LSP - PSL Een partij om de maatschappij te veranderen een brochure van de Linkse Socialistische Partij - LSP
3 euro
WWW.SOCIALISME.BE
Een partij om de maatschappij te veranderen
inhoud : 1: Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 2. Geschiedenis LSP/PSL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3. Perspectieven, taken en doelstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 4. Ons programma. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 5. Onze interne functionering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Een partij om de maatschappij te veranderen
Voorwoord
Deze brochure is de geactualiseerde versie van een tekst die we schreven naar aanleiding van onze nationale conferentie in november 2007 over de nood aan en het programma van een revolutionaire partij. Een discussie die toen misschien nog totaal abstract leek, wordt vandaag steeds relevanter. De wereldwijde economische en politieke crisis van het kapitalisme zet het debat over socialisme opnieuw op de agenda. Zo ook die over welk instrument nodig zal zijn om tot een dergelijke ingrijpende omvorming van de samenleving te kunnen komen. We bieden de lezer met deze brochure de gelegenheid kennis te maken met de Linkse Socialistische Partij / Parti Socialiste de Lutte (LSP/PSL), haar ideeën, analyses, methoden en programma. Uiteraard kunnen we hier slechts een tipje van de sluier oplichten. We gaan in op de geschiedenis van LSP/PSL en beschrijven bij wijze van illustratie enkele van de activiteiten die ons het meest kenmerken. Voorts brengen we een aantal elementen aan uit ons programma en publiceren we onze statuten en die van het Committee for a Workers’ Interna¬tional (CWI), de internationale organisatie waar LSP/PSL de Belgische afdeling van is.
LSP/PSL baseert zich op de ervaringen die de arbeidersbeweging doorheen haar geschiedenis in de klassenstrijd heeft opgedaan. In die zin proberen we, in overeenstemming met de marxistische traditie, het collectieve geheugen van de arbeidersklasse uit te drukken. De klassenstrijd werpt voortdurend nieuwe moeilijkheden en nieuwe uitdagingen op. De patroons en de kapitalistische politici beschikken over een heel arsenaal middelen om hun politiek te realiseren ten koste van de arbeiders. Een arsenaal waar ze regelmatig naar teruggrijpen en dat ze voortdurend aanvullen met nieuwe middelen. Het is belangrijk de ervaringen die de arbeidersklasse in haar strijd opdoet te bundelen om eruit te leren en de fouten uit het verleden te vermijden. De verschillende tactieken die de burgerij in het verleden heeft toegepast en haar pogingen om systematisch de arbeidersklasse te doen opdraaien voor haar crisis, werden door marxisten (o.a. in de werken van Marx, Engels, Lenin, Trotsky en talloze andere geschriften) systematisch geanalyseerd en beantwoord. LSP/PSL baseert zich op de methode die in die teksten werd gebruikt om hedendaagse gebeurtenissen te analyseren, te interpreteren en antwoorden aan te reiken. We hopen je met deze brochure een inzicht te geven in de ideeën waar LSP/ PSL voor staat en in onze methode van opbouw. Maart 2009
Een partij om de maatschappij te veranderen
I. Geschiedenis LSP/PSL Het niet aan de kant blijven staan en de wil 1. JONGSOCIALISTEN EN SP om een actieve rol te spelen in het dagelijkse politieke proces is kenmerkend voor LSP/PSL. Steeds trachten we net die initiatieven te Slechts een zeer kleine minderheid van de huidige leden nemen waarmee we denken de socialistische van LSP/PSL komt uit de marxistische tendens die sinds krachten te kunnen opbouwen en vooruit te 1975 als Vonk en sinds februari 1992 als De Militant actief was in de (Vlaamse) Jongsocialisten (JS) en de SP. Vonk was helpen. Belangrijke gebeurtenissen op wereldvlak hebben een grote impact gehad op de socialistische beweging. Dat was zeker het geval met de val van het stalinisme, een gebeurtenis die tot op vandaag zijn sporen nalaat. Ook de krachten van LSP/PSL en het CWI internationaal werden erdoor geraakt. Toch slaagden we erin, in een moeilijke periode waarin klassenstrijd slechts een vaag en abstract idee was, de basis te leggen voor wat we vandaag zijn: een kleine, maar zeer dynamische revolutionaire partij. LSP/PSL groeide tussen februari 1992 van 31 leden tot zo’n 100 leden rond de eeuwwisseling om terug te verdriedubbelen tot 300 tegen eind 2008. We zijn georganiseerd in meer dan 30 lokale afdelingen in zowel Vlaanderen, Brussel als Wallonië, kennen een actieve jongerenwerking onder scholieren zowel als onder studenten, bouwden op een aantal werkplaatsen een belangrijke syndicale positie op en kwamen op een actieve manier tussen in de belangrijkste syndicale en politieke bewegingen van de afgelopen 15 tot 20 jaar. We spelen nog steeds de eerste viool op vlak van antifascistische en antiracistische strijd, besteden speciale aandacht aan het vrouwenthema en de strijd tegen discriminatie en seksisme en wapenen onze leden via tweejaarlijkse congressen en tweejaarlijkse conferenties telkens met een analyse, perspectief en programma. Vooral de conferenties die we organiseerden over de nood aan een nieuwe arbeiderspartij en over het Belgische nationaliteitenvraagstuk hebben hun effect niet gemist. Correcte perspectieven zorgden ervoor dat de partij voorbereid was op de turbulente economische en politieke ontwikkelingen die we vandaag meemaken. LSP/PSL kende verschillende stadia van ontwikkeling en paste, afhankelijk van de condities van het gegeven moment, verschillende tactieken toe om haar krachten op te bouwen. Met een oriëntatie op die lagen die het eerst tegen het systeem in opstand kwamen, zonder tegelijk het contact en de benadering naar de brede lagen uit het oog te verliezen, slaagden we erin te bouwen onder het meest strijdbare deel van de arbeidersklasse en haar jeugd.
in 1975 ontstaan vanuit de Oos¬tendse JS. In die periode heerste een revolutionair klimaat: Mei ‘68 zinderde nog na, de Anjerrevolu¬tie in Portugal (1974) lag net achter de rug en ook in Spanje en Griekenland ontwikkelden zich revolutionaire si¬tuaties. Hoewel de sociaaldemocratie ook toen al een lange geschiedenis van verraad achter de rug had, oefende ze nog steeds een grote aantrek¬kingskracht uit op brede lagen van arbeiders en jongeren. SP-afdelingen telden nog talloze werkende leden die zich actief inzetten voor de partij en waren het toneel van levendige politieke debat¬ten. De volkshuizen vervulden een centrale rol in het sociale leven van heel wat arbeiderswijken. Wie actief wou zijn in de arbeidersbeweging kon daar niet zomaar aan voorbij gaan. De voorlopers van LSP/PSL wa¬ren bijgevolg van oordeel dat het beter was in die partij aanwezig te zijn met een marxistisch programma dan zich erbuiten te isoleren. De resultaten logen er niet om. In de loop van de jaren 1980 behaalden Vonkisten steevast 20 tot 40% van de stemmen op JS-congressen. De af¬delingen Oostende, Geraardsbergen, Ninove, Aalst, Brussel, Evere, Ant¬werpen en Aarschot en de federaties Oostende-Veurne-Diksmuide, Brus¬sel, Antwerpen en Aalst kenden allemaal op bepaalde ogenblikken marxistische meerderheden. De Actief Linkse Studenten (ALS), toen nog de officiële studentenorganisatie van de SP, werd al eind de jaren 1970 gewonnen voor een marxistisch programma. Dit verschijnsel bleef niet beperkt tot België. Elders in Europa, maar ook in Afrika, Amerika, Azië en Australië werden soortgelijke organisaties opgezet die snel aan invloed wonnen. Samengebundeld in het CWI (Com¬mittee for a Workers’ International) bekampten deze marxistische tendensen zowat overal ter wereld de gebureaucratiseerde sociaaldemocratische leidingen. Hier en daar leidde dat tot schor¬singen en uitsluitingen, maar in het algemeen zorgde de druk van de basis ervoor dat het tendensrecht bin¬nen de sociaaldemocratische par¬tijen gerespecteerd moest worden.
Wat nu volgt, is een schets van die tactieken, stadia en oriëntatie met de belangrijkste lessen die we eruit trekken.
1992. De oprichting van Militant. De kern van zo’n 30 leden leidde de Blokbustercampagne met de internationale betoging in 1992 met 40.000 aanwezigen
Een partij om de maatschappij te veranderen
2. DE VAL VAN DE MUUR Vanaf het midden van de jaren 1980 en vooral na de val van de Berlijnse muur begon de situatie te keren. De SP oefende steeds minder een aantrekkingskracht uit op arbeiders en jongeren. Daarmee nam meteen de druk aan de basis af om het tendensrecht te garanderen. In 1990 werd op een congres van de Jongsocialisten een heuse machts¬greep doorgevoerd. Marxisten wer¬den uitgesloten en afdelingen en federaties opgeheven. Zelfs de natio¬nale pers besteedde aandacht aan de afrekening met de Vonkisten. Eenzelfde machtsgreep vond plaats in de SP. Afdeling Oostende met haar 900 leden werd botweg opgeheven, 22 militanten werden uit de partijrangen gestoten. Voormalig “anarchist” Vande Lanotte werd uit het niets opgevist en klaargestoomd als toekomstig parlementair en minister. Het werd steeds duidelijker dat de SP door heel wat arbeiders niet meer gezien werd als een instrument om verandering af te dwingen, maar hooguit als de minst slechte variant van de traditionele partijen. De idee dat arbeiders en jongeren zich eerst naar de sociaaldemocratie zouden richten als ze in beweging kwamen, werd steeds onwaarschijn¬lijker. Dit is de reden waarom de over¬grote meerderheid van de CWIsecties gelei¬delijk opteerde voor open, onafhan¬kelijke organisaties. De Belgische “Vonkisten” scheur¬den bijna letterlijk in twee. De minder¬heid, die om een legaal-technische reden het blad “Vonk” kon behouden, be¬sloot binnen de SP te blijven. De meerderheid, die ook Actief Linkse Studenten en Blokbuster animeerde, legde meer nadruk op onafhankelijk werk onder de nieuwe naam “De Mili¬tant”. Het zou echter nog tot 1995 duren vooraleer met de oprichting van Militant Links officieel voor een open organisatie geopteerd werd. De ultieme test van ideeën ligt in de praktijk. Een sober vergelijk van de resultaten van beide stromingen vandaag leert ons dat de tactiek van de meer¬derheid de meest vruchtbare was voor de uitbouw van een revolutionaire partij, ondanks de grote media-aandacht in Vlaanderen dat één van hun leidinggevende leden, Eric De Bruyn, als woordvoerder van SP.a rood sinds de voorzittersverkiezingen in het voorjaar van 2008 te beurt valt.
3. ROL VAN HET JONGERENWERK
rijk en arm. Dit zou later aanleiding geven tot de befaamde antiglobaliseringsbeweging. Begin van de jaren 1990 leidde dit vooral tot een antipolitieke reflex en demoralisatie. Alle sociaaldemocratische en communistische partijen bekeerden zich tot de vrije markt. De idee om nog op te komen voor de omvorming van een maatschappij in socialistische zin werd door hen vakkundig opgeborgen. De traditionele electorale basis van deze partijen erodeerde, in het ene land al wat sneller en dieper dan in andere landen. Dat ging veelal gepaard met de groei van extreemrechts op basis van een populistisch en racistisch programma, wat vooral onder jongeren op enorm protest stootte. Het was een beweging waarop we anticipeerden en waarop we voorbereid waren door het opzetten van Blokbuster in België en YRE internationaal (Youth against Racism in Europe). Het idee was ons te oriënteren op het meest dynamische en open deel van de arbeidersklasse, haar jeugd, om een ingang te zoeken voor onze ideeën. Dit om ons beter voor te bereiden op een onvermijdelijke heropstanding van de arbeidersklasse in een later stadium, door klaar te staan met een nieuwe generatie marxisten.
4. Blokbuster In de jaren 1990 was het bij brede lagen van jongeren niet nodig Blokbuster voor te stellen. Opgestart als anti-Vlaams Blok-campagne in de zomer voor de beruchte verkiezingen van 1991 (Zwarte Zondag), groeide het initiatief uit tot de meest consequente en concrete campagne tegen racisme en fascisme. Op zijn hoogtepunt telde Blokbuster zo’n 50 lokale comités en zo’n 2500 jongeren kochten een Blokbusterlidkaart. Blokbuster voerde geen moralistische antiracismecampagne, maar organiseerde Iokaal de concrete strijd tegen het Vlaams Blok en Co. Blokbuster organiseerde ontelbare betogingen, blokkades, ... rond de eis “geen forum voor fascisten” - in woorden en in daden. Het was ook de enige antiracismebeweging die naast concrete eisen ter verbetering van de omstandigheden van migran¬ten en vluchtelingen ook een sociaaleconomisch programma verdedigde om aan de voedingsbodem van racisme en fascisme te verhel¬pen en een band te smeden tussen de Belgische en migrantenarbeiders. Dit legde de basis voor de latere programmasticker: “Jobs, geen racisme. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons”. Wat we nodig hadden, was een programma dat de arbeidersklasse, ongeacht
De val van het Oostblok betekende vooral ideologisch een zware opdoffer voor de arbeidersbeweging. De idee dat het kapitalisme “het enige werkbare systeem” ter wereld zou zijn, werd sterk in de verf gezet door de burgerlijke propaganda. Zowat alle partijen en organisaties die zich op die arbeidersbeweging beriepen, maakten een zware draai naar rechts. De burgerij maakte gebruik van deze zwakte en versterkte haar offensief op zowat alle verworvenheden van de arbeidersklasse. Het recht op degelijke en betaalbare openbare diensten werd via liberalisering en privatisering afgebouwd. Overal werd de uitbuitingsgraad systematisch opgedreven, wat leidde tot een ongelooflijke toename van de kloof tussen
De internationale betoging van 24 oktober 1992, georganiseerd door Blokbuster en Youth Against Racism in Europe: 40.000 betogers tegen racisme.
Een partij om de maatschappij te veranderen
afkomst, kleur of geloof, kon eenmaken. Blokbuster gaf ook de aanzet tot de creatie van Youth against Racism in Europe (YRE), een internationale organi¬satie tegen racisme en extreemrechts, gelanceerd in oktober ‘92, met een 40.000 man sterke internationale betoging tegen racisme. Overal in Europa organiseerden we jongeren tegen extreemrechts. YRE is nog steeds actief in verschillende Europese landen, waaronder Griekenland (waar YRE vooral actief is rond asielrecht), Engeland,... maar ook Rusland en andere ex-Oostblokstaten waar we strijd voeren tegen opkomende fascistische stromingen,... . Naast de deelname aan en de organisatie van talrijke nationale en lokale betogingen en scholierenstakingen tegen racisme deed Blokbuster de oproep voor een nieuwe Jongerenmars voor Werk, tegen Racisme in ’93. Steun daarvoor vonden we bij de ABVV-Jongeren, Jong Socialisten en het AFF. We spraken in scholen en waren aanwezig met stands op bijna elk festival. De Jongerenmars voor Werk in ’93 viel samen met een algemene stakingsbeweging in het najaar tegen het Globaal Plan van de regering Dehaene (christendemocraten en sociaaldemocraten). Het Globaal Plan legde de basis voor de eerste structurele aanval op de index (via de zogenaamde gezondheidsindex) en op de lonen (via de invoering van de loonnorm). We organiseerden scholierenstakingen die samenvielen met lokale stakingen tegen het Globaal Plan. Jongeren en arbeiders trokken samen door de straten om te protesteren tegen het Globaal Plan en tegen extreemrechts. Blokbuster en De Militant waren aanwezig aan de talrijke piketten die overal te lande industrieterreinen platlegden. Deze algemene stakingsbeweging - numeriek de grootste sinds ’36 - kwam ten einde bij gebrek aan een alternatief op de zogezegd meest “linkse” regering mogelijk.
5. ACTIEF LINKSE STUDENTEN Aan de universiteiten en hogescholen waren leden van De Militant de stuwende kracht achter de Actief Linkse Studenten (ALS), die tot het begin van de jaren ‘90 officieel deel uit¬maakten van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. ALS maakte zich los van de SP-zuil en was lang de belangrijkste linkse studentenorganisatie in Vlaanderen. ALS zorgde onder meer voor marxis¬tische kritieken op de cursussen die aan de universiteiten en hogescholen werden onderwezen. ALS was zowat de enige studentenorganisatie die zich verzette tegen de privatisering van de resto’s en de afbouw van de sociale voorzieningen. Het zocht daarbij steeds naar samenwerking met de vakbonden. Vooral in Gent had ALS een sterke werking. Het lag aan de basis van het buitenhouden van het extreemrechtse NSV uit het PFK (Politiek en Filosofisch Konvent), het weren - door brede mobilisatie - van Vlaams Blok-sprekers in de lokalen van de universiteit, enz. Ook solidariteit met arbeidersstrijd was ALS niet vreemd. Toen bijvoorbeeld de arbeiders van de Boelwerf in het najaar van 1994 in staking gingen en strijd voerden tegen de sluiting van hun werf, organiseerde ALS een actieve solidariteitscampagne met gezamenlijke betogingen, benefietavonden en geldomhalingen in de auditoria. Toen later de strijd van de arbeiders van Clabecq uitbrak, zou ALS hetzelfde nog eens overdoen, maar dan aan een pak meer universiteiten.
6. ANDERE GROEPEN SLUITEN AAN Ideologische beginselvastheid is een absolute vereiste voor een marxistische organisatie. Zoniet zal ze nooit kunnen weerstaan aan de ideologische, politieke, sociale en financiële druk binnen de kapitalistische maatschappij. De burgerij beschikt over talloze middelen om haar tegenstanders te isoleren en/of te recupereren. Het volstaat een blik te gooien op de door corruptie geteisterde SP.a- en PS-leidingen of op de voormalige “extreemlinksen” in de top van de SP.a, de PS en de vakbonden om te beseffen waartoe de burgerij in staat is. Beginselvastheid mag echter niet leiden tot dogmatisme en koppige onbuigzaamheid. Als de situatie verandert, moeten marxisten voldoende openheid aan de dag leggen om oude zekerheden opnieuw in vraag te stellen en de nodige tactische aanpassingen door te voeren. Door haar vermogen om de nieuwe situatie op een correcte manier in te schatten en open te staan voor verandering werd De Militant een aantrek¬kingspool voor andere krachten. Dat uitte zich onder meer op 9 oktober ‘94. Een kleine groep Franstalige syndicalisten uit het Brusselse, die enkele maanden eerder gebroken hadden met de Socialistische Arbeiders Partij (SAP) wegens te opportunistisch, besloot na maanden discussie aan te sluiten bij De Militant. Voor De Militant, dat tot dan toe enkel in Vlaanderen actief was geweest, betekende dit een belangrijke doorbraak, ook op syndicaal vlak. Vanaf 1 mei ‘95 verschijnt De Militant ook in het Frans. In juni ‘96 volgde een nieuwe doorbraak. Door de systematische verrechtsing van de sociaaldemocratie begon vanaf het begin van de jaren ‘80 Agalev en later ook Ecolo electoraal vooruitgang te boe¬ken. Bij de arbeiders werden deze “op sandalen lopende mei ‘68-ers” raar bekeken, maar bij progressieve intellectuelen vormden hun ideeën over basisdemocratie en hun soms ”anders” lijkend optreden een welkom alternatief op de steeds conserva¬tiever ogende SPbureaucratie. Vooral binnen Jong Agalev begonnen enkele jongeren te experimen¬teren met marxistische en anarchistische ideeën. Dit leidde uiteindelijk tot een confrontatie binnen Jong Agalev die ertoe leidde dat de partijtop haar greep op de jongeren zou verstrakken. Vanaf juni ‘96 begonnen een aantal van die jongeren contact te zoeken met ALS. Een aantal sloten uiteindelijk aan bij Militant Links. In oktober 1999 organiseerde ALS naar aanleiding van de regerings¬deelname van de groenen een reeks druk bijgewoonde debatten tussen deze militanten en enkele Agalev-kopstukken. Tenslotte besloot de meerderheid van “Socialisme International” op hun algemene vergadering van 22 juni 1997, eveneens om Militant Links te vervoegen. Socialisme International was sinds het midden van de jaren ‘80 actief in Wallonië en Brussel. Na een reeks gezamenlijke discussiebulletins en talloze debatten publiceerden beide organisaties een gemeenschappelijke verklaring waarin de opheffing van Socialisme International en de opname van diens leden bij Militant Links publiek gemaakt werd. LSP/MAS gelooft niet dat een revolutionaire partij uitsluitend opge¬bouwd wordt door het winnen van individuen, één voor één, hoe belangrijk dat ook mag zijn. Politieke organisaties die deelnemen aan de klassenstrijd zijn niet ongevoelig voor de successen en de nederlagen ervan. Ze verfijnen hun beoordelingen aan de hand van de concrete ervaringen.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Daarom zijn hergroeperingen onvermijdelijk in de opbouw van een partij.
7. MILITANT LINKS ALS STRIJDPARTIJ Het proces van verburgerlijking van de sociaaldemocratie versnelde in de loop van de jaren ‘90. Veel te laat, pas in februari ’95, besloten we onze praktische verwijdering te bekronen met het opzetten van een ook officieel onafhankelijke organisatie. In Vlaanderen kozen we voor Militant Links, langs Franstalige kant werd, gezien de zwakte van de organisatie, gekozen voor dezelfde naam als ons blad: Militant. Gezien het defensief waarin de arbeidersbeweging zich toen bevond en omdat bij jongeren de radicalisering zich hoofdzakelijk beperkte tot one issue-thema’s, was er geen nood aan een brede formatie gericht op de brede lagen, maar eerder aan een strijdformatie gericht op het aantrekken van de meest geradicaliseerde arbeiders en jongeren. De naam Militant Links/ Militant drukte strijdbaarheid en actiegerichtheid uit. Het hield rekening met het voorlopige diskrediet van het socialisme en met het wantrouwen ten aanzien van politieke partijen bij hen die we in eerste instantie wilden bereiken. Tegelijk lanceerden we de slogan voor een nieuwe arbeiderspartij vanuit de nood aan een onafhankelijk instrument van de arbeidersklasse. Het zou nog duren tot aan het Generatiepact vooraleer deze slogan enigszins een ingang vond. De eis bleef dus tot dan van propagandistische aard. Ondertussen wachtte Militant Links/Militant niet af. Om ons fit te houden en niet weg te kwijnen, moesten we omwegen kiezen, tijdelijke oriëntaties op specifieke groepen. Naar de Gentse wijkbewoners of de scholierenvakbond in Kortrijk. We
testten toen heel veel uit. Die tactische heroriëntaties waren een antwoord op de globale verwarring en fragmentering. We zetten ook onze eerste stappen op het electorale terrein. Op basis van onze lokale interventies namen we in 1999 deel aan de verkiezingen: in Wallonië en Brussel via de lijst Debout (een lijst rond Roberto D’Orazio en de arbeiders van Clabecq); in Luik en Brussel met de PC en in Gent-Eeklo onder onze eigen naam, Militant Links. Debout stopte spijtig genoeg na een vrij goede eerste deelname, de PC verwachtte te veel van verkiezingen. In Gent kon Militant Links zich flink versterken dankzij deze verkiezingsdeelname. Het was echter duidelijk dat een nieuwe brede formatie nog lang op zich zou laten wachten. Het bleef zoeken naar hoe om te gaan met de tegenstelling tussen het vacuüm ter linkerzijde en het ontbreken van een brede arbeidersformatie. Voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2000 stelden we Linkse Allianties voor. Niet als voorloper van een brede formatie, maar als hulpmiddel om het vacuüm niet volledig verloren te laten gaan. Deze naam legde echter teveel de nadruk op een alliantie met andere formaties, die ons zeer lang aan het lijntje hielden, en te weinig op het aantrekken van nieuw lagen nog niet georganiseerde jongeren en arbeiders. Linkse oppositie was een betere naam geweest. In Luik kwamen we op met de PC, in Antwerpen riepen we op om voor de lijst PVDA+ te stemmen, in Oostende namen we deel onder onze eigen naam en in Gent samen met LEEF! We hebben met Militant Links dus verschillende watertjes doorzwommen, steeds met de doelstelling de mogelijkheden die zich aanboden maximaal te benutten om socialistische ideeën ingang te doen vinden, het bewustzijn te verhogen en de revolutionaire stroming in de maatschappij te versterken.
8. DE DRIE KERNBEGRIPPEN VAN MILITANT LINKS: STRIJD, SOLIDARITEIT EN SOCIALISME 1. STRIJD Omdat enkel strijd loont. Strijd tegen een burgerij die ons wil beroven van alles wat we verworven hebben: degelijke lonen en vaste jobs, sociale zekerheid, leefbare werk- en Ieefomstandigheden, openbare diensten,... Strijd tegen een burgerij die ons verdeelt om vrouwen, jongeren, migranten, nationale, etnische of religieuze minderheden nog harder te kunnen uitbuiten en de arbeiders in hun geheel onder de knoet te houden. Strijd tegen een burgerij die met haar barbaarse productiewijze onze planeet op een steeds sneller tempo aan het vernietigen is. Strijd tegen een burgerij die voor de meerderheid van de wereldbevolking enkel armoede, onzekerheid, werkloosheid, oorlog, nationale onderdrukking, ... kortom barbarij in petto heeft.
Het eerste nummer van ons Franstalig blad, mei 1995
Met Militant Links kwamen we niet enkel tussen in de strijd van de arbeidersklasse en de jongeren zoals die zich ontwikkelde, maar startten we daarnaast ook eigen campagnes rond een aantal belangrijke thema’s. We probeerden hierrond arbeiders en jongeren te organiseren en te mobiliseren.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Enkele voorbeelden: Op de werkplaatsen Hoewel veralgemeende strijd uitbleef in de tweede helft van de jaren ‘90, vonden hier en daar geïsoleerde gevechten plaats. Daar waar we konden, ondersteunden we de strijd in woorden en daden.. Een voorbeeld daarvan was de zeven weken durende staking bij het Gentse metaalbedrijf Carnoy in september ’99, tegen het ontslag van ABVV-delegee Raf Verbeke en de voorgestelde herstructurering. De patroon gebruikte alle mogelijke middelen om de staking te breken: rechtbanken, politie, politieke druk, intimidatie, camera’s, helikop¬ters om werkwilligen binnen te loodsen, enz. We mobiliseerden systematisch voor de versterking van de piketten, organiseerden nationale en internationale solidariteit, hielpen om iedere volgende stap van de patroon te counteren. Ondanks een verbazende vindingrijkheid slaagde de patroon er maar niet in de staking te breken. Het zwakke punt echter was de houding van de nationale en gewestelijke vakbondssecretarissen. Zij beschikten over de mogelijkheid om de staking definitief te beslechten in het voordeel van de arbeiders, maar weigerden die mogelijkheid te benutten. Militant Links lanceerde toen de oproep voor een gewestelijke 24-urenstaking voor de metaalsector. Hoewel heel wat arbeiders voor die eis te vinden waren, stootte het op de onwil van de vakbondsleiders die de “goede relaties” met Fabrimetal (patroonsorganisatie van o.a. de metaalsector) niet op het spel wilden zetten. Het resultaat was dat de ar¬beiders steeds meer geïsoleerd raakten en met gebogen hoofd opnieuw aan het werk moesten gaan. Het bedrijf werd later gesloten.
Hiertegenover: 1997: De arbeiders van Forges De Clabecq betogen. Militant Links / Militant is met een delegatie aanwezig.
Het werken met bedrijfsbladen In ‘94 begonnen we al met een bedrijfsblad voor De Post, Model 9, dat vandaag nog altijd ons instrument is om tussen te komen in de strijd van de postmannen en - vrouwen tegen de niet aflatende stroom van aanvallen op hun arbeidscondities en arbeidsstatuut. Enkele Ieden voelden op hun werkplaats een dringende noodzaak hiertoe omdat de arbeiders van de toen nog grootste werkgever totaal verdeeld zijn over verschillende kantoren en de vakbonden verzuimen om de nodige informatie door te spelen. Begonnen als een middel om postmannen en - vrouwen te informeren over de strijd in andere kantoren, ontwikkelde het op sommige momenten (in die kantoren waar mensen met Model 9 werkten) tot een mobilisatiemiddel voor strijd. Ook in de ziekenhuissector begonnen we met een bedrijfsblad: de Ziekenhuiswerker. We streefden naar een uitbreiding ervan naar andere zorgsectoren. Ook deze sector kent immers een gebrek aan informatie en aan een middel om de strategie te bespreken (voor of tegen “sociale” Maribel, hoe de strijd eenmaken, ...) en te mobiliseren voor acties. Dit werk wordt vandaag voortgezet met de “Polsslag” (website en actieblad non-profit http://polsslagnonprofit.blogspot.com/) waarmee we in de non-profit een krachtsverhouding proberen opbouwen. Naast deze specifieke bedrijfsbladen brachten we regelmatig een syndicale nieuwsbrief uit. Het eerste exemplaar maakte meteen duidelijk waar het bij ons om gaat: het was een mobiliserend pamflet voor de strijd van de arbeiders van Forges de Clabecq. Nooit hebben we het belang van het syndicale werk en de oriëntatie van onze jongeren op de arbeidersbeweging onderschat. Zelfs niet toen het op bepaalde momenten wat syndicale activiteit betreft windstil was. Onze eerste syndicale afgevaardigden dateren van deze periode. Onze politieke oriëntatie op de arbeidersbeweging zorgde ervoor dat we ook in ons jongerenwerk, toen de hoofdmoot van ons politieke werk, onze leden voorbereidden om later een actieve rol te spelen op hun werkplaats. Onder jongeren
Hieronder: 1999. Betoging tegen de afdanking van ABVV-delegee Raf Verbeke bij Carnoy
Naast Blokbuster begon vooral ALS een meer belangrijke rol te spelen en lagen we in Gent aan de basis van een campagne voor een vakbond voor studenten. Deze studentenvakbond kende haar hoogtepunt op het moment van de Witte Mars. Jongeren gingen spontaan in actie en betoogden door de straten van alle steden en gemeenten. De VW-delegatie had het startschot gegeven voor concrete actie door onmiddellijk het werk neer te leggen toen het “spaghetti-arrest” - het van de zaak halen van onderzoeksrechter Connerotte, omdat die had deelgenomen aan een spaghetti-avond ten voordele
Een partij om de maatschappij te veranderen
van de slachtoffers van Dutroux - bekend werd. Er braken spontane stakingen en acties uit bij Ford Genk, Philips Hasselt, ... en in ontelbare kleinere bedrijfjes. Dit was niet anders in de openbare diensten, bij de NMBS, De Lijn en haar Waalse en Brusselse tegenhangers. Het waren echter vooral de jongeren die van zich lieten horen in de week voor de Witte Mars. In Gent, waar de studentenvakbond georganiseerd was, was de beweging het meest ontwikkeld. De slogan van de betoging werd: “het systeem is rot, tot op het bot”. Een oproep voor een eenheidsactie op de vrijdag voor de Witte Mars resulteerde in de grootste betoging in de geschiedenis van Gent. Er waren vooral scholieren en studenten aanwezig, maar ook heel wat werkenden. Bij De Lijn en de huisvuilophaling staakte het personeel en vervoegde ze het protest aan het gerechtsgebouw. Eén teken van de vakbondsleiding had toen volstaan om de spontane acties te bundelen in een algemene staking. Het uitblijven van dit teken liet aan de koning en de traditionele partijen de mogelijkheid om de beweging in veiliger banen te leiden en te recupereren. In Kortrijk lag Militant Links in 1997 aan de basis van het opzetten van een scholierenvakbond, naar aanleiding van 1 jaar Witte Mars. Op 28 april 1999 organiseerde deze vakbond nog een scholierenstaking tegen de schaalvergroting en samenwerkingsverbanden waarmee het ministerie van onderwijs besparingen wilde doordrukken. Onder de titel “kiezen voor persoonlijkheid - dat doen we liever zelf’ protesteerde SVB-Kortrijk op 1 oktober 1999 tegen het verbod om piercings te dragen op school. Volgens SVB was dit verbod een rechtstreeks gevolg van de besparingspolitiek. Schooldirecties zijn door de besparingen immers verplicht met elkaar in concurrentie te gaan voor meer leerlingen. Een goed imago voor de school moet meer leerlingen, en dus ook meer subsidies aantrekken. De druk op de scholieren om zich “aan te passen” nam toe. SVB-Kortrijk vond dat de scholieren niet het slachtoffer mochten worden van deze concurrentiestrijd. Deze actie kreeg ruime mediabelangstelling en veroorzaakte een weken durend publiek debat over het recht om piercings te dragen. Zowel ZAK als Marek speelden met hun cartoons op dit debat in.
In de wijken In november 1997 zette Militant Links haar eerste stappen op vlak van gemeentepolitiek. Als enige organisatie probeerden we Gentse bevolking te mobiliseren tegen de schandalige prijsverhoging van de vuilniszakken, een maatregel die rechtstreeks voortvloeide uit de privatisering van de intercommunale Ivago. Een Gentse betoging met een paar honderd wijkbewoners was de start van een actieve campagne in enkele Gentse wijken. We mobiliseerden onder de armste wijkbewoners, Belgen en migranten, en ondermijnden in de praktijk de verdeel- en heersstrategie van het Vlaams Blok. Deze partij sprak zich in woorden uit tegen het huisvuilbeleid, maar stemde in de praktijk in de gemeenteraad mee met de andere partijen. We riepen op tot “burgerlijke ongehoorzaamheid” en om de dure vuilniszak niet te betalen. Iedere week organiseerden de comités lokale wijkbetogingen en het collectief verzamelen van het vuilnis. We waren niet in staat deze tactiek te herhalen in alle wijken, maar toonden in de praktijk aan wat een brede arbeiderspartij had kunnen doen. De strijd was te geïsoleerd in een paar wijken en kon bijgevolg het stadsbestuur niet op zijn plannen doen terugkomen. Het resulteerde wel in een aantal toegevingen voor de armste gezinnen, zoals een jaarlijkse tegemoetkoming - die nog altijd bestaat trouwens - om de prijs van de vuilniszakken te compenseren. In Gent werd dit beleid het eerst getest en later toegepast over heel België, zogenaamd om de afvalberg te verminderen, onder het mom van “de vervuiler betaalt”. Wij verzetten ons niet tegen een milieuvriendelijke politiek maar ontkennen ten stelligste dat dit er ook maar iets mee te maken heeft. Wat eigenlijk voorgesteld wordt, is dat we betalen voor het overbodige verpakkingsafval van de industrie en daama nog eens voor de winsten van de afvalophalings- en recyclagebedrijven. Op 24 januari 2000 deed de Gentse politie een inval in Turkse VZW’s en pittabars in de Rabotwijk. Op enkele GSM’s en autoradio’s na, waarvan men niet eens zeker was of ze wel gestolen waren, werd niets gevonden. De razzia en vooral de enorme media-aandacht zorgden ervoor dat de wijk nog maar eens gezien werd als een wijk vol criminelen en nietsnutten. Militant Links begon onmiddellijk een campagne voor jobs, degelijke woningen en meer ontspanningsmogelijkheden. Zo slaagden we er tijdelijk in de spanningen die de razzia in de wijk veroorzaakte, terug te dringen. In dezelfde wijken zullen we in 2002-‘03 met LSP/MAS voor beroering zorgen met een campagne tegen het prestigeproject “Zuurstof in de Brugse Poort”, waarbij 89 oude huisjes tegen de vlakte werden gegooid, om plaats te maken voor de beter begoede tweeverdieners. Internationaal
LSP-Gent: “Betaalbaar wonen voor iedereen!”
10
Onze Ierse sectie, de Socialist Party, had een voorbeeldfunctie wat betreft dergelijk type politieke actie. In juni 1997 werd ze ervoor beloond door voor het eerst in 50 jaar een marxist verkozen te krijgen in het
Een partij om de maatschappij te veranderen
parlement. Joe Higgins zette daar een trotse traditie voort: een parlementair aan een arbeiders¬loon die zijn positie gebruikte om te informeren, te sensibi¬liseren en te mobiliseren. Joe werd verkozen door de campagne die onze kameraden voerden tegen de plannen om een watertaks te introduceren. Een belasting op een levensnoodzakelijk product, dat op deze manier zo duur werd dat arme gezinnen moesten be¬sparen op hygiëne om de water¬rekening te kunnen betalen. Door de campagne, die brede lagen van de bevolking in de Ierse hoofdstad Dublin mobiliseerde, werd de taks uiteindelijk ingetrokken. Andere zeer geslaagde campagnes zouden volgen: één tegen de taks op huisvuilophaling waarvoor Joe en andere leden en activisten een paar maanden de gevangenis in werden gedraaid; één in solidariteit met de Turkse Gamma-arbeiders die zwaar werden onderbetaald en lange overuren moesten maken, ...
2. SOLIDARITEIT Omdat we individueel niets kunnen bereiken. De slogan “verbeter de wereld, begin bij jezelf’ wordt gebruikt om ons ervan te weerhouden om te vechten tegen de oorzaak van de problemen: het kapitalistische systeem. Wij stellen daartegenover solidariteit met alle arbeiders, ongeacht geslacht, ouderdom, nationaliteit, religieuze overtuiging, ... in de hele wereld. Solidariteit is echter concreet: het betekent meevechten, hier helpen om elders een strijd vooruit te helpen,... Het betekent je organiseren op lokaal, nationaal en internationaal vlak. Lenin was hierin al heel duidelijk: de eerste taak van een internationale socialist is de strijd voor socialisme in zijn/haar eigen land. Internationale solidariteit is noodzakelijk, maar kan niet zonder solidariteit met strijdende arbeiders in het eigen land. Met de arbeiders van Clabecq Militant Links was van in het begin van de strijd principieel in haar steun aan de arbeiders van Clabecq. Deze arbeiders hadden hun patroons, de politieke wereld en de media tegen. Onder de werkende bevolking was de steun echter zeer groot. Verschillende betogingen mobiliseerden tienduizenden arbeiders. Toen deze arbeiders samen met syndicalisten uit andere bedrijven en sectoren startten met de Beweging voor Vakbondsvernieuwing (BVV) kregen ze af te rekenen met een heel ander type druk. De druk van binnen de syndicale organisatie door een vakbondsleiding die deze beweging afschilderde als “gewelddadig, stalinistisch, ...” was enorm. Deze leiding had vooral schrik voor het effect dat de arbeiders van Clabecq met hun zeer terechte kritiek op dezelfde leiding op de basis konden hebben. Wij denken dat linkse militanten binnen de vakbond zich moeten organiseren om de volledige organisatie terug op het pad van het strijdsyndicalisme te brengen, niet uit een soort betekenisloos radicalisme, maar omdat de overlegstrategie zonder bereidheid om te vechten enkel voordeel oplevert voor de kapitalisten. Wij willen dat de vakbond terug beheerd wordt door de arbeiders en opnieuw actieve solidariteit in haar vaandel draagt. Solidariteit stopt wat ons betreft niet wanneer de strijd in het bedrijf is afgelopen. Integendeel. Wij weten uit ervaring dat
de burgerij, zodra de arbeiders gedemobi¬liseerd zijn, alles zal doen om de leiders te straffen, al was het maar om een voorbeeld te stellen. In het geval van Clabecq probeerden ze de stakingsleiders door de rechtbank te laten veroordelen. Hiertegen reageren kostte uiteraard handenvol geld. Naast het mobiliseren van permanente opdrachten voor de steunrekening van de arbeiders van Clabecq, haalden Militant Links-leden geld op waar ze konden. O.a. ACOD-VUB heeft toen onder impuls van haar hoofddelegee, een lid van Militant Links, gebruik gemaakt van de uitbetaling van de syndicale premies om een solidari¬teitsoproep met de 13 beschuldigden te lanceren. Maar liefst 29.000 Bfr. werd als bijdrage aan de proceskosten geschonken. Dit type van solidariteit en de sterkte van de 13 van Clabecq resulteerde in vrijspraak. Met de arbeiders van Aldi La solidarité internationale est un autre point très significatif dOok internationale solidariteit stond hoog op onze agenda. In 2000 ontstond een conflict bij Aldi-Dublin in Ierland. De directe aanleiding was het systematische overwerk, dat bovendien niet betaald werd. Toen een personeelsvertegenwoordiger hierover bij de directie ging klagen, werden hij en vier andere van de in totaal twaalf werknemers op staande voet ontslagen. Dit soort praktijken komt wel meer voor. In het algemeen aanvaardt men dat er toch niets aan te doen is. Onze Ierse zusterpartij reageerde door steungroepen op te zetten in de vier steden waar Aldi gevestigd was. Deze steungroepen organiseerden dagelijks activiteiten en riepen op tot een boycot van Aldi, terwijl de werknemers van de vestiging in Dublin voor twee maand in staking gingen. Bovendien werd op 19 augustus 2000 een internationale actiedag georganiseerd met acties aan Aldiwinkels in verschillende landen, o.a. ook in België. Resultaat: de ontslagen werden ingetrokken, het recht om zich te syndiceren werd erkend en men begon aan onder¬handelingen over de overuren. Met politieke en syndicale activisten in Nigeria Een ander voorbeeld waren de acties die we voerden tegen de repressie in Nigeria tegen politieke en syndicale activisten. Eén van de campagnes richtte zich tegen Shell, dat samen met de Nigeriaanse elite de lokale bevolking onder de knoet hield om zelf zoveel mogelijk winst te kunnen maken. We zetten anti-Shell-comités op overal waar het CWI afdelingen had en voerden actie aan de Shell-benzinestations. We kwamen op voor vakbondsrechten en voor de vrijlating van de politieke gevangenen. We voerden actie samen met andere organisaties en organiseerden sprekerstournees met Nigeriaanse activisten in België. De campagnes en acties waren erop gericht om druk uit te oefenen op het regime door hier de repressie aan te kaarten en de financiële middelen te verzamelen om politieke actie in Nigeria zelf mogelijk te maken. We kregen daarvoor meermaals de steun van vakbondsmilitanten en -afdelingen en vredesorganisaties. Via een dergelijke solidariteit met arbeiders in strijd in Nigeria, Sri Lanka, Pakistan, Kazakstan, ... konden we belangrijke toegevingen verkrijgen en werden vele strijdbewegingen in de praktijk geholpen. Het is een vast gegeven in onze Internationale dat we, daar waar
Een partij om de maatschappij te veranderen
11
we kunnen, op een internationale manier reageren op iedere vorm van repressie en intimidatie van de arbeidersbeweging. Een ander element van ons internationalisme is het belang van het trekken van lessen uit de verschillende strijdervaringen. Essentieel daarvoor is de uitbouw van een internationale revolutionaire arbeiderspartij zoals het CWI.
3. SOCIALISME Omdat het kapitalisme ons van onze rechten berooft. Wij maken de wereld met onze arbeid. Alle rijkdom wordt door ons geproduceerd. Hiervoor krijgen wij van de bazen slechts lage lonen, werkloosheid, armoede en onderdrukking in ruil. Omdat socialisme betekent dat de meerderheid van de bevolking bepaalt wat in de wereld gebeurt. Omdat socialisme betekent dat echte democratie pas gewaarborgd is als alle rechten voor minderheden in de maatschappij worden gerespecteerd - de arbeidersklasse heeft immers geen baat bij racistische, nationalistische, religieuze, seksistische onderdrukking. Socialisme, omdat een maatschappij die produceert voor de behoeften van iedereen en niet langer voor de perverse winsten van enkelen, ook op een andere manier met die productie zal omgaan en de huidige kennis van milieuvriendelijk produceren ten volle zal gebruiken - en verder ontwikkelen - om de wereld te redden van die tikkende tijdbom. Een voorbeeld van een echt socialistisch beleid De val van de stalinistische regimes in Oost-Europa samen met de verrechtsing en verburgerlijking van de sociaaldemocratie hebben bij brede lagen van de bevolking verwarring en wantrouwen tegenover het begrip socialisme gecreëerd. “Veel mooie woorden, maar als ze aan de macht komen, zullen ze toch hetzelfde zijn als de rest”. Verwonderlijk is dat niet. Na de verschillende projecten van “politieke vernieuwing” die we de afgelopen jaren over ons hoofd kregen maar geen enkele verandering boden, zou iedereen voorzichtig worden. De laatste variant hiervan was de slogan “goed bestuur”, geïntroduceerd door Leterme en co als antwoord op de paarse aankondigingspolitiek van de coalitie van liberalen en sociaaldemocraten. Wij hebben geen illusies in “politieke vernieuwing” of “goed bestuur” door partijen waarvan we weten dat ze de belangen van het kapitalisme boven dat van de meerderheid van de bevolking stellen. We denken integendeel dat we nood hebben aan de creatie van een nieuwe arbeiderspartij die de belan¬gen van arbeiders en jongeren verde¬digt en een strijdbare strategie uit¬werkt om aan de aanvallen van de burgerij te kunnen weerstaan. Toch willen wij ook duidelijk maken dat dit niet betekent dat we daarop moeten wachten en dat “aan politiek doen” vandaag niet alleen “zakken¬vullerij” of “veel geblaat en weinig wol” hoeft te betekenen. Liverpool, a city that dared to fight Een bijzonder voorbeeld daarvan hebben we gegeven in de gemeenteraad van Liverpool in de jaren 1980, die gecontroleerd werd door Britse
12
CWI-leden die toen nog binnen de Labour Party werkten. Deze gemeenteraad heeft aangetoond wat een socialistische politiek in de praktijk, binnen de beperkingen van gemeentepolitiek, kan beteke¬nen. Tussen 1983 en ’87 ging deze gemeenteraad over tot de bouw van 10.000 sociale wo¬ningen, zeven nieuwe scholen en zes zie¬kenhuizen, het herstel van de bede¬ling van gratis melk in alle peuter¬scholen, de 32-urenweek voor ge¬meentearbeiders, het concreet ondersteunen van strijd van arbeiders in de privésector, ... Het is slechts een summiere opsomming van wat de gemeenteraad kon bereiken, en dat midden in het Thatcher-tijdperk. De gemeenteraad stelde princi¬pieel dat de belangen van arbeiders, migranten, jongeren, vrouwen, ... voorgingen op de woekerwinsten van de banken die teerden op de woeker¬rente op de stadsschuld: i.p.v. die te betalen, werd het geld geïnvesteerd in bovenstaande projecten onder het motto dat de stad door de woekerrente die schuld al lang terugbetaald had. Thatcher heeft na de mijnstaking al haar krachten op Liverpool moeten concentreren om deze haard van ver¬zet, een inspiratiebron voor arbeiders in heel Groot-Brittannië en zelfs buiten de grenzen, te breken. Ze heeft er de steun voor nodig gehad van het apparaat van de Labour Party, dat i.p.v. deze politiek ook in andere gemeenten te ondersteunen en door te voeren, de gemeenteraadsleden van Liverpool uit hun functies terug¬riep. Liverpool blijft nog steeds een voorbeeld van hoe socialisten functies in een gemeenteraad zou¬den moeten gebruiken om een poli¬tiek te voeren in het belang van arbei¬ders en jongeren.
9. VAN STRIJDORGAAN NAAR KLEINE PARTIJ! De financiële crisis van 1997 was een keerpunt op zowel economisch als politiek vlak en deed door de toenemende zichtbaarheid van de kloof tussen arm en rijk een nieuwe beweging ontstaan, die tegen de globalisering. In tegenstelling tot de one issue-bewegingen van de jaren ’90 ontwikkelde de antiglobaliseringsbeweging een meer algemene kritiek op de kapitalistische maatschappij. Het was nog niet de massale strijd van de arbeidersbeweging, maar haar voorbode. Wij begonnen onze slogans aan te passen aan deze verandering in het bewustzijn. De slogan “armoede, werkloosheid, racisme,... wij vechten voor iets beter” werd toen één van de belangrijkste. Meer algemeen maakte de behoefte aan een strijdorganisatie die zich profileerde rond specifieke thema’s gradueel plaats voor de behoefte aan een meer diepgaand instrument met een meer belangrijke ambitie, argumenteerden we in ons congresdocument
Een partij om de maatschappij te veranderen
van maart 2001. Militant Links was als naam te eng, drukte een groep geselecteerde activisten uit, nodigde niet uit tot aansluiten en had iets geheimzinnigs, bijna fundamentalistisch. De naam drukte onvoldoende uit wat de taken zouden zijn van marxisten in een periode van bredere beweging in de maatschappij en zou appelleren aan een te beperkte doelgroep. Wij wilden “partij” in de naam om duidelijk te maken dat we geen “vrijblijvende” beweging zijn, maar een partij in wording en wilden dat aan al onze leden meegeven. De naam moest eveneens ons alternatief op het kapitalisme uitdrukken en een herkenbare naam zijn. Geen naam die volledig losstond van de tradities van de arbeidersbeweging: Linkse Socialistische Partij (LSP) dus. Maar niet zonder enige discussie in eigen rangen. Twee congressen, voorafgegaan door telkens lange periodes van discussie in de afdelingen, waren nodig om deze stap te kunnen zetten. Langs Franstalige kant was de concrete verwijzing in de naam naar partij toen nog een stap te vroeg. Enerzijds was ons stadium van opbouw nog niet van die aard dat we ons partij konden noemen. Ook was de PS nog wel een ander beestje dan de SP.a en was ze duidelijk nog niet op dezelfde manier gediscrediteerd in de ogen van brede lagen, als de SP.a dat was. Mouvement pour une Alternative Socialiste (MAS) sloot beter aan bij wat de taken van onze kameraden waren in Wallonië en Brussel: het bijeenbrengen van de eerste gevormde leden om te kunnen uitbreiden naar andere steden in Wallonië. Hoewel we toen al een goede regionale spreiding kenden in Vlaanderen, was dit nog zeer beperkt in Franstalig België. We hadden toen een afdeling in Brussel en in Luik.
10. DE ANTIGLOBALISERINGSBEWEGING Internationaal Verzet – Résistance Internationale Om aansluiting te vinden bij de jongeren, aangetrokken tot de antiglobaliseringsbeweging, (AGB), creëerden we begin 2001 Internationaal Verzet/Résistance International (IV/RI). Net op tijd! Na de protesten in Praag en Nice, maar voor Göteborg en Genua. Het waren deze laatste gebeurtenissen die de AGB in België vorm hebben gegeven. IV/RI was op beide plaatsen aanwezig en kwam terug om overal waar we konden ooggetuigenverslagen te geven. Op deze basis werden de eerste IV/RI-comités opgezet. De omvang van de Genuabetogingen had een grote impact op het bewustzijn. Het ging niet meer alleen om betogingen en protesten van de meest geradicaliseerde jeugd. In Italië begon de beweging (zomer 2001) over te slaan naar de brede arbeidersbeweging, wat resulteerde in een massabetoging van meer dan 300.000 mensen. Ook de omvang van de repressie en het gebruik van
politieprovocateurs om rellen uit te lokken om de beweging achteraf te kunnen criminaliseren - toegepast in Göteborg, maar pas echt duidelijk na Genua - stootte op heel wat afgrijzen en radicaliseerde en verbreedde de beweging. In Italië werd de jonge Carlo Giuliani vermoord door politiekogels, honderden werden verwond. Het onafhankelijke internetpersagentschap Indymedia, waar jonge betogers hun beelden van de betoging en de repressie centraliseerden, werd na de betoging aangevallen door de politie. Alle bewijsmateriaal werd in beslag genomen. Op amper drie jaar mobiliseerde de AGB meer dan 3.000.000 betogers in meer dan 20 landen. De beweging begon een impact te krijgen op de arbeidersbeweging en zou later uitmonden in een wereldwijde golf van anti-neoliberaal protest. Het idee dat de bedrijfswereld enkel interesse heeft in zoveel mogelijk winst, onafhankelijk van wat dit betekent voor het leven van miljoenen arbeiders en hun gezinnen, werd een meer algemeen inzicht. Met IV/RI verdedigden wij een socialistisch programma binnen de AGB en van bij het begin was IV/RI dicht verbonden aan LSP/MAS. Antikapitalisme was één ding, een alternatief aanbieden een ander. We namen het streven naar socialisme op in ons programma, maar niet in de naam. Dit omdat we het niet als een gegeven wilden opleggen, maar omdat we het open ter discussie wilden stellen. Diegenen die met ons akkoord gingen, sloten bijna automatisch aan bij LSP/MAS. De anderen kregen de vrijheid om daarover te twijfelen en toch met ons mee te bouwen. De belangrijkste discussie toen was met welk programma en benadering we de beweging konden versterken. De nood aan een overgangsbenadering werd uitgebreid besproken om in staat te zijn de link te leggen tussen de reeds geradicaliseerde lagen en de brede beweging, maar ook tussen de eisen van vandaag en de nood om de maatschappij te veranderen. Op de antiglobaliseringsbetogingen droegen we bijvoorbeeld systematisch slogans mee tegen de liberalisering van De Post, naast meer algemene antikapitalistische slogans. In de tweede helft van dat jaar werd België voorzitter van de EU en IV/RI bereidde zich volop voor op de organisatie van protest tegen de bijeenkomsten van de neoliberale EU. Samenwerkingsverbanden tussen organisaties en partijen kwamen bijeen en overal waar de EU een meeting plande, plande de AGB een tegenbetoging. IV/RI was betrokken bij de organisatie van deze betogingen en nam op verschillende plaatsen het initiatief voor scholierenstakingen. Vooral die in Gent was een groot succes met 2500 jongeren present.
11. 11 SEPTEMBER, DE OORLOG IN IRAK EN DE ANTI-OORLOGSBEWEGING De aanslagen van 11 september zorgden echter voor een kentering in de beweging. Niet meer het groeiende protest tegen het neoliberalisme, maar de dreiging van terreur kwam op de voorgrond. De neoconservatieven met Bush als president grepen deze aanslagen aan om een oorlog te starten in Afghanistan, die ze vrij vlug (tijdelijk zal later blijken) wonnen, en om de oorlog in Irak voor te bereiden. Onder het mom van democratie werd in maart 2003 overgegaan tot deze oorlog voor de controle over olie in Irak.
Een partij om de maatschappij te veranderen
13
De aanslagen van 11 september hadden een demobiliserend en demoraliserend effect op de AGB. Het Bush-regime, eerst zwaar in het defensief, kreeg de gelegenheid om de situatie in haar voordeel te keren. Toch was ook toen de steun aan Bush niet unaniem. Integendeel! De publieke opinie was vanaf het begin van de oorlog zeer verdeeld en bewust over de werkelijke beweegredenen voor de oorlog en kantte zich er in grote meerderheid tegen. In de VS was dit natuurlijk anders, omwille van het effect van 11 september en de schrik voor meer aanslagen. Dit toonde direct ook het contrarevolutionaire effect van dergelijk type actie en het reactionaire karakter van organisaties als Al Qaida. LSP/MAS en het CWI veroordeelden deze aanslagen onmiddellijk, net als de hypocriete politiek en houding van het Amerikaanse imperialisme.
Internationaal Verzet & de anti-oorlogsbeweging
Het protest tegen de oorlog was wereldwijd en ook al in de VS aanwezig. Het antikapitalistische bewustzijn had zijn sporen nagelaten. Het begrip dat dit een oorlog was voor olie werd algemeen aanvaard. Hoe groot het anti-oorlogprotest was, bleek op 15 februari 2003, een maand voor de VS- en coalitietroepen Irak binnenvielen. Meer dan 10 miljoen mensen gingen de straat op, en dat nog voor de oorlog begonnen was! In België was IV/RI de initiatiefnemer van de protesten op dag X, de dag dat de oorlog begon. In vele steden en gemeenten werden betogingen en meetings georganiseerd. De Belgische regering, net zoals vele kapitalistische regeringen in Europa, pakte uit met haar weigering om deel te nemen aan de oorlog. Deze oorlog was zeer omstreden, ook bij een deel van de burgerij. Maar deze regeringen konden geen echte dam tegen de oorlog opwerpen. Dat kon alleen de arbeidersklasse door zich te organiseren en komaf te maken met het wereldwijde kapitalistische systeem, dat zich van oorlog bedient als het haar uitkomt. Sinds de oorlog uitbrak, werden jaarlijkse antioorlogsbetogingen georganiseerd op de verjaardag van de oorlog, waarop IV/RI steeds met een stevige delegatie aanwezig was. Maar die betogingen hadden niet langer hetzelfde massale karakter. Wat we stelden, was dat de publieke opinie in de VS bepalend zou zijn om deze beweging opnieuw een massaal karakter te doen aannemen. . Naarmate deze oorlog steeds uitzichtlozer werd en een steeds groter deel van het overheidsbudget begon op te slokken, kantten steeds meer Amerikanen zich tegen de oorlog. Slogans als “geld voor onderwijs, jobs, gezondheidszorg,... niet voor oorlog” werden zeer populair. Onze Amerikaanse kameraden (www.socialistalternative.org) voerden soms zeer succesvolle campagnes tegen de militaire rekrutering in scholen en universiteiten. In tegenstelling tot een aantal linkse organisaties trapten we niet in de val van slogans als “yankee, go home” en “stop USA”. Met dergelijke slogans viseerden die organisaties de hele Amerikaanse bevolking en begrepen ze niet dat ook in de VS de klassentegenstellingen zich aan het ophopen waren en dat er onder de oppervlakte een enorme tegenbeweging aan het ontwikkelen was. De belofte van Barak Obama om de illegale gevangenis van Guantanamo te sluiten en de troepen terug naar huis te brengen, speelde een belangrijke rol in de toenemende populariteit van Obama onder jongeren. Een economische vertraging of recessie, schreven we, gepaard met drastische aanvallen op de levensstandaard van de arbeidersklasse en hun gezinnen, zou deze antioorlogsbeweging in een later stadium versterken. Noch in Irak, noch in Afghanistan, noch in Libanon hebben de coalitietroepen democratie bevorderd. “Democratie” was telkens slechts een dekmantel voor de werkelijke motieven. Een strijd tegen oorlog kan slechts een strijd zijn tegen het kapitalisme dat steeds opnieuw gedwongen wordt tot oorlog
14
Een partij om de maatschappij te veranderen
om de belangen van de heersende elite te verdedigen. Ons perspectief was dat een opgang van de stemming en beweging tegen de oorlog in de VS zou samenvallen met massale bewegingen en stemmingen tegen het neoliberale beleid. Dit zou het begin kunnen zijn van een heropstanding van de anti-oorlogsbeweging op een hoger niveau. Het is uiteindelijk de economische crisis geweest die aan het Bush-regime in november 2008 de doodsteek heeft gegeven. De sterkte van de Obama-campagne lag hierin dat hij inspeelde op wat onder de oppervlakte aan het broeien was. De slogan “Change” was een weerspiegeling van de eis voor verandering, de slogan “yes, we can” van een groeiend zelfvertrouwen. Maar de verwachtingen zijn immens, verwachtingen die door Obama niet zullen ingelost worden, namelijk een einde aan oorlog, crisis en onderdrukking. De belofte om voor 2012 alle troepen terug te trekken uit Irak, contrasteert met de strategische belangen van het VS imperialisme om de olierijke regio te controleren. De situatie in Irak kan op kapitalistische basis niet gestabiliseerd worden. Een gedeeltelijke terugtrekking zal gepaard gaan met verhoogde spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in de strijd voor macht en controle. Het scepticisme neemt toe en niet alleen over de timing van de terugtrekking! De troepenmacht in Afghanistan wordt uitgebreid met 17.000 extra soldaten en ook Pakistan, dat door deze oorlog zwaar gedestabiliseerd wordt, komt steeds meer in het vizier. De poging van Obama om de weg van het unilateralisme van Bush te verlaten, wordt verwelkomd in de mondiale pers maar fundamenteel verdedigt ook Obama een politiek die enkel in het belang van het Amerikaans imperialisme staat. Het verschil ligt hem er enkel in dat de huidige administratie daarin andere mogendheden wil betrekken onder het mom van “internationale samenwerking”. De hoop dat het aan de macht komen van Obama het begin van het einde zou betekenen van de oorlogsaspiraties van het VS-imperialisme zal m.a.w. geen lang leven beschoren zijn. Belangrijke lessen zullen getrokken moeten worden door de anti-oorlogsbeweging in de VS en internationaal, over de nood om de strijd tegen oorlog te linken aan de strijd tegen het kapitalisme.
Ook in België was een groeiend verzet merkbaar. In 2004 legden werknemers in de non-profitsector de regering het vuur aan de schenen door meerdere betogingen en stakingen te organiseren en een deel van hun eisen binnen te halen. Bij De Post botste de invoering van de Georoutes op groot en aanhoudend protest, maar het verzet voltrok zich in gespreide orde. Daarnaast werd actie gevoerd bij De Lijn, de MIVB, het spoor, het onderwijs, ... Om druk te zetten op de onderhandelingen voor een nieuw interprofessioneel akkoord (IPA) en gesterkt door de verregaande besparingsoperaties die doorgevoerd werden o.a. in Nederland en Duitsland, maakten ook de Belgische werkgeversorganisaties hun eisen duidelijk. Door patronaat, media en regering werd de publieke opinie voorbereid op een menu van sociale afbraak: arbeidsduurverlenging zonder extra loon, loonstop, verdrievoudiging van het aantal toegestane overuren, nog minder beperkingen op interim-arbeid, vermindering van de sociale lasten en de vervanging ervan door BTW, afschaffing van het anciënniteitbeginsel, beperking van de eindeloopbaanmogelijkheden, gelijkschakeling van het statuut van openbare diensten met dat van de privé, enz. Dit terwijl de bedrijfswinsten in 2003 verdubbelden. Dit radicaliseerde de achterban van de vakbonden in die mate dat de IPA-onderhandelingen voorafgegaan werden door een sterke nationale betoging van de vakbonden met 50.000 mensen in december 2004. LSP/MAS was in vol ornaat aanwezig en verkocht 170 bladen. De socialistische vakbondsleiding kreeg het IPA niet verkocht aan haar basis, een meerderheid stemde tegen en ook binnen het ACV was het hommeles, vooral bij LBC. De ACV-leiding riep de regering dan maar op het IPA eenzijdig op te leggen! Dit soort openlijk verraad zou de ACVleiding later in het jaar 2005, met haar houding tegenover de strijd tegen het Generatiepact, nog zuur opbreken. Ook bij de sectorale CAO-akkoorden was het spannen en in verschillende sectoren werd overgegaan tot actie.
13. Jongerenmars voor werk 2005
“Arbeidersstrijd centraal stellen” was de titel van onze congresteksten in november 2004. Doelstelling ervan: de partij en de leden voorbereiden op een periode van strijd.
Om onze overwegend jonge leden een instrument en meer praktische oriëntatie op de arbeidersbeweging mee te geven, riepen we de ABVV- en ACV-Jongeren op om samen met Blokbuster een nieuwe Jongerenmars voor Werk te organiseren. Ondanks de tegenstand die we ondervonden bij het vakbondsapparaat om van deze mars een strijdbare mars te maken, gedragen door de jonge delegees en vakbondsmilitanten in de bedrijven, kregen we voor de campagne heel wat gehoor. We kwamen tussen met specifieke pamfletten in verschillende bewegingen en syndicale acties met de oproep om de strijd te veralgemenen. Het zorgde er vooral voor dat de oriëntatie van LSP/MAS op de syndicale actie kwam te liggen.
Een klimaat van strijd en verzet ontwikkelde overal in Europa. In Frankrijk en Nederland werd in 2005 de neoliberale Europese grondwet verworpen; in Duitsland ontstond een massabeweging tegen Hartz 4; in Italië vonden zes algemene stakingen op twee jaar tijd plaats tegen o.a. de pensioenhervormingen; in Griekenland zagen we massale bewegingen tegen besparingen in de openbare diensten, ... Kortom: overal werd massaal gereageerd op de aanvallen op onze sociale welvaart.
Deze Jongerenmars op 19 maart viel samen met een Europese vakbondsbetoging tegen de Bolkestein-richtlijn en de betoging van het Europees Sociaal Forum. Zo’n 80.000 mensen betoogden die dag mee met één van de drie betogingen. De Jongerenmars verzamelde 2000 betogers. LSP/MAS verkocht toen samen met onze Nederlandse, Franse en Engelse kameraden zo’n 650 bladen, wat een record was voor onze verkoop op een hoofdzakelijk syndicale betoging.
12. LSP/MAS VOORBEREIDEN KLASSENSTRIJD
OP
Een partij om de maatschappij te veranderen
15
Wij waren niet de enigen die dit vacuüm opmerkten. De ABVV-delegatie van Agfa-Gevaert riep op de banden tussen ABVV en SP.a te verbreken; Jef Sleeckx zei in een interview met Knack dat de tijd voor een nieuwe linkse partij was aangebroken. Op een SP.a-congres betoogde Jef met een grote groep ABVV-syndicalisten tegen het Generatiepact. Het potentieel toen was enorm. De tijd was rijp voor een concreet initiatief.
14. DE STRIJD GENERATIEPACT
TEGEN
HET
Toen SP.a-minister Freya Vanden Bossche voor de regering een voorbereidende onderhandelingsnota uitwerkte om de brugpensioenen drastisch te hervormen, was het hek van de dam. Het ACV dreigde nog in de zomer met een algemene staking als deze nota niet drastisch werd aangepast. De nota werd aangepast maar moest een lans breken, een eerste dijkbreuk veroorzaken en vooral een klimaat van aanvaarding realiseren. Maar het werd niet gepikt. De mensen waren het beu. Het was genoeg geweest. De mensen waren “niet meer voor rede vatbaar”, moest Luc Cortebeeck van het ACV toen concluderen. Hij vergeleek de stemming rond het Generatiepact met de stemming die er in Frankrijk en Nederland bestond rond de EU-grondwet. Deze aanval stootte op een muur van verzet en leidde tot een algemene staking op 7 oktober 2005 georganiseerd door het ABVV en nog een algemene staking gekoppeld aan een nationale betoging op 28 oktober, gesteund door alle vakbonden. Interessant en van belang waren vooral de politieke conclusies die getrokken werden. Voor het eerst sinds LSP/ MAS de slogan voor een nieuwe arbeiderspartij formuleerde, vonden we met deze eis ingang. Bijna 200 van onze leden waren aanwezig op de stakingspiketten om de piketten te versterken en onze steun aan de staking duidelijk te maken. De openheid voor de eis voor een nieuwe arbeiderspartij was opvallend. Gebruik makend van het moment lanceerden we een petitie voor een nieuwe arbeiderspartij. Op de betoging op 28 oktober haalden we met de petitie honderden adressen op en verkochten we 500 bladen.
16
15. DE ONTWIKKELING VAN CAP Begin januari 2006 nodigden we Jef uit voor een discussie met ons uitvoerend bureau. We waren het met Jef eens over de ruimte ter linkerzijde voor een nieuwe linkse partij; over de oriëntatie ervan op de arbeidersklasse; over de noodzaak om nationaal georganiseerd te zijn en over het feit dat het initiatief de nodige ruimte moest laten voor de eigenheid van iedere stroming. Jef, in naam van zijn comité dat hij vormde met Georges Debunne en Lode Van Outrive - dat reeds eerder een petitiecampagne voerde tegen de neoliberale Europese grondwet en voor een referendum in België over deze grondwet - begon aan een tournee in heel België om de ruimte voor een nieuw links politiek initiatief af te tasten. Het idee van CAP was geboren. Ook langs Franstalige zijde werd een initiatief genomen, Une Autre Gauche. Jef Sleeckx zocht er contact mee, LSP/MAS sloot zich erbij aan. Onze bedoeling was om hen te overtuigen zo snel mogelijk te komen tot één nationaal initiatief, met één structuur en één programma. De tijd om naar buiten te komen en een beweging te bouwen, was naar onze mening meer dan rijp. Het ijzer moet gesmeed worden als het heet is. Dit was echter buiten de waard gerekend. Al vlug moesten we vaststellen dat eenheid hierover met UAG onmogelijk was. Bijkomende meningsverschillen over oriëntatie, methode van opbouw en het intern functioneren, maakte dat onze wegen opnieuw uiteen gingen. LSP/MAS besloot zich terug te trekken uit UAG en begon zich te concentreren op de uitbouw van CAP in Brussel en Wallonië.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Deze discussie was het begin van het missen van heel wat kansen. Toen CAP begin augustus 2006 online ging en aankondigde een nieuwe politieke beweging te starten, was de belangstelling indrukwekkend. Dag na dag kwam Jef in de media en honderden arbeiders bezochten de site en schreven zich in voor het initiatief. Deze belangstelling was te verklaren omdat intussen ook in Nederland en Duitsland linkse formaties hoog scoorden in de opiniepeilingen en in verkiezingen. Gewezen politiek communicatiedeskundige Noël Slangen stelde dat zo’n partij goed kon zijn voor 10 procent. Voorwaarde was wel dat de nieuwe partij zich absoluut niet zou laten verleiden tot een regeringsdeelname. De systematische aarzeling echter bij de initiatiefnemers om zich duidelijk uit te spreken, uit schrik om de banden met UAG definitief op te blazen en in een aanhoudende poging om hen alsnog te overtuigen van de drie uitgangspunten van CAP (nationale structuur, oriëntatie op de arbeiders en ruimte voor iedere stroming), maakte dat CAP het momentum toen miste. Timing is cruciaal in politiek. Nooit opnieuw zou de media nog een dergelijke belangstelling tonen. Ook al omdat CAP ook later, toen nieuwe momenten zich aandienden, niet zou uitblinken in politieke klaarheid en vastberadenheid. Ondanks dit alles was de oprichtingsconferentie op 28 oktober 2006 met 600 aanwezigen een groot succes en toonde het een groot potentieel. De deelname van LSP/MAS aan de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingsaffiche werden gewijd aan het bekendmaken van en oproepen voor deze conferentie. De conferentie nam een motie aan voor de verdere uitbouw van de beweging op basis van een strijdbaar antineoliberaal programma, voor deelname aan de verkiezingen daar waar mogelijk, en voor het streven naar één gezamenlijke (nationale) beweging. Na de conferentie was UAG helemaal niet gewonnen voor deelname aan de verkiezingen, noch voor nauwe samenwerking met de bedoeling om te komen tot één structuur. Op de CAPconferentie van februari 2007 stuurde UAG haar kat en besliste een meerderheid van CAP om een Nederlandstalige en een Franstalige CAP-lijst neer te leggen. De interventie in en steun van CAP aan de strijd van de VWarbeiders was beslissend voor de oriëntatie en voor het bouwen van CAP in Brussel en Wallonië. We kwamen in contact met een aantal syndicale militanten afkomstig uit Henegouwen en Brussel die een belangrijke rol zouden beginnen spelen in de uitbouw van CAP. CAP maakte een grote indruk op de VW-solidariteitsbetoging op 2 december met 25.000 betogers. In de betoging en rond de CAP-solidariteitsbus werden door een paar honderd CAPen LSP/MAS-militanten 10.000 CAP-solidariteitspamfletten
verdeeld, alsook 10.000 pamfletten van het VWsolidariteitscomité voor een sinterklaasfeest in de VW-fabriek. Tientallen arbeiders werden lid van CAP of wilden meer informatie. Daarnaast verdeelden LSP/MAS militanten nog eens 4000 LSP/MAS-pamfletten met een oproep om de staking van de VW-arbeiders uit te breiden naar de hele sector en om een nieuwe algemene staking voor te bereiden. We verkochten iets meer dan 500 bladen en haalden 900€ strijdfonds op met de VW-solidariteitsbadge. Deze beweging liet zijn politieke sporen na. SP.a en PS zouden later nog vlug uitpakken met het plaatsen van “arbeiderskandidaten” op hun kieslijsten om zo hun linkerflank af te dekken. Het mocht niet baten. De SP.a en PS werden bij daaropvolgende de federale verkiezingen in juni 2007 zwaar afgestraft. Hun rol als architecten van het Generatiepact was de spreekwoordelijke druppel. De corruptieschandalen van de PS in Wallonië maakten het plaatje af. De SP.a kreeg amper 16% van de stemmen en de PS verloor haar positie van grootste partij aan de MR. Maar zoals eerder gesteld, verliep de uitbouw van CAP, ondanks het duidelijke potentieel, niet van een leien dakje. De talrijke discussies met UAG, maar ook binnen CAP (over al dan niet deelname, al dan niet opkomen als onafhankelijke kracht - sommigen pleitten voor een “rode band” op de Groen!-lijst,...) maakten dat CAP nooit eensgezind naar buiten kwam en door de buitenwereld niet gezien werd als een geloofwaardig alternatief. Daarbij kwam dat de verkiezingsslogan “een andere politiek is nodig” niet duidelijk maakte waar CAP dan wel voor stond en in de kaart speelde van de antipaarse partijen. Hoe dichter de verkiezingen eraan kwamen, hoe sterker er op het communautaire element gespeeld werd en hoe minder het sociaaleconomische aan bod kwam. CAP werd uiteindelijk door een zeer efficiënte mediaboycot buiten de verkiezingen gehouden. De uitslag van de verkiezingen was navenant: 20.000 stemmen, niet meer dan LSP/MAS haalde in 2004 onder haar eigen naam en programma. We legden uit dat verkiezingen slechts een momentopname zijn. Dat de uitslag zeker het ritme van CAP en de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij kon vertragen, maar dat het vacuüm ter linkerzijde een grote handicap blijft voor arbeiders om hun belangen te verdedigen. Dat klassenstrijd de nood aan een politiek instrument op de agenda zal blijven zetten en dat CAP nog altijd een rol zou kunnen spelen, onder één voorwaarde: dat ze erin zou slagen tussen te komen in de reële beweging met een perspectief en programma om de beweging vooruit te helpen.
Een partij om de maatschappij te veranderen
17
16. BEWEGING VOOR KOOPRKACHT Deze test kwam er al zeer vlug in de vorm van de beweging voor koopkracht begin 2008. De inflatie nam pijlsnel toe, wat de koopkracht van de gezinnen ondermijnde. De combinatie van recordwinsten, een zeer krappe arbeidsmarkt (vooral in Vlaanderen), een zeer hoog arbeidsritme in de bedrijven en een arrogant patronaat legde de basis voor een groeiende strijdbaarheid en vertrouwen onder de arbeiders in de bedrijven om terug te vechten. Het was een spontane staking voor 1€ loonopslag per uur bij een onderaannemer van Ford dat het vuur aan de lont stak. Al gauw ontstond een domino van spontane stakingen in heel Vlaanderen. In zo’n 200 bedrijven werd door staking en dreiging van staking loonsopslag, vooral in de vorm van eenmalige bonussen, verkregen. CAP slaagde er niet in ook maar enige rol van betekenis te spelen. We beseften dat als we in deze beweging wilden tussenkomen om het idee van een nieuwe arbeiderspartij te kunnen populariseren, dat we het zonder CAP zouden moeten doen. De beweging veralgemeende. De druk op de vakbonden nam toe voor een nationaal actieplan. De competitie onder de vakbonden n.a.v. de sociale verkiezingen zorgde ervoor dat er een week van syndicale actie georganiseerd werd in juni. De opkomst was massaal, vooral in Wallonië, wat het argument ondermijnde dat we vooral te maken hadden met een Vlaamse beweging. De eisen waren zowel gericht naar het patronaat als naar de regering. Het was een waarschuwing naar de bazen dat de arbeiders hun deel van de winsten kwamen opeisen en een boodschap aan de regering dat het eindelijk eens gedaan moest met het communautaire gestook. Dat er belangrijker dingen waren in het leven, namelijk de verdediging van de koopkracht van de gezinnen.
meer per uur; ABVV en ACV: breek de banden met SP.a en CD&V; met en rond de vakbondsbasis: een syndicale partij is nodig.
17. DE MARXISTEN
DUBBELE
TAAK
VAN
Marxisten hebben een dubbele taak. Ze moeten enerzijds een rol spelen in de uitbouw en het versterken van de brede strijdorganen van de arbeiders en hun gezinnen, politiek als syndicaal, als de basis leggen voor de uitbouw van een revolutionaire partij. De twee gaan hand in hand. De discussie over een socialistisch en revolutionair programma staat niet los van de dagelijkse strijd, maar is aan deze strijd verbonden. De revolutionaire partij moet daar aanwezig zijn waar het debat wordt gevoerd en de strijd wordt aangegaan en in de praktijk het vertrouwen winnen. Met CAP hebben we aangetoond dat we ons programma niet willen opleggen, maar dat we de discussie willen voeren. Dit type van activiteit houdt ons niet tegen om tegelijk de revolutionaire socialisten te organiseren in een eigen onafhankelijke en daartoe bestemde partij. Naast haar tussenkomsten in de brede beweging groeide LSP/MAS de laatste jaren uit van de kleinste factor ter linkerzijde begin jaren 1990 tot een aantrekkingspool voor op zijn minst een deel van de nieuwe generatie van geradicaliseerde jongeren en jonge arbeiders. Hoe? Door, zoals de geschiedenis van LSP/
De slogans van LSP/MAS in de beweging: samen sterk; meer koopkracht door meer loon en welvaartsvaste uitkeringen – 1€
18
Een partij om de maatschappij te veranderen
MAS aantoont, niet aan de kant te blijven staan, maar op een energieke manier tussen te komen in klassenstrijd op basis van duidelijke en met alle leden uitbediscussieerde analyses en perspectieven. Onze leden zijn bereid hun vleugels nat te maken en voor hun ideeën te vechten. Ook wanneer het iets moeilijker wordt en de klassenstrijd tijdelijk een dipje kent. Ons motto is: kansen zien en ze grijpen.
18. ENKELE VAN ONZE MEEST RECENTE CAMPAGNES In de wijken
fascistische NSV, het toenemende seksisme, alsook tegen het repressief asielbeleid. Campagne voor een democratisch onderwijs, voor 7% van het BBP voor onderwijs
LSP beschouwt propaganda, jongerenwerk en interventie in de klassenstrijd als haar belangrijkste taken. Maar het neoliberalisme heeft ook enorme effecten op de leefomstandigheden buiten de werkplaats. Hoge prijzen voor huisvesting, het feit dat lokale diensten worden afgebouwd om ruimte te maken voor prestigeprojecten die de lokale bevolking niet ten goede komen, de verwaarlozing van buurten waar enkel mensen met een laag inkomen wonen, ... maken dat voor veel arme wijkbewoners de problemen zich opstapelen. Een brede arbeiderspartij zou deze thema’s moeten opnemen en mensen organiseren in hun wijken voor de strijd voor verbetering van hun leefomstandigheden. Zonder de illusie te willen wekken dat wij dat op hetzelfde nivo als een brede arbeiderspartij zouden kunnen aanpakken, wil LSP de aandacht vestigen op deze problemen en mensen de kans bieden zich te verzetten daar waar wij daartoe de mogelijkheid hebben.
Met de Bolognaakkoorden is de aanval op de democratisering van het onderwijs ingezet. Een commercialisering van het hoger onderwijs heeft gevolgen voor de toegankelijkheid van het onderwijs, op de kwaliteit van het onderwijs, het aanbod en de condities van studenten en personeel.
Zo voeren we wijkcampagnes tegen de privatisering van lokale diensten, tegen prestigeprojecten en het gebrek aan investeringen in de sociale woonwijken.
Overal willen kapitalistische regeringen de inschrijvingsgelden verhogen, zoals al het geval is in een aantal Europese landen. ALS/EGA heeft zich daarom aangesloten bij de campagne Respact, opgezet door het FEF (Franstalige studentenfederatie), dat als doel heeft een zo groot mogelijke eenheid in actie te bouwen tegen de voortdurende verhoging van de studiekosten in het hoger onderwijs. Uiteraard zonder tegelijk onze strijd voor de volledige stopzetting van de Bologna akkoorden te staken.
In Luik, in de volkswijken van Droixhe, kwamen we in contact met een aantal sociale huurders die in conflict lagen met hun huisvestingsmaatschappij over een renovatieproject van de gebouwen gebaseerd op economische en urbanistieke prioriteiten ten nadele van de bewoners. Deze renovatie werd trouwens op een autoritaire en inefficiënte manier doorgevoerd. Afgaand op onze website en een interventie van MAS/LSP in de wijk, hebben ze ons begin 2007 gecontacteerd. We hebben hen geholpen een comité op te zetten. Vervolgens zijn verschillende betogingen en acties doorgegaan met onze actieve steun, alsook een bezetting van de lokale huisvestingsmaatschappij, “Atlas”. Na een strijd van verschillende maanden werd o.a. een premie als schadevergoeding afgedwongen, samen met nog een aantal andere voordelen. In Gent organiseerden we het protest tegen de afbraak van 89 oude huisjes die plaats moesten ruimen voor een park om een beter begoede laag naar de bewuste wijk aan te trekken. In Leuven startten we samen met CAP een campagne tegen de prijsverhoging van de vuilniszakken. Aan de universiteiten Het studentenwerk van ALS en EGA bleef een belangrijke rol spelen in de uitbouw van LSP/MAS. Op basis van verschillende campagnes organiseerden we duizenden studenten tegen besparingen in het onderwijs, de afbouw van sociale voorzieningen, aanvallen op het onderwijspersoneel, tegen het
Het initiatief van de ABVV-delegatie aan de VUB om te vechten voor 7% van het BNP voor onderwijs wordt volop gesteund door LSP/MAS en ALS/EGA. Verschillende keren nam deze delegatie het voortouw in concrete actie met verschillende honderden en duizenden studenten en personeel. Respact: front tegen de verhoging van de studiekosten
Campagnes tegen racisme en fascisme De afwezigheid van een geloofwaardige linkerzijde en antwoord op de vele maatschappelijke problemen en sinds kort de economische crisis is zonder twijfel koren op de molen van extreemrechts en rechtse populisten. Sommigen denken dat de strijd gestreden is omdat het aantal stemmen voor het Vlaams Belang (VB) bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen (2006) in een aantal achtergestelde Antwerpse wijken (ooit VB-bastions) daalde en het VB er sindsdien twee geduchte concurrenten ter rechterzijde bijkreeg, Lijst Dedecker (LDD) en de NVA, wat het aantal stemmen voor het VB verder onder druk kan zetten. Wat er niet bij verteld wordt, is dat de ingezette stadsvernieuwing in Antwerpen door het SP.a geleide stadsbestuur leidde tot de verdringing van de meer achtergestelde gezinnen en de komst in de stadskernen van de beter begoede tweeverdieners. Is daarmee de voedingsbodem voor extreemrechts afgenomen? We denken van niet, de problematiek is eerder verschoven.
Een partij om de maatschappij te veranderen
19
Het Vlaams Belang zelf verwijst naar de moordpartij van de racistisch geïnspireerde tiener Hans Van Themsche in Antwerpen als één van redenen voor de achteruitgang van het VB. De grote betogingen en acties als reactie tegen dit racistisch geweld brachten inderdaad tienduizenden mensen op de been en toonden de immense afkeer dat in de maatschappij aanwezig is ten opzichte van dergelijk geweld. Aangezien algemeen aanvaard wordt dat het VB mede verantwoordelijk is voor het creëren van een racistisch klimaat, kan dit zeker een rol gespeeld hebben. Maar hoe belangrijk dergelijke bewegingen ook zijn, zonder programma, noch instrument om de onderliggende redenen voor de groei van racisme te bestrijden, kan een dergelijk effect slechts tijdelijk zijn. In een situatie van economische crisis, is het gevaar reëel dat dergelijke groepen en partijen op de wanhoop en desillusie van de werkende bevolking zullen teren, zeker als een strijdbare arbeiderspartij afwezig blijft. Daarbij komt dat een electorale achteruitgang van het VB de meer gewelddadige strategie meer ruimte zal geven, wat kan leiden tot meer openlijk racistisch en fascistisch geweld. Met de jaarlijkse anti-NSV-betogingen organiseren we studenten op een strijdbaar programma, met als doel het NSV (Nationalistische Studenten Vereniging), de officieuze studentenorganisatie van het VB, te bestrijden op de universiteiten en door systematisch massaal tegen te betogen hun vertrouwen te breken. Jaar na jaar mobiliseren deze tegenbetogingen 800 tot 1500 studenten en scholieren, waarmee het aantal fascistische studenten ruimschoots overtroffen wordt. Het bestaan van een jarenlange massale structurele werkloosheid in Brussel en Wallonië, de verloedering van talrijke voormalige arbeiderswijken, de desintegratie van het sociaal weefsel, samen met het aan de macht zijn van een door corruptieschandalen geteisterde sociaaldemocratische partij, de Parti Socialiste (PS), vormt ook hier een zeer gunstige cocktail voor de groei van een extreem rechtse formatie. Het Front National (FN) haalt telkens weer niet te onderschatten
electorale scores van 7 à 8%, ondanks het feit dat deze partij nauwelijks actief is. Het FN bezit nauwelijks enige solide structuur of partijkader en gaat ten onder aan interne strubbelingen en frauduleuze praktijken. Na de uitsluiting van hun voorzitter voor het leven, Daniel Féret (omwille van het feit dat hij partijgeld gebruikte om zijn eigen villa mee te bouwen in het Zuiden van Frankrijk), heeft het FN geprobeerd zichzelf een nieuw imago aan te meten, om al snel terug te vervallen in oude gewoontes. Een situatie dat het neonazistische en gewelddadige Nation meer ruimte geeft om te ontwikkelen. Deze laatste wilde van 1 mei (2008), dag van de arbeid, gebruik maken om in Charleroi haar troepen te verzamelen, daarbij pochend op hun website dat ze op straat geen enkele oppositie tegenkomen. Dit project mislukte kompleet, niet alleen omdat hun actie verboden werd, maar vooral omwille van de gezamenlijke tegenmobilisatie van 300 jongeren en arbeiders, georganiseerd door Résistance Internationale, de Franstalige ABVV-Jongeren (FGTB-Jeunes) en andere antifascistische organisaties. Vooraleer opnieuw geconfronteerd te worden met nieuwe splitsingen en schandalen, probeerde het “nieuwe” FN nogmaals op te staan door hun verkiezingscampagne met een meeting in Molenbeek als racistische provocatie te lanceren. Ze hebben deze meeting uiteindelijk moeten annuleren, waarvoor ze de volgende uitleg hadden: “De communisten van MAS en Résistance Internationale hebben opgeroepen om te betogen tegen het recht voor het FN om zich publiek uit te drukken in de symbolische gemeente Molenbeek”. De echte reden waarom ze hun meeting niet konden houden, is omdat er geen enkele actieve steun bestaat in deze wijken voor een racistische en extreem rechtse formatie. De campagne van Résistance Internationale in Molenbeek had de doelstelling en de verdienste dit duidelijk te maken. Dit zijn maar enkele voorbeelden om de methode van Blokbuster en Résistance Internationale (Contre le Racisme) aan te tonen, namelijk door via directe actie jongeren te organiseren rond een concreet programma. Daarnaast zijn we van oordeel dat het bouwen van een
Links : Betoging tegen het NSV in Gent (2008) Rechts: Belgische delegatie op een betoging tegen een Europese bijeenkomst van extreem-rechts in Keulen (2008)
20
Een partij om de maatschappij te veranderen
politiek alternatief voor en door arbeiders, van gelijk welke afkomst, voor een wereld zonder armoede en onderdrukking, het belangrijkste wapen is om racisme en geweld in de maatschappij tegen te gaan. Voor het recht op asiel Vanaf het begin, toen sans-papiers één van de gebouwen van de ULB (Brusselse Franstalige universiteit) begonnen te bezetten (2008), heeft EGA (ALS) een actieve rol gespeeld in het opzetten van een actiecomité en het zoeken van steun. Sans-papiers verlaten alles en iedereen wat hen dierbaar is omwille van de huidige politiek van plundering van de rijkdommen en de super uitbuiting van arbeidskrachten, wat een echte ravage aanricht in het Zuiden. De imperialistische politiek tegenover de arme landen maakt dat het daar quasi onmogelijk is door werk te ontsnappen aan de meest bittere armoede – veel gezinnen in de arme landen zouden niet kunnen overleven zonder de bijdragen van uitgeweken familieleden die in het westen werken. De zogenaamde derde wereldlanden zijn gedwongen hun markten te openen voor de Westerse bedrijven. De multinationals, die slechts het najagen van winst tot doel hebben, spelen een belangrijke rol in het in stand houden van reactionaire regimes in de neokoloniale wereld. De imperialistische mogendheden aarzelen niet op geweld te gebruiken om hun economische en politieke dominantie te verzekeren. Eenmaal hier, duwt de uitwijzingspolitiek van de Belgische regering duizenden gezinnen in de clandestiniteit. De deregulering van de arbeidsmarkt en de politiek van uitwijzingen versterken elkaar. Hele delen van de kapitalistische economie komen in een schemerzone terecht, op de rand van de legaliteit, wat druk zet op de lonen en de arbeidscondities in de legale delen van de economie. De steun van EGA/ALS aan de studentenbeweging op de ULB heeft enkele successen opgeleverd, vooral op het hoogtepunt in april en gedurende de protesten tegen de razzia’s georchestreerd door de burgemeester van Brussel rond 1 mei. EGA heeft systematisch de aanwezigheid van sans-papiers en studenten aan syndicale acties (o.a. de koopkrachtacties) gestimuleerd en opgekomen voor eenheid tussen arbeiders met of zonder papieren in de strijd voor het recht op een degelijke job voor iedereen. De sans-papiers kunnen slechts een overwinning boeken als ze erin slagen de steun te winnen van een bredere laag onder de bevolking, in het bijzonder onder de georganiseerde arbeidersbeweging. “Destroy capitalism, before it destroys the planet” Met International Verzet lanceerden we een campagne om de milieuproblematiek in de kijker te zetten en jongeren te mobiliseren rond concrete lokale acties, o.a. aan elektriciteitscentrales en multinationals. Het is steeds duidelijker dat de kapitalisten en hun politici niet in staat zijn om de milieucrisis op te lossen. De drive naar winst doet hen steeds zoeken naar de goedkoopst mogelijke manier van produceren. Wij verdedigen
Betoging tegen het FN in Molenbeek (2008)
binnen de milieubeweging een socialistisch antwoord op de milieuproblematiek, d.w.z. een oplossing die niet de arbeiders en armen doet opdraaien voor beperkte en niets opleverende “ecologische fiscaliteit” e.d. – bijvoorbeeld het duurder maken van niet-milieuvriendelijke producten of het opleggen van de meest asociale vorm van belastingen, met name BTW – waarbij de grote bedrijven steeds buiten schot blijven. Samen met de vele jongeren en arbeiders actief in deze beweging zullen we zoeken naar een overgangsbenadering, die de link maakt tussen de verzuchtingen en noden van vandaag en de nood om de maatschappij fundamenteel te veranderen. We moeten ons met deze campagne niet enkel richten op de meest geradicaliseerde jongeren en arbeiders, maar tevens een brug slaan tussen het vechten voor een beter milieu en de arbeidersstrijd voor betere woon-, werk en leefomstandigheden. Voor vrouwenrechten Het neoliberalisme, met zijn afbouw van diensten en degelijke lonen en arbeidscondities, treft de hele arbeiderswereld, maar vrouwen in het bijzonder. De economische afhankelijkheid van vrouwen, het geweld en de druk op vrouwen, nemen toe. Seksisme is, net als racisme, een product van het kapitalisme. Het wordt gebruikt als middel om de arbeiders te verdelen en te verzwakken, met nefaste gevolgen. Het eenheidsdenken van de jaren 1990, dat ervan uitging dat het kapitalisme het beste en het enig mogelijke systeem was, ging op het terrein van het vrouwenthema gepaard met het “postfeministische” denken: de wettelijke ongelijkheid is nagenoeg weggewerkt en vanaf nu hangt het van de individuele vrouw af of ze “het maakt” of niet. Het deeltijds werk, de lage lonen in de “vrouwensectoren”, de schandalig lage, want onvolledige pensioenen van vrouwen worden tot vandaag door beleidsmakers verklaard door het feit dat vrouwen “foute keuzes” maken, dat vrouwen “minder ambitie” zouden hebben, want dat het gezin voor hen voorgaat, enz. Nochtans volstaat een dichtere kijk op de realiteit van de samenleving om die beweringen te weerleggen. De vrouwencommissie voerde de discussie over dat postfeminisme om onze leden te vormen en te wapenen tegen die officiële visie op vrouwen. We wezen op de creatie van lage loonsectoren, we wezen op het gebrek aan betaalbare kinderopvang, we wezen op de gejaagdheid van de flexibele arbeidsmarkt en de onmogelijkheid om voltijdse jobs te
Een partij om de maatschappij te veranderen
21
combineren met de gezinstaken die nog steeds voor drie vierden door vrouwen worden uitgevoerd. De afbouw van de openbare diensten - minder schooluren, zieken die verondersteld worden het ziekenhuisbed minder lang te bezetten, rust- en verzorgingsinstellingen voor bejaarden die steeds duurder werden, … - verhogen de druk op vrouwen enorm. Bovendien ging dat postfeminisme gepaard met een nieuw seksisme. De strijd die vrouwen hebben gevoerd voor meer seksuele vrijheid – een strijd waar LSP/MAS zich achter schaart – werd door de kapitalisten aangegrepen om een enorme uitbreiding van de seksindustrie mogelijk te maken. Vooral Vlaamse politici begonnen prostitutie als een beroep als een ander voor te stellen en wie problemen had met pornografie en het misbruik van vrouwelijke seksualiteit voor commerciële doeleinden, was een moralistische “seut” die in de knoop lag met haar eigen seksualiteit. Wie zich verzette tegen de voorstelling van vrouwen als een seksobject, werd onmiddellijk verwezen naar het kamp van de paus en andere conservatieve krachten. Nochtans heeft de seksindustrie niets met seksuele vrijheid van vrouwen te maken, integendeel. De lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden in de “vrouwenjobs”, gekoppeld aan de steeds toenemende levensduurte, drijft steeds meer vrouwen in die industrie. Het tekort aan vrouwen die bereid zijn in die bewust gecreëerde markt met superwinsten te “werken”, werd in de westerse wereld aangevuld met een wereldwijde handel in vrouwen en kinderen, in feite de opgang van een nieuwe slavenhandel.
noodzaak om te komen tot een eenmakend programma, in tegenstelling tot het burgerlijke feminisme dat het seksisme enkel versterkt. De strijd voor vrouwenrechten is onlosmakelijk verbonden met de arbeidersstrijd voor degelijke jobs en lonen, voor goed functionerende en toegankelijke openbare diensten die de zorgtaken opnemen voor al die groepen in de samenleving die daar nood aan hebben, voor een sociale zekerheid die alle mensen, ook zij die niet kunnen werken, een reële plaats in de samenleving kan bieden. De werkloosheid onder vrouwen is dan wel afgenomen, maar de ondertewerkstelling heeft enorme proporties aangenomen: steeds meer vrouwen werken deeltijds of in allerlei onderbetaalde stelsels (zoals de dienstencheques) die hun werknemers geen volledig loon – en dus geen financiële onafhankelijkheid – kunnen bieden. Het organiseren van de werknemers van die laagbetaalde sectoren wordt steeds dringender. Via de vrouwencommissie besteden we speciale aandacht aan de vorming van onze vrouwelijke leden en zorgen we ervoor dat het een discussie- en strijdpunt blijft in de hele partij. Via zeer praktische maatregelen als het verzorgen van babysits voor de afdelingsvergaderingen en de nationale activiteiten zorgen we ervoor dat ook vrouwen met kinderen actief kunnen zijn in de partij. De voortdurende discussie die in onze rangen wordt gevoerd rond deze kwestie bestrijdt het seksisme en de beperkte kijk op de rol van vrouwen in de samenleving die ons dagelijks wordt opgelepeld.
19. Voor arbeiderseenheid tegen het nationalistische opbod
Betoging voor vrouwenrechten en koopkracht (2008)
Het internet bood die slavenhandelaars een enorm forum om hun “waren” aan te prijzen en een markt te creëren. Hoewel verschillende studies vandaag aantonen dat de enorme uitbreiding van pornografie - voor 97% een industrie die op mannen is gericht en waarin vrouwelijke onderdanigheid en constante seksuele beschikbaarheid centraal staan - een steeds grotere druk zet op vooral jonge meisjes om seksueel te “presteren”, en bij jongens tot een totaal verwrongen beeld op “vrije” seksualiteit leidt, is het nog steeds “not done” om je hiertegen te verzetten. Als studentes zich prostitueren of model staan voor de porno-industrie om hun studies te betalen, dan is dat officieel “een vrije keuze”. LSP/MAS blijft deze discussie voeren, gekoppeld aan regelmatige acties tegen de objectivering van vrouwen, vooral aan de universiteiten. LSP/MAS werkt sinds 1995 met een vrouwencommissie die systematisch aandacht besteedt aan het uitwerken van campagnes en een strijdbaar programma naar vrouwen en meisjes toe. In ons programma staat één idee centraal: de
22
In 2005 hield LSP/MAS haar tweejaarlijkse conferentie rond de nationale kwestie in België. Een organisatie die daarover geen diepgaande discussie voert, is gedoemd om te vervallen in één van beide kampen: de Vlaams-nationalisten of de belgicisten. Beide kampen worden echter gekenmerkt door één grote gelijkenis: beide zijn fundamenteel voor een neoliberaal beleid. Het Vlaams-nationalistische discours van CD&V/NVA moest dienen om Wallonië en Brussel onder druk te zetten om hun sociale uitgaven in te krimpen en hun werklozen steeds meer te dwingen, zoals in Vlaanderen, om gelijk welke job te aanvaarden. Maar dat is ook wat belgicisten als Rudi Aernoudt - schrijver van het anti-Warande-manifest, ondertussen ex-lid van de VLD en oud kabinetsmedewerker van Kubla (MR) en Moermans (VLD) - willen, in navolging van de officiële stellingname van het VBO. De arbeidersbeweging moet hierin een onafhankelijk standpunt innemen, indien ze niet hoedanook de verliezer wil zijn. De verdediging van een nationale sociale zekerheid, arbeidsmarktpolitiek en nationaal sociaal overleg staat hierin centraal, maar ook het respect voor culturele eigenheid en voor de rechten van minderheden. De Vlaams-nationalisten tonen hun ondemocratische ideeëngoed zeer duidelijk in hun weigering om het Europees verdrag rond de rechten van minderheden goed te keuren. LSP/MAS en haar internationale organisatie (CWI) verdedigen overal waar we aanwezig zijn het recht van onderdrukte naties op zelfbeschikking. We gaan echter niet akkoord met de standpunten van organisaties als Meervoud, dat zich inschrijft in een “links” nationalisme, dat in Vlaanderen volledig verzuipt in het dominante politieke discours waar de
Een partij om de maatschappij te veranderen
asociale, ondemocratische en egoïstische inhoud van afdruipt. In tegenstelling tot Meervoud zijn wij enkel bereid te vechten tegen nationale onderdrukking, één van de meest alomvattende vormen van onderdrukking die mensen kunnen ondergaan. Wanneer de strijd zich omvormt tot het vormen en propageren van een “nieuwe” natiestaat die op zijn beurt bijvoorbeeld zijn taal met dwangmaatregelen oplegt - zoals bijvoorbeeld de taalvoorwaarden voor sociale huisvesting die werden opgelegd door de Vlaamse regering – dan is die strijd reeds veranderd van een vooruitstrevend democratisch streven in een nationalisme dat zelf streeft naar onderdrukking. Voor ons is niet nationalisme het uitgangspunt, maar de positie van de arbeidersklasse. We steunen nationale verzuchtingen slechts in zoverre dat het de klassenstrijd vooruit brengt en de condities waarin die strijd plaatsvindt gunstiger maakt voor de arbeidersklasse. We denken dat de nationale onderdrukking van bijvoorbeeld de Palestijnse, Koerdische of Kosovaarse bevolking een enorme rem zet op de organisatie en de politieke klaarheid van de arbeidersbeweging van zowel de onderdrukte volkeren als van de arbeidersbeweging in de onderdrukkende naties. Onze Israëlische organisatie roept binnen de Israëlische arbeidersbeweging concreet op om het recht op een leefbare Palestijnse staat te aanvaarden. Naar de Palestijnse bevolking toe verzetten we ons tegen een nationalisme dat de Israëlische arbeiders over dezelfde kam scheert als de Israëlische elite, zoals met de zelfmoordaanslagen die steevast slachtoffers maken onder de Israëlische arbeiders en hun gezinnen, zonder de elite te raken. Deze houding drijft de Israëlische werkende bevolking steeds opnieuw in de armen van de Israëlische heersende klasse, die ook hen uitbuit. Ons programma en onze activiteiten zijn gericht op arbeiderseenheid tegen iedere vorm van onderdrukking. Maar in Vlaanderen gaat het volgens ons niet langer om een bevrijdend nationalisme. Waar we mee geconfronteerd worden, is een egoïstisch en revanchistisch nationalisme dat erop gericht is de Franstaligen in België “een koekje van eigen deeg” te bereiden, alsof het de meerderheid van de Franstalige bevolking zou zijn die verantwoordelijk is voor de vroegere, afgrijselijke onderdrukking van de Vlamingen. De Belgische arbeidersbeweging heeft een lange geschiedenis van gezamenlijke strijd en solidariteit tegen het Belgisch kapitaal. Het is die eengemaakte strijd die het stemrecht, de sociale zekerheid, het statuut van de openbare diensten, de hogere lonen, enz. heeft afgedwongen. De afzonderlijke strijd tegen de afbouw van het onderwijs, opgelegd door nationale beslissingen over de budgetten van de deelstaten, is sinds de regionalisering en de feitelijke splitsing van de onderwijsvakbonden steevast uitgelopen op nederlagen van scholieren, studenten en onderwijzend personeel. De Vlaamse arbeiders hebben volgens ons niets te winnen bij dat dominante Vlaams-nationalisme, dat er enkel op gericht is hen nog verder en harder uit te persen. Dat betekent niet dat wij geen begrip hebben voor kwesties als de sociale verdringing in
de Brusselse rand, het betekent wel dat wij de oplossing niet zien in een nationalistische richting. Het voornemen van de Vlaamse regering is immers niet om in de rand grootschalige sociale woonprojecten op te zetten om de oorspronkelijke bevolking en hun kinderen de mogelijkheid te bieden daar te blijven wonen. Overal in België is het woonbeleid erop gericht de grootste betaler voorrang te bieden. Het komen tot een eengemaakt programma voor Vlaamse, Brusselse, Waalse en Duitstalige arbeiders en hun gezinnen kan enkel door het aanvaarden van de meest consequente democratie en door het inzetten van de nationaal geproduceerde rijkdom om armoede, werkloosheid, bestaansonzekerheid, het tekort aan betaalbare huisvesting van goede kwaliteit, het tekort aan diensten, … op te lossen. Het samenleven van die verschillende bevolkingsgroepen is volgens ons helemaal niet onmogelijk, we denken niet dat een staat hoedanook slechts één natie kan omvatten. Maar het kapitalisme organiseert steeds meer tekorten doordat steeds meer rijkdom wordt afgeroomd door een zeer kleine elite van grote aandeelhouders en bazen. Die tekorten zullen steeds weer tot verschillende vormen van strijd leiden, waaronder ook strijd tussen verschillende nationale groepen om een groter deel van de kleiner wordende koek voor zich te hebben. De enige strijd echter die een einde maakt aan de tekorten en de arbeidskracht en productiviteit van de werkende bevolking kan inzetten voor de bevrediging van de behoeften van de absolute meerderheid van de bevolking, is de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitaal.
20. CRISIS VAN HET KAPITALISME ZET SOCIALISME TERUG OP DE AGENDA De groei van de wereldeconomie en de recordwinsten van de afgelopen periode hebben de arbeidersklasse weinig soelaas gebracht. Elementen van crisis zijn steeds aanwezig geweest tijdens deze periode Het neoliberaal beleid heeft lelijk huisgehouden. Veel verworvenheden die bekomen zijn door strijd werden tot het minimum beperkt en de koopkracht van de arbeidersklasse werd steeds meer onder druk gezet om de winsten te maximaliseren. De ondermijning van de koopkracht werd jarenlang opgevangen door het ter beschikking stellen van goedkoop krediet, waardoor een illusie van rijkdom werd gecreëerd. Nooit eerder werden op wereldvlak zo veel schulden opgebouwd door overheden, bedrijven en gezinnen samen. Ooit zou deze zeepbel barsten en uitmonden in een crisis die zijn gelijke niet kent. Dat was de positie die marxisten gedurende deze periode verdedigden en waarvoor ze dikwijls werd verweten doemdenkers te zijn. Kapitalistische economen en commentatoren waren totaal verrast door deze crisis. Het zet al hun zekerheden op de helling. Om te proberen een diepe en langdurige recessie te vermijden en uit schrik voor verregaande politieke en sociale onrust, werd het roer radicaal omgegooid en teruggegrepen naar een
Een partij om de maatschappij te veranderen
23
politiek van massale staatsinterventie en nationalisaties, iets wat jarenlang ondenkbaar en eigenlijk gewoon taboe was. Gedurende een jaar en een half kwamen vakbonden geregeld op straat, onder druk van hun basis, en eisten meer geld voor koopkracht. Het eisenpakket van de betogingen en stakingen van 6 oktober 2008 bedroeg alles samen 500 miljoen €. Het antwoord van de regering was steevast “er is geen geld”! Nauwelijks een maand na de actie werd bijna 20 miljard € uitgetrokken om het failliet van de drie grootste Belgische banken te voorkomen en later werd daar nog een stevige schep bovenop gedaan. Het besef dat het de arbeidersklasse is die zal moeten opdraaien voor een crisis waar ze zelf geen aandeel in heeft gehad, neemt toe. Oppositie tegen een dergelijke een “bail out” met gemeenschapsgeld groeit. Sprekend is dat Marx opnieuw vanonder het stof wordt gehaald in een poging om deze crisis te begrijpen. Afbeeldingen van Marx verschenen regelmatig op de voorpagina’s van de meest vooraanstaande burgerlijke magazines, samen met de vraag “Had Marx dan toch gelijk?”. Deze crisis betekent voor de burgerij een ideologische opdoffer van formaat. De euforie van de periode na de val van het stalinisme is totaal verdwenen en maakt plaats voor regelrechte paniek en wanhoop. Alles zal in het werk gesteld worden om een depressie zoals degene die volgende op de crash van ’29 te vermijden. Of dit zal lukken, is nog maar de vraag. De crisis ondermijnt het vertrouwen in het kapitalisme en zal opnieuw aanleiding geven tot massale strijdbewegingen en een hernieuwde interesse in socialistische ideeën. Maar ook dit zal niet op een rechtlijnige manier gebeuren. De klassenstrijd zal ontwikkelen met vallen en opstaan. De taak van marxisten is om in dit proces de lessen van de klassenstrijd bewust te maken en een instrument daartoe op te bouwen, namelijk een revolutionaire partij.
21. Nationaal 2008
Congres
december
De leden voorbereiden op een dergelijke periode, was de doelstelling van dit congres.
ons socialistisch programma! Hoewel een deel van de arbeidersklasse de ogen sluit en tegen alle hoop in hoopt dat deze crisis wel zal overwaaien, gaat een ander deel op zoek naar antwoorden. We moeten daaraan tegemoet komen door meer publieke meetings, meer propaganda, het stimuleren van het ideologisch debat, het organiseren van marxistische studiegroepen aan de universiteiten,... Bovenal moeten we klaar staan om zij aan zij te staan met al wie in actie komt voor de verdediging van zijn job, inkomen, pensioen, ... om een rol spelen in de ontwikkeling van deze strijdbewegingen en deze systematisch te verbinden aan de nood voor socialisme. We moeten blijven argumenten aanreiken en initiatieven nemen om te komen tot een nieuwe grote strijdbare arbeiderspartij. Een strijdinstrument om van de arbeidersklasse een wapen te maken in het gevecht tegen crisis, oorlog en uitbuiting. De druk om de meer makkelijke weg te bewandelen en binnen het kapitalistische systeem een oplossing te zoeken, zal echter kenmerkend zijn voor de meeste van dergelijke partijen. De neiging zal bestaan om de gemakkelijke weg te volgen en dezelfde fouten die reformisten in het verleden hebben gemaakt nog eens over te doen. De burgerij zelf zal in de loop van de klassenstrijd al het mogelijke doen om dergelijke stromingen meer gewicht te geven, met als doel de ontwikkeling van meer radicale conclusies en stromingen in maatschappij tegen te gaan, en dat om hun eigen systeem te beschermen. Binnen een dergelijke formatie en binnen de arbeidersbeweging in zijn geheel zal het er voor LSP/PSL op aankomen uiteraard mee te vechten voor elke mogelijke hervorming in het belang van de arbeidersklasse. Maar dit evenwel zonder haar historische taak naast zich neer te leggen en de politieke strijd aan te gaan voor een revolutionair socialistisch programma en de uitbouw van een revolutionaire socialistische partij.
Om het met de woorden van Marx te stellen: het komt er niet alleen op aan de wereld te analyseren, maar om hem te veranderen!
Een van de beslissingen was om de naam MAS in te ruilen voor een naam Parti Socialiste de Lutte (PSL) – die ons duidelijker positioneert. De groei van het aantal Franstalige leden (ondertussen één derde van het aantal leden) in combinatie met de verandering in de objectieve situatie gebood ons deze stap te zetten. Daarbij werd dezelfde logica gevolgd als toen Militant Links omgedoopt werd tot Linkse Socialistische Partij. We willen ons duidelijk plaatsen als partij, links van de PS, daarbij rekening houdend met de tradities van het strijdsyndicalisme die zijn ingebed in het collectief bewustzijn van de Waalse arbeidersklasse. Een andere beslissing was om een meer uitgesproken publiek profiel te beginnen bouwen. We moeten naar buiten met
Nationaal Congres december 2008
24
Een partij om de maatschappij te veranderen
II. Perspectieven, taken en doelstellingen MARX EN DE BEWEGINGSWETTEN VAN HET KAPITALISME LSP-PSL werkt uiteraard niet in het luchtledige. Marx had de verdienste de belangrijkste “bewegingswetten” van het kapitalisme bloot te leggen: de voortdurende concentratie van kapitaal in steeds minder handen (accumulatie van kapitaal); de neiging van de productie om de grenzen van nationale staten te overschrijden, wat onvermijdelijk leidt tot handelsconflicten en oorlogen; de neiging van de winst per eenheid kapitaal om te dalen, waardoor steeds meer behoefte aan vers kapitaal ontstaat (tendens van de winstvoet om te dalen); regelmatig terugkerende crisissen omwille van overproductie of overproductiecapaciteit (o.a. als gevolg van de uitbuiting van de arbeidersklasse, de gratis onbetaalde arbeid die we voor een deel van de werkdag verrichten voor de kapitalisten); de creatie van een toenemende laag bezitloze arbeiders die niets anders kunnen dan hun arbeidskracht verkopen om in leven te blijven (volgens de maatschappelijk geldende normen). Concentratie van kapitaal en groei winsten De 1% rijksten van de wereldbevolking controleren 24% van de globale rijkdom. Deze rijke kapitalisten komen nu ook uit Latijns Amerika, het Midden-Oosten en Afrika, waar recent de grootste groei van het aantal rijken werd opgetekend door de stijging van de grondstoffenprijzen. Het komt erop neer dat de sterke prijsstijgingen voor grondstoffen afgeroomd werden door een kleine groep superrijken in de neokoloniale wereld. Net zoals de groei in de “ontwikkelde” kapitalistische landen hoofdzakelijk een handvol miljardairs heeft verrijkt. In 1960 werd de kloof tussen de rijkste 20% op wereldvlak en de armste 20% geschat op een verhouding van 30:1. Tegen 1997 was die verhouding 74:1 en tegen eind 2005 zelfs 150:1. Volgens een studie van de Universiteit van Michigan hebben de 2% rijksten in de Verenigde Staten hun vermogen sinds 1984 zowat verdubbeld, tot gemiddeld 2,1 miljoen dollar in 2005. De 1% rijksten hadden een gemiddeld inkomen van 4,9 miljoen dollar per jaar. Het inkomen van een doorsnee Amerikaanse manager bedraagt nu 300 keer het gemiddelde loon, dat is ruim 10 keer zoveel als in de jaren 1970. Alleen al in 2007, nam het gecumuleerde inkomen van alle miljardairs over heel de wereld toe met 35%! Het kapitaal bevindt zich in steeds minder, maar - door de neoliberale superuitbuiting - steeds rijkere handen. Dat is een wereldwijd fenomeen. In België heeft de heersende elite ook niet slecht geboerd. De 10% rijksten bezitten in ons land 50% van het totale vermogen. Het financiële vermogen van alle Belgen samen stond in 2006 op een recordniveau van 793,4 miljard euro, of zowat 80.000 euro per Belg (sparen, beleggingen, etc.). Veel arbeiders zullen zich afvragen op wiens bankrekening hun 80.000 euro dan wel staat. Op die van hun baas? Of bij de hoofdaandeelhouders van het bedrijf? Of op de rekening van de zelfbedienende burgerlijke politici, die een mandaat in de beheerraad van grote bedrijven - die ze politiek altijd goed hebben verzorgd - zelden
afwijzen? Als je naar de ontwikkeling van de winsten kijkt, is de oorsprong van deze sociale ongelijkheid niet moeilijk op te sporen. De laatste 25 à 27 jaar, ruwweg sinds het begin van het neoliberale beleid onder de regering Martens-Verhofstadt (1981), waren een ware “gold rush” voor de kapitalisten en hun medestanders. Een gold rush op de middelen die oorspronkelijk waren bedoeld voor onze sociale zekerheid (pensioenen en andere uitkeringen) en op de koopkracht van onze lonen. In 1980 bedroegen de bedrijfswinsten in België 241 miljard Belgische frank. In 1985 was dat opgelopen tot 484 miljard BF, in 1994 tot 821 miljard BF. Voor 2005 liepen de bedrijfswinsten zelfs op tot 41 miljard euro (ongeveer 1640 miljard oude Belgische frank). Zelfs als je rekening houdt met de prijsstijgingen is de rijkdom van een kleine elite enorm gestegen. De bedoeling achter de neoliberale politiek is duidelijk. De heersende klasse probeerde de winstvoet te herstellen tegenover de concurrentie, op een - sinds midden jaren ’70 - trager groeiende of stagnerende markt. Dit kon enkel door een omgekeerde herverdeling van de rijkdom te organiseren. De lonen (direct, of indirect via de sociale uitkeringen) die de arbeiders door strijd hadden afgedwongen, kelderden. Dit vormde de basis voor een explosieve groei van de winsten van de kapitalistische klasse. Deze superwinsten verklaren trouwens ook het fenomeen van de huizenhoge toplonen van de managers. De topmanager van een Bel-20 bedrijf steekt gemiddeld bruto maar liefst 1,5 miljoen euro per jaar op zak. De neoliberale politiek betekende een gigantische overdracht van rijkdom van de werkende klasse naar een club van superrijken, ongekend in de geschiedenis, die met hun weelde amper nog blijf weten. Zelfs in die mate dat veel kapitalisten zich vandaag op de liefdadigheid hebben gestort. Wellicht omdat ze de maatschappij “iets terug willen geven”, van de onbetaalde arbeid die de arbeiders voor hen hebben verricht... Meer serieus: zo proberen ze opnieuw wat sociale steun op te kopen, op een moment dat graaiende kapitalisten steeds meer als een schadelijk gegeven worden gezien. De rijken worden rijker, de arbeidersklasse wordt armer Het gaat niet enkel om een relatieve verarming van de meerderheid, tegenover een minderheid “die geluk heeft gehad”, waarbij de meeste, of toch grote groepen, arbeiders of bedienden er ook op vooruit zouden zijn gegaan de afgelopen
Een partij om de maatschappij te veranderen
25
25 à 30 jaar. Statistieken van de overheid zelf tonen het tegendeel aan. Allereerst is het duidelijk dat de meeste mensen met een uitkering voor pensioen, ziekte, werkloosheid, ... een absolute verarming kenden. 21% van de gepensioneerden is officieel arm. 39% van de gepensioneerden heeft een pensioen van minder dan 750 euro. De gemiddelde werkloosheidsuitkering bedroeg in 1980 nog 41,6% van het gemiddelde brutoloon, in 1999 was dat gedaald tot 27,9%. De gemiddelde invaliditeitsuitkering bedroeg in 1980 43,9% van het gemiddelde brutoloon. In 1999 was dat gezakt tot 33,3%. Geen wonder dat de armoede, ondanks de toename van de rijkdom, in België steeds meer mensen in zijn greep heeft. Vandaag ligt die officieel op 15%, in de jaren ’80 sprak men meestal van 6%. Dit is beschamend voor een zogenaamd “welvarend” land. Het is het rechtstreeks gevolg van de aanvallen op de sociale bescherming door de neoliberale regeringen, met of zonder SP.a, PS of de Groenen. Maar is er dan geen laag van meer welgestelde tweeverdieners die er toch op vooruit is gegaan? In de media horen we toch dikwijls dat refrein? Het feit dat je tegenwoordig met twee werkenden in een gezin moet zijn om een zekere levensstandaard te behouden, zegt al veel. In de realiteit is ook de koopkracht van de gewone loontrekkenden er fel op achteruit gegaan. De kost van het wonen of huren, bijvoorbeeld, weerspiegelt zich niet in aangepaste loonsverhogingen of indexering. De huidige “gezondheidsindex” is een karikatuur geworden van de reële stijging in prijs van veel producten. “Alles wordt duurder, maar onze lonen volgen niet,” stellen veel arbeiders terecht vast. Al begin jaren ’80 voerde de neoliberale regering van Martens een muntontwaarding door en werd er gemorreld aan het indexmechanisme. Men ging er toen vanuit dat de reële lonen, afhankelijk van de categorie, tussen 1981 en 1985 met 13% à 21% waren gedaald. Sindsdien nam de kost van het wonen enorm toe in het gezinsbudget - soms tot 1/4 of meer van het totaal - en werden benzine, sigaretten, ... uit de index gehaald. Er zijn weinig concrete studies over de terugval van de koopkracht van onze lonen, maar het is allicht geen overdrijving om die daling rond de 30% à 40% te situeren. Dit zou beantwoorden aan de concrete ervaring in veel gezinnen dat je niet meer één job, maar 1,5 of 2 jobs nodig hebt om een zekere levensstandaard te behouden. In 1981 maakten de lonen 59,2% van de nationale productie uit. In 2006 was dit aandeel gezakt tot onder de 50%. En nog vinden de bazen de loonkost te hoog voor hun ontembare winsthonger!
26
Het neoliberalisme zorgt voor een enorme toename van de werkdruk en stress, in combinatie met groeiende werkonzekerheid. Veel van deze problemen - eigenlijk maatschappelijke problemen, verbonden met het kapitalisme - komen samen in het gezin. Ze zullen het harmonieus samenleven tussen partners of ouders en hun kinderen zeker niet hebben bevorderd. Maar als er weer eens een “gezinsdrama” plaatsvindt, gooit het hele establishment de armen in de lucht. Net zoals ze weinig te zeggen hebben over het feit dat 17% van de Belgen op een of ander moment tijdens hun leven in een depressie terechtkomt. Dat de neoliberale politiek, het wegvallen van sociale zekerheid, de toenemende werkonzekerheid, ... er iets mee te maken zouden hebben? In de gevestigde media lees je daar geen woord over. Zowel in Latijns Amerika, Afrika, het voormalige Oostblok, ... als in de ontwikkelde kapitalistische landen zorgt de economische crisis, die ontstond midden jaren ’70, voor een verarming van de bevolking. Toch houden sommige liberale ideologen vol dat de vrije markt de armoede in de wereld heeft doen dalen. Daarbij baseren ze zich op rapporten van de Verenigde Naties, die aangeven dat in Azië “honderden miljoenen boeren” uit de armoede werden getild. Maar ook bij dit Aziatische voorbeeld kan je vraagtekens plaatsen. Eigenlijk is die daling in Azië enkel gebaseerd op India en China. Maar wat India betreft: daar heeft men de meetmethode voor de statistieken aangepast in de jaren ’90. De zogenaamde daling van het aantal armen is er een zwaar betwist punt, zelfs onder “ontwikkelingseconomen” die de vrije markt niet in vraag stellen. China is een uitzonderlijk geval. Binnen de bureaucratisch geplande economie in de jaren ‘70, onder het stalinisme, was de ontwikkeling van de landbouw op zijn grenzen gestoten. De bureaucratie in China begon hogere staatsprijzen te geven aan de boeren en voerde bepaalde marktelementen in, waardoor de productiviteit kon stijgen. Hierdoor werden veel boeren iets minder arm, en vielen ze buiten de statistieken van de VN. Maar het feit dat China voor haar economische groei fundamenteel afhankelijk blijft van de export geeft aan dat er onder de boerenmassa’s geen consumptiemarkt werd gecreëerd. Men is officieel iets minder arm dan vroeger op het Chinese platteland. Tegelijk betekende de overgang naar meer kapitalisme een vernietiging van de “ijzeren rijstkom” op vlak van onderwijs, gezondheidszorg, levensverwachting, ... In ieder geval: als ook in China de wetten van het kapitalisme meer en meer spelen, zal dit nog duidelijker maken - voor wie het nog
Een partij om de maatschappij te veranderen
onduidelijk was - dat armoedebestrijding binnen dit systeem een illusie is. China heeft een sterke groei gekend, precies omdat het “de werkplaats van de wereld” is geworden. Die positie kon het enkel verwerven op basis van superuitbuiting, rechteloosheid, en condities die doen denken aan de 19e eeuw in Europa, of erger. Samengevat: rijk worden is vandaag geen kwestie van “geluk”, noch van “superieure intelligentie”. Het betekent in de meeste gevallen dat je jezelf door je klassenpositie, als grote aandeelhouder of bedrijfseigenaar, in een positie van toeëigenaar van steeds groter wordende delen “gratis arbeid” kan manoeuvreren. Met de patronaal gezinde regeringen - die de lonen en uitkeringen helpen drukken, contracten uithollen en de resterende openbare diensten privatiseren – in de rol van neoliberale schoothondjes van het kapitaal. Aan hun eigen loon zullen deze politici de gevolgen van het asociale afbraakbeleid immers niet voelen. De groeiende onzekerheid en het gebrek aan toekomstperspectief hebben een wijd verspreid wantrouwen in “de politiek” gecreëerd. Precies omdat het geen politiek voor de arbeiders en hun gezinnen is. Dit zorgt ook voor een grotere wisselvalligheid tijdens de verkiezingen. De heersende klasse beschikt veel minder dan vroeger, tijdens de naoorlogse economische bloeiperiode, over stabiele instrumenten om haar politiek door te voeren. Overproductie en economische crisis Marx legde in “Het Kapitaal” uit hoe de werkende klasse een loon krijgt dat overeenstemt met slechts een deel van de waarde die ze zelf produceert (aan goederen en diensten). De onbetaalde arbeid vormt de meerwaarde voor de kapitalisten. De kapitalisten kunnen een deel opkopen van de auto’s, wasmachines, Tv-toestellen, enz. die de arbeiders produceren tijdens het deel van de werkdag waarvoor ze geen loon krijgen. Maar niet alles. Dit leidt op een bepaald moment onvermijdelijk tot overproductie of overproductiecapaciteit. Er is nog een andere factor die meespeelt. Onder druk van de concurrentie zijn de kapitalisten geneigd om meer en meer te gaan investeren in betere en modernere machines. Zo hopen ze de arbeidsproductiviteit op te drijven, hun prijzen te verlagen en een groter marktaandeel te verwerven. Het probleem is dat enkel de arbeidskracht meerwaarde voortbrengt. Machines worden afgeschreven over een aantal boekjaren, maar leveren op zich geen meerwaarde op. Die zit enkel in de onbetaalde arbeid van de werkende klasse. Als de meerwaarde dezelfde blijft, terwijl de kosten voor machines en technologie groeien, begint de winstvoet (de hoeveelheid winst per geïnvesteerde hoeveelheid kapitaal) te dalen. Deze twee elementen zorgden ervoor dat de sterke naoorlogse groeiperiode tegen de jaren ’70 aan zijn einde begon te lopen. De winsten werden echter ook nog door een andere ontwikkeling ondermijnd. In de jaren 1960 tot midden jaren ’70 voerden de arbeiders in de meeste geïndustrialiseerde landen een heftige strijd rond o.a. lonen en arbeidscondities, maar vaak ook met meer verregaande eisen rond maatschappijverandering, met toppunten in de strijd als Mei ’68 in Frankrijk, de Anjerrevolutie in Portugal en de strijd tegen het kolonelsregime in Griekenland. Het patronaat en de regeringen stonden dan ook onder enorme druk om toegevingen te doen. Ook in België stegen de reële
lonen gedurende vele opeenvolgende jaren. Dit zette natuurlijk de winsten van de heersende klasse verder onder druk. Deze ontwikkelingen zorgden voor een fundamenteel keerpunt in de kapitalistische wereldeconomie. De winstvoet was ondermijnd en de economische crisis zorgde in 1974 voor een sterke stijging van de werkloosheid. Massale structurele werkloosheid zou sindsdien een permanent gegeven worden, ook al probeerden regeringen dit te verhullen door gesjoemel met de statistieken. Zoals we hierboven hebben gezien, kwam op dit moment de omslag naar een neoliberaal beleid, nadat de eerste reactie van het opnieuw pompen van geld in de economie enkel tot prijsstijgingen en inflatie had geleid. Het probleem met de neoliberale recepten om de winstvoet te herstellen, is dat ze uiteindelijk leiden tot een ergere crisis. Je kunt wel de directe en indirecte lonen (uitkeringen voor werkloosheid, pensioen, etc.) in koopkracht laten zakken, je kan de arbeiders harder en langer laten werken voor hetzelfde of minder geld, ... maar dat verergert op termijn enkel de kloof tussen de productie en de koopkracht van de massa van de bevolking. Daarom kennen de kapitalistische economieën sinds midden jaren 1970 ook een tendens naar erger wordende crisissen. Vandaar ook de schuldenbergen die veel burgerlijke overheden sinds de jaren ’80 opbouwden om een snellere en diepere crisis voorlopig af te wenden. Vandaar de poging, vooral de laatste jaren, om arbeiders al de lonen te laten uitgeven die ze nog niet eens hebben verdiend (via schulden, hypotheken, allerlei kredieten, enz.). Het probleem is niet dat er te weinig rijkdom is in de maatschappij. Het probleem is dat de meerderheid van de arbeiders en hun gezinnen daar steeds minder van merkt. De schuldgraad van de Belgische gezinnen steeg ondertussen, in 2005, tot een recordpeil van 43,1% van het BBP. Twintig jaar geleden was dat nog maar 28,1%. Waar in het verleden nog een belangrijke portie van het inkomen kon worden gespaard – gedurende de jaren ’80 nog vlot 20% - is ook dat in de neoliberale periode sterk afgenomen. Nochtans is dat spaargeld het enige wat veel huidige gepensioneerden uit de armoede weghoudt. De laatste jaren merken we dat de kapitalisten zelfs minder zijn gaan investeren in nieuwe machines en technologie om de productiviteit op te drijven. Waar zouden ze op een ondermijnde markt al die producten immers nog kwijt moeten? Ze proberen door saneringen fondsen bij de grote aandeelhouders te verwerven of te behouden, of gaan leningen aan bij banken, in een strategie van fusies en overnames. “Groter worden” door andere bedrijven op te kopen, om er vervolgens met minder mensen meer winst te maken. Jan Marijnissen, van de Nederlandse SP, noemde dit gepast het “roofdierkapitalisme”. Jammer genoeg denkt hij als reformistische politicus wel dat je dat “roofdier” kan temmen… Het grotere belang van de beurzen en financiële speculatie is een uitdrukking van verval van het kapitalisme dat wegens haar tendens naar overproductie minder in reële productie investeert. Het aandeel in de winsten van zuiver financiële instellingen groeide in de VS, bijvoorbeeld, van 10 à 15% in de jaren 1950 en ‘60, naar 30 à 40% vandaag. Marx voerde in zijn tijd een felle polemiek tegen de
Een partij om de maatschappij te veranderen
27
zogenaamde “utopische” socialisten en de anarchisten die weliswaar fulmineerden tegen de uitwendige verschijnselen van het kapitalisme, maar zich niet de moeite namen om het kapitalisme grondig te analyseren, om te zien welke tegengestelde krachten binnen dat kapitalisme aan het werk waren. Hij ageerde tegen diegenen die pleiten voor “socialistische” eilandjes binnen een kapitalistische omgeving, zoals zelfbeheerde “socialistische” bedrijven, coöperatieven en/of zelfbeheerde socialistische of anarchistische communes. Hij wees er integendeel op dat het kapitalisme zijn eigen doodgravers voortbrengt door de creatie van een steeds toenemende groep bezitloze arbeiders, die bovendien samengebracht werden binnen grote productie-eenheden. De burgerij heeft sinds het ontstaan van de crisis, midden jaren ’70 de industrie aanzienlijk afgebouwd. In België probeerde men die trend deels op te vangen door de creatie van meer jobs in de dienstensector. Maar ook deze arbeiders, in de call centers en de vele KMO’s, hebben moeten inleveren op hun lonen en werkomstandigheden. Het zou een fundamenteel strijdpunt moeten zijn voor de vakbonden om ook in de KMO’s een vakbondsvertegenwoordiging georganiseerd te krijgen. Dat niet doen, zou de burgerij toelaten om onze strijd te verzwakken. Bovendien drijft het de ongeorganiseerde delen van onze klasse in de richting van individuele schijnoplossingen en maakt het hen gevoelig voor de stortvloed aan rechtse propaganda tegen stakingen. Kapitalistische concurrentie... of wereldsocialisme? Toen Marx in 1848 het Communistisch Manifest schreef, was de klasse van loonarbeiders op het Europese vasteland nog geen meerderheid in de maatschappij. Het briljante van het Communistisch Manifest is dat het de algemene trend van de kapitalistische productiewijze wist in te schatten. Het kapitaal was in zijn drang om te accumuleren en meer winst te scheppen dan de concurrentie gedoemd om de wereld te omspannen. Kijk naar de situatie vandaag. In september 2007 kondigde Janssen Pharmaceutica het ontslag aan van 688 van haar werknemers. Daaronder ook 194 hoog opgeleide onderzoekers van het bedrijf. Een vakbondsvertegenwoordiger van het socialistische BBTK merkte op in de pers: “Janssen Pharmaceutica maakte vorig jaar 250 miljoen euro winst. Zijn al deze ontslagen noodzakelijk? Of wil Johnson & Johnson (het moederbedrijf) voor elke pion die hier sneuvelt een onderzoeker aanwerven in India?” In 2006 besliste die andere Belgische gigant, de brouwerij Inbev, om een deel van haar administratie te delokaliseren naar het goedkopere Tsjechië en Hongarije. Het jaar voordien maakte Inbev voor meer dan een miljard euro winst. Grote bedrijven zijn vandaag “wereldwijde spelers”, die overal ter wereld naar de meest winstgevende productie op zoek zijn. Grote delen van de neokoloniale wereld zijn daarvoor te instabiel door de zeer lage levensstandaard en corrupte overheidsstructuren. Maar gelukkig voor de kapitalistische heersers van de planeet zijn er nog de nieuwe lidstaten van de EU, India en China, waar de resten van de stalinistische bureaucratie een oogje in het zeil houden.
28
Delokalisatie toont pijnlijk aan hoezeer de kapitalistische productiesystemen sinds de tijd van Marx en het Communistisch Manifest op wereldvlak met elkaar vervlochten zijn geraakt. Tegelijk kan je geen beter argument voor de nood van internationale organisatie van de arbeiders aanbrengen. LSP en haar Internationale zetten - zoals al eerder aangetoond - een traditie voort van internationale solidariteit. Wat is anders de norm? Die van de lonen en arbeidscondities in Polen? Of die in China? Arbeiders moeten zich verzetten en zich organiseren tegen deze race naar de bodem. De behoeften van de arbeidersklasse botsen met de dictatuur van de grote aandeelhouders. Veel winst is voor deze club niet goed genoeg. Winstgevendheid is relatief. Misschien doet de concurrentie het nog beter? En dalen de aandelen in waarde? “Besparen” luidt, binnen dit concurrentieel systeem, dan de boodschap. Niet alleen industriearbeiders, ook bedienden en hoger opgeleide onderzoekers kunnen vandaag het slachtoffer worden van deze waanzinnige “logica” van het kapitalisme. Zoals Marx al aangaf, doorbreekt de kapitalistische markt de landsgrenzen. Dit leidt tot handelsspanningen en soms ook tot oorlog. Door de potentiële sterkte van de arbeidersbeweging in Europa en de VS gelukkig nog niet tussen de geïndustrialiseerde landen. Maar wel al tegenover de neokoloniale wereld. Kijk naar de interventie van Bush in Irak. Zelfs Greenspan, gewezen topman van de Amerikaanse centrale bank, geeft nu toe dat het motief voor de oorlog in Irak “hoofdzakelijk de bescherming van de olietoevoer” was. De enige “moraliteit” van het kapitaal is haar winstcijfer. De “strijd voor democratie” is voor het imperialisme slechts een façade, waarachter de bankcijfers van de grote bedrijven schuilgaan. Enkel de arbeidersbeweging heeft belang bij het behoud en de uitbreiding van democratische rechten.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Een sluimerend handelsconflict is er ook tussen de VS en China, dat goedkope producten invoert in de VS. Verschillende Latijns Amerikaans landen proberen onderlinge handelsakkoorden te sluiten om de invloed van het imperialisme, onder meer van de VS, wat tegen te werken. In Europa hebben de nationale burgerijen de onderlinge concurrentie proberen te beperken door de invoering van de euro en de creatie van een Europese Centrale Bank. Een fundamentele crisis van het systeem, samen met een revolterende arbeidersbeweging, zal de zwakste nationale burgerijen echter naar de uitgang drijven. Op termijn zal dit de eurozone en de Europese Unie doen opbreken, met enkel een harde kern die overblijft. De kapitalistische productie streeft naar het overstijgen van de grenzen, maar botst steeds weer op het keurslijf van de natiestaat. Het private bezit van de productiemiddelen en de natiestaat zijn verouderde maatschappelijke vormen. Ze moeten worden vervangen door een democratisch geplande economie en wereldsocialisme.
DE MEERDERHEID VAN DE ARBEIDERSKLASSE EN DE VOORHOEDE Het is uit de hierboven geïllustreerde “bewegingswetten” dat Marx de noodzaak afleidt van een socialistische maatschappij. Een harmonieuze maatschappij van producenten en consumenten, waarin de productie niet in functie staat van de winst van enkelen, maar van de behoeften van allen. De enige klasse die dat zou kunnen realiseren, gezien haar rol in de productie, was volgens Marx de arbeidersklasse. Vandaar zijn strategie om te proberen de meerderheid van de arbeiders te winnen voor een socialistisch programma. In tegenstelling tot de anarchisten - met Bakoenin als belangrijkste vertegenwoordiger in die tijd - die de arbeiders o.a. via terreurdaden “een geweten wilden schoppen”, dacht Marx dat enkel een bewuste meerderheid van de arbeidersklasse in staat zou zijn om een socialistische omvorming van de maatschappij door te voeren. Terrorisme, hebben socialisten van Marx tot Trotsky steeds uitgelegd, is het wapen van de wanhopige kleinburger of de ongeorganiseerde lompenproletariër. Deze elementen vertrouwen niet op de beweging van de massa van de bevolking. Ze proberen als kleine minderheid de maatschappelijke ontwikkeling te forceren. Een socialistische revolutie kan echter alleen maar slagen als ze gesteund wordt door de meerderheid van de bevolking: de werkende klasse. Tussen het vaststellen van wat objectief noodzakelijk is - het winnen van de meerderheid van de arbeidersklasse voor een socialistisch programma - en het effectief bereiken van dat doel liggen uiteraard talloze hindernissen. Niet alle arbeiders leggen evenveel initiatief aan de dag. Zowel binnen de arbeidersbeweging als onder jongeren zijn individuen actief, van wie het initiatief bepalend is voor de reactie van bredere groepen van arbeiders en jongeren. Het is vooral deze “voorhoede” die in een eerste periode van radicalisering gewonnen kan worden voor een socialistisch programma. Via haar kunnen later ook de bredere lagen bereikt en gewonnen worden. Met andere woorden: een revolutionair socialistische partij zal zich in de eerste plaats richten naar de voorhoede, het meest actieve en bewuste deel van de arbeiders en jongeren, om via haar de bredere lagen te bereiken. Het is daarin zeer belangrijk om die voorhoede niet te isoleren van
de brede lagen door een ultralinks programma, maar haar een overgangsprogramma te bieden waarmee ze de discussie met de brede lagen kan aangaan. Onder het stalinisme werd deze strategische optie van Marx en Lenin totaal misvormd om de belangen van de bureaucratie te dienen. Door het isolement van de revolutie in een industrieel en cultureel achtergebleven land, het Rusland van 1917, kon een oude laag van carrièristen de communistische partij binnendringen. Het ging om die laag die wel kon lezen en schrijven, onder het tsarisme dikwijls al functionaris was geweest, maar natuurlijk zelf de revolutie niet had gemaakt (en er meestal tegen was). Onder Stalin vormde deze sociale groep de Communistische Partij om tot een instrument voor haar eigen bureaucratische belangen. Alle elementen van arbeidersdemocratie die nog overbleven, werden met de grond gelijk gemaakt. Voor de bureaucratie was het niet langer nodig om de voorhoede te winnen. Integendeel, de stalinisten riepen zichzelf uit tot “voorhoede” en hun partij tot “voorhoedepartij”. Die elitaire benadering heeft de idee van het winnen van de meer bewuste lagen onder arbeiders en jongeren ernstig gediscrediteerd. De stalinisten hebben gebroken met de strategie die Marx voorstelde. Ze hebben zijn ideeën misvormd om hun eigen bureaucratische doelen te dienen.
PERSPECTIEVEN ALS LEIDRAAD TOT ACTIE Marx heeft uiteraard slechts de algemene bewegingswetten en de belangrijkste strategische taken blootgelegd. Die algemene bewegingswetten en de strijd tussen arbeid en kapitaal verlopen echter niet in een rechte lijn. Er zijn momenten van vooruitgang en momenten van terugval. Voor een revolutionaire organisatie komt het er niet enkel op aan de algemene beweging op langere termijn te bestuderen, maar ook te zien hoe zaken zich op korte en middellange termijn zullen ontwikkelen. Het is op basis van een dergelijke analyse dat we de concrete tactieken en taken voor vandaag en morgen kunnen afleiden. Laat ons een meer vertrouwde vergelijking nemen. Op basis van het aantal potentiële toeschouwers en de financiële reserves kunnen we afleiden dat een voetbalploeg in een groter en rijker land meer kans maakt op een goede uitslag in de competitie dan een landelijke ploeg met relatief weinig inkomsten uit toeschouwersaantallen en publiciteit. We zouden dat als algemene “bewegingswet” kunnen beschouwen. Het team dat enkel uitgaat van die algemene bewegingswet en voorts op haar lauweren rust, zal echter niet ver geraken, hoe veelbelovend de toekomst ook mag zijn. Daarvoor is het nodig dat de ploeg ook beseft waar ze vandaag voor staat. Speelt dat team tegen een offensieve ploeg, dan zal het een ander spel moeten hanteren dan tegen een defensief ingestelde ploeg. Het team zal met andere woorden ook op korte termijn, voor de eerstvolgende match, het spel van de tegenspeler moeten inschatten en op basis daarvan een tactiek moeten bepalen om als winnaar uit de wedstrijd te komen.
Een partij om de maatschappij te veranderen
29
De idee dat het volgend jaar enkele betere spelers zal kunnen aankopen, verandert niets aan het resultaat van vandaag. Bovendien zal een nederlaag ook een effect hebben op het aantal toeschouwers en de publiciteit in de toekomst. Met andere woorden: een goede voetbalploeg heeft niet enkel een strategie nodig op lange termijn, maar zal ook tactisch het spel van de tegenspeler op korte termijn moeten inschatten. Zoniet zouden de gunstige toekomstperspectieven wel eens vlug kunnen omslaan in hun tegendeel. Voor een revolutionaire organisatie is het eveneens belangrijk om de krachtsverhoudingen op een juiste manier in te schatten, de ontwikkelingen ook op korte termijn te analyseren en op basis daarvan een tactische benadering uit te werken. Het inschatten van het spel van de tegenstrever in een voetbalwedstrijd is uiteraard slechts een grove benadering, de tegenspeler kan eveneens proberen onze ploeg te verrassen door een andere speelmethode te hanteren. Op dezelfde manier zijn perspectieven voor een revolutionaire organisatie geen blauwdruk voor de toekomst, geen exacte voorspellingen, maar slechts een poging om de ontwikkelingen op korte en middellange termijn zo goed mogelijk in te schatten opdat we onze tactieken en doelstellingen daaraan systematisch kunnen aanpassen. De oprichting van Blokbuster, bijvoorbeeld, gebeurde reeds enkele maanden voor de doorbraak van het Vlaams Blok in de verkiezingen van 1991. We vertrokken van het perspectief dat, ondanks de toenmalige economische groei, een aanzienlijk deel van de bevolking in de grote steden uit de boot viel. Het was waarschijnlijk dat een overwinning van het Vlaams Blok een radicalisering bij een laag van jongeren zou uitlokken. Op basis van die correcte perspectieven legden de voorlopers van LSP de fundamenten voor de uitbouw van de revolutionaire organisatie doorheen deze strijd, en voor een antifascistische traditie die nog altijd in brede kringen wordt gerespecteerd.
PERSPECTIEVEN EN TACTIEKEN In de jaren 1970 en het begin van de jaren ‘80 heerste er een breed socialistisch bewustzijn onder een belangrijke laag van arbeiders en jongeren. De idee dat er een alternatief bestond op het kapitalisme, zelfs als men niet honderd procent duidelijk was over hoe dat alternatief er juist moest uitzien, werd onder een grote groep van arbeiders en jongeren aanvaard. In die periode kwam het er voor marxisten vooral op aan om hun specifieke inzichten over socialisme te confronteren met die van de sociaaldemocratische hervormers en de stalinisten. De val van de stalinistische regimes en het proces van verrechtsing of zelfs verburgerlijking binnen de sociaaldemocratie hebben dat “socialistisch” bewustzijn ondermijnd. Vandaag beperkt de rol van marxisten zich er niet toe om hun standpunten te verdedigen tegenover die van de sociaaldemocratische leiding en wat overblijft van de stalinisten. Onze taak is ook om de algemene idee van socialisme opnieuw ingang te doen vinden. Vandaar het tactische pleidooi van LSP voor een nieuwe, van de burgerij onafhankelijke, massale arbeiderspartij waarin alle groepen of individuen die zich verzetten tegen de neoliberale besparingspolitiek welkom zijn. Onze oproep voor een nieuwe arbeiderspartij dateert al van in 1995. De leden van LSP waren dan ook voorbereid op initiatieven zoals CAP, die mogelijk in
30
de richting gaan van zo’n nieuwe arbeiderspartij. Wij zijn ervan overtuigd dat enkel een afgerond socialistisch programma, van geplande economie en arbeidersdemocratie, een oplossing kan bieden voor de dagelijkse problemen van jobs, werkdruk, dalende koopkracht, woningnood, duurder onderwijs, milieuvervuiling, e,z. Maar we willen met bredere lagen van arbeiders daarover op een open manier, zonder ultimatums te stellen zoals de ultralinkse groepen, in discussie gaan. Tegelijk denken we dat een nieuwe arbeiderspartij niet als belangrijkste taak of voorwaarde heeft om alle bestaande radicaal-linkse groepen te verenigen. Niet elk van die stromingen heeft dezelfde strategische visie op de uitbouw van een links alternatief, of dezelfde oriëntatie op bredere lagen van de arbeiders, laat staan dezelfde open methodes om tot een nieuwe formatie te komen. De eerste taak van initiatieven die in de richting willen gaan van een nieuwe arbeiderspartij, zoals CAP, is het winnen van frisse lagen van arbeiders en jongeren doorheen campagnes op de werkvloer, aan de piketten, in de wijken, in de scholen en universiteiten. Hoeveel meer al bestaande linkse stromingen op een constructieve manier aan een dergelijk project willen deelnemen, hoe beter natuurlijk volgens LSP. Maar volgens ons bestaat er een fundamenteel verschil tussen “linkse herschikking” en de oprichting van een brede arbeiderspartij. Voor LSP zijn nieuwe, brede arbeiderspartijen een belangrijk instrument om opnieuw een basisorganisatie te hebben, vakbondsstrijd een stem op het nationale en politieke terrein te geven, strijdbare arbeiders en jongeren samen te brengen die voordien geïsoleerd stonden, het bewustzijn aan te scherpen over de rol van het kapitalisme, en de discussie aan te gaan over een democratische, socialistische maatschappij. Maar ook brede arbeiderspartijen zijn, zo zien we vandaag al internationaal, niet immuun voor de ideologische en materiële druk van de burgerij. In Italië trad de Rifundazione Communista (PRC) toe tot de neoliberale regering van de “centrumlinkse” Prodi. De PRC was een afsplitsing van de oude, stalinistische Communistische Partij. Ze nam een meer open standpunt in en bewaarde afstand tegenover de dictaturen in het voormalige Oostblok. De PRC had in de jaren ’90 al tienduizenden leden en kon dikwijls op eigen kracht een massa volk op de been brengen. De leiding van deze partij hield echter vast aan het kapitalisme. Gezien de crisis van dit systeem zijn er echter
Een partij om de maatschappij te veranderen
zo goed als geen marges meer om nog blijvende sociale verbeteringen af te dwingen. Nieuwe arbeiderspartijen komen veel sneller voor deze keuze te staan: vasthouden aan de vrije markt, en neoliberale besparingen aanvaarden, of breken met dit systeem en gaan voor een socialistische omvorming van de maatschappij. Met andere woorden: reformisme of revolutie. Jammer genoeg koos de PRC-leiding voor haar parlementaire postjes en carrière. Een diepe crisis in de partij was het gevolg, waarbij de rechtervleugel voorlopig moest inbinden. Vandaag is het onduidelijk of de PRC het diskrediet van haar passage in de regering zal kunnen rechtzetten of niet. De SP in Nederland, ook met verschillende tienduizenden leden op papier, propageert op haar beurt een antineoliberaal gedachtegoed. Daarmee vormde ze een alternatief op de sociaaldemocratische, maar neoliberaal geworden PVDA. Maar ook binnen de SP zijn er jammer genoeg gelijkaardige processen bezig als bij de Italiaanse RC. De leiding van de SP liet in het verleden de mogelijkheid open van coalities met het openlijk rechtse CDA (als het iets meer “sociaal” zou worden). De SP zit lokaal ook in coalities die privatiseringen doorvoerden. Intern is er veel ongenoegen over het gebrek aan partijdemocratie, waar de oude maoïstische methodes - gekoppeld aan het hedendaagse “parlementarisme” - van de SP-leiding een belangrijke rol in spelen. Ondertussen is binnen de SP een heksenjacht op en de uitsluiting van de meest linkse elementen begonnen. Volgens LSP is er een verband tussen de organisatorische vorm en het politieke programma. Een partij werkt echt democratisch als ze de belangen van de arbeiders wil verdedigen, niet die van een partijelite die mikt op parlementaire posten. Die Linke in Duitsland, met Oskar Lafontaine, behaalt in de opiniepeilingen soms tot 15%. Dit bevestigt het vacuüm ter linkerzijde. Het feit dat Lafontaine net als Chavez in Venezuela verwijst naar “het socialisme in de 21e eeuw” is zeer positief. Ook de verdediging van stakingen en algemene stakingen vormt een belangrijke stap vooruit. Die Linke kan een nieuwe generatie beginnen te organiseren tegen de neoliberale afbraakpolitiek. Maar het alternatief van Die Linke blijft jammer genoeg beperkt. Het programma van de partij pleit voor een soort “gemengd kapitalisme”, met een grotere rol voor de overheid, in plaats van de nationalisering van sleutelsectoren van de economie onder controle van de arbeiders. Tegelijkertijd wordt Die Linke door de deelname aan het neoliberale bestuur in Berlijn in diskrediet gebracht, onder meer via de 1 euro-
jobs. De partij dreigt mee verantwoordelijk te worden gesteld voor asociale maatregelen. Volgens LSP/PSL kan je enkel aan een lokaal bestuur deelnemen op basis van een socialistische meerderheid. Door de strijd te voeren en de bevolking op straat te brengen voor meer financiële middelen van de centrale regering. Om zo een behoeftenbudget uit te kunnen werken, dat een belangrijke en zichtbare breuk vormt met het neoliberale beleid. Zoals onze kameraden in Liverpool in de jaren ‘80, als marxistische linkervleugel binnen de Labour Party, hadden gedaan. Tegelijk zou dit moeten worden gekoppeld aan de idee dat een fundamentele verandering enkel kan door nationaal en internationaal de macht van de grote bedrijven te breken en arbeidersdemocratie in te stellen. LSP ziet voor revolutionaire socialisten dus een dubbele taak weggelegd. Het opkomen voor de idee van een nieuwe arbeiderspartij, vastberaden helpen bij de oprichting daarvan, om zo de algemene ideeën van strijd en socialisme weer te vestigen. Maar tegelijk ook de uitbouw van onze eigen revolutionaire stroming om een afgerond revolutionair programma voor te stellen en samen met andere socialisten de invloed van bureaucraten en carrièristen - en hun rechtse ideeën en methodes - te bestrijden binnen een nieuwe partij. Zeker in het geval van electoraal succes, dreigen dit soort lagen een nieuwe arbeiderspartij niet in de eerste plaats te zien als een instrument om de maatschappij te veranderen, maar om zelf in het parlement te raken en een postje te bemachtigen. Een nieuwe arbeiderspartij heeft belang bij een sterke marxistische linkervleugel, om fundamentele zaken als interne democratie en een echt socialistisch programma - of toch belangrijke elementen daarvan - zoveel mogelijk kracht bij te zetten. Op basis van discussie en opgedane ervaring binnen een nieuwe massapartij hopen we op termijn een meerderheid, ook binnen de maatschappij, te kunnen overtuigen van ons revolutionair-socialistische programma.
PERSPECTIEVEN EN DOELSTELLINGEN HET uitwerken van perspectieven, strategieën en tactieken is één zaak. Het is echter waardeloos als we daaraan geen concrete taken en doelstellingen koppelen. Net zoals een trainer van een voetbalploeg binnen het kader van de gezamenlijk bepaalde strategie en tactiek nagaat hoe iedere speler daaraan individueel, op basis van zijn kwaliteiten en zwaktes, kan bijdragen, net op dezelfde manier moet een revolutionair socialistische organisatie ernaar streven eenieders kwaliteiten maximaal in te zetten en diens zwakheden te overwinnen. We moeten geen taken en doelstellingen vooropstellen - bijvoorbeeld voor de verkoop van het blad, het ophalen van financiële steun of het winnen van nieuwe leden - die hoedanook met de beschikbare mensen onhaalbaar zijn. We moeten hen integendeel motiveren om een doelstelling te behalen die binnen hun bereik ligt. Wat we doen, doen we beter goed, zonder al te veel hooi op onze vork te nemen. Het stellen van doelstellingen op ieder niveau en tenslotte voor ieder persoonlijk zorgt ervoor dat we de beschikbare kwaliteiten maximaal kunnen inzetten.
Een partij om de maatschappij te veranderen
31
III. Ons programma IDEOLOGIE Veel mensen zullen over zichzelf beweren dat ze geen uitgesproken “ideologie” aanhangen. Meer zelfs: het is een beetje trendy geworden om te zeggen dat je “pragmatisch” bent. Sinds de val van het stalinisme, eind jaren 1980 en begin jaren ’90, beweren de heersende klasse en haar intellectuele medestanders dat het ideologische debat verleden tijd is. Enkel de “vrije markt” zou werken. Dit was letterlijk “het einde van de geschiedenis”, in een bekende formulering van de filosoof Francis Fukuyama. Waar we sindsdien, overigens, niet zoveel meer van vernomen hebben. De reden waarom weinigen vandaag de slogan “einde van de geschiedenis” nog in de mond nemen, is duidelijk. De klassentegenstellingen namen in de jaren 1990 en 2000 enkel toe. De kloof tussen arm en rijk is immens. Steeds meer arbeiders en jongeren vallen uit de boot. Zoiets moet tot nieuwe vragen leiden en een zoektocht naar een samenhangend antwoord op het kapitalisme. Kortom: een andere “ideologie”, die in staat is om maatschappelijke ontwikkelingen beter te verklaren dan de oude. De heersende klassen hebben doorheen de geschiedenis altijd geprobeerd hun ideeën als “natuurlijk”, “eeuwig” en “vanzelfsprekend” voor te stellen. De burgerij wil daar via haar partijen, onderwijs, media, intellectuelen, enz. niet voor onderdoen. Enkele bekende dooddoeners uit het kapitalistische gamma: - De maatschappij bestaat niet uit economische klassen, maar uit losse individuen. Dat klopt niet. Het bestaan van een heersende klasse met privébezit van de machines, grondstoffen, enz. zorgt onvermijdelijk voor uitbuiting van de meerderheid van de bevolking en dodelijke competitie in de plaats van democratische economische planning. Overproductiecrisissen zijn onvermijdelijk binnen een dergelijk systeem. - Herstructureringen en ontslagen zijn jammer, maar slechts een voorbijgaand fenomeen en noodzakelijk voor onze economie. Niet juist. De werkloosheid is gegroeid van 70.753 begin jaren 1970 naar meer dan een miljoen RVA-afhankelijken vandaag. De uitstoot van arbeiders was enkel “noodzakelijk” om de winsten van de patroons op peil te houden. Niet voor het gezond houden van “de economie”, maar het gezond houden van de winsten van een kleine elite. - Wie werkloos is of blijft, heeft dat aan zichzelf te danken. Het is een persoonlijk, geen maatschappelijk probleem. Weer ernaast. Structurele werkloosheid, ondanks vele behoeften in de maatschappij die niet ingevuld geraken (goedkope kinderopvang, ontspanningsfaciliteiten, meer persoonlijk onderwijs, ...), is een kwaal van de kapitalistische crisis van overproductie. De “loonkosten” zijn slechts een zwakke uitvlucht van kapitalisten met een kort geheugen. In de jaren 1950 en vooral
32
’60 werd de sociale zekerheid uitgebouwd en stegen de reële lonen nog dikwijls. Maar dit was in een algemene periode van sterke kapitalistische groei. Sinds het neoliberale beleid, begin jaren 1980, daalden onze directe en indirecte lonen (pensioenen, uitkeringen, etc.) gevoelig in koopkracht en nog bazelen de bazen over de loonkost als “arbeidsuitstotend”. Het enige wat er “arbeidsuitstotend” is, is het kapitalistische systeem dat zij verdedigen. - Rijkdom willen herverdelen is “afgunst” voor wie het wel gemaakt heeft in het leven. Iemands positie in de maatschappij komt overeen met zijn inzet en talenten. Neen. Herverdeling is gewoon de onbetaalde arbeid terugvragen die de grote aandeelhouders zich, door niets anders dan couponnetjes in te vullen en te verhandelen, op hun luie krent hebben toegeëigend. Rijk worden doe je vandaag meestal door in de juiste familie geboren te worden. De “inzet en talenten” van de meeste arbeiders worden door het kapitalisme voortdurend miskend. Ze worden door eentonigheid, robotachtige routine, gebrek aan controle en inspraak, ... amper tot bloei gebracht. - Socialisme beantwoordt niet aan de menselijke natuur, want “de meeste mensen zijn egoïstisch”. Ook dit is een misverstand. In de menselijke natuur zijn er zeker elementen van altruïsme, denk aan de relatie van ouders tegenover hun kinderen. Maar de strijd voor socialisme baseert zich niet op de idee dat “we het met minder zullen moeten doen”. Wel integendeel. Precies in het gevecht voor het materiële eigenbelang van de meerderheid van de bevolking ligt het fundament voor toekomstige massabewegingen. - Revolutie is een chaotische staatsgreep van een kleine minderheid en zo was het ook in Oktober 1917 in Rusland. Klinkt bekend, maar het zit er opnieuw ver naast. Revoluties vinden enkel plaats als de massa van de bevolking niet meer op de oude manier wil verder leven: als de werkende massa’s op het toneel van de geschiedenis verschijnen. We spreken over een georganiseerde en bewuste ingreep om het beheer van de maatschappij in handen te nemen. De revolutie van Oktober 1917 werd gedragen door de meerderheid van de arbeiders en arme boeren, georganiseerd in democratisch verkozen sovjets of raden. - Een geplande economie is niet realistisch, want wie zal er nog willen werken? Zie de stelling over de “egoïstische menselijke natuur”. Het bevredigende van de arbeid zal liggen in het feit dat de werkende massa’s hun productie zelf zullen controleren. Op een democratische manier. Dit zou een enorme materiële en sociale stimulans betekenen. De levensstandaard zou opnieuw kunnen stijgen over heel de planeet, met gigantische mogelijkheden voor nieuwe technologie en wetenschap en rekening houdend met de milieubehoeften. Enkel op basis van democratische economische planning kan rekening worden gehouden met milieuvriendelijke productie.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Het werkelijke algemeen belang zou door discussie in verkozen arbeidersraden of -comités vooropstaan, niet de winst ten koste van alles van een kleine elite. Technologie die nu door de overproductiecrisis voor meer werkloosheid zorgt, zou onder een socialistische planeconomie de vrije tijd en menselijke vrijheid enorm kunnen uitbreiden. De kapitalistische ideeën worden ons via duizend kanalen dagelijks ingelepeld. Het socialistische antwoord krijgt vanzelfsprekend minder een platform. Een ander voorbeeld: de manier waarop de burgerlijke pers over stakingen bericht. Het gaat bijna altijd over de overlast van een staking. Waarom wordt er nooit gezegd dat zonder stakingen, algemene stakingen en betogingen van de arbeiders het algemeen stemrecht en de sociale zekerheid nooit hadden bestaan? Is dat geen “feit” misschien? Of passen dit soort feiten niet in de heersende ideologie? Worden de arbeiders vandaag niet meer uitgebuit zoals in de 19e eeuw? Worden de meesten onder ons beter van het kapitalisme, met enkel wat tijdelijke problemen in de marge? De propagandamachine van de burgerij draait zo goed dat sommigen het uiteindelijk, hoewel alle statistieken het tegenspreken, nog zouden geloven ook. Sommigen denken misschien dat de zogenaamde Vierde Wereld altijd al heeft bestaan en op termijn misschien wel zal verdwijnen. In werkelijkheid is de notie Vierde Wereld een begrip dat pas in het midden van de jaren ‘80, met de besparingen in de sociale voorzieningen, opkwam en sindsdien steeds meer mensen treft. Zelfs wie werk heeft, is sedert een aantal jaar niet meer zeker dat hij of zij aan armoede zal ontsnappen. Zijn er geen ideologieën meer? Men beweert vandaag nogal gemakkelijk dat er in de 19e eeuw, ten tijde van Marx, nog grote ideologische tegenstellingen waren, maar dat die vandaag verdwenen zijn. De reden hiervoor zou zijn dat de arbeidersklasse, die in de tijd van Marx nog wel bestond, vandaag niet meer zou bestaan. Het klinkt allemaal bekend... maar er is niets van aan. In de 19e eeuw was de arbeidersklasse nog een kleine minderheid, grotendeels ongeorganiseerd. Politiek leunde ze aan bij de liberale partij, van een arbeiderspartij was nog geen sprake. Die ontstonden pas aan het einde van de 19e eeuw. Een van de belangrijkste taken van Marx bestond er juist in de arbeidersklasse een eigen, samenhangende ideologie te verschaffen en arbeidersorganisaties te creëren die onafhankelijk waren van de burgerij. Marx sprak van de noodzaak om van de arbeidersklasse “op zich” een klasse “voor zich” te maken. Vandaag is de arbeidersklasse de overgrote meerderheid van de bevolking. Ze is zeer goed opgeleid en georganiseerd in vakbonden. Ze heeft een zekere graad van politieke onafhankelijkheid en in tegenstelling tot de 19e eeuw heeft ze algemeen stemrecht, persvrijheid, stakingsrecht, enz. Het klopt dat de burgerij deze rechten probeert aan te vallen. Vanzelfsprekend doen de bazen er alles aan om onze potentiële sterkte te ondermijnen, van het opsplitsen van bedrijven (denk aan de opsplitsing van het Antwerpse Bayer in Bayer/Lanxess) tot het werken met onderaanneming, enz.
In dit licht moeten we ook de recente aanvallen op het stakingsrecht zien. De patroons willen de potentiële macht van de arbeiders aan banden leggen, voor die zich te duidelijk kan beginnen tonen. In Frankrijk liet Sarkozy een wet stemmen waarbij stakers bij het openbaar vervoer zich 48 uur voor een actie moeten “aangeven” bij de directie. Zo willen ze de effecten van de staking op voorhand kunnen inschatten en staat de deur open voor intimidatie van stakers. Indien “succesvol”, zullen de politici en patroons niet nalaten om dit voorbeeld uit te breiden naar andere sectoren. In België wordt, net als in Frankrijk, de discussie gevoerd over “minimumdiensten”. Waar dient een staking nog toe, als de vervanging al klaar staat? De nationale vakbondsleidingen van ABVV en ACV boden hier amper een antwoord op. In sommige gevallen dachten ze zelfs mee met de rechterzijde over de invoering van “minimumdiensten”. Zo erg zit de schrik voor nieuwe spontane stakingsacties, en mogelijk meer algemene bewegingen, er blijkbaar in. Trotsky stelde al dat als de vakbondsleiders het huidige systeem niet zouden verwerpen, ze steeds meer in de kapitalistische staat geïntegreerd zouden raken. De vakbondsleiders dragen ook geen lichte verantwoordelijkheid in het gebrek aan perspectief van een hele generatie, door het kapitalisme “verloren” geachte, migrantenjeugd. Vandaag zien we in veel grote Europese steden de opkomst van gettowijken, waar geen politicus nog naar omkijkt. Tot welk soort vervreemding dit kan leiden, zagen we in de gewelddadige uitbarstingen in Frankrijk in de banlieues. Auto’s en bedrijven die in brand vliegen. Het aanvallen van bussen waarin gewone arbeiders zitten, evengoed het slachtoffer van de neoliberale politiek als de jongeren... De aanvallen van groepen migrantenjongeren op hun betogende leeftijdgenoten tijdens de beweging tegen de CPE-jongerencontracten. Dit omdat zij nog tot de “rijken” zouden behoren. Het zijn allemaal tekenen van een zieke, uiteenvallende maatschappij. Nieuwe arbeiderspartijen en de vakbonden zouden het voor alle lagen van onze klasse moeten opnemen, zeker de meest onderdrukte. Dit niet doen, opent de deur voor radicale islamisten en, onder de blanke jeugd, de invloed van extreemrechts. Er liggen wel degelijk nog grote ideologische debatten in het verschiet. Niet de arbeidersklasse, noch de uitbuiting is verdwenen, en daarmee ook de nood aan een eigen ideologisch fundament niet. Wat verdwenen is, is de ideologie van de sociaaldemocratische “hervormers” en de stalinistische leiders. Die zijn na de val van de stalinistische regimes in sneltreinvaart overgelopen naar het kamp van de vrije markt. Soms met sociale correcties, maar meestal zonder. Brits ex-premier Tony Blair beweert dat de Labour Party nooit had mogen breken met de liberalen. Eigenlijk wil Blair terug naar de periode van voor Marx. Het spreekt uiteraard voor zich wie belang heeft bij de bewering dat enkel de kapitalistische ideologie overblijft. Dat betekent immers dat alles bij het oude mag blijven. “Geen ideologie” of neoliberaal “pragmatisme” zijn met andere woorden niets anders dan vormen van de burgerlijke ideologie. Ze heeft ons liberalisering, privatisering, dalende koopkracht en groeiende flexibiliteit opgeleverd.
Een partij om de maatschappij te veranderen
33
Dat vanuit Venezuela en Latijns Amerika de discussie over het “socialisme in de 21e eeuw” wordt gelanceerd, komt de kapitalistische klasse vanzelfsprekend niet goed uit. Wij denken dat dit een voorafspiegeling is van het soort discussies die de komende jaren ook in Europa en de ontwikkelde landen zullen ontstaan. Zeker nu een nieuwe economische crisis losgebroken is die de grootste crisis ooit dreigt te worden en wanneer de trend van nieuwe arbeiderspartijen zich doorzet. Chavez nam, mede door de hoge olie-inkomsten, een aantal positieve maatregelen voor de arme bevolking, die we vanzelfsprekend ondersteunen (speciale supermarkten voor de armen, campagnes voor alfabetisering, betere gezondheidszorg met de hulp van Cubaanse dokters, ...). Maar spijtig genoeg blijft Chavez onduidelijk over een echte breuk met het kapitalisme. Er is nog lang niet zoveel genationaliseerd als in Nicaragua in de jaren 1980, waar de film van de revolutie ook werd teruggedraaid. Naarmate de olie-inkomsten verminderen door de economische crisis, zal dat de ruimte van Chavez voor sociale maatregelen sterk beperken. De steun voor het regime kan door de rechterzijde en het imperialisme opnieuw worden ondermijnd. Bovendien wordt de ontwikkeling van onafhankelijke klassenorganen (verkozen strijdcomités, partijen, enz.) door de “top down”-benadering van het regime afgeremd. De verwijzingen van Chavez naar “socialisme” weerspiegelen een druk van onderuit. Het drukt het verlangen van de massa van de bevolking uit om de ellende en miserie van het kapitalisme achter zich te laten, en te bouwen aan een nieuwe maatschappij.
IDEOLOGIE EN PROGRAMMA Onder een programma verstaat men dikwijls, gemakshalve, een eisenplatform. Maar eigenlijk is een programma veel meer dan dat. Het eisenplatform is slechts het topje van de ijsberg: de concrete toepassing van een programma onder specifieke omstandigheden. Het is bijvoorbeeld perfect mogelijk dat je het integraal eens bent met het eisenplatform van Open VLD vandaag, zonder dat je daarom het historisch verloop, de diverse antwoorden die de liberalen doorheen de geschiedenis hebben verschaft, onderschrijft. Om echt een liberaal te zijn, moet je niet alleen het concrete eisenplatform onderschrijven, maar ook hoe men daartoe gekomen is. Dit wil zeggen een coherent, historisch bepaald, ideologisch kader, een analyse van de situatie vandaag, een algemene oriëntatie, een strategie en een tactiek. Heb je dat niet verwerkt, zou het best kunnen dat je het vandaag eens bent met Open VLD om het morgen - als de concrete condities wijzigen opnieuw oneens te zijn. Of omgekeerd: dat je het zoals JeanMarie Dedecker wel eens bent met het liberale historische kader, de liberale ideologie, maar daaraan een verschillend eisenplatform verbindt. In een partij die de heersende ideologie, de ideologie van de burgerij onderschrijft, speelt dat uiteraard niet zo’n belangrijke rol. In een revolutie of in grote bewegingen kunnen dergelijke
34
verschillen echter rampzalige gevolgen hebben. Daarom kan je een programma in marxistische zin, meer nog dan in bovenstaand geval, niet beperken tot een eisenplatform. Het Communistisch Manifest, het door Marx en Engels geschreven ontwerpprogramma van de “Bond der Communisten”, is in de eerste plaats een historische analyse van de ontwikkeling van het kapitalisme, een vooruitzicht over hoe dat verder zal ontwikkelen, een algemene oriëntatie op de arbeidersbeweging en een discussie over strategie en tactiek met andere socialistische stromingen. Welgeteld één van de in totaal 80 à 100 bladzijden, afhankelijk van de editie, bevat een eisenplatform van 10 punten. De Aprilstellingen van Lenin, het programmadocument van de bolsjewieken voor de Oktoberrevolutie, of het Overgangsprogramma van Trotsky in 1938 geven eenzelfde beeld. Met andere woorden: marxist ben je niet omdat je het toevallig eens bent met enkele of zelfs alle eisen uit het eisenplatform, maar op basis van je inschatting - historisch en vandaag - van het verloop van de klassenstrijd en de grote, algemene taken die voor ons staan. LSP/PSL en het Committee for a Workers’ International baseren zich voor hun programma op de werken van Marx, Engels, Lenin en Trotsky; de teksten van de vier eerste congressen van de Derde Internationale, het stichtingscongres van de Vierde Internationale en de teksten van het CWI (°1974) en haar voorgangers vanaf de Tweede Wereldoorlog. Dat is uiteraard een hele boterham. Bovendien wil dat evenmin zeggen dat wij iedere letter hiervan onderschrijven. We gebruiken deze documenten als referentie, in de eerste plaats als methode van analyseren en als leidraad voor onze oriëntaties en praktische taken.
OVERGANGSPROGRAMMA Uiteraard begrijpen wij dat niet iedere arbeider of jongere het vandaag 100% eens zal zijn met ons volledige programma. Daarom ontwikkelde Trotsky het idee van een overgangsprogramma. Hij bedoelde daarmee een programma dat, vertrekkend van wat nodig is vandaag voor de arbeiders en hun gezinnen, de nood stelt van een socialistische omvorming van de maatschappij. Trotsky wees erop dat het er niet op aankomt een programma uit te werken of eisen te stellen voor een beter of humaner beheer van het kapitalisme, maar oplossingen te bieden voor de noden van de arbeiders en hun gezinnen. Trotsky wou aantonen dat het kapitalisme nooit in staat zou zijn deze noden te lenigen. Enkel een socialistische omvorming van de maatschappij kan een blijvende oplossing bieden. Eigenlijk deed hij niets anders dan een concept dat Marx eerder had toegepast in het “Communistisch Manifest” en Lenin in “Tweeërlei Tactiek” en de “Aprilstellingen” in een meer duidelijke vorm gieten. Lenin lanceerde de slogan “land, brood en vrede” om tot de conclusie te komen dat de Voorlopige Regering dat nooit zou toestaan. Via deze weg kwam hij tot de slogan “Alle macht aan de raden (sovjets)”. LSP/PSL spreekt vandaag over “de nood aan een maatschappij
Een partij om de maatschappij te veranderen
waarin de productie gericht is op de noden van de bevolking, niet op de winsten van een handvol kapitalisten” om tot de conclusie te komen dat dit enkel kan door een socialistische omvorming van de maatschappij. Onderstaand programma van LSP/PSL is eigenlijk niets anders dan een actuele toepassing van dit overgangsprogramma. Het moet gelezen worden in samenhang met bovenstaande opmerkingen over ideologie en programma.
HET VANDAAG
OVERGANGSPROGRAMMA
De arbeidersklasse gaat er binnen dit kapitalistische systeem steeds meer op achteruit. De “kathedraal” van de sociale zekerheid en andere verworvenheden liggen al decennia onder spervuur van de patroons en hun politici. Dit is geen onvermijdelijk economisch proces. Het verleden leert ons dat als arbeiders zich organiseren, in vakbonden en arbeiderspartijen, het tij kan keren. Van een defensieve strijd voor onze belangen - bedrijf per bedrijf of sector per sector - moeten we terug met zijn allen in het offensief gaan en de rijkdom heropeisen die we zelf hebben gecreëerd. Om fatsoenlijke, goed betaalde en stabiele jobs te creëren; de uitkeringen en pensioenen eindelijk fundamenteel in koopkracht te verhogen; een massaal programma van sociale woningbouw op te starten en de woningprijzen een sociaal plafond op te leggen; geliberaliseerde en geprivatiseerde diensten te hernationaliseren onder democratische controle van de bevolking; het onderwijs te herfinancieren; de gezinstaken die nu nog dikwijls op de schouders van de vrouw vallen op maatschappelijk niveau te organiseren;... Kortom, om de behoeften van de meerderheid echt voorop te stellen, in de plaats van de winstzucht van een minderheid van grote aandeelhouders en bazen. Allemaal samen, jong en oud, Vlaming, Waal, Brusselaar en Duitstalige, Belg en migrant, man en vrouw, ... staan we sterker. 1. Technologie: vriend of vijand? De situatie is enorm schrijnend als we nagaan dat de technische en wetenschappelijke mogelijkheden nog nooit zo groot zijn geweest. Op amper vijf uur vliegen we naar Amerika. Computers zorgen ervoor dat het werk van honderdduizenden bedienden en arbeiders door veel minder mensen kan worden gedaan. Internet, e-mail en gsm vergemakkelijken de communicatie voor diegenen die er toegang toe hebben, en creëren voor veel arbeiders en jongeren het gevoel van een meer internationale gemeenschap. De geneeskunde lost zaken op waar we vroeger alleen van konden dromen. Maar de zucht naar winst speelt een nefaste rol. De overheidstoelagen voor wetenschappelijk onderzoek worden drastisch verminderd. Enkel onderzoek dat direct door bedrijven kan worden gebruikt, dat direct winst oplevert, wordt nog gesubsidieerd. De bedrijven beweren dat zij het onderzoek wel zullen betalen, in werkelijkheid trekken ze het af van hun belastingen. De enigen die hier voordeel uit halen, zijn de patroons. De onderzoekscentra verliezen hiermee al hun onafhankelijkheid. Bovendien leidt dit tot concurrentie tussen de verschillende centra om toch maar aan geld te geraken. De wetenschappers
worden van elkaar geïsoleerd. Ze kunnen niet met elkaar overleggen, noch ervaringen uitwisselen, waardoor nog eens heel wat energie, tijd en geld verloren gaan. Als er dan al algemeen nuttig onderzoek wordt gedaan en een oplossing wordt gevonden - denk maar aan de verschillende behandelingen voor hartkwalen - dan nog is het resultaat voor veel mensen niet toegankelijk omwille van de prijs. Dit terwijl de problemen waarvoor dringend een oplossing nodig is, zich blijven opstapelen. Denken we maar aan AIDS, natuurrampen die miljoenen mensen het leven kosten, kankerbestrijding, afvalproductie en milieuvervuiling, hongersnood in grote delen van de wereld, ... Neem nu de hongersnood. Een logische conclusie zou zijn: er is een ernstig tekort aan voedsel, dus moet er meer geproduceerd worden. Ondertussen draaien bedrijven echter maar op halve kracht omwille van “overproductie”. Voedsel wordt massaal vernietigd om de prijs op peil te houden. De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat een klimaatopwarming nefaste gevolgen zal hebben voor grote delen van de wereld als we er nu niets aan beginnen te doen. Volgens de honderden experts op de klimaattop van de Verenigde Naties in Brussel (april 2007) zullen Antarctica, de sub-Sahara, kleine eilanden en de Aziatische megadelta’s het meest te lijden hebben onder de klimaatverandering. Dan spreken we over overstromingen, zware stormen en aardverschuivingen die veel frequenter zullen voorkomen. De armere delen van de wereldbevolking zullen door deze “natuurrampen” het hardst worden geraakt. Maar ook tal van dier- en plantensoorten worden door de opwarming van de aarde bedreigd. Met een geplande economie op wereldvlak, onder de democratische controle van de bevolking, zou je onmiddellijk maatregelen kunnen beginnen nemen om de “ecologische voetafdruk” van de mens te verminderen, onder meer door een massale overschakeling naar degelijk en gratis openbaar vervoer. Maar ook door massale investeringen in het onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Nu hebben we dikwijls gewoon geen zicht op het potentieel van alternatieven omdat de invloedrijke lobby’s van de olie- of auto-industrie er een stokje tussen proberen te steken. De sleutelkwestie is: wetenschap en technologie staan in dienst van de multinationals. Ook de burgerlijke regeringen wereldwijd kunnen op het vlak van milieu niet - of enkel halfslachtig als het al veel te laat is - de noodzakelijke maatregelen nemen. Hun beleid is gericht op de bevrediging van de winsthonger en niet de behoeften van mens en milieu. Wij moeten de democratische controle over de wetenschap opeisen, in naam van de wetenschappers zelf en de gehele bevolking. Zolang grote banken, multinationals, ... het alleenrecht hebben op mogelijke oplossingen staan we volslagen machteloos. Niet de ontwikkeling van technologie en wetenschap op zich, maar de controle van bovenstaande groepen werkt in ons nadeel. In dienst van de bevolking kunnen wetenschap en techniek de levens van miljoenen mensen redden en zelfs kwalitatief verbeteren.
Een partij om de maatschappij te veranderen
35
2.Voor degelijke, goed betaalde en stabiele jobs - HERSTEL VAN ONZE KOOPKRACHT! - STOP DE FLEXIBILISERING! - VERMINDER DE WERKDRUK DOOR - ARBEIDSHERVERDELING! 32-URENWEEK ZONDER LOONVERLIES, MET EVENREDIGE AANWERVINGEN! De woorden van de regering staan soms in schril contrast met de praktijk. In grote delen van Wallonië en Brussel heerst massale en structurele werkloosheid. In juni 2007 lag de werkloosheid in het Waalse Gewest op 14,4% (uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en schoolverlaters). Bijna de helft daarvan was langer dan twee jaar werkloos. In het Brussels Gewest bedroeg het aantal officiële werklozen in diezelfde periode 19,9%. Hele generaties worden er door de “vrije markt” van werk uitgesloten! In Vlaanderen wordt de indruk gewekt dat de werkloosheid in de loop van 2006-‘07 sterk is gedaald en dat er zelfs tekorten heersen (de “knelpuntberoepen”). Veel van die beroepen zijn echter flexibel (schoonmaak, bouw) en worden niet altijd fatsoenlijk beloond voor die extra inspanning. Wat willen de patroons dan? Mensen die zich voor een appel en een ei extra laten uitbuiten? De zogenaamde tekorten worden als argument gebruikt om selectief goedkope arbeiders naar België te halen. Maar dan wel met minder of - in het geval van illegalen of zwartwerkers - geen sociale rechten. LSP is voor gelijke rechten voor alle arbeiders. Enkel op deze manier kunnen we de druk op onze lonen van het patronale “verdeel en heers” tegengaan. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons! Feit blijft dat er nationaal meer dan een miljoen mensen deels of volledig afhankelijk zijn van een RVA-uitkering. Dit niveau blijft een historisch record. Begin jaren ’70 lag de officiële werkloosheid rond de 70 à 80.000. In 1985 waren er al 505.944 werklozen. Dat kwam overeen met een groei van 1,9% naar 12,3% van de actieve bevolking. Sinds het midden van de jaren ’80 werden de oudere werklozen (+ 50 jaar) niet meer in de statistieken meegeteld. Dat was al langer het geval voor bruggepensioneerden en, vanaf 1986, voor mensen in loopbaanonderbreking. Vandaag zijn dit belangrijke groepen, van alles samen honderdduizenden mensen, die volledig of gedeeltelijk een RVA-uitkering ontvangen maar buiten de statistieken vallen. Ook deeltijdse en tijdelijke werkloosheid - voor mensen die wel een arbeidsovereenkomst hebben, maar om een of andere reden niet kunnen werken - worden niet meegeteld. Dit geldt ook voor de mensen die “geactiveerd” werden, waarbij de uitkering wordt gebruikt als loonsubsidie! Dank u, zeggen de patroons. Sinds juli 2004 worden, op basis van het activeringsbeleid van oudere werklozen, mensen tussen de 50 en 58 jaar wel opnieuw ingeschreven als werkzoekende, tenzij ze een loopbaan kunnen voorleggen die volgens de regering lang genoeg duurde. De regering dwingt de arbeiders via het Generatiepact om langer te gaan werken. Maar als ze op latere leeftijd ontslagen worden, leert de ervaring dat weinig werkgevers 50-plussers nog een kans willen bieden! In september 2007 lag de officiële werkloosheid in Vlaanderen volgens de VDAB op 6,43%. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat Vlaanderen meer mensen in loopbaanonderbreking of bruggepensioneerden kent dan Wallonië en Brussel. Bovendien begint het activeringsen schorsingsbeleid zijn zure “vruchten af te werpen”. In
36
de afgelopen jaren werd de werkloosheidsuitkering van tienduizenden mensen geschorst. In Oostende, het model van de “activering”, werden jongeren massaal in zogenaamde “jobhuntingsessies” gestoken om collectief te leren solliciteren. Het ging hier zelfs niet om beroepsopleidingen, laat staan dat er een garantie op werk was achteraf. Zo werden de statistieken wel mooi opgesmukt. Ook het onzekere en extreem flexibele systeem van de dienstencheques kende een steeds hogere vlucht. In juli 2007 stond het aantal gebruikte dienstencheques op een recordniveau van 4,38 miljoen. Vooral in Vlaanderen (66,2%, eerste helft van 2007) heeft de dienstencheque een snelle uitbreiding gekend. In Brussel (5,9%) en Wallonië (27,8%) gebeurde dat trager. Het invoeren van meer en meer 10%-, 20%- of 30%-jobs laat natuurlijk heel wat gegoochel met de statistieken toe. Als je met dienstencheques slechts 3 à 4 uur per week ergens gaat strijken of schoonmaken, schrapt de regering je al uit de officiële cijfers voor de werkloosheid. Dit soort “jobs” wordt zwaar door de overheid gesubsidieerd en het systeem dreigt stilaan onbetaalbaar te worden. De flexibele, deeltijdse of interimcontracten ondermijnen ondertussen steeds meer de positie van de arbeiders die nog wel vast werk hebben. Zij die pleiten voor een beperking van de uitkering in de tijd, om werklozen sneller naar het OCMW te duwen, leven op Mars of lappen de sociale gevolgen aan hun laars. Als het werkelijk zo is dat mensen liever “kiezen” voor een uitkering dan te werken omdat het verschil tussen beide inkomens te klein is, dan moeten we het probleem eerder zoeken bij de lage lonen dan bij de zogenaamd “hoge” uitkeringen. Interim-bureaus hebben in het nabije verleden een spectaculaire groei gekend, die nu door de ontwikkeling van de crisis echter wordt afgeblokt. Dat interim-werk een grote aantrekkingskracht heeft op de bedrijven is nogal logisch. Een bedrijf hoeft zo de verantwoordelijkheid van een vaste werknemer niet meer te nemen. Het richt zich tot het interimbureau dat arbeiders levert, soms zelfs aan dagcontracten! Heb je ze niet meer nodig? Geef ze hun ontslag zonder voor de gevolgen in te staan. Sommige interimmers werken al langer dan drie jaar voor dezelfde baas, leveren de baas al hun ervaring, maar werkzekerheid krijgen ze er niet voor terug, noch een behoorlijk loon. De Verenigde Staten worden op het gebied van bestrijding van de werkloosheid vaak als voorbeeld aangehaald. De werkloosheidsgraad zou daar zeer laag liggen (tussen de 4 en 5%). Wat er niet bij wordt verteld, is dat de meeste mensen na het volbrengen van hun ene job, er nog een tweede job moeten bijnemen om de eindjes aan elkaar te knopen. Wat als “model” wordt voorgesteld, is een sociaal slagveld. Toch zien we nu al dat onze arbeidsmarkt, door de groei van deeltijdse arbeid en dienstencheques, meer naar het Amerikaanse systeem evolueert. Een argument dat maar al te vaak wordt aangehaald, is het gebrek aan scholing. Wat een hypocrisie! Enerzijds verwacht het bedrijfsleven dat schoolverlaters klaargestoomd zijn voor die ene specifieke job in het bedrijf. Het subsidiëren van scholen door deze bedrijven om te kunnen beschikken over deze opgeleide jongeren is al lang geen uitzondering meer, maar eenmaal deze “specifiek geschoolde” jongere niet meer nodig is, wordt hij op straat gezet. Anderzijds eisen de patroons dat er zwaar gesaneerd wordt in het onderwijs. De redenering is hier weer dezelfde: scholen dienen om gevormde arbeiderskracht te leveren, en waarom nog breed vormen als het toch maar is om precaire jobs uit
Een partij om de maatschappij te veranderen
te oefenen, of in de werklozenrij te gaan staan? De eis van de arbeidersbeweging dat onderwijs ook algemeen vormend moet zijn, is een luxe die alleen nog voor burgerzoontjes is weggelegd. Dit is het cynische gedachtegoed achter de zovele cijfers en pleidooien van onze heren bedrijfsleiders en hun organisaties. De crisis van het kapitalisme leidt tot steeds meer werkloosheid en laag betaalde nepjobs. De ironie van de zaak is dat dit de positie van de kapitalisten juist versterkt, omdat ze de arbeiders kunnen afdreigen met het argument dat ze - als ze dit of dat niet aanvaarden - wel iemand anders zullen vinden om het werk in hun plaats te doen. LSP/PSL is voor een volledig herstel van de index en een minimumloon van 1500 euro netto; kant zich faliekant tegen de afbraak van de sociale zekerheid en de uitholling van het arbeidscontract. Wij verzetten ons tevens tegen iedere bedrijfssluiting omdat dit onder het kapitalisme tot niets anders leidt dan werkloosheid en armoede. De enige maatregel die de massale werkloosheid kan beginnen oplossen, is de onmiddellijke invoering van de 32-urenweek, zonder loonsverlies en met evenredige aanwervingen. 3. Stop de liberalisering en privatisering – Voor een hernationalisatie van de openbare diensten onder democratische controle van de bevolking In de jaren ’90, na de val van het Oostblok, werd de idee verspreid dat “enkel de vrije markt werkt”. Zowel de sociaaldemocratie als de vakbondsleiders gingen mee in dit fabeltje. Ze weigerden nog langer weerstand te bieden tegen het burgerlijke ideologische offensief. Met de Europese eenmaking als excuus werden onze openbare diensten één voor één aangepakt. Ze werden geliberaliseerd en klaargestoomd voor private concurrentie. Gezien de tragere groei in veel andere sectoren - een gevolg van de overproductiecrisis - zocht het kapitaal naar nieuwe terreinen om winst te maken. Vandaag beginnen veel arbeiders de gevolgen van deze politiek te zien - of in hun portefeuille te voelen! Denk maar aan de prijsstijgingen voor elektriciteit in België. Test Aankoop berekende dat de prijs voor een kilowattuur (kWh) bij Electrabel tussen januari 2005 en december 2006 al met 50% was gestegen. Vlak na de verkiezingen van juni 2007 kondigde Electrabel aan dat het zijn prijzen nog eens met 13% tot 20% zou verhogen! Na een storm van protest leek het bedrijf even in te binden. Maar wat bleek? De CREG, Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas, publiceerde nadien de resultaten van haar studie over de prijsverhogingen voor gas en elektriciteit. De Commissie bevestigde dat er voor particulieren een stijging met 17% zit aan te komen in 2008. Een gemiddeld gezin zal hierdoor tot 172 euro per jaar extra betalen voor energieverbruik. En dit terwijl, volgens de Vlaamse controle-instantie VREG, het aantal gezinnen dat niet in staat was om de energiefactuur te betalen in 2006 toenam tot 91.600: een stijging met 50% tegenover een jaar voordien! Het aantal “wanbetalers” steeg in dit Vlaamse voorbeeld ook naar een recordniveau in 2006. Reeds 4,5% van alle huishoudens zijn in Vlaanderen afhankelijk van het sociaal tarief voor elektriciteit. De VREG stelt over deze schandalige uitverkoop van een basisbehoefte: “Klanten zijn pas interessant voor de leveranciers als ze iets opbrengen. Wanbetalers worden dus vlugger aan de deur gezet door hun leveranciers.”
Op de gasmarkt zag je dat Electrabel bij het begin van de liberalisering haar prijzen even drukte om zoveel mogelijk klanten aan zich te binden. Eens de markt verdeeld tussen een aantal spelers, werden de prijzen echter fors opgetrokken om de winsten van big business te spijzen. Dit is natuurlijk de evolutie die je kunt verwachten voor elke vorm van liberalisering en privatisering van een openbare dienst. LSP stelt zich de vraag waarom de gemeenschap geen controle heeft over de energiemarkt. Waarom is winst een centraal gegeven als het over ons energieverbruik gaat? We eisen ook een afschaffing van de 21% BTW die wordt betaald op energie, een basisbehoefte voor elk individu en elk gezin. LSP is voor een bevriezing van de energieprijzen als eerste maatregel in het onder democratische controle plaatsen van de volledige energiesector. Enkel op deze manier kan ten volle rekening worden gehouden met de behoeften van de arbeiders en hun gezinnen en vanzelfsprekend ook met de ecologische behoeften. Liberalisering en privatisering betekenen altijd een sociaal slagveld voor het aantal jobs en de werkcondities. Bij De Post werden er 9000 van de 35.000 jobs weggesaneerd. Dat staat gelijk met twee grote autofabrieken die hun deuren sluiten. De resterende Postarbeiders kregen het Georoutesysteem in de nek geduwd. Met minder personeel moet een steeds hogere werkdruk worden getorst. Dit leidde in de afgelopen jaren tot een golf van spontane stakingen in tal van postkantoren over het hele land. Voor wanneer een eengemaakte beweging om heel Georoute weg te krijgen en de stappen naar liberalisering te stoppen? Bij Belgacom werkten er begin jaren ’90 nog 26.500 mensen, begin 2007 was dat aantal gezakt naar 15.000. Daar moeten er volgens de directie nog eens 1500 af. Sociale drama’s en minder jobs voor de werkende klasse, meer winst voor de patroons. Daar tegenover staat dat bij Belgacom in 2006 voor maar liefst 6,1 miljard euro winst werd gemaakt. Topmanager Didier Bellens kreeg 1,85 miljoen euro salaris, verdiende daarnaast 480.000 euro aan dividenden op zijn aandelen en verkocht voor 6 miljoen euro aan aandelen. De voormalige “openbare diensten” als jackpot voor de kapitalisten! Maar nee, de liberalen, christen- en sociaaldemocraten vinden niet dat dit soort profitariaat moet worden aangepakt. Het zijn de werklozen die de “profiteurs” zijn en die je moet schorsen of hun uitkering in de tijd beperken. Bij het Spoor werd het goederenvervoer al geliberaliseerd, het reizigersvervoer wordt erop voorbereid. Gaan we dan naar Britse toestanden? Niet toevallig zorgden verschillende ongelukken en andere ellende met de geprivatiseerde spoorwegen er voor een kentering bij de publieke opinie. Vandaag vindt de eis voor een hernationalisatie meer en meer weerklank in Groot-Brittannië, een serieuze verandering in vergelijking met de jaren 1990. Ook in Latijns Amerika zorgden de ravages van de privatiseringspolitiek voor een verandering in het bewustzijn. Vandaag staan “linkse regeringen” in Bolivië, met Morales, en Venezuela met Chavez onder druk om de bodemrijkdommen te nationaliseren. De plundering en het leegzuigen door de multinationals worden steeds minder gepikt door de massa’s. Zoals Engels, de compagnon van Marx, stelde zijn nationaliseringen “elementen van socialisme” die zich opdringen aan de oude maatschappij in crisis. Ze tonen het bankroet van het kapitalisme en de “vrije markt” aan. Terwijl de neoliberale regeringen de sociale afbraak organiseren, blijft het aantal mensen dat nood heeft aan goede
Een partij om de maatschappij te veranderen
37
openbare dienstverlening gedurig stijgen. Werkende ouders, bijvoorbeeld, hebben een waar probleem wat kinderopvang betreft. Zij zouden zeer blij zijn met een door de staat georganiseerde, degelijke kinderopvang. Dan zijn er nog de honderdduizenden arbeiders en bedienden die iedere dag naar het werk trekken met het openbaar vervoer. Kan er iemand ons vertellen waarom trein, tram en bus steeds duurder worden gemaakt? Wat is hier de logica achter? Is het niet schandalig dat je vandaag 2 euro bij de Brusselse STIB moet betalen voor een busrit, als je je ticket niet op voorhand in de kiosk hebt gekocht? Denkt men zo het fileprobleem op te lossen? Een regering in dienst van de bevolking zou openbaar vervoer gratis maken om het fileprobleem te kunnen aanpakken. In de transportsector zouden er strengere regels moeten komen om te verhinderen dat de werkdruk - eigenlijk winstzucht - vermoeide chauffeurs de baan opjaagt. De afbraak van de gezondheidszorg is een feit en leidt soms tot drama’s. Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie moeten de Belgen nu al 33% van hun eigen medische kosten betalen, de OESO schat dat percentage op 28% (Knack 10/10/07). Onderfinanciering van de ziekenhuizen wordt een excuus voor artsen om “gepersonaliseerde” raadplegingen te beginnen organiseren, waarbij degene die meer betaalt ook sneller aan bod komt. Artsen worden ook vergoed volgens hun prestaties, wat misbruik in de hand werkt. LSP wil een einde aan de winstzucht van de farmaceutische industrie, aan de sluipende commercialisering en de misbruiken van de prestatiegeneeskunde. We zijn voor de creatie van een openbare en nationale gezondheidsdienst, met vaste statuten – vandaag steeds meer ondermijnd in de openbare ziekenhuizen - en fatsoenlijke lonen voor het personeel. Elementen als winst of prestige van individuen of multinationals mogen volgens ons niet meespelen in de volksgezondheid. Het argument voor privatisering is steeds het gebrek aan “rendabiliteit” van de overheidsdiensten. Maar hoe kan openbare dienstverlening nu rendabel zijn? Ze vertrekt immers van de doelstelling om een aantal diensten zo toegankelijk mogelijk te maken voor iedereen, arm of rijk. Een dienstverlening is per definitie niet rendabel omdat het geen winst kan opleveren. Wat vergeten wordt, is dat het recht op openbare dienstverlening - net als de sociale zekerheid door strijd werd afgedwongen, met de bedoeling om in een aantal maatschappelijke noden te voorzien. Onverbloemd betekenen liberalisering en privatisering de uitverkoop van onze diensten, om ons met minder werkgelegenheid en slechtere werkomstandigheden nog eens dubbel en dik te laten betalen. Zo bespaart de regering inderdaad op de overheidsuitgaven, maar ten koste van wie? Wij betalen er geen cent minder belastingen door en de privéuitbaters van onze voormalige diensten profiteren er dik van! LSP-MAS vecht tegen privatisering, voor gratis openbaar vervoer, gezondheidszorg, postbedeling, huisvuilophaling, omdat die vrij toegankelijk moeten zijn voor ieder van ons, ongeacht leeftijd, werksituatie, geslacht, ... Het argument als zou een openbare dienst per definitie slecht werken, vond ingang bij bredere lagen van de bevolking. Altijd al was de openbare dienst het slachtoffer van praatjes. Ze zou inefficiënt zijn, bureaucratisch, allesbehalve stipt, enz. In de privé daarentegen zou alles koek en ei zijn. Dit is een compleet vals beeld dat wordt opgehangen. Eerst en vooral is het altijd (ook in de “golden sixties”) zo geweest dat er veel te weinig geld voorhanden was. Maar zelfs meer geld zou de zaak niet hebben opgelost. Om een dienst zo efficiënt
38
mogelijk te laten werken, is er immers inspraak nodig van iedereen die van de dienst gebruik maakt of ervoor werkt. Zo zouden wij het spoorwegennet stukken efficiënter en toegankelijker maken door reizigers en spoormannen te betrekken in de running van de dienst. We zouden ervoor zorgen dat velen hun auto kunnen thuislaten om naar het werk te gaan door degelijke aansluiting te voorzien op de nodige tijdstippen. We zouden deze diensten gratis en dus toegankelijk maken voor iedereen. Efficiëntie en toegankelijkheid zijn het uitgangspunt van LSP, niet dat van diegenen die willen privatiseren. 4. En de concurrentie dan? Wie zal dit allemaal betalen? Daarvoor is toch geen geld? De bazen zullen dit nooit toestaan! Een citaat van de arbeiders van Forges de Clabecq, ten tijde van hun strijd in de jaren ’90 voor het behoud van hun fabriek: “Als je een hoop stenen op de grond legt, dan zullen die zich niet uit zichzelf op elkaar leggen om een muur of een huis te vormen. Daarvoor is de tussenkomst van menselijke arbeid nodig. Het is die arbeid die de rijkdommen voortbrengt”. Rijkdom is er voldoende. De vraag gaat erover aan wie ze toekomt. Als we zien hoe de productiviteit in de voorbije tientallen jaren steeg, blijkt dat de werkduur helemaal niet even snel daalde. Als dat wel het geval was, zouden we vandaag amper een paar uur per week werken. Alle winsten die de patroons tijdens deze periode hebben opgeraapt, hebben ze in de eigen zakken gestopt. Om de werkloosheid op te lossen, moet het beschikbare werk verdeeld worden over alle beschikbare arbeiders. Door deze herverdeling wordt de lengte van de werkweek bepaald. Zo zou de werkweek drastisch verminderd kunnen worden. Maar pas op: wat wij willen, is het behoud van het volledige loon, want daar hebben wij recht op. Natuurlijk zullen het patronaat en de regering steigeren. Het zou betekenen dat ze een heleboel winst niet meer in hun zak kunnen steken. Het zou ook betekenen dat hun concurrentiepositie in gevaar komt. Maar concurrentie is zo oud als het kapitalisme zelf. Moeten de arbeiders “om concurrentieel te zijn” misschien alles blijven slikken? Als we die logica doortrekken, kan dat zeer verstrekkende gevolgen hebben. Het zal betekenen dat we op de duur dezelfde lonen aanvaarden als de superuitgebuite arbeiders in China of India. Als de arbeiders en hun organisaties in het begin van de vorige eeuw dezelfde redenering hadden gevolgd, dan werkten wij en onze kinderen - nog steeds 12, 13 of zelfs 14 uur per dag in plaats van 8. Toen de arbeidersklasse na WOI de achturendag afdwong, was er geen sprake van loonverlies. In de plaats van te vertrekken van de vraag wat “haalbaar en realistisch” is voor de ondernemer, vertrekken wij liever van de vraag wat nodig is voor de arbeider. Wij vinden het immers niet meer dan logisch dat de rijkdom die de arbeiders voortbrengen, gebruikt moet worden om tegemoet te komen aan de behoeften van de arbeiders.
Een partij om de maatschappij te veranderen
5. Voor een strijdbare vakbond Eén van de voorwaarden om bovenstaande doelstellingen te bereiken, is dat de arbeiders kunnen rekenen op organisaties, zowel op syndicaal als op politiek vlak, waarmee ze de strijd voor deze eisen kunnen voeren. Het is duidelijk dat er binnen de vakbonden een strijd zal nodig zijn opdat strijdsyndicalisme terug op de voorgrond zou treden. Het overlegmodel waarbij de leiding van de vakbond al pratend probeert om de patroon op andere gedachten te brengen, faalt. De sterkte van de vakbonden, en dat is reeds vele malen in de geschiedenis aangetoond, is net hun capaciteit om arbeiders samen te brengen in een strijd voor hun onmiddellijke belangen. Het is deze capaciteit waar de patroon schrik van heeft. Als de patroon echter weet dat de leiding van de vakbond te overtuigen valt om het op een akkoordje te gooien, waarom zou hij zich dan genoodzaakt voelen om ook maar één duimbreed in te binden? Heeft de patroon anderzijds het gevoel dat de vakbond bereid is als één man/vrouw op te komen voor de belangen van de arbeiders, zal die patroon een stuk voorzichtiger reageren. Wat belangrijker is, is het feit dat de arbeiders zich dan met een stuk meer zelfvertrouwen in de strijd zullen werpen, aangezien de kans op een overwinning binnen bereik ligt. De vakbonden dienen niet om de bazen te helpen bij hun “herstructureringen”, maar om de belangen te verdedigen van de werkende mensen. Tegenover het overlegsyndicalisme stellen wij het strijdsyndicalisme. Iedere ontwikkeling in deze richting zullen wij steunen. Er moet gevochten worden voor iedere job en het behoud van alle verworvenheden. Een nieuwe arbeiderspartij zou ook binnen de vakbonden een strijdbare linkervleugel moeten organiseren om een alternatief te bieden op de “strategie” van de vakbondstop, die neerkomt op niets doen en op het begraven van strijdbewegingen. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom veel arbeiders vandaag soms cynisch zijn over de rol van vakbonden, of waarom de vakbondsleiders er niet meer in slagen om jongeren warm te maken voor vakbondswerk. Denk aan het stilleggen van de beweging tegen het Generatiepact in 2005. In de loop van deze strijd werd - in het beste geval - de basis “geconsulteerd” tijdens regionale vergaderingen zonder dat ze echter mocht beslissen. De beweging werd compleet willekeurig stilgelegd vanuit de top van het ABVV en ACV. Waarom mogen de militanten niet zelf beslissen over het al dan niet beëindigen van een beweging? Er is nood aan reële vakbondsdemocratie, die de macht legt bij een actieve en betrokken basis, die zelf mee kan beslissen via democratische stemmingen over het verloop van de strijd. De potentiële kracht van de arbeidersklasse is aanwezig. We hebben vakbondsleiders nodig die deze macht ook durven gebruiken om onze jobs, lonen, pensioenen, etc. te verdedigen en de strijd van elke dag te koppelen aan het streven naar een andere maatschappij. 6. Voor de vorming van een nieuwe arbeiderspartij Maar de arbeidersklasse heeft ook een partij nodig die deze strategie politiek kan en wil vertalen. Het is duidelijk dat de SP.a en de PS, ooit gezien door een meerderheid onder de arbeiders als hun partijen, niet meer bereid zijn het gevecht
aan te gaan. Integendeel, ze zijn verworden tot de beste uitvoerders van de besparingspolitiek en zo worden ze ook door steeds meer mensen gezien. De jarenlange deelname aan de regering, de desoriëntatie en demoralisatie sinds de val van de zogenaamde socialistische regimes, met als gevolg daarvan het openlijk omarmen van de “vrijemarktprincipes” hebben deze partijen totaal gecorrumpeerd. Indien we als werkende mens een politieke vertaling willen van onze eisen, zullen we bijgevolg een nieuwe partij moeten opbouwen. LSP-PSL weet dat een dergelijke partij niet uit de lucht zal komen vallen. We beseffen dat zo’n nieuwe arbeiderspartij pas echt levensvatbaar zal worden als ze gedragen wordt door een belangrijk deel van de arbeidersbeweging, meer bepaald door delen van de vakbonden, op basis van ervaringen opgedaan in massabewegingen en massastrijd. Maar als we op de vakbondsleiding moeten wachten, kan het nog lang duren. Het is pas als er voldoende druk van beneden komt, dat de besten onder hen bereid zullen zijn hun kop uit te steken. Deze partij moet openstaan voor iedereen die wil vechten tegen de sociale afbraak. Ze moet vrije discussie toestaan en toelaten dat verschillende stromingen, vakbonden, actiegroepen, ... zich erbij aansluiten. Ze moet vechten tegen iedere verdeling van de arbeiders, of het nu is op basis van nationaliteit, ras, sekse of geloof. De enigen die bij die opdeling belang hebben, zijn de bazen en hun systeem. Allemaal samen staan we sterk. Deze eenheid verkrijgen we het best door op te komen voor volledige gelijke rechten. Ze moet de strijd aanbinden tegen de uitbuiting van alle arbeiders, ook die in de neokoloniale wereld. Vaak worden de belangen van werkers uit andere landen tegenover de belangen van de werkers van hier geplaatst in een poging om internationale strijd tegen te gaan. Hadden de arbeiders van Volkswagen Vorst niet sterker gestaan in hun strijd tegen de herstructurering indien ze in staat waren geweest om hun werkmakkers uit de andere Volkswagen-vestigingen te overtuigen, op internationale schaal, om een effectieve strijd te voeren tegen de afbouw van de tewerkstelling, de lonen en de arbeidsomstandigheden? Wij denken van wel. Maar internationale strijd mag en kan niet gebruikt worden als excuus om het gevecht in eigen land niet aan te gaan. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een nieuwe arbeiderspartij moet het zelfbeschikkingsrecht van Vlamingen, Walen en Brusselaars respecteren, zonder in de val te trappen van diegenen die de arbeiders door communautair opbod willen verzwakken. LSP vindt dat ieder volk het recht moet hebben haar eigen beslissingen te nemen. Als een volk wil samenleven met een ander volk binnen één nationale staat, dan moet dit kunnen. Maar op gelijke voet en compleet vrijwillige basis. Gedwongen samenleven binnen één staat, waarbij de ene bevolkingsgroep minder rechten heeft dan de andere, kan alleen maar leiden tot desastreuze toestanden. Wij zijn bijgevolg voor alle faciliteiten die nodig zijn om ieder gevoel van nationale onderdrukking weg te nemen, dus ook voor taalfaciliteiten. Heel wat (kapitalistische) nationale staten zijn gebaseerd op de onderdrukking van volkeren en bevolkingsgroepen. België heeft op dit vlak een slechte reputatie. Zo werd aan de Vlamingen gedurende meer dan 100 jaar het recht ontzegd op onderwijs in eigen taal. Alle administratie gebeurde in het Frans. Men wou de arbeiders verzwakken door hen te verdelen op taalbasis.
Een partij om de maatschappij te veranderen
39
Een citaat uit de Waalse krant Les Nouvelles van 25 oktober 1904: “De Vlamingen van La Louvière hebben gisteren hun loon gekregen en direct zijn ze aan de zwier gegaan waarbij ze gisterennacht overal in de gemeente gevochten hebben. Het is goed erop te wijzen dat telkens als een dergelijke vechtpartij zich voordoet in La Louvière, er Vlamingen spelend met messen worden gevonden.” Ondertussen is het beeld enigszins gewijzigd. Vandaag is de Vlaming de “vlijtige werker”, de Waal de “profiteur” en de migrant “de messentrekker”. In essentie komt het nog steeds op hetzelfde neer: de patroons strijken de winsten op, terwijl ze de arbeiders tegen elkaar in het harnas jagen. Vooral de sociale zekerheid is een doorn in het oog van de patroons en de regering. Door te dreigen met de splitsing ervan willen ze de Waalse arbeiders chanteren. Tegelijk wordt in Vlaanderen de illusie gevoed dat dit ten goede zou komen aan “alle Vlamingen”. De enigen die voordeel zouden halen uit de splitsing van de sociale zekerheid zijn de patroons, zowel de Vlaamse als de Waalse. Zij zouden de arbeiders dwingen in te leveren op hun loon, pensioen, vakantiegeld en ziekte-uitkering door te dreigen met een verhuis naar het andere gewest. Geen enkele arbeider heeft hier baat bij, noch de Waalse, noch de Vlaamse, noch de migrant. Alleen de patroons zouden erbij winnen. Zo’n partij zou moeten ageren voor de nationalisatie van de belangrijkste sectoren van de economie onder arbeiderscontrole, omdat deze sectoren in handen van de privé enkel gebruikt worden om winst te maken voor de patroons en aandeelhouders (banken, renteniers, etc.) De enige manier om heel de bevolking te laten meegenieten van de opbrengsten en/of diensten van deze sectoren (energie, transport, banken,...) is door ze te nationaliseren en ze uit privé-handen te halen. Maar daar mag het niet bij stoppen. In handen van de huidige staat, die niet meer of minder is dan een marionet van de kapitalistische klasse, zou deze dienst nog steeds “rendabel” moeten zijn, de staat niet te veel mogen kosten enz. Dezelfde argumentatie die nu gebruikt wordt om de openbare “bedrijven” te privatiseren. Inspraak en controle van de arbeiders en hun gezinnen in en op het beleid is essentieel. Als gebruikers en werknemers weten zij beter dan wie ook wat de tekortkomingen zijn en hoe ze het meest efficiënt voorkomen kunnen worden. 7. Revolutie Als we zien hoe multinationals hand in hand samenwerken met de meest bloedige regimes; dat oorlogen gevoerd worden omwille van de olie, waardoor duizenden onschuldige slachtoffers vallen; dat hele bevolkingsgroepen zodanig tegen elkaar uitgespeeld worden, dat ze op de duur elkaar beginnen uitmoorden; dat ze nog liever de mensen uithongeren dan hun winsten in gevaar te brengen; dat desnoods het leger de boel militair opkuist, dan is het duidelijk dat dit programma onmogelijk te bereiken is zonder strijd. Meer nog, om in staat te zijn zelf over de door ons geproduceerde rijkdommen te kunnen beslissen, zal een bewuste beweging van de arbeiders nodig zijn om de macht uit handen te slaan van de zeer kleine minderheid van kapitalisten. Velen zullen opmerken dat deze minderheid zeer machtig is omdat ze over alle nodige instrumenten beschikt om de mensen onder controle te houden. Ideologisch maakt ze gebruik van allerlei kanalen, zoals het onderwijs, de media, ... om de
40
mensen te doen geloven dat heel het kapitalistische systeem van “werken voor een baas” het enige werkbare systeem is. En als dit niet meer voldoende is, hebben ze de controle over de politie, het leger en het gerecht om via repressie de kapitalistische wetten op te leggen. De pogingen om het stakingsrecht te breken, liggen volledig in deze lijn, net als de poging om via een eengemaakt politieapparaat scherpere controle te kunnen behouden. Zoals we zien bij elke staking staat het gerecht of de politie allerminst aan onze kant. Maar dit mag of kan ons niet tegenhouden. De krachtsverhoudingen zullen bepalend zijn. Een overtuigde arbeidersklasse, waarbij de meest dynamische kern vastbesloten is om zich niet meer in de luren te laten leggen maar effectief gaat voor de machtsovername, kan door geen duizend legers worden tegengehouden. We moeten ermee rekening houden dat het voortbestaan van een kapitalisme in crisis aan een zijden draadje hangt. Als het systeem niet meer in staat is haar eigen gelederen te overtuigen, wat dikwijls het geval is in een revolutie, dan is het ten dode opgeschreven. Het beste voorbeeld is de Russische revolutie, maar ook mei ’68 in Frankrijk of meer recent de revoluties in Servië, Georgië, Oekraïne, enz. zijn voorbeelden van hoe een heersende elite de greep op haar eigen troepen kan verliezen door een ontwikkelende massabeweging. Kijk naar de enorme radicalisering in Latijns Amerika: het politiek worden van de massa’s, de massabetogingen in Mexico, Bolivia en zoveel andere landen, het revolutionaire proces in Venezuela, ... Volgens LSP is dit een voorproefje van de revolutionaire bewegingen die ook Europa en de rest van de geïndustrialiseerde landen zullen dooreen schudden. Wat er echter in veel van deze voorbeelden ontbrak of ontbreekt, is een organisatie die bereid is de hele weg af te leggen tegen het imperialisme in. Daarbij duidelijk de keuze makend voor een ander soort maatschappij. Aan de opbouw van zo’n soort partij, een revolutionaire massapartij, werkt LSP-MAS. 8. Hoe moet dat systeem er dan uitzien? Zal dit niet op dezelfde manier degenereren als in Rusland? Om te vermijden dat we belanden in een situatie zoals in het voormalige Oostblok, waarbij een bureaucratische elite alle voordelen naar zich toe trok en iedere democratische inspraak en controle onmogelijk maakte, moeten we ervoor zorgen dat het systeem en haar economie in functie staan van de reële behoeften van de bevolking. De discussie over het stalinisme is niet slechts een historische discussie. We kunnen niet gewoon zeggen dat er “fouten” zijn gemaakt in de vroegere Sovjet-Unie. Enkel Trotsky en zijn medestanders hebben de opkomst van een bureaucratische elite in Rusland op een marxistische manier verklaard. Het stalinisme was het gevolg van het isolement van de revolutie in een industrieel en cultureel achtergebleven land. Trotsky liet twee mogelijkheden open. Ofwel zou de nieuwe heersende elite worden weggeveegd door een politieke, geen sociale, revolutie. Een dergelijke omwenteling zou de geplande en
Een partij om de maatschappij te veranderen
genationaliseerde economie behouden, maar opnieuw sovjetof radendemocratie instellen. De andere mogelijkheid was dat de bureaucratie zichzelf zou omvormen tot de nieuwe kapitalisten wanneer de bureaucratisch geplande economie onvermijdelijk zou vastlopen. Dit laatste perspectief haalde het jammer genoeg. Een planeconomie heeft arbeidersdemocratie nodig zoals het menselijke lichaam zuurstof. Socialisme veronderstelt een systeem waarbij zoveel mogelijk arbeiders en hun gezinnen inspraak en controle hebben in de besluitvorming, dit zowel op economisch, sociaal als politiek vlak. Een democratisch productieplan, opgesteld en gecontroleerd door raden, samengesteld uit vertegenwoordigers van de arbeiders van het bedrijf, van de nationale vakbonden en van de bevolking in haar geheel, moet een correcte inschatting kunnen maken van wat nodig en prioritair is. Iedere beslissing moet nadien geëvalueerd kunnen worden. Ja, maar wat met degenen die aan de macht zitten? Is het niet zo dat, eenmaal aan de bron, iedereen eieren voor zijn geld kiest en corrupt wordt? Als aan de macht zitten, betekent dat hij/zij voordeel bij deze positie kan halen en niet onder controle staat van de gemeenschap, dan zitten we inderdaad met een probleem. Waar wij voor staan en wat we in onze eigen partij al in de praktijk toepassen, is dat iedere functionaris moet verkozen zijn, maar ook permanent afzetbaar, zodat op het moment dat hij/zij het vertrouwen in hem of haar beschaamt die persoon moet aftreden. Tevens mag hij/zij niet beschikken over een hoger loon dan het gemiddelde van de arbeiders die hij/zij vertegenwoordigt. Een situatie zoals we die vandaag kennen, waarbij parlementairen vele duizenden euro’s per maand opstrijken, maakt dat hij/zij die ons vertegenwoordigt mijlenver boven de stand leeft van de gemiddelde arbeider. Hoe kunnen zij ooit weten wat de noden zijn? Zij leven niet in de arbeiderswijken, zij gaan niet om met gewone arbeiders, zij eten niet waar wij dat doen en ze gaan niet naar dezelfde cafés. Zij weten niet wat het is om iedere maand met moeite alle rekeningen te kunnen betalen. Joe Higgins, tot voor kort onze parlementair in Ierland, maar ook onze parlementairen binnen de Labour Party in de jaren ’80 stonden alles af wat boven het gemiddelde loon lag. Dit geld werd besteed aan allerlei campagnes die in het teken staan van de arbeidersstrijd en niet aan de bouw van een villa in het Zuiden van Frankrijk. 9. Voor socialisme en internationalisme Als de arbeiders van een bedrijf in staking gaan, zal de patroon alles doen om die staking te breken. Hij zal proberen om de vakbondsleiders tot een akkoord aan te zetten. Hij zal, waar dat kan, de harde kern van de staking proberen te isoleren door de anderen tegen hen op te zetten. Hij zal beroep doen op de bedrijfspolitie - als die er is - en politie en gerecht om de piketten te breken.
concurrentie. De kapitalist zal met andere woorden beroep doen op zijn klasse, op zijn politieke vertegenwoordigers, op de media en op het repressieapparaat om de staking te breken. In een tijdperk van internationale productie en internationale geldstromen zal de kapitalist steeds meer beroep doen op “solidariteit” van patroons over de grenzen heen. De arbeiders moeten hieruit leren. Ook zij moeten beroep doen op hun klasse om hun strijd te doen slagen. Ook zij zullen, vandaag meer dan ooit, moeten terugvallen op hun collega’s in het buitenland. Geen enkele strijd breekt overal tegelijk uit, iedere strijd begint ergens. De slaagkansen nemen echter toe naarmate de strijd uitbreidt. Dit geldt voor stakingen, voor bewegingen van burgerlijke ongehoorzaamheid, voor protestmarsen, ... maar ook voor opstand en revolutie. Zelfs een socialistische revolutie breekt uit op het nationale vlak, maar haar uiteindelijke overwinning wordt bepaald door de gebeurtenissen op internationale schaal. Solidariteit is hierbij enorm belangrijk, maar met morele steun of zelfs omhalingen, enz. win je nog niet. Daarvoor heb je de actieve deelname van de arbeiders in andere bedrijven, sectoren, wijken en landen nodig. De revolutie zal dus wel beginnen op lokaal vlak, maar zonder nationale en internationale uitbreiding is ze gedoemd om te mislukken. Arbeidersdemocratie en socialistische planning kunnen niet beperkt blijven tot een land. Dit werd aangetoond in Rusland. Het isolement van Sovjet-Rusland heeft geleid tot haar degeneratie vanaf 1924. De Russische revolutie, de enige waarin de arbeiders er een korte periode in geslaagd zijn de macht te grijpen, was de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis. Het experiment was maar gedeeltelijk geslaagd, maar we kunnen er enorme lessen uit trekken. Onder andere dat we ons internationaal moeten organiseren in een wereldpartij. Daarom maakt LSP/ PSL deel uit van het Committee for a Workers’ International (CWI). Het CWI is actief op alle continenten. Wij hebben afdelingen in de VS, maar ook in Chili, Brazilië en Venezuela. In Afrika zijn we vertegenwoordigd in Zuid-Afrika en Nigeria. In Azië hebben we afdelingen in Sri Lanka, India, Pakistan, Kazakstan en Japan. In Europa hebben we buiten België afdelingen in Zweden, Duitsland, Nederland, Engeland, Schotland, Ierland (Noord en Zuid), Oostenrijk, Tsjechië, Rusland, Oekraïne, Polen, Italië, Griekenland, Cyprus, Spanje en Frankrijk. In het Midden-Oosten hebben we afdelingen in Israël en Palestina en sympathisanten in Libanon. Ook in Australië heeft het CWI een afdeling. LSP-MAS ziet haar strijd in België dan ook in het kader van de arbeidersstrijd in de hele wereld voor een socialistische maatschappij.
Hij zal, als de staking te lang duurt, proberen het productieverlies elders op te vangen. Als het kan in een zusterbedrijf in binnen- of buitenland, als het moet bij de
Een partij om de maatschappij te veranderen
41
IV. Onze interne functionering Het startpunt van onze partij is niet onze organisatorische structuur, maar onze ideeën. Wij vechten en zoeken steun voor deze ideeën en programma omdat we ervan overtuigd zijn dat ze onze beste wapens vormen in de strijd tegen de aanvallen van de kapitalisten op onze arbeids- en levensvoorwaarden en om de maatschappij te kunnen veranderen. Maar ideeën hebben een organisatie nodig om een maatschappelijke kracht te kunnen worden. Onze structuren hebben tot doel een efficiënte en doelbewuste organisatie op te bouwen met als doel de realisatie van ons programma. De basiseenheid van LSP/PSL is de lokale afdeling. Het is via de afdeling dat de partij communiceert en via dewelke de partij in zijn geheel een concreet beeld krijgt van de stemming en bewustzijn in de maatschappij en onder de verschillende lagen van de arbeidersklasse op een gegeven moment. De lokale afdeling brengt leden samen die actief zijn op verschillende terreinen – school, universiteit, werkvloer, wijkcomités, ... – en werkt een strategie uit hoe we de partij in een bepaalde wijk of stad uitbouwen. De betrokkenheid van ieder lid bij de afdeling is dus van groot belang. Het zorgt ervoor dat ieder lid in theorie en praktijk de nodige ervaring en vorming opdoet. Het zorgt er ook voor dat de partij via zijn leden op ieder moment een inschatting kan maken van de klassenstrijd en gepaste initiatieven kan nemen. Het zijn de afdelingen die de afgevaardigden verkiezen voor nationale congressen en conferenties waar gediscussieerd en beslist wordt over perspectieven, programma en prioriteiten van LSP/PSL en waar een nationale leiding verkozen wordt. Deze leiding heeft als taak de ervaring van de hele partij te centraliseren en op basis van die ervaring richting te geven aan de partij en via de partij aan de strijd van de arbeidersklasse, waarmee de partij, via haar leden, organisch verbonden is. Van ieder lid wordt gevraagd in de mate van het mogelijke actief deel te nemen aan deze wekelijkse afdelingsvergaderingen, het partijblad (Socialistisch Links) te verkopen en te gebruiken als middel om onze ideeën en onze slogans ingang te doen vinden in de maatschappij en een maandelijkse financiële bijdrage te doen, ieder naar zijn mogelijkheden. De organisatie van een afdeling kent verschillende taken, van voorzitter tot penningmeester, jongerenverantwoordelijke tot en met de syndicale opvolging, naargelang de grootte en sociale samenstelling van de afdeling. De sterkte en de daadkracht van een afdeling wordt niet alleen bepaald door het aantal leden dat ze heeft. Van groter belang is aantal kameraden betrokken bij de taken van de afdeling. Als slechts één kameraad verantwoordelijk is voor ieder aspect van de werking – het samenroepen van de leden, de strijdfondscampagnes, de politieke vorming, ... – zal dit de werking en de mogelijkheden ernstig beperken. Het is maar door ieder lid maximaal te betrekken, dat we in staat zullen zijn een meerderheid te winnen voor ons programma. Op basis van correcte perspectieven en programma, actieve tussenkomsten in klassenstrijd en de inzet en bereidheid om voor onze ideeën te vechten, willen we in de praktijk het vertrouwen winnen van de meest strijdbare en bewuste delen van de arbeidersklasse. Ons kapitaal bestaat uit gevormde en strijdbare leden met een inplanting in de arbeidersklasse.
42
De statuten LSP/PSL werkt volgens de principes van het democratisch centralisme. Dit betekent een zo democratisch mogelijke besluitvorming en een centrale uitvoering van de besluiten. Het vereist een zo groot mogelijke betrokkenheid van de leden bij alle activiteiten van de partij en een centralisatie van die ervaring in de nationale partijstructuren. Nationale partijstructuren, die op hun beurt van onmisbare waarde zijn om op basis van die ervaring politiek en organisatorisch richting te geven aan de hele partij. Als één man/vrouw kunnen reageren, kan van een goed idee een krachtig wapen maken in de strijd voor de omverwerping van de kapitalistische maatschappij. Wat volgt zijn de statuten van LSP/PSL. Uiteraard zijn statuten geen sluitende garantie voor het al dan niet democratisch functioneren van een organisatie. Veel belangrijker dan statuten zijn de materiële omstandigheden waarin deze organisatie moet werken, de tradities van de arbeidersbeweging en de vorming van de militanten. Statuten zijn hooguit een hulpmiddel. Ze weerspiegelen de meest geschikte organisatievorm op een gegeven moment en zijn in die zin eerder een momentopname dan een eeuwig geldend principe. Het spreekt vanzelf dat het werken als revolutionaire socialistische partij in een parlementaire “democratie” andere organisatorische structuren vereist dan het werken onder een militaire dictatuur. Geen enkele structuur kan iedere mogelijke ontwikkeling voorzien, we kunnen hooguit proberen op een zo correct mogelijke politieke manier te handelen. Daarbij moet het gebruik van statuten, regeltjes en voorschriften beperkt worden tot een absoluut minimum, d.w.z. tot die situaties waarin we er niet in slagen via politieke discussie gezamenlijk tot eenzelfde standpunt te komen, wanneer we gedwongen zijn om bij meerderheid een beslissing te nemen om efficiënt te kunnen ageren. Statuten moeten een werkwijze aanbieden waarbij het mogelijk is, ondanks meningsverschillen, toch gezamenlijk te ageren. In bijlage vind je eveneens de statuten van het Committee for a Workers’ International. LSP/PSL heeft deze statuten onderschreven. De strijd voor socialisme mag immers wel beginnen op nationaal vlak, hij eindigt onvermijdelijk in de internationale arena. Wij zijn ervan overtuigd dat enkel een “wereldpartij”, zoals het Committee for a Workers’ International wil uitbouwen, een afdoend instrument is tegen het internationaal kapitaal. De statuten van LSP/PSL moeten dus gelezen worden in samenhang met die van het CWI.
Statuten LSP/PSL Doel en principes 1. Linkse Socialistische Partij /Parti Socialiste de Lutte is een revolutionaire organisatie die steunt op de arbeidersklasse waarmee zij strijdt voor het instellen van een socialistische maatschappij waar de arbeiders aan de macht zijn, in België en in de wereld. Om de burgerlijke staat omver te werpen en hem te vervangen door een democratische arbeidersstaat, om de productiemiddelen te nationaliseren, heeft de arbeidersklasse nood aan een revolutionaire massapartij. 2. LSP/PSL staat voor strijd, solidariteit en socialisme en vecht om deze ideeën ingang te doen vinden in de arbeidersklasse en
Een partij om de maatschappij te veranderen
haar politieke en syndicale massaorganisaties. 3. LSP/PSL strijdt voor een zo groot mogelijke eenheid van de arbeiders: alle pogingen van de burgerij en de bureaucratie om de arbeidersklasse te verdelen op basis van nationaliteit, ras, taal, sekse of wat dan ook, zijn een dodelijk vergif dat door de marxisten in de kiem gesmoord moet worden. Op basis van gelijke rechten voor iedereen verdedigen we de democratische rechten van de arbeidersklasse tegen de repressie van de kapitalistische staat. 4. LSP/PSL stelt dat het nationaliteitenvraagstuk in België enkel kan opgelost worden op basis van een socialistische omvorming van de maatschappij. Alleen op die basis kan tegemoet gekomen worden aan de democratische en economische verzuchtingen van iedere minderheid en kan de basis gelegd worden voor een gelijkwaardig en vrijwillig samenleven. 5. LSP/PSL baseert zich op de ideeën van het marxisme: de strijd voor socialisme is een internationale strijd, die alleen door de arbeidersklasse tot zijn conclusie kan gebracht worden. Wij zijn voor een socialistische wereldfederatie. Dan alleen kunnen de rijkdommen van heel de wereld aangewend worden voor de bevrediging van ieders behoeften. Deze materiële zekerheid zal iedereen toelaten zijn mogelijkheden optimaal te ontwikkelen. Committee for a Workers International – CWI 6. LSP/PSL is de afdeling van het Committee for a Workers International (CWI) in België en werkt met de andere afdelingen van het CWI aan de uitbouw van een nieuwe revolutionaire socialistische internationale.
Organisatorische principes Nationaal Congres 7. Het Nationaal Congres komt minstens één maal per twee jaar samen en wordt samengesteld door afgevaardigden verkozen door de afdelingen volgens de modaliteiten vastgelegd door het Nationaal Comité. Het Nationaal Comité kan tussen twee Nationale Congressen in Nationale Conferenties organiseren om met het lidmaatschap een bepaald aspect uit de politieke situatie of uit de werking te bediscussiëren. 8. Gedurende de discussieperiode in aanloop naar het Nationaal Congres, brengt het Nationaal Comité een intern discussiebulletin uit met alle bijdragen. Praktische modaliteiten zoals de uiterste data voor het opnemen van teksten en het maximum aantal bladzijden, worden bij het opstarten van de discussie door het Nationaal Comité vastgelegd. 9. Het Nationaal Congres is het hoogste orgaan van LSP/ PSL. Het uittredend Nationaal Comité wordt door de opening van het Nationaal Congres automatisch ontbonden. Dit laatste organiseert zelf zijn werkzaamheden. Het Nationaal Congres verkiest een Nationaal Comité een Controlecommissie en een Financiële Controlecommissie. Op het einde van zijn werkzaamheden wordt het Nationaal Congres bij stemming ontbonden. 10. Het Nationaal Comité kan op ieder ogenblik een Buitengewoon Congres organiseren met dezelfde autoriteit als het statutaire congres. 11. Op aanvraag van 1/3 van de leden van het Nationaal Comité of van ¼ van de afdelingen moet het Nationaal Comité binnen de drie maand na de aanvraag, een Buitengewoon
Congres organiseren. Nationaal Comité 12. Het Nationaal Comité wordt verkozen door het Nationaal Congres via de modaliteiten die op dit Nationaal Congres op basis van de principes van het democratisch centralisme vastgelegd werden. Naast de effectieve leden kunnen ook kandidaat-leden met raadgevende stem opgenomen worden. Tussen twee congressen in heeft het Nationaal Comité de autoriteit van het Nationaal Congres. Het is verantwoordelijk voor de politieke leiding en de ontwikkeling van de organisatie op nationaal vlak. 13. Het Nationaal Comité heeft het recht om bij eenvoudige meerderheid nieuwe leden in het Nationaal Comité te coöpteren. Het aantal is beperkt tot maximum 1/3 van het aantal effectieven. Het Uitvoerend Bureau kan kameraden op het Nationaal Comité uitnodigen indien dit bij het voorstellen van de dagorde door het Nationaal Comité goedgekeurd wordt. 14. Het Nationaal Comité kan, tussen twee Nationale Congressen in, structuren opzetten die kunnen bijdragen tot de werking van LSP/PSL. Deze structuren werken onder de autoriteit van het Nationaal Comité en moeten er verslag uitbrengen. (vandaag zijn er o.a. een redactieraad, vrouwencommissie, jongerencomité, syndicale werkgroepen actief, deze kunnen echter in de toekomst aangevuld of gedeeltelijk vervangen worden door nieuwe structuren). 15. Het Nationaal Comité kiest in zijn schoot een Uitvoerend Bureau. Tussen twee vergaderingen van het Nationaal Comité heeft het Uitvoerend Bureau de autoriteit van het Nationaal Comité. 16. Ieder lid van het Uitvoerend Bureau krijgt een goed omschreven taak van dit orgaan. De Afdeling 17. De basiseenheid van LSP/PSL is de Afdeling, samengesteld uit minstens 3 leden uit dezelfde regio. Ieder lid neemt deel aan de werking van zijn/haar afdeling en voert de beslissingen ervan uit. De Afdeling stuurt het werk van haar leden. Het opzetten van een nieuwe Afdeling, het opdelen van een Afdeling die te groot wordt of het ontbinden van een Afdeling, wordt besloten door de hogere instantie: het Districtsbureau of indien er geen bestaat, het Uitvoerend Bureau. 18. Iedere Afdeling vergadert wekelijks. Ze bepaalt in haar schoot de verantwoordelijkheden. Ze voert de beslissingen van de hogere instanties uit en ontwikkelt in haar interventiegebied een politiek activiteit. Wanneer 1/3 van de leden erom vraagt moet de Afdelingsvoorzitter binnen de 14 dagen een Afdelingsvergadering bijeenroepen. 19. Is lid: iedereen die de doelstellingen, de basisprincipes en de statuten van LSP/PSL aanvaardt, afdrachten betaalt en werkt onder de leiding van de officiële instanties. 20. De aansluiting van gebeurt via de Afdeling. Iedere nieuwe aansluiting wordt bekrachtigd door het Bureau van het District of bij ontbreken daarvan door het Uitvoerend Bureau. 21. Ieder lid betaalt maandelijks een ledenbijdrage. Het Nationaal Congres bepaalt een gemiddeld maandelijks streefdoel afhankelijk van het inkomen. Op basis van dit streefdoel zal de plaatselijke penningmeester regelmatig een discussie voeren met de leden over hun persoonlijke toestand om een concreet bedrag af te spreken. LSP/PSL komt haar financiële plichten na tegenover het CWI volgens de beslissingen van de instanties
Een partij om de maatschappij te veranderen
43
van het CWI. Het District 22. Het Nationaal Comité kan beslissen om op geografische basis een groep Afdelingen te groeperen. Het Districtscongres wordt samengeroepen door het Districtscomité en komt minstens eenmaal per twee jaar samen. Op het Districtscongres wordt het Districtscomité gekozen op basis van een politieke discussie over perspectieven en doelstellingen. Het Districtscomité kan een Districtsbureau verkiezen die tussen twee vergaderingen van het Districtscomité de autoriteit van het Districtscomité heeft. Het Districtscomité en Districtsbureau werken volgens de krachtlijnen die door de nationaal verkozen structuren worden uitgewerkt. De Controlecommissie 23. Het Nationaal Congres kiest een Controlecommissie bestaande uit 3 leden die geen deel uitmaken van het Nationaal Comité. De Controlecommissie moet alle ernstige klachten en vermoedens onderzoeken, en op basis van dit onderzoek, advies verlenen aan het Nationaal Comité of het Nationaal Congres. De Controlecommissie neemt geen beslissing en informeert het Nationaal Comité over al haar werkzaamheden. Werkingsprincipes 24. De interne werking van LSP/PSL wordt op nationaal, regionaal en lokaal vlak bepaald door de principes en de praktijk van het democratisch centralisme. Dit betekent een zo groot mogelijke democratie bij interne discussies over het bepalen van politieke standpunten, en de meest strikte discipline in de uitvoering ervan, zodra deze standpunten zijn vastgelegd. Het houdt volgende procedure in: a) Het verkiezen van alle leidende instanties door relevante vergaderingen en congressen, met periodieke statutaire herverkiezingen en de mogelijkheid om op elk ogenblik de instanties af te zetten door de vergaderingen die ze verkozen hebben. Deze instanties moeten periodieke verslagen uitbrengen bij diegenen die hen afvaardigden. b) Het verbod van een bindend mandaat. c) Het strikt dwingende karakter van de beslissingen van de hogere voor de lagere instanties, het onmiddellijk uitvoeren van de beslissingen, maar met het recht van beroep bij de hogere instanties, zonder dat dit beroep het vertragen van de uitvoering rechtvaardigt. d) Het nemen van beslissingen door iedere instantie bij gewone meerderheid voor zover het quorum (de helft + 1) bereikt werd. e) Zolang voldaan wordt aan de voorwaarden van lidmaatschap, heeft ieder lid het recht om binnen de structuren van LSP/PSL afwijkende meningen kenbaar te maken, zowel mondeling als via geschreven teksten. Dit houdt ook het recht in gebruik te maken van het Intern Bulletin. Tendensen en fracties kunnen, op hun vraag, erkend worden door het Nationaal Comité. Hiermee mag niet lichtzinnig omgesprongen worden. Dit kan enkel op basis van een geschreven platform, rond belangrijke meningsverschillen en na een periode van mondelinge en schriftelijke discussie om de meningsverschillen te verduidelijken. f) Van de minderheid wordt verwacht dat ze gedisciplineerd de meerderheidsbeslissingen uitvoert, gekoppeld aan haar
44
onvervreemdbaar recht om zich als groep op te stellen, zich in een tendens en zelfs een fractie te organiseren op basis van een geschreven platform, en over democratische rechten te beschikken zoals: - het voorstellen van haar standpunten aan de gehele organisatie in een Intern Bulletin gedurende de discussieperiode binnen de organisatie - de mogelijkheid om op nationaal vlak tussen te komen in de discussies ter voorbereiding van het Nationaal Congres na voorafgaande raadpleging van het Nationaal Comité - in het Nationaal Comité vertegenwoordigd te zijn voor wat tendensen en fracties betreft. g) Het recht voor alle leden die moeten antwoorden op een disciplinaire sanctie om op voorhand op de hoogte gesteld te worden van alle beschuldigingen tegen hen en om zich hiertegen te kunnen verdedigen. h) Een zo volledig mogelijke informatie over de ontwikkelingen en activiteiten van de Internationale i) Geen enkele vrijgestelde noch enig lid dat een publiek mandaat uitoefent, mag meer verdienen dan het gemiddelde loon van een geschoolde arbeider. De organisatie beslist over de aanwending van alle vergoedingen voortvloeiend uit het mandaat. Sancties 25. Ieder lid dat sinds drie maand niet meer voldoet aan de minimale voorwaarden (actief zijn, financieel steunen) mag niet deelnemen aan de stemmingen. Na 6 maanden kan hij/ zij door zijn/haar Afdeling geschrapt worden. Ieder lid dat weigert om het democratisch centralisme toe te passen of die de organisatie in gevaar brengt kan door zijn/haar Afdeling om disciplinaire redenen uitgesloten worden. De beslissing tot uitsluiting moet geratificeerd worden door een hogere instantie: het Districtsbureau of, bij gebrek eraan, het Uitvoerend Bureau. Ieder lid dat om disciplinaire redenen uitgesloten werd heeft het recht op beroep voor het Nationaal Congres. 26. Van iedere vergadering van een statutaire instantie moet een geschreven verslag van de genomen beslissingen ter inzage bijgehouden worden voor de leden van de vergadering, van alle hogere instanties die het recht hebben dit hogere orgaan af te zetten. 27. De penningmeesters van de Afdelingen moeten iedere maand een geschreven verslag uitbrengen. Het Nationaal Comité brengt een financieel verslag uit aan het Nationaal Congres. 28. De statuten kunnen met een gewone meerderheid op het Nationaal Congres gewijzigd worden. 29. Voor alles waarin de nationale statuten niet voorzien gelden de statuten van het CWI.
STATUTEN VAN HET COMITTEE FOR INTERNATIONAL
A
WORKERS’
(gestemd op het Wereldcongres van november 1993)
1. Het Comittee for a Workers’ International (CWI) baseert zich op de ideeën van Marx, Engels, Lenin en Trotsky; op de belangrijkste beslissingen van de vier eerste congressen van de Communistische Internationale; op het stichtingscongres van de Vierde Internationale; en op de documenten van de
Een partij om de maatschappij te veranderen
Marxistische beweging sinds 1938. 2. Het CWI beschouwt zichzelf als het embryo van de toekomstige Vierde Internationale en bestaat uit nationale secties die er naar streven om in hun respectievelijke landen massale revolutionaire arbeiderspartijen uit te bouwen. Het steunt op ieder niveau op de tradities van het democratisch centralisme. Lidmaatschap 3. Het CWI bestaat uit revolutionaire militanten die lid zijn van een eengemaakte organisatie. De leden zijn georganiseerd in secties van het CWI die in de verschillende natiestaten actief zijn. 4. ledere nationale sectie steunt op het platform en de structuren zoals bepaald en vastgelegd door de wereldcongressen van het CWI. 5. Daar waar geen nationale sectie bestaat kunnen individuen aansluiten bij het CWI en werken onder de leiding van het IS. 6. Individuele leden van het CWI moeten er naar streven groepen uit te bouwen die als nationale sectie bij het CWI kunnen aansluiten. 7. Nationale organisaties zijn in principe volwaardige secties van het CWI. Wanneer groepen zich echter nog aan het vormen zijn of nog in discussie zijn met het CWI, kunnen die verzoeken om als sympathiserende sectie erkend te warden. Wereldcongressen 8. Het IEC is gemachtigd om alle beslissing te nemen m.b.t. affiliatie, met recht op beroep bij het wereldcongres. 9. Minstens eenmaal om de drie jaar moet een wereldcongres georganiseerd worden. Het wereldcongres is de hoogste autoriteit binnen het CWI en haar politieke documenten en resoluties, evenals haar organisatorische beslissingen en richtlijnen zijn bindend voor iedere nationale sectie. 10. Volwaardige secties zijn op congressen en conferenties vertegenwoordigd op een basis die voor iedere gelegenheid door het IEC bepaald wordt, rekening houdend met de respectievelijke grootte, invloed en belang van iedere sectie. Het aantal afgevaardigden per sectie zal nooit meer bedragen dan vijf. 11. Sympathiserende secties sturen afgevaardigden met adviesrecht: zij hebben spreekrecht maar kunnen enkel een raadgevende stem uitbrengen. 12. Alleen afgevaardigden die aanwezig zijn op het congres kunnen stemmen op basis van een stem per afgevaardigde. Dit geldt voor iedere sectie behalve onder volgende omstandigheden: i). Secties die door specifieke omstandigheden niet in staat zijn om hun voltallige afvaardiging waarop ze recht hebben naar het wereldcongres te sturen kunnen volmachten verleend worden tot het totale aantal van de afvaardiging waarop ze recht hebben. Zulke volmachten moeten gegeven worden aan de afgevaardigde(n) die het congres bijwonen. Zo’n volmacht moet specifiek toegekend worden aan een afgevaardigde aangeduid door hetzelfde orgaan van de sectie als datgene dat de afgevaardigden verkiest. ii). Over het toestaan van een dergelijk systeem van stemming bij volmacht, en de voorwaarden onder dewelke het zal aanvaard worden, wordt beslist door het IEC. De secties die van een dergelijke procedure gebruik maken, moeten dit bij de aanvang van het wereldcongres melden aan het Mandatencomité dat dit dan in zijn verslag aan de eerste sessie van het congres zal voorstellen.
13. Afgevaardigden van de nationale secties worden verkozen, ofwel op een relevante vergadering van het CC, ofwel op een nationaal congres. 14. Een sectie kan maar volwaardige afgevaardigden naar een wereldcongres sturen wanneer ze niet meer dan drie maand achterstaat met haar internationale afdrachten, tenzij het I EC hier anders over beslist. 15. Indien niet verkozen als stemgerechtigde afgevaardigden kunnen leden van het IEC, van de ICC evenals de auditeuren (van de kascontrole), het congres bijwonen als raadgevende afgevaardigden. Ze hebben volledig spreekrecht. Leden van het IEC hebben een raadgevende stem. 16. Aan geen enkele afgevaardigde van het wereldcongres kan een bindend mandaat opgelegd worden. Het IEC kiest een Mandatencommissie voor het congres. Dit moet bestaan uit drie leden en moet bij het begin van de eerste sessie van het congres een volledig verslag ter stemming voorleggen. 17. Het congres verkiest een presidium dat haar werkzaamheden waarneemt. 18. Over alle kwesties wordt beslist bij gewone meerderheid van de stemgerechtigde afgevaardigden. 19. Bezoekers van nationale secties, of van landen waar geen secties bestaan, kunnen het congres bijwonen na voorafgaande toestemming van het IEC of het IS. 20. Het IEC kan een buitengewoon wereldcongres organiseren. Dit moet wanneer een derde van de volwaardige secties aangesloten bij het CWI dit vraagt. Internationaal Uitvoerend Bureau 21. Op ieder wereldcongres wordt een Internationaal Uitvoerend Bureau (IEC) verkozen. Het wordt samengesteld uit leidende leden van de natio¬nale secties en/of vrijgestelden van het CWI. Het lidmaatschap van het IEC zal bestaan uit volwaardige leden en kandidaat-leden, die Iaatste met raadgevende stem. 22. Het IEC komt minstens 2 keer per jaar samen om de perspectieven over belangrijke internationale ontwikkelingen en processen te bediscussiëren, en om het werk van iedere natio¬nale sectie te bespreken en te leiden. 23. Tussen twee wereldcongressen is het IEC de hoogste autoriteit van het CWI. Het is verplicht de documenten en de resoluties ter presentatie aan het wereldcongres voor te bereiden. Via het IS is het ook verantwoordelijk voor het regelmatig uitbrengen van een bulletin. 24. Het IEC heeft het recht bij eenvoudige meerderheid van de stemmen van de volwaardige leden van het IEC bijkomende leden te coöpteren. 25. Het IS kan een buitengewone vergadering van het IEC organiseren en dit moet gebeuren op vraag van een derde van de volwaardige IEC leden. Internationaal Secretariaat 26. Het IEC verkiest een Internationaal Secretariaat (IS) verantwoordelijk voor de dagelijkse running van de organisatie. Tussen twee IEC-meetings is het IS gemachtigd om in naam van het IEC alle noodzakelijke beslissingen te nemen. Het IS wijst aan zijn leden verantwoordelijkheden toe en legt die ter goedkeuring voor aan het IEC. Het IS legt aan iedere vergadering van het IEC een volledig verslag van zijn werking voor.
Een partij om de maatschappij te veranderen
45
27. Het IS duidt alle relevante subcomités aan die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de werking. Dit is onderworpen aan de goedkeuring van het IEC. 28. Het IS is verantwoordelijk voor het aanduiden van de vrijgestelden van het CWI. Dit is onderworpen aan de goedkeuring van het IEC. Democratische rechten en discipline 29. De meerderheidsbeslissingen van de Internationale zijn bindend voor alle leden/secties. Terwijl ze meewerken aan de uitvoering van de beslissingen van de meerderheid, hebben alle minderheden het recht om uiting te geven aan afwijkende meningen binnen de Internationale. Leden van secties, en nationale secties, hebben het recht om, met goed¬keuring van het IS/IEC, overal in het CWI gelijk welk materiaal met deze meningen te circuleren. 30. Alle secties/leden hebben recht op beroep bij hogere instanties tegen elke beslissing waarmee ze niet akkoord gaan. 31. De leden hebben het recht om fracties te vormen rond specifieke onderwerpen en ideeën waarover meningsverschillen bestaan, nadat ze alle mogelijke procedures voor de discussie uitgeput hebben. 32. Het Wereldcongres bakent voor iedere discussie de limieten af. Voorafgaand aan het bijeenroepen van het wereldcongres is het IEC verantwoordelijk voor het bepalen van de limieten van en de manier waarop de discussie zal gevoerd worden. 33. leder lid dat blootstaat aan disciplinaire acties heeft het recht op beroep bij het eerstvolgende hoger orgaan in de sectie waarvan het lid is, het IS, het IEC en het wereldcongres; ondertussen blijft de sanctie gelden. 34. AIIe officiëlen van de Internationale en de leden van de comités kun¬nen afgezet worden door de instanties die hen verkozen hebben. Internationale controlecommissie 35. Op leder wereldcongres wordt een Internationale Controle Commis¬sie gekozen. Het bevat noch IEC-le¬den, noch vrijgestelden die werken voor het CWI. De ICC moet samenge¬steld worden uit een groep kamera¬den zodat ze kan functioneren in de verschillende delen van de wereld. De leden verkiezen een voorzitter. 36. Uit deze groep duidt de ICC-voorzitter in samenspraak met het IS minstens drie leden aan voor het opzetten van om het even welk onderzoek. De samenstelling van de commissie die door de ICC-voorzitter en het IS uit de groep aangeduid werd moet bij eenvoudige meerderheid goedgekeurd worden door alle leden van de ICC. Deze goedkeuring zal bekomen worden op basis van con¬sultatie van de ICC-Ieden door de ICC-voorzitter en het IS. 37. De taak van de ICC bestaat uit: - Het onderzoeken van alle klachten of speciale bevragingen die door het IS of het IEC naar haar verwezen werden, en het uitbrengen van een verslag aan het IEC van de resultaten van haar onderzoek en bevraging. - Het onderzoeken van klachten van individuen, onderdelen van nationale secties en/of nationale secties tegen disciplinaire maatregelen die tegen hen genomen werden door hogere organen; en haar voorstellen hierover voor de uiteindelijke beslissing aan het IS, het IEC en het wereldcongres voorleggen.
46
Internationale conferenties 38. In de periode tussen twee wereldcongressen kan het IEC internatio¬nale conferenties organiseren om de discussie over belangrijke kwesties overal in de internationale organisatie op te starten en te ontwikkelen. 39. Het IEC, of het IS in samenspraak met het (EC, kan andere internationale vergaderingen/gebeurtenissen organiseren rond vorming en politieke discussie. Indien het IS/IEC dit nodig acht kunnen ook andere solidariteitsactiviteiten en campagnes opge¬zet worden. Financiën 40. Iedere nationale sectie moet aan het center op driemaandelijkse basis een bijdrage betalen. Het niveau van de bijdrage wordt bepaald door een Wereldcongres, Internationale Conferenties of het IEC. 41. Waar nodig kan het bedrag dat door een sectie moet betaald worden vastgelegd worden na raadpleging tussen het IS en de nationale leidingen, waarbij rekening gehouden wordt met de relatieve levensstandaard en andere relevante overwe¬gingen. Dit moet gerapporteerd worden aan het IEC dat dit moet goed¬keuren. 42. Het IS/IEC kan ook bijkomende heffingen opleggen. Bij beslissing van het IEC kunnen bijdragen en heffingen afgevoerd worden. 43. Op iedere vergadering van het IEC en het wereldcongres wordt een volledig financieel verslag gegeven. 44. leder wereldcongres duidt drie auditeuren aan die noch IEC-lid, noch vrijgestelde van het CWI mogen zijn, om regelmatig toezicht te houden over de financiën van het CWI. De auditeuren moeten lid zijn van verschillende nationale secties. De auditeurs brengen ieder jaar een verslag uit aan het IEC en aan ieder wereldcongres. Algemeen 45. Het IEC kan de toestemming ge¬ven voor het oprichten van gelijk wel¬ke raadgevende regionale structuur die noodzakelijk is voor de organisa¬tie van de activiteiten van de Interna¬tionale. 46. In geval van nood heeft het IEC de macht om deze statuten te amen¬deren met 2/3 van de stemmen van de volwaardige IEC-leden en met goedkeuring van het eerstkomende wereldcongres. 47. Deze statuten treden in werking op 1 december 1993 en kunnen bij een¬voudige meerderheid van de afge¬vaardigden op een komend wereld¬congres gewijzigd worden.
Een partij om de maatschappij te veranderen
Neem een abonnement op De Linkse Socialist Het blad De Linkse Socialist biedt iedere maand een reeks artikels, verslagen en analyses vanuit de arbeidersbeweging en jongerenstrijd. De traditionele media kiest duidelijk kant tegen de arbeiders en hun gezinnen. Vakbondsmilitanten die het brugpensioen willen beschermen, zouden “conservatief” zijn. Als ze dan nog eens in staking gaan, “gijzelen” ze de hardwerkende Vlamingen. Geen enkel traditioneel media-orgaan laat de arbeiders en jongeren zelf aan het woord. Daarom is een maandblad als De Linkse Socialist belangrijk. Wij laten u wel aan het woord en willen tevens iedere maand een reeks argumenten aanbieden waarmee we kunnen ingaan tegen de heersende neoliberale logica die de verantwoordelijkheid van de problemen bij de slachtoffers ervan legt. Om een dergelijk maandblad te kunnen uitgeven, vragen we ook uw steun. Neem een abonnement om iedere maand een gezonde portie linkse socialistische opvattingen te kunnen lezen. Je kan de werking van ons maandblad bovendien versterken door een steunabonnement te nemen. Een gewoon abonnement kost 20 euro voor 12 nummers, of een doorlopende opdracht van minstens 2 euro per maand. We vragen je echter om zeker een steunabonnement te overwegen aan bijvoorbeeld 30 of 50 euro. Stort op rekeningnummer 001-390759627 van ‘Socialist Press’ met vermelding “abonnement”.
Sluit aan bij LSP-PSL Terugsturen naar PB 131 Molenbeek Sainctelette, Leopold II Laan 44-46, 1080 Molenbeek Naam:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Adres:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tel / E-mail: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ik wil lid worden van LSP/PSL Ik wil meer informatie Ik wil uitgenodigd worden op activiteiten Ik neem een abonnement op De Linkse Socialist (20 euro) Ik neem een steunabonnement: 30€ Rek. nr.: 001-3907596-27 van Socialist Press
Steun LSP: stort op 001-2260393-78 Een partij om de maatschappij te veranderen
47
LSP/PSL
Een partij om de maat-
te veranderen