Een Tijdbank voor Vrijwilligerswerk
Een Bijdrage van Ronduit Open aan behoud en versterking van de leefbaarheid in kernen in een tijd van krimp, vergrijzing en bezuinigingen
Leudal, juni 2011 Fractie Ronduit Open
Inhoudsopgave
1. Aanleiding
2. Verbreding en verdieping van de problematiek rond krimp en vergrijzing 2.1 Sturingsvragen 2.2 Schaalvergroting en dienstverlening 2.3 De relatie tussen professionele diensten en vrijwilligerswerk
3. Een Oplossingsrichting
4. Een Tijdbank voor Vrijwilligerswerk 4.1 Het concept 4.2 Doel 4.3 Schaal 4.4 Werkterrein 4.5 Betrokken partijen 4.6 Functioneren 4.7 Organisatievorm
5. De voordelen en verschillen op een rijtje
6. Voorgestelde aanpak
2
1. Aanleiding
Ook binnen Leudal is de problematiek actueel rond krimp, gecombineerd met een vergrijzende bevolking. Beide ontwikkelingen raken vrijwel alle beleidsterreinen (woningbouw, financiën, verenigingsleven, voorzieningen enz.) en vragen dus om een integrale aanpak.
Er is echter één terrein dat speciale aandacht vraagt en dat betreft de vraag op welke wijze de zorg in kernen op peil kan blijven wanneer er als gevolg van een vergrijzende bevolking sprake is van naar verwachting sterk toenemende zorgbehoeften. Tegelijkertijd komen de inkomsten van de gemeente onder druk te staan. Realisering van bestemmingsplannen zal bijvoorbeeld veel minder dan voorheen voor inkomsten zorgen. Dat komt deels omdat de behoefte aan nieuwbouw afneemt als gevolg van krimp en deels omdat er in tijden van economische tegenwind minder wordt gebouwd. Het zal dus veel minder dan voorheen vanzelfsprekend zijn dat de overheid de middelen ter beschikking stelt om problemen op te lossen. We kunnen er niet automatisch op vertrouwen, zoals in het verleden gebruikelijk was, dat de overheid zal regelen en financieren dat in de zorgbehoeften wordt voorzien. Hoewel men zich in steeds bredere kring bewust wordt van deze problematiek en de zorgen groeien over de consequenties hiervan voor de leefbaarheid in plattelandskernen is er nog weinig zicht op structurele oplossingen. Toch is dat hard nodig. Het is onze overtuiging dat de problematiek zo complex en veelomvattend is dat niet volstaan kan worden met relatief kleine beleidswijzigingen. Er is een dringende behoefte aan vernieuwende oplossingen.
Leefbaarheid in kernen is bij uitstek een politiek onderwerp. Het behoud en verstevigen van leefbaarheid in kleine kernen is immers een onderwerp dat hoog genoteerd staat op vrijwel alle politieke agenda’s. Dat geldt in het bijzonder voor een gemeente als Leudal die bestaat uit 16 plattelandskernen van uiteenlopende grootte. Wij vinden dus dat raadsfracties, naast de activiteiten die het College onderneemt op het vlak van leefbaarheid, ook zelf een actieve rol moeten spelen en moeten bijdragen aan visie- en beleidsontwikkeling. Maar er is een tweede reden voor Ronduit Open om met deze Beleidsnota te komen. Het is, zoals gesteld, onze overtuiging dat de problemen zo omvangrijk en ingrijpend zijn dat we niet kunnen volstaan met gebruikelijke oplossingen en maatregelen maar dat er behoefte is aan fundamentele verandering en vernieuwing. Thans is er sprake van een brede waaier aan initiatieven, 3
projecten, subsidies en overeenkomsten die allemaal tot doel hebben direct of indirect bij te dragen aan behoud en verbetering van de leefbaarheid in de kernen. Het is vanwege aard en omvang van de problematiek hoogst onwaarschijnlijk dat we de leefbaarheid in de toekomst op peil kunnen houden door voort te gaan op de ingeslagen weg. Het gaat niet meer om een onsje meer of minder. Door middel van deze Beleidsnota willen we bijdragen aan een verdiepend en verbredend debat en daartoe ook voorstellen doen. We beschouwen deze Beleidsnota met het daarin vervatte voorstel voor de oprichting van een Tijdbank voor vrijwilligers als input voor het komende debat en besluitvorming in de Raad.
Uitgangspunt hierbij is voor ons geweest dat krimp niet als een op zichzelf staande ontwikkeling moet worden gezien maar in een breder kader moet worden geplaatst. Gevolg daarvan is, zoals zal blijken, dat de met krimp samenhangende problematiek deels nog dieper is en ingrijpende maatregelen vraagt van vaak wordt aangenomen. Dat betekent dat de optelsom van op zichzelf staande en zonder twijfel goedbedoelde maatregelen onvoldoende effect zal sorteren en dat een gezamenlijk en consistent kader nodig is. Een belangrijk aandachtspunt daarbij zal zijn op welke schaal naar oplossingen moet worden gezocht. Zo kan er zicht ontstaan op vernieuwende perspectieven en tevens ruimte voor oplossingen en initiatieven waarvan de betekenis en meerwaarde verder gaat dan enkel krimp.
4
2. Verbreding en verdieping van de problematiek rond krimp en vergrijzing
Allereerst kunnen we naar onze overtuiging krimp niet los zien van enkele andere ontwikkelingen die deels het probleem vergroten. Drie vraagstukken zijn daarbij belangrijk waar we achtereenvolgens op ingaan: : •
Sturingsvragen
•
Schaalvergroting en dienstverlening
•
De relatie tussen professionele diensten en vrijwilligerswerk.
2.1 Sturingsvragen
Leefbaarheid in kernen handelt niet enkel om de vraag welke voorzieningen daarvoor nodig zijn maar vooral ook om de onderliggende vraag wie verantwoordelijk is dat die voorzieningen er komen en in stand blijven. Het gaat dus naast inhoudelijke aspecten vooral om sturingsvragen. Dergelijke discussies concentreren zich vaak rond de vraag of goede zorgvoorzieningen aan de krachten van de markt moeten worden overgelaten, dan wel dat de overheid de primaire taak heeft de noodzakelijke zorg te organiseren en te leveren. Moeten gemeenschapsaccommodaties commercieel worden geëxploiteerd of is er sprake van een overheidstaak? Kunnen we erop vertrouwen dat de aanbieders van zorg vanzelf wel op de zorgvraag inspelen of zijn er aan marktwerking te grote nadelen verbonden? Politieke partijen zijn min of meer gepositioneerd rond deze uitgangspunten. Hoe meer men vertrouwt op de markt, des te sterker is het pleidooi om ruimte te bieden aan marktkrachten en des te kleiner is de rol die aan de overheid wordt toegekend. Er is dan een stevig geloof dat de marktkrachten er wel voor zullen zorgen dat in de zorgbehoeften wordt voorzien en ook dat dit op de meest efficiënte wijze gebeurt. De markt dwingt immers tot onderlinge concurrentie en wie te dure diensten aanbiedt prijst zich vanzelf uit de markt. Daarentegen kiezen tegenstanders van deze denklijn voor een stevige overheidsrol in de overtuiging dat aan marktwerking te grote nadelen zijn verbonden. Terwijl de één gelooft in een hogere efficiency als gevolg van marktwerking stelt de ander dat marktwerking slechts gunstig uitwerkt voor diegenen die over markkracht beschikken. Met een lege beurs is het immers slecht winkelen. Bovendien zullen in een marktomgeving slechts diensten worden aangeboden die commercieel interessant zijn. In diensten die geen geld opbrengen zijn marktpartijen doorgaans niet geïnteresseerd. 5
Kijken we naar de ontwikkeling in de afgelopen decennia, dan zien we dat er periodes waren waarin de overheid veel taken naar zich toe heeft getrokken, ook op het niveau van uitvoering. Maar we kennen ook de gevolgen. Niet alleen nam het overheidsbudget voor zorgactiviteiten enorm toe maar er was ook sprake van toenemende bureaucratisering. In andere periodes werd het belang van marktwerking benadrukt en werden overheidsorganisaties verzelfstandigd en geprivatiseerd. Tevens ontstond ruimte voor private initiatieven.
Naar onze overtuiging zijn duurzame oplossingen voor de problemen rond leefbaarheid in kernen niet mogelijk zonder expliciet een standpunt in te nemen met betrekking tot sturingsvragen. Kunnen en willen we vertrouwen op marktwerking of kiezen we voor een stevige en omvangrijke rol van de overheid? En als we voor een combinatie van markt en overheid kiezen, welke diensten laten we dan over aan de markt en welke rol krijgt de overheid?
2.2 Schaalvergroting en Dienstverlening
Om kostenvoordelen te kunnen realiseren groeiden zorgorganisaties de laatste jaren uit tot gigantisch grote organisaties. Naarmate organisaties groeien wordt het echter steeds lastiger die ook goed te besturen. Om overzicht te behouden worden interne procedures steeds meer gestroomlijnd en geharmoniseerd omdat het anders vrijwel onmogelijk is het werk te managen. De organisatie wordt als het ware aangepast aan het management in plaats van een situatie waarin het management dienend is aan het werk. Die ontwikkeling deed zich zowel voor in de particuliere sector als bij de overheid.
Omdat de noodzaak van schaalvergroting in brede kring als onontkoombaar en vanzelfsprekend wordt ervaren ontbreekt serieuze aandacht voor de nadelen ervan. Te vanzelfsprekend wordt aangenomen dat we in staat zijn de sturing binnen grote organisaties goed te organiseren en te regelen. De praktijk leert dat naarmate organisaties groter worden ook de behoefte toeneemt aan regels en procedures. De veronderstellen daarbij dat we daardoor tot effectieve vormen van sturing en management in staat zijn terwijl de praktijk voortdurend anders uitwijst. In de zorg leidde dat tot steeds meer indicatieprocedures. Misbruik leidde tot aanvullende verfijningen en detailleringen. Ook de noodzaak van bezuinigingen speelde een rol. Gevolg was en is dat indicatieprocedures door burgers steeds sterker als vervreemdend werden en worden ervaren. Mensen voelen zich niet meer erkend omdat de regels naar hun beleving belangrijker worden waardoor respect voor de mens gaat 6
ontbreken. Mensen met een zorgbehoefte worden gereduceerd tot regelbare objecten. Gebreken worden pas als zodanig erkend als men voldoende punten behaalt en aan overige ambtelijke criteria voldoet. Mede hierdoor is er sprake van een toenemende bureaucratisering van de zorg. Ook managementopvattingen spelen daarbij een rol. Om grote organisaties overzichtelijk en beheersbaar te houden en de kosten in de hand te houden ontstaan er steeds meer regels die werknemers voorschrijven op welke wijze zij hun werk moeten uitvoeren. Tot minuten nauwkeurig worden activiteiten gepland en vastgelegd. Daarbij doet zich het probleem voor dat de zorgsector arbeidsintensief is en qua loonontwikkeling moet aansluiten bij de algemene loonontwikkeling. Zorgactiviteiten lenen zich echter veel minder voor verhoging van de arbeidsproductiviteit dan bijvoorbeeld de industrie mogelijk is. Terwijl het in commerciële bedrijven mogelijk is hogere loonkosten op te vangen door een hogere productiviteit is dat bij zorg- en welzijnsactiviteiten veel minder mogelijk. Dergelijke activiteiten zijn immers mensgericht en aandacht voor de mens kun je nu eenmaal niet automatiseren. Gevolg daarvan is dat de druk op kostenverlaging toeneemt wat vervolgens resulteert in alsmaar meer regels. Steeds gedetailleerder wordt voorgeschreven hoe de zorg moet worden verleend, welke activiteiten wel en welke niet mogen worden uitgevoerd en hoeveel tijd voor iedere activiteit is toegestaan. Niet de zorgbehoefte van de mens staat centraal maar alles draait om de vraag hoe de kosten kunnen worden gedrukt, desnoods ten koste van menselijke aandacht. Zorgverlening wordt vooral een kwestie van de financiële marges goed in de gaten houden. Al te arbeidsintensieve zorgbehoeften verschuiven naar de rand.
Als gevolg van dergelijke ontwikkelingen is er sprake van toenemende anonimisering van zorgrelaties. Niet de mens staat centraal maar de relatie tussen zorgverlener en zorgontvanger wordt steeds meer ondergeschikt aan regels. Terwijl de zorgsystemen bedoeld waren om de kwaliteit van de zorg te verbeteren ten gunste van de zorgontvangers wordt de relatie omgekeerd: zorgverlening moet primair in overeenstemming zijn met de regels. De mens raakt op de achtergrond.
2.3 De relatie tussen professionele diensten en vrijwilligerswerk
De geschetste ontwikkelingen in de zorg zijn ook van invloed op de relatie tussen professionele zorg en vrijwilligerswerk. Die relatie is meervoudig. Terwijl voorheen tal van vormen van onderlinge hulpverlening in kernen vanzelfsprekend waren, is dat thans minder het geval. Deels is dat veroorzaakt doordat er in gezinnen veelal sprake is van tweeverdieners waardoor er minder tijd overblijft voor vrijwilligerswerk. Ook was het vroeger, anders dan 7
thans, gebruikelijk dat zorg binnen de familie werd verleend. Er woonden meerdere generaties in dezelfde woning. Op de derde plaats is onderlinge zorgverlening minder vanzelfsprekend. Er is een veel groter aantal mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding dan vroeger en daar wil men ook graag gebruik van maken. Men is minder bereid eigen hobby’s op te offeren en ondergeschikt te maken aan hulp voor en ondersteuning van anderen. Gevolg hiervan is geweest dat zorg steeds meer door professionele organisaties werd verleend.
Maar, zoals gezegd, die relatie is meervoudig. De nadruk op kostenbeheersing binnen zorgorganisaties heeft ertoe geleid dat binnen zorginstellingen steeds meer vrijwilligers werkzaam zijn. Dat betreft niet enkel meer activiteiten die extra zijn ten opzichte van reguliere zorgactiviteiten maar vrijwilligers vervullen steeds meer taken die eigenlijk onderdeel van het reguliere werk zijn. Langzamerhand is een situatie ontstaan waarin zorgorganisaties zonder vrijwilligerswerk niet meer in staat zijn hun werk goed te doen. Het lijkt vanwege de bezuinigingen aannemelijk dat deze situatie zich de komende jaren zal voortzetten. Dat leidt overigens gemakkelijk tot gespannen en verwrongen situaties en verhoudingen. Vrijwilligerswerk vraagt geheel andere regievormen dan professioneel werk. Terwijl de een uit overtuiging handelt en niet maalt om de tijd die het kost zal een professionele kracht zich inzetten omdat daar een vergoeding tegenover staat en scherper in de gaten houden of het aantal in de arbeidsovereenkomst vastgelegde uren niet wordt overschreden. Terwijl de vrijwilliger “om niet” handelt, zal een betaalde kracht slechts handelen omdat er een geldelijke tegenprestatie tegenover staat. Natuurlijk is dit onderscheid in de praktijk minder scherp. Ook betaalde krachten handelen vaak mede uit idealistische motieven, vinden dat de mens centraal moet staan en ervaren de nauwe richtlijnen als beklemmend, juist omdat daardoor onvoldoende ruimte is om mensen de aandacht te geven die nodig is. Maar de spanning tussen een vrijwilligers- en een professionele omgeving blijft.
8
3. Een oplossingsrichting
Hardnekkige problemen vragen om ingrijpende veranderingen en oplossingen. Het helpt niet meer om te verklaren hoe en waarom de huidige situatie is ontstaan en die als uitgangspunt te nemen. Het vraagt durf om te onderkennen en te erkennen dat gebruikelijke oplossingen niet of onvoldoende helpen en dat er behoefte is aan nieuwe en wellicht ongebruikelijke ideeën. Problemen zijn vaak hardnekkig omdat ze georganiseerd in stand worden gehouden en ook omdat partijen er belang bij hebben de zaken te laten zoals ze zijn. Dat verklaart minstens voor een deel waarom we vaak zijn georganiseerd rond problemen uit het verleden en niet rond oplossingen voor de toekomst. Dat betekent ook dat het hoogst twijfelachtig is om ingrijpende en hardnekkige problemen met gebruikelijke instrumenten tegemoet te treden.
Zo is het met betrekking tot vragen rond leefbaarheid naar onze overtuiging te gemakkelijk om te veronderstellen dat deze kunnen worden opgelost door iets meer overheid of juist iets meer privatisering. Dat leidt vaak tot compromissen die op zijn best symptomen bestrijden maar die de onderliggende problemen onaangetast laten. Het is bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat de overheid uitkomst zal bieden. Dat geldt zeker nu overheden als gevolg van de recente crisis voor de noodzaak staan om fors te bezuinigen. Krimp en vergrijzing leiden vanwege hun aard eerder tot minder beschikbare overheidsmiddelen en beperken de mogelijkheden voor de overheid om adequate maatregelen te nemen. Daar komt bij dat overheidsoptreden haast onvermijdelijk gepaard gaat met bureaucratisering. Kort en goed, het is uiterst onwaarschijnlijk dat de overheid in staat zal zijn om in alle zorgbehoeften te voorzien die voor marktpartijen om economische redenen onvoldoende aantrekkelijk zijn om aanbod te ontwikkelen.
In dat verband wordt sinds enige jaren gepleit voor de zogenaamde derde sturingsweg. Daarbij wordt niet langer vertrouwd op de markt en de overheid maar wordt de verantwoordelijkheid in de maatschappij zelf gelegd. De roep om een zelfverantwoordelijke samenleving is de laatste jaren luider geworden, ook in de politiek. Maar afgezien van oproepen in deze richting en afgezien van enkele voorbeelden is er weinig mee gedaan. Dat komt deels omdat burgers de noodzaak ertoe niet ervaren maar zeker ook omdat de organisaties en instrumenten voor een zelfverantwoordelijke samenleving ontbreken. Initiatieven lopen steeds weer het risico dat ze niet worden ondersteund omdat ze in strijd 9
worden geacht met bestaand beleid wat zeker bij innovatieve ideeëns bijna per definitie het geval is.
De stap naar een zelfverantwoordelijke samenleving houdt op het vlak van leefbaarheid in kernen in dat de vraag naar en de behoefte aan diensten onderling worden gekoppeld op het laagst mogelijke niveau, dus binnen iedere kern zelf. Dat roept een aantal vragen op. Is het niet al te gemakkelijk een kern zelf verantwoordelijk te maken voor de leefbaarheid in de eigen omgeving? Hoe zou je dat moeten doen en wat is daarvoor nodig? Is er dan geen enkele rol meer weggelegd voor de gemeentelijke overheid? Allemaal zeer terechte vragen.
Op de eerste plaats is noodzakelijk dat er in een kern een goed werkende structuur functioneert waar de gemeente in vertrouwen verantwoordelijkheden op het vlak van leefbaarheid aan kan overlaten. Op de tweede plaats vraagt dat de bereidheid van de gemeentelijke overheid om verantwoordelijkheden daadwerkelijk over te dragen. Op de derde plaats vraagt dat van de Gemeenteraad als politiek orgaan de bereidheid om minder in te zetten op harmonisatie van regels en instrumenten maar variatie toe te staan met als uitgangspunt dat in een kern zelf wordt bepaald wat goed is en dat dit minder centraal binnen het gemeentehuis wordt bedacht. Uiteraard zijn ook dan beleidskaders nodig maar die zullen veel algemener zijn dan thans en veel meer ruimte laten voor eigen initiatieven in kernen.
We kunnen ons in Leudal gelukkig prijzen met een in het algemeen nog levend sociaal kader in de verschillende kernen. Er is sprake van een omvangrijk en krachtig verenigingsleven waarbinnen tal van activiteiten worden georganiseerd. Die beperken zich niet enkel tot verenigingsgebonden activiteiten maar zijn breder. Bij grootschalige evenementen die de schaal van een afzonderlijke vereniging te boven gaan, werken verenigingen samen. Ook is er sprake van veel activiteiten die weliswaar primair tot doel hebben inkomsten te verwerven voor de vereniging maar die ook algemene doelen dienen. Het ophalen van oud papier en de organisatie van rommelmarkten zijn voorbeelden. Op scholen en in bejaardenhuizen zijn veel mensen op vrijwillige basis actief. Maar ook is er sprake van sterke informele structuren die belangrijk bijdragen aan leefbaarheid. Veel mensen doen vrijwilligerswerk op individuele basis. Denk aan bezoek aan zieken, het doen van boodschappen, vervoer naar het ziekenhuis enz. Daarnaast vinden activiteiten plaats op basis van formele overeenkomsten die de gemeente afsluit met professionele organisaties. Kortom, er is sprake van een brede waaier aan activiteiten. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat er tussen al deze activiteiten doorgaans geen sterke samenhang bestaat. 10
Overdracht van publieke taken aan een kern veronderstelt dat er sprake is van een stevige contractpartner waar de gemeente afspraken mee kan maken. Een dergelijke structuur ontbreekt thans veelal, juist vanwege het feit dat de onderlinge relaties tussen activiteiten zwak zijn. Ook ontbreken de instrumenten voor een dergelijke structuur. De vraag is dus hoe een dergelijke structuur kan ontstaan. In Hoofdstuk 5 gaan we hier nader op in.
11
4. Een Tijdbank voor Vrijwilligerswerk
4.1 Het concept
Een Tijdbank is in de kern een registratiesysteem voor vrijwilligerswerk. Iemand die vrijwilligerswerk doet ontvangt voor ieder uur een Tijdpunt. Het systeem kan er als volgt uitzien. In iedere kern wordt een Tijdbank opgericht. Er wordt een overzicht gemaakt van vrijwilligersactiviteiten die onderdeel gaan vormen van de Tijdbank. De aard van dat vrijwilligerswerk kan uiteenlopen. Het kan gaan om vormen van burenhulp zoals hulpverlening in huis, transport bij ziekenhuis- en doktersbezoek, boodschappen enz. Het kan ook gaan om medewerking aan min of meer publieke taken zoals onderhoud en beheer van groenvoorziening, gladheidsbestrijding enz. Dergelijke activiteiten kunnen plaatsvinden op verzoek van c.q. in opdracht van de gemeente maar er kan ook sprake zijn van eigen initiatief. Op de derde plaats kan vrijwilligerswerk betrekking hebben op activiteiten binnen verenigingen.
Het concept van een Tijdbank is strikt genomen niet nieuw. In het buitenland (VS, Engeland, Japan) zijn er diverse voorbeelden die echter qua doelstelling en opzet erg verschillen en vaak onder verschillende namen functioneren. De utwerking ervan is doorgaans erg plaats- en cultuurgebonden. Zo bestaan er zogenaamde zorgruilprogramma’s die gebaseerd zijn op dezelfde principes. Er zijn programma’s waarbij weliswaar senioren elkaar helpen maar waarbij telkens moet worden betaald voor onderlinge zorg, zij het dat het aanzienlijk goedkoper is dan inhuren van professionele zorg. In Japan bestaan systemen waarbij burgers elkaar hulp verlenen en elkaar betalen in uren. Wie anderen heeft geholpen heeft een recht om zelf hulp te ontvangen wanneer die nodig of gewenst is.
In het onderstaande voorstel zijn elementen gebruikt van initiatieven in het buitenland, van de daarbij opgedane ervaringen en is op basis daarvan een voostel ontwikkeld dat is toegesneden op de situatie in Leudal en op de problematiek rond vergrijzing, ontgroening en leefbaarheid waar we mee te maken hebben en, zoals beschreven, steeds nadrukkelijk mee te maken zullen krijgen. 12
Hoewel de voorgestelde Tijdbank qua opzet, doelstelling en functioneren nieuw is binnen Leudal, hebben we overigens ook binnen onze gemeente een voorbeeld van een project uit een nog niet zolang verleden dat elementen had van een soort Tijdbank. We doelen daarbij op de organisatie van het OLS dat in 2009 in Neer werd georganiseerd. Er was sprake van een systeem van tijdregistratie waarbij werd geregistreerd welke vrijwilligers hoeveel uren hadden besteed voorafgaand, tijdens en na afloop van het evenement. De overwinst van het evenement werd toegedeeld aan vrijwilligers. Vrijwilligers hadden daarbij de mogelijkheid om het hun toekomende bedrag ten goede te laten komen van verenigingen. Die konden op deze wijze over extra inkomsten beschikken. Weliswaar had deze opzet enkel betrekking op het evenement van het OLS maar er zaten wel elementen in die vergelijkbaar zijn met elementen van een Tijdbank, ook al is de positionering, ambitie en strekking van een Tijdbank veel breder en de opzet heel anders.
4.2 Doel
Een Tijdbank dient verscheidene doelen: •
Behoud en versterking van de leefbaarheid in kernen in een tijd van krimp en vergrijzing
•
Mensen worden minder afhankelijk van anonieme zorgsystemen
•
De menselijke maat staat voorop
•
Versterking van de sociale cohesie binnen een kern
•
Opwaardering van vrijwilligerswerk
•
Vergroten van de invloed van en de ruimte voor vrijwilligers
•
Koppeling tussen vrijwilligersactiviteiten
Er is ook sprake van diepere doelstelling. Dat betreft het mensbeeld. Onze georganiseerde zorgsystemen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op een mensbeeld dat iemand externe hulp dient te krijgen wanneer dat noodzakelijk is. De mens wordt tegemoet getreden als hulpbehoevende waarna vervolgens via indicatieprocedures moet worden vastgesteld of iemand er recht op heeft binnen de geldende regels. De mens wordt in een afhankelijke positie geplaatst. Binnen een Tijdbank is sprake van een ander mensbeeld. Ten diepste is dat een mensbeeld waarbij de mens wordt geroepen tot ontplooiing en verantwoordelijkheid. Uitgangspunt is namelijk dat ieder mens, ook als die behoefte heeft aan ondersteuning op een bepaald terrein, doorgaans tevens over kwaliteiten beschikt op andere terreinen waardoor hij betekenisvol kan zijn voor de medemens. Een Tijdbank stimuleert om die kwaliteiten te 13
benutten. Veel mensen ervaren dat vrijwilligerswerk voldoening geeft, juist vanwege het feit dat men daardoor iets voor anderen kan betekenen wat bijdraagt aan zelfrespect. Men is niet afgeschreven voor de gemeenschap omdat men ondersteuning nodig heeft maar wordt erkend en gewaardeerd omdat men een nuttige bijdrage kan leveren aan de gemeenschap.
4.3 Schaal
Een Tijdbank kan op verschillende niveaus functioneren. Het kan gaan om het niveau van een buurt of wijk, van een vereniging, van een kern, van een gemeente of van een regio. Gelet op de beschreven problematiek op het vlak van leefbaarheid ligt het functioneren op kernniveau het meest voor de hand. Op kernniveau komt de problematiek rond leefbaarheid immers indringend tot uitdrukking. Bovendien is er op niveau van een kern sprake van een voldoende variatie in aanbod en vraag naar diensten. Koppeling van een Tijdbank aan een kern heeft dus voordelen. Daarbij passen met betrekking tot de te volgen aanpak twee opmerkingen. Om ervaring met een Tijdbank op te doen is denkbaar dat in de opstartfase voor een kleinere schaal wordt gekozen. Een aanpak dus van klein beginnen, daarvan leren en vervolgens opschalen. Een tweede opmerking heeft betrekking op een latere fase. Wanneer eenmaal sprake is van goed functionerende Tijdbank in een aantal kernen is vervolgens denkbaar dat er onderlinge relaties komen tussen de verschillende tijdbanken. Dat kan de vorm aannemen van een verrekensysteem tussen Tijdbanken. Dat kan voordelen hebben. Denkbaar is bijvoorbeeld dat bepaalde deskundigheid en capaciteit in de een kern ruimer beschikbaar is dan in een andere kern. We gaan hier in Hoofdstuk 6 nader op in.
4.4 Werkterrein Een belangrijke stap bij het opzetten van een Tijdbank betreft de vraag wat het werkterrein van de Tijdbank wordt. Welke activiteiten maken er deel van uit? We noemden reeds dat het kan gaan om de behoefte aan hulp, zorg en/of andere vormen van ondersteuning. Ook kan het gaan om uitvoering van taken die nu geheel of deels tot het werkterrein van de gemeente behoren. Te denken valt aan het onderhoud van plantsoenen of aan gladheidsbestrijding. Ook activiteiten zoals de exploitatie van gemeenschapvoorzieningen, het laten functioneren van een vervoersvoorziening of inzet bij de organisatie van evenementen kunnen er deel van uit maken. Ook vrijwilligerswerk binnen zorginstellingen en scholen kan er onderdel van zijn. Uiteraard is een belangrijke overweging daarbij aan welke vormen van dienstverlening 14
behoefte bestaat in een kern en uiteraard de vraag op welke terreinen voldoende aanbod aan diensten is. Het spreekt dan ook vanzelf dat het afbakenen van het werkterrein een aangelegenheid dient te zijn van de burgers binnen een kern.
4.5 Betrokken Partijen Grofweg kan een onderscheid worden gemaakt tussen vier partijen die bij een Tijdbank betrokken zijn. 1. Partijen die een beroep doen op vrijwilligerswerk. Dat zijn dus partijen aan de vraagzijde. Dat kunnen individuele burgers zijn, groepen van burgers, verenigingen, professionele zorg- en welzijnsinstellingen, scholen en de gemeente zelf. 2. Partijen die hulp aanbieden. Dat kunnen burgers zijn c.q. groepen van burgers, 3. Partijen die belang hebben bij een goed functionerende Tijdbank en partijen die een Tijdbank ondersteunen. Vanzelfsprekend behoort de gemeente daartoe. 4. Op de vierde plaats is er een organisatie nodig die verantwoordelijkheid draagt voor het functioneren van een Tijdbank.
4.6 Functioneren
Zoals aangegeven worden binnen een Tijdbank vraag naar en aanbod van diensten aan elkaar gekoppeld. Daartoe wordt er via een administratiesysteem bijgehouden wie hoeveel diensten heeft verricht en wie hoeveel diensten heeft ontvangen. Daarbij wordt niet in geld gemeten maar in tijd. Ieder uur is een Tijdpunt waard. De registratie van verleende diensten kan digitaal, schriftelijk of met een combinatie van beide. Digitaal betekent dat hulpvragers en hulpbieders ontvangen en geleverde tijdpunten doorgeven aan de Tijdbank. Echter, niet iedereen beschikt over een computer of is in staat daar handig mee om te springen. Dat geldt zeker voor senioren hoewel een toenemend aantal senioren prima met een computer overweg kan. Een ander belangrijk punt vormt de vraag wat de bestedingsmogelijkheden zijn van Tijdpunten. Stel dat iemand door het verrichten van veel vrijwilligerswerk over een groot aantal tijdpunten beschikt. Op welke wijze en waartoe kan hij die dan aanwenden? We noemen een aantal bestedingsmogelijkheden. •
Wie door middel van vrijwilligerswerk tijdpunten heeft verzameld kan die inzetten voor het verkrijgen van hulp wanneer hij daar zelf behoefte aan heeft. 15
•
Ook is denkbaar dat iemand de tijdpunten bezit deze beschikbaar stelt aan medeburgers die behoefte hebben aan ondersteuning door vrijwilligers.
•
Gratis of tegen gereduceerd tarief toegang tot evenementen, georganiseerd door of gesubsidieerd door de gemeente.
•
Er kan een loyalty-programma worden opgezet waar bedrijven en organisaties in de regio aan deelnemen en waarbinnen tijdpunten recht geven op producten en diensten tegen gereduceerd tarief. Een dergelijk programma biedt bedrijven de mogelijkheid zich te profileren op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
•
Wie meer dan een bepaald aantal tijdpunten heeft verzameld wordt besluitvormend betrokken bij de besteding van het vrijwilligersbudget van de gemeente. Deze groep weet immers het beste wat er nodig is en hoe dat budget zo goed mogelijk kan worden besteed. Het beslissingsrecht met betrekking tot onderdelen van het vrijwilligersbeleid kan dus verschuiven naar vrijwilligers zelf. Waar heeft men behoefte aan en hoe kan dat het beste worden georganiseerd? Het vrijwilligersbeleid wordt aldus voor een belangrijk deel door de vrijwilligers zelf ingevuld. Ook krijgen vrijwilligers inspraak met betrekking tot beleidsterreinen waarop ze actief zijn. Zo worden vrijwilligers die actief zijn bij het onderhoud van plantsoenen betrokken bij beleidsvorming voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Datzelfde geldt voor gladheidsbestrijding, op het terrein van de zorg of met betrekking tot inburgering. Weliswaar vindt de uiteindelijke besluitvorming beleidsmatig plaats door College en Raad maar vrijwilligers beschikken doorgaans over waardevolle praktijkinformatie en hebben er bovendien belang bij dat het vastgestelde beleid rekening houdt met de inbreng en opvattingen van vrijwilligers en in ieder geval het vrijwilligerswerk niet nodeloos belemmert.
•
Men kan tijdpunten ook cadeau doen aan een vereniging of maatschappelijke organisatie.
Een apart punt vormt de vraag wat de geldigheidsduur is van verkregen tijdpunten. Is iemand verplicht verkregen tijdpunten binnen een bepaalde periode in te wisselen of behouden ze ook op langere termijn hun waarde? Naarmate die termijn langer wordt is een vorm van garantie of verzekering denkbaar die de bezitter van tijdpunten garandeert dat de hieraan verbonden rechten hun geldigheid behouden. 4.7 Organisatievorm Gelet op aard, doelstelling en opzet van de Tijdbank lijkt een coöperatie een geschikte organisatievorm. Het basisprincipe van een Tijdbank is immers dat een gemeenschap zich 16
gezamenlijk inspant voor het handhaven en versterken van de leefbaarheid in de eigen kern. Ook is belangrijk dat transacties in de vorm van aanbod en vraag naar diensten voornamelijk binnen de Tijdbank plaatsvinden. Het is voor een belangrijk deel een op zichzelf staande organisatie. Ook het principe van wederkerigheid pleit voor een coöperatieve vorm. Burgers in een kern en deelnemers binnen de Tijdbank zijn op elkaar aangewezen. Het gaat immers om onderlinge hulpverlening. De schaal van een kern biedt ook goede mogelijkheden voor transparantie, toezicht en voor eventuele interventies als die nodig zijn. Zo kan oneigenlijk gebruik of misbruik binnen een kern gemakkelijker worden opgemerkt dan binnen grootschalige en anonieme zorgsystemen zoals die nu gebruikelijk zijn. Deelnemers hebben er zelf belang bij dat ongewenst gedrag wordt voorkomen. Er ontstaat als het ware een zelfcorrigerende organisatie.
17
5. De Voordelen en Verschillen op een rijtje
Samengevat kan een Tijdbank de volgende voordelen bieden:
o De behoefte aan vrijwilligerswerk wordt ingevuld met een minimum aan administratie en bureaucratie. o Een Tijdbank heeft een sterke relatie met en oriëntatie op de praktijk. Op niveau van de individuele kernen heeft men het beste inzicht in welke behoeften aan hulp en ondersteuning er zijn en hoe daar het beste op kan worden ingespeeld. o De gemeente bespaart kosten doordat een geringer beroep wordt gedaan op voorzieningen. o Er komt een verbindende structuur tussen vrijwilligersactiviteiten, ongeacht de aard ervan.
Samengevat verschilt een Tijdbank op de volgende punten van de huidige situatie:
o Vrijwilligers creëren hun eigen structuur. Men voert geen vrijwilligerswerk meer uit binnen een extern geschapen kader. o De rol van de gemeente verandert ingrijpend. De gemeente wordt volgend in plaats van beleidsbepalend. Ondanks alle goede intenties zich anders op te stellen is de rol van de gemeente nog altijd erg ingesteld op toetsing van initiatieven aan intern opgestelde kaders en criteria. De maatschappij wordt vanuit vooraf vastgestelde beleidskaders tegemoet getreden. Een Tijdbank vraagt een fundamenteel andere benadering. Vrijwilligerswerk wordt georganiseerd in de maatschappij en de rol van de overheid wordt dienend en ondersteunend in plaats van bepalend en voorschrijvend. Dat is gemakkelijk geschreven maar het in praktijk brengen ervan is een stuk lastiger. Er zijn heel wat voorbeelden dat goedbedoelde hulp in de ogen van de overheid al gauw kan leiden tot ongewenste bemoeienis in de ogen van de ander. Ook de inzet van instrumenten verandert. In plaats van oplossingen en initiatieven te beoordelen aan de hand van de vraag of die in overeenstemming zijn met instrumenten van de overheid, wordt in de nieuwe situatie aan partijen een combinatie van instrumenten aangeboden waar zij uit kunnen kiezen. Het realiseren van het gewenste resultaat staat voorop en niet zozeer de vraag of allerlei ingewikkelde procedures tot 18
de laatste komma correct zijn uitgevoerd. Dat laatste leidt niet alleen slechts tot een schijnzekerheid maar werkt vaak eerder belemmerend dan bevorderend te aanzien van het bereiken van het uiteindelijk resultaat. En, zoals de ervaring leert, vraagt het voldoen aan overheidsregels van aanvragers veel inspanningen en geld, werkt het vaak ongelooflijk vertragend en draagt het niet bij aan succesvolle uitvoering van plannen en initiatieven. Een ander punt van aandacht vormt de neiging binnen de overheid tot harmonisatie. Het denken in termen van gelijkheid is diep geworteld. Ongelijkheid verplicht immers om telkens weer uit te leggen waarom de overheid in de ene situatie anders optreedt dan in de andere. Nu weten we ook dat praktijksituaties doorgaans erg verschillend zijn. Oplossingen die in de ene kern werken hebben in een andere kern geen enkel effect. De benadering die bij een Tijdbank vooropstaat is dat wordt aangesloten bij lokale initiatieven. Dat betekent per definitie dat variatie wordt toegestaan. Gelijkheid betekent dan niet langer dat vooraf wordt bepaald welke plannen wel en welke plannen niet worden goedgekeurd. Gelijkheid krijgt een andere inhoud. Belangrijk is dan dat wanneer in een kern initiatieven van de grond komen die bijdragen aan leefbaarheid, die op ondersteuning kunnen rekenen. Men kan als uitgangspunt hanteren dat in beginsel voor ieder kern een bedrag beschikbaar is maar dat aan het eind kan blijken dat de ene kern het heeft benut en dat in een andere kern geen budget beschikbaar is gesteld, simpelweg omdat er geen initiatieven van de grond zijn gekomen. De basishouding wordt dan dat als een kern in beweging komt, er hulpmiddelen beschikbaar worden gesteld die flexibel kunnen worden ingezet. o Uitgangspunt vormt vraag en aanbod te koppelen op het laagste niveau, dat wil zeggen op niveau van de afzonderlijke kernen. Daarmee wordt gekozen voor de maat van de mens. Dat wijkt aanmerkelijk af van de ontwikkelingen die we de afgelopen decennia hebben gezien waarbij zorginstellingen via opeenvolgende fusies zijn uitgegroeid tot organisaties van enorme omvang. Niet langer is schaalvergroting de oplossing maar schaalverkleining staat voorop. o De rol van professionele organisaties op het vlak van hulp, ondersteuning en dienstverlening wordt deels overgenomen door de Tijdbank. De relatie tussen vrijwilligers en professionele organisaties wordt omgekeerd. Vrijwilligerswerk wordt niet langer georganiseerd binnen aangegeven kaders maar professionele organisaties worden ingeschakeld vanuit het vrijwilligerswerk. o Burgers worden niet benaderd als hulpbehoevend maar als mensen die weliswaar op en bepaald terrein hulp nodig hebben maar op andere terreinen heel goed in staat zijn diensten aan anderen te verlenen. Binnen een Tijdbank kunnen die diensten heel goed 19
worden ingezet wat bijdraagt aan zelfrespect. Niemand vindt het immers plezierig enkel afhankelijk te zijn maar velen willen ook iets betekenen voor anderen wanneer ze zelf hulp ontvangen.
20
6. Voorgestelde Aanpak
Het concept van en Tijdbank is in hoge mate idealistisch. Men kan tegenwerpen dat het een illusie is om mensen deel te laten nemen. Tijd is immers in een moderne samenleving een schaars goed. We zijn druk met werk, hobby’s, sociale contacten enz. Des te meer waardering moeten we echter hebben voor mensen die zich belangeloos inzetten voor de medemens of voor de gemeenschap. Natuurlijk komt die waardering ook incidenteel tot uitdrukking, bijvoorbeeld door “Dankjewel”-bijeenkomsten, een kerstpakket of via het verlenen van Koninklijke en andere onderscheidingen. Zonder ook maar iets af te willen doen aan dergelijke activiteiten lijkt een steviger kader nodig waarin onbetaalde inzet structureel wordt gewaardeerd.
Zoals aangegeven is het concept van een Tijdbank gebaseerd op een bestuurlijke keuze om de verantwoordelijkheid voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken in sterkere mate in de maatschappij te leggen, minder automatisch de overheid daar verantwoordelijk voor te maken maar tegelijkertijd geen blind vertrouwen te hebben in de krachten van de markt. Dat is een in hoge mate politieke keuze met als gevolg dat de invoering van een Tijdbank niet kan plaatsvinden zonder dat daarvoor politieke steun aanwezig is. Een politiek debat in de Raad is dan ook de eerste stap. Daarbij is belangrijk dat het politieke debat niet wordt overheerst door operationele vragen rond de uitwerking maar dat primair de wilsvraag aan de orde is: wordt de keuze voor een meer zelfverantwoordelijke samenleving gedeeld of niet? Aansluitend zal de Raad zich moeten uitspreken over het kader waarbinnen een Tijdbank zou kunnen worden uitgewerkt. Voor welk schaalniveau wordt gekozen? Hoe breed mag het werkingsterrein van een Tijdbank worden? Wat valt er onder en wat niet?
Een belangrijke vraag is ook wat de rol van de gemeente moet zijn bij het opzetten en functioneren van een Tijdbank. Binnen de huidige context bestaat vanuit overheden de neiging om vrijwilligerswerk te gaan “regelen”. Dat gebeurt vaak vanuit de gemeente. De gebruikelijke aanpak is dan dat er een gemeentelijke beleidsnota wordt opgesteld met tal van prima en goedbedoelde intenties. Of er komt een Plan van Aanpak. Of er worden voor bepaalde activiteiten vanuit de gemeente projecten opgezet die na goedkeuring moeten worden uitgevoerd. Kortom, steeds weer bestaat de neiging om het vrijwilligerswerk vanuit de overheid te benaderen. In de nieuwe situatie is het uitgangspunt dat vrijwilligers zelf heel 21
goed weten hoe zij het werk willen organiseren en geen behoefte hebben aan nodeloze bemoeienis.
Een kritische succesfactor betreft de vraag wie uiteindelijk de verantwoordelijkheid op zich zal nemen voor een Tijdbank. Gelet op de aard van een Tijdbank en de onderliggende filosofie ligt het niet voor de hand dat de gemeente of professionele organisaties daarbij een belangrijke rol spelen. Het principe van zelfverantwoordelijkheid dient ook hier consequent te worden uitgewerkt en nageleefd. Wanneer er binnen een kern wordt gekozen voor een Tijdbank, dan zal er dus een orgaan moeten zijn dat de Tijdbank uiteindelijk gaat opzetten en beheren, weliswaar met ondersteuning en met faciliteiten van de gemeente. Nu is er in alle kernen weliswaar sprake van een groot aantal burgers die op tal van terreinen actief zijn als vrijwilliger maar een overkoepelende structuur ontbreekt. Bovendien vinden vrijwilligersactiviteiten voor een deel georganiseerd plaats, bijvoorbeeld in verenigingsverband, maar ook voor een deel ongeorganiseerd. Denk bijvoorbeeld aan vormen van burenhulp. Niettemin is een coőrdinatiepunt binnen een kern wezenlijk voor een succesvolle start van een Tijdbank.
In de opstartfase vervult het coőrdinatiepunt de volgende functies: o Het opbouwen van een netwerk c.q. coalitie van belangstellende personen, organisaties en verenigingen in een kern, o Het bepalen van het werkterrein van de op te richten Tijdbank; welke vrijwilligersdiensten vallen onder de Tijdbank en welke niet? o Het uitwerken van een organisatorische structuur voor de Tijdbank alsmede de interne procedures, met name met betrekking tot besluitvorming binnen de Tijdbank, o Het overleg met gemeente en derden over de gekozen opzet, o Het formaliseren van de gemaakte afspraken.
In de exploitatiefase vervult het coőrdinatiepunt de volgende functies: o Het bundelt de vraag naar en het aanbod van vrijwilligersdiensten, o Het beheert een registratiesysteem van uitgevoerde vrijwilligersdiensten, o Het fungeert als aanspreekpunt, overlegpartner en contractpartij voor de gemeente en derden.
Denkbaar is dat in de beginfase wordt gekozen voor een kleinschalige pilot in een kern met als doel ervaringen op te doen met een Tijdbank, te leren van deze ervaringen en die vervolgens te breed beschikbaar te stellen. Voor een pilot op experimentele basis pleit dat er 22
voor een Tijdbank geen kant-en-klare oplossingen bestaan. Wezenlijk is immers dat oplossingen om zelf verantwoordelijkheid te gaan dragen, worden geconstrueerd door betrokkenen zelf. Dat kan alleen maar door daartoe de ruimte te bieden. Men gaat als het ware een ongebaand pad op. Kenmerk daarvan is dat je vooraf niet weet welke ervaringen je gaat opdoen. Maar kenmerk is ook dat er nergens zoveel valt te leren dan op een ongebaand pad. Daarin past geen benadering, zoals reeds aangegeven, waarbij de overheid vooraf criteria en voorwaarden formuleert waar aanvragen en voorstellen vervolgens aan worden getoetst. Dan veronderstel je immers al dat je weet wat er volgt. Je maakt innovaties voorspelbaar en laat enkel vernieuwing toe voor zover die voldoet aan vooraf vastgestelde voorwaarden. Dat werkt niet. Ingrijpende vernieuwingsprocessen zijn per definitie onvoorspelbaar met betrekking tot het uiteindelijk resultaat. Je pretendeert niet langer exact te weten wat de uiteindelijke uitkomst zal zijn. Dat is een lastige positie voor overheden. Immers, binnen de overheidscultuur die thans dominant is kunnen we maar moeilijk leven met onzekerheid en onvoorspelbaarheid. De mogelijkheid van mislukking dient bij voorbaat te worden uitgebannen. Het resultaat kennen we. Magere uitkomsten van een project worden gepresenteerd als succesverhalen terwijl tegelijkertijd geringe afwijkingen van beleidsuitkomsten politiek tot drama’s worden verheven.
In dat verband valt tevens te overwegen deze pilot uit te werken binnen het kader van de regionale samenwerking. Immers, een Tijdbank is weliswaar qua werking beperkt tot een kern maar is als concept wel breed, dat wil zeggen op regionale schaal, toepasbaar. Bovendien draagt het op een vernieuwende wijze bij aan oplossing van problemen op het vlak van leefbaarheid die zowel in plattelandskernen als in stedelijke wijken spelen.
Op langere termijn is denkbaar dat er relaties ontstaan tussen de afzonderlijke Tijdbanken binnen een kern. Er kan een mogelijkheid worden geschapen om tijdpunten onderling te verrekenen, bijvoorbeeld wanneer bepaalde deskundigheid wel in de ene kern en niet in een andere kern beschikbaar is of wanneer er in een kern een zo grote behoefte is aan vrijwilligersdiensten op en bepaald terrein dat daaraan niet kan worden voldaan, terwijl tegelijkertijd in een andere kern de verhouding tussen vraag en aanbod juist omgekeerd is.
Ook biedt samenwerking mogelijkheden voor organisaties die regionaal werken zoals ziekenhuizen en zorginstellingen om aan te sluiten. Zij kunnen vrijwilligersactiviteiten binnen hun organisatie onderbrengen bij een Tijdbank. Vrijwilligers kunnen dan gebruikmaken van breder opgezette loyalty-programma’s en, omgekeerd, kunnen de mogelijkheden om tijdpunten te besteden daardoor toenemen. Schaalvergroting is echter geen doel op zich. 23
Immers, het principe dat vraag en aanbod van vrijwilligersactiviteiten op het laagste niveau, de kern dus, aan elkaar worden gekoppeld blijft onverkort overeind. Slechts met betrekking tot kernoverstijgende activiteiten zou een systeem van verrekening kunnen worden opgezet.
Een andere mogelijkheid voor verdere ontwikkeling kan zijn dat de Tijdbank als contractpartner gaat fungeren, bijvoorbeeld door met de gemeente tegen vergoeding een overeenkomst te sluiten over het structureel uitvoeren van diensten die thans door de gemeente worden uitgevoerd.
Een derde mogelijkheid op langere termijn is dat burgers in een kern of wijk ieder jaar een bepaald aantal tijdpunten om niet krijgen. Drukbezette tweeverdieners met kleine kinderen en overigens weinig tijd zullen aan het eind van het jaar hun tijdpunten mogelijk hebben verbruikt door het organiseren van kinderoppas terwijl andere burgers in die kern, zoals vitale senioren, aan het eind van het jaar over een groot aantal tijdpunten beschikken.
*********************************
24