Hoe bereikt u mensen met een laag opleidingsniveau? Sociale marketing onderzoek naar het bereiken van mensen met een lage sociaaleconomische status op het platteland van Zuid-Holland Zuid
Dit onderzoek is uitgevoerd door het programma mentale weerbaarheid van de Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ.
Dordrecht, november 2013
Anne van Dorst Functionaris gezondheidsbevordering, Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ Merel Schutten Epidemiologisch onderzoeker, Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ Sander Bruggeling Communicatieadviseur, HollandSpoor
2
Inhoudsopgave SAMENVATTING---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 1
INLEIDING ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 9
1.1
Achtergrond ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9
1.2
Aanleiding van het onderzoek---------------------------------------------------------------------------------------------------------------11
1.3
Doelstelling en onderzoeksvragen van het onderzoek -------------------------------------------------------------------------------------12
1.4
Leeswijzer ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12
2
ONDERZOEKSMETHODEN ------------------------------------------------------------------------------------------------13
2.1
Extra analyses op gegevens uit de Gezondheidsenquête ----------------------------------------------------------------------------------14
2.2
Literatuur onderzoek ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------14
2.3
Interviews met experts, sleutelfiguren en volwassenen met een lage ses ---------------------------------------------------------------15
2.4
Brainstormsessies met professionals -------------------------------------------------------------------------------------------------------16
3
RESULTATEN --------------------------------------------------------------------------------------------------------------17
3.1
Kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ ----------------------------------------------------------------17
3.2 Hoe kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ bereikt worden met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid? --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------22
3
3.3 Wat zijn geschikte vormen en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ? --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------24
4
SAMENVATTING EN AANKNOPINGSPUNTEN VOOR SUCCESVOLLE INTERVENTIES. --------------------------------27
4.1
Samenvatting --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------27
4.2
Aanknopingspunten voor succesvolle interventies -----------------------------------------------------------------------------------------29
4.3
Het huidige aanbod van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid in de regio Zuid-Holland Zuid ------------------------30
4.4
Kansrijke interventies gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid bij volwassenen met een lage ses op het platteland --33
5
BIJLAGEN ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------36
6
LITERATUUR ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------54
4
Samenvatting Waarom een onderzoek naar mensen met een lage opleiding op het platteland? Mensen met een laag opleidingsniveau leven gemiddeld zes jaar korter dan hoogopgeleiden. Daarnaast brengen ze zestien tot negentien jaar korter in goede gezondheid door. Het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen is onderdeel van de missie van de Dienst Gezondheid & Jeugd. Met het programma mentale weerbaarheid wil de Dienst Gezondheid & Jeugd, in samenwerking met gemeenten en ketenpartners, mensen mentaal weerbaar maken en depressie voorkomen door middel van (effectief bewezen) interventies. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een laag opleidingsniveau hierbij niet of nauwelijks worden bereikt. Zij voelen zich niet aangesproken door de gezondheidsbevorderende interventies die nu worden aangeboden. Vanuit het programma mentale weerbaarheid is onderzoek gedaan naar de leefwereld en behoeften van mensen met een lage opleiding in de plattelandsgemeenten Korendijk, Sliedrecht en Zederik. Bij dit onderzoek zijn de principes van sociale marketing toegepast. Sociale marketing is de toepassing van commerciële marketing concepten en technieken om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen. Sociale marketing biedt een planmatige aanpak om de doelgroep te begrijpen en te verleiden met voor hén aantrekkelijke vooruitzichten. Welke vragen worden in dit onderzoek beantwoord? Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de wijze waarop volwassenen met een lage opleiding en woonachtig op het platteland kunnen worden bereikt met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid. Dit gebeurt door het beantwoorden van de volgende onderzoeksvragen: - Wat zijn kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in Zuid-Holland Zuid? - Hoe kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland van ZHZ bereikt worden met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid? - Wat zijn geschikte vormen en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassene met een lage ses op het platteland in ZHZ? Welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt om de vragen te beantwoorden? Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn de volgende methoden toegepast: - Literatuuronderzoek naar interventies en strategieën gericht op het bereiken van mensen met een laag opleidingsniveau in Nederland;
5
- Analyse van gegevens uit de Gezondheidsmonitor van de Dienst Gezondheid & Jeugd (2012) om kenmerken van de doelgroep te identificeren; - Interviews met landelijke experts over het bereiken van mensen met een laag opleidingsniveau; - Interviews met sleutelfiguren uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik, zoals een kapper, een leraar en een Wmo-consulent over de leefwereld van de doelgroep; - Interviews met volwassenen met een laag opleidingsniveau over hun leefwereld en behoeften; - Brainstormsessies met professionals over mogelijkheden om laag opgeleiden te bereiken naar aanleiding van de verzamelde onderzoeksgegevens. Wat zijn de belangrijkste resultaten van het onderzoek? Volwassenen met een laag opleidingsniveau op het platteland kennen een aantal specifieke kenmerken. Deze groep is vaker getrouwd, heeft vaker een gereformeerde geloofsovertuiging, heeft een lager beroepsniveau en doet vaker vrijwilligerswerk vergeleken met de gemiddelde inwoner van Zuid-Holland Zuid. Verder valt op dat deze groep weinig regie ervaart over zijn eigen leven en te kampen heeft met meerdere gezondheidsproblemen (zowel lichamelijk als psychisch). In hun vrije tijd gaan mensen uit de doelgroep vaak op de koffie bij vrienden, familie of buren. Verder staat voetbal in veel gezinnen centraal. Ook gaan ze regelmatig een dagje winkelen in de grote stad. Vrouwen hebben hobby’s als breien, knutselen en sieraden maken. De doelgroep kijkt naar sport op televisie, maar ook programma’s als ‘Goede Tijden, Slechte Tijden’ en ‘Ik Hou van Holland’ zijn populair. De doelgroep komt vaak bij de huisarts met vage klachten. Verder nemen volwassenen met een lage opleiding deel aan activiteiten in het dorp en hebben ze interesse in het lokale nieuws. Volwassenen met een lage opleiding op het platteland zijn trouwe lezers van de lokale huis-aan-huisbladen en soms ook van de regionale editie van het Algemeen Dagblad. De lokale/regionale radio en televisie worden nauwelijks beluisterd/bekeken. Tenslotte is de doelgroep op twee moment intrinsiek gemotiveerd om hun (gezondheids-) gedrag te veranderen, namelijk op het moment dat ze kinderen krijgen en wanneer zij gezondheidsproblemen krijgen. Dit onderzoek maakt duidelijk dat volwassen met een lage opleiding zich aangesproken voelen door interventies met leuke en concrete activiteiten. Het is belangrijk dat interventies aansluiten bij de leefwereld, interesses en huidige activiteiten van de doelgroep. Groepscursussen gericht op het versterken van mentale weerbaarheid lijken niet geschikt voor volwassenen met een lage opleiding op het platteland.
6
Aanknopingspunten voor succesvolle interventies Het onderzoek levert de volgende aanknopingspunten op voor interventies om mensen met een laag opleidingsniveau te bereiken: • De doelgroep heeft een gelovige achtergrond; • De kerkelijke gemeenschap is voor de praktiserende gelovigen een bron van steun; • Stress en spanning komen veel voor. Op zoek gaan naar ontspanning is een manier om hiermee om te gaan; • De doelgroep verricht vaak vrijwilligerswerk en mantelzorg; • De huisarts is bij gezondheidsproblemen een vertrouwenspersoon; • Mensen uit de doelgroep staan open voor aanpassing van hun leefstijl op het moment dat ze kinderen krijgen en/of gezondheidsproblemen ervaren; • Interventies die aansluiten bij bestaande activiteiten in het dorp zijn kansrijk; • De doelgroep heeft interesse in lokaal nieuws. Met bovenstaande aanknopingspunten in het achterhoofd, zijn de huidige interventies van regionale instellingen gericht op het versterken van de mentale fitheid van volwassenen bekeken. Dit aanbod bestaat veelal uit groepscursussen met meerdere bijeenkomsten. Het huidige aanbod sluit onvoldoende aan bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van volwassenen met een lage opleiding zoals hierboven beschreven. Kansrijke interventies gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid bij volwassen met een lage opleiding op het platteland Met de bovenstaande aanknopingspunten is gezocht naar interventies gericht op het bevorderen van de mentale weerbaarheid van de doelgroep. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie over de interventies die elders in het land zijn ontwikkeld en uit de diverse brainstormsessies met professionals. Hieronder volgt een korte beschrijving van een viertal kansrijke interventies en/of ideeën om de mentale weerbaarheid van volwassenen met een lage opleiding op het platteland te bevorderen. • Welzijn op Recept: bij vage klachten zonder medische oorzaak verwijst de huisarts niet door naar het medisch circuit, maar naar een welzijnsorganisatie. • Klachtgerichte mini-interventies: deelnemers gaan direct aan de slag met de aanpak van een specifieke klacht zoals slecht slapen, piekeren en stress (in maximaal zes sessies). • Gezondheidsrace: een wedstrijd om de titel ‘fitste dorpskern’. Dit stimuleert mensen om hun sociale contacten te benutten en actief met hun gezondheid aan de slag te gaan. • Vrijwilligerswerk stimuleren: vrijwilligerswerk zorgt voor sociale contacten en het gevoel nuttig te zijn. Dit heeft een positief effect op de mentale weerbaarheid.
7
De resultaten uit dit onderzoek zijn tijdens een werkconferentie gepresenteerd aan gemeenten en professionals als input voor gesprekken over het (beter) bereiken van mensen met een laag opleidingsniveau op het platteland. De Dienst Gezondheid & Jeugd gebruikt de uitkomsten van deze conferentie bij de verdere invulling van het programma mentale weerbaarheid.
8
1
Inleiding 1.1 Achtergrond Er is in Nederland al jarenlang een verschil in levensverwachting en gezondheid tussen mensen met een hoge en een lage sociaaleconomische status (ses). Het hoogst behaalde opleidingsniveau wordt vaak gebruikt als indicator voor sociaaleconomische status. Mensen met een lage ses leven gemiddeld zes jaar korter en brengen 16 tot 19 jaar korter door in goede gezondheid dan mensen met een hoge ses (Schrijvers & Storm, 2009). Het terugdringen van deze sociaal-economische gezondheidsverschillen is een landelijk speerpunt van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (ZHZ) heeft in haar missie aangegeven de gezondheidsverschillen tussen hoog en laag opgeleiden te willen verminderen. Sociaal-economische gezondheidsverschillen in Zuid-Holland Zuid In Zuid-Holland Zuid zijn de verschillen in gezondheid tussen hoog- en laagopgeleiden vergelijkbaar met de rest van Nederland (rVTV, 2010). Extra analyses op de gegevens van de gezondheidsenquête ZHZ van 2009 maken duidelijk dat er gezondheidsverschillen zijn tussen de stad en het platteland. Op het platteland voelt de bevolking zich gezonder dan in de stad (83% vs. 79% in de stad) (SCP, 2013). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de fysieke omgeving op het platteland gezonder is. Plattelandsbewoners zijn vaker tevreden met het groen in hun omgeving (85% vs. 75% in de stad) en hebben minder last van geluidsoverlast, stankoverlast, criminaliteit en verloedering (SCP, 2013). Er zijn ook op het platteland verschillen in gezondheid tussen laag- en hoogopgeleiden. De gezondheid van laag opgeleiden op het platteland van ZHZ is op bijna alle fronten slechter dan hoog opgeleiden op het platteland in ZHZ. Laag opgeleiden op het platteland hebben bijvoorbeeld een hoger risico op angst en depressie, gebruiken meer slaapmiddelen en voelen zich vaker eenzaam in vergelijking met hoog opgeleiden op het platteland. Mogelijke verklaringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen Verschillen in gezondheid tussen bevolkingsgroepen kennen allerlei oorzaken. Eén van de verklaringen voor de gezondheidsverschillen tussen hoog en laag opgeleiden is dat laag opgeleiden een ongezondere leefstijl hebben (Schrijvers & Storm, 2009). Ongezonde leefgewoonten zoals roken, weinig bewegen, ongezond eten en (hoge) alcoholconsumptie komen vaker voor bij deze doelgroep. Naast verschillen in leefstijl gaan mensen met een lage ses vaker naar de huisarts en komen bepaalde ziekten (o.a. depressie) vaker voor bij mensen met een lage ses (o.a. Peters, Pos & Bouwens, 2005; van Rijnsoever et al., 2011).
9
Ook de fysieke leefomgeving is van invloed op gezondheidsverschillen. Volwassenen met een lage ses leven vaker in achterstandswijken, waar sprake is van minder groen, meer (geluids)overlast, slechte kwaliteit van de woningen (vocht en koude), slechte verkeersveiligheid en minder buitenspeelmogelijkheden voor kinderen (Smits, Droomers & Westert, 2002; Savelkoul, et al., 2010). Daarnaast bestaat er volgens onderzoekers een direct causaal verband tussen lage opleiding en ongezonde leefstijl (van de Berg, et al., 2000). Een verklaring voor deze samenhang is dat scholing de kennis van gezondheid en gezond gedrag vergroot. Ook beïnvloedt onderwijs de tijdspreferentie: hoger opgeleide mensen zijn vaker in staat directe behoeftebevrediging uit te stellen. Met de opleiding vermindert de relatieve voorkeur voor consumptie direct in het heden, ten opzichte van de voorkeur voor consumptie in de toekomst (Notenboom e.a., 2010). Dit maakt dat hoger opgeleiden beter in staat zijn om bijvoorbeeld te stoppen met roken (roken geeft directe behoeftebevrediging) omdat dat op de langere termijn beter is voor de gezondheid. Het terugdringen van sociaal-economische gezondheidsverschillen is één van de doelstellingen van de Nederlandse overheid. Er zijn op diverse beleidsterreinen initiatieven en maatregelen genomen gericht op het terugdringen van gezondheidsverschillen, zoals de Gezonde Wijk aanpak en het aanbieden van interventies gericht op omgaan met somberheid en het stimuleren van mentale weerbaarheid. Doel van de Gezonde Wijk aanpak is de gezondheid van inwoners van een bepaald gebied te verbeteren. Dit gebeurt middels een samenhangende set van interventies gericht op verbeteringen in de leefomgeving, participatie en leefstijl van inwoners in een specifieke wijk. Volwassenen met een lage ses maken weinig gebruik van leefstijl interventies In Nederland zijn verschillende interventies ontwikkeld die zich richten op het stimuleren van mentale weerbaarheid en een gezonde leefstijl. Denk hierbij bijvoorbeeld aan cursussen gericht op stoppen met roken of cursussen gericht op omgaan met depressieve gevoelens. Ondanks beleidsmaatregelen om de gezondheidsverschillen te verkleinen en de gezondheid te bevorderen, blijkt uit onderzoek dat de groep lage ses niet of onvoldoende bereikt wordt met deze interventies (van de Berg et al., 2000). Met andere woorden, volwassenen met een lage ses maken weinig gebruik van deze gezondheidsbevorderende interventies. Eén van de mogelijke oorzaken hiervan is dat de doelgroep zich niet aangesproken voelt door de bestaande interventies, voorlichtingen en projecten. Volwassenen met een lage ses ervaren deze interventies vaak als betuttelend en dwingend (Heutink et al., 2010). Deze interventies worden veelal ontwikkeld door mensen met een hoge ses. Hierdoor zouden deze interventies onvoldoende aansluiten bij de belevingswereld van volwassenen met een lage ses.
10
1.2 Aanleiding van het onderzoek De Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ (Dienst G&J ZHZ) werkt in opdracht van de 19 gemeenten van ZHZ aan het bevorderen van gezondheid. Dit doet de Dienst G&J ZHZ middels uitvoeringsprogramma’s op een drietal thema’s namelijk gezond gewicht, alcohol preventie en mentale weerbaarheid. Het uitvoeringsprogramma Mentale Weerbaarheid richt zich in eerste instantie op het algemene publiek. Daarnaast is binnen het programma extra aandacht voor groepen die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van een depressie. Landelijk onderzoek wijst uit dat volwassenen met een lage ses zo’n risicogroep vormen (Cuijpers & Smit, 2004). In de regio Zuid-Holland Zuid heeft 1 op de 3 volwassenen een matig tot hoog risico op een depressie of angststoornis (rVTV, 2010). Dit risico is hoger voor de groep volwassenen met een lage ses. Verschillen tussen stedelijke en plattelandsgemeenten in Zuid-Holland Zuid In de regio Zuid-Holland Zuid zijn er grote verschillen tussen gemeenten, bijvoorbeeld waar het gaat om de bevolkingssamenstelling en verstedelijking. In de grotere gemeenten zoals Dordrecht en Gorinchem wonen mensen met een lage ses meestal geclusterd in bepaalde wijken. Bij kleinere gemeenten ligt dit anders. Hier wonen zij meer verspreid over de gemeente. Uit analyses van gegevens van de gezondheidsenquête ZHZ van 2009 blijkt dat de groep volwassenen met een lage ses in plattelandsgemeenten (<1500 adressen per km2, CBS) andere kenmerken heeft vergeleken dan volwassenen met een lage ses in stedelijk gebied. Op het platteland heeft de groep met een lage ses vaker de Nederlandse etniciteit, is getrouwd, huisvrouw/-man en heeft een gereformeerd geloofsovertuiging. De uitvoeringsprogramma’s stimuleren mentale weerbaarheid en een gezonde leefstijl onder andere door het aanbieden van leefstijl interventies. In Dordrecht is bijvoorbeeld de landelijke aanpak van Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) ingezet in Dordrecht West onder de noemer ‘Doe ff Gezond’. Soortgelijke interventies bestaan niet voor plattelandsgemeenten. Om interventies te kunnen ontwikkelen gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid op het platteland is informatie nodig over de leefwereld van volwassenen met een lage ses uit plattelandsgemeente. Daarom is besloten om onderzoek te doen naar leefwereld van volwassenen met een lage ses op het platteland in de regio Zuid-Holland Zuid. Sociale marketing onderzoek naar lage ses Om volwassenen met een lage ses te bereiken met interventies gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid is het belangrijk om onderzoek te doen naar de leefwereld en behoeften van deze doelgroep. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van Sociale maketing om onderzoek te doen naar de leefwereld van lage ses op het platteland in ZHZ. Sociale marketing is de toepassing van commerciële marketing concepten en technieken om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen (French en Blair-Stevens, 2010). Met sociale marketing hef je geen vingertje, maar speel je in op de behoeften van de doelgroep. Sociale marketing biedt een planmatige aanpak om de doelgroep te begrijpen en te verleiden met voor hén aantrekkelijke vooruitzichten.
11
Het onderzoek is uitgevoerd in drie plattelandsgemeenten in ZHZ. Per subregio te weten, de Hoeksche Waard, Drechtsteden en Albasserwaard-Vijfherenlanden is één gemeente geselecteerd. Het onderzoek is uitgevoerd in de gemeenten Korendijk (Hoeksche Waard), Sliedrecht (Drechtsteden) en Zederik (Albasserwaard-Vijfherenlanden).
1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is: Nagaan hoe volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ kunnen worden bereikt met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid. Hiertoe beantwoorden we de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ? Het gaat hierbij om zaken zoals demografische kenmerken, gezondheid en dagbesteding. 2. Langs welke kanalen kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ worden bereikt met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid? 3. Wat zijn geschikte vorm en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ?
1.4 Leeswijzer In dit rapport vindt u in hoofdstuk 2 een beschrijving van de onderzoeksmethode. Hoofdstuk 3 gaat in op de resultaten van het onderzoek. Tenslotte worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het onderzoek beschreven in hoofdstuk 4.
12
2
Onderzoeksmethoden Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn verschillende methoden ingezet. In onderstaand tabel een overzicht van de gebruikte methoden voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Tabel 1: Overzicht van gebruikte methoden voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen Onderzoeksvraag Methode 1. Wat zijn kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ?
- Extra analyses op gegevens uit de Gezondheidsenquête ZHZ 2009 - Interviews met sleutelfiguren uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik - Interviews met volwassenen met een lage ses uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik
2. Langs welke kanalen kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ worden bereikt met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid?
- Literatuur onderzoek - Interviews met experts - Interviews met sleutelfiguren uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik - Interviews met volwassenen met een lage ses uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik - Brainstormsessies met professionals
3. Wat zijn geschikte vorm en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ?
- Literatuur onderzoek - Interviews met experts - Interviews met sleutelfiguren uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik - Interviews met volwassenen met een lage ses uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik - Brainstormsessies met professionals
Hierna volgt een korte beschrijving van de diverse ingezette onderzoeksmethoden.
13
2.1 Extra analyses op gegevens uit de Gezondheidsenquête Extra analyses zijn uitgevoerd op de gegevens van de Gezondheidsmonitor van de Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ uit 2012. Er is gekeken naar verschillen in gezondheid naar opleidingsniveau en verstedelijking. De volgende definities zijn hierbij gehanteerd: - Opleiding: o Lage opleiding: hoogst afgeronde opleiding basisonderwijs, mavo, lbo, vmbo of onderwijs van vergelijkbaar niveau. o Hoge opleiding: hoogst afgeronde opleiding havo, vwo, mbo, ho of wo - Verstedelijking: o Plattelandsgemeenten: gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan 1500 adressen per km2. o Stedelijke gemeenten: gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan 1500 adressen per km2 In de analyses is de groep laag opgeleiden vergeleken met de groep met een midden- en hoge opleiding op een aantal achtergrondkenmerken en gezondheidsdeterminanten. Inwoners uit plattelandsgemeenten zijn vergeleken met inwoners uit meer verstedelijkte gemeenten. De verschillen zijn niet op significantie getoetst. In het bestand van de Gezondheidsmonitor is de groep 65-plussers met een lage ses op het platteland groter dan in de stad of de rest van ZHZ. Om te voorkomen dat gevonden verschillen in gezondheid toe te schrijven zijn aan leeftijdsverschil, is ervoor gekozen om de analyses uit te voeren op gegevens van de 19-64 jarige.
2.2 Literatuur onderzoek Er is een kleinschalig literatuur onderzoek uitgevoerd. Hierbij is gezocht naar artikelen over onderzoek uitgevoerd in de Nederlandse bevolking, zowel in het Nederlands als het Engels. Voor het onderzoek zijn diverse databanken en zoekmachines gebruikt. Er is gezocht met een groot aantal zoektermen, zoals “bereik preventie”, “bereikbaarheid volwassenen”, “deelname interventies”, “gezondheidsbevordering”, “krachtwijken”, “laagopgeleiden”, “lage SES”. In bijlage 1 staan de geraadpleegde databanken en gehanteerde zoektermen uitgebreid beschreven. In het literatuuronderzoek zijn 22 artikelen en 3 websites relevant bevonden voor dit onderzoek en geanalyseerd.
14
2.3 Interviews met experts, sleutelfiguren en volwassenen met een lage ses Interviews met experts Uit het literatuuronderzoek werd duidelijk dat er in Nederland diverse experts zijn die onderzoek hebben gedaan naar het bereiken van volwassenen met een lage ses, veel contact hebben met volwassenen met een lage ses of interventies hebben ontwikkeld die erin geslaagd zijn volwassenen met lage ses te bereiken. Er zijn vijf experts geïnterviewd. In de bijlagen vindt u een beschrijving van de achtergrondinformatie over de geïnterviewde experts (bijlage 2), de vragen die gesteld zijn tijdens de interviews (bijlage 3) en de wijze van codering en de codeboom van de analyses van de interviews (bijlage 4). Interviews met sleutelfiguren De ambtenaren volksgezondheid van de gemeenten Korendijk, Sliedrecht en Zederik hebben aangeven welke organisaties, instanties of personen invloedrijk zijn in hun gemeente, de zogenoemde sleutelfiguren. Op basis van de inzichten uit de literatuur en de interviews met experts heeft het projectteam Mentale Weerbaarheid 10 sleutelfiguren geselecteerd en geïnterviewd, verspreid over de 3 gemeenten. Dit is een gemêleerde groep met daarin bijvoorbeeld een kapper, een voorzitter van de vrouwenvereniging, een huisarts, een leraar en een wmo-consulent. In de bijlagen vindt u een beschrijving van de achtergrondinformatie over de geïnterviewde sleutelfiguren (bijlage 5), de vragen die gesteld zijn tijdens de interviews (bijlage 6) en de wijze van codering en de codeboom van de analyses van de interviews (bijlage 7). Interviews met volwassenen met een lage ses De respondenten voor de interviews met de doelgroep volwassenen met een lage ses zijn geworven via een vijftal sleutelfiguren uit Korendijk, Sliedrecht en Zederik. Zij hebben aangegeven dat zij een bemiddelende rol wilden spelen bij de werving van respondenten. Niet alle sleutelfiguren hebben respondenten kunnen aanleveren. Het is ook niet gelukt om in alle drie de gemeenten een evenredig aantal respondenten te werven. Uiteindelijk zijn 16 personen geïnterviewd. Uit de interviews met experts en sleutelfiguren werd duidelijk dat de doelgroep moeite heeft met ‘moeilijke’ woorden en taalgebruik. Daarop zijn de vragen voor de interviews met volwassenen met een lage ses herschreven naar eenvoudig Nederlands (B1-taalniveau), terwijl de essentie van de vraag hetzelfde blijft. B1-taalniveau is het taalniveau dat bijna iedereen (95% van de bevolking) begrijpt, ook mensen met beperkte taalvaardigheden.
15
In de bijlagen vindt u een beschrijving van de achtergrondinformatie van de geïnterviewde volwassenen met een lage ses (bijlage 8), de vragen die gesteld zijn tijdens de interviews (bijlage 9) en de wijze van codering en de codeboom van de analyses van de interviews (bijlage 10). Analyse van de interviews Alle interviews zijn afgenomen door twee onderzoekers: de een deed het interview en de ander fungeerde als notulist. De aantekeningen van de interviews zijn zo letterlijk mogelijk uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn geanalyseerd volgens de methode beschreven door Boeijen (2005). Het interviewverslag is gecodeerd aan de hand van een codeer systeem. Codes die een duidelijke aansluiting hebben met voorgaande resultaten en/of door drie of meer respondenten genoemd worden, worden in de resultaten opgenomen.
2.4 Brainstormsessies met professionals Met de extra analyses op de Gezondheidsmonitor, het literatuuronderzoek en alle interviews is veel informatie verzameld over volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. In de theorie van Sociale marketing wordt beschreven dat alleen informatie verzamelen over de doelgroep niet voldoende is om de doelgroep te begrijpen. Het is noodzakelijk dat men inzicht krijgt in de doelgroep. Waar worden ze enthousiast van? Wat zijn hun wensen en behoeften? De informatie verzameld over volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ is aan diverse professionals gepresenteerd. Deze professionals kregen na de presentatie en discussie een opdracht om met deze informatie aan de slag te gaan. De essentie van de opdracht was te komen tot een aanpak/interventie/werkwijze waarbij mensen met een lage ses op het platteland gestimuleerd wordt te werken aan hun mentale weerbaarheid. Met deze opdracht worden de aanwezig professionals gestimuleerd om zich te verplaatsen in de doelgroep, en daarmee begrip en inzicht te krijgen in hun leefwereld. Uitkomst was een aantal ideeën om mensen met een lage ses op het platteland te bereiken. Aan deze bijeenkomsten hebben ruim 50 regionale en landelijke professionals op het gebied van preventie, communicatie en mentale weerbaarheid deelgenomen.
16
3
Resultaten Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de verschillende onderdelen van het onderzoek. Paragraaf 3.1 geeft een beschrijving van de kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. Paragraaf 3.2 beschrijft de kanalen waarlangs deze groep bereikt kan worden met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid. Tenslotte beschrijf paragraaf 3.3 geschikte vormen en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ.
3.1 Kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ Om de kenmerken van de groep volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ te beschrijven, wordt deze groep allereerst middels kwantitatieve gegevens afgezet tegen het gemiddelde in de regio. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre volwassenen met een lage ses op het platteland andere kenmerken hebben dan volwassenen met een lage ses in de stad. Deze kwantitatieve gegevens worden verrijkt met kwalitatieve data uit de interviews. Tenslotte staan we stil bij de leefwereld en mediagebruik van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. Verschillen volwassenen met een lage ses op het platteland van de gemiddelde inwoner in de regioZHZ? Allereerst is de groep volwassenen met een lage ses op het platteland op basis van kwantitatieve gegevens in beeld gebracht. Op een aantal achtergrondkenmerken en gezondheidsdeterminanten is de groep volwassenen met een lage ses afgezet tegen het gemiddelde van de regio (zie tabel 2).
17
Tabel 2: Kenmerken van volwassenen (19-65 jaar) met een lage ses op het platteland van ZHZ afgezet tegen het gemiddelde in ZHZ Lage ses op het platteland Gemiddelde ZHZ Vrouw 62% 56% Leeftijd 50-64 jaar 63% 38% Leeftijd 19-34 jaar 9% 28% Gereformeerd 52% 41% Getrouwd 77% 66% Huisvrouw/-man 27% 11% Betaalde werkkring 62% 78% Roken 24% 19% Overgewicht 60% 49% Geen regie over het eigen leven 13% 7% Mantelzorg geven 21% 17% Niet lekker in je vel zitten 20% 17% - en doet niks 34% 27% - en zoekt afleiding 35% 27% - en zoekt steun bij omgeving 28% 39% - en zoekt informatie op internet 2% 4% - en vraagt advies aan de huisarts 4% 4% Bron: Gezondheidsmonitor, Dienst Gezondheid & Jeugd, 2012 Uit tabel 2 wordt duidelijk dat de gemiddelde inwoner met een lage ses van een plattelandsgemeente in ZHZ wat ouder is, getrouwd en huisvrouw/-man is. Daarnaast heeft hij/zij vaker een gereformeerd geloofsovertuiging. Hij of zij ervaart weinig regie over het eigen leven, heeft iets vaker overgewicht en rookt vaker dan de gemiddelde inwoner in ZHZ. Volwassenen met een lage ses op het platteland van ZHZ geven vaker aan niet lekker in hun vel te zitten dan de gemiddelde inwoner in ZHZ. Volwassenen met een lage ses op het platteland van ZHZ doen dan vaker niks of zoeken afleiding en zoeken minder vaak steun bij hun omgeving. Dit beeld wordt bevestigd met de gegevens uit de interviews met sleutelfiguren en volwassenen met een lage ses. Sleutelfiguren geven aan dat volwassenen met een lage ses op het platteland veelal in een sociale huurwoning wonen, een zwaar beroep hebben (waarbij zij veel met hun handen werken), werkeloos zijn en/of een uitkering ontvangen. Daarnaast is er sprake van
18
multiproblematiek; een combinatie van financiële problemen, psychische problemen (zoals depressie en stress), overgewicht en overmatig alcohol gebruik. De geïnterviewde volwassenen met een lage ses hebben voor een groot deel een gelovige achtergrond. Hoe het geloof in de praktijk wordt gebracht verschilt per respondent. Een klein gedeelte van de respondenten belijdt het geloof op een actieve manier en gaat regelmatig naar de kerk. De overige respondenten lezen de bijbel of bidden regelmatig, maar gaan niet (meer) naar de kerk of hebben gebroken met de kerk. De dominee wordt niet gezien als een belangrijke vertrouwenspersoon. Daarnaast wordt uit de interviews met volwassenen met een lage ses duidelijk dat de respondenten gezondheidsproblemen ervaren. Bijna alle geïnterviewden geven aan last te hebben (gehad) van stress en spanning. Dit hangt samen met de vele ingrijpende levensgebeurtenissen die de geïnterviewden hebben meegemaakt. Respondenten geven aan dat wanneer ze stress of spanning voelen, ze bewust ‘leuke dingen doen’ ter ontspanning. Dit wordt bevestigd door de gegevens uit tabel 2. Activiteiten die genoemd worden zijn bijvoorbeeld winkelen, vissen, sporten of in de moestuin werken. Hierbij wordt wel aangegeven dat ze soms beperkt worden door hun financiële situatie waardoor vakantie of een voetbalwedstrijd bezoeken niet altijd mogelijk is. Respondenten hebben allemaal te maken (gehad) met de zorg voor een ziek familielid of echtgenoot, een overleden familielid, scheiding of problemen op het werk. Andere problemen die genoemd worden zijn depressie, somberheid, vermoeidheid, hoofdpijn, hoge bloeddruk of overgewicht. Tenslotte blijkt uit de interviews dat een deel van de respondenten een of meer chronische aandoeningen heeft zoals diabetes, hoge bloeddruk, fybromyalgie of reuma. De geïnterviewde sleutelfiguren geven aan dat volwassenen met een lage ses op het platteland problemen op meerdere levensdomeinen hebben. Deze problematiek is echter veelal verborgen. Er wordt niet over gesproken, vaak uit schaamte of angst voor roddels. Concluderend is de groep volwassenen met een lage ses op het platteland van ZHZ niet vergelijkbaar met een gemiddelde inwoner in ZHZ. In hoeverre verschilt de groep volwassenen met een lage ses op het platteland van de groep volwassenen met een lage ses in de stad in ZHZ? Verschillen tussen volwassenen met een lage ses op het platteland en in de stad Uit landelijke cijfers blijkt dat de groep laag opgeleide op het platteland groter is vergeleken met stedelijk gebied (19-26% hoog opgeleiden op het platteland vs. 31% in de stad) (SCP, 2013). Daarnaast verschillen plattelandsbewoners nog op andere kenmerken van stedelingen, namelijk: - plattelandsbewoners hebben vaker een laag beroepsniveau (71 tot 78% vs. 67% in de stad); - plattelandsbewoners leven minder in armoede (4,5 tot 5.5% vs. 6.5% in de stad);
19
- plattelandsbewoners verrichten vaker vrijwilligerswerk (50% vs. 38% in de stad); - plattelandsbewoners zetten zich vaker in voor lokale kwesties (30% vs. 23% in de stad) (SCP, 2006). De geïnterviewde experts bevestigen dat er in Nederland belangrijke verschillen zijn tussen volwassenen met een lage ses op het platteland en in stedelijk gebied. De geïnterviewde volwassenen met een lage ses in Korendijk, Sliedrecht en Zederik bevestigen op een paar punten de landelijke verschillen tussen mensen met een lages ses op het platteland en in de stad. Veel van de geïnterviewde volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ geven aan vrijwilligerswerk te doen. Men is actief bij de sociale moestuin, het verpleeghuis, de jongerensoos, het asiel, de dierenambulance of een monumentenboerderij. Ook doen veel respondenten aan mantelzorg door voor (schoon)ouders schoon te maken en/of boodschappen te doen, of door bijvoorbeeld de kleinkinderen op te vangen. Een aantal respondenten vertelt dat ze voor (zieke) buren of dorpsgenoten zorgen. Volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ verschillen ook op een aantal achtergrondkenmerken en gezondheidsdeterminanten van volwassenen met een lage ses in stedelijke gemeenten in ZHZ (zie tabel 3). Tabel 3: Kenmerken van volwassenen (19-65 jaar) met een lage ses op het platteland van ZHZ en volwassenen met lage ses in stedelijk gebied van ZHZ Platteland Stedelijk Nederlands 93% 78% Getrouwd 77% 67% Huisvrouw/- man 26% 20% Arbeidsongeschikt 7% 10% Bijstand 1% 6% Drinkt alcohol 76% 69% Roken 24% 30% Slechte ervaren gezondheid 3% 8% Moeite rondkomen 18% 28% Psychisch matig/ernstig ongezond 3% 7% Niet eenzaam 63% 53% Matig/hoog risico angst depressie 32% 42% Bron: Gezondheidsmonitor, Dienst Gezondheid & Jeugd, 2012
20
Uit tabel 3 wordt duidelijk dat volwassenen met een lage ses op het platteland in een relatief gunstigere situatie verkeren dan volwassenen met een lage ses in de stad. Toch zijn er ook op het platteland sociaal economische gezondheidsverschillen. De groep volwassenen met een lage ses op het platteland scoort op alle gezondheidsdeterminanten uit tabel 3 slechter dan de groep volwassenen met een hoge ses op het platteland van ZHZ. Tenslotte is de mate waarin de groep met een lage ses georganiseerd is verschillend in de stad en op het platteland, volgens de geïnterviewde experts. Op het platteland is de organisatiegraad over het algemeen lager dan in stedelijk gebied. Leefwereld van volwassenen met een lage ses in Korendijk, Sliedrecht en Zederik Uit de interviews met volwassenen met een lage ses blijkt dat de respondenten het leven op het platteland prettig en vertrouwd vinden. Ze waarderen de rust en ruimte op het platteland. Er is sprake van een hechte gemeenschap waar men elkaar kent en voor elkaar zorgt. De geïnterviewde sleutelfiguren beschrijven de gemeenschap op het platteland als gesloten, met veel sociale controle. Uit de interviews met de sleutelfiguren en volwassenen met een lage ses wordt duidelijk dat de gemeenschap in plattelandsgemeenten in ZHZ grofweg in twee groepen verdeeld kan worden: ‘echte’ dorpsbewoners die al generaties lang in het dorp wonen en ‘nieuwkomers’. Deze laatste groep bestaat uit mensen die niet geboren zijn in het dorp, maar er (later) door bijvoorbeeld een huwelijk zijn komen wonen (en er soms al meer dan 30 jaar wonen). Volwassenen met een lage ses behoren voornamelijk tot de eerste groep. Dagelijks leven en vrije tijd Uit de interviews met volwassenen met een lage ses blijkt dat het dagelijkse leven van de respondenten bestaat uit werken en/of het doen van het huishouden (inclusief de verzorging van huisdieren). De avonden worden voornamelijk gevuld met kijken van televisie. In hun vrije tijd gaan de respondenten graag op de koffie bij vrienden, familie of buren. Een aantal respondenten geeft aan niet veel sociale contacten te hebben. Ook een dagje winkelen in een grotere stad zoals bijvoorbeeld Rotterdam, is een veel genoemde activiteit. Voetbal staat in veel gezinnen centraal, variërend van zelf voetballen, het bij de plaatselijke voetbalvereniging aanmoedigen van hun kinderen of partners, het bijwonen van een voetbalwedstrijd in de eredivisie tot het kijken van voetbal op televisie. De vrouwelijke respondenten handwerken graag en hebben hobby’s als breien, knutselen en sieraden maken. Media gebruik Dit onderzoek gaat over hoe volwassenen met een lage ses op het platteland van ZHZ bereikt kunnen worden. Daarom is in de interviews met volwassenen met een lage ses nadrukkelijk stilgestaan bij communicatie. De respondenten geven aan dat ze niet kijken of luisteren naar de lokale televisie of radio. Een klein gedeelte van de respondenten kijkt of luistert wel eens naar Tv/Radio
21
Rijnmond. De gratis regionale huis-aan-huisbladen worden daarentegen heel goed gelezen. Met name de rouwadvertenties en berichten over regionale sensaties (ongeluk, beroving e.d.) worden goed gelezen. Sommige respondenten lezen daarnaast nog een betaalde krant, meestal de regionale editie van het Algemeen Dagblad. Een aantal respondenten geeft aan dat het huis-aan-huis verspreide jaarmagazine van de zorgverzekeraar goed gelezen wordt. De respondenten kijken graag televisie. Sport is daarbij favoriet, naast programma’s als ‘Goede Tijden Slechte Tijden’ en ‘Ik Hou van Holland’. Ook internet wordt veel gebruikt, voor ‘Facebook’ of het zoeken van informatie.
3.2 Hoe kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ bereikt worden met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid? Uit het literatuur onderzoek wordt duidelijk dat er weinig bekend is over effectieve methoden om volwassenen met een lage ses te bereiken. Er zijn weinig voorbeelden waarbij de volwassenen met een lage ses succesvol zijn bereikt met gezondheidsbevorderende interventies. De interviews geven wel aanknopingspunten voor het bereiken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. De huisarts De geïnterviewde experts geven aan dat een kansrijke manier om volwassenen met een lage ses te bereiken de inzet van intermediairs is. Hierbij is het wel van belang dat er sprake is van een persoonlijke relatie tussen de doelgroep en de intermediair, waarbij vertrouwen centraal staat. De experts noemen als voorbeeld de huisarts. De huisarts is iemand waar de doelgroep regelmatig komt en waar ze vertrouwen in hebben. De literatuur bevestigt dit. Volwassenen met een lage ses bezoeken de huisarts vaak en zien de huisarts als een belangrijke vertrouwenspersoon (Smits, Droomers & Westert, 2002; Jansen, Schuit & van der Lucht, 2002).Ook de geïnterviewde huisartsen bevestigen dit. Ze geven aan dat volwassenen met een lage ses vaak op het spreekuur komen, met vage klachten. Huisartsen geven aan dat deze groep met vage fysieke klachten komt, waar geen lichamelijke oorzaak voor is. Huisartsen geven aan dat het voor hen lastig is geschikte adviezen te geven in dergelijke gevallen. Huisartsen hebben geen duidelijk beeld van de preventieve en ondersteuningsmogelijkheden in de regio. Huisartsen geven aan het belangrijk te vinden om naast het aanbod ook te weten wie de aanbieders zijn. Resultaten van de interviews met volwassenen met een lage ses bevestigen dat de huisarts met name voor lichamelijke klachten wordt bezocht. Met psychische klachten gaat men niet zo snel naar de huisarts of een andere professional. Wel of niet naar de huisarts gaan is voor respondenten ook afhankelijk van de relatie die ze met hun huisarts hebben. Het is voor de doelgroep belangrijk dat de
22
huisarts goed luistert, begrip toont en de respondenten serieus neemt. De vrouwelijke respondenten geven aan wel met hun psychische klachten naar de huisarts te gaan. Hun ervaring is dat de huisarts dan verwijst naar een psycholoog of een zelfhulpgroep. Mannen zijn meer gesloten en geven aan niet snel hulp te zoeken voor problemen van psychische aard. De geïnterviewde mannen hebben het idee dat de klachten vanzelf wel overgaan of lossen het liever zelf op door bijvoorbeeld ontspanning te zoeken. Sleutelfiguren geven verder aan dat volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ niet snel steun zoekt bij professionals, maar eerder bij directe vrienden of familie. Deze vrienden en familie stimuleren de gang naar professionele hulp niet. De geïnterviewde volwassenen met een lage ses voor wie het geloof belangrijk is, vinden steun bij de kerkelijke gemeenschap. De sleutelfiguren merken verder op dat volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ de vuile was niet graag buiten hangen. Tenslotte geven professionals aanwezig bij de diverse brainstormsessies aan dat het van belang is om interventies te ontwikkelen gericht op intermediairen, en meer specifiek de huisarts. De professionals pleiten ervoor de huisarts beter te informeren over de diverse preventieve – en ondersteuningsmogelijkheden voor volwassenen met vage lichamelijke klachten zonder medische oorzaak. Andere organisaties actief in het dorp Een andere manier om de doelgroep te bereiken is volgens experts samenwerken met actieve wijkorganisatie. Volwassenen met een lage ses maken komen vaak naar activiteiten van deze wijkorganisaties. Aansluiten bij deze activiteiten met een interventie op het gebied van mentale weerbaarheid is een manier om de doelgroep te bereiken. Denk hierbij aan training van vrijwilligers van de lokale bejaardensoos in het herkennen van eenzaamheid bij ouderen. Deze training kan in samenwerking met de begeleiders van de bejaardensoos georganiseerd worden. Aansluiten bij het vrijwilligerswerk is ook door professionals in de brainstormsessies genoemd als kansrijke aanpak. Medewerkers van bijvoorbeeld een uitzendbureau voor vrijwilligers kunnen getraind worden in het signaleren van overbelasting bij vrijwilligers. Natuurlijke momenten voor gedragsverandering Uit de literatuur blijkt dat er twee belangrijke momenten in het leven zijn waarop volwassenen met een lage ses openstaan voor gedragsverandering, namelijk: - het moment van kinderen krijgen; - het moment dat (gezondheid-)problemen zich aandienen. Op deze twee momenten is de doelgroep gemotiveerd om zijn/haar gedrag te veranderen (Smits, Droomers & Westert, 2002).
23
Media gebruik In de interviews met sleutelfiguren en volwassenen met een lage ses is gevraagd hoe de dorpsbewoners het beste bereikt kunnen worden met informatie over gezondheidsinterventies. Verschillende suggesties worden gegeven, variërend van een bericht in het huisaan-huisblad, een folder die op de deurmat valt of een informatiebijeenkomst in het lokale buurthuis of de soos. Uit de literatuur en de diverse interviews is duidelijk geworden dat duidelijke en eenvoudige taal noodzakelijk is bij de communicatie met de volwassenen met een lage ses. Uit de interviews wordt ook duidelijk dat het belangrijk is dat volwassenen met een lage ses de afzender van de boodschap vertrouwen. Uit de brainstormsessies met professionals komt naar voren dat een combinatie van verschillende media een kansrijke manier is om de doelgroep te bereiken. Een van de ideeën uit de brainstormsessies is dat via het gebruik van verschillende media informatie over spanning en stress gegeven kan worden. Gesproken wordt over een combinatie van advertenties in huis-aan-huis bladen en een speciaal ontwikkeld magazine dat huis aan huis verspreid wordt.
3.3 Wat zijn geschikte vormen en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ? Inhoud van interventies Uit de literatuur komen een aantal aanbevelingen voor de inhoud van interventies gericht op volwassenen met een lage ses, namelijk: - leg nadruk op de korte termijn effecten/voordelen van een interventie (Moualhi, 2011; Heutink et al., 2010); - zorg voor concrete en leuke activiteiten, zoals een “voedingsparty” in de huiskamer met allerlei spel- en doe-activiteiten (Jansen, Schuit & van der Lucht, 2002); - vermijd boodschappen, interventies, voorlichtingen of projecten waarbij het gewenste gedrag op een gebiedende toon wordt gebracht. Volwassenen met een lage ses ervaren een dergelijke boodschap als betuttelend (Van Vliet & Winsemius, 2011 en Heutink et al., 2010); - gebruik in campagnes of boodschappen mensen waarmee de doelgroep mensen met een lage ses zich identificeert. Volwassenen met een lage ses identificeren zich niet met de mooie, frisse, succesvolle mensen die in veel campagnes gebruikt worden (Heutink et al., 2010; Moualhi, 2011; Jansen, Schuit & van der Lucht, 2002). De geïnterviewde experts geven verder aan dat het belangrijk is om de doelgroep positieve ervaringen te laten opdoen en aan te sluiten bij thema’s die voor de doelgroep belangrijk zijn. Dit zorg voor een intrinsiek motivatie tot gedragsverandering.
24
De geïnterviewde sleutelfiguren geven als tip aan te sluiten bij bestaande groepen, zoals een bewonersvereniging, met bijvoorbeeld een thema-avond. Uit de brainstormsessies met professionals komt naar voren dat een geschikte interventie voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ niet alleen gericht moet zijn op mentale weerbaarheid. Een voor de hand liggende combinatie is mentale weerbaarheid en bewegen. Het is volgens professionals van belang om de leuke en sociale aspecten van de interventie kenbaar te maken bij de doelgroep. De gezondheidsbevorderende effecten van de interventie hoeven niet nadrukkelijk benoemd te worden. Verder is het van belang om aan te sluiten bij dingen die de doelgroep nu al doet, zoals mantelzorg en/of vrijwilligers werk. Het idee is om gelijktijdig met de landelijke media aandacht voor vrijwilligerswerk (‘NL doet’), regionaal aandacht te vragen voor vrijwilligerswerk met als doel mensen te stimuleren vrijwilligerswerk te gaan doen. Door het doen van vrijwilligerswerk komen mensen letterlijk in beweging en hebben ze meer sociale contacten, wat bijdraagt aan mentale weerbaarheid. Tenslotte geeft een aantal professionals aanwezig bij de brainstormsessie aan dat het interessant is om onderzoek te doen naar wat psychisch fitte volwassenen met een lage ses op het platteland doen of laten. Een dergelijk onderzoek naar de positieve uitzondering kan aanknopingspunten opleveren voor de inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid die passen bij de mogelijkheden van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. Vorm van interventies: wel of geen cursus? Volgens de geïnterviewde sleutelfiguren is een persoonlijk gesprek met een hulpverlener de meest geschikte vorm van ondersteuning voor volwassenen met een lage ses op het platteland. Deze persoonlijke ondersteuning is met name als het gaat om persoonlijke problemen van belang. Een cursus is volgens de geïnterviewde sleutelfiguren geen passende activiteit voor de doelgroep. Sociale controle staat het delen van problemen met anderen in de weg. Een oplossing hiervoor zou het geven van cursussen buiten het eigen dorp kunnen zijn. De geïnterviewde huisartsen geven verder aan dat de therapietrouw relatief laag is. Hun inschatting is dat het bezoeken van meerdere bijeenkomsten lastig is voor volwassenen met een lage ses. De mening van geïnterviewde respondenten met een lage ses is verdeeld wat betreft deelnemen aan groepsbijeenkomsten om over hun (gezondheids)problemen te praten. Respondenten geven aan weinig tot geen moeite te hebben met groepsbijeenkomst over lichamelijke problemen, zoals overgewicht. Praten over psychische problemen in een groep is voor veel respondenten minder vanzelfsprekend. Ze zien duidelijk de voordelen van dergelijke bijeenkomsten, namelijk leren van lotgenoten en ervaren dat je niet de
25
enige bent met deze problemen/gevoelens. Maar ze zien ook nadelen. Respondenten zijn bang dat de persoonlijk zaken die in groep besproken worden uitlekken naar de dorpsgemeenschap. In algemene zin vinden respondenten een groepsbijeenkomst geschikt voor het overbrengen van informatie, maar geven ze de voorkeur aan één-op-één gesprekken als het gaat over privé-problemen. Een aantal respondenten spreekt uit ervaring. Deze respondenten hebben psychologische hulpverlening gehad en/of hebben aan een zelfhulpgroep meegedaan. Kansen in de fysieke omgeving Om mentale weerbaarheid te stimuleren liggen interventies gericht op gedragsverandering voor de hand. De geïnterviewde experts geven aan er voor de groep volwassenen met een lage ses meer kansen liggen in de fysieke omgeving. Interventies in de fysieke leefomgeving van deze doelgroep gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid zijn kansrijk. Door te zorgen voor meer groen, een sociaal veilige woonomgeving en een omgeving die bewegen stimuleert wordt de mentale weerbaarheid van de inwoners van deze omgeving gestimuleerd.
26
4
Samenvatting en aanknopingspunten voor succesvolle interventies. Dit onderzoek maakt duidelijk dat er aanknopingspunten zijn om volwassenen met een lage ses op het platteland te bereiken zijn met interventies gericht op mentale weerbaarheid. Dit hoofdstuk begint met een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten per onderzoeksvraag. Vervolgens worden de aanknopingspunten voor succesvolle interventies om deze doelgroep te bereiken beschreven. We sluiten dit hoofdstuk af met een aantal kansrijke interventies waarin deze aanknopingspunten terugkomen.
4.1 Samenvatting Wat zijn kenmerken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ? De gemiddelde volwassene met een lage ses op het platteland in ZHZ is vergeleken met de gemiddelde bewoner van Zuid-Holland Zuid wat ouder, getrouwd, werkt met zijn/haar handen (of heeft dit gedaan) en heeft een gereformeerd geloofsovertuiging (maar is niet altijd praktiserend). Een ander kenmerk van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ is dat ze weinig regie over hun eigen leven ervaren. Ook hebben ze te kampen met meerdere gezondheidsproblemen zoals overgewicht en psychische problemen (stress en spanning) en kampen zij met (meerdere) chronische aandoeningen. Daarnaast heeft deze groep relatief vaak financiële problemen. Iets minder dan een kwart van de volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ geeft aan niet lekker in hun vel te zitten. In dat geval zoeken de meesten afleiding of doen niks en iets meer dan een kwart zoekt steun bij de omgeving. Volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ wonen vaak al generaties lang in ‘hun’ dorp en vormen een hechte gemeenschap. Deze gemeenschap wordt ook wel omschreven als gesloten, met veel sociale controle. Volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ zetten zich veel in voor hun medemens: zij doen veel vrijwilligerswerk en verlenen regelmatig mantelzorg. De vrije tijd wordt verder gevuld met voetballen (mannen) of handwerken (vrouwen). Ook wordt er veel televisie gekeken. Hoe kunnen volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ bereikt worden met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid? Uit dit onderzoek komt naar voren dat de huisarts een belangrijke rol kan spelen in het bereiken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. Volwassenen met een lage ses komen vaak bij de huisarts, waarmee ze veelal een vertrouwensband hebben. De in dit onderzoek geïnterviewde huisartsen hebben echter geen goed beeld van de mogelijke interventies op het gebied van mentale weerbaarheid in deze regio.
27
Samenwerken met het lokale welzijnswerk, dat activiteiten in het buurthuis organiseert, is ook een manier om volwassenen met een lage ses te bereiken. Volwassenen met een lage ses hebben interesse in het lokale nieuws en zijn trouwe lezers van het huis-aan-huis blad. Een manier om volwassenen met een lage ses te bereiken is het huis-aan-huis verspreiden van folders. Hierbij is het wel belangrijk dat de tekst in eenvoudig Nederlands wordt opgesteld. Tenslotte blijkt uit dit onderzoek dat volwassenen met een lage ses op twee momenten in hun leven intrinsiek gemotiveerd zijn om zich gezonder te gaan gedragen, namelijk op het moment dat zij kinderen krijgen en wanneer zij gezondheidsproblemen krijgen. Wat zijn geschikte vormen en inhoud van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ? Dit onderzoek maakt duidelijk dat volwassenen met een lage ses zich aangesproken voelen door interventies met leuke en concrete activiteiten. Belangrijk is dat het voor de doelgroep duidelijk is wat de korte termijn effecten/voordelen zijn van deze interventies. Het is verder belangrijk om aan te sluiten bij de leefwereld van de doelgroep (bv. de verbondenheid met hun dorp), hun interesses (bv. voetbal of winkelen) en huidige activiteiten (bv. vrijwilligerswerk of mantelzorg). Groepscursussen gericht op het versterken van mentale weerbaarheid lijken niet geschikt voor volwassenen met een lage ses op het platteland. Persoonlijk problemen delen in een groep staat volwassenen met een lage ses op het platteland tegen. Daarbij is het voor deze doelgroep lastig om alle bijeenkomsten van een cursus bij te wonen, omdat therapietrouw over het algemeen laag is en planning lastig is voor deze doelgroep. Tenslotte wordt duidelijk dat beleidsmaatregelen en interventies gericht op het verbeteren van de fysieke leefomgeving van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ bij kunnen dragen aan het bevorderen van de mentale weerbaarheid. In een omgeving die uitnodigt tot bewegen, zoals een omgeving met een goed wandel en fietsnetwerk en met veel groen voelen mensen zich beter.
28
4.2 Aanknopingspunten voor succesvolle interventies De inzichten uit dit onderzoek bieden meerdere aanknopingspunten voor het bereiken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid. In tabel 4 een overzicht van de verschillende aanknopingspunten, waarbij, indien van toepassing, de eventuele kanttekeningen geplaatst zijn. Tabel 4: Aanknopingspunten en kanttekeningen voor het bereiken van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ met interventies op het gebied van mentale weerbaarheid Aanknopingspunten Kanttekeningen De doelgroep heeft een gelovige achtergrond.
De dominee wordt niet gezien als vertrouwenspersoon.
De kerkelijke gemeenschap is een bron van steun voor het deel van de doelgroep dat het geloof op een actieve manier belijdt.
Het is een gesloten gemeenschap met veel sociale controle.
De doelgroep heeft last (gehad) van stress en spanning.
Problematiek is veelal verborgen i.v.m. schaamte of angst voor roddels.
Bij stress of spanning gaat de doelgroep op zoek naar ontspanning door leuke dingen te gaan doen. De doelgroep verricht relatief veel vrijwilligerswerk en mantelzorg. De huisarts is voor deze doelgroep een vertrouwenspersoon. Ze komen er veel, vaak met vage klachten.
Mensen zoeken niet snel professionele hulp of ondersteuning voor hun problemen. Vrouwen gaan eerder naar de huisarts met psychische problemen dan mannen.
Wanneer mensen kinderen of gezondheidsproblemen krijgen staan ze open voor gedragsverandering m.b.t. gezondheid.
Groepsinterventies over mentale weerbaarheid en cursussen met meerdere bijeenkomsten passen niet bij de doelgroep.
Beleidsmaatregelen en interventies gericht op het verbeteren van de fysieke omgeving zijn kansrijk voor het bevorderen van de mentale weerbaarheid van deze doelgroep. Kansrijke interventies zijn díe interventies die aansluiten bij bestaande activiteiten in het dorp waar de doelgroep al komt. Samenwerking met het lokale welzijnswerk of actieve organisaties in het dorp lijkt daarbij kansrijk. De doelgroep heeft interesse in lokaal nieuws. Het huis-aanhuisblad wordt goed gelezen.
29
Gebruik duidelijke en eenvoudige taal, vermijd moeilijke woorden.
Het verdient aanbeveling om bij de ontwikkeling van interventies voor volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ gebruik te maken van bovenstaande aanknopingspunten en kanttekeningen. De aard van de aanknopingspunten is divers. Het gaat deels om inhoudelijke aanknopingspunten voor interventies, zoals het feit dat de doelgroep stress en spanning ervaart en als reactie daarop op zoek gaat naar ontspanning door leuke dingen te gaan doen. Andere punten gaan over de manier waarop de interventie aangeboden kan worden, zoals activiteiten van het welzijnswerk in het lokale buurthuis. Vervolgens worden er punten aangedragen waarmee in de communicatie over de interventie rekening gehouden moet worden, zoals het gebruik van eenvoudig taalgebruik en de bekendmaking via huis-aan-huisbladen. Voordat nieuwe interventies ontwikkeld worden met behulp van de aanknopingspunten uit tabel 4, is het nuttig om eerst te kijken in hoeverre de huidige interventies gericht op het versterken van de mentale weerbaarheid van inwoners met een lage ses in de regio aansluiten bij de genoemde aanknopingspunten.
4.3 Het huidige aanbod van interventies op het gebied van mentale weerbaarheid in de regio Zuid-Holland Zuid In de regio Zuid-Holland Zuid wordt sinds 2008 ingezet op depressiepreventie middels het uitvoeringsprogramma Mentale Weerbaarheid, in opdracht van de 17 gemeenten in de regio ZHZ en onder regie van de Dienst Gezondheid en Jeugd. Doel van het uitvoeringsprogramma is het versterken van de mentale fitheid van de inwoners van de regio door het aanleren van vaardigheden die de zelfredzaamheid en controle van mensen vergroten. Om dit doel te bereiken werkt de Dienst Gezondheid en Jeugd nauw samen met een groot aantal regionale instellingen zoals Yulius, Context, Rivas en Careyn. Deze regionale instellingen bieden interventies aan gericht op het versterken van de mentale fitheid van volwassenen. Een deel van deze interventies wordt in het kader van het uitvoeringsprogramma mentale weerbaarheid uitgevoerd. Tabel 5 geeft een overzicht van het aanbod in de regio. De beschrijving van het aanbod is ontleend aan foldermateriaal of websites gericht op het algemene publiek.
30
Tabel 5: Overzicht van het aanbod in de regio ZHZ op het gebied van Mentale Weerbaarheid, ingedeeld naar type interventie. Type interventie
Aanbod in de regio ZHZ
Groepscursus
•
Anders denken, anders doen
•
Training voor volwassenen die meer grip willen krijgen op hun eigen (negatieve) gedachten. Geen Paniek
•
Cursus voor volwassenen die last hebben van lichte tot matige paniek- en angstklachten. In de put, uit de put Cursus voor volwassenen die wel eens last hebben van depressieve klachten, somberheid, of ‘nergens meer zin in
•
hebben’ en die actief willen leren hoe ze met deze klachten kunnen omgaan. Rouw in beweging Bijeenkomsten voor weduwen en weduwnaars van 55 jaar en ouder. Naast lotgenotencontact wordt er ook
•
kennisgemaakt met diverse vormen van ontspanning en beweging. Kunst van het ouder worden Voorlichtingsbijeenkomst voor ouderen vanaf 55 jaar en hun familie over hoe zij kunnen voorkomen dat zij
•
eenzaam, somber of depressief worden. Werk in balans
•
Cursus voor mensen tussen de 21 en 60 jaar, die willen leren een beter balans te vinden tussen werk en privé. Mindfulness
•
Training voor mensen met stress, angst- en/of depressieve klachten, chronische en terugkerende depressie. Assertiviteitstraining
•
ze eigenlijk van plan waren. Er zijn zowel mannen- als vrouwengroepen. Liever Bewegen dan Moe
Een training voor mensen die over het algemeen goed functioneren, maar die in bepaalde situaties niet doen wat
Cursus voor mannen en vrouwen die te maken hebben met somberheid en stress en die moeilijk in beweging kunnen komen. •
Gespreksgroep vrouwen positief Voor vrouwen die moeite met het combineren werk en privé en hun huidige situatie positief willen veranderen.
•
Ondersteuningsgroep mantelzorgers Ondersteuning voor mantelzorgers die het zwaar hebben. Mantelzorgers leren beter bestand te zijn tegen eventuele problemen.
Online interventie
•
Mentaal Vitaal (www.mentaalvitaal.nl) Mentaal Vitaal is een website voor mensen die meer willen weten over hun mentale gezondheid en daar zelf mee aan de slag willen. Er zijn tips, oefeningen, online cursussen op de site.
31
•
PsyFit (www.psyfit.nl) Een internetcursus die helpt bij het verbeteren van mentale fitheid door oefeningen, tests en tips. In de cursus
•
leert men wat mentale fitheid is en hoe mensen gelukkiger en meer ontspannen in het leven kunnen staan. Kleur je leven (www.kleurjeleven.nl) Kleur je leven is een internetcursus voor (oudere) volwassenen om zelfstandig depressieve klachten aan te pakken.
Individuele begeleiding
•
Maatschappelijk werk Ondersteuning bij hulpvragen op het gebied van relaties; identiteit (o.a. zelfvertrouwen, assertiviteit); echtscheiding; gezondheid (o.a. overbelasting, depressiviteit); verwerking (van o.a.traumatische gebeurtenissen of verlies van partner); arbeid (o.a. burnout); zingevingsvragen; geld en instanties.
•
GGZ ondersteuning Mensen met psychische problemen hebben soms zulke ernstige klachten dat hulp nodig is. Wij bieden professionele hulp die wordt aangepast op uw vraag.
Bovenstaand overzicht maakt duidelijk dat het huidige aanbod veelal bestaat uit cursussen bestaande uit meerdere groepsbijeenkomsten. Sommige van deze cursussen worden online aangeboden, maar de meeste zijn klassieke groepscursussen. Verder valt op dat de beschrijving van het aanbod veel moeilijke woorden bevat. Ook lijkt het aanbod niet samen te hangen met bestaande activiteiten van de doelgroep met een lage ses en ontbreek het element ‘ontspanning en leuke dingen doen’. De aanknopingspunten voor het bereiken van volwassenen met een lage ses op het platteland zoals beschreven in tabel 4 zijn niet terug te vinden in het huidig aanbod. Concluderend, het huidige aanbod gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid past onvoldoende bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van volwassenen met een lage ses op het platteland in ZHZ. Het is noodzakelijk om het huidige aanbod qua vorm, inhoud en manier van aanbieden aan te passen of nieuw aanbod te ontwikkelen. Dit is een gecombineerde verantwoordelijkheid van gemeenten en de huidige aanbieders en de Dienst Gezondheid en Jeugd. .
32
4.4 Kansrijke interventies gericht op het bevorderen van mentale weerbaarheid bij volwassenen met een lage ses op het platteland In Nederland worstelen meer gemeenten en aanbieders van leefstijlinterventies met het probleem hoe ze de doelgroep volwassenen met een lage ses het beste kunnen bereiken. In de regio Zuid-Holland Zuid zal dankbaar gebruik gemaakt worden van de interventies die elders in het land zijn ontwikkeld. In Nederland bestaat namelijk een groot scala aan interventies gericht op het bevorderen van de mentale weerbaarheid van volwassenen. Het Centrum Gezond Leven heeft een interventiedatabase waarin deze interventies verzameld zijn. Daarnaast hebben de diverse brainstormsessies met professionals, in het kader van dit onderzoek, een aantal ideeën opgeleverd voor interventies die passen bij de doelgroep volwassenen met een lage ses op het platteland. Hieronder volgt een korte beschrijving van een viertal kansrijke interventies en/of ideeën om de mentale weerbaarheid van volwassenen met een lage ses op het platteland te bevorderen. Welzijn op Recept Aanleiding voor het ontwikkelen van Welzijn op recept is dat een groot deel van de burgers regelmatig bij de huisarts komt met psychosociale problemen als gevolg van bijvoorbeeld ingrijpende gebeurtenissen, relatieproblemen of een zieke partner. De psychosociale problemen uiten zich vaak in lichamelijke klachten, somberheid, stress en angstklachten. Een groot deel van deze burgers heeft hiervoor geen medicijnen of een verwijzing naar psychologische zorg nodig; zij geven aan zelf hun klachten te boven te willen komen. 'Welzijn op recept' wil met haar aanpak burgers die klachten hebben en hier geen medische of psychologische behandeling voor nodig hebben, ondersteunen in het behouden en verbeteren van gezondheid en welzijn. Hierbij verwijst de huisarts, of een andere zorgverlener in de huisartsvoorziening, de burger naar een zogenaamd 'welzijnsarrangement' van een welzijnsorganisatie. Deze arrangementen bestaan uit interventies en activiteiten die het welbevinden van mensen kunnen verhogen, zoals creatieve activiteiten, vrijwilligerswerk, sport en bewegen of een combinatie hiervan. De cliënt maakt zelf, of samen met de medewerker van een welzijnsstichting, een keuze voor een arrangement. De cliënt evalueert zelf de deelname aan het arrangement en deelt deze informatie (indien de cliënt dit wenst) met de zorgverlener die heeft verwezen. Omdat de interventies kunnen worden ingebed in het dagelijks leven, kunnen zij een langdurig effect hebben op de kwaliteit van leven. Een gewenst neveneffect kan zijn dat de cliënt minder (onnodig) gebruik zal maken van de gezondheidszorg (Sinnema et al., 2012). Welzijn op Recept past bij drie aanknopingspunten zoals beschreven in tabel 4 namelijk: - De doelgroep heeft last (gehad) van stress en spanning; - Bij stress en spanning gaat de doelgroep op zoek naar ontspanning door leuke dingen te doen; - De huisarts is voor deze doelgroep een vertrouwenspersoon, ze komen er veel, vaak met vage klachten. In de regio Zuid-Holland Zuid draait op dit moment een pilot van Welzijn op Recept in de gemeenten van de Hoekse Waard.
33
Klacht gerichte mini-interventies Slecht slapen, piekeren en stress zijn veel voorkomende klachten die een aantoonbare relatie hebben met depressie en angst. Ze veroorzaken veel kosten door zorg die mensen vragen, en door verminderd functioneren, bijvoorbeeld op het werk. In samenwerking met het GGZ-veld heeft het Trimbos-instituut drie klachtgerichte mini-interventies ontwikkeld. Deze interventies zijn klachtgericht, zodat de deelnemer direct het gevoel krijgt aan de slag te gaan met de betreffende klacht. Verder zijn het zeer korte interventies, van maximaal 6 sessies. Hiermee wordt de klacht heel gericht en snel aangepakt, en dit scheelt in zorgkosten. Tenslotte is de inhoud van de mini-interventies minder cognitief van aard dan traditionele cursussen gericht op angst en depressie. Uit onderzoek naar de effecten van deze interventies blijkt dat deelnemers met slaapproblemen na afloop van de slaapcursus minder slaapklachten hebben, en de piekerklachten van de deelnemers aan de piekercursus afnemen. Stressklachten en somberheidsklachten namen af bij alle deelnemers, ongeacht het type cursus (Spijkerman, 2013). Het concept van de klacht gerichte mini-interventies past bij een tweetal aanknopingspunten zoals beschreven in tabel 4, namelijk: - De doelgroep ervaart klachten (heeft last van stress en spanning); - De doelgroep staat open voor gedragsverandering wanneer gezondheidsproblemen (klachten) zich voordoen. Nadeel is dat de klacht gerichte mini-interventies groepsinterventies zijn. Dit past minder goed bij de wensen en behoeften van volwassenen met een lage ses op het platteland. Gezondheidsrace In de gemeente Laarbeek (Noord-Brabant) heeft in 2010-2011 en 2011-2012 een zogenaamde gezondheidsrace plaatsgevonden, een wedstrijd tussen vier dorpskernen. Dit concept is als ‘goed beschreven’ beoordeeld door het Centrum Gezond Leven. De gezondheidsrace is een burgerinitiatief waarin de gemeente burgers faciliteert om met hun eigen gezondheid aan de slag te gaan. De opzet van de Gezondheidsrace is dat dorpskernen binnen de gemeente strijden om de titel ‘Fitste kern’. Elke kern heeft een eigen gezondheidsteam bestaande uit 12 burgers. De teams verdienen punten door het verbeteren van hun individuele gezondheid (aan de hand van een streefplan op basis van een sportmedische test), maar nog meer door de dorpsgemeenschap aan te zetten tot een gezonde leefstijl door middel van verschillende activiteiten. Deze activiteiten bedenken en organiseren de teams zelf met ondersteuning van lokale organisaties en verenigingen. Hierbij kan gedacht worden aan wekelijkse wandelingen, fietstochten, proeflessen bij allerlei bestaande (sport)verenigingen, workshops etiketten lezen, een gezonde kookwedstrijd op school, en het uitdelen van complimenten aan inwoners die gezond bezig zijn. Ook worden diverse feesten zoals Sinterklaas, Kerstmis, Carnaval en Koninginnedag, maar ook evenementen, zoals burendag, avondvierdaagse, kindervakantiewerk, etc. door de teams aangegrepen om hieraan (ludieke) gezondheidsactiviteiten te koppelen.
34
In Laarbeek blijkt uit de evaluatie dat de meeste activiteiten die georganiseerd zijn zich richten op sociale ontmoeting, bewegen en/of gezond eten. Deelnemers zijn enthousiast en ervaren gezondheidswinst (m.n. meer bewegen en meer sociale contacten). Sociale aspecten (gezellig, nieuwe mensen leren kennen) waren voor deelnemers de belangrijkste reden om mee te doen. Het concept van de gezondheidsrace past bij een tweetal aanknopingspunten zoals beschreven in tabel 4, namelijk: - Bij stress en spanning gaat de doelgroep op zoek naar ontspanning door leuke dingen te doen; - De doelgroep is bereid zich in te zetten voor hun medemens middels vrijwilligerswerk en mantelzorg. Vrijwilligerswerk stimuleren en vroegsignalering van psychische problemen bij vrijwilligers Uit een van de brainstorm sessies met professionals kwam het idee naar voren om vrijwilligerswerk te stimuleren bij volwassenen met een lage ses op het platteland middels een regionale media-campagne. Deze media-campagne zou mee kunnen liften op de landelijke aandacht voor de grootste vrijwilligersactie van Nederland, NLdoet (www.nldoet.nl). Met NLdoet wordt duidelijk hoe belangrijk actieve burgers voor de samenleving zijn. Daarnaast draagt NLdoet bij aan een goed imago van het vrijwilligerswerk. Ook laat NLdoet zien hoe leuk vrijwilligerswerk kan zijn. De regionale media-campagne gericht op het werven van vrijwilligers wordt uigevoerd in samenwerking met bestaande netwerken en/of initiatieven gericht op vrijwilligers, zoals vrijwilligerssteunpunten of vrijwilligerscentrale. Met het doen van vrijwilligerswerk komen mensen in contact met hun dorpsgenoten en wordt hun eigenwaarde vergroot. Sociale contacten en het gevoel nuttig te zijn voor anderen heeft een positief effect op de mentale weerbaarheid. Het is daarbij wel van belang dat de vrijwilliger niet overbelast raakt. Om dit te voorkomen kunnen vrijwilligers zelf, medewerkers van lokale vrijwilligerssteunpunten of vrijwilligerscentrale getraind worden in het vroegsignaleren van psychosociale problematiek zoals psychische klachten en eenzaamheid. Door vrijwilligerswerk te stimuleren gaan (nog) meer mensen vrijwilligerswerk doen. Dit, in combinatie met activiteiten gericht op het ondersteunen van vrijwilligers heeft een positief effect op hun mentale weerbaarheid. Vrijwilligerswerk stimuleren past bij drie aanknopingspunten zoals beschreven in tabel 4 namelijk: - De doelgroep is bereid om vrijwilligerswerk en mantelzorg te doen; - Samenwerking met actieve lokale organisaties (zoals het vrijwilligerssteunpunt) is kansrijk; - De doelgroep heeft interesse in lokaal nieuws. De resultaten uit dit onderzoek zijn tijdens een werkconferentie gepresenteerd aan gemeenten en professionals als input voor gesprekken over het (beter) bereiken van mensen met een laag opleidingsniveau op het platteland. De Dienst Gezondheid & Jeugd gebruikt de uitkomsten van deze conferentie bij de verdere invulling van het programma mentale weerbaarheid.
35
5
Bijlagen Bijlage 1: Uitgebreide beschrijving van het literatuur onderzoek en overzicht van relevante artikelen en websites Om zoveel mogelijk relevante literatuur te raadplegen is gezocht naar artikelen en studies uitgevoerd in Nederland, zowel in het Nederlandse als het Engelse. Voor het onderzoek zijn de volgende databanken geraadpleegd: Citeseer, CBS, EBSCO, Nederlandse Onderzoek Databank (NOD, NARCIS), NIBUD, PsycINFO, PubMed, RIVM, Science Direct, Scirus, SCP, Trimbos, tijdschrift voor gezondheidswetenschappen (TSG). Ook is er gebruik gemaakt van Google Scholar. Zoektermen De volgende zoektermen zijn gebruikt bij het zoeken in bovenstaande databanken: “Belemmerende factoren voor deelname”, “bereik preventie”, “bereikbaarheid volwassenen”, “buurtcentrum”, “campagnes lage SES”, “communicatiekanalen”, “contact huisarts”, “deelname interventies”, “gezondheidsbevordering”, “hulpvraag”, “inkomensverschillen”, “krachtwijken”, “laagopgeleiden”, “lage SES”, “migranten”, “mini-interventies”, “participatie interventie”, “participatie motieven”, “sociale dienst”, “uitkering”, “voorlichtingsmateriaal”, “werkloosheid”, “werving”, “wijkaanpak”, “wijkgerichte interventies”. Voor het zoeken in de Engelse en/of Amerikaanse literatuur zijn de Nederlandse zoektermen naar het Engels vertaald. Voorbeelden hiervan zijn “participation motives”, “interventions low SES”, “community interventions”. De verwachting voor de start van het zoekproces was dat weinig geschikte literatuur te vinden zou zijn. Mede hierom is in eerste instantie zo breed mogelijk gezocht. Om de vraagstelling zo breed mogelijk aan te pakken is met behulp van de zoektermen in meerdere, bovengenoemde, databanken gezocht. De zoektermen zijn ook in combinatie met elkaar gebruikt (bijvoorbeeld “bereik preventie lage SES” ) en zowel in het Nederlands als in het Engels (bijvoorbeeld “interventions SES adults”). Een artikel is relevant bevonden wanneer er in de samenvatting werd vermeld dat in het artikel een interventie beschreven werd die onder andere gericht was op de doelgroep volwassenen met een lage ses. Ook werd een artikel geselecteerd wanneer in de samenvatting van een artikel, en/of in de titel, vermeld werd dat het artikel een beeld zou schetsen over de gezondheid van mensen met een lage ses in Nederland. Een belangrijk selectiecriterium tijdens het zoekproces is dat de artikelen moeten gaan over de groep lage ses in Nederlandse en/of over Nederlandse interventies moeten gaan.
36
Bovenstaande zoekmethode heeft uiteindelijk onderstaande 22 artikelen en 3 websites opgeleverd met relevante informatie over het bereiken van volwassenen met een lage ses in Nederland.
37
Bijlage 2: Geïnterviewde experts Er zijn experts uit drie categorieën geïnterviewd: (1) experts op het gebied van de theorie; (2) experts op het gebied van de praktijk en (3) experts van bestaande succesvolle interventies. Hieronder per categorie de geïnterviewde experts. 1. Experts op het gebied van de theorie: - Dr. Joop ten Dam heeft ruime ervaring opgedaan met de wijkgerichte aanpak van gezondheidsverschillen en het bereiken van mensen met een lage ses met interventies gericht op een gezonde leefstijl. Dr. Joop ten Dam is sinds 2008 lector bij het lectoraat De Gezonde Stad bij hogeschool Windesheim te Zwolle. In zijn lectoraat staan o.a. sociaaleconomische gezondheidsverschillen centraal. - Mirjam Busch werkt het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) bij de afdeling VTV (Volksgezondheid Toekomst Verkenning). In de VTV 2010 heeft Mirjam Busch een hoofdstuk geschreven over gezondheid en gezondheidsverschillen. Recentelijk heeft zij onderzocht in hoeverre effecten van interventies uitgesplitst worden naar ses. 2. Experts op het gebied van de praktijk: - Drs. Carina Ballering heeft kwalitatief onderzoek gedaan naar gezondheid bij autochtone ouders in de aandachtswijk Ondiep in Utrecht. - dhr Chris Tuerlings is zeven jaar als vrijwilliger werkzaam bij de Tilburgse Voedselbank. Hij is bestuurslid en heeft iedere vrijdag contact met cliënten tijdens de voedseluitgifte. 3. Experts van bestaande succesvolle interventies: - Monique de Beer is werkzaam bij STIVORO (Stichting Volksgezondheid en Roken). Zij heeft de interventie ’24-uur niet roken actie’ ontwikkeld die effectief is gebleken in het verhogen van de stopintentie onder rokers met een lage ses. Daarnaast heeft ze diepteinterviews gedaan met beleidsambtenaren en functionarissen gezondheidsbevordering en is de expertmeeting ‘Gezond leven binnen bereik van lage ses’ (september, 2011) georganiseerd. Monique de Beer heeft een handleiding geschreven om de aansluiting van interventies op de doelgroep te verbeteren.
38
Bijlage 3: Vragenroute voor interviews met experts Inleiding: • Jezelf voorstellen en doel van het gesprek toelichten, namelijk inzicht krijgen in hoe we volwassenen met een lage SES kunnen bereiken. • Vragen of je gesprekspartner zich wil voorstellen: Voor welke organisatie werkt u? Wat is uw functie binnen deze organisatie? 1. Wat is uw ervaring met de doelgroep? • Wat verstaat u onder de doelgroep ‘volwassenen lage SES’? o Welke criteria hanteert u om de doelgroep te definiëren? • Wat zijn volgens u de meest voorkomende problemen bij deze doelgroep? 2. Waar moeten wij rekening mee houden om volwassenen met een lage SES te kunnen bereiken? • Wat zijn volgens u mogelijke oorzaken waardoor de doelgroep niet/ nauwelijks bereikt wordt? o Wat zijn volgens u barrières voor de doelgroep om zich niet aan te melden voor interventies? o Wat zijn volgens u barrières voor de doelgroep om niet deel te nemen aan interventies? • Hebt u tips om de doelgroep te bereiken? • Hoe kunnen we in contact komen met de doelgroep? • Aan welke voorwaarden moet een interventie voldoen om aan te sluiten bij de behoeften/wensen van de doelgroep? • Kunt u een voorbeeld noemen van een succesvolle interventie? Wat maakt deze interventie volgens u succesvol? 3. Zijn er verschillen tussen volwassenen met een lage SES in stedelijk gebied en volwassenen met een lage SES in landelijk gebied? • Wat verstaat u onder de doelgroep ‘volwassenen lage SES in landelijk gebied’? o Welke criteria hanteert u om deze doelgroep te definiëren? o Wat zijn de meest voorkomende problemen bij deze doelgroep? • Zijn interventies volgens u anders in landelijk gebied? 4. Hoe denkt u dat we het beste met de doelgroep in contact kunnen komen? • Wat zijn volgens u sleutelfiguren (mensen die veel in aanraking komen met volwassenen lage SES)? • Hoe zouden we die sleutelfiguren kunnen bereiken?
39
Indien er nog tijd/gelegenheid is: • Hoe denkt u dat we het beste met de doelgroep kunnen communiceren? • Aan welke eisen moet de boodschap volgens u voldoen? o Aan welke eisen moet de inhoud voldoen? o Aan welke eisen moet de vorm voldoen? o Via welke kanalen kunnen we de doelgroep het beste benaderen?
40
Bijlage 4: Codering en codeboom interviews met experts Codering De onderzoeker heeft de tekst in fragmenten ‘geknipt’ die bij elkaar horen. Deze fragmenten zijn gecategoriseerd en benoemd met een samenvattende code. Codes kunnen begrippen zijn die de geïnterviewde zelf veel heeft gebruikt of begrippen uit de literatuur (Boeije 2005, p .92). Nadat de uitgewerkte interviews gecodeerd zijn, zijn de resultaten geanalyseerd. Hierbij is de frequentie van het voorkomen van specifieke codes van belang. Codeboom: Beschrijving volwassenen lage SES • Lage opleiding • Korte termijn focus • Contacten dichtbij • Externe locus of control • Moeilijk om contact mee te krijgen • Extravert Verschil autochtoon en allochtoon Voorkomende problemen • Gezondheidsproblemen • Financiële problemen • Functioneel analfabetisme • Relatieproblemen • Eenzaamheid Lage SES in landelijk gebied • Mensen die een ‘vak’ uitoefenen • Organisatiegraad • Religie • Verborgen armoede
41
Tekortkomingen bestaande interventies • Geletterde interventies • Religie • Korte termijn focus • Geld Voorwaarden voor interventie • Geen moeten • Ervaren • Positief • Laagdrempelig • Aansluiten bij andere belangrijke thema’s • Concreet en duidelijk • Fysieke omgeving Bereiken doelgroep lage SES • Persoonlijke benadering • Vertrouwen • Plekken waar bestaande groepen bij elkaar komen • Via huisarts • Momenten van openstaan voor gedragsverandering • Kinderen
• • • •
Gezondheidsproblemen Sleutelfiguren Voorbeelden Bereiken van sleutelfiguren
Aanbevelingen vervolg onderzoek
42
• • • • •
Beweging als aanknopingspunt Structuur Belang voor organisaties Sleutelfiguren trainen Doelstellingen gemeente
Bijlage 5: Geïnterviewde sleutelfiguren uit Sliedrecht, Zederik en Korendijk In verband met de privacy worden de geïnterviewde sleutelfiguren niet per gemeente uitgesplitst. Er zijn in totaal 10 sleutelfiguren geïnterviewd, namelijk: • twee voorzitters van de plaatselijke voetbalvereniging; • secretaris van de vrouwen vereniging; • leerkracht en intern begeleider van een basisschool; • plaatselijke kapper; • vrijwilliger bij het jeugdwerk van de kerk; • woonconsulent van een woningbouwcorporatie; • wmo-consulent; • twee huisartsen.
43
Bijlage 6: Vragenroute voor interviews met sleutelfiguren Inleiding • Jezelf kort voorstellen. Hier kun je wel de GGD noemen, maar geen mentale weerbaarheid noemen. Ook het noemen van de gemeente lijkt niet handig, omdat er dan een reële kans is dat je alle lokale problemen over je heen gestort krijgt; • Vragen of de gesprekspartner zich wil voorstellen. Hier doorvragen, zodat het begin van het gesprek wat losser wordt (de koetjes en kalfjes dus…); • Doel van het gesprek toelichten. “De GGD ZHZ levert veel producten en diensten om de gezondheid van de inwoners in deze plaats te bevorderen. Hoewel we uit onderzoek weten dat deze producten in deze plaats nuttig zouden kunnen zijn, worden ze niet altijd afgenomen door de mensen die er baat bij zouden kunnen hebben. Met name lager opgeleide volwassen mensen (in jargon ‘volwassenen lage ses’) maken niet veel gebruik van de diensten van de GGD. Hoe komt dit? Dit willen we onderzoeken door inzicht te krijgen in de leefwereld van de doelgroep. We zijn op zoek naar aangrijpingspunten om ‘echt’ met deze doelgroep in contact te komen (zodat ze echt luisteren naar wat je zegt en lezen wat je schrijft).” Bij zorgprofessionals kan ook de achtergrond van het programma ‘mentale weerbaarheid’ worden verteld; 1. De leefwereld van de doelgroep • Hoe zou u de doelgroep in deze plaats beschrijven? Waar zitten de gemeenschappelijke delers in deze doelgroep? • Zou u een ‘gemiddelde dag in het leven van de doelgroep’ kunnen beschrijven? Wat doen zij overdag en in de avond? Wat zijn hun hobby’s? • Waar ergert de doelgroep zich aan en wat vindt zij juist leuk? Waar wordt zij enthousiast van? Wat motiveert de doelgroep? • Met welke problemen kampt deze doelgroep in uw plaats? • Wat waardeert u zelf aan deze doelgroep en wat juist niet? • Speelt religie in uw optiek een belangrijk rol in het leven van de doelgroep in uw gemeente? En zo ja, op welke wijze? • Zijn er plekken in deze gemeente waar de doelgroep veel te vinden is (verenigingen, kerk, winkelcentra, etc.)? • Wat zijn mooie evenementen en activiteiten in deze plaats? Is de doelgroep hier ook te vinden? (achterliggende gedachte: interventies en activiteiten kunnen het beste in samenwerking met actieve wijkorganisaties worden georganiseerd). 2. Het communicatie- en mediagedrag van de doelgroep • Leest deze doelgroep volgens u de krant? Huis-aan-huisbladen? • Welke programma’s op televisie waardeert zij? En welke tijdschriften? • Maakt zij gebruik van social media? • Op welke wijze bereikt u zelf deze doelgroep?
44
• •
Heeft u voor ons nuttige tips om deze doelgroep in uw gemeente te bereiken? Wat zijn volgens u de absolute ‘do’s and dont’s’ in de communicatie met deze doelgroep?
3. Extra vragen zorg-professionals • Met welke klachten komt de doelgroep bij u? • Heeft u enig inzicht in de mate waarin deze doelgroep kampt met gevoelens van somberheid of depressiviteit? • Heeft u het idee dat de doelgroep open staat voor uw adviezen? Wat doen zij ermee? • Onze ervaring leert dat deze doelgroep zich bijna niet aanmeldt voor trainingen en cursussen uit het programma (voorbeelden noemen), terwijl we uit onderzoek weten dat er wel veel psychosociale problemen zijn bij deze doelgroep. Heeft u enig idee welke belemmeringen er zijn om contact te zoeken met zorgprofessionals? • Heeft u een ‘briljant’ idee om deze belemmeringen weg te nemen? • Zou u een rol kunnen spelen bij het attenderen van de doelgroep op het aanbod van de GGD ZHZ? Waar heeft u zelf behoefte aan? Afronding/afsluiting • Kent u mensen uit de doelgroep die wij zouden kunnen interviewen? • Kunnen wij aan u vragen om deze persoon te benaderen met ons verzoek. Graag het doel van het onderzoek als volgt omschrijven: “De GGD ZHZ levert veel producten en diensten om de gezondheid van de inwoners in deze plaats te bevorderen. Hoewel we uit onderzoek weten dat deze producten in deze plaats nuttig zouden kunnen zijn, worden ze niet altijd afgenomen door de mensen die er baat bij zouden kunnen hebben. Hoe komt dit? Dit willen we onderzoeken door een aantal inwoners uit deze gemeente te interviewen.” • Zijn we nog iets vergeten dat volgens u van belang is? • Danken voor openheid gesprek. Kort schetsen van verdere proces.
45
Bijlage 7: Codering en codeboom interviews met sleutelfiguren Codering De onderzoeker heeft de tekst in fragmenten ‘geknipt’ die bij elkaar horen. Deze fragmenten zijn gecategoriseerd en benoemd met een samenvattende code. Codes kunnen begrippen zijn die de geïnterviewde zelf veel heeft gebruikt of begrippen uit de literatuur (Boeije 2005, p .92). Nadat de uitgewerkte interviews gecodeerd zijn, zijn de resultaten geanalyseerd. Hierbij is de frequentie van het voorkomen van specifieke codes van belang. Codeboom: Gemeenschap • Nieuwkomers en oorspronkelijke bewoners • Gesloten gemeenschap • Sociale controle Lage SES • Sociale huurwoning • Zware beroepen • Uitkering • Hobby’s • Voetbal • Televisie • Kinderen Voorkomende problemen • Multiproblematiek • Financiële problemen • Overgewicht • Stress • Depressie • Link met levensomstandigheden doelgroep • Fysieke klachten met mentale oorzaak • Alcohol • Leerproblemen bij kinderen
46
Omgang met problemen • Sociale controle • Bang voor roddels • Niet snel naar dokter • Steun bij directe familie/vrienden • Huisarts, dominee, school Godsdienst • Beperkte rol in leven lage SES groep • Sociale betrokkenheid • Zorg voor medemens • Gereformeerd – progressief – niet gelovig Bereiken van doelgroep • Belangrijke intermediairs • Huisarts • School • Actueel aanbod moet bekend zijn • Huis-aan-huis bladen • Lokale kranten • Social media • Post • Duidelijke taal • Benoemen van afzender?
• • •
Via-via Mond-op-mond reclame Vertrouwen
Cursus • Past niet bij doelgroep • Sociale controle
47
• • • •
Anonimiteit Reizen Therapietrouw laag Aansluiten bij bestaande groepen
Bemiddelende rol bij bereiken doelgroep Ja/ Nee
Bijlage 8: Geïnterviewde inwoners uit Sliedrecht, Zederik en Korendijk Er zijn in totaal 16 interviews gehouden met inwoners met een lage opleiding uit Sliedrecht, Zederik en Korendijk, namelijk: Sliedrecht: • man, 59 jaar • vrouw, 66 jaar • man, 67 jaar • vrouw, 25 jaar • vrouw, 65 jaar • vrouw, 52 jaar • vrouw, 57 jaar • man, 72 jaar Zederik: • vrouw, 52 jaar • vrouw, 49 jaar Korendijk: • man, 21 jaar • vrouw, 71 jaar • vrouw, 65 jaar • man, 74 jaar • vrouw, 51 jaar • vrouw, 28 jaar
De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 54 jaar (21 jaar – 74 jaar), 69% van de respondenten is vrouw, 75% van de respondenten is getrouwd en 31% van de respondenten werkt. De overige 69% is werkeloos of met pensioen.
48
Bijlage 9: Vragenroute voor interviews met volwassenen met een lage ses Inleiding • Stel jezelf kort voor. Hier kun je wel de GGD ZHZ noemen, maar niet de naam van het project: “mentale weerbaarheid”. • Zeg dat je de antwoorden alleen gebruikt voor het onderzoek. En dat je de naam van de geïnterviewde nergens noemt. • Leg het doel van het gesprek uit. “De GGD ZHZ heeft veel producten en diensten om ervoor te zorgen dat de inwoners in deze gemeente gezonder gaan leven. Uit onderzoek weten we dat die producten en diensten voor deze inwoners nuttig zijn. En toch maken de inwoners hier geen gebruik van. Hoe komt dit? Dit willen we onderzoeken door een aantal inwoners uit deze gemeente te interviewen.” • Even vooraf: Alles wat u zegt is goed. U kunt geen goede of foute antwoorden geven. • Waar denkt u aan als u de afkorting GGD hoort? • Vraag of de geïnterviewde zich wil voorstellen. • Hoe lang woont u hier? Hoe oud bent u? Werkt u? Waar werkt u? Welke opleiding heeft u gedaan? Wat zijn uw hobby’s? Heeft u een partner? En heeft u kinderen? • Hier doorvragen, zodat het begin van het gesprek wat losser wordt (de koetjes en kalfjes dus…). 1. De leefwereld • Vindt u het leuk om in dit dorp te wonen? Waarom vindt u dit leuk of niet leuk? Zou u met net zoveel plezier ergens anders in Nederland kunnen wonen? • Heeft u wel eens in een andere gemeente gewoond? Wat vond u daar leuker dan in de gemeente waarin u nu woont? Of wat vond u daar minder leuk? • Wat vindt u echt heel leuk aan dit dorp? Waarom vindt u dat? • Heeft u een plek in dit dorp waar u het liefst naartoe gaat? Waarom gaat u daar graag naartoe? • Gaat u vaak naar andere dorpen of steden? Waarom vindt u het leuk om naar een andere stad of ander dorp te gaan? • Wat doet u op een doordeweekse dag? Hoe ziet een leuke dag er voor u uit? Hoe ziet een vervelende dag er voor u uit? Wat vindt u het leukste moment van de dag? En wat het vervelendste moment? Waarom? • Wat doet u in het weekend? Als u een erg leuk weekend heeft gehad, wat heeft u dan gedaan? Waarom vindt u dat zo leuk? • Gelooft u in God? Hoe belangrijk is het geloof in uw leven? Waarom is dat voor u belangrijk? • Welke mensen zijn belangrijk voor u? Wonen deze mensen in dit dorp? Hoe lang kent u deze mensen al?
49
•
Heeft u kinderen? Zijn uw kinderen in dit dorp geboren? Gingen uw kinderen naar school in dit dorp? Was dat een leuke school of geen leuke school? Praatte u wel eens met de leraren? Zo ja, vond u dat fijne gesprekken of vond u dat geen fijne gesprekken?
2. Gezondheid De GGD ZHZ wil graag dat de inwoners in deze gemeente zich gezond voelen. We vinden het belangrijk dat we inwoners met lichamelijke en psychische klachten kunnen helpen. Ik stel u hier een paar vragen over. • Heeft u wel eens last van stress? Hoe merkt u dat u stress heeft? Bent u wel eens gespannen, of zenuwachtig? Hoe gaat u om met deze stress? Geef uzelf een cijfer tussen de 1 en de 10. 1 betekent dat u helemaal niet goed met stress kunt omgaan. 10 betekent dat u heel erg goed met stress kunt omgaan. o Waarom geeft u uzelf een (NOEMEN CIJFER) en niet een 10? • Zou u gezonder willen zijn? Wat moet u daarvoor doen? Kan iemand u hierbij helpen? Zo ja, wie dan? • Heeft u wel eens geprobeerd gezonder te leven? Zo ja: Wat deed u toen goed? En wat vond u moeilijk? Is het gelukt om gezonder te leven? Waarom is dat wel gelukt of waarom niet? Kon u het goed volhouden? Kreeg u hulp van andere mensen? • De GGD geeft trainingen waarin u leert hoe u gezonder kunt leven. Zou u daar naartoe gaan? Zo ja: Gaat u daar ook naartoe als de training in een ander dorp of een andere stad is? Hoe lang zou u daarvoor willen reizen? • Ik geef u een aantal situaties. Probeer te bedenken wat u in die situaties zou doen. o Stel. U heeft een paar weken last van stress. U bent zenuwachtig en gespannen. Hierdoor voelt u zich niet goed. Wat doet u dan? Wat zou u doen om u weer wat beter te voelen? Zoekt u hulp? Wat voor soort hulp zoekt u? Bij wie zoekt u hulp? o Stel. Uw kind wordt gepest op school. Wat zou u doen? Zoekt u hulp? Wat voor soort hulp zoekt u? Bij wie zoekt u hulp? o Stel. Uw man of uw vrouw overlijdt. Hoe zou u hiermee omgaan? Zoekt u hulp? Wat voor soort hulp zoekt u? Bij wie zoekt u hulp? o Stel. U heeft geen baan meer. Wat zou u doen? o Stel. U heeft te weinig geld om van te kunnen leven. Wat zou u doen? • Vindt u het vervelend om een afspraak met uw huisarts te maken of vindt u dat niet vervelend? Vindt u dat u alles kunt bespreken met uw huisarts? 3. Het communicatie- en mediagedrag • Leest u kranten? En huis-aan-huisbladen? • Naar welke televisieprogramma’s kijkt u graag? Waarom kijkt u graag naar deze programma’s? Wat vindt u er leuk aan? • Leest u tijdschriften? En welke tijdschriften?
50
• • • •
Doet u iets met social media? Bijvoorbeeld facebook, twitter of hyves? Wat vindt u hier leuk aan? De GGD wil de inwoners van deze gemeente helpen om gezonder te leven. Hoe kunnen wij het beste in contact komen met de inwoners? Heeft u tips voor ons? Wat zijn populaire feesten in dit dorp? Welke reclames vindt u leuk? Welke reclames vindt u niet leuk? Waarom is dat zo?
Afronding • Zijn we nog iets vergeten te vragen dat volgens u belangrijk is? • Mogen we u op een later moment nog bellen als we aanvullende vragen hebben? • Zijn er andere mensen in uw directe omgeving die ook aan ons onderzoek willen meewerken? • Bedankt voor het gesprek, fijn dat u antwoord wilde geven op onze vragen.
51
Bijlage 10: Codering en codeboom interviews met volwassenen met een lage ses Codering De onderzoeker heeft de tekst in fragmenten ‘geknipt’ die bij elkaar horen. Deze fragmenten zijn gecategoriseerd en benoemd met een samenvattende code. Codes kunnen begrippen zijn die de geïnterviewde zelf veel heeft gebruikt of begrippen uit de literatuur (Boeije 2005, p .92). Nadat de uitgewerkte interviews gecodeerd zijn, zijn de resultaten geanalyseerd. Hierbij is de frequentie van het voorkomen van specifieke codes van belang. Codeboom: Gemeenschap • Hechte gemeenschap • Nieuwkomers en oorspronkelijke bewoners • Verenigingsleven • Sociale controle • Reden om in dorp te wonen • Klein • Gewend • Rust, natuur Omschrijving doelgroep • Contacten • Familie • Vrienden • Buren • School • Eenzaamheid • Betrokken • Zorg • Religie • Rol van geloof • Geloof in praktijk
52
• • • • • • • • • • • •
Dominee als vertrouwenspersoon Doordeweeks dag Huishouden Werken Huisdieren Televisie kijken Goede dag Vervelende dag Weekend Leuke dingen doen vrienden Tijd met familie Voetbal
Problemen • Stress, spanning • Somberheid, depressie • Paniek, angst • Migraine, spanningshoofdpijn • Slaapproblemen, vermoeidheid • Roken • Drugs • Overgewicht
• • • •
Hoge bloeddruk Suikerziekte Gewrichtspijn Kanker
Omgaan met problemen • Ontspannende activiteiten • Financiële situatie • Praten met vrienden/familie • Verschil mannen en vrouwen • Huisarts • Lichamelijke vs. psychische problemen • Relatie met huisarts Contact met school Bekendheid GGD • Inentingen • Vaag Cursus • • • • • •
53
Van elkaar leren Merken dat je niet de enige bent Minder open in groep Angst voor ‘uitlekken’ Informatieve groepsbijeenkomsten Individuele gesprekken over privé-zaken
Communicatie • Televisie • Lokale radio en tv • Sport • GTST, Ik hou van Holland • Huis-aan-huisbladen • Kompas • Kontakt • Krant • AD • Folder • Internet • Informatie zoeken • Facebook • Twitter • Geen moelijke woorden gebruiken • Duidelijke informatie Doelgroep bereiken • Soos, dorpshuis • Huisarts • Huis-aan-huisbladen • Consultatiebureau • Bibliotheek • Kerkblad • Stichting Welzijn • Rivas • Lagere school
6
Literatuur Berg, van de M. et al. (2000). Gezondheidskaart: sociaal economische gezondheidsverschillen. GGD Rotterdam e.o. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Den Haag: Boomonderwijs. Cuijpers, P. & Smit, F. (2004). Subthreshold depression as a risk indicator for major depressive dissorder: a systematic review of prospective studies. Acta Psychiatrica Scandinavia, 109:325-31. French J, Blair-Stevens C. (2010) Social Marketing and Public Health. Theory and Practice. Oxford. Heutink, H., et al. (2010). Wat hebben mensen met een lage en hoge(re) SES zelf te zeggen over gezond leven? TSG. Jansen, J., Schuit, A.J. & van der Lucht, F. (2002). Tijd voor gezond gedrag: bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. RIVM. Moualhi, I. (2011). Gezondheidscommunicatie en mensen met een lage SES. Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van KWF Notenboom, A., Mazzola, G.J. & Goudriaan, R. (2010). Gezondheidsachterstanden Rivierenland. Aarst De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE). Peters, L., Pos, S., & Bouwens, J. (2005). Bevorderen van stoppen met roken bij niveau. NIGZ – Centrum Kennis & Kwaliteit.
achterstandsgroepen en allochtonen op lokaal
Rijnsoever van, M. P., et al. (2011). Verschillen in leefstijl en gezondheid tussen mensen met en zonder schulden. TSG rVTV (2010) Gezondheid InZicht. GGD Zuid-Holland Zuid (http://www.ggdzhz.nl/client/1/?websiteid=1&contentid=2239&hoofdid=2179&pagetitle=rVTV_2010)
54
Savelkoul, M. et al. (2010). Terugdringen van gezondheidsachterstanden door gemeentelijk beleid: een literatuurverkenning naar effectiviteit van fysieke en sociale omgevingsmaatregelen. RIVM. Schrijvers, C. T. M. & Storm, I. (2009). Naar een integrale aanpak van beleidsmaatregelen binnen en buiten de volksgezondheidssector. RIVM.
gezondheidsachterstanden: een beschrijving van
SCP (2006) Thuis op het platteland. De leefsituatie van het platteland en stad vergeleken. SCP (2013). De dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners. Sinnema, H.; Smiesing, J.; Vossepoel, L.; Groot, de K.; Muntingh, A. (2012). Welzijn op recept. Handleiding voor de ontwikkeling en invoering van het welzijnsrecept. Trimbos Instituut. Smits, J. P. J. M., Droomers, M., Westert, G.P. (2002). Sociaal economische status en toegankelijkheid van zorg in Nederland. RIVM. Spijkerman, M. (2013). Klachtgerichte mini-interventies: resultaten van een pilot met voor- en nameting. Presentatie bij PPDA op 1402-2013, Trimbos Instituut. Vliet van, K. & Winsemius, A. (2011). Gezond en wel participeren: over de waarde van welzijnswerk en gezondheidsbevordering. TSG.
55