Een visie op verkeerskunde en de consequenties voor het mobiliteitsonderwijs in Nederland: een stip aan de horizon
Mike Bérénos (AVB Onderwijs&Mobiliteit)
Samenvatting Veel gaat goed in het vakgebied dat nu toe luistert naar de naam verkeerskunde. Als je echter een aantal publicaties en artikelen die in de afgelopen 10 jaren zijn verschenen beziet, dan moeten er hier en daar nog dingen aangescherpt worden. Het moet beter met het imago van dit vakgebied, met de instroom naar onderwijsinstellingen die opleiden tot ‘verkeerskundige’ en met de aansluiting met de praktijk. Ook ontbreekt het aan een breed gedragen en operationeel gemaakte visie op dit vakgebied. Dit paper draagt een visie aan, gebaseerd op wat de rol van transport en mobiliteit in de samenleving is. Op basis van zo’n visie is met name gekeken naar wat in het onderwijs dan de urgente zaken moeten zijn. Deze visie leidt tot een van de stippen, misschien wel de belangrijkste, op de horizon. Immers, als je dingen structureel wilt veranderen moet je op de eerste plaats bij het onderwijs zijn. Goed beschouwd komt het neer op een meer gerichte duurzame samenwerking tussen onderwijsinstellingen die iets met dit vakgebied te maken hebben. Samenwerking horizontaal tussen onderwijsinstellingen van hetzelfde niveau, samenwerking vertikaal tussen onderwijsinstellingen van verschillend niveau en natuurlijk ook samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het werkveld. Misschien moet er wel een commissie in het leven geroepen worden die hiervoor staat. Of wellicht, nog beter, een vakvereniging waarin een onderwijsafdeling deze urgente zaken behartigt. Trefwoorden Mobiliteitsonderwijs
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
1. inleiding Eén van de bedoelingen van het eerste vakdebat, gehouden dd 12 maart 2013, over het vakgebied dat nog steeds luistert naar de naam verkeerskunde was het vinden van een stip op de horizon. Dat is er eigenlijk niet van gekomen. Eén van de opmerkingen uit de na-enquête van dit vakdebat was: “We neuzelen maar door met verkeerskundige slimmigheden zonder ons bezig te houden met de vraag waar we in ons land met de mobiliteit naar toe gaan”. De roep om een stip op de horizon. In de afgelopen 10 jaren zijn er enkele markante artikelen en publicaties verschenen over en rondom het bestaan van het vakgebied verkeerskunde (literatuur 1, 3, 5). Dat daarbij het onderwijs een belangrijk doelwit was moge duidelijk zijn. Dwars door alle publicaties is toch wel een lijn in de conclusies te ontdekken, alles gemiddeld gezien. Onder meer zijn te noemen, veel te weinig instroom bij onderwijsinstellingen, het aanbod loopt achter bij de vraag naar verkeerskundigen, inhoudelijke afstemming op de praktijk is niet helemaal naar wens, ook het niveau laat hier en daar te wensen over, en er bestaat beslist een slecht imago naar middelbare scholieren (potentiële studenten) toe. Ook de studie “Is de naam verkeerskunde geschikt?” (literatuur 4) laat dingen zien waarvan we zeggen, het loopt hier en daar nog niet echt soepel met het vakgebied. Zie ook literatuur 2. Op vele plaatsen en gebieden gaat het goed, maar er is toch behoefte aan aanscherping en gerichter regelen van een en ander. Eén van de conclusies van het eerste vakdebat over het vakgebied is dat er wellicht behoefte is aan een eigen vakvereniging. Deze behoefte komt mijns inziens niet helemaal uit de lucht vallen. Het blijkt toch dat iedereen binnen het brede vakgebied doet wat hem/haar goed lijkt. Dat is prima, maar er is niemand die, Nederland-breed gezien, het geheel in de gaten houdt, coördineert, richting geeft en op basis van een visie impulsen genereert en stimuleert. Met als gevolg bovenstaande opsomming van dingen die nog niet helemaal goed gaan. Een gezamenlijk gedragen en op de problematiek toegesneden vakvereniging, waarin ook het onderwijs zit, zou hierin wat verbeteringen kunnen brengen. Visie, missie en doelstellingen zijn daarbij belangrijke punten. Het ontbreken van een breed gedragen visie is een van de oorzaken van het moeilijk vinden van een stip op de horizon. Dit paper doet een voorzet voor een visie. Een visie die gebaseerd is op de rol die transport en mobiliteit in de samenleving spelen, en wat laat zien van een mogelijke stip op de horizon, in ieder geval voor wat betreft het mobiliteitsonderwijs. Hoofdstuk 2 laat deze visie zien, en in hoofdstuk 3 staan de (mogelijke) consequenties voor het mobiliteitsonderwijs. In hoofdstuk 4 worden enige conclusies getrokken.
2. Een visie op het vakgebied In het hieronder omkaderde wordt de essentie van de visie weergegeven. Over de hele wereld en ook in Nederland wonen mensen op bepaalde plekken. Deze mensen willen welvaart en welzijn om gelukkig te zijn. Mensen leven niet geïsoleerd, maar willen, en soms ook moeten, met elkaar communiceren, en verrichten daartoe allerlei activiteiten, bijvoorbeeld winkelen, bezoeken, werk; veelal ruimtelijk gescheiden. Het verrichten van activiteiten is dus een essentiële bezigheid voor het functioneren van de maatschappij. Waar mensen wonen en werken en elkaar bezoeken of gaan winkelen, werken wordt gefaciliteerd door het verkeers- en vervoerssysteem; eigenlijk breder: het communicatief systeem. Dit systeem levert een bepaalde bereikbaarheid van bestemmingen op, maar ook wat je ontplooiingsmogelijkheden vanuit het wonen zou kunnen noemen. Vanuit de activiteiten komen verplaatsingen (vervoer) voort; zou je ook wel mobiliteit kunnen noemen. Zowel personenmobiliteit als goederenvervoer komt dan aan de orde. Dat kan fysieke mobiliteit zijn, maar kan ook digitale mobiliteit zijn. Aan verplaatsingen zitten altijd een herkomst en een bestemming vast. Het verkeers- en vervoerssysteem
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
c.q. het communicatief systeem levert de bereikbaarheid respectievelijk de ontplooiingsmogelijkheden. Verplaatsingen kunnen op verschillende manieren plaatsvinden: te voet, fiets, bus, vrachtauto, maar ook (digitale verplaatsingen) per telefoon en andere digitale communicatiemiddelen. Als fysieke mobiliteit/verplaatsingen per type vervoerwijze over de daartoe geëigende infrastructuur plaatsvinden, zien we het verschijnsel dat we verkeer noemen. Dit verkeer beïnvloedt ook weer de bereikbaarheid en de ontplooiingsmogelijkheden, waardoor ook de ruimtelijke ordening anders kan worden: woon- , winkel-, werk- en andere locaties kunnen daardoor ruimtelijk gezien veranderen. Maar ook heeft daardoor het verkeers-/vervoerssysteem een belangrijke invloed op het functioneren van het maatschappelijk systeem. Samenleving, mens, maatschappij, ruimtelijke ordening en verkeers-/vervoerssysteem c.q. communicatief systeem, inclusief de technisch/technologische kanten zijn onderling verweven met elkaar. Het geheel is in de tijd gezien ook nog dynamisch, zeker ook omdat het maatschappelijk systeem dynamisch is. Kortom, mobiliteit is essentieel voor een samenleving. De uitdagingen en ook kansen voor mensen die zich met dit fenomeen bezighouden zijn daarmee evident: shaping society.
De essentie van deze visie is dat het verhaal van het vakgebied, ook van dat wat we tot nu toe verkeerskunde noemen, begint bij mens en maatschappij. Uit het Newcom onderzoek blijkt dat zo het vakgebied ook beter afgedekt wordt, en dat reclame maken voor het vakgebied vanuit deze optiek een beter imago oproept. Bekijken we deze visie wat wetenschappelijker, dan zijn er drie systemen van belang: a) het maatschappelijk systeem b) het ruimtelijk systeem, en c) het verkeers-/vervoersysteem. En uiteraard de samenhang tussen deze systemen, zie afbeelding 1. In de praktijk zien we dat het omgaan met de samenhang tussen het verkeers-/vervoersysteem en het ruimtelijk systeem nog steeds moeizaam is. Het involveren van de samenhang tussen het verkeers-/vervoersysteem en het maatschappelijk systeem staat nog in de kinderschoenen. Vragen als wat het verkeers/vervoersysteem, inclusief technologische ontwikkelingen hierbinnen, inclusief de digitale mobiliteit betekent voor de welvaart en het welzijn van mensen zijn nog nauwelijks aan beantwoording toe gekomen. Het is met name hier waar er voor het vakgebied, en dus voor het onderwijs hierin, enorme kansen en uitdagingen liggen.
Afbeelding 1: De drie elkaar beïnvloedende systemen
3. Consequenties voor het onderwijs Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Als verkeerskunde zo bekeken wordt, zie hoofdstuk 2, dan zijn er nogal wat vakdisciplines c.q. onderdelen van bepaalde disciplines die op de een of ander mannier met mobiliteit te maken hebben. We noemen onder andere civiele techniek, (sociale) psychologie, sociologie, (sociale) geografie, planologie, ruimtelijke ordening, stedebouwkunde, economie. Zie ook afbeelding 2, het groene gebied. Het eigen aan het vakgebied, de kern -het blauwe gebied in afbeelding 2- , heeft te maken met transport, mobiliteit, het (wat we noemen) verkeers- en vervoerssysteem en de externe effecten die dit systeem heeft op de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan verkeersonveiligheid, luchtverontreiniging, verkeerslawaai. De ‘verkeerskundigen’ zitten dus in het blauwe gebied van afbeelding 2, maar moeten ook voldoende kennis en inzicht hebben in wat in het groene gebied zit. Omgekeerd, personen die in het groene gebied zitten krijgen (soms) ook te maken met wat in het blauwe gebied zit. Dat heeft verstrekkende gevolgen voor het onderwijs in de diverse vakgebieden/disciplines. En ook voor de samenwerking tussen onderwijsinstituten. Niet iedereen moet hetzelfde doen en samen moet er kleur gegeven worden aan het vakgebied (literatuur 2).
Afbeelding 2: ‘Verkeerskunde’ en disciplines die hiermee van doen hebben
Wat betekent dit nu voor het onderwijs in dit vakgebied in Nederland, qua inhoud, afstemming en organisatie? Misschien is het handig om naar aanleiding van afbeelding 2 toch een drie-/viertal hoofdterreinen binnen het brede veld van het vakgebied te benoemen, zie afbeelding 3. Links in het spectrum van het werkveld zien we de wat meer mens- en maatschappij georiënteerde disciplines. Rechts is eigenlijk wat we de “harde” kant van het vakgebied zouden kunnen noemen: de technische kant. Misschien zit aan de “zachte” kant wat meer het “weten”, het “bredere” over het vakgebied, en aan de “harde” kant meer het “kunnen”, het meer specialistische. Dat zou dan kunnen leiden tot de naamgevingen, gebezigd in afbeelding 3, onderaan.
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Afbeelding 3: Waarom niet verschillende hoofdterreinen onderscheiden?
Mobiliteitswetenschappen is dan voor het wetenschappelijk onderwijs, de verkeerskunde en verkeerstechniek meer voor het beroepsonderwijs. Zie ook afbeelding 4.
Afbeelding 4: Mobiliteitsonderwijs op verschillende niveaus
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013
Uiteraard zijn er over het hele spectrum verdiepingen aan de orde, het meer willen weten. In principe zijn al dit soort verdiepingen voorbehouden aan het wetenschappelijk onderwijs. Als over dit beeld consensus bestaat, kunnen er tussen onderwijsinstellingen afspraken gemaakt worden over wie als core-business welk(e) deelterrein(nen) voor haar rekening neemt en welke overlappingen er mogen bestaan. Omdat dergelijke overwegingen en beslissingen best vergaand zijn en tot nu toe er niemand is die verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van het complete vakgebied, is het wellicht raadzaam hier een commissie voor in het leven te roepen. Nog mooier is, als een dergelijke commissie deel uitmaakt van een eigen vakvereniging. Een vakvereniging die onder meer garant staat voor efficiency in het onderwijs in dit vakgebied, Nederland-breed gezien. Overigens moet dan als eerste in kaart gebracht worden waar welke kennis zich heden ten dage bevindt, een kenniskaart mobiliteit in Nederland (KMOBiN) (literatuur 2). De eerste concrete en operationele stappen hierin zijn reeds gezet.
4. Conclusie Er kan gezorgd worden voor een stip op de horizon voor wat betreft het onderwijs in het vakgebied dat nu verkeerskunde heet. Als je dingen structureel wilt veranderen moet je op de eerste plaats bij het onderwijs zijn. Vandaar een pleidooi voor deze stip op de horizon. Uiteraard geen stip op de horizon zonder een visie op het vakgebied. Op basis van zo’n visie, breed gedragen, moet aangegeven worden wat voor het onderwijs van belang is. In ieder geval houdt dit in een structurele, meer gerichte samenwerking horizontaal tussen onderwijsinstellingen van hetzelfde niveau, samenwerking vertikaal tussen onderwijsinstellingen van verschillend niveau en samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het werkveld. De stip op de horizon is dat in Nederland, door deze samenwerkingen, het onderwijs efficiënt plaatsvindt en zodanig is ingericht dat doelgericht wordt opgeleid voor goede vakmensen. Er moet een gremium zijn die zich verantwoordelijk voelt, en ook is voor het reilen en zeilen van het vakgebied, inclusief dus het mobiliteitsonderwijs in Nederland. Dit is een pleidooi voor het oprichten van een eigen professionele vakvereniging. Anders is verwezenlijking van deze stip op de horizon een utopie.
Literatuur 1. NM Magazine 2, 2008, “Verkeersmanagement in het onderwijs: instroom, aansluiting op de praktijk, imago”, coverthema 2. Verkeerskunde 3, mei 2012, “Samen kleur geven aan verkeerskunde”, auteur M.Bérénos 3. Verkeerskunde 3, mei 2010 “Dossier Opleidingen”, met gasthoofdredacteur Ben Immers 4. Newcom Research & Consultancy B.V., oktober 2010, “Is de naam verkeerskunde geschikt?” 5. Verkeerskunde 6, 2002 Special, “De verkeerskundige: in het onderwijs en op de arbeidsmarkt”
Bijdrage aan het Nationaal verkeerskundecongres, 6 november 2013