Een onderzoek naar de knelpunten en behoeften zoals deze ervaren worden door mensen met een WAO-uitkering in de provincie Flevoland.
Arcon, Januari
Leo Verkaik
2000
EEN ANDERE WERELD
© Arcon
Belangenbehartigers, Hengelo, januari 2000
Auteur L. Verkaik
Dit rapport is te bestellen bij: Arcon belangenbehartigers Kievitstraat 15 7557 AP Hengelo tel.: 074 2426520 fax: 074-2507978 E-mail:
[email protected] Website : www.arcon.nl
2
EEN ANDERE WERELD
Een onderzoek naar de knelpunten en behoeften zoals deze ervaren worden door mensen met een WAO-‐uitkering in de provincie Flevoland. Kievitstraat 15
2000 7557 AP Hengelo Tel. 074 2426520
Januari Leo Verkaik
3
4
“Sociale contacten vallen weg. Mensen laten je vallen. Het lijkt wel of je bij een andere wereld gaat horen.”
Deze uitspraak komt uit één van de focusgroepbijeenkomsten, gehouden in oktober en november 1999 in de provincie Flevoland. Er spreekt heel duidelijk uit hoe groot de omwenteling in iemands leven kan zijn wanneer hij of zij afhankelijk wordt van een WAO-‐uitkering. De gevolgen beperken zich niet tot de werk-‐ en inkomenssituatie, maar reiken verder. Dit onderzoek wil een helder beeld geven van de problematiek zoals deze door de mensen zelf ervaren wordt.
5
6
VOORWOORD
De ZorgGebruikersBundeling Flevoland behartigt de belangen van zorggebruikers en hun organisaties op het gebied van zorg, wonen, vervoer, arbeid en recreatie. Zij wil de invloed van zorggebruikers versterken in het krachtenveld tussen aanbieders van zorg, financiers van zorg, overheden en zorggebruikers. De ZGB bestaat uit ruim 60 deelnemende organisaties die zich gebundeld en verenigd hebben in de doel-‐ groepgerichte ZGB-‐sectoren: mensen met een handicap, cliënten GGZ en hun ver-‐ wanten, algemene patiënten en consumenten in de zorg, mensen met een verstan-‐ delijke handicap en cliënten ouderenzorg. De ZGB is op vele manieren geworteld in de Flevolandse samenleving. Daardoor be-‐ reiken ons van burgers, maar ook van verschillende organisaties signalen over de ernst van de problematiek bij mensen met een WAO-‐uitkering. Deze signalen zijn zo sterk dat de vraag zich voordoet of de ZGB voor deze groep een aanbod dient te ontwikkelen. Er is namelijk veel overlap tussen de doelgroepen van de ZGB en WAO-‐ers, want zij zijn vaak ook zorggebruikers. Als eerste stap op weg naar moge-‐ lijk nieuwe initiatieven vinden wij het noodzakelijk zo direct mogelijk, dus door mensen uit de doelgroep zelf, geïnformeerd te worden over de vragen en knelpun-‐ ten. Aan Arcon is de opdracht gegeven hiernaar onderzoek te doen. Arcon is de Overijsselse belangenorganisatie voor mensen met een handicap, chronisch zieken en arbeidsongeschikten. Op deze plaats willen we een welgemeend woord van dank uitspreken aan de res-‐ pondenten voor hun zeer actieve deelname aan de focusgroep gesprekken en hun waardevolle inbreng. Verder willen we Daisy Naarding en Cor Berg van de ZGB be-‐ danken voor de administratieve ondersteuning en Eddy Wezenberg van Arcon voor de waardevolle adviezen gedurende het hele onderzoekstraject. Lelystad, januari 2000
7
8
INHOUD Voorwoord Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet 1.1 Probleemformulering 1.2 Methode 1.3 Opbouw rapport Hoofdstuk 2: Resultaat 2.1 Knelpunten 2.1.1 Uitvoering: keuring 2.1.2 Uitvoering: reïntegratie 2.1.3 Uitvoering: overig 2.1.4 Inkomen 2.1.5 Psychosociale situatie 2.1.6 Interpretatie 2.2 Hulpvraag 2.2.1 Benaderde instanties + resultaat 2.2.2 Interpretatie 2.3 Naar een beter aanbod 2.3.1 Gewenste situatie 2.3.2 Tips 2.3.3 Interpretatie Hoofdstuk 3: Conclusies en aanbevelingen Bijlagen 1 Uitspraken van respondenten 2 Organisaties ZGB 3 Literatuurlijst 41 4 Afkortingen
5
9
9 9 11
13
14 14 15 16 17 18 18
19 19 22
23 23 24 24
25
29 39
43
9
10
HOOFDSTUK 1: ONDERZOEKSOPZET
1.1 PROBLEEMFORMULERING De ZorgGebruikersBundeling Flevoland bestaat uit 60 deelnemende organisaties1. Vanuit deze organisaties worden vele signalen ontvangen. Op basis van die signalen en op basis van relevante ontwikkelingen in de maatschappij wordt het ZGB-‐aanbod ontwikkeld. In de afgelopen periode is het steeds duidelijker geworden dat mensen met een WAO2-‐uitkering met diverse problemen te maken hebben. De signalen wa-‐ ren echter te incidenteel of te algemeen gedefinieerd om alleen aan de hand hiervan te kunnen besluiten of er mogelijk een nieuw aanbod ontwikkeld moest worden. De ZGB heeft daarom besloten onderzoek te doen naar: de knelpunten en behoeften zoals deze ervaren worden door mensen met een WAO-‐uitkering in de provincie Flevoland De onderzoeksmethode die hiervoor het meest passend geacht wordt, is de focus-‐ groepenmethode, omdat mensen uit de doelgroep zelf aan het woord moeten ko-‐ men, op een wijze waarbij een gemeenschappelijke probleemdefiniëring plaats-‐ vindt. Ter voorbereiding op dit onderzoek is informatie ingewonnen bij de ZGB, het Ver-‐ wey-‐Jonker instituut, de SBGN, Start/Kans, de SOGA, Stichting arme kant van Zee-‐ wolde, de ANGO, Stichting Onderdak en verschillende spreekuurhouders WAO. Ver-‐ der is kennisgenomen van de nota’s ‘Onderweg naar….werk?’, ‘Reïntegratie in Flevo-‐ land’ en ‘Hengelose WAO-‐ers aan het woord over hun leefsituatie’3. Doel van dit kleine vooronderzoek was goed voorbereid aan de focusgroepgesprekken te kun-‐ nen beginnen. Er was zo een helder beeld van de verschillende instellingen en pro-‐ cedures die een rol spelen bij de WAO en er was een globaal inzicht in problematiek die een rol zou kunnen spelen bij mensen met een WAO-‐uitkering. Met deze voor-‐ kennis was het beter mogelijk de focusgroepgesprekken te leiden. 1.2 METHODE De kern van de methode ‘Focus Groepen’4 is, dat in een gestructureerde discussie tussen meerdere respondenten een bepaald vraagstuk of onderwerp van zoveel mogelijk kanten belicht wordt. Na een aantal herhalingen in andere groepen res-‐ pondenten komen er geen nieuwe gezichtspunten meer naar voren, en is duidelijk welke de meest belangrijke zijn. Al naar gelang de eisen van het onderzoek zijn varianten mogelijk. Men kan variëren in het aantal respondenten, het aantal sessies en in de mate van structuur in de dis-‐ cussie. Het aantal respondenten is vooral afhankelijk van de hoeveelheid informatie 1
Zie bijlage 2 voor een volledig overzicht. Zie bijlage 4 voor afkortingenlijst. 3 Zie bijlage 3 voor de literatuurlijst. 4 Zie ook: “De vraag stellen = Het antwoord geven”, E.J. Wezenberg, 1998. 2
11
die je per persoon mag verwachten; meestal ligt het aantal tussen de zes en tien. Het aantal sessies wordt bepaald door de diversiteit in informatie. Komt er geen wezen-‐ lijk nieuwe informatie meer, dan heb je voldoende sessies gehouden; meestal is dat drie tot vijf keer. De structuur van de discussie wordt vooral bepaald door wat er reeds aan informatie beschikbaar is. Hoe minder je van een onderwerp weet, hoe minder gestructureerd je vragenlijst is. Dit zijn grove vingerwijzingen; meer uitge-‐ breide informatie is bijvoorbeeld te vinden in The Focus Group Guidebook van Mor-‐ gan5. Natuurlijk levert een groepsdiscussie tijdsbesparing. Maar een belangrijker voor-‐ deel boven het houden van afzonderlijke interviews is dat de respondenten elkaar kunnen aanvullen, van elkaar leren en bovendien elkaar als het ware dwingen zo objectief mogelijk te zijn. Men gaat op zoek naar het gemeenschappelijke en blijft niet steken in eigen ervaringen. Het is dan niet de onderzoeker die in analyse van subjectieve standpunten bepaalt wat de intersubjectieve informatie is, maar het groepsproces. Met andere woorden: de respondenten geven zelf aan wat belangrijk-‐ ste gemeenschappelijke onderwerpen zijn. De werving van respondenten voor dit onderzoek heeft plaatsgevonden middels de plaatsing van een persbericht in verschillende huis-‐aan-‐huis bladen. In week 40 hebben advertenties gestaan in de Noordoostpolder, het Groene Weekblad en de Flevopost. In totaal hebben hierop 27 mensen gereageerd. Hen is telefonisch nadere informatie verstrekt over het doel van het onderzoek en zij zijn schriftelijk voor één van de bij-‐ eenkomsten uitgenodigd. Daags voor de bijeenkomst is nogmaals kort telefonisch contact geweest. Van de 27 mensen die gereageerd hebben, hebben er 26 ook daadwerkelijk deelgenomen aan de focusgroepgesprekken. Het werven van respondenten via een advertentie geeft een bepaalde voorselectie. Vooral mensen die hun ervaringen willen delen, een verhaal te vertellen hebben, zullen reageren. We hebben in de focusgroep gesprekken gemerkt dat dit inderdaad het geval was. Alle respondenten hebben zeer actief deelgenomen en hebben een grote eigen inbreng gehad. Wij zijn nadrukkelijk op zoek geweest naar mensen uit de achterban in plaats van vertegenwoordigers van die achterban. We wilden, zon-‐ der dat er ‘vertalende’ tussenpersonen aan te pas kwamen, van mensen uit de doel-‐ groep zelf horen wat voor hen belangrijk is. De deelnemers waren afkomstig uit Al-‐ mere, Biddinghuizen, Dronten, Emmeloord, Ketelhaven, Kuinre (Overijssel), Lely-‐ stad, Swifterband, Urk en Zeewolde. Er mag gesproken worden van een goede spreiding van de respondenten over de provincie. De drie focusgroep bijeenkom-‐ sten hebben plaatsgehad in oktober en november 1999 in Almere, Emmeloord en Lelystad. Van de drie bijeenkomsten zijn opnames gemaakt. Deze opnames zijn gebruikt voor de verwerking van de gegevens en voor de analyse. Van de eerste bijeenkomst is bovendien een volledig transcript gemaakt. De uitspraken6 zoals deze in de bijeen-‐ komsten zijn gedaan, zijn na een analyse van de gesprekken gecategoriseerd, en verwerkt in hoofdstuk 2. Dubbele uitspraken zijn buiten beschouwing gelaten. Niet de frequentie van uitspraken is bepalend voor de duiding van het belang van het 5 6
Zie literatuurlijst. Alle uitspraken die bij de analyse zijn gebruikt, zijn opgenomen in bijlage 1.
12
probleem. Het gaat meer om de intensiteit waarmee iets wordt besproken en om de vraag hoe breed het gedragen wordt. De verwerking van de gegevens heeft anoniem plaatsgevonden en de opnames zijn na gebruik gewist. De opmerkingen, door res-‐ pondenten gemaakt, zijn in dit onderzoek bijna letterlijk verwerkt. Alleen de inter-‐ punctie is aangepast, de eh’s en ah’s zijn achterwege gelaten en voor de uitspraak niet ter zake doende bijzinnen zijn soms weggelaten. 1.3 OPBOUW RAPPORT Na de probleemdefiniëring en uitleg van de gebruikte onderzoeksmethode in hoofd-‐ stuk 1, volgt de verwerking van de gegevens in hoofdstuk 2. In dat hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de knelpunten, samengevoegd in een vijftal clusters. Verder komen hier de gestelde hulpvraag, het antwoord daarop en de omschrijving van de gewenste situatie betreffende het hulpaanbod aan de orde. Per paragraaf worden de gegevens geïnterpreteerd en volgt een analyse. In hoofdstuk 3 worden conclusies en aanbevelingen weergegeven. Hoofdstuk 3 is ook, voor de mensen die niet de tijd hebben om het hele rapport te lezen, als afzonderlijke tekst leesbaar.
13
14
HOOFDSTUK 2: RESULTAAT
INLEIDING In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Per para-‐ graaf wordt eerst een aantal markante uitspraken uit de focusgroep gesprekken aangehaald. Vervolgens wordt een analyse gegeven. Paragraaf 2.1 behandelt de knelpunten, zoals mensen met een WAO-‐uitkering deze ervaren. Paragraaf 2.2 gaat in op de hulpvragen die mensen aan personen of instellingen hebben voorgelegd. In paragraaf 2.3. komt de gewenste situatie ten aanzien van het hulpaanbod aan de or-‐ de. Respondenten hebben uitspraken gedaan over verschillende uitvoeringsinstellin-‐ gen. Omdat dit onderzoek niet beoogt de verschillende instellingen te evalueren, maar de knelpunten zoals respondenten deze ervaren in beeld wil brengen, is er in dit onderzoeksrapport voor gekozen uitsluitend de term UVI7, die staat voor uitvoe-‐ ringsinstelling, te hanteren. De vijf UVI’s zijn: GAK, Cadans, ABP/USZO, SFB en GUO. De oorspronkelijke bedrijfsverenigingen zijn uitvoeringsinstellingen geworden, of daarin opgegaan. Zo zijn bijvoorbeeld de BVG en Detam onderdeel geworden van Cadans. Waar gesproken wordt over artsen, is steeds zo duidelijk mogelijk aangegeven of het gaat om Arbo-‐artsen (i.v.m. het eerste ziektejaar), verzekeringsartsen (artsen bij de UVI, die de keuring voor de uitkering verrichten), of reguliere artsen (gezond-‐ heidszorg). Korte uitleg over de procedure vooraf: De Arbodienst van de werkgever begeleidt iemand die ziek is gedurende het eerste jaar van ziek zijn. Na 6 weken wordt door deze dienst een reïntegratieplan opgesteld. Dit gebeurt opnieuw na 13 weken. Doel hiervan is de werknemer weer aan het werk te laten gaan bij de eigen werkgever, al of niet in een andere functie. Gedurende dit jaar wordt het loon doorbetaald via de werkgever, in het kader van de Wulbz. Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan één jaar, volgt een arbeidsongeschiktheidskeuring door een verzeke-‐ ringsarts en een arbeidsdeskundige. De uitslag van deze keuring bepaalt voor welk percentage iemand een WAO-‐uitkering krijgt. Met enige regelmaat vinden herkeu-‐ ringen plaats. Afhankelijk van het arbeidsverleden kan het zijn dat iemand voor het overige percentage recht heeft op een WW-‐uitkering. Zowel de WAO als aanvullen-‐ de WW-‐uitkering worden geregeld door de UVI. De hoogte van een WAO-‐uitkering is afhankelijk van het afkeuringpercentage en van de leeftijd en bedraagt maximaal 70% van het laatstgenoten loon. De hoogte en duur van een WW-‐uitkering zijn af-‐ hankelijk van het arbeidsverleden. Verder is het mogelijk dat iemand in verband met de hoogte van de uitkering (bijvoorbeeld op het moment dat de WW-‐uitkering ten einde loopt) een beroep doet op een aanvullende bijstandsuitkering van de ge-‐ meente. 7
UVI’s dragen onder andere de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van WAO uitkeringen, voor de in veel gevallen voorkomende gedeeltelijke WW uitkeringen, voor de hiermee verband houdende keuringen en voor reïntegratie. 15
2.1 KNELPUNTEN De drie focusgroepbijeenkomsten verschilden van elkaar in die zin, dat de nadruk die door respondenten gelegd werd op een bepaald onderdeel van de problematiek niet in alle gevallen dezelfde was. Oorzaak hiervan is dat de problematiek zo divers is dat in één gesprek van twee uur niet alle onderdelen die ter zake doen even uit-‐ gebreid besproken kunnen worden. Zo is in één van de focusgroepen meer uitge-‐ breid gesproken over de psychosociale gevolgen van het hebben van een WAO-‐ uitkering en heeft in een andere bijeenkomst de reïntegratie wat meer centraal ge-‐ staan. De clustering van problematieken zoals deze hieronder wordt gehanteerd, komt voort uit een analyse van de drie bijeenkomsten. In de analyse zijn alleen die ervaringen en meningen verwerkt die in de bijeenkomsten breed gedeeld werden door de respondenten. Daar waar het opvattingen van enkelingen betreft die niet door anderen werden gedeeld, is dit duidelijk aangegeven. 2.1.1 Uitvoering: keuring • De hele beschikking over mij berust op één rapport wat in 1992 is gemaakt door een arts die zei: ‘hoe gaat het’ en dat was mijn keuring. • Ik heb 38 jaar gewerkt, ben nooit ziek geweest en dan kom je bij een deskundige die je gaat vertellen wat je mankeert. En ik verbaas me erover dat je met 2 minuten weer naar huis wordt gestuurd. • Ze kennen het ziektebeeld onvoldoende, je kunt beter je been breken. • Ik kom als ‘debiel’ uit die vragenlijst. Op het moment dat je dat gebeurt, dan ga je een gat in, maar nazorg is er niet. • Het is mij opgevallen dat de arts die je voor je hebt heel belangrijk is. De een ver-‐ diept zich wel in je psyche en de ander waait het gewoon weg. Respondenten zijn over het algemeen heel goed op de hoogte van hun eigen medi-‐ sche situatie. De UVI-‐arts lijkt in deze kennis niet geïnteresseerd. Respondenten zijn van mening dat er geen rekening wordt gehouden met bestaande medische gege-‐ vens. Het besluit over het afkeuringpercentage wordt alleen genomen op basis van de keuring zelf. Respondenten zijn over het algemeen van mening dat de keuring hun werkelijke situatie niet goed in beeld heeft gebracht. Voor de keuring wordt te weinig tijd uitgetrokken, de arts luistert onvoldoende en vaak wordt, naar de me-‐ ning van de respondenten, het ziektebeeld onjuist ingeschat. Mensen schatten hun eigen mogelijkheden tot reïntegratie anders in dan de UVI-‐arts. Respondenten vinden dat zij niet serieus genomen worden, omdat er te weinig tijd wordt uitgetrokken voor de medische keuring. Je bent ziek, kunt niet meer (volle-‐ dig) werken en al in ‘twee minuten’ weten ze genoeg van je om een zo belangrijk be-‐ sluit over het afkeuringpercentage te kunnen nemen. Een enkeling is van mening dat, afhankelijk van de arts die de keuring doet, er soms wel voldoende tijd is om bijvoorbeeld ook aandacht te besteden aan niet-‐lichamelijke zaken. Maar het gevoel is toch dat de keuring onpersoonlijk is, alleen plaatsvindt aan de hand van een stan-‐ daard vragenlijst en dat er geen werkelijke medische keuring plaatsvindt. Respon-‐ denten herkennen zich niet in de uitslag.
16
Sommige respondenten verwachten meer van de UVI-‐arts. In de moeilijke periode waarin je arbeidsongeschikt wordt, worden ook van deze arts adviezen over de ge-‐ zondheid en toekomstmogelijkheden verwacht. Aan deze verwachtingen voldoet de arts niet. Meer hierover in hoofdstuk 2.2.1. 2.1.2 Uitvoering: reïntegratie • Je hebt voortdurend die dwang: meer meer meer werken, terwijl ik aangeef dat ik echt niet meer kan. • Ik voel me goed genoeg om nog iets te doen, dus ik ben een eigen bedrijf begonnen. Daar zou begeleiding bij komen vanuit de UVI, maar dat stelde niks voor. • Je moet constant overal zelf achteraan, omdat de instanties niet weten hoe het zit. • Ik moet een baan zoeken voor 40 uur in de week. Maar ze gaan uit van de situatie van 25 jaar geleden toen ik in de WAO kwam, maar ik ben wel 25 jaar ouder geworden en dat vergeet men. • Ik deed op arbeidstherapeutische basis eigenlijk alle functies die op de afdeling aanwezig waren en waar ik niet voor geleerd had. Algemeen wordt ervaren dat de druk vanuit de UVI om weer aan het werk te gaan groot is. Maar dat tegelijkertijd de werkelijke steun die daarbij gegeven wordt te gering is. Eigen initiatieven van respondenten worden positief beoordeeld, maar over de haalbaarheid wordt onvoldoende geadviseerd. Door respondenten aangedragen ideeën over het volgen van cursussen ter verbetering van de eigen reïntegratiemogelijkheden kunnen financieel vaak niet worden ondersteund. Mensen betalen het daarom soms zelf. En wanneer er plannen zijn om een eigen bedrijf op te zetten wordt de indruk gewekt dat er veel mogelijkheden zijn ter ondersteuning, maar uiteindelijk blijkt dat niet zo te zijn. Algemeen wordt gevonden dat mensen die werkelijk weer aan het werk willen maar weinig aan de UVI hebben. Respondenten hebben het gevoel overal zelf achteraan te moeten gaan. Er wordt geen echte steun geboden. Plannen die je hebt tot reïntegratie moeten precies binnen de wettelijke kaders vallen, anders is er niets mogelijk. Verder is er bij respondenten veel onduidelijkheid over de vraag waar verantwoordelijkheden liggen. De UVI en de arbeidsvoorziening8 verwijzen naar elkaar en zo lijkt het of ze beide niets hoeven te doen. De behandeling bij de UVI wordt onpersoonlijk gevonden. De arbeidsdeskundige kent de werkelijke situatie waarin respondenten zich bevinden niet. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd hoe het met een bedrijf gaat wat nooit gestart is, of er wordt naar het verloop van een cursus gevraagd waaraan iemand, door een fout van de UVI zelf, nooit heeft kunnen beginnen. Er zijn vaak meningsverschillen tussen respondenten en de UVI. Het gaat dan meestal over het verschil van inzicht in de lichamelijke en psychische mogelijkheden van respondenten tot reïntegratie. Maar ook is een aantal malen naar voren gekomen dat mensen na jaren in de WAO gezeten te hebben heel actief zijn geworden in het vrijwilligerswerk. Zij zijn van mening dat hiermee rekening dient te worden gehouden.
8
De UVI draagt verantwoordelijkheid voor reïntegratie van mensen met een WAO of WAZ uitkering, maar kan daarvoor een commercieel bureau inhuren, dat kan ook de arbeidsvoorziening zijn. 17
De ervaringen die er zijn met reïntegratie bij de oorspronkelijke werkgever zijn over het algemeen negatief. Werkgevers weten niet wat ze met reïntegratie aan moeten. Arbeidsplaatsen worden niet echt aangepast. Er worden geen goede reïntegratieplannen gemaakt en dus gaat het vaak mis en belanden mensen alsnog in de WAO. Solliciteren bij een nieuwe werkgever levert soms de moeilijkheid op dat deze niet weet hoe het met subsidieregelingen zit en soms laat de werkgever duidelijk weten dat ze niet op een WAO-‐er zitten te wachten. 2.1.3 Uitvoering: overig • Waar ik me het meest aan erger zijn die brieven van de UVI waar almaar die dreigementen in staan, dat je uitkering in gevaar komt als je dit of dat niet doet. • Ik ben in 1992 in de WAO gekomen en ik denk dat ik al elf arbeidsdeskundigen versleten heb. • Alles duurt lang: reacties op brieven duren lang, archiefstukken raken zoek, de vervanger kan niets vinden etc. • Ik ben op de universiteit geweest dus ik mag aannemen dat ik een beetje een tekst kan lezen, maar ik moet het vijf keer lezen om te weten wat er staat. • Ik heb een strijd gehad omdat ze mij niet geloofden, ik ben 1,5 jaar bezig geweest met bezwaarschriften. Ik heb er nu een punt achter gezet omdat ik de stress niet meer aankon. Algemeen vinden respondenten dat er zeer veel onduidelijkheden zijn over de pro-‐ cedure. Brochures zijn multi-‐interpretabel, je moet zelf beoordelen wat op jouw si-‐ tuatie van toepassing is en brieven zijn moeilijk te begrijpen. Door deze onduide-‐ lijkheid ontstaat er angst over mogelijke kortingen op de uitkering. Verplichtingen zoals de sollicitatieplicht worden als dreigementen ervaren. Verder wordt gevonden dat procedures erg lang duren, mensen horen vaak een lange periode niets over de voortgang. Er is een slechte administratie, stukken raken zoek, soms bestaan van het zelfde geval meerdere dossiers of vindt er geen afstemming tussen afdelingen plaats. Respondenten hebben het gevoel overal zelf achteraan te moeten. Een enke-‐ ling geeft aan geen problemen te hebben met de UVI, maar algemeen kan gezegd worden dat respondenten geen vertrouwen hebben in de uitvoering. Er is onvol-‐ doende begeleiding en je hebt vaak te maken met wisselende arbeidsdeskundigen. Vanwege dit ontbrekende vertrouwen en van het feit dat onenigheid over bijvoor-‐ beeld het afschattingspercentage of de sollicitatieinspanningen van grote invloed kan zijn op de hoogte van de uitkering, nemen sommige respondenten naar de ge-‐ sprekken een deskundige kennis mee. Onzekerheid over hun situatie ervaren respondenten ook op momenten dat er een herkeuring plaats gaat vinden. De situatie leek na de eerste keuringsuitslag duide-‐ lijk te zijn, maar komt hiermee weer op losse schroeven te staan. Algemeen kan ge-‐ zegd worden dat respondenten in de procedure tegen zeer veel onduidelijkheden oplopen en dat zij hierbij veel meer steun en hulp hadden verwacht. Een klein aantal respondenten is een bezwaar-‐ of beroepsprocedure gestart, maar heeft hiermee niet zijn of haar gelijk kunnen halen. Na een uitspraak vindt door de UVI geen heroverweging plaats, maar wordt ‘automatisch’ in hoger beroep gegaan. Eén respondent geeft aan dat na een uitspraak van de rechter door de UVI iets mar-‐ 18
ginaals aan de beschikking werd veranderd, waarna opnieuw geprocedeerd moest worden. 2.1.4 Inkomen • Ik heb 40 jaar gewerkt. Ik ben in 1992 in de WAO gekomen, het is nu 1999 en ik heb nu een inkomen van 552 gulden in de maand. Dat is mijn grote ergernis. • Eén stapje terug is niet zo erg, maar het worden 2 of 3 stappen terug en dat valt niet mee met een gezin met drie kinderen. Mijn huwelijk is stuk gegaan. • De ruimte die ik had is volledig afgeknibbeld. Volledig. • Op allerlei dingen word je op je bruto inkomen afgerekend. Dat betekent in de praktijk voor mij soms veel, dat betekent dat ik geen huishoudelijke hulp heb ge-‐ nomen omdat ik al zoveel zelf betaalde. • Ik heb een levensverzekering uit laten betalen, ik heb al mijn pensioen afgekocht. Bij buitenstaanders is het beeld dat iemand die in de WAO komt terugvalt naar 70% van het laatstverdiende loon. Maar respondenten geven aan dat dat vaak niet klopt, want het is afhankelijk van veel factoren, zoals: het WAO-‐afschattingspercentage en de leeftijd, de WW-‐rechten en het arbeidsverleden en wanneer de WW ten einde loopt voor de bijstand de vraag of je kostwinner bent en of je partner inkomen heeft. Respondenten hebben over het algemeen een inkomen dat (soms heel veel) lager ligt dan 70% van het laatstverdiende loon. De inkomensval wordt ook steeds groter. Alle ruimte die er financieel was, verdwijnt op den duur. Mensen teren in en moeten gaan lenen of laten levensverzekeringen uitbetalen. Deze inkomensdaling heeft ook gevolgen voor het privé-‐leven. Grotere uitgaven, zoals voor een wasmachine moe-‐ ten worden uitgesteld en geld voor een uitje met de kinderen is er vaak niet. Naast de inkomensdaling is er vaak ook een kostenstijging. De hoge kosten voor ge-‐ nezing worden door de verzekeraar niet altijd vergoed en met kosten die op de ene plek betaald moeten worden, wordt elders geen rekening gehouden. De eigen bij-‐ drage wordt bepaald aan de hand van het bruto-‐inkomen. Soms wordt door de te hoge eigen bijdrage geen gebruik gemaakt van hulp die wel gewenst is. Opgemerkt wordt dat het ook bij de belasting steeds moeilijker wordt de extra kosten af te trekken. 2.1.5 Psychosociale situatie • In de WAO raken is op zich al moeilijk te accepteren. Daarnaast raak je ook nog eens je vrienden, collega’s en familie kwijt. Anderen zijn druk met werken en sporten: dingen die jij niet meer kunt. Je raakt het contact met gewone mensen kwijt.
19
•
•
• •
Je moet al verwerken dat je niet meer kunt werken, wat je 20 jaar hebt gedaan, dus je hebt het dubbel moeilijk. Je eigenwaarde word je afgenomen en dat is eigenlijk waar het om gaat. Misschien hebben wij ook wel last van de beeldvorming over de WAO. Wat je alle-‐ maal nog niet merkt als je in de Ziektewet zit: ach, ben je ziek? En je bent WAO-‐er en je zit in de grote vergaarbak waar niemand iets van begrijpt en daar lijd je als WAO-‐er onder, daar heb je gewoon last van. Er is van alles voor 65+ers e.d., maar er zijn geen activiteiten voor WAO-‐ers. Ik ben getrouwd met een Poolse vrouw. Zij kreeg geen verblijfsvergunning omdat ik in de WAO zat. Ik kreeg geen aanvullende bijstandsuitkering, omdat zij geen verblijfsvergunning heeft. Dan is het cirkeltje rond. Ik kan mijn vrouw niet laten overkomen.
De ervaring die algemeen wordt gedeeld, is dat wanneer je in de WAO terechtkomt je gevoel voor eigenwaarde beschadigd wordt. Respondenten geven aan het al moeilijk te hebben met hun ziektebeeld, maar daarbij komt het verlies van werk en het kwijtraken van het sociale netwerk. Door de ziekte en financiële situatie kun je lang niet meer overal aan meedoen, je raakt je sociale contacten kwijt. Zoals de titel van dit rapport aangeeft: het lijkt wel of je bij een andere wereld gaat horen. Bij en-‐ kele respondenten heeft hun huwelijk onder deze opstapeling van problemen te lij-‐ den. Veel respondenten hebben moeite met de beeldvorming die er bij anderen bestaat over mensen met een WAO-‐uitkering. Vooral mensen met een niet-‐zichtbare handi-‐ cap of ziekte worden door anderen gezien alsof zij niets mankeren en worden erop aangesproken dat zij gewoon aan het werk zouden kunnen gaan. Soms worden mensen ook aangesproken op het moment dat zij een grotere uitgave doen, zoals voor een vakantie, met een opmerking als: “waar doe je dat van?”. Door enkele respondenten wordt het gemis aan specifieke activiteiten voor WAO-‐ ers genoemd. 2.1.6 Interpretatie Aan respondenten is de vraag voorgelegd of zij van mening zijn dat de knelpunten zoals zij deze ervaren voornamelijk te maken hebben met de inhoud van de wet-‐ en regelgeving, of met de uitvoering daarvan. Het antwoord was eensluidend: de knel-‐ punten hebben voornamelijk te maken met de uitvoering van de wet-‐ en regelge-‐ ving. Dat de knelpunten heel divers zijn en als ernstig worden ervaren, is in dit hoofdstuk duidelijk geworden. Problemen hebben niet alleen te maken met de uit-‐ voering van de wet-‐ en regelgeving, maar ook met het inkomen en er zijn psychoso-‐ ciale gevolgen. Respondenten zijn duidelijk in hun opvatting dat de UVI’s niet vol-‐ doende hulp en steun bieden. Mensen ervaren dat problemen zich opstapelen en dat zij alles zelf moeten oplossen. 2.2 HULPVRAAG
20
Respondenten ervaren, zoals we in de vorige paragraaf hebben kunnen zien, in ver-‐ band met het feit dat zij een WAO-‐uitkering ontvangen vele knelpunten. Voor hulp bij de oplossing van deze knelpunten is vaak een beroep gedaan op hulpverlenende instanties. Hieronder wordt weergegeven aan welke instanties een hulpvraag is voorgelegd, wat deze hulpvraag precies was en welke de opvattingen over de kwali-‐ teit van die hulpverlening waren. Nagenoeg alle respondenten hebben hulpvragen bij instellingen neergelegd, maar omdat het een groot aantal instellingen betreft, met een divers aanbod, is het aantal vragen dat bij één instelling is voorgelegd niet in alle gevallen groot genoeg om algemeen geldende conclusies te kunnen trekken. Deze paragraaf is dan ook niet bedoeld als beoordeling van de kwaliteit van bepaal-‐ de instellingen, maar wil inzicht verschaffen in de positie van de hulpvrager. Het gaat om het inzicht in de vraag of mensen met een WAO-‐uitkering bij bestaande in-‐ stellingen voldoende kwalitatief goede hulp kunnen vinden. De indeling van deze paragraaf is als volgt: eerst worden, in clusters van gelijksoor-‐ tige aanbieders, de ervaringen met het hulpaanbod weergegeven. Daarna wordt een analyse gegeven. Als eerste komen de breed gedeelde ervaringen en algemeen gel-‐ dende conclusies aan bod, vervolgens wordt aandacht besteed aan individuele erva-‐ ringen. Ieder sub-‐hoofdstuk begint met een aantal markante uitspraken uit de fo-‐ cusgroep bijeenkomsten.
2.2.1 Benaderde instanties + resultaat Bedrijf: werkgever, Arbo-‐dienst, bedrijfsmaatschappelijk werk • De Arbo-‐arts die mij begeleid heeft, heeft ontzettend veel informatie gegeven en heel veel gedaan. • Op het moment dat je echt op de werkvloer in elkaar stort, tranen met tuiten, dan wordt er iemand wakker. Algemeen kan gezegd worden dat de begeleiding vanuit de werkgever, gedurende de ziekteperiode, als positief werd ervaren. Meerdere respondenten zijn door een Arbo-‐arts goed voorgelicht en een enkeling heeft steun gekregen van een bedrijfs-‐ maatschappelijk werker. Wel wordt door verschillende mensen opgemerkt dat het afhankelijk is welke arts er tegenover je zit en ook dat de werkgever niet altijd tijdig door heeft wat de problemen zijn. Wanneer de WAO in beeld komt en de UVI ver-‐ antwoordelijk wordt valt de steun weg. Mensen ervaren dit als een gemis. Gezondheidszorg: ziekenhuis, huisarts
• •
De begeleiding die ik in het ziekenhuis heb gehad was echt fantastisch. In principe is het voor de chirurg een operatie, klaar. Zo moest ik er ook maar mee omgaan. Twee jaar later ben ik toch voor hulp bij het Integraal Kankercentrum in Amsterdam geweest. Krijg je het niet met een jaar dan krijg je het met vijf jaar, je moet er toch doorheen.
21
Vragen over de eigen gezondheid, aan instellingen in de gezondheidszorg, hebben misschien minder met de WAO-‐problematiek te maken, maar zijn voor betrokkenen wel van groot belang. Voor respondenten vormt de problematiek één geheel. Over het algemeen zijn de ervaringen van respondenten met de hulpverlening door zie-‐ kenhuis en huisarts positief. Dit geldt ook voor verdergaande hulpverlening in het ziekenhuis, waarmee enkelen ervaring hebben, door bijvoorbeeld het maatschappe-‐ lijk werk of een psycholoog. Al wordt in één geval een foute inschatting over pro-‐ blemen rond de verwerking van het ziektebeeld gemaakt. Ook adviezen van de huisarts worden door respondenten op hun waarde geschat. Uitvoeringsinstellingen, sociaal consulenten, arbeidsbureau • Ik ben bij een dokter geweest van de UVI en die gaf ruiterlijk toe dat hij er niet voor mij zat, maar voor de verzekering. • Ik ben bij de sociaal consulent9 van de UVI geweest, daar kon je met je vragen terecht en ook konden ze je verder helpen met je bezwaarschrift, ze heeft me prima geholpen. In de vorige paragraaf is de ontevredenheid van respondenten over de UVI’s al ge-‐ constateerd. Maar ook zagen we dat mensen meer van de UVI verwachten dan al-‐ leen een zakelijke uitvoering van de wetgeving. Er wordt inzicht in en advies over de procedures verwacht. Ook hier zien we dat de tevredenheid over de UVI’s niet groot is. Een positieve uitzondering zijn de sociaal consulenten, die bij één van de UVI’s werkzaam waren. Hoewel sommige respondenten de onafhankelijkheid van deze consulenten in twijfel trokken, was de ervaring die enkele respondenten hier-‐ mee hadden positief. Eén van de respondenten gaf aan dat zij, wanneer zij voldoen-‐ de doorvroeg, bij de UVI de gewenste informatie wel kreeg. Bij een aantal respon-‐ denten heerste onduidelijkheid over de plicht tot inschrijving bij de arbeidsvoorzie-‐ ning, terwijl dit bureau niets voor ze doet. Vakbonden • Hulpverlening van de vakbond: heel positief. Wat ik ook positief vind is dat daar totaal geen kosten aan verbonden zijn. • Een vaste advocaat die alles van je weet, en je wordt volledig op de hoogte gehouden van alles. Een aantal mensen heeft hulp gezocht bij de vakbond. Allen waren hierover zeer te-‐ vreden. Er werd goede uitleg gegeven over de procedure, er werd hulp geboden bij het indienen van bezwaarschriften, er werden adviezen gegeven over hoe iemand zich op moest stellen bij de bedrijfsarts en er werd uitleg gegeven over financiële zaken. De opmerking die dit het best duidelijk maakt is: “Er staat altijd iemand voor je klaar”. Opgemerkt moet worden dat deze hulp alleen voor leden toegankelijk is. Juridische hulpverlening: advocaten, rechtswinkels, sociaal raadslieden 9
Deze functie bestaat intussen niet meer.
22
•
•
Eerst had ik een advocaat via de rechtsbijstandsverzekering, zij heeft mijn rechtszaken gevoerd, maar niet tot mijn tevredenheid. Ik heb haar steeds moeten corrigeren, ze vangen grof geld maar doen er niets voor. Rechtswinkels, sociaal raadslieden en bureaus voor rechtshulp zijn niet bereikbaar door wachtlijsten en korte werktijden.
Verschillende respondenten hebben ervaring met juridische hulpverlening. Maar zij zijn hierover niet tevreden. Algemeen werd de bereikbaarheid van rechtswinkels slecht gevonden. De kwaliteit van juridische hulpverlening werd als onvoldoende ervaren. Bijvoorbeeld bij vragen over het starten van een eigen bedrijf kon er geen hulp worden geboden. Eén respondent gaf aan dat hij, vanwege de ontevredenheid over de kwaliteit, zichzelf met de juridische aspecten is gaan bemoeien. Verder werd opgemerkt dat met deze vorm van hulpverlening kosten gemoeid zijn. Belangenverenigingen: gehandicapten-‐ en patiëntenorganisaties •
•
Patiëntenvereniging: je wordt daar serieus genomen, plus: je komt achter de netwerken. Overigens: een patiëntenvereniging kost wel veel geld. Dan moet je toevallig een keer bij de tandarts zitten en eens een keer een Libelle pakken dan lees je dat er een patiëntenvereniging is.
Algemeen kan geconstateerd worden dat er bij respondenten een grote onbekendheid heerst over het bestaan van belangenorganisaties. Maar enkele respondenten kennen patiëntenverenigingen. Zij zijn tevreden over de zinvolle informatie die zij hiervan ontvangen. De enige algemene belangenorganisatie die bij maar één respondent bekend was is de ANGO. Deze respondent heeft hiervan zulke goede hulp ontvangen dat hij later zelf actief is geworden. Verschillende respondenten merken op dat het lidmaatschap van een organisatie geld kost en dat dat een drempel opwerpt. Hulpverlening: GGD, RIAGG, psycholoog, maatschappelijk werk • Vraag aan de psycholoog: leren accepteren wat er gebeurd is. Eerst word je alleen maar kwaad. Ik ben heel tevreden over deze vorm van hulpverlening, maar het kost me een hoop geld. • Ik heb bij het maatschappelijk werk aangeklopt en gevraagd hoe ik verder moest in verband met het financiële en de geestelijke verzorging. Het einde van het liedje is dat ik die maatschappelijk werker maar zijn ontslag heb gegeven. Want die be-‐ gon alleen maar over mijn vroegere geschiedenis en hoe de zaak werd ervaren en helemaal niet met de zaken waar ik voor kwam. Toen heb ik gezegd, sorry maar ik ga hier niet mee verder. Over deze vormen van hulpverlening hebben respondenten zeer wisselende opvat-‐ tingen. Enkele respondenten zijn naar hun mening door een psycholoog zeer goed geholpen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het verwerken van een trauma of het overwinnen van angsten. Anderen zeggen van hulpverlening door een psycholoog, maar ook van het RIAGG of het maatschappelijk werk dat de concrete vragen waar-‐ mee ze komen niet worden opgepakt, maar dat alles in een te breed perspectief be-‐ sproken wordt: de gezinssituatie en het eigen verleden komen teveel aan de orde. 23
Er zijn door respondenten te weinig ervaringen opgedaan met deze vormen van hulpverlening om de volgende conclusie met zekerheid te kunnen trekken, maar het lijkt alsof deze hulpverleners een bepaalde methodiek hanteren waar niet vanaf ge-‐ weken kan worden wanneer cliënten uitsluitend om hulp bij heel concrete knelpun-‐ ten vragen. Verder merken verschillende respondenten op dat zij de hulp van een psycholoog zelf moesten betalen. Algemeen • De beste hulpverlening is je echtgenote, daar neem ik nog steeds mijn petje voor af • Ik kreeg begeleiding van de UVI, ik kreeg begeleiding van het Arbeidsbureau en ik kreeg begeleiding van de politie. Gelijktijdig van drie kanten. Als algemeen knelpunt werd ervaren dat het niet duidelijk is welke organisaties hulp bieden en op welke terreinen zij dat doen. Het is respondenten onvoldoende bekend hoe zij aan deze informatie kunnen komen. Verder waren respondenten van mening dat het hulpaanbod beter afgestemd moet worden. Adviezen vanuit ver-‐ schillende organisaties kunnen elkaar tegenspreken en respondenten weten dan niet meer waar ze aan toe zijn. Door enkelen werd de slechte bereikbaarheid van hulpverleners genoemd. 2.2.2 Interpretatie • Als je mondig bent geworden, of niet op je bek gevallen bent, of dat je al zo ver bent dat je je hulpvraag goed kunt formuleren en dan je poot stijf houdt, oké dan ben je een eind. Als je dat niet hebt, als je nog zo in een wolk zit dat je nog niet precies weet wat je hulpvraag is, dan kun je zwemmen. • Ik heb wel gemerkt dat ik ging vragen: zijn er bij jullie therapeuten, psychologen die ervaring hebben met… Dat brengt je veel verder dan gewoon te wachten tot zij het weten. De goede voorlichters zijn de mensen die kunnen verwijzen naar de per-‐ soon die ervaring heeft Dat is zo’n beetje ‘t belangrijkste wat er is. Algemeen hebben respondenten ervaren dat ze, toen ze net in de WAO kwamen, hulp nodig hadden. Alles was in het begin nog onduidelijk. Mensen wisten niet pre-‐ cies waarover ze meer informatie nodig hadden, bij wie ze terecht konden en kon-‐ den hun hulpvraag nog niet goed formuleren. Eerder in deze paragraaf is al opge-‐ merkt dat respondenten niet goed op de hoogte zijn van het hulpaanbod. Ook heb-‐ ben we gezien dat de tevredenheid over de kwaliteit van het hulpaanbod niet groot was. Wanneer mensen na een aantal jaren zekerder van hun zaak zijn geworden, sterker staan, is het gemakkelijker om de gewenste hulp te vinden. Een algemene conclusie is dat mensen vooral in de eerste periode nadat zij in de WAO zijn geko-‐ men, steun zouden moeten krijgen bij de hulpvraagverduidelijking en geïnformeerd zouden moeten worden over het hulpaanbod. In de volgende paragraaf wordt ver-‐ der ingegaan op de vraag hoe respondenten kwaliteit van een hulpaanbod defini-‐ eren. 2.3 NAAR EEN BETER AANBOD 24
Respondenten hebben zowel negatieve als positieve ervaringen met instellingen waaraan hulpvragen zijn voorgelegd. Ook hebben zij visie op de voorwaarden waaraan een hulpaanbod zou moeten voldoen. In deze paragraaf wordt deze visie uitgewerkt. Verder wordt een aantal tips opgesomd en volgt een interpretatie. 2.3.1 Gewenste situatie • De situatie die vluchtelingen in Nederland krijgen, waar alles klaar staat. Bij ons is er blijkbaar een manco of ze verwachten dat wij het allemaal al weten. • Iemand die een keer echt naar je verhaal luistert, tijd voor je neemt. Ik heb niet zozeer één vraag, maar een heleboel vragen, omdat het water al aan de lippen staat. • Hulp moet beginnen bij de persoon zelf. Iemand moet goede kennis hebben over regelgeving, welke wegen te bewandelen zijn, moet een soort spin in het web, centrale persoon zijn. Duidelijk is voor respondenten dat een hulpverlener vooral een luisterend oor moet hebben. Dat hulpverlening dient te beginnen met het inzichtelijk maken van de situ-‐ atie waarin de hulpvrager zich bevindt. Men is van mening dat een hulpverlener een soort ‘spin in het web’ moet zijn, waarbij je voor vragen op verschillende terreinen terecht kunt. Zowel vragen over procedures als bijvoorbeeld over het opnieuw op-‐ bouwen van sociale contacten. Vooral voor mensen die net in de WAO terecht zijn gekomen is zo’n centraal punt van belang. Verder wordt aangegeven dat de hulpver-‐ lener goede kennis moet hebben van de wet-‐ en regelgeving, dat de hulpverlening betaalbaar en ook goed bereikbaar moet zijn. 2.3.2 Tips In de focusgroepbijeenkomsten hebben respondenten een aantal malen gewezen op een handelswijze waarmee zij succes geboekt hebben. Deze ‘tips’ willen wij de lezer niet onthouden: • Naar afspraken bij de UVI een deskundige meenemen. • Denk aan de goede tariefgroepindeling voor de belasting wanneer je zowel WW als WAO ontvangt, anders volgt er misschien onverwacht een aanslag. • Bij telefonisch contact met de UVI: niet ophangen voor je met de persoon bent doorverbonden die antwoord op je vraag heeft. • Wanneer je een doorverwijzing hebt naar een psycholoog wordt deze wel vergoed door de ziektekostenverzekeraar. • Vermeldt bij een sollicitatie de subsidiemogelijkheden voor het bedrijf, of: • Laat eerst aan de werkgever zien hoe goed je bent en vertel dan pas dat je in de WAO zit. • Vraag de papieren aan huisarts of specialist en neem deze mee naar een afspraak bij de UVI. 25
•
• •
Vraag een WAO-‐uitkering voor verstandelijk gehandicapte kinderen aan voor hun 18e jaar. Als je in een groep zit (ANGO) sta je sterker. Lotgenotencontact kan heel zinvol zijn.
2.3.3 Interpretatie Hoewel één respondent zegt dat het ‘een beetje krom’ lijkt te zijn weer een nieuwe organisatie in het leven te roepen om de gebreken van al die andere op te lossen, is het in dit hoofdstuk duidelijk geworden dat er behoefte is aan één centraal punt waar mensen met al hun vragen terecht kunnen, waar de hulpvrager centraal staat en waar voldoende kennis aanwezig is om mensen werkelijk verder te helpen.
26
HOOFDSTUK 3: SAMENVATTING EN CONCLUSIES De ZorgGebruikersBundeling Flevoland heeft opdracht gegeven tot het doen van dit onderzoek met als doel een helder beeld te krijgen van de knelpunten en behoeften zoals deze ervaren worden door mensen met een WAO uitkering in de provincie Flevo-‐ land. Het onderzoek is gedaan volgens de focusgroepenmethode. Dit is een methode voor kwalitatief onderzoek, waarbij het niet gaat om aantallen, maar om een be-‐ schrijving van de problematiek. De methode houdt in dat in een gestructureerde discussie tussen respondenten het vraagstuk van zoveel mogelijk kanten belicht wordt. Respondenten geven zelf aan wat belangrijkste gemeenschappelijke onder-‐ werpen zijn. Voor dit onderzoek hebben drie bijeenkomsten plaatsgehad met in to-‐ taal 26 deelnemers uit alle gemeenten in Flevoland. Respondenten zijn geworven met een advertentie in huis-‐aan-‐huis bladen. Met deze wervingsmethode zijn waar-‐ schijnlijk meer knelpunten aan het licht gekomen dan wanneer met een dwarsdoor-‐ snede uit de groep van mensen met een WAO-‐uitkering gewerkt zou zijn. Het was ook nadrukkelijk onze bedoeling om zoveel mogelijk signalen binnen te krijgen. De knelpunten zoals respondenten deze ervaren zijn na een analyse van de bijeenkom-‐ sten samengevoegd in een vijftal clusters. 1 Uitvoering: keuring Respondenten zijn van mening dat de keuring hun werkelijke situatie niet goed in beeld heeft gebracht. Voor de keuring wordt te weinig tijd uitgetrokken, de arts luis-‐ tert onvoldoende en vaak wordt het ziektebeeld onjuist ingeschat. Mensen schatten hun eigen mogelijkheden tot reïntegratie anders in dan de UVI-‐arts. De keuring wordt onpersoonlijk gevonden, omdat deze alleen plaatsvindt aan de hand van een standaard vragenlijst. Respondenten herkennen zich vaak niet in de uitslag. 2 Uitvoering: reïntegratie De druk vanuit de UVI om weer aan het werk te gaan is groot, maar tegelijkertijd is de steun die daarbij gegeven wordt gering. Respondenten hebben het gevoel overal zelf achteraan te moeten gaan. Verder is er bij respondenten veel onduidelijkheid over de vraag waar verantwoordelijkheden liggen: de UVI en het arbeidsbureau verwijzen naar elkaar en doen beide niets. De ervaringen met reïntegratie bij de huidige werkgever zijn over het algemeen negatief. Werkgevers weten niet wat ze met reïntegratie aan moeten. Arbeidsplaatsen worden niet echt aangepast, er worden geen goede reïntegratieplannen gemaakt en dus gaat het vaak mis en belanden mensen alsnog in de WAO. 3 Uitvoering: overig Algemeen kan gezegd worden dat er geen vertrouwen is in de uitvoering van de wet-‐ en regelgeving. Respondenten lopen in de procedure tegen zeer veel onduide-‐ lijkheden op en zij verwachten hierbij veel meer steun en hulp. Vaak hebben zij te maken met wisselende arbeidsdeskundigen. Door deze onduidelijkheden ontstaat er angst over mogelijke kortingen op de uitkering. Verplichtingen zoals de sollicita-‐ tieplicht worden als dreigementen ervaren. Verder duren procedures erg lang en horen mensen vaak een lange periode niets over de voortgang. 4 Inkomen 27
Respondenten hebben over het algemeen een inkomen dat (soms veel) lager ligt dan 70% van het laatstverdiende loon. De financiële ruimte wordt steeds kleiner en respondenten moeten gaan lenen of laten levensverzekeringen uitbetalen. Deze in-‐ komensdaling heeft ook gevolgen voor het privé leven. Hiernaast is er vaak ook een kostenstijging. De hoge kosten voor genezing worden door de verzekeraar niet al-‐ tijd vergoed. En bij veel aanbieders wordt de eigen bijdrage bepaald aan de hand van het bruto-‐inkomen. Soms wordt door de te hoge eigen bijdrage geen gebruik gemaakt van hulp die wel gewenst wordt. 5 Psychosociale situatie De ervaring die algemeen gedeeld wordt is dat wanneer je in de WAO terecht komt je gevoel voor eigenwaarde beschadigd wordt. Respondenten geven aan het al moeilijk te hebben met hun ziektebeeld, maar daarbij komt het verlies van werk en het kwijtraken van het sociale netwerk. Veel respondenten geven aan dat zij moeite hebben met de beeldvorming die er bij anderen heerst over mensen met en WAO-‐ uitkering. Vooral mensen met een niet-‐zichtbare handicap of ziekte worden door anderen gezien alsof zij niets mankeren. Algemeen kan geconcludeerd worden dat de knelpunten die mensen ervaren te ma-‐ ken hebben met de uitvoering van de wet-‐ en regelgeving. Respondenten zijn dui-‐ delijk in hun opvatting dat de UVI’s niet voldoende hulp en steun bieden. Mensen ervaren dat problemen zich opstapelen en dat zij alles zelf moeten oplossen. Voor de oplossing van genoemde knelpunten is hulp gezocht bij verschillende instellin-‐ gen. De begeleiding vanuit de werkgever, gedurende de ziekteperiode, werd als positief ervaren. Meerdere respondenten zijn door een Arbo-‐arts goed voorgelicht en een enkeling heeft steun gekregen van een bedrijfsmaatschappelijk werker. Wanneer de WAO in beeld komt en de UVI verantwoordelijk wordt, valt deze steun weg en ervaren mensen dit als een gemis. De begeleiding vanuit de UVI wordt zeer negatief beoordeeld. Wel zijn respondenten over het algemeen tevreden over de hulpverlening door ziekenhuis en huisarts. Net als over de steun van de vakbond. Hier werd goede uitleg gegeven over de procedures, er werd hulp geboden bij het indienen van bezwaarschriften en er werd uitleg gegeven over financiële zaken. Een aantal respondenten heeft ervaring met juridische hulpverlening, maar de kwaliteit van deze hulpverlening werd als onvoldoende ervaren. Verder heerst bij respondenten een grote onbekendheid over het bestaan van belangenorganisaties. Maar enkele respondenten kennen patiëntenverenigingen (zij zijn tevreden over de informatie die zij hiervan ontvangen) en de enige algemene belangenorganisatie die, bij maar één respondent, bekend was is de ANGO. Door een psycholoog zijn enkele respondenten zeer goed geholpen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het verwerken van een trauma of het overwinnen van angsten. Anderen zeggen van hulpverlening door een psycholoog, maar ook van het RIAGG of het maatschappelijk werk dat de concrete vragen waarmee ze komen niet worden opgepakt, maar dat alles in een te breed perspectief besproken wordt: de gezinssituatie en het eigen verleden komen teveel aan de orde. Als algemeen knelpunt werd ervaren dat het niet duidelijk is welke organisaties hulp bieden en op welke terreinen zij dat doen. Aanbevelingen 28
Algemeen hebben respondenten ervaren dat ze, toen ze net in de WAO kwamen, hulp nodig hadden. Alles was in het begin nog onduidelijk. Mensen wisten niet wel-‐ ke informatie ze nodig hadden, bij wie ze terecht konden en konden hun hulpvraag nog niet goed formuleren. Mensen zouden hierbij, vooral in de eerste periode nadat zij in de WAO zijn gekomen, steun moeten krijgen. In de volgende punten wordt aangegeven waaraan deze steun zou moeten voldoen: • Een hulpverlener moet vooral een luisterend oor hebben. • De hulpverlening dient te beginnen met het inzichtelijk maken van de situatie waarin de hulpvrager zich bevindt. • Bij een hulpverlener moet je met vragen op verschillende terreinen terecht kun-‐ nen. Zowel vragen over procedures als bijvoorbeeld over het opnieuw opbou-‐ wen van sociale kontakten. • De hulp moet op een centraal punt worden aangeboden. Vooral voor mensen die net in de WAO terecht zijn gekomen is dit van belang. • De hulpverlener moet goede kennis hebben van de wet-‐ en regelgeving. • De hulpverlening moet betaalbaar zijn. • De hulpverlening moet goed bereikbaar zijn. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat mensen die in de WAO terecht komen vooral veel knelpunten ondervinden bij de uitvoering van de wetgeving door de UVI’s, maar dat ook de inkomensdaling knelpunten veroorzaakt en dat het gevoel voor eigenwaarde geschaad wordt. Bij de UVI’s kunnen mensen voor steun niet te-‐ recht en ook bestaande instellingen voor hulpverlening kunnen slechts ten dele een antwoord geven op de vele vragen. Er is behoefte aan één centraal punt waar men-‐ sen met hun vragen terecht kunnen en waar voldoende kennis aanwezig is om men-‐ sen werkelijk verder te helpen.
29
30
BIJLAGE 1: UITSPRAKEN VAN RESPONDENTEN
Bij 2.1.1 Uitvoering: keuring • •
• • •
• • • •
•
De hele beschikking over mij berust op één rapport wat in 1992 is gemaakt door een arts die zei: ‘hoe gaat het’ en dat was mijn keuring. Ik heb 38 jaar gewerkt, ben nooit ziek geweest en dan kom je bij een deskundige die je gaat vertellen wat je mankeert. En ik verbaas me erover dat je met 2 minuten weer naar huis wordt gestuurd. Ze kennen het ziektebeeld onvoldoende, je kunt beter je been breken. Ik kom als ‘debiel’ uit die vragenlijst. Op het moment dat je dat gebeurt, dan ga je een gat in, maar nazorg is er niet. Het is mij opgevallen dat de arts die je voor je hebt heel belangrijk is. De een verdiept zich wel in je psyche en de ander waait het gewoon weg. Ik ben voor een keuring vaak naar Zwolle geweest, dat is een hele reis en na 10 minuten sta je alweer buiten. Ik heb tussenwervels die verzakt zijn, maar ze lieten me op mijn tenen en hakken staan en ik moest voorover buigen, maar dat deed ik niet, want ik wist dat ik dan niet meer kon lopen. Ik ben op mijn lichaam afgekeurd. Mijn neuro-‐cognitieve beschadigingen werden in de keuring niet meegenomen, terwijl dat nou juist de grootste handicap is ten aanzien van werk. Ik stuur veel van mijn medische gegevens mee. En die medische gegevens worden helemaal niet in het rapport meegenomen. En dan word je afgewezen op datgene waarop je niet afgewezen moet worden, had hij dat rapport maar moeten lezen van die arts. Je krijgt een advies over wat je zou kunnen doen, aan de hand van enkele vragen, maar zo komen ze tot een verkeerd beeld.
• • •
• •
De keuring is onpersoonlijk. Men wéét dat de onderzoeken wetenschappelijk niet zijn te verantwoorden, toch gebruiken ze deze testen. Bij de UVI zat een arts, die een ongelofelijke hoeveelheid vragen in vulde en toen heeft zij even een keer in mijn schouder geprikt en ik dacht dan moet ik zeker nog een keer voor een lichame-‐ lijk onderzoek, maar nee. Ik ben ervan van overtuigd dat dat gesprek met die arts onvoldoende naar voren heeft gekregen hoe mijn situatie is. Toen ik gekeurd werd werkte ik vijftig procent en had ik het idee: ik wil uit de WAO blijven dus laat ik het toch maar weer fulltime proberen. Dat lukte niet en toen moest ik me weer ziek mel-‐ den. Ik ben dus gekeurd, ik had nog geen beslissing, ik bel die vent op en die zei, oh geen pro-‐ bleem want dan keur ik je honderd procent af. Zo, door de telefoon.
Bij 2.1.2 Uitvoering: reïntegratie • • • •
Je hebt voortdurend die dwang [van de UVI, LV], meer meer meer werken, terwijl ik aangeef dat ik echt niet meer kan. Ik voel me goed genoeg om nog iets te doen, dus ik ben een eigen bedrijf begonnen, daar zou begeleiding bij komen vanuit de UVI, maar dat stelde niks voor. Ik heb wel gesolliciteerd, maar zodra ze het woordje WAO horen dan..........ze zeggen het niet tijdens het gesprek, maar ze bellen je later op. Je moet constant overal zelf achteraan, omdat de instanties niet weten hoe het zit.
• • • •
Ik moet een baan zoeken voor 40 uur in de week. Maar ze gaan uit van de situatie van 25 jaar geleden toen ik in de WAO kwam, maar ik ben wel 25 jaar ouder geworden en dat vergeet men. Ik deed op arbeidstherapeutische basis eigenlijk alle functies die op de afdeling aanwezig waren en waar ik niet voor geleerd had. Ik ben een eigen bedrijf begonnen en de UVI had toezeggingen gedaan dat er mogelijkheden waren om geld te lenen, maar toen het bedrijfsplan klaar was, ging dat niet door. In Lelystad werd een cursus milieudeskundige gegeven, dat wilde ik wel, maar ik kreeg almaar geen toestemming van de UVI. In april begon de cursus, maar ik had geen toestemming. In 31
•
•
• • •
•
•
• • • • • •
• • •
• •
•
• •
• • •
32
augustus werd ik gebeld door de UVI dat zij mijn cijfers wilden zien. Alle afdelingen wisten dat ik op cursus mocht, ze waren alleen vergeten mij een bericht te sturen. Die cursus kwam daarna niet meer. Ik heb een voorstel gedaan voor nieuw werk waarvoor ik wilde gaan leren, maar daar is nee op gezegd. Ik doe het nu toch, maar ik betaal het zelf, want ik moet toch verder. Werk geeft je weer eigenwaarde. Als je voor een deel een WW-‐uitkering hebt moet je verplicht solliciteren, maar ik heb een lijst van 28 beperkingen en die lezen ze maar half dan weten ze al genoeg. Ik bel naar de firma en die zeggen alleen: nou, met uw leeftijd (bijna 50) zou ik maar niet meer solliciteren. Ik wil het liefst gisteren al werken, want daar knap je van op, maar daar word je totaal niet in begeleid. Men luistert niet. Ik doe al 9 jaar vrijwilligerswerk, Ik heb de arbeidsdeskundige jaren geleden verteld dat ik een theaterdepot wil gaan runnen, maar gezegd dat ik daarvoor wel geld nodig zou hebben. En ik was er laatst in juni en toen werd me gevraagd hoe het depot liep, er stond op papier dat ik dat bedrijf had. Als je als WAO-‐er een eigen bedrijf wilt beginnen hoor je uit de politiek dat er heel veel mogelijkheden zijn, maar die informatie is er gewoon niet, er is dan wel een conceptfolder, maar die is nog niet klaar of zo. Ik wil graag de WAO uit, maar dat mag niet. De reden: er is een administratieve achterstand. Ik ben onterecht bestempeld als ‘niet bemiddelbaar’. 40 Jaar is volgens het Arbeidsbureau te oud voor reïntegratie. “Passend werk” zoals dat geadviseerd wordt is helemaal niet passend. Ik wil wél dolgraag werken, als is het alleen al om het inkomen. Werkgevers zijn niet op de hoogte van subsidiemogelijkheden voor WAO-‐ers. UVI weet zelf niets van integratieregelingen, maar verwijst naar Flevowerk en Flevowerk verwijst terug naar de UVI: op die manier doet geen van beide wat Ik heb de indruk dat werkgevers eigenlijk niet weten wat ze met reïntegratie programma’s aan moeten. Ik doe veel vrijwilligerswerk, als ik 36 uur zou moeten gaan werken moet ik alles afzeggen. Ook dingen die ik zelf tot stand gebracht heb. Ze hebben je al die jaren de tijd gegeven om invulling aan je leven te geven en nu wordt alles op alles gezet om mij voor 1 januari een baan van 36 uur te geven. Daar heb ik erg veel moeite mee. Was dan eerder gekomen toen was ik jonger. In een gesprek is mij toegezegd dat ik arbeidsbemiddeling krijg, vanaf dat gesprek heb ik nog geen schriftelijke bevestiging en we zijn nu vier maanden verder. Van de week was ik bij het arbeidsbureau en dan word je met vijf minuten weer naar buiten ge-‐ stuurd. Want de UVI moet eerst een krabbeltje geven. Mijn werkgever liet me terugkomen op therapeutische basis, maar er wordt met je gesold, je wordt eigenlijk gewoon misbruikt. Ik zeg, als jullie me niet meer willen hebben zeg het dan recht in mijn gezicht. Die bemiddeling... toen ik terugbelde waar het bleef zei die meneer, ja maar u bent toch langdu-‐ rig arbeidsongeschikt? Met andere woorden, dan hoef je toch niet meer naar werk te zoeken. Ik ben nog steeds naar werk op zoek. Ik heb inmiddels gesolliciteerd bij de Tomin groep, en nou komt het mooie, ik ben 100 % invalide, ik heb ontzettend veel vreugde om te werken en ik werd door de Tomin groep voor 100 % gezond verklaard om in het bedrijfsleven werk te gaan zoeken. Volgende maand word ik vijftig en ik heb de stelregel genomen als ik tot mijn tweeënvijftigste jaar geen werk heb dan kunnen ze het schudden. Want ik heb een volledige dagtaak aan het vrijwilligerswerk. Ze laten je dus zwemmen en ze zeggen: als je dat wil doe dat dan maar. Ja, het is altijd goed als je zegt dat je weer wil gaan werken. Bij mij is het zo dat ik die veertig uur absoluut niet zou kunnen, misschien nog niet eens zestien uur en ik heb het nu net geprobeerd, dat is mislukt. Maar zij zeggen gewoon nou als je voor 20 uur een baan krijgt moet je voor de rest maar solliciteren. Mijn leven telt niet meer dat gevoel heb ik, ik voel het als een zwaard van Damocles. De eis is ook... Het beheerst je hele leven. Toen het kalf al lang verdronken was is die werkplek aangepast. Fysiek kun je voor 100 % aan het werk maar hoe het psychisch is dat interesseert ze niet. Bemiddelaars e.d. zijn blij met WAO-‐ers; zo hebben zíj tenminste werk. Iedereen verdient er aan.
Bij 2.1.3 Uitvoering: overig • • • • • • •
• •
•
• •
• • • •
• • • •
•
• •
Waar ik me het meest aan erger zijn die brieven van de UVI waar almaar die dreigementen in staan, dat je uitkering in gevaar komt als je dit of dat niet doet. Ik ben in 1992 in de WAO gekomen en ik denk dat ik al elf arbeidsdeskundigen versleten heb. Alles duurt lang: reacties op brieven duren lang, archiefstukken raken zoek, de vervanger kan niets vinden etc. Ik ben op de universiteit geweest dus ik mag aannemen dat ik een beetje een tekst kan lezen, maar ik moet het vijf keer lezen om te weten wat er staat. Ik heb een strijd gehad omdat ze mij niet geloofden, ik ben anderhalf jaar bezig geweest met bezwaarschriften. Ik heb er nu een punt achter gezet omdat ik de stress niet meer aankon. Je moet je aan de regels houden, maar dat moeten zij ook doen, ik zou begeleiding krijgen, nou ik heb nooit iemand gezien. En iedere keer als je brieven krijgt van de UVI, je snapt er niets van en begeleiding krijg je niet. Ik heb zulke negatieve ervaringen met de UVI dat ik vorig jaar besloten heb er nooit meer alleen naar toe te gaan. Ik heb altijd een deskundige bij me. Ik heb rechtszaken van de UVI gewonnen, maar ze gaan meteen in hoger beroep en dat verliezen ze ook, maar dat is puur om te rekken en te treiteren. Uit eindelijk win ik alles, maar ze leggen de uitspraak zo naast zich neer. Ze veranderen iets in de beschikking en zeggen dan: nu is het een andere beschikking. En je kan zo weer opnieuw beginnen, na een procedure van 5 jaar. Als ze wat van me willen weten sturen ze me steeds brieven met dreigementen erin, terwijl ze de informatie die ze moeten hebben aan de overkant van de gang kunnen krijgen, maar dat mogen ze niet. Ik kan het onrecht wat mij is aangedaan door de UVI, dat kan ik niet verwerken. Ik heb drie mensen van de UVI gehad, een uit Alkmaar, Utrecht en Zwolle, die allemaal een dossier van me hadden. Ik ga niet meer alleen naar al die procedures, het laatste jaar heb ik hulp bij een kennis gezocht. Ik heb helemaal geen problemen met de UVI. Als je niet zelf achter reacties aanbelt, bijvoorbeeld omdat na een jaar de uitslag van de keuring nóg niet bekend is, dan duurt het eindeloos. Tot aan de beslissing van de keuring lijkt het een redelijk heldere procedure, maar is de beslissing gevallen, dan houdt het op. En juist dan heb je behoefte aan hulp. En heb je het dan eindelijk zelf uitgevogeld en geaccepteerd, staat ineens de herkeuring voor de deur. Ik vind de administratieve organisatie van de UVI, met name in Amsterdam echt heel erg slecht. Je moet echt overal zelf achteraan. Want als jij niks doet dan walsen ze echt over je heen. Als ik zeg: ik wil naar dokter X, ik wil met haar een gesprek, nou dat kan, geen punt. Ik denk dat het heel persoonsgebonden is. Er is geen begeleiding bij de hele procedure. De ellende begon ermee dat mijn werkgever me niet ziek had gemeld. Hij was eigen risico dragend, dus hij moet het allemaal zelf betalen. Maar toen was het jaar om en moest ik WAO hebben en dat kreeg ik niet, want ik was niet gemeld. Ik heb nog steeds geld tegoed van de werkgever. ‘t Is dat mijn man er wat verstand van heeft. Ja je kunt zo’n boekje lezen wat je meekrijgt en je steekt er natuurlijk wel wat van op maar het is lastige taal vind ik. Moeilijke papieren, verschrikkelijk. En dan heb je nog niet in de gaten van die voorbeeldjes die gegeven worden, is dat nou op mijn situatie van toepassing of niet. Dat moet je zelf interprete-‐ ren.
Bij 2.1.4 Inkomen • • •
Ik heb 40 jaar gewerkt. Ik ben in 1992 in de WAO gekomen, het is nu 1999 en ik heb nu een inkomen van 552 gulden in de maand. Dat is mijn grote ergernis. Een stapje terug is niet zo erg, maar het worden 2 of 3 stappen terug en dat valt niet mee met een gezin met drie kinderen. Mijn huwelijk is stuk gegaan. De ruimte die ik had is volledig afgeknibbeld. Volledig.
33
•
• • •
• • • • •
•
•
• • • • •
•
•
•
Op allerlei dingen word je op je bruto inkomen afgerekend. Dat betekent in de praktijk voor mij soms veel, dat betekent dat ik geen huishoudelijke hulp heb genomen omdat ik al zoveel zelf be-‐ taalde. Ik heb een levensverzekering uit laten betalen, ik heb al mijn pensioen afgekocht. Tegen mij heeft de gemeente gezegd, toen ik bijstand kwam vragen: dan verkoop je toch je woning. Wat ik een enorm knelpunt vind is dat je duizenden guldens uitgeeft aan jezelf want je wil kwali-‐ teitsgenezing en je wil toch aan het werk, niemand wil permanent ziek zijn. Je gaat terug naar 70% van je laatst verdiende inkomen, nou dat is een giller. Ik ben naar 20% van mijn laatst verdiende inkomen gegaan. Ik heb IOAW [overbrugging van WW naar AOW, LV] aangevraagd, dat was me in eerste instantie toegezegd, maar omdat mijn vrouw werkt, kreeg ik dat niet. Als WAO-‐er kom je in een circuit dat niet meer in de gezondheidszorg valt (accupunctuur e.d.). Daarbij: wel hogere kosten. En: geen belastingaftrek mogelijk. Mijn grootste knelpunt was dat ik de helft van mijn inkomen naar beneden ging. Toen ik totaal afgekeurd werd. En dat nadat ik opnieuw had geprobeerd te werken. Ik ben nu nog particulier verzekerd, per 1 november is de peildatum om je eventueel in het zie-‐ kenfonds te stoppen. Mijn medicijnen kennen ze niet dat houdt in dat ik ongeveer dui-‐ zend/elfhonderd gulden per maand zelf aan geneesmiddelen moet gaan betalen. Als je aan medicijnen je geld uitgeeft dan gaat dat ten koste van socialisering zoals bijvoorbeeld een uitje. Ik ben geen kostwinner. Ik had een vijftig procent WAO-‐uitkering en ik krijg nu een honderd procent WW-‐uitkering. Ik krijg nu meer. Ik ben voor honderd procent goedgekeurd en krijg hon-‐ derd procent WW-‐uitkering. Dat is meer dan die vijftig procent WAO. De eerste keer dat we het thuis kregen begonnen wij heel hard te lachen. Wij hebben een lening van tienduizend gulden. Als je extra kleding wilt kopen of je bent aan een wasmachine toe of iets anders, dat moet je uit-‐ stellen. Wat zou het fijn zijn als je eens even lekker weg kon. Maar je moet veel harder knokken, want je blijft gewoon steeds in het zelfde cirkeltje. Je teert hoe langer hoe meer in, je gaat je muren opeten, je gaat leningen nemen. Werkgevers krijgen tot vijftig procent salarisvergoeding als ze jou in dienst willen nemen en zelf krijg je geen malle moer. Je wordt gewoon creatief en je koopt tweede hands representatieve kleding voor het geval dat je weer eens aan de slag gaat want waar moet je dat alles vandaan halen als je al zoveel jaar krom hebt gelegen? Nu ik naar de 70 procent ben teruggevallen met mijn salaris en het inkomen van mijn vrouw die inmiddels gestopt is met werken, ook mis, zitten wij in feite op niet veel meer dan vijftig procent van wat we samen hadden. Als je een WAO-‐uitkering hebt en een WW-‐uitkering, moet je wel weten dat je bij de ene in ta-‐ riefgroep 1 moet zitten en bij de andere in 2, anders krijg je een belastingaanslag en daar weet je niks van.
Bij 2.1.5 Psychosociale situatie •
• •
•
34
In de WAO raken is op zich al moeilijk te accepteren: daarnaast raak je ook nog eens je vrienden, collega’s en familie kwijt. Anderen zijn druk met werken en sporten: dingen die jíj niet meer kunt. Je raakt het contact met gewone mensen kwijt. Je moet al verwerken dat je niet meer kunt werken, wat je 20 jaar hebt gedaan, dus je hebt het dubbel moeilijk Je eigenwaarde word je afgenomen en dat is eigenlijk waar het om gaat. Misschien hebben wij ook wel last van de beeldvorming over de WAO, wat je allemaal nog niet merkt als je in de ziektewet zit, ach ben je ziek? En je bent WAO-‐er en je zit in de grote vergaar-‐ bak waar niemand iets van begrijpt en daar lijd je als WAO-‐er onder, daar heb je gewoon last van. Er is van alles voor 65+ers e.d., maar er zijn geen activiteiten voor WAO-‐ers.
•
• •
•
•
•
• • • •
•
Sociale contacten vallen weg. Mensen laten je vallen. Het lijkt wel of je bij een andere wereld gaat horen. Ik heb me gerealiseerd dat ik al vanaf heel jong slechthorend ben, maar heb me altijd aan weten te passen, naarmate ik ouder wordt is dat steeds moeilijker. Ik ben getrouwd met een Poolse vrouw. Zij kreeg geen verblijfsvergunning omdat ik in de WAO zat [niet voldoende inkomen, LV]. Ik kreeg geen aanvullende bijstandsuitkering, omdat zij geen verblijfsvergunning heeft. Dan is het cirkeltje rond. Ik kan mijn vrouw niet laten overkomen. Door je WAO en ziekte kom je in een heel andere positie tegenover je sociale kontakten, je gaat financieel achteruit waardoor niet alles meer kan, je raakt heel veel sociale contacten kwijt, collega’s zie je sowieso niet meer De bedrijfsarts zegt je kunt nog een paar jaar werken maar ik dacht het zelf niet meer. Toen zei de UVI-‐arts: wordt je afgekeurd. In eerste instantie had ik er geen moeite mee, ik denk nou ja, mooi bij huis, maar dat gaat ook tegenvallen. Ik doe veel vrijwilligerswerk en dan ga je gauw over de tong van: ze werkt wel, maar ze zit wel in de WAO. Er is toch niks met je, je bent toch vrolijk, waarom ga je niks doen? Mensen die niet “normaal” zijn in deze maatschappij, worden door de anderen heel snel veroordeeld. Jij mankeert toch niks zeiden ze tegen me, toen heb ik mijn littekens laten zien en liepen ze met zo’n boei weg. Vooroordelen als “je kunt best wel werken” en: “waar haal je dat geld vandaan” (voor vakantie e.d.), dan ga je je nog verdedigen ook. Ik heb altijd een auto gehad maar ik kan geen auto meer kopen. En ik ben nu afhankelijk van een scootmobiel, mijn gezin moet maar op de fiets. Als ik nu een auto zou hebben dan zou ik bij mijn familie kunnen komen in ‘t land. Juist na de klap van de keuring heb je steun nodig. Mijn leven stortte in toen ik in de WAO kwam. Niet alleen financieel, maar gewoon alles. Uiteindelijk ben ik opgenomen in een psychiatrische inrichting.
Bij 2.1.6 Interpretatie • •
De uitvoering van de wetgeving deugt niet (in plaats van: de wetgeving deugt niet). Ik geloof dat er teveel ruimte in de wetgeving zit, waardoor er teveel doorheen gemanoeuvreerd kan worden en daarom sta je ook niet zo sterk als je een procedure of zo begint.
Bij 2.2 Hulpvraag • • • •
• •
• • •
• •
De Arbo-‐arts die mij begeleid heeft heeft ontzettend veel informatie gegeven en heel veel gedaan. Op het moment dat je echt op de werkvloer in elkaar stort, tranen met tuiten, dan wordt er ie-‐ mand wakker. De begeleiding die ik in het ziekenhuis heb gehad was echt fantastisch. In principe is het voor de chirurg een operatie, klaar. Zo moest ik er ook maar mee omgaan. Twee jaar later ben ik toch voor hulp bij het Integraal Kankercentrum in Amsterdam geweest. Krijg je het niet met een jaar dan krijg je het met vijf jaar, je moet er toch doorheen. Ik ben bij een dokter geweest van de UVI en die gaf ruiterlijk toe dat hij er niet voor mij zat, maar voor de verzekering. Ik ben bij de sociaal consulent van de UVI geweest, daar kon je met je vragen terecht en ook konden ze je verder helpen met je bezwaarschrift, ze heeft me prima geholpen [deze functie bestaat niet meer, LV]. Hulpverlening van de vakbond: heel positief. Wat ik ook positief vind is dat daar totaal geen kosten aan verbonden zijn. Een vaste advocaat, die alles van je weet, en je wordt volledig op de hoogte gehouden van alles Eerst had ik een advocaat via de rechtsbijstandsverzekering, de heeft mijn rechtszaken gevoerd, maar niet tot mijn tevredenheid. Ik heb haar steeds moeten corrigeren, ze vangen grof geld maar doen er niets voor. Rechtswinkels, sociaal raadslieden en bureaus voor rechtshulp zijn niet bereikbaar door wacht-‐ lijsten en korte werktijden. Patiëntenvereniging: je wordt daar serieus genomen, plus: je komt achter de netwerken. Overigens: een patiëntenvereniging kost wel veel geld. 35
• • •
• •
Dan moet je toevallig een keer bij de tandarts zitten en eens een keer een Libelle pakken dan lees je dat er een patiëntenvereniging is. Vraag aan de psycholoog: leren accepteren wat er gebeurd is. Eerst wordt je alleen maar kwaad. Ik ben heel tevreden over deze vorm van hulpverlening, maar het kost me een hoop geld. Ik heb bij het maatschappelijk werk aangeklopt en gevraagd hoe ik verder moest in verband met het financiële en de geestelijke verzorging. Het einde van het liedje is dat ik die maatschappelijk werker maar zijn ontslag heb gegeven. Want die begon alleen maar over mijn vroegere geschie-‐ denis en hoe de zaak werd ervaren en helemaal niet met de zaken waar ik voor kwam. Toen heb ik gezegd, sorry maar ik ga hier niet mee verder. De beste hulpverlening is je echtgenote, daar neem ik nog steeds mijn petje voor af. Ik heb vreselijk veel last gehad van de ochtendbereikbaarheid. (Ik heb periodes dat ik 16 tot 18 uur per dag slaap.) Dat geldt voor alle organisaties. Ze moeten niet alleen op de ochtenden, maar breed bereikbaar zijn.
• •
•
• •
•
• • •
• • • • • • • • •
• •
36
Ik kreeg begeleiding van het ABP, ik kreeg begeleiding van het Arbeidsbureau en ik kreeg bege-‐ leiding van de politie. Gelijktijdig van drie kanten. Als je mondig bent geworden, of niet op je bek gevallen bent, of dat je al zo ver bent dat je je hulpvraag goed kunt formuleren en dan je poot stijf houdt, oké dan ben je een eind. Als je dat niet hebt, als je nog zo in een wolk zit dat je nog niet precies weet wat je hulpvraag is, dan kan je zwemmen. Ik heb wel gemerkt dat ik ging vragen: zijn er bij jullie therapeuten, psychologen die ervaring hebben met… Dat brengt je veel verder dan gewoon te wachten tot zij het weten. De goede voor-‐ lichters zijn de mensen die kunnen verwijzen naar de persoon die ervaring heeft. Dat is zo’n beetje ‘t belangrijkste wat er is. Een plus van mijn WAO-‐schap: ik ben nog nooit zo alert en assertief geweest, maar er zijn ook ja-‐ ren dat ik het niet kon en ik heb alle bullshit over me heen moeten laten gaan. Bij de Arbo-‐dienst is het heel afhankelijk van welke arts je hebt. Een maatschappelijk werker van AHOLD heeft mij de goede richting op gewezen. Alleen toen ik mijn werk moest opzeggen, mocht hij mij niet meer helpen want ik was niet meer in dienst. En dat was de enige persoon waarmee ik wat verder kon komen. Ik werk bij de nieuwe werkgever maar 6 uur per week, maar die pakt het goed op, dat is voor mij heel belangrijk, zo blijf ik er een beetje in. Positieve hulpverlening: van mijn eigen huisarts. Hulp van de huisarts had ik wel wat aan. Hij zei: doe maar net of je niks hebt (ik was lid van het astmafonds, zocht alles op op internet, maar daar werd je alleen maar beroerder van, ik heb dus alles weggesmeten) en het gaat nu een stuk beter. Ik heb gezegd ik betaal niet voor een psycholoog, ik betaal al genoeg aan het ziekenfonds, dus kreeg ik er een van het ziekenhuis. Ik heb hele goede adviezen gehad van het audiologisch centrum. Over wat je nog wel kunt en onder welke condities. Met de maatschappelijk werker van het ziekenhuis klikte het uitstekend ik ben daar vier, vijf keer geweest en daar kun je gewoon van op aan. In het ziekenhuis, het AMC was ongelofelijk veel steun. Ik ben bij de ziekenhuispsycholoog geweest en dat is heel goed geweest. Ik ben niet naar de sociaal consulent gegaan omdat ik de onafhankelijkheid in twijfel trok. Bij het arbeidsbureau kreeg ik meteen te horen: nou meneer, voor u hebben we niks. Maar je moet wel elke zoveel weken je inschrijving verlengen. De UVI stuurde me door naar een psycholoog in Rotterdam. Onpersoonlijk en slecht onderzoek. Als ik het niet snap bel ik gewoon de UVI. Nee mevrouw, daar moet u dié voor hebben. Nou geef maar even dan, verbind maar even door. En ik hang niet eerder op voordat ik iemand heb. Zo doe ik het. Dan moet je mijn UVI eens bellen dan ben je de hele dag bezig. Nadat ik de uitslag van de keuring heb gekregen heb ik direct met de vakbond contact opgenomen en die zijn geweldig. Ik was het niet eens met het percentage en de beperkingenlijst, ze hebben een bezwaarschrift voor mij gemaakt. En ging er tijdens de reïntegratie bij de werkgever iets mis, dan belde ik hen en kreeg goed advies over hoe ik iets bij de bedrijfsarts moest formuleren.
•
• • • •
Kortgeleden wilde mijn werkgever mij vakantie-‐uren afnemen waar ik wel recht op had. Toen heeft een beleidsmedewerker van de vakbond contact gehad met de personeelsfunctionaris. Dat had niet het gewenste resultaat. Toen is één van de juristen erop ingesprongen en die heeft alles rechtgetrokken. Waar je ook over belt er staat altijd iemand voor je klaar. Ook als er in de vakantie dingen gebeuren, zorgt de vakbond daarvoor. En ook die ingewikkelde financiële dingen leggen ze uit. Vraag aan rechtswinkel: hoe moet dat met geld (voor een eigen bedrijf), de bank geeft niets. Ze hebben me niet geholpen. Hulp bij procederen door de advocaat: puur commercieel. Zelfs de rechtszaken moet je zelf doen, want ik heb wel een advocaat, maar ik ben zelf in de wet-‐ boeken gedoken om de artikelen op te zoeken, en dan hoor je “o, is dat zo”, daar heb ik 5 jaar mee geworsteld.
• • • •
• •
Ik loop bij het maatschappelijk werk, om mijn verleden te verwerken. En ik moet solliciteren, dat geeft veel stress, ik kan het niet meer aan, maatschappelijk werk helpt me prima. Je krijgt de ene tik na de andere, je moet alleen nog doodgaan, om daar weer uit te komen heeft de psycholoog me goed geholpen. Kom bij het maatschappelijk werk met dezelfde vraag als bij RIAGG: help mij zodat ik uit de WAO kom. Door de specialist werd ik, toen de ziekte bij mij geconstateerd werd, doorgestuurd naar een psycholoog om er overheen te komen. Die luisterde wel maar die deed niks, daar ging ik dus niet meer heen. Mijn huisarts heeft me naar de psycholoog gestuurd en die heb ik zelf betaald omdat ik dat zo belangrijk vond. Aan RIAGG gevraagd: help me uit de WAO. Heb een test gedaan waar uit kwam dat ik ‘debiel’ was en ‘een aansteller’. Ik heb verhaal gehaald, want er stonden idiote conclusies in.
•
• •
•
• •
• • • • •
• •
Hulp van psychiater helpt ook niet, het is immers wel duidelijk hoe het komt, maar er is niets aan te doen. Andere respondent vult aan: natuurlijk is het invoelbaar etc., maar geef me nou eens handvatten. Ik ben via de psychiater doorverwezen naar de psycholoog. Maar dat kon alleen maar op gezins-‐ psychologie en ik kwam voor mij en niet voor het gezin. Ik ben naar een psychiater gegaan, maar ik liep tegen een muur aan want ik kon alleen maar een psychologe krijgen en die werd niet vergoed door de ziektekostenverzekeraar. Het kan alleen via een omweg want je bent eenmalig een X-‐bedrag kwijt om doorverwijzing te kunnen krijgen en dat wordt dan wel vergoed. Ik heb aan de psycholoog wel een hele hoop gehad want ik dorst haast niet meer te slapen. Ik heb maanden niet geslapen, haast niet, of zittend of hangend maar ik dorst niet te gaan liggen. En daar ben ik inmiddels wel vanaf. Je probleem wordt door de psycholoog niet aangepakt. Ze gaan helemaal door je verleden heen en dat moeten ze eerst uitspitten terwijl je er helemaal niks van snapt. Je bent nog slechter uit. Ik ben naar een gesprekstherapeut gegaan, ik moest het wel zelf betalen. Ik heb als vierjarig kind een trauma gehad, dat komt in al je ellende die je met kanker hebt boven. Het maalt, het maalt en op een gegeven moment klap je gigantisch in. ANGO: daar ben ik lid van en als ik een informatieve vraag heb dan wordt het helemaal uitgezocht en er staat ook veel in het blad. Je gaat in salaris een rot eind naar beneden en dan vraag je je wel af: kan ik daar wel lid van blijven. ALPHA1 (aangeboren longemfyseem) vereniging is in het buitenland voor patiënten gratis, hier moet je voor bijvoorbeeld het astmafonds gewoon betalen. Door het GAK werd ik doorverwezen naar een vereniging belangen startende ondernemers, maar de cursussen kosten geld: een basiscursus 750 gulden. WAO-‐belangenorganisatie (naam kwijt) heeft geholpen gesprek voor te bereiden, maar vooral ook erg bang gemaakt voor herkeuring door verontrustende berichten als: je moet iemand meenemen. Bij een patiënten vereniging is zinvolle informatie van medepatiënten te verkrijgen. Omdat ik zelf tegen een muur aangelopen ben i.v.m. een aangepaste woning ben ik lid geworden van de ANIB. De bond hielp mij goed, zij gingen rechten met mij. Toen zijn we ook hier in Almere een afdeling gaan oprichten en ben ik als adviseur aan het werk gegaan.
37
•
•
•
• • • • • •
• • • • •
Mijn vrouw heeft wel begrip voor mij, maar weet zichzelf totaal geen houding te geven dus ik heb gevraagd of de psycholoog ook bij ons thuis kon komen maar dat kon niet, want zij mankeert niks. Ik denk dat het een voorwaarde is dat al die instanties c.q. al die hulpverleners die met jou bezig zijn, dat die onderling contact hebben. Want ik krijg wel eens het idee, die gaat die kant op die gaat die kant op en die gaat die kant op. Ik snap niet dat een UVI geen contact legt met een Arbo-‐dienst Ze zijn niet goed geïnformeerd over je situatie. Het zit niet op een lijn. Ze werken alleen maar binnen hun eigen kadertje, hoe al die kadertjes aan elkaar verbonden worden, zoek dat lekker zelf uit. Is er niet ergens een boekje waar in staat waar alles zit, als je ergens nieuw komt? Waarom weet ik als WAO-‐er niet dat er iets is als een ZorgGebruikersBundeling? Ik woon nu vier jaar in Almere en ik wist niet eens dat hier een Infotheek was. Het is moeilijk om erachter te komen wat het aanbod is in gezondheidszorg, of over activiteiten e.d. Volgen van cliënten kost wel ontzettend veel. Je bent niet meer belangrijk als WAO-‐er. Je bent een last, je kost geld. Ik ben curator over mijn zoon die geestelijk gehandicapt geboren is en die is voor 100% goedgekeurd. Ik ben zo stom geweest om niet voor zijn 18e jaar een uitkering aan te vragen. Ik vroeg het aan toen hij op zijn 23e naar een gezinsvervangend tehuis ging en dan ben je te laat. Het gevolg was dat hij geen uitkering kreeg en daar ben ik twee jaar mee bezig geweest en hij is uiteindelijk helemaal afgekeurd. Ouders moeten hiervoor gewaarschuwd worden. Het énige wat ik kan zeggen: ik wil hulp. En dan ben jij de persoon om te zeggen: de één weet wat over geld en de ander weet wat over iets anders. Als je nou heel helder voor de geest hebt waar je precies hulp wilt hebben en je kan dat goed o m-‐ schrijven dan vind je het misschien ook wel. De instanties bedoelen het wel goed, maar het ligt gewoon niet in hun mogelijkheden om te helpen. Veel gehad aan gewoon kletsen met elkaar over wederzijdse ervaringen. Ik heb ontzettend veel keren mijn hoofd gestoten toen ik om hulp vroeg. Dat er gewoon gezegd werd: Ja meneer dat weten wij niet. Bijvoorbeeld over aanpassingen in mijn woning, financiën, hulp in de huishouding, hoe vind ik een baan. Dat heb ik aan maatschappelijk werk, het RIAGG, de huisarts gevraagd. Ze weten haast niks. En als je bij het RIAGG komt dan word je na één sessie weer naar buiten geschopt.
Bij 2.3 Gewenste situatie • • • • • • • • • • •
38
De situatie die vluchtelingen in Nederland krijgen, waar alles klaar staat. Bij ons is er blijkbaar een manco of ze verwachten dat wij het allemaal al weten. Iemand die een keer echt naar je verhaal luistert, tijd voor je neemt. Ik heb niet zozeer één vraag, maar een heleboel vragen, omdat het water al aan de lippen staat. Hulp moet beginnen bij de persoon zelf. Iemand moet goede kennis hebben over regelgeving, welke wegen te behandelen zijn, moet een soort spin in het web, centrale persoon zijn. Hulpverlening moet gratis zijn als die persoon echt hulp nodig heeft. Vraag de papieren aan je huisarts of neuroloog of zo (alle instanties) en neem die mee als je naar het GAK gaat, dat scheelt een hoop geouwehoer. Als je in een groep zit kun je iets bereiken; in je eentje red je het niet. Voor wie het echt niet kan betalen moet hulpverlening gratis zijn. Na uitslag over het WAO-‐ percentage vooral behoefte aan luisterend oor. Niet zozeer alle regels kennen, de situatie is dan al bekend. Goede verwijzingen voor sociale contacten, aandacht voor eigenwaarde als je in de WAO komt. Kanttekening bij een eventueel nieuw aanbod: naast –tig organisaties komt er nog één bij. Beetje krom ook: een organisatie om de fouten van alle andere organisaties op te lossen. Er moet een goed voorlichtingscentrum zijn dat je de weg wijst
39
BIJLAGE 2: ORGANISATIES ZGB
Sector Algemene Patiënten/Consumenten in de zorg ANBO Bond van Formaat Cliëntenraad St. Zorggroep Almere Cliëntenraad St. Samenwerkende Gezondheidscentra Lelystad Cliëntenraad i.o. Flevo Ziekenhuis Cliëntenraad i.o. St. Jansdal Ziekenhuis Cliëntenraad IJsselmeerzorg Cliëntenraad Thuiszorg Flevoland Landelijk Contactorgaan Begeleiding Borstkankerpatiënten, afd. NOP/Urk Ned. Ver. van Slachtoffers van Medische Contrastmiddelen Patiëntenkring Antroposofische Geneeskunst Patiënten Vereniging van Toxische Encefalopathie Patiënten Vereniging voor Warmwater Therapie Prov. Overleg Mantelzorg Flevoland Prov. Vrouwenraad Flevoland Prov. Samenwerkings Verband Ned. Patiënten Vereniging Steunpunt Mantelzorg Almere Stichting Alert St. Steunpunt voor Vrouwen met Siliconen implantaten St. Stop het Pesten Vrijwillige Alg. Hulpdienst Vrijwilligers Centrale Almere
Sector Cliënten Geestelijke Gezondheidszorg en hun Verwanten
Cliëntenbond Cliëntenraad PZ Veldwijk Cliëntenraad RIAGG Flevoland Dag Activiteiten Centrum Lelystad St. Labyrint/In Perspectief Flevoland Vereniging Cerebraal Vereniging Ypsilon Sector Mensen met een Handicap Adviescommissie Gehandicaptenbeleid Zeewolde Afasie Vereniging Nederland regio Flevoland ANGO afd. Almere ANGO afd. Harderwijk Bartiméus BOSK Diabetes Vereniging Nederland gewest Flevoland 40
Epilepsie Ver. Nederland afd. Noord-‐Holland Gehandicapten Overleg Lelystad (GOL) MS Vereniging Nederland (MSVN) afd. Flevoland Ned. Ver. van Blinden en Slechtzienden, afd. Almere Ned. Ver. van Blinden en Slechtzienden, afd. West-‐Overijssel/Veluwe Ned. Ver. Voor Slechthorenden, afd. Zuidoost Flevoland Ned. Ver. Voor Slechthorenden, afd. Noordoostpolder Steunpunt Sport Flevoland St. Belangenbehartiging Gehandicapten NOP (SBGN) St. Gehandicapten Overleg Dronten (SGO) St. ONDER DAK St. Stedelijk Overlegorgaan Gehandicapten Almere (SOGA) Vereniging Cerebraal Ver. voor CVA-‐gehandicapten en partners "Samen verder" Provincie Flevoland Sector Cliënten Ouderenzorg KBO NBP PCOB Landelijke Organisatie Cliëntenraden Flevoland (LOC Flevoland) Sector Mensen met een Verstandelijke Handicap De PFvO is een samenwerkingsverband van : Oudervereniging Philadelphia Oudervereniging VOGG Vereniging "Dit Koningskind" Vereniging "Helpende Handen" Vereniging Werkverband van Verenigingen van Ouders rond Inter-‐ naten
41
BIJLAGE 3: LITERATUURLIJST
Krueger R.A., Developing Questions for Focus Groups, Sage Publications, Thousand Oaks / Californië 1998 Krueger R.A., Moderating Focus Groups , Sage Publications, Thousand Oaks / Califor-‐ nië 1998 Krueger R.A., Analysing & Reporting Focus Group Results , Sage Publications, Thou-‐ sand Oaks / Californië 1998 Morgan, D.L., The Focus Group Guidebook, Sage Publications, Thousand Oaks / Cali-‐ fornië 1998 Morgan, D.L., Planning Focus Groups, Sage Publications, Thousand Oaks / Californië 1998 Provinciaal Utrechts WAO-‐beraad: Onderweg naar……werk? ; onderzoek naar de reintegratie en ondersteuning van herintredende arbeidsgeschikten in Provincie Fle-‐ voland, Utrecht 1997 Provinciaal Utrechts WAO-‐beraad en FNV-‐Flevoland: Reintegratie in Flevoland, Utrecht 1997 Verwey-‐Jonker instituut: Hengelose WAO-‐ers aan het woord over hun leefsituatie; ac-‐ tiverend WAO-‐onderzoek, Utrecht 1994 Wezenberg, E.J., De vraag stellen = het antwoord geven; onderzoek naar de kwalita-‐ tieve zorgvraag van mensen met niet-‐aangeboren hersenletsel, als uitgangspunt voor een vraaggestuurde zorg, Arcon, Hengelo 1998
42
43
BIJLAGE 4: AFKORTINGEN
ABP/USZO UVI voor ambtenaren en onderwijssector ANGO Algemene Nederlandse gehandicapten organisatie ANIB Algemene Nederlandse invaliden bond (opgegaan in ANGO) ARBO Arbeidsomstandigheden BVG Bedrijfsvereniging voor de gezondheidszorg Cadans UVI voor zorg en welzijnssector Detam Bedrijfsvereniging detailhandel GAK UVI voor een groot aantal sectoren GGD Gewestelijke gezondheids dienst GUO UVI voor agrarische sector IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers RIAGG Regionale instelling ambulante geestelijke gezondheidszorg SBGN Stichting belangenbehartiging gehandicapten Noordoostpolder SFB UVI voor de bouwnijverheid SOGA Stedelijk overlegorgaan gehandicapten Almere
Start/Kans UVI WAO WAZ Wulbz ZGB
44
Arbeidsmarktbemiddelaar Uitvoeringsinstelling Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte ZorgGebruikersBundeling (Flevoland)