jaargang 2
• nummer 2 • juni 2007
ce ntrum voor revali dati e
Hoe lopen mensen met een beenprothese? Een onderzoek naar balanshandhaving Klinisch en toch thuis revalideren na een CVA Nieuwe aanpak van onbegrepen polsklachten blijkt succesvol
colofon
Revisie is het externe magazine van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en laat zien wat het CvR te bieden heeft aan patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs, zowel op het gebied van Revalidatiegeneeskunde als op het gebied van Revalidatie Chronisch Zieken. Het CvR heeft circa 650 medewerkers, verdeeld over twee locaties: de locatie Groningen, waar de nadruk ligt op diagnostiek en behandeling in de vroege fase; de locatie Beatrixoord, met 180 bedden, waar de nadruk meer ligt op klinische en poliklinische behandeling. Revisie wordt verstuurd aan huisartsen en medisch specialisten in de drie noordelijke provincies, revalidatieartsen en revalidatiecentra in Nederland, patiëntenverenigingen, relevante beroepsverenigingen en andere externe contacten. Revisie verschijnt viermaal per jaar in een oplage van tweeduizend exemplaren. Redactie: prof.dr. K. Postema, dr. G.M. Rommers, drs. Y.E. Meinema, M.A. de Jong (eindredactie). Correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen, PK Revalidatie, M.A. de Jong, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen. E-mail:
[email protected]. Tel. 050 361 3626. Vormgeving, druk en verspreiding: Koninklijke Van Gorcum Assen.
Inhoudsopgave
Hoe lopen mensen met een 3 beenprothese? 5 Nieuwe website voor CvR 6 Brinkhuis geopend 7 Uitwisseling met Finland Snoepreisje voor diabetespatiënten 8 9 Klinisch en toch thuis revalideren Kinderrevalidatie mede-organisator 10 Europees congres 11 Agenda 12 Een andere aanpak van onbegrepen polsklachten 14 Verbouwen met visie op zorg 16 Looplab CvR beschikt over het nieuwste van het nieuwste Workshops voor fysiotherapeuten 17 eerste lijn 18 Symposium MS voorziet in een behoefte 19 Teddy Bear Hospital 19 Nieuw rollend materieel
Cv R nee mt d ee l aan d i sc u s s i e p re stati e - i n d i cato r Onze brancheorganisatie Revalidatie Nederland (RN) ontwikkelt momenteel een set prestatie-indicatoren voor externe verantwoording. De werkgroep ‘prestatie-indicatoren’ van RN hield 30 mei in revalidatiecentrum ‘De Hoogstraat’ een themamiddag over meetinstrumenten. Er zijn prestatie-indicatoren voor patiënttevredenheid, veiligheid, effectiviteit, tijdigheid, doelmatigheid, transparantie, samenwerking, deskundigheid/deskundigheidsontwikkeling en onderwijs/onderzoek. ‘Effectiviteit’ is een belangrijke prestatie-indicator, maar het meten van behandelingsresultaten is een moeilijke zaak. Binnen de revalidatiegeneeskunde is gekozen voor ‘zelfstandig functioneren’ als belangrijke uitkomstmaat voor ‘effectiviteit’. Om ‘zelfstandig functioneren’ te meten, wordt nu gezocht naar één diagnose-onafhankelijk, generiek instrument dat te gebruiken is voor het gros van de diagnosegroepen. Werkgroepen van de Vereniging van Revalidatieartsen houden zich daarnaast bezig met de keuze voor diagnosespecifieke instrumenten.
Generieke instrumenten
Revalidatiecentrum Rijndam kwam op basis van het uitkomstenmodel van Walburg tot criteria en vervolgens tot selectie van vier generieke instrumenten voor effectmeting: twee voor het meten van ‘functionele status’ en twee voor het meten van ‘kwaliteit van leven’. ‘De Hoogstraat’ presenteerde de Utrechtse Schaal voor Evaluatie van de Revalidatie, de USER, als compleet generiek instrument voor ‘lichamelijk en cognitief functioneren en subjectieve klachten’. De presentaties van Rijndam en De Hoogstraat maakten duidelijk wat er met behulp van instrumenten getoond kan worden aan veranderingen c.q. verbeteringen na verloop van de behandeling.
Specifieke instrumenten
De werkgroepen van de Vereniging van Revalidatieartsen komen met aanbevelingen voor waarschijnlijk één specifiek instrument per diagnosegroep, zoals de SIGAM-WAP voor amputatie. Dit van oorsprong Amerikaanse instrument is voor Nederland bewerkt door dr. G.M. Rommers, revalidatiearts van het CvR. Revalidatiearts Wichers liet zien dat de SIGAM-WAP simpel werkt en een eenduidige classificatie oplevert. RN richt zich met de ontwikkeling van meetinstrumenten in eerste instantie op de gangbare revalidatiegeneeskundige diagnosegroepen en nog niet zo zeer op revalidatie van patiënten met hart-, long- en diabetesproblematiek, groepen waarvoor de uitkomstmaat ‘kwaliteit van leven’ wellicht het meest relevant is. Mogelijk geldt dit ook ten dele voor pijnrevalidatie. Het CvR vindt de ontwikkeling van een branche-specifieke set van landelijke prestatie-indicatoren van belang en doet hier graag aan mee. Met name de discussie over een geschikte, generieke uitkomstmaat voor revalidatie van patiënten met een orgaanziekte is daarbij interessant. Het CvR kan hieraan een bijdrage leveren, mede gezien het wetenschappelijk onderzoek dat op dit terrein in ons centrum plaatsvindt. Ik ben er voorstander van dat we een begin maken met meten: al doende leert men en door onderlinge vergelijking kunnen we keuzes aanscherpen. Prof. dr. Klaas Postema
Juni 2007
H oe lo p en mens en me t een been p rothe s e?
Aline Vrieling voor het balansplatform.
Aline Vrieling , revalidatiear ts en onderzoeker in opleiding van het Centrum voor Revalidatie en Helco van Keeken, promovendus van het Instituut voor Bewegings wetenschappen doen sinds drie jaar onderzoek naar balans handhaving en bewegingssturing van am putatiepatiënten die een beenprothese gebruiken.
Uit onderzoek is bekend dat deze patiënten na een beenamputatie een slechtere balans hebben en vaker vallen dan gezonde personen. De balans is met name verminderd als er sprake is van verminderde aandacht of bij het uitvoeren van een complexe motorische taak. Onderzoek naar balans en looppatroon van prothesegebruikers wordt doorgaans gedaan onder basiscondities, zoals het lopen over een vlakke vloer in een goed verlichte gang, zonder enige afleiding. Maar dat komt niet overeen met de dagelijkse realiteit. Vrieling en Van Keeken onderzoeken patiënten dan ook in meer complexe omgevingen om zo meer te weten te komen over de balanscontrole en bewegingssturing.
2(3
N i e uwe website C entr um vo or R evali dati e Niet eenvoudig
Lopen met een prothese is niet eenvoudig. Wegstappen vanuit stilstand, het evenwicht bewaren tijdens de stap, tot stilstand komen, over obstakels stappen en hellingen op- en aflopen zijn belangrijke vaardigheden die aangeleerd moeten worden om op een veilige manier te kunnen voortbewegen. Het is bekend hoe gezonde mensen dat doen, maar hoe bewegen prothesedragers? Bij prothesedragers kan onderscheid gemaakt worden tussen een onderbeenprothesedrager, die nog een eigen knie heeft, en een bovenbeenprothesedrager, die een
protheseknie heeft. Vooral het looppatroon van de laatste groep wijkt sterk af van dat van gezonde mensen. De tekortkomingen van het prothesebeen verraden zich meteen; het tekort aan actieve spierkracht, controle en gevoel rond knie en enkel worden duidelijk tijdens gaan en staan. Vooral de snelheid bij het wegstappen is opmerkelijk: gezonde proefpersonen bereiken gemiddeld een snelheid van 1.03 meter per seconde aan het einde van de eerste stap. De onderbeenprothesedragers halen een snelheid van ongeveer 0.87 meter per seconde en bovenbeenprothesedragers van 0.70 meter per seconde.
CAREN
In de eerste fase van het onderzoek werden ervaren protheselopers getest: zeven patiënten met een bovenbeenamputatie, twaalf patiënten met een onderbeenamputatie en tien gezonde proefpersonen als controlegroep. Inmiddels is de tweede fase van het onderzoek ingegaan: het meten van patiënten bij wie recent een been geamputeerd is. Beginnende prothesegebruikers worden getest op hun vaardigheden. Voor het onderzoek wordt het CARENsysteem gebruikt, een balansplatform dat in alle richtingen kan bewegen. Op deze manier worden de proefpersonen lichtjes uit balans gebracht en met camera’s wordt geregistreerd hoe ze deze balansverstoringen opvangen.
Nog niet
Patiënten vragen nogal eens of het mogelijk is symmetrisch te lopen met een prothese. Volgens de onderzoekers zit dat er vooralsnog niet in. De eigenschappen van de prothese en het gemis aan spierkracht in het prothesebeen maken het onmogelijk volledig symmetrisch te lopen. De vraag of symmetrisch lopen in de toekomst wel mogelijk wordt met geavanceerde, computergestuurde protheses is volgens Vrieling en Van Keeken
Helco van Keeken en Aline Vrieling.
Juni 2007
nu nog niet te beantwoorden. In elk geval zijn er op dit moment nog geen motoren en batterijen die (als draagbare apparatuur) sterk en licht genoeg zijn om het tekort aan spierkracht rond de enkel, het onderbeen en de knie te compenseren. Daarnaast speelt nog een ander probleem: hoe moeten die motoren de bewegingen aansturen? Uit het onderzoek blijkt dat prothesedragers veelal dezelfde bewegingen en strategieën hanteren. Helaas zijn die bewegingen niet exact hetzelfde. Aansturingsprogramma’s moeten daar rekening mee houden en daarvoor is nog veel onderzoek nodig.
Strategieën
Gezien deze onmogelijkheden is het van belang dat therapie zich richt op de mogelijkheden die een prothesebeen biedt en op het uitvoeren van zogenaamde compensatiestrategieën. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat prothesedragers kiezen voor een strategie waarbij het niet-aangedane been een grote rol speelt. Het trainen van balans houden op het niet-aangedane been is daarom minstens zo belangrijk als het trainen van de balans op het prothesebeen. Wegstappen met het prothesebeen als eerste, is gezien de mogelijkheden van het niet-aangedane been het verstandigst. Ook stoppen met lopen met het niet-aangedane been als eerste, is een strategie waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van het niet-aangedane been. Het onderzoek nadert de eindfase, zowel Aline Vrieling als Helco van Keeken zullen op dit onderzoek promoveren. Het proefschrift van Vrieling zal voornamelijk vanuit een klinisch oogpunt geschreven zijn, dat van Van Keeken meer vanuit een toegepast wetenschappelijk oogpunt.
Het CvR is druk bezig met het vernieuwen van de website, www.centrumvoorrevalidatie.nl. Uit interviews met medewerkers en gebruikers van de huidige website is gebleken dat de teksten op de website soms te lang zijn, dat de informatiedichtheid te hoog is en dat de verschillende gebruikers, maar voornamelijk patiënten en verwijzers, niet snel genoeg die informatie vinden die ze nodig hebben. De sitestructuur wordt nu veranderd, alle informatie wordt kritisch bekeken en bijgewerkt. Technisch gezien zijn er straks meer mogelijkheden, zoals foto’s en korte filmpjes ter illustratie van bijvoorbeeld een behandeling. Folders en behandelingsmodules komen in pdf op de website en kunnen gedownload worden. Ook zal de nieuwe website interactiever worden met behulp van polls en de mogelijkheid om kaartjes te versturen aan opgenomen patiënten.
G e zo c ht : m e e d e n k e r s vo o r n i e uw e w e b s it e Het is uiteraard de bedoeling dat de website beter aansluit bij de doelgroep van het CvR. De redactie van de website is dan ook op zoek naar mensen die willen deelnemen aan een focusgroep. Deze focusgroep beoordeelt één keer de website voordat deze definitief de lucht in gaat. Voor deze focusgroep is de redactie op zoek naar verwijzers, leden van patiëntenorganisaties, studenten, onderzoekers; met andere woorden de doelgroep van het CvR in de breedste zin. Het is nog onduidelijk of de focusgroep fysiek eenmaal bijeenkomt of dat de focusgroepleden digitaal hun mening kunnen geven over de website. Wat wel duidelijk is, is dat het om een eenmalige investering gaat. Wilt u deelnemen aan deze focusgroep dan kunt u contact opnemen met Yvette Meinema. Tel: 050 5338416 (maandag, donderdag en vrijdag) of via y.e.meinema@cvr. umcg.nl.
4(5
B r i nkh u is ge o pen d
De proef woning het Brinkhuis is o fficieel geopend. D onderdag 19 april werd het Brinkhuis overgedragen aan het CvR door de voorzitter van de Stichting Beatrixoord N oord-Nederland, mr. ing . P. van der Zaag . Het Brinkhuis is een cadeau van de Stichting ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan. In de proef woning kunnen revalidanten zich voorbereiden op zelfstandig wonen en reïntegratie in de maatschappij. Professor Postema liet namens het bestuur van het CvR weten dat er veel waardering is voor dit unieke cadeau. Hij bedankte in zijn welkomstwoord dan ook iedereen die aan dit multidisciplinaire project meewerkte. Door goede samenwerking en uitgebreide kennis is het gelukt het Brinkhuis binnen drie jaar te realiseren. Postema zei te hopen dat het Brinkhuis een begrip zal worden in het Noorden. Ook mevrouw Strijbosch hield een toespraak; zij belandde tien jaar geleden door een hersenbloeding in een rolstoel. Bij ontslag werd zij ‘overvallen door een gevoel van vreugde en tegelijkertijd ook angst.’ Het Brinkhuis ziet zij dan ook als ‘de aanzet naar een zelfstandig leven, de proefwoning zal bijdragen aan een gevoel van veiligheid en geluk.’ Zij wenste de toekomstige bewoners veel succes toe. De opening gebeurde door de voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMCG, drs. L.C. Bruggeman, de manager Bedrijfsvoering van het CvR, mevrouw Jensma en mevrouw Strijbosch. De openingshandeling bestond uit het openen van de voordeur door middel van een buitenmodel afstandsbediening. Tegelijkertijd schoten twee enorme rode windtunnels de lucht in, de aanwezigen werden bedolven onder een regen van confetti. Na het officiële gedeelte was er gelegenheid het Brinkhuis te bezichtigen.
Snoepreisj e voor diabetespatiënten
Uitwisseling met Finland Afgelopen zomer bezocht pro f. dr. Jan Geer tzen het revalidatiecentrum ‘Rehabilitation Or ton’ in Helsinki. In april werd een tegenbezoek afgelegd; een delegatie bestaande uit revalidatiear tsen, or thopedisch chirurgen, f ysiotherapeuten, ergo therapeuten, psychologen en administratief medewerkers bezocht het CvR. De bezoekers maakten eerst kennis met locatie Groningen van het CvR. Naast een rondleiding en een presentatie over de polikliniek, werden ze geïnformeerd over het CRPS-onderzoek van Jan Geertzen. ’s Middags bezochten de Finnen locatie Haren. Op verzoek van de bezoekers werd ingezoomd op pijnrevalidatie. Er werden presentaties gehouden over pijnprogramma’s voor volwassenen, over kinderen met pijn, over het wetenschappelijk onderzoek naar pijn en ten slotte over het ‘Spine Centre’, een nieuwe polikliniek waar verschillende specialismen samenwerken bij de diagnostiek en behandeling van rugklachten. Na de presentaties nam elke disciplinegroep de ‘eigen’ Finse collega’s mee voor een rondleiding. Het doel van de uitwisseling met de Finse collega’s was een aanzet te geven voor toekomstige samenwerking op het gebied van diagnostiek en behandeling van CRPS-I-patiënten maar ook van andere chronische pijnpatiënten zoals lagerugpijn. Ook is gekeken naar wat de mogelijkheden zijn op het gebied van gezamenlijk wetenschappelijk onderzoek bij deze patiëntengroepen. Drs. Rita Schiphorst Preuper, hoofdbehandelaar van het Pijnteam, en dr. Michiel Reneman, bewegingswetenschapper, zullen een en ander verder bespreken tijdens hun bezoek aan Helsinki deze zomer.
Juni 2007
E e n p r ac ht i g e dag
Jeanet Braad-Pit behoorde tot de genodigden en voer samen met haar partner mee op de Loodskotter. “We hebben het ontzettend leuk gevonden, ook al zat het weer niet mee. Het was letterlijk lekker uitwaaien. Toen we in de ochtend aankwamen in Delfzijl werden we gastvrij ontvangen door de schipper en de koffie stond al klaar. Tijdens de tocht had je een prachtig zicht op de industrie rond de Eems bij Delfzijl en Emden. Gigantische gebouwen, grote vrachtschepen en heel veel windmolens (ik dacht dat er bij Lelystad veel stonden…). Leuk om ook eens te kijken in een stad waar je nooit bent geweest. We hebben een rondje markt gelopen en een gezellige lunch genoten in het centrum. Al met al een prachtige dag.”
Twintig patiënten uit het diabetesprogramma maakten op 11 mei een boottocht op de Loodskotter Eems No.1. Sponsors van de loodskotter, waaronder een groot chemisch bedrijf in D elfzijl, bieden deze tochten aan. Deze keer viel de eer te beur t aan het Diabetesteam ter gelegenheid van de behandeling van de 1000ste patiënt . De tocht ging van Delfzijl naar Emden. Helaas zat het weer niet mee, het was dermate regen- en stormachtig, dat op de motor gevaren werd. Schipper Michel Sarolea stond in de stromende regen alleen aan het roer. De opvarenden kwamen weliswaar regelmatig aan dek om hem een hart onder de riem te steken, maar zakten daarna weer snel terug in de warmte van de kajuit.
Daar werd niet alleen over diabetes gepraat; twee van de gasten met ervaring op binnenvaart en grote vaart vertelden verhalen. Over dat bakboord en stuurboord ooit van plaats zijn verwisseld, bijvoorbeeld. In Emden, na gesluisd te zijn, werd een uurtje spaziert. Op de terugweg naar Delfzijl, weliswaar zonder regen maar met nog heviger wind, kwam de drank op tafel en werd een zeemanslied ingezet...
In 1997 ontstond het idee de haven van Delfzijl haar eigen boegbeeld te geven. Als eerbetoon aan wat de loodskotters voor Delfzijl betekend hadden, besloot men een nieuwe loodskotter te bouwen. De historische Loodskotter Eems is een initiatief van de Stichting Loodskotter Eems. Met de Stichting Mens & Werk werd een werk- en leertraject opgezet en kon een twintigtal werkzoekenden met de bouw van het schip beginnen. De Loodskotter Eems was in juli 2004 vaarklaar. Zie ook: www.loodskotter.nl
6(7
Kli n is ch en to ch th u i s reva li d eren
Behandelaanbod e xp e rt i s e t e am N A H -r eva l i dat i e
Christa Nanninga: “Binnen het expertiseteam NAH-revalidatie werk ik als fysiotherapeut met CVA-patiënten. Sinds een jaar ben ik ook werkzaam als onderzoeker bij OKER, het onderzoeksbureau van het CvR. In 2006 ben ik gestart met de ‘gecombineerde klinische en thuisrevalidatie bij CVA-patiënten’, gericht op het herleren van taken op het gebied van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en mobiliteit. Ik word bij mijn onderzoek begeleid door professor Klaas Postema, hoofd CvR, en Ant Lettinga, onderzoekscoördinator van locatie Beatrixoord.”
Profiteren van voordelen
De overgang van opname naar thuissituatie verloopt bij veel CVA-patiënten moeizaam, aldus Nanninga. “Enerzijds komt dit doordat CVA-patiënten moeite hebben met het generaliseren van datgene wat ze in de kliniek geleerd hebben. Anderzijds kan de thuissituatie onvoldoende in het revalidatiecentrum worden nagebootst.” Thuisrevalidatie zou dus voor een aantal klinische CVA-patiënten een duidelijke meerwaarde kunnen hebben. Maar vanwege de hoeveelheid therapie en zorg die nodig is, kunnen deze patiënten nog niet naar huis. Vandaar dat gekozen is voor een combinatie van klinische en thuisrevalidatie. Christa Nanninga: “Een voordeel van thuisrevalidatie is dat de
partner intensief betrokken kan worden bij de behandeling.”
Voor patiënten met een CVA, in de volksmond beroer te, is de overgang van opname in het revalidatiecentrum naar de thuissituatie niet makkelijk. Ac tiviteiten zoals de was doen, aankleden en traplopen gaan meestal niet meer vanzelf. O m de overgang van opname naar de thuissituatie soepeler en natuurlijker te laten verlopen ontwikkelde Christa Nanninga, f ysiotherapeut in het exper tiseteam NAH-revalidatie van het CvR en onderzoeker, een behandelprotocol voor CVApatiënten waarin klinische en thuisrevalidatie worden gecombineerd. Op dit moment evalueer t ze de haalbaarheid van dit behandelprotocol in een pilotstudy.
Juni 2007
Van papier naar praktijk
In het eerste jaar van haar onderzoek verrichtte Nanninga literatuuronderzoek en schreef ze het gecombineerde behandelprogramma en het protocol. Hierbij werd ook gebruikgemaakt van focusgroepinterviews om relevante aandachtspunten en ideeën van behandelaars in het behandelprogramma te verwerken. “In deze pilotstudy evalueer ik de haalbaarheid van het behandelprotocol voor wat betreft inhoud, in- en exclusiecriteria en meetin-
strumenten die gebruikt worden.” Dit jaar kon een start gemaakt worden met het praktische gedeelte van het onderzoek. Tot april 2008 zullen er minimaal vijf en maximaal acht CVA-patiënten gevraagd worden deel te nemen aan de gecombineerde behandeling.
Het behandelprogramma ‘gecombineerde klinische en thuisrevalidatie voor CVA-patiënten’ is onderdeel van het behandelaanbod van het expertiseteam NAH-revalidatie. Voor inhoudelijke informatie over andere behandelmogelijkheden kunt u bellen met telefoonnummer 050-5338514. Voor het aanvragen van patiëntenbrochures kunt u contact opnemen met het secretariaat van het expertiseteam op telefoonnummer 050-5338217.
De thuissituatie centraal
In de gecombineerde behandeling worden patiënten twee dagdelen aan huis behandeld. De overige dagdelen wordt er in de kliniek (Beatrixoord) geoefend. De verschillende behandelaars die betrokken zijn bij de thuisrevalidatie stellen een behandelprogramma op maat samen. Nanninga: “De thuissituatie bepaalt wat in de kliniek geoefend wordt.” Beperkingen die de patiënt in de eigen thuissituatie ervaart op het gebied van ADL en mobiliteit, bepalen de inhoud van het behandelprogramma.
Door klinische CVA-patiënten: tijdens
de opname ook in hun privé-omgeving te behandelen, kunnen precies die
dagelijkse bezigheden geoefend worden die
voor de patiënt van belang zijn.
De rol van de partner
De partner speelt een belangrijke rol in de gecombineerde behandeling. Nanninga: “Tijdens de twee dagdelen dat een behandelaar mee naar huis gaat, wordt de partner intensief betrokken bij de behandeling. De partner wordt hierdoor beter voorbereid op de gevolgen die het CVA heeft voor het dagelijkse leven en de relatie.”
M e e r i n f o r mat i e Het onderzoek wordt gesubsidieerd door de Stichting Beatrixoord NoordNederland. Voor meer informatie over het onderzoek en de gecombineerde behandeling kunt u contact opnemen met Christa Nanninga: 050-5338617.
[email protected]
8(9
Ki n derreva li dati e mede-o rgan isato r Eu rop ee s co ngre s
Ag e n d a Thema’s
De European Academy o f Childhood D isability (EAC D) hield van 14 tot 16 juni het jaarlijkse congres in het UM CG en Mar tinikerk. Kinderrevalidatiear ts dr. Karel Maathuis van het CvR en pro fessor dr. Mijna Hadders-Algra van Ontwikkelingsneurologie haalden, in samenwerking met het Wenckebach Instituut van het UM CG, het congres ‘Development and D ifferentiation in Childhood Disability’ naar Groningen.
De EACD verenigt behandelaars uit verschillende disciplines van kinderen met een beperking: artsen (neurologen, revalidatieartsen, kinderartsen), bewegingswetenschappers, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, psychologen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en leerkrachten uit het speciaal onderwijs. Ruim vierhonderd geïnteresseerden namen deel aan het congres.
Juni 2007
Het congres was ingedeeld naar vijf thema’s, die uitgewerkt werden door een groot aantal Amerikaanse en Europese key note speakers. Onderwerpen waren: 1. De ontwikkeling van kinderen met een beperking is geen statische conditie maar een dynamisch proces. Kinderen met eenzelfde diagnose ontwikkelen zich vaak toch heel anders. Om deze ontwikkeling te begrijpen is langlopend onderzoek nodig. Is te voorspellen hoe een kind zich zal ontwikkelen? 2. De rol van de omgeving in de ontwikkeling van het kind. Naast genetische en biologische factoren speelt de factor omgeving een rol. Maar welke precies? Speciale aandacht was er voor de invloed van voeding en beweging bij kinderen met een beperking. 3. Nieuwe opvattingen leiden tot andere behandelingen. Werd vroeger veelal uitgegaan van de diagnose, tegenwoordig wordt meer en meer gekeken naar het functioneren van het kind aan de hand van de International Classification of Function, Health and Disability. Deze ontwikkelingen vragen om nieuw beleid ten aanzien van zorg. 4. Participatie van kinderen met beperkingen in het dagelijkse leven is niet alleen voor de kinderen aangenaam, het stimuleert ook hun sociale, cognitieve en motorische ontwikkeling. Maar wat is nodig om kinderen te laten deelnemen aan een normaal leven en hoe werken alle partijen samen? 5. Ethische vraagstukken, zoals waar ligt de grens tussen behandelen of niet behandelen? En hebben behandelingen waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze effectief zijn de voorkeur of is er ook plaats voor niet evidence based behandelingen?
In de workshops werden de onderwerpen verder uitgediept. Daarnaast waren er 120 posters - voor de beste poster werd een prijs uitgereikt – en waren er instructional courses over uiteenlopende onderwerpen.
Pijn
Kinderrevalidatiearts Kiek de Blécourt van het CvR coördineerde het satellietprogramma ‘Pijnmanagement bij kinderen’. Verschillende aspecten van pijn en pijnmanagement bij kinderen met beperkingen werden besproken en onderzoeksgegevens gepresenteerd. Methodes van pijnregistratie bij baby’s en kinderen met een verstandelijke beperking werden gepresenteerd, evenals pijn bij kinderen met motorische beperkingen met speciale aandacht voor heupproblemen bij kinderen en adolescenten met cerebrale parese. Een behandelingsprogramma voor kinderen met subacute pijn werd onder de loep genomen. Ook was er aandacht voor chronische pijnsyndromen van het houdingsen bewegingsapparaat die bij kinderen steeds vaker worden onderkend. De organisatoren kijken terug op een zeer geslaagd en interessant congres, waarbij veel wetenschappelijke kennis is uitgewisseld, nieuwe contacten zijn gelegd en oude banden nog eens zijn aangehaald.
Het congres kon zich verheugen in hoog bezoek. In de Martinikerk opende prinses Margriet donderdagochtend het congres. Ook was er een toespraak van Erica Terpstra, voormalig staatssecretaris van VWS.
Studiemiddag patiënten participatie in wetenschappelijk onderzoek
Op donderdag 6 september vindt bij ZonMw in Den Haag voor de vierde maal de studiemiddag ‘Patiëntenparticipatie in wetenschappelijk onderzoek’ plaats. Met de jaarlijkse studiemiddagen wil ZonMw de samenwerking tussen patiëntenorganisaties en wetenschappers verbeteren. Tijdens deze middag treden patiëntenorganisaties, onderzoekers en beleidsmakers bij fondsen en zorgverzekeraars met elkaar in discussie. Aan de orde komen ervaringen met het Handboek Patiëntenparticipatie, een analyse van patiëntenparticipatie binnen ZonMwprogramma’s en de laatste stand van zaken rond een nieuw programma Patiëntenparticipatie in wetenschappelijk onderzoek. De middag wordt geopend met een speed date tussen patiënten en onderzoekers, een gesprek van maximaal drie minuten aan de hand van de vraag: ‘Patiëntenparticipatie: is dat iets voor mij en hoe doe je dat?’ Het boek ‘Zeggenschap in wetenschap – patiëntenparticipatie in onderzoek’ van Tineke Abma en Jacqueline Broerse wordt gepresenteerd en aangeboden aan Jan Karel Koppen, directeur beleidsontwikkeling en ondersteuning bij NWO. Deelnemers aan de studiemiddag kunnen het boek tegen gereduceerd tarief tijdens de studiemiddag kopen. De bijeenkomst wordt gehouden van 12.30 - 17.00 uur bij ZonMw, Laan van Nieuw Oost Indië 334, Den Haag. De middag is gratis toegankelijk. Aanmelden (voor 1 juli) kan viahttp://www.zonmw.nl/ index.php?id=4908
0 1 (11
Een an dere aan pak van o nbegrepen polskl achten Het aantal mensen dat met onbegrepen klachten bij de huisar ts komt, wordt op meer dan 50% geschat . I n hoeverre het om klachten van hand en pols gaat, blijkt uit een omvangrijke studie in Rotterdam in 2006 : van de 7983 onderzochte personen gaf 17 % pijnkla chten en bijna 14% func tieklachten van de hand aan.
Bij deze groep is gekeken hoeveel klachten medisch verklaard konden worden, bijvoorbeeld door een röntgenopname. Bij slechts 25% kon een aanwijsbare oorzaak worden gevonden, 75% bleef dus medisch onverklaarbaar. Psychologische en sociale factoren werden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Roer om
Ook het Handenteam van het CvR ziet mensen met onbegrepen polsklachten. Eerder kregen deze patiënten alleen fysiotherapie, maar toen bleek dat minder dan de helft van deze patiënten verbeterde, ging het roer om. In 2004 begon een multidisciplinair programma voor patiënten met (chronische) onbegrepen polsklachten: het polsscholingsprogramma. Voortaan krijgen patiënten een intake bij de revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut en de psycholoog. Na afloop hiervan beoordelen de behandelaars op welk vlak het probleem vooral ligt en wordt bepaald of de patiënt geschikt is voor het polsscholingsprogramma en bij welke disciplines de patiënt het meest gebaat zal zijn. Dit behandelingsvoorstel wordt met de patiënt besproken.
Meneer H. heeft een leuke baan als verpleegkundige en ook thuis loopt alles goed. Wel heeft hij zich extra moeten inzetten toen zijn vrouw een nieuwe heup kreeg. Door die extra activiteiten ontwikkelde hij in die tijd langzaam polsklachten, die nu maar niet overgaan. Meneer is erg precies en wil zijn werk graag goed doen maar de klachten weerhouden hem daarvan. Bij meneer H. staat de behandeling door de ergotherapeut voorop. Er wordt gekeken hoe hij, zonder slordig te worden, zijn werk ergonomisch goed kan uitvoeren. De balans tussen belasting en belastbaarheid wordt besproken door de fysiotherapeut en zowel thuis als op het werk toegepast. De psychologie speelt hierbij een ondersteunende rol, de psycholoog besteedt vooral aandacht aan meneers passieve pijncoping. Na drie maanden zijn de klachten wel minder geworden maar nog hinderlijk aanwezig. Bij de follow up-meting zijn ze verder afgenomen en kan meneer alles weer doen wat hij wil, met weinig klachten.
Mevrouw H. zorgt goed voor haar gezin met drie kinderen tussen de 15 en 20 jaar. Eén van de kinderen heeft ADHD en in het weekend vangt het gezin probleemkinderen op. Haar man is kostwinner maar omdat hij via een uitzendbureau werkt, heeft hij niet altijd werk. De stress die dit met zich meebrengt kon mevrouw nog wel aan, maar toen bij haar een melanoom werd geconstateerd ging het mis. Ze is inmiddels tweemaal geopereerd en wordt nu nog tweemaal per jaar gecontroleerd. Bij de psychologische intake wordt duidelijk dat de stress van de laatste jaren haar te veel is geworden. De polsklachten zijn de spreekwoordelijke druppel. De psycholoog bespreekt met mevrouw hoe zij beter kan omgaan met de stress. Ook valt op dat haar pijncoping erg passief is en dat ze de verantwoordelijkheid voor de behandeling vooral bij de arts legt. Coping en controle worden besproken. Bij de fysiotherapie en de ergotherapie wordt hier praktische invulling aan gegeven. Er wordt een opbouwend oefenprogramma afgewerkt. Na drie maanden zijn de klachten sterk verminderd en bij de follow up-meting zelfs verdwenen.
cognities heeft hij? Hoe gaat hij met de klachten om, welke copingsstrategieën hanteert hij? Waar legt de patiënt de verantwoordelijkheid voor zijn genezing: bij zichzelf of bij de behandelaar? De insteek van het programma is dat de therapeut vooral een begeleidende rol heeft en bekijkt welke gedragsveranderingen kunnen helpen het doel te bereiken.
Doorgaan
De nieuwe aanpak lijkt succesvol. Een tussentijdse evaluatie laat betere resultaten zien dan de monodisciplinaire aanpak van weleer.
geveer drie kwart van de deelnemers aanslaat. Bij de eerdere monodisciplinaire (fysiotherapeutische) aanpak was dat minder dan de helft. De resultaten zijn voor het Handenteam dus aanleiding om op de ingeslagen weg verder te gaan. Inmiddels is er een patiëntenfolder geschreven waarin opzet en werkwijze van het polsscholingsprogramma staan beschreven. De folder komt op de (nieuwe) website, maar is ook aan te vragen bij het Handenteam van het CvR (
[email protected]).
Op participatieniveau
Het polsscholingsprogramma duurt ongeveer drie maanden en in die tijd bezoekt de patiënt met afnemende frequentie - aanvankelijk eenmaal per week, later eenmaal per twee weken – de polikliniek. Daarnaast zijn er huiswerkopdrachten. Alle drie de disciplines kijken naar het functioneren van de patiënt en behandelen dus niet meer op stoornisniveau maar op participatieniveau. De fysiotherapeut kijkt met name naar belasting – belastbaarheid, bijvoorbeeld in het werk of bij het uitoefenen van de hobby. De ergotherapeut kijkt vooral naar praktische zaken. Hoe zit iemand achter de computer? Beweegt iemand effectief en ontspannen? De psycholoog onderzoekt hoe de patiënt tegen zijn klachten aankijkt, welke
Juni 2007
Ernst Schrier, psycholoog van het Handenteam, onderzocht met behulp van een aantal vragenlijsten een eerste groep patiënten uit het polsscholingsprogramma. Er waren drie meetpunten: bij de intake, aan het eind van het programma en zes maanden na afloop van het programma. Alle patiënten bezochten zowel de fysiotherapeut als de ergotherapeut als de psycholoog. De resultaten laten zien dat het nieuwe multidisciplinaire programma bij on-
2 1 (13
Verb ouwen m e t visi e op zo rg
Goede revalidatiezorg bestaat uit meer dan alleen een goed behandelprogramma. De sfeer in het revalidatiecentrum zelf en de faciliteiten die een centrum biedt, spelen ook een rol. Het Centrum voor Revalidatie heeft daarom ingrijpende verbouwingsplannen voor de locatie Beatrixoord. Plannen die samenhangen met een visie op goede revalidatiezorg .
Voordat de mokers de muren raken en de graafmachines het terrein oprijden, inventariseerde het CvR de wensen van patiënten en medewerkers. Ytje Jensma, manager Bedrijfsvoering: “Een aantal jaren geleden hebben we twee verpleegafdelingen grondig verbouwd. De ervaringen van zowel patiënten als medewerkers van deze afdelingen konden mooi gebruikt worden als uitgangspunt voor de komende verbouwing. Door een extern bureau zijn interviews gehouden om te kijken welke punten echt anders moeten en – niet te onderschatten – welke punten echt zo moeten blijven.”
Bezint eer ge begint
Uit deze inventarisatie en bezinning op de verbouwing komt een aantal punten duidelijk naar voren. Patiënten hebben (uiteraard) een voorkeur voor éénpersoonskamers en ruimtes zoals gezellige zithoeken waar men zich rustig kan terugtrekken. Aan de andere kant geven patiënten en medewerkers ook aan dat ze behoefte hebben aan een gezamenlijke ruimte waar iedereen elkaar kan ontmoeten. De verbouwing moet dus tegemoet komen
aan zowel de privacy-wens als aan de behoefte van patiënten en medewerkers om elkaar te ontmoeten. Lastig. Privacy vraagt om het afschermen van kamers en andere ruimtes terwijl ontmoetingen juist gestimuleerd worden door een open inrichting en het gebruik van transparant bouwmateriaal.
Transparant
Zowel patiënten als medewerkers valt het op dat alle gangen van locatie Beatrixoord zo gesloten zijn. Als alle deuren dicht zijn, lijkt het alsof er niemand aanwezig is. Er is geen contact tussen de kamers en de gang. Patiënten ervaren dit als ‘gesloten’, ook omdat zij soms niet aankloppen om bijvoorbeeld de weg te vragen. Personeelsleden vinden het soms minder veilig: als er iets gebeurt met de patiënt zijn zij alleen met deze persoon op de kamer. Hoe gaat locatie Beatrixoord nu om met de balans tussen privacy aan de ene kant en openheid en transparantie aan de andere kant? Een paar belangrijke punten uit het verbouwingsplan:
• bestaande dichte muren tussen kamers blijven bestaan maar de gangwanden worden vervangen door semi-transparant materiaal; • ruimtes die intensief worden gebruikt, worden vanwege geluidsoverlast afgeschermd; • bij de route naar sporthal en zwembad (nu soms een ‘drukke’ route) wordt rekening gehouden met de privacy-wens van patiënten, bijvoorbeeld door een corridor te realiseren; • poliklinische en klinische behandelingen worden, wat locaties betreft, duidelijker van elkaar gescheiden. Dit biedt poliklinische en klinische patiënten meer privacy.
Wegwijs
Duidelijke bewegwijzering op de locatie zorgt er ook voor dat patiënten het gebouw als ‘transparant’ ervaren. Ytje Jensma: ”Dit is nog een op te lossen punt. Wij hebben een bewegwijzeringssysteem dat niet echt bevalt én we gaan met de aanstaande verbouwingen veel van onze patiënten vragen omdat er natuurlijk veel met ruimtes geschoven zal worden in de tijdelijke situatie. We zullen alle zeilen bij
Juni 2007
moeten zetten om dit punt goed op te lossen.” Een duidelijke bewegwijzering creëert niet alleen een open en transparant gebouw, het zorgt er ook voor dat patiënten zelfstandig hun weg kunnen vinden. De centrale hal speelt daarbij een belangrijke rol. Als mensen binnenkomen moet direct duidelijk zijn waar ze wat kunnen vinden. De balie krijgt in de verbouwingsplannen een prominentere plek dan nu het geval is. Een mooi voorbeeld dat laat zien hoe een gebouw in dienst kan staan van, in dit geval, de revalidatiedoelstelling de patiënt weer zo zelfstandig mogelijk te laten handelen. Dit is niet het enige voorbeeld, de verbouwing zal in meerdere gevallen aansluiten bij de inhoud van de zorg.
Betere zorg
Eén van de belangrijkste doelen binnen een revalidatiebehandeling is dat de patiënt weer zo zelfstandig mogelijk kan opereren. De verbouwingsplannen zijn er dan ook op gericht de patiënt uit te nodigen zelfstandig te oefenen, ook buiten de therapie om. Dit kan bereikt worden door op elke afdeling oefenruimtes te creëren.
Een ander voorbeeld van de verbinding tussen de verbouwing en de inhoud van de zorg is dat er in de verbouwingsplannen rekening wordt gehouden met de werkwijze van het CvR. De revalidatieteams zijn multidisciplinair. Goede afstemming tussen de disciplines, zowel formeel als informeel, over de patiënt en de aanpak van de behandeling versterkt het interdisciplinair werken en vergroot het resultaat van de behandeling. Om die reden is het belangrijk dat collega’s elkaar zoveel mogelijk kunnen ontmoeten. Verpleegkundige ontmoet fysiotherapeut, psycholoog ontmoet diëtist, arts ontmoet ergotherapeut, enzovoort. Om die reden zijn er plannen om voor elk team een teamkamer te creëren.
kunnen starten? Het is moeilijk te zeggen. We hopen nog in 2007. Daarna zal er zeker twee jaar lang bouwactiviteit zijn bij locatie Beatrixoord.”
Planning en realisatie
Ytje Jensma: “De voorbereidingen zijn in volle gang en net zoals we dat kennen van privé-verbouwingen: de voorbereidingen duren het langst. Wanneer we precies
4 1 (15
Wo rks ho ps vo or fys i otherap e uten eerste l i j n
Looplab CvR beschikt over het nieuwste van het nieuwste Twee f ysiotherapeuten van het NAH-team organiseerden de afgelopen maanden een aantal workshops voor f ysiotherapeuten uit de eerste lijn. Ze gaven de workshops samen met collega’s, een ergotherapeut en een psycholoog van het NAH-team.
Het Laboratorium voor Houdings- en Bewegingsanalyse van het CvR in locatie Groningen kreeg in mei een nieuw VICON-bewegingsanalysesysteem, bestaande uit een achttal infraroodcamera’s met bijbehorende flitsers, twee krachtplaten en de nodige computerapparatuur. Coördinator van het Looplab, dr. ir. At Ho f, legt uit wat de voordelen van het nieuwe systeem zijn. “Met het VICON-systeem komen we tot een betere diagnose van gangbeeldproblemen. Tot nu toe hadden we een krachtplaat, en de gemeten krachten combineerden we met een video-opname van de lopende persoon. Het VICON-systeem meet veel nauwkeuriger de werking van spieren en meet bovendien driedimensionaal. Dat is een wezenlijk voordeel bij patiënten die op allerlei manieren scheef en asymmetrisch kunnen lopen. Bij metingen met het VICON-systeem
krijgt de patiënt een aantal reflecterende bolletjes opgeplakt. De camera’s registreren de posities van die bolletjes honderd keer per seconde. Door de computer worden de gegevens van die acht camera’s omgerekend in driedimensionale posities. Tegelijkertijd meten de krachtplaten de kracht die de voet van de patiënt op de grond uitoefent. Uit de kracht- en positiegegevens samen worden dan de totale spierkrachten rond enkel, knie en heup berekend, ook weer in drie richtingen.”
Tijdens een symposium dat het NAH-team gaf in 2005 bleek er in de eerstelijn vooral behoefte te zijn aan praktische informatie en scholing over behandelaanpak en -technieken bij CVA-patiënten. Froukje IJzerman en Christa Nanninga stelden een bijscholingsprogramma samen en organiseerden drie workshops. Het bleek een schot in de roos. Er waren zoveel aanmeldingen, dat een aantal workshops in het najaar zal worden herhaald. De onderwerpen die inmiddels aan bod zijn geweest zijn: ‘Arm- en handfunctie na een CVA’, ‘Cognitie en bewegen’ en ‘Sport en Fietsen’.
Froukje en Christa: “De workshops zijn voor beide partijen zeer informatief geweest. Maar behalve scholing en uitwisseling van informatie op het inhoudelijk vlak, willen we als fysiotherapeuten van het CvR de ketenzorg voor NAH-patiënten versterken door een netwerk op te bouwen met fysiotherapeuten in de eerste lijn. Na deze eerste aftastende fase gaan we ook de fysiotherapeuten van het UMCG en het Martiniziekenhuis erbij betrekken om het netwerk zo breed en functioneel mogelijk te laten zijn.”
EMG
“Het EMG is de electrische activieit die bij een spier te meten is als de spier aanspant. In combinatie met de bewegingsbeelden kunnen we zien welke spier tijdens het lopen actief is, aan de buitenkant is dat niet te zien. Bij het VICON-systeem komt ook een nieuw EMG-systeem met zestien kanalen, er kunnen dus zestien verschillende spieren tegelijkertijd gemeten worden. En het systeem is draadloos. De proefpersoon krijgt een zendertje op de huid geplakt dat de signalen doorgeeft. Straks loopt de patiënt dus helemaal zonder draden door de loopruimte. Dat is wel eens anders geweest.”
Juni 2007
6 1 (17
Symposi um MS vo o rzi et i n een beh o efte Dinsdag 15 mei werd in Beatrixoord een symposium over multiple sclerose (MS) gehouden. Het symposium was georganiseerd ter gelegenheid van het jubileum van Dineke Mulder, revalidatiear ts en hoo fdbehandelaar van het Dwarslaesieteam. MS is een chronisch progressieve neurologische aandoening die sterk verschillende uitingsvormen kan hebben met een sterk individueel bepaald beloop. Rode draad in het symposium was de complexe diagnostiek van MS. Zeker in het begin is er sprake van een scala aan hulpverleners; voor de patiënt met beginnende MS is het een doolhof waarin het overzicht snel zoek is. Alle deelnemers, zowel ervaringsdeskundigen als hulpverleners, waren het daarover eens. Daaruit volgde logischerwijs de vraag: op welk moment wordt een patiënt met MS verwezen naar welke zorgverlener? Kan de patiënt dit zelf goed overzien of is daarbij
hulp nodig van bijvoorbeeld een case manager? En zo ja, wie zou dan hiervoor de meest aangewezen persoon zijn?
Flexibel
Mulder: “Gelet op de zeer wisselende uitingsvormen en het beloop van MS ben ik geen voorstander van een protocollaire behandeling. We kunnen wel weer regels opstellen, maar dat leidt tot verstarring en verkokering. In de revalidatiegeneeskunde is, waar mogelijk, de hulpvraag van de patiënt leidend. Een eerste gesprek met de revalidatiearts levert vaak veel nieuwe informatie op voor de patiënt. Een verwijzing naar ons team in Beatrixoord
S p ec i al i sati e kn u f fe l d okter betekent niet automatisch dat het hele multidisciplinaire team ook wordt ingezet. Per patiënt doen we een behandelvoorstel en omdat er sprake is van een progressieve aandoening zijn er steeds nieuwe symptomen en beperkingen en heeft de patiënt dus steeds een andere hulpvraag. Laten we daarom vooral flexibel blijven. Wie het beste de case manager kan zijn, is van veel factoren afhankelijk, zoals de ernst van de MS, het netwerk van de patiënt of de belastbaarheid van de mantelzorger. Soms is een patiënt zelf de beste case manager, voor een andere patiënt is dit de huisarts, een verpleegkundige of de revalidatiearts. Dat is nu ook de praktijk en dat werkt goed. Wel moeten de verschillende zorgverleners elkaar makkelijk kunnen vinden om de zorg voor MS-patiënten te verbeteren.” Het symposium bleek een stap om eerder en makkelijker met elkaar in contact te komen.
Het UM CG biedt ar tsen in opleiding de mogelijkheid de praktijk te leren. Een heel speciale vorm van geneeskundig onder wijs is het jaarlijkse Teddy Bear Hospital, dat in mei weer gehouden is. Zo’n 800 kleuters van tien basisscholen namen hun eigen knuffel mee naar het UMCG. Daar was ‘de blauwe patio’ omgebouwd tot een mini-ziekenhuis met wachtkamers, spreek- en behandelkamers. Studenten Geneeskunde van de RUG waren de dokter. Na in de wachtkamer netjes op hun beurt te hebben gewacht, mocht elk kind met zijn knuffel naar de dokter en uitleggen wat er aan scheelde. Dat varieerde van gebroken benen tot hoofdpijn en misselijkheid vanwege snoepjes. Behandeling vond ter plekke plaats, de dokters werden bijgestaan door de eigenaren van het zieke beest. De knuffeldokters konden op deze manier hun communicatieve vaardigheden
met kinderen trainen en kregen meer inzicht in de vakgebieden kindergeneeskunde en kinderpsychologie. Het Teddy Bear Hospital wordt georganiseerd door de International Federation of Medical Students Associations (IFMSA), een internatio nale organisatie van Geneeskundestudenten. Veel kinderen vinden het ziekenhuis maar eng, vaak doordat ze niet weten wat hen te wachten staat; het Teddy Bear Hospital wil kleuters spelenderwijs laten kennismaken met het ziekenhuis. Het project is, naast Groningen, ook in andere steden en landen een succes.
Ik be n g e e n vo o r s t a n d e r va n een pro t o co l l a i re b e h a n d e l i n g . Lat e n w e f l ex i b e l b l i j v e n .
Je verwacht toch het ergste…
Juni 2007
N i e uw roll en d m ater i eel In april werden in locatie Beatrixoord alle rolstoelen in één keer ver vangen; een omvangrijke operatie . Locatie Beatrixoord heeft namelijk meer dan honderd rolstoelen in gebruik, patiënten moeten tijdens h un opname uiteraard gebruik kunnen maken van een adequate rolstoel. In de loop der tijd was het beheer van de rolstoelen versnipperd geraakt en onoverzichtelijk geworden. Er waren te veel soorten en merken rolstoelen in huis en toch bleek het moeilijk patiënten tijdig van de juiste rolstoel te voorzien. Terwijl een goede rolstoel een basisvoorwaarde is om te kunnen revalideren. Bovendien bleef het rolstoelpark achter bij wat er tegenwoordig te koop is op rolstoelgebied.
Rigoureus
Een projectgroep kwam met een visie rond het rolstoelbeleid, inventariseerde de knelpunten en formuleerde eisen voor materiaal en beheer. De voor- en nadelen van kopen, huren, in- of extern beheer werden onderzocht, er werd overlegd met gebruikers (zowel patiënten als personeel), ergotherapeuten, rolstoelhersteller, leveranciers en het inkopersoverleg revalidatiecentra. De projectgroep koos voor twee typen rolstoel en adviseerde een rigoureuze vervanging van alle rolstoelen in één keer. Ook werd er een vervangingsplan vastgesteld: de rolstoelen worden nu afgeschreven in vijf tot zes jaar. In het vervolg bepaalt de ergotherapeut voor de individuele patiënt het type rolstoel en de accessoires, de Technische Dienst zorgt voor registratie, onderhoud, reparatie, uitleen, retournering en schoonmaak. De TD zet hiervoor zeven mensen in, alles is nu in één hand.
8 1 (19
Tot en met 29 juni exposeer t Mark Dijstelberge (Assen, 1972) foto’s in locatie Beatrixoord. Dijstelberge is gefascineerd door kleine dingen en heeft zich gespecialiseerd in de macro fotografie . Insec ten, druppels, bloemen, planten: hoe kleiner hoe liever. De springspin, tussen de 5 en 10 mm groot, is zijn favoriet . Het werk van D ijstelberge is te bekijken op w w w.dijstelberge .nl en op w w w.mdsign.nl/fotos/D70