Een tijdschrift voor boekenvrienden Den Gulden Winckel 1902-1913
Annemiek Weber
[email protected] Stud.nr.: 5753562 Begeleider: Prof. Dr. E.A. Kuitert Tweede lezer: Annemiek Recourt Januari 2012
Universiteit van Amsterdam Faculteit der Geesteswetenschappen Master Boekwetenschap en handschriftenkunde
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Een tijdschrift voor boekenvrienden Den Gulden Winckel 1902-1913
Annemiek Weber
[email protected] Stud.nr.: 5753562 Begeleider: Prof. Dr. E.A. Kuitert Tweede lezer: Annemiek Recourt Universiteit van Amsterdam Faculteit der Geesteswetenschappen Master Boekwetenschap en handschriftenkunde Januari 2012 2 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Inhoudsopgave Inleiding...........................................................................................................................................4 1. De oprichting en doelstellingen van Den Gulden Winckel............................................................ 11 1.1 De oprichting ............................................................................................................... 11 1.2 Doelstellingen .............................................................................................................. 14 2. Het netwerk van Den Gulden Winckel..........................................................................................17 2.1 De redactie....................................................................................................................17 2.2 Medewerkers.................................................................................................................23 2.3 De lezers.......................................................................................................................30 3. De vorm........................................................................................................................................35
3.1 Rubrieken in Den Gulden Winckel................................................................................35 3.2 Illustraties......................................................................................................................39 4. De kritische praktijk en de positionering van Den Gulden Winckel..............................................41
4.1 Welke boeken werden besproken in Den Gulden Winckel?..........................................41 4.2 De (literair-)kritische praktijk.......................................................................................42
4.3 De positie van Den Gulden Winckel..............................................................................48 Conclusie..........................................................................................................................................51 Noten................................................................................................................................................56 Bibliografie......................................................................................................................................59 Bijlage 1 Profiel Den Gulden Winckel 1902-1913............................................................................62 Bijlage 2 Afbeeldingen.....................................................................................................................63
3 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Inleiding In 1902 zag een nieuw tijdschrift het licht: Den Gulden Winckel. Maandschrift voor de boekenvrienden in Groot-Nederland. Het tijdschrift zou een lang leven beschoren zijn en tot 1942 blijven bestaan. Den Gulden Winckel wist dus voor een lange tijd in een zekere behoefte te voorzien, maar is tegenwoordig bijna vergeten. Onderzoek naar het tijdschrift ontbreekt bijna volledig. In de literatuur wordt vooral naar Den Gulden Winckel verwezen als informatiebron, maar het was zelden, en dan enkel op zeer bescheiden wijze, zelf onderwerp van onderzoek. Eveneens in de inventariserende, bibliografische tijdschriftenstudies ontbreekt Den Gulden Winckel. Zowel in het onderzoek van Siem Bakker, Literaire Tijdschriften in Nederland. Van 1885 tot heden1, als in Het geïllustreerde tijdschrift in Nederland van Joan Hemels en Renée Vegt2, als in Geboekt in Jaargangen. Anderhalve eeuw boekentijdschriften in Nederland3 is er geen profiel van Den Gulden Winckel opgenomen. Dit nog onontgonnen gebied zal het onderwerp zijn van deze scriptie. De eerste twaalf jaargangen van Den Gulden Winckel (1902-1913), verschenen bij Uitgeverij en Drukkerij Hollandia, onder redactie van achtereenvolgend Frits Smit Kleine en Gerard van Eckeren zullen in kaart gebracht worden. Het jaar 1914 is als einddatum van deze studie genomen, omdat de Eerste Wereldoorlog een breekpunt is in de Europese geschiedenis en zeker haar weerslag heeft gehad op het literaire leven in Nederland. De volgende vraag zal centraal staan: Wat waren de doelstellingen van Den Gulden Winckel, in welke mate beantwoordde Den Gulden Winckel aan haar eigen doelstellingen en welke positie nam zij hiermee in ten opzichte van andere boekentijdschriften? Om deze vraag te beantwoorden zal er niet enkel een formele en inhoudelijke analyse van het tijdschrift gemaakt worden, maar ook zal het netwerk van Den Gulden Winkel, zover dit nog mogelijk is, gereconstrueerd worden. Wat Becker in Art Worlds (1984) heeft opgemerkt over kunstwerken gaat immers ook op voor tijdschriften. Zij zijn het resultaat van collectieve activiteiten: een tijdschrift ontstaat niet uit een individuele actie, maar is het product van
4 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
samenwerking.4 Een tijdschrift als Den Gulden Winckel behoorde tot en functioneerde in de literaire wereld. Om inzichtelijk te maken wat voor tijdschrift Den Gulden Winckel werkelijk was is het allereerst noodzakelijk om kennis te nemen van de literaire wereld en het bestel van literaire, algemeen-culturele en boekentijdschriften waarin het een plaats had. Al voordat een tijdschrift het licht kan zien is het voor de uitgever en redactie noodzakelijk het veld waarin zij moet functioneren te verkennen. Zij ontleent immers haar bestaansrecht aan dit veld, maar kan zonder interactie met dit veld ook nooit geproduceerd worden. Wie niet bekend is met de conventies van een bepaalde kunstwereld, heeft eigenlijk geen toegang tot die wereld of een onderdeel daarvan en blijft daardoor een buitenstaander. Den Gulden Winckel was van het literaire veld afhankelijk voor het verkrijgen van informatie over de nieuwste en belangrijkste publicaties, evenals belangrijke literaire en culturele ontwikkelingen die op dat moment plaatsvonden. Niet enkel voorzag zij in informatievoorziening, maar ook in de regelmatige ontvangst van nieuwe werken die in het tijdschrift besproken konden worden.5 Goede contacten met het literaire veld zijn voor een tijdschrift als Den Gulden Winckel kortom van levensbelang. Het literaire veld wordt gevormd door zowel individuen als groepen en instituties. Hierbij valt te denken aan auteurs, uitgevers, critici, boekhandelaren en lezers. De reikwijdte waarover een uitgever of redactie van een tijdschrift beschikt, alsmede de mate van correspondentie van het netwerk met andere personen in het literaire veld is dan ook medebepalend voor de inhoud en de doelstellingen van het tijdschrift. Zo zal een tijdschrift met een groot internationaal netwerk vanzelfsprekend ook in belangrijke mate internationaal georiënteerd zijn.6 Het netwerk waarbinnen Den Gulden Winckel zich bewoog kan ons dan ook veel vertellen over het tijdschrift. Op het moment dat Den Gulden Winckel werd opgericht had de literaire wereld in sterke mate in het teken gestaan van de beweging van Tachtig. Dit was een beweging van een kunstzinnige (destijds) jonge generatie die in opstand kwam tegen de oudere garde, tegen de nabloei van de romantiek, tegen de negentiende-eeuwse stichtelijke, idyllisch-huiselijke en chauvinistische poëzie en conventionele vertelkunst en vooral tegen de mentaliteit van zelfingenomenheid waarmee dat oude gepaard ging.7 5 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
De beweging van Tachtig was ook een streven om de achterstand die Nederland ten opzichte van het buitenland had goed te maken. Lodewijk van Deyssel rekende het tot zijn programma Nederland hoog op te stoten in de vaart der volkeren. 8 Men had in het oog gekregen hoeveel Nederland in vergelijking met het buitenland achterop was geraakt. Dit verschijnsel bleef overigens niet enkel tot het gebied van de literatuur beperkt. Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw werden in Nederland symptomen zichtbaar van een opleving op elk gebied. Dit proces zou zich verder ontwikkelen en zich in het begin van de twintigste eeuw voortzetten op onder andere economisch, politiek en kerkelijk gebied, verschillende kunsten en wetenschappen. De opleving was dus een algemeen maatschappelijk verschijnsel.9 De vernieuwing in de literaire wereld maakte er een deel van uit; de vernieuwing van de Tachtigers vormde een onderdeel van het grote geheel. De beginselen waarmee de Tachtigers optraden kunnen worden samengevat in spreuken als 'l'art pour l'art', 'vorm en inhoud zijn een', 'kunst is passie' en 'kunst moet zijn de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie'. 10 Deze ideeën waren niet nieuw: het was alsof er opnieuw op enkele artistieke grondbeginselen moest worden gewezen die men gaandeweg uit het oog verloren had. Het l'art pour l'art moet niet altijd even strikt worden begrepen. Er waren Tachtigers en latere – met name onder de sociaal betrokkenen – die er minder rigide over dachten. Met l'art pour l'art bedoelde men vaak alleen dat een kunstwerk niet opzettelijk in dienst gesteld moest worden van moralistische, godsdienstige of andere preoccupaties, maar slechts de schoonheid ten doel had. 11 De Tachtigers worden gekenmerkt door een sterk individualisme. Kunst moest van een zo'n groot mogelijke oorspronkelijkheid getuigen en het was noodzakelijk om het gehele leven in dienst van de kunst te stellen. Kunst was voortaan iets anders dan een vrijetijdsbesteding voor welwillende predikanten en andere brave burgers. De Tachtigers profileerde zich als de geestelijke voorhoede die ver verheven was boven de verachtelijke bourgeoisie. Er werd geprobeerd zich zoveel mogelijk van haar te verwijderen.12 Zodoende begon er een kloof te ontstaan tussen de zodanig door de gezaghebbende critici aanvaarde kunst en het grote publiek, dat van de avant-gardistische kunstuitingen steeds minder begreep. Niet ten onrechte sprak Willem Kloos van een kunst 'van weinigen voor weinigen'. De kunst maakte zich los van het brede publiek. De kunstenaar richtte zich tot een 6 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
uiterst select avant-garde publiek. In dit verband kan ook de schoonheidscultus die zich bij veel Tachtigers manifesteerde begrepen worden als een poging van geseculariseerde kunstenaars om kunst om te vormen tot een nieuwe vorm van godsdienst, waarbij ze zich welbewust verwijderden van de smaak en de belangen van het grote publiek.13 Terwijl de artistieke elite zich op nogal onmoderne aristocratische wijze als leiders en verkenners van het moderne leven en de kunst opwierp, slaagden de protestanten, katholieken en socialisten erin op een moderne wijze een massale achterban te organiseren rond de eigen kern. Terwijl de band tussen schrijvers en hun 'natuurlijke' publiek steeds zwakker werd, werd die tussen een ideologisch geïnspireerde elite (confessioneel of socialistisch) en haar achterban steeds sterker. Als al deze ontwikkelingen in hun samenhang bekeken worden, verschijnt het beeld van een cultureel middenveld dat geheel versplinterd raakt in zuilen. 14 Terwijl kunstenaars zich steeds meer opwierpen als geestelijke voorhoede, waarbij ze de liberale burgerij van zich afstootten, onttrokken aan de andere kant van het culturele spectrum grote groepen van de bevolking zich aan de verlichte voogdij van diezelfde burgerij. 15 Tegelijkertijd is, min of meer aan de zijlijn van dit alles, ook de moderne massacultuur aan haar grote opkomst bezig. Ruiters en Smulders (1996) stellen dat de cultuur uiteen viel in vier sferen. Een high culture van avant-gardistische kunstenaars met een uiterst select publiek. Deze kunst is experimenteel en transgressief. De artistieke elite verloor zichzelf in een aaneenschakeling van stromingen, van naturalistische naar symbolistische, decadente, Jugendstil en avantgardistische kunst. De tweede sfeer is die van de middlebrow cultuur van de liberale, ontwikkelde burgerij, waar men de leuze 'ter lering en vermaak' hoog in het vaandel had staan. En ten slotte is er de lowbrow cultuur van de grote massa. Deze valt uiteen in twee subvarianten, afhankelijk van of ze zich binnen of buiten de invloedssfeer van de zuilen ontwikkelt. Bij de lowbrow cultuur binnen de zuilen diende veelal traditionele volks- en religieuze cultuur als inspiratiebron. Buiten de zuilen werd zorgeloos van de nieuwste technieken gebruik gemaakt. Vermaak is hier de hoogste waarde. Deze vier cultuursferen ontwikkelden zich in een dynamische en vooral gespannen verhouding ten opzichte van elkaar.16 7 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Literaire en algemeen-culturele tijdschriften In deze versplinterde arena speelden tijdschriften een grote rol. Tegenwoordig is de functie van de tijdschriften als literaire barometer en opinievorm grotendeels overgenomen door de dag- en weekbladen, maar rond de eeuwwisseling was dat anders. Het is zonder twijfel een bloeiperiode van het algemeen-culturele en literaire tijdschrift geweest. Vergeleken met de huidige tijd was de groep van publicisten, literatoren en beeldende kunstenaars die zich in de intellectuele arena roerde echter relatief klein.17 Als startpunt van een overzicht van de belangrijkste tijdschriften van rond de eeuwwisseling kan men bijna niet anders dan met De Nieuwe Gids beginnen. De Nieuwe Gids werd in 1885 opgericht door de groep die later de Tachtigers werd genoemd. De vijf jonge mannen waren afkomstig van Flanor, een artistieke vriendenkring waarvan behalve letterkundigen, schilders, journalisten en anderen, meestal jonge belangstellenden deel van uit maakten. De bedoeling van het tijdschrift was om jongeren bijeen te brengen, die ontevreden waren over de heersende tendensen en iets nieuws wilden brengen op allerlei gebied, van cultuur tot wetenschap.18 Het tijdschrift zou gedurende een aantal jaren leidinggevend zijn. In korte tijd werden de nieuwe kunstbeginselen van de Tachtigers aanvaard door ieder die met zijn tijd mee wilde gaan. Slechts enkele ouderen bleven de beweging van Tachtig negeren. Jongeren aanvaarde in het algemeen de erfenis van Tachtig als vanzelfsprekend, hetgeen vaak tot slaafse navolging leidde, maar in de beste gevallen tot zelfstandige verwerking. Na de relatief gemakkelijk behaalde overwinning van Tachtig kwamen de tegenstellingen tussen de bondgenoten aan het licht en leidde interne discussie binnen De Nieuwe Gids tot afsplitsingen. Vanaf 1893 haalde het tijdschrift niet meer het oude niveau. Het werk van De Nieuwe Gids werd voortgezet in het door Albert Verwey en Lodewijk van Deyssel in 1894 opgezette Tweemaandelijksch tijdschrift (dat vanaf 1902 als maandblad De xxe eeuw zou verdergaan). Verwey keerde zich tegen het individualisme en egocentrisme van sommige Tachtigers, dat zijn inziens een scheiding tussen poëzie en maatschappij ten gevolg had. Het tijdschrift had geen ander doel dan de literaire top bijeen te verzamelen. De jaargangen laten een veelzijdig beeld van de Nederlandse cultuur omstreeks 1900 zien. 19 In 1905 eindigde de samenwerking tussen Van Deyssel en Verwey en de laatste richtte het tijdschrift De Beweging op. Dit tijdschrift bereikte minder abonnees, maar trad op als leider 8 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
van het literaire en geestelijke leven van zijn tijd. De Beweging was een nogal 'zwaar' blad en kan het beste geplaatst worden in het verlengde van de Tachtigers zoals zij aanvankelijk waren. De Beweging wilde de eenheid van die Tachtigers redden en voortzetten. 20 Een groot aantal belangrijke auteurs van de generatie 1910 hebben eraan meegewerkt (P.N. van Eyck, J.C. Bloem, Geerten Gossaert, A. Roland Holst), terwijl Verwey met grote regelmaat kritieken verzorgde. Het bleef niet bij bovenstaande tijdschriften. Andere periodieken meldden zich aan, terwijl de medewerking van veel auteurs zich niet beperkte tot één blad. Het oude blad De Gids, lang een bolwerk van conservatisme, ging zich openstellen voor nieuwe richtingen, trok moderne schrijvers en critici aan (Johan de Meester, Louis Couperus, Carel Scharten) en zou weer een rol van betekenis spelen.21 Groot Nederland werd in 1903 gesticht door Cyriel Buysse, Louis Couperus en Willem Gerard van Nouhuys. Het tijdschrift probeerde zonder een bepaald beginselprogramma goede medewerkers uit Noord en Zuid bijeen te brengen vanuit een verlangen naar een gezamenlijke literatuur voor Nederland en Vlaanderen, waarbij ook plaats werd ingeruimd voor naturalistisch-realistisch proza, dat door Verweys beweging principieel werd afgewezen.22 Goede medewerkers had ook het mooi uitgevoerde Elseviers Geïllustreerd Maandschrift, waarin de redacteur Herman Robbers van een onmiskenbare smaak blijk gaf bij het schrijven van zijn kritieken.23 Het was zeker geen avant-garde blad, maar ging met zijn tijd mee en bereikte door zijn semi-populaire karakter een brede lezerskring. Veelzijdig van samenstelling waren ook het weekblad De Kroniek van P.L. Tak en het maandblad De Hollandsche Revue van Frans Netscher. Zij gaven voorlichting op velerlei, waaronder literair gebied, waarbij de Kroniek over tal van prominente medewerkers uit de wereld van kunst en cultuur beschikte (H.P. Berlage, Frans Coenen, Jan Veth, Johan Huizinga en vele anderen).24 Het maandblad De Nieuwe Tijd, naar Duits voorbeeld gesticht als Marxistisch wetenschappelijk orgaan, droeg met de medewerking van onder meer Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst, ook zijn aandeel tot de literatuur bij. Een socialistisch tijdschrift van meer populaire aard was het in 1897 opgerichte De Jonge Gids van Herman Heijermans. Het heeft niet lang bestaan, maar bevatte vrij belangrijk werk naast emotionele 9 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
verhandelingen.25 Heijerman keerde zich tegen het zelfverkozen maatschappelijk isolement van de Tachtigers. Tenslotte noemen we nog het katholieke Onze tijd en het protestantse Ons tijdschrift en dan is er nog geen eens sprake van een volledig overzicht. Geconstateerd kan worden dat omstreeks 1900 er een opmerkelijke hoeveelheid periodieken bestond, die weliswaar niet allen van gelijke kwaliteit waren, maar vaak interessante bijdragen leverden. Ze gaven blijk van een moderne literatuur die springlevend was en maakten de lezers met die literatuur bekend. In dat opzicht was er sinds het midden van de negentiende eeuw het een en ander veranderd. Den Gulden Winckel bevond zich dus in een druk bezette markt en het zal interessant zijn te zien welke positie het tijdschrift voor zichzelf zag weggelegd en of het deze ook wist in te nemen.
10 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
1. De oprichting en doelstellingen van Den Gulden Winckel 1.1 De oprichting Op 1 april 1899 werd in Utrecht Drukkerij Hollandia opgericht. Het was Louis Frederik Schudel (?-1947) die zich aldaar vestigde als drukker en uitgever van een paar theosofische werken. In 1902 werd de drukkerij naar Baarn verplaatst. Vanwege de wens om uit te breiden werd Drukkerij Hollandia in 1904 in een naamloze vennootschap omgezet en ging zij verder onder de naam Hollandia Drukkerij. In hetzelfde jaar werd de zaak aan Maurits Esser (18761951) – sinds 1902 mededirecteur – overgedaan.26 Schudel bleef zich echter nog wel actief met de uitgeverij bezighouden. Hollandia zou zich verder blijven ontwikkelen en uiteindelijk uitgroeien tot een middelgrote algemene uitgeverij met een invloedrijk en gevarieerd fonds. In haar beginjaren maakte de uitgeverij met name furore met de serie brochures Pro en Contra: betrekkende vraagstukken van algemeen belang, die in het jaar 1905 voor het eerst verscheen. Met deze serie wist Hollandia regelmatig de aandacht op zich te vestigen. In elk deel werd door een voor- en tegenstander een maatschappelijke stelling belicht. De serie was volgens Hollandia bedoeld voor “ieder die op de hoogte van zijn tijd wil blijven en het vóór en tégen van een zaak wil overwegen”. Een enorm scala aan onderwerpen kwam aan de orde, bijvoorbeeld vegetarisme, geheelonthouding, het vrije huwelijk, spiritisme, vrouwenkiesrecht, staatspensioenering, neutraal onderwijs en reglementering der prostitutie. De prijs per nummer was ƒ0,40 en per serie van tien nummers ƒ3.00. Later volgden bij Hollandia nog vele series, waaronder Levensvragen, Kerk en Secte, Groote Denkers, Groote Mystieken, Groote Mannen, Groote Godsdiensten, Staten en Volkeren, Redelijke Godsdienst, Geneeskundige leekeboekjes en tal van anderen. Daarnaast werden ook enkele gedichten, romans en novellen uitgegeven. Hollandia richtte zich met name op (populair-)wetenschappelijke uitgaven en op uitgaven over maatschappelijke vraagstukken. Hier zaten een aantal prestigieuze werken bij, maar veel series waren gericht op een breed publiek en werden aangeboden voor een lage prijs. Dit maakte de uitgaven ook toegankelijk voor een breed publiek. Hollandia Drukkerij kan verder getypeerd worden als een drukkerij en onafhankelijke uitgeverij die alle denkrichtingen in haar fonds vertegenwoordigde. Ze nam daarmee een zeer 11 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
eigen plek in binnen de uitgeverswereld. De reden hiervan was volgens Schudel ‘omdat Esser uit orthodoxe kringen is voortgekomen en ik Theosoof ben. Die combinatie heeft haar stempel gedrukt op onze uitgaven. Wij hebben van alles in het licht gegeven: zoowel van Roomsche als Joodsche, van Moderne, Ethische en Gereformeerde zijde, ja zelfs van Vrijdenkers, en natuurlijk ook vele Theosophische brochures en boeken’.27 In 1902 begon Hollandia met de uitgave van een maandelijks tijdschrift voor boekenvrienden: Den Gulden Winckel. Maandschrift voor de boekenvrienden in Groot-Nederland. De geschiedenis van het tijdschrift en die van Hollandia waren de eerste jaren van hun bestaan nauw met elkaar verweven. Schudel kreeg het idee om een klein goedkoop tijdschrift met korte boekrecensies en een boekenlijst met korte karakteristieken van elk boek op te richten toen hij, naar eigen zeggen, met griep op bed lag. Hij dacht hiermee in een behoefte te voorzien, omdat naar zijn mening de kranten niet veel recensies plaatsten en het vaak een lange tijd duurde – bij tijdschriften vaak nog langer – voor een bespreking werd opgenomen. Schudel zag in dat dit niet in het belang was van uitgevers. Zij zouden er voordeel bij hebben als mensen sneller op de hoogte zouden zijn van de inhoud van hun publicaties en daarbij het oordeel van 'bevoegden' zouden krijgen.28 Dat zou immers de verkoop stimuleren. Schudel besloot, omdat hij zich zelf niet in staat zag het tijdschrift op te richten, met zijn plan naar het Bureau van het Nieuwsblad van den Boekhandel te stappen. Daar bleek de redacteur A.S. de Rochemont met een zelfde idee rond te lopen. Er werd afgesproken dat De Rochemont zorg zou gaan dragen voor de boekenlijst – dit zou overigens van korte duur blijken te zijn - en hij verwees Schudel naar Frits Smit Kleine (1845-1931) voor het redacteurschap van het tijdschrift. Hoe snel het idee werd uitgewerkt blijkt uit enkele dagboekfragmenten die Frits Smit Kleine publiceerde in het 25-jarige jubileumnummer van Den Gulden Winckel. Daarin valt te lezen dat in oktober van het jaar 1901 de uitgever-directeur van de Hollandia Drukkerij hem had benaderd met het plan om een zeer goedkoop maandblad voor boekenvrienden op te richten en de vraag of hij de redactie ervan op zich zou willen nemen. Met Schudel spreekt Smit Kleine af dat hij binnen een week zal laten weten of hij het doet. Op 19 oktober geeft hij het bevestigende antwoord en wordt er besloten dat het eerste nummer half januari 1902 moet 12 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
uitkomen.29 En zo geschiedde. Vijftien januari 1902 verscheen het eerste nummer van Den Gulden Winckel.30 Het tijdschrift had de naam Den Gulden Winckel mee gekregen, naar de in 1613 verschenen emblematische bundel Den gulden winckel der konstlievende Nederlanders, gestoffeerd met veel treffelycke historische, philosophische, poeetische orale ende schriftuerlijcke leeringen, waarvoor Vondel de teksten bij de platen had verzorgt. Het tijdschrift opende met een inleiding die de naam 'Portaal' droeg en als volgt begon: ‘WIJ openen „Den Gulden Winckel." Tot binnengaan noodigend herhalen we Vondel’s woord Hier wandelt men in 't Velt van Schrijvers schrijfpapieren. Papieren, beschreven in ettelijke landstalen door de Scriverius drie eeuwen nagekomenen, vermenigvuldigd door de boekdrukpers, in 't verkeer gebracht door den boekhandel — hier uitgezet als in een winkel voor ieder open. Een „Winckel," met boeken — gulden koopwaar — gestoffeerd, een opstal voor de bloem der fondsen, die de uitgevers er hebben aangevoerd en die de opstellers, tot gerief van hunne patroons, de boekenvrienden, monsteren.’
De eerste zes maanden werd het tijdschrift in een oplage van 10.000 exemplaren gedrukt en op grote schaal verspreid – waaronder ook naar uitgevers in Frankrijk, België en Duitsland om het publiek bekend te maken met het tijdschrift, maar eveneens om (buitenlandse) recensie-exemplaren te verkrijgen.31 Deze grootschalige verspreiding wierp zijn vruchten af. Den Gulden Winckel zou een succes worden en het vlaggenschip zijn van de uitgeverij. Het tijdschrift was uiteindelijk niet helemaal wat Schudel zich oorspronkelijk had voorgesteld. Hij had een zeer goedkoop blaadje in gedachte gehad waarvan de boekenlijst het hoofdbestanddeel uit zou maken, maar Smit Kleine had grotere plannen en wilde onder meer ook een omslag en illustraties. Dit betekende dat de prijs hoger zou uitvallen. Het tijdschrift bleef echter zeer goedkoop; ƒ0,90 en per post ƒ1,20, waardoor het tijdschrift voor een grote groep mensen betaalbaar bleef. Hiermee bleef Schudels wens, om een grote groep mensen over de actuele literatuur te informeren door middel van een tijdschrift dat ze in bezit konden houden, gehandhaafd.32
13 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
1.2 Doelstellingen Wat waren de doelstellingen van Den Gulden Winckel? In een advertentie komt de primair informerende functie van het tijdschrift naar voren en lezen we: “Den Gulden Winckel bedoelt de boekenvrienden in prettigen, beknopten vorm op de hoogte te houden van het litteraire leven van de dag.”33 Het tijdschrift blijkt voorts uit het voorwoord van het eerste nummer, plaats te willen bieden aan alle soorten boeken en niet alleen aandacht te willen geven aan haar inhoud, maar ook haar uiterlijk: ‘Wij stallen ze uit, vragen belangstelling voor het uiterlijk als innerlijk schoon, trekken de aandacht naar het voortreffelijke, zwaaien lof toe aan het gedegene van geest en stof en laten onze oogen weiden in en over boeken tot ontspanning of vermaak, wetenschappelijk of letterkundige voortbrengselen, werken op het gebied van wijsbegeerte of moraal, producten op het terrein de Kunst- en Kunstnijverheid.’34
In een prospectus voor de boekhandel komt echter nog een andere doelstelling naar voren, zijnde een commerciële: ‘Onze bedoeling is de uitgaaf ten dienst te stellen zoowel van den boekhandel als van de boekenvrienden.’. Deze prospectus werd ondertekend met ‘redacteur en uitgever’ en vermoedelijk spreekt in het bovenstaande citaat vooral de uitgever, aangezien Schudel met het oprichten van Den Gulden Winckel toch met name een soort advertentieblaadje voor uitgevers in gedachte had gehad. Het was Smit Kleine geweest die grotere plannen had en van Den Gulden Winckel een serieus tijdschrift maakte. De onafhankelijke inslag die Hollandia Drukkerij tekende wordt ook weerspiegeld in Den Gulden Winckel. Smit Kleine stelde dat stelselmatige afkeuring zou worden geweerd uit de kritische beschouwingen van het tijdschrift en dat 'geen enkel geestesproduct dat naar vorm en inhoud tot de keur onze letteren behoort buiten de winckel zal worden geplaatst, want wij willen toenadering'.35 Loyale kritiek was volgens Smit Kleine 'voor den normalen mensch' de enig mogelijke. Den Gulden Winckel moet dan ook zeker niet tot een van de vele verzuilde bladen worden gerekend die enkel aandacht besteedden aan werken afkomstig uit de eigen kring. 14 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
In het voorwoord, dat de sfeer van negentiende-eeuwse genootschappelijkheid ademt, wordt voorts de doelstelling van het tijdschrift door Smit Kleine als volgt omschreven: ‘Rechtstreeksch verkeer tusschen boekenkenner en boekenvriend, liefde tussen hen en de voorwerpen hunner minne levendig onderhouden’.36 Gemeenschappelijkheid en toenadering waren ook kernbegrippen in zijn vertoog. Over de boekenwereld scheen 'de gloed der gemeenschap'. Den Gulden Winckel zou de ontmoetingsplaats worden van alle boekenvrienden, waarmee zowel lezers, schrijvers als uitgevers werden aangeduid. Smit Kleine zou vijf jaar de redactie blijven voeren van Den Gulden Winckel. In 1907 legt hij de redactie neer en neemt Maurits Esser het stokje van hem over. Maurits Esser was op dat moment directeur van Hollandia en reeds werkzaam voor het tijdschrift. Hij zou van 1907 tot 1929 het redacteurschap van Den Gulden Winckel op zich nemen en vanaf 1947 tot zijn dood in 1951 zou hij redacteur zijn van Het Boek van Nu, de opvolger van Den Gulden Winckel waarvan hij medeoprichter was. In deze en andere tijdschriften publiceerde Esser onder het pseudoniem Gerard van Eckeren ook zijn beschouwingen over literatuur. Bij zijn aantreden als redacteur – eveneens onder de naam Gerard van Eckeren – trachtte hij het karakter van Den Gulden Winckel en zijn doelstelling als redacteur onder woorden te brengen: ‘De redactie van een blad als D.G.W. is niet zonder moeilijkheden, wijl de aard en het karakter van zulk een blad bezwaarlijk is vast te stellen, – Feitelijk is 't karakter van een dergelijk tijdschrift dit, dat het …. geen karakter heeft, evenmin als de uitstalkast van een boekhandel, waarin een brochure van Mr. Troelstra en de Stichtelijke Toespraken van den een of anderen afgescheiden dominee broederlijk naast elkaar liggen te stoven in 't zelfde zonnetje, Maar – omnis comparatio.... en ik stem toe, een zeker karakter, een zeker cachet kan zelfs zulk een uitstalkast vertoonen. Nietwaar – er zijn boekwinkels waar alles maar schots en scheef door elkaar ligt, daar neergesmeten door een slordigen bediende, – maar eveneens zijn er dergelijke inrichtingen waar de kijker, straks kooperkooper, gaarne voor verwijlt, omdat zorg en smaak, omdat liefde vooral voor Het Boek een boeken-chaos tot een harmonisch geheel wisten te vormen.’
15 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Van Eckeren zal als 'winckelier' weloverwogen keuzes gaan maken in dienst van de lezer. Hierbij bleef hij evenals zijn voorganger Smit Kleine zich voorstaan op de neutraliteit van Den Gulden Winckel: ‘Het zij hier met alle nadruk verzekerd: Het blad, als orgaan, heeft geen voorkeur. Het is een Spiegel. Het wil een beeld geven van het literaire leven zoals het reilt en zeilt, dus de beoordeelaars in het blad zijn vrij. Hoe de redacteuren over een bepaald boek of een schrijver denken doet er niet toe. Dat kan hoogstens tot uiting komen in een door hen gesigneerd artikel, nooit in de houding van het blad ten opzichte van dien schrijver of dat boek.’ 37
In de loop van Van Eckerens redacteurschap werd Den Gulden Winckel steeds verder uitgebreid en verdween de door Louis Schudel zo geliefde boekenlijst volledig uit het tijdschrift. Het doel van Den Gulden Winckel bleef blijkens verscheidene redactionele artikelen echter onveranderd: op beknopte wijze een beeld geven van het literaire leven en dienen als ontmoetingsplaats voor boeken en boekenliefhebbers zonder enige voorkeur, ideologie of levensbeschouwing voor te staan, daarbij niet enkel aandacht gevend aan de inhoud van het boek.
16 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
2. Het netwerk van Den Gulden Winckel Het netwerk waarbinnen een tijdschrift zich beweegt is in belangrijke mate bepalend voor de inhoud en de doelstellingen van het tijdschrift. Binnen een netwerk van een tijdschrift zijn er veelal kringen van personen of groepen aan te wijzen die in meer of mindere mate hun stempel op het tijdschrift hebben gedrukt. Bots en Levie (2006) omschrijven deze groepen als concentrische cirkels waarbij de binnenste cirkel wordt uitgemaakt door een groep die de inhoud van het tijdschrift definitief bepaalt. Hierbij valt te denken aan de redactie, vaste medewerkers of een kernredactie. Deze groep wordt omringd door een grote groep van auteurs, informanten, correspondenten en uitgevers. Ten slotte is er een minder duidelijk te omschrijven groep, omdat zij van samenstelling wisselt, die wordt uitgemaakt door lezers, die vaak mede de koers van een tijdschrift bepaalt.38 Het netwerk waarbinnen Den Gulden Winckel tot stand kwam zal, voor zover dit nog mogelijk is, in kaart gebracht worden.
2.1 De Redactie 1902-1906 Frits Smit Kleine Frits Smit Kleine (1845-1931) voerde van 1902 tot 1906 de redactie van Den Gulden Winckel. Engbert Gerard Frederik Hendrik Smit Kleine, zoals zijn volledige naam luidde, werd in 1845 in Haarlem geboren in een welgesteld en deftig burgerlijk milieu. 39 Hij kwam al op jonge leeftijd met de letteren in aanraking via zijn vader die actief deelnam aan het rederijkersleven. Op het gymnasium begon hij met twee vrienden een literair tijdschrift dat echter al na drie weken ter ziele ging.40 Na het gymnasium werd hij als klerk werkzaam op de secretarie in Soest en in 1867 kreeg hij een betrekking bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staats Spoorwegen in Den Haag om vervolgens een jaar later als adjunct-commies aangesteld te worden bij het departement van Binnenlandse Zaken. 41 Deze carrière in de ambtenarij betekende echter niet dat hij de kunsten de rug toekeerde. Eind 1867 ontmoette Frits Smit Kleine de 19-jarige schrijver Marcellus Emants (18481923) met wie hij zijn eerste serieuze stappen als redacteur van literaire tijdschriften zette. 17 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Met hem en twee anderen – Emile van Renesse en Jacobus Adrianus de Bergh - vormde Smit Kleine de vriendenkring Quatuor (viertal), die vanaf 4 augustus 1869 elke veertien dagen bijeenkwam. Al een maand na de eerste vergadering werd besloten tot het opzetten van een tijdschrift, eveneens Quatuor geheten. Hierin verschenen hun eerste letterkundige werken. Het initiatief voor de oprichting van het blad was waarschijnlijk van Smit Kleine uitgegaan die van hen beiden (de anderen hebben literair vrijwel geen spoor nagelaten) het meest actief aan het letterkundige leven deelnam.42 Smit Kleine was een geboren genootschapsman. Op een bewaard gebleven visitekaartje van omstreeks de eeuwwisseling presenteert hij zich niet alleen als redacteur en auteur, maar ook als lid van de Koninklijke Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden en het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht; verder als honorair lid van de Litteraire Vereeniging te 'sGravenhage en de Koninklijke Liedertafel Zanglust te Amsterdam en Zang en Vriendschap te Haarlem en ten slotte als honorair president van een eveneens te Haarlem gevestigde Kunstkring.43 Quatuor kende maar een kort leven en bestond tot december 1871. Onder de – wederom – stuwende kracht van Smit Kleine verscheen reeds een jaar later onder redactie van Smit Kleine en Emants een nieuw tijdschrift Spar en Hulst. Dit tijdschrift was evenals zijn voorganger een kort leven beschoren en kende zelfs maar twee nummers. Het duurde tot 1875 voordat Smit Kleine opnieuw kans zag, aanvankelijk alleen met Emants, later - na enkele variërende tussenstadia - ook met J.J. van Santen Kolff, een blad te redigeren, onder de naam De Banier. Tijdschrift voor het Jonge Holland.44 Dit blad bestond vijf jaar en wordt wel gezien als de eerste belangrijke vernieuwingspoging die aan De Nieuwe Gids voorafging.45 De redactie van de Banier zette het tijdschrift duidelijk af tegen de vorige generatie. Men wilde de krachten van de eigen generatie bundelen, maar was tegen een samensmelting met die van een vorig tijdperk.46 Redacties van tijdschriften hebben de twee vrienden na 1880 niet meer samen gevoerd. Ze bleven elkaar in hun privéleven echter nog vaak ontmoeten, zoals bijvoorbeeld bij bijeenkomsten van het gerenommeerde Haagse genootschap Oefening Kweekt Kennis.47 Dit genootschap, waar Smit Kleine in 1874 als werkend lid was toegelaten, legde zich met lezingen en voordrachten toe op het bevorderen van de letterkunde in de
18 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
breedste zin van het woord en de bellettrie in het bijzonder. Het was hier dat Smit Kleine zijn eerste voorlezing van eigen werk hield.48 Smit Kleine debuteerde op zijn 26e als dichter met de bundel Heidekruidjes. De kritiek was vernietigend, maar ook nu liet hij zich niet makkelijk uit het veld slaan. Onder het pseudoniem Piet Vluchtig publiceerde hij in hoog tempo onder andere De geschiedenis van een kantoorklerk (1872), De gedenkschriften van een halven cent (1874) en Haagse hopjes (1883), waarin hij het ambtenarenleven op de hak nam. Zijn eigen ambtenarenleven had hij overigens in 1881 achter zich gelaten om zich geheel aan de kunst en letteren te wijden. Met name de bundel Haagse hopjes kon ditmaal wel op positieve kritieken rekenen. Zo werd er gesproken over sprankelende humor en tintelend proza.49 De Julia-affaire Het succes van Smit Kleine was echter van korte duur. Dat lag niet zozeer aan de schrijver Smit Kleine, maar aan Smit Kleine de criticus. Het waren de jonge Tachtigers = die in literair Nederland de toon begonnen aan te geven - die het hem zeer moeilijk zouden maken. De dichters Willem Kloos en Albert Verwey hadden onder de schuilnaam Guido een romantisch dichtwerk geschreven om de literaire kritiek aan de kaak te stellen en een einde te maken aan de naar hun zeggen heersende traditie van de domineesliteratuur van Beets en consorten. Smit Kleine liep regelrecht in de val. Hij besprak Julia, een verhaal van Sicilië in het januarinummer van Nederland (1886) zeer gunstig, waarna hij in de brochure over De onbevoegdheid der Hollandsche Literaire Kritiek, door Kloos en Verwey naar aanleiding van Julia geschreven, werd afgerekend.50 De twee schrijvers stelde dat ze enkel 'een hoop banaliteiten, obsceniteiten, opgeschroefdheid en volslagen onzin bijeen verzameld hadden'. 51 Mede-Tachtiger Lodewijk Van Deyssel deed de afrekening later nog eens over in zijn Smit Kleine en C. van Nievelt, dat zonder titel oorspronkelijk onder ‘Boekbesprekingen’ in De Nieuwe Gids van oktober 1891 verscheen en in het op Den Gulden Winckel betrekking hebbende Aeolië of de wind door Den Gulden Winckel. 52 Met hun aanval op Smit Kleine en anderen zetten Verwey en Kloos zich doelbewust af tegen in hun ogen minderwaardige spelers in het veld en bepaalden zodoende hun eigen positie.
19 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Tussen Smit Kleine en de Tachtigers zou het niet meer goed komen. Het optreden van hen stond hem – niet geheel verwonderlijk - zeer tegen en hij kon het niet nalaten er geïrriteerd of spottend op te reageren in verscheidene bijdragen voor tijdschriften en in de in 1889 bij Cremer & Co verschenen Naturalistische Passie-Cyclus, die hij uitgaf onder het pseudoniem Ixo, waarin hij – als we Marcellus Emants mogen geloven – op weinig overtuigende wijze de dichtkunst van de Tachtigers parodieerde.53 Hoewel Smit Kleine na de Julia-affaire zeer was beschadigd, was zijn passie voor de literatuur niet bekoeld. Helaas was hij niet talentvol genoeg om van betekenis te worden in de literaire wereld. Na de vernietigende kritiek op Heidekruidjes was hij er achter gekomen dat hij geen dichter was en als de humorist Piet Vluchtig zou hij ook nooit echt serieus genomen worden, al bleef hij 25 jaar lang onder het pseudoniem publiceren. De kritiek bleek ten slotte ook al niet voor hem weggelegd blijkens de Julia-affaire.54 Desondanks lijkt hij voor de letteren geleefd te hebben. Frits Smit Kleine las alles en had zoals L.F. Schudel ook beaamde verbazend veel relaties. Tot het einde van zijn leven ging de zelf benoemde sociaal-aristocraat door met het schrijven van essays en artikelen voor dagbladen en tijdschriften, zo'n 1500 stuks in totaal en bleef hij met vele collega-schrijvers contacten onderhouden.55 Frits Smit Kleine was enerzijds de ideale persoon om Den Gulden Winckel te leiden. Als er iemand zeer goed op de hoogte was van het literaire veld was en er vele contacten mee onderhield dan was hij dat wel. Smit Kleine had anderzijds ook een groot manco en dat was zijn eigen positie in het literaire veld. Een veld kan beschouwd worden als een krachtveld waarin de personen en groepen dit het vormen stellingen innemen die hun positie bepalen. Helaas voor Smit Kleine had hij onbewust een stelling ingenomen die op dat moment tegen die van leidende figuren in het veld, zijnde de Tachtigers, inging, met reputatieverlies tot gevolg. Dit maakte dat het intellectuele prestige van Smit Kleine als criticus evenals zijn prestige als auteur niet groot genoeg was om van Den Gulden Winckel een werkelijk vooraanstaand blad te maken.
20 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
1907-1928 Gerard van Eckeren Gerard van Eckeren nam in 1907 het redacteurschap van Den Gulden Winckel over van Smit Kleine en zou dit blijven voeren tot 1929. Gerard van Eckeren was het pseudoniem van Maurits Anne Esser. Hij werd op 29 november 1876 geboren in Haarlem als zoon van Isaäc Esser (als schrijver bekend onder de naam Soera Rana) en Cornélie Wilhelmina Hovy. Hij doorliep in zijn geboortestad het gymnasium, maar volgde de laatste twee klassen slechts als toehoorder van klassieke talen. Vervolgens werd hij werkzaam in de boekhandel. Eerst als vrijwilliger bij W.P. van Stockum en zoon in Den Haag, alwaar hij zich ook op het schrijverschap toelegde. In 1899 verscheen zijn novelle Van de zee in Woord en Beeld, gevolgd door In zwijgen, dat werd gepubliceerd in de Gids (1900).56 Van Eckeren werd door de opvoeding van zijn vader in belangrijke mate gevormd. Isaacs Essers geloofsovertuigingen stonden onder invloed van het Réveil en zijn werk droeg het stempel van de romantiek. Het Réveil – dat in Nederland een orthodox-protestantse vorm had aangenomen - was een geestelijke beweging die was ontstaan als een reactie op het rationalisme van de verlichting. Ze stelde net als de gelijktijdige beweging van de Romantiek het gevoel als bron van geloof en leven centraal en riep op tot persoonlijke bekering en vroomheid die op alle levensterreinen vorm behoorde te krijgen. 57 Als jongen raakte Van Eckeren sterk onder de indruk van Spinoza en wist de protestantse dogma's van zich af te werpen. Hij bleef zijn hele leven vasthouden aan het geloof dat de mens meer is dan het product van erfelijkheid en omstandigheden. Van Eckeren bleef werkzaam in de boekhandel en de uitgeverij en hij werkte in verscheidene zaken in Leiden en Den Haag. In de periode 1902/1903 verbleef hij een jaar in Leipzig en in 1903 klopte hij bij L.F. Schudel aan om het drukkersvak te leren kennen. De heer Schudel verwees hem daarop door naar de drukkerij van Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem. In 1904 vestigde hij zich in Baarn, waar hij naast L.F. Schudel directeur werd van de uitgeverij Naamloze Vennootschap Hollandia-Drukkerij. In deze jaren wijdde hij zich ook aan wijsgerige studie en het is wellicht deze filosofische interesse geweest die hem en Schudel tot elkaar had gebracht. Op het moment dat hij in dienst trad bij Hollandia-drukkerij was de jonge drukkerij en uitgeverij volop aan het reorganiseren en uitbreiden. Van Eckeren zag het uitgeversvak als 21 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
een riskant, maar ook erg mooi vak. Hij was van mening dat een goede uitgever niet moest afwachten tot hem iets aangeboden werd, maar zelf plannen moest maken en uitvoeren. Van Eckeren was dan ook vol enthousiasme begonnen met het uitgeven van een aantal reeksen brochures op verscheidene terreinen. Naar eigen zeggen weerspiegelde deze bonte verscheidenheid zijn afkeer van hokjes en schotjes en zijn neiging tot onderzoek en verdraagzaamheid.58 Hij werd door Frits Smit Kleine gevraagd medewerker te worden van Den Gulden Winckel. Frits Smit Kleine was overigens zeer goed bevriend met vader Isäac Esser. Na zijn intrede mocht Van Eckeren al snel in het aan de Utrechtse Vreeburg liggende café De Liggende Os de maandelijkse redactievergaderingen bijwonen. Hij herinnert zich Smit Kleine alsvolgt: ‘Nog zie ik hem voor me in de veranda van De Liggende Os te Utrecht achter zijn kop koffie – de man met zijn markante zeehondenkop, de lichte ogen, die je met een soort van vorsende verbazing schenen aan te staren. Frits Smit Kleine, oud-regeringsambtenaar uit Thorbeckes nadagen en schrijver van de Haagse Hopjes (waarom is zijn 'Spoedstuk' zo totaal vergeten?) was een trouwe vriend mijns vader geworden nadat zij eenmaal, bien étonnés de se trouver ensemble, tegenover elkaar hadden gestaan in den boekwinkel van Loosjes aan de Haarlemse Oude Gracht. Smit Kleine was naar den geest een vrije vogel, met een zekeren onverwachten, objectieven eerbied voor grote, waarachtige min of meer pittoreske dogmatici van christelijken snit als J.H, Gunning Sr. en Abrahm Kuyper […].’59
Van Eckerens intrede bij Den Gulden Winckel viel samen met de publicatie van zijn eerste roman Ida Westerman in het tijdschrift Onze Eeuw. Hij beschouwde deze roman als een afrekening met zijn rechtzinnige opvoeding. Hij schreef daarna nog tal van andere romans, waaronder De late dorst (1921), De oogen in den spiegel (1934) en Klopsymfonie (1949). In 1907 huwde hij met Aletta Geertruida Maria Kuylman. In datzelfde jaar nam hij de leiding van Den Gulden Winckel van Smit Kleine over.
22 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Van Eckeren genoot meer aanzien dan zijn voorganger. Zo schrijft bijvoorbeeld Pierre Dubois in zijn memoires dat hij een 'romanschrijver en criticus van een aanzienlijk beter niveau' is. De schrijver en criticus Van Eckeren werd door zijn tijdgenoten zeer gewaardeerd. Hij werd algemeen beschouwd als een zeer integer en ingetogen man, die altijd zijn eigen koers voer en over een natuurlijke autoriteit bezat. Bij zijn dood werd Van Eckeren geprezen als bedachtzaam criticus die een brug wist te slaan tussen jong en oud. Zoals Top Naeff het in zijn In Memoriam verwoordde: ‘hij heeft gewikt, gewogen, gezift, gesteund, veroordeeld waar het moest, maar op een wijze die dan nog eer te veel loofde dan te weinig, angstvallig vermeed te kwetsen of te ontmoedigen”. 60 Een provocateur was de criticus Van Eckeren zeer zeker niet. Een rode draad in zijn beschouwingen over literatuur is de afkeer van het denken in hokjes. ‘Natuurlijk kan men spreken over ‘realisme’, ‘neo-romantiek’ en al zulke dingen ('t gebeurt uit den treure), maar God heeft de dingen zoo min met die namen doen geboren worden als den haring of den pithecus anthropos erectus met de hunne. Het eerste het beste kunstwerk gooit alle benamingen omver: blijkt realisme en romantiek en nog veel meer in zich te vereenigen. De zucht tot rubriceeren in den mensch is slechts de a a n v a n g der bezinning.’61
Van Eckeren geloofde dat kunst zich niet laat rubriceren, zij bezit inherente eigenschappen die ongrijpbaar zijn. Hij onderbouwde zijn artikelen in Den Gulden Winckel veelal met zijn literaire, evenals levensbeschouwelijke visies. Met zijn komst kreeg Den Gulden Winckel een meer literair-theoretische verankering. Hij was een bedachtzaam man die niet direct tot de literaire voorhoede behoorde, maar wel open stond voor ontwikkelingen in de literatuur. Hij genoot veel aanzien onder collega’s in de literaire wereld en wist vele van hen te verleiden tot bijdrages aan Den Gulden Winckel.
3.2. Medewerkers In de eerste jaargangen was een groot deel van de kopij afkomstig van hoofdredacteur Smit Kleine zelf. Hij publiceerde in Den Gulden Winckel zowel onder de naam Frits Smit Kleine, als Piet Vluchtig als onder de initialen F.S.K. Als Gerard van Eckeren het redacteurschap van 23 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Smit Kleine in 1907 overneemt, levert hij evenals zijn voorganger een groot deel van de bijdragen aan het het blad zelf. Smit Kleine blijft ook na zijn aftreden als redacteur nog met enige regelmaat voor het tijdschrift schrijven. Naast de redacteuren waren er door de jaren heen gemiddeld zo'n vijftig schrijvers als medewerker aan Den Gulden Winckel verbonden. Een aantal van hen leverde een vaste of regelmatige bijdrage aan het tijdschrift. Eén van de medewerkers die ieder nummer een bijdrage leverde was de heer D. Smit. Over hem is vrijwel niets bekend – vermoedelijk was hij bibliothecaris van het Leesmuseum te Amsterdam - maar hij moet belangrijk geweest zijn voor het tijdschrift gezien zijn vele bijdragen. Hij schreef zowel recensies als grote artikelen en was verantwoordelijk voor de rubriek Snufjes, die de inhoudsbeschrijving van en een kort waardeoordeel over nieuw uitgekomen boeken bood. Ook de vrouw van Frits Smit Kleine, Anna Maria Françoise Smit Kleine (1856-1924) leverde regelmatig bijdragen aan Den Gulden Winckel. Zij leverde de eerste jaargangen regelmatig artikelen aan onder het pseudoniem Parvus en schreef onder deze naam ook toneelstukken en novellen. Zij verzorgde met name recensies voor romans en kinderboeken, maar schreef ook een enkel interview voor Den Gulden Winckel. Een medewerker van het eerste uur was J.B. Schepers (1865-1937). Johan Bernard Schepers was werkzaam als leraar Nederlands te Tilburg en vanaf 1895 in Haarlem, maar verwierf faam als dichter met zijn magnum opus Bragi. Hij was daarnaast als geboren Fries voorvechter van de Friese taal en haar rechten. 62 Hij leverde naast artikelen voor Den Gulden Winckel, onder meer ook vele bijdragen aan Taal en Letteren en schreef eveneens een deel in de Hollandia-reeks Pro en Contra (1905) over het spellingvraagstuk. Johan de Meester (1860-1931) was ook vanaf de eerste jaargang aanwezig. Hij schreef niet veel voor Den Gulden Winckel, maar de lezers konden toch regelmatig een artikel van zijn hand aantreffen. Hij was auteur van een aantal prozawerken en daarnaast werkzaam als journalist. Hij begon in 1883 in Amsterdam als journalist, alwaar hij lid werd van het letterkundig gezelschap Flanor en daar de jonge Tachtigers Kloos, Van Eeden, Verwey, Van der Goes en Van Deyssel leert kennen. In 1891 trad hij aan als kunstredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In deze functie wierp hij zich op als de grote verdediger van de Tachtigers. In 1903 tot 1908 was De Meester lid van de redactie van De Nieuwe Gids en van 24 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
1908 tot 1927 van De Gids. Daarnaast hield hij letterkundige lezingen, zat in talloze commissies en was een tijdlang redacteur van het maandschrift Europa.63 Een opvallende persoonlijkheid die ook vanaf de eerste jaargang regelmatig een bijdrage leverde was H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga (1868-1920). Hij was achtereenvolgens predikant te Stiens (1892-1896) en, tot zijn overlijden, te Zutphen. Al op jonge leeftijd trok het sociale vraagstuk zijn aandacht. Hij stond toen onder invloed van Leo Tolstoi en was praktisch werkzaam in de armenzorg en als bestuurslid van het Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. In Zutphen kreeg hij meer aandacht voor de uitwerking van de economische verhoudingen op het geestesleven van burgerij en arbeiders. Als één van de eerste predikanten werd hij lid van de SDAP. Als jong predikant viel Van den Bergh van Eysinga al op door zijn felle stellingname. Hij nam stelling tegen het oude modernisme, vanwege het filosofisch tekort en de te geringe aandacht voor het sociale vraagstuk.64 Van den Bergh van Eysinga beschouwde het als zijn taak in geschrift, lezingen en cursussen mensen tot ontwikkeling, in zijn woorden: tot begrip van het Absolute te brengen. De naam van het door hem uitgegeven tweemaandelijkse tijdschrift Ontwikkeling is veelzeggend. Van den Bergh van Eysinga meende dat het kapitalisme, de burgerlijke cultuur en in vele opzichten de kerken obstakels vormden in de voortgang naar het hogere leven dat het socialisme zou brengen. Het socialisme moest volgens hem religieus zijn, omdat het zich zo bewust kon zijn van het Absolute en het Werelddoel. Hij pleitte daarom voor een aristocratie (des geestes) van het socialisme.65 Hij besprak in Den Gulden Winckel vooral onderwerpen die aan zijn hart lagen. Zijn bijdragen bestonden vaak uit een bespreking van filosofische en theologische boeken, of van boeken waarin maatschappijvraagstukken behandeld werden. Zijn bijdragen waren naast daadwerkelijke boekbesprekingen ook een spreekbuis voor zijn eigen standpunten. De vrouw van Van den Bergh van Eysinga, Dr. J. Van den Bergh van Eysinga-Elias (1880-1957) schreef eveneens enkele bijdragen voor Den Gulden Winckel. Zij was medeoprichtster van de School voor wijsbegeerte in Amersfoort, leidster van de Volksuniversiteit in Haarlem en schrijfster van godsdienstige, wijsgerige en historische onderwerpen.66 25 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Margaretha Meijboom (1856-1927) schreef op zeer regelmatige basis artikelen voor Den Gulden Winckel en zou jaren lang aan het tijdschrift verbonden blijven. Ze was sociaal werkster, vertaalster en feministe. In de eerste helft van de jaren negentig publiceerde ze enkele geruchtmakende artikelen over vrouwen en de organisatie van huishoudelijk werk in het Sociaal Weekblad. Meijboom was de vaste vertaalster voor de Scandinavische talen van uitgeverij 'Wereldbibliotheek. Bij het vertalen ging zij overigens tamelijk eigengereid te werk. Passages die haar niet aanstonden, liet zij eenvoudig weg.67 Den Gulden Winckel was na één jaar een succes gebleken, zo stelde redacteur Smit Kleine vast in het eerste nummer van 1903 en in dit tweede jaar kreeg hij te maken met een almaar stijgende vloed van recensie exemplaren. Mede hierdoor zal hij genoodzaakt zijn geweest nieuwe recensenten voor het tijdschrift aan te trekken. Hieronder bevond zich ook Top Naeff (1878-1953), de schrijfster die net grote populariteit had verworven met Schoolydillen. Zij werd in 1903 aangetrokken als recensent voor het tijdschrift. Vanaf nummer negen van de tweede jaargang konden lezers regelmatig besprekingen van haar hand lezen. Haar recensies voor Den Gulden Winckel – ze zou ook voor tal van andere tijdschriften gaan schrijven, onder andere als toneelcriticus – zijn over het algemeen geen diepgaande analyses, maar meer met citaten aangeklede impressies, waarbij haar aandacht vooral uitging naar stijl en realiteitsgehaltes van personages en gebeurtenissen.68 Vanaf de tweede jaargang verschenen ook de eerste bijdragen van Jan Feith (18741944). Hij schreef geen recensies voor het tijdschrift, maar veelal vrij persoonlijke verslagen over een keur aan onderwerpen. Hij was toneelschrijver, schrijver van jongensboeken, novellen en romans. Veel van zijn werk illustreerde hij zelf, en hij publiceerde zijn tekenwerk onder het pseudoniem Kris Kras. Hij was in 1898 de journalistiek ingegaan. Hij was gedurende 25 jaar bij het Algemeen Handelsblad als feuilletonredacteur werkzaam om vervolgens in Soerabaja leiding te geven aan de Indische Post. Deze functie bleef hij vervullen na zijn repatriëring en hij was hoofdredacteur van De Kampioen van 1927-1933. Feith was daarnaast fervent sporter en reiziger. Veel van zijn ervaringen tekende hij op in reportageverslagen.69
26 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Gerard van Eckeren weet als redacteur de jonge Jan Greshoff (1888-1971) aan te trekken als medewerker. De twee vrienden zouden in 1925 zelfs gezamenlijk de redactie van Den Gulden Winckel gaan voeren. Voor die tijd bleven de bijdragen van Greshoff echter sporadisch. Zijn bijdragen waren echter wel opmerkelijk. Hij introduceerde op de pagina's van Den Gulden Winckel de lezer met besprekingen van meer experimenteler, 'moeilijker' werk dan doorgaans het geval. De stukken van Greshoff hadden daarnaast vaak een uitgesproken karakter. In tegenstelling tot Van Eckeren schuwde hij de polemiek niet. Greshoff werkte eveneens bij verschillende Haagse bladen en publiceerde zijn eerste werk. Daar tussendoor maakte hij buitenlandse reizen. Overal waar hij kwam legde hij contacten met beeldende kunstenaars, schrijvers en uitgevers.70 Greshoff had ook een grote bibliofiele belangstelling. In 1912 richtte hij in dit verband het tijdschrift De Witte Mier. Een klein maandschrift voor de vrienden van het boek op en zou dit tot 1915 blijven redigeren. Het tijdschrift had bijzondere aandacht voor de schoonheid van het boek en de vormgeving daarvan.71 Greshoff zou volgens velen uitgroeien tot een belangrijk figuur in de Nederlandse letteren van de twintigste eeuw Andere medewerkers die een groot aantal bijdragen hebben geleverd aan Den Gulden Winckel waren Dr. H.J Calkoen, J.D.C. van Dokkum, Ida Haakman, H.E.H. Van Loon en Albertine de Haas. Helaas is over hen is weinig meer bekend dan de naam, maar zij leverden een groot aantal boekrecensies en een aantal artikelen. De specialisten Een aantal van de vaste medewerkers had zijn eigen specialisme. Een daarvan was Frans Bezemer (1831-1911). Hij schreef vanaf de eerste jaargang een regelmatig verschijnende rubriek over oude boeken, waarin hij vele soorten boeken uit de achttiende eeuw of eerder besprak. Hij zou tot zijn dood in 1911, hij had toen de leeftijd van 79 jaar bereikt, voor Den Gulden Winckel blijven schrijven. Ook Jhr. J.H. Schorer (1839-1931) behoorde tot de medewerkers van het eerste uur. Hij is vermoedelijk de uitgever geweest van het Duitstalige Schorers Familienblatt en kunstkenner. Hij verzorgde voor Den Gulden Winckel alle artikelen over boeken die beeldende kunst als onderwerp hadden. Hij publiceerde onder de initialen J.H.S en had bijna ieder nummer meerdere bijdragen. De Vlaming André de Ridder (1888-1961) leverde vele van de interviews met schrijvers voor onder meer de rubriek Onze Schrijvers aan. Zo zijn in Den Gulden Winckel 27 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
onder andere interviews met Kloos, Top Naeff, Israël Querido en Ina Boudier Bakker van zijn hand. Hij was zelf redacteur van het literaire tijdschrift Vlaamsche arbeid (1905-1909) en oprichter van de tijdschriften De Boomgaard (1909-1911) en Het Roode zeil (1920). Volgens Van Bork en Verkruijsse (1985) kan De Ridder worden beschouwd als de leider en typische vertegenwoordiger van de ‘Boomgaardgeneratie' die Europees en kosmopolitisch wilde zijn. Daarom introduceerde hij het uit Frankrijk afkomstige dilettantisme in de Vlaamse literatuur. In vijf romans verschenen tussen 1910 en 1918 probeerde hij, als reactie op de triomf van de boerenroman in de Vlaamse literatuur, het grote-stadsleven uit te beelden.72 Deze waren echter kwalitatief enigszins teleurstellend. Zo schrijft Siem Bakker (1985): ‘Het verhalend proza van De Ridder [...] is gewild-modernistisch met te veel woordkunstige imitatie van buitenlandse schrijvers’.73 De interviews die hij voor Den Gulden Winckel afnam waren wellicht de opmaat voor een nieuw literair genre dat hij als een van de eerste, zo niet als eerste ging beoefenen: het literaire interview. Ook was hij de eerste die een geromantiseerde biografie schreef (Ninon de Lenclos, 1917; Jean de la Fontaine, 1918).74 Na de Eerste Wereldoorlog stichtte hij het tijdschrift Sélection en werd hij een talentvol promotor van expressionistische schilderkunst en schreef in die rol een aantal kunstkritieken.75 De heer N.A.J. Fabius was als criticus van historische werken vele jaren verbonden aan Den Gulden Winckel. Deze oud-generaal schreef onder het pseudoniem F.A.B. recensies, waarin hij zijn oordeel altijd helder, hoewel niet altijd even onderbouwd uiteenzette. Zelf schreef hij ook enkele historische romans. Van deze kan men, zo schreef Van Eckeren, zeggen 'dat er op hun litteraire waarde misschien wat af te dingen valt, maar dat ze de historische ‘sfeer’ vaak op gelukkige wijze wisten te treffen'.76 Vanaf de zevende jaargang treedt Simon B. Stokvis (1883-1941) aan als toneelcriticus. Deze leraar Engels zou vooral faam verwerven als de 'bioscoopdictator' van Amsterdam, nadat hij in 1912 voorzitter was geworden van het 'Comité ter bestrijding van het Bioscoopkwaad'. Stokvis had de uitzonderlijke houding om niet zozeer zedelijkheid maar esthetiek als norm te hanteren om films (af) te keuren.77 In 1913 verscheen van zijn hand de brochure Het Amsterdamsche schoolkind en de bioscoop. Als medewerker van Den Gulden
28 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Winckel verscheen bijna ieder nummer één dan wel meerdere bijdragen van zijn hand in de rubriek 'Tooneel'. Zo nu en dan maakte hij een uitstapje en schreef hij over Engelse literatuur. Medewerkers buitenlandse literatuur Den Gulden Winckel beschikte ook over een aantal medewerkers die verantwoordelijk waren voor de artikelen over buitenlandse literatuur. Zij hadden een eigen rubriek, die weliswaar niet iedere aflevering verscheen, maar toch met een zekere regelmaat de pagina’s van Den Gulden Winckel vulde. Voor de Franse literatuur was vanaf de eerste jaargang de in Parijs woonachtige Charles Snabilié (1856-1927) verantwoordelijk. Hij schreef onder het pseudoniem Bulée en de initialen Sn. de rubriek 'Fransche letteren' en 'Parijsche kronieken' en verzorgde daarnaast enkele korte recensies van Franstalige boeken. Hij schreef voor verscheidene Franse en Nederlandse bladen en hij redigeerde het orgaan het genootschap France-Hollande.78 Vanaf de zevende jaargang, wanneer de bijdragen van Snabilié nog maar sporadisch zijn, gaat ook William Davids (1885-1920) voor Den Gulden Winckel over Franse literatuur schrijven in de rubrieken 'Fransche letteren' en 'Hedendaagsche Fransche Romanschrijvers'. De zeer jong gestorven Davids, schreef ook voor verschillende andere tijdschriften, waaronder De Gids. Artikelen over Russische literatuur waren van de hand van Annie de Graaff. Zij was verantwoordelijk voor vele vertalingen van Russische literatuur, maar verder zijn er nog heel weinig gegevens over haar leven meer bekend. Zij kreeg vanaf de vijfde jaargang haar eigen regelmatig verschijnende rubriek 'Russische Letteren'. Al met al beschikte Den Gulden Winckel over een eclectische groep medewerkers met zeer verschillende achtergronden. Velen schreven ook voor andere tijdschriften. Van een echt grote vaste kern van medewerkers, die ieder nummer een bijdrage leverde was geen sprake. Medewerkers die echt tot de literaire voorhoede gerekend konden worden zijn weinig te vinden in Den Gulden Winckel. Enkele medewerkers waren wel vooraanstaand in hun vakgebied, maar een aantal was ook zeer onbekend. Niet altijd waren het even hoogstaande schrijvers. Dit zag Van Eckeren niet als een groot bezwaar. Hij hechtte ook aan het oordeel van de gemiddelde beschaafde en geletterde lezer. Vooral voor de korte recensies achtte hij 29 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
het geen bezwaar als wellicht de betreffende recensent geen ‘groot criticus’ was. Hij achtte het werk van deze medewerkers zeer lovenswaardig. Zij bezorgden de lezer een leesbaar overzicht van dat wat de boekenmarkt te bieden had. Het waren ontwikkelde mensen die zich door een enorme berg van boeken heen werkte en dankzij de vele lectuur die ze tot zich namen hadden zij de onmiskenbare voorsprong van onophoudelijk te kunnen blijven vergelijken tussen een massa materiaal. Dit zag hij als een op den duur noodzakelijke factor bij het onbevangen keuren van schoonheid. En hoewel hun werk zo nu en dan oppervlakkig moest blijven en af en toe de plank missloeg, leverden zij een grote bijdrage aan een van de doeleinden van Den Gulden Winckel, namelijk de lezer steeds zo beknopt mogelijk in te lichten omtrent de aard en inhoud van een zo groot mogelijk aantal nieuwe boeken.79
2.3 De lezers. In het archief van uitgever Hollandia zijn helaas geen documenten bewaard gebleven over de lezers van Den Gulden Winckel. Toch kan er op basis van enkele bronnen en methoden getracht worden een beeld te vormen van het lezerspubliek. Men zou de bronnen kunnen verdelen in twee groepen, waarvan de eerste het beoogde of vermeende publiek en de tweede het feitelijke publiek zichtbaar maakt. Het geïntendeerde publiek kan worden afgeleid uit de inhoud en prijs van het tijdschrift, uit de prospectussen en uit advertentiemateriaal. Feitelijke lezers vertonen zich in lezersbrieven en inzendingen, kopers in boekhandelsadministraties en lezersgroepen in leesgezelschapsarchieven en bibliotheekcatalogi.80 De prijs De prijs van Den Gulden Winckel lag laag. De prijs van de eerste jaargang was per jaargang: ƒ0,90, de franco prijs per post: ƒ1,20 en voor losse nummers ƒ0,12.5. Deze prijs werd wel iets verhoogd maar tot 1914 zou de prijs niet hoger worden dan ƒ1.20 per jaargang, ƒ1.50 per post, ƒ1.80 voor het buitenland en ƒ0.20 voor losse nummers. Vergeleken met de tijdschriften die zich bewogen op hetzelfde terrein is het prijsverschil aanzienlijk. Wanneer de prijs van Den Gulden Winckel vergeleken wordt met de prijsstelling van tijdschriften rond 1905 die werden besproken in de eigen rubriek 30 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
'Letterkundig leven uit de tijdschriften' – en dus blijkbaar de moeite waard werden geacht voor de eigen lezers - dan spreken de cijfers voor zich: Jaarabonnement van Onze eeuw: ƒ15.00 Jaarabonnement Groot Nederland: ƒ12.50 Jaarabonnement De Gids: ƒ15.00 Jaarabonnement De Boomgaard: ƒ7.00 Jaarabonnement De Beweging: ƒ12.50 Kwartaalabonnement Elseviers Geïllustreerd Maandschrift: ƒ2.50 Het is belangrijk om in ogenschouw te nemen dat deze tijdschriften een stuk lijviger waren waar het het aantal pagina's betrof. Er kan echter wel vastgesteld worden dat Den Gulden Winckel een betaalbare optie was voor wie niet tot de welgestelde elite behoorde, maar wel op de hoogte wilde blijven van de literaire wereld. Waar andere bladen enkel voor weinigen betaalbaar was, was Den Gulden Winckel bereikbaar voor een grote groep mensen. Het tijdschrift hoefde dus niet alleen via leesmusea, bibliotheken of leesgezelschappen tot zich genomen te worden. Voor een grote groep was het mogelijk om het tijdschrift in eigen bezit krijgen. Dit wil niet direct zeggen dat dit ook bereikbaar was voor de arbeidersklasse. Kijkend naar de lonen van arbeiders rond 1900 kan geconcludeerd worden dat ook Den Gulden Winckel nog een vrij prijzig product was. Inhoud Afgaand op de inhoud van het blad lijkt de impliciete lezer gezocht te moeten worden in de behoudende middenklasse. De eerste aanwijzing voor het geïntendeerde publiek is terug te vinden in de inleiding van het eerste nummer. Hier wordt gesproken over boekenvrienden, die even later aangeduid worden als de 'normalen mensch'. Ook spreekt Smit Kleine de wens uit om met Den Gulden Winckel te functioneren als middenplaats van het verkeer der boekenvrienden.81 Van Eckeren stelde in het tijdschrift zijn lezer gelijk met den gemiddelden beschaafden en geletterden lezer.82 Geletterd moet hier waarschijnlijk begrepen worden in de zin van de middelbaar opgeleide lezer. 31 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Het is moeilijk om op basis van de stijl van het blad het beoogde publiek te achterhalen. Enkele observaties zijn echter wel te maken. De stijl is toegankelijk – de lezer wordt vaak op vriendschappelijke en 'keuvelende' toon aangesproken – en de illustraties geven het tijdschrift een luchtig aanzien. Toch is het onwaarschijnlijk dat het blad in werkelijkheid in alle lagen van de bevolking werd gelezen. Niet alle artikelen, met name over godsdienst en filosofie, zijn altijd even eenvoudig en enige voorkennis is op voorhand gewenst. Van de lezer werd eveneens verwacht enigszins op de hoogte te zijn van de grote lijnen van het actuele literaire debat. Het was ook niet ongebruikelijk om in besprekingen van Franse of Duitse werken en/of auteurs lange citaten in het Frans of Duits aan te treffen, evenals hier en daar in een artikel een woordje Latijn. Er werd van de lezers dus wel een zekere mate van geletterdheid en culturele en algemene kennis verwacht. Het gaat echter te ver om te zeggen dat het blad op grond van stijl en inhoud zeer elitair was. De boeken die besproken werden geven eenzelfde beeld. Amusementslectuur ontbreekt bijna volledig, maar de andere kant van het spectrum komt eveneens weinig aan bod. Hoewel er zo nu en dan wel een enkel artikel aan avant-garde literatuur gewijd was, vulden literaire experimenten zeker niet de pagina’s van het tijdschrift. Den Gulden Winckel was kortom niet op de artistieke voorhoede gericht. Het gros van de boeken behoorde tot wat het middenplan genoemd kan worden. Een uitgebreidere beschrijving van de boeken die in Den Gulden Winckel werden besproken volgt later. Er kan op deze plaats wel alvast geconcludeerd worden dat de eerder genoemde gemiddelden beschaafden en geletterden lezer die in de middenklasse van de samenleving gezocht kan worden hier wederom in beeld verschijnt als het impliciete publiek van het tijdschrift. Prospectussen & Advertenties De prospectussen en advertenties geven niet veel meer informatie over de beoogde lezer, maar zij onderstrepen wel de eerdere bevindingen. Uit de advertenties blijkt dat de redactie zich richtte tot de 'boekenvriend' en dat zij zich adverteerde als het goedkoopste litteraire maandbladblad. In prospectussen valt voorts te lezen dat men verwachtte “in een breeden kring van lezers belangstelling te vinden.”83
32 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Advertenties in Den Gulden Winckel Het advertentiemateriaal in het tijdschrift kan ook aanwijzingen omtrent de mogelijke lezers geven. Adverteerders maken immers een doelbewuste keuze om in een bepaald tijdschrift te adverteren. Adverteren kost geld en adverteerders maken dus bij hun keuze een inschatting van de mate waarin het publiek van het tijdschrift overeenkomt met hun doelgroep. Reclame en aankondigingen geven dan ook een indicatie van de kring van lezers die verondersteld wordt. Helaas ontbreekt dit materiaal in veel exemplaren van Den Gulden Winckel omdat het bij het inbinden van de jaargangen verwijderd is. Bij enkele nummers zijn de advertenties echter nog wel bewaard gebleven. Deze advertenties betreffen alleen reclame voor boeken en tijdschriften. Hieronder bevinden zich veel uitgaven van Hollandia Drukkerij zelf, maar eveneens uitgaven van andere uitgevers. De prijzen van de aangeprezen koopwaar wisselen nogal. Zo zijn er advertenties voor een aantal van de goedkope brochurereeksen van Hollandia, maar ook advertenties voor aanzienlijk duurdere boeken en tijdschriften. In de advertenties verschijnt dus hetzelfde betrekkelijk goedopgeleide, en maatschappelijk en cultureel geletterde publiek. Maar hier ontstaat ook een beeld van zowel een vrij welgesteld publiek, aangezien de adverteerders het waard achtten hun veelal prijzige boeken en tijdschriften aan te prijzen in Den Gulden Winckel, als van een wat minder welgesteld publiek, gezien de aanwezigheid van advertenties voor goedkope uitgaven. Feitelijke lezers Feitelijke
lezers
vertonen
boekhandelsadministraties
zich en
in
lezersbrieven
lezersgroepen
en
in
inzendingen.,
kopers
leesgezelschapsarchieven
in en
bibliotheekcatalogi. Lezersbrieven werden in de eerste jaargangen, op een enkel uitzondering na
niet
geplaatst
en
naar
de
aanwezigheid
van
Den
Gulden
Winckel
in
boekhandelsadministraties, leesgezelschapsarchieven en bibliotheek-catalogi is tot op heden nog geen onderzoek verricht. Over de feitelijke lezer valt op het moment dan ook weinig te zeggen. De enige (hoewel onzekere) bron die wat informatie biedt is een interview met L.F. Schudel in 1927. Hij meldt hierin dat het blad veel werd gelezen in de onderwijswereld. Op dit moment zijn er geen feiten beschikbaar om deze bewering te kunnen staven, maar het is 33 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
goed voorstelbaar dat onder deze groep Den Gulden Winckel gelezen werd om een beknopt overzicht te verkrijgen van de hedendaagse literatuur en de nieuwste uitgaven.
34 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
3. De vorm In hoofdstuk 1 is in kaart gebracht wat de uitgever en redactie voor ogen hadden met Den Gulden Winckel, maar hoe kregen deze ideeën vorm. Hoe zag het tijdschrift dat de lezer onder ogen kreeg er daadwerkelijk uit?
3.1 Rubrieken in Den Gulden Winckel De vorm waarin het eerste nummer van Den Gulden Winckel, op 15 januari 1902 aan het publiek verscheen zou jarenlang de basis blijven vormen van het tijdschrift. In de loop van de jaren werden er rubrieken toegevoegd, en verdwenen er enkele, maar de basis zou hetzelfde blijven. Het eerste nummer opende met de hoofdartikelen, dit waren meerdere pagina’s tellende, geïllustreerde artikelen. Deze werden gevolgd door de rubriek Vlinders. Deze rubriek was het terrein van Frits Smit Kleine’s alter ego Piet Vluchtig. De rubriek bood plaats aan de eigen schrijfsels van Piet Vluchtig alsmede besprekingen van zijn hand van boeken of het werk van een bepaalde auteur. Deze rubriek werd gevolgd door Keur. Deze rubriek bevatte recensies van nieuw uitgekomen boeken. Daarna volgde enkele fragmenten van nieuwe uitgaven, ten slotte gevolgd door de zo door de heer Schudel gewenste boekenlijst met nieuw uitgekomen boeken. In de loop van deze eerste jaargang deden nog twee nieuwe rubriekjes hun intrede: Snippers, waarin citaten van schrijvers, filosofen of andere belangwekkende personen werden geplaatst, of citaten die betrekking hadden op boeken en Winckelkout, waarin kort belangrijk nieuws uit het boekenvak werd medegedeeld. Daarnaast werd er op regelmatige basis een plaats ingeruimd voor artikelen over oude boeken, die werden geschreven door Frans Bezemer. Deze rubriek zou tot de dood van Bezemer haar plaats blijven behouden. Gemiddeld besloeg een nummer rond de zestien pagina's en was daarmee kijkend naar vergelijkbare bladen bescheiden van omvang, De hoofdartikelen van het blad waren van diverse aard. Het betrof vaak een artikel over een auteur. Hierbij was er vaak – naast het werk - ook ruime aandacht voor de persoon van de 35 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
auteur. Ook artikelen met een verslag van een bezoek aan een auteur waren geen zeldzaamheid. Daarnaast verschenen er stukken waarin een bepaald aspect van het boekbedrijf werd behandeld, alsmede uitgebreide besprekingen van boeken en artikelen die naar aanleiding van een verschenen boek werden geschreven waarbij niet alleen aan het boek aandacht werd besteed, maar ook aan het onderwerp. Bijna alle hoofdartikelen gingen vergezeld van tenminste één illustratie, maar vaak meerdere. Dit betrof meestal portretten van de besproken auteur, illustraties afkomstig uit het besproken boek, maar ook afbeeldingen van handschriften. De rubriek Vlinders was al even gemêleerd als de openingsartikelen. Naast de vaak humoristische vertellinkjes van Piet Vluchtig, stonden er veel artikelen met een bespreking van een boek of auteur van zijn hand in. De inhoud en het karakter van deze bijdragen werden vaak bepaald door de interesses van Smit Kleine zelf. Zo werden er vaak door hem bewonderde boeken en auteurs besproken. De artikelen in Vlinders werden evenals de hoofdartikelen zeer vaak voorzien van illustraties.. De recensies die hierop volgde in Keur besloegen gemiddeld een halve pagina, maar afwijkende lengtes waren niet uitzonderlijk. De recensies waren van verschillende auteurs afkomstig en besloegen evenzoveel genres. Zij gaven meestal een impressie van het boek, gevolgd door enige kritische aantekeningen. Vanaf de derde jaargang werd Keur gevolgd door de rubriek Snufjes, die zeer korte recensies, gezet in een klein lettertype, van boeken bevatte. Deze recensies bestonden uit een korte beschrijving van de inhoud van een boek en in een of twee zinnen werd er een oordeel uitgesproken. Het blad bestond dus feitelijk uit twee delen. De eerste helft van het tijdschrift bestond uit langere artikelen en was de plaats van verdieping. Het tweede deel bestond uit vrij beknopte recensies en de boekenlijst, die de lezer in staat stelde om snel kennis te nemen van nieuw verschenen boeken. Vanaf het jaar 1905 worden er enkele inhoudelijke wijzigingen binnen Den Gulden Winckel doorgevoerd, die onder leiding van het redacteurschap van Gerard van Eckeren echt vorm aan beginnen te nemen. Den Gulden Winckel gaat zich steeds meer richten op alle facetten die met het boek te maken hebben. Zo wordt er meer plaats ingeruimd voor artikelen die de 36 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
technische bewerking en kunstnijverheid van boeken als onderwerp hebben en komt er een nieuwe vaste rubriek Onze uitgevers geheten, die artikelen met portretten van Nederlandse uitgevers bevat. Eveneens komt er nog meer aandacht voor de persoon van de schrijver en wordt de serie Onze schrijvers voortgezet. Voor deze rubriek vind de redactie ook een aantal Nederlandse en Vlaamse auteurs bereidwillig om een stuk te schrijven over hun eigen schrijversloopbaan en het ontstaan van hun werken. Deze rubrieken komen te staan naast de artikelen over auteurs en de artikelenserie over oude boeken die al reeds een plek in het tijdschrift hadden en behoren tot de langere artikelen in het tijdschrift. Er zou gesteld kunnen worden dat er steeds meer een verschuiving plaats vindt van een tijdschrift dat met name gericht is op de inhoud van boeken en haar auteurs naar een steeds meer veelomvattend boekentijdschrift. De redactie verwoordt het in een prospectus (1909) alsvolgt: “Het boek: - de kunstenaars die het scheppen en die het versieren: - de nijveren, die het uitgeven, het verspreiden: - de werkers die de letter snijden, gieten, het boek drukken, het bekleden – ziedaar in drie regelen samengevat, de onderwerpen, voor welke wij verwachten in een breede kring van lezers belangstelling te vinden.”84 Hoewel er inderdaad meer aandacht komt voor verschillende facetten van het boek is bovenstaande prospectus toch enigszins misleidend. De pagina's van Den Gulden Winckel bleven voor het overgrote deel gevuld met inhoudelijke besprekingen en recensies van boeken. Vanaf 1905 krijgt toekomstig hoofdredacteur Gerard van Eckeren ook zijn eigen rubriek: Idee en leven. Licht en schaduw uit de literatuur van den dag, waarin hij recent verschenen Nederlandse literaire werken bespreekt. Met deze rubriek krijgt het tijdschrift een meer algemeen beschouwende component en een grotere focus op Nederlandse literatuur. Daarnaast verschijnt er vanaf dat jaar regelmatig een lijst van verschenen algemeen-culturele, literaire en boekentijdschriften, waarin de inhoud van de nieuw uitgekomen nummers uitgebreid de revue passeert. In 1906 wordt Den Gulden Winckel onder Gerard van Eckerens leiding steeds verder gestructureerd. De rubriek Keur krijgt de nieuw naam Boekenschouw, en de boeken worden voortaan op genre onderverdeeld, zoals ‘romans en novellen’ en ‘godsdienst, wijsbegeerte’, 37 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
‘tooneel’, enz. Van Eckeren neemt in deze rubriek overigens een groot deel van de recensies van Nederlandse literatuur en boeken over godsdienst en wijsbegeerte voor eigen rekening, Artikelen over Franse literatuur vallen voortaan on de rubriek Fransche letteren, en er komt een rubriek over Russische literatuur en letterkunde onder de naam Russische letteren. De boekenlijst wordt steeds verder ingekort en er komt een nieuwe rubriek De techniek van het boek. Fragmenten van literaire werken verdwijnen bijna volledig. Door de jaren heen blijven de hoofdartikelen in Den Gulden Winckel gekenmerkt worden door een zeer op de persoon van de auteur gerichte benadering. Een invalshoek die tegenwoordig benoemd zou worden met de term 'human interest' journalistiek. Dit lijkt ingegeven te worden door het denkbeeld dat kunst in het middelpunt van het leven moet staan om zodoende de maatschappij op een hoger plan te tillen. Door interviews met auteurs, persoonlijke artikelen, het sieren van het blad met vele portretten, maar ook met fragmenten van handschriften van auteurs, trachtte men de ideeën van schrijver in verband te brengen met hun persoonlijkheden. Veelzeggend is dan ook wat de redactie over de waarde van de anekdote zegt: “Een klein trekje, een enkel woord moet plotseling den indruk geven van: ja, zóó is hij inderdaad. En die kijk op een persoon, moet het werk verduidelijken. Dat moet het zijn. Hier in Holland denkt men onmiddellijk aan onbescheidenheid. Onzin. Een schrijver is een eenheid die niet te scheiden is in een boek en een mensch. Als men belang stelt in een schrijver, stelt men belang in zijn boek en omgekeerd.”85 Men wilde kortom de belangstelling opwekken voor zowel het letterkundige leven, als denkbeelden en richtingen en de auteurs die deze uitdroegen. Er moest een wederzijds vertrouwen in Nederland gekweekt worden tussen schrijvers en lezers, zodoende dat alle grenzen werden weggenomen zodat literatuur midden in het leven kwam te staan. Het primair doel was om via de auteur aandacht voor het boek te genereren. De human-interest invalshoek was dus een middel en niet het doel. Dit blijkt ook uit een stukje dat Gerard van Eckeren schreef naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Willem Kloos: ‘Aan de bijna dweepzieke vereering, die uit de „hulde-betuigingen" van enkele onzer dagbladen gesproken heeft, wenschen overigens wij voor ons deel niet mede te doen. De „Personen-cultus"
38 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
van onzen tijd heeft voor wie in het wereldgebeuren, dus allermeest in de ontplooiing van het geestelijk bewustzijn, jets meer ziet dan wat ervan aan de oppervlakte tot uiting komt, deze eenzijdigheid, dat de blik er in den regel te veel door gevestigd blijft op die oppervlakte, te weinig doordringt tot de geestelijke eenheid achter alle ding, den verborgen, „ondergrondschen" drang, de Bevelende Stem ten opzichte waarvan ook de voortreffelijkste mensch in zijn volledige geestesgesteldheid niet dan de trouwe Gehoorzamer is.’ 86
3.2 Illustraties Den Gulden Winckel werd opgesierd met vele illustraties. Dit gaf het tijdschrift een luchtig aanzien en hoewel Den Gulden Winckel een betrekkelijk goedkoop tijdschrift was, gaven de illustraties het toch een zekere allure. Het tijdschrift, dat in twee kolommen werd gedrukt, was overigens in het algemeen zeer verzorgd. Veel dank is hierbij ongetwijfeld verschuldigd aan L.C.J. van Sandwijk. Hij was de zetter, die vanaf het eerste nummer het tijdschrift opmaakte. Den Gulden Winckel had geen illustrator in dienst. De illustraties bestonden naast afbeeldingen afkomstig uit de besproken boeken vooral uit portretten van schrijvers. In de eerste jaren waren dit nog vaak gravures, later vooral foto’s. Den Gulden Winckel ging echter verder. Zo werden in de artikelen over schrijvers ook vaak foto's opgenomen van het huis, tuin of plaats waar deze woonde. daarnaast werd het tijdschrift opgesierd werd met vele fragmenten van handschriften van schrijvers (Zie voor voorbeelden hiervan bijlage 2, p. 66). Hierin was Den Gulden Winckel uniek. Het is aannemelijk dat er een doelbewuste strategie achter schuil ging. Volgens Gérard Genette in zijn studie Paratexts. Thresholds of interpretation (1997) behoren illustraties tot wat hij noemt de paratekst. Genette stelt dat paratekst hetgeen is wat maakt dat tekst een
materieel wordt; er bestaat geen tekst zonder paratekst. Paratekst is in zekere zin een zone waarin strategisch wordt gehandeld en invloed op het publiek wordt uitgeoefend. 87 Een pragmatisch kenmerk van de paratekst is dat het meerduidig kan zijn doordat het zowel een directe als indirecte boodschap in zich kan dragen: een paratekstueel element kan enkel informatie overdragen, zoals een auteursnaam, maar ook een intentie of interpretatie. De redactie trachtte met de vele illustraties het tijdschrift toegankelijk en aantrekkelijk te maken. Het is aannemelijk dat zij met de vele portretten en reproducties van handschriften van 39 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
auteurs tevens de intentie had auteurs werkelijk zo dicht mogelijk bij de lezer te brengen en op deze wijze enthousiasme bij de lezers op te wekken voor de auteurs en via deze weg voor hun werk.
40 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
4. De kritische praktijk en de positionering van Den Gulden Winckel Welke plek had Den Gulden Winckel binnen het tijdschriftenbestel? De doelstellingen van het tijdschrift zijn reeds gedefinieerd, maar om deze vraag te kunnen beantwoorden is het ook zaak te bekijken hoe deze doelstellingen zich vertaalde in de praktijk.
4.1 Welke boeken werden besproken in Den Gulden Winckel? De boeken die in Den Gulden Winckel gerecenseerd of besproken werden, betroffen zeker niet alleen Nederlandstalige literatuur. Zij bestreken een breed spectrum waarbij naast literatuur, ook aan kunst, geschiedenis, wetenschap, antropologische boeken, reisverhalen, rechtsgeleerde boeken, en almanakken een plaats werd geboden op de pagina's. Zeker de eerste jaren van het blad, toen het onder leiding van Smit Kleine stond, vormde literaire fictie maar een beperkt deel van de besproken boeken. De hoofdartikelen waren, bezijden de artikelen over schrijvers, veelal geschreven naar aanleiding van staatskundige, wijsgerige of (literair)historische onderwerpen. Onder leiding van Gerard van Eckeren kwam er een grotere focus op Nederlandse literatuur. Het merendeel van de besproken boeken was in de Nederlandse taal geschreven en een klein deel betrof vertaald werk, maar er was ook aardig wat plaats ingeruimd voor Duitstalige en Franstalige boeken naast een enkele Engelstalige of Italiaanse uitgave. Een klein deel van de besproken boeken werd gevormd door vertaalde werken. Al in de tweede jaargang wordt besloten tot het maar beperkt bespreken van vertaalde werken, vanwege de steeds groter wordende stroom binnenkomende recensie-exemplaren. Als we verder kijken naar welke boeken in de recensierubriek Keur en later Boekenschouw gerecenseerd werden kan men zich toch niet aan de indruk onttrekken dat er nauwelijks sprake is van een selectie van wat er besproken werd. Men lijkt eenvoudigweg alles te bespreken wat als recensie-exemplaar werd aangeleverd. Hoewel Nederlandse literatuur de hoofdmoot uitmaakt, vertoont het geheel aan besproken boeken toch een bonte verscheidenheid. Er werden boeken besproken voor zowel een groot als klein publiek, binnenlandse en buitenlandse literatuur, waarbij in deze laatste categorie zowel vertaalde 41 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
werken, maar ook onvertaalde werken besproken werden, boeken van gevestigde auteurs evenals van debutanten. En bij dit alles een heel scala aan genres en onderwerpen. Amusementslectuur ontbreekt echter bijna volledig – 'giftig gekleurd snoepgoed' naar de mening van Gerard van Eckeren - maar eveneens de andere kant van het spectrum komt weinig aanbod. Vernieuwende literatuur is niet veel terug te vinden op de pagina’s van het tijdschrift. De meeste boeken behoorden tot wat enigszins oneerbiedig kan worden aangeduid als de middenmoot. Van Eckeren stelde het als volgt: ‘Tot een grondige bespreking van de werkelijk bijzondere scheppingen bieden de groote tijdschriften ruimte genoeg (D.G.W. wijdt daar trouwens ook vaak afzonderlijke artikelen aan), voor de dikwijls verdienstelijke producten in de middensfeer wordt niet steeds overal elders de aandacht gevraagd waarop zij recht hebben.’88 De rubriek Keur en later Boekenschouw waren de plaats waar boeken van allerlei slag besproken werden en waar men de lezer op beknopte wijze in probeerde te lichten over de aard en inhoud van een zo groot mogelijk aantal nieuwe boeken. Dit was niet de plaats van verdieping, deze vond plaats in de hoofdartikelen. Daar konden de echt bijzondere boeken een uitgebreide bespreking krijgen. In de opzet om boekenvrienden in een prettige en beknopte vorm op de hoogte te houden van het literaire leven van de dag en daarbij plaats te bieden aan alle soorten boeken lijkt Den Gulden Winckel geslaagd te zijn. De kanttekening moet wel gemaakt worden dat er weinig aandacht was voor experimentele literatuur. Populaire ontspanningsliteratuur was ook nauwelijks terug te vinden op de bladzijden van het tijdschrift. Den Gulden Winckel begaf zich dus niet in het vaarwater van de steeds veder oprukkende massacultuur, maar ook niet in de artistiek voorhoede met zijn 'selectiebeleid'.
4.2. De (literair-)kritische praktijk Den Gulden Winckel beschikte, zoals we hebben gelezen, over een bont gezelschap medewerkers met verschillende achtergronden, die zo lijkt het, vrij gelaten werden bij het schrijven van hun bijdragen. De lezer kreeg daardoor bijdragen vanuit verschillende perspectieven te lezen. Dit onderstreept de ongebondenheid van het tijdschrift. Ook het feit 42 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
dat het niet om 'grote namen' ging, geeft het gebruikerskarakter van het blad aan. Daarnaast drukten uiteraard de twee redacteuren hun stempel op het tijdschrift in de hoedanigheid van hun functie, alsmede door het feit dat ze (als redacteur) een groot deel van de bijdragen voor hun rekening namen. In deze paragraaf zullen hun kritische bijdragen nader bekeken worden. Frits Smit Kleine Wie het eerste nummer van Den Gulden Winckel onder leiding van Frits Smit Kleine openslaat kan in eerste instantie denken met een bolwerk van conservatisme van doen te hebben. In het eerst nummer zijn maar liefst twee grote artikelen over Nicolaas Beets en Camera Obscura te lezen. Daarnaast is er aandacht voor de briefwisseling tussen Busken Huet en Potgieter. Ook in de volgende nummers wordt zowel in de hoofdartikelen als in Vlinders, waarin hij schreef onder de naam Piet Vluchtig, toch veelvuldig eer toegezwaaid aan auteurs uit de voorbije eeuw. Wie verder leest komt echter al snel tot de ontdekking dat er in Den Gulden Winckel veel aandacht was voor hedendaags werk en dat eveneens de erfenis van de beweging van Tachtig was geaccepteerd. Onder het schijnbare reactionaire oppervlak was er dus ook plaats voor vernieuwing en modernisering. In dit verband moet in ogenschouw genomen worden dat Smit Kleine, die geboren was in 1845, ruim twintig jaar jonger was dan de generatie van Tachtig en nog een echte representant was van de negentiende-eeuwse genootschapscultuur. Hij wees dan ook het (literaire) verleden niet af, maar beschouwde haar als waardevol. Dit betekende echter niet dat hij conservatief was. Hem als zodanig beschouwen zou hem onrecht aandoen. In dit verband kan ook het tijdschrift De Banier dat Smit Kleine met onder meer Marcellus Emants van 1875 tot 1881 uitbracht, in herinnering geroepen worden. Dit tijdschrift verdedigde reeds voor de beweging van Tachtig vele facetten van moderne kunst. Al in de jaren zeventig van de negentiende eeuw waren de eerste tekenen van vernieuwing aan de horizon verschenen en De Banier was er daar een van. De beweging van Tachtig was niet volledig uit de lucht komen vallen.89 De erfenis van de Tachtigers werd door Smit Kleine geaccepteerd – ondanks de aanvallen die hij van hen te verduren had gekregen – maar zijn visie was wel een andere.
43 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Welke kritische normen hield hij aan bij het beoordelen van de boeken? Smit Kleine had in zijn redactionele voorwoord van het eerste nummer zich erg op de vlakte gehouden wat dat betreft. Hij had expliciet gemeld dat stelselmatige afkeuring zou worden geweerd en dat hij en zijn medewerkers boeken zouden gaan keuren op hun innerlijk en uiterlijk schoon. Een duidelijk kritisch normenstelsel komt uit de artikelen van Smit Kleine niet naar voren. Dit is het gevolg van het feit dat Smit Kleine weinig recensies schreef voor de rubriek Keur en in zijn eigen rubriek of in een hoofdartikel niet zozeer boeken beoordeelde, maar de lezer informeerde over een bepaald (vaak niet altijd even recent) werk of auteur vaak samengaand met het uiten van zijn bewondering voor het werk. Toch valt het een ander over zijn kritische normen te zeggen. Een eis die hij aan zichzelf als criticus oplegde was een open opstelling. Hij stelt: ‘Wie de pen voeren over schrijvers en schrifturen hun zij als allereerste eisch gesteld het bezit eener onbekrompen geestesbeschaving.’90 Hij toont zich verder een cultuurrelativist. Hij meent dat wat de een enthousiast maakt, de ander dit niet maakt. Mogelijk is dit standpunt ingegeven door de 'klappen' die hij zelf als schrijver van critici had gekregen. Hoe het ook zij, Smit Kleine geloofde dat er geen absolute norm bestond voor wat goede literatuur is. 91 In het verlengde daarvan beschouwde hij kunst niet als iets wat enkel voor de elite bestemd was. Kunst vormt weliswaar de voorhoede van de samenleving en heeft een positieve invloed op de samenleving, maar zij moet wel dicht bij de samenleving staan en niet er ver boven verheven. Schrijvers werden dan ook zo dicht mogelijk bij de lezer gebracht. Den Gulden Winckel was een ontmoetingsplek voor alle boekenvrienden. Dat Smit Kleine geloofde dat kunst een goede invloed op mensen had blijkt onder meer uit het speciale kindernummer dat in december van 1902 verschijnt. Daarin schrijft hij: ‘'n Krachtige bondgenoot van den opvoeder is het Boek. Kiest dan met zorg uw Bondgenooten’92. Wat betreft zijn literair-kritische normen, achtte hij vooral eenheid van vorm en inhoud van belang. Hij schreef daar onder andere het volgende over: ‘Rustigheid heersche in den geest des scheppers, ,opdat zijn handen werk als rustig geheel tevoorschijn treden. Het beweegelijke van het leven, als tegenstelling van de oogenschijnlijke starheid van den dood – ligt voor kunstwerken niet in het bonte van figuren en omgeving, maar allereerst in de geleidelijke ontwikkeling van het karakter der personen, in wie de auteur een
44 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
stuk menschenleven heeft willen openbaren en de inwerking der gebeurtenissen op hun wezen. Hoe bedaarder de voorstelling daarvan geschiede, hoe scherper de omlijning zij, te grooter de indruk.’93
Wat in de bijdragen van Smit Kleine de lezer vooral treft is een groot blijk van enthousiasme. Hij trachtte de lezer te enthousiasmeren voor boeken. Zijn agenda lijkt in belangrijke mate bepaald te worden door wat cultuurspreiding genoemd kan worden. 94 Zijn doel was de kring van boekenvrienden steeds verder uit breiden. In potentie was dit zeker haalbaar. De uitbouw van het middelbaar onderwijs vanaf de jaren zestig had geresulteerd in een toename van het aantal in moderne talen geschoolde lezers en daarmee in de potentiële afzetmarkt van boeken.95 Het was een agenda waarbij idealistische als commerciële motieven perfect samengingen. Gerard van Eckeren Als de 31-jarige Gerard van Eckeren als redacteur aantreedt is er geen sprake van een directe koerswijziging. Onpartijdige en onafhankelijke kritiek in dienst van de lezer zou het devies van het blad blijven. Hij neemt regelmatig stelling tegen bevooroordeelde critici en is wars van alles wat naar dogmatisme neigt. En hoewel hij persoonlijk sceptisch is over bepaalde stromingen (bijvoorbeeld Christelijke kunst) wijst hij het niet op voorhand af. Van Eckeren beoordeelde voor Den Gulden Winckel met name Nederlandse literatuur, theologie en wijsbegeerte. Hij wilde een onpartijdig criticus zijn, maar dit betekende niet dat hij geen ideeën had over wat goede literatuur is. Meer dan Smit Kleine gedaan had komt in de kritieken van Van Eckeren wel degelijk zijn visie op literatuur naar voren. Dit deed hij in zijn eigen rubriek Idee en leven. Licht en schaduw uit de literatuur van den dag als in vele korte recensies in de rubriek Boekenschouw. Kernwoorden in zijn theoretisch kader zijn 'onmiskenbare objectiviteit' en 'organische synthese'. Een roman moest beeldend verteld worden en de karakters moeten psychologisch onderbouwd zijn. Stilistisch gezien stelde Van Eckeren dat het taalgebruik ongekunsteld en consequent diende te zijn en de inhoud moest onderstrepen. Wat betreft compositie moesten alle onderdelen bijdragen tot de harmonie van het geheel. Een roman werd geacht harmonieus 45 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
en consequent van vorm te zijn. Een eerste vereiste voor de schrijver was daarnaast objectiviteit. Dit betekende niet dat een schrijvers enkel puur moet vastleggen wat hij ziet. Kunst ontstaat pas als de schrijver de werkelijkheid naar een hoger niveau weet te tillen. De auteur moet boven de werkelijkheid uitstijgen om zo wat 'de idee' genoemd kan worden tot uiting te brengen. Het symbolische mag echter alleen vorm krijgen door middel van de concrete werkelijkheid. De auteur diende synthese te bereiken door de werkelijkheid van toevalligheden te ontdoen. De twee onderstaande citaten zijn kenmerkend voor het enigszins abstracte denken over literatuur van Van Eckeren: ‘Niet de werkelijkheid zooals wij meenen dat zij behoort te zijn, of zooals wij haar wenschen zouden; doch de werkelijkheid zooals zij is – en dat weer niet in de vluchtigheid harer verschijning, doch in de vastigheid van haar wezen – verwachten wij in een kunstwerk. Geen correctie, maar verdieping van de realiteit dus – ziedaar de roeping van den kunstenaar’ 96 ‘Alle waarachtige beschrijvende litteraire kunst is in wezen episch voor zooverre zij van het bizondere te gaan heeft tot het algemeene, de reeks van „gevallen", waarin het dagelijksch gebeuren voor den naief-realistischen nuchteren mensch-van-de-practijk verscheurd blijft, verdiept tot wat geen reeks, geen gebeuren, geen beweging dus meer is, maar een zijn, een hoogere toestand, een levens-houding, een stilheid.’97
Van Eckerens denkbeelden sloten aan bij zijn eigen werk als romancier. Hij was een representant van de generatie van negentig. Deze generatie had met de Tachtigers de aandacht voor het esthetische gemeen, maar er was bij hen meer plaats voor maatschappijzin, als ook voor geestelijke bezinning, innerlijk verdieping en een meer wijsgerige invalshoek. 98 Van Eckerens romans kunnen tot de psychologisch-naturalistische stroming gerekend worden en hebben een ethische strekking. Over de moraal in de kunst schreef hij: ‘Is kunst dan Onzedelijk, of, zoo ge dat niet te beweren wenscht, boven(buiten)-zedelijk, amoreel? Mijn antwoord is noch het een, Noch het ander. Het aesthetische schijnt mij toe zedelijk te zijn op zijne eigene wijze. Er bestaat dus m.i. toch een verband tusschen schoonheid en zedelijkheid’99
46 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Nu beoordeelde Van Eckeren de boeken die hij in Den Gulden Winckel besprak lang niet altijd langs de boven uiteengezette absolute normen. Hij koos er vaak voor om boeken op hun relatieve merites te beoordelen Hij beoordeelde boeken vaak aan de hand van vergelijkbare boeken of als onderdeel van het oeuvre van de auteur. Ook hield hij rekening met het beoogde publiek. Daarnaast betrok hij de intentie van de auteur in zijn oordeel. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de recensies van Kapelaan van Liestermonde van W.A. Paap en een recensie van Jan Feith: ‘Als het waar is dat een kunstenaar van het woord nog iets meer is dan een bloot levensnoteerder, een man die met een notitieboekje in de hand, het potloodje tegen het gereede, bevochtigingswillige tongpuntje aan, temidden van het „gedoe" zijner medeschepselen rondstapt, klaar om met haastige gretigheid te noteeren elk .belangwekkend „geval" dat uit de brandingder levensverschijnselen als kostbare schelp op het strand van zijn aandacht wordt neergeworpen, – dan . . . is de heer Paap een zoodanig kunstenaar zeker niet. Het eenige wat ge niet zoeken moet is karakterontleding, is plastiek, is kleur, is gloed, is datgene wat... enfin, wat dikwijls maakt dat een boek onopgemerkt blijft. Want om den gloed op een schilderij te zien branden, de „wonderbare wereld" te zien opengaan, moet men nog iets anders hebben dan de oogen van de op feiten verlekkerde groote massa, wier bijbel de krant is en wier ontspanningslectuur de romans zijn van een Willem Paap.’ ‘Ik voor mij, als ik me dan slechts ontspannen wil, grijp liever naar de boeken van Jan Feith. Ook de heer Feith pleegt u den inhoud van zijn notitieboekjes voor te leggen, maar de heer Feith doet dat zonder eenige pretentie van psycholoog of wat dan ook „groots" te willen zijn.’ 100
Dat Van Eckeren vaak voor een beoordeling op relatieve criteria koos heeft te maken met de functie die hij voor zich zag weggelegd; die van betrouwbare onafhankelijke gids wiens taak het was om te lezer te informeren. Hij hield er weliswaar eigen standpunten op na, maar mobiliseerde deze niet om eigen literair werk of dat van groepsgenoten te promoten. Doel was niet mensen op te leggen wat ze moesten lezen, maar het helpen van lezers bij het maken van een keuze. Onafhankelijke en onpartijdige kritiek was in het belang van de lezer. Het was ook niet de kritiek die mensen op een hoger niveau tillen, maar het lezen van boeken zelf, zo geloofde van Eckeren. 47 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
4.2 De positie van Den Gulden Winckel Den Gulden Winckel kan gedefinieerd worden als een boekentijdschrift van voorlichtende aard. Door tal van kritieken, korte besprekingen, aankondigingen en interviews hield het belangstellenden op de hoogte. Den Gulden Winckel stelde zich kortom als taak om een groot publiek op toegankelijke wijze te informeren over de literaire actualiteit en schreef aan de kritiek een publieke functie toe. Het tijdschrift was niet vernieuwend, maar integreerde vernieuwingen die reeds waren doorgebroken. Zijn kritiek was niet direct gericht op het literaire veld en collega-auteurs, maar op een algemeen lezerspubliek. Het tijdschrift wierp zich op voor de gemiddelde lezer en cultuurconsument. Den Gulden Winckel kan daarmee geplaatst worden in het literaire veld binnen wat Ruiters en Smulders het middlebrow segment noemen. Middlebrow cultuur of ook wel burgerlijke cultuur in een definitie vangen is moeilijk, toch is er, zij het heel globaal, wel iets over te zeggen. Allereerst kan een concept als middlebrow alleen in relatie tot de concepten lowbrow en highbrow gedefinieerd worden. Bourdieu spreekt in La Distinction: Critique sociale du jugement (1979) over legitieme smaak, middlebrow smaak (culture moyenne) en populaire smaak. Volgens Bourdieu wordt culturele smaak in belangrijke mate bepaald door educatief kapitaal en door sociale herkomst. Hierbij gaat op dat de invloed van de sociale achtergrond toeneemt als het gaat om culturele goederen die traditioneel minder tot het domein van het onderwijs behoren. 101 De middenklasse is in hoofdzaak de consument van middelbrow cultuur. Zij zit eigenlijk in een tweespalt tussen haar natuurlijk ingegeven smaak en hetgeen waar ze aspireert van te houden. Een deel van de aantrekkingskracht van middelbrow cultuur ligt er voor deze groep in gelegen dat het referenties bevat van de highbrow cultuur ofwel de legitieme cultuur en die het vermengen van de twee aanmoedigt en rechtvaardigt. Volgens Bourdieu ontstaan hierdoor toegankelijke versies van de avant-garde experimenten of toegankelijke werken die doorgaan voor avant-garde experiment. Deze kunst geeft het idee dat de legitieme cultuur in ieders bereik ligt door het combineren van normaal gesproken twee exclusieve kenmerken: onmiddellijke toegankelijkheid en het in de ogen van de buitenwacht bezit van culturele legitimiteit.102
48 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Mirjam Westen heeft geopperd dat de middlebrow cultuur het 'goede' element van zowel de elite- als de volkscultuur in zich heeft proberen te verenigen. Het verfijnde, gemanieerde en verheven karakter van de afgesloten aristocratische cultuur werd in toenemende mate openbaar en toegankelijk (iets dat kenmerkend voor volkscultuur was). In de loop van de negentiende eeuw werd een eerste stap gezet op weg naar geleidelijke culturele nivellering. De middlebrow cultuur probeerde niet alleen het beste van twee werelden te verenigen, maar ze spreidde op nog een andere manier een sterke tendens tot nivellering tentoon. Anders dan de exclusieve cultuur van de elite werd de burgerlijke cultuur gepresenteerd als algemeen geldig en deugdzaam, en derhalve nastrevenswaardig voor alle rangen en standen. Dit zou, meent Westen, de initiatieven kunnen verklaren van de burgerlijke elite om kennis en kunsten te verspreiden over andere (lees: lagere) bevolkingslagen103 Te denken valt aan boekenclubs, radio-uitzendingen, reeksen met literaire klassiekers, volkshogescholen en beknopte handboekjes over culturele onderwerpen. De middlebrow probeerde een weg te bewandelen tussen de lage en hoge cultuur en haar cultuur voor een grote groep toegankelijk te maken Deze democratische ethiek werd niet gedeeld door opponenten die stelling namen tegen Den Gulden Winckel omdat zij het tijdschrift beschouwden als symptoom van culturele erosie en nivellering die het gevolg waren van gebrek aan artistiek onderscheidingsvermogen en een teveel aan fatsoen en middelmaat Met een positie in het middlebrow segment bepaalde Den Gulden Winckel zijn plek in het tijdschriftenbestel. Ook de functie die het tijdschrift zichzelf toekende was kenmerkend. Het was, in tegenstelling tot de meeste literaire tijdschriften, niet programmatisch, maar informerend van aard. Het was niet avant-gardistisch; er werd geen nieuwe stroming vertegenwoordigd, en niet utilitaristisch, in de zin dat het in functie stond van een bepaalde ideologie in politiek of levensbeschouwelijke zin. Den Gulden Winckel is met haar middlebrow positionering en voorlichtende aard verwant aan een algemeen cultureel tijdschrift als Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Hoewel het een breder spectrum van cultuuruitingen bestreek en zowel veel groter was van opzet als uitvoering, koos ook dit tijdschrift ervoor een middenpositie in te nemen. Rymenants, Sintobin en Verstraeten merkte op dat: 'zowel elitarisme als populisme wordt 49 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
afgewezen ten voordele van een artistiek verantwoorde literatuur die niettemin toegankelijk is voor een breed publiek'.104 Ditzelfde kan opgemerkt worden over Den Gulden Winckel. Door het bescheiden formaat van Den Gulden Winckel, een nummer had gemiddeld zo'n 16 pagina's, kan tot slot opgemerkt worden dat het tijdschrift niet alleen een positie tussen high- en lowbrow cultuur innam, maar eveneens een positie tussen tijdschrift en krant . Het tijdschrift was beknopt, zonder vluchtig te zijn. Het bestond in de basis uit een deel verdieping en een recensiegedeelte. Het benadert daarmee dicht het concept van de boekenbijlage.
50 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Conclusie De centrale vraag: 'Wat waren de doelstellingen van Den Gulden Winckel, in welke mate beantwoordde Den Gulden Winckel aan zijn eigen doelstellingen en welke positie nam het hiermee in ten opzichte van andere boekentijdschriften?' is op te delen in drie onderdelen. Het in kaart brengen van de doelstellingen, het bepalen van de mate waarin hieraan voldaan werd en het positioneren van Den Gulden Winckel binnen het literaire veld. De eerste twee onderdelen zullen allereerst nog kort doorgenomen worden, gevolgd door een korte toelichting van het derde onderdeel. Doelstellingen Er kan een viertal doelstellingen onderscheiden worden. De eerste doelstelling was een breed publiek van boekenvrienden in prettige, beknopte vorm op de hoogte houden van het hedendaagse litteraire leven. Den Gulden Winckel streefde ernaar een ontmoetingsplaats te worden van alle boekenvrienden, waarmee zowel lezers, schrijvers als uitgevers werden aangeduid. Aan deze doelstelling wist het tijdschrift grotendeels te beantwoorden. Den Gulden Winckel was een boekentijdschrift van voorlichtende aard. Het tijdschrift, dat een bescheiden aantal pagina's telde, informeerde op toegankelijke wijze de lezer over de literaire actualiteit. Er werd van de lezers wel verwacht over een zekere mate van geletterdheid, culturele en algemene kennis te beschikken. Het blad was echter niet elitair. Dit, in combinatie met de relatief lage prijs maakte het tijdschrift toegankelijk voor een breed publiek. Door interviews, uitgebreide boekbesprekingen, artikelen over verschillende facetten van het boek, tal van kritieken, aankondigingen en boekennieuws aangevuld met vele illustraties hield het belangstellenden op de hoogte. In de recensierubriek probeerde Den Gulden Winckel zo veel mogelijk boeken te behandelen en in de hoofdartikelen werd zover haalbaar de verdieping gezocht. Men koos vaak voor een human interest gerichte benadering om zo via auteurs aandacht voor boeken te genereren. Het tijdschrift spande zich mede op deze wijze in een wederzijds vertrouwen in Nederland te kweken tussen schrijvers en lezers, 51 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
zodoende dat alle grenzen werden weggenomen zodat literatuur midden in het leven kwam te staan. Een tweede doelstelling die Den Gulden Winckel zich stelde was het plaats bieden aan alle soorten boeken. Daarnaast wilde het niet alleen aandacht geven aan de inhoud van boeken, maar aan al haar facetten. In de opzet om plaats te bieden aan alle soorten boek slaagde Den Gulden Winckel behoorlijk. Het zwaartepunt van het tijdschrift lag, met name in de jaren onder leiding van Gerard van Eckeren, bij Nederlandse literatuur, maar er werd al om al aan een keur van boeken plaats geboden. Er werden boeken bespreken voor zowel een groot en klein publiek als binnenlandse en buitenlandse literatuur, waarbij in deze laatste categorie zowel vertaalde werken, maar ook onvertaalde werken besproken werden. Een heel scala aan genres en onderwerpen kwam aan bod en boeken van zowel gevestigde auteurs als van debutanten passeerden de revue. In de hoofdartikelen is er naast aandacht voor nieuw verschenen boeken en boeken uit het recente verleden, zo nu en dan ook aandacht voor oudere titels. Een breed spectrum van boeken vulde dus de pagina's van Den Gulden Winckel. Er moet echter de kanttekening worden gemaakt dat er nauwelijks aandacht was voor amusementslectuur ('giftig gekleurd snoepgoed' in de woorden van Gerard van Eckeren) en experimentele literatuur. Den Gulden Winckel behandelde in artikelen verschillende facetten van het boek. Zo waren er artikelen gewijd aan de technische bewerking en kunstnijverheid van boeken, als bijvoorbeeld artikelen over uitgevers en bibliotheken. Het is echter onjuist om het tijdschrift aan te duiden als alles omvattend boekentijdschrift. De pagina's van Den Gulden Winckel waren voor het overgrote deel gevuld met inhoudelijke besprekingen en recensies van boeken. Een derde doelstelling die gedefinieerd kan worden is tweeledig, Allereerst wilde het tijdschriftstelsel matige afkeuring uit de kritische beschouwingen weren: ‘geen enkel geestesproduct dat naar vorm en inhoud tot de keur onze letteren behoort [zal] buiten de winckel worden geplaatst’. Daarnaast beoogde Den Gulden Winckel geen voorkeur, ideologie of levensbeschouwing voor te staan: ‘Het blad, als orgaan, heeft geen voorkeur. Het wil een 52 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
beeld geven van het literaire leven zoals het reilt en zeilt, dus de beoordelaars in het blad zijn vrij. Hoe de redacteuren over een bepaald boek of een schrijver denken doet er niet toe. Dat kan hoogstens tot uiting komen in een door hen gesigneerd artikel, nooit in de houding van het blad ten opzichte van dien schrijver of dat boek.’105 Aan deze doelstelling voldeed Den Gulden Winckel in de praktijk. Het tijdschrift beschikte over een bont gezelschap medewerkers met verschillende achtergronden, die zo lijkt het, inderdaad vrij gelaten werden bij het schrijven van hun bijdragen. De lezer kreeg daardoor bijdragen vanuit verschillende perspectieven te lezen. De redacteuren hielden er weliswaar eigen standpunten op na, maar nergens gebruikten zij het tijdschrift om eigen literair werk of dat van een stroming te promoten. Zij toonden zich in hun kritiek onafhankelijk en onpartijdig, in dienst van de lezer. op. Ze legden mensen niet op wat ze moesten lezen, maar hielpen lezers bij het maken van een keuze. Ten slotte wilde Den Gulden Winckel zich ten dienst stellen van zowel de boekhandel als van de boekenvrienden. Dit is een lastige opgave. Wat in het belang is van de lezer in lang niet altijd in het belang van lezer. De redactie van Den Gulden Winckel wist deze op eerste gezicht mogelijk conflicterende doelen toch te verenigen. Enige handigheid kan hen hierbij niet ontzegd worden. Volgens de twee redacteuren verbond de liefde voor het boek zowel lezers, auteurs als uitgevers met elkaar en vormden zij één gemeenschap met een gedeeld belang. Ten grondslag hieraan lag een handelswijze die gebaseerd was op negentiende-eeuwse genootschappelijkheid en het ideaal van cultuurspreiding. Het doel was om de kring van boekenvrienden steeds verder uit te breiden. Deze agenda, die in potentie zeker haalbaar was, omdat de uitbouw van het middelbaar onderwijs vanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw had geresulteerd in een toename van het aantal in moderne talen geschoolde lezers, liet idealistische als commerciële motieven perfect samengaan. Positie In tegenstelling tot de meeste tijdschriften in het literaire veld was Den Gulden Winckel niet programmatisch van aard. Het tijdschrift stelde zich als taak om een groot publiek op 53 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
toegankelijk wijze te informeren over de literair actualiteit en schreef aan de kritiek een publieke functie toe. Zijn kritiek was niet direct gericht op het literaire veld en collegaauteurs, maar op een algemeen lezerspubliek. Den Gulden Winckel profileerde zich uitdrukkelijk als tijdschrift voor 'gewone lezers', aangeduid als boekenvrienden. Dit positioneert Den Gulden Winckel in het middlebrow segment. Het tijdschrift probeerde een weg te bewandelen tussen de lage en hoge cultuur en deze cultuur – die als artistiek verantwoord en nastrevenswaardig werd gepresenteerd - voor een grote groep toegankelijk te maken. Den Gulden Winckel is daarmee verwant aan het algemeen-culturele tijdschrift als Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Dat tijdschrift bestreek echter een breder spectrum van cultuuruitingen was zowel veel groter was van opzet als uitvoering, Kanttekeningen bij het onderzoek, Helaas is er nog geen bronnenmateriaal gevonden over de feitelijke lezers van Den Gulden Winckel, oplagecijfers en de verspreiding van het blad. Dit onderzoek kende daardoor enige begrenzingen. Mocht informatie omtrent bovengenoemde zaken nog boven water komen dan zou dit zeer waardevol zijn voor vervolgonderzoek. Suggesties voor verder onderzoek Tijdschriften die aan de kritiek een publieke functie toeschreven zijn bijna allemaal in de schaduw van de literatuurgeschiedenis verdwenen. Sterk programmatisch geprofileerde tijdschriften die konden bogen op auteurs met grote namen zijn immers een dankbaar onderzoekobject voor literatuurhistorici die literair vernieuwingen en normveranderingen in kaart willen brengen. Het concept van middlebrow, waarmee informerende tijdschriften vaak geduid kunnen worden – zij behoren meestal niet tot de dominante elite die de strijd over de definitie van culturele legitimiteit voert - geeft aandacht aan een bepaald segment van de literaire wereld die vaak slechts in de marge van onderzoek naar meer innovatieve trends in de literatuur terecht komen. Door verder onderzoek te doen naar andere middlebrow tijdschriften, zowel nationaal als internationaal, kan hun functie als tussenpersoon verder in kaart gebracht worden, maar kan ook de productie van middlebrow literatuur aan het licht komen. 54 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
Een tijdschrift voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel 1902-1913
Tot slot is het tijdschrift, zeker wanneer het een lang leven kent, een medium dat als geen ander met de tijd meebeweegt en zich hier constant aan aanpast. Een tijdschrift als Den Gulden Winckel was weliswaar niet vernieuwend, maar integreerde vernieuwing die al reeds elders was doorgebroken. Inhoudelijk onderzoek naar alle jaargangen van Den Gulden Winckel zou dan ook veranderingen aan het licht kunnen brengen in de smaak en interesses van een breed publiek.
55 Annemiek Weber Studentnummer 5753562
1 2
3
4 5
6
7
8 9 10
11
12
13
14 15 16 17 18
19
20 21 22 23
24
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
39
40
41
42
43
Bakker, S., Literaire tijdschriften. Van 1885 tot heden, Amsterdam: Synthese, 1985. Hemels, J., R. Vegt, Het geïllustreerde tijdschrift in Nederland, Bron van kennis en vermaak, lust voor het oog: bibliografie, dl. 1 1840-1945, Amsterdam: Cramwinckel, 1993. Geboekt in jaargangen. Anderhalve eeuw boekentijdschriften in Nederland, Th. A. P. Bijvoet (red.), Utrecht: Matrijs, 1994. Speciaal nummer De Boekenwereld, jrg 10, nr. 5. Becker, H.S., Art Worlds, Berkely / Los Angeles, California: University of California Press, 1984, p. 1-39. Bots, H., Levie, S., Periodieken en hun kringen. Een verkenning van tijdschriften en netwerken in de laatste drie eeuwen. Nijmegen: Vantilt, p. 10-11. Bots, H., Levie, S., Periodieken en hun kringen. Een verkenning van tijdschriften en netwerken in de laatste drie eeuwen. Nijmegen: Vantilt, p. 10-11. Nederland rond 1900. contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), De Haan, Haalem, 1979, p. 97. Deyssel, L. van, De scheldkritieken, H.M.G. Prick (red.), Amsterdam: De Arbeiderspers, 1979, p. 30. Bank, J., M. van Buuren, 1900 Hoogtij van burgerlijke cultuur, SDU Uitgevers, Den Haag, 2000, p. 15. Nederland rond 1900. Contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 97-98. Nederland rond 1900. Contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 99. Ruiter, F., W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1996, p. 25 Ruiter, F., W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1996, p. 25. Idem, p. 25. Idem, p. 25. Idem, p. 25. Idem, p. 133. Nederland rond 1900. contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979 p. 101. Nederland rond 1900. contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), De Haan, Haalem, 1979, p. 101-102. Bakker, Literaire tijdschriften. Van 1885 tot heden, Amsterdam: Synthese, 1985, p. 88. Bakker, Literaire tijdschriften. Van 1885 tot heden, Amsterdam: Synthese, 1985, p. 30. Idem, p. 79. Nederland rond 1900. Contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 102. Nederland rond 1900. contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 102-104. Idem, p. 102-104. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Archief Uitgeverij en Drukkerij Hollandia Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Smit Kleine, F., Jubelbrief, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Idem Advertentie, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Bedrijfsdocumentatie Uitgeverij Hollandia Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1927. Idem Smit Kleine, F., Portaal, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 1, 1902, p.1. De redactie, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 26, 1926, p. 7. Bots, H., Levie, S., Periodieken en hun kringen. Een verkenning van tijdschriften en netwerken in de laatste drie eeuwen. Nijmegen: Vantilt, p. 10-11. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (red.), Den Haag: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1962, p. 5. Kalmthout, T., Frits Smit Kleine en de kunstkringen van Haarlem, in: Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een 19e-eeuwse stad, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1993, p. 193-194. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (red.), Den Haag: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum,, 1962, p. 5-6. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (red.), Den Haag: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1962, p. 6. Kalmthout, T., Frits Smit Kleine en de kunstkringen van Haarlem, in: Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een 19e-eeuwse stad, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1993, p. 197.
44
45
46
47
48
49
50
51
52 53
54
55
56 57 58
59
60 61 62
63
64
65
66
67
68 69 70 71
72
73 74
75
76 77 78
79 80
81
Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (ed.), Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, 1962, p. 6 De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Bork, G.J. Van, P.J. Verkruijsse (red.), Weesp: De Haan, 1985, p. 194. Knuvelder, G.P..M., Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, dl. 4, 's-Hertogenbosch: Malmberg, 1979, p. 92-93. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (red.), Den Haag: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1962, p. 6. Kalmthout, T., Frits Smit Kleine en de kunstkringen van Haarlem, in: Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een 19e-eeuwse stad, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1993, p. 197. Heesen, H., H. Jansen, Frits Smit Kleine. Een onpractisch man, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in MiddenNederland, Amsterdam: De Prom, 2001. Heesen, H., H. Jansen, Frits Smit Kleine. Een onpractisch man, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in MiddenNederland, Amsterdam: De Prom, 2001. Kloos, Willem, Albert Verwey, De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek, Amsterdam: W. Versluys, 1886. Dubois, P.H.,Memoranda Hermetisch en besterd, 's Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar, 1987, p. 187. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (ed.), Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, 1962, p. 69. Heesen, H., H. Jansen, Frits Smit Kleine. Een onpractisch man, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in MiddenNederland, Amsterdam: De Prom, 2001. Heesen, H., H. Jansen, Frits Smit Kleine. Een onpractisch man, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in MiddenNederland, Amsterdam: De Prom, 2001. Lexicografische mededelingen, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, Jrg 10, nr. 1, 1902, p. 15. Stuiveling, G., Ter nagedachtenis, in: De Nieuwe Taalgids, Groningen: J.B. Wolters, 1951, jrg.44, p .44. Eckeren, G. van, Wat het leven mij geleerd heeft, J.J. Van Loghem, e.a. (red.), Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1952, p. 52-53. Eckeren, G. van, Wat het leven mij geleerd heeft, J.J. Van Loghem, e.a. (red.), Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1952, p. 52-53. Dubois P.H., Memoranda Hermetisch en besterd, 's Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar, 1987, p. 187. Kroniek van het proza, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 25, 1926, p. 13-14. Gosses, G., Johan Bernard Schepers (Heerenveen 15 Augustus 1865-Haarlem 10 Juli 1937), in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1939. De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs, G.J. Bork, P.J. Verkruijsse (red.), Weesp: De Haan, 1985, p. 379-380. Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA) http://www.iisg.nl/bwsa/bios/bergh-van-eysinga.html (16-10-2011) Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA) http://www.iisg.nl/bwsa/bios/bergh-van-eysinga.html (16-10-2011) Laan, K. ter, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid, G.B. Den Haag/ Jakarta: Van Goor Zoonen's Uitgeversmaatschappij, 1952. http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/meijboom (10-11-2011). De oorspronkelijke versie is opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5, Den Haag, 2002. Vaartjes, G., Rebel en dame. Biografie van Top Naeff, Amsterdam: Querido, 2010, p. 78-79. Het Vaderland: Staat- en Letterkundig nieuwsblad, 02-09-1944. Bork, G.J., Greshoff, J., in: Schrijvers en Dichters, DBNL Biografieënproject, 2003. Geboekt in jaargangen. Anderhalve eeuw boekentijdschriften in Nederland, Th. A. P. Bijvoet (red.), Utrecht: Matrijs, 1994. Speciaal nummer De Boekenwereld, jrg 10, nr. 5, p. 119. De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs, G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse (red.) Weesp: De Haan, 1985. Bakker, S., Literaire tijdschriften, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1985. Bork, G.J. Van, P.J. Verkruijsse (red.), De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. De Haan, Weesp 1985. Bork, G.J. Van, P.J. Verkruijsse (red.), De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. De Haan, Weesp 1985. Eckeren, G., van, N.AJ. Fabius, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 20, nr. 8, 1921. Een portret van Simon B. Stokvis, www.geheugenvannederland.nl (27-10-2011) Utrechts Nieuwsblad, 27 0ktober 1927, p.11 Eckeren, G. van, Schrijver en critiek, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia Drukkerij, Jrg. 21, nr. 5, 1922 Aerts, R., De Gids en zijn publiek. Een compositieportret, in: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. De Vereniging, Leiden 1994, p. 107-129. Smit Kleine, F., Portaal, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 1, nr.1, 1902, p.1
82 83
84
85 86
87 88 89
90 91 92 93 94
95
96 97 98
99 100 101
102 103
104
105
Eckeren G. van, Schrijver en critiek, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 21, nr. 5, 1922. Verscheidene prospectussen, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Bedrijfsdocumentatie Uitgeverij Hollandia. Prospectus 1909, Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Bedrijfsdocumentatie Uitgeverij Hollandia. Pannekoek, G.H., Al pratende met... De redactie, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, Jrg. 26, nr. 1, 1927.
Eckeren, G. van, 'Opening', in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 8, nr. 5, 1909, p.1. Genette, G., Paratexts. Tresholds of interpretation, Camebridge University Press, 1997. Eckeren, G. van, Schrijver en critiek, Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg 21, nr. 5, 1922. Nederland rond 1900. Contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 98-99. Smit Kleine F., Dr. Jan Hartog, in: Den Gulden Winckel, jrg. 1, nr. 8, 1902. Vlinders, in:Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia , jrg, 1, nr. 11, 1902. 'Opening', Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg 1, nr. 12, 1902. Smit Kleine, F., Vlinders, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 3, nr. 1, 1927. Sanders, M., De criticus als bemiddelaar, in: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, Leiden: Maatschappij der Nederlandse letterkunde 2008, p. 318. Sanders, M., De criticus als bemiddelaar, in: Tijdschrift voor Ned.erlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, Leiden: Maatschappij der Nederlandse letterkunde, 2008,, p. 318 Eckeren, G. van, Idee en leven, in: Den Gulden Winckel, jrg. 5, nr. 4, Baarn: Holandia, 1906. Eckeren, G. van, Idee en Leven, in: Den Gulden Winckel, jrg. 11, nr. 5, Baarn: Hollandia, 1912. Nederland rond 1900. Contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), Haarlem: De Haan, 1979, p. 108. Eckeren, G. van, Idee en Leven, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg 11, nr. 3, 1912. Eckeren, G. van, Boekenschouw, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia , jrg 9, nr., 7, 1910. Boven, E. van, K. Rymenants, M. Sanders, P. Verstraeten, Middlebrow en modernisme, in: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, 2008, p. 9. Bourdieu, P., Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste, New York / Londen, 2006. Ruiter, F., W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1996, p. 18. Rymenants, K., T. Sintobin, . Verstraeten, Strijd en continuïteit in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift (18901940). Een terreinverkenning, in: Arrière Garde. Modernisme(n) in de Nederlandse letterkunde, J. Baetens, e.a. (red.), Amsterdam, 2008, p. 116. Zie ook: Sanders, M., De criticus als bemiddelaar, in: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, Leiden: Maatschappij der Nederlandse letterkunde, 2008, p. 329. Pannekoek, G.H., Al pratende met... De redactie, in Den gulden winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 1926, p. 7.
Bibliografie Aerts, R., De Gids en zijn publiek. Een compositieportret, in: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. De Vereniging, Leiden 1994. Becker, H.S., Art Worlds, Berkely / Los Angeles, California: University of California Press, 1984. Bakker, S., Literaire tijdschriften. Van 1885 tot heden, Amsterdam: Synthese, 1985. Bork, G.J., Greshoff, J., in: Schrijvers en Dichters, DBNL Biografieënproject, 2003. Bots, H., Levie, S., Periodieken en hun kringen. Een verkenning van tijdschriften en netwerken in de laatste drie eeuwen. Nijmegen: Vantilt. Bourdieu, P., Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste, New York / Londen, 2006. Boven, E. van, K. Rymenants, M. Sanders, P. Verstraeten, Middlebrow en modernisme, in: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, 2008. De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Bork, G.J. Van, P.J. Verkruijsse (red.), Weesp: De Haan, 1985. De redactie, in: Den Gulden Winckel, jrg. 26, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1926. Deyssel, L. van, De scheldkritieken, H.M.G. Prick (red.), Amsterdam: De Arbeiderspers, 1979. Dubois, P.H., Memoranda Hermetisch en besterd, 's Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar, 1987. Eckeren, G. van, Idee en Leven, in: Den Gulden Winckel, jrg. 11, nr. 3, Baarn: Hollandia, jrg 11, 1912. Eckeren, G. van, Idee en leven, in: Den Gulden Winckel, jrg. 5, nr. 4, Baarn: Holandia, 1906. Eckeren, G. van, Boekenschouw, in: Den Gulden Winckel, jrg. 9, nr. 7, Baarn: Hollandia, 1910. Eckeren, G. van, Idee en Leven, in: Den Gulden Winckel, jrg. 11, nr. 5, Baarn: Hollandia, 1912. Eckeren, G., van, N.A.J. Fabius, in: Den Gulden Winckel, jrg. 20, nr. 8, Baarn: Hollandia, 1921. Eckeren, G. van, 'Opening', in: Den Gulden Winckel, jrg. 8, nr. 5, Baarn: Hollandia,1909. Eckeren, G. van, Schrijver en critiek, in: Den Gulden Winckel, Jrg. 21, nr. 5, Baarn: Hollandia, 1922. Eckeren, G. van, Wat het leven mij geleerd heeft, J.J. Van Loghem, e.a. (red.), Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1952. Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Dubois, P.H. (red.), Den Haag: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1962.
Geboekt in jaargangen. Anderhalve eeuw boekentijdschriften in Nederland, Th. A. P. Bijvoet (red.), Utrecht: Matrijs, 1994. Speciaal nummer De Boekenwereld, jrg. 10, nr. 5. Genette, G., Paratexts. Tresholds of interpretation, Camebridge University Press, 1997. Gosses, G., Johan Bernard Schepers (Heerenveen 15 Augustus 1865-Haarlem 10 Juli 1937), in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1939. Heesen, H., H. Jansen, Frits Smit Kleine. Een onpractisch man, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in Midden-Nederland, Amsterdam: De Prom, 2001. Hemels, J., R. Vegt, Het geïllustreerde tijdschrift in Nederland, Bron van kennis en vermaak, lust voor het oog: bibliografie, dl. 1 1840-1945, Amsterdam: Cramwinckel, 1993. Kalmthout, T., Frits Smit Kleine en de kunstkringen van Haarlem, in: Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een 19e-eeuwse stad, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1993. Kloos, Willem, Albert Verwey, De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek, Amsterdam: W. Versluys, 1886. Knuvelder, G.P..M., Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, dl. 4, 'sHertogenbosch: Malmberg, 1979. Kroniek van het proza, in: Den Gulden Winckel, Baarn: Hollandia, jrg. 25, 1926. Laan, K. ter, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid, G.B. Den Haag/ Jakarta: Van Goor Zoonen's Uitgeversmaatschappij, 1952. Lexicografische mededelingen, in: Den Gulden Winckel, Jrg 10, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1902. Nederland rond 1900. contouren van een cultuur. Kunst, literatuur, muziek, film, Boer, D. E. H. de, (red.), De Haan, Haalem, 1979. Pannekoek, G.H., Al pratende met... Louis F. Schudel, in: Den Gulden Winckel, jrg. 26, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1927. Pannekoek, G.H., Al pratende met... De redactie, in: Den Gulden Winckel, jrg. 26, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1927. Ruiter, F., W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1996. Rymenants, K., T. Sintobin, . Verstraeten, Strijd en continuïteit in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift (1890-1940). Een terreinverkenning, in: Arrière Garde. Modernisme(n) in de Nederlandse letterkunde, J. Baetens, e.a. (red.), Amsterdam, 2008. Sanders, M., De criticus als bemiddelaar, in: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde, vol. 142, nr. 4, Leiden: Maatschappij der Nederlandse letterkunde 2008. Smit Kleine F., Dr. Jan Hartog, in: Den Gulden Winckel, jrg. 1, nr. 8, Baarn: Hollandia, 1902.
Smit Kleine, F., Jubelbrief, in: Den Gulden Winckel, jrg. 26, nr.1, Baarn: Hollandia, 1927. Smit Kleine, F., Portaal, in: Den Gulden Winckel, jrg. 1, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1902. Smit Kleine, F., Vlinders, in: Den Gulden Winckel, jrg. 3, nr. 1, Baarn: Hollandia, 1927. Stuiveling, G., Ter nagedachtenis, in: De Nieuwe Taalgids, jrg. 44, Groningen: J.B. Wolters, 1951. Vaartjes, G., Rebel en dame. Biografie van Top Naeff, Amsterdam: Querido, 2010 Kranten Het Vaderland: Staat- en Letterkundig nieuwsblad, 02-09-1944. Utrechts Nieuwsblad, 27 0ktober 1927. Archieven Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Archief Uitgeverij en Drukkerij Hollandia Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, Bedrijfsdocumentatie Uitgeverij Hollandia Websites Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA) http://www.iisg.nl/bwsa/bios/bergh-van-eysinga.html (16-10-2011) Een portret van Simon B. Stokvis www.geheugenvannederland.nl (27-10-2011) Historici.nl http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/meijboom (10-11-2011).
Bijlage 1
Profiel Den Gulden Winckel 1902-1913
Den Gulden Winckel. Ondertitel: Tijdschrift voor de Boekenvrienden in Groot-Nederland. Plaats van Uitgave Baarn Eerste jaar van verschijnen 1902 Uitgever Uitgeverij en Drukkerij Hollandia Drukkerij Uitgeverij en Drukkerij Hollandia Verschijningfrequentie Maandelijks, een jaargang bestaat uit 12 nummers Hoofdredacteur 1902-1906: Frits Smit Kleine 1907-1928: Gerard van Eckeren Prijs. 1e jaargang: prijs per jaargang ƒ0,90, franco per post ƒ1,20, losse nummers ƒ0,12.5. Daarna: prijs per jaargang ƒ1.20, franco per post ƒ1.50, voor het buitenland ƒ1.80, losse nummers ƒ0.20. Advertenties 2-3 pagina's. Aard van de advertenties: voor boeken en tijdschriften Aantal pagina's per nummer 15-17 (exclusief advertenties) Aantal kolommen Twee Illustratoren Geen Aspecten van woord en beeld. Het blad is gedrukt in zwart/wit. Geïllustreerd met gravures, foto's, reproducties van handschriften. Teksten lopen onder elkaar door, gescheiden door een lijn. Sommige rubrieken hebben een titelvignet.
Regelmatige medwwerkers D. Smit Anna Maria Françoise Smit Kleine J.B. Schepers H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga Dr. J. Van den Bergh van Eysinga-Elias Ida Haakman Frans Bezemer Albertine de Haas Margaretha Meijboom Top Naeff Jan FeithL Lode Baekelmans Ina Boudier Bakker Johan de Meester Isaac Esser Jan Greshoff Dr. H.J. Calkoen J.D.C. Van Dokkum Jhr. J.H. Schorer H.E.H. Van Loon Andre de Ridder. N.A.J. Fabius Simon B. Stokvis Charles Snabilié William Davids Annie de Graaf Edmond van Offel Felix Ortt Edmond van Offel Bijzondere afleveringen Jrg. 1, 1902: Kindernummer Vaste en regelmatige rubrieken Vlinders Idee en Leven. Oude boeken Keur Boekenschouw (opvolger van Keur) Snipper(s) Winckelkout Letterkundig leven uit de tijdschriften Boekbeschrijving Onze Schrijvers Tooneel Russische Letteren Fransche Letteren Techniek van het boek Snufjes
Bijlage 2: Afbeeldingen
Voorblad Den Gulden Winckel (1902)
Voorblad Den Gulden Winckel (1903)
Maurits Esser (Gerard van Eckeren)
Frits Smit Kleine, Mei 1879. Uit: Den Uit: Emants, M., Brieven aan Frits Smit Kleine, Den Haag, 1962.
Uit: Gulden Winckel, jrg. 25, nr.1, 1926
Twee voorbeelden van pagina’s uit een nummer van Den Gulden Winckel Tweede jaargang, 1903, nummer 9. Boven: p. 144. Onder: p.152.