een uitgebreid verslag
inclu
sief DVD 1
© 2009 Rotterdams Wijktheater
Een overzicht An overview
2 1
INHOUD INLEIDING
8
Eugène van Erven
FESTIVALPROGRAMMA
10
PRELUDE
SFEERIMPRESSIES HAND IN HAND REPETITIES
12 maart 2008: repetitie Varkenoord door Pim Kouwenberg
31 31
12 maart 2008: repetitie Varkenoord door Sharon den Breems
32
13 maart 2008: eerste doorloop Theater Zuidplein door Lysanne Erlings
33
WOENSDAG 26 MAART 2008 Hand in Hand
37
Een Geweldig Spektakel door Corrie van Haasteren
37
Een religieuze ervaring door Pim Kouwenberg
38
Feyenoord is Feyenoord door Sharon den Breems
Een Publieksonderzoek na afloop van ‘Hand in Hand’ door Lynn van Leerzem
Uit een Analyse van ‘Hand in Hand’ door Sharon den Breems, Pim Kouwenberg, Lysanne Erlings en Frouwke Hendriks
39 40 42
DONDERDAG 27 MAART 2008 Sfeerverslag
45
door Corrie van Haasteren
W1: Community Art en Beeldende Kunst door Fleur Bardoul W2: Community Dance door Anna Stam 51
50 50
W3: De ethiek van samenwerking in community art door Lynn van Leerzem
Een Ander Perspectief op PST door Lisa Wiegel
W5: Community Film door Amke Bogers
W6: Hip Hop Theater door Carlijn van der Laar
Een Ander Perspectief op de Bregamos Workshop door Maartje Schattefor
Voorstellingen
Middagvoorstelling 1: Our Queen Must Dance Naked door Alinde Hoeksma
Avondvoorstelling 2: Infanta door Alinde Hoeksma
Een Ander Perspectief op Infanta door Inge Verdonschot
4
87
W4: Making It Real met Acta door Edith Schellings
57
Een Ander Perspectief op de Acta Workshop door Jan-Willem van den Heuvel
57
W5: ‘Music and Motion’ door Pregones door Inge Verdonschot
59
W6: Community Muziek met instrumenten van gerecyclede materialen
62
61
door Anna Stam
88
Een Ander Perspectief Op Afvalmuziek door Frouwke Hendriks
Avondvoorstelling 1: The No Ones California Dreamin’ in Bristol door Margreet Zwart Een Ander Perspectief op The No Ones door Lisa Kirschbacher
86
54
Een Perspectief op Heart and Sole van de LIPA Studieleider door Matt Smith,
Een Ander Perspectief op Nadia door Amke Bogers
W3: Making of Familie à la Turca door Tom Kortbeek
62
Voorstellingen
63
Middagvoorstelling 1: Kruik door Lisa Wiegel
Middagvoorstelling 2: Home and Away door Denise Harleman
van de verschillen tussen de voorstelling van donderdagmiddag en die van zaterdagochtend 66
86
W1: Teatro Pasmi door Sharon den Breems W2: Undercover door Daniëlle Balk
Middagvoorstelling 2: Voetbaltheater uit Liverpool Edith Schellings doet verslag
Middagvoorstelling 3: Nadia door Fenna Gerritse
Workshops
53
Een Ander Perspectief op Our Queen Must Dance Naked door Denise Harleman
Studieleider Bachelorprogramma in Community Drama
83
door Corrie van Haasteren
Workshops
W4: Problem Solving Theatre door Fenna Gerritse
VRIJDAG 28 MAART 2008 Sfeerverslag
90 92 94 96 96
98
Middagvoorstelling 3: Reis naar Xibalba door Maartje Kloeg
Avondvoorstelling 1: Jemand Da? door Pim Kouwenberg
68
Een Ander Perspectief op Jemand Da? door Ida Sons
72
Avondvoorstelling 2: Horseshoe en Boomgate door Lisa Wiegel
73
98 99 100 102
103 104
76 77 78 80
5
ZATERDAG 29 MAART 2008 Sfeerverslag
107
door Corrie van Haasteren
W1: Community Music Workshop door Anouk Smeenk
110
Een Ander Perspectief op de Community Music Workshop door Sharon den Breems W2: Circus en Community Arts door Margreet Zwart
110 112 113
Een Ander Perspectief op de Workshop Circus en Community Arts 114
W3: PETA door Alinde Hoeksma en Jan-Willem van den Heuvel
115
W4: Collectieve Creatie en Community Film met Els Dietvorst door Suzanne van Reeven
Een Ander Perspectief op Els Dietvorst’s Workshop door Frouwke Hendriks
W5: Cactus Theater: hiphop en respect door Pim Kouwenberg W6: Boerenerfgoed door Maartje Kloeg
Voorstellingen
Een Ander Perspectief op Tenantspin door Annelies Rensink Middagvoorstelling 3: Reflux door Fenna Gerritse
Over Kwaliteit Gesproken... door Margreet Zwart
Over Kwaliteit Gesproken (2) door Annelies Rensink Over Kwaliteit Gesproken (4) door Ida Sons
Een Ander Perspectief op Reflux door Fleur Bardoul
118 119
Een Ander Perspectief op Familie à la Turca door Carmen Bruens Avondvoorstelling 2: Kingdom door Suzanne van Reeven
141 142 143
145
3 THEORETISCHE REACTIES OP HET DEBAT
Grant Kester, 19 oktober 2008
Community Art en de kunstkritiek, 2 oktober 2009 door Sonja van der Valk
123 125
Een Ander Perspectief op ‘Kingdom’ door Jan-Willem van den Heuvel
140
NATAFELEN
122
125
139
SLOTDEBAT
122
126
Avondvoorstelling 1: Familie à la Turca door Tom Kortbeek
117
120
Over Kwaliteit Gesproken (3) door Lisa Kirschbacher
Petra Kuppers, 4 september 2008
Middagvoorstelling 2: Tenantspin door Lysanne Erlings
Slotvoorstelling: Santa Cecilia on da Move door Tom Kortbeek
Integraal verslag door Anamaria Cruz
Middagvoorstelling 1: De Pendrecht Dialogen door Anna Stam en Maartje Kloeg
6
135
door Corrie van Haasteren
Workshops
door Denise Harleman
ZONDAG 30 MAART 2008 Sfeerverslag
127
167 167
169 172
SLOTWOORD
KWALITEIT VAN COMMUNITY ART, DOEL EN MIDDEL TEGELIJK
177
door Peter van den Hurk
129
130 131
7
Inleiding Drie jaar geleden schreef ik dat ik er van overtuigd was dat er in maart 2008 een nog bruisender en veelzijdiger festival uit de hoed getoverd zou worden dan dat van 2005. Omdat ik op veel plekken in de wereld innovatieve en kwalitatief hoogwaardige community art aantrof. En omdat het Internationale Festival, dat toen nog alleen gericht was op wijktheater, een unieke spilfunctie vervult in het samenbrengen en wederzijds inspireren van community kunstenaars uit alle windstreken. Nu, terugkijkend op ons vierde festival, geloof ik stellig dat ik niet te veel gezegd heb. De wereld van Community Art was gedurende vier dagen in Rotterdam Zuid. Uit de Filippijnen, uit Kenia en Zuid Afrika, uit Chili, uit Midden Amerika en Noord Amerika, uit Duitsland, Groot Brittannië, België en Zweden. En uit Nederland. Zoals u uit de hiernavolgende verslagen kunt opmaken, hebben wij wederom een zeer rijk en leerzaam festival achter de rug, waarin we niet hebben geschroomd om ook kritisch naar ons eigen werk en dat van anderen te kijken. Zo hebben we gepoogd voor het eerst ook andere kunstdisciplines aan wijktheater toe te voegen. Die zijn vooral in de workshops aan bod gekomen, maar hier en daar ook in andere verschijningsvormen, zoals in de nieuwe media van Tenantspin, tijdens het slotconcert en in diverse dansonderdelen. Ongetwijfeld zijn deze inpassingen voor verbetering vatbaar, maar ze hebben nu ook al een verbreding van ons perspectief veroorzaakt en een verdieping in ons denken over kwaliteit, wat toch het hoofddoel van deze onderneming was. Om ons in dat proces bij te staan hebben we dit keer ook een relatief onzichtbaar onderdeel aan het festival toegevoegd. Namelijk de rapportage door een twintigtal studenten theaterwetenschap van de Universiteit Utrecht en van Algemene Cultuurwetenschap van de Erasmus Universiteit, die onder begeleiding van docent Wil Hildebrand en de journalisten Raymond Frenken en Manon Berendse dagelijks hun observaties bespraken en aan schriftelijke verslagen van workshops en voorstellingen werkten. De journalisten werden geleverd door het Domein Kunstkritiek, een werkgroep die onder leiding van Sonja van der Valk jonge critici opleidt om met nieuwe kunstvormen om te gaan. Vanuit het ICAF willen wij die nieuwe kunstkritiek van harte blijven voeden, want het betrekken van jonge recensenten die alle aspecten van community art doorgronden, is voor de verdere ontwikkeling van deze sector onontbeerlijk. De hoofdmoot van ICAF 2008 bestond uit voorstellingen, presentaties en workshops en niet te vergeten vele informele gelegenheden om met collega’s uit binnen- en buitenland op het eigen werk en dat van anderen te reflecteren. Een internationaal perspectief werkt namelijk verfrissend - en soms ontnuchterend, vooral als je de westerse praktijk koppelt aan de harde realiteit van community art in minder veilige niet-westerse omgevingen. Zo stuurde Jack Yabut van PETA afgelopen zomer het ontluisterende bericht dat hun nieuwe hoofdkwartier in Manilla in de nacht van zondag 3 op maandag 4 augustus 2008 met een granaatwerper was bestookt. Waarschijnlijk het werk van een extreemrechtse paramilitaire groep die het vooruitstrevende werk van Jack en zijn collega’s letterlijk
8
wilde ondermijnen. Zo gaat dat daar, terwijl wij ons in Nederland vooral zorgen maken over meer of minder subsidie in het nieuwe kunstenplan. Ondertussen gaan de vruchtbare internationale connecties die ICAF al sinds jaar en dag mede veroorzaakt gewoon door: Teatro Pregones uit de Newyorkse Bronx werkt inmiddels samen met Theater Sering uit Antwerpen, dat op haar beurt weer met Arena y Esteras uit Lima samenwerkt, dat op haar beurt weer eind april 2009 in het Utrechtse Leidsche Rijn circus komt maken; Iván Iparraguirre trad dit najaar met zijn Teatro Pasmi uit Chili op diverse plaatsen in België op en gaf op 27 oktober een workshop in Utrecht; Noel Cabangon, de Filippijnse folkzanger die ‘Infanta’ (een voorstelling die grote indruk maakte op ICAF 2008) muzikaal begeleidde, kwam half oktober jl. voor drie concerten naar ons land; leden van het East Midlands Participatory Arts Forum die ook op het festival waren werken momenteel aan een eigen conferentie die ergens in het voorjaar van 2009 zal plaatsvinden; Neil Beddow van Acta Community Theatre uit Bristol wil geïnspireerd door ons festival een International Community Arts Festival organiseren in 2012 in Engeland. En Petra Kuppers, die wegens familieomstandigheden niet aan ICAF 2008 mee kon doen, heeft toch een inspirerende schriftelijke bijdrage aan het slotdebat geleverd, zodat ze er via dit boek toch een beetje bij was. Zij heeft inmiddels toegezegd bij de lancering van dit boek tijdens een mini-ICAF op 3 april 2009 aanwezig te zijn. En zo verspreiden de zaadjes zich steeds verder. Hopelijk zullen ze ieder in hun eigen omgeving tot volwaardige plantjes uitgroeien, en zullen we er bij het volgende festival in 2011 weer een aantal in levenden lijve in Rotterdam Zuid kunnen aanschouwen. De meningen over de kwaliteit van het zeer diverse ICAFprogramma liepen nogal uiteen en soms waren er zelfs behoorlijk heftige reacties in de wandelgangen van Theater Zuidplein te horen. Gezonde signalen van een vruchtbare ontmoeting. In de volgende pagina’s hebben wij geprobeerd een zo gevarieerd mogelijk beeld te schetsen van dit bijzondere festival. Na een compact programma-overzicht, gaan we gedetailleerder in op afzonderlijke onderdelen. We hebben de verslagen chronologisch geordend en beginnen iedere dag met een algemene sfeerimpressie uit de pen van Corrie van Haasteren, een speelster die aan diverse RWT-producties heeft meegewerkt. Daarna komen de studentverslaggevers aan de beurt met hun perspectieven op de workshops en voorstellingen. Waar het interessante contrasten oplevert doen ze dat soms ook uit verschillende invalshoeken. Het slotdebat hebben we traditiegetrouw woord voor woord uitgewerkt. Nieuw zijn de toevoegingen van Sonja van de Valk, van Matt Smith uit Liverpool (die we bij de recensies over de optredens van zijn studenten hebben geplaatst) en van twee internationale coryfeeën op het gebied van theorievorming rond community art: de eerder genoemde Petra Kuppers van de Universiteit van Michigan in Ann Arbor en Grant Kester van de Universiteit van California in San Diego. Zij kunnen ons helpen het denken over community art naar een ander niveau te tillen en ook op die manier de sector te helpen professionaliseren. Met Professor Ton Bevers van de Erasmus Universiteit zijn we er namelijk van overtuigd dat dat de enige manier is om voor community art een waardige plek binnen de kunstenwereld vrij te maken. Hopelijk draagt dit boekverslag daar ook aan bij. Eugene van Erven, redacteur
9
Hand in Hand
FESTIVALPROGRAMMA
van der Valk, Raymond Frenken en Manon Berendsen en theaterwetenschapper Wil Hildebrand - zal de complexe vraag over de kwaliteit van community art centraal staan. Deze groep, die in feite ook een ad hoc redactie voor het festivalverslag vormt, zal alle festivalonderdelen verslaan en inhoudelijke grondstof vergaren voor het slotdebat op zondag 30 maart.
WOENSDAG 26 MAART 2008
N.B.: Deze workshop is slechts toegankelijk voor studenten Theaterwetenschap
19.45 Opening Aansluitend: Voorstelling ‘Hand in Hand’ door Rotterdams Wijktheater, Codarts Hogeschool en Theater Zuidplein
11.00 Morning After Salon
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van voetbalclub Feyenoord maakt het Rotterdams Wijktheater samen met Codarts Hogeschool voor de Kunsten (Conservatorium en Dansacademie) en Theater Zuidplein een voorstelling over het wel en wee van deze voetbalclub. De multimediavoorstelling ‘Hand in Hand’ gaat over de roemrijke geschiedenis van deze legendarische club en haar trouwe supportersaanhang. ‘Hand in Hand’ belooft een wervelende show te worden vol muziek, dans en theater, gespeeld door supporters, jongeren en buurtbewoners. Onder leiding van professionele musici, dansers, circusartiesten en theatermakers opent de première van deze bijzondere voorstelling het International Community Arts Festival 2008.
13.00 WORKSHOPS 1. Beeldende Kunst & Community Art door Tonny van Sommeren, Kamiel Verschuren (Nederland), Alan May (Verenigd Koninkrijk) Hoe zou je Kwaliteit communiceren? De beeldend kunstenaars Tonny van Sommeren, Alan May en Kamiel Verschuren zullen een toelichting geven op hun werk in relatie tot Gemeenschaps Kunst. Daarna zullen zij je meenemen in een workshop naar de verbeelding van Kwaliteit, dat vanaf dat moment deel zal gaan uitmaken van het festival. 2. Community Dance door Petra Kuppers (Duitsland /Verenigde Staten) Petra Kuppers is een choreografe en theaterwetenschapper, gespecialiseerd in community art en bewegingskunst met gehandicapten. Ze heeft o.a. in Duitsland, Groot Brittannië en NieuwZeeland spraakmakende producties gemaakt. Haar huidige basis is de University of Michigan, Ann Arbor, waar ze Associate Professor is. Naast haar artistieke werk is ze ook auteur van twee recente Routledge publicaties, Community Performance: An Introduction en The Community Performance Reader. In haar workshop gaat Petra Kuppers in woord en daad in op allerlei fysieke en conceptuele aspecten van community dans/performance. Deze kunstvormen zijn in principe toegankelijk voor ongetrainde dansers en performers, ook die met lichamelijke en verstandelijke beperkingen. In dit alles is het bewegende lichaam uitgangspunt van deze bijzondere vorm van community art, die de deelnemer aan den lijve kan ondergaan.
22.30 Late Night Podium
DONDERDAG 27 MAART 2008 9.45 Inloop met koffie en thee 10.00 Workshop Kunstkritiek en Community Art Iedere ochtend komt een groep studenten Theaterwetenschap bij elkaar om de voorstellingen en workshops van de vorige dag te bespreken. In die discussie onder leiding van kunstcritici Sonia
10
12.00 Lunch
11
Our Queen Must Dance Naked 3. De ethiek van samenwerking in Community Art (Canada) Devora Neumark is mede-directeur van Engrenage Noir's LEVIER programma uit Montreal dat zich inzet voor artistieke en creatieve connecties tussen kunstenaars en bevolkingsgroepen. Het programma bestaat sinds 2002 en is er vooral alert op dat haar artistieke projecten niet meer kwaad dan goed doen. Het ontwikkelen van artistieke dialogen met de nadruk op actief luisteren en de bereidheid tot kwetsbare opstelling als kracht in relaties staan centraal in Devora Neumark's interdisciplinaire kunstaanpak. Het voornaamste aandachtspunt in deze interactieve workshop is de 'ethiek van samenwerking in kunstprojecten'. Om de dialoog op gang te brengen zet Devora fragmenten in van een recent geproduceerde serie korte video documentaires getiteld 'documenting collaboration'. Aan de workshopdeelnemers zullen dezelfde vragen worden voorgelegd als aan de deelnemers in Montreal, die participeerden in het Community Art Video Documentary Training and Exchange Program. Het zijn vragen over representatie, gezamenlijke stem, historische acuratesse, intentie van het project, etc. die allemaal invloed hadden op het film- en montageproces van 'Documenting Collaboration'. 4. ‘Speak-Create-Imagine’ door PST (Zuid Afrika) De groep PST (Problem Solving Theatre) heeft haar basis in Durban, Zuid Afrika. De groepsleden werken als sinds 1998 samen, maar officieel werd de PST in 2005 opgericht. De groep is gespecialiseerd in community theatre met een sociale strekking. Zie voor meer informatie de beschrijving van de stukken die PST vrijdag 28 maart opvoert. In hun workshop gaan de PST spelers in op de specifieke omstandigheden waaronder zij in Zuid Afrika moeten werken. Ze maken onder meer gebruik van de ook bij ons bekende technieken van het ‘Theatre of the Oppressed’ (Boal). Stem, lichaam en verbeelding worden ingezet om verhalen om te zetten in creatieve ervaringen. Tijdens de workshop worden de deelnemers uitgenodigd om mee te gaan in een creatief proces met producten van hun eigen verbeeldingskracht als resultaat. 5. Community Film door Kaat Zoontjens, Sarhan Hacene en Sanne Sprenger (Nederland) In deze workshop laten drie makers zien hoe zij op uiteenlopende wijze een relatie hebben gelegd tussen het medium film en de levenservaringen van mensen uit de wijk. ‘De Portretestafette’ bevat videoportretten van vier moeders uit de Utrechtse wijk Zuilen. De vrouwen zijn begeleid
12
Speak-Create-Imagine door documentairemaakster Sanne Sprenger. ‘Torie’ is een film die Sarhan Hacene heeft gemaakt met vijfendertig jongeren van allerlei nationaliteiten uit de Rotterdamse Afrikaanderwijk. ‘Stephanie Moukouri’ tenslotte is een filmportret dat Kaat Zoontjens heeft gemaakt over de wederwaardigheden van een meisje uit Kameroen dat hier in Nederland een studie volgt. De makers zullen tijdens de workshop verslag doen van hun ervaringen tijdens het maakproces. 6. Bregamos Community Theatre door Rafael Ramos c.s. (Verenigde Staten) In deze workshop presenteert Bregamos’ (Spaans voor ‘we komen er samen wel uit’) oprichter Rafael Ramos zijn droom voor een toneelhuis in het centrum van Fair Haven (wijk in de Amerikaanse stad New Haven). Samen met schrijver en hiphopdichter Aaron Jafferisen, regisseur Dexter Singleton en enkele spelers demonstreert hij vervolgens hun manier van werken bij het tot stand komen van ‘Kingdom’. 14.30 Koffie/thee 15.30 MIDDAGVOORSTELLINGEN 1. Sami Gathii, Crossroad Productions met ‘Our Queen Must Dance Naked’ (Kenia/Nederland) Crossroad productions opereert al een aantal jaar op het kruispunt tussen Europa en Afrika met emancipatorische community vertelprojecten in Kenia en andere Afrikaanse landen en educatieve voorstellingen en workshops in Nederland. Sami Gathii, de artistiek leider van Crossroad is zelf een product van zowel een Keniaanse als Nederlandse kunstvakopleiding en pendelt tussen twee werelden. Op ICAF presenteert hij zijn solo performance 'Our Queen Must Dance Naked', waarin muziek, dans en verteltheater worden gecombineerd om in Afrika traditionele percepties van de maatschappelijke rol van vrouwen te doorbreken. 'Our Queen' is een vorm van documentair theater, die laat zien hoe theater gebruikt kan worden om op een intercultureel gevoelige manier in ontwikkelingswerk te interveniëren. Speciaal voor ICAF zal Sami deze voorstelling en het werk van Crossroad ook in het bredere perspectief van de huidige etnische spanningen in Kenia plaatsen. 2. ‘Heart and Sole’ door studenten LIPA (Verenigd Koninkrijk) 2e jaarstudenten van de Community Drama opleiding van het Liverpool Institute for Performing Arts (LIPA) presenteren participatieve community theatreprojecten met mensen uit de achterban
13
The No-ones van FC Liverpool. Voetbal heeft een prominente plek in de cultuur van Liverpoolse ‘working class’ wijken. Er zijn verschillende aspecten rond voetbal, sommige zijn positief, sommige negatief. Maar allemaal zijn ze terug te vinden in het dagelijks leven van de buurtbewoners. ‘Heart and Sole’ is de verzameltitel van een aantal projecten die allemaal gaan over onderwerpen rond voetbal. ‘Heart and Sole‘ wordt uitgevoerd door de ‘The Mixed Collective’, een gelegenheidsnaam waarmee de LIPA-studenten die aan dit project hebben meegedaan zich hebben getooid. Analoog aan de werkwijze van Codarts en het Rotterdams Wijktheater (zij bezochten vorig jaar het RWT) met het Hand in Hand project, hebben zij intensief gewerkt met verschillende groepen uit de wijken van Liverpool om erachter te komen wat voetbal voor hen betekent. Middels een theatrale presentatie doen de studenten verslag van hun buitengewoon interessante ervaringen. Aan de voorstelling wordt meegedaan door alle studenten, die aan dit project hebben gewerkt en speciaal voor het International Community Arts Festival uit Liverpool overkomen. 3. ‘Nadia’ door het Rotterdams Wijktheater (Nederland) Voor het eerst in haar bestaan heeft het Rotterdams Wijktheater een dansvoorstelling gemaakt: NADIA. Deze productie is tot stand gekomen in samenwerking met SCALA, expertisecentrum voor emancipatie en participatie en met het Albeda Dans College. Choreografe/regisseuse van ‘Nadia’ is Jeanine Coco, die al vele jaren met jongeren danstheatervoorstellingen maakt. Ze wordt geassisteerd door Carole van Dithuysen, derdejaars student aan de Amsterdamse Toneelschool. Samen maakten ze eerder voorstellingen voor Stichting de Vrolijkheid en theatergroep Dox. NADIA gaat over hoe het voor meisjes is om op te groeien in twee culturen en is gebaseerd op interviews met Rotterdamse meiden en vrouwen. 17.30 Diner AVONDVOORSTELLINGEN 19.30 The No-ones door Acta Community Theatre (Verenigd Koninkrijk) Naoorlogse woontorens domineren de Bristolse achterstandswijken. In ‘The No-ones’ proberen zes vrouwen te ontsnappen aan hun mistroostige leven in “the housing estates”. De zes doen mee aan een talentenjacht die hen roem en fortuin moet brengen. Maar ten koste van wat gaan zij hun droom waar maken?
14
Infanta The No-ones is tegelijk hilarisch en ontroerend met tal van bekende liederen uit de zestiger en zeventiger jaren. Het ‘I’m in the mood for dancing’ zal de zaal zeker niet onberoerd laten! Onder bezielende leiding van de regisseurs Ingrid Jones en Neil Beddow heeft Acta The No-ones samen met de spelers ontwikkeld. Het stuk is een vervolg op het buitengewoon succesvolle ‘For love nor Money’, dat te zien was op het International Community Theatre Festival van 2005. 21.00 Voorstelling ‘Infanta’ door PETA (Filippijnen) The Philippines Educational Theater Association (PETA) werd in 1967 opgericht en heeft zich de afgelopen 40 jaar dwars door turbulente politieke tijden heen, ontwikkeld tot een van de meest vooraanstaande geëngageerde theaterorganisaties in Zuidoost Azië. Het is een van de belangrijkste makers van nieuw repertoire in de Filippijnen en met haar School voor People’s Theatre een cruciaal steunpunt voor community theatre. Vanuit deze afdeling hebben professionele kunstenaars een jongerengroep uit de provinciestad Infanta geholpen bij het maken van een multidisciplinaire voorstelling over de modderlawine die in 2004 deze plek verwoestte. Deze voorstelling, die in Infanta en omstreken veel emoties losmaakte, wordt speciaal voor het ICAF gereconstrueerd met 3 PETA artiesten, waaronder de bekende folkzanger Noël Cabangon en drie van de oorspronkelijke speelsters uit ‘Infanta’, Po, Joan en Dianne. Gelardeerd met muziek en dans, traceert het stuk de levens van drie vriendinnen, waarvan er één naar Manilla gaat om te studeren – en daar in de afgrond beland - en de andere twee na de middelbare school in Infanta blijven. In hun onstuimige levens verschijnt plots de allesvernietigende storm. Een van de meiden overleeft omdat ze in een van de hoogste gebouwen van Infanta woont. De ander redt zich door in een boom te klimmen. De derde, die in Manilla verblijft, probeert zo gauw mogelijk naar Infanta te komen en beland daar in een macabere dans van mensen die met brandende kaarsen op zoek zijn naar hun familieleden. In de consternatie komen de drie vriendinnen elkaar toevallig tegen. Ze komen er zo gedrieën achter dat de storm en de lawine hun naast alle ellende ook het besef hebben bijgebracht hoeveel ze om hun families, elkaar en de gemeenschap van Infanta geven. Ze eindigen met een poëtische liefdesverklaring aan de stad: ‘Oyayi ng Mundo’ (wiegelied voor de wereld). 22.30 Late Night Podium
15
Musiceren met recyclagemateriaal VRIJDAG 28 MAART 2008 09.45 Inloop met koffie en thee 10.00 Workshop Kunstkritiek en Community Art (zie donderdag 27 maart) 11.00 Morning After Salon 12.00 Lunch 13.00 WORKSHOPS 1. Teatro Pasmi door Ivan Iparraguirre (Chili) Ivan Iparraguirre, die van oorsprong Peruaan is en in Lima zijn acteer- en regieopleiding genoot, richtte in 1994 Teatro Pasmi op in Santiago, Chili. In deze workshop zal Ivan vooral ingaan op het werk van Pasmi op buurtniveau en hun recente ervaringen met radiohoorspelen voor en door gedetineerden in Chileense gevangenissen. 2. Undercover door Hans Lein (Nederland) ‘Undercover’ van het Rotterdams Wijktheater vertelt de op waarheid beruste verhalen van Rotterdamse jongeren. Trobbies, problemen, komen naar boven terwijl je ze liever verborgen of undercover houdt. Problemen die je verstikken, waar je je voor schaamt, die te pijnlijk zijn. Shiva bijvoorbeeld doet alsof ze geen problemen heeft. Voor haar is het leven één grote grap. Helaas zijn we er getuige van hoe haar problemen zich opstapelen. Zwanger, weggelopen van huis, een vriend die ook geen inkomen heeft en dan opeens… de verleiding. In ‘Undercover’ worden confronterende verhaallijnen gedanst, gezongen en gespeeld door de hoofdrolspelers zelf. Over het maakproces van Undercover is een buitengewoon indringende en inzichtelijke film gemaakt door Robert Jan Schmidt. Goed is te zien hoe weerbarstig het werkveld is en hoe het tot stand komen van zo’n theaterproduct (een samenwerkingsproject van het Rotterdams Wijktheater met Riagg Rotterdam Rijnmond) zich voltrekt. De weerstanden die moeten worden overwonnen, maar ook de euforie en het enthousiasme na het succesvol bestrijden van de zoveelste crisis. In deze workshop kunt u kennis nemen van deze bijzondere film in aanwezigheid
16
Circus en community art van de maker en regisseur Hans Lein, die nadere toelichting zal geven op het vertoonde en vragen zal beantwoorden. 3. ‘Making of Familie à la Turca’ door Güner Güven e.a. (Nederland) Alle discussies, improvisaties en repetities van het fascinerende maakproces van deze intergenerationele Turkse voorstelling zijn op video vastgelegd. Met behulp van deze beelden biedt regisseur Güner Güven een kijkje in de keuken van deze Stutproductie. Samen met andere leden van de staf van deze in Overvecht gevestigde Utrechtse theatergroep, komen ook andere aspecten van Stuts werk aan de orde. 4. ‘Making it Real’ door Neil Beddow (Verenigd Koninkrijk) Acta Community Theatre uit Bristol Engeland maakt al jaren theatervoorstellingen met veel verschillende groepen uit Bristol. Acta stelt mensen in staat om hun eigen stukken te ontwikkelen. Stukken die gaan over het leven in hun wijk. Hoewel gewerkt wordt met onervaren buurtbewoners stelt Acta hoge kwaliteitseisen aan het spelniveau. Voor meer wetenswaardigheden zie de informatie bij ‘The No-ones’, de voorstelling die Acta speelt op 27 maart. In deze workshop deelt artistiek leider Neil Beddow zijn ervaringen met de deelnemers en gaat in op de specifieke wijze waarop hij de hoogst mogelijke kwaliteit bereikt met onervaren spelers. 5. ‘Music and Motion’ door Rosalba Rolon (Verenigde Staten) De workshop ‘Music and Motion’ wordt gegeven door Rosalba Rolon, artistiek directeur van de New Yorkse Latino theatergroep Pregones uit de Bronx. Pregones is bekend van voorgaande festivals met de stukken ‘El Apagon/The Blackout’ (festival 2003) en ‘Peccatoribus’ (festival 2005). De workshop biedt een introductie op de methode om theatraal materiaal te halen uit alledaagse gebeurtenissen en verhalen. De deelnemers zullen worden uitgenodigd om zich door van alles te laten inspireren. Van dingen die gevonden worden in persoonlijke tasjes tot gebeurtenissen die eerder die dag plaatsvonden. Hun verbeelding zal worden gestimuleerd door tekst, beweging en emotie. Door het leggen van verbindingen ontstaat een nieuwe structuur, een nieuwe manier om dramatisch materiaal te ontwikkelen. 6. door Ivo Vander Borght (België) Ivo van der Borght is muzikant, scenograaf en zakelijk leider van de sociaal-artistieke theatergroep Sering uit het Antwerpse Borgerhout (bekend van succesvolle optredens tijdens de wijktheaterfestivals in 2001, 2003 en 2005). In 1999 startte Ivo bij Sering het Recyclage-orkest.
17
Kruik De jongeren van dit orkest maken hun instrumenten van allerlei afval: olievaten, koperen buizen, potten en pannen, conservenblikken, loodgietersbuizen, metaal in al zijn vormen, fietswielen, kartonnen dozen, enz. Het zal duidelijk zijn dat deze wijze van musiceren een buitengewoon laagdrempelige toegang mogelijk maakt voor niet muzikaal geschoolden. Deelnemers aan de workshop kunnen om het even welk recyclagemateriaal meebrengen dat een enigszins leuk en eigenzinnig geluid voortbrengt. De inventiviteit van de deelnemers is bepalend voor het resultaat van de workshop. 14.30 Koffie/thee 15.30 MIDDAGVOORSTELLINGEN 1. ‘Kruik’ door Het Waterhuis (Nederland) Het Waterhuis is het professionele jeugdtheatergezelschap van Rotterdam. Sinds 1995 maakt Het Waterhuis theater voor kinderen en jongeren. Onder artistieke leiding van Roel Twijnstra en met jonge, professionele acteurs uit verschillende windstreken brengt Het Waterhuis voorstellingen die soms ontroerend en confronterend zijn, maar vaak ook spannend en grappig. Talent, techniek, video, muziek en dans worden ingezet voor vernieuwende theaterproducties. Rotterdam is zowel thuishaven als vertrekpunt. De dynamiek van de stad inspireert Het Waterhuis niet alleen om de diepte in te duiken naar actuele thema's in Nederland, maar ook om uit te varen naar andere delen van de wereld. Met name naar Zuid-Afrika waar een nieuwe versie van de voorstelling Kruik werd gemaakt. Kruik is een klucht vol misverstanden door theatermakers met verschillende culturele achtergronden. Het is een remake van de voorstelling De Kruik die het Waterhuis maakte in 1999. De voorstelling is gebaseerd op een eenakter van Pirandello van de gebroeders Taviani (ook wel bekend uit de film Kaos). Kruik werd in mei 2007 opnieuw gemaakt in Zuid-Afrika en werd daar gespeeld in Elim, Capetown en op het National Arts festival Grahamstown. Achter op een oud vrachtwagentje staat een enorme kruik. Er zit een medicijn in tegen alle ziektes en rampen van deze tijd. Dat zegt althans de man die de kruik komt brengen. Hij hoopt ermee alle jongeren op het goede pad te houden, ook al heeft hij zelf wel een criminele achtergrond. Maar
18
Reis naar Xibalba dan breekt de kruik. Met hulp van de schoonmaakster probeert de man hem weer te lijmen. Maar is zij wel een schoonmaakster... Na het spelen van de voorstelling zal artistiek leider Roel Twijnstra met behulp van documentair beeldmateriaal in gaan op de specifieke betekenis en omstandigheden waaronder Kruik in Zuid Afrika werd gespeeld. 2. ‘Home & Away’ door Formaat (Nederland) Werkplaats voor participatief drama Formaat is op het festival aanwezig met de voorstelling ‘Home & Away’. Deze productie is onderdeel van een groot landelijk project dat Formaat samen met een aantal antidiscriminatiewetbureaus in Nederland uitvoert. ‘Home & Away’ vertelt het verhaal van een jonge asielzoeker die een plek probeert te veroveren in de Nederlandse samenleving. Op school wordt hij gepest door zijn medeleerlingen. Maar ook de leerkrachten hebben moeite met hem. Op een dag wordt hij na een vechtpartij geschorst. Bij zijn terugkomst op school vindt vervolgens een rampzalige gebeurtenis plaats…. Wat de voorstelling in dramaturgisch opzicht interessant maakt is dat het ‘hier en nu’ regelmatig wordt onderbroken door een metaforisch volksverhaal. Na het spelen van de voorstelling zal Formaat uitleg geven over haar werkwijze. Formaat hanteert de van Augusto Boal afkomstige methode van het Forumtheater. In deze werkmethode worden de toeschouwers uitgenodigd om actief te participeren in het zoeken naar oplossingen voor de in de voorstellingen opgeworpen problemen. Dit gebeurt onder meer door de deelnemers uit te nodigen om in te springen op de (opnieuw gespeelde) scènes en zo een andere (meer positieve) afloop van het verhaal mogelijk te maken. 3. ‘Reis naar Xibalba’ door Teatro de la Realidad (Verenigde Staten) Teatro de la Realidad is een tweetalige community theatergroep uit Los Angeles, die zowel originele stukken maakt op basis van levenservaringen van de voornamelijk latinodeelnemers, evenals bewerkingen van oude mythes en volksverhalen. Realidad is in 1984 opgericht door actrice Sally Gordon en ontwikkelde zich van politiek straattheater tot therapeutisch wijktheater. Voor 2008 staat er een nieuw stuk over de wervingspraktijken van het Amerikaanse leger onder latino migranten op het programma. Op het ICAF 2008 is ‘Reis naar Xibalba’ te zien, een theatrale bewerking van de Popol Vuh, het heilige boek van de Quiché Maya. Het stuk, dat muziek en dans bevat, is in vele opzichten actueel. Xibalba vertegenwoordigt de ziektes van lichaam en geest, maar ook van de verziekte politiek. Slechts door bovenmenselijke inspanning en opoffering,
19
Jemand da? kunnen we hopen de machtige industriële ondernemingen te stoppen, die onze planeet en de levens van de machtelozen bedreigen. De helden in dit stuk vertegenwoordigen de kracht van het licht en van geloof in de liefde van de mensheid. Hoewel zij de Heren van Xibalba niet volledig kunnen neutraliseren, slagen zij er wel in hen tot stoppen te brengen. Na afloop van de voorstelling zal Sally Gordon een aantal van haar theatertechnieken demonstreren, die deels aan het jeugdtheaterwerk van theaterpedagoog Robert Alexander ontleend zijn. 17.30 Diner AVONDVOORSTELLINGEN 19.30 Cactus Theater met ‘Jemand da?’ (Duitsland) Jongerentheater Cactus uit Münster richt zich sinds haar oprichting in 1992 op het bereiken van jongeren met verschillende culturele achtergronden. Onder artistieke leiding van Barbara Kemmler en Alban Renz hanteert Cactus een manier van werken waarbij de stukken samen met de jongeren worden ontwikkeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onderwerpen en thema’s die door de jongeren zelf worden aangedragen. Tot het productieproces behoort training in schrijfvaardigheid, dans, beweging, improvisatie- en speltechniek. Met deze training wordt beoogd het artistieke niveau van de voorstellingen te verhogen. ‘Jemand da?’ (Iemand daar?) is een theatrale collage die bestaat uit toneel, dans en muziek door een multicultureel ensemble van spelers die afkomstig zijn uit Equatoriaal-Guinea, Engeland, Kameroen, Egypte, Korea, Georgië, Duitsland, Turkije en Cuba. ‘Jemand da’ wordt in de enscenering van Barbara Kemmler (regie) en Tamami Maemura (choreografie) beschouwd als een heel persoonlijke vraag. Het stuk van de tien jongeren draait om het thema vriendschap en gezin. Het gaat er om of iemand er is als ik de deur open doe en roep. Of er iemand is die ik kan vertrouwen. Of ben ik al mijn maatjes kwijt? Voor deze collage van dansende dagdromen, zingende wensen, en stevige voordrachten hebben drie architectuurstudenten een bijzondere speelruimte geschapen, die de jonge spelers vullen met hun ervaringen, gevoelens, beelden en raps. 21.00 ‘The Horseshoe’ en ‘Boomgate’ door PST (Zuid-Afrika) PST (Problem Solving Theatre) is een theatergroep uit Durban Zuid Afrika. De vier leden van de groep
20
The Horseshoe hebben elkaar toen ze 14 jaar oud waren ontmoet bij een dramales in een buurthuis in Umlazi, een van de grote townships bij Durban. Niet alleen in die lessen maar ook op straat en op school zag je ze altijd samen. Ze werden toen ook wel de ‘Muskitoos’ genoemd: als je er een zag, wist je dat de andere drie in de buurt waren. De dramalessen en de producties die ze als kinderen en jongeren maakten hadden steevast met de antiapartheidsstrijd te maken en met de sociale misstanden in de townships. Later vonden de vier hun weg naar het theater, als danser, als acteur, soms professioneel soms als amateur. Zo hebben ze nu elk hun eigen werk. Maar telkens als ze zich verbazen over politieke misstanden, als ze het sociale onrecht in de townships of in de kleine dorpen zien, komen ze weer samen. Geld of geen geld: ze maken voorstellingen en het zijn deze voorstellingen waar ze hun liefde voor theater en hun geëngageerdheid in kwijt kunnen. The Horseshoe is een prachtig verhaal over de duizenden mannen die tijdens de antiapartheidsstrijd in Angola en andere met het ANC sympathiserende landen getraind werden voor de gewapende strijd tegen het blanke apartheidsregime. Die strijd heeft nooit plaats gevonden omdat Mandela tijdens de onderhandelingen op vreedzame wijze de overgang heeft teweeggebracht. Het is het verhaal over die mannen die bereid waren te vechten en te sterven voor hun land. Die huis en haard opgaven om terug te keren in een land waar de democratie weliswaar de gehate Apartheid had doen verdwijnen maar verder alleen nog maar vrije verkiezingen had gebracht. Een ontroerend verhaal en een verhaal dat er toe doet omdat die jongemannen van toen, nu nog steeds niet weten of hun bereidheid ooit enig verschil heeft gemaakt en wat ze met hun opofferingsgezindheid nu eigenlijk gewonnen hebben. Boomgate gaat over een arm dorp in de bergen, waar de regering vernieuwingen probeert in te voeren, die echter door te weinig overleg met de mensen waarvoor het bedoeld is, totaal mislukken. Uiteindelijk zullen de vernieuwingen ook daar doorgevoerd worden, maar door corruptie en mismanagement wordt de hele oorspronkelijke structuur van het dorp vernietigd. Voor een beter begrip van de voorstelling is het goed ons te realiseren dat in het huidige Zuid Afrika na de verdwijning van de Apartheid veel projecten worden opgezet die de dorpen moeten helpen bij hun ontwikkeling, maar die in de praktijk vaak het tegenovergestelde bereiken. 22.30 Late Night Podium
21
Morning After Salon ZATERDAG 29 MAART 2008 09.45 Inloop met koffie en thee 10.00 Workshop Kunstkritiek en Community Art (zie donderdag 27 maart) 11.00 Morning After Salon Extra voorstelling ‘Heart and Sole’ door studenten LIPA (zie donderdag 27 maart) 12.00 Lunch 13.00 WORKSHOPS 1. Community Music door Carlo Balemans (Nederland) Op 30 maart staat de uitvoering ‘Santa Cecilia on da Move’ geprogrammeerd. Een combinatie van traditionele Westerse Brass, Antilliaanse Brass, Marokkaanse muziek, klassieke viool muziek en tenslotte een Belgische zangeres. Allen met een andere muzikale achtergrond, allen met een zeer eigen muzikale inbreng. Dirigent Carlo Balemans (docent Codarts Conservatorium) heeft met hun inbreng een voorstelling gemaakt, met als doel al deze achtergronden met elkaar muzikaal te laten communiceren. Het proces voorafgaande aan deze voorstelling zal bij deze workshop centraal staan, in woord, beeld en geluid. Aan de workshop zal worden deelgenomen door Lee Higgins van het Liverpool Institute of Performing Arts (LIPA) en de componist Esteve Molero. Deze zal het fenomeen Community Music plaatsen in een internationaal perspectief. 2. Circus en Community Arts (Nederland) Een workshopsessie over hoe circus een leven kan veranderen. Circus heeft als kunstvorm het voordeel dat zij het stigma van "hoge kunst" niet met zich mee hoeft te dragen. Gelukkig. Gelukkig? Voordeel? Ja, want circus is toch voor iedereen ?!? In 2006 is de eerste HBO-circusopleiding in Nederland van start gegaan in Rotterdam bij Codarts Hogeschool voor de kunsten. Beroepsvorming en talentontwikkeling staan hierin centraal. Daarbij slaat de opleiding in samenwerking met anderen zoals het jongeren mentoraat Rotterdam en Circus Rotjeknor zijn vleugels uit om talent op de straat te ontdekken. Dat zijn nog maar de eerste stapjes. Want elders gebeurt al veel meer… Tijdens de workshop zal door docenten
22
Community Arts en kunstkritiek en medewerkers van de opleiding Circusarts uitgebreid worden ingegaan op de praktische en theoretische aspecten van bovenstaande uitgangspunten. Helen Crocker, medeoprichter en- directeur van Circomedia (befaamde circusopleiding uit het Engelse Bristol) zal aan deze workshop deelnemen. 3. PETA door Ernie Cloma en Joaquin Yabut (Filippijnen) Tijdens deze uiterst interactieve workshop zullen de deelnemers praktisch kennismaken met een serie oefeningen en technieken uit het rijke arsenaal van PETA’s People’s Theater curriculum, dat wordt ingezet om community processen aan te zwengelen. De workshop zal worden gefaciliteerd door Ernie Cloma, een van de ‘veteranen’ van PETA die veel van deze oefeningen ontwikkeld heeft en al sinds de jaren ’70 aan PETA verbonden is. Hij is de oprichter van PETA’s People’s Theater School en één van de meest ervaren community artists en docenten in Azië. Hij is van huis uit onderwijzer, acteur, danser en regisseur. Hij wordt bijgestaan door Joaquin (‘Jack’) Yabut, een danser en choreograaf die al sinds midden jaren ’80 een vast lid is van de artistieke en zakelijke leiding van PETA. 4. Collectieve Creatie als basis voor een sociale beweging door Els Dietvorst (België) Els Dietvorst (1964) drukte zich aanvankelijk uit via sculptuur en installatiekunst. Maar met het richten van de focus op intermenselijke relaties en communicatie nam haar werk de vorm aan van jarenlange projecten waarin ze rechtstreeks met de sociale omgeving werkte. Het bekendste resultaat van haar werkwijze werd ‘De Terugkeer van de Zwaluwen’ (1999-2005), een project ontstaan in de Anneessenswijk in Brussel. De titel van het project is symbolisch gekozen voor de vele migratiegolven die deze wijk, gedurende jaren, kende. Het is een wijk die tot op heden nog kampt met grootstedelijke problemen: weinig werkgelegenheid en een hoge concentratie van migrantenjongeren met kleine criminaliteit en frustraties tot gevolg. De nadruk van het project lag op communicatie: communicatie in een ‘sociaal achtergestelde’ wijk. Aan het project participeerden 22 bewoners. Fragmenten uit hun persoonlijke verhalen, dromen en verlangens dienden als basis voor het werkproces, dat resulteerde in het ‘zwaluwenarchief’, een waaier van publicaties en vooral films, korte films, procesfilms en docu-fictiefilms waarin de bewoners ook als performers in tal van door hen zelf ontworpen initiatieven participeren. Aan de hand van fragmenten uit haar films zal Els Dietvorst haar benaderingswijze toelichten en vragen beantwoorden.
23
Talkshow Community TV 5. Workshop Cactus Theater door Barbara Kemmler en Julio Mangue Eyimi Seit (Duitsland) Jongerentheater Cactus uit Münster richt zich sinds haar oprichting in 1992 op het bereiken van jongeren met verschillende culturele achtergronden. Onder artistieke leiding van Barbara Kemmler en Alban Renz hanteert Cactus een manier van werken waarbij thema’s door de jongeren zelf worden aangedragen. Het behoort tot de werkwijze van Cactus om gebruik te maken van de specifieke vaardigheden van de jongeren door deze als medemaker bij het werkproces in te schakelen. Barbara Kemmler als regisseur en Julio Mangue Eymi Seit als Hip Hop choreograaf gaan in hun workshop met dit onderwerp aan de slag middels gesprek, spel en beweging. 6. Workshop Boerenerfgoed door Saskia Valk (Nederland) In 2005 ontstond het idee voor het project ‘BOERENERFGOED’. Het Limburgs Museum, het Huis voor de Kunsten Limburg en de Toneelacademie Maastricht zochten samen naar een maatschappelijk thema en een verbinding met de mensen uit de regio. De Reconstructie, een ingrijpende herindeling van het platteland met vele kleine en grote gevolgen voor de boeren en de mensen in hun omgeving, werd het onderwerp van hun tocht. Het project heeft al geresulteerd in vier theaterproducties op verschillende locaties, die het resultaat waren van een verkennend onderzoek en de basis vormden voor verdere inhoudelijke verdieping van het thema. Dat leidt tot een grotere, provinciale productie, die op dit moment gemaakt wordt door amateurspelers, theatermakers, boeren en studenten van de Toneelacademie. In de workshop zal Saskia Valk, een van de initiatiefnemers en begeleiders, inzichtelijk maken hoe tot nu toe werd gewerkt. 14.30 Koffie/thee 15.30 MIDDAGVOORSTELLINGEN 1. Talkshow Community TV door Tenantspin (Verenigd Koninkrijk) Tenantspin is een Community TV kanaal in Liverpool. Het wordt gezamelijk gerund door FACT (Foundation for Art and Creative Technology) huurders en Arena Housing, een grote regionale sociale woningcorporatie. Tenantspin begon in 1999 als een experiment om met nieuwe media
24
Community Music levenswijzen en perspectieven op het leven voor het voetlicht te brengen. Tenantspin heeft twee programmalijnen. De eerste, WAYS OF SEEING (‘manieren van kijken’) wordt gecoördineerd door FACT en omvat webcasts die samen met huurders geproduceerd worden en waarvan de inhoud samen met ervaren kunstenaars, schrijvers en denkers tot stand komt. De tweede lijn, WAYS OF LIVING (‘manieren om te leven’) staat onder leiding van Arena Housing en onderzoekt samen met betrokkenen sociale en huisvestingsthema’s zoals asociaal gedrag, gezondheid, zorg, geldproblemen, maar ook fantasieonderwerpen als futuristisch wonen en hoogbouwnachtmerries. Over de afgelopen acht jaar heeft Tenantspin meer dan 600 uur Community TV geproduceerd. Deze programma’s waren over de hele wereld online te zien, maar hadden natuurlijk vooral lokale impact. Op het ICAF 2008 zal Tenantspin vanuit een geïmproviseerde studio met behulp van festivalbezoekers het programma verslaan. Daarnaast zal Tenantspin op zaterdagmiddag 29 maart samen met bewoners van bejaardentehuis ‘Simeon en Anna’ een Talkshow TV-programma webcasten. Bezoekers van deze presentatie kunnen live kennis nemen van deze talkshow en alles er om heen, zoals gesprekken met de makers. 2. ‘Reflux’ door Unie der Zorgelozen (België) De Unie der Zorgelozen is een sociaalartistiek wijkproject uit Kortrijk. “In de oeroude traditie van de Comedia dell'Arte wil de Unie der Zorgelozen een heruitvinding zijn van de oude banden tussen familie, gezelschap, engagement, kunst en samenleving. Het begrip theatermaker is ruimer dan mensen met een theaterdiploma op zak. ‘Gemeenschap’ én ‘gezelschap’ zijn geen zaak van enkel gediplomeerden. Onbevoegden zijn niet per definitie onbekwaam, ze zijn onmisbaar om aan het idee 'gemeenschap en gezelschap' een levende artistieke en maatschappelijke inhoud te geven. De Unie der Zorgelozen wil theater maken uit een maatschappelijke én artistieke noodzaak met mensen die in de loop van het proces betrokken geraken op de artistieke en sociale werking.” Naast wijkprojecten kent de Unie der Zorgelozen zogenaamde ‘doorstroomprojecten’. Hierin kan met een relatief klein aantal spelers (circa tien i.t.t. een wijkproject dat gemiddeld een 40-tal deelnemers kent) intensiever gezocht worden naar een theatertaal die “de onderbuik van de samenleving op een krachtige manier vertaalt. Het is theater dat vecht om te bestaan. Dat bijt en slaat. Maar evengoed poëtisch durft zijn. En eerlijk. Theater dat de collectiviteit van maken en
25
Familie à la Turca meemaken centraal stelt”. “Toen artistiek leider en regisseur Geert Six zijn Unie der Zorgelozen opstartte, had hij een droom: de term sociaalartistiek op losse schroeven zetten door niet enkel - zoals té vaak het geval is - met ‘gelegenheidsprojectjes’ een hit and run te doen, maar via een langdurige samenwerking met buurtbewoners uit Kortrijk en Gent tot professioneel theater te komen. Dat dit vruchten afwerpt blijkt uit ‘Reflux’ dat exemplarisch is voor tot wat lange termijn denken en werken op sociaalartistiek vlak kan leiden.” (uit De Morgen) ‘Reflux’ is een beeldend sterke voorstelling die op poëtische wijze gestalte geeft aan de persoonlijke en maatschappelijke ervaringen van de spelers. Wat de voorstelling ook interessant maakt is de keuze om met een relatief kleine groep acteurs (‘Doorstromers’) te komen tot een artistieke verdieping. Zeker op een festival waar het kwaliteitsaspect centraal staat, vormt deze aanpak ongetwijfeld aanleiding tot discussie. 3. ‘Pendrecht Dialogen’ door BAF (Nederland) Bureau d’Arts sans Frontières (BAF) heeft zich toegelegd op het maken van locatievoorstellingen met bewoners in diverse stadswijken. Voor deze voorstelling wordt u meegenomen naar het eigen Pendrecht Theater van BAF in de Rotterdamse wijk Pendrecht. De Pendrecht Dialogen zijn deel van een drieluik. Na de Pendrecht Monologen, die gingen over de verschillende geschiedenissen van oudere mensen in de wijk Pendrecht, gaan de Pendrecht Dialogen over het samenleven van jongeren en ouderen in deze tijd en over hun zoektocht naar identiteit. ‘Zonsondergang’ gaat over 3 mensen die wachten. Twee van hen zijn jong, één oud. Het wachten confronteert, maar brengt hen uiteindelijk in een gezamenlijke wereld. In ‘Maatschappelijke stage’ komen die werelden juist niet bij elkaar: never the twain shall meet. En ‘Rabiaa en Roos’ zoeken hun weg in de dialoog met zichzelf. De dialogen ‘Zonsondergang’, ‘Rabiaa en Roos’ en ‘Maatschappelijke Stage’ vormen, verbonden door zang en muziek, een theatraal geheel, gespeeld en gezongen door bewoners van 12 tot 81 jaar.
Kingdom AVONDVOORSTELLINGEN 19.30 ‘Familie à la Turca’ door Stut Theater (Nederland) ‘Familie à la Turca’ is een toneelstuk over een doodnormaal Turks gezin. Vader is dertig jaar geleden uit Turkije in Nederland komen werken. Hier is hij getrouwd, hier voeden hij en zijn vrouw hun kinderen op. In een wijk als Overvecht. Hoe doen ze dat? Groeien hun kinderen op als Turken? Of voelen die zich toch vooral Nederlander? Wat is dat: Turks zijn? Hoe gaat dat tussen mannen en vrouwen, broertjes en zusjes? En tussen broers en mannen onderling, tussen vrouwen en meisjes? Is het waar dat een groot deel van de jongste generatie Turkse jongens conservatiever is dan hun ouders? En: waarom houden Turken toch zo van volksdansen? De jonge Turkse regisseur Güner Güven vroeg dat aan Turkse bewoners uit Overvecht. Vanuit hun verrassende en zeer gedetailleerde antwoorden schreef Jos Bours, mede oprichter van Stut in 1977, de tekst voor ‘Familie à la Turca’. 21.00 ‘Kingdom’ door Bregamos Community Theater (Verenigde Staten) Bregamos werd ongeveer vijf jaar geleden opgericht door Rafael Ramos in de arbeiderswijk Fair Haven (New Haven). Het heeft als missie om culturen en generaties bij elkaar te brengen d.m.v. theater dat nauw aansluit bij de ervaringen van de mensen die er wonen. Het toneelstuk ‘Kingdom’ gaat over de invloed van de Kingsbende op doelloze jonge Latino’s in de stad New Haven, die halverwege tussen New York en Boston ligt. Die invloed is niet wezenlijk anders dan de loze beloftes afkomstig van wervingscampagnes voor het Amerikaanse leger. Beide organisaties voeden een eindeloze geweldspiraal gebaseerd op de denkfout dat alleen meer geweld het moorden kan stoppen en dat losgeslagen jongeren alleen maar ‘vrijheid’ en veiligheid binnen een militaristische organisatie zouden kunnen vinden. In deze wervelende voorstelling vol rap en urban dance worden de dilemma’s van deze jongeren genuanceerd en aangrijpend neergezet. 22.30 Late Night Podium
17.30 Diner
26
27
Morning After Salon ZONDAG 30 MAART 2008 09.45 Inloop met koffie en thee 10.00 Workshop Kunstkritiek en Community Art (zie donderdag 27 maart) 11.00 Morning After Salon 12.00 Lunch 13.00 Slotdebat Kwaliteit en Community Arts (voorafgegaan door Compilatie Tenant Spin)
SlotDebat leert kijken. Deze uiterst succesvolle vorm van community art heeft zich naar hun mening opgesloten in een eigen wereld en grotendeels gemist dat de maatschappij veranderd is. Voor het programma waar u naar gaat kijken en luisteren werd een gezelschap samengesteld van diverse nationaliteiten en diverse muzikale tradities. Een gezelschap dat normaal gesproken nooit samen zou gaan musiceren. Brassband Rijnmond, een orkest van Europees topniveau dat zijn roots heeft in de klassieke blaasmuziek samen met de Music Matters Brassbandschool, een school die ongeveer 2 jaar bestaat en een verzamelplaats en opleidingsplek is voor de Caribische blaasmuziek. Uitgangspunt voor het programma is traditie. Ieder heeft zijn eigen inbreng. Door met elkaar te werken en te improviseren worden tradities vermengd, nieuwe composities worden gemaakt. Esteve Molero (Spanje) heeft speciaal voor dit optreden de compositie ‘Lecuona’ gemaakt voor Brassband en Latin Percussie. In workshopvorm zijn de andere arrangementen en composities tot stand gekomen. Dirigent Carlo Balemans heeft samen met studenten Jazz Compositie Codarts dit traject begeleid.
15.00 Koffie/Thee 17.00 Slotreceptie 15.30 VOORSTELLING ‘Santa Cecilia on da Move’ door een internationaal ensemble onder leiding van Carlo Balemans (diverse nationaliteiten) ‘Santa Cecilia on da Move’ is een onderzoekstraject waarbij Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam, Music Matters en SKVR de handen ineen geslagen hebben. Het onderzoek richt zich op het vinden van nieuwe wegen voor de traditionele blaasmuziek. De blaasmuziek in Nederland heeft een rijke historie die zo’n 150 jaar in beslag neemt. De orkesten hebben vanuit hun traditie een maatschappelijke functie. Bij evenementen zoals jaarmarkten, bruiloften, jubilea enz. was de harmonie paraat om deze muzikaal te omlijsten. In de jaren 70 van de vorige eeuw is er een beweging op gang gekomen die gezorgd heeft voor een kwaliteitsverbetering op speltechnisch gebied. De Nederlandse orkesten hebben hierdoor een speelniveau bereikt dat uniek is in de wereld. Deze kwalitatieve vooruitgang heeft er gedeeltelijk toe bijgedragen dat de “gemeenschapsfunctie” van de blaasmuziek is veranderd. Veel orkesten richten zich louter op het kwalitatieve concert. Hierdoor is de focus meer en meer komen te liggen op goed of fout. Met ‘Santa Cecilia on da Move’ willen betrokkenen bereiken dat de blaasmuziek weer om zich heen
28
29
reludeP
Prelude
Sfeerimpressies Hand in Hand repetities 12 maart 2008 repetitie Varkenoord Door Pim Kouwenberg ‘Om 19.00 uur hadden we toch afgesproken?’ - ‘Inderdaad, hij zal zo wel komen.’ We bevinden ons op het jeugdcomplex van Feyenoord, Varkenoord genaamd. Om vijf over zeven verschijnt er langs de lijn een man die klinkt als de stem aan de telefoon. Het is Arno, de prmedewerker van het Rotterdams Wijktheater. Hij neemt ons mee naar binnen, het clubhuis in. Boven repeteren supporters van Feyenoord iedere woensdagavond voor de voorstelling Hand in Hand waarmee ze vanaf oktober 2008 langs verschillende club- en buurthuizen in Rotterdam op tournee zullen gaan. De voorstelling is onderdeel van een grotere voorstelling die in maart en april tien keer gespeeld gaat worden in theater Zuidplein in Rotterdam. Het Rotterdams Wijktheater maakt voorstellingen met en voor mensen uit Rotterdam. Dit project gaat over Feyenoord en daarin spelen ook echte Feyenoordsupporters. We hebben vernomen dat enkele van hen ooit een stadionverbod hebben gehad en we denken die supporters aan te kunnen wijzen. Dit vermoeden wordt bevestigd als tijdens het spelen van één van de scènes de desbetreffende persoon de naam van een concurrerende club hoort vallen. Zijn gezicht loopt rood aan en een woede uitbarsting die bijna niet gespeeld kan zijn scandeert door de repetitieruimte. Hierop wordt geklapt. De scène is voorbij. Het valt me op dat er beter gespeeld wordt dan ik verwacht had. Het grote deel van de spelers in de voorstelling heeft nog nooit een theater van binnen gezien. Uit latere gesprekken met die spelers blijkt dat ze allemaal meedoen om een bijdrage te kunnen leveren aan het 100-jarig bestaan van hun ‘cluppie’. En dat zie je terug in het toneelspel. Het enthousiasme en de passie waarmee ze spelen is niet te veinzen. Het toneelspel is oprechter dan dat van professionele acteurs en daardoor maakt het niet meer zoveel uit als er af en toe een foutje wordt gemaakt. Desnoods gaat de scène elf keer over.
30
31
Wat we tijdens de repetitie zien is leuk om naar te kijken, maar een kwaliteitsoordeel geven is heel lastig. Kwaliteit is een dubbel begrip: ik vind het kwalitatief heel goed dat het Rotterdams Wijktheater zo veel mensen die helemaal niets met theater hebben toch een voorstelling kunnen laten maken. Het spel van de spelers is misschien niet altijd kwalitatief even goed maar aan de oprechtheid van wat er gespeeld wordt kan geen enkele professional tippen. Wat ik daarnaast indrukwekkend vind om te zien is hoe de regisseur echt naar de spelers luistert en ze de mogelijkheid geeft om mee te denken en fouten te maken. Wat ik wel jammer vind is dat er continu mensen naar
... Het spel van de spelers is misschien niet altijd kwalitatief even goed maar aan de oprechtheid van wat er gespeeld wordt kan geen enkele professional tippen ... binnen en buiten lopen om te bellen of te roken waardoor de concentratie bij de spelers onmogelijk optimaal kan zijn. De kwaliteit van het Rotterdams Wijktheater zit daarom waarschijnlijk vooral in hun ideologie: een mooie voorstelling maken met echte mensen, en er alles voor doen hen bij elkaar te houden.
12 maart 2008 repetitie Varkenoord Door Sharon den Breems De repetities van Hand in Hand zijn al ruim een jaar geleden van start gegaan. De meeste spelers van deze voorstelling zijn zelf Feyenoordsupporters. Ze zijn in een jaar tijd klaargestoomd voor de première op 26 maart in Theater Zuidplein. Al vanaf de eerste ontmoeting met de spelers en de makers van Hand in Hand viel hun enorme gastvrijheid naar ons toe op. Natuurlijk waren zij op de hoogte van het feit dat wij als theaterwetenschappers naar hun werk zouden komen kijken, maar dit deed niets af aan de interesse die de mensen toonden bij onze komst. Ze waren ontzettend benieuwd naar onze mening over het stuk. Ook de werkwijze waarmee de regisseur de voorstelling tot stand laat komen en de spelers motiveert in hun spel is opvallend. De keuze voor ongetrainde spelers heeft als vanzelfsprekend gevolgen voor de manier waarop een wijktheaterregisseur te werk dient te gaan. De spelers hebben veel aansturing nodig. Tijdens de repetities is de groep spelers vrij rumoerig en de aanwijzingen van de regisseur worden dan ook niet altijd even efficiënt opgevolgd. Natuurlijk kan dit toegeschreven worden aan de onervarenheid van de spelers. De regisseur gaat hier uitermate goed mee om. De aanwijzingen worden langzaam opgebouwd en zo nodig meerdere malen herhaald. De regisseur is
32
zelf ook nog aan het experimenteren, maar maakt wel goed duidelijk wat hij precies wil, hoe en waarom. De spelers krijgen individuele aanwijzingen en worden persoonlijk aangesproken op de uitspraak en klemtoon van bepaalde zinsdelen. Bovendien speelt de regisseur ontzettend goed in op het inlevingsvermogen van de spelers door voorbeelden te geven en een context te creëren. Samenvattend kan worden gesteld dat de regisseur duidelijk zegt waar het op staat en dat hij het commentaar voor de spelers op een directe wijze op hen overbrengt. Bovendien geeft hij ook aan welke dingen juist wèl goed gaan. Hoewel er nog heel wat moet gebeuren voor de premiere, is één ding wel duidelijk geworden tijdens de repetities: Hand in Hand komt er wel!
13 maart 2008 eerste doorloop Theater Zuidplein Door Lysanne Erlings Wanneer de supporters op het toneel staan, vult de nog lege zaal zich met de sfeer die zij creëren. Hun enthousiasme is aanstekelijk, waardoor de zaal, die schaars gevuld is met andere spelers, even opveert. Iedereen lijkt nu toch echt klaar voor de première die op 26 maart zal plaatsvinden. Helaas moeten we het daarna met een roes van die sfeer doen, doordat de supporters hun enthousiasme lijken te verliezen als ze het podium afstappen. Omdat het toch nog anderhalf
33
uur duurt voordat ze weer het podium opmoeten, willen een aantal meiden al naar huis. Andere supporters gaan wat drinken en staan daarom niet op hun plaats als hun scène wordt gerepeteerd. De meiden, die door de regisseur verplicht zijn te blijven, zitten giechelend in de zaal tijdens een scène van studenten van de circusschool. De enige supporter die gefascineerd blijft kijken is Tante Ans van 82 jaar. Het is dan ook wel wat, wat er allemaal op het podium te zien is. Studenten van de circusschool verbeelden in een acrobatische act een afscheid tussen twee geliefden in de Tweede Wereldoorlog, onder begeleiding van een klaagzang dat door een koor wordt gezongen. Studenten van de Dansacademie dansen samen met jongeren uit de wijk en er wordt boven het podium een wedstrijd uitgebeeld door twee studentes die in lianen van textiel klimmen. Gelukkig is de houding van de supporters niet kenmerkend voor alle repetities die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. De supporters dachten de eerdere weken wel degelijk mee met de regisseur, gaven zelf aanwijzingen en tips en stelden vragen. Ze keken vanuit hun perspectief kritisch mee naar de repetities en voelden zich betrokken bij de voorstelling. Nu de première nadert, zeggen de supporters er helemaal klaar voor te zijn. De première zou van hen zelfs morgen mogen plaatsvinden. Waarschijnlijk is hun houding op dit gegeven terug te voeren. Waarom zou er nog gerepeteerd moeten worden als zij er helemaal klaar voor zijn? Waarom zouden ze naar dansers kijken die toch niks met hun Feyenoord hebben? En wat is het nut van de hele doorloop bijwonen en bekijken, als je vijf minuten op het podium achter een vlag staat en geen tekst hebt? Daar kan je toch weinig aan verprutsen, dus waarom zou je daar sowieso voor repeteren? Voor hun gevoel is de voorstelling al af, waardoor repeteren zinloos lijkt. Tel daarbij het feit op dat ze al een jaar bezig zijn aan deze voorstelling, waardoor het begrijpelijk is dat ze in een sleur terecht kunnen komen. De twee weken die resten tot de première lijken verwaarloosbaar in verhouding met dat hele jaar. De supporters willen gewoon het podium op voor een volle zaal en die zaal iets vertellen over hun Feyenoord. En dat is de juiste instelling. Zolang ze die vasthouden, heb ik er alle vertrouwen in dat zij de zaal straks vanaf het podium weer zullen vullen met hun uitstraling en sfeer.
34
35
maart 62.oW
Wo. 26 maart
Hand in Hand
Een Geweldig Spektakel Door Corrie van Haasteren Terwijl ik op de avond van 26 maart 2008 de trappen van metro Zuidplein afloop, realiseer ik me dat ik nu al voor de vierde maal getuige zal zijn van het bruisende feest dat de naam ‘International Community Arts Festival’ draagt. Onder het motto ‘Kwaliteit is de kunst’ is de centrale vraag van het festival dit keer wat kwaliteit in community arts nu precies is en of dat wezenlijk verschilt van criteria die worden toegepast in de reguliere kunst. Intussen ben ik beneden aangekomen en ik hoor een fanfare die heel enthousiast de ‘Koning Voetbal’mars aan het spelen is. Ik kom terecht in een bomvol theater, gevuld met mensen in het wit en rood van voetbalclub Feyenoord. Als het doek op gaat kijk ik verbaasd naar twee meisjes die als volleerde circusartiesten in gekleurde linten gracieus omhoog en omlaag klimmen en een derde meisje dat zeer behendig met grote ballen jongleert. Dan schiet me te binnen dat Codarts Hogeschool voor de Kunsten die o.a. in samenwerking met het Rotterdams Wijktheater deze voorstelling over het 100 -jarig bestaan van voetbalclub Feyenoord heeft† gemaakt, sinds 2006 ook een HBO-circusopleiding heeft. De acrobatiek- en jongleeract is het begin van een wervelende show vol muziek, zang, dans,
... Er zullen veel mensen bij geweest zijn die nooit naar een theater gaan, maar die nu waarschijnlijk voorgoed verkocht zijn ... film en toneelspel, waaraan maar liefst 150 mensen meedoen. De hele voorstelling bestaat uit louter hoogtepunten: de bouw van het stadion (uitgebeeld door een ritmische stokkendans); de indrukwekkende afscheidsdans van een vrouw die haar man vanwege de Arbeitseinsatz naar Duitsland ziet gaan; de gracieuze dans van een 80-jarige danseres; het bitterzoete lied van de vrouw met tien kinderen, die haar echtgenoot elke zondagmiddag moet missen; en het overvliegen van de Feyenoordhelicopter, waarbij mijn haren te bergen rijzen.
37
Het enthousiasme in de zaal (voor een belangrijk deel gevuld met Feyenoordsupporters) is heel groot. Ik vond het een geweldig spektakel. Later blijkt dat ook bijna de hele selectie van Feyenoord in de zaal zat. Trainer Bert van Marwijk had, zo vertelde hij, eerst de pest in omdat hij een belangrijke interland op TV moest missen, maar later zei hij toch blij te zijn dat hij dit spektakel had kunnen zien. Ella ter Kuile, voorzitter van de Raad van Toezicht van het RWT, is ook enthousiast over het spektakel: ‘Ik heb genoten van de snelheid, de afwisseling, de grote verscheidenheid. Mooi vond ik ook de aandacht die het overleden dochtertje van voetballer Schreuder kreeg. Ik vond het enthousiasme van de spelers zo leuk en dan te zien hoe de zaal daarop reageerde. Er zullen veel mensen bij geweest zijn die nooit naar een theater gaan, maar die nu waarschijnlijk voorgoed verkocht zijn’.
Een religieuze ervaring Door Pim Kouwenberg Het is gezellig op de straat voor Theater Zuidplein. Twee meisjes jongleren met vuur en een feestelijke fanfare staat de gasten voor de Hand in Hand voorstelling op te wachten. Mannen blijven als jongens buiten wachten om hun helden - de bijna voltallige selectie van Feyenoord - toe te juichen. Net als op straat, lijkt alles binnen het theater Feyenoord te schreeuwen. Er hangen foto’s van jongens in Feyenoord-tenue, grote vlaggen met daarop het logo van de club en vele toeschouwers hebben voor de gelegenheid hun Feyenoordshirt uit de kast getrokken. Zelfs als niet voetballiefhebber gaat ook mijn hart sneller kloppen door de spanning die in de foyer hangt. Het Rotterdams Wijktheater (RWT), dat het initiatief nam voor dit project, maakt Community Art voorstellingen. Voor het RWT betekent dit toneelvoorstellingen over dingen die in de wijk spelen, gemaakt met de mensen uit de wijk. Dit zijn altijd relatief kleine voorstellingen geweest, maar voor het honderdjarige bestaan van Feyenoord wilde het Wijktheater groots uitpakken. In Hand in hand wordt de geschiedenis van de voetbalclub op verschillende manieren verteld. Enkele fanatieke supporters spelen momenten uit die geschiedenis na, andere gebeurtenissen (zoals de razzia van 1943 in Rotterdam) zijn vertaald naar wat abstractere dans en circusacts. Tijdens de voorstelling komen alle bekende Feyenoordliederen aan bod en twee acteurs (een RWT regisseur en een Feyenoord supporter) praten als stand-up comedians de voorstelling aan elkaar. Spectaculaire taferelen worden afgewisseld met leuke grappen. Duidelijk is dat Feyenoord leeft voor de mensen op het toneel en in de zaal, en dat zij voor Feyenoord leven. Hierdoor doet de voorstelling meer denken aan een swingende kerkdienst dan aan een theaterstuk. In dit geval een dienst die in het teken staat van de eeuwige hoop en liefde voor de club. De sprekers zijn de priesters die laten zien wat je met de liefde kunt doen, en dat er achter die grote monden vaak een heel klein hartje schuil gaat. Hierdoor wordt het idee genuanceerd dat supporters grof, ongemanierd en hard zouden zijn. De muziek en dans vormen de hartslag van de voorstelling die de rode en witte bloedlichaampjes bij het publiek sneller doet stromen, en de hymnen worden mede
38
hierdoor door het voltallige publiek meegezongen. De ‘dienst’ weet op deze manier een ultieme vorm van saamhorigheid te creëren. Hand in Hand is een gevarieerde voorstelling met veel afwisseling in disciplines en waarin op een uitstekende manier is geanticipeerd op het publiek. En hoe abstract bijvoorbeeld de dansen ook zijn, alles staat in het teken van één woord: Feyenoord. Daarbij komt dat niemand stil hoeft te zitten: fans en niet-fans worden gegrepen door het spektakel en iedereen verlaat vervuld met hoop en liefde de zaal.
Feyenoord is Feyenoord Door Sharon den Breems De harde kern Feyenoordsupporters en theater, dat is niet de meest voor de handliggende combinatie. Toch was dit het beeld tijdens de première van Hand in Hand in Theater Zuidplein op woensdag 26 maart 2008. In het bijzijn van de vrijwel voltallige Feyenoordselectie en vele supporters passeerden diverse passages uit de roemrijke geschiedenis van de Rotterdamse voetbalclub de revue. En dan blijkt dat theater en Feyenoord eigenlijk heel goed samen gaan. Om het publiek aan te spreken is alleen het tonen van de geschiedenis van Feyenoord niet genoeg. De supporters, die veelal niet bekend zijn met de kunstvorm theater, moeten worden aangesproken
39
en zij moeten zich in het stuk en in de spelers herkennen. Bovendien is de band die fans met de voetbalclub hebben zo hecht, dat professionele acteurs deze emoties nooit zo gepassioneerd neer kunnen zetten. Daarom hebben de makers ervoor gekozen om in plaats van professionele acteurs echte Feyenoordsupporters mee te laten spelen. Zij zijn puur en hun gevoelens ook; niets van hun emoties is gespeeld. Het publiek zal zich dan ook ongetwijfeld herkennen in deze spelers, waardoor het voor hen vervolgens weer makkelijker wordt het publiek mee te krijgen. Want dat is uiteindelijk wel waar het om draait in Hand in Hand. Mensen die niet bekend zijn met theater moeten aangesproken worden. Dit gebeurt onder andere door gebeurtenissen met een serieuze ondertoon – zoals de zwarte jaren van Feyenoord tijdens de Tweede Wereldoorlog en het overlijden van het dochtertje van de voetballer Alfred Schreuder - af te wisselen met luchtige en typische voetbalgesprekken over de lengte van het gras in de Kuip en het aantal lampen in het stadion, die gevoerd worden door de supporters Henk en Richard. Op het gebied van het meekrijgen van het publiek scoort Hand in Hand hoog. Al na de eerste noten wordt er door het publiek meegeklapt en gejuicht. Tijdens de verschillende scènes is het verbazingwekkend stil, alhoewel er soms wat - veelal positieve - opmerkingen door de zaal schallen. Vooral het regelmatig terugkerende supportersduo Henk en Richard winden het publiek om hun vinger. Bij opkomst zingen zij telkens de eerste paar zinnen van verschillende Feyenoordliederen, die vervolgens uit volle borst door het publiek worden meegezongen. Ook de fragmenten van belangrijke voetbalwedstrijden doen het publiek opleven en even lijkt het alsof de Kuip tot leven komt. Zelfs scènes waarbij de makers hun twijfels hadden - het afscheid tussen mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog begeleid door een Jiddische klaagzang die associaties met Ajax op zou kunnen roepen - werden met een staande ovatie ontvangen. Hoewel Feyenoord en theater in eerste instantie geen geslaagde combinatie leek, bewees de première van Hand in Hand het tegendeel. Een toneelstuk over Feyenoord kan volgens de supporters natuurlijk nooit tippen aan een echte voetbalwedstrijd, maar de reacties op de voorstelling waren desondanks lovend. Echte Feyenoordsupporters houden onvoorwaardelijk van hun club, ongeacht in wat voor jasje het is gestoken.
Een Publieksonderzoek na afloop van ‘Hand in Hand’ Door Lynn van Leerzem Alle hoogte- en dieptepunten die de club heeft meegemaakt verwerkt in een theaterstuk, dat kan best leerzaam zijn. Zo vinden ook Tamara en Dennis, twee trouwe Feyenoordfans die ontzettend van de voorstelling hebben genoten. ‘Sommige dingen heb je zelf niet meegemaakt, dat is van voor je tijd. Dan is het toch leuk om dat zo eens terug te zien’. Maar wat vinden de voetbalfans er nou van dat het verhaal van Feyenoord door middel van theater verteld wordt? Kan het theater tippen aan het stadiongevoel? De zang die klinkt als een groep
40
Feyenoordsupporters - natuurlijk gekleed in rood en wit - de zaal uit komt doet vermoeden van wel. Maar twee van deze trouwe fans, Jerry Hoek en Bianca Snoek, antwoorden wel meteen dat het stadiongevoel niet zomaar te imiteren is: ‘Het is toch een première hè, er zijn maar weinig echte supporters’. De organisatie heeft er nog over gedacht het stuk op te voeren in De Kuip om die stadionsfeer te vergroten, maar dit was vanwege praktische redenen helaas niet mogelijk, zo wordt de volgende ochtend in de Talkshow verteld. Iedereen is het er in ieder geval over eens dat de combinatie van voetbal en theater geslaagd is. Edith Knops, voormalig publiciteitsmedewerker van het Wijktheater, is van mening dat de rauwe, krachtige energie van de supporters iets extra’s geeft aan het theaterstuk. Bianca is het hier mee eens. Ze is niet alleen gekomen om de verjaardag van haar voetbalclub te vieren, maar ook om haar vriend Richard, die een belangrijke rol in het stuk speelt, aan te moedigen. Ze denkt dat een professionele acteur de rol van Richard in het stuk niet zo had neer kunnen zetten als hij. Zoals Richard daar staat, zo kent ze hem ook uit het dagelijkse leven. Ook interessant is de samenwerking tussen mensen die van theater hun beroep hebben gemaakt of willen maken en mensen wier leven om voetbal draait. Het zijn toch twee verschillende werelden die samengebracht worden. Mieke Verhoeven, die naar de voorstelling kwam kijken op uitnodiging van haar zoon die voor het Wijktheater werkt, is positief verrast door de diversiteit aan mensen die meedoen. Vooral het feit dat jong en oud zo respectvol met elkaar omgaan vindt ze erg bijzonder, het zorgt voor een goede sfeer. En voor Merel Driesen, die al sinds haar vierde danst, was het meedoen aan dit project als niet-Feyenoordfan en het samenwerken met een groep mensen die op een heel andere manier met theater omgaat een geweldige ervaring.
... Niet alleen op artistiek gebied maar ook op sociaal vlak heeft het stuk mensen geïnspireerd ... Maar dan de grote vraag: zullen de mensen voor wie het bezoeken van theater geen dagelijkse bezigheid is na het zien van Hand in Hand vaker naar (community) theater gaan? ‘Ach, ik ben niet zo van het theater hoor. Ik was er nu om Richard te zien, maar anders zou ik hier niet geweest zijn’, antwoordt Bianca meteen. ‘Nou,’ valt Jerry haar in de reden, ‘als ik dit zo zag, dacht ik: het kan toch best leuk zijn. Nu ik dit heb gezien zal ik misschien wel eens vaker wat bezoeken als het me leuk lijkt’. En ook Richard laat tijdens de talkshow op donderdagochtend weten dat hij er een nieuwe passie bij heeft: theater maken. Zo te horen hebben zowel het publiek als de deelnemers de voorstelling ervaren als een groot succes. Niet alleen op artistiek gebied, maar ook op sociaal vlak heeft het stuk mensen geïnspireerd. En om dit verslag dan maar met de woorden van een echte Feyenoordfan af te sluiten: ‘Het was nog veel beter dan ik m’n eigen had voorgesteld!’.
41
Uit een Analyse van ‘Hand in Hand’
Het publiek
Door Sharon den Breems, Pim Kouwenberg, Lysanne Erlings en Frouwke Hendriks
Het publiek reageert constant op de gebeurtenissen die plaatsvinden op het toneel. Na elke act klinkt er een groot applaus en gejuich door de zaal. De spreekkoren die ingezet worden door het supportersduo Richard en Henk worden luidkeels meegezongen. Het valt op dat er vooral geklapt wordt om de grappen die gemaakt worden door het supportersduo en de spectaculaire acts, terwijl de liederen minder aandacht krijgen. De abstractere dansen werden waarschijnlijk niet door iedereen begrepen, omdat er steeds geroezemoes uit de zaal opsteeg.
De spelers De eerste scène die we met de spelers besproken hebben had betrekking op Kees Pijl en het toenmalige Feyenoord. De spelers geven aan dat zij het goed vinden dat er aan de voorstelling mensen met verschillende culturele achtergronden meedoen. Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 was er volgens de spelers veel discriminatie in de Kuip. Supporters joelden wanneer gekleurde spelers het veld betraden, zelfs als zij van Feyenoord waren. Naarmate er meer buitenlandse spelers kwamen is hier langzaam verandering in gekomen. In het gesprek wordt de link tussen de toen gediscrimineerde Kees Pijl en de tegenwoordig gediscrimineerde buitenlanders niet gelegd. Wanneer wij deze scène aanhalen en de symboliek nader toelichten blijkt dat dit verband geen van de spelers is opgevallen. Zij hebben zich vaak afgevraagd hoe het komt dat het publiek van de Kuip zo blank is, in vergelijking met bijvoorbeeld een club als Arsenal. Deze vragen hebben zij echter nooit betrokken op de voorstelling. Tijdens onze aanwezigheid bij de eerste doorloop in Theater Zuidplein, blijkt dat de scène die betrekking heeft op de bouw van de Kuip verschillende reacties bij de spelers oproept. De dans wordt volgens de spelers door de studenten van de dansacademie mooi uitgevoerd, maar zij begrijpen niet wat deze dans in de voorstelling doet. De muziek die ter ondersteuning van de dans dient, is volgens de spelers te modern en is in geen enkel opzicht te vergelijken met de muziek ten tijde van de bouw van de Kuip in de jaren ’30. Bovendien is de choreografie van de dans voor hen niet herkenbaar. Ook de kleding van de studentes staat volgens de spelers in geen enkele relatie tot Feyenoord. Wanneer wij wat verder op de scène in gaan en de mogelijke diepere betekenissen blootleggen, zien de spelers in met welk doel de dans in de voorstelling is opgenomen, namelijk het symboliseren van de bouw van de Kuip. Zij geven aan dit zelf niet te hebben herkend en zij denken dan ook dat het publiek, dat voornamelijk uit Feyenoordsupporters zal bestaan, deze link met de bouw van de Kuip ook niet zal leggen. Dat in de afscheidsscène de twee studentes het leed tijdens de Tweede Wereldoorlog verbeelden was sommige spelers wel opgevallen. De spelers die het wel begrijpen hebben de tekst van de voice-over voorafgaand aan de scène aan de beelden in deze scène gekoppeld. De Jiddische klaagzang die ter ondersteuning van deze act dient valt door de acrobatiek in het niet. Het was de spelers dan ook niet opgevallen dat het een Joods lied was en zij zijn dan ook niet bang dat de klaagzang geassocieerd wordt met Ajax. De acrobatiek is van dusdanig niveau, dat alle aandacht van de toeschouwers hier naar toe wordt getrokken en dat de zang naar de achtergrond verdwijnt
Uit de observaties en interviews die wij gehouden hebben, kwam naar voren dat de symboliek over het algemeen wel werd begrepen. Sommige verbijsterden zich echter over het feit dat Kees Pijl gespeeld werd door een donkere jongen, aangezien het toenmalige Feyenoord enkel uit blanke mensen bestond. Anderen konden zich hier weer in vinden, omdat het de huidige multiculturele maatschappij representeert. Ook wat betreft de muziekkeuzes klonk er af en toe protest. In Hand in Hand wordt vooral gebruik gemaakt van moderne muziek. Deze muziek wijkt af van de muziek uit de jaren ’30. Ook zijn niet alle supporters het eens met de keuze van de gebeurtenissen. In hun ogen is niet altijd gekozen voor het weergeven van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van Feyenoord. Kortom toeschouwers uitten verschillende punten van kritiek, waardoor de voorstelling voor hen niet altijd een goede weerspiegeling is van het Feyenoord van vroeger.
... Uit de observaties en interviews die wij gehouden hebben, kwam naar voren dat de symboliek over het algemeen werd begrepen ... Wanneer wij het publiek vragen naar de afscheidsscène blijkt dat de meeste toeschouwers deze scène vooral imposant vonden, maar dat zij eigenlijk niet begrepen dat het een afscheid was dat op een abstracte manier verbeeld werd. Hier komt naar voren dat de mensen zich vooral hebben gericht op de stunts die het acro-gymnastische duo uitvoerden en niet of nauwelijks op het symbolische aspect van de act. Het gros van de bezoekers vindt de voorstelling geslaagd. Ondanks de verschillende kritiekpunten was de voorstelling spectaculair en indrukwekkend. Het doel om het honderdjarig bestaan van Feyenoord te vieren is in hun ogen dan ook bereikt.
Na het bespreken van de verschillende scènes wordt duidelijk dat de spelers de betekenis vaak niet kunnen plaatsen. Maar wanneer de dramaturgische structuur van de voorstelling en de plaatsing van niet begrepen scènes in de voorstelling wordt toegelicht, lijken de spelers de voorstelling beter te begrijpen en te waarderen.
42
43
maart 72 .oD
Do. 27 maart
Sfeerverslag Door Corrie van Haasteren
Deze ochtend ben ik zó vroeg dat het theater nog niet eens open is, maar via een zijdeur kan ik gelukkig toch naar binnen. Daar zijn de RWT-medewerkers, voor deze gelegenheid aangevuld met vele enthousiaste vrijwilligers, in vergadering om de laatste puntjes nog eens door te nemen, want er mag niks misgaan op deze eerste volle festivaldag. Gelukkig ben ik niet de enige vroege vogel. Ook Gusta Meijer, voormalig docent drama aan de Hogeschool InHolland, zit achter een kopje koffie te wachten op de dingen die komen gaan. Ze vertelt me dat ze erg enthousiast is over het festival en het wijktheater: ‘Er gebeuren twee dingen met de mensen die bij het Wijktheater spelen. Hun leven met al zijn vreugde en problemen wordt met respect voor het voetlicht gebracht. De voorstellingen worden in verschillende wijken gespeeld en dan blijkt dat de problematiek herkenbaar is. Er vindt zo een uitwisseling plaats en dat is prachtig. Mijn studenten vonden de voorstellingen ook indringend. Ze kwamen in aanraking met problemen die buiten hun eigen levenssfeer lagen. Ook zagen ze dat het publiek vaak anders reageert dan zijzelf. Het dwong hen naar hun eigen roots en cultuur te kijken’.
... Mijn studenten vonden de voorstellingen indringend. Ze kwamen in aanraking met problemen die buiten hun eigen levenssfeer lagen ... Naast Gusta zit de uit Canada afkomstige Devora Neumark. Zij werkt bij het Levier Project van Engrenage Noir, dat sinds 2002 community arts projecten in Quebec financiert. Via de webpagina van het ICAF kwam ze op het spoor van dit festival, waar ze hoopt met gelijkgezinde kunstenaars in contact te komen. De belangrijkste vraag die haar kleine organisatie zich stelt, is of het door hen te subsidiëren kunstproject een sociaal effect zal hebben. Terwijl ik zo op mijn gemakje zit te praten is de tijd aangebroken voor de zogenaamde Morning After Salon, waar gastheer Eugene van Erven spelers en makers van voorstellingen die de vorige
45
dag te zien waren aan het publiek voorstelt. Hij doet dat op een heel plezierige, ontspannen en geestige manier en hij switcht moeiteloos van het Nederlands naar het Engels en als het moet zelfs naar het Spaans. Stefan van Hees en Richard van Hattem speelden beiden gisteren een belangrijke rol in de openingsvoorstelling Hand in Hand. Hoewel Stefan een professionele theatermaker is en Richard nog nooit eerder van zijn leven acteerde, was dat verschil tijdens de voorstelling nauwelijks merkbaar. Richard zelf meldde zich als speler aan nadat hij een advertentie in het clubblad van Feyenoord had gelezen: ‘En ik heb er echt geen spijt van. Ik ben een Feyenoorder in hart en nieren en ik had nog nooit toneelgespeeld, maar de mensen van het Wijktheater waren heel leuk en hielpen me zoveel ze konden. Ik had eigenlijk niks met theater, was nog nooit naar een voorstelling geweest, maar ik vind het geweldig om op deze manier uit te leggen wat het betekent om Feyenoord supporter te zijn’. Stefan vult aan: ‘Wij zijn professionals op theatergebied, maar Richard weet alles van het supporter zijn, daarin is hij de expert’. De voorstelling zelf werd samengesteld uit verschillende deelproducties - dans, muziek, beeldend - die later werden samengevoegd. Ben Bergmans, dansdocent bij Codarts en samen met RWTregisseur Hans Lein verantwoordelijk voor de bewegingsonderdelen van de show, zegt een enorme bewondering voor Richard te hebben: ‘Zowel wat betreft zijn spel naar de zaal als naar Stefan toe, speelde hij als een professional. Ik heb trouwens als choreograaf niet alle dansbewegingen bedacht. Dat duet van die oude danseres en die student van onze school, ontstond vanuit een improvisatie van de bejaarde dame’. Terwijl we geboeid naar het gesprek op het podium luisteren, trekken de diverse rondom ons heen opgehangen televisieschermen opeens onze aandacht. Het blijkt namelijk dat het NOS-
... Want als er in hun land al iets gesubsidieerd wordt dan is dat sport, nooit kunst ... journaal gisteren op bezoek is geweest en nu krijgen we wat fragmenten van ons eigen festival voorgeschoteld. Jawel: het ICAF is landelijk nieuws Net als in de voorafgaande jaren het geval was, gaat aan het begin van de middag een programma van workshops van start. Het programma is zo leuk dat ik me wel voor alle workshops wil inschrijven. Mijn keuze valt uiteindelijk op ‘Speak-Create-Image’ door PST [Problem Solving Theatre] uit Zuid Afrika. Deze uit Durban afkomstige groep brengt voornamelijk stukken met een sociaal thema. Heel vaak is dit de strijd tegen aids, maar sociale onrechtvaardigheid in alle soorten en maten wordt eveneens dikwijls als onderwerp genomen. Tijdens de workshop moeten we elkaar in het Zulu begroeten,
46
ons uiten in dans en vervolgens in verschillende tableaux vivants laten zien hoe we met bepaalde communicatieproblemen omgaan. Het zijn dezelfde oefeningen die de PST-acteurs gebruiken om omstanders aan het spelen te krijgen. Ik vind het leuk om me nu een heel klein beetje Zuid-Afrikaan te voelen. De PST-mensen vertellen dat ze geen subsidie krijgen, want als er in hun land al iets gesubsidieerd wordt dan is dat sport, nooit kunst. Ze gaan zelf naar het publiek op zoek en spelen op het strand, onder een grote boom of in een fabriekshal. Hun stukken gaan over de mensen die ze daar aantreffen. Voordat ik naar de eerste voorstelling van deze dag ga kijken, ontmoet ik Eden Bezuneh die in de garderobe staat en daar zichtbaar plezier heeft. Eden, die oorspronkelijk uit Ethiopië komt, woont al sinds haar zevende jaar in Nederland. Ze zit nu in het vierde jaar van een HBO CMV-opleiding en loopt gedurende een jaar stage bij het RWT. Eden speelde o.a. in de RWT-productie Casa de Prins. Ze vertelt: ‘Ik had nog nooit toneel gespeeld en toen moest ik opeens invallen, omdat
... Politici zien nu wel het belang van arbeidersparticipatie, vandaar ook die subsidie ... een van de speelsters niet meer mee deed’. Eden wil de RWT-formule graag gaan toepassen in ontwikkelingslanden: ‘In Ethiopië is aids een heel groot probleem, maar je kunt er niet over praten. Met behulp van toneel kun je de mensen wèl bewust maken’. Al pratend ben ik de tijd vergeten en moet me haasten om naar de eerste korte voorstelling van deze dag te gaan. Ik heb gekozen voor Our queen must dance naked van Crossroad productions. Deze organisatie is zowel actief in Nederland als in Afrika. In deze voorstelling vertelt Sami Gathii, artistiek leider van de groep, in zowel het Engels, het Nederlands als het Swahili, een boeiend verhaal, waarbij hij de traditionele (ondergeschikte) rol van de vrouw in Afrika laat zien met behulp van wervelende dansen, begeleid door een indringende drum. Het spreekt vanzelf dat het publiek een actieve rol speelt en aan de voorstelling meedoet doormiddel van zingen en klappen. Sami Gathii zegt dat zijn groep niet de pretentie heeft om problemen op te lossen, maar wel om mensen aan het denken te zetten. Dat lukt hem goed. Weer terug in Theater Zuidplein heb ik nog nèt voor het avondeten, een gesprekje met Tina Glover, chief executive van Junction Arts in Derbyshire, Engeland. Tina vertelt over haar werk: ‘Ik woon op het arme platteland dat ooit een mijnbouwgebied was. Ik werk al 17 jaar in ons lokale Arts Centre, waar we overigens geen Community Arts bedrijven, maar participatief theater. Onze groep wordt gesubsidieerd door de plaatselijke overheid. Er wordt veel samengewerkt met organisaties op het gebied van de gezondheidszorg, sport, onderwijs en in gevangenissen werken we ook. Met ons artistieke werk willen we vooruitgang teweeg brengen op het gebied van creatief leren, verbetering
47
van de gezondheid en wederzijds respect. Mensen die aan een project meedoen, hebben echt de mogelijkheid om hun leven ingrijpend te veranderen. We zijn in de zestiger jaren begonnen, toen de arbeiders die daar woonden, absoluut geen toegang tot de kunst hadden. Dat is inmiddels veranderd: politici zien nu wel het belang van arbeidersparticipatie, vandaar ook die subsidie.’ Na de overigens heerlijke Surinaamse maaltijd, is het tijd voor de voorstelling The No Ones in de kleine zaal, gespeeld door het Acta Community Theatre uit Engeland. Onder regie van Neil Beddow vertellen zes actrices afkomstig uit een volkswijk hun levensverhalen en hun droom om aan hun dagelijkse beslommeringen te ontsnappen door een prijs te winnen in een talentenjacht. Het stuk, waarin veel bekende liedjes uit de zestiger en zeventiger jaren zijn opgenomen, wordt met verve gespeeld en gezongen en bevat tal van komische momenten. Toch laat het ook niet na om te ontroeren. De laatste voorstelling deze avond wordt gespeeld door PETA uit de Filippijnen, een groep die al sinds 1967 bestaat. Inmiddels heeft de organisatie zich ontwikkeld tot een van de meest belangrijke Community Artsorganisaties in Zuidoost Azië. Drie jonge actrices, twee acteurs en een musicus/zanger spelen in deze productie het aangrijpende verhaal van een modderlawine, die in 2004 het provinciestadje Infanta verwoestte. In Infanta komen drie vriendinnen samen die de storm hebben overleefd en die nu, net als vele buurtgenoten, met brandende kaarsen op zoek zijn naar hun familieleden. Tijdens hun tocht ontdekken ze veel over zichzelf en hun liefde voor elkaar, hun familie en de gemeenschap.
de armoedegrens; we hebben dus grote problemen. Het besef van maatschappelijke ongelijkheid groeit gelukkig wel onder de studenten en de intellectuelen, maar de rijken willen natuurlijk geen verandering’. Daarna maak ik een praatje met Rafael Ramos, van het Bregamos Community Theater uit de Verenigde Staten die zaterdag op het programma staan met een voorstelling. Rafael begon in 2001 met zijn organisatie, omdat hij vindt dat theater het beste middel is om dingen te laten zien die echt belangrijk zijn in het leven: ‘Voor mij is een theatervoorstelling een manier om mensen begrip bij te brengen, maar het is tegelijkertijd ook entertainment en voor sommigen zelfs therapie. Ik woon in een arme wijk van New Haven. Er wonen in mijn buurt veel Latino’s. Ik wil het toneel naar deze mensen toebrengen om discussies op gang te brengen over bijvoorbeeld het grote aantal moorden in onze stad. En verder hebben 24 miljoen Amerikanen geen gezondheidsverzekering en zitten er heel veel tieners in de gevangenissen. Wij willen ons theater betaalbaar houden. Er wordt bij ons niemand weggestuurd die geen kaartje kan kopen. Mijn droom is een eigen theater, waar we ook workshops kunnen geven en onze verhalen kunnen blijven vertellen. Al onze 35 medewerkers zijn vrijwilliger, net als ik’. Na het gesprek met Rafael, heb ik nog heel even tijd voor een klein dansje op het Late Night Podium. De metro is echter onverbiddelijk en ik heb geen zin de laatste te missen.
... Er wordt bij ons niemand weggestuurd die geen kaartje kan kopen ... Ik vond het een prachtige voorstelling. Ik ben overigens ook blij dat er tijdens dit festival veel meer van de boventiteling gebruik gemaakt wordt dan voorheen, want al valt er in deze voorstelling - waarin veel gedanst en gezongen wordt - zonder meer veel te genieten; het is prettig dat ik nu ook de gesproken tekst goed kan volgen. Na afloop kom ik Ernie Cloma tegen. Hij is de regisseur van Infanta. Hij vertelt over zijn werk bij PETA: ‘PETA werd in 1967 door Cecille Guidote Alvarez opgericht. In 1977 kwam ik zelf bij de groep nadat ik een zomercursus bij ze gevolgd had. Ik was toen nog een jonge leraar wiskunde. Ik werkte in de ochtenduren op school en ‘s middags en ‘s avonds was ik artiest. Sinds 1988 ben ik full time aan PETA verbonden. Onze groep heeft verscheidene programma’s en er zijn 57 artiesten die in verschillende gebieden van het land werken. Ze geven de plaatselijke bevolking les in acteren, zingen, musiceren en dansen en daarna moeten ze zelfstandig verder kunnen. Ook worden er door PETA zelf zo’n vier tot zes voorstellingen per jaar gemaakt. De stukken gaan meestal over maatschappelijke problemen zoals kinderarbeid, kinderhuwelijken of de positie van vrouwen. Op de Filippijnen leeft 65% van de mensen beneden
48
49
workshops w1
Community Art en Beeldende Kunst Door Fleur Bardoul
Hoe zou je kwaliteit communiceren? Dit is de vraag die centraal staat in de workshop ‘Community Art en Beeldende Kunst’. Drie beeldend kunstenaars - Kamiel Verschuren, Alan May en Tonny van Sommeren - vertellen kort over hun bezigheden. Alle drie blijken zij verschillend om te gaan met het begrip community art en het doel van deze workshop is om te laten zien dat door deze verschillen in uiterlijke vorm er ook verschillen zijn waar de kwaliteit van hun werk in schuilt. Verschuren maakt kunst vóór de community en niet zozeer mét de community zelf, al haalt hij daar wel zijn inspiratie vandaan. Alan May gaat duidelijk op een andere manier te werk. Deze in en rondom Bristol opererende kunstenaar richt zich vooral op de samenwerking mét kinderen en jongeren aan performances. Vanuit hun eigen belevingswereld laat hij hen werken aan filmpjes. May benadert het begrip community als het idee van ‘een groep mensen die iets met elkaar gemeen hebben’. Weer anders wordt er met community art omgegaan door Tonny van Sommeren. Haar community bestaat vooral uit vrouwen en meisjes. Ze begint met het willekeurig aanspreken van vrouwen op straat en in een winkelcentrum, waarbij zij hen vraagt of ze aan haar project willen meewerken. Een van die projecten ontstond rond het idee om de Nachtwacht, het wereldberoemde schilderij van Rembrandt van Rijn, te transformeren tot een modern en aan de vrouw refererend schilderij. Van Sommerens ‘Nachtwacht van Lombardije’ bestaat uit meerdere kleine doeken. Voor deze kunstenares is van essentieel belang dat vrouwen het kunstwerk maken, dat zij controle hebben over het eindresultaat en dat alle mannelijk attributen zoals vlaggen, geweren en hoeden vervangen worden. Hiervoor in de plaats komen verwijzingen naar hedendaagse objecten die refereren aan de vrouw. Zo bezien kan community art zich inderdaad heel duidelijk met gender bezighouden. Na deze presentaties, waarin drie verschillende benaderingen van ‘de community’ naar voren zijn gekomen, wordt de deelnemers gevraagd in groepen met een van de eerder geïntroduceerde kunstenaars te praten over kwaliteit. Ik ga naar het gesprek met Tonny van Sommeren. We vragen ons af of geld een rol speelt of tijd juist belangrijker is? Meer tijd geeft je wel de mogelijkheid om dieper na te denken, maar gaat de spontaniteit daarmee niet verloren? Een interessante discussie met Van Sommeren volgt, waarna uiteindelijk toch een algemeen gedeelde conclusie te trekken valt. Iets bezit kwaliteit wanneer je compleet overdonderd - of beter gezegd flabbergasted - raakt, wanneer je het kunstobject ziet. Of dit nu een fractie van een voorstelling is of een compleet kunstwerk, of er veel of weinig geld mee gemoeid is; het heeft iets, dat volgens de groep kwaliteit genoemd kan worden.
50
Tot slot wordt de deelnemers gevraagd hun ideeën over kwaliteit vorm te geven op een tas of Tshirt. Wanneer deze het hele festival gedragen worden, zou het debat over kwaliteit aangewakkerd worden. Ook hier is van tevoren over het kwaliteitsvraagstuk nagedacht: de tassen bestaan uit gerecyclede gordijnstof. Wat betreft de T-shirts heeft men de gulden middenweg gekozen tussen goedkope shirts geproduceerd door kleine meisjes in China en een duurdere variant. T-shirts voor een gemiddelde prijs te koop en zonder gebruik van schadelijke stoffen voor mens en natuur: daarmee leveren zij, ook buiten de kunsten om, kwaliteit. Jammer dat maar weinigen het de moeite namen hun eigen creaties en ideeën de rest van het festival te showen.
w2
Community Dance
Door Anna Stam
Oorspronkelijk zou deze workshop gegeven worden door Petra Kuppers, maar wegens persoonlijke omstandigheden was zij helaas niet in de gelegenheid naar het festival te komen. Kuppers werd vervangen door Nita Liem, regisseuse van Zwanenmeer Bijlmermeer. Dit project, zo vertelt zij, is een samenwerking van het Nationaal Ballet en danstheater Don’t Hit Mama, waarvan zij artistiek leidster is. Zwanenmeer Bijlmermeer (2006) was een sociaal-educatief project, waarin jongeren uit de Bijlmer professionele dansers van het Nationaal Ballet ontmoetten. Sterker nog; ze dansten zelfs samen, want deze voorstelling was een combinatie van ballet en op Afro-Amerikaanse dans gebaseerde bewegingsvormen als hiphop en streetdance. Het doel was dan ook een prikkelende, inspirerende ontmoeting van verschillende generaties en verschillende dansvormen en van professionals, semiprofs en ongetrainde jongeren, zodat er een verbinding tussen de leefwereld van de Bijlmer en die van Het Muziektheater, als boegbeeld van de westerse kunst, werd gelegd. Het Nationaal Ballet en Don’t Hit Mama wilden niet alleen mensen bij elkaar brengen, maar ook daadwerkelijk een goed product maken. Veel repeteren was dan ook onvermijdelijk. Om te repeteren waren natuurlijk wel eerst deelnemers nodig. Deze werden gezocht op drie verschillende scholen in de Bijlmer die zich konden inschrijven op theater of dans. Aangezien er te veel aanmeldingen waren, werden er audities gehouden. De besten werden daar uitgehaald en gingen vervolgens twaalf uur per week trainen. Liem baseerde zich op thema's uit Het Zwanenmeer, met de bekende muziek van Tsjaikovski, maar nam improvisatie als uitgangspunt. De tegenstelling zwart/wit was hierin een belangrijke component. Veel van de zwarte jongeren én volwassenen zagen voor het eerst klassiek ballet. Andersom kwamen veel balletliefhebbers voor het eerst met vormen van hedendaagse, populaire dansvormen in aanraking. Liem vertelde dat de jongeren uit de Bijlmer Het Zwanenmeer in eerste
51
w3
De ethiek van samenwerking in community art
Door Lynn van Leerzem
Hoe zie jij ethiek? Wat is voor jou het belangrijkste aspect van samenwerking? Hoe zou jouw definitie van community art eruit zien? Maar vooral: hoe kunnen deze factoren zo gecombineerd worden dat het eindproduct, een community art project, geslaagd zal zijn? Het zijn de vragen waarover Devora Neumark de deelnemers aan deze workshop wil laten nadenken. Devora Neumark is op veel verschillende gebieden binnen de kunst actief. Ze is betrokken geweest bij theatervoorstellingen en beeldende kunstexposities. Daarnaast geeft ze les en verzorgt ze lezingen en workshops. Ze legt daarbij de nadruk op nieuwe manieren om kunst te benaderen, waarbij individualistische waarden en machtsverhoudingen naar de achtergrond geschoven worden om plaats te maken voor artistieke en sociale waarden. Ook is Neumark mededirecteur van het LEVIER programma in Montreal, Canada. Met dit programma wil Neumark het belang van sociale verantwoordelijkheid in het werk van artiesten benadrukken. Ze gelooft stellig dat kunst heel veel kan bereiken op sociaal gebied en wil kunstenaars ervan overtuigen dat artistieke uitingen goed samen kunnen gaan met humanistische principes. Ze brengt daarom met het programma ook kunstenaars en bevolkingsgroepen met elkaar in contact
instantie maar niets vonden. ‘Het waren homo’s in te strakke pakjes die elkaar voortdurend aan het aanraken waren’. Later zagen ze ook de andere zijde van klassiek ballet. Die mannen hadden namelijk wel enorme spieren en baadden elke avond in het zweet. Zelf heeft Liem ook een duidelijke mening over ‘community dance’. ‘Dans is een taal’, zegt ze, ‘die vragen moet oproepen’. Ze vertelt dat ze ‘community dance’ eigenlijk als sociale dans ziet. ‘Je doet het omdat je er zo van houdt’. In een video, die ze vervolgens toonde, zagen we stukken uit de repetities en de voorstellingen, die overigens allemaal uitverkocht waren. Na het project waren de Bijlmerjongeren dan ook allemaal erg trots dat ze hadden meegewerkt. Sommigen van hen lopen nu zelfs stage bij het Nationaal Ballet en helpen andere projecten ontwikkelen. Liem is van mening dat het project Zwanenmeer Bijlmermeer heel veel heeft bijgedragen aan de waardering voor elkaars manier van dansen. Vanwege het grote succes brengen Het Nationale Ballet en Don’t Hit Mama in 2009 Zwanenmeer Bijlmermeer II uit, nu in een landelijke tournee. Rondom de voorstelling wordt samen met ROC’s en VMBO scholen in het land een bijzonder project uitgevoerd, onder leiding van Het 5eKwartier. Deze specialisten in community art leggen op originele manier verbanden tussen de danskunst en het alledaagse leven van de scholieren in de verschillende steden.
52
Bij aanvang van de workshop geeft Neumark aan wat haar doelen zijn: ze wil niet alleen zelf aan het woord zijn, maar ook het woord geven aan de deelnemers. Ze wil geen antwoorden geven, maar juist vragen oproepen. Daarnaast zal ze wat fragmenten laten zien van ‘Documenting Collaboration’, een eerder door haar gemaakte compilatie van korte documentaires over community art.
... Ze gelooft stellig dat kunst heel veel kan bereiken op sociaal gebied en wil kunstenaars ervan overtuigen dat artistieke uitingen goed samen kunnen gaan met humanistische principes ... De deelnemers worden meteen in het diepe gegooid. Iedereen moet zich kort voorstellen en een antwoord formuleren op de vragen die in de inleiding genoemd zijn. Neumark heeft te maken met een zeer gevarieerde groep deelnemers, die uit verschillende Europese landen en zelfs daarbuiten komt. Aan de hand van de aandachtspunten die naar voren kwamen in het introductierondje begint Neumark haar workshop. Wat is nou eigenlijk het belang van een verantwoorde combinatie van ethiek en samenwerking bij het creëren van community art? Het antwoord op deze vragen heeft te maken met het doel van de kunstvorm: niet alleen het leveren van een artistiek hoogstaand product, maar ook het bieden van steun aan de betrokken gemeenschap en deze groep helpen een beter leven op te bouwen. Uit haar verhaal blijkt dat Neumark de therapeutische kracht van community art een grote waarde
53
toekent. Hoewel de kunstvorm niet per definitie therapeutisch hoeft te zijn, bespreekt Neumark voornamelijk projecten waarbij community art wordt ingezet als methode om met de trauma’s om te gaan die bij de leden van de betrokken gemeenschap bestaan. Het gaat dan om gemeenschappen die te maken hebben gehad met ervaringen als oorlog, mishandeling, etc, bijvoorbeeld een groep Joodse vrouwen die slachtoffer is van huiselijk geweld. De ervaringen kunnen ingezet worden als basis voor kunst, maar niet vóórdat de deelnemers eraan toe zijn erover te praten. Volgens Neumark kunnen trauma’s door een kunstzinnige verwerking worden omgezet in gewone herinneringen. Maar door traumatische gebeurtenissen op te halen zonder ze een plek te geven, kan de kunst/kunstenaar ook trauma’s verergeren. Het is daarom van belang dat in het maakproces van community art zorgvuldig omgegaan wordt met de betrokken gemeenschap. Belangrijke, kritische vragen die over projecten gesteld moeten worden zijn bijvoorbeeld: in hoeverre is er daadwerkelijk sprake van uitwisseling? Hoe lang duurt het project? Hoe wordt het verwerkingsproces gestimuleerd? Hoe zorg je er als maker voor dat je je bewust bent van de manier waarop de mensen uit de gemeenschap denken? Deze vragen kunnen de mensen die het project leiden helpen inzicht te verwerven in de mensen met wie ze samenwerken en in hun trauma’s. Vanwege tijdgebrek is er uiteindelijk niet veel ruimte meer voor inbreng en discussie vanuit de deelnemers. Hoe dan ook, Neumark is de belofte nagekomen dat ze geen antwoord heeft gegeven op de vraag hoe omgegaan moet worden met ethiek en samenwerking in community art. In plaats daarvan heeft ze vragen opgeroepen waarover de groep zelf verder kan nadenken.
w4
Problem Solving Theatre
Door Fenna Gerritse
Het Problem Solving Theatre (PST) werkt in haar voorstellingen met thema’s die mensen raken. Het idee hierachter is simpel. Je ervaart een gevoel van betrokkenheid en een gevoel van gelijkheid. Daarom gaan we, nadat iedereen zich - in Zulu - aan elkaar heeft voorgesteld, aan de slag met thema’s die ons dierbaar zijn. We splitsen ons in vier groepen. Binnen de groep vertelt iedereen waar hij of zij zich grote, of juist kleine, zorgen over maakt. Zorgen over het al dan niet halen van tentamens, over het feit dat mensen langs elkaar heen leven; er is zelfs iemand die zich zorgen maakt om het feit, dat ze zich juist geen zorgen maakt. Van Emma Durden, de producente van PST, krijgen we de opdracht om een van onze zorgen te vertalen naar een stilstaand beeld. De eerste groep gaat in een horizontale lijn naast elkaar staan en strekt dan hun armen uit om elkaars hand te grijpen. Maar wanneer hun handen nog een enkele centimeter van elkaar verwijderd zijn, bevriezen ze plots. De mogelijkheid om elkaar de hand te geven is er, en toch gebeurt het niet. Het achterliggende idee gaat erover dat mensen vaak in een gelegenheid zijn om elkaar te leren kennen. Toch blijft een werkelijke kennismaking vaak uit doordat ze te onzeker, te bang of te koppig zijn om een eerste stap te zetten.
54
In het beeld van een andere groep ligt er een man op de grond. Zijn gezichtsuitdrukking laat ons zien dat hij pijn heeft. Vier andere personen staan om hem heen. Ze kijken uit het raam, naar de vloer, naar de lucht of in de verte. Niet naar de man. Weer andere groepen beelden een religieus- en een generatie-conflict uit. Bij het eerste beeld zien we mensen uit verschillende geloven bidden. De rug naar elkaar toegedraaid. Bij het tweede beeld staan er twee leeftijdsgroepen recht tegenover elkaar. Sommigen met gebalde vuisten, anderen met een weggedraaid hoofd. Een volgende opdracht: vorm je beeld vol zorgen om, naar een beeld zonder zorgen. Dat bleek erg gemakkelijk. Achtereenvolgens vonden de handen elkaar, de gevallen man werd overeind geholpen, de gelovigen draaiden zich 180 graden en de jongeren begonnen met de ouderen te dansen. Bij iedere zorgeloze overgang is aan het publiek te merken dat ze het heerlijk vinden om te zien dat een happy end blijkbaar zó gevonden is. Sprekend vond ik het dat alle uitgebeelde zorgen van ongeveer eenzelfde aard waren; de angst dat mensen langs elkaar heen zullen leven. Iedereen op zijn eigen kleine veilige eilandje. Maar haal je rubberboot eens uit de schuur, blaas hem op en ontdek dat de andere eilanden beslist het bezoeken waard zijn.
55
Een Ander Perspectief op Problem Solving Theatre Door Lisa Wiegel De makers van PST komen uit Durban, Zuid-Afrika. Het zijn vier mannen die elkaar via dramales hebben leren kennen. Ze maken al langere tijd theater, afzonderlijk maar ook veel met elkaar. Daarnaast geven ze ook workshops in opdracht van bijvoorbeeld bedrijven, als voorlichting of instructie voor de werknemers, die sterk op een positief resultaat voor de opdrachtgever zijn gericht. Kenmerkend voor hun toneelstukken en workshops zijn de thema’s, die altijd dichtbij de gemeenschap liggen waarvoor ze theater maken. Onderwerpen komen voort uit politieke of sociale problemen die de makers van PST persoonlijk raken en sluiten aan bij de belangen en problemen van de groepen waar ze voor spelen. Hun publiek bestaat voornamelijk uit mensen uit de townships, de armere wijken van grote steden, waar ze zelf ook vandaan komen. Met behulp van hun toneelstukken willen de makers een verandering teweeg brengen bij hun publiek en ze meer bewust maken van hun sociale en politieke situatie. Deze verandering kan op verschillende manieren worden bereikt. Een belangrijke methode die de werkwijze van PST kenmerkt is die van de Braziliaanse theaterpedagoog Augusto Boal. Met zijn Theatre of the Oppressed (1979) had Boal als doel zijn publiek te activeren en voor te bereiden op een revolutie. Door middel van workshops werden de toeschouwers tot acteurs gemaakt, of zoals Boal het zo mooi uitdrukte, tot ‘spectactors’. Deze manier van werken wordt gedemonstreerd in de workshop die wij volgen. We worden verdeeld in vier groepen en elke groep wordt gevraagd om een probleem of zorg te bedenken die iedereen deelt. Vervolgens wordt ons gevraagd om hier een beeld bij te maken met onze lichamen. Stap twee is om dit beeld met beweging, dialoog en zang om te vormen tot een positieve uitkomst. Verrassend is dat de problemen van iedere groep in de kern overeenkomen. Elk beeld dat wordt bedacht, of het zich uit in religieuze twisten of generatieconflicten, heeft te maken met de verbondenheid, of juist het gebrek daaraan, tussen mensen. De makers van PST hopen dat we met alle oplossingen die we hier bedacht hebben ideeën vormen om in onze persoonlijke omgeving deze problemen aan te pakken. Of dit ook zal gebeuren? Het is in ieder geval een mooie gedachte.
w5
Community Film
Door Amke Bogers
Deze door Kaat Zoontjens geleide bijeenkomst was eigenlijk geen workshop, maar een vertoning van drie video’s die op een uiteenlopende wijze een relatie leggen tussen het medium film en persoonlijke verhalen van mensen. De eerste film, ‘Torie’, is gemaakt voor beleidsmakers door Sarhan Hacene om de problemen in de Afrikaanderbuurt in Rotterdam aan te kaarten. De tweede
56
57
film, ‘De portretestafette’, is gemaakt door Sanne Sprenger om de onderlinge verhoudingen tussen moeders op het schoolplein in de Utrechtse wijk Zuilen te verbeteren. De laatste film, ‘Stephanie Moukouri’, is gemaakt door Kaat Zoontjens zelf en vertelt het verhaal van een meisje uit Kameroen dat in Nederland studeert. ‘Torie’ vertelt het verhaal van een buurthuis in de Rotterdamse Afrikaanderwijk dat met de regelmaat van de klok niet open kan gaan wegens een gebrek aan personeel. Hierdoor zijn de jongeren genoodzaakt om op straat te zwerven en uit verveling kattekwaad uit te halen. Ze worden aangesproken door de gangsters uit de buurt die hen aansporen geld te verdienen in het criminele circuit. Hun daden beginnen heel onschuldig, maar het gaat van kwaad tot erger. Het plot van de film krijgt dan een verrassende wending, want het blijkt dat de jongeren in de val zijn gelokt door nepgangsters. De berovingen en schietpartijen waren slechts in scène gezet om de jongens de consequenties van hun criminele gedrag in te laten zien. De film is onder andere gemaakt om te vertonen aan beleidsmakers van de gemeente. Zij zouden op deze manier in moeten zien dat het niet goed is om de buurthuizen te sluiten, omdat de jongeren dan op straat gaan hangen. Volgens één van de acteurs is het maken van deze film goed geweest voor de ontwikkeling van de migrantenjongeren. Zij hebben het gevoel dat er geluisterd wordt naar hun problematiek en door de serieuze werkwijze van de jongeren gedurende het maakproces wordt hun imago een beetje opgepoetst. Een van de deelnemers heeft er zelfs een rol in de serie Shoef Shoef Habibbi aan over gehouden.
... Deze vrouwen hebben de mogelijkheid gekregen om hun stem te laten horen, waar normaal niemand naar wilde luisteren ... De tweede film, ‘Portretestafette’, bestaat uit een aantal videoclips gemaakt door moeders uit de Utrechtse wijk Zuilen. De kinderen hebben helemaal geen problemen met elkaar, maar de moeders kunnen elkaar soms niet luchten of zien. Filmmaakster Sanne Sprenger besloot korte filmpjes te maken in samenwerking met deze vrouwen, zodat ze een beter beeld krijgen van elkaars leven. Ze hoopt dat er op deze manier meer begrip opgebracht kan worden voor elkaar. Het was een hele zoektocht om moeders te vinden die bereid waren mee te doen. Uiteindelijk meldden zich vier vrouwen van verschillende nationaliteiten. De vrouwen mochten zelf filmen, monteren en muziek uitkiezen. De filmmaakster had hierin slechts een begeleidende rol. Dit lijkt mij een goede manier om community film te maken. De vrouwen worden namelijk actief betrokken bij het maakproces en deze kans om zelf een filmpje te maken zouden ze anders nooit krijgen. Het is goed voor het zelfbeeld van de vrouwen. Bovendien krijgen ze op deze manier meer respect van de andere moeders, omdat ze elkaar een kijkje in de keuken gunnen. De andere moeders hadden groot respect voor het lef van deze vrouwen, zo vertelde Sanne Sprenger. Deze vrouwen hebben de mogelijkheid gekregen om hun stem te laten horen, waar normaal niemand naar wilde luisteren.
58
De derde film draait om Stephanie Moukouri uit Kameroen, die vertelt hoe ze haar leven in Nederland ervaart. Stephanie Moukouri is als enige van de vertoonde films in de workshop ook daadwerkelijk binnen een voorstelling ingezet, namelijk in Status, over illegaal in Rotterdam wonende immigranten. De hele voorstelling bestond uit monologen en de maakster stond voor het dilemma om in de film iets anders te laten zien dan een pratend gezicht. Ze besloot het meisje te laten praten over haar leven in Kameroen terwijl er foto’s getoond worden van haar familie en haar dorp. Dit was erg leuk om te zien. Doordat de foto’s uitgeknipt waren, kreeg de film een cartoonachtige sfeer: erg origineel. De foto’s werden ook geanimeerd: ze bewogen, vormden een collage of het leek alsof ze praatten doordat de monden bewogen. Het was erg leerzaam om verschillende soorten van community film te zien, maar de workshop miste interactiviteit. Er was wel gelegenheid om vragen te stellen, maar door het gebrek aan tijd moest er veel haast worden gemaakt en niet iedereen kwam daardoor voldoende aan bod.
w6
Hip Hop Theater
Door Carlijn van der Laar Ik zit in een grote kring op de eerste verdieping van Theater Zuidplein in Rotterdam. In het midden van de kring zitten drie mannen Rafael Ramos, Dexter Singleton en Aaron Jafferis. Ramos, de trotse oprichter van de Community Art organisatie Bregamos, opent de workshop. Hij vertelt over zijn wens de leefbaarheid in probleemwijken van New Haven te herstellen met behulp van theater. Hij is van mening dat theater mensen de kans biedt om samen te komen en te werken aan een carrière. Daarnaast noemt hij het theater ook een plek voor educatie en therapie. De naam Bregamos is afkomstig uit het Spaans en betekent “het samen voor elkaar krijgen”, aldus Ramos. Dit klinkt mij een beetje vaag in de oren dus ik vraag verder. Bregamos staat voor het samen komen van mensen uit verschillende gemeenschappen en krachten te bundelen om ‘dingen’ te kunnen laten gebeuren, zoals problemen in de wijk op te lossen. Door uit de verschillende gemeenschappen mensen aan te trekken om mee te spelen in de voorstellingen die Bregamos produceert, probeert Ramos de gehele wijk te representeren en zo voor iedereen herkenbare momenten te scheppen, zoals terug te zien is in Kingdom. Dexter Singleton en Aaron Jafferis, beiden eveneens aanwezig bij deze workshop, zijn de schrijver en de regisseur van Kingdom, later deze week te zien op het Festival. Singleton is zelf opgegroeid in een probleemwijk waar hij geconfronteerd werd met geweld, gevangenschap en de dood. Hij gebruikte theater om deze ervaringen te verwerken. Jafferis studeerde theater op een universiteit die vooral rijke mensen aantrok, maar in een arme wijk gelegen is. Hij werd geraakt door de tegenstellingen tussen de wijk, waar de meeste mensen in armoede leven en letterlijk vechten voor hun leven, en
59
Een Ander Perspectief op de Bregamos Workshop Door Maartje Schattefor De naam Bregamos is ontstaan uit het woord bregar dat vrij vertaald “laten gebeuren” betekent. Mos is een vervoeging in het meervoud, dus staat Bregamos voor: “wij laten het gebeuren.” Deze naam geeft de filosofie van de groep weer. In een wijk waar een derde Latino, een derde Spaans en een derde zwart is, viert de criminaliteit hoogtij en is er weinig hoop te vinden. Bregamos is een wijktheater, dat mensen de mogelijkheid geeft om direct resultaat te zien van hun inspanningen en ze op die manier hoop te geven. Bregamos bedrijft community art omdat het in een gemeenschap plaatsvindt, met mensen uit de gemeenschap wordt gemaakt en als doel zelfexpressie en veranderingen in zich heeft. Als Community Theater groupe probeert Bregamos onder leiding van Rafael Ramos en Dexter Singleton de gemeenschap te bereiken op een toegankelijke en herkenbare manier. In het geval van de wijk Fair Haven betekent dit hip hop theater. Theater dat bestaat uit vier elementen: rap, breakdance, graffiti en scratchen ( dj-en). Het is niet makkelijk om de mensen uit de wijk aan te zetten tot beweging en dat wilde Bregamos graag in deze workshop demonstreren en tegelijkertijd zijn naam eer aan doen. Dus moest iedereen opstaan en mee doen om de workshop te ‘laten gebeuren’. de beschermde omgeving van zijn opleiding. Hij besloot daarop de wijk nader te ontdekken, waarbij hij in aanraking kwam met hiphop. Dit was voor de jongeren uit de wijk de manier om de ellende die zich daar afspeelt bespreekbaar te maken en te verwerken. Kingdom is gebaseerd op ervaringen uit Singleton zijn jeugd in combinatie met de ervaringen van Jafferis uit zijn omgeving en gaat voornamelijk over de activiteiten van ‘gangs’ in de probleemwijken van New Haven. Kingdom laat zien hoe jongeren terecht komen in een ‘gang’, hoe er problemen kunnen ontstaan en wat daar de consequenties van zijn: moord. Het klinkt mij in de oren als een nogal moralistische en langdradige show in de vorm van zang en rap. De voorstelling, zo leren we in de workshop, is ontstaan door improvisaties op een beat. De deelnemers van de workshop mogen dit daarna zelf uitproberen. Er wordt een beat aangezet en nu is het de bedoeling dat we daarop een manier van lopen/bewegen verzinnen die uitmondt in een geheel verzonnen personage. Dit ‘personage’ gaat in conflict met een ander ‘personage’ uit de groep en zo ontstaat er een dialoog op een beat. Ingewikkeld of leuk om naar te kijken is het niet, maar ik kan me voorstellen dat deze manier van werken mensen samen brengt en helpt problemen bespreekbaar te maken en te presenteren aan de buitenwereld. Op die manier biedt Bregamos de inwoners van de probleemwijken in New Haven een beter leven; ‘een nieuwe haven’.
60
De oefeningen zijn algemeen en veilig: eerst rondlopen door de ruimte. Vervolgens moesten we gaan rondlopen vanuit een bepaald lichaamsdeel, bijvoorbeeld je heup of je rechterarm. Op het moment dat je dit doet, kom je namelijk al direct in een bepaalde stemming en wordt je al een karakter door je manier van lopen. Daarna moesten we een zin bedenken die ons karakter zou zeggen. Toen werden we opgedeeld in groepjes van twee en moesten we met die zin een rap maken van ten minste vier regels. Helaas vertellen de workshopleiders net iets te veel wat niet relevant is en als we dan aan de slag gaan doen we nogal basale drama oefeningen die ook nog eens te snel achter elkaar worden gegeven. Omdat zij in hun wijk verschillende generaties bij elkaar willen brengen en direct resultaat moeten kunnen laten zien is dit weliswaar een praktische manier, maar naar alle waarschijnlijkheid niet de meest effectieve. De oprichter is dan ook geen theaterman maar ‘Agent of Public health’, wat inhoudt dat hij tot doel heeft om de samenleving te verbeteren. En aan dat doel voldoet zijn groep dan ook prima.
61
voorstellingen Middagvoorstelling 1
Our Queen Must Dance Naked Door Alinde Hoeksma
Grote trommels, gekleurde lappen, exotische kostuums en een schildersdoek met platen van olifanten, leeuwen en nijlpaarden. Hoewel Our queen must dance naked geënsceneerd wordt in een traditionele Afrikaanse setting, draagt de voorstelling zeer actuele thema’s in zich. Op het ICAF verrast de van oorsprong Keniaanse theatermaker Sami Gathii zijn publiek met een mix van verhalen, zang, percussie en dans. Via drie levendige verhalen tracht Gathii traditionele opvattingen over de maatschappelijke rol van vrouwen in Afrika te doorbreken. ‘This show is not meant to solve the problem, but to let the people discuss it.’ Gathii weet het publiek als geen ander mee te nemen in de wondere wereld die Afrika heet en die naast een prachtige cultuur helaas ook veel misstanden kent. ‘After this story I’m sure every woman will dance naked,’ verzekert Gathii het publiek bij aanvang van zijn oorspronkelijke soloperformance, die vandaag bij uitzondering ondersteund wordt door de Keniaan Victor Mtendei. Op de voorgrond neemt Gathii zijn toeschouwers mee in drie meeslepende verhalen. Op de achtergrond zorgt Mtendei voor zang, percussie en allerlei exotische kreten, die het publiek steeds weer aan het lachen maken.
... This show is not meant to solve the problem, but to let the people discuss it ... In de verhalen staan verschillende moralen rondom het thema vrouwenonderdrukking centraal. Een verhaal waarin de goden een man adviseren zijn vrouw te slaan, laat zien hoe vaak mannen in Afrika hun vrouwen onderdrukken in naam van hun geloof of hun cultuur. In het tweede verhaal trouwen een man en een vrouw om geroddel over hun relatie te voorkomen. Pas nu ze officieel getrouwd zijn, durft de vrouw haar man te weigeren alles voor hem te doen. Hiermee maakt Gathii duidelijk dat je in Kenia als vrouw getrouwd moet zijn om jezelf te bewijzen. In het derde verhaal, dat de titel van de voorstelling draagt, wordt de koning van een land op een dag onthuld als vrouw. Omdat de goden hebben gezegd dat de koning naakt moet dansen, kan die zijn ware identiteit niet langer verbergen. Het volk is diep geschokt. De moraal van dit verhaal is dat het onterecht is dat
62
uitsluitend mannen belangrijke functies krijgen toegekend. Ook vrouwen hebben de kwaliteiten om een land te besturen. Binnen elk verhaal spat het enthousiasme van Gathii van het podium af. Hij vraagt aan het begin van de voorstelling direct aan de technicus of het zaallicht aan mag, zodat hij contact kan maken met zijn publiek. Op speelse wijze vraagt hij de toeschouwers hun mening te geven over de verhalen en al gauw krijgt hij het hele publiek zover de Keniaanse liedjes mee te zingen en te klappen. Op een dynamische manier wisselt Gathii voortdurend tussen zijn rol van verhalenverteller en verschillende personages uit de verhalen. Hij beschrijft dit zelf als een techniek die schakelt tussen Brechtiaanse en Stanislavskiaanse methodes: zo is hij in staat het publiek mee te slepen in de verhalen, maar er ook weer steeds vanaf een afstandje naar te laten kijken. Soms schiet Gathii iets te ver door in zijn enthousiasme. Door zijn razende tempo dreigt de toeschouwer de draad van het verhaal wel eens kwijt te raken. Sterk is dan weer dat Gathii ieder verhaal samenvat in een moraal, waardoor zijn boodschap nooit verloren gaat. De toeschouwers worden weer even kinderen die aan de lippen van de verhalenverteller hangen. Het interactieve aspect zorgt ervoor dat Our queen must dance naked meer is dan een gewone voorstelling: het is een complete ervaring. Het publiek verlaat de zaal met een lach. Tegelijkertijd heeft het enkele serieuze thema’s om over na te denken. Want één ding is met deze voorstelling wel duidelijk geworden: vrouwen in Afrika hebben het niet makkelijk. Feit blijft wel dat de voorstelling getoond wordt in een context waar het oorspronkelijk niet voor bedoeld is. Maar ook hier bieden de onderwerpen stof tot nadenken over misstanden in andere culturen en de bevoorrechte positie waar wij in dit opzicht in verkeren. Of het de vrouwelijke toeschouwers in Nederland inderdaad tot naakt dansen heeft aangezet, is sterk de vraag. Maar de discussie die Gathii voor ogen had is in ieder geval ingezet.
Een Ander Perspectief op Our Queen Must Dance Naked Door Denise Harleman Geboren in een familie van verhalenvertellers volgde Sami Gathii, artistiek leider van Crossroad productions, het pad van zijn voorouders. Door het vertellen van verhalen wil hij de opvattingen over de maatschappelijke rol van vrouwen in Afrika doorbreken en ze laten inzien dat zij in staat zijn tot het maken van eigen keuzes, in tegenstelling tot het geloof dat hun lot in handen ligt van de goden. Vanuit deze gedachtegang ontstaat zijn solo performance Our Queen must dance naked. Een levendige voorstelling waarbij drie verschillende verhalen worden begeleid door traditionele Afrikaanse muziek, dans en zang. Eén van de verhalen gaat over een man die van de goden het advies krijgt zijn vrouw te slaan, omdat ze anders dood zal gaan. Deze man die, in tegenstelling tot de andere mannen in
63
zijn stam, maar één vrouw heeft, houdt zoveel van haar dat hij weigert dit te doen. Samen bedenken ze een plan maar al snel wordt de vrouw door een olifant platgestampt. Hoewel het een mooi verhaal is om naar te luisteren, verliest de boodschap aan kracht binnen de context waarin het verhaal wordt verteld. De problematiek die in deze voorstelling aan de kaak wordt gesteld, namelijk de vrouw bewust maken van de verantwoordelijkheid voor haar eigen leven, is in Nederland veel minder van toepassing. Daarbij was het zo nu en dan moeilijk het verhaal te rijmen met de achterliggende thematiek.
... Het blijkt dat we, wanneer we het begrip kwaliteit willen bespreken, de context niet buiten beschouwing mogen en kunnen laten ... Het blijkt dat we, wanneer we het begrip kwaliteit willen bespreken, de context niet buiten beschouwing mogen en kunnen laten. In Nederland wordt deze voorstelling als zeer vermakelijk beschouwd waarbij men zich weer even kind kan voelen, luisterend naar een voor-het-slapen-gaan verhaal. Met de opzwepende trommelgeluiden en oerkreten, de bijzondere kleding en het hoge energiegehalte waarmee de voorstelling wordt gespeeld, verlaat je de zaal met een lach. In Afrika daarentegen is dit niet alleen een zeer vermakelijke voorstelling maar ook een voorstelling die levens zou kunnen doen veranderen. Daarmee overstijgt deze voorstelling het tijdgebonden karakter van het theater, want de mogelijkheid bestaat dat de Afrikaanse vrouw zich niet alleen aangesproken zal voelen zolang de voorstelling duurt, maar dat ze zich deze boodschap de rest van haar leven zal herinneren. Als een voorstelling dit kan bereiken is er sprake van een hoge kwaliteit. Dat de context hier een groot deel aan bijdraagt mogen we niet uit het oog verliezen. Binnen het theater kunnen we dus niet spreken van een goede of slechte voorstelling, misschien wel van een meer of minder relevante. Kwaliteit verschilt per tijd en plaats, maar iedere voorstelling heeft bijzondere aspecten. Laten we ophouden met het kiezen tussen zwart en wit, mooi en lelijk en juist de gebieden daartussenin gaan vieren.
64
65
Middagvoorstelling 2
Voetbaltheater uit Liverpool
Edith Schellings doet verslag van de verschillen tussen de voorstelling van donderdagmiddag en die van zaterdagochtend Daar zitten we dan, bezoekers van het International Community Arts Festival, in een ongezellige kantine op trainingscomplex Varkenoord, te wachten op wat ‘The Mixed Collective’ voor ons in petto heeft. De kantine oogt allesbehalve indrukwekkend en iedere verwijzing naar de voetbalclub Feyenoord ontbreekt. Vanaf onze plastic stoelen worden wij vriendelijk toegelachen door een groep van ongeveer twaalf tweedejaars studenten van het Liverpool Institute of Performing Arts (LIPA). Gekleed in hun zwart met rode vesten vormen de studenten een eenheid. Blakend van enthousiasme laten zij de sobere locatie nog enigszins stralen. Geïnspireerd op het Hand in Hand-project, hebben de LIPA studenten het afgelopen jaar met verschillende bewoners uit Liverpool community theater gemaakt. De groepen deelnemers liepen uiteen van lagere schoolkinderen en bejaardengroep ‘The Evergreens’ tot volwassenen met een geestelijke handicap, zoals ‘Magic 7: Breaking Barriers’. Hoewel niet alle groepen even enthousiast waren over het thema voetbal wisten zij onder leiding van de studenten ieder een voorstelling te creëren waarin hun eigen ervaring met voetbal centraal stond. Heart and Sole, de voorstelling die tijdens het festival tweemaal werd gespeeld, is echter een door de studenten gemaakte impressie van deze groepsprojecten. Op donderdagmiddag 29 maart wordt de presentatie, zoals de studenten de voorstelling liever noemen, voor het eerst gegeven. In de eerste scène vertelt een Liverpoolse vrouw ons een aantal komische varianten op de ontstaansgeschiedenis van het voetbal. Wanneer zij daaraan toevoegt dat ze echt helemaal niets snapt van de voetbalgekte van haar vriend en zijn mates weet het publiek, dat voornamelijk bestaat uit festivalbezoekers, dat het zich niet meer ongemakkelijk hoeft te voelen over een eventueel gebrek aan kennis van zaken. Deze voorstelling is ook bedoeld voor mensen zonder verstand van voetbal. Na een korte interactieve voetbalyell (G-O-A-L GOAL!!) gaan de lichten in de kantine uit. Terwijl op de achtergrond een vrolijk muziekje klinkt, zijn op het achterscherm videobeelden en foto’s te zien van de repetitieprocessen van twee van de Liverpoolse groepen. Daarna komen in de voorstelling, afwisselend, zowel lachwekkende als serieuze scènes voorbij. Tussen de bedrijven door wordt regelmatig video- en fotomateriaal getoond en af en toe draagt een van de speelsters op ludieke wijze een kort gedicht voor. In de komische en herkenbare scènes maakte het publiek kennis met rappende Liverpool fans, ongeduldige supporters in de rij voor het stadion en een huisvrouw die van haar man geen pasta mag koken als Liverpool tegen FC Milaan speelt. In de meer serieuze scènes wordt aandacht geschonken aan het incident van 15 april 1989 te Hillsborough, waarbij 96 Liverpool supporters in een stadion
66
werden doodgedrukt. Uit deze scène blijkt dat de gebeurtenis nog altijd zijn uitwerking heeft in het dagelijkse leven van velen in Liverpool. Ook wordt in enkele stukken nog nadrukkelijker het probleem van de stedelijke vernieuwing van Liverpool aan de kaak gesteld. De bouw van het nieuwe stadion eist namelijk zoveel geld op dat de omliggende buurt in verval raakt en leegstroomt. Hoewel de scènes van de voorstelling op zichzelf efficiënt en herkenbaar waren, bleef de voorstelling in zijn geheel een opeenstapeling van losse elementen. Er was geen sprake van een zich uitvouwend verband, dat de afzonderlijke elementen samenbracht en de waarde van het geheel deed uitstijgen boven die van de separate onderdelen. Dit had vooral te maken met het foto- en videomateriaal dat het spel steeds leek te onderbreken. De gedichten die eigenlijk het doel hadden een brug te slaan tussen de foto- en filmfragmenten en het thema van een bepaalde scène, waren te abstract om dat te bereiken. Dit had vooral te maken met het ontbreken van voorkennis bij de toeschouwer, over de verschillende theaterprojecten die op het beeld werden getoond. Bovendien was het zaaltje, hoofdzakelijk door het ontbreken van een fatsoenlijk podium of verhoogde stoelen, niet erg geschikt voor een theatervoorstelling. Het idee van het optreden in een voetbalkantine was leuk bedacht, maar deed in dit geval enorme afbreuk aan de kwaliteiten van de energieke spelers. De voorstelling op zaterdagochtend 29 maart, die plaatsvond in het Pendrecht Theater, laat zien dat het ook anders kan. ‘The Mixed Collective’ had wat aanpassingen gedaan, de beschikking over een mooi podium en een enthousiast publiek dat dit keer hoofdzakelijk uit Feyenoord-supporters
67
bestond. De foto- en filmfragmenten waren uit de voorstelling verwijderd. Hierdoor volgden de scènes elkaar beter op en was de voorstelling meer een geheel. Het energieniveau was constant erg hoog, waardoor de combinatie van tekst, spel, rap, zang en beweging goed tot zijn recht kwam. Verder was er nu ruimte voor een mondelinge toelichting bij het foto- en videomateriaal, omdat dit nu in zijn geheel ná de voorstelling werd vertoond. Bovendien was het Pendrecht theater veel beter geschikt voor de mise-en-scène van de voorstelling, waardoor het geheel beter gestructureerd en begrijpelijker overkwam. In vergelijking met de uitvoering van donderdag, heeft ‘The Mixed Collective’ zaterdag duidelijk een kwaliteitsslag in de goede richting gemaakt. Deze ontwikkeling was dan ook terug te zien in de reacties van de toeschouwers. Waar deze donderdag nog vertwijfeld en onbevredigd de kantine leken te verlaten, galmde het Pendrecht Theater zaterdag van het enthousiaste gezang van de Feyenoord-supporters: ‘Ooo campione, the one and only, we’re Liverpool.’
Een Perspectief op Heart and Sole van de LIPA Studieleider Door Matt Smith, Studieleider Bachelorprogramma in Community Drama Als kader voor dit korte verslag is het noodzakelijk om uit te leggen hoe de LIPA studenten uit Liverpool op het festival terecht kwamen. Het project heeft zijn oorsprong in een ontmoeting met Eugene van Erven en Arno Brouwer van het Rotterdam International Community Arts Festival. Die ontmoeting was betrekkelijk lauw tot het moment dat twee van onze studenten de kamer binnenkwamen. Vanaf dat moment kwamen we opeens heel snel tot deelname aan een werkweekend in juni 2007, waarin groepen die aan het festival mee zouden doen hun plannen konden presenteren. Zes van onze studenten (uit een groep van vijftien) financierden de vliegkosten voor deze trip uit eigen zak (het RWT betaalde kost en inwoning). Deze studenten wisten vervolgens de festivalorganisatoren te ‘verleiden’ tot een open uitnodiging, die zij zouden invullen met een presentatie die zij speciaal voor het ICAF gingen maken. Het enthousiasme van de studenten dwong ons als studieleiders vervolgens om serieus met het festival te gaan onderhandelen en ons eigen curriculum aan te passen. Het betekende namelijk dat wij onze Public Performance Project module moesten verlengen van één tot twee semesters. Onze studenten begonnen in oktober 2007 met groepen deelnemers uit diverse gemeenschappen van Liverpool te werken. Zij gingen aan de slag met hetzelfde thema als de deelnemers van het Hand in Handproject in Rotterdam, namelijk voetbal. Die sport heeft – net als in Rotterdam – bij ons in Liverpool een enorme culturele populariteit en aantrekkingskracht. Om het project te begeleiden werden drie docenten van onze opleiding – Lisi Perry, Anna Barzotti en ikzelf – als gezamenlijke projectleiders aangesteld.
68
Al vrij snel zagen we in dat het financieel niet haalbaar zou zijn om wijkbewoners mee naar Rotterdam te nemen. We hebben toen twee alternatieven ontwikkeld: (1) een voorstelling voor en door wijkbewoners van Liverpool in onze eigen stad; (2) een representatieve voorstelling door LIPA studenten op ICAF gebaseerd op (1). Dit tweeledige alternatief illustreert de moeilijkheid van het werken met studenten op gemeenschapsniveau. De studenten wilden koste wat kost niet het gevoel hebben dat zij de wijkbewoners zouden gebruiken als zij de trip naar Rotterdam zonder hen zouden maken. Eugene, Arno en Peter van den Hurk bezochten ons nog een keer voor de kerst van 2007 om te kijken hoe ver we waren. Zij zagen een mix van werk in wording: scènes en monologen over het maatschappelijk effect van voetbal op Liverpool. Dit materiaal was gemengd met foto’s van workshops en repetities van de projecten die onze studenten op dat moment in diverse wijken van Liverpool aan het uitvoeren waren. Vanaf dat moment ging het proces in Liverpool in twee richtingen verder: een studentenproductie voor ICAF en een publiek presentatiemoment voor en door de mensen in Liverpool. Dit laatste evenement vond plaats vlak voor het festival in Rotterdam en vereiste intensieve voorbereiding. In totaal 90 mensen van diverse groepen uit de gemeenschap participeerden in dit evenement, dat op LIPA werd gehouden.
De groepen uit de gemeenschap De studenten hebben zelf contact gezocht en onderhouden met de onderstaande zeer gevarieerde groepen uit Liverpool. Ze hebben zelf de workshops ontworpen en aan deze mensen gegeven: 1. Evergreens bejaardengroep, is een aan een kerk gelieerde club die al lang bestaat en o.a. koffieochtenden, gezondheidswandelingen en trips organiseert. Samen met LIPA studenten hebben zij een toneelscript ontwikkeld dat uiteindelijk voorgelezen is. 2. Nic Nacs jeugdgroep van 7-11 jaar, is een club die al eerder door één van onze studenten was opgericht. Zij hebben met zijn allen drie korte fysieke, komische scènes over voetbal geïmproviseerd. 3. CID is een groep jongvolwassenen met leerproblemen. Deze groep bestaat ook al langer en heeft inmiddels een sterk zelfbewustzijn ontwikkeld, hetgeen in een krachtige show resulteerde. 4. Anfield jeugdhonk, is onderdeel van een sociaal cohesieprogramma voor jongeren dat gelieerd is aan het stadsvernieuwingsproject rondom het Liverpoolstadion aan Anfield Road. Deze groep jongeren heeft de grootste sprong van alle deelnemers aan dit LIPAproject gemaakt, juist omdat zij onder de moeilijkste omstandigheden van allemaal moeten zien te overleven. 5. Magic 7, ook een groep jong volwassenen met leerproblemen. Deze groep was pas gevormd toen onze studenten met hen in aanraking kwamen. Zij hebben in nauwe samenwerking met LIPA een zeer creatieve show gemaakt. 6. Liverpool Museum Jeugd Theater werkt met jonge tieners. Deze groep heeft een voorstelling gemaakt waaraan de tieners een sterke eigen signatuur hebben weten te geven. De bovenstaande groepen hebben hun creaties in eigen kring en op LIPA laten zien. Wij wilden hun werk zoveel mogelijk respecteren en hen in de gelegenheid stellen het een paar keer publiekelijk
69
te tonen. Dit onderdeel van het LIPAproject was uitermate waardevol en inspirerend voor onze studenten en gebaseerd op deze ervaring hebben zij vervolgens hun eigen respectvolle versie gemaakt voor het ICAF festival. Dit was een montage van eerlijke persoonlijke verhalen m.b.t. voetbal in Liverpool en documenteert hun werk met groepen uit diverse gemeenschappen in onze stad.
De rol van de tutor Mijn rol in dit studieprogramma en meer specifiek in dit project was die van begeleider van het leerproces, gebaseerd op veertien jaar eigen professionele ervaring in het veld. In het tweede jaar treed ik ook op als producent en zorg er vooral voor dat samenwerking tussen studenten en doelgroepen goed verloopt. In het Heart and Soleproject was ik in feite co-regisseur/producent samen met mijn collega’s Lisi en Anna. We wilden zo ook laten zien dat in wijktheater het van groot belang is niet-hiërarchisch te werken. Het leerproces in zo’n situatie is complex, omdat de groepen uit de gemeenschap het gros van de praktische ervaringen verschaffen en de studenten dus in eerste instantie zelf op hun ervaringen moeten reflecteren. De taak van de tutor is om de studenten door dat complexe individuele reflectieproces heen te begeleiden. De rol van democratische non-hiërarchische partner in zo’n proces kan soms uiterst lastig zijn, omdat de tutor de studenten uiteindelijk ook moet beoordelen. Hun werk moet namelijk wel voldoen aan de eindtermen van de studie.
Het Kwaliteitsvraagstuk Op het eerste gezicht lijken er minder garanties voor kwaliteit als studenten een project leiden dan wanneer professionals dat doen. Dit kan ondervangen (maar nooit voorkomen) worden door de studenten eerst specifieke modules en stages aan te bieden, die hun ambachtelijke vaardigheden bevorderen op gebied van theater maken, workshops ontwerpen en verzorgen en groepen begeleiden. In het Heart and Soleproject waren de studenten al van een hoog niveau (velen van hen hadden al praktijkervaring voor ze bij LIPA kwamen) en dit zorgde er voor dat over het algemeen het niveau van hun werk in dit project ook hoog was – en soms zelfs uitzonderlijk. Was dit een community arts project, ondanks het feit dat het door studenten van een kunstvakopleiding geïnitieerd en gecontroleerd werd? De inspiratie voor het project was oorspronkelijk uit Rotterdam binnengebracht, een nieuwe benadering van community arts dan onze studenten tot dan toe hadden meegemaakt. Voor zover we na afloop hebben kunnen vaststellen in evaluaties, heeft het project aan alle verwachtingen van onze studenten en de deelnemende groepen voldaan. De opzet van alle deelprojecten was open genoeg om deelnemers artistieke beslissingen te laten nemen; al het creatieve materiaal kwam uit de groepen zelf en was origineel en zelfgemaakt. Alle groepen die meededen opereerden ook los van bestaande educatieve instellingen, zodat hun werk in dit project ook eerder als community art dan als kunsteducatie kan worden beschouwd. Over het algemeen was dit dus wel degelijk community art, hoewel de studenten uiteindelijk wel cijfers voor hun werk hebben gekregen.
70
De citaten hieronder illustreren tenslotte hoezeer de ervaringen op het ICAF onze LIPAstudenten zijn bijgebleven: “Ik vond het beste aan het festival zoveel collega’s uit verschillende culturen te ontmoeten en hun verschillende theoriën en praktijkervaringen te horen en dan te bekijken hoe die verschillen van de onze.”
... Het beste aan het festival was een diversiteit aan perspectieven mee te krijgen over hoe er tegen community arts wordt aangekeken elders in de wereld ... “Het beste aan het festival was een diversiteit aan perspectieven mee te krijgen over hoe er tegen community arts wordt aangekeken elders in de wereld.” “Het was een verbazingwekkende leerervaring voor me en een fantastische manier om contacten op te doen en uit te vinden hoe men elders in de wereld community theatre maakt.” “Iedereen die aan het festival mee deed was zo geweldig! Het was gewoon leuk en er heerste een spannende atmosfeer. Een super voorbeeld van hoe goed community theatre kan werken als iedereen met volle overtuiging mee doet.” “Het was een platform voor wat community drama allemaal kan zijn en het festival gebruikte daarvoor ongewone en conventionele plekken.” “Het was een gave ervaring om deel te zijn van het festival, shows te zien, aan workshops mee te doen, mensen te ontmoeten en zelf op te treden!” “ICAF was een goed voorbeeld van hoe krachtig community arts is.” “Om in ons tweede jaar de gelegenheid te krijgen op te treden en deel te nemen aan dit festival was ongelooflijk. ICAF heeft me de ogen doen openen voor heel veel dingen; het heeft me de gelegenheid gegeven te ontdekken hoe vele verschillende groepen uit de hele wereld community arts benaderen en maken.”
71
Middagvoorstelling 3
Nadia
Door Fenna Gerritse ‘Alarm. Alarm. Hé! A-la-rem!’ Alle danseressen, die net nog op extatische wijze de meest bonte schoenen aan hun voeten hebben getrokken, verzamelen zich en wijzen op de sneakers van een jongen uit het publiek, ‘kan dus écht niet hoor.’ Met een heerlijk afkeurende blik kijken ze de jongen aan, die wat ongemakkelijk heen en weer begint te schuiven. Het zal je ook maar gezegd worden als puberende scholier dat je lelijke schoenen hebt. Dat is gegarandeerd blozen geblazen. We horen krachtige Afrikaanse muziek, de danseressen beginnen hun dans. Ze rennen afzonderlijk van elkaar naar voren, staan abrupt stil, laten hun bovenlichaam half naar voren vallen en rennen dan weer naar hun beginpositie. Eén voor één stelt MC Feven de danseressen aan ons voor door het karakter van elk meisje krachtig samen te vatten. Feven fungeert naast gastvrouw in de voorstelling als een soort duizendpoot; ze danst, zingt, showt, verleidt en rapt om zo op haar eigen grappige en relaxte wijze schijnbaar moeiteloos de verschillende dansscènes met elkaar te verbinden. De groepsdansen worden afgewisseld met solo’s. De solodansen van de meiden hebben uiteenlopende effecten bij me. Kramp in mijn buik van het lachen krijg ik als één van hen vertelt hoe zij thuis feest vieren; niet met koffie en gebak maar met Surinaamse pom, roti en nasi. Tante Shanita, Shalita en Shakrita komen op bezoek en ze zitten niet in een kringetje; nee, ze dansen! Vrolijke Afrikaanse muziek zwelt aan en de meiden dansen vol energie. Schudden met die billen! Ook de scène waarin de meiden hun moeder imiteren bezorgt me buikpijn. We komen erachter dat Wieke zich kapotschaamt als haar moeder dwars door de discotheek ‘Liieeffiiee, het is twaaalf uuur!’ blèrt, dat Feven’s moeder uit haar dak gaat (in een of andere Afrikaanse taal) als je met vieze schoenen over haar pasgedweilde vloer loopt en dat Noelisa’s moeder als ze boos is niets zegt, maar je enkel heel indringend aanstaart. Aan de reacties van het publiek te merken zijn deze imitaties zeer herkenbaar. De Afrikaanse grappen begrijp ik niet maar het is geweldig om de twee meiden naast me te horen gieren van de lach. Emotioneel en aangrijpend waren de solo’s van Ivana en Anuschka. Ivana is erg onzeker over wat ze moet aantrekken en hoe ze zich moet gedragen. Ze voelt zich vaak alleen en heeft eens geprobeerd zelfmoord te plegen. We horen een bandopname. ‘Verticaal. Je moet verticaal in de ader snijden; horizontaal is klote’. Je hoort iemand zingen. ‘Keepin’ your head up’. De onomwonden en directe boodschap komt hard binnen en raakt me. De gezongen boodschap geeft hoop.
72
Dan danst Anuschka, lang en intens. Schijnbaar gedachteloos beweegt ze door tot haar lichaam compleet uitgeput raakt. Als ze bijna instort vangen de andere meiden haar op. Ze kalmeren haar en brengen geborgenheid. Een mooie manier om uit te beelden dat vrienden er altijd voor je zullen zijn, hoe groot je problemen ook zijn en hoe diep je dal ook is. Verder kwekken de meiden over hun vriendjes, over heel veel schoenen en houden ze een enorm kussengevecht, wat eindigt als Sylvia bekogeld door en bedolven onder de kussens hard ‘Kappen nou!’ schreeuwt. Iedereen valt stil, hijgt wat na en lacht ongemakkelijk. Dan begint Feven te zingen. Met haar karakteristieke Macy Gray-achtige stem zingt ze een klein Spaans liedje over vriendschap, liefde en geborgenheid. De hele zaal is muisstil. De choreografie van Nadia is prachtig, de danseressen zeer talentvol. De theatrale onderbrekingen en de gedanste solo’s geven de toeschouwer een kijkje in de realiteit van hun leven. Dat is vaak hilarisch, soms bitterzoet, maar altijd zo eerlijk en oprecht dat het je onvermijdelijk raakt.
Een Ander Perspectief op Nadia Door Amke Bogers Nadia is een dansvoorstelling over meiden tussen de 16 en 19 jaar oud die opgroeien in de multiculturele samenleving van Rotterdam De voorstelling is gebaseerd op interviews met jonge vrouwen die opzoek zijn naar hun identiteit. In het kader van het International Community Arts Festival traden de zes danseressen en één speler op voor het internationale publiek. De danseressen zijn afkomstig van het Albeda Dans College, een MBO-dansopleiding in Rotterdam. Nadia is een productie van het Rotterdamse Wijktheater en gemaakt door Jeanine Coco. De naam Nadia is gekozen, omdat deze veel voor komt in verschillende culturen. Nadia is iedereen. De voorstelling begint al meteen bij binnenkomst, nog voordat het publiek zit. Feven, de speelster, begroet iedereen persoonlijk. Dit maakt de voorstelling heel persoonlijk, omdat het lijkt alsof je de meisjes echt leert kennen. De intimiteit van de zaal werkt hier ook aan mee. De jonge vrouwen dansen niet op een podium, maar op de vloer en komen heel dichtbij het publiek. Ze proberen duidelijk contact te maken met de mensen in de zaal, zodat het publiek helemaal meegaat in de voorstelling. Opgroeien in Rotterdam valt niet mee en dat blijkt duidelijk uit de stukken gesproken tekst die tijdens de dans als voice overs worden afgespeeld. Deze teksten bieden de mogelijkheid om in een modern dansstuk een duidelijke verhaalstructuur aan te brengen. Alle problemen waar een opgroeiend tienermeisje tegenaan loopt, galmen door de ruimte. Van onzekerheden over het uiterlijk, tot buiten de groep vallen en zelfs gedachten over zelfmoord. Buiten alle strubbelingen is er gelukkig ook veel aandacht besteed aan ‘meisjesdingen’, zoals schoenen, kleding en gezelligheid
73
met vriendinnen. Het moment dat alle danseressen zich in een hoop kussens storten en elkaar giechelend te lijf gaan, zijn er zeven echte meisjes te zien. In het gezelschap van vriendinnen kunnen ze lekker onbezorgd zichzelf zijn. Daarbuiten moeten ze een sterke jonge vrouw zijn die van zich af moet bijten en moet zorgen dat ze bij de groep hoort, want anders is ze verloren. De danseres in het rood hoort niet bij de groep. Ze wordt genegeerd en daardoor is het leven voor
... Nadia is een perfect voorbeeld om te onderbouwen dat dans een uitstekend middel is om gevoelens over te brengen ... haar veel te zwaar. Ze uit dit in een intense solo, waarin ze het gevecht aangaat met het leven. De muziek stopt, maar de hevige bewegingen gaan door. Alleen haar snelle ademhaling en het neerkomen van de voeten op de grond is te horen. Het publiek is doodstil en leeft duidelijk mee met het leed van het jonge meisje dat zich door het leven heen worstelt. Hierna volgt de slotdans waar de continue herhaling van de bewegingen een hypnotiserend effect creëert. De kracht en de intensiteit achter de bewegingen hebben een verstikkende werking. Na deze heftige dans staan de danseressen op een rij, maar er is één leeg plekje: de danseres in het rood heeft het gevecht met het leven verloren. Het publiek is onder de indruk, maar barst daarna los in een daverend applaus. Iedereen verlaat de zaal een tikkeltje ontdaan, maar vooral vol bewondering voor de kracht die de jonge meiden over hebben weten te brengen. Nadia is een perfect voorbeeld om te onderbouwen dat dans een uitstekend middel is om gevoelens over te brengen, op een manier die misschien nog wel krachtiger is dan tekst.
74
75
avondvoorstelling 1
The No Ones California Dreamin’ in Bristol Door Margreet Zwart
Het zaallicht gaat uit en meteen begint op het podium een vrouw vals mee te zingen met karaokemuziek: ‘I can’t live, if living is without you’. Aan de zijkant zitten vier dames gegeneerd toe te kijken. In de kleine zaal van Theater Zuidplein zit het publiek in een halve cirkel om het podium heen. Een goede setting om een pub te representeren, de plek waar een groot deel van de scènes zich afspelen. Na het grote succes van hun vorige optreden op het ICAF 2005 met For love nor money, is de Britse groep Acta opnieuw uitgenodigd haar werk te tonen op het festival. The No Ones vertelt het verhaal van zes vriendinnen uit de achterstandwijken van Bristol. De één heeft een lastige man die liever met zijn duiven praat dan met zijn vrouw, iemand anders heeft een kind dat niet weet hoe de magnetron werkt en een derde moet de hele week werken voor 100 pond. De avondjes uit in de pub geven de vrouwen wat ontspanning in hun bijna doelloze leven. Wat de vrouwen bij elkaar heeft gebracht en hoe ze vriendinnen zijn geworden, wordt niet duidelijk. Er is namelijk een behoorlijk leeftijdsverschil tussen de zes dames en de enige overeenkomst die ze lijken te hebben naast hun sociaal-economische achterstand, is het karaoke zingen. Gezamenlijk besluiten ze die karaoke ervaring in te zetten en ze geven zich op voor de nieuwe talentenjacht
‘we’re gonna make you a star’. Op weg naar roem en glorie! Maar helaas helpt het thuisfront niet altijd mee en ook onderling zijn er kleine ruzies. Er is geld nodig om mooie kostuums te laten maken, maar degene die daar voor zal zorgen gebruikt stiekem het geld om haar eigen schulden af te betalen. Op de grote dag van de auditie raakt iedereen gestresst en er wordt uiteindelijk besloten dan maar in ochtendjas te gaan zingen. De jury is totaal niet onder de indruk van de zes dames en daarmee valt hun droom van een betere toekomst en grootse roem in duigen. Maar daar blijft het niet bij, uiteindelijk worden de dames wereldberoemd in Bristol en omstreken waar ze in iedere karaokebar de show stelen. Het verhaal doet denken aan een televisiesoap, net als de acteerstijl van de actrices. Er worden duidelijk rollen gespeeld, maar af en toe lijkt het of de dames als zichzelf op het podium staan. Een noot die net niet wordt gehaald, wordt gevolgd door een verontschuldigend handgebaar in de lucht. Het zijn met name de korte monologen van de actrices die overtuigend overkomen. Al pratend tegen haar man hangt Carol de witte was op. Onderbroeken, T-shirts en hemden. Zonder enige reactie van haar man blijft ze doorpraten en reageert haar frustratie af op het laatste ondergoed wat ze ophangt. Met zoveel mogelijk knijpers hangt ze het mini-stringetje aan de waslijn. De voorstelling zit vol herkenbare problemen, liedjes en sferen. Niet alleen mensen uit een achterstandswijk, maar ook een doorsnee theaterganger kan zich herkennen in de alledaagsheid die The No Ones toont. Regisseur Neil Beddow heeft met deze voorstelling de eigenheid van de vrouwen weten te waarborgen en tegelijkertijd een swingende show neergezet waarbij het hele publiek de zaal zingend verlaat.
Een Ander Perspectief op The No Ones Door Lisa Kirschbacher We leven in een tijdperk van televisieprogramma’s zoals Idols en X-Factor, waarin het makkelijk lijkt om een ster te worden. Bij dit gegeven sluit de community theater productie The No Ones van Acta uit Groot Brittannië aan. Zes vrouwen uit Bristol willen ontsnappen aan hun ééntonig bestaan en dromen van een beter leven met roem en geld. Dit betere leven hopen ze te bereiken door deelname aan een talentenjacht. Maar het verloopt alles anders dan verwacht. Op het toneel van de kleine zaal van Theater Zuidplein staan spelers die niet méér van elkaar zouden kunnen verschillen. Oud, jong, dik, dun. Maar ze hebben iets gemeen. Ze voeren hetzelfde hopeloze leven. Maar dit soort zaken staan bij een talentenjacht als Idols meestal niet op de voorgrond. Bij dit soort programma is het belangrijker dat men het publiek entertaint, zelfs ten koste van het belachelijk maken van deelnemers. Types als Josie, Carol, Lisa, Tasha en Faith zijn daarvoor bij uitstek geschikt. Ze hebben geen talent. Bij dit soort talentenjachten winnen meestal deelnemers met een mooi uiterlijk. Daarom vragen ze Imogen - die van hun allen nog het beste kan zingen
76
77
- om hen te helpen. Maar ook door Imogen wordt hun versie van bekende songs uit de jaren ‘60 en ‘70 zoals ‘The Shoop Shoop Song’ en ‘I’m in the mood for dancing’ er niet beter op. Ze oefenen en oefenen en de talentenjacht komt steeds dichterbij. En bovendien komen er steeds meer problemen op. Eigenlijk willen de anderen niet dat Tasha meedoet aan de talentenjacht. Maar omdat haar huwelijk niet doorgaat willen ze haar niet extra teleurstellen. Dus Tasha doet mee. Bovendien hebben ze kort voor hun optreden nog geen kostuums omdat Josie het gemeenschappelijke geld heeft verkwanseld. Uiteindelijk worden ze in de eerste ronde uitgeschakeld, maar toch winnen ze een beetje. Ze zijn er namelijk in geslaagd aan hun eentonig leven te ontsnapen. Ze hebben elkaar ook beter leren kennen en hebben op deze manier hun vriendschap versterkt. En bovendien geven zij aan het einde nog een klein concert voor het publiek. Dus eigenlijk is hun droom toch geslaagd. Ze staan op een podium en zingen voor een publiek. Helaas lukt het de Engelse wijktheateractrices niet de toeschouwers te motiveren op het podium te komen om mee te dansen. Men staat wel op en klapt mee. Door deze reactie hebben ze al meer bereikt dan menig deelnemer van een talentenjacht op televisie.
avondvoorstelling 2
Infanta
Door Alinde Hoeksma 29 november 2004: een fatale dag voor de Filippijnse provinciestad Infanta die door de inwoners niet snel vergeten zal worden. Op deze datum wordt deze plaats getroffen door een allesverwoestende modderlawine die een spoor van doden achterlaat. Vele families en vriendengroepen worden met bruut geweld uit elkaar getrokken. Jongeren wijktheatergroep Sikat uit Infanta maakte er een voorstelling over. Een reconstructie van dit stuk, met als titel Infanta, werd op het ICAF getoond door drie van de oorspronkelijke speelsters aangevuld met drie professionele acteurs van the Philippines Educational Theater Association (PETA). De storm raast over het podium en de vernietigende impact van de ramp dringt goed door tot de toeschouwers. Maar hier blijft het niet bij. Regisseur en speler Ernie Cloma vertelt me later dat hij in gesprekken voorafgaand aan de voorstelling aan de slachtoffers vroeg wat de mooiste ontdekking was die ze tijdens de ramp deden. Die zoektocht naar dit soort positieve thema’s vormde de leidraad voor deze zeer indringende voorstelling. Drie houten blokken, twee Filippijnse beelden en een hoopje groene kokosnoten: het toneelbeeld oogt vrij gestileerd. Des te groter is de chaos die op het podium ontstaat wanneer de allesverwoestende storm van die fatale dag wordt uitgebeeld. De acteurs rennen wild heen en weer en aan alle kanten
78
79
flikkert licht over het toneel. De rust die hierna terugkeert in het toneelbeeld is bedrieglijk. Niets zal meer hetzelfde zijn voor de inwoners van Infanta en hun verslagenheid is groot. Door in te zoomen op de levens van drie jonge vriendinnen uit Infanta krijgt het publiek een kans de gebeurtenissen uit 2004 mee te voelen. De meiden zitten vol toekomstplannen en fantaseren hier samen voortdurend over. De actrices spelen hun rol als levenslustige jonge vrouwen zeer overtuigend. Met hun frisse, enthousiaste speelstijl, hun heldere zangstemmen en de vele naïeve opmerkingen van hun personages stelen ze al snel de harten van de toeschouwers. Maar de vriendinnen hebben één probleem: om een opleiding te volgen zouden ze Infanta moeten verlaten. Vanwege geldgebrek en de zorg die ze hebben voor hun familie is dit niet mogelijk. Toch besluit Antonia, haar dromen achterna te gaan en ze vertrekt - tegen het advies van haar vader - voor een studie naar Manilla. Plotseling overspoelt de lawine Infanta en daarmee de levens van de drie meiden. De storm verdwijnt weer even snel als hij gekomen is. Maar de gevolgen zijn heel groot. Hoewel de meiden de ramp zelf overleven, verliezen ze vele familieleden. De zaal wordt doodstil wanneer de overlevenden kaarsjes aansteken en rouwen om hun dode vrienden, kinderen en partners. Antonia haast zich uit Manilla terug naar huis en realiseert zich hoeveel ze om haar familie en de gemeenschap in Infanta geeft. Ook de andere meiden realiseren zich de betekenis van hun dierbaren meer dan ooit. Samen zingen ze over het belang van moed en het overwinnen van tegenslagen. De toeschouwer wordt meegezogen in de klanken van dit krachtige en tegelijkertijd kwetsbare slotlied. Dankzij de mooie toneelbeelden, de prachtige liedjes en de kwaliteiten van de acteurs laat Infanta ook in Nederland een diepe indruk achter. Het moment in de voorstelling waarop de meiden de gevolgen van de ramp onder ogen moeten zien, is erg indrukwekkend. Ondanks alles blijft hun moed en hoop verbluffend groot. De storm was verschrikkelijk en verwoestte alles. Toch hielden de mensen hoop en zagen ze meer dan ooit de waarde van hun gemeenschap in. Mooier kan de boodschap van een community theatre voorstelling haast niet zijn.
Een Ander Perspectief op Infanta Door Inge Verdonschot In 2004 trof een grote modderlawine het Filippijnse plaatsje Infanta. De theatergroep PETA maakte een theatervoorstelling over deze gebeurtenis. Het verhaal gaat over drie vriendinnen, waarvan er één na de middelbare school de grote stad intrekt om te gaan studeren. De andere twee vriendinnen blijven achter. Uiteindelijk brengt de modderlawine de vriendinnen weer bij elkaar in hun verwoeste woonplaats. Nu beseffen ze pas hoeveel ze om elkaar, hun familie en de gemeenschap van Infanta geven. Het verhaal klinkt mierzoet, en eerlijk is eerlijk; de voorstelling is dat ook. Het verhaal is erg politiek correct, waardoor de voorstelling bijna de indruk wekt dat men na afloop van de voorstelling zo met een collectebus langs kan gaan. Er wordt een heel idealistisch beeld gegeven van (de bevolking van) de Filippijnen; een representatie van het land voor Europa. Aan het begin van de voorstelling geven de acteurs ook aan dat zij
80
hun sociale thema’s en rituele vormen aan het internationale publiek willen laten zien, maar de voorstelling lijkt niet echt een realistisch beeld te geven. Zo begint de vertelling van het verhaal al met een zoete scène, waarin de drie meisjes, met ieder een traditioneel hoofddeksel, zich door het minimalistische decor van drie blokken een weg banen. Met simpele speelse passen bewegen ze over het podium. Wanneer vervolgens een volkszanger met gitaar opkomt en samen met hen een volksliedje zingt wordt het idealistische beeld van de dorpsbewoners als één onschuldige ‘happy family’ nog eens bevestigd. Dit idealisme in de voorstelling wordt nog eens extra benadrukt wanneer het vriendinnetje afreist naar haar studiestad. Haar familie en vrienden bestempelen haar letterlijk als ondankbaar en enkel gericht op haar eigen roem en geld. Natuurlijk is het hier wel belangrijk om rekening te houden met het grote verschil tussen de Nederlandse cultuur en die van de Filippijnen. Binnen de Filippijnse cultuur ligt er immers een grotere nadruk op de samenleving in plaats van op het individu. Toch moet toegegeven worden dat ook dit gegeven perfect past in het plaatje van deze idealistische voorstelling. In het stuk is verder ook maar weinig sprake van conflict. Alles wat er misgaat is oorzaak van de omgeving, waar de meisjes machteloos tegenover staan. Daarnaast heeft men de mogelijkheid laten liggen om de psychologie van de personages verder uit te werken. De voorstelling wordt daarmee erg oppervlakkig en juist dit maakt de zoetheid van de voorstelling vervelend. Wel erg mooi is de enscenering van de boommetafoor, die verschillende keren terugkomt. De drie meisjes gaan hier met een sierlijke armhouding dicht op elkaar staan, wat duidelijk duidt op de vorm van een boom. Deze boom wordt verschillende keren uitgebeeld, maar zodra de derde vriendin vertrekt wordt deze ‘omgekapt’; de meisjes vallen uit elkaar op het podium. Natuurlijk is ook deze metafoor verschrikkelijk zoet en idealistisch, maar toch vond ik dit een mooi element in het verhaal. Het is een duidelijk en puur statement, wat heel duidelijk de kern van het verhaal raakt, zonder al te veel poespas erom heen: iets wat naar mijn mening veel meer terug had mogen komen in de voorstelling. Het einde van de voorstelling geeft echter weer dezelfde indruk als het totaalplaatje. Na een ontroerende zoektocht naar familieleden, waarbij de meisjes met brandende kaarsjes over het toneel lopen en in huilen uitbarsten, wordt tenslotte in een volksliedje Infanta bezongen. De meisjes zwaaien met hun armen en zingen de naam van hun woonplaats, “Infanta, Infanta…” En, hoe kan het ook anders, de meisjes besluiten uiteindelijk, hetzij als verpleegster, hetzij als docent, hun leven te wijden aan de gemeenschap van Infanta. En ze leefden nog lang en gelukkig.
81
maart 82 .rV
Vr. 28 maart
Sfeerverslag Door Corrie van Haasteren
Vanochtend interviewt Eugene als eerste gast in de Morning After Salon Neil Beddow. Hij legt uit wat kwaliteit voor Acta uit Bristol inhoudt: ‘We begonnen in 1985 met verschillende projecten en diverse groepen, zoals gehandicapten, mensen met leerproblemen, ouderen, buurtbewoners. Meestal werken we met grote groepen van zo’n 100 mensen. Vijf jaar geleden werd het duidelijk dat er ook deelnemers waren die zich als acteur wilden verbeteren. Rond die tijd bezocht ik ook dit festival voor het eerst. Een van de dingen die hier anders zijn dan bij ons, is dat het RWT een stuk wel 30 à 40 maal speelt en wij maar één keer. We hebben toen ook met een kleine groep gevorderden geprobeerd een voorstelling te toeren. Vooraf stellen we nooit een thema vast; we laten alles ontstaan vanuit de spelers. Wel gebruiken we een geschreven script omdat we een zo groot mogelijke kwaliteit willen bereiken, maar dat is altijd de letterlijke tekst van de spelers zelf. Die is namelijk heel vaak al goud. Net als het RWT willen we ons publiek laten wennen aan toneel, want de meesten zien nooit een theater van binnen.’ Na Neil is het woord aan Ernie Cloma van PETA. Hij vindt de vraag over kwaliteit niet eenvoudig te beantwoorden. Het hangt er namelijk vanaf wiens normen je wilt volgen, beweert hij: ‘Wij proberen de kwaliteit van onze medewerkers te verhogen door ze te leren organiseren, hun brood te verdienen en hun artistieke vaardigheden te verbeteren. Ook hebben we een programma voor ernstig getraumatiseerde kinderen en werken we samen met vrouwenbewegingen. Die activiteiten hebben allemaal hun eigen kwaliteitscriteria’. Mijn keuze voor de workshop van na de lunch valt op ‘Making of Familie A la Turca’ door Güner Güven uit Utrecht. Deze van oorsprong Turkse regisseur vroeg zich af wat het nu precies betekent om Turk te zijn. Hij† heeft namelijk een Nederlandse vriendin. Zijn ouders hadden daar heel veel moeite mee en hij verloor er zelfs een aantal Turkse vrienden door. Blijkbaar had de Turkse gemeenschap een ingrijpende invloed op zijn leven en Güner wilde te weten komen hoe andere Turken uit zijn omgeving dat ervaren. Hij interviewde acht Turkse buurtbewoners. Zes van hen gaven daarna aan best in een toneelstuk over hun eigen levensverhaal te willen meespelen. Van de improvisaties die daarna plaatsvonden, maakte hij een documentaire, die hij tijdens de workshop liet zien. Ik ben nu erg benieuwd hoe het stuk eruit ziet. Dat staat zaterdagavond geprogrammeerd.
83
Na wederom een heerlijke maaltijd ga ik naar de eerste avondvoorstelling in de kleine zaal: Jemand da? van het Cactus jeugdtheater uit Münster, Duitsland. Dit is een multiculturele voorstelling waarin jongeren uit Equatoriaal-Guinea, Engeland, Kameroen, Egypte, Korea, Georgië, Duitsland, Turkije en Cuba meespelen. Als ik eerlijk ben, moet ik zeggen dat deze voorstelling mij na een tijdje niet meer zo kon boeien.
... De acteurs op het podium beschikten over een enorme dynamiek en krachtige zangstemmen ...
Voor de middagvoorstelling na de workshop koos ik voor Kruik van Het Waterhuis uit Rotterdam. Deze voorstelling gaat over de strijd tegen aids in Zuid Afrika en de rol van de plaatselijke medicijnmannen daarin. Het is een kleurrijk sprookje met veel misverstanden en komische momenten, maar natuurlijk wel met een serieuze ondertoon. Ik vind het leuk dat we op dezelfde smalle banken zitten die de groep ook in Afrika gebruikt. Regisseur Roel Twijnstra vertelt daarna over hun werk in Afrika: ‘We werken daar altijd samen met plaatselijke musici. Voor de voorstelling wordt er steeds keihard op de drums geslagen zodat iedereen weet dat er iets gaat gebeuren. We spelen op voetbalvelden of waar dan ook. En tijdens en na de voorstellingen worden er altijd HIV-testen gedaan.’
De tweede voorstelling van deze avond daarentegen vond ik zonder meer prachtig. Het Problem Solving Theatre (PST) uit Zuid-Afrika speelde de twee eenakters The Horsehoe en Boomgate. Het eerste stuk gaat over de duizenden mannen die tijdens de apartheidsstrijd in Angola getraind werden om te strijden tegen het blanke apartheidsregime, maar die nooit gevochten hebben, omdat Mandela intussen op vreedzame wijze aan de macht is gekomen. In Boomgate wordt het verhaal verteld van een arm dorp waar de regering vernieuwingen probeert door te voeren, maar die volledig mislukken doordat er te weinig overleg is met de dorpelingen. Ik vond het een geweldige show, waarin niet alleen prachtig gedanst en gezongen werd, maar waarin heel simpele middelen werden gebruikt om een andere werkelijkheid te verbeelden. (Zo worden twee zaklantaarns tot koplichten van een auto en de spelers werden koeien door een plastic uier om hun buik te hangen en op vier ’poten’ te lopen). De acteurs op het podium beschikten over een enorme dynamiek en krachtige zangstemmen. Ik had daarna nog voldoende energie om nog even te dansen op de latin muziek van de NederlandsAntilliaanse band Cabeza de Queso met buitenlandse gasten als Noel Canbangon uit de Filippijnen, Desmar Guevara uit de Bronx, Rafael Ramos uit New Haven en Gurri uit Los Angeles.
Als ik na het bezoek aan deze fascinerende voorstelling weer terug in Theater Zuidplein ben, ontmoet ik Hans Verhoef met wie ik vroeger nog wel eens in een RWT voorstelling gespeeld heb. Hij werkt nu voor het festival: ‘Tijdens dit festival heb ik geen vastomlijnde functie. Ik ben gewoon de vliegende kiep. Zo ben ik ingesprongen bij de catering, heb een bus weggebracht en ik doe verder nog allerlei kleine klusjes. Tien jaar geleden ben ik bij het RWT komen spelen en ik speel nog steeds. Dit is nu mijn tweede festival. Het grote verschil tussen het vorige festival en dit is dat er veel meer gasten zijn dan in het begin. Toen moesten we ze als het ware naar binnen sleuren en nu moeten we uitkijken dat er niet te veel komen. Ik vind het echt erg leuk om regelneef te zijn, om problemen glad te strijken en oplossingen te bedenken voor onverwachte dingen.’
84
85
workshops w1
Teatro Pasmi
tegenwoordig met de gevangenen naar andere gevangenissen en soms zelfs naar festivals om hun theaterstukken op te voeren. Op deze wijze zorgt community theatre voor communicatie in een samenleving. Bovendien blijkt uit cijfers dat de projecten ook op de gevangenen een positieve uitwerking hebben. Door het gezamenlijk werken aan een voorstelling leren zij anderen te respecteren. Van de zestig gevangenen die hebben meegewerkt aan een project, zijn er slechts vier na vrijlating weer in het criminele circuit beland.
Door Sharon den Breems
Teatro Pasmi is een gezelschap dat zich richt op theater maken voor en door de gemeenschap in Santiago, de hoofdstad van Chili. Het gezelschap werkt vanuit de visie dat het actief bezig zijn met het maken van theater in combinatie met wat het constructivisme noemt - waarbij onder andere maatschappelijke problemen aan de kaak worden gesteld - leidt tot een betere maatschappij. Community theatre is hier bij uitstek geschikt voor, maar het werkt alleen wanneer niemand gediscrimineerd wordt. Iedereen moet zeggenschap kunnen hebben. Een belangrijk deel van de werkzaamheden van Teatro Pasmi vindt dan ook plaats in Chileense gevangenissen, waar zij met gevangenen aan de slag gaan met het maken van theater. Chili heeft het hoogste aantal gevangenen van Zuid-Amerika en door het hele land zijn gevangenissen te vinden. De omstandigheden zijn er schrikbarend slecht. Drugs, vechtpartijen en seksueel misbruik maken er deel uit van het dagelijkse leven. Het is een gewaagde stap van Teatro Pasmi zich binnen deze wereld te begeven, omdat ook de bewaking te wensen overlaat. Maar Teatro Pasmi laat zich hierdoor niet afschrikken en werkt al ruim zeven jaar aan theatervoorstellingen in gevangenissen. De werkwijze van Theatro Pasmi is op geen enkele wijze te vergelijken met andere community theatre gezelschappen, omdat de omgeving waarin het gezelschap actief is compleet andere conventies kent dan de vrije wereld, aldus Iván Iparraguirre Rivas, de oprichter van het gezelschap. Vanaf het moment dat de eerste stap in de gevangenis is gezet, moet je constant alert zijn en het beheersen van de interne gewoontes en gebruiken is noodzakelijk. De kleinste gebaren of aanrakingen kunnen leiden tot een catastrofe wanneer ze verkeerd worden geïnterpreteerd. Wanneer je echter het vertrouwen van de gevangenen hebt gewonnen betekent dit een vriendschap voor het leven en gaan ze voor je door het vuur. In de gevangenis werkt Iparraguirre alleen met gevangen die daadwerkelijk mee willen doen. De deelnemers worden door de gevangenen onderling uitgekozen. Hiervoor hebben de gevangenen zelf een aantal regels opgesteld. Zo mogen er voor de veiligheid alleen mensen meespelen die nooit worden bedreigd door andere gevangenen. Een groep bestaat uit zo’n acht tot tien gevangenen en de theatermaker begint altijd met improvisatieoefeningen. Hoewel Iparraguirre niet doelbewust streeft naar een therapeutisch effect, is dit wel wat met de projecten wordt bereikt. In de voorstellingen worden politieke en maatschappelijke problemen aan de kaak gesteld die vervolgens via radiohoorspelen aan de buitenwereld worden geopenbaard. Bovendien gaat Iparraguirre
86
w2
Undercover
Door Daniëlle Balk Belangrijkste ingrediënt van deze workshop was de “making-of”-video van het theaterproject Undercover van het Rotterdams Wijktheater, gemaakt door Robert Jan Schmidt. Dit theaterproject, geregisseerd door Hans Lein, is tot stand gekomen op initiatief van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, het Riagg. Deze vroeg het RWT een voorstelling te maken met een aantal jongeren die via deze instelling hulp kregen, zodat zij beter met hun problemen om konden gaan. Hans Lein begon de workshop door ons een aantal concentratie oefeningen te laten doen die hij met de jongeren van Undercover ook vaak deed. Door de problemen waarmee zij kampen was het niet altijd even gemakkelijk om te repeteren voor de voorstelling. Er was daarom altijd een maatschappelijk werker bij de repetities aanwezig. Hans Lein zelf bleef vooral de regisseur van het stuk. Wel was hij altijd bereid te luisteren naar het verhaal van de jongeren. Hun persoonlijke verhalen en problemen vormden dan ook de leidraad voor de voorstelling. Sommige jongeren wilden heel graag over hun problemen praten, anderen juist niet. Hans Lein heeft alle verhalen van de jongeren op band opgenomen. Hieruit is het script van Undercover ontstaan, waar de jongeren hun goedkeuring aan hebben gegeven. Omdat het voor hen echter nogal confronterend was om hun eigen verhaal op het toneel te vertellen, heeft Hans Lein ervoor gekozen dat iedereen het verhaal van een ander zou spelen. Zo bleven de verhalen wel persoonlijk, maar konden de spelers zich meer van hun eigen verhaal distantiëren en zich ook meer op hun eigen optreden richten. Eén meisje vormde een uitzondering. Zij werd in het verleden erg gepest op zowel de basisschool als de middelbare school. Zij speelde zowel haar eigen verhaal als dat van één van haar vroegere pesters. Voordat de definitieve groep gevormd was gingen er echter drie maanden voorbij. Veel van de jongeren die oorspronkelijk toegezegd hadden om mee te doen, haakten halverwege toch af omdat ze geen zin meer hadden of het toch te confronterend vonden. Na de interviews gaf Hans Lein de jongeren improvisatie-opdrachten om zo ook vertrouwen op te bouwen bij de spelers. In sommige gevallen is dit niet gelukt, maar er is uiteindelijk toch een stabiele groep overgebleven waarmee een mooie voorstelling is gemaakt. Aan het einde van het project werd zowel aan Hans Lein als aan de spelers zelf gevraagd of de jongeren hierdoor waren veranderd. Volgens Hans Lein is het niet zo dat de jongeren echt een “les”
87
uit het project geleerd hebben. Wel hebben zij geleerd om motivatie voor iets op te brengen. De spelers zelf vinden dat zij erg veranderd zijn door het project en dat het hen echt een steun in de rug heeft gegeven voor de toekomst. Een kanttekening die bij een project als dit geplaatst kan worden is dat er geen vervolgproject werd aangeboden. Hans Lein vindt dit een groot probleem. Een instelling geeft een opdracht en geld voor beperkte tijd, maar houdt geen rekening met de gevolgen en impact die een dergelijk project heeft op de jongeren. Zij vallen zo als het ware in een “zwart gat” na de voorstellingen. Zij geven zelf aan dat zij graag door zouden willen gaan met theater of dans. Het positieve effect dat Undercover voor hen heeft gehad zou daardoor deels verloren kunnen gaan. Dit zou erg jammer zijn, zowel voor de regisseur als voor de jongeren zelf. Dit punt is iets wat dit soort instellingen in de toekomst mee zouden kunnen nemen wanneer zij opdracht geven voor een dergelijk project.
w3
Making of Familie à la Turca
Door Tom Kortbeek
Een van de vele workshops die men tijdens het ICAF 2008 kon volgen was die over de voorstelling Familie a la Turca; een stuk van het Utrechtse Wijktheater STUT. Tijdens deze workshop vertelde regisseur Güner Güven met behulp van ‘the making of’ hoe het stuk tot stand is gekomen. In de introductietekst deed Güven zijn persoonlijke verbondenheid met het project uit de doeken. Als jongerenwerker en onderdeel van de Turkse gemeenschap in de stad Utrecht deed hij veel ervaring op met de gezinssituatie binnen de Turkse gemeenschap en hoe men de normen en waarden binnen deze gemeenschap aan elkaar oplegt. Vanwege zijn achtergrond als theatermaker bleek dit een interessant startpunt te zijn om een community theatre voorstelling te maken. De manier waarop STUT het project heeft aangepakt kwam via de getoonde dvd goed naar voren. Doormiddel van interviews werden ervaringen van verschillende leden van de Turkse gemeenschap door onder andere Güven opgetekend. Deze ervaringen werden doormiddel van improvisaties vervolgens tot leven gebracht. Doel van deze improvisaties was om de Turkse spelers te laten uitwerken hoe zij bepaalde situaties binnen hun gezin zouden oplossen. De resultaten van deze improvisaties vormden de basis van waaruit het script voor de uiteindelijke voorstelling is geschreven. Op de dvd is goed de openheid te zien waarmee de Turkse spelers uiteenzetten hoe bepaalde situaties in hun gezin plaatsvinden. De regisseur Güven is hierbij een goede helpende hand. Door zelf ook zijn verhaal op tafel te leggen verlaagt hij de drempel voor de spelers om zelf met ervaringen te komen. Hierdoor ontstaat er een zeer vruchtbare situatie van waaruit men gezamenlijk op zoek gaat naar de gang van zaken binnen een Turkse familie. Zo laat de dvd ons zien dat er dialogen tussen de vaderfiguur en de dochter worden nagespeeld. Ook wordt de rol van de oudste broer besproken via improvisaties en gesprekken tussen de acteurs.
88
In het vraaggesprek na de dvd-vertoning wordt door een van de workshopdeelnemers opgemerkt dat door een dergelijke gezinssituatie te tonen, men een nieuwe stereotypering creëert, terwijl juist het doel van Familie a la Turca is om bestaande stereotyperingen te doorbreken. Güner antwoordt dat het in het geval van deze voorstelling puur gaat om het tonen van de ervaringen. Gebeurtenissen die werkelijk door de spelers zijn ervaren. Door niet slechts standpunten te ventileren, maar juist ervaringen te tonen, probeert STUT een helpende hand te zijn bij het a ontsluiten van de Turkse gemeenschap en bij het openen van een dialoog met personen binnen en buiten deze gemeenschap. Om tot community theatre te komen zijn vele wegen te bewandelen. Via deze workshop heeft regisseur Güven geprobeerd een kijkje te geven in de manier waarop hij en STUT te werk gaan. Een essentieel kijkje, als we dit zien in het licht van het thema van ICAF 2008, namelijk de zoektocht naar de kwaliteit van community art. Want vaak blijkt deze niet alleen in het uiteindelijke kunstobject te liggen, maar des te meer in de zorgvuldigheid en aandacht die men besteedt aan het proces dat hieraan ten grondslag ligt.
89
w4
Making It Real met Acta Door Edith Schellings
Dertig seconden krijgen de deelnemers van de workshop ‘Making it Real’ de tijd om zich aan elkaar voor te stellen. Kriskras lopen de deelnemers, al handen schuddend, door elkaar heen. Hierna volgt in de kring een meer uitgebreide voorstelronde, waarna iedereen zo ongeveer weet wie er aan de workshop deelneemt en gebleken is dat Neil Beddow, artistiek leider van Acta Community Theatre, daadwerkelijk geïnteresseerd is in de mensen met wie hij werkt. Beddow vertelt dat Acta vanaf 1985 al actief is in verschillende buurten van Bristol. Deze community theater organisatie houdt zich bezig met jongerentheaterprojecten, grootschalige ‘community plays’, theater met verstandelijk gehandicapten en ‘community touring’ zoals de voorstelling The No Ones, die gisteravond op het festival te zien was. Met al deze projecten probeert Acta mensen te betrekken in het maken van hun eigen theater. Na deze inleiding is er tijd voor eventuele vragen. Een van de deelnemers vraagt hoe Beddow omgaat met de spanning tussen het spelniveau van de deelnemers en het spelniveau dat hij als regisseur uiteindelijk voor ogen heeft. Hij antwoordt hierop dat men binnen community theater geen artistieke kwaliteit van professioneel niveau kan en mag verwachten. Iedereen kan kwalitatief theater maken, niet om professioneel te willen zijn, maar gewoon om theater te willen maken.
90
Dit heeft dan voornamelijk van doen met authenticiteit en integriteit, twee termen die binnen community theater belangrijker zijn dan goed kunnen acteren. Community theater is dan ook meer op het hart gericht, dan op het hoofd.
... Authenticiteit en integriteit, twee termen die binnen community theater belangrijker zijn dan goed kunnen acteren ... Beddow probeert in zijn werkwijze met de spelers in te gaan op deze authenticiteit door al pratend en improviserend steeds meer ideeën te ontwikkelen en te kijken naar wat interessant zou kunnen zijn. Wanneer een van de deelnemers uit de workshop vraagt hoe de regisseur de dames van The No Ones weet te motiveren, is het antwoord dan ook voor de hand liggend: Drie van de betrokken speelsters zijn zelf bij de workshop aanwezig en zeggen dat Beddow oprecht geïnteresseerd is in de mensen met wie hij community theater maakt. Daardoor voelen zij zich betrokken bij het project. Bovendien zijn de onderwerpen voor het theater uit hun eigen leven gegrepen, waardoor zij erg gemotiveerd worden. De dames zijn duidelijk erg te spreken over Beddow als regisseur. In het laatste kwartiertje is het aan de rest van de deelnemers om te beoordelen of zij het daar mee eens zijn. Zij mogen zijn
91
werkwijze nu namelijk in de praktijk gaan uitproberen. Er wordt gestart met het thema ‘geld’. De deelnemers krijgen de opdracht om zoveel mogelijk manieren te bedenken om aan geld te komen. Ook moeten er redenen bedacht worden waarom iemand heel erg hard geld nodig zou kunnen hebben. De uitkomsten van deze twee opdrachten worden vervolgens door elkaar gehusseld en in leuke combinaties gelegd als startpunt voor een improvisatie. De eerste improvisatie leidt tot een hilarische scène wanneer iemand haar nier probeert te verkopen om aan geld te komen voor plastische chirurgie. De tweede improvisatie is wat serieuzer en gaat over het stelen van een portemonnee om aan geld voor sigaretten te komen. De opdracht is hier vooral door te associëren op de gevolgen van de daad voor zowel de dader als het slachtoffer. Dit leidt al snel tot nieuwe verhalen van een van de deelnemers en dat is dan ook precies wat Beddow met deze oefening wil bereiken. ‘We geloven stellig dat ieder mens creatief is’, zegt hij. Iedereen moet de gelegenheid krijgen zijn creativiteit te ontwikkelen omdat creatieve betrokkenheid volgens de artistiek leider bijdraagt aan onze geestelijke gezondheid. De rol van Acta hierin is het faciliteren van een gelegenheid waarin dit gebeurt, of zoals Beddow het simpelweg zegt: ‘to make it happen’
Een Ander Perspectief op de Acta Workshop Door Jan-Willem van den Heuvel ‘Iedereen kent Josie’, zegt een van de dames van The No Ones, ‘want ze is de buurvrouw’. Dit statement is tekenend voor de manier waarop Neil Beddow, artistiek leider van Acta, te werk gaat. The No Ones, de voorstelling die Acta op het International Community Arts Festival in Rotterdam laat zien, is grotendeels gebaseerd op improvisatiesessies. Theater voor de mensen uit de buurt, maar ook dóór die mensen, waarin herkenbaarheid een grote rol speelt. Beddow werkt met vrouwen die allemaal uit de omgeving van Bristol komen. Forse dames, die niet op hun mondje gevallen zijn. Om met deze flinke vrouwen theater te maken is niet altijd even makkelijk, maar samen komen ze er altijd uit, en al gauw blijkt uit de vriendelijke plagerijtjes de genegenheid die de vrouwen voor Neil hebben.
verzand. Als (naar aanleiding van een improvisatie) iemand uit de groep een verhaal vertelt over iets dat hij zelf heeft meegemaakt, blijkt dat het associatieve concept van Beddow werkt. Theater maken is een samenwerking, waar met ieders hulp aan een scène gesleuteld kan worden, totdat de scène het door Beddow beoogde resultaat bereikt.
... Als het publiek en de cast een leuke voorstelling hebben gehad, dan gaat het er helemaal niet meer om wat de theatercritici vinden ... Beddow maakt theater uit de idealistische gedachte dat theater voor iedereen moet zijn. ‘Als het publiek en de cast een leuke voorstelling hebben gehad, dan gaat het er helemaal niet meer om wat de theatercritici vinden’, stelt Beddow. Een standpunt waar ik het niet geheel mee eens ben, want critici die Community Art willen bekritiseren moeten de authenticiteit van een Community Theatre voorstelling juist meenemen in hun beoordeling. Aangezien het thema van de workshop is hoe je de hoogst mogelijke kwaliteit bereikt met onervaren spelers vertelt Beddow dat hij zoekt naar rollen die dichtbij de vrouwen liggen. Gebeurtenissen uit de buurt, bestaande personen, alles wordt ingezet om de voorstelling herkenbaar te houden. Daardoor slaan de stukken van Acta goed aan in de buurt. Community Theater gemaakt door mensen uit Bristol, onder leiding van een bevlogen regisseur en theatermaker. En daar kan een criticus best iets positiefs over melden.
Na een uitleg over de werkwijze van Acta beginnen we aan de improvisatie, want, zo zegt Beddow: ‘ik kan het toch het beste laten zien’. Hij geeft eerst een aantal onderwerpen, waaruit de deelnemers aan de workshop kunnen kiezen. Liefst een keuze die dichtbij hen staat. Het gaat dan met name om de vraag waarom mensen tot een bepaalde daad kunnen komen. Vervolgens zoekt hij naar aanleiding van deze onderwerpen naar een enscenering, waarna de improvisatie van start gaat. Eerst een luchtig, kluchtig spel, daarna een improvisatie die wat meer de diepte in moet gaan. Zo kristalliseert zich al spelend een scène uit, waar weer inspiratie uit kan worden gehaald voor een nieuwe improvisatie. Zo vormt zich langzaam het begin van een toneelstuk. Beddow behoudt de leiding, en geeft sturende aanwijzingen om te zorgen dat een improvisatie niet in flauwe meligheid
92
93
w5
‘Music and Motion’ door Pregones Door Inge Verdonschot
Op de derde dag van het ICAF in Rotterdam werd door Rosalba Rolón de workshop ‘Music and Motion’ gegeven. Rolón is artistiek leider van de New Yorkse Latino theatergroep Pregones uit de Bronx. Dit theatergezelschap heeft tijdens voorgaande edities van het ICAF verschillende stukken opgevoerd, waaronder El Apagon/The Blackout in 2003 en Peccatoribus in 2005. Ter inleiding van de workshop vertelde Rolón over het werk van Pregones. Het theatergezelschap maakt sinds 1979 muziektheater, waarbij de verhalen die gespeeld worden aansluiten bij de Latino cultuur. In de Bronx proberen zij zo veel mogelijk mensen te bereiken; zo worden er ook aan arme bewoners uit de wijk mogelijkheden gegeven om met dit theater in aanraking te komen. Ook via educatie probeert Pregones theater bij de mensen te brengen, zo geven leden van het gezelschap bijvoorbeeld les aan studenten op middelbare scholen. Na een algemene introductie vertelde Rolón vol enthousiasme over een voorstelling die Pregones eens opgevoerd heeft. De thematiek van dat verhaal, namelijk het oversteken van grenzen, zou het uitgangspunt worden voor onze workshop. In de oorspronkelijke Pregones voorstelling was ‘crossing borders’ vrij letterlijk genomen; de vrouw in dit stuk stak een strook land over waarbij ze stelt dat vrijdag een mooie dag is om deze oversteek te maken. Volgens Rolón spreekt deze ene zin boekdelen. Ze benadrukte echter dat het thema ‘crossing borders’ ook figuurlijk te benaderen is; mensen komen immers vele grenzen tegen in hun leven. Met dit thema gingen we aan de slag. Na een kleine oefening, waarin we moesten nagaan wat onze persoonlijke grenzen waren en die moesten delen met een ander, konden we beginnen. Het ijs was nu gebroken. In kleinere groepjes gingen de deelnemers afzonderlijk van elkaar een verhaal, dansbewegingen of muziek creëren. Uiteindelijk zou dit alles aan het einde van de workshop worden samengevoegd tot één geheel. Het dansgroepje ging met Rosalba Rolón mee. Ook hier werd weer duidelijk dat dagelijkse ervaringen en impulsen worden gebruikt om iets theatraals te creëren. Ieder lid van het groepje bedacht een woord dat betrekking had op het woord ‘grens’. Hier zijn natuurlijk uiteenlopende woorden voor te bedenken, van ‘holiday’ tot ‘death’. Bij elk van deze woordjes nam een deelnemer een passende houding aan, waarna Rolón ten slotte vroeg deze zeven verschillende houdingen vloeiend in elkaar over laten lopen. Wanneer alle dansers in een klein kringetje ieder hun eigen beweging uitvoerden kwam hier een mooi beeld uit. Uiteindelijk kwamen de verschillende groepjes van schrijvers, musici en dansers bij elkaar. Ieder liet zijn gecreëerde stukje zien, waarna we deze vervolgens bij elkaar voegden. Het resultaat was verbluffend. Alles wat wij in een half uurtje afzonderlijk van elkaar hadden gemaakt paste perfect bij elkaar. Deze workshop past hiermee uitstekend op het ICAF. Alles aan deze workshop ademde immers community; het breken van ijs tussen mensen, deelnemers zelf laten creëren, dit samen brengen tot één geheel en dat uiteindelijk allemaal met elementen die we opdoen in ons dagelijks leven.
94
95
w6
Community Muziek met instrumenten van gerecyclede materialen
Door Anna Stam
Ivo Vander Borght is muzikant, scenograaf en zakelijk leider van de sociaal-artistieke theatergroep Sering uit het Antwerpse Borgerhout. In 1999 startte Vander Borght het Recyclageorkest. In dit orkest brengt hij moeilijk opvoedbare kinderen de basiskennis van muziek tellen, muziek lezen, klanken en ritmes bij. Vandaag zijn wij voor anderhalf uur zijn orkest. Er zijn metalen buizen, koperen schalen, oude potten en pannen, twee olievaten, lege plastic motorolieflessen en leeggegeten conservenblikken. Hier gaan we muziek uit slaan. De instrumenten worden verdeeld; ik ontvang een zware metalen pijp en twee houten stokken. Nadat iedereen vol enthousiasme heeft ontdekt welke wonderlijke klanken er uit zijn object komen, begint het serieuzere werk. De olievaten beginnen een ritme en één voor één vallen we de vaten bij. Heel geconcentreerd en scherp naar elkaar luisterend ontstaat er zowaar een ritmisch - en erg lekker klinkend - geheel. Dit is gaaf. We gaan een stap verder en krijgen echte bladmuziek. Op het papier staan dikke en dunne punten; een dikke punt betekent spelen, een dunne punt is rust. Onder de dikke punten staat de letter L [slaan met je linkerstok] of de letter R [slaan met je rechterstok]. Na een paar keer oefenen gaat het musiceren de meesten prima af; we kunnen weer een niveautje hoger. Opnieuw krijgen we bladmuziek, maar dit keer zijn er verschillende versies. Omdat er nu verschillende ritmes door elkaar worden gespeeld krijgt de muziek wat meer body; het swingt! Niemand speelt ook meer alleen met zijn handen, nee, iedereen swingt nu met zijn hele lijf mee op het energieke ritme. Aan de zwierige manier van lopen en het trommelen op tafels ná de workshop te merken, heeft deze swing nog lang in ieders lichaam doorgewerkt.
Ivo van der Borght staat ons in de zaal op te wachten, omringd door allerlei soorten afval. Deze gaan we als muziekinstrumenten gebruiken. Na de uitleg van de verschillende materialen en zijn door hem zelf ontwikkelde notatiesysteem is het tijd om de theorie in praktijk te brengen. Iedereen begint nog onzeker op zijn/haar ‘muziekinstrument’ te slaan. Al gauw komt de stemming erin en klinken de eerste noten door het Rotterdamse Wijktheater. In twee uur probeert Van der Borght alles toe te passen waar normaal maanden de tijd voor is. Met veel doorzettingsvermogen blijkt het toch mogelijk om af en toe enkele zuivere noten te spelen. Betoverd door het spelen is iedereen weer even terug in zijn of haar kindertijd. Met Van der Borght als dirigent voelen we ons even een echt orkest. Maar in onze overmoedigheid kiezen we als laatste een te moeilijk nummer dat eindigt in kabaal. Na een uur gespeeld te hebben op allerlei materialen die ik normaal meteen in de prullenbak zou gooien, kan ik zeggen dat Musiceren met Recyclagemateriaal een creatieve en actieve workshop is die het kind in je naar boven haalt en je even nergens anders aan laat denken. Een goede combinatie van bezig zijn en ontspanning. Door de workshop ben ik mijn afval gaan sorteren, zodat het voor verschillende doeleinden gerecycled kan worden. Maar of ik thuis nu ook mijn eigen recyclageorkest ga opzetten?
Een loftrompet voor de potten, pannen en schalen. Zij geven onze muziek een extra dimensie: hun linker- of rechtertik klinkt immers nooit hetzelfde, de volgende klank blijft steeds een verrassing. Dit in tegenstelling tot mijn metalen pijp. Waar ik ook sla, ik hoor steeds dezelfde toon. Maar het geeft niks. Muzikant zijn in een recyclageorkest is geweldig en een ding is helemaal duidelijk geworden: de leukste, goedkoopste én coolste instrumenten heeft iedereen al lang in huis.
Een Ander Perspectief op Afvalmuziek Door Frouwke Hendriks Na het volgen van deze workshop kan iedereen thuis met potten en pannen een eigen orkest beginnen. Musiceren met recyclagematerialen is een bruisende workshop waarbij stil zitten geen mogelijkheid is en jong en oud letterlijk de pan uit swingen.
96
97
voorstellingen Middagvoorstelling 1
KRUIK
Door Lisa Wiegel Naar de meest afgelegen dorpjes in Zuid-Afrika reizen met een straattheatervoorstelling, vergezeld van mobiele testcentra waar mensen zich na afloop gratis kunnen testen op HIV. Het klinkt als een haast onmogelijke onderneming, maar jeugdtheatergezelschap Het Waterhuis deed het in de zomer van 2007. In samenwerking met de Zuid-Afrikaanse theatergroep Eager Artists kwam de voorstelling Kruik tot stand, een klucht over culturele misverstanden en de impact van HIV/AIDS. Het project is gebaseerd op een bestaand concept van Het Waterhuis, dat werd omgevormd tot een mobiele voorstelling die snel en makkelijk kon worden opgezet. De voorstelling reisde langs verschillende dorpen en townships in Zuid-Afrika, waar het publiek - dat vaak nauwelijks in aanraking kwam met theater - werd opgetrommeld door muzikanten en dansers uit de buurt. Voor de voorstelling tijdens het ICAF houdt regisseur Roel Twijnstra een inleiding en laat filmpjes zien over de achtergrond van het project in Zuid-Afrika. In plaats van op stoelen wordt het publiek op dezelfde houten bankjes geplaatst die met de voorstelling in Zuid-Afrika zijn meegereisd. Een bijzonder idee en een slimme manier om de context van straattheater na te bootsen. De manier waarop de acteurs het publiek direct aanspreken en in het verhaal betrekken, de uitbundige acteerstijl en een decor vol verrassingen en technische foefjes doet sterk denken aan de achtergrond van Het Waterhuis in het jeugdtheater. In de film vooraf zagen we dat het Zuid-Afrikaanse publiek hardop commentaar leverde tijdens de voorstelling. Het was een gezellige chaos waarbij mannen, vrouwen en kinderen door elkaar staan en gezamenlijk de voorstelling beleven. Als er een pistool getrokken wordt barst het publiek in lachen uit, de mensen roepen alsof ze naar een poppenkast kijken en hier en daar rent een kind over het podium. Bij de voorstelling tijdens het ICAF wordt door de setting en de manier van spelen het publiek ook aangemoedigd om te reageren, maar het is merkbaar dat de toeschouwers terughoudender zijn. Hoewel het publiek vaker hardop reageert dan in het reguliere theater, komt het niet tot zo’n interactieve gezamenlijke beleving als in ZuidAfrika. Kruik is een stuk over conflicten tussen verschillende culturen, de westerse geneeskunde en de Afrikaanse medicijnmannen (sangoma’s), tussen een rationeel wereldbeeld en het rijk van de mystiek. Op het podium ontvouwt zich het verhaal van een westerse man die arriveert in een dorp met een kruik met daarin een medicijn dat alle ziektes kan genezen. Hij ontmoet een
98
Zuid-Afrikaanse zwangere vrouw die ziek is en het medicijn wil om haar en haar kind te redden. Interessant is dat deze conflicten voor een overwegend westers publiek een andere betekenis krijgen. Waar in Zuid-Afrika de vrouw in eerste instantie een toeschouwer uit het publiek leek, valt zij hier door haar kostuum en huidskleur meteen op. In plaats van de man is hier de vrouw de excentrieke buitenstaander. De machtsverhoudingen zijn daardoor omgedraaid en veranderen pas als de vrouw zich in de kruik opsluit. De betekenis van de kruik verandert van symbool van hoop naar een machtsinstrument. Het Waterhuis heeft ervoor gekozen om het HIV/AIDS-thema niet expliciet in de voorstelling naar voren te laten komen, maar een plaats te geven naast de voorstelling. In de mobiele testcentra die mee reizen kunnen de toeschouwers zich gratis laten testen en is er ruimte voor een persoonlijk gesprek met een consulent over de impact van hiv op het dagelijks leven. Hierdoor behoeden de makers zich voor een voorstelling met een opgeheven vingertje. Het theater is er voor de sprookjesachtige illusie, voor de komische misverstanden en voor een hoopvolle boodschap.
Middagvoorstelling 2
Home and away Door Denise Harleman
Wat gebeurt er wanneer er een nieuwe leerling op school komt die er niet alleen anders uitziet, maar die zich ook anders gedraagt dan de rest? Voor die keuze staat het publiek in de voorstelling Home and Away van theatergroep Formaat. Deze voorstelling, speciaal gericht op middelbare scholieren, maakt gebruik van Forumtheater. Dit is een methode afkomstig van Augusto Boal, theatermaker en politicus, waarbij het publiek de kans krijgt om in te grijpen in het plot.
... De kwaliteit van deze voorstelling ligt in het feit dat scholieren inzicht wordt geboden in de rol van de ‘ander’... Tijdens de voorstelling wordt het stuk twee keer gespeeld waarbij de eerste keer volgens het vaste plot verloopt. De Ethiopische jongen Asmellash komt nieuw op school. Vanaf het eerste ogenblik is hij een buitenbeentje, niet alleen vanwege zijn afkomst, maar ook omdat hij zich anders gedraagt dan de rest. Carien, zijn klasgenote, moet hem wegwijs maken, maar voorkomt niet dat Asmellash wordt gepest door Stanley en zijn vrienden. Het feit dat ook de leraren moeite hebben met Asmellash maakt het nog ingewikkelder. Op een dag, na een vechtpartij, wordt Asmellash geschorst. De dag dat hij weer terugkeert naar school besluit hij zelfmoord te plegen.
99
Nadat de voorstelling is gespeeld wordt het publiek gevraagd wat zij hebben gezien, en of het verhaal anders zou zijn gelopen wanneer de personages in het stuk andere keuzes hadden gemaakt. Vervolgens wordt de voorstelling weer gespeeld maar mogen de toeschouwers, op de momenten dat zij denken dat een personage beter iets anders zou kunnen doen, de voorstelling stoppen. De toeschouwer neemt dan de plek in van de acteur en moet een betere en meer sociale wending bedenken. Home and Away bespreekt thema’s zoals discriminatie en pesten op een speelse wijze. Dankzij het gebruik van muziek, het tempo en het humoristische karakter van de voorstelling is deze zeker toegankelijk voor middelbare scholieren. De show boeit van het begin tot het einde en ook het gesprek na afloop is erg interessant. De kwaliteit van deze voorstelling ligt in het feit dat scholieren inzicht wordt geboden in de rol van de ‘ander’. De scholieren leren dat de keuzes die zij maken consequenties met zich meedragen en de voorstelling zal daarom een zekere mate van bewustzijn bewerkstelligen. Ook biedt het evenement een stem aan de scholieren; zij kunnen bijvoorbeeld aan de leraren laten zien dat de sfeer op school niet in orde is. Home and Away is een goede voorstelling maar zal op middelbare scholen méér zijn dan alleen competent toneel. Daar kunnen problemen als pesten en discriminatie bij de wortel worden aangepakt waardoor er een meer tolerante sfeer zal ontstaan op middelbare scholen en op den duur misschien wel in onze samenleving.
Middagvoorstelling 3
Reis naar Xibalba Door Maartje Kloeg
Er worden maskers uitgedeeld aan het publiek op de eerste rij. Het publiek twijfelt een beetje, maar uiteindelijk zijn alle nodige maskers uitgedeeld. Ik kies voor een masker dat iets weg heeft van een vogel. Er wordt mij verteld dat ik het masker op moet zetten als het konijn verschijnt. Ik ben erg benieuwd waar dit toe leidt. De voorstelling Road to Xibalba is gemaakt door het Teatro de la Realidad. Dit gezelschap ontwikkelde zich tot een therapeutische toneelgroep waarin de deelnemers oorspronkelijke scripts ontwikkelden die gebaseerd waren op hun eigen levens. Daarnaast produceren zij ook bewerkingen van mythes en volksverhalen.
100
Road to Xibalba vertelt het verhaal over de schepping van de mens, naar een bewerking van het heilige boek van de Maya’s, Popol Vuh. Drie zoons leven in de bovenwereld en moeten het heilige balspel spelen om de heren des doods te verslaan. Één voor één vertrekken de zoons naar de onderwereld om daar de strijd met de heren aan te gaan. Tijdens deze beproeving krijgen zij onder andere te maken met de rivier van bloed, de schedelboom en de verleiding. De eerste en de tweede zoon falen in hun plicht en sterven. De derde zoon weet de verleiding te weerstaan en hij kiest voor zijn grote liefde. Zijn grote liefde blijkt echter de dochter van één van de heren des doods te zijn en zij kent derhalve de geheimen van de onderwereld. Door een listig plan weten zij samen de dood te verslaan. Uiteindelijk verwerven zij zo een permanente plek aan het firmament. De twee geliefden worden de zon en de maan. In het toneelbeeld is veel kleur te zien. In de voorstelling komen veel verschillende kleuren voor, maar ook de spelers zelf hebben verschillende huidskleuren. Door de schaarse kostuums is er veel van het lichaam te zien. De meeste spelers dragen lendendoekjes en het lijkt alsof hun lichaam goed aansluit op de rol die zij spelen. De rol van de verleidster wordt bijvoorbeeld door een slank, knap meisje gespeeld. In de voorstelling wordt Engels en Spaans gesproken. Voor degenen die de
... Ook is er tijdens de voorstelling veel sprake van interactie met het publiek ... Spaanse taal niet zo goed beheersen doet dit echter niet af aan de voorstelling. De spelers reageren zo duidelijk op elkaar dat hun lichaamstaal als het ware de verhalen vertelt. De voorstelling is rijk aan symboliek en prikkelt de verbeelding. Twee personages worden maan en zon. Dat vind ik heel symbolisch. Ook komen er riethalmen voor die de gesteldheid van de zoons vertolken. Wanneer het niet goed gaat met hen, dan zijn de riethalmen zwart. Er zit een duidelijke moraal in het stuk. De derde zoon kiest bijvoorbeeld voor de liefde en wordt beloond voor dit gedrag. Ook is er tijdens de voorstelling veel sprake van interactie met het publiek. Soms lopen er spelers door de zaal heen en ook het geven van de maskers sorteert effect. Mijn hart begint te kloppen wanneer het konijn verschijnt. Ik kijk naar mijn buurvrouw, die aan het begin van de voorstelling ook een masker had gekregen. Zij twijfelt echter te lang om het masker op te zetten, waardoor ik ervoor kies om rechtstreeks achter Konijn aan te lopen. Ik wacht samen met een stuk of twaalf toeschouwers en de speler die het konijn speelt. Hij vertelt ons dat we het masker op moeten zetten en hem moeten volgen en nadoen. Doordat ik het masker opzet, zie ik veel minder, maar net genoeg om het konijn te kunnen volgen en na te doen. Het publiek lacht.
101
dans. De thema’s in deze voorstelling zijn typische vragen die jongeren zich stellen: Wie ben ik? Wie zijn mijn vrienden? Wat is liefde? Wat moet ik met familie? Daarbij komt dan nog dat continu de etnische achtergronden meespelen waardoor alle vragen een dubbele betekenis krijgen. Wie ben ik?’ is al lastig als je jong bent, maar ‘Wie ben ik?’ wordt een nog grotere vraag als je niet meer in het land woont waar je geboren bent. Ondanks dat de vragen die in de voorstelling gesteld worden zeer interessant zijn voor het beoogde publiek is de theatrale uitwerking van de onderwerpen minder goed gelukt. Er zit te veel herhaling in de voorstelling waardoor de spanning verdwijnt. Keer op keer hetzelfde: een speler stelt zichzelf en zijn familiesituatie voor. Er klonk dan ook een zucht van opluchting aan het einde van de voorstelling, toen bleek dat niet iedere speler zijn hele familie zou introduceren. Daarbij komt nog dat de voorstelling voor één van de spelers echt een stukje egotripperij werd. De oudste jongen van het gezelschap speelde in bijna elke scène en regelmatig staat hij als enige op het toneel te rappen, beatboxen of te hiphoppen. Het decor en de onderwerpen zorgen soms wel voor interessante taferelen en prachtige beelden, maar die wegen niet op tegen de energie die het kost om de voorstelling uit te zitten.
Een Ander Perspectief op Jemand Da? Door Ida Sons
Avondvoorstelling 1
Jemand Da?
Door Pim Kouwenberg In de kleine zaal van het theater Zuidplein zitten negen jongeren met verschillende etnische achtergronden op krukken verdeeld over de twee zijden van het speelvlak. De achtergrond is wit evenals de speelvloer die aan de voorkant een beetje schuin oploopt. Het toneelbeeld ziet er zo mooi uit dat het bijna professioneel aandoet. Hierdoor lopen de verwachtingen hoog op. In de voorstelling Jemand da? [‘Is daar Iemand?’] vertellen de jongeren over hoe alleen zij thuis zijn omdat ze niet graag bij hun ouders zijn. Hierdoor trekken ze heel erg naar hun vrienden, maar uit de scènes die volgen blijkt dat de vrienden eigenlijk allemaal een masker dragen. Er ontstaan problemen omdat de jongens op hetzelfde meisje verliefd zijn, en de meisjes op dezelfde jongen. Hier krijgen ze ruzie om, waardoor de personages uiteindelijk inzien dat hun familie het antwoord is op de centrale vraag van de voorstelling: hun familie zal er altijd voor ze zijn. Jemand da? is een voorstelling van het Duitse jeugdtheater Cactus, die onder leiding staat van Barbara Kemmler en Alban Renz. Kemmler en Renz bedenken thema’s die jongeren bezig houden en vervolgens geven de spelers daar invulling aan. Hun bijdrage varieert van tekst en muziek tot
102
Op deze avond werd de toeschouwer een professioneel, clean ontworpen theaterbeeld voorgeschoteld, dat uit een schuin, wit toneel bestaat met een doorzichtig gordijn in de achtergrond. Het publiek werd meteen overspoeld met een geroezemoes van woorden, door jonge spelers, die op stalen tafeltjes met bungelende benen zitten. Helaas werd dit interessante openingsbeeld direct teniet gedaan door ingestudeerde danspassen, waarbij het duidelijk werd dat sommige spelers niet goed wisten waarom ze deze bewegingen uitvoerden. Dit ging ten koste van het authentieke spel, maar daarna slaagden de spelers er toch in het toneel te veroveren. Mijn uithoudingsvermogen werd eindelijk beloond nadat het thema eenzaamheid eerst van alle denkbare moralistische kanten belicht werd. Zo luchtte een speelster al dichtend haar hart aan haar vriendin. Woorden als ‘Scheisse, Arschloch und Schwein‘ behoorden tot haar poëtische vocabulaire. Het toneelbeeld werd zo tot een speelweide voor de dynamische spelers en plotseling begon de opvoering te leven en kon er ook gelachen worden. De jonge spelers kwamen in deze fase van de voorstelling het best tot hun recht, omdat ze authentiek waren. Dit viel in het bijzonder op in de gesprekken van de meisjes. Plotseling kwamen de drie mannelijke medespelers dansend het toneel opgelopen met gettoblasters op hun schouders en er werd “gegrooved” alsof het een lieve lust was. De jonge toeschouwers waren onder de indruk en jubelden de solisten toe. In Jemand da? werd ook overdonderend veel gerapt, omdat een van de spelers over een opvallend muzikaal en dans-talent bleek te beschikken. In zijn Spaanstalige rapteksten zette hij daarmee
103
soms wel de andere spelers in de schaduw. Behalve toen een Turkse medespeelster haar eigen tekst tegen de muziek in schreeuwde en voor deze explosie van energie zelfs de Spaanstalige Afrikaanse rapper opzij moest. Zo had ik graag nog meer gezien van met name de vrouwelijke medespeelsters. Persoonlijke verhalen werden wel aangestipt, maar het kwam nooit tot een echte verdieping. Een meisje liep plotseling met een boos gezicht, wild gebarend over het toneel. Maar wat haar zo woedend maakte kregen we niet te weten, mede omdat ze Koreaans sprak. Waarom nam juist zij de rol van de buitenstaander in deze voorstelling? Waarom kreeg men niet meer te horen van de rapper, behalve coole beats en teksten in zijn eigen taal? Het zou interessanter geworden zijn, als deze maskers ook af en toe afgezet werden.
Avondvoorstelling 2
Horseshoe en Boomgate Door Lisa Wiegel
Het meest ontroerende moment is de overweldigende staande ovatie. Er gebeurt iets tussen de zaal en de spelers wat precies de onzichtbare kracht van het International Community Arts Festival vormt. De manier waarop het publiek deze groep omarmt en toejuicht is zelfs voor de grootste cynicus hartverwarmend en de dankbaarheid op de gezichten van de acteurs spreekt boekdelen. De verhalen van de twee toneelstukken die net zijn gespeeld, The Horseshoe en Boomgate, zijn echter specifiek gericht op een Zuid-Afrikaans publiek, met name het publiek uit de armere townships en dorpen. Hoe hebben deze vier acteurs uit Durban toch dit publiek - bestaande uit (hoofdzakelijk westerse) theatermakers, studenten en theoretici - weten te raken?
... Waar wij Nederlanders verwend zijn met relatief hoge budgetten en toegang tot allerlei rekwisieten, creëren deze acteurs een volledige wereld door de verbeelding aan te spreken ... De doelstellingen van PST (Problem Solving Theatre) worden al duidelijk uit de naam van de theatergroep. Ze maken geëngageerd theater om mensen bewust te maken van hun sociale en politieke positie en daar verandering in te brengen. Ze kiezen thema’s die actueel en relevant zijn voor hun publiek. Zo gaat The Horseshoe over de mannen die buiten Zuid-Afrika werden getraind voor een strijd tegen het apartheidsregime, een strijd die nooit heeft plaatsgevonden. Wat is er daarna gebeurd met deze mensen, wat voor invloed heeft dat op hen gehad en hoe hebben ze hun leven weer opgepakt? In Boomgate staat een dorp centraal waar de regering hardhandig
104
vernieuwingen door probeert te voeren, waarbij de autonomie van het dorp steeds meer in het gedrang komt. Twee verhalen die niet aansluiten bij de zorgen en belangen van het publiek van het ICAF, maar verhalen die volgens de acteurs toch verteld moeten worden. En dat merk je. Met een gepassioneerdheid en toewijding die we zelden in professionele acteurs zien op het Nederlandse toneel roepen de acteurs van PST met minimale middelen een wereld op. Op een vierkant houten blok na dat achter op het podium staat is er geen decor. Ook de kostuums en rekwisieten zijn eenvoudig, en de kostuumwisselingen bestaan uit een hoedje opzetten of een jas uittrekken. Maar met deze kleine veranderingen in combinatie met hun fysieke acteerstijl wordt er een veelheid aan personages gecreëerd die elkaar in hoog tempo afwisselen. Dan lopen de vier acteurs gebogen met hun armen vooruitgestoken als horens onder luid geloei in het rond, en ziedaar, vier koeien op het podium. Het volgende moment grijpen ze een houten plankje, kruipen op de grond en zijn opeens soldaten die onder vuur liggen. Iemand gaat zitten op het houten blok, de ander staat erachter, ze hobbelen op en neer en we zien een krakkemikkige vrachtwagen over een landweggetje rijden. Waar wij Nederlanders verwend zijn met relatief hoge budgetten en toegang tot allerlei rekwisieten, creëren deze acteurs een volledige wereld door de verbeelding aan te spreken. En dat is iets wat de meeste mensen toch aan het denken zal zetten.
... Het is moeilijk om de kwaliteit van een stuk in te schatten als je niet kan zien wat voor effect het heeft op het publiek en in de context waarvoor het is bedoeld ... Deze manier van theatermaken, die vrij tekenend is voor het Zuid-Afrikaanse theater in dit genre, heeft een sterk verhalend en illustratief karakter. De acteurs vertellen een verhaal direct aan het publiek, afgewisseld met dialogen, zang en beweging. Het verhaal zelf verdwijnt hierdoor af en toe naar de achtergrond, te meer omdat het niet herkenbaar is voor dit niet-Zuid-Afrikaanse publiek. De indirecte, satirische benadering verschilt van de directe westerse aanpak. PST omhult de boodschap zorgvuldig met komische situaties, mooie beelden en zang die recht uit het hart komt. Het gevaar ligt op de loer dat de kritische kijk die ze willen bieden op de sociale en politieke situatie in Zuid-Afrika hierdoor overschaduwd wordt. Maar hier speelt het verschil tussen de oorspronkelijke doelgroep en het westerse publiek een grote rol. Politieke of sociale kritiek krijgt in de westerse wereld vaak de vorm van direct en confronterend theater. In de townships van Zuid-Afrika, waar PST voor speelt, wordt de boodschap op een luchtiger manier met zang en dans overgebracht aan het publiek. De westerse aanpak zou daar alleen maar op weerstand stuiten en niet effectief zijn om een standpunt duidelijk te maken. Hierbij wordt het heikele punt van dit festival geraakt: het is moeilijk om de kwaliteit van een stuk in te schatten als je niet kan zien wat voor effect het heeft op het publiek en in de context waarvoor het is bedoeld.
105
maart 92 .za
za. 29 maart
Sfeerverslag Door Corrie van Haasteren
Waarschijnlijk vanwege het heerlijke weer (de zon schijnt vandaag voor het eerst tijdens het festival) ben ik er weer erg vroeg en ik kan nog net Arno Brouwer tot een gesprekje verleiden voor de talkshow begint. Het is al weer het vierde festival waarvoor hij de publiciteit verzorgt. Arno: ‘Het is een feestje om hier rond te lopen temidden van al die buitenlandse mensen. We hebben nu de maximum capaciteit, dat wil zeggen zo’n 150 deelnemers per dag. We gaan uit van de kleine zaal en daar kunnen 170 mensen in. Bij de opening (in de grote zaal) waren er maar liefst 600, waaronder ook cameraploegen van de NOS en veel persmensen. Ik wist al dat die première van Hand in Hand een knaller zou worden, het hele eerste elftal van Feyenoord zat namelijk in de zaal. De toeschouwers waren ook een heel nieuwe doelgroep, 90% van hen gaat nooit naar een theater. Wat verder heel fijn is, is dat er zoveel mensen zijn die ontzettend waarderen wat je doet. Ik ben betrokken bij een groep studenten uit Liverpool en heb daarmee een heel leuk contact. Ons festival is kleinschalig en het is erg fijn dat je hier nog met iedereen kan praten, maar qua uitstraling is het toch groot.’ In de Morning After Salon zijn vanochtend de jongeren van het Cactus Theater als eerste aan de beurt. Ze vertellen over het repetitieproces. ‘Je moet over je grenzen heen en niemand lacht je uit als je fouten maakt. Je leert ook je gevoelens te uiten en daar niet bang van te zijn. Op den duur doe je dingen die je nooit voor mogelijk had gehouden’. De acteurs van PST komen daarna aan bod. Ze praten heel zachtjes, geheel in tegenstelling tot gisteravond. Wel maken ze duidelijk dat je in Zuid Afrika niet zomaar kritiek kunt hebben op de oudere generatie. Roel Twijnstra vertelt daarna dat Het Waterhuis voor langere tijd in een ZuidAfrikaanse gemeenschap heeft gewoond tijdens de ontwikkeling van Kruik: ‘daar worden we een onderdeel van de gemeenschap. Is dat dan community theater? Ik weet het niet precies. Maar als je me vraagt naar Kwaliteit zeg ik: het is de echtheid van wat je doet. Hoe je dat uit je spelers haalt is een kwestie van vertrouwen en er vooral veel tijd voor nemen’. Het in Rotterdam gevestigde Formaat dat gisteren ook een voorstelling gaf, vertelt bij monde van Luc Opdebeeck over de werkwijze van zijn groept: ‘Bij onze voorstellingen kunnen de toeschouwers
107
inspringen als ze de inhoud van het stuk willen veranderen. We werken met en voor mensen aan de onderkant van de samenleving, zoals zwervers en psychiatrische patiënten. Door onze voorstellingen kunnen we soms de situatie van die mensen veranderen. Zo was er een dakloze die vertelde dat hij alleen maar op één bepaalde bank in het park mocht slapen. Wij hebben dat op het toneel laten zien en daarna heeft een wethouder de regels veranderd’. De indrukwekkende acrobatiek uit Hand in Hand doet me deze middag kiezen voor de workshop Circus en Community. Ik wil een antwoord op de vraag wat circus met community art te maken heeft. Helen Crocker, medeoprichter en -directeur van Circomedia uit Bristol, neemt een voorschot op het antwoord: ‘Ik kom uit Engeland en ben danseres. Zo’n 25 jaar geleden kon je bij ons alleen iets over de circuskunsten leren als je in een circusfamilie geboren was. Drie jaar geleden werd bij ons het circus als officiële kunstvorm erkend. Wij leiden overigens alleen mensen op die niet met dieren werken, want dat is een heel andere discipline. In onze beginperiode was de verhouding met de traditionele circuswereld heel problematisch. Gelukkig is dat nu verbeterd. We krijgen ook subsidie, waardoor de hele opleiding gratis is. De circustraining wordt ook veel gebruikt om kinderen van de straat te houden. De kinderen waarmee we werken ontwikkelen een heel positief zelfbeeld. Ze worden nu waarschijnlijk voor het eerst van hun leven gewaardeerd en ze leren angsten te overwinnen. De training is trouwens een combinatie van sport (zonder het competitieve aspect) en kunst. Behalve vertrouwen in jezelf heb je ook vertrouwen in anderen nodig, dus je ontwikkelt je ook heel sterk op sociaal gebied’. Mia Grijp van de Belgische theatergroep Sering is er ook weer. Omdat haar groep al drie keer eerder een voorstelling op het festival heeft gepresenteerd, beperken ze zich deze keer tot een workshop. Mia: ‘Het is wel een verschil. Ik ben nu zorgeloos en hoef alleen maar te genieten. Wat mij betreft mogen de voorstellingen en vooral de workshops langer duren, want vooral dan is er sprake van kruisbestuiving tussen de makers.’
De Dialogen bestaan uit ‘Zonsondergang’ en ‘Maatschappelijke Stage’. In beide eenakters gaat het vooral om de confrontatie tussen oud en jong. In het eerste stuk is er na de aanvankelijke afwijzing van contact door de oudere bewoonster, sprake van een toenadering tussen beide partijen. In ‘Maatschappelijke Stage’ komen de twee werelden uiteindelijk juist niet bij elkaar. Ik geniet van het spel van zowel de oudere als de jongere actrices. Na alweer een lekkere maaltijd, krijgen we die avond als kleine zaalproductie Familie A la Turca voorgeschoteld: de belevenissen van een doodgewoon Turks gezin in Nederland. In dit stuk gaat het over een moderne Turkse familie waarvan de vader al dertig jaar geleden in Nederland is gekomen. De man is hier getrouwd en hier voedt hij samen met zijn geëmancipeerde Turkse vrouw zijn drie kinderen op. Alles gaat goed, maar dan wordt hij ontslagen en ontstaan er spanningen binnen het gezin. Het blijkt dat vooral zijn oudste zoon eigenlijk conservatiever is dan zijn ouders. Met name zijn zusje wordt door hem geterroriseerd. Regisseur Güner Güven, die ook de rol van de oudste zoon speelt, slaagt erin om de problemen in het gezin boven de typische integratieproblematiek uit te tillen en voor iedere toeschouwer herkenbaar te maken. Daarnaast was het ondanks de vele problemen, toch een hele lichte en vrolijke voorstelling. Een prachtig voorbeeld van de kracht van wijktheater. De laatste voorstelling van vandaag wordt gepresenteerd door het Bregamos Community Theatre uit New Haven (USA) met Kingdom. Het stuk is een rapmusical en gaat over de aantrekkingskracht die de Kingsbende op werkeloze jonge Latino’s uitoefent en die dezelfde wervingstaktiek hanteren als het Amerikaanse leger, waarbij eveneens het gebruik van geweld wordt geïdealiseerd. Kingdom was een boeiende voorstelling, vond ik, en ook door het gebruik van rap en dance heel verrassend, maar het duurde mij alleen veel te lang. Tijd om te gaan slapen, dus.
Dan is het weer tijd voor de middagvoorstelling. Mijn voorkeur gaat uit naar de Pendrecht Dialogen van theatergroep Bureau d’Arts sans Frontières (BAF). Ik vind het wel erg jammer dat ik daardoor de talkshow van de Liverpoolse mediakunstenaars van Tenantspin moet missen. Deze zelfde middag maken ze namelijk met bewoners van bejaardenhuis Simeon en Anna een talkshow tv-programma die via het web wordt uitgezonden. Met de bus rijden we naar de Rotterdamse wijk Pendrecht, waar de oprichters van BAF een voormalige winkel omgebouwd hebben tot wijktheater. In deze ruimte krijgen we ook de Dialogen te zien, maar allereerst gaan we naar een piepklein winkeltje aan de overkant, om naar de Pendrecht Monologen te kijken. Het stuk wordt gespeeld door drie bejaarde dames die over hun lange leven in Pendrecht vertellen. De actrices verhalen over de liefde die ze ondanks alle problemen voor hun wijk hebben en over hun twijfel of ze hier wel tot het eind van hun leven kunnen blijven.
108
109
workshops w1
Community Music Workshop Door Anouk Smeenk
Lee Higgins stelt zichzelf voor: hij is werkzaam op het Liverpool Institute of Performing Arts, waar hij het community drama en muziekprogramma aanstuurt. Hij zegt constant op zoek te zijn naar internationale uitdagingen, waardoor hij community music in vele vormen en contexten tegenkomt. Community music is voor hem een vorm van muziek waarbij mensen het uitgangspunt zijn. Volgens Higgins kun je met een diversiteit van mensen en plaatsen gelijke kansen creëren door middel van community music. Met zijn onderzoekswerk - hij is gepromoveerd op dit onderwerp - helpt hij community muzikanten reflecteren op hun praktijk. Als tweede gast, stelt Carlo Balemans zich voor. Hij is dirigent en docent op het Codarts Conservatorium in Rotterdam. Hij geeft onmiddellijk aan dat hij niet zo goed weet wat community music is en ook niet of zijn werk wel in die categorie past. Balemans heeft een interculturele voorstelling gemaakt voor het ICAF, genaamd Santa Cecilia on da Move. Het is een mengsel van Westerse fanfare, Antilliaanse Brass band, Marokkaanse muziek, klassieke vioolmuziek en zang van een Belgische zangeres. Zijn doel daarbij is om al deze culturele achtergronden en methodes met elkaar te laten communiceren. Balemans stelt vervolgens een aantal gevoelige kwesties aan de orde, waar heftig op wordt gereageerd vanuit de workshopdeelnemers. Hij vindt Westerse orkesten saai en stelt dat ze weinig creatief zijn. De normatieve uitspraken van Balemans schieten bij een deelnemer in het verkeerde keelgat en hij vraagt daarom om nadere toelichting. Een aantal geschoolde musici springen hem bij dat Westerse muziekvormen wel degelijk kwaliteit bezitten. Het misverstand wordt vrij snel verholpen en dan vraagt iemand aan Higgins of hij nu kan beoordelen of Carlo Balemans community music bedrijft. Hij reageert lachend dat hij geen community music-politie is, maar wel kan stellen dat mensen zoals Balemans nodig zijn. Zijn verhalen uit de praktijk creëren een bewustzijn, waardoor andere muzikanten kunnen begrijpen wat ze doen als muzikant, en wat ze teweeg brengen. Namelijk: mensen bij elkaar brengen. Ook wordt er, door mensen zoals Balemans, een discussie in gang gezet waar niet alleen academici maar ook de community muzikanten zelf aan kunnen deelnemen. De workshop eindigt met een man uit de groep die fluisterend concludeert; ‘Jammer dat er geen muziek te horen was’.
110
111
Een Ander Perspectief op de Community Music Workshop Door Sharon den Breems
w2
Circus en Community Arts Door Margreet Zwart
Hoe kunnen verschillende muziekvormen worden gecombineerd en problemen die hierbij komen kijken worden opgelost? In het eerste deel van de workshop gaat Lee Higgins in op wat hij als community music beschouwt. Het tweede deel van de workshop is gewijd aan de uitvoering van de compositie Santa Cecilia on da Move, die morgenmiddag ter afsluiting van het ICAF zal worden opgevoerd en waarin uiteenlopende muziekstijlen zijn verenigd.
Het was een kleine teleurstelling voor een aantal deelnemers toen bleek dat we niet zouden leren jongleren of trapeze zwaaien bij de workshop Circus en Community Arts. De workshop was vooral een inhoudelijk verhaal gericht op de geschiedenis van circusscholen in Bristol (UK) en Rotterdam (NL) en de zoektocht naar erkenning voor circus als kunstvorm. Dus geen jongleerballen of leeuwen, maar Helen Crocker en Thomas Kole die enthousiast uitleggen waarom circus werkt als community art.
Community music blijft een complex fenomeen, want wanneer valt iets onder community music en vooral: wie bepaalt dit? Volgens Lee Higgins is deze vorm van muziek voortgekomen uit community art en uit experimenten met muziek, waarbij de punkscene zeer invloedrijk is geweest. De muziekvorm gaat volgens Higgins vooral om het spelen in een band en om het creëren van mogelijkheden. Community music is niet zozeer een genre; vooral de context waarin deze muziekvorm zich begeeft is belangrijk. Daarbinnen is de stem van de mensen die aan de projecten meewerken van belang. Het gaat om mensen mogelijkheden bieden zich te uiten. Natuurlijk speelt het publiek bij community music ook een rol. Door middel van experimenteren met muziek wordt ernaar gestreefd het publiek kwalitatief hoogstaande ervaringen mee te geven, waarbij zowel muzikale als sociale aspecten van belang zijn.
Voormalig choreografe en performer Helen Crocker heeft ruim twintig jaar gestreden voor de erkenning van circus als een kunstvorm. Niet alleen de Britse regering heeft moeite met het accepteren hiervan, maar ook in Nederland duurt het jaren tot circus als autonome kunstvorm wordt gezien. Inmiddels heeft Crocker circusschool Circomedia opgericht in het Engelse Bristol en ook in Rotterdam bestaat sinds twee jaar een erkende circusopleiding aan de Codarts Hogeschool voor de Kunsten.
Dit is precies wat Santa Cecilia on da Move nastreeft. Het is een project waarbij de klassieke stijl van de Westerse fanfares en harmonie-orkesten wordt gecombineerd met de Caribische muziek van Antilliaanse brassbands. Brassband Rijnmond, een orkest van Europees topniveau, en de Music Matters Brassbandschool, een opleidingsplaats voor Caribische blaasmuziek, hebben voor dit project de handen ineen geslagen. Carlo Balemans, dirigent en tevens maker van de voorstelling, geeft in dit gedeelte van de workshop de toeschouwer een kijkje in het maak- en werkproces van de voorstelling. Het werken met twee disciplines leidt onvermijdelijk tot problemen, aangezien beide totaal verschillende conventies en gewoontes kennen. Maar de combinatie kan ook zeer interessante meerwaarde opleveren. De groepen verschillen vooral qua ritmes. De Westerse brassband heeft een vast en automatisch ritme, terwijl het ritme van de Antilliaanse brassband swingend en los is. Muzikale, maar ook persoonlijke problemen moeten door middel van communicatie worden opgelost. En het leuke is dat de oplossing soms uit onverwachte hoek komt en dat de spelers het probleem vaak zelf oplossen. Een nieuwe manier van muziek maken is het resultaat. Dat is meteen de essentie van community music. Door experimenteren, het geven van meningen en vooral ook het luisteren naar meningen van anderen ontstaan uiteenlopende problemen. Het oplossen van deze problemen leidt vervolgens tot compleet nieuwe vormen van muziek, waar iedereen zijn bijdrage aan heeft geleverd.
112
... Een andere vaardigheid die de deelnemers leren, is het aangeven van grenzen en het respecteren van andermans grenzen ... Circomedia biedt verschillende cursussen aan op zowel amateur als professioneel niveau. Er is bijvoorbeeld een jeugdgroep, een docententraining en een opleiding tot professioneel circusartiest. Ook zijn er cursussen te volgen ter recreatie en dat zijn vaak de momenten waarbij het circus de mensen uit de ‘community’ ontmoet. Men richt zich vooral op de sociaal-economische achtergestelde inwoners van Bristol. Door nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, helpt het circus hun leven te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan koorddansen en het zelfvertrouwen wat daar voor nodig is. De combinatie tussen kunst en sport spreekt verschillende mensen aan, waardoor het bereik vrij groot is binnen de ‘community’. Jongeren zien veel uitdaging in de ‘gevaarlijke’ kunsten zoals het trapezezwaaien. Ook hierbij speelt vertouwen een belangrijke rol en dan vooral het openstellen voor elkaar. Een andere vaardigheid die de deelnemers leren, is het aangeven van grenzen en het respecteren van andermans grenzen. Hoewel het soms goed is om je grenzen te verleggen is het nog beter je eigen kunnen in te schatten, zeker wanneer je boven in de lucht hangt aan de trapeze. Deze uitdagende maar riskante activiteiten kunnen alleen worden aangeleerd onder professionele begeleiding. Het trainen van de trainers is dan ook op beide circusscholen een groot onderdeel van het programma. Om als circus echt iets te kunnen bereiken binnen een wijk, is het vooral belangrijk om op dezelfde plek te blijven. Korte projecten kunnen wel kleine effecten teweegbrengen maar volgens Helen
113
Crocker is het essentieel om een vast onderdeel uit te maken van de wijk. Dit geeft de inwoners vertrouwen in de organisatie en mensen kunnen zichzelf blijven ontwikkelen. Vergelijkbaar is het ‘social circus’ waar een van de deelnemers ervaring mee heeft. Dit is vooral een manier om kansarme kinderen te bereiken en ook hier staat de zelfontplooiing centraal. Geen grote shows met luid applaus; dat moet zo lang mogelijk wachten. Wanneer de resultaten het belangrijkst zijn, zullen de deelnemers namelijk vaak stoppen als ze die waardering hebben gehad, terwijl er nog genoeg te ontdekken is en de kwaliteit te vergroten. Het community circus is een kunstvorm die veel mensen aanspreekt vanwege het uitdagende karakter en de verschillende vaardigheden die er bij komen kijken. Het leeuwen temmen is niet meer van deze tijd, maar samenwerken, (zelf)vertrouwen en respecteren blijven waardevol in ieders leven.
Een Ander Perspectief op de Workshop Circus en Community Arts Door Denise Harleman De workshop Circus en Community Arts werd geleid door Helen Crocker, medeoprichter en- directeur van Circomedia, een bekende circusopleiding uit Bristol. Uit haar inleiding blijkt dat het 25 jaar geleden nog ondenkbaar was om een circusopleiding te volgen tenzij je zelf uit een circusfamilie kwam. Pas wanneer het politieke theater opkomt en het circus dit politieke karakter enigszins overneemt, wordt het circus voor iedereen toegankelijk. Ook legt ze uit wat de term `New Circus’ inhoudt, namelijk circus zonder dieren. Eigenlijk hoop je als luisteraar dat je na deze geschiedenisles zelf aan de slag mag gaan met acrobatische toeren. De term workshop suggereert toch altijd een bepaalde mate van participatie.
... Het streven naar een eenduidig criterium met betrekking tot kwaliteit lijkt hiermee uitgesloten ... Deze hoop verdwijnt als sneeuw voor de zon wanneer de tijdslijn verder wordt vervolgd. Ditmaal wordt de aandacht gericht op het ontstaan van de circusopleidingen in Europa. Na het bespreken van één van de opleidingen is de volgende aan de beurt en langzaam slaat de verveling toe. Dat er zeker een aantal interessante punten aangesneden worden, bijvoorbeeld met betrekking tot het vinden van talent en de juiste manier om dit talent te ontplooien, is duidelijk maar al met al is deze workshop gortdroog. Voor de mensen die in het circusveld aan het werk zijn zal deze workshop ongetwijfeld interessant zijn. Juist voor hen is het belangrijk om te kijken hoe circusopleidingen zich beter kunnen ontwikkelen en hoe het werkveld vergroot zou kunnen worden.
114
Ook voor de workshops blijkt te gelden dat kwaliteit niet zo gemakkelijk te duiden is. Wat voor de ene toeschouwer oersaai is, zal voor een ander een bron van kennis kunnen zijn. Wederom geldt dat het per persoon en dus per interesse verschilt wat leuk en minder leuk is. Het streven naar een eenduidig criterium met betrekking tot kwaliteit lijkt hiermee uitgesloten.
w3
PETA
Door Alinde Hoeksma en Jan-Willem van den Heuvel
‘Ieder mens heeft 3 ontwikkelingsstadia in zich’, begint Ernie Cloma, de bijna goeroeachtige artistteacher van The Philippines Educational Theater Association (PETA): ‘Een kind, een volwassene en een oudere. Veel mensen zijn vergeten hoe het is om kind te zijn’. Cloma geeft deze workshop samen met danser en choreograaf Joaquin Yabut (‘Just call me Jack’), waar hij al meer dan 30 jaar mee samenwerkt op de Filippijnen. Cloma is één van de oprichters van de PETA People’s Theatre School, en het is bijzonder dat hij na meer dan 30 jaar nog steeds zo veel enthousiasme, energie en levenslust in een workshop weet te leggen. We doen eerst allerlei geestige kennismakingsspellen, waarbij we uitgedaagd worden elkaar gedag te zeggen met delen van ons lichaam en waarbij we de namen van onze mededeelnemers in
115
in een groepje waarin de zeer uiteenlopende woorden theater, euforie, inbeelden, zon, vrijheid en verbazing zijn gekozen. We bundelen onze creativiteit en voegen alle woorden samen tot de zin ‘stel je de euforische opkomst van de zon voor en verbaas jezelf over de theatrale vrijheid’. Wanneer we ook deze woorden weer in beelden moeten vertalen, wordt er vermoedelijk voor het eerst in de geschiedenis een euforische, breed lachende zon door mensen uitgebeeld. Hoeveel we ook gedaan hebben, iedereen lijkt teleurgesteld te zijn dat de workshop op zijn einde loopt. In een kort nagesprek onderstreept Cloma dat theater van binnenuit moet komen en niet moet worden opgelegd. Door ons te laten werken vanuit een favoriet woord, kwam het theater dicht bij onszelf te liggen. Ik werd meegetrokken in het enthousiasme van Cloma en Yabut en bij de andere deelnemers zag ik hetzelfde gebeuren. Het leek alsof iedereen zich daadwerkelijk weer even kind voelde. Vanuit kinderlijke gevoelens lijken mensen zich vrijer te bewegen. Misschien is dit wel één van de geheimen die helpt bij het creëren van kwaliteit in community theatre.
w4
Collectieve Creatie en Community Film met Els Dietvorst Door Suzanne van Reeven
sneltreinvaart uit ons hoofd moeten leren. Nu we zijn opgewarmd en elkaar enigszins hebben leren kennen, begint het echte werk. Bij een klapspel in een kring moeten we één voor één ons favoriete woord noemen. De woorden die voorbij komen variëren van ballon, muziek en kikker tot vrijheid, liefde en verbeelding. We moeten nu een plek in de ruimte kiezen en hier in een houding gaan staan die we bij ons woord vinden passen. Iedereen moet zijn woord nog een keer noemen en daar een beweging bij maken. Van daaruit gaan we op zoek naar mensen die qua woord en beweging bij ons passen. In groepjes maken we vervolgens een korte scène waarin we op een fysieke manier onze woorden, of een gezamenlijk kenmerk daarvan, tot uiting brengen. Nadat we in het eerste gedeelte van de workshop uit onze eigen inspiratie hebben geput, krijgen we een korte les in Filippijnse dans. Het principe van geven en nemen ligt hieraan ten grondslag. We ‘geven’ door naar voren te leunen en ons lichaam te openen en we ‘ontvangen’ door naar achter te hangen en onze armen te sluiten. We leren eerst allerlei voetbewegingen, waarna we ook met onze armen en handen gaan werken. Iedere vinger speelt hierbij een rol. We kijken verbaasd toe hoe ver Yabut zijn vingers naar achter kan buigen. Lachend vertelt hij dat zijn moeder vroeger elke dag zijn vingers oprekte. Na de korte dansles wordt het thema van favoriete woorden weer opgepakt: we worden gevraagd met de zojuist geleerde technieken ons woord in een beweging te vertalen. In het laatste gedeelte van de workshop moeten we opnieuw groepjes vormen. In plaats van onze woorden om te zetten in beweging, wordt ons dit maal gevraagd een zin te vormen. Ik kom terecht
116
Kunstenares Els Dietvorst vertelt in haar workshop ‘Collectieve Creatie als basis voor een sociale beweging’ over haar mooie project ‘De terugkeer van de Zwaluwen’ dat zich in de multiculturele Anneessenswijk in Zuid Brussel afspeelt. Het betreft een 6-jaar durend multimediaproject waarin ‘communicatie’ centraal staat. Met alle mogelijke artistieke middelen (video, foto’s en teksten) is Dietvorst op zoek gegaan naar een nieuwe artistieke vorm om het individu in de wijk zoveel mogelijk in haar kunst te laten participeren. Deze middelen worden gebruikt om de inwoners en hun dromen te laten zien. Ze kiest er voor om het project in 3 fasen in te delen. Tijdens de workshop krijgen we een goed beeld van deze fasen door de projectie van veel mooie videofragmenten, aangevuld met uitleg van de kunstenares zelf. Het eerste jaar, 1999, loopt Els Dietvorst door de wijk om er kennis mee te maken. Ze praat met voorbijgangers en drinkt thee met de inwoners. Ze laat deze tocht vastleggen door drie studenten. Het resulteert in foto’s, video’s en installaties. Nadat ze al deze informatie verzameld heeft, bekijkt ze hoe ze de mensen zoveel mogelijk kan betrekken bij het project. Zo ontwikkelt ze met hen enkele tijdschriften en videoloops. De magazines volgen het kunstproces met tekst en foto’s. Door ze uit te delen, kunnen wijkbewoners volgen wat het proces inhoudt en kan men portretten van de deelnemers lezen en bekijken. Volgens Els Dietvorst waren deze publicaties het sterkste onderdeel van haar project. Er wordt door de wijkbewoners minder interesse getoond in het meehelpen aan de videoloops. Er zijn maar drie mensen die hier op in gaan. Toch leidt dit tot drie mooie videoportretten. Zo laat Els Dietvorst ons een fragment zien van het portret van Miguel. Hij wil graag prins van België worden.
117
Eigenlijk wilde hij de echtgenoot van Prinses Diana worden, maar aangezien zij al overleden is gaat hij op zoek naar een andere prinses. Zijn speurtocht is onderwerp van deze film. Nadat de drie portretten op film staan, besluit de kunstenares een aantal audities te houden in de buurt om acteurs en actrices te zoeken. De uiteindelijk 33 overgebleven mensen zijn zeer verschillend. Volgens Els Dietvorst maakt juist de mix het resultaat zo sterk. De jongste is 5 jaar oud en de oudste 55. Ook hun karakter en dromen zijn zeer verschillend. Dan begint het ontwikkelingsproces. Zo moeten de deelnemers bijvoorbeeld zoeken naar hoe ze elkaars karakter beter kunnen leren kennen. Vervolgens leren ze ook wat fictie en abstractie is. ‘Ik wilde graag dat ze daarmee experimenteerden’. Dan krijgen ze de opdracht om een minuut lang zelf verzonnen materiaal te laten filmen. Dit mag ook zeer abstract zijn. Als dit op film staat, begint de derde fase: het maken van een echte speelfilm. Voor Dietvorst zelf had dit onderdeel niet gehoeven, want zij vond juist het experimentele gedeelte het meest interessant. ‘Maar dat was de wens van de spelers, want ze wilden niet telkens met zichzelf worden geconfronteerd’. De film is geen groot succes, hoewel hij een paar keer in een grote bioscoop is vertoond. Nu is hij alleen nog in culturele centra’s te zien. Toch is Dietvorst trots op wat ze heeft bereikt. ‘Het heeft ook een maatschappelijke functie gehad. Miguel is schizofreen en ik merkte dat het tijdens het proces steeds beter met hem ging’. Kortom, het was niet alleen een mooi project, maar ook wel degelijk van maatschappelijk belang.
Een Ander Perspectief op Els Dietvorst’s Workshop
maar wordt tot medeontwerper, aldus Dietvorst. In haar Brusselse project heeft ze dit principe zeker toegepast, maar in haar workshop is het veel minder uit de verf gekomen
Door Frouwke Hendriks In dit ICAF-onderdeel neemt Els Dietvorst ons mee naar haar project en legt met behulp van verschillende filmfragmenten haar manier van werken uit. De buurtbewoners zijn de acteurs en hun ervaringen worden omgetoverd tot fictieve verhalen. Zelf heeft ze in de periode van haar project ook in de buurt gewoond, zodat ze geen toeschouwer was, maar buurvrouw. Een vaste kern was noodzakelijk voor de sturing van het project. Dit stond in tegenspraak met het karakter van een zwaluw, die altijd weer wegtrekt. De zwaluw staat in dit project symbool voor de vele migratiegolven die de wijk gekend heeft. In plaats van wegtrekken probeerde Els Dietvorst een duurzame ruimte te creëren om een dialoog te beginnen. De dialoog was ook in de workshop van belang. Ook daarin waren deelnemers afkomstig uit verschillende landen, stelden vragen over het project en deelden soms hun eigen ervaringen op community artgebied. Uiteindelijk mondde dit uit in een geanimeerde discussie tussen verschillende kunstenaars en projectleiders. Deze workshop bevat een hoog informatief gehalte, maar ontbeert echte actie. Er wordt vooral gepraat. In haar eigenlijke projecten geeft Els Dietvorst wel aan dat actieve deelname van alle partijen in een proces een voorwaarde is. De ‘ander’ wordt dan niet enkel als inspiratiebron gebruikt,
118
w5
Cactus Theater: hiphop en respect Door Pim Kouwenberg
‘Als iedereen even snel wat tafels en stoelen aan de kant zet kunnen we beginnen’. Nog voor de laatste tafel is verplaatst start de muziek en gaat een van de jongens van Theater Cactus voor ons staan. Hij gebaart dat we hem moeten volgen en in een paar minuten staat iedereen te hiphoppen. Als de track voor de derde keer start besluit Barbara Kemmler, regisseuse bij Theater Cactus, dat iedereen warm genoeg is en dat we kunnen gaan schrijven. Wij, de deelnemers van de workshop, krijgen de opdracht om twee personen in gedachten te nemen, de ene persoon respecteer je wel en de andere niet. Over de ene persoon moeten we zo veel mogelijk opschrijven in een paar minuten. Daarna doen we hetzelfde over de andere persoon en met de laatstgeschreven tekst gaan we aan de slag. Iedereen moet voorlezen wat hij of zij geschreven heeft. Veel mensen schrijven over familie of over hypothetische personen: ‘ik heb geen respect
119
voor mensen die geen respect voor anderen hebben’. En een enkeling beschrijft een (anti)held. Als iedereen aan de beurt is geweest en alle teksten in het Engels en/of Duits vertaald zijn gaat de jongen die ons leerde dansen beatboxen. Het is nu de bedoeling dat sommige van ons hun tekst rappen op de muziek. Pas dan vertelt Kemmler wat we zojuist gedaan hebben. Kemmler legt uit dat we zojuist een verkorte repetitie voor haar voorstellingen hebben meegemaakt. Normaliter neemt ze veel meer de tijd om overal op in te gaan, maar dit keer was die tijd er gewoon niet. Kemmler vertelt dat ze trots is op onze resultaten: de persoonlijke verhalen die wij vertelden zijn gaan leven op het moment dat het een rap moest worden. Er ontstaat iets dat heel eerlijk is en daarom is het zo’n speciaal moment. Ik vond het een prettige ervaring omdat hoe verschillend we ook allemaal zijn, iedereen er met respect voor elkaar zat. Tijdens het maakproces van haar voorstellingen verrast Kemmler haar spelers met opdrachten zodat ze weinig tijd hebben om na te denken en heel primair reageren. Omdat wij vrijwel geen tijd hebben gekregen om na te denken over wie we zouden schrijven, schrijven we heel eerlijk, waardoor het eindproduct ook heel eerlijk wordt. Voor een voorstelling zou Kemmler de verhalen gaan abstraheren en ze vertelt dat het resultaat van een dergelijke abstractie de avond ervoor te zien was in de voorstelling Jemand da?.
w6
Boerenerfgoed
de film stop om de beelden te illustreren. Vanuit het publiek was er veel respons. Een vrouw was duidelijk ontroerd. Uit hetgeen wat Valk ons vertelde kwam vooral naar voren dat de manier waarop je de boeren benadert heel belangrijk is. Er is eerst gekeken naar hoe de boeren leefden en wat er gaande was. Valk gaf hier een voorbeeld van een vrouw die altijd stil was wanneer haar man aan het woord was. Dit was juist een aanleiding om terug te komen wanneer de man niet thuis was, om naar het verhaal van de vrouw te luisteren. Het is interessant om te kijken wat er achter de anekdotes zit. Het is heel belangrijk om vertrouwen op te bouwen bij de boeren en hier is veel tijd in gaan zitten. Ze hadden de verhalen van de boeren nodig, om het universeler te maken. Ze wilden hun verhalen terug geven in een vorm die de boeren begrepen. Ze brachten de verhalen terug naar de plaats waar het begon. Valk vertelde ons dat je bij een eerste introductie echt eerlijk moet zijn. Je moet zeggen waar je voor komt en dan krijgen de mensen vertrouwen in je. Ze hebben duidelijk gemaakt dat het hun om de boeren zelf ging en niet om het theater. Aan het eind van de workshop zegt een vrouw uit Engeland dat zij zo genoten heeft van de manier waarop het verhaal verteld werd. Hierop laat Valk weten dat zij blij is om dit te horen, omdat zij een beetje ongerust was over de workshop. Daarop bedankte de vrouw haar voor het feit dat zij aan het begin van de workshop een hand gaf. De vrouw liet weten zich een beetje als buitenstaander te voelen omdat zij geen Nederlands spreekt en niemand haar in drie dagen gedag had gezegd. Als komische afsluiter van de workshop, zegt Valk: ’It was nice to meet you, but you have to go now’. Met hard gelach wordt de workshop afgesloten.
Door Maartje Kloeg
De workshop werd in een kleine ruimte gegeven. Langs de muren stonden stoelen opgesteld die met hun voorkant richting het midden wezen. Voor de achterste muur stond een diascherm. Saskia Valk gaf iedereen een hand en stelde zich voor. Zij was degene die de workshop gaf. De workshop werd door veertien mensen, allemaal blank en onder andere afkomstig uit landen als Engeland en Zweden. Het grootste deel van hen sprak Engels. Valk is docent theatermaker aan de Toneelacademie in Maastricht. Zij is een van de initiatiefnemers en begeleiders van het project: ’Boerenerfgoed’. Het idee voor dit project ontstond in 2005. In Limburg heeft er een herindeling van het platteland plaatsgevonden met vele gevolgen voor de boeren. Het Limburgs Museum, het Huis voor de Kunsten Limburg en de Toneelacademie in Maastricht gingen op zoek naar de verhalen achter deze herinrichting. Dit resulteerde in een project waarbij op zes verschillende plekken in Limburg een voorstelling gecreëerd werd met amateurs, theatermakers, boeren en studenten van de Toneelacademie. Nadat Valk ons over het project had verteld liet zij op de videoprojector beelden zien van een film over ‘Boerenerfgoed’. Tijdens de beelden vertelde Valk over het project en af en toe zette zij
120
121
voorstellingen Middagvoorstelling 1
De Pendrecht Dialogen Door Anna Stam en Maartje Kloeg
Pendrecht. Een wijk waar je ‘s avonds als vrouw niet alleen over straat moet lopen. ‘Dat is vragen om problemen’, volgens een van de spelers van de Pendrecht dialogen. Afgelopen zondag hebben wij een aantal spelers geïnterviewd en uit alle gesprekken kwam naar voren dat Pendrecht nog heel onveilig is. Er gebeurt een hoop narigheid, waar je als tiener, maar ook als oudere, hoe dan ook een keer mee te maken krijgt. Annie van de Velden (76) vertelde bijvoorbeeld dat zij onlangs betrokken was bij een overval in een supermarkt. De caissière had precies geleerd hoe ze moest handelen in dit soort situaties zodat er geen gewonden waren gevallen. Als je dit hoort als universitaire student uit een nette buurt, slik je toch wel even. Daarnaast viel het ons op dat er al twee jonge meisjes van zeventien jaar zwanger waren of al een kind hadden. Twee van de zeven jonge vrouwelijke spelers; dat is een hoog percentage aan tienermoeders en dat alleen al in Pendrecht.
... Oud en jong, allochtoon en autochtoon, krijgen door op deze manier artistiek samen te werken meer begrip voor elkaar ... Pendrecht is ook een wijk waar veel allochtonen en oude mensen naast elkaar wonen. Dit zorgt vaak voor een hoop irritatie tussen deze twee verschillende groepen. De Pendrecht dialogen bestaan dan ook uit drie scènes die dit soort conflicten aan het licht brengen: ‘Zonsondergang in R&B’, ‘Maatschappelijke stage’ en ‘Rabiaa & Roos’. De eerste dialoog gaat over een oma en twee jongeren die wachten op de bus. De tieners en de oudere dame lijken op het eerste gezicht tegenovergesteld van elkaar te zijn, maar beetje bij beetje wordt duidelijk dat ze eigenlijk alledrie in dezelfde situatie zitten. Ook in ‘Maatschappelijke stage’ komen de ouderen in aanraking met de jongeren. Dit eindigt echter niet goed. ‘East is east and west is west and never the two shall meet’, is de niet al te optimistische slotzin. En dat is nou net de kern van het probleem in Pendrecht waar regisseur Cees Bavius, in opdracht van de gemeente Charlois, wat aan wil veranderen. Met Pendrechtdialogen wil Bavius niet zozeer vrede scheppen, maar proberen een dialoog te starten tussen deze twee groepen. Totale vrede is
122
te ideaal gedacht, volgens hem, en zou alleen maar averechts werken. Pieta Bot, schrijfster van De Pendrechtdialogen, is door middel van interviews met de inwoners van Pendrecht veel te weten gekomen over deze wijk. Op basis van deze informatie is zij het script gaan schrijven en zijn er vervolgens wijkbewoners bij gezocht die de dialogen konden spelen. Oud en jong raakten op deze manier met elkaar in aanraking en heel sterk naast elkaar op het podium. Een ideale manier dus om de verstandhouding tussen deze twee groepen op te krikken en wellicht de veiligheid te bevorderen. Oud en jong, allochtoon en autochtoon, krijgen door op deze manier artistiek samen te werken immers meer begrip voor elkaar.
Middagvoorstelling 2
Tenantspin
Door Lysanne Erlings Een live talkshow, gemaakt met en voor bejaarden. Tenantspin, een community tv-kanaal uit Liverpool, is neergestreken in een bejaardentehuis in Rotterdam. Degenen die er niet bij kunnen zijn, kunnen de show volgen via het internet, zoals alle uitzendingen van Tenantspin. De makers van Tenantspin hebben bewust gekozen voor deze locatie. Zij willen mensen bereiken die niet naar
123
het theater zouden komen. In hun vertrouwde omgeving, waarin ze zich vrij voelen en actief zullen reageren, zijn zij te gast in een talkshow. De show van vandaag gaat over de overeenkomsten en verschillen tussen de steden Rotterdam en Liverpool. Een bejaardentehuis is hier de ultieme plek voor: oudere mensen hebben veel te vertellen over de geschiedenis van hun stad. De rol van de eveneens bejaarde - presentator wordt vervuld door John McGuirk, bijgestaan door een presentatrice. Gasten zijn een muzikant en een vertaler. De hoofdrollen zijn voor twee inwoners uit Rotterdam. De presentator en zijn gasten zitten in een halve kring op het podium, met achter zich een portret van de Nederlandse koningin. De show ontstaat vanuit een huiselijke sfeer. Rotterdam wordt vanuit de meest positieve kant besproken. De Rotterdamse inwoner An van der Vaart praat vol passie over haar Rotterdamse wijk en haar stad, met zijn mooie havens. Ze zegt dat zij toen ze jong was, in tegenstelling tot de huidige jeugd, blij was met een klein ijsje. Ze is trots op de wederopbouw van de stad na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog. De overige bewoners uit het tehuis kunnen zich met haar verhaal identificeren: zij hebben het ook zo meegemaakt. Maar Liverpool doet niet onder voor Rotterdam. Ook deze stad is in het bezit van prachtige havens en de presentator straalt als hij over zijn stad praat. Vooral toen Liverpool tot culturele hoofdstad van Europa werd verkozen. Als gevolg daarvan gingen veel meer gewone mensen over cultuur en kunst praten. De bewoners knikken instemmend: zij zien in de beschrijving van Liverpool hun eigen Rotterdam terug. Rotterdam is in 2001 ook culturele hoofdstad geweest. Een van de bewoners gaat met de presentator in gesprek. Er ontstaat een geanimeerde discussie tussen twee bejaarde mensen, ieder van een ander land, elkaar verdere inzichten verschaffend over elkaars stad. Ervaringen over de beide steden worden uitgewisseld, af en toe onderbroken door een lied. De bewoners zingen en klappen vrolijk mee en nemen af en toe een slokje van hun kopje koffie. Ze tikken elkaar aan om te vragen of de buurvrouw hier ook zo van geniet. Een talkshow in hun tehuis, dat maken ze natuurlijk niet elke dag mee. Als de presentator het woord weer neemt, verstomt het geroezemoes bijna onmiddellijk. Maar... Helaas was dit niet hoe het ging. De talkshow was niet te volgen voor bewoners die slechthorend zijn of geen Engels spreken. De microfoons functioneerden namelijk niet naar behoren, wat zeker in een liveshow niet mag voorkomen. Tot overmaat van ramp stopte de vertaler halverwege met vertalen. De aula liep dan ook leeg, waardoor de talkshow alleen nog door een handjevol festivalgangers werd gevolgd. Wanneer Tenantspin eerder naar het tehuis was geweest om de techniek goed voor te bereiden en contact te maken met de bewoners, hadden zij de talkshow meer op hen af kunnen stemmen. De bewoners zouden vertrouwder zijn met de crew van Tenantspin en waren dan eerder met ze in gesprek gegaan om ervaringen uit te wisselen. Dan had de talkshow veel mooier kunnen uitpakken.
124
Een Ander Perspectief op Tenantspin Door Annelies Rensink De talkshow komt in deze voorstelling niet helemaal tot zijn recht. De makers hebben ervoor gekozen een kantine te verkiezen boven het theater, om de gemeenschap in hun eigen omgeving aan te kunnen spreken. Voor het bejaardentehuis is gekozen om een verborgen gemeenschap zichtbaar te maken. Het gespreksonderwerp zou de bewoners aan moeten spreken, waardoor ze gemotiveerd zouden moeten raken hun verhaal te vertellen. Hiervan was echter geen sprake. De makers weten het probleem van de minimale deelname van de bewoners eraan dat er geen vertrouwen bestond, wat volgens hen ook niet in één dag te creëren is. Om dat doel te kunnen bereiken, had er volgens hen een heel proces aan vooraf moeten gaan. Het is op zich een goed idee om met nieuwe media de gemeenschap zichtbaar te maken en een stem te geven. Belangrijk blijft dat ook deze vorm van Community Art vooraf wordt gegaan door een heel proces. In deze talkshow van Tenantspin heeft de verborgen gemeenschap, de bejaarde bewoners, echter geen stem gekregen, want ze namen geen deel aan de talkshow. Het ICAF-publiek heeft zich wel met de ouderen samengevoegd. Maar ook de vooraf beoogde vertoning aan het grote publiek, via de live uitzending op Internet, heeft door technische problemen helaas niet door kunnen gaan. Uiteindelijk kan gezegd worden dat de beoogde doelen wel bereikt hadden kunnen worden als dit project op een andere manier was aangepakt. Door het ontbreken van een zorgvuldig opgebouwde maakproces vond er nu echter een helaas bijna doelloos evenement plaats.
Middagvoorstelling 3
Reflux
Door Fenna Gerritse Reflux is een kwaal waarbij maagzuur vanuit de maag terug in de slokdarm stroomt. Het veroorzaakt zure oprispingen. Reflux is ook de titel van de nieuwe voorstelling van de Unie der Zorgelozen, een community theatergezelschap uit Kortijk, België. Zeer persoonlijke herinneringen vormden het vertrekpunt van een proces dat uitmondt in een intrigerend eindproduct. Het toneelbeeld is vol en rommelig, maar gek genoeg straalt dit een bepaalde rust uit. Over de gehele breedte hangen transparante plastic lamellen, zoals je ze in fabriekshallen nog wel eens ziet. Achter deze wand zijn mensen bezig. Een man verplaatst een stapel stenen, een vrouw rangschikt de bloemen in haar stalletje en een majorettemeisje draait met haar stok. Voor de lamellenwand zien we een man achter een laptop, een man in een rolstoel, een vrouw met een stofdoek, een vrouw
125
in een ziekenhuisbed, een man die hardloopt. Gedurende de voorstelling komt elk van de veertien spelers naar voren en houdt zijn of haar monoloog. Omdat de spelers plat Vlaams spreken, kan ik het vaak niet verstaan. Ook aan de losse woorden die ik meepik, valt geen touw vast te knopen. Daarom had de festivalorganisatie de voorstelling beter kunnen programmeren in een zaal waar boventiteling mogelijk was. Maar het is niet erg. Ook zonder woorden blijft er meer dan genoeg fascinerends over om je te verwonderen. Bijvoorbeeld over het feit dat het stuk, ondanks dat de spelers één voor één hun monoloog houden, niet voorspelbaar wordt. Dit zit hem in de absolute rust en beheersing die de spelers bezitten. Geen enkele keer vallen ze, tijdens hun voordurend repeterende handelingen, uit hun rol. Dan gaan alle spelers voor op het toneel in een horizontale lijn staan. Het blijft een poos stil en als gevolg daarvan raakt het publiek in verwarring. Moeten we ook stil blijven, of is dit het einde en moeten we juist klappen? We kiezen voor optie twee, en de spelers buigen. Volgens de regisseur, Geert Six, staat deze stilte symbool voor alle problematieken die buiten in stilte voortschrijden. Met zijn Unie der Zorgelozen wil hij deze stilte omzetten in geluid; een conclusie die ik zelf niet zo snel uit de voorstelling zou hebben getrokken. Reflux staat desalniettemin garant voor een aantal buitengewoon aangename oprispingen, die elk van de elf spelers kalm en beheerst terug z’n slokdarm in laat stromen.
Een Ander Perspectief op Reflux
spelers zetten zich voor de volle honderd procent in om hun personage levensecht en vol overtuiging neer te zetten. Het spel is dan ook fantastisch. Stuk voor stuk houden de spelers hun concentratie vast. Het abstracte decor dat de omgeving van de personages bepaalt, loopt in elkaar over. Het lijkt meer een droomwereld dan een weergave van een werkelijkheid en maakt het geheel nog absurder. Visueel is de voorstelling dan ook erg sterk. Anderzijds zorgt de aanwezigheid van veertien individuen, die elk een andere obsessie, tic, of neurotische bezigheid hebben, ervoor dat de rode draad van de voorstelling, als deze al aanwezig is, niet te traceren is. Waar het werkelijk om draait wordt gedurende de voorstelling niet duidelijk. Iedereen doet zijn eigen ding, heeft zijn momentje en speelt er lustig op los. Door de voor niet West-Vlamingen onverstaanbare monologen, uitspattingen en het gebrek aan interactie tussen verschillende personages is de sfeer grimmig. Het lijkt een grote zooi van ellende te zijn. Er is geen moment waarop alles écht samenvalt. Hier schiet de ‘artistieke verdieping’ tekort. Het is de taak van een regisseur om de denkprocessen van de spelers tenslotte ook ergens naar toe te leiden, maar in het nagesprek geeft Six aan zich niet te veel met het stuk te hebben bemoeid. De teksten zijn niet van zijn hand, het decor is niet door hem bedacht en de kostuums hebben de spelers zelf aangedragen. Enige samenhang of een climax op het eind zou niet verkeerd geweest zijn. Een goedmakertje komt op het einde wanneer de spelers op een rij gaan staan, het publiek aankijken en wachten op applaus. Na absolute waanzin is er slechts de stilte. ‘En de traagte wandelt uwen kop binnen’.
Door Fleur Bardoul Ge fronst u door den dag en ge vraagt u af: Wat doe ik hier? Naar waar leiden al die wegen? Geraak ik hier ooit nog uit?’ Halverwege de voorstelling kan het publiek zich deze overpeinzingen van acteur Filip Coolen levendig voorstellen. De nutteloosheid, machteloosheid en innerlijke terreur stralen van de personages af. De Unie der Zorgelozen is een sociaalartistiek wijkproject uit Kortrijk, België. Reflux is het resultaat van een zogenaamd doorstroomproject, waar minder mensen aan mee doen dan bij een wijkproject (40-60). Door middel van dit project probeert artistiek leider Geert Six om met een relatief kleine groep acteurs tot een artistieke verdieping te komen. Daar zijn zij volgens mij slechts ten dele in geslaagd. Na afloop van de voorstelling wordt in een korte bespreking met de makers de vraag gesteld op welke manier ze te werk zijn gegaan. Six legt uit dat ze zijn gestart vanuit het idee dat elk mens zorgen heeft. De spelers hebben vanuit hun persoonlijke ervaringen problemen en karaktereigenschappen naar buiten gebracht. Op deze wijze zijn er veertien afzonderlijke personages ontstaan. Waar de terreur die zich binnen het individu afspeelt vandaan komt en hoe er mee wordt omgegaan, blijkt een interessant gegeven van de voorstelling. De een heeft een schoonmaakobsessie, de ander is te traag voor het leven en weer een ander maakt zich ‘nuttig’ met het stapelen van stenen. De
126
Avondvoorstelling 1
Familie à la Turca Door Tom Kortbeek
Een werkloze vader, een moeder die worstelt met haar verleden, een oudste zoon die zijn zusje wil beschermen. En dan ook nog denken aan de rolverdeling die de Turkse traditie het gezin oplegt. Niet gemakkelijk. En dan te bedenken dat de verhalen werkelijk gebeurd zijn. Regisseur Güner Güven van het Utrechtse wijktheater Stut heeft binnen zijn eigen Turkse gemeenschap in Utrecht contact gezocht met verschillende personen, jong en oud en deze geïnterviewd naar hun verleden. Er kwam vele spraakmakende verhalen naar voren, die de basis vormden voor het wijktheaterstuk Familie à la Turca. Het bijzondere aan deze voorstelling is dat de personen die voor de verhalen zorgden, ook zelf in het stuk spelen. De moeder die worstelt met haar verleden, heeft deze strijd in werkelijkheid ook moeten voeren. Dit zorgt ervoor dat de spelers een natuurlijk inlevingsvermogen hebben en dat
127
komt het realisme van het spel zeker ten goede. Aan de andere kant is ook duidelijk te zien dat het hier om acteurs gaat die niet dagelijks op de planken staan. Maar dat is ook niet de kern van de voorstelling waarmee Güven naar buiten wil komen. Doordat de verschillende acteurs zelf de ervaringen hebben meegemaakt, weten zij precies welke houding bij welke emotie hoort. Zij hebben het zelf immers meegemaakt. Dit maakt sommige scènes dan ook zeer aangrijpend. Zo is er het moment waarin de moeder afscheid neemt van haar jong overleden zus, wiens naam ze van haar ouders moest overnemen, omdat dat goedkoper was. Duidelijk wordt dat de geest van de zus de moeder nog steeds bezighoudt. In een emotionele monoloog richt ze zich via een spiegelprojectie tot haar zus en neemt ze openlijk afstand en zo een stap op weg naar een eigen identiteit. Deze krachtige scène roept de vraag op of een professioneel acteur deze rol beter had kunnen spelen dan deze Turkse vrouw, die het allemaal zelf heeft meegemaakt. Op de vraag of regisseur Güven ook een diepere betekenis meegeeft door dit stuk is zijn antwoord ontkennend. Slechts het tonen van gebeurtenissen is hier het doel. En dat is al lastig genoeg in een gesloten gemeenschap als de Turkse in Nederland, zoals Güven het zelf omschrijft. Het is dan ook elke avond weer spannend hoe het, toch grotendeels Turkse, publiek zal reageren.
... Maar ook de oude man achterin het publiek gaat na een norse blik tijdens de voorstelling over op een staande ovatie ... Gelukkig voor de spelers is dat veelal zeer positief, zo heb ik zelf tijdens een eerdere voorstelling in het Utrechtse Overvecht kunnen signaleren. Herkenning zorgt bij de jongeren in het publiek voor veel hilariteit. Maar ook de oude man achterin het publiek gaat na een norse blik tijdens de voorstelling over op een staande ovatie en verlaat de zaal met een grote glimlach. Ook de sfeer in de foyer was ontspannen en de felicitaties aan de spelers bleven tot laat in de avond doorstromen.
Een Ander Perspectief op Familie à la Turca Door Carmen Bruens Familie à la Turca gaat over familiebanden, Turks zijn, vernederlandsen, de ingewikkelde positie van vrouwen in de Turkse cultuur en de roddelcultuur van het koffiehuis. Het stuk is toegankelijk voor alle nationaliteiten. Voor de Turkse kijker wordt uitleg gegeven waarom bepaalde zaken gaan zoals ze gaan in de Turkse gemeenschap. Westerlingen hebben vaak een negatieve mening over deze gang van zaken. Zoals over de oudste zoon die zijn zusje het liefste binnen houdt, wat op Hollanders als tiranniek overkomt. Misschien dat de Turkse gemeenschap zich nu beter begrepen voelt. Voor mij als Nederlandse kijker is het tevens een uitleg. Je leert de gedachtegang van Turkse
128
129
mensen beter begrijpen en krijgt inzicht in een vaak verborgen en gesloten cultuur. Waarom eer zo belangrijk is voor mannen en waarom hun houding tegenover de vrouw vaak op ons westerlingen onderdrukkend overkomt. Ik begrijp nu beter dat veel voortkomt uit angst voor de “slechte” invloed van de buitenwereld, in dit geval Nederland. Maar we zien ook de ontwikkeling van generatie tot generatie. Niet alleen de drie generaties getoond in het stuk, maar ook de verschillen tussen de spelers van dezelfde generatie worden belicht. Bijvoorbeeld voor de man en voor de vrouw. Maar ook voor de jongste en de oudste zoon binnen één gezin. Familie à la Turca vertelt het verhaal van een Turks gezin, met een vader, moeder, twee zoons en een dochter. De vader is net ontslagen en zijn positieve beeld van Nederland verandert hierdoor. De oudste zoon voert een strijd over Turks zijn en wat er van hem verwacht wordt. Zijn houding tegenover zijn zusje is overheersend en vrij agressief. De dochter wil niet voor haar opbloeiende liefde uitkomen omdat haar vader het al zo moeilijk heeft. De moeder tracht het gezin bijeen te houden maar is zelf ook druk met studeren en met een speurtocht naar haar eigen identiteit. Iets wat haar vroeger niet gegund werd. Wat mij persoonlijk het meeste raakte is de strijd die gevoerd wordt over het Turks zijn in Nederland. “To be Dutch or not to be Turkish” is voor de spelers een moeilijk punt. Maar ook de moeite die de vader heeft gedaan om te integreren en de teleurstelling die hij voelt ten aanzien van Nederland. Hij voelt zich na alles wat hij heeft gedaan nog steeds niet erkend. De gevoelens waar de kinderen mee worstelen zijn ook treffend. Ze voelen zich niet geaccepteerd en zijn zoekende naar wie ze nu eigenlijk zijn. Tot nu toe had ik eigenlijk alleen vanaf de Westerse kant naar het probleem gekeken, maar door dit stuk is ook de Turkse kant tastbaarder geworden.
Avondvoorstelling 2
Kingdom
Door Suzanne van Reeven ‘Kingdom’, het woord lijkt voor iets machtigs en moois te staan, maar niets is minder waar. De performance die jongeren uit de stad New Haven over de Kingsbende op de planken zetten, laat zien dat hun omgeving vol verdriet, onmacht, wraak en geweld zit. Ook al is het niet hun eigen verhaal - het werd eerder geschreven en daarna zijn er audities gehouden - toch staat het dicht bij de spelers. De jongeren krijgen de kans deze performance te maken door de organisatie Bregamos, vijf jaar geleden opgericht door Rafael Ramos in zijn eigen wijk Fair Haven van de stad New Haven in de Amerikaanse staat Connecticut. Door theater wil hij verschillende culturen en generaties bij elkaar brengen. Er worden voorstellingen gemaakt over gebeurtenissen die de bewoners vertellen en
130
meegemaakt hebben. Deze performance is daarop een uitzondering, omdat het niet wordt gespeeld door de jongeren die het zelf hebben meegemaakt. Voor de boodschap van het verhaal maakt dat niet uit. We krijgen een goed beeld van hoe iemand bij een bende betrokken zou kunnen raken. De kracht van de show zit in de afwisseling tussen de humor en ernst. Door deze variatie komen de zeer ernstige situaties nog sterker naar voren. De tegenstelling wordt al snel duidelijk wanneer hoofdpersoon Andrés over de situatie van zijn beste vriend Juan grapt: ‘Er is er maar één die jou kan helpen’ ‘Wie, jij?’ antwoordt Juan hierop. ‘Nee, Oprah!’. Juan heeft geen werk en geen huis. Hij zit in een situatie waarin het logisch is dat je dan zoekt naar een plek waar je thuis mag horen. En dan bieden die stoere bendeleden aan zijn beste vrienden voor het leven te worden! Vooral als er tegen hem gezegd wordt dat hij niet de enige is die zich onderdrukt voelt en op de vlucht is, gaat Juan gauw overstag. En Andrés met hem. Ze voelen zich verbonden. Maar wanneer ze lid zijn geworden, blijkt dat een bende grote dilemma’s en tragedies met zich mee brengt. Wanneer een bendelid wordt neergeschoten door een outsider, willen ze wraak nemen. Uiteindelijk leidt dat zelfs tot de zelfmoord van Juan, omdat hij radeloos is en niet onder druk van de Kings iemand anders wil neerschieten. Het is knap dat we ons goed kunnen inleven in het verhaal. Op het moment dat het eerste slachtoffer valt, schrik je even op. Je verwacht niet dat er iemand op het podium wordt neergeschoten. Maar dat is des te meer confronterend. We worden met onze neus op de feiten gedrukt: het gaat er echt zo aan toe. De hele voorstelling heeft een dwingend ritme en bestaat voornamelijk uit gerapte dialogen. En dat is een genot om naar te luisteren en te kijken, er gebeurt veel. Af en toe klinkt het wel wat vals, maar er komen ook songs voorbij die je kippenvel bezorgen. Vooral de acteur die Juan speelt heeft een bijzondere stem. Ik heb het gevoel naar een goede musical te zijn geweest; een geslaagde avond dus.
Een Ander Perspectief op Kingdom Door Jan-Willem van den Heuvel Kingdom is zonder twijfel de meest spectaculaire voorstelling die op het International Community Arts Festival in Rotterdam te zien was. Een rap musical met een rafelig randje. De voorstelling gaat over de bendeoorlogen in New Haven, en hoe iemand steeds dieper verzeild kan raken in een spiraal van geweld. Teatro Bregamos wil Community Theater maken, zo zegt artistiek leider Rafael Ramos, maar bij deze voorstelling is de input vanuit die community eigenlijk vrij klein, zo blijkt ook de volgende dag bij het nagesprek. De teksten zijn al geschreven voordat de acteurs ermee in aanraking kwamen, en het is dan ook goed te merken dat dit niet hún stuk is. Waar andere voorstellingen op het festival uitblinken in echtheid en puurheid, is Kingdom een stuk waarbij acteurs duidelijk een rol spelen.
131
Waar in andere voorstellingen een valse noot niet storend, en zelfs ontroerend kon zijn, viel het bij Kingdom uit de toon, omdat je als publiek het gevoel krijgt naar een gelikte Broadway musical te kijken, of in ieder geval daarvoor de codes aangereikt krijgt. Een ander aspect van de voorstelling is het soms wel erg gewelddadige karakter, waarin het geweld nauwelijks wordt veroordeeld. Een buitenstaander haalt uit de voorstelling wellicht wel hoe belachelijk gangvorming en het bijbehorende geweld is, maar ik betwijfel of kwetsbare jongeren op een middelbare school deze show niet juist zullen zien als ‘geweld is cool’. De bendeleden worden geportretteerd als stoere rappers, die nauwelijks momenten van zwakheid vertonen. Daarbij is het de vraag of een musical wel de vorm is om deze jongeren aan te spreken. Tussen de stoere rapteksten zitten soms bijna zoetsappige liedjes, waarbij ik bijna afhaakte, en ik kan mij voorstellen dat een zaal vol stoere gangleden hier evenmin geboeid bij blijft. Het publiek begon na een uur dan ook wat onrustig te raken, met name door de vele herhalingen. Na een tijdje was het wel duidelijk dat de hoofdpersoon boos was. En als iemand in de zaal de veel te vaak herhaalde bendeyell ‘Amor de Rey’ roept voordat een speler op het podium dat doet, veroorzaakt dat ongeplande hilariteit onder het publiek. Er waren wel degelijk ook positieve aspecten aan de voorstelling. Ik was erg onder de indruk van het talent van de tekstschrijver. Zijn rapdialogen waren bijna poëtisch. Verder zat de show erg gelikt in elkaar, alle overgangen verliepen vloeiend, en er was goed nagedacht over de aankleding en de muziek, zeker in vergelijking met de andere voorstellingen die op het festival te zien waren. Toch werd ik door de oude dametjes uit Pendrecht die à capella ‘de heer is mijn herder’ zongen meer geraakt dan door deze overweldigende, groteske musical. Authenticiteit is, zo blijkt, toch een belangrijke factor in Community Art. Aan het eind liepen de spelers de zaal in, een erg bedreigend slotbeeld. Waarmee volgens mij gezegd wordt dat bendeoorlogen altijd door zullen gaan. Dat is niet een boodschap waarmee je een publiek mee naar huis zou willen sturen.
132
133
maart 03 .0z
z0. 30 maart
Sfeerverslag Door Corrie van Haasteren
Vannacht is de zomertijd ingegaan, dus is er één uur minder slaap. Niet echt fijn, want zo’n festival slurpt wel een heleboel energie als je, zoals ik, overal aan mee wilt doen en alles wilt zien. Tijdens de Morning After Salon is het dan ook een stuk stiller dan normaal. Thea Abma, is samen met haar drie Pendrechtse collega’s en regisseur Cees Bavius van BAF naast Eugene aangeschoven voor een interview: ‘Nee’, zegt ze, ‘ik dacht niet dat ik kon toneelspelen. Ik werd ervoor gevraagd door de predikant van mijn gemeente. Eerst dacht ik dat ik iets moest voorlezen en dat gaat me wel goed af. Toen werd het dus iets heel anders, maar ik doe het nu heel graag.’
... Al kijkend dacht ik, dit ga ik thuis in Amerika ook doen. Vooral de samenwerking tussen oudere en jongere spelers vond ik geweldig ... Een aantal toeschouwers is heel enthousiast over het spel van de dames: ‘We keken niet naar mensen die een rolletje spelen, dat viel helemaal weg. U geeft uzelf helemaal als acteurs én als mensen. Dat is prachtig vakmanschap.’ En Rafael Ramos: ‘Al kijkend dacht ik, dit ga ik thuis in Amerika ook doen. Vooral de samenwerking tussen oudere en jongere spelers vond ik geweldig’. Over Kingdom vertelt Rafael vervolgens dat één van zijn spelers de oorlog tussen de gangs ook zelf heeft meegemaakt. En verder dat er in de staat Connecticut, waarin New Haven gelegen is, 80 miljoen aan kunst wordt uitgegeven, maar dat daarvan geen cent bestemd is voor community art. Rafael: ‘Desondanks gaan we ons werk nog meer uitbreiden door onderwijs en workshops. Ook geven we jonge mensen de kans om bijvoorbeeld theatertechniek te leren. Ook Güner Güven vertelt over het ontstaan van Familie à la Turca: ‘Allereerst hebben we interviews gehouden over problemen in de wijk Overvecht. Daarbij kwamen mensen naar voren die ook wilden spelen. Ik heb vooral naar hun lichaamstaal gekeken en zo beslist wie ik als acteur kon gebruiken en wie niet’.
135
Na de lunch, is de kleine zaal tot de nok gevuld met deelnemers aan het slotdebat. Allereerst wordt gesproken over de diverse aspecten van het begrip kwaliteit. Zo is er de kwaliteit van community art, van het maakproces, van spelen/uitvoeren en ook de kwaliteit van dit festival. Peter van den Hurk: ‘Soms denken mensen dat als het heel erg goed is, het géén community art meer kan zijn.’ En: ‘De gevestigde kunst hoeft haar maatschappelijke waarde nooit aan te tonen’. Professor Ton Bevers valt hem bij: ‘De ‘hoge kunst’ voldoet aan de behoefte van een kleine toplaag uit de samenleving en wordt door hen als de enige vorm van kunst beschouwd. Community art geeft een podium aan mensen die er nooit aan te pas komen. Mensen die community art maken moeten hun eigen normen, waarden en kwaliteitseisen bepalen’. Rosalba Rolón (van Pregones uit de Bronx), nuanceert dat advies: ‘Iedereen die met community art werkt, moet weten dat hij of zij
... Het staat dicht bij me. Bij het reguliere theater mis ik de geestdrift en het inlevingsvermogen ... met iets heel belangrijks bezig is. Liefde is hierbij onontbeerlijk. Community arts moet - net als alle andere kunsten - naar de hoogste kwaliteit streven. Als professionele kunstenaars met nietgetrainde deelnemers samenwerken, zijn de kwaliteitseisen anders, niet minder’. Na afloop van dit boeiende debat, waaruit natuurlijk geen eensluidende conclusie te destilleren valt, heb ik een gesprek met Annelies Rensink, Tom Kortbeek, Fenna Gerritse, Margreet Zwart en Sharon den Breems, studenten Theaterwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze vertellen me dat ze hier met een groep van 25 mensen aanwezig zijn. Elke ochtend namen ze samen met hun docenten het programma van de vorige dag door en ook maakten ze verslagen van de workshops en voorstellingen. Ze bekennen dat ze tot voor een paar weken weinig van community art afwisten en ook nog nooit een voorstelling hadden gezien, terwijl ze toch heel veel naar toneel gaan. Hebben ze hier iets opgemerkt dat opvallend anders is? Het blijkt dat deze kennismaking bijna iedereen heel goed bevallen is, maar dat het meest opmerkelijke vooral in de totstandkoming van een stuk is gelegen. Sharon: ‘Ik had er eerst niet veel zin in en had er ook een heel ander idee over, maar toen zag ik de repetities van Hand in Hand en merkte dat het RWT er alles aan doet om mensen naar het toneel te krijgen. Ik ben het veel meer gaan waarderen’. Fenna vindt community art een mooie en effectieve manier om mensen aan het woord te laten die elders geen stem krijgen. En Tom: ‘Het staat dicht bij me. Bij het reguliere theater mis ik de geestdrift en het inlevingsvermogen. Deze spelers kunnen je door hun enthousiasme naar een hoger niveau brengen’. Annelies: ‘Voor mij zijn de achtergronden heel belangrijk. Wat er in een voorstelling gebeurt, daar zijn de spelers zèlf mee bezig. Maar toch geloof ik niet dat ik uit mezelf nog eens ga kijken’. Margreet tenslotte, kende als enige community art al langer en ze vertelt dat ze door dit festival alleen nog maar enthousiaster is geworden: ‘Ik vind het heel leuk dat er eigen verhalen verteld worden. Het publiek
136
is ook anders, het reageert veel directer. Ik ga mijn scriptie hier ook over schrijven en ik wil er later ook mee gaan werken’. Na vele mislukte pogingen slaag ik er uiteindelijk toch in mede-initiatiefnemer van het RWT, Annelies Spliethof, voor een praatje te strikken: ‘Ik heb nu voor het eerst het gevoel dat het allemaal klopt. Ik heb het idee dat we sinds het eerste festival met sprongen vooruit zijn gegaan. En het slotdebat
... Het is heerlijk om te zien dat ons werk doorgaat en dat het door jonge mensen wordt overgenomen ... vond ik inhoudelijk erg goed, daar heb ik veel aan gehad. Wij zijn hier als RWT-team de gastheren en -vrouwen en als de anderen het naar hun zin hebben, hebben wij het ook. Het festival wordt wel steeds groter, maar dit gebouw natuurlijk niet. Gelukkig hebben we bussen om naar andere locaties te gaan. Wat ik erg leuk vond was die groep studenten uit Liverpool. Ze brachten veel sfeer in huis. Het is heerlijk om te zien dat ons werk doorgaat en dat het door jonge mensen wordt overgenomen. Community art wordt nu een normaal vak op de dramascholen’.
137
Minstens zo enthousiast als Annelies is Anamaria Cruz, 27 jaar en coördinator van het festival. Ze deed de opleiding CMV en werd op het laatste moment gevraagd de organisatie op zich te nemen: ‘Ik werk hier vanaf 7 februari en er lag gelijk heel wat op me te wachten. Er was natuurlijk geen tijd om me goed in te werken. De RWT-ploeg bestaat uit 16 mensen, plus nog zes vrijwilligers en het aantal deelnemers plus bezoekers kwam op zo’n 250 per dag. Het grootste probleem was dat er zoveel moest gebeuren in korte tijd. Maar onoverkomelijke obstakels ben ik niet tegen gekomen. Het allermoeilijkste moet voor mij nog komen: het afscheid. Ik word daar al helemaal verdrietig van, want er is zo’n band ontstaan in deze week’. Inmiddels is het tijd geworden voor de allerlaatste voorstelling, maar eerst spreekt Peter van den Hurk als directeur van het ICAF en mede namens Theater Zuidplein een aantal bedankjes uit. Hij is zeer tevreden over het verloop van het festival en zet daarna Anamaria nog even in het zonnetje. Na hem zegt de Rotterdamse wethouder van Participatie en Cultuur, Orhan Kaya, trots te zijn dat zijn stad een zo divers internationaal publiek heeft mogen ontvangen. Hij vindt ook dat, aangezien cultuur toegankelijk moet zijn voor alle mensen, het Wijktheater in Rotterdam onmisbaar is. Na deze woorden volgen de letterlijke slotakkoorden van ICAF 2008. Het is namelijk een muzikaal spektakel met de titel Santa Cecilia on da Move, waarin Harmonie Rijnmond samenspeelt met musici van een Antilliaanse brassband en jonge muzikantjes van Music Matters. Het samengaan van al deze verschillende muziektradities resulteert in een uiterst verrassend concert, waarbij niet alleen prachtige muziek te horen is, maar waar we ook de drie danseressen uit de Filippijnen weer te zien kregen en een rai-zanger uit Algerije. Bij het spetterende allerlaatste onderdeel van dit slotconcert komen alle musici samen op toneel, waarbij de piepkleine trompettisten en drummers van de Brassbandschool, alle toeschouwers wisten te vertederen
Slotvoorstelling
Santa Cecilia on da Move Door Tom Kortbeek
Ter afsluiting van het festival gaven Harmonie Rijnmond en de Music Matters Brassbandschool een spetterend optreden in de grote zaal van Theater Zuidplein in Rotterdam. Aanstekelijke muziek, indrukwekkende lichteffecten en aandoenlijke artiesten zorgden ervoor dat het publiek vanaf het eerste nummer de handen op elkaar had. Sinds een groot aantal jaren is er in Nederland binnen de harmoniewereld een grote kwaliteitsverbetering zichtbaar. Vanuit het bestaande repertoire werd er voor verdieping gekozen. In eerste instantie een goede ontwikkeling, maar nadelig gevolg was dat de harmonie in Nederland daardoor vooral naar binnengekeerd is geraakt. Met de voorstelling Santa Cecilia on da Move willen de initiatiefnemers, al appellerend aan de patroonheilige van de harmoniemuziek, Sint Cecilia, het contact met de buitenwereld weer herstellen door op zoek te gaan naar bronnen voor nieuw repertoire en andere vormen van samenwerking. Naast Harmonie Rijnmond en de Music Matters Brassbandschool neemt ook de Hogeschool voor de Kunsten Codarts uit Rotterdam deel aan deze voorstelling. Door haar inbreng wordt sterker duidelijk
Met dit concert is ook dit vierde festival weer voorbij en loop ik, vele ervaringen rijker, tenslotte weer richting metro. Ik denk aan de woorden van Anamaria. Ja, dit zijn inderdaad heel aardige en open mensen, altijd bereid om te helpen en heel vriendelijk. ‘Hoe zou dat komen’, denk ik en weet meteen het antwoord: deze mensen zijn zo positief omdat ze allemaal bezig zijn met iets wat ze het allerfijnste vinden en omdat het idealisten zijn die op hun eigen manier de wereld een klein beetje beter willen maken. Als dat geen Kwaliteit is, weet ik het niet meer!
138
139
dat het hier om een serieuze zoektocht naar nieuw repertoire gaat. Het is dan ook verwonderlijk dat de samenstellers van het programma er toch voor hebben gekozen om maar liefst drie stukken te spelen uit het oude repertoire. Dit komt doordat men graag het contrast met het nieuwe repertoire wil aangeven. Maar dit had ook makkelijk met één goed representatief stuk gekund, zodat er nog meer ruimte was geweest voor nieuw experimenteel repertoire. Op de show zelf valt weinig af te dingen. De lichttechnici van Theater Zuidplein hebben voor deze slotvoorstelling flink uitgepakt en laten geen enkel bewegend armatuur onbenut. Samen met een flinke hoeveelheid rook zorgt dit voor oogverblindende lichteffecten, die de muziek goed ondersteunen. Interessant is ook een eigentijdse vertolking van Every Little Thing She Does Is Magic van The Police, ditmaal gezongen door een vrouw. Maar het publiek loopt pas echt warm als de exotische klanken klinken van de Music Matters Brassbandschool. Even waant men zich op het zomercarnaval op de Coolsingel als de trommelaars en de trompettisten het podium overnemen. Bekende deuntjes van onder andere Frans Bauer worden met een flinke Caribische saus overgoten ten gehore gebracht. De aanstekelijke muziek zorgt ervoor dat zowat het complete publiek uit zijn stoel komt. Maar het meest worden ze wellicht nog wel geraakt door de jongste leden van de band, die met hun leeftijd van hooguit negen jaar al een flinke trompet in hun handen hebben en verdienstelijk de melodieën meespelen. Santa Cecilia on da Move is een slotvoorstelling zoals men die aan het eind van een prachtig festival mag verwachten. Al het harde werk van de afgelopen dagen wordt even vergeten, of juist overdacht, onder de warme klanken van de brassmuziek. Maar het is niet alleen vermaak. Het concert neemt het onbekende pad richting nieuw repertoire. Hiermee sluit het goed aan bij andere voorstellingen die getoond zijn tijdens het festival, waarbij duidelijk is geworden dat de kwaliteit niet slechts ligt in het eindproduct, maar dat ook de zoektocht richting het eindproduct belangrijke vormen van kwaliteit herbergt.
Over Kwaliteit Gesproken...
zegt. Hoewel dit specifieke publiek niet aanwezig was op het festival, konden de meeste mensen toch van de voorstelling genieten. Beddow vraagt zich af of dit met de esthetische waarde van community art te maken heeft. De term esthetische waarde leidt tot een hoop rumoer. Wat is dat dan precies en hoe meet je dat? Iedereen is het erover eens dat community arts kunst is, met een grote K. Dan geeft cultuursocioloog Ton Bevers aan dat het van belang is om als community art zichtbaar te zijn en te blijven binnen de kunstwereld. Dáár moet over gesproken worden, over wat er zo speciaal is aan het werk wat er wordt gedaan binnen de community art.
... Het maakproces is in veel gevallen belangrijker dan het product, dus zal men de kwaliteit daar wellicht ook eerder in moeten zoeken ... Beddow noemt als kwaliteiten van community arts: de gelijkwaardigheid die er bestaat tussen de deelnemers en tussen hen en de begeleiding. Daarnaast noemt hij ‘samenwerking, acceptatie en openheid’. Iemand anders vult hem aan dat voor haar kwaliteit zit in het weten te raken van het publiek door plezier, warmte en harmonie. Allemaal mooie woorden en kwaliteiten die hier worden genoemd, maar opnieuw de vraag hoe dit te meten is en hoe dit is terug te zien in een voorstelling? Emma Durden van PST voegt toe dat de vooraf vastgestelde doelen van het project zeer belangrijk zijn om de kwaliteit van de voorstelling te kunnen bepalen en om vervolgens criteria op te stellen waar het project aan moet voldoen. Dit zal dus altijd per project verschillen. LIPA docent Matt Smith vindt dat de focus belangrijk is binnen deze kwaliteitsbeoordeling. Het maakproces is in veel gevallen namelijk belangrijker dan het product, dus zal men de kwaliteit daar wellicht ook eerder in moeten zoeken. Het is duidelijk dat er nog veel meer tijd nodig is om over kwaliteitscriteria verder te praten dan de krappe anderhalf uur die voor dit debat beschikbaar was.
Door Margreet Zwart
Het thema van de vierde editie van het International Community Arts Festival was kwaliteit. Een lastig onderwerp waar de meningen over verschillen. Tijdens de talkshows, workshops en discussies werd dit kwaliteitsvraagstuk vanuit verschillende invalshoeken behandeld en op de laatste dag van het festival werd het thema nog eens in een slotdebat nader onderzocht. De debatdeelnemers waardeerden de mix van verschillende culturen en performances en ook de kwaliteit van het publiek werd genoemd. Dit laatste heeft alles te maken met de grootste uitdaging die een community arts festival zich kan stellen: voorstellingen uit hun context halen en op een totaal andere locatie te laten spelen met een niet beoogd publiek. De meeste community art wordt namelijk gemaakt met het oog op een bepaald lokaal publiek, zoals regisseur Neil Beddow ook
140
Over Kwaliteit Gesproken (2) Door Annelies Rensink Opvallend vond ik dat het maakproces vaak nog als belangrijker wordt beschouwd dan het product. Daarnaast lijken ook de gevolgen van een voorstelling van groot belang te zijn voor een community art project. Dat was onder andere bij Teatro Pasmi het geval. Oprichter Iván Iparraguirre legde in zijn workshop dan wel de nadruk op het feit dat hij in samenwerking met Chileense gevangenen vooral theater maakt, maar uiteindelijk beoogt hij een verbetering van de samenleving. De voorstelling van Tenantspin kan ook in dat licht beschouwd worden. Tenantspin wil een verborgen gemeenschap
141
zichtbaar maken en een stem geven, door ze actief deel te laten nemen aan een televisietalkshow. Afgaand op de workshop en voorstelling van het Cactus Theater blijkt dat het maakproces ook bij hen als een soort verwerkingsproces kan dienen. In hun geval wordt er gewerkt met vaak onzekere jongeren van verschillende culturele achtergronden. Aan de hand van oefeningen en trainingen leren de jongeren hun verhaal te vertellen en worden ze zelfbewuster. Door middel van artistieke keuzes wordt hun verhaal vervolgens uit haar context gehaald, wat maakt dat het minder persoonlijk en voor de betrokkene dus minder confronterend is. Deze opvatting komt overeen met die van Devora Neumark wanneer zij stelt dat de artistieke activiteiten kunnen dienen als kader waarbinnen geoefend kan worden met het omgaan met alledaagse problemen, die in directe zin te confronterend zijn. Met andere woorden, de artistieke oefening creëert een mogelijkheid op een andere manier om te gaan met problemen. Mijns inziens kan er op twee manieren naar community art gekeken worden. In eerste instantie als een geheel van proces, product en gevolgen, waarbij de doelen van het project voorop staan. Op deze manier kan er een soort kwaliteit gemeten worden aan de hand van deze vooropgestelde doelen, simpelweg door te bekijken of deze bereikt zijn. Lange termijn effecten zijn echter moeilijker te meten. In dit geval ligt er een groot aandeel van de beoordeling in de context van de voorstelling, die uiteindelijk alleen in de eigen omgeving op juiste waarde geschat kan worden. Anderzijds kan community art, los van het proces, naar mijn mening worden beoordeeld door de mate van impact op om het even welk publiek. Een voorstelling hoeft qua onderwerp bijvoorbeeld geen directe verbinding te hebben met haar publiek, indien het verhaal zo wordt overgebracht dat de toeschouwer, in welke context dan ook, zich kan inleven en verplaatsen in dat verhaal. In deze vorm is er naar mijn mening sprake van een emotionele waarde of kwaliteit. Deze laatste vorm van beoordeling is wat mij betreft van toepassing op een festival als ICAF.
Over Kwaliteit Gesproken (3) Door Lisa Kirschbacher Uit discussies op het ICAF blijkt dat community art vaak ingedeeld wordt in een maakproces en een eindproduct. Door sommigen wordt dit maakproces als belangrijker gezien dan het eindproduct. Maar voor mij zijn beiden gelijkwaardig. Ten eerste werkt een maakproces vooral omdat de makers en spelers een eindproduct voor ogen hebben waar ze met zijn allen naartoe werken. Zeker levert het maakproces ook een bijdrage aan de sociale ontwikkeling van de deelnemers, die bijvoorbeeld hun standpunten aan elkaar kunnen uitleggen. Op deze manier krijgen ze meer begrip voor elkaar en krijgen ze ook een scherpere kijk op hun eigen situatie. Maar zonder plan voor een eindproduct zal het hele maakproces eigenlijk geen doel meer hebben. Bij de voorstelling Hand in Hand is dat doel het maken van een voorstelling over het 100-jarige bestaan van voetbalclub Feyenoord. Zonder dit doel zullen de supporters misschien nooit naar de repetities zijn gekomen omdat ze er dan geen
142
... Om deze redenen is het eindproduct volgens mij gelijkwaardig aan het maakproces ... nut in hadden gezien. Bovendien ontwikkelen makers en spelers een gezamenlijk product waar ze trots op kunnen zijn. De kick van de confrontatie met een enthousiast publiek is niet te versmaden. Om deze redenen is het eindproduct volgens mij gelijkwaardig aan het maakproces.
Over Kwaliteit Gesproken (4) Door Ida Sons Opmerkelijk vond ik Kingdom omdat mij niet duidelijk was of hier amateurs op het podium stonden of professionals. De zang- en bewegingskwaliteit van de performers was van hoog niveau en zij speelden rollen zoals die ook in het repertoiretoneel en commerciële musicals aan te treffen zijn. Ik kon hier geen verbinding met de andere voorstellingen op het festival maken en dat vond ik jammer. Our Queen must dance naked raakte mij wel door de prettige, natuurlijke manier waarmee het verhaal verteld werd. De publieksparticipatie en de link naar de politieke situatie in Kenia aan het einde van de voorstelling vond ik kwalitatief bijzonder. Er werd de mogelijkheid gegeven om vragen te stellen en de maker stelde zich erg open voor het publiek. Interessant vond ik ook de voorstelling van Teatro de la Realidad, omdat er een oude mythe op rituele manier in beeld werd gebracht met behulp van twee talen. De met liefde en met de hand gemaakte maskers en kostuums dwongen bewondering af. De kracht van het spel van PST met Horseshoe en Boomgate was overdonderend. De verschillende thema’s werden treffend, eerlijk, maar ook humorvol in beeld gebracht. Respect voor deze samengebalde bonk energie van spel en boodschap! Al met al heb ik erg van het festival genoten en ik heb veel inspiratie opgedaan uit de gesprekken in de wandelgangen. Verder vond ik de sfeer heel open en prettig. De kwaliteit van het festival lag voor mij vooral daarin.
143
slotdebat
slotdebat
Integrale Tekst
Eugene van Erven: We gaan vandaag improviseren. Niemand op het podium wist dat ze hier zouden moeten plaatsnemen. Dus ik ga ze in verlegenheid brengen. We hebben minder dan 90 minuten doordat onze tijdwaarnemer, zoals vele van jullie weten, heel erg streng is. Voordat we beginnen wil ik eerst zeggen dat het oorspronkelijk de bedoeling was om een compilatie te laten zien van een aantal videofragmenten van het festival, maar dat dit om technische redenen nu niet mogelijk is. We zorgen ervoor dat het beschikbaar komt via de website. Dit is wel erg jammer, omdat de mensen van Tenantspin hard hebben gewerkt om dit voor elkaar te krijgen, maar het is helaas niet gelukt. Daarnaast waren zij niet op de hoogte dat de zomertijd vannacht is ingegaan. Shit happens, zelfs in Rotterdam. Welnu, deze mensen achter me zullen soms gevraagd worden om iets te zeggen. Dat wil niet zeggen dat jullie in het publiek niks mogen zeggen. We hebben een kring gevormd om het zo intiem mogelijk te maken. Wat ik wil zeggen is dat de kring van het publiek gewoon verder gaat met de mensen op het podium. Er zijn geen deskundigen, geen gescheiden relaties. Laten we het gesprek toegankelijk maken voor iedereen. Ik heb een paar stellingen voorbereid, waarvan ik hoop dat ze uitdagend genoeg zijn. Ik zal af en toe wat tijd geven om ze te lezen, terwijl ik ze achter op het scherm projecteer. En ik zal jullie uitnodigen om te reageren. Dit is ook een experiment, zoals zo vele dingen in dit festival. Ik zou graag willen beginnen met een snelle publiekspeiling. Wat was van kwaliteit tijdens het festival en waarom? Heeft iemand een snelle reactie hierop? Publiek: De voorstellingen! Alles! De combinaties. Eugene van Erven: Was de kwaliteit gelijk in alle voorstellingen? Publiek: Er zijn verschillende kwaliteiten. Ton Bevers (Hoogleraar Cultuursociologie, Erasmus Universiteit, Rotterdam): Ik denk dat er twee soorten kwaliteiten zijn. De interne kwaliteit: de ervaringen van de spelers en wat ze hebben meegemaakt om het werk te maken. En de andere, externe kwaliteit is wat het publiek raakt en wat voor invloed dat heeft op het publiek.
145
Eugene van Erven: Volgens Ton zijn er dus twee verschillende soorten kwaliteit. De interne kwaliteit van het proces. En de kwaliteit van de voorstelling en wat er dan gebeurt in de interactie tussen de voorstelling en het publiek. Vrouw in het publiek: Ik zou zeggen dat een deel van de kwaliteit is achtergebleven op de plek en bij de mensen waar de voorstelling oorspronkelijk is gespeeld. En voor wie het bedoeld is. Eugene van Erven: Met andere woorden: je kunt de kwaliteit niet bepalen tijdens een festival. Het is niet hetzelfde als de voorstelling zien in de context en het publiek waar ie voor bedoeld is. Alan May (Bristol, Engeland): In dat geval, moeten we ons afvragen wat de kwaliteit van het publiek is. Eugene van Erven: Wat bedoel je daarmee? Alan May: Ik denk dat het gaat om het kader, om niveaus van begrip, om de waardering voor het proces. Er zijn gezelschappen hier die nogal nieuw zijn en er zijn anderen die reeds verder ontwikkeld zijn, en die dus ook een complexer begrip hebben ontwikkeld over hun werk en het effect dat het op verschillende plekken kan hebben. Zij weten inmiddels ook hoe je moet werken aan specifieke thema’s. Zo is er een enorm verschil aan ervaring. Wanneer we het hebben over kwaliteit, moeten we ook die niveauverschillen aan kennis incalculeren voordat we projecten gaan beoordelen. Kwaliteit is dingen beoordelen volgens de voorwaarden die er op van toepassing zijn. Neil Beddow (ACTA, Bristol): Ik heb het over wijkgericht werk omdat dat vooral is wat ik doe. Alles wat we ontwikkelen is gericht op een bepaald publiek. Dus je maakt iets met een bepaald publiek in gedachten. Willen we zeggen dat wijktheater alleen maar te beoordelen is binnen de context waar het voor gemaakt is of moet het gaan over externe artistieke kwaliteiten? Dat wil zeggen dat het overal gespeeld kan worden voor om het even wat voor publiek? Ik denk dat ons werk vaak op die laatste manier wordt beoordeeld door de Art Council (Raad voor de Kunst) en andere mensen in Engeland die er bepaalde kwaliteitsnormen op na houden en ons daarmee om de oren slaan. Zij zeggen: ‘ja, het is heel goed wat jullie doen, het is waardevol, sociaal werk, maar het is geen hoge kunst’. De vraag die we ons hier moeten stellen is of we ons werk eigenlijk wel als hoge artistieke kwaliteit beschouwen? Of beschouwen we het altijd binnen een bepaalde context, omdat het daarbuiten anders niet werkt? Eugene van Erven: Heeft iemand hier een andere mening over? Met andere woorden: heeft community art in al haar verschijningsvormen – in alle kunstdisciplines, van de audiovisuele kunsten tot de podiumkunsten en nieuwe media – heeft het eigen specifieke criteria? En zijn er inderdaad andere criteria voor de reguliere kunsten?
146
Peter van den Hurk: Ik ben het zeer met Neil eens. Ik denk eigenlijk dat het nog erger is. Soms is het namelijk zo dat als een community art productie een hoog artistiek gehalte heeft, mensen zich afvragen of het dan nog steeds community art genoemd kan worden. (het publiek lacht) Dat is een vreemd iets. Heel ironisch. Je moet voorzichtig zijn dat je geen onderscheid maakt tussen de kwaliteit van community arts en zogenoemde algemeen artistieke kwaliteit. Het is allebei kwaliteit. Als kunstenaar doet iedereen zijn best om het hoogst mogelijke resultaat te bereiken. Wij zijn als community kunstenaars kwaliteitsambachtslieden. Maar niet iedereen zal die kwaliteit op dezelfde plek, op dezelfde tijd en met dezelfde mensen gelijk waarderen. Iedere keer opnieuw is de relatie anders tussen wat we aan tekens de wereld inzenden vanaf het podium en hoe die tekens ontvangen en geïnterpreteerd worden door het publiek.
... En toch worden de reguliere kunst en cultuur nooit gevraagd hun sociale waarde te bewijzen ... Eugene van Erven: Ik wil jullie aandacht nu even vestigen op een uitspraak van François Matarasso: ‘Het is moeilijk om een hiërarchie van artistieke waardes in de kunst objectief te bepalen en nog moeilijker als je daarbij een intercultureel en wereldwijd perspectief hanteert. En toch worden de reguliere kunst en cultuur nooit gevraagd hun sociale waarde te bewijzen.’ Matarasso betoogt dat in een postmoderne wereld er niet langer één autoriteit is die bepaalt wat meer of minder waardevol is binnen de kunst. Alle kunstvormen moeten hun kwaliteit aantonen. Dus als we ook nog eens het wereldwijde interculturele aspect hierin betrekken, hoe reageren we dan op deze stelling? Ik heb gezien dat Ernie aan het knikken was bij Peters opmerking. Waarom knikte je? Ernie Cloma (PETA, Philippines): Wanneer wij, kunstenaars die in Manilla gevestigd zijn, naar de dorpen en wijken gaan, proberen we van hun kunstvormen daar te leren, zodat we ze kunnen gebruiken in hun voorstellingen. En tegelijkertijd proberen we hen niet onze grootstedelijke middenklasse artistieke maatstaven op te leggen. We gaan altijd naar hen toe om te kijken wie ze zijn, en wat voor boodschap ze willen overbrengen naar hun publiek en hoe ze dat willen doen. Na hun eerste doorloop, checken we altijd of ze tevreden zijn met het werk wat ze gedaan hebben. We vragen ze of ze denken dat het nodig is om bepaalde onderdelen bij te schaven. Dan komen wij pas als kunstenaars in actie en leveren ons commentaar dat gebaseerd is op hun eigen aanbevelingen. We werken altijd op basis van respect voor hun suggesties. Eugene van Erven: Ik wil nu verder gaan met Ton Bevers. Jij hebt ons nogal uitdagende definities gegeven van wat kunst is.
147
Ton Bevers: Sommige mensen zijn overtuigd van wat zij denken dat kunst is en geven ons hun mening. Dat is de sociologische definitie van kunst. Ik vertel mijn eerstejaarsstudenten altijd dat er niet één definitie is van kunst die universeel is. Als je naar de kunstgeschiedenis kijkt, naar de kunstwerken en de kunstenaars, is er altijd een andere definitie van wat kunst is. Is het nabootsing, is het realisme, is het expressionisme of impressionisme? Voor mij als socioloog is het glashelder. Er bestaat geen probleem over de definitie van kunst. Er is altijd wel iemand die ergens over kunst praat. Als een leek zegt dat dit geen kunst is, of van goede of slechte kwaliteit, luistert niemand. Maar wat een professional, iemand met een invloedrijke positie in de kunstwereld, iemand die programma’s samenstelt, of selecteert of evalueert, wat zo iemand over kunst zegt is vele malen belangrijker dan wat ik zeg of een leek. Dus het definitievraagstuk is maatschappelijk gezien niet relevant. Naar mijn mening is de vraag ‘Wat is kunst? Of: wat is artistieke kwaliteit?’ niet de juiste vraag. Het is wat mensen zeggen dat kunst is. Op sommige plekken, in een bepaalde periode en vanuit een bepaald oogpunt of machtspositie.
kunst vanuit een strategische plek. Mensen vinden het belangrijk om hun positie te legitimeren. Het is een vraag van insluiting of uitsluiting. Dus moet je je eigen positie in dit werkveld vestigen. Eugene van Erven: Dus je bent het met Matarasso eens: er bestaat niet één maatstaf voor kwaliteit?
... Iedere cultuurtheorie is gerelateerd aan de positie van de persoon die iets zegt over wat kunst is ... Ton Bevers: Hij zegt het als een postmoderne filosoof. Ik zeg dat het een kwestie van positionering is. Het innemen van een positie ten opzichte van elkaar.
Peter van den Hurk: Maar dat is zo relativerend. Wat blijft er dan nog over om over te debatteren?
Eugene van Erven: Hoe reageert Sonja van der Valk hierop? Ze is een kunstcritica. Iemand met een strategische positie in het veld.
Ton Bevers: Wat ik probeer te zeggen is, dat de definitie niet belangrijk is. Maar wat wel belangrijk is, is wat mensen zeggen over kunst. Alles hangt van hun posities af. Iedere cultuurtheorie is gerelateerd aan de positie van de persoon die iets zegt over wat kunst is. Zij zeggen altijd iets over
Sonja van der Valk: Ik heb het initiatief genomen voor het ‘domein voor nieuwe kunstkritiek’. We denken na over kwaliteit in de kunsten en trainen jonge critici hoe ze op nieuwe manieren over kunst kunnen denken en schrijven.
148
149
Eugene van Erven: Omdat je ontdekte dat conventionele critici niet meer in staat zijn om met nieuwe kunstvormen als community art om te gaan. We hebben dus een nieuwe generatie critici nodig die open staat voor nieuwe kunstvormen. Sonja is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat dit van de grond komt. Sonja van der Valk: Ik ben wat optimistischer dan Ton Bevers. Op zijn minst in Nederland is er onder de mensen die bepalen wat kunst is en wat niet en die het geld geven een discussie gaande over wat community art en wat interdisciplinaire kunst is. Waar het om gaat is: ook voor
... Ook voor community art moet je kunnen zeggen wat de kwaliteit is ... community art moet je kunnen zeggen wat de kwaliteit is. Daardoor moet je op zoek gaan naar nieuwe kwaliteitscriteria. Je kunt zeggen: “de mensen die de macht hebben bepalen”, maar wij zijn gevraagd om een dag te organiseren voor leden van de Raad voor de Kunst om te praten over dit soort nieuwe kunstvormen. Natuurlijk heeft het te maken met de processen en macht enz. Maar je moet beginnen met het definiëren van wat de specifieke kwaliteit van dit soort kunst is. Het is heel belangrijk om de achterliggende processen te begrijpen en wat het betekent voor gewone mensen om in een voorstelling spelen. Dit is heel anders dan de criteria die je gebruikt voor reguliere voorstellingen. Je vraagt je nooit af wat betrokken zijn bij een stuk betekent voor een bekende acteur die in Hamlet speelt. Maar wanneer je Hamlet maakt met buurtbewoners dan moet je jezelf deze vraag wel stellen. En ik denk dat dit heel moeilijk is om vast te stellen. Eugene van Erven: Dus de mentaliteit van de mensen die de kunst financieren in dit land is... Sonja van der Valk: ...is aan het veranderen, ja. Maar de instrumenten en criteria die zij gebruiken nog niet Ton Bevers: Maar een verandering in de kunstwereld en verandering van de theorie of verandering van een theorie gaat altijd samen met de verandering van de positie van sommige kunstenaars en van bepaalde kunstvormen. Het kunstwerk zelf komt altijd op de eerste plaats en dan pas komt de theorie en de reflectie. Theorie dient om een sterkere plek te bewerkstelligen voor nieuwe soorten kunst. Dus de sociale functie van theorie is heel belangrijk. Het is altijd gerelateerd aan het verwerven van een positie voor je nieuwe kunstvorm. Daarom moet community arts haar eigen conventies creëren en een eigen taal en termen bedenken om over het werk te praten. Daarom ook moet het niet blijven hangen in een vaag concept van wat kwaliteit is, want aan het eind van het liedje is dat toch nooit meer dan slechts een strategisch concept.
150
Anne van Veenen (maatschappelijk werker, onderzoeker): Ik denk dat we het er over eens kunnen zijn dat community arts een professionele activiteit is. Als het een professionele activiteit is van professionele makers dan moeten ze helder zijn over hun eigen kwaliteitscriteria. Eugene van Erven: Hoe kunnen we dit betrekken op de meiden van infanta, die zichzelf bedruipen en niet professioneel zijn. Is dat dan geen community art? Ron Bunzl (avant garde multimedia kunstenaar die zich nu ook met community art bezig houdt): Ik heb ooit een lezing bijgewoond van een heel belangrijk Duitse kunsthistoricus, Bazon Brok. Volgens hem werkt kunst sinds de Renaissance als volgt: de kunstenaar creëert iets nieuws wat op zijn beurt de maatschappij er toe dwingt om over haar tradities na te denken. Devora Neumark (community artist uit Montreal): Deze vraag speelt ook in Canada. De community arts in Canada worden gefinancierd door de Canadese Raad voor de Kunst, vanuit een afdeling die men ‘inter-arts’ noemt. Deze gaat over financiering van alle vormen van interdisciplinaire kunst, waar community arts dus ook onder valt. De vraag waar we ons hier vandaag mee bezig houden is namelijk groter dan artistieke kwaliteit alleen. Het gaat ook over toegang tot kunstfinanciering. Als we echt goed kijken naar wat het community art werkveld ons werkelijk vraagt, als samenleving, dan moeten we ook kritisch kijken naar wie er toegang heeft tot die financiering. We zijn er nog lang niet. Geert Six (Unie der Zorgelozen, Kortrijk, België): In België hebben we ook zo’n fonds. Ik ben lid van de commissie die subsidie verstrekt Je moet naar België komen. Dan kan ik je geld geven (lacht). In België noemen we community art ‘sociaal artistiek werk’. We hebben al een structuur voor aanvragen en afbakening. Je moet voldoen aan bepaalde criteria die betrekking hebben op het sociale proces en de artistieke resultaten. Maar de artistieke resultaten zijn niet verplicht. Je hebt voldoende tijd om te werken. Je moet alleen aantonen dat je proces kwaliteit heeft. Maar je bent niet verplicht om drie producties te laten zien aan het eind.
... Het gaat ook over toegang tot kunstfinanciering ... Eugene: Dit houdt verband met waar we het eerder over hadden. Voor goede community art heb je veel tijd nodig. Jan Rijnierse (Stut, Utrecht): Ik twijfel of we werken aan nieuwe kunstvormen. Theater als traditie bestaat al 2000 jaar of nog langer. Ik denk dat we het moeten hebben over onze positie in de samenleving en de kwaliteit van onze houding en onze visie op het werk. Van wat ik heb gezien deze week, is het helemaal niet de vraag of het hoge of lage kunst is. We zijn allemaal theatermakers en we zijn mensen die actief zijn in de samenleving. We verbinden ons door ons kunstwerk op een hele speciale manier met mensen.
151
Sonja: Ik denk dat het te maken heeft met terminologie. Het heeft te maken met de verruiming van de kunstdefinitie. Normaal gesproken maakt een kunstenaar iets voor een publiek en de Raad voor de Kunst en de critici beoordelen wat hij of zij heeft gemaakt. Maar wanneer je de kunstdefinitie verbreedt en het participatie aspect van gewone mensen – de niet-kunstenaars – erbij betrekt dan hebben we het over community arts. Beeldend kunstenaar Jeanne van Heeswijk zei ooit: ‘Het gaat niet om mijn manier van denken over de wereld. Ik wil binnen mijn kunst een opening creëren voor visies en ervaringen van meer mensen’. Ik denk dat dat een nieuwe definitie is van kunst. Eugene: Maar er is een verschil tussen een nieuwe kunstvorm (die wijst in de richting van een nieuw genre, nieuwe kunstproducten) en een nieuwe manier van kunst maken.
maken en produceren muziektheater. Sommige producties zijn in het Spaans, andere in het Engels, en sommige zijn tweetalig. Ik weet niet wie van jullie de Bronx kent, met uitzondering van wat jullie in films en foto’s hebben gezien die er doorgaans niet erg mooi uit zien. We hebben twee jaar geleden ons eigen nieuwe theater gebouwd. (wijst naar achter haar geprojecteerde foto). We hebben het pand rechts op de foto en het daarnaast gelegen huis aangekocht. We noemen het la casa blanca, het witte huis. Ja, we hebben onze eigen witte huis. En we hebben een kleine foyer met 30 zitplaatsen waar we lezingen en openbare discussie houden. We hebben een reeks van buurtfeestjes georganiseerd voor de opening. Nu organiseren we zulke feestjes ieder zomer als onderdeel van onze zomerserie. Tijdens de zomer spelen we ook in parken in de buurt en in verderop gelegen streken. Eugene: Wat is je mening over de kwaliteitsvraag?
Emma Durden (PST, Durban, Zuidafrika): Deze discussie gaat terug naar de oude tegenstelling tussen proces en product. Ik denk dat je alleen criteria kunt omschrijven wanneer je bepaald hebt wat je doel van jouw community art is of wat voor soort project het is. Dient het als therapie voor de acteurs, zoals het geval is in het Belgische stuk dat we gisteren hebben gezien? Is het doel om een boodschap over te brengen aan het publiek, wat meer een didactisch doel is, en wat veel lijkt op wat wij doen? Of is het doel om een hoogwaardig kwalitatief stuk te maken om nieuwe
... Alleen wanneer je eerst duidelijk je eigen doelen bepaalt, kun je er criteria voor vaststellen ... publieksgroepen te bereiken en om het misschien zelfs ooit het commerciële circuit binnen te brengen? Dus alleen wanneer je eerst duidelijk je eigen doelen bepaalt, kun je er criteria voor vaststellen. Anders gebruiken we criteria voor de hoge kunsten terwijl wat we eigenlijk willen bereiken is dat mensen gaan praten over wat voor onderwerp dan ook. Luc Opdebeeck (Formaat, Rotterdam): Ik weet vanuit mijn eigen werk dat ik moet luisteren naar de gemeenschap wanneer ik iets maak. Ik weet dat ik heel voorzichtig en heel ethisch verantwoord moet zijn wanneer ik mensen op het podium zet. En ik hoop dat wanneer mensen criteria gaan formuleren dat ze niet dezelfde fout maken als ik in het begin, toen ik niet luisterde en niet voorzichtig was met die mensen. Dus ik hoop dat wij als kunstenaars een duidelijke stem krijgen bij het bepalen van deze criteria. Eugene: Ieder van ons heeft hierover een andere mening. Ik denk dat Rosalba bijvoorbeeld een duidelijk idee heeft wat van wat kwaliteit is in haar eigen werk en in haar artistieke context. Rosalba Rolón: Onze theatergezelschap heet Pregones Theater, een Latino theater in de Bronx, New York. We werken al 20 jaar met een ensemble, met verschillende mensen die komen en gaan. We
152
Rosalba: De afgelopen dagen heb ik mijn hoofd gebroken over dit onderwerp. Wij noemen het bij ons geen kwaliteit, wij hebben het liever over zorgvuldig en ambachtelijk werk afleveren. Iets dat niet meetbaar is in termen van kwaliteit. De acteur, muzikant, componist, ontwerper en de persoon die de kostuums maakt doet zijn werk alsof het iets speciaals is en het beste dat zij kunnen doen. De combinatie van dat alles resulteert in een rigoureuze artistieke praktijk. Wij in de Bronx, New
... Mijn werk rust op de liefde en zorgvuldige ambachtelijkheid van de kunstenaars waarmee we samenwerken ... York, wonen en werken vlakbij Broadway, waar veel mensen altijd aan het vergelijken zijn. En dan heb ik het er nog niet eens over of we het ons wel of niet kunnen veroorloven Broadway kaartjes te kopen. Waar ik werk is dat niet relevant. Wat wel relevant is is dat mijn werk rust op de liefde en zorgvuldige ambachtelijkheid van de kunstenaars waarmee we samenwerken. Wat mij een beetje nerveus maakt tijdens sommige gesprekken van de afgelopen week is dat ik veel mensen hoor discussiëren over de community kunstenaar en de professionele kunstenaar. Ik denk dat er geen tegenstelling of verschil tussen die twee is. Wij maken onze eigen keuzes. We kiezen om kunst te maken voor een bepaalde gemeenschap doordat wij daar vandaan komen. Onze muzikanten en acteurs wonen in het pand achter ons nieuwe theater. We moeten geen tegenstellingen creëren waar ze niet zijn. Grenzen binnen ons werk verschuiven constant. We werken bijvoorbeeld veel met ouderen en organiseren een festival van en voor ouderen in ons eigen theater. Ze spelen zelf en natuurlijk zit er ook ambacht en zorgvuldigheid in dat onderdeel van ons werk. Natuurlijk is het proces anders. Ik eis iets heel anders van hen, ik doe ze heel andere voorstellen dan aan een getrainde acteur die al 10 of 15 jaar in onze gezelschap zit. En zelfs dat is niet belangrijk. Belangrijk is dat we allemaal ons uiterste best doen. Wanneer we eenmaal met onze reet (sorry voor de uitdrukking) op het podium staan willen we het allemaal zo goed mogelijk doen. Allemaal. Dus dat is voor mij waar het om gaat.
153
Eugene: Het is heel belangrijk om te beseffen dat community arts een enorm spectrum omvat. Er zijn verschillende modellen en praktijken binnen dat grote spectrum. Pregones vertegenwoordigt een bijzonder model: een professioneel ensemble maakt voorstellingen voor publiek uit de buurt en doet daarnaast ook participatieve projecten. Dus ze doen meer dan één ding. Community art kan verschillende gezichten en identiteiten hebben. PETA is een ander voorbeeld. Ze hebben ook semiprofessionele voorstellingen voor een middenklasse publiek, maar ook een school voor wijktheater en ondersteunt groepen zoals in Infanta in de provincies. Er zijn dus verschillende mogelijkheden. Teatro Pasmi uit Chili heeft een vergelijkbare combinatie van professionele voorstellingen naast participatief community werk in gevangenissen en verpauperde buurten. In Nederland kennen we deze combinatie niet zo goed. Mia Grijp (Sering, Antwerpen, België): Ik mis iets in de discussie tot nu toe. Ik heb een problemen met het woord kwaliteit. Ik heb in mijn leven veel professionele producties gezien met veel kwaliteit, maar die mij niet raakten. Voor mij is het meest belangrijke de innerlijke vreugde en harmonie op het podium. Er is een verschil tussen op het podium staan omdat het uw werk is of doordat het uw innerlijke drang is. Wanneer het voelt als uw werk en ge gaat van het ene naar het andere theater alleen maar om een stuk te spelen, ge kunt alle kwaliteit en alle mogelijkheden hebben die ge maar wilt, maar ge zult nooit de harten van het publiek raken. Wanneer ik de innerlijke vreugde zie – en
... Als we het over kwaliteit hebben en er praktisch over nadenken, vraag ik me af waar de jonge schrijvers zijn en de nieuwe regisseurs ... het maakt mij niet uit of het realistisch of surrealistisch is, of professioneel of niet - wanneer ik geraakt wordt door datgene waar ik naar kijk, dan is dat voor mij de kwaliteit. Eugene: Je noemt een criterium: wanneer iemand jou raakt doet dat iets positiefs met jou. Dat is een kwaliteit. Roel Twijnstra (Waterhuis jeugdtheater, Rotterdam): Ik ben het eens dat je geraakt wilt worden. Maar hoe bereik je dat? Als ik terugkijk naar het festival denk ik dat er echt wat veranderd is in vergelijking met de eerdere festivals, omdat deze aflevering heel erg hot, jong, cool en sexy was. Ik heb het niet over de leeftijd van de mensen die de voorstellingen hebben gespeeld. Omdat de dames van Pendrecht sexier zijn dan veel jonge mensen die ik ken. Maar het publiek was vol en gemixed, heel erg divers en er is iets belangrijks aan de hand. Jullie schrijven geschiedenis met dit festival. Wat er gebeurt is dat er meer interesse is in de onderwerpen van alle voorstellingen. Mensen zijn hier om erachter te komen wat er werkelijk gebeurt. Dat betekent dat er veel interesse is in wat er gebeurt in de samenleving. Dus, als we het over kwaliteit hebben en er praktisch over
154
155
nadenken, vraag ik me af waar de jonge schrijvers zijn en de nieuwe regisseurs? Hoe passen ze in dit verhaal? Wat moet er veranderd worden in de kunstvakopleidingen?. Cees Bavius (BAF, Dordrecht): Een van de meest belangrijke dingen om te beseffen over community art is dat we nieuw repertoire aan het creëren zijn. We creëren geen nieuw soort theater, maar nieuw repertoire. We werken met mensen die niet naar het theater gaan. Ze kunnen geen Hamlet spelen. We werken op een andere manier met ze. Dat is wat we aan het doen zijn. Daar moeten wij op beoordeeld worden, op ons repertoire.
aspecten. Maar wanneer het geld vanuit de sociale sector komt, dan is de artistieke output alleen een effect, maar het proces het hoofddoel. In de sociaal-artistieke sector is het artistieke eindproduct en het proces gelijkwaardig. Wanneer je het geld krijgt van de sociale sector voel je je meer op je gemak als community kunstenaar, omdat je geen verplichtingen hebt. Je verplichting is om te werken op een sociaal niveau en natuurlijk is er ook een output resultaat. Maar dat wordt niet beoordeeld door reguliere critici of volgens normale economische criteria (kaartverkoop)
... We creëren geen nieuw soort theater, maar nieuw repertoire ...
Cees Bavius: Ik word al 10 jaar gefinancierd met sociale gelden. Maar het is iedere keer moeilijk om uit te leggen wat er gebeurt tijdens een proces. Ze zien de voorstelling en ze vinden het leuk, maar ze blijven zich afvragen wat er gebeurt tijdens het proces. Het is zo moeilijk om uit te leggen. Er gebeuren zoveel dingen.
Matt Smith (Community Drama Studieleider, LIPA, Liverpool, Engeland): Voor mij is het heel belangrijk om kwaliteit te zoeken in de praktijk vóór een productie of een voorstelling. Als er geen kwaliteit is in het proces dan kan het zo maar zijn dat het stuk zelf ook niet zo geweldig wordt. Maar soms is dat moeilijk om te zien. Er is een fantastische hoeveelheid kwaliteit in dit festival. Maar het is te moeilijk om te zien wat de kwaliteit van het proces is dat van te voren in die productie is gaan zitten. Ik denk dat voor community drama en community arts de kwaliteit van het proces op een bepaalde manier belangrijker is dan het resultaat. Op dit festival zetten we deze dingen voor het publiek en dan wordt het belangrijkste wat de ervaring voor de toeschouwers hier is geweest.
Sonja: Met alles wat jullie zeggen over proces en kwaliteit blijven jullie jezelf vergelijken met de gevestigde kunsten. Je moet je eigen criteria definiëren. Wat is kwaliteit voor jou? En dan kun je zeggen, ‘ik wil kwaliteit creëren zoals Pregones het doet in de Bronx’, en dan kan je mensen uitnodigen om het te beoordelen, critici of andere mensen. Ze moeten op basis van het product en van wat ze van een proces weten kunnen zien of het goed is of niet. Ze moeten daarbij ook in ogenschouw nemen wat ze van de ambachtelijkheid van de maker weten en van de mate van participatie van de deelnemers. Je kunt zien of een regisseur geslaagd is of niet, want als hij teveel van de mensen vraagt dan is hij geen goede regisseur. Hij is een goede regisseur als hij in staat is een omgeving te creëren waarbinnen mensen kunnen groeien.
Een ander punt dat voor mij heel belangrijk is, is de kwestie van garantie van kwaliteit. Het is het meest veeleisende en potentieel meest gevaarlijke aspect van dit werk: dat er soms helemaal geen garanties zijn . En dat houdt verband met de vraag naar veiligheid.
Peter van den Hurk: Ik vergelijk mezelf niet met het reguliere theater. Het is juist het reguliere theater dat mij dwingt tot deze vergelijking. (applaus). Hoe kunnen we ons verzetten tegen deze vergelijking? Niet zo lang geleden was ik aan het praten met een heel belangrijke persoon in de Rotterdamse gemeenteraad. Het was aan het eind van een debat en ik zei, ‘het beste wat jij kan doen is mij gewoon het geld geven en verder je mond houden, omdat je geen flauw idee hebt van wat ik doe en je zal het ook niet weten zolang je niet zelf in dit werk zit.’
Eugene: Heeft dat te maken met fondsen die community art subsidiëren? Ze willen garanties voor sociale resultaten, met harde bewijzen. Matt Smith: In een bepaald opzicht wel ja. Maar het gaat nog meer over de praktijk van een proces en hoe je omgaat met groepen deelnemers. Hoe kan je dat garanderen. Want die praktijk zit vol risico’s, vind ik. Eugene: Nog niet zo lang geleden sprak ik met François Matarasso en hij zei dat we moesten afstappen van de obsessie met effectmeting. Want dan wordt kunst te mechanisch. Alle keuzes die je als kunstenaar dan maakt worden gedaan met een effect in gedachten. En kunst werkt niet op die manier. Kunst moet spontaan zijn. Reactie uit het publiek: Waar moet het geld dan vandaan komen? Geert Six: Wanneer je geld krijgt vanuit de kunstsector is het normaal dat je kijkt naar de artistieke
156
... Dit is zo goed, het kan geen community theater zijn ... Roel heeft ook gelijk. Al dit gedoe over kwaliteit gaat ook over ontwikkeling. We hebben net gekeken naar de beelden van het Pregones Theater. Jullie hebben in 2003 in ons festival gespeeld. En weet je wat de mensen toen zeiden? ‘Dit is zo goed, het kan geen community theater zijn.’ En wat is het geheim van jullie kwaliteit? Het geheim van jullie hoge niveau en hoge maatstaven is dat jullie het geluk hebben je te kunnen omringen met zeer getalenteerde mensen die weten wat ze aan het doen zijn, waarom ze iets doen, en waarvoor. En ze doen het op een perfecte manier. Makkelijk zat: dat is de kwaliteit.
157
Eugene: Cees zei het en jij zegt eigenlijk hetzelfde: ‘Ik kan niet uitleggen hoe we werken.’ Ik denk dat er een heel belangrijke rol is voor onderzoek en documentatie. Jullie zeggen allemaal dat we de mensen die ons subsidiëren en beoordelen moeten laten zien hoe onze artistieke werkprocessen verlopen.
... De mensen die ons subsidiëren en beoordelen moeten we laten zien hoe onze artistieke werkprocessen verlopen ... Vrouw uit het publiek: In plaats van dat wij erover praten, zouden we de mensen met wie wij werken erover moeten laten praten. Wij zijn alleen partners in het geheel. Wij kunnen ons werk niet verdedigen zonder dat wij de stemmen van de mensen met wie wij werken laten horen. We praten er met elkaar over, met de mensen die de show gemaakt hebben, en met de mensen die er in spelen. Het probleem met veel mensen in de kunstwereld is dat ze niet praten met mensen van buiten de kunstwereld. Ze zijn zoals wij het in Engeland zeggen: ‘vooral met zichzelf bezig’. In Engeland hebben we veel tijd besteed aan het bouwen van een ontmoetingsplek rondom de sociale vraagstukken waar zowel mensen uit de kunstwereld als van daarbuiten samen komen. Zo komen ze in aanraking met het werk, met ons en met onze deelnemers. Door dat te doen beginnen zij het te begrijpen. Op deze manier zijn zij niet meer de mensen waar wij om geld komen bedelen, maar worden ze tot partners waar we mee samenwerken. Eugene: We moeten de stem van de mensen met wie wij werken erbij betrekken. En dat is natuurlijk het probleem hier. Wij trekken ons zelf en ons werk uit de oorspronkelijke context waar het is ontstaan en waar het voor bedoeld is. Luc Opdebeek: Als je naar de thema’s van het festival kijkt - van de PETA voorstelling tot de ZuidAfrikaanse voorstelling en de Nederlandse voorstellingen – gaan ze allemaal over sociaal onrecht.
... Ik geloof in sociale verandering. Omdat anders voor mij als kunstenaar mijn werk geen doel heeft. Dat is voor mij kwaliteit ... In het theater hebben we instrumenten om mooie muziek en leuke dialogen in onze voorstellingen te verwerken, maar deze instrumenten, waarom gebruiken wij ze? Ik geloof in sociale verandering. Omdat anders voor mij als kunstenaar mijn werk geen doel heeft. Dat is voor mij kwaliteit. Is er iets veranderd met de doelgroep waarmee ik werk? Is er iets veranderd in de positie van de daklozen waarmee ik werk of voor de mensen in Pendrecht? Dat is het criterium voor mij.
158
Eugene: Dus, stellen wij onze doelen en bepalen wij de kwaliteit van ons werk door te meten hoe goed wij onze doelen bereiken? In jouw geval is dat misschien een sociale verandering, voor Mia is dat harmonie en innerlijke vreugde op het toneel en een toeschouwer die geraakt wordt, voor iemand anders kan het weer wat anders zijn. Rosalba: Mijn bevestiging komt in ieder geval niet van de New York Times. Het komt van een collega die ik respecteer en die mij zegt dat hij mijn werk mooi vindt. Het komt van het kijken naar de voorstellingen hier en dan zeggen: “verdorie, ik doe dus ook goed werk thuis”. We hebben een binding met elkaar en we moeten hier de bevestiging voor ons werk vinden, niet voor de reguliere kunstwereld of voor welke stroming dan ook. Eugene: Khabela, je hoofd moet zeker duizelen van al dat gepassioneerde gepraat over subsidies, iets waar jij waarschijnlijk nooit mee te maken hebt. En jij ook niet op de Filippijnen, Ernie. Kunnen jullie je visie geven over wat jij tot nu toe hebt gehoord? Bheki Khabela (PST, Zuid Afrika): Ik heb veel gehoord over kwaliteit en dat soort termen. Maar voor mij als toneelspeler, is het heel anders: wij kijken altijd naar onszelf in de ruimte waar wij ons werk creëren, niet naar de kantoren waar ze besluiten wat de juiste term of de juiste kwaliteit is. Wat voor ons werkt als toneelspelers is wat wij met de mensen delen. Wij geloven dat wij op een bepaalde manier hun houding moeten veranderen. Dat is de kwaliteit waar wij in geloven.
159
Het maakt niet uit of ik werk met een acteur die voor het eerst op het podium staat. Als we maar op hetzelfde niveau staan wat het overbrengen van die boodschap betreft. Dat is voor mij waar de kwaliteit ligt. Ernie: Wij in PETA starten altijd vanaf het punt waar de mensen waar we mee werken zich bevinden. Wij verzamelen hun verhalen en hun plaatselijke kunstvormen. En we brengen deze samen en werken dan gezamenlijk een proces door. Daarom kan ik me vinden in Mia’s criteria van innerlijke vreugde, harmonie en warmte. Zij moeten blij zijn met wat ze gemaakt hebben. Maar vaak voelen ze ook de noodzaak om hun werk artistiek te versterken. Om dat aan te pakken doen we eerst altijd een besloten try-out voordat we met een stuk de openbaarheid ingaan. We nodigen bijvoorbeeld de ouders van de spelers uit van de lokale gemeenschap om te reageren op de productie die we met de jongeren aan het maken zijn. Ze geven hun opmerkingen en dan vragen we de jongeren om hierop te reflecteren. We moedigen ze niet aan om zichzelf te vergelijken met het reguliere theater. En heel belangrijk voor onze artiesten van het reguliere theater is dat wij ze niks opleggen. We proberen om ze bewust te maken van de schoonheid van de kunst in hun eigen gemeenschap. De schoonheid van hun kunsttradities, zodat ze zich met hun eigen culturele wortels kunnen identificeren. Wanneer zij dit kunnen, voelen wij dat dit al een kwaliteit op zich is. Eugene: In jouw geval is kwaliteit heel erg collectief en plaatselijk bepaald. Misschien zelfs democratisch. In het westen zijn het vaak de kunstenaars zelf die de artistieke kwaliteit bepalen, de esthetiek.
... Het maakt niet uit of ik werk met een acteur die voor het eerst op het podium staat. Als we maar op hetzelfde niveau staan wat het overbrengen van die boodschap betreft. Dat is voor mij waar de kwaliteit ligt ... Devora Neumark: De term community art zet de gemeenschap vóór de kunst. Wat als het thema van dit gesprek bepaald zou zijn door de gemeenschap in plaats van door een kunstenaar of projectleider? Het gesprek zou dan heel anders gaan. Ik zeg niet dat het beter of slechter zou zijn. Ik vraag ons alleen om daar heel voorzichtig mee te zijn. Het kan zo maar zijn dat als mensen uit de gemeenschap worden uitgenodigd om aan dit gesprek deel te nemen dat het accent totaal anders wordt. Eugene: Uiteraard, als we dit gesprek in Pendrecht zouden houden, nu op dit moment, met al die mensen daar... Devora: En Pendrecht zelf bepaalt of het dit gesprek wel wil voeren...
160
Neil Beddow: Ik denk dat het probleem is dat we ons zorgen maken dat we onszelf definiëren met andermans definitie van wat kwaliteit is. En blijkbaar reageren wij daar nog steeds op in plaats van te denken over wat die buitengewone, bijzondere dingen zijn die ons werk zo fantastisch maken. Ik denk dat dat de kwaliteiten zijn waar we het hier over zouden moeten hebben. Eugene: Kun je er een paar noemen? Neil Beddow: Ik denk dat het eerste woord ‘e-quality’ zou moeten zijn, ‘gelijkwaardigheid’. Omdat het werk dat wij doen de waarde erkent van mensen die normaal gesproken geen toegang hebben tot de kunsten of daar niet in betrokken worden. Of zichzelf niet zien als kunstenaar of als iemand die anders en bijzonder is, van een beter of hoger niveau dan de mensen waar hij mee werkt. Hij ziet zichzelf als een teamgenoot, als een gelijkwaardige partner in het scheppen van iets. En ik denk dat dat iets is wat al ons werk voedt. Het gaat niet over een persoon die beter is dan een ander. Het gaat over wat we samen kunnen doen, wat voor soort samenwerkingsverbanden we kunnen aangaan. Om dit bijzondere ding te maken dat de optelsom is van de ideeën van vele mensen. Ton Bevers: Tot nu toe hebben we gedebatteerd over de voor- en nadelen van vergelijken. Ik denk dat we onszelf hier niet hoeven overtuigen van de kwaliteiten van community arts. Het is goed om erover te discussiëren maar ik denk dat het niet zo moeilijk is om het er over eens te worden. Maar volgens mij is de sociale context wel heel belangrijk: jullie zijn allemaal spelers in het veld. En jullie zijn niet de enigen. De community kunstenaars, de professionele mensen die erbij betrokken zijn, zij zijn allemaal een onderdeel van de sociale context. In dit werkveld zijn er andere belanghebbenden en het is heel belangrijk om acceptatie, erkenning, een reputatie te vestigen en steun van anderen te krijgen. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is voor community arts: zichtbaar te worden als belangrijke speler in deze sector. En daarbij moet je zelf het voortouw nemen bij het bepalen van wat kwaliteit is, zodat niemand anders het voor je gaat bepalen. Cees: Ik nodig nooit andere professionals uit naar mijn première, want als zij komen, komen ze aapjes kijken. Ze zeggen: “Ach, jullie werken met echte wijkbewoners” en dan zien ze alleen hun vooroordelen over deze mensen bevestigd, niet de voorstelling, laat staan de kwaliteit. Ze hebben hun eigen kijk en zullen zich daaraan vasthouden. We moeten hun manier van kijken veranderen. Anne: Ik ben het hier niet mee eens. Ik denk dat Sonja een goed punt heeft. Je moet je eigen criteria bepalen. Maar je moet die criteria wel expliciet maken Rien Sprenger (Community Art Lab, Utrecht): Ik steun Sonja’s voorstel ook. Wij vertegenwoordigen allemaal het beroepsveld hier. Wij moeten onze maatstaven zelf ontwikkelen op basis van interne kritiek om zodoende een onderscheid te kunnen maken tussen verschillende kwaliteiten en niveaus van kwaliteit. Als we dat niet doen, dan doen andere minder gekwalificeerden dan wij
161
dat voor ons. En Peter heeft gelijk: ze kennen het werk niet. Maar als wij het niet kunnen doen, kan niemand het. Ton Bevers: Ik ben nieuwsgierig om te weten of dit nu een typisch Nederlands probleem is: de erkenning van community arts binnen de algemene kunstwereld? Hoe is dat buiten Europa? Emma: In Zuid-Afrika hebben we dit debat niet. Het is puur academisch. Voor ons gaat het allemaal om effect. Ik denk dat het handig zou zijn om te kijken naar de kwaliteit van het effect. Het enige criterium dat van belang is bij ons is e-quality, gelijkwaardigheid. Het heeft ook met authenticiteit
... Wanneer er meer aanbod is dan zal de kwaliteit vanzelf vooruit gaan, doordat het publiek dan kan kiezen ... te maken. Is er een authentiek moment geweest op het podium dat een effect teweeg bracht, plezier veroorzaakte, warmte, emotie, al die dingen waar we het eerder over hadden. Al deze dingen komen terug wanneer je naar de impact kijkt. En de Wereldgezondheidsorganisatie heeft ook goede criteria, zoals het ontwikkelen van documentatie. Hun website over erfgoed is klein maar het kan handig zijn om daar eens te gaan kijken naar de soort criteria die ze hebben ontwikkeld en zo zelf ook een begin te maken met het ontwikkelen van onze eigen criteria. Misschien kunnen we op basis van deze bijeenkomst beginnen met een of ander communicatiemiddel zoals een nieuwsbrief voor degene die geïnteresseerd zijn in het ontwikkelen van criteria die we dan misschien kunnen presenteren tijdens het volgende festival zodat we dan kunnen zeggen: OK, voldoet alles aan deze criteria? Liever dat dan alleen vandaag eventjes goede dingen bedenken en zeggen en vervolgens naar huis gaan en alles vergeten. Stefan van Hees (Rotterdams Wijktheater): Ik denk dat er niet genoeg community kunstenaars zijn om een breed werkveld te creëren. We hebben meer werk nodig zodat het publiek kan kiezen waar ze naar toe willen. Nu zijn ze heel blij wanneer er iets gebeurt in de buurt; het maakt niet uit wat het is, ze gaan er naartoe en ze vinden het fantastisch. Want het is namelijk de eerste keer dat ze bereikt worden door iemand die iets wil doen in hun gemeenschap. Wanneer er meer aanbod is dan zal de kwaliteit vanzelf vooruit gaan, doordat het publiek dan kan kiezen. Daarom denk ik dat je meer moet investeren in kunstenaars die in de wijken willen gaan werken. Want de community kunstenaars die ik hier om me heen zie zijn nogal oud. Kijk maar even om je heen. (gelach).
Eugene: Heel goed punt. Mooi bruggetje om jullie eraan te herinneren dat hier veel nieuwe community kunstenaars in de zaal zitten: het hele tweede jaar van het Community Drama programma van de Liverpool Institute of Performing Arts bijvoorbeeld. Man uit het publiek: In Engeland hebben we veel community arts activiteiten en nog steeds bepalen de fondsen wie wat krijgt. Zolang je afhankelijk bent van subsidie om je werk te doen zal het niet van zelf gebeuren dat wanneer er veel gebeurt dat je automatisch ook betere kwaliteit krijgt. Stefan: Wanneer er meer mensen zijn die daar willen werken, moeten de subsidiegevers wel reageren. Man uit publiek: Mogelijk. Of ze zullen hun eigen ideeën opleggen van wat zij denken dat jij zou moeten doen. Peter: Dus wat voor strategie hebben we dan nodig om het aanbod te verhogen, het repertoire, het aantal voorstellingen?
Eugene: Stefan, je let niet op. We hebben net gehoord dat oud heel sexy kan zijn… Stefan: Sorry, dat is waar. Maar wanneer je de kwaliteit wil vergroten moet je in de toekomst investeren. Dat is ook een proces.
162
Rien: Ik weet nog dat we 30 of 40 jaar geleden dezelfde discussie hadden over jeugdtheater. Het ging over pedagogiek, methodiek, artisticiteit en over vechten tegen het reguliere theater. De Nederlandse jeugdtheatersector moest haar eigen criteria ontwikkelen om de nationale commissie
163
te overtuigen van haar verschillende kwaliteiten. Dat heeft meer dan 20 jaar geduurd, maar nu als je het over jeugdtheater hebt is Nederland één van de landen met de hoogste kwaliteitscriteria. Dus het heeft tijd nodig om te groeien. Wouter van der Haak (wijktheater Delft): Ik kom uit Delft waar we al vijf jaar een community artprogramma hebben, gesubsidieerd door de gemeenteraad. We merken dat er veel mensen zijn die op dit terrein willen werken, ook professionals uit de reguliere kunsten. Dus al dat gepraat over het slachtoffer zijn van de mainstream, hou daar alsjeblieft mee op. Val ons er niet mee lastig: wij willen gewoon aan de slag.
... Laten we in godsnaam van onze kansels afdalen, de mouwen opstropen en gewoon aan de slag gaan ...
Roel: Ik denk dat er over 10 jaar hier nog steeds een festival zal zijn. Er is subsidie en heel veel kwaliteit en dan zal ik hier zitten en me afvragen waar de mensen zijn die deze manier van kunst maakten simpelweg omdat ze dachten dat het nodig was. Fuck de kwaliteit! Het is onverdraaglijk. Het is hetzelfde als wat er is gebeurd met het jeugdtheater. Eugene: Ik ben bang dat we dit moeten afronden. Ik weet dat zulke debatten frustrerend zijn doordat je niet alles kunt zeggen wat je wilt. We moeten kijken naar manieren om dit gesprek voort te zetten, virtueel of op een andere manier. Hopelijk zullen velen van jullie terugkomen over drie jaar en dan niet hoeven zeggen: ‘waar zijn die mensen die dit werk deden simpelweg omdat ze het nodig vonden?’ Dus Roel, ik hoop dat je ongelijk krijgt en dat er dan nog steeds een heel levendig en nog groter community artveld zal zijn. Ik hoop jullie daar allemaal weer te zien. Peter: Vóór de slotvoorstelling in de grote zaal, is er thee voor iedereen in het café. Er is genoeg stof om over na te denken en voor nu: genoeg gepraat! Om met Neil Beddow te spreken: ‘Laten we in godsnaam van onze kansels afdalen, de mouwen opstropen en gewoon aan de slag gaan.’
Ik heb met veel fondsen gesproken. Ze hebben allemaal veel geld dat ze willen uitgeven. Ze wachten op ons om te zeggen wat de criteria moeten zijn waarmee ze ons werk kunnen beoordelen. Ik denk dat het makkelijk is om zo’n lijst criteria op te stellen. Eugene: Je hebt jezelf net een taak gesteld. Schrijf een stuk en wij zullen het rondsturen. En hoe zit het met de stemmen van jonge mensen in de zaal. Jongeman: Ik denk dat het heel belangrijk is om zo extreem mogelijk te zijn in de theatervormen waar we mee werken. Want als ik community art zie, dan denk: ‘dat is heel mooi, ze hebben dat sociale proces, en dat is goed. Maar een professioneel iemand kan het beter’. Dan denk ik dus dat het geen goede kunst is. Maar als ik iets zie en denk dat een professioneel iemand dit nooit voor elkaar had kunnen krijgen, omdat het uit een sociaal proces komt en het echt is en ik het geloof, dan is dat iets nieuws voor mij: een nieuwe vorm, een nieuwe taal. Vrouw uit het publiek: Het schrijven van een strategie voor community art is allemaal goed en wel. Maar er wordt hier heel veel gesproken vanuit het wijktheater. Vergeet niet dat er meer is dan podiumkunsten alleen. Dus neem in jullie strategieën alstublieft ook de beeldende kunsten mee. Eugene: Goed punt. Dit festival bevatte vooral veel podiumkunsten en minder van de andere kunstdisciplines. We hebben ons best gedaan om dat te integreren, maar ik denk dat we voor het volgende festival nog beter ons best moeten doen op dat vlak. Luc: Wat we nodig hebben is een goede opleiding voor nieuwe community kunstenaars. Maar we moeten ook nodig nadenken over wat we in zo’n curriculum moeten opnemen. Want dat zal de basis zijn waar alles vandaan zal komen.
164
165
atafelenN
Natafelen
3 Theoretische Reacties op het Debat Petra Kuppers, 4 september 2008 Petra Kuppers is Associate Professor of English aan de University of Michigan in Ann Arbor. Ze combineert een academische carrière met die van community danschoreograaf. Ze is auteur van 'Community Performance: An Introduction' (London: Routledge 2007) en samen met Gwen Robertson van 'The Community Performance Reader' (Routledge 2007). Als wij samen komen, community kunstenaars in wat voor vorm dan ook, schijnen we altijd terug te komen bij definities. Wat is community art? Wat is goede community art? Misschien is dat wel typisch voor jonge kunstvormen (hoewel sommige mensen zeggen dat community art in de vorm van volkskunst net zo oud is als de mensheid). In dit commentaar wil ik me concentreren op twee gebieden die in het slotdebat wat onderbelicht blijven en die misschien wat makkelijk boven komen drijven als men in de stilte van je eigen gezelschap over dit soort dingen nadenkt: hoe sommige kunst juist buiten bestaande definities moet opereren om productief te blijven en hoe we fondsen, programmeurs en festivalproducenten tot deelgenoot kunnen maken in deze chaotische neiging tot definiëring. Wij vragen ons hier af wat kwaliteit is. De meesten van ons zijn heel stellig als we zeggen dat we per sé niet willen dat fondsen en vertegenwoordigers van de mainstream de criteria daarvoor bepalen. Sommigen van ons roepen dat deelnemers daar wat over te zeggen zouden moeten hebben. Maar zou community art ook niet de tradities moeten uitdagen en het hele begrip kwaliteit, dus ook wat deelnemers vinden als kwaliteit moeten beschouwen? Onze deelnemers – en wijzelf – zijn ons hele leven al gevoed door de culturen die ons gebaard hebben en door de commerciële culturen die ons omringen. Hollywood, Broadway, Nationale Theaters, volkskunst, films, televisie: zij beïnvloeden allemaal onze ideeën van wat goede entertainment en kwaliteitskunst is. Hoe zou het zijn als we zeggen dat het juist de missie van community arts kan zijn om de bestaande categoriën en grenzen van de kunst te verbreden en bijvoorbeeld vraagtekens te zetten bij de nadruk op geslotenheid, op narrativiteit en spektakel van bestaande kunstvormen?
166
167
Ik geef toe dat ik heel ongeduldig word bij sommige verteltradities, niet omdat ik de verhalen van oude mensen niet waardeer, maar omdat ik zoveel van wat ik vandaag de dag aan verhalen hoor zo voorspelbaar vind. Vaak zijn verhalen van mensen zo generiek: worden het automatisch verhalen van persoonlijke overwinningen, verhalen die niet ingebed worden in een breder cultureel, ruimtelijk of ecologisch kader. Niemand durft naar voren te stappen en te zeggen: ‘Ik vind jouw verhaal niet spannend.’ Kwalitatief hoogwaardige community arts, zou er volgens mij voor zorg moeten dragen dat dit soort verhalen samen met anderen getransformeerd worden, dat ze verder gaan dan simpele zelfexpressie en zo tot nieuwe persoonlijke en sociale gezangen groeien. Dit soort nieuwe gezangen zouden dan als een soort van trance kunst kunnen fungeren: moeilijk te horen en begrijpen, met woorden die het hart sneller doen kloppen zonder dat het brein al snapt waarom en die een waarheid bevatten die niet zichtbaar is maar toch aanwezig. Sommigen van ons maken theater, anderen dans, beeldende kunst of teksten en iedereen vindt tijdens de maakprocessen prachtige momenten vol van gemeenschapszin en poëzie. Anderen onder ons – en vaak degenen die het meest kwetsbaar zijn in de ogen van de fondsen – maken dingen die niet in bovenstaande categoriën passen, of die geen of weinig tastbaars achterlaten, maar die toch ook het soort momenten veroorzaken waar Mia Grijp over sprak: innerlijke vreugde en harmonie. Natuurlijk is het een enorme bevestiging van wie je bent als je je eigen verhaal in het openbaar uitspreekt of speelt. Maar community kunstenaars scheppen ook momenten die niet in de openbaarheid plaatsvinden, waar ver weg van het podium en de lampen iemand een versluierd, donker, geheim verhaal fluistert dat nooit tot een gestructureerd scenario zal uitgroeien. Iets fragiels of vrolijks kan ook gecreëerd worden in de wetenschap dat het soms moeilijk is om in het openbaar te spreken. Voor mij wordt er zoveel community art gemaakt in de vorm van poëtische dialogen die tijdens het gezamenlijk drinken van een kopje thee ontstaan. Of terwijl we in een stadspark staan, in een verlaten hoek, en iedereen daar zijn neus de wind in steekt en zich concentreert op het voelen van hoe de adem van de wereld de allerkleinste haartjes van ons lichaam optilt. Is kunst niet aandacht? Uitdrukking? Vormgegeven gevoel? Een nieuwe wereld? De oude structuren van galerie, theater, dansvloer, of bijbehorende verschijnselen als maskers, kostuums en mythes kunnen daarbij helpen of hindernissen opwerpen. Geen van hen is nodig voor deze basis van alle kunst: transformatie. Als jullie allen met elkaar jezelf boven de aarde laat uitstijgen, of in de aarde laat zinken, al is het maar voor een minuut, de verandering je botten inzingt, dan heb je kwaliteits community art gecreëerd. Maar ieder praktisch persoon zal zeggen: hoe kan dit bijna mystieke idee van kunst als transformatie van nut zijn als we met fondsen rond de tafel zitten? Peter van den Hurk zei tegen één van die fondsen: ‘het beste wat je kunt doen is mij het geld geven en verder je mond houden, want je hebt geen idee wat ik doe en zult het ook nooit snappen zolang je dit werk niet zelf doet.’ Dus laten we dat dan doen: de mensen van de fondsen zelf aan het werk zetten, al is het maar eventjes. Zij zijn
168
ook menselijk. Ze zijn ook goede mensen die hun best doen om beperkte sommen geld zo goed mogelijk te verdelen. Velen hunkeren naar advies en bruikbare criteria. Dus zeg ik: nodig ze uit. Laat ze zien wat het nut van jullie werk is. Laat de deelnemers aan een wijktheaterproductie eens een sessie voor vertegenwoordigers van fondsen leiden, laat ze een workshop zien of meemaken, laat ze de beperkingen ondervinden, de dromen van de deelnemers aanhoren, de plaatsen ervaren waar zij boven zichzelf uitstijgen. Geef die vertegenwoordigers van fondsen een structuur waarbinnen ze bijvoorbeeld even kunnen zingen op een podium, al is het maar voor een minuut of twee, zodat ze ook uitdrukking kunnen geven aan hun eigen droom. Sta ze toe een toespraakje te improviseren over de warmte die ze ooit van hun grootmoeder aan de oever van een meertje ontvingen, voor een publiek dat aan hun lippen hangt. Ik weet zeker dat ze het dan wel snappen. Natuurlijk hebben dit soort mensen vaak weinig tijd. In dat geval moet je improviseren. Als er één methode is die alle community kunstenaars verbindt dan is het wel improvisatie: buiten de bestaande choreografiën dansen, buiten het canvas om schilderen en buiten de deur werken. Niemand verwacht dat kunstenaars gehoorzaam zijn. Iedereen verwacht dat wij creatief zijn. Dus laten we die uitdaging aangaan, zowel in onze aanvragen en in onze project- en procesverslagen als in onze kunstpraktijk. Worden wij zelf door onze kunst getransformeerd? Transformeert het buurten en mensen die daar wonen op manieren die niet voorspeld kunnen worden door gerationaliseerde prognoses en steriele projectplannen, maar juist door tijd, ruimte, ziel en geest van mensen die zelf op die plekken met transformatie bezig zijn? Verandert kunst onze wereld? Dat zijn voor mij de ware criteria voor kwaliteit in community art.
Grant Kester, 19 oktober 2008 Grant Kester is Associate Professor in de Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Californië te San Diego. Hij is auteur van 'Conversation Pieces: Community + Communication in Modern Art' (Conversatiestukken: Gemeenschap + Communicatie in Moderne Kunst) dat in 2004 door de University of Calirfornia Press werd uitgegeven en dat inmiddels wordt beschouwd als een baanbrekend werk voor het hernieuwde theoretische denken over community art. Wat me vooral opviel in jullie debat is dat een aantal opmerkingen sterke overeenkomsten vertoont met actuele discussies binnen de beeldende kunsten ten aanzien van engagement en relationele esthetiek. Ik wil dat hieronder wat nader uitwerken met betrekking tot het thema ‘kwaliteit’. Het kwaliteitsvraagstuk komt in de beeldende kunsten regelmatig ter sprake in relatie tot activistische of community kunst, die in tegenstelling tot avant-garde kunst vaak als naïever wordt neergezet, of als idealistischer, minder rigoureus gemaakt, minder kritisch en daardoor makkelijker te misbruiken door de gevestigde orde. Met betrekking tot de mainstream of avant garde zijn er overigens maar weinig critici en kunstwetenschappers die bereid zijn om concrete kwaliteitscriteria te formuleren. Maar ze hanteren
169
wel een ‘evaluatief ‘kader, dat ze als natuurlijk of universeel presenteren en dat vooral door de poststructuralistische theorie beïnvloed is. In dat (poststructuralistische) licht beschouwd is ‘goede’ kunst, kunst die bestaande betekenissen en identiteiten uitdaagt of ondermijnt. ‘Slechte’ kunst functioneert daarentegen om bestaande betekenissen te bevestigen. Dit denkbeeld hebben we (in het westen althans) geërfd van de modernistische kunst, die zich afzette tegen een vastgeroest beeld van pre-moderne kunst als statisch en behoudend. In die rangschikking functioneert de pre-moderne kunstenaar slechts in een toegevoegde of ondergeschikte rol aan die van de moderne kunstenaar. De premoderne kunstenaar kan namelijk in deze optiek nooit reflectief, afstandelijk of kritisch zijn, maar slechts afhankelijk van anderen en op zijn best mimetisch. De moderne kunstenaar bewaakt daarentegen angstvallig zijn expressieve autonomie om weerstand te bieden tegen gedeelde of collectieve waarden. Deze relatie tussen moderne en premoderne kunst kan in een set van tegenstellingen op een ruimtelijke en op een horizontale as uitgezet worden. Aan de ene kant is de verschuiving te zien van een kunstenaar die is ondergedompeld in het collectief naar de autonome kunstenaar die zich juist heeft verwijderd van het collectief. Aan de andere kant is de verschuiving aangegeven van kunst die de werkelijkheid kopieert of dominante waarden vertegenwoordigt naar kunst die verstoort, kritiseert of die die waarden juist bevraagt. Deze bewegingen monden uit in een set van ethische en esthetische tegenstellingen die een duidelijke voorkeur aangeven voor individualiteit/autonomie, kritische afstand en vernieuwing boven collectiviteit, integratie en stilstand.
Tijdsas
Pre-modern • gefixeerdheid • bestaande inzichten vasthouden • betekenis staat vast
Modern • verandering • nieuwe inzichten en innovatie • betekenis staat niet vast
Ruimte-as • integratie • individuele kunstenaar is ondergeschikt aan het collectief • kunst bevestigt dominante waarden
• afstand • individuele kunstenaar is vrij en autonoom • kunst bekritiseert dominante (= onderdrukkende) waarden
In deze gedachtegang is de premoderne kunstenaar volledig geïntegreerd in zijn cultuur. Er zit geen kritische ruimte tussen kunstenaar en samenleving. Deze kunstenaar betaalt wel een prijs voor deze intimiteit en afhankelijkheid. Hij is volledig ondergeschikt aan die cultuur: niet in
170
staat tot onafhankelijk denken en heeft zijn individualiteit volledig weggedrukt in de warme maar verstikkende omhelzing van het collectief. De moderne kunstenaar is daarentegen een exponent van de allesomvattende vervreemding van het moderne leven en juist daardoor niet langer in staat zich te identificeren met de waarden van zijn eigen samenleving. Het verlies van zijn vroegere gevoel ergens bij te horen compenseert hij met een nieuw kritisch vermogen waarmee hij zijn afstand tot zijn omgeving tot een voordeel maakt. Zijn relatie tot de samenleving is afstandelijk, kritisch en ironisch: hij is het onbevangen individu dat zich teweer stelt tegen de onderdrukker van de mensheid. De aanname dat een collectieve ervaring van nature onderdrukkend is en een individuele per definitie bevrijdend ligt aan het fundament van de hedendaagse kunsttheorie en –kritiek. Ik denk echter dat een nauwkeuriger onderzoek van participatieve en collectieve kunstpraktijken (waaronder community art) een veel complexer model van sociale verandering en identiteit zal opleveren. Laat ik voorop stellen dat het hoe dan ook van belang is om enige kritische afstand te behouden tot de plek waar de kunst bedreven wordt en tot de complexe constellatie van krachten, identiteiten en debatten die zo’n plek vorm en betekenis geven. Maar deze afstand is geenszins een absolute en constante eigenschap van artistieke subjectiviteit; noch heeft het iets intrinsieks te maken met het kunstenaarsbestaan of de kunstenaarsidentiteit. Een afstandelijke kritische houding puur en alleen omdat dat bij het moderne kunstenaarschap zou horen, kan tot geprogrammeerde en insulaire vormen van kunstproductie leiden waarin de a priori aannames van de kunstenaar nooit volledig
171
worden getest aan de eisen die de plaats en de situatie werkelijk aan ze stellen. Dit soort kunst dringt een plek of een situatie geforceerd van buitenaf binnen. Het is kunst die zich opdringt. Mijn stelling is dat collectief tot stand gebrachte kunst - kunst waarin mensen nauw samenwerken - wel degelijk ook nieuwe inzichten kan veroorzaken en subjectiviteit kan veranderen, niet zozeer door de presentatie van een speculatieve gebeurtenis (een beeld, een show, een installatie, of object dat van tevoren bedacht en gemaakt is en vervolgens voor een kijker of een publiek geplaatst wordt), maar door de sensuele en verbale uitwisselingen die plaatsvinden tijden het proces van kunstzinnig samenwerken.
... Collectief tot stand gebrachte kunst - kunst waarin mensen nauw samenwerken - kan wel degelijk ook nieuwe inzichten veroorzaken ... Zowel theater als de beeldende kunst worstelen met dit onderscheid. De traditionele uiting van toneel en beeldende kunst is binnen een lijst. Het vastomlijnde kader scheidt de virtuele wereld van de kunst van een vermeende externe werkelijkheid. Deze scheiding verschaft de ruimte voor een ongebreideld esthetisch spel dat weliswaar kan reflecteren op de wereld buiten de lijst, maar er nooit letterlijk een rol in kan spelen. Want zodra deze scheiding verdwijnt, houdt theater op theater te zijn en kunst kunst (en is kwaliteit niet meer mogelijk). Het is juist dit begrip van afstand, van autonomie, dat door de hedendaagse collectieve kunst en community art onderuit gehaald wordt. In mijn ervaring binnen de beeldende kunst kunnen community art en collectief gemaakte kunst niet adequaat worden gevangen door de termen en concepten van het bestaande kunsttheoretische canon (die van het lijstconcept uitgaan). Ze vragen om een paradigma-verschuiving die nieuwe analytische instrumenten en nieuwe waardecriteria kan mobiliseren. Omdat vragen over kwaliteit altijd doordringen tot de kern van een kunstdiscipline, of tot hoe deze zichzelf definieert, kan ik me voorstellen dat een soortgelijke paradigmaverschuiving ook noodzakelijk is voor de analyse van de community theaterpraktijk.
Community Art en de kunstkritiek, 2 oktober 2009 Door Sonja van der Valk Tijdens het slotdebat van het ICAF hield ik een pleidooi om community art een plek te geven in het bredere domein van de kunstkritiek. Laten we een experiment doen. Waar brengt het community art als we dat inderdaad zouden doen? Ik beperk me tot de beeldende kunst. In de nabijheid van community art houdt zich een niet gering aantal artistieke praktijken op die, ik citeer de Engelse criticus Claire Bishop: ‘getuigen van een recente artistieke belangstelling voor collectiviteit, samenwerking en een direct engagement met specifieke lokale gemeenschappen.’(Bishop
172
2007: 59). We treffen er de projecten van Jeanne van Heeswijk; zij werd door Nederland naar De Biënnale van Venetië afgevaardigd. We treffen er de film in wording Episode 3 van de fotograaf en filmer Renzo Martens, waarin hij laat zien hoe en waarom hij Kongolese fotografen opleidde om zelf de ellende van hun land te fotograferen; was te zien bij het centrum voor hedendaagse kunst De Appel in Amsterdam. Commercieel succesvolle kunstenaars als Francis Alys en Thomas Hirschhorn werken behalve voor een galerie of museum, ook samen met lokale gemeenschappen. Zo beheerde Hirschhorn in de periode van de Documenta 2002 in Kassel samen met de bewoners van een immigrantenwijk een door hem gebouwd monument ter ere van George Bataille, annex café, radiostation en bibliotheek. Francis Alys verbond 500 vrijwilligers uit Lima in een poging een zandduin op te schuiven en in New York organiseerde hij een processie waarin bewoners (kopieën van) kunstwerken vanuit het MOMA naar het tijdelijke onderdak van dat museum in hun wijk brachten – waar geen culturele infrastructuur was. Om nieuwe praktijken een plek in de kunsttraditie te geven zoekt de criticus, samen met de curator en de wetenschapper, naar nieuwe theorieën en concepten, die op hun beurt die praktijken als zijnde ‘kunst’ legitimeren en een (meestal ook economische) waarde geven. Dat is ook bij de praktijken van de bovengenoemde kunstenaars gebeurd. De kritiek plaatste deze projecten in het verlengde van de eerdere conceptuele of sculpturale praktijken van kunstenaars. Zij benaderen, is de uitleg, hun werkplek, zijnde de locatie, eerder als een sociaal dan als een formeel kader. De acties die zij ondernemen ‘produceren’ sociaal actieve netwerken. Er is sprake van een ‘intersubjectieve ruimte’ tussen leden van de gemeenschap, die kunstenaars tegelijk als doel en middel van hun artistieke werk zien. Dialoog, proces, en onderhandeling werden tot nieuwe categorieën in de kunsttheorie en kunstkritiek. Overigens mede dankzij de in Community art netwerken bekende denker Grant Kester. Omdat deze kunstenaars geloven dat de creativiteit van collectieve acties en gedeelde ideeën macht geeft, kon de kritiek hen plaatsen in een artistieke traditie die zijn wortels heeft in de DADA activiteiten. Met als aantekening dat DADA kunstenaars voornamelijk actief waren op plekken waar de kunstelite zich ophield. Het was het minst lastig om hun praktijken op te nemen binnen de tradities van politiek geëngageerde kunst. De kunstenaars plegen met hun kunst een immers politieke daad. Zij gebruiken sociale situaties om, zoals Bishop het omschrijft: ‘immateriële, anti-markt gerichte, politiek geëngageerde projecten te ontwikkelen, die een voortzetting zijn van de modernistische roep om de versmelting van leven en kunst’. (Bishop 2007: 60). Veel moeilijker was het om te ontkomen aan een lange traditie die voorschrijft dat het kunstwerk de individuele toeschouwer visueel en zintuiglijk moet raken. De kunstfilosoof Bourriaud vond een uitweg, in een definitie die ruimte gaf aan de sociale kant van deze nieuwe kunstpraktijken. In zijn visie doet het door een kunstenaar geïnitieerde specifieke sociale samenzijn kunst ontstaan.
173
Het netwerk van actieve relaties zegt hij, is dan het kunstwerk. (Bourriaud 1998) De grenzen van het domein van de kunst werden - leve de macht van de kunstenaars - in de afgelopen 20, 15 jaar dus opgerekt. Het lijkt mij dat er inmiddels binnen de kunstkritiek voldoende conceptuele ruimte is om community art, met zijn grote nadruk op de sociale en immateriële (procesmatige) dimensie van het werken in gemeenschappen, op te nemen.
plaatjes. De Ghanese kunstenaar El Anatsui ontwierp het patroon, de bewoners voegden daar hun eigen ontwerpen aan toe. Dat de bewoners van het Nigeriaanse dorp een belangrijk aandeel hadden in het kunstwerk staat beschreven in het gidsje bij de beelden van Sonsbeek 2008. Deze bewoners hebben geen naam. De kunstenaar krijgt lof voor zijn inventieve gebruik van hun vakmanschap en creativiteit. Het gold voor meer kunstwerken die in Arnhem te zien waren.
Kunstcritici ontwikkelden naast een begrippenkader ook een kritisch kader. Een voorbeeld: Het Turkse kunstenaarscollectief Oda Projesi opereert vanuit een driekamerflat in Istanbul en vraagt steeds andere kunstenaars iets met hun buren te ondernemen. De schilder Komet organiseerde er een workshop voor kinderen, de beeldhouwer Erik Göngrich een picknick, de Tem Yapin theatergroep een parade. De eerder genoemde Claire Bishop bekritiseert Oda Projesi op het punt van (het ontbreken) van hun eigen inbreng. Zij verwijt hen slechts uit te zijn op het tot stand brengen van relaties en in hun werk esthetische overwegingen geen rol van betekenis te geven. Community art zou deze kritiek zeker aan kunnen. Het onderliggend criterium, dat een project ook een esthetische waarde moet hebben, is community art eigen. De initiatoren zijn niet voor niets kunstenaar geworden en niet welzijnswerker of ambtenaar.
In de traditie van de kunstkritiek zijn het de individuele kunstenaars die geprezen worden om hun vermogen anderen ‘aan het werk’ te zetten en om hun oordeel over wat in dat werk de moeite waard is. Kunstenaars krijgen een negatieve beoordeling als zij in de visie van de criticus onzorgvuldig omgaan met de gemeenschap (wat Thomas Hirschorn bijvoorbeeld verweten werd, hij zou de bewoners voor hem laten werken), of, zoals in geval van Oda Peresi, juist te weinig hun eigen stempel hebben gedrukt. Hoe dan ook is het de blik van de kunstenaar die kiest en ordent, die het kritische ijkpunt is. Al is het artistieke proces van anderen voor community art kunstenaars het sine qua non van hun professie, toch kan ook hierin hun werk gemeten worden met de maat van de bestaande kunstkritiek. Ook zij hebben immers uiteindelijk een centrale rol in een project
... Het lijkt mij dat er inmiddels binnen de kunstkritiek voldoende conceptuele ruimte is om community art, met zijn grote nadruk op de sociale en immateriële (procesmatige) dimensie van het werken in gemeenschappen, op te nemen ... Renzo Martens krijgt van de kritiek veel positieve waardering. Omdat hij het project waarin hij werkt met zijn Afrikaanse collega’s en hun gemeenschap, inbedt in een bredere vraag naar zijn eigen positie als filmmaker en westerling, de positie van NGO’s, de economie van een land als Kongo, etc. Hij gunt de kijkers van zijn film niet de empatische bewondering voor wat hij tot stand bracht, hij maakt ze eerder onrustig. De dubbelzinnigheid van beelden, van teksten en foto’s worden ingezet om de kijker met de context van zijn geëngageerde actie te confronteren. Het is een criterium typisch voor de moderne kunstkritiek waarin het zelfreflectieve en zelfkritische vermogen van de kunstenaar een groot goed is. “Goede’ kunstenaar geven in materiaalkeuze, in hun omgang met dat materiaal, en in vorm en inhoud ook een visie op de kunst zelf, de (markt)verhoudingen in de kunstwereld, en/of de traditie. Die visie op kunst zou een barrière kunnen opleveren. Want kun je zo’n zelfreflectieve en zelfkritische houding van de deelnemers aan een community art project verwachten? Het van de kunstenaar zelf eisen zou kunnen, maar moet het ook? Over de rododendrons van het Park Sonsbeek lagen deze zomer drie grote en veelkleurige uit platgeslagen drankblikjes en flessendoppen ‘geweven’ sheets (ook de titel van het kunstwerk). Bewoners van een Nigeriaans dorp sloegen honderden flessendoppen plat en sneden tientallen blikjes in kleine
174
Maar dan hapert de invoeging, al ligt de barrière nu aan de andere kant. De kunstkritiek beschikt over de theoretische instrumenten om een sociaal proces kritisch te kunnen benaderen; ze legt ethische maatstaven aan voor de wijze waarop een kunstenaar met bewoners werkt; de voorraad aan begrippen voor de esthetische dimensie van een kunstwerken is enorm. Maar juist bij de beschouwing van het artistieke proces van bewoners, staat de kritiek vooralsnog met lege handen. Wat nu te doen? Het kan in de toekomst twee kanten opgaan: De kritiek blijft de kunstenaar zelf als enig referentiepunt beschouwen. Of ze ontwikkelt instrumenten om de artistieke inbreng van een gemeenschap zelf te beoordelen, en opnieuw het domein van de kunst oprekken.
Literatuurverwijzing Bishop, Claire, 2007. ‘Socially Engaged Art, Critics and Discontents’. In: Margriet Schavemakers and Mischa Rakier, eds. Right About Now: Art and Theory since the 1990s. Amsterdam: Valiz. Bourriaud, Nicolas, 1998. Relational Aesthetics. Dijon, France: les Presses du Réel.
175
lotwoordS
Slotwoord
Kwaliteit van community art, doel en middel tegelijk Door Peter van den Hurk
Van meet af aan liep de zoektocht naar kwaliteit als een rode draad door de opeenvolgende International Community Arts Festivals. Wie zich op enigerlei wijze bedient van het medium kunst, schreef ik in mijn terugblik op het eerste festival in 2001, krijgt onvermijdelijk te maken met de eis tot artistieke kwaliteit. (ICAF 2001, een uitgebreid verslag, Rotterdams Wijktheater 2001). Het festival in 2003 was grotendeels gewijd aan die artistieke kwaliteit, zij het dat het toen vooral ging over het spanningsveld tussen artistieke ambities en praktische omstandigheden. (ICAF 2003, een uitgebreid verslag, Rotterdams Wijktheater 2003). Tijdens het festival van 2005 werd de vraag ‘hoe moet je nieuwe publieksgroepen bereiken, vasthouden en uitbreiden’ onder meer beantwoord met: door het maken van artistiek hoogwaardige producten. (ICAF 2005, een uitgebreid verslag, Rotterdams Wijktheater 2005). Het is dan ook niet verwonderlijk dat we besloten om het festival van 2008 in zijn geheel te wijden aan de kwaliteitsaspecten van community art. In dit verslag heeft u kunnen lezen hoe uiteenlopend eenieder zich over dit onderwerp heeft uitgelaten. Over één ding lijken we het echter met elkaar eens: de noodzaak tot het ontwikkelen van analytische instrumenten en waardecriteria waarmee de kwaliteit van community art kan worden gemeten. Graag wil ik proberen om hiertoe een aanzet te geven door het ontwikkelen van deze criteria te plaatsen binnen een vakmatig perspectief. Maar laat ik eerst wijzen op iets waar ik het in dit artikel niet over zal hebben, maar dat eigenlijk niet buiten beschouwing kan blijven omdat het van eminent belang is. Namelijk de omstandigheid dat het op een community arts festival moeilijk, zo niet onmogelijk is om de kwaliteit van een product op juiste waarde te schatten, omdat je nou eenmaal niet kunt laten zien wat voor effect het heeft op het publiek in samenhang met de context waarvoor het is bedoeld. Zoals u in dit verslag kunt lezen werd door de rapporterende studenten theaterwetenschap bij herhaling op deze beperkende handicap gewezen. Vooralsnog zou ik niet weten hoe dit probleem anders kan worden opgelost dan door de aspecten van publiek en omstandigheden zo goed mogelijk te benaderen door
177
deze via inleidende filmbeelden, interviews en dergelijke te plaatsen binnen de context van de specifieke werkingsfeer. Maar het blijft natuurlijk behelpen. Terwijl het buiten kijf staat dat voor de kwaliteitsbepaling de relatie product-doelgroeppubliek heel belangrijk, zo niet doorslaggevend is. Het is daarom buitengewoon verheugend dat de studenten dit belang inzien en vanuit dit inzicht aangeven dat de kwaliteit van community art producten eigenlijk pas echt goed kan worden besproken wanneer deze producten geplaatst worden binnen de context van hun specifieke ontstaan en werking. Nu naar de kern van wat ik wil beweren. Het is een hardnekkig misverstand dat community art meer met welzijn te maken zou hebben dan met kunst. Even hardnekkig wil ik hier proberen om dit misverstand uit de weg te ruimen. Kunst komt tot stand met behulp van artistieke middelen. Zonder artisticiteit geen kunst. Artisticiteit is het ambachtelijk gereedschap van kunstenaars. Zonder kunstenaars dus geen kunst.
... Artisticiteit is niets anders dan gesublimeerd vakmanschap ... Allemaal zo klaar als een klontje, zou je zeggen. Hoe komt het dan dat die klaarheid verdwijnt zodra het gaat over community art? Een van de redenen (andere zijn onder meer te vinden in Kunst en Kunde en Proef op de Som, publicaties van het Lectoraat Community Arts van Codarts Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) zou te maken kunnen hebben met het feit dat de opvatting heeft postgevat dat bij community art andere doelen moeten worden nagestreefd dan kunstzinnige. Deze opvatting duidt op zowel schromelijke onderschatting als schromelijke overschatting van wat kunst allemaal teweeg kan brengen. Laten we beginnen met de onderschatting. Waarom bedienen mensen zich van kunst? Omdat men er kennelijk behagen in schept zich van tijd tot tijd over te geven aan beleving van schoonheid, ontroering, troost, inzicht, bespiegeling, zingeving, contemplatie, kortom aan alle aspecten van waarde die kunst te bieden heeft, die vaak zo oud zijn als de mens zelf en die appelleren aan vaak even oude menselijke behoeften. Onderschatting van deze waarden is er mede oorzaak van dat kunstgenot het vrijwel exclusieve privilege is van een happy few. Vreemd genoeg lijden pogingen om hierin verandering te brengen – zoals onder meer het geval is bij initiatieven van community art – aan eenzelfde onderschatting. Alsof de op zichzelf staande (impliciete) waarden van kunst dit niet al realiseren, lijken er met name bij community art allerlei andere doelen te moeten worden nagestreefd die uitdrukkelijk en aantoonbaar (expliciet) te maken hebben met individuele en sociale verrijking van mens en maatschappij. Deze onderschatting van de waarden van kunst leidt tevens
178
tot het opwerpen van allerlei vermeende tegenstellingen tussen kunst als doel en kunst als middel, tussen universele kunst en kunst voor doelgroepen, tussen intrinsieke kunst en instrumentele kunst, tussen autonome kunst en opdrachtkunst, tussen hoge kunst en lage kunst, tussen ‘kunstkunst’ en ‘gunstkunst’, tussen artistieke kunst en sociale kunst, enzovoort. Ambachtelijk beschouwd – en dus ook artistiek, want artisticiteit is niets anders dan gesublimeerd vakmanschap – is hier mijns inziens sprake van regelrechte onzin. (Overigens ook sociologisch beschouwd, maar dat is een ander verhaal waarvoor men onder meer terecht kan bij sociale wetenschappers als Pierre Bourdieu en Abram de Swaan). Ik meen te kunnen beweren dat er geen verschil bestaat tussen de wijze waarop een min of meer regelmatig consument van klassieke kunst zich met behulp van artistiek raffinement
... In zichzelf vertegenwoordigt kunst alle waarden die men wenst en die in kwaliteit toenemen naarmate het artistieke niveau stijgt ... identificeert met zijn held en de wijze waarop een kunstzinnig onervaren buurtbewoner dit doet binnen de setting van een community art project. Wel is het natuurlijk zo dat de ene held (de held voor de een) niet de andere (de held voor de ander) is. Maar het mechanisme waarmee artistieke meerwaarde tot stand komt verschilt niet. Daarom zou ik willen bepleiten dat, eenmaal geplaatst binnen de context van community art – dat wil zeggen eenmaal geplaatst binnen de ambitie om meer mensen van kunst te laten genieten dan de vigerende happy few (als je daar in slaagt overigens op zich al een dijk van een kwaliteit) – kunst volledig zijn eigen gang moet kunnen gaan. Gewoon omdat het op grond van zijn autonome merites al datgene te bieden heeft dat men zo graag wil bereiken wanneer men kunst als middel ziet. In zichzelf (intrinsiek) vertegenwoordigt kunst alle waarden die men wenst en die in kwaliteit toenemen naarmate het artistieke niveau stijgt. Dit lijkt me een aardige stelling om mee te nemen naar het volgende festival. Al was het maar omdat (ook) van kunst steeds meer wordt verlangd dat (ook) zij een concrete bijdrage levert aan het oplossen van kwesties als verbetering van het leefklimaat, versterking van de sociale cohesie en aan wat al niet meer. Aan de ene kant ontkomen we er niet aan om te ‘bewijzen’ dat kunst in het algemeen en community art in het bijzonder een aantal intrinsieke waarden en daardoor instrumentele effecten heeft waardoor het tegelijk doel en middel kan zijn. Aan de andere kant zullen we er voor moeten waken dat de verwachtingen hieromtrent niet worden overschat. Om het anders te zeggen: Beethovens ‘Negende’ (muzikale kunst) en Schillers ‘Alle Menschen werden Brüder’ (literaire kunst) verklaren tot hymne van de Europese Unie zal weliswaar het saamhorigheidsgevoel versterken, maar kan vrees ik toch niet helemaal voorkomen dat de lidstaten het ooit nog met elkaar oneens zullen zijn… Enfin, discussiestof te over om nu al verlangend uit te zien naar het volgende festival. Waar het dan precies over zal gaan, laat ik graag over aan mijn opvolger Eugene van Erven.
179
Appendix
EL TEATRO DE LA REALIDAD SALLY GORDON E:
[email protected] TENANTSPIN E:
[email protected] W: www.tenantspin.org UNIE DER ZORGELOZEN E:
[email protected] W: www.uniederzorgelozen.be
Devora Neumark E:
[email protected]
Sami Gathii E:
[email protected] W: www.ossroadproductions.nl Sanne Sprenger E:
[email protected]
Sarhan Hacene E:
[email protected]
Kaat Zoontjens E:
[email protected]
Tonny van Sommeren E:
[email protected] Ivan Iparraguirre E:
[email protected] W: www.pasmi.org Carlo Balemans E:
[email protected]
Kamiel Verschuren E:
[email protected] Alan May E:
[email protected]
Els Dietvorst E:
[email protected]
Helen Crocker E:
[email protected] W: www.circomedia.com
SERING E:
[email protected] W: www.sering.be Saskia Valk E:
[email protected] W: www.boeren-erfgoed.nl
Teatro Pregones E:
[email protected] W: www.pregones.org
Nieta Liem E:
[email protected] W: www.donthitmama.nl
DEELNEMERS / PARTICIPANTS WORKSHOPS
Appendix
ACTA E:
[email protected] W: www.acta.f2s.com PETA E:
[email protected] W: www.petatheater.com CACTUS E:
[email protected] W: www.cactus-theater.de P.S.T E:
[email protected] W:www.problemsolvingtheatre. blogspot.com
BREGAMOS E:
[email protected] W: www.newhavenindependent. com
Adressen van deelnemende groepen / Addresses of participating groups ROTTERDAMS WIJKTHEATER E:
[email protected] W: www.rotterdamswijktheater.nl THEATER ZUIDPLEIN E:
[email protected] W: www.theaterzuidplein.nl CODARTS E:
[email protected] W: www.codarts.nl HET WATERHUIS E:
[email protected] W: www.hetwaterhuis.nl FORMAAT E:
[email protected] W: www.formaat.org BAF E:
[email protected], W: www.baf-art.nl LIPA E:
[email protected] W: www.lipa.ac.uk STUT THEATER E:
[email protected] W: www.stut.nl The International Community Arts Festival 2008 was organised by the Rotterdams Wijktheater in cooperation with the Theater Zuidplein and was subsidized by: Ministerie van OCW, Codarts Hogeschool voor de Kunsten, VSB fonds, Hivos Cultuurfonds, Pact op Zuid, Netwerk CS en de Gemeente Rotterdam Dienst Kunst en Cultuur.
SUBSIDIZERS
Het international Community Arts Festival 2008 werd georganiseerd door het Rotterdams Wijktheater in samenwerking met het Theater Zuidplein en werd gesubsidieerd door: Ministerie van OCW, Codarts Hogeschool voor de Kunsten, VSB fonds, Hivos Cultuurfonds, Pact op Zuid, Netwerk CS en de Gemeente Rotterdam Dienst Kunst en Cultuur.
The Rotterdams Wijktheater would like to thank all the volunteers and participating groups for their enthusiastic contribution.
SUBSIDIËNTEN
Het Rotterdams Wijktheater dankt alle medewerkers van de organiserende instellingen, optredende groepen en allen die als vrijwilliger hun medewerking hebben verleend.
AANTAL BEZOEKERS ATTENDANCE STATISTICS 581 170 209 170 221 170 251 215
AVONDVOORSTELLINGEN / EVENING PERFORMANCES TITEL TITLE Hand in Hand The No-ones Infanta Jemand da? The Horseshoe / Boomgate Familie a la Turca Kingdom Santa Cecilia on da Move
47 112 45 49 46 58 50 50 50 2494
THEATERGROEP THEATRE GROUP Rotterdams Wijktheater ACTA PETA Cactus P.S.T. Stut Theater Bregamos International ensemble
Our Queen Must Dance Naked Crossroad Productions Heart and Soul (2x) LIPA Nadia Rotterdams Wijktheater Kruik Het Waterhuis Home and Away Formaat Reis naar Xibalba Teatro de la Realidad Talkshow Community TV Tenantspin Reflux Unie der Zorgelozen Pendrechtdialogen Reflux Totaal aantal bezoekers/ Total number of visitors
148 146 147 146 587
MIDDAGVOORSTELLINGEN / AFTERNOON PERFORMANCES
Donderdag/Thursday Vrijdag/Friday Zaterdag/Saturday Zondag/Sunday Totaal aantal deelnemers/ Total number of participants
180