialisatie en verstedelijking), maar zich niet goed lenen voor traditionele musealisering, behoeven nieuwe kaders voor verantwoorde omgang, inclusiefwaardestelling, selectie,
behoud en publieke betekenisgeving. Het schetsen van die kaders,
ook als
verkenning, moet de rijksoverheid allereerst aan zijn eigen
kennisinstituut opdragen. De inventarisatie en waardestelling van mobiel erfgoed vanuit dat oogpunt door het Aanvullend rijksbeleid, Instituut Collectie Nederland (fCN) is inmiddels op restauratie en presentatie daarvan, is naar de mening van de Raad niet noodzakelijk, omdat juist op dit terrein het maatschitppel(jke verantwoordelijkheidsgevoel zich op bevredigende wijze manifesteert in het particulier initiatief Een ander blijvend aandachtspunt is dat van academische collecties. De essentie van de problematiek ligt in het transitiekarakter van de collecties: ze worden niet meer gebruikt als studie- of collecties.
maar functioneren ook de
bij de producerende
niet als museale
voor het behoud en beheer ervan meestal de universiteiten. Onverwacht en
onbedoeld kunnen er echter nieuwe waarden ontstaan, waarvoor geen vel'antwIJOl'de@:e voorhanden is. Die verweesdheid kan een waarvoor evenwel een beleidskader ontbreekt. Om te kunnen reageren op verzoeken om geven aan
aanvullende
het rijk kunnen beschikken over een
vergen, en
il1\111111110
voor
moet
waardestellend kader op basis
waarvan de nationale betekenis van de collecties in het kader van de 'Collectie Nederland' kan worden beoordeeld. De tot op heden in zulke "C'Vdl'CII uitgel)racht:e
pagina 13
oordelen van het ICN, de Inspectie Cultuurbezit en de Raad voor Cultuur bieden weliswaar deelkaders, maar wat ontbreekt is een algemeen kader waarin deze ten opzichte van elkaar worden geplaatst en in evenwicht worden gehouden. De criteria en basisnoties die aan dat kader ten grondslag moeten liggen, zijn dan ook nog niet evident. De 'Collectie Nederland' is in kwalitatieve zin geen afgebakend begrip en de veel toegepaste selectiecriteria van het Deltaplan voor het cultuurbehoud zijn niet zonder meer geschikt om ook categorieën te waarderen. Bovendien zal een manier moeten worden gevonden om nieuwe aandachtsgebieden en thema's te onderscheiden en te waarderen, mede ten behoeve van de waardering van 'eigentijds' erfgoed. Daarbij behoort ook gekeken te worden naar wat er op gegeven terreinen in de gezamenlijke museale collecties in Nederland aanwezig is. Een goed uitgangspunt op deelcollectieniveau biedt het recent opgeleverde Museum Inventarisatie Project (MUSlP) van het Landelijk Contact van Museumconsulenten. Er is daarnaast de laatste decennia door het ICN en de Inspectie Cultuurbezit een enorme hoeveelheid kennis over roerend cultureel erfgoed vergaard. Op basis daarvan kan het ICN wellicht vanuit een top down-benadering een 'erfgoedbalans' opstellen - met aandacht voor aard, omvang en conditie van collecties en een algemeen waardestellend kader voor roerend erfgoed ontwerpen. Beleidssuggesties voor de rijksoverheid: • Stimuleren van onderzoek naar de problematiek van het academisch erfgoed. •
..
4.
Het ICN de samenstelling van de rijkscollectie laten herijken en in verband daarmee de criteria en de resultaten van het Deltaplan voor het cultuurbehoud laten evalueren. Het ICN een 'erfgoedbalans' laten opstellen en een generiek waardestellend kader voor roerend erfgoed laten ontwerpen.
De rijksgesubsidieerde musea
Zonder kennis van historie en huidige groep van in het kader van de Cultuurnota
is de samenstelling van de musea moeilijk te
begrijpen. Ten eerste komen niet alleen musea van nationale statuur maar ook museumtaken van nationale betekenis van het rijk) in aanmerking voor structurele in het kader van de Cultuurnota. De desbetreffende musea worden slechts voor activiteiten door het rijk erg groot ondersteund. Ten tweede is het aantal 'nationale musea van ... ' in van de instelling van belang en is de voor Ten derde de van de musea over de verschillende overheden naast atspnlkc~n een rol. Het Museum
oordelen ook bestuurlijke Museum BOIIJnmfls-1/an bIJvo()rbeelid hpl:ln(1Jriik~p musea,
BeunlllE~en en het Gemeentemuseum maar komen niet voor rek:ening van het 'omdat de drie
steden een deel van
pagina 14
de rijkstaak uitvoeren'. aldus de nota Museumbeleid (I Ten vierde is het rijkseigendom van de collectie voor de staatssecretaris soms op zichzelf al een reden om een instelling te subsidiëren. 'ren ressorteren niet alle rijksgesubsidieerde musea onder hetzelfde departement of zelfs onder dezelfde beleidsdirectie van OCW. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vele Defensiemusea. De scheidslijn tussen riilks~;esubsiclielercle musea en andere musea is voor de buitenwereld dus niet altijd duidelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat elke vier jaar meer musea zich aan de Cultuurnota en een subsidieaanvraag indienen. De tijd is gekomen om de rijksverantwoordelijkheid voor specifieke musea opnieuw te verwoorden. 4.1 De rijksverantwoordelijkheid voor specifieke musea De huidige criteria voor rijkssubsidie stammen uit 1985 en staan verwoord in de nota Museumbeleid. Geheel voor rekening van het rijk bleven of kwamen musea: 1. waarvan het verzamelterrein een inhoudelijk gebied of thema van nationale en reikwijdte 2. waarvan de collectie een hoge kwaliteit voor het betreffende terrein rerlre:serltal:ief is en zich niet beperkt tot één stad, of gebied in Nederland; en 3. waarvan de taken registreren, conserveren, restaureren, docUll1entc:relrl, presenteren en informeren op nationaal niveau worden
Sinds de van de rijksmusea midden jaren dit ook de criteria voor subsidiëring van musea in het kader van de Cultuurnota. In de praktijk is één criterium musea die excelleren in de van een bepaalde museumtaak kunnen ook in komen voor subsidie. lo Uit de nota Museumbeleid blijkt dat het streefde naar volledigheid van museale 111 portefeuille. Op basis van een thematische inventarisatie constateerde minister Brinkman dat er onvoldoende aandacht was voor architectuur en fotografie. Het rijk nam het initiatief daarvoor musea op te richten. wordt het initiatief naar de van de Raad terecht veel het vooral een meer aan de aanvullende en stimulerende rol. Hoewel het van het de meest recente gegevens van het is dan dat van de gezamenlijk, worden van de CBS meer dan achthonderd musea in Nederland slechts zo 'n door het rijk beko:,tl}.;d in het kader van de Cultuurnota. De voor verreweg de meeste musea in Nederland bij overheden en bij particulieren
10
Op die titel worden bijvoorbeeld het Wereldmuseum en het Tropenmuseum Junior al meerdere beleidsperiodes in hel kader van de Cul1uurnota gesubsidieerd. In zijn meest reeente advies gebruikte de Cultuurnota vl'rvnl,,,',l'
term 'voorbeeldfunctie': de
sprak in de
pagina 15
(de vele Ook de niet-randstedelijke provincies nemen een aantal belangrijke musea voor hun rekening 11 Centraal in de visie van de Raad staat dat de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid in principe moet bij de waartoe het museum behoort; de die zich betrokken voelt of zou moeten voelen bij het museutn. Het rijk is er dan voor de musea: excellente lTIUSea die niet zijn door een of lokale 12 Maar niet alle excellente musea behoeven tot de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid te worden Het is gerechtvaardigd dat grote steden en provincies hun verantwoordelijkheid behouden en wellicht bekrachtigen op basis van hun museumbeleid. Voor een exercitie als in 1985 toen de verantwoordelijkheden voor culturele instellingen op relatief grote schaal tussen verschillende overheden werden 'uitgeruild' is nu onvoldoende aanleiding en onvoldoende ruimte. De voorstanders van een nieuwe uitruil denken vooral in opwaartse van gemeente en - maar - economisch provincie naar rijk. Daar is een eigenbelang niet vreemd aan, waar de Raad juist constateert dat het voor het wel en wee van verreweg de meeste musea beter is wanneer de bestuurlijke en financiële VP'r:lMlkprinu zo ' mogelijk Het effect van de substantiële 0flsarlis,üorislche en financiële inspanning die zo 'n is bovendien niet te rechtvaardigen andere waarvoor de Raad pleit. De Raad concludeert dat de criteria voor zouden kunnen worden heroverwogen op basis van het dat de verantwoordelijkheid van het rijk complementair is aan die van de andere overheden en particulieren. Naast de en de kwaliteit van de collectie en de reikwijdte van het cultuurproductie, horen dan ook maatschappelijke betrokkenheid en bestuurlijke verhclUdlin:ê.er een belangrijke rol te spelen bij de invulling van de rijksverantwoordelijkheid voor specifieke musea. Bovendien moet naar de van de Raad binnen het museumbeleid van het rijk maximale ruimte worden voor de van een excellente vorm van museumtaken die wegens haar innovatieve karakter nationaal een voorbeeldfunctie heeft voor andere musea. Juist zo kan het rijk interessante nieuwe ontwikkelingen ~ ook in niet-traditionele musea stimuleren en invulling geven aan voor het Nederlandse II
Voor kwantitatieve
seetoranalyse Musea in het Vooradvies 2005-200& Cultuur,
ooit (2003) en de 'kerngegevens musea' van het CBS,
12
Volgens
de meest recente cijfers (2003) telt Nederland 828 musea. De
aan musea bedraagt
168 miljoen euro per jaar die van gemeentes en
115 en 22 miljoen.
De door het rijk zei f namens de hele Nederlandse gemeenschap gestichte of overgenomen musea zijn sinds hun verzelfstandiging
meer op zichzelf aangewezen. Waar voorheen
'natuurlijke' vriendenverenigingen, sponsorslfounders en andere stake holders ontbraken, moeten de voormalige rijksmusea zich grote inspanningen getroosten dit maatschappelijk rlnnovb;k
le verkrijgen.
distantie die mel die onverhoopt
betrekkelijke
verzei fstandiging bereikt.
is
keerzijde van
bestuurlijke
en de prijs voor de beleidsmatige alstand
pagina 16
museumbestel. In de huidige Cultuurnota worden op deze basis bijvoorbeeld activiteiten van Museum Jan Cunen, het Wereldmuseum en het Rembrandthuis gesubsidieerd. De voormalige rijksmusea hebben een bijzondere plaats in het bestel. Als grootste en oudste erfgoedinstellingen, met veelal de rijkste collecties en de beste voorzieningen, horen ze zowel voorbeeldig te innoveren als in staat te zijn aanvullend op te treden waar de rijksoverheid elders in het wijde museumveld lacunes aanmerkt. Van de voormalige rijksmusea mag kortom verwacht worden dat ze hun museumtaken op excellent niveau uitvoeren en dat ze een voorbeeldwerking hebben voor andere musea. Noblesse oblige. In het advies voor de Cultuurnota 2005-2008 Spiegel van de cultuur heeft de Raad al aangegeven welke musea naar
mening niet structureel thuishoren in de
Cultuurnota. Dat betreft Rijksmuseum Twenthe, het Nationaal Rijtuigmuseum, het Bijbels Museum, het Bijbels Openluchtmuseum, het Tropenmuseum Junior, Huis Doorn, Jachthuis Sint Hubertus, Kastelenstichting Holland en Zeeland en Museum de Gevangenpoort. De Raad meent dat zijn argumenten daarvoor onverkort van kracht
gebleven. De onderbouwing van de afwijkende besluiten door de
staatssecretaris in de Cultuurnota 2005-2008 overtuigt hem niet, en de hiervoor gepresenteerde visie op de rijksverantwoordelijkheid voor musea is niet alleen geheel in lijn met de eerdere adviezen, maar versterkt deze zelfs nog. Beleidssuggesties voor de rijksoverheid: '" e
aan de eomplementaire verantwoordelijkheid van het rijk. Maximale ruimte scheppen voor de 'excellente' uitvoering van bepaalde museumtaken.
4.2
De beoordelings- en bekostigingssvstematiek
Een complicerende factor bij het definiëren van de rijksverantwoordelijkheid voor de musea is dat het rijk eigenaar is van een belangrijk deel van het door de \!n"rnn;lli"p
rll!(SnnW;ea beheerde
gedachten: het
als
Het beleid hinkt daarom soms op twee
en het rijk als subsidiënt. Zo
Rijtuigmuseum in het kader van de
het Nationaal
Cultuurnota alleen subsidie omdat het
een deel van de rijkscollectie beheert. Ook andere betreffende musea beschouwen hun relatie met de overheid soms als die tussen menen alleen op
daarvan al
en
en
te kunnen maken op subsidie.
basis
van deze visie zou een tweede subsidiestroom kunnen ontstaan, die de helderheid van de voormalige
De relatie tussen het kan naar de
gelce!l!sclletst als die tussen hun functioneren moet geen deel van de
beheren
en de
van de Raad dan ook beter worden in de
en status worden mogen extra
van
aan musea die een worden
pagina 17
De Raad hecht aan een periodieke integrale beoordeling van alle musea die in aanmerking wensen te komen voor rijkssubsidie. Individuele plannen en prestaties van verschillende musea worden altijd in relatie tot elkaar beoordeeld. Aan de hand van het
en het voorgenomen beleid wordt getoetst of de musea gezien hun
collectie, hun profiel en hun positie in de museumsector
presteren. Deze
beoordeling kan plaatsvinden op basis van de beleidsplannen van de betreffende musea, maar vanuit de Raad
ook op basis van monitoring.
Waar het rijk eigenaar is van gebouwen collectie, is het juridisch echter onmogelijk een subsidie direct na een negatief raadsadvies te beëindigen. De onderliggende beheersovereenkomsten kunnen namelijk op zijn vroegst vier jaar na een negatief advies worden
In de praktijk is de bekostigingstermijn voor de
voormalige rijksmusea dus minstens acht jaar. Het uitsluitend subsidiëren van collectiebeheer, zonder openstelling van het museum, is immers niet wenselijk. 13 In de bekostiging moet het rijk daar rekening mee houden. Feitelijk ligt niet alleen de bekostiging van de instandhouding van de rijkscollectie en de rijksgebouwen, maar de bekostiging van alle basistaken voor een periode van minstens acht jaar vast. De ervaring heeft wel geleerd dat het alles behalve eenvoudig is om op voor alle partijen bevredigende zou moeten
vast te stellen hoe hoog de 'basissubsidie' per museum
Naar
zal de herziening van de cultuurnotasystematiek
meer duidelijkheid scheppen. Rest de vraag hoe het
wenst om te gaan met musea die al voor de
velrzelfstarldi:ginlg van de rijksmusea geheel voor zijn rekening kwamen, maar geen rijkscollectie beheren. Deze zouden naar de mening van de Raad op een lijn moeten worden
met de voormalige rijksmusea. Ook voor deze musea geldt dat na
een negatief Cultuurnota-advies - als de staatssecretaris dat overneemt
de subsidie
niet plotsklaps kan worden beëindigd. Zelfs als een museum zou worden overgedragen aan een andere overheid of als de collectie zou worden overgedragen aan een ander museum, zou dat naar verwachting substantiële kosten - tot en met pel"m,mente overdracht van budget Daarnaast
met zich meeblrengelo.
er de musea die
worden voor de excellente uitvoering
van een bepaalde museumtaak of ten behoeve van een door de staatssecretaris bepaalde beleidsprioriteit Voor deze vier
ter discussie en moet
staat de subsidie wel degelijk elke mogelijk
maken voor
zeer ten
groep wordt subsidiestroom aandeel voor de
II
14
teneinde ruim baan te
in een aparte ~
nu
minder dan één kan worden
Het
komen als deze van deze
van het totale Cultuumotadoor een vast
of
Advies i'vluseaal beleidskader. Raad voor Cultuur. 2003. Het totaal van de eultuurnotasubsidies 200S-2008 voor musea die op deze titel gesubsidieerd worden - Museum Jan Cunen, Museum het Rembrandthuis, het Wereldmuseum, het Tropenmuseum Junior, het Bijbels Museum en het Bijbels Openluchtmuseum - bedraagt ongeveer 0,8 procent van het totale museumbudget
pagina 18
pe:rcent,lge hiervoor te reserveren, dat bovendien substantieel
dan het
binnen de musea wordt pevormd door de 'o~)enlgeste!de monumenten' Zelfs als wordt met de belJerkte van deze voldoen alleen het Muiderslot museale en Slot Loevestein aan de criteria voor van musea, In de slechts van de het nil<se:ig(:nclorn. Voor deze zou een beleidskader moeten worden gelere:ëerd. Ook de van het behoud van ensembles van roerend en onroerend verdient daarin een Waar zou een inflOl"deilJk salrne:nvverkillg~;ve:rbandmet een museum of eulturele instell kunnen worden tussen Museum de G(~v(l11g:enp(J'ort en de musea rond het tussen Huis Doorn en Paleis Het Loo en tussen Jachthuis Sint Hubertus en het Kröller-Müller Ook de overdracht van de kan een reële deel Tenslotte is er nog het dat niet alle musea ressorteren onder de van het ministerie van en daarbinnen ook niet onder musea zouden echter binnen dezelfde beieidsdirectie I6 Alle dezelfde moeten worden beoordeeld en moeten worden cultuurpolitieke en immers nauw samen. Andere ministeries zouden in ieder museumbeleid van het rijk moeten het in de Cultuurnota betrekken de van hun musea. De Raad is desgewenst graag bereid over deze musea, advies uit te Een
{'",rPOAr;P
BeleilJssugi;esties voor de nil:çA\!prhf';rl' Handhaven van mtegr'ate beoo!rde lillig van alle musea die in aal'lmerkinQ wensen te komen voor rij kS5iubsidi ie, '"noic";,,,' financiële zekerheid sclhqJpt;1l voor alle musea die voor rek:ening van het komen, )clI"lF';Jrr\mino in de sulbsidie'rirlg van excellente "it"npr,no van museumtaken mClgelijk maken. Een substantieel deel van het Ituunnoltab,udget reserveren voor excellente uitvoering van museumtaken, aLèOlldé:rlllk beleidskader voor monumenten. rijl<sg~esub:,idieerde musea binnen hetzelfde kader. Beoordelen
15
16
pagina 19
4.3 De relatie tussen het en musea De relatie tussen het en musea is niet zo afstandel als bij de verzelfstarldiginlg in de van de eeuw werd verwacht Wel musea voor de Cultuurnota meer dan ooit vrij koers te
U"I."""'!' De staatssecretaris heeft in haar
2005geen VISie en op basis van ge,dal:hte dat niet alle musea over kam kunnen worden en dat op basis van hun kracht moeten handelen. De musea hebben deze kans in hun werden maar al te beleidslJlannen niet ten volle gegrepen. Missie en vaak als varianten op de internationale museumdefinitie en nieuw beleid werd meestal van een van de subsidie. dan zullen ze zich meer Als musea willen worden beoordeeld op hun dan voorheen bewust moeten van de die ze innemen ten van andere musea en andere culturele actoren, en hun moeten aa'lls(;hc:rpen. museumtype en het ;r",tUrf'<J voeren musea allemaal dezelfde taken uil. Maar waar het om spc;cllilciltle van de om keuzes waarmee het museum zich onderscheidt van andere musea en culturele Wat wil het museum vertellen of bereiken') Is het museum daartoe een instrument') Welke activiteiten het voor welke en hoe worden die sarnelnwer!cings ',erba:lld,:n moet het Niet elk museum schoolklassen ontvangen, aan te materiële collectie te hebben. Musea zullen elk vanuit hun te moeten zoeken naar om hun versterken. Musea als streven naar een zo groot en breed mogelijk en dus verschillende bedienen. Individuele musea behoren op basis van hun daaraan naar vermogen Musea in het verleden met eisen van de overheid. Ze kunnen niet én steeds intensiever samenwerken én elkaar steeds sterker en het beconcurreren. In wezen sluiten het toeristisch-economisch malat,;chappeIIUk-eljU(;atiefper'spl:ctiefelkaar in mate uit. Musea met een dat vooral IS op aan klanten in de kunnen door de overheid vanuit toeristisch-economisch worden benaderd, trekken de meeste bezoekers en de media-aandacht en stimuleren de lokale economie. Deze musea kunnen relatief de meeste inkomsten genereren, en voor de hand. Musea met een dat vooral op educatie 11mctioneren als instrumenten cultuuroverdracht en als kennismakelaars. zouden ge:stilllule,;rd kunnen worden het binnen moet het hetzelfde kennisdomein en dus houden met het Het sv,;tei:m pn:stiltic:-irldicaton:n en kritische suc:ce,;ta:::toren verdient 1I{'I'1iin;",0
pagina 20
Musea
in het
niet het
beleidsdoelstelling te worden
denkbare instrument om een bepaalde
en kunnen ook niet alle op dezelfde wijze
Maar als ze zichzelf onvoldoende of onrealistisch profileren, zal het
rijk in
met de musea toch meer inhoudelijk moeten sturen in de
prestatieafspraken bij de subsidiebeschikkingen. Als het er op aankomt, kan het rijk zelfs zijn collecties realloceren of musea dwingen tot samenwerking of fusie. Ook het
aanbesteden van beheer en exploitatie van rijkscollecties is in dat
geval een optie: alle musea mogen inschrijven op het beheer en de presentatie van deelcollecties, en het museum met de beste plannen wint. Beleidssuggesties voor de rijksoverheid: ..
Musea stimuleren hun profiel aan te scherpen, mede op basis van hun positie in
..
In de beleidsuitvoering en de verantwoording rekening houden met de
*
Bewaken van de verscheidenheid in activiteiten en in publieksbereik van
het beste!. verschillende profielen van musea. rijksgesubsidieerde musea.
5.
Conclusie
In een vitaal museumbestel geven musea duurzaam betekenis aan collecties, in een voortdurende
met de samenleving, Musea maken de
ontstaansgeschiedenis en de continuïteit van een samenleving zichtbaar, vanuit een historisch en plaatselijk perspectief Zo leveren ze een bijdrage aan cultuuroverdracht en de verspreiding van kennis, en zijn ze tevens cultuurvormers 'generators of culture'. Dat is kort gezegd het bestaansrecht van musea en de reden dat overheidssubsidie
is.
In zijn museumbeleid kan het rijk musea op verschillende manieren stimuleren hun banden met de velmi(~U\vin!g van
te
en te
onder andere door
de publieksfunctie krachtig te
door open te staan voor
paramuseale ontwikkelingen en - blijvend actueel
door nieuwe manieren te zoeken
om de culturele diversiteit van Nederland te reflecteren. Daarnaast is de ondel'lIrlge S<Jrnf'llWi'rkilW van musea en de
met andere malatE;chappellijk:e
organisaties binnen hetzelfde kennisdomein een belei<jso'nt1Ni~(ke:linlg
moet het
wel
houden met een breed scala van
mllseulllprofielE:n en streven naar een De
van
opgave om hun
musea elk op hun Het is niet
aandachtspunt. In op heden en verleden. te versterken zullen
moeten invullen. de
ve]ran.twoordE:lijkhl~id
op zich neemt voor alle
musea van nationale statuur. Naast de reilkwiidj'e van het aaJ1dcichtsgebied en de kwaliteit van de collectie en de cultUlupro
II'VUIIII'"
van
pagina 21
de verantwoordelijkheid voor specifieke musea. Particulieren, gemeentes en provincies nemen samen verreweg de meeste musea voor hun rekening, en de Raad constateert dat musea daar vanuit het oogpunt van maatschappelijke inbedding alleen maar bij gebaat zijn. Het rijk is er voor de 'buitengewone' musea die niet zijn toegeëigend door een regionale of lokale gemeenschap en voor de ondersteuning van excellente uitvoering van bepaalde museumtaken en beleidsprioriteiten. In dit advies heeft de Raad een groot aantal beleidssuggesties gedaan. Ter afsluiting benoemt hij hier nogmaals de in zijn optiek belangrijkste punten:
Bestuurlijke logheid De starheid in de bekostiging van de rijksgesubsidieerde musea kan het rijk tegengaan door voorbereidingen te treffen voor het niet langer in het kader van de Cultuurnota subsidiëren van het negental dat op kwalitatief-inhoudelijke gronden door de Raad in zijn advies voor de Cultuurnota 2005-2008 als onder de maat is beoordeeld. (&
Gebrek aan vernieuwing Het door de Raad geconstateerde gebrek aan vernieuwing - nodig om maatschappelijke veranderingen adequaat te reflecteren - bij de hem periodiek ter
(&
beoordeling voorgelegde musea, kan worden tegengegaan door binnen het cultuurnotabudget structureel ruimte te creëren voor (paramuseale) vernieuwing, experiment en excellente uitvoering van museumtaken. Daarop kunnen alle musea, ook de voormalige rijksmusea, een beroep doen.
Isolement De Raad pleit voor het stimuleren - premiërend ofin subsidievoorwaarden - van (&
een veel sterkere internationale en multiculturele oriëntatie van musea, in termen van grensoverschrijdende projecten, allianties en het delen van collecties, Musea moeten zich ontwikkelen tot
die
zijn
ingebed in nationale en internationale, maatschappelijke en professionele structuren.
Collecties van nationale betekenis Naast de voor de collecties van de musea is de rijksverantwoordelijkheid voor het roerend cultureel vooral aanvullend, op het en verantwoord omgaan met wat gelrneen,;chap:pen van waarde vinden en wi llen bewaren voor de toekomst. Het is gewenst noch realistisch te streven naar directe rijksverantwoordelijkheid voor alle collecties van nationale betekenis. (&
Herii,kin'Ç1 museumcollecties
bezit en de beheerskosten worden door de ge<jraj:;en zich echter teveel als particuliere eigenaren
pagina 22
en te
als rentmeesters. Het is van essentieel nprinri;p!< putdiel(elijk vl:::ralrltVv'oOlrdilrg afte
dat overheden musea over hun coliectJebl:::leld, om aan te geven wat waarom beW3!relrL verwerven of afstoten. Als musea in geibre:ke moet dat cOll1se:quent:ies hebben. @
Nieuwe erJ'/{oeäcateF:,;orieÉin
De en daarmee verandert ook de invulling van het cultureel Musea moeten dat- met een zekere ve!rtnrglng we,;;rs~Jieg:elen, m hun orf~anisaties, in hun collecties en in hun m3!at~;chappelilk opereren. Ze moeten blJvO()lbeel.d oog hebben voor het toenemende van immaterieel Om nieuVve onderscheiden en collecties tot leven te wekken hebben musea en overheden behoefte aan een instrument als een en een waardestellend kader. "Hier een belangrijke taak voor het rCN @I
Museale ke,11nisiJ1jÎ"asl'ructlwr
In de strijd om het museale bestaan is de kennis over de collectie en haar context vaak het kind van de Ook de van de traditionele academische is een nieuw elan van inhoudelijke op het van materiële cultuur De omgang met het delen daarvan met en met het brede jJUUII'''''", het aangaan van allianties met andere ~. met getJrullkrrmkmg van het hele arsenaal dat eCultuur biedt dat alles te hebben. Het rijk moet dat behoort in de Nederlandse musea de door nieuwe nieuwe stimrl!elringslreg:eliing:en velrbind!ing.en te tussen het
De
van 'de markt'
dat voldoen aan de eisen van de Het onf,.edifIE~rerllieerd van alle Musea moeten een realistische vrijetijdsm,arl
ij 1
e
Adviesaanvraag
Rood voor Cultuur Postbus 61243 2506 AE Den Haag
Den Hoon
Ons kenmerk
DCE/05/640?
Onderwerp
adviesaanvraag museale strategie
Geachte Raad,
"Het rijk [heeft] de taak een museaal aanbod van hoge kwaliteit te garanderen. Dit aanbod betreft musea waarvan het verzamelterrein een inhoudelijk gebied of thema van nationale reikwijdte bestrijkt; waarvan de collectie een hoge kwaliteit bezit, voor het betreffende terrein representatief is en zich geografisch niet beperkt tot één stad, regio of gebied in Nederland: waarvan de taken [
op nationaal
niveau worden uitgeoefend." in 1985 (nota 'Museumbeleid', ministerie van WVC) vormen na twintig jaar
Deze criteria,
nog steeds de fundering van de
bsidie aan musea. Inmiddels zijn de voorrnol
heeft de Minstens
hölnn,,,,n1k
intrede
als
as~)ecten
en qe'scrlle jel:îls " wordt qel=oflstcJteerd dat afneemt Het
\!Cirdcek'cn
YCllll"!C "",rcl"tc
somenstelling von diÇJitoal aan, worden tussen global
in
ook
van de notiona bevolking op
rnaotschClDDel ij ke
n op de rol itieke tlel,onqs'tel iilnil, de context van museale voorwerpen
nis
oorsprong van het instituut museum, lij
debatten en publ,,-"ull,-"J,
verondert. M
en drogen andere overheden in
von beleid en bestuur acht ik de
qelNeest en nog zullen
ontwi kkeli ngen
usea
\fon de musea
daarmee von het
dot
bieden in
voorwerpen te bewmen én
gaan behoren.
tnç,nr_',mc'r\f'lq
hplplI.lnn
ook
te reoliseren, en zouden 'klem zitten'
lokolÎ':;ering
T +31-70-4123456 F +31,70-4123450 W www.minocw.nl
blad 2/4
0 N DER
n :l
S
M
l T UUR N :3 ! :3 M
S C HAP
Ook in 1985 waren musea al niet meer de Toch
er olie reden om
mate
over de
instituten wao ruit ze ooit ontstonden. In het veld zelf wordt in toenemende
nu het museale bestel te van musea
de vele debatten en
Selectie van
actueel thema. het raakt niet alleen de collecties van bestaande musea kscol
, maar ook collecties van immaterieel
ben bovendien
, mobiel
de
en academisch
het licht te houden, en daarin ng van musea een
beoordeling en
IAlnnrt'>nr1pr
de
odnr.c,rj
Ik
de
rol Ook de Rood voor Cultuur
onder
meer in het Vooradvies en bij de Cultuurnota 2005-2008 ol eerder aan op een 'museale besteldiscussie',
en
tussen
een
belangrijk onderdeel vormde. In uw werkprogramma 2005 kondigt u een advies aan over het museale bestel met als inzet een herijking, bedoeld om 'museale groei, bloei en maatschappelijke verankering en vernieuwing voor de komende twintig jaar vraag ik u in het kader van
k te maken.' Dot doel onderschrijf ik, en daarom
beleidsvoorbereiding nu om advies.
De komende periode wil ik het museale bestel tegen het licht houden. Doel van deze herijking is een van beleidsinstrumenten. dat post bij een helder i ltcIIP,'nrl1 IA ,'"n rn,,, I i il
no,-iot,n,ocH'do
voor het museale bestel. Ik onderscheid twee trajecten waarlangs ik dat wil
bereiken'
een analyse van knelpunten in het huidige stelsel. anderzijds een inhoudelijke visie
op de rol en
van musea
Aan dat laatste hecht ik veel waarde. De prE;sent(~re'n
van ons
van de overheid bij het bewaren en
kan alleen helder worden verwoord als er consensus bestaat over de
leqltlf-nennq van het instituut museum in de
wil ik
brede definitie van het museale bestel. niet alleen de
musea of de rijkscollectie.
maar ook de rol en functie von andere musea. Bovendien tot musea in klassieke zin
met
nieuwe vormen van collecties. En beste kan worden
de discussie zich wat mij betreft niet
en publieksfu
Uiteindel
maar ook tot nieuwe collecties en
moet een
vroag met welke doelen de overheid (in het
van de
visie leiden tot het antwoord op de
de rij
geld steekt in musea en
de vraag hoe het stelsel moet zijn vormgegeven en welk instrumentarium het om die doelen te bereiken.
Van de Raad vraag ik in dit stadium op twee onderdelen advies. op de
Allereerst hoor ik graag uw maatscha pp,ell i ke leiden tot vera nriç'ci rlll
van musea in de toekomst Wel
van invloed op de musea en in hoeverre moeten die invloeden ,mLn"r',c
U
de
mering van het museum kan of
moet een museum vervullen mogen
welke
niet? Wie
don verwachten? Met name de invull
Raad vragen om bij deze beschouwing breder te
bezoekers
van de
ieksfunctie acht ik von
dan alleen
musea en wat Ik wil de
museum in klassieke zin.
blad 3/4
0 N DER
n
S
M
l T UU R N ::I 1 ::I M S C HAP
Om deze visie aan te scherpen onderscheid ik hier drie thema's waarop u zich kunt richten: keuzes maken Van musea wordt veel gevraagd. Een collectie cultureel om
beheren, verschillende
rl",c,j"r"t:;,)C,n n,"{1"On~'n
combineren met het bewijzen van
overleven, nodig dot alle musea aan alle eisen voldoen? Of
differentiatie
waarbij musea zich kunnen
ke relevantie. Is het. het denkbaar dot er een
en dus ook 'nee' kunnen zeggen tegen
een vraag. Hoe ziet de rood een dergelijke gedifferentieerd museumveld voor zich en wat 'nieuwe' museumvormen daarin? Wat is de link met de rijksverontwoordelijkheid (zie
de rol van
"n,lnr\?
kritische functie Oot een museum een interface is, waar aan de hand van een collectie een verhaal wordt verteld lijkt rJlaar in de roep om historisch
nationale identiteit en kritische reflectie op
heden en verleden wordt ook steeds meer verwacht van de musea. Een dergelijke maatschappelijkeducatieve taak is niet nieuw, maar hoe moet deze functie in het huidige tijdsgewricht zich verder ontwikkelen? Hoe ziet de raad de rol van de musea (of van specifieke musea) in de discussie over geschiedenis en identiteit? Welke vormen van samenwerking en presentatie kunnen daarbij een rol
collecties Collecties van musea
n een relatief 'vaststaand' gegeven zeker waar het rijkseigendom betreft. Oe
'Collectie Nederland'
echter een verzamelnaam voor een diffuus geheel In het
selectiebeleid is de vraag of daar steeds
van het
is van 'nationale betekenis' en hoe we dat definiëren. Ik
wil u vragen uw odvies over
voor de musea
hier nader te
Is het noodzakelijk dat veel musea 'alles' in collectie hebben? Hoe denkt de road over collectieprofielen , en hoe staan die in relatie tot nieuwe typen collecties? Ziet de rood
(bijvoorbeeld per
ij kheden voor herselectie en afstoti ng? U
nde van de door uzelf
geven waar in musea zelf
van musea wil ik
opinie de verantwoordel
Raad
n maar ook andere colleç:tie-eioenalren, andere overheden en
Ik wil u vragen in dot licht ook te
naar
beleidsnota's 'Naar een nieuw museumbeleid'
vragen aan te
van de overheid ligt en waar anderen (dot kunnen de verantwoordel
zoals
nisterie van CRM,
aan
n.
leerd in de beide 'Museumbeleid'
nisterie van In
fase van beleidsantwikkel
prilncllpiële u instrumentarium om de het hu
verwacht ik van de raad
In
van dit
over wil ik
ntwoordelijkheid vorm te geven Waar dat
betreft van
stelsel zal ik de raad vragen mij te adviseren over concrete beleidsvoornemens. Ik verwacht
die adviesaanvraag
n 2006 te kunnen
VO()rIE~ggen.
blad 4/4
0 N
D
R
n S A L T UUR N :3 ! :3 M
S C HAP
U adviseert mij de komende maanden ook over een aantal andere onderwerpen die nauw gerelateerd n aan het museale beleid: de ondersteuningsstructuur. erfgoedselectie en de herijking cultuurnotosystematiek. Ik zie daarbij de volgende verbanden en wil u vragen daar rekening mee te houden in uw advisering: * Uw advies over de ondersteuningsstructuur is in januari verschenen U doet daarin al enkele ,itcnn,lu,n
die vooruit lopen op uw visie op het museale bestel. Ik wil u vragen de voor mijn nu gestelde
vragen relevante onderdelen uit dit advies kort te herhalen in het
* In het kader van
buigt de raad zich over de
rijksverantwoordelijkheid voor het
dan wel ernaar te en de specifieke
. en binnen die laatste ook over de duiding van en
differentiatie binnen de term nationale betekenis.
het selectieadvies eerder
is wil ik
u vragen in uw museumadvies nader in te gaan op zowel de rijksverantwoordelijkheid als het begrip nationale betekenis. maar don specifiek voor museale collecties en musea.
* In welke vorm en op welk moment de Raad zal adviseren over de herijking cultuurnotasystematiek staat nu nog niet vost. Mijn voornemen is om in opril een contourennota uit te brengen die dient als basis voor het debat over dit onderwerp. Alleen voor het onderwerp 'rijksverantwoordelijkheid voor musea' is de inhoud van die contourennota mogelijk relevant. Wanneer dat het geval is kan de Raad door in zijn museumadvies noor verwijzen. Gezien de planning van de beleidsvoorbereiding wil ik u vragen dit eerste museumadvies vóór 1 juli
2005 uit te brengen.
De staatssecretaris van Onderwijs. Cultuur en \Ah,t""n<::r,hnln
l.él··,eeJ.
C. van der Laan)