Handleiding Beste Praktijken
Een praktische handleiding voor beste praktijken ter preventie of minimalisering van asbestrisico’s in arbeidssituaties waarin asbest een rol speelt (of kan spelen): voor de werkgever, de werknemers en de arbeidsinspecteur. Uitgegeven door het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (SLIC)
Een niet-bindende beste praktijken
handleiding
EUROPESE COMMISSIE DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen Sociale dialoog; sociale rechten; arbeidsomstandigheden; aanpassing aan gewijzigde omstandigheden Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk
voor
Handleiding Beste Praktijken
Een praktische handleiding voor beste praktijken ter preventie of minimalisering van asbestrisico’s in arbeidssituaties waarin asbest een rol speelt (of kan spelen): voor de werkgever, de werknemers en de arbeidsinspecteur. Het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (SLIC - Senior Labour Inspectors Committee) heeft vastgesteld dat er behoefte bestaat aan een praktische handleiding waarin beschreven wordt hoe men het best te werk kan gaan om de risico’s van asbest in de diverse arbeidssituaties waarin asbest een rol speelt of kan spelen, te voorkomen of te minimaliseren. Deze handleiding is opgesteld voor gebruik in de asbestcampagne die in 2006 in heel Europa wordt gevoerd door het IOM – Institute of Occupational Medicine, de onafhankelijke contractant die na een openbare aanbesteding werd gekozen. Zij vormt een gemeenschappelijke informatiebasis voor de arbeidsinspecteur, de werkgever en de werknemer. De Europese sociale partners (werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers), die zitting hebben in het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, hebben deelgenomen aan de bespreking binnen de stuurgroep van conceptversies van de handleiding. In Europa vinden de relevante gemeenschappelijke bepalingen van de Europese richtlijnen hun weerslag in nationale wetgeving. De wetgeving wordt echter ten uitvoer gelegd via nationale voorschriften die van lidstaat tot lidstaat kunnen verschillen. In sommige lidstaten is ook uitgebreide begeleiding beschikbaar. In deze handleiding wordt getracht de beste praktijken, zoals deze in willekeurige lidstaten of elders worden toegepast, te bevorderen en worden enkele voorbeelden gegeven van de allernieuwste verbeteringen in de praktijk. De Europese Asbestconferentie, die in 2003 gehouden werd, mondde uit in de “Dresden Declaration on the Protection of Workers against Asbest” (Verklaring van Dresden inzake de bescherming van werknemers tegen asbest), waarin de aanbeveling werd gedaan dat de Europese Commissie en het SLIC praktische richtsnoeren zoals deze handleiding zouden publiceren (Zieschang et al, 2003). Het accent ligt in de handleiding op praktische preventie en er wordt een breed scala aan soorten arbeidssituaties behandeld waarin asbest (mogelijk) een rol speelt.
Europese Commissie
ii
COMITÉ VAN HOGE FUNCTIONARISSEN VAN DE ARBEIDSINSPECTIE (SLIC)
STUURGROEP
Dhr Bernhard Brückner
Dr Jean-Marie De Coninck
Voorzitter van de SLIC Stuurgroep "Europese Asbestcampagne 2006" Stellvertretener Leiter der Abteilung "Arbeitsschutz" Hessisches Sozialministerium Dostojewskistr. 4 DE-65187 Wiesbaden - Duitsland E-mail:
[email protected]
Deskundige SLIC-secretariaat Europese Commissie Gezondheid, veiligheid en arbeidshygiëne Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen Bâtiment Euroforum 10 Rue Robert Stumper, L2557 Luxembourg E-mail:
[email protected]
Dhr Gerd Albracht Senior Specialist in Occupational Safety and Health Coordinator Development of Inspection Systems International Labour Office - SafeWork CH-1211 Genève 22 - Zwitserland E-mail: :
[email protected] www.ilo.org/safework www.ilo.org/labourinspection
Dhr Kevin Enright ACSH Manager Safety Services - ESB Lower Fitzwilliam Street Dublin 2 - Ierland E-mail:
[email protected]
Dr Michael Au
Dhr Mieczyslaw Foltyn
SLIC-afgevaardigde Hessisches Sozialministerium Postfach 3140, Dostojewskistraße. 4 DE - 65187 Wiesbaden - Duitsland E-mail:
[email protected]
SLIC-afgevaardigde Senior Expert, Department of Occupational Hazards Chief Labour Inspectorate 38/42 Krucza St. PL-00-926 Warsawa - Polen E-mail:
[email protected]
Dhr Angel Carcoba
Dr Martin Gibson
ACSH Confederación Sindical de Comisiones Obreras C/. Fernández de la Hoz 12 ES-28010 Madrid - Spanje E-mail:
[email protected]
SLIC-afgevaardigde Health and Safety Executive Belford House 59 Belford Road Edinburgh EH4 3UE – Verenigd Koninkrijk E-mail:
[email protected]
Mw Roisin McEneany Mw Lidija Korat
SLIC-afgevaardigde Senior Inspector Health and Safety Authority Head of Occupational Hygiene Unit 10 Hogan Place Dublin 2 Ierland E-mail:
[email protected]
SLIC-afgevaardigde Inšpektorica I in vodja območne enote Inšpektorat RS za delo Parmova 33 1000 Ljubljana - Slovenië E-mail:
[email protected]
iii
Mw Mathilde Merlo
Dhr Lars Vedsmand
SLIC-afgevaardigde DRT - Ministère de l’emploi, de la cohésion sociale et du logement Sous-direction des conditions de travail Bureau de la protection de la santé en milieu de travail 39-43,quai André Citroên FR-75902 Paris Cedex 15 Frankrijk E-mail:
[email protected]
ACSH Occupational Health and Safety Executive BAT - Kartellet Kampmannsgade, 4 DK - 1790 København V Denemarken E-mail:
[email protected]
Dr François Pellet ACSH UIMM 56, Avenue de Wagram FR - 75854 - Paris Cedex 17 Frankrijk E-mail:
[email protected]
DESKUNDIG ADVISEURS AD Jones Institute of Occupational Medicine (IOM) Research Avenue North, Riccarton, Edinburgh, EH14 4AP, Verenigd Koninkrijk www.iom-world.org E-mail
[email protected] J Tierney Institute of Occupational Medicine (IOM) Research Avenue North, Riccarton, Edinburgh, EH14 4AP, Verenigd Koninkrijk E-mail
[email protected] AG Sheel Institute of Occupational Medicine (IOM) Research Avenue North, Riccarton, Edinburgh, EH14 4AP, Verenigd Koninkrijk E-mail
[email protected] C James Institute of Occupational Medicine (IOM) Research Avenue North, Riccarton, Edinburgh, EH14 4AP, Verenigd Koninkrijk E-mail
[email protected]
iv
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD
VII
1
INLEIDING
1
2
ASBEST
4
3
GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN ASBEST
7
4
ASBESTHOUDENDE MATERIALEN
11
4.1 4.2
Inleiding Wat u moet doen
11 17
5
RISICOBEOORDELING EN PLANNING VOORAFGAAND AAN HET WERK
25
5.1 5.2 5.3
Inleiding Wat u moet doen Voorbeeld van een checklist voor een werkplan
25 27 28
6
BESLUITVORMINGSPROCES
33
6.1 6.2
33
6.3
Te nemen besluiten Richtsnoeren voor besluiten over asbesthoudende materialen in gebouwen Bepalen of werk moet worden gemeld
7
OPLEIDING EN INFORMATIE
41
7.1 7.2 7.3 7.4
Inleiding Opleidingsinhoud Opleidingsprogramma – uw rol Informatie
41 41 47 48
8
UITRUSTING
49
8.1 8.2 8.3 8.4
Uitrusting Keuze en gebruik van ademhalingsapparatuur Onderhoud van uitrusting Uw rol
49 51 56 57
9
ALGEMENE PRINCIPES VOOR HET TOT EEN MINIMUM BEPERKEN VAN BLOOTSTELLING 59
9.1 9.2
Algemene aanpak Uw rol
59 60
10
WERK WAARBIJ ASBEST EEN ROL ZOU KUNNEN SPELEN
62
11
ASBESTWERKZAAMHEDEN MET EEN LAGER RISICO
65
11.1 11.2 11.3
Definitie van werkzaamheden met een lager risico Algemene procedures voor werk met een lager risico Voorbeelden van werk met een lager risico
65 66 71
12
ASBESTWERK DAT GEMELD MOET WORDEN
78
v
33 37
12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9
Inleiding Algemene procedures voor werk dat gemeld moet worden Afgesloten ruimte voor asbestverwijderingswerk Persoonlijke ontsmetting Technieken ter bestrijding van stofontwikkeling Inkapseling en afscherming Inspectie, controle en onderhoud van de afgesloten ruimte Afvalverwijdering Schoonmaak en afronding
78 78 83 88 95 103 103 105 106
13
SLOOP
109
14
DE WERKNEMER EN DE WERKOMGEVING
113
14.1 14.2 14.3 14.4
Inleiding De werknemer Het soort werk De werkomgeving
113 113 113 114
15
AFVALVERWIJDERING
117
15.1 15.2 15.3 15.4
Inleiding Afgifte Registratie van het vervoer Wat u moet doen
117 117 118 118
16
CONTROLES EN METINGEN
120
16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6
Inleiding Het nemen van luchtmonsters en analysemethoden Doel van de luchtcontroles Keuze van een organisatie voor de controleproeven Wat u moet doen Informatie
120 120 121 122 123 124
17
OVERIGE BETROKKEN PERSONEN
125
17.1 17.2 17.3 17.4 17.5
Wie zijn er nog meer bij betrokken Partijen betrokken bij het plannen van asbestwerkzaamheden Asbesthoudende materialen die op hun plaats worden gelaten Opnieuw in gebruik nemen van de ruimte Wat u moet doen
125 125 126 126 127
18
ASBEST OP ANDERE PLAATSEN (VOERTUIGEN, MACHINES, ENZ.)
128
18.1 18.2 18.3 18.4
Inleiding Uiteenlopende toepassingen Uitgangspunten van preventie van blootstelling aan asbest Aandachtspunten in bijzondere gevallen
128 128 128 128
19
MEDISCH TOEZICHT
132
19.1 19.2
Het toezicht Wat u moet doen
132 133
20
BIBLIOGRAFIE
135
21
BIJLAGE 1
139
vi
VOORWOORD De Europese conferentie over de gevaren van asbest, die in 2003 in Dresden is gehouden en waaraan vertegenwoordigers van landen uit heel Europa, de Europese Commissie en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) deelnamen, vestigde de aandacht op het feit dat asbest in de meeste landen nog altijd de voornaamste kankerverwekkende stof op de arbeidsplaats is. Jaarlijks overlijden er in de geïndustrialiseerde landen van West-Europa, Noord-Amerika en Japan naar schatting 20 000 mensen aan longkanker en doen zich 10 000 gevallen van mesothelioom voor. Het is dan ook duidelijk dat blootstelling aan asbest nog altijd een groot gezondheidsprobleem vormt dat weer op de agenda gezet moet worden en topprioriteit moet krijgen in onze preventiemaatregelen. Aandacht voor de risico’s van asbest blijft van cruciaal belang in maatregelen ter bescherming van de gezondheid van werknemers. In overeenstemming met Europese wetgeving is het op de markt brengen en het gebruik van asbesthoudende producten of stoffen sinds januari 2005 verboden (Richtlijn 1999/77/EG). Stringentere maatregelen om werknemers te beschermen tegen de risico’s van blootstelling aan asbestvezels zijn sinds 15 april 2006 van kracht (Richtlijn 2003/18/EG tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG). Deze juridische vorderingen ten spijt, blijft het praktische probleem bestaan hoe blootstelling aan asbest kan worden voorkomen tijdens werkzaamheden als verwijdering, sloop, reparatie en onderhoud. Daarnaast moeten wij er, in deze tijd van nauwe economische betrekkingen en globalisering, voor waken dat wij onze inspanningen tenietdoen door asbesthoudende materialen weer in te voeren. Naar aanleiding van de aanbevelingen in de Verklaring van Dresden riep het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (SLIC) een werkgroep in het leven die als taak had praktische richtsnoeren voor beste praktijken uit te werken voor de werkzaamheden waar het risico van blootstelling aan asbest nog bestond. Tevens moest de werkgroep in 2006 een Europese campagne op touw zetten om de tenuitvoerlegging van de betreffende richtlijnen te controleren. De “Handleiding Beste Praktijken” zal helpen bij het herkennen van asbest en asbestproducten tijdens gebruik, onderhoud en reparatie van machinerie, apparatuur en gebouwen, en de alertheid op de aanwezigheid van asbest en asbestproducten vergroten; een beschrijving geven van goede praktijken inzake het verwijderen van asbest (onder andere bestrijding van stofontwikkeling, afscherming van de bron en beschermende uitrusting) en van de wijze waarop moet worden omgegaan met asbestcementproducten en -afval; stimuleren tot het voeren van een beleid voor beschermende uitrusting en kleding waarin rekening wordt gehouden met menselijke factoren en individuele verschillen. De handleiding zal aan werkgevers en werknemers ter beschikking worden gesteld. De campagne van de Arbeidsinspectie zal in de tweede helft van 2006 worden gevoerd in alle lidstaten van de Europese Unie waar onderhoud, sloop, opruiming of verwijdering van asbesthoudende materialen plaatsvindt, om de gezondheid van de werknemers te beschermen. De inspecties zullen worden uitgevoerd door de nationale Arbeidsinspecties (en waar van toepassing door de Arbo-diensten). Het
vii
doel van de campagne is de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2003/18/EG tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG te ondersteunen; de bepalingen van deze richtlijn moeten uiterlijk 15 april 2006 door alle lidstaten van de Europese Unie ten uitvoer zijn gelegd. De inspectiecampagne zal worden voorafgegaan door voorlichtings- en opleidingsactiviteiten. De Arbo-diensten van de EU-lidstaten staan onze partners buiten Europa graag terzijde. Het bestaande SLIC-trainingsmateriaal, de documenten van de campagne van 2006 en het Handboek Beste Praktijken kunnen worden gebruikt in elk land dat de gezondheidsrisico’s wil uitbannen die verbonden zijn aan asbest en het gebruik daarvan. IAO-verdrag nr. 162 kan voor deze landen dienen als minimumnorm; dit verdrag en de voorbeelden van beste praktijken geven het minimale niveau aan waar de internationale gemeenschap niet onder zou mogen duiken.
Geachte lezer, Deze “Praktische handleiding voor beste praktijken ter minimalisering van asbestrisico’s in arbeidssituaties waarin asbest een rol speelt (of kan spelen)” is het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties in het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats van de Europese Commissie. Met deze handleiding wordt de verwijdering van asbest uit Europese arbeidsplaatsen weer een stap dichterbij gebracht. Wij hopen dat u de handleiding zult lezen en bij de hand zult houden. De belangrijkste doelgroepen zijn de werkgevers, de werknemers en de arbeidsinspecteurs.
De werkgever vindt in de handleiding informatie over de allernieuwste maatregelen op technisch en organisatorisch gebied, alsmede op het vlak van de bescherming van de persoonlijke veiligheid en gezondheid die hij verplicht is toe te passen.
vindt in de handleiding informatie over De werknemer beschermingsmaatregelen en over belangrijke aspecten van zijn werk waarover hij opleiding moet ontvangen, en wordt gestimuleerd een actieve bijdrage te leveren aan veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
De inspecteur vindt in de handleiding een beschrijving van de voornaamste zaken die tijdens een inspectie onderzocht moeten worden.
Als aanvulling op de handleiding heeft het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk een speciale website opgezet, met daarop extra informatie en links naar specifieke nationale websites over gezondheid en veiligheid in relatie tot de risico’s van blootstelling aan asbest. http://osha.eu.int/OSHA Deze handleiding is niet alleen opgesteld met het oog op het gebruik ervan tijdens de asbest-inspectiecampagne van 2006, maar ook met het doel iedereen die te maken
viii
heeft met arbeidssituaties waarin het risico van blootstelling aan asbest bestaat, een gemeenschappelijke Europese basis van beste praktijken te bieden. Dhr. Jose-Ramon Biosca de Sagastuy Afdelingshoofd DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk Luxemburg
Dr. Bernhard Brückner Plaatsvervangend directeur-generaal Directie Arbeidsomstandigheden Ministerie van Sociale Zaken van Hessen Duitsland
ix
1 INLEIDING Deze handleiding is een publicatie van het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (SLIC), in samenwerking met de sociale partners (vertegenwoordigers van vakbonden en werkgeversorganisaties) binnen het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSH - Advisory Committee on Safety and Health). Doel van de handleiding is een gemeenschappelijke en gedeelde informatiebron aan te bieden aan arbeidsinspecteurs, werkgevers en werknemers in heel Europa. De handleiding is samengesteld om de asbestcampagne van 2006 te ondersteunen, maar vanuit de gedachte dat zij ook na 2006 bruikbaar moet zijn en het is dus mogelijk dat het document in de toekomst wordt geactualiseerd om recht te doen aan ontwikkelingen in de beste praktijken. Het bestek van de handleiding is ambitieus in die zin, dat informatie geboden wordt over drie soorten situaties: •
werkzaamheden waarbij asbest een rol kan spelen (bijv. in gebouwen waar het risico bestaat dat er asbest wordt aangetroffen terwijl men dit niet verwacht doordat de gegevens waarover men beschikt onvolledig zijn of er eerder een onvolledige verwijdering van asbest heeft plaatsgevonden);
•
werkzaamheden waarbij de blootstelling aan asbest in de lucht naar verwachting laag is;
•
werkzaamheden waarbij het risico van blootstelling aan asbest in de lucht groter is en die worden uitgevoerd door specialistische bedrijven.
De handleiding bevat daarom verscheidene hoofdstukken die betrekking hebben op alledrie de situaties en een aantal waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan de afzonderlijke soorten situaties. •
In de hoofdstukken 1 tot en met 4 wordt achtergrondinformatie gegeven: wat is asbest, wat zijn de gevolgen voor de gezondheid, welke materialen bevatten asbest en waar kunnen deze materialen worden aangetroffen.
•
In de hoofdstukken 5 tot en met 7 wordt een beschrijving gegeven van de planning en de voorbereidingen die voorafgaan aan de feitelijke werkzaamheden, d.w.z. een risicobeoordeling, het opstellen van schriftelijke instructies (of van een werkplan) en het besluitvormingsproces aangaande de werkzaamheden die ondernomen zullen worden; ook wordt ingegaan op de vraag welke werkzaamheden gemeld moeten worden, wanneer er medisch toezicht nodig is en welke opleiding werknemers moeten krijgen.
•
In de hoofdstukken 8 tot en met 12 staan de praktische voorschriften voor het verrichten van werk waarbij asbest (mogelijk) een rol speelt. In hoofdstuk 8 wordt uiteengezet welke uitrusting nodig is, in hoofdstuk 9 wordt de algemene aanpak beschreven voor het beheersen van blootstelling, hoofdstuk 10 bevat procedures voor onderhoudswerk waarbij het risico aanwezig is dat er asbest wordt aangetroffen; in hoofdstuk 11 staan procedures voor werkzaamheden waarvan het risico als lager wordt beoordeeld; en in hoofdstuk 12 worden procedures beschreven voor asbestwerkzaamheden die gemeld moeten worden (bijv. asbestverwijdering).
•
In de hoofdstukken 13 tot en met 17 wordt nader ingegaan op specifieke aspecten: sloop (hoofdstuk 13), de werknemer en de werkomgeving (hoofdstuk 14), afvalverwijdering (hoofdstuk 15), monitoring en metingen (hoofdstuk 16), de overige betrokken personen, bijvoorbeeld de opdrachtgever, architecten en
1
gebouwenbeheerders (hoofdstuk 17), en asbest in andere situaties, bijvoorbeeld in voertuigen of machineonderdelen (hoofdstuk 18). •
In hoofdstuk 19 wordt het medisch toezicht beschreven.
Werkzaamheden in verband met asbest kunnen inhouden dat er op grote hoogte of onder zeer warme omstandigheden gewerkt moet worden, of dat er een beschermende uitrusting moet worden gedragen die zwaar is en de bewegingsvrijheid beperkt. Aangezien in deze handleiding de nadruk ligt op de preventie van asbestgerelateerde gezondheidsrisico’s, is het van belang erop te wijzen dat andere risico’s (zoals het vallen van hoogten, bijvoorbeeld door een zwakke dakbedekking van asbestcement) niet uit het oog mogen worden verloren. Er bestaan enkele uitgesproken verschillen tussen de lidstaten wat betreft hun voorschriften en praktijken voor het beheersen en minimaliseren van de risico’s van blootstelling aan asbest. Door de bank genomen heeft iedere benadering voor- en nadelen en wanneer er alternatieven voorhanden zijn die aantoonbaar de “beste praktijk” zijn voor zowel de gehanteerde benadering als de situatie op zich, wordt hierbij in de handleiding commentaar en uitleg gegeven. Om in aanmerking te komen voor opname in deze handleiding, moest een methode voldoen aan een van de volgende criteria: •
een betrouwbare en in de praktijk getoetste aanpak die zijn nut bewezen heeft;
•
een praktijk die kenmerken in zich verenigt van diverse richtsnoeren en die daarom in theorie de beste zou moeten zijn;
•
een praktijk die in de betreffende omstandigheden aantoonbaar de beste is;
•
een geavanceerde ontwikkeling in een praktijk.
Het is de bedoeling dat de handleiding zo beknopt en leesbaar mogelijk is en dat herhalingen vermeden worden. Daarom wordt nu en dan verwezen naar eerdere of volgende hoofdstukken; op die manier hoeft bijvoorbeeld maar eenmaal te worden uitgelegd welke overwegingen meespelen bij de keuze voor en het gebruik van beschermende kleding. In een beknopte handleiding waarin een breed scala aan praktische taken wordt behandeld, kan het voorkomen dat hier en daar details ontbreken. Weglatingen dienen dan ook niet te worden beschouwd als een opzettelijke uitsluiting van andere maatregelen. De Europese richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) wordt binnen de lidstaten ten uitvoer gelegd via nationale voorschriften die kunnen verschillen wat de praktische bijzonderheden betreft. Om die reden wordt deze handleiding welbewust als niet-bindende handleiding gepresenteerd, zodat het beste praktische advies kan worden gegeven zonder de beperkende voorwaarde dat die beste praktijk verplicht moet worden gesteld in alle stelsels van nationale regelingen in de EUlidstaten. Bijlage 1 bevat een lijst van relevante nationale regelingen zoals deze door de lidstaten zijn doorgegeven. Aangezien in deze handleiding de nadruk ligt op de preventie van de risico’s van blootstelling aan asbest, wordt niet geprobeerd uitputtend in te gaan op de vereisten van de richtlijn betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (92/57/EEG). Zo moeten er behalve ontsmettingsvoorzieningen voor het personeel ook geschikte verpozingsruimten zijn, zoals dat altijd geldt voor werkzaamheden op een mobiele bouwplaats. Wanneer op grond van Richtlijn 92/57/EEG een
2
strategie voor de gezondheid en de veiligheid vereist is, moeten daarin ook veilige procedures voor het werken met asbest worden opgenomen. Wanneer op grond van de genoemde richtlijn een veiligheids- en gezondheidsdossier moet worden samengesteld, moet dit ook documentatie over asbest op de bouwplaats bevatten (bijv. keuringscertificaten). In deze handleiding staan opmerkingen die specifiek gericht zijn tot de werkgever, de werknemer en de arbeidsinspecteur. Waarschijnlijk zullen lezers voor wie bepaalde adviezen niet in de eerste plaats bestemd zijn deze adviezen echter eveneens leerzaam vinden. De handleiding bevat ook een hoofdstuk dat speciaal bedoeld is als hulp voor de overige personen die te maken hebben met asbestwerkzaamheden, zoals de cliënt die opdracht geeft tot het verwijderen van asbest, de bewoners van een gebouw waar asbest verwijderd is of de arbo-deskundige. Het doel van de handleiding is praktisch advies te verschaffen over het uitbannen en tot een minimum beperken van de blootstelling aan asbest in de lucht. De inhoud heeft grotendeels betrekking op goede en beste praktijken ter vermindering van de blootstelling aan asbest.
3
2 ASBEST Asbest is de vezelige verschijningsvorm van diverse in de natuur voorkomende mineralen. De belangrijkste vormen van asbest zijn: • Chrysotiel (wit asbest); • Crocidoliet (blauw asbest); • Amosiet (bruin asbest); • Actinoliet; • Anthofylliet; • Tremoliet. De eerste drie zijn de commercieel meest gebruikte varianten van asbest. Ze zijn weliswaar herkenbaar aan hun kleur, maar kunnen niet waterdicht geïdentificeerd worden op basis van kleur alleen; analyse in een laboratorium is daarvoor noodzakelijk. Asbest kan in een verscheidenheid aan producten verwerkt zijn (zie hoofdstuk 4). Als de vezels kunnen vrijkomen, ontstaat de gevaarlijke situatie dat er vezels in de lucht worden ingeademd. De microscopisch kleine vezels kunnen zich vastzetten in de longen en daar jarenlang blijven zitten, en vervolgens na vele jaren – gewoonlijk decennia later – tot ziekte leiden. Als het product of materiaal de asbestvezels slechts in lichte mate vasthoudt, omdat het bros is of in slechte staat, dan verhoogt dat het risico dat er vezels vrijkomen. Als de vezels daarentegen stevig bijeengehouden worden in materiaal dat niet bros is, is het minder waarschijnlijk dat er vezels vrijkomen. Verschillende lidstaten beschikken over procedures waarin prioriteit wordt gegeven aan het verwijderen van de asbesthoudende materialen die als gevaarlijker worden beschouwd. Alle soorten asbest zijn klasse 1-carcinogenen, wat wil zeggen dat bekend is dat zij kanker bij mensen veroorzaken. De Europese richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) bepaalt voor alle soorten asbest dat de blootstelling van werknemers onder de 0,1 vezels/ml moet worden gehouden. Blootstelling aan asbest, ongeacht welk soort, moet tot een minimum worden beperkt en in elk geval onder de grenswaarde liggen. In een aantal lidstaten geldt de eis dat bij besluiten aangaande de prioriteit van een risico ook rekening moet worden gehouden met het soort asbest. De reden daarvoor is dat uit de epidemiologische gegevens naar voren komt dat bij een gegeven vezelconcentratie (gemeten aan de hand van de standaardmethode voor arbeidsplaatsen), crocidoliet gevaarlijker is dan amosiet, dat op zijn beurt weer gevaarlijker is dan chrysotiel. Dat verandert evenwel niets aan de praktische vereiste dat de beste praktijk moet worden toegepast om blootstelling aan welke vorm van asbest dan ook te voorkomen. In deze handleiding worden praktische aanwijzingen gegeven voor het voorkomen of tot een minimum beperken van blootstelling aan asbest in het algemeen. Het asbestgebruik per jaar in Europa is in de loop van de 20e eeuw enorm veranderd, zoals figuur 2.1 laat zien. Uit de gegevens (voor het gebruik van 27 Europese landen tezamen, ontleend aan Virta (2003)) blijkt duidelijk dat het gebruik tussen circa 1950 en circa 1980 snel steeg en vervolgens begon af te nemen toen verschillende lidstaten een beperking van of verbod op het gebruik van asbest invoerden. De afname kwam in een stroomversnelling nadat
4
in de jaren negentig het gebruik van asbest via Europese richtlijnen werd verboden. Op 1 januari 2005 werd een algemeen verbod van kracht voor het gebruik en het op de markt brengen van asbesthoudende producten (naar aanleiding van Richtlijn 1999/77/EG van de Europese Commissie). Een verbod op de winning van asbest en op de vervaardiging en verwerking van asbesthoudende producten (naar aanleiding van Richtlijn 2003/18/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk) trad in april 2006 in werking. De asbestproblemen die zich in Europa nog voordoen, zijn dus te wijten aan het asbest dat in gebouwen, machinerie of apparatuur is aangebracht. Er bestonden voorts belangrijke verschillen tussen de EU-lidstaten: sommige landen drongen het asbestgebruik vanaf ongeveer 1980 terug, terwijl andere het tot het eind van de eeuw bleven gebruiken.
geschat jaarlijks gebruik / ton
3000000 2500000 2000000 1500000 1000000 500000 0 1920
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
Figuur 2.1 Geschat totaal asbestgebruik in Europa tussen 1920 en 2000 (bron: Virta (2003)).
5
Figuur 2.2 Chrysotielvezels, gezien door een aftastingselektronenmicroscoop
Figuur 2.3 Amosietvezels, gezien door een aftastingselektronenmicroscoop
6
3 GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN ASBEST Asbest is gevaarlijk wanneer het in de lucht verspreid wordt als zeer kleine vezels die niet met het blote oog kunnen worden waargenomen. Inademing van deze asbestvezels kan leiden tot een van de volgende drie aandoeningen: •
Asbestose, littekenvorming op het longweefsel;
•
Longkanker;
•
Mesothelioom, een kanker van de pleura (het longvlies – een soepel, glad dubbel vlies dat rond de longen ligt) of van het peritoneum (het buikvlies – een soepel, glad, dubbel vlies dat de binnenkant van de buikholte bekleedt).
Asbestose belemmert de ademhaling in ernstige mate en kan een secundaire doodsoorzaak zijn. Longkanker is in 95 procent van de gevallen fataal. Longkanker kan ook ontstaan wanneer al sprake is van asbestose. Mesothelioom is ongeneeslijk en leidt gewoonlijk binnen 12 tot 18 maanden na de diagnose tot de dood. Er is wel gesuggereerd dat blootstelling aan asbest kan leiden tot kanker van het strottenhoofd of van het maag-darmkanaal. Vermoed wordt dat opname van asbest (bijvoorbeeld via besmet drinkwater) een oorzaak is van maag-darmkanker en minstens één studie heeft een verhoogd risico als gevolg van ongewoon hoge asbestconcentraties in drinkwater aangetoond. Deze vermoedens worden echter niet consequent gestaafd door het bewijsmateriaal van relevante onderzoeken. Blootstelling aan asbest kan ook leiden tot pleurale plaques. Pleurale plaques zijn afzonderlijke vezelachtige of gedeeltelijk verkalkte verdikkingen van het longvlies, die ontdekt kunnen worden door de borstholte met een röntgenfoto of een CT-scan (“Computer Tomogram”) te onderzoeken. Pleurale plaques worden niet kwaadaardig en leiden doorgaans niet tot een verminderde longfunctie. In Europa sterven jaarlijks vele duizenden mensen aan ziekten die met asbest samenhangen. Tijdens een conferentie over asbest die in 2003 gehouden werd (op initiatief van het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie van de Europese Commissie) werd het waarschijnlijke totale aantal sterfgevallen per jaar in zeven Europese landen (VK, België, Duitsland, Zwitserland, Noorwegen, Polen, Estland) geschat op ongeveer 15 000 http://www.hvbg.de/e/asbest/konfrep/konfrep/repbeitr/takala_en.pdf . Tijdens dezelfde conferentie beschreef Woitowitz aan de hand van de grafiek die in figuur 3.1 hieronder is weergegeven de relatie tussen asbestgebruik in Duitsland en het vertraagd optreden van nieuwe gecompenseerde aandoeningen die verband houden met asbest. Dat deze ziekten vertraagd optreden, betekent dat er zich nieuwe gevallen van asbestaandoeningen zullen blijven voordoen als gevolg van blootstelling in de periode waarin het asbestgebruik op zijn hoogtepunt was. Hoewel de vervaardiging van asbesthoudende producten of materialen in de EU ten einde is gekomen, bestaat nog altijd het risico van blootstelling aan asbest in materialen en producten die nog aanwezig zijn in gebouwen, machinerie en apparatuur.
7
Germany: asbestos consumption and annually new compensated asbestos-related occupational diseases 1950-2001 Duitsland: asbestgebruik en nieuwe beroepsziekten per jaar, 1950-2001 lung cancer longkanker mesothelioma mesothelioom asbestosis asbestose asbestos consumption [1,000 tons/year] [n/year] [aantal/jaar]]
gecompenseerde,
asbestgerelateerde
asbestgebruik [1 000 ton/jaar]
Figuur 3.1 Jaarlijks asbestgebruik en jaarlijkse incidentie van ziekten in Duitsland (overgenomen van Woitowitz (2003)) http://www.hvbg.de/e/asbest/konfrep/konfrep/repbeitr/woitowitz_en.pdf .
In het VK overleden in 2001, 2002 en 2003 jaarlijks ongeveer 1 900 personen ten gevolge van mesothelioom; de incidentie van mesothelioom zal naar verwachting tussen 2011 en 2015 een hoogtepunt bereiken van 2 000 tot 2 400 sterfgevallen per jaar (http://www.hse.gov.uk/statistics/tables/meso01.htm). Het aantal sterfgevallen ten gevolge van longkanker die te wijten is aan blootstelling aan asbest wordt twee keer zo hoog geschat als het aantal sterfgevallen ten gevolge van mesothelioom. Het totale aantal sterfgevallen per jaar ten gevolge van asbestgerelateerde kanker wordt dus alleen al in het VK op 5 500 à 6 000 geschat.
8
De diagnose en de statistieken ten aanzien van deze soorten kanker (met name mesothelioom, dat moeilijk vast te stellen is) zijn mogelijk minder betrouwbaar in landen waar men zich minder bewust is van de risico’s van asbest. Deze ziekten ontwikkelen zich doorgaans over een lange periode en manifesteren zich gewoonlijk pas na minstens tien tot zestig jaar of meer na het begin van de blootstelling. De gemiddelde latentietijd van mesothelioom, gerekend vanaf de eerste blootstelling, is ongeveer 35 tot 40 jaar. De gemiddelde latentietijd van longkanker wordt tussen de twintig en veertig jaar geschat. Na het inademen van asbestvezels is men zich niet onmiddellijk bewust van negatieve gevolgen. De kans op asbestose ontstaat door hoge blootstelling gedurende verscheidene jaren en de ziekte treedt over het algemeen pas op na meer dan tien jaar vanaf het begin van de blootstelling. De incidentie van asbestose die nu nog in West-Europa gemeld wordt is vrijwel zeker het gevolg van hoge blootstellingen die decennia geleden hebben plaatsgevonden. Naarmate de blootstelling toeneemt, neemt ook de kans op asbestgerelateerde longkanker en mesothelioom toe. Zorgen dat de blootstelling aan asbest zo laag mogelijk blijft, verlaagt weliswaar het risico dat de ziekten zich voordoen, maar er is voor zover bekend geen drempelwaarde waaronder er absoluut geen risico bestaat dat deze soorten kanker zich ontwikkelen. Het is daarom belangrijk de beste praktijk toe te passen om het risico van blootstelling weg te nemen of tot een minimum te beperken. Men veronderstelt dat het levenslange risico van mesothelioom groter is voor iemand die op jonge leeftijd is blootgesteld dan voor iemand die op latere leeftijd is blootgesteld. Algemeen wordt erkend dat longkanker veel vaker voorkomt bij rokers dan bij niet-rokers. Ook het risico van asbestgerelateerde longkanker is voor een roker veel hoger dan voor een niet-roker.
Als u mensen in dienst hebt die tijdens hun werkzaamheden mogelijk aan asbest worden blootgesteld, dient u: •
beste praktijken te hanteren (zoals die welke in deze handleiding staan);
•
te zorgen dat zij voldoende zijn opgeleid en op de hoogte zijn van de risico’s;
•
te waarborgen dat er op effectieve wijze wordt gecommuniceerd (zonder dat er sprake is van taalbarrières, bijvoorbeeld);
•
te waarborgen dat zij er het belang van inzien de blootstelling tot een minimum te beperken;
•
informatie te verstrekken over de verhoogde risico’s die de combinatie van roken en blootstelling aan asbest met zich meebrengt, teneinde rokers aan te moedigen te stoppen met roken;
•
de nationale regelgeving met betrekking tot werkzaamheden waarin asbest mogelijk een rol speelt na te leven.
9
Als u tijdens uw werk mogelijk aan asbest wordt blootgesteld, dient u: •
zich bewust te zijn van de risico’s van blootstelling aan asbest;
•
het belang ervan in te zien de blootstelling op een zo laag mogelijk niveau te houden;
•
als u rookt, te overwegen te stoppen met roken; en
•
beste praktijken te hanteren, zoals die welke in deze handleiding worden aangeraden, voor het werken met asbest.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te zoeken naar beschikbaar informatiemateriaal en geheugensteuntjes (posters, folders e.d.) over de gezondheidsrisico’s die het gevolg zijn van blootstelling aan asbest;
•
te controleren of de werknemers naar behoren zijn voorgelicht over het gecombineerde risico van roken en blootstelling aan asbest, bijvoorbeeld door folders of posters te bekijken en vragen te stellen aan de betrokkenen;
•
te controleren of de nationale regelgeving betreffende deze zaken in acht wordt genomen.
10
4 ASBESTHOUDENDE MATERIALEN 4.1
INLEIDING
Asbest is wijd en zijd op vele manieren toegepast, als versterkend bestanddeel of voor thermische, elektrische of akoestische isolatie. Het is gebruikt in frictiemateriaal, pakkingen, afdichtingen en lijm. De chemische resistentie van asbest heeft geleid tot het gebruik ervan in bepaalde processen, zoals filtratie of elektrolytische procédés. Het is gebruikt in bedrijfspanden, industriële gebouwen en woonhuizen, zoals te zien is in figuur 4.1. Het wordt eveneens aangetroffen als isolatiemateriaal in treinwagons en in schepen en andere voertuigen, met inbegrip van vliegtuigen en bepaalde militaire vervoermiddelen. De mate waarin het gevaar bestaat dat er asbestvezels vrijkomen uit een bepaald materiaal hangt af van de vraag of het materiaal intact of beschadigd is. De conditie van asbesthoudende materialen kan in de loop der tijd veranderen, bijvoorbeeld als gevolg van beschadiging, slijtage of verwering. Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen materialen wat betreft hun brosheid en het gemak waarmee ze asbestvezels vrijgeven. In tabel 4.1 staan voorbeelden van asbesthoudende materialen en hun meest gebruikelijke toepassingen. De volgorde van de voorbeelden wordt bepaald door de mate waarin deze materialen asbestvezels kunnen vrijgeven. Materialen waarbij gemakkelijk asbestvezels kunnen vrijkomen, staan bovenaan de lijst. Enkele asbesthoudende materialen (de verbindingen met bitumen en vloermaterialen in rubber of polymeer) zijn brandbaar. Deze brandbare materialen mogen NIET door middel van verbranding worden verwijderd, aangezien daardoor de asbestvezels zouden vrijkomen. Tabel 4.1 Voorbeelden van asbesthoudende materialen, met een indicatie van het asbestgehalte Asbesthoudend materiaal
Gebruikelijke toepassing
Voorbeelden van vindplaatsen
Gespoten deklagen (kunnen 85% asbest bevatten)
Thermische en akoestische Op constructiestaal in grote isolatie, en bescherming tegen gebouwen of gebouwen met brand en condens. meerdere verdiepingen, als brandschermen in holle ruimten, en in plafonds in zwembaden.
Losgestort materiaal (kan 100% asbest zijn)
Thermische isolatie.
en
akoestische Isolatie van zolders, kabelgoten.
Bekledingsmateriaal Thermische isolatie van leidingen, en pakkingen boilers, drukvaten, voorgevormde (1 tot 100% asbest) leidingdelen, platen, tape, touw, golfpapier, al dan niet gewatteerde dekens en vilt.
Asbest isolatieplaten (kunnen 16 tot 40%
Op leidingen en boilers in openbare gebouwen, scholen, fabrieken en ziekenhuizen. Asbest dekens op industriële stoomboilers, koord of touw dat om leidingwerk gewikkeld is, soms bedekt met een cementachtige deklaag.
Brandbeveiliging, thermische en In vrijwel alle soorten gebouwen. akoestische isolatie, en In luchtkanalen en als bouwwerkzaamheden in het brandschermen, wandpanelen,
11
Asbesthoudend materiaal asbest bevatten)
Gebruikelijke toepassing algemeen.
Voorbeelden van vindplaatsen scheidingswanden, plafondtegels, dakbeschotten, wandbetimmering, badpanelen. In woonhuizen: ketelmantels, scheidingspanelen en plafondbetimmering, ovenbekleding en verhoogde vloeren.
Touw, draad (kan 100% asbest zijn)
cv-ketels, ovens, Bekledingsmateriaal, pijpverbindingsmateriaal en verbrandingsovens en andere hittebestendige apparaten. pakkingsmateriaal, hitte/brandbestendige pakkingen en afdichtingen, breeuwing in metselwerk en de afdichting van boilers en rookafvoerkanalen, en omvlochten buismateriaal voor elektriciteitskabels.
Doek (kan 100% asbest zijn)
Pijpverbindingsmateriaal en In metaalgieterijen, laboratoria en pakkingsmateriaal, thermische keukens. Brandwerende gordijnen isolatie en bekledingsmateriaal, in theaters. (brandwerende dekens, matrassen en brandwerende gordijnen), handschoenen, schorten en overalls.
Bordkarton, papier en papierproducten (90 tot 100% asbest)
Warmte-isolatie en brandbeveiliging in het algemeen, elektrische en warmte-isolatie in elektrische apparatuur.
Asbestcement (kan 10 tot 15% asbest bevatten)
Profielplaten voor dakbedekking, Scheidingswanden in agrarische wandbekleding en potdekselen. gebouwen en woonhuizen, bekistingen in industriële gebouwen, decoratiepanelen, badpanelen, binnenwanden, wanden plafondbekleding, verplaatsbare gebouwen, stekbedden in de tuinbouw, brandkasten, en composietpanelen voor brandbeveiliging. Tegels en dakleien.
Dakvilt en vochtbestendige metsellagen, staalcomposiet, wandbekleding en dakbedekking, vinylvloeren, bekleding van brandbare platen, vuurbestendig laminaat, en geribbeld isolatiemateriaal voor leidingen.
Bekleding, dekvloeren, stoeptegels en dakbedekking.
12
Asbesthoudend materiaal
Gebruikelijke toepassing Voorgevormde, producten.
Voorbeelden van vindplaatsen
geperste Stortbakken en tanks, afvoerbuizen, rioolleidingen, regenpijpen en dakgoten, schoorsteenpijpen, hekwerk, dakbedekkingsmateriaal, kabelgoten en -buizen, ventilatiekanalen en bloembakken (aan ramen).
Asbestbitumen producten (kunnen ongeveer 5% asbest bevatten)
Dakvilt, vochtbestendige Platte daken, valpijpen. metsellagen, halfstijve dakbedekking, dakgootbekleding en slabben, en deklagen op metaal.
Vloermateriaal (kan tot 25% asbest bevatten)
Vloertegels (thermoplastische Scholen, vloertegels, die meestal 25% woonhuizen. asbest bevatten), PVC-vloeren met een onderzijde van asbestpapier.
Structuurlakken en -verven (kunnen 1 tot 5% asbest bevatten)
Lakken op muren en plafonds
Zijn slechts in enkele lidstaten in de mode geweest en gebruikt.
Kitten, afdichtmiddelen en hechtmiddelen (kunnen ongeveer 5 tot 10% asbest bevatten)
Kunnen overal gebruikt zijn.
Vensterdichting, vloerbedekking.
Gewapend plastic (kan ongeveer 5 tot 10% asbest bevatten)
Met plastic bedekte panelen, PVC-panelen en -bekleding, versterking van huishoudelijke goederen.
Met plastic bedekte panelen (bijv. Marinite) in accommodatieruimten van schepen, vensterbanken.
Compound voor muurpluggen
Aanbrengen van schroeven voor Schakelkasten. het bevestigen van apparaten aan de muur.
ziekenhuizen,
Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten wat betreft de mate waarin de diverse soorten asbesthoudende materialen zijn gebruikt. In sommige landen bestond het asbestgebruik voor het overgrote deel uit het gebruik van asbestcement, terwijl het in andere lidstaten (bijvoorbeeld het VK) enige tijd in de mode was om plafonds en muren te schilderen met structuurlak (een deklaag van enkele millimeters dik die ongeveer 5 procent asbest bevat). In tabel 4.2 worden voorbeelden gegeven van het gebruik van enkele van deze asbesthoudende materialen in huishoudelijke en industriële toepassingen.
13
Figuur 4.1 Het Asbestgebouw, waarin plaatsen getoond worden waar vaak asbesthoudende materialen worden gebruikt
14
Legende bij figuur 4.1 1 Dak/buitenbouw 1-1 Dakplaten/tegels 1-2 Muurbekleding/coating 1-3 Goten/afvoerpijpen 1-4 Omlijsting onder kroonlijst 1-5 Schoorsteenkap 1-6 Dakvilt 1-7 Onder vensterpanelen 2 Binnenbouw Muren/plafonds 2-1 Scheidingswanden 2-2 Panelen ter afscherming van elektrische uitrusting, verwarmingstoestellen, kooktoestellen, baden, kasten 2-3 Bekledingsplaten voor liftschachten 2-4 Toegangsdeuren en scheidingen voor kokers, 2-5 Structuurlagen 2-6 Gespoten deklagen voor structurele elementen, tegels van verlaagde plafonds, brandwerende scheidingen, zolder-/plafondisolatie Deur 2-7 Platen, kernen, lijstwerk voor kijkgaten Vloer 2-8 Tegels, linoleum, binnenbekleding van verhoogde vloeren
3 Verwarming, ventilatie & elektrische uitrusting 3-1 Boiler/warmwatertoestellen: buiten- en binnenisolatie, pakkingen 3-2 Leidingwerk: isolatie, pakkingen, papierbekleding 3-3 Schoorsteenpijpen & pakkingen 3-4 Buizen: isolatie, pakkingen, binnenbekleding, trillingsdempende hulzen 3-5 Elektrische schakelaars: interne elementen, behuizing 3-6 Verwarmingstoestellen: pakkingen, behuizing
4 Andere zaken 4-1 Bitumenbekleding onder keukenspoelbakken 4-2 Watertanks 4-3 Stortbakken en zittingen van toiletten 4-4 Trapranden 4-5 Blusdekens 4-6 Voeringen van remmen/koppelingen (auto in de garage en liftmotor)
15
Tabel 4.2 Voorbeelden van asbesthoudende materialen of producten die in huishoudelijke en andere toepassingen worden gebruikt. Asbesthoudend materiaal
Huishoudelijke toepassing
Thermische isolatie en frictiemateriaal, asbestpapier, spoelkokers, remblokken, pakkingen en afdichtingen van samengeperste vezels, rubberen of kunststof pakkingen en afdichtingen.
Haardrogers, ventilatorkachels en straalkachels, broodroosters, wasmachines, wasdrogers, centrifuges, vaatwasmachines, koelkasten en diepvriezers.
Isolatiekarton, vuurvast cement, afdichtingen Fornuizen, kachels. van samengeperste vezels, rubberen of kunststof afdichtingen. Bordkarton.
Kookplaatjes.
Papier, bordkarton, asbestcement.
IJzeren houders.
Asbesttextiel.
Ovenwanten, brandwerende dekens.
Vezelplaten, soms bedekt met metaaldraad of Katalytische gasbranders. glasvezelweefsel. Papier, doek en isolatieplaten waarvan de Heteluchtkachels op gas. onderzijde met aluminium bekleed is. Asbestgips.
Boilers / leidingwerk.
Isolatieblokken, isolatieplaten, papier, Elektrische warmteaccumulator (hetelucht). pakkingen, met rubber / kunststof gehechte afdichtingsringen. Asbesthoudend afdichtkoord.
Radiatoren. Algemene toepassingen
Frictiemateriaal
Remblokken, koppelingsblokken in vrachtwagens en personenauto’s en andere voertuigen.
Asbesthoudende producten zijn door diverse fabrikanten vervaardigd en op de markt gebracht onder verschillende handelsnamen. In veel gevallen zijn producten die in het verleden asbest bevatten later vervaardigd zonder asbest. Op de website van het INRS (Institut National de Recherche et Sécurité) staat een uitgebreide lijst met gegevens van producten die in Frankrijk verkocht worden; de lijst omvat de handelsnamen van een product, de fabrikant en data die aangeven wanneer het product asbest bevatte (INRS ED1475, http://www.inrs.fr/inrs-pub/inrs01.nsf/B20B5BF9E88608EDC1256CD900519F98/$File/ed14 75.pdf ).
16
4.2
WAT U MOET DOEN
Tijdens algemeen onderhoud aan gebouwen of sloopwerkzaamheden bestaat de kans dat er asbest wordt aangetroffen. Als u in deze sectoren werkzaam bent, zijn de adviezen die hieronder gegeven worden voor u van belang.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die tijdens hun werkzaamheden asbesthoudende materialen (bijvoorbeeld de hierboven beschreven materialen) zouden kunnen aantreffen, dient u: •
te zorgen voor adequate training, zodat zij materialen die mogelijk asbest bevatten kunnen herkennen en weten wat ze moeten doen als zij op materialen stuiten die vermoedelijk asbest bevatten;
•
deugdelijke en betrouwbare informatie te achterhalen over de aanwezigheid of afwezigheid van asbesthoudende materialen, bijv. uit bouwplannen of bij de architecten (in sommige lidstaten is de verantwoordelijke persoon verplicht een lijst met asbesthoudende materialen in een gebouw over te leggen);
•
te waarborgen dat goede documentatie wordt bijgehouden van de materialen waarvan bevestigd is dat zij wel of niet asbest bevatten (bijv. binnen uw organisatie of door de eigenaar van het gebouw);
•
schriftelijke informatie te verschaffen op de betreffende locatie over de aanwezigheid van bekende asbesthoudende materialen, met inbegrip van een lijst van asbesthoudende materialen en producten en waar nodig waarschuwingsborden;
•
schriftelijke instructies te verschaffen over de procedures die gevolgd moeten worden als er onverwacht asbesthoudende materialen worden gevonden (in overeenstemming met de aanbevelingen in de hoofdstukken 9 en 10).
Als de kans bestaat dat u tijdens uw werk een van de bovengenoemde materialen van zijn plaats moet halen, dient u: •
vóórdat u aan het werk gaat ervan op de hoogte te zijn gebracht of het betreffende materiaal al dan niet asbest bevat;
•
te weten hoe u producten die mogelijk asbest bevatten kunt herkennen;
•
te weten wat u moet doen als u op asbesthoudende materialen stuit (zie de hoofdstukken 5 tot en met 10).
17
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te controleren of onderhoudswerkers voldoende getraind zijn om te herkennen welke materialen mogelijk asbest bevatten;
•
te controleren of er voldoende informatie beschikbaar is over welke materialen asbest bevatten en welke niet;
•
te controleren of er afspraken bestaan om monsters van materialen waarvan men vermoedt dat zij asbest bevatten in een laboratorium te laten analyseren;
•
te controleren of er iemand verantwoordelijk is voor het onmiddellijk stilleggen van de werkzaamheden zodra er materialen worden aangetroffen die vermoedelijk asbest bevatten;
•
te controleren of de nationale regelgeving op deze gebieden wordt nageleefd.
Figuur 4.2 Beplating in isolerende asbestplaat, gedeeltelijk verwijderd om de de achterliggende schoorsteenpijp in asbestcement zichtbaar te maken.
18
Figuur 4.3 Scheidingswand in isolerende asbestplaat. Dit voorbeeld illustreert de praktische problemen bij de bouw van een geschikte hermetische afsluiting en toont ook de oppervlakken waarop zich asbeststof kan opstapelen bij de verwijdering.
Figuur 4.4. Gat door een muur waardoor buisisolatie in asbest zichtbaar wordt.
19
Figuur 4.5 Schoorsteenpijp in asbestcement met pakkingen in asbestkoord, die door een asbesthoudende vulplaat loopt.
Figuur 4.6 Vloertegels in asbest
20
Figuur 4.7 Asbesthoudend dakvilt
Figuur 4.8 Asbestisolatie op stoombuizen
21
Figuur 4.9 Geïsoleerde kabels met een asbestlaag in de isolatie
Figuur 4.10 Gevel van een fabriek bekleed met asbestcementplaten
22
Figuur 4.11 Asbestisolatie op constructiestaal
Figuur 4.12 Pakking in asbestkoord op schoorsteenluik. De afbeelding aan de rechterkant is een detailbeeld van de koord.
23
24
5 RISICOBEOORDELING EN PLANNING VOORAFGAAND AAN HET WERK 5.1
INLEIDING
Bij het opstellen van een risicobeoordeling en werkplan is het altijd de beste praktijk om schriftelijk vast te leggen van welke informatie gebruik is gemaakt om de risico’s te beoordelen. Om erachter te komen waar zich asbest bevindt, kan het nodig zijn een inspectie te laten uitvoeren door bevoegde deskundigen. De procedures voor het uitvoeren van zulke inspecties zijn niet in deze handleiding opgenomen, maar het is van belang dat de verantwoordelijke persoon (werkgever, manager, werknemer) weet dat deze informatie vereist is. De informatie moet worden verstrekt in een eenvoudig te begrijpen stijl. Zodra deze informatie eenmaal beschikbaar is, is het belangrijk dat u zich bewust bent van eventuele beperkingen in de informatie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat tijdens een inspectie spouwmuren niet zijn onderzocht. Sommige lidstaten voeren het beleid dat asbest (vooral losgebonden asbest) verwijderd moet worden wanneer dat maar enigszins mogelijk is. In die lidstaten kan de bevestiging dat er asbest aanwezig is, betekenen dat u wettelijk verplicht bent zorg te dragen voor een veilige verwijdering. In andere lidstaten hangt een besluit over het wel of niet verwijderen van al het asbesthoudend materiaal af van een beoordeling van de factoren die van invloed zijn op het risico dat er asbestvezels vrijkomen uit het materiaal als dat niet wordt verwijderd. Dit besluitvormingsproces wordt in paragraaf 6.2 beschreven. Afhankelijk van dat besluit kunnen asbesthoudende materialen op hun plaats worden gelaten en behandeld worden als een risico dat onder controle is zolang het materiaal goed wordt onderhouden, goed wordt afgedicht, naar behoren wordt gedocumenteerd (bijvoorbeeld op bouwplannen) en van een juiste aanduiding wordt voorzien. Het beheer van het achtergebleven asbest moet regelmatig worden geëvalueerd om te controleren of het materiaal nog steeds in goede staat is en of het systeem voor het leiden van en toezien op eventuele werkzaamheden in die omgeving effectief is. Als het vanwege de conditie of de locatie van het asbest niet veilig is het te laten zitten, moet het worden verwijderd. Als eenmaal besloten is tot werkzaamheden waarbij asbesthoudende materialen aangetroffen of van hun plaats gehaald kunnen worden, wordt een schriftelijke beoordeling van de gevaarlijke omstandigheid en de daaruit voortvloeiende risico’s opgesteld. De risicobeoordeling dient specifiek op de plaatselijke omstandigheden te zijn toegespitst, met andere woorden, de bijzonderheden van de betreffende locatie moeten in aanmerking worden genomen. Ook dient in de risicobeoordeling een inschatting te worden opgenomen van de mogelijke blootstelling, waarbij een samenvatting moet worden gegeven van de ervaring met het toezicht op de blootstelling in vergelijkbare omstandigheden. Er moet rekening worden gehouden met de risico’s van blootstelling aan asbest voor zowel de werknemers als anderen in de omgeving (bijvoorbeeld bewoners). Deze inschatting kan gebaseerd zijn op metingen voor vergelijkbare of eerder uitgevoerde werkzaamheden. In bijlage 1 zijn de normale blootstellingsconcentraties opgenomen zoals deze gemeten zijn door de Health and Safety
25
Executive (HSE, de Britse Arbeidsinspectie) voor werk waarbij men te maken heeft met asbest bekledingsmateriaal, deklagen en asbest isolatieplaten. Voor iedere afzonderlijke taak moeten schriftelijke instructies (ook wel een schriftelijk werkplan genoemd) worden opgesteld. De omstandigheden waaronder met asbest wordt gewerkt, brengen bepaalde praktische problemen met zich mee ten aanzien van noodsituaties, zoals ziekte of letsel waardoor een werknemer plotseling wordt uitgeschakeld. De toegang is in zulke gevallen mogelijk beperkt (vooral als het werk wordt uitgevoerd in een gesloten ruimte, zie hoofdstuk 12); het dragen van persoonlijke ademhalingsapparatuur belemmert de communicatie. In de noodprocedures moet beschreven staan hoe men dient te reageren wanneer iemand binnen de gesloten ruimte een ongeval heeft gehad of onwel is geworden. Daarbij zijn de volgende gegevens van belang: •
naam en telefoonnummer van EHBO’ers;
•
kenmerken waaraan EHBO’ers herkend kunnen worden (wanneer iedereen beschermende kleding draagt en ademhalingsapparatuur die het gezicht volledig bedekt);
•
communicatiemogelijkheden vanuit een gesloten ruimte naar buiten (vooral in noodgevallen);
•
de locaties van toegangen tot een gesloten ruimte waarvan men in noodgevallen snel gebruik kan maken, en wanneer en hoe deze toegangen gebruikt moeten worden;
•
toegangsprocedures voor het personeel van de hulpdiensten;
•
de locatie van nooduitgangen en nooduitrustingen;
•
de bijzonderheden van de ontsmettingsprocedures die gevolgd moeten worden nadat in een noodgeval een gesloten ruimte is betreden (bijvoorbeeld om een gewonde of onwel geworden werknemer in de afgesloten ruimte te helpen).
In noodprocedures moeten ook de maatregelen vermeld worden die in het geval van een noodevacuatie van het gebouw of de locatie (bijvoorbeeld i.v.m. brandalarm of een bommelding) moeten worden genomen door werknemers die mogelijk met asbest besmette persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. De schriftelijke risicobeoordeling en de schriftelijke instructies (werkplan) moeten ter plaatse makkelijk verkrijgbaar zijn en een beschrijving bevatten van mogelijke noodsituaties, met daarbij een gedetailleerde uiteenzetting van de procedures die gevolgd moeten worden en vermelding van de personen die verantwoordelijk zijn wanneer zich een noodsituatie voordoet.
26
5.2
WAT U MOET DOEN
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die waarschijnlijk werkzaamheden aan asbesthoudende materialen moeten verrichten, dient u: •
een schriftelijke risicobeoordeling en een schriftelijk werkplan te laten opstellen voor iedere taak afzonderlijk;
•
te waarborgen dat in de risicobeoordeling rekening wordt gehouden met de kenmerken van de betreffende locatie en van de activiteiten, en dat zij een voldoende basis bevat voor het inschatten van mogelijke blootstelling;
•
te waarborgen dat in de risicobeoordeling rekening wordt gehouden met de blootstelling van iedereen die mogelijk gevaar loopt (bijvoorbeeld werknemers, bewoners, personeel van gespecialiseerde firma’s e.d.);
•
te waarborgen dat het plan voldoende gedetailleerd is en specifiek betrekking heeft op de betreffende locatie en werkzaamheden;
•
eventuele voorbereidende werkzaamheden (bijvoorbeeld voordat een afgesloten ruimte wordt gebouwd) in het plan op te nemen;
•
een duidelijke plattegrond van de locatie in het plan op te nemen, met daarop aangegeven de plaats waar de apparatuur zich bevindt (bijvoorbeeld de afgesloten ruimte, luchtsluizen, ontsmettingsunits, onderdrukkamers, de route waarlangs afval wordt afgevoerd, en de container waarin het afval veilig kan worden opgeslagen).
•
te overleggen met de werknemers die over praktische kennis beschikken om te garanderen dat de risicobeoordeling en het werkplan aansluiten bij de werkelijkheid;
•
te waarborgen dat er exemplaren van de risicobeoordeling en het werkplan beschikbaar zijn op de betreffende locatie en voor degenen die bij de praktische uitvoering van het werk betrokken zijn;
•
er zorg voor te dragen dat de risicobeoordeling en het werkplan worden toegelicht aan de werknemers en iedereen die verder nog met de werkzaamheden te maken heeft;
•
te waarborgen dat de toezichthoudende instantie, als de nationale wetgeving dit vereist, exemplaren ontvangt van de risicobeoordeling en het werkplan;
•
noodprocedures in de risicobeoordeling en het werkplan op te nemen (met inbegrip van procedures voor de noodsituaties die worden beschreven in paragraaf 5.1).
Als u op het punt staat te beginnen met werkzaamheden aan mogelijk asbesthoudende materialen, dient u: •
te zijn geraadpleegd over de risicobeoordeling en het werkplan;
•
uw eventuele suggesties over praktische zaken die van invloed zijn op het werkplan
27
en de risicobeoordeling kenbaar te maken; •
te beschikken over een exemplaar van de risicobeoordeling en het werkplan;
•
ervoor te zorgen dat u het werkplan begrijpt.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u te controleren of: •
men op de betreffende locatie beschikt over een adequate en passende risicobeoordeling aangaande de blootstelling van werknemers en andere personen;
•
er schriftelijke instructies (werkplan) beschikbaar zijn op de locatie, waarin specifieke gegevens over de locatie zijn opgenomen;
•
er een noodplan is opgesteld (bijvoorbeeld in het kader van het werkplan);
•
werknemers de risicobeoordeling en het werkplan voldoende begrijpen;
•
uit de risicobeoordeling en het werkplan blijkt dat er rekening is gehouden met de suggesties van werknemers.
5.3
VOORBEELD VAN EEN CHECKLIST VOOR EEN WERKPLAN
De nationale toezichthoudende instantie kan richtlijnen geven voor de opzet van werkplannen (een voorbeeld hiervan is het memorandum “Method statement aide memoire”, dat is uitgegeven door de dienst van de HSE die verantwoordelijk is voor het verstrekken van asbestvergunningen http://www.hse.gov.uk/aboutus/meetings/alg/policy/02-03.pdf). In een werkplan kan verwezen worden naar algemene informatie over werkmethoden en in dat geval moet die informatie worden bijgevoegd. In het werkplan moeten de kenmerken die specifiek zijn voor een bepaalde locatie of taak altijd volledig worden beschreven (denk bijvoorbeeld aan een plattegrond van de locatie en aan de punten waarop wordt afgeweken van de algemene methoden). Deze checklist voor een werkplan is gebaseerd op de richtlijnen die gegeven worden in INRS, 1998 ED 815, bijlage 6, en in “Method statement aide memoire” van de HSE. Het onderstaande voorbeeld is een niet-uitputtende lijst van onderwerpen die in het werkplan moeten worden opgenomen of aan de orde moeten komen. Met het voorbeeld wordt beoogd de onderwerpen aan te geven die u dient op te nemen in een werkplan voor werkzaamheden die gemeld moeten worden (beschreven in hoofdstuk 12). Voor werk dat een lager risico inhoudt (zoals beschreven in hoofdstuk 11) kan een minder uitgebreid werkplan worden opgesteld; wel dienen daarin in elk geval de met een sterretje (*) gemarkeerde paragrafen of onderwerpen te worden opgenomen. * Titelpagina Onder het logo van het bedrijf dat de werkzaamheden uitvoert: •
publicatiedatum;
•
algemene naam van het project (asbestverwijdering, inkapseling, enz.);
28
•
aard van het asbesthoudende materiaal;
•
nationale vergunningen of machtiging voor het verrichten van de werkzaamheden (indien voorgeschreven door de nationale wetgeving), datum en duur van het werk;
•
naam van de voor de werkzaamheden verantwoordelijke persoon en de naam van de opdrachtgever;
•
het exacte adres van de locatie;
•
naam van de arts (in lidstaten waar artsen betrokken zijn bij het arbo-beheer);
•
afgesproken datum waarop de gespecialiseerde firma op de locatie komt.
* Administratieve gegevens •
gespecialiseerde firma of onderneming die de werkzaamheden in verband met de asbesthoudende materialen uitvoert (naam van het hoofd Juridische Zaken en de vertegenwoordiger op de locatie, met adressen en telefoon- en faxnummers);
•
personen die de leiding hebben over de werkzaamheden (telefoon, fax);
•
adviseur ter plaatse;
•
laboratorium dat belast is met de metingen ter plaatse (adres, telefoon, fax);
•
onderaannemers, met name voor voorbereidende werkzaamheden;
•
lijst van betrokken officiële instanties.
* Informatie over de locatie •
* ligging (bijvoorbeeld winkel in winkelcentrum);
•
* aard van de werkzaamheden; o voorgenomen behandeling, verwijdering of inkapseling; o type(n) asbest (crocidoliet, chrysotiel, enz.); o aard en toestand van de asbesthoudende materialen, de hoeveelheid ervan en de spreiding over de locatie;
•
* werkprogramma, inclusief vermelding van de periode waarin het werk zal plaatsvinden (data en tijden);
•
personeel;
•
overzicht dagelijkse werkzaamheden;
•
aangewezen zones;
•
borden (soorten borden, aantallen en locaties);
•
route waarlangs het afval wordt vervoerd;
•
locatie van de ontsmettingsunit;
•
verpozingsruimten;
•
factoren die kenmerkend zijn voor de locatie (nabijheid andere activiteiten; warme omgeving; airconditioning- of verwarmingsinstallaties; werken op hoogte, enz.).
29
Factoren die van invloed zijn op het plan voor verwijdering of inkapseling •
analyse van het met asbest en andere factoren samenhangende risico dat verbonden is aan de arbeidsplaats (bijvoorbeeld i.v.m. elektriciteit, gas, stoom, vuur, machines, werken op hoogte) dan wel aan de gebruikte materialen en uitrusting;
•
metingen van de vezelconcentraties (of asbestvezelconcentraties) vóór de ingreep;
•
de waarschijnlijke blootstelling aan asbest tijdens de verwijdering of inkapseling.
Bouw van de werkplaats (afgesloten ruimte e.d.) ter plaatse •
personeelsruimten (schaftruimte, sanitaire voorzieningen);
•
afscherming en bewegwijzering van het gebied;
•
invloed op andere activiteiten in het gebouw of de omgeving.
Voorbereidende werkzaamheden •
verwijdering van meubilair en materialen;
•
aanleg van een netwerk voor toevoer en afvoer (elektriciteit, water, ventilatie);
•
aanpassing technische installaties van gebouwen in het werkgebied (brandalarminstallaties, elektriciteit, gas, centrale verwarming, airconditioning, enz.);
•
voor het werk benodigde materialen en uitrusting.
Voorbereiding van de zone waar asbest aanwezig is •
isolatie en insluiting (zie hoofdstuk 12);
•
tot stand brengen van onderdruk;
•
reiniging vooraf van de werkzone en van de leidingen en fittingen, zowel die welke verwijderd moeten worden als die welke op hun plaats moeten blijven en bedekt moeten worden;
•
afsluiting van de zone (veilige werkprocedures, materialen en nooduitgangen);
•
kenmerken onderdruk en luchtafzuiging;
•
rookproeven, procedure en aanvaardbaarheidscriteria.
Verwijdering of inkapseling van asbest •
methoden (injectie, besproeiing, handmatig afschrapen, enz.), uitrusting (injectieapparatuur, sproeivloeistoffen,) en materialen (bevochtigingsmiddelen, reinigingsmaterialen, enz.),
•
bescherming van werknemers (ademhalingsapparatuur);
•
procedures voor kwaliteitscontrole (voor zowel de werkmethoden als de doeltreffendheid van de behandeling).
Controleprogramma (monitoring en metingen) •
steekproefschema voor de periode waarin de werkzaamheden worden verricht (zie hoofdstuk 16);
•
systemen voor de monitoring en het controleren van de doeltreffendheid van de afgesloten ruimte;
30
•
plattegrond van de locaties waar steekproeven zullen worden genomen.
Afvalverwijdering •
toestand van het afvalmateriaal (asbest en niet-asbest), procedures voor de behandeling van het afval;
•
verwijdering van afval, veilige opslag ter plaatse en procedure voor het verwijderen van het afval naar daartoe bestemde locaties.
Schoonmaak van de werkzone •
werkmateriaal voor het verwijderen van de bedekking van oppervlakken en het reinigen van oppervlakken;
•
methoden voor de ontsmetting van tijdens het werk gebruikte materialen en uitrusting;
•
visuele inspectie en controle van de hygiëne. Systeem voor het in stand houden van de onderdruk. Persoon die de leiding heeft over de controlesystemen.
Het na de werkzaamheden weer geschikt maken van de zone voor normaal gebruik •
steekproeven om de aanwezigheid van asbestvezels in de lucht te controleren, steekproefschema en het laboratorium dat de steekproeven zal nemen;
•
definitieve schoonmaak van de apparatuur uit de werkzone.
Beschrijving en eigenschappen van de tijdens de werkzaamheden gebruikte materialen en uitrusting •
uitrusting voor het personeel (inclusief type beschermende ademhalingsapparatuur);
•
ontsmettingsunit (en documentatie van proeven die aantonen dat de unit niet verontreinigd is als gevolg van eerdere werkzaamheden);
•
de afgesloten ruimte en daarmee samenhangende apparatuur;
•
o
omvang van de afgesloten ruimte;
o
onderdrukkamers (aantal en capaciteit, ventilatievoud);
o
luchtsluizen, afvalsluis;
o
heetwatertoestellen, waterfilters;
o
verlichting;
o
injectieapparatuur en andere apparatuur ter bestrijding van stofontwikkeling;
o
nooduitrusting;
verbruiksgoederen (filters, enz.).
Noodprocedures •
EHBO’ers; noodprocedures voor situaties die verschillen qua urgentie en ernst;
•
procedures voor hulpverlening die zijn ingevoerd;
•
communicatie (om vanuit de afgesloten ruimte om hulp te vragen);
•
afstemming met externe hulpdiensten.
31
Plattegronden en schematische voorstellingen van de locatie •
de ligging van het gebied / de afgesloten ruimte ten opzichte van andere activiteiten en bedrijven;
•
de afgesloten ruimte, de omvang en vorm daarvan en de locatie van: o kijkvensters en gesloten tv-circuit (indien nodig), o onderdrukkamers en bijbehorende ontluchtingspunten, o asbeststofzuigers (HEPA-stofzuigers), o afvoersluizen voor zakken met afval, route waarlangs afval wordt vervoerd, veilige opslagplaats voor afval (bijvoorbeeld container),
•
de locatie van de ontsmettingsunit en doorgangsroutes (als de ontsmettingsunit niet direct in verbinding staat met de afgesloten ruimte) en luchtsluis die toegang geeft tot de afgesloten ruimte;
•
de lay-out van de netwerken en faciliteiten die relevant zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden (bijvoorbeeld luchtinlaten, water- en elektriciteitstoevoer voor de ontsmettingsunit);
•
de locatie van de aansluitpunten als er gebruik wordt gemaakt van een netwerk van aansluitpunten voor de aanvoer van perslucht ten behoeve van ademhalingsapparatuur.
32
6 BESLUITVORMINGSPROCES 6.1
TE NEMEN BESLUITEN
In dit hoofdstuk wordt het logische besluitvormingsproces geschetst met betrekking tot: •
het bepalen of het verstandiger is asbesthoudende materialen op hun plaats te laten (waarbij gezorgd wordt voor voldoende veilige omstandigheden, met passend toezicht en beheer) dan wel te zorgen dat het asbest verwijderd wordt;
•
het vaststellen of bepaalde onderhoudswerkzaamheden met een dusdanig laag blootstellingsrisico kunnen worden verricht dat sprake is van een “sporadische blootstelling met een geringe intensiteit”, waardoor deze taken kunnen worden uitgevoerd zonder dat zij vooraf gemeld moeten worden aan de verantwoordelijke autoriteit.
6.2
RICHTSNOEREN VOOR BESLUITEN MATERIALEN IN GEBOUWEN
OVER
ASBESTHOUDENDE
Voordat van start wordt gegaan met werkzaamheden waarbij asbesthoudende materialen mogelijk een rol spelen, moeten er eerst enkele belangrijke besluiten worden genomen. Deze hangen nauw samen met de risicobeoordeling en het planningsproces (hoofdstuk 5). Van de risicobeoordelingen kan afhangen wat in uw besluitvorming de juiste keuze is en de besluiten zullen van invloed zijn op het doel en de inhoud van de plannen die worden uitgewerkt. Bij de besluitvorming over de eventueel noodzakelijke werkzaamheden, zijn verscheidene factoren van belang. De nationale wetgeving van sommige lidstaten bepaalt dat asbesthoudende materialen (vooral materialen met losgebonden asbest), waar uitvoerbaar, verwijderd moeten worden. In andere lidstaten is het toegestaan asbesthoudende materialen op hun plaats te laten, afhankelijk van bepaalde criteria in verband met de toestand van het materiaal, de locatie, de bereikbaarheid en dus de mate waarin, globaal genomen, het risico bestaat dat er vezels vrijkomen uit het materiaal. Bij een besluit over de vraag of materialen veilig gemaakt kunnen worden (bijvoorbeeld door omhullen of afschermen) en op hun plaats kunnen worden gelaten, moet dus ook de nationale regelgeving ter zake in aanmerking worden genomen. Afhankelijk van de nationale regelgeving kunnen asbesthoudende materialen die zich in een veilige staat bevinden (d.w.z. dat ze goed onderhouden of afgeschermd of ingekapseld zijn) op hun plaats gelaten worden, mits er effectief toezicht wordt uitgeoefend op het materiaal en het goed wordt beheerd. Wanneer er enig asbesthoudend materiaal op zijn plaats gelaten wordt, moet dit te allen tijde worden aangegeven in de documenten en op de plattegronden van het gebouw, zodat rekening wordt gehouden met de aanwezigheid ervan bij eventuele werkzaamheden in de toekomst. Ook moet er een procedure zijn vastgesteld voor het toezicht op de staat van het asbesthoudende materiaal en voor het beheer ervan (bijvoorbeeld om te zorgen dat het materiaal in goede staat blijft). In figuur 6.1 en 6.2 staan logische flowcharts die beginnen bij het vaststellen of een materiaal asbest is of niet, waarna een kader wordt gegeven voor de besluitvorming over het al dan niet verwijderen ervan. Zodra eenmaal bekend is dat een materiaal asbest bevat, moet vervolgens antwoord worden gegeven op de vraag of het materiaal: •
in goede staat is; of
33
•
moeilijk te repareren is;
•
bereikbaar is (wat de kans op al dan niet opzettelijke beschadiging zou verhogen, terwijl een slechte bereikbaarheid een obstakel kan vormen voor de verwijdering van het asbest);
•
meer dan licht en oppervlakkig beschadigd is (waardoor reparatie geen betrouwbare optie zou zijn);
•
uitgebreide beschadigingen vertoont (afscherming van beschadigde delen is niet uitvoerbaar wanneer de beschadigingen over een groot oppervlak verspreid zijn);
•
ongeschikt is om te worden omhuld of afgeschermd (om welke andere reden dan ook).
Het zal geen verbazing wekken dat wanneer materiaal niet in goede staat verkeert, moeilijk te repareren is, makkelijk bereikbaar is (en daardoor in potentie gemakkelijk verder beschadigd of verplaatst kan worden), uitgebreide beschadigingen vertoont en niet op een uitvoerbare wijze kan worden omhuld of afgeschermd, het materiaal moet worden verwijderd. Dit geldt voor ieder soort asbesthoudend materiaal. Het alternatief voor verwijdering is dat de asbesthoudende materialen veilig worden gemaakt (door ze in goede staat te houden of af te schermen) en ter plaatse worden gecontroleerd en beheerd. Ook als het mogelijk is het asbesthoudende materiaal op de plaats waar het zit veilig te maken, te controleren en te beheren, dan nog moet rekening worden gehouden met mogelijke vereisten in verband met algemene renovatiewerkzaamheden aan het gebouw. Als de materialen een belemmering vormen voor algemene renovatiewerkzaamheden, kan het de juiste beslissing zijn het asbesthoudende materiaal te verwijderen. In het geval van asbestcement en andere materialen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, is het waarschijnlijker dat het besluitvormingsproces leidt tot de beslissing het materiaal niet te verwijderen, de gegevens vast te leggen en te zorgen voor controle en beheer ter plaatse.
34
Figuur 6.1 Flowchart besluitvorming vermoedelijk asbesthoudende materialen
Overweeg materiaal te laten zitten. Leg in dat geval de aanwezigheid ervan vast; beheer het tijdens evt. toekomstige werkzaamheden; controleer regelmatig de staat van het materiaal; en houd het in goede staat.
Bevat het materiaal asbest? Ga er bij twijfel van uit dat dit het geval is.
nee
Nietasbesthoudend materiaal documenteren
ja
ja Is het materiaal in goede staat? ja Is onderhoud ter plaatse toegestaan volgens nationale wetgeving?
nee
nee
Plan een verwijderingsprocedure
Is onderhoud ter plaatse toegestaan volgens nationale wetgeving? (bv. afgeschermd of omhuld)
nee
ja
Zorg voor verwijdering Zie figuur 6.2
35
Figuur 6.2 Flowchart besluitvorming asbesthoudende materialen
ja
Is het materiaal in goede staat?
nee Is er slechts lichte, oppervlakkige schade?
Repareren, omhullen of inkapselen. Beoordeel risico en handel dienovereenkomstig.
ja
nee nee
Is er uitgebreide schade?
Is insluiting, omhulling of inkapseling mogelijk? (bijv. kan het yes beschadigde deel worden afgeschermd of omhuld?)
ja nee
ja Los, bros materiaal opruimen, daarna afschermen, omhullen of inkapselen. Beoordeel risico en handel dienovereenkomstig.
Overweeg materiaal te laten zitten. Documenteren, beheren controleren.
Zorg voor verwijdering van het materiaal. Beoordeel risico en handel dienovereenkomstig.
en
Opnieuw beoordelen bij (gevaar van) beschadiging van het materiaal.
36
6.3
BEPALEN OF WERK MOET WORDEN GEMELD
De risicobeoordeling vormt de basis voor het bepalen of werk moet worden beschouwd als asbestwerkzaamheden die gemeld moeten worden. Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) is van toepassing op alle werknemers die mogelijk worden blootgesteld aan stof dat afkomstig is van asbesthoudende materialen. Richtlijn 2003/18/EG bepaalt dat de werkzaamheden moeten worden gemeld (aan de verantwoordelijke autoriteit van de lidstaat) en dat medisch toezicht wordt gehouden op de werknemers, waarbij een dossier moet worden aangelegd. Ook dient de werkgever “in een register aantekening te houden van de werknemers die met de in artikel 3, lid 1, bedoelde werkzaamheden zijn belast, met vermelding van aard en duur van hun werkzaamheden en blootstelling.” Van deze vereisten kan slechts onder nauwkeurig omschreven voorwaarden worden afgezien. “Mits het gaat om sporadische blootstellingen met een geringe intensiteit en uit de resultaten van de risicobeoordeling volgens lid 2 blijkt, dat de blootstellingsgrenswaarde voor asbest in de lucht van de arbeidsplaats niet zal worden overschreden”, kunnen deze bepalingen buiten toepassing blijven, “wanneer het werk bestaat in: •
korte niet-continue onderhoudsactiviteiten, waarbij uitsluitend met niet-broze materialen wordt gewerkt,
•
het verwijderen van niet-beschadigde materialen, zonder deze stuk te maken, waarin de asbestvezels stevig in een matrix zijn gebonden,
•
het inkapselen en omhullen van asbesthoudende materialen die in goede staat zijn,
•
bewaking en onderzoek van de lucht en het nemen van monsters om vast te stellen of een bepaald materiaal asbest bevat.”
In figuur 6.3 wordt een flowchart weergegeven voor het bepalen of werkzaamheden voldoen aan de criteria voor vrijstelling van de vereisten. Op grond van Richtlijn 2003/18/EG mogen werknemers niet worden blootgesteld aan een asbestconcentratie die groter is dan 0,1 vezel per cm3, berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van acht uur. In sommige lidstaten wordt een tijdgewogen gemiddelde over een kortere periode (4 uur of 1 uur) gehanteerd. Of, en zo ja, tot op welke hoogte vrijstelling van deze vereisten wettelijk mogelijk is, kan per lidstaat verschillen. Om die reden moet werk met broze materialen (bijvoorbeeld gespoten deklagen, bekledingsmateriaal, losgestort materiaal) altijd worden beschouwd als werk dat gemeld moet worden en waarvoor medisch toezicht vereist is. Andere materialen moeten worden beoordeeld op hun conditie en ook moet voor deze materialen een risicobeoordeling worden uitgevoerd om de informatie te verkrijgen die nodig is om te bepalen of vrijstelling van de meldingsplicht mogelijk is. Wanneer het werk materialen betreft met hechtgebonden asbestvezels, bijvoorbeeld asbestcement, zal in de risicobeoordeling rekening moeten worden gehouden met de aard en de duur van het werk. In bijlage 1 worden de normale blootstellingsconcentraties genoemd voor diverse activiteiten met asbestcement.
37
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die waarschijnlijk werkzaamheden aan asbesthoudende materialen moeten verrichten, dient u: •
de risicobeoordeling voor de specifieke werkzaamheden uit te voeren;
•
het besluitvormingsproces te doorlopen om de juiste gedragslijn te bepalen (d.w.z. te besluiten tot verwijdering van het materiaal dan wel het veilig te maken, het op zijn plaats te laten en het daar te beheren; en te bepalen of het werk moet worden gemeld);
•
een dossier aan te leggen en bij te houden, met daarin vastgelegd het type materiaal (bijvoorbeeld een laklaag of isolatieplaten of asbestcement) en de conditie ervan (met bijvoorbeeld aantekeningen over het soort beschadiging en de locatie, indien mogelijk voorzien van foto’s);
•
een dossier bij te houden van de gegevens die gebruikt worden om de waarschijnlijke blootstelling te schatten voor de risicobeoordeling;
•
een dossier bij te houden van het besluitvormingsproces (bijvoorbeeld met de antwoorden op de vragen in de betreffende logische flowchart);
•
de werkzaamheden te plannen en, als er geen sterke bewijzen zijn voor de blootstellingsconcentraties waarmee het werk waarschijnlijk gepaard zal gaan, luchtmonsters te laten nemen.
Als uw werk waarschijnlijk met zich meebrengt dat u asbesthoudende materialen van hun plaats moet halen, dient u: •
te worden geraadpleegd over de risicobeoordeling die van invloed is op het bovengenoemde besluitvormingsproces.
Als u de arbeidsinspecteur bent en u een locatie inspecteert waar zich asbesthoudende materialen bevinden, dient u: •
te verifiëren dat het besluit het materiaal op zijn plaats te laten goed onderbouwd is;
•
te controleren of materialen waarmee volgens de risicobeoordeling kan worden gewerkt zonder het te melden inderdaad voldoen aan de criteria die in paragraaf 6.3 beschreven worden (bijvoorbeeld niet-broos, niet-beschadigd, in goede staat);
•
te controleren of er maatregelen zijn getroffen voor de bewaking en het beheer van de achtergebleven materialen;
•
te controleren of de informatie op basis waarvan de waarschijnlijke blootstelling is geschat, deugdelijk is, vooral wanneer in de risicobeoordeling een schatting is gegeven van blootstelling met een geringe intensiteit.
38
Figuur 6.3 Flowchart voor het bepalen of werk moet worden gemeld
Is de blootstelling van de werknemer sporadisch en van geringe intensiteit?
nee
ja
Blijkt uit de risicobeoordeling duidelijk dat de asbestconcentratie in de lucht op het werk de maximale grenswaarde niet zal overschrijden?
nee
Ga ervan uit dat het werk moet worden gemeld, medisch toezicht is vereist en de blootstelling van werknemers moet worden vastgelegd.
ja
Handel volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 9 en 12.
Korte, niet-continue onderhoudsactiviteiten waarbij uitsluitend met nietbroze materialen wordt gewerkt?
nee
Verwijderen van niet-beschadigde materialen waarin de asbestvezels stevig gebonden zijn?
nee
Inkapselen en omhullen van asbesthoudende materialen die in goede staat zijn?
ja ja
nee nee
Voldoet aan de voorwaarden om als werk met een lager risico te worden aangemerkt en hoeft mogelijk niet te worden gemeld. Handel volgens de hoofdstuk 9 en 11.
aanwijzingen
ja
in
ja
39
Onderzoeken en bewaken van de lucht of het nemen van monsters?
Figuur 6.4 Asbesthoudende isolatieplaat. Het lijkt zinvol de plaat te verwijderen, aangezien zij op deze plaats makkelijk beschadigd kan raken.
40
7 OPLEIDING EN INFORMATIE 7.1
INLEIDING
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke onderwerpen in een opleidingsprogramma aan de orde moeten komen, waarbij voor meer informatie wordt verwezen naar andere publicaties. Met name in het rapport van Bard et al (2001), dat gedetailleerde aanbevelingen bevat over de opzet en inhoud van trainingsprogramma’s over asbest, staat uitgebreide informatie voor aanbieders van opleidingsprogramma’s. EG-richtlijn 2003/18/EG schrijft het volgende voor: “1. De werkgever zorgt voor een passende opleiding voor alle werknemers die aan asbesthoudend stof worden of kunnen worden blootgesteld. Deze opleiding wordt met regelmatige tussenpozen gratis verstrekt. 2. De inhoud van de opleiding is voor de werknemers gemakkelijk toegankelijk. Zij verschaft hun de nodige kennis en vaardigheden inzake preventie en veiligheid.” De aanbevelingen van een SLIC-werkgroep zijn te vinden http://www.ilo.org/public/english/protection/safework/labinsp/asbest_conf/inforen.pdf. Aanbevelingen uit het VK met betrekking tot opleiding zijn te vinden op http://www.hse.gov.uk/aboutus/meetings/alg/licence/04-04.pdf.
op
De opleiding moet worden gegeven op een manier die eenvoudig te begrijpen is voor degenen die de opleiding volgen (werkgever, opzichter of werknemers), en moet onder andere praktijklessen bevatten over het gebruik van alle apparatuur. De opleiding moet worden gegeven in een taal die de werknemers (in het bijzonder werknemers die uit een ander land afkomstig zijn) kennen en begrijpen. Dit hoofdstuk bevat tevens een kort richtsnoer voor het opleidingsprogramma dat vereist is (basisopleiding, bijscholing, regelmatige inventarisatie van opleidingsbehoeften, enz.). Tot besluit worden enkele suggesties voor ondersteunende informatie gedaan waarmee het effect van de opleiding versterkt kan worden. Doel hiervan is dat de werkgever weet in welke opleiding hij moet voorzien voor de werknemers, de opzichters en hemzelf, en dat de werknemer weet welke opleiding hij hoort te krijgen. De informatie is ook bedoeld om de inspecteur een helder kader te bieden voor het controleren van de geschiktheid en de effectiviteit van opleidingen. 7.2
OPLEIDINGSINHOUD
7.2.1
Van belang voor elke activiteit waarbij men met asbest te maken kan krijgen
Voor iedereen die te maken heeft (werkgever, opzichter, werknemer) met werk waarbij asbest mogelijk of daadwerkelijk een rol speelt, moet de opleiding de volgende onderwerpen bestrijken: •
de eigenschappen van asbest en de gezondheidseffecten ervan, met inbegrip van het synergetische effect van roken;
•
de soorten materialen of producten die mogelijk asbest bevatten en waar zij waarschijnlijk kunnen worden aangetroffen;
•
de invloed van de staat van het materiaal of de producten op de mate waarin asbestvezels kunnen vrijkomen;
41
• 7.2.2
handelwijze in het geval dat materialen worden aangetroffen die vermoedelijk asbest bevatten. Van belang voor algemene bouwwerkzaamheden
Voor zowel de werknemers die asbest kunnen tegenkomen als voor hun opzichter en hun werkgever moet in een opleiding worden voorzien. In die opleiding moeten de onderwerpen aan de orde komen die in paragraaf 7.2.1 worden genoemd en tevens: •
de eventueel beschikbare informatie over de locatie van asbesthoudende materialen (in sommige lidstaten is het bijvoorbeeld verplicht een register bij te houden van de plaatsen waar zich in gebouwen asbesthoudende materialen bevinden);
•
de noodzaak de werkzaamheden onmiddellijk te staken wanneer materialen worden aangetroffen waarvan men vermoedt dat zij asbest bevatten en de ontdekking te melden bij genoemde opzichter;
•
de maatregelen die genomen moeten worden om de mogelijke blootstelling te verminderen als het vermoedelijk asbesthoudende materiaal in slechte staat is of per ongeluk beschadigd is – bijvoorbeeld de onmiddellijke omgeving evacueren en beveiligen en verslag uitbrengen aan een daarvoor aangewezen persoon; en
•
– voor de opzichter en de werkgever – het bevestigen van de aanwezigheid of afwezigheid van asbest door laboratoriumanalyse van monsters.
In de opleiding moet ook worden ingegaan op de noodsituatie dat pas nadat een materiaal van zijn plaats is gehaald het vermoeden rijst dat het asbest bevat. In dat geval moet de opleiding erop gericht zijn te voorkomen dat de situatie erger wordt gemaakt door verkeerd handelen (zoals proberen het materiaal op te vegen) of niet-handelen waardoor de blootstelling aan asbest voortduurt. 7.2.3
Van belang voor minder riskante asbestwerkzaamheden
Wanneer de opleiding bedoeld is voor werknemers die activiteiten verrichten die als minder riskant zijn beoordeeld, d.w.z. activiteiten die voldoen aan de criteria in paragraaf 6.3, moet aandacht worden besteed aan de in paragraaf 7.2.1 genoemde onderwerpen en tevens aan: •
de werkzaamheden die zouden kunnen leiden tot blootstelling aan asbest;
•
het belang van effectieve controlemaatregelen om blootstelling aan asbest in de lucht te voorkomen of tot een minimum te beperken en om verspreiding van asbestbesmetting te voorkomen;
•
veilige werkmethoden waarmee blootstelling tot een minimum beperkt wordt, met inbegrip van controletechnieken, persoonlijke beschermingsmiddelen, risicobeoordelingen en schriftelijke instructies (werkplan);
•
de rol van ademhalingsapparatuur, het kiezen van geschikte ademhalingsapparatuur en het correcte gebruik ervan;
•
de juiste verzorging en het juiste onderhoud van persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur;
•
procedures voor persoonlijke ontsmetting;
•
noodprocedures voor situaties zoals: het onopzettelijk beschadigen van asbesthoudende materialen of het gewond raken of onwel worden tijdens de asbestwerkzaamheden;
42
•
afvalverwijdering, het op geschikte wijze insluiten (bijvoorbeeld in een zak of omhulsel) van al het afval om verspreiding van de besmetting te voorkomen, etikettering en het deponeren van het afval in een beveiligde container of container ter plekke. Vervoer naar een goedgekeurde (of geautoriseerde) locatie door een aannemer die gekwalificeerd is voor de verwijdering van asbest.
Voor zowel werknemers als opzichters moet de opleiding praktijklessen bevatten, zodat zij voorbeelden van verdachte materialen leren kennen en vertrouwd raken met het correcte gebruik en onderhoud van apparatuur en de juiste toepassing van technieken. In de opleiding van zowel opzichters als werkgevers moet ook worden ingegaan op juridische verantwoordelijkheden en het toezicht op het werk. 7.2.4
Van belang voor asbestverwijderingswerkzaamheden
Wanneer de opleiding bedoeld is voor werknemers die werk verrichten dat gemeld moet worden (d.w.z. dat het geschatte risico niet voldoet aan de criteria in paragraaf 6.3 – laag risico en beperkte soorten werkzaamheden), dan is een uitgebreidere opleiding nodig. Daarin moeten de onderwerpen worden behandeld die in paragraaf 7.2.3 genoemd zijn, maar daarnaast moet worden ingegaan op de aard van het werk en tevens op de onderwerpen die van belang zijn voor werk dat gemeld moet worden. In de opleiding van werknemers die asbest verwijderen, moeten praktijklessen zijn opgenomen, zodat de deelnemers leren hoe zij materiaal dat van invloed is op de veiligheid moeten gebruiken en onderhouden (afgesloten ruimten, persoonlijke beschermingsmiddelen, ademhalingsmateriaal, persoonlijke ontsmetting, en apparatuur voor de bestrijding van stofontwikkeling en voor gecontroleerde asbestverwijdering). De onderwerpen die in de paragrafen 7.2.1 en 7.2.3 zijn genoemd, zouden als volgt verder moeten worden uitgewerkt: •
bij de behandeling van de gezondheidseffecten van asbest moet ook het verband tussen blootstelling en de kans op ziekte aan de orde komen, zodat duidelijk wordt waarom het van belang is blootstelling te voorkomen of tot een minimum te beperken;
•
bij de behandeling van de soorten producten die asbest kunnen bevatten moet meer in detail worden ingegaan op de aard van de producten en hoe deze van invloed kan zijn op de manier waarop ze verwijderd moeten worden;
•
bij de behandeling van veilige werkmethoden moet ook aandacht worden besteed aan: o een goede planning van de werkzaamheden, inclusief een goede plattegrond van het terrein (locatie van apparatuur zoals de luchtsluizen, de ontsmettingsruimte, de kortste veilige route waarlangs afval naar een veilige container kan worden gebracht); o een passende en toereikende risicobeoordeling waarin alle aspecten van het werk in aanmerking worden genomen en een werkplan waarin de werkzaamheden nauwkeurig worden beschreven; o de voorbereiding van een locatie voorafgaand aan de bouw van een afgesloten ruimte, met inbegrip van eventueel noodzakelijke reiniging vooraf; o het oefenen van de bouw van een afgesloten ruimte, extra bescherming van de vloer en eventuele zwakke plekken. Waarborgen dat alle delen van de afgesloten ruimte voldoende kunnen worden schoongemaakt, d.w.z. geen stof/puinvangers. Afvalsluizen, luchtsluizen, kijkvensters (en zo nodig een
43
o
o
o o o o
gesloten tv-circuit), onderdrukkamers en het gemak waarmee voorfilters kunnen worden verwisseld, verbindingssnoeren naar stroombronnen buiten de afgesloten ruimten zodat zekeringen e.d. kunnen worden vervangen; het in goede staat houden van een afgesloten ruimte (effectiviteit van het ventilatiesysteem / de onderdrukkamer, integriteit van de afgesloten ruimte, regelmatige inspecties, enz.); het belang van het uitvoeren van rookproeven voordat de werkzaamheden beginnen; praktische methoden voor het verwijderen van asbest waarbij zo min mogelijk stof vrijkomt, onder meer technieken voor het bestrijden van stofvorming zoals nat verwijderen, het materiaal direct in zakken doen om verspreiding (op schoeisel, apparatuur of kleding) te voorkomen, en – voor de opzichters – methoden voor het bewaken van de effectiviteit van technieken; het reinigen van de afgesloten ruimte, luchtsluizen en sanitaire faciliteiten; laatste reiniging (waarbij van boven naar beneden wordt gewerkt); effectieve communicatie (ook vanuit de afgesloten ruimte naar buiten en vice versa); het opnieuw reinigen ingeval een afgesloten ruimte betrouwbaarheidstoetsen niet doorstaat; procedures voor het schoonmaken en afbreken van de afgesloten ruimte;
•
bij de behandeling van ademhalingsapparatuur zouden de volgende onderwerpen aan de orde moeten komen: o onder positieve druk werkende ademhalingsapparatuur en/of ademhalingsapparatuur met luchttoevoer; o reinigen/onderhouden van ademhalingsapparatuur; o het belang van het testen van gelaatsbeschermers en factoren die de gelaatsbeschermer kunnen aantasten of veranderen, het inspecteren, testen en dragen van het ademhalingsapparaat en het reinigen en onderhouden ervan; o verschillende soorten ademhalingsapparatuur, hun voordelen en beperkingen; o noodprocedures ingeval de toevoer (van stroom of perslucht) naar een ademhalingsapparaat het in een werksituatie begeeft; o de mogelijke beperkingen (bijvoorbeeld wat het zicht betreft) en problemen bij het gebruik van ademhalingsapparatuur;
•
bij het oefenen van noodprocedures moet aandacht worden besteed aan procedures voor: o het helpen van iemand die gewond is geraakt of onwel is geworden in een afgesloten ruimte voor asbestverwijdering; o noodevacuatie (bijvoorbeeld bij brand); o uitval van stroom of apparatuur (onderdruk, ademhalingsapparaten, e.d.); o lekkage die wordt ontdekt buiten de afgesloten ruimte; o uitval van de watertoevoer naar de sanitaire unit.
•
bij het oefenen van procedures voor persoonlijke ontsmetting moet aandacht worden besteed aan: o het gebruik van luchtsluizen, toegang tot en uitgang uit de afgesloten ruimte en toegang tot de ontsmettingsunit, die ofwel rechtstreeks in verbinding staat met de afgesloten ruimte of daarvan afgescheiden is; o het aan- en uittrekken van persoonlijke beschermingsuitrusting, douchen en het weggooien van overalls;
44
o o
het in goede staat houden van de ontsmettingsunit; persoonlijke ontsmetting in het geval van een ongeval of evacuatie.
•
Correct gebruik en onderhoud van apparatuur die gebruikt wordt bij de verwijdering van asbest;
•
Andere mogelijke risico’s, bijvoorbeeld asbestverwijdering bij hoge temperatuur, werken op hoogte, montage en gebruik van toegangsapparatuur voor hoge oppervlakken;
•
Afvalverwijdering: o procedures voor het in zakken doen en inpakken van afval; o veilige opslag (bijvoorbeeld inpakken en/of in zakken doen); o etikettering; o veilig vervoer via de afvalsluis en de aangegeven route van de afgesloten ruimte naar veilige opslagplaats; o vervoer van afval vanaf de locatie door een gekwalificeerde aannemer die gespecialiseerd is in asbestverwijdering naar een goedgekeurd afvalverwijderingsterrein; o bewijzen van traceerbaarheid van afval van de locatie naar het afvalverwijderingsterrein (bijvoorbeeld vrachtbrieven).
Voor die werknemers voor wie geen vrijstelling kan worden verkregen van de bepaling uit de richtlijn dat er medisch toezicht moet plaatsvinden, moet de opleiding ook het volgende omvatten: •
vereisten voor medisch toezicht, met inbegrip van het doel en het belang van een medisch onderzoek (zoals verderop, in hoofdstuk 19, wordt beschreven), en de noodzaak over certificaten te beschikken waarmee kan worden aangetoond dat het medisch onderzoek is voltooid;
•
de informatie en adviezen die werknemers kunnen krijgen na een medisch onderzoek.
In de opleiding van opzichters en werkgevers moeten ook de volgende onderwerpen behandeld worden: • goede planning; • het inspecteren en testen van apparatuur (bijvoorbeeld de ontsmettingsunit, de afgesloten ruimte, stofverwijderingsapparatuur, enz.) en het herkennen van defecten; • controle van de werkzaamheden; • bewaking van de effectiviteit van de technieken ter preventie van het vrijkomen van vezels; • inventarisatie van competenties en opleidingsbehoeften; • bijhouden van dossiers; en • de noodzaak nauwlettend toezicht te houden op nieuwe werknemers. De opleiding van opzichters en werkgevers dient niet alleen in te gaan op het praktisch toezicht, maar ook op de onderwerpen die in de hoofdstukken 5 en 6 aan de orde zijn gekomen, d.w.z. • het maken van een risicobeoordeling (voor de blootstelling van werknemers en anderen) en een werkplan;
45
• •
relevante wetgeving en voorschriften; de taken en verantwoordelijkheden van de opzichters en werkgevers.
Voor al het personeel dat betrokken is bij de verwijdering van asbest geldt dat hun in de opleiding inzicht moet worden gegeven in het nemen van luchtmonsters en het uitvoeren van betrouwbaarheidstesten tijdens en na afloop van de asbestverwijdering (zie hoofdstuk 16).
Figuur 7.1 Praktische opleiding in het gebruik van type H stofzuigers om een gesimuleerde besmetting (talkpoeder) te verwijderen. Afbeelding met toestemming van HSE van het VK.
46
7.3
OPLEIDINGSPROGRAMMA – UW ROL
Als u de werkgever of opzichter bent van werknemers die tijdens hun werkzaamheden mogelijk aan asbest worden blootgesteld, dient u: •
hun een adequate basisopleiding, zoals hierboven beschreven, aan te bieden voordat zij hun werkzaamheden aanvangen;
•
minstens eenmaal per jaar en wanneer zich wijzigingen voordoen in procedures of soorten werk te inventariseren in hoeverre werknemers behoefte hebben aan bijscholing; deze inventarisaties dient u vast te leggen in een dossier;
•
ervoor te zorgen dat er regelmatig op de specifieke werkzaamheden toegespitste instructies worden gegeven (dit wordt ook wel ‘toolbox-overleg’ genoemd), vooral als er ongebruikelijke aspecten zitten aan een bepaalde taak;
•
voor de opleidingen een deskundige opleidingenaanbieder aan te trekken (d.w.z. een organisatie of persoon die bekend is met de correcte procedures en goede werkmethoden en die beschikt over de benodigde opleidingsvaardigheden);
•
te waarborgen dat iedereen die aan een opleiding deelneemt, onderricht wordt in een taal die hij voldoende beheerst;
•
voor iedere werknemer aantekening te houden van de succesvol afgeronde opleidingen, in een dossier dat ter plaatse kan worden ingezien;
•
zorg te dragen voor passend toezicht ter plaatse, en voor nauwlettend toezicht op werknemers die zich pas recentelijk voor het werk gekwalificeerd hebben.
Als uw werk een risico van blootstelling aan asbest met zich meebrengt: •
dient u een passende opleiding te krijgen voordat u aan het werk begint;
•
moet uw behoefte aan bijscholing regelmatig worden beoordeeld (minstens eenmaal per jaar en tevens wanneer er belangrijke wijzigingen plaatsvinden in de aard van het werk);
•
moet u uw werkgever op de hoogte stellen van een eventuele taalbarrière waardoor het u moeite zou kunnen kosten de opleiding te volgen (weet uw werkgever bijvoorbeeld wat uw moedertaal is?).
Als u de inspecteur bent, dient u: •
te controleren of er voor elke werknemer ter plaatse certificaten aanwezig zijn van succesvol afgeronde opleidingen;
•
te controleren of er dossiers worden bijgehouden van regelmatig uitgevoerde inventarisaties van de behoefte aan bijscholing van elke werknemer;
47
•
te controleren of de opleiding van eventuele buitenlandse werknemers is gegeven in een taal (of talen) die zij voldoende beheersten;
•
te controleren of de opleiding is gegeven door een deskundige opleidingsorganisatie of persoon.
7.4
INFORMATIE
Voor alle werkzaamheden waarbij werknemers (kunnen) worden blootgesteld aan stof van asbesthoudende materialen, geldt dat op grond van Richtlijn 83/477/EEG (laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk werknemers en hun vertegenwoordigers adequate informatie moeten krijgen over: •
de risico’s voor de gezondheid van blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen;
•
de wettelijke grenswaarden en de noodzaak te controleren of er sprake is van asbest in de lucht;
•
vereisten op het gebied van hygiëne, waarbij er ook op moet worden gewezen dat het van belang is te stoppen met roken;
•
de te nemen voorzorgsmaatregelen wat betreft het dragen en gebruiken van beschermende uitrusting en kleding;
•
speciale voorzorgsmaatregelen om blootstelling aan asbest tot een minimum te beperken.
Deze onderwerpen komen allemaal aan bod in de opleiding zoals deze hierboven wordt aanbevolen, maar informatie over deze zaken moet gemakkelijk te verkrijgen zijn op de werkplek, in een geschikte vorm (bijvoorbeeld posters, memo’s of folders).
48
8 UITRUSTING 8.1
UITRUSTING
Er moet uitrusting beschikbaar zijn die geschikt is voor de werkzaamheden en in deze paragraaf wordt op een rijtje gezet wat de essentiële uitrusting is voor de meeste taken. Om te zorgen dat de uitrusting goed blijft werken, moet ze worden onderhouden op de in paragraaf 8.3 beschreven wijze. 8.1.1
Uitrusting voor werk met een lager risico (dat niet gemeld hoeft te worden)
Voor asbestwerkzaamheden met een laag risico (d.w.z. werk dat niet gemeld hoeft te worden) is onder meer de volgende uitrusting vereist: •
materialen om de werkzone waarschuwingsborden);
•
materialen om verspreiding van besmetting te voorkomen (duurzaam polyethyleen met een dikte van 125 en 250 µm [ook bekend als polyethyleen met een dichtheid (gauge) van 500 en 1000], hout, plastic of materialen met een metalen frame);
•
rookpijpen waarmee de integriteit van kleine afgesloten ruimten kan worden gecontroleerd;
•
persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld wegwerpoveralls; wasbare laarzen) en ademhalingsuitrusting (bijvoorbeeld de voor asbestverwijdering geschikte ademhalingsapparatuur EN 149 Type FFP3 voor eenmalig gebruik, of EN405halfmaskers – waarbij getest wordt of de werknemer in kwestie het masker goed past en de vervuilde filters regelmatig worden ververst),
•
stofzuiger (H-type), d.w.z. een stofzuiger met HEPA-filters (High Efficiency Particulate Air) die conform internationale specificaties zijn vervaardigd voor gebruik bij asbestwerkzaamheden;
•
apparatuur voor de bestrijding van stofontwikkeling, bijvoorbeeld plaatselijke afvoerventilatie die is aangesloten op de asbeststofzuiger om stof uit boorgaten e.d. op te vangen;
•
geschikte houder voor asbestafval (bijvoorbeeld correct gelabelde plastic zakken).
•
reinigingsapparatuur en -producten (vochtige wisdoekjes, doekjes die stof vasthouden, een luchtloze spray die fijne waterdruppels sproeit);
•
veilige opslag voor de betreffende hoeveelheden afval;
•
sanitaire faciliteiten voor persoonlijke ontsmetting (wasruimten, bij voorkeur een douche); ook moet er voor werkkleding en beschermende kleding aparte bergruimte zijn, afgescheiden van de bergruimte voor gewone kleding (zie paragraaf 8.1.2 voor de faciliteiten voor persoonlijke ontsmetting die vereist zijn in het geval van asbestwerkzaamheden die gemeld moeten worden);
•
gebruiksproducten handdoeken);
•
waterfiltratieapparatuur.
voor
af
persoonlijke
49
te
schermen
ontsmetting
(tape,
hekken,
(douchegel,
bordjes,
nagelborstels,
8.1.2
Extra apparatuur voor werk dat gemeld moet worden
Voor asbestwerkzaamheden die gemeld moeten worden, heeft u ook het volgende nodig: •
een volledig afgesloten ruimte (bekleding van duurzaam polyethyleen, draagconstructie en onderdrukkamer met drukmetingsapparatuur; in één lidstaat is nauwkeurig omschreven drukmetingsapparatuur verplicht die de metingen ononderbroken registreert);
•
de afgesloten ruimte moet voorzien zijn van heldere kijkvensters of een gesloten tvcircuit waarmee het werk en de werknemers kunnen worden gecontroleerd zonder dat daarvoor de afgesloten ruimte hoeft te worden betreden;
•
een goed verlichtingsniveau (verplaatsbare, reinigbare lampen die geschikt zijn voor gebruik binnen de afgesloten ruimte);
•
een rookgenerator waarmee de integriteit van een grote afgesloten ruimte kan worden gecontroleerd;
•
zeer efficiënte ademhalingstoestellen die het gezicht volledig bedekken (waarbij getest wordt of dat soort ademhalingsapparatuur goed aansluit op het gezicht van de werknemer in kwestie); of ademhalingsapparatuur met luchttoevoer;
•
persoonlijke beschermingsmiddelen (wegwerpoveralls en wasbare laarzen);
•
een volledig reinigbare ontsmettingsunit, met instelbare warme douche en aparte plaatsen voor schone kleding en voor het weggooien van besmette werkkleding voor eenmalig gebruik. Er moet met een certificaat kunnen worden aangetoond dat de ontsmettingsunit vóór aankomst op de betreffende locatie getest is en niet besmet was. Minimaal één douche (ontsmettingsunit) voor elke vier medewerkers die bij de asbestwerkzaamheden betrokken zijn. o filtratie van afvalwater voorkomt verspreiding van asbest; o het is de beste praktijk (in bepaalde lidstaten wordt deze toegepast) gebruik te maken van een ruimte met vijf compartimenten, inclusief twee douchecabines (in paragraaf 12.4 wordt de indeling en het correcte gebruik van ontsmettingsfaciliteiten toegelicht aan de hand van een diagram). Dit systeem van vijf compartimenten is bedoeld voor werknemers die waterdichte, luchtdichte overalls dragen die onder een douche worden schoongemaakt. Na verwijdering van de schoongespoelde, wasbare overalls, die in het middelste compartiment kunnen worden opgeborgen, gebruikt de werknemer de volgende douchecabine. Een veelgebruikt en aanvaardbaar alternatief is een driedelige ruimte met een douche tussen een “schoon eind” en een “vuil eind”; dit systeem is geschikt voor werknemers die wegwerpoveralls dragen. o Een luchtververser met een HEPA-filter produceert een luchtstroom (via roosters) van het “schone eind” naar het “vuile eind” van de ontsmettingsunit. Met automatisch sluitende deuren worden de compartimenten gescheiden gehouden. In koude seizoenen moet het schone eind worden verwarmd om een omgeving te creëren die warm genoeg is om erin van kleding te wisselen of te douchen.
•
een onderdrukkamer (afzuigventilator met HEPA-filter) om te zorgen dat naar binnen toe, de afgesloten ruimte in, wordt geventileerd, met metingsapparatuur om te controleren of de druk in stand wordt gehouden. De beste praktijk (die in één lidstaat wordt voorgeschreven) is gebruik te maken van surveillanceapparatuur die de metingen ononderbroken registreert (waarbij bijvoorbeeld de drukverschillen op een papieren uitdraai worden vastgelegd). In één lidstaat moeten onderdrukkamers
50
voldoen aan een nationale kwaliteitsstandaard (British Standards Institution; PAS 60/2). •
voor werk dat moet worden gemeld (hoofdstuk 12), wordt door één lidstaat aanbevolen gebruik te maken van een noodaggregaat ter ondersteuning van de belangrijkste elektrische apparatuur (onderdrukventilatie, verlichting e.d. in de afgesloten ruimte en geschikte opslagtanks om watervoorraden voor persoonlijke ontsmetting veilig te stellen), met name met het oog op de verwijdering van materialen die losgebonden asbest bevatten (de apparatuur mag uitsluitend worden gebruikt door personen die voldoende opgeleid en deskundig zijn);
•
apparatuur voor de bestrijding van stofontwikkeling, voor het inspuiten van water in asbesthoudend isolatiemateriaal voordat dit wordt verwijderd, en voor het besproeien van oppervlakken van asbesthoudend materiaal;
•
veilige opbergruimte voor de betreffende hoeveelheden asbestafval.
Deze opsomming is niet uitputtend, maar geeft een indicatie van de apparatuur die nodig is om het risico van blootstelling aan asbest te voorkomen. Er zal ook andere apparatuur (zoals brandblussers en EHBO-dozen) benodigd zijn.
Figuur 8.1 Filtratie van afvalwater uit de afvoer van de ontsmettingsunit. Afbeelding met toestemming van de HSE in het VK. 8.2
KEUZE EN GEBRUIK VAN ADEMHALINGSAPPARATUUR
8.2.1
Keuze van ademhalingsapparatuur
In Richtlijn 2003/18/EG van de Europese Unie wordt bepaald dat bij activiteiten (bijvoorbeeld reparatie, onderhoud, verwijdering, sloop) waarbij kan worden verwacht dat de asbestconcentraties de blootstellingslimiet zullen overschrijden (de in paragraaf 6.3 genoemde grenswaarde) de werkgever nadere maatregelen moet vaststellen om de werknemers te beschermen, en onder andere: “krijgen de werknemers verplicht te dragen passende ademhalingsapparatuur en andere individuele beschermingsmiddelen”. Daarom moet op basis van de risicobeoordeling (hoofdstuk 5) geschikte ademhalingsapparatuur worden
51
gekozen. In EN 529 staan richtlijnen voor het kiezen, gebruiken en onderhouden van ademhalingsapparaten. De keuze moet gebaseerd zijn op de volgende beginselen: •
de concentratie binnen het gelaatsmasker moet zo laag mogelijk worden gehouden en mag in geen geval de blootstellingslimiet overschrijden; en
•
de uitrusting moet geschikt zijn voor de werknemer en voor de omstandigheden waaronder hij of zij zal werken; o
de aard van het werk, waarbij bijvoorbeeld gedacht moet worden aan de vereiste bewegingsruimte en eventuele belemmeringen of beperkingen;
o
de situatie ter plaatse, bijvoorbeeld toegankelijkheid van en bewegingsvrijheid binnen het werkgebied;
o
de kenmerken van het gezicht van de individuele werknemer;
o
zijn/haar medische conditie;
o
de duur van de periode waarin de uitrusting zal moeten worden gedragen, en
o
een zodanig comfort, in de omstandigheden van de betreffende locatie, dat de werknemers de uitrusting op de juiste wijze zullen dragen zolang als dit nodig is.
In één lidstaat geldt de aanbeveling dat: •
het dragen van ademhalingsapparatuur voor eenmalig gebruik (EN FFP3) beperkt dient te blijven tot situaties waarin de asbestconcentraties NIET hoger zullen zijn dan tienmaal de blootstellingslimiet en waarin de blootstelling waarschijnlijk van relatief korte duur zal zijn. De soepelheid van het masker verhoogt het comfort, maar heeft als nadeel dat het masker erdoor vervormd kan raken – vooral bij zwaar werk – en dat kan leiden tot lekkage op de plaats waar het masker zou moeten aansluiten op het gelaat.
•
een halfmasker dat voorzien is van een P3-filter biedt, doordat het gezicht op een meer betrouwbare manier wordt afgesloten, een enigszins betere bescherming dan de ademhalingsapparatuur voor eenmalig gebruik.
•
ademhalingsapparatuur die op batterijen werkt (kappen of halfpakken) met een P3-filter is meer geschikt voor werkzaamheden die meer tijd in beslag nemen of zwaarder zijn.
•
volgelaatsmaskers (of pakken) met persluchttoevoer (bekend als via slang gevoede persluchtademhalingstoestellen) moeten worden gebruikt als de concentraties waarschijnlijk meer dan 50 keer zo hoog zullen zijn als de blootstellingslimiet.
Een andere lidstaat (het VK) werkt met tabellen van beschermingsfactoren aan de hand waarvan voor elke situatie de beste bescherming kan worden gekozen, zie de tabellen 8.1 en 8.2 verderop. De beschermingsfactoren in de tabel geven aan dat ademhalingstoestellen voor eenmalig gebruik van de categorie EN FFP3 ongeschikt zijn wanneer de asbestconcentraties in de lucht naar verwachting meer dan 20 keer zo hoog zullen zijn als de blootstellingslimiet. Wanneer de concentraties naar verwachting meer dan 40 keer zo hoog zullen zijn als de blootstellingslimiet, moeten via slang gevoede persluchtademhalingstoestellen (of onafhankelijke ademhalingstoestellen) worden gebruikt. De prestaties van gelaatsstukken (zoals filterende gelaatsstukken, volgelaatsmaskers en halfmaskers) hangen er in hoge mate van af of de ruimte tussen de huid van de drager en het
52
masker goed kan worden afgesloten. Omdat de vorm van het menselijk gezicht van persoon tot persoon sterk kan verschillen, is het niet waarschijnlijk dat één bepaalde maat of soort ademhalingsapparatuur iedereen past. Het is daarom belangrijk dat: •
bij het kiezen van ademhalingsapparatuur getest wordt of de uitrusting goed aansluit bij het gelaat (“face-fit testing”);
•
de dragers van ademhalingsapparatuur worden betrokken bij de selectie, omdat daarmee beter gewaarborgd wordt dat de gekozen uitrusting aan hen is aangepast en dat zij de uitrusting accepteren en correct zullen gebruiken.
Face-fit testing en overleg met degenen die de uitrusting moeten dragen, kunnen verplicht zijn op grond van nationale wetgeving of richtsnoeren. Baarden, bakkebaarden en zelfs zichtbare stoppels zijn van invloed op de afdichting van gelaatsmaskers. Werknemers met deze kenmerken zullen ademhalingsapparatuur moeten krijgen die niet afhankelijk is van een afdichting die dicht op het gelaat zit (bijvoorbeeld een luchtkap of luchtkap met bloes). Voorts is het bij mensen die een bril dragen niet mogelijk voldoende gelaatsafdichting te realiseren. Er bestaan echter volgelaatsmaskers waarbij het mogelijk is speciale monturen te bevestigen aan de binnenkant van het masker. In EG-richtlijn 2003/18/EG wordt verder bepaald dat wanneer het dragen van ademhalingsapparatuur vereist is “dit niet blijvend [mag] zijn en (…) voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke [moet] worden beperkt. Voor werkzaamheden met individuele ademhalingsapparatuur worden rustpauzes voorzien, afhankelijk van de fysische en klimatologische belasting en, zo nodig, in samenspraak met de werknemers en/of hun vertegenwoordigers, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken.”
53
Tabel 8.1 Beschikbare soorten ademhalingsapparatuur voor bescherming tegen asbest in de lucht. Beschermin gs-factor
20
Filterend halfmask er EN 149
FF P3
Filterend halfmask er met ventielen EN 405
FF P3
Filterend halfmasker zonder inademvent iel EN 1827
FM P3
Halfmask er EN 140 en filter EN 143
Volgelaat smaske r EN 136 en filter EN 143
Masker + P3
40
Maske r + P3
Aangedreve n kappen en filter EN 12941
Aangedreve n masker s en filter EN 12942
TH2P
TM2P
TH3P
TM3P
Tabel 8.2 Beschikbare soorten ademhalingstoestellen voor bescherming tegen asbest in de lucht. Beschermin gs-factor
Zelfaanzuigen de slangmask ers EN 138/269
20 40
Lagedrukgevoede slangmasker s voor lichte werkzaamhe den EN 12419
LDM1 LDM2 Volgelaats -masker
Slangentoestellen, geschikt voor ademlucht, voor lichte werkzaamhe den met een helm, kap of vizier EN 1835
Lagedrukgevoede slangmask ers met constante aanvoer, met helm EN 270/271
Masker EN 145931 EN 14593-2 EN 14594
LDH2
Halfmask er
LDH3
Kap helm
Lagedrukgevoede slangmask ers met ademhalin gsautomaat
LDM3
EN 137
EN 145931 EN 14593-2 EN 14594
en Volgelaats -masker met P3voor straalwerk filter zaamhede n
100
Onafhankelij k ademhalingstoestel
Volgelaa tsmasker met P3filter
Volgelaats -masker
200
Pak
2000
Volgelaats
54
Volgelaa
-masker met aanblaasu nit, met P3-filter
8.2.2
tsmasker met aanblaas -unit, met P3filter
Correct gebruik van ademhalingsapparatuur
In EG-richtlijn 2003/18/EG staat dat werknemers een opleiding moeten krijgen die hen in staat stelt kennis en vaardigheden te verwerven wat betreft “de geëigende rol, keuze en selectie, beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur.” De ademhalingsapparatuur moet goed passen en op de juiste wijze worden gedragen om een effectieve bescherming te bewerkstelligen. Bij ademhalingsapparaten voor eenmalig gebruik moeten beide hoofdbandjes achter het hoofd worden vastgemaakt en de neusbeugel moet tegen de neusbrug worden aangedrukt. Bij gelaatsmaskers moeten de bandjes stevig genoeg zitten om de apparatuur op haar plaats te houden, en over het algemeen moet de beschermende constructie voor het hoofd onder de kap van de overall worden gedragen. Ademhalingsapparatuur mag nooit worden verwijderd in een besmette omgeving, tenzij een noodsituatie (bijvoorbeeld een medisch noodgeval) dit noodzakelijk maakt. 8.2.3
Verzorging van ademhalingsapparatuur
De ademhalingsapparatuur moet schoon en in goede staat zijn voordat zij aan de drager wordt gegeven. Alvorens de ademhalingsapparatuur in gebruik te nemen, moet de gebruiker controleren of de uitrusting in goede staat is, waarbij bijvoorbeeld gelet moet worden op de volgende aspecten: •
conditie van de hoofdbescherming, het gelaatsstuk inclusief de afdichting en het vizier;
•
conditie van de ventielen;
•
conditie van draadverbindingsstukken en afdichtingen;
•
conditie van de filters, het type filter en uiterste gebruiksdatum van de filters;
•
luchtverbruik van aangedreven ademhalingsapparatuur en van ademhalingsapparatuur met luchttoevoer;
•
volledigheid ademhalingsapparatuur, apparatuur op de juiste wijze in elkaar gezet;
•
en eventueel door de fabrikant aanbevolen testen en controles.
Na gebruik moeten gelaatsmaskers worden gereinigd en gedesinfecteerd met het oog op de volgende keer dat ze gebruikt worden. De ademhalingsapparatuur moet worden opgeborgen in een schone, speciaal daarvoor bedoelde bergplaats. (Zie ook paragraaf 8.3.2 over regelmatig onderhoud.)
55
Figuur 8.2 Ademhalingsapparatuur. Afbeelding met toestemming van de HSE in het VK.
8.3
ONDERHOUD VAN UITRUSTING
8.3.1
Inspectie en onderhoud
Uitrusting moet regelmatig door een deskundig en verantwoordelijk persoon worden geïnspecteerd; van deze inspecties moet aantekening worden gemaakt. In het rooster voor het onderhoud en de inspectie moeten de volgende zaken zijn opgenomen: de afgesloten ruimte zelf (iedere shift), de stofzuiger(s) met HEPA-filters, de sanitaire faciliteiten / ontsmettingsruimte (iedere shift), de apparatuur voor de bestrijding van stofontwikkeling (iedere shift). Tijdens de inspecties moet ook gecontroleerd worden of de apparatuur slijtageplekken vertoont, of de ontsmettingsruimte schoon is en of daar voorraden aanwezig zijn (zeep, handdoeken, nieuwe filters voor ademhalingstoestellen, e.d.), of er voldoende verlichting is (in de luchtsluizen en in de afgesloten ruimte), voorraden van schoonmaakmiddelen, het functioneren van de rookgenerator, de onderdrukkamer (bijvoorbeeld om na te gaan of het voorfilter verwisseld moet worden). Het is van belang goed te zorgen voor ademhalingstoestellen, ze te inspecteren en regelmatig een onderhoudsbeurt te geven. Controle van de luchtkwaliteit (zie hoofdstuk 16) is onderdeel van het inspectieproces. Alle draagbare elektrische apparaten moeten regelmatig worden gecontroleerd op beschadigingen aan kabels en verbindingen, en de elektrische veiligheid ervan moet worden getest. Draagbaar elektrisch gereedschap dat in een vochtige omgeving wordt gebruikt, moet geschikt zijn voor gebruik in dergelijke omstandigheden.
56
8.3.2
Onderhoudsbeurten
Alle apparatuur moet regelmatig een onderhoudsbeurt krijgen om te waarborgen dat zij geschikt is voor het bedoelde gebruik. De onderdrukkamers (voor de afgesloten ruimte en de ontsmettingsruimte) moeten regelmatig een onderhoudsbeurt krijgen; deze onderhoudsbeurten moeten worden uitgevoerd door personen die daartoe bevoegd zijn. Nadat het HEPA-filter is vervangen, moet de efficiëntie van de filtratie worden getest met behulp van een veilige aërosol die als vervanging wordt gebruikt (bijvoorbeeld Di-Octylftalaat [DOP]), door een persoon die voor het uitvoeren van die test bevoegd is. De filters voor uitlaatwater (van de ontsmettingsruimte en van de afgesloten ruimte) moeten regelmatig worden vervangen. De gebruikte filters moeten worden behandeld als met asbest besmet afval. Onderdelen van ademhalingstoestellen kunnen slijten, wat van nadelige invloed is op het beschermingsniveau. Daarom moet ademhalingsapparatuur regelmatig een onderhoudsbeurt krijgen, en het onderhoud moet in een dossier worden geregistreerd. Hoe lang de dossiers bewaard moeten worden en beschikbaar moeten zijn voor inspectie, kan in nationale wetgeving zijn vastgelegd. De stofzuigers met HEPA-filters moeten regelmatig een onderhoudsbeurt krijgen. 8.4
UW ROL
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die tijdens hun werk gebruik maken van de hier beschreven apparatuur voor asbestwerkzaamheden, dient u ervoor te zorgen dat: •
zij geschikte apparatuur krijgen die in goede staat is;
•
de apparatuur in goede staat gehouden wordt, d.w.z. dat zij geïnspecteerd wordt, dat er goed mee wordt omgegaan en dat er regelmatig onderhoudsbeurten worden uitgevoerd;
•
er dossiers worden bijgehouden van inspecties en onderhoudsbeurten;
•
werknemers worden opgeleid met betrekking tot de geëigende rol, keuze en selectie, beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur;
•
er passend toezicht is op controles op het juiste gebruik van de apparatuur;
•
ademhalingsapparatuur op de juiste wijze wordt onderhouden en gebruikt.
57
Als u op het punt staat apparatuur te gebruiken die hierboven beschreven is voor werk waarbij u met asbesthoudende materialen te maken krijgt: •
moet u opgeleid zijn in het correcte gebruik van de uitrusting;
•
moet u de uitrusting te allen tijde op de juiste wijze gebruiken (in overeenstemming met wat u tijdens de opleiding geleerd hebt en met de aanwijzingen van de fabrikant);
•
moet u geraadpleegd zijn bij de keuze van de ademhalingsapparatuur,
•
moet getest zijn of de ademhalingsapparatuur die aan u gegeven wordt, goed aansluit op uw gezicht en moet u zijn opgeleid in het juiste gebruik ervan;
•
moet u de ademhalingsapparatuur te allen tijde op de juiste wijze dragen en haar nooit verwijderen in een omgeving die mogelijk besmet is met asbest.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u te beoordelen of: •
de uitrusting in goede staat is om gebruikt te worden, of zij naar behoren is verzorgd en onderhouden, en of de onderhoudsbeurten naar behoren zijn vastgelegd;
•
ademhalingsapparatuur op de correcte wijze wordt gebruikt;
•
bij iedere werknemer getest is of het type ademhalingsapparatuur dat hij/zij gebruikt goed aansluit op het gelaat.
58
9 ALGEMENE PRINCIPES VOOR HET TOT EEN MINIMUM BEPERKEN VAN BLOOTSTELLING 9.1
ALGEMENE AANPAK
Voordat begonnen wordt met werkzaamheden die waarschijnlijk een risico van blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen met zich meebrengen, moet er een risicobeoordeling worden uitgevoerd (zoals beschreven in hoofdstuk 5) om de aard en mate van de blootstelling van de werknemers te bepalen. De risicobeoordeling vormt de basis voor de besluiten over de te nemen voorzorgsmaatregelen. In de volgende drie hoofdstukken wordt ingegaan op de voorzorgsmaatregelen die nodig zijn in de volgende situaties: •
werk waarbij asbest zou kunnen worden aangetroffen (bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden in gebouwen uit een periode waarin asbesthoudende materialen niet werden geregistreerd, hoofdstuk 4);
•
werk waarbij de blootstellingsniveaus zo laag zijn, dat het werk niet hoeft te worden gemeld (zoals aan het begin van hoofdstuk 11 wordt toegelicht); en
•
werk dat moet worden gemeld (bijvoorbeeld asbestverwijdering, hoofdstuk 12).
De blootstelling moet echter in alle gevallen tot een minimum worden beperkt en er zijn een aantal algemene beheersingsprincipes die van belang zijn voor alledrie de situaties: •
stel vast wat de omvang en de locatie is van de asbesthoudende materialen;
•
beperk de toegang tot het werkgebied en doe dit op de juiste wijze (bijvoorbeeld met behulp van tape, hekken of volledige afscherming);
•
plaats duidelijke en geschikte waarschuwingsborden (bijvoorbeeld “asbestgevaar, toegang uitsluitend voor bevoegd personeel”);
•
omhein of bescherm de omgeving (bijvoorbeeld met duurzaam polyethyleen), op een manier die geschikt is voor de omvang van het werk (zie verderop), om besmetting met asbestvezels via de lucht te voorkomen;
•
verleen een zo klein mogelijk aantal personen toestemming om de werkzone te betreden;
•
gebruik geschikte ademhalingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld overalls voor eenmalig gebruik en wasbare laarzen);
•
pas de geschikte technieken toe om het vrijkomen van asbestvezels onder controle te houden (bijvoorbeeld bevochtigen, technieken voor het nat verwijderen van asbest, plaatselijke afvoerventilatie, etc);
•
beschadig asbesthoudende materialen zo min mogelijk (bijvoorbeeld stukken asbesthoudend materiaal in hun geheel verwijderen en weggooien, platen in hun geheel verwijderen en inpakken);
•
doe afval dat mogelijk asbest bevat voordat u het verwijdert in een dubbele zak of verpakking en voorzie het van een etiket (waarop staat dat het om asbest gaat);
•
maak grondig schoon (zie hoofdstukken 11 en 12);
•
bescherm alle doorgangsroutes om verspreiding van asbestbesmetting te voorkomen;
•
zorg dat asbestafval veilig wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door het in te pakken of in een zak te doen) en opgeslagen (bijvoorbeeld in een afsluitbare container);
59
•
zorg voor een veilig transport naar een afvalverwijderingsinstallatie;
•
breng asbesthoudend afval uitsluitend naar stortplaatsen waar asbest mag worden verwerkt (in overeenstemming met nationale voorschriften);
•
zorg dat de controlevoorschriften ter preventie van blootstelling worden nageleefd.
Als onderdeel van de preventie van blootstelling aan asbest door inademing of opname moet ervoor gezorgd worden dat • • 9.2
op de locaties waar de asbestwerkzaamheden plaatsvinden niet gerookt mag worden; en er speciale plekken zijn waar werknemers kunnen eten en drinken zonder het risico te lopen dat zij besmet worden met asbeststof. UW ROL
Iedereen die werk verricht dat op de een of andere wijze met asbest te maken heeft, moet de daarvoor vereiste deskundigheid bezitten. Iemand wordt als deskundig beschouwd wanneer hij/zij in voldoende mate beschikt over de opleiding, ervaring en kennis die gezien de aard van het werk dat verricht gaat worden, nodig is. Bij het beoordelen van de aard van het werk moet ook rekening worden gehouden met de complexiteit van het werk en de risico’s die zouden voortvloeien uit een onjuiste uitvoering ervan.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die waarschijnlijk werkzaamheden aan asbesthoudende materialen moeten verrichten, dient u: •
te zorgen voor een passende opleiding, zodat zij weten welke werkzaamheden zij naar behoren kunnen uitvoeren met de middelen die hun ter beschikking staan (zie hoofdstuk 7);
•
met het oog op de bovengenoemde stappen te zorgen voor uitrusting die is afgestemd op de situatie;
•
te regelen en erop toe te zien dat deze uitrusting goed wordt onderhouden en geïnspecteerd;
•
schriftelijke instructies te geven waarin wordt beschreven welke procedures gevolgd moeten worden in de specifieke omstandigheden van de werkzone.
Als uw werk waarschijnlijk met zich meebrengt dat er asbesthoudende materialen van hun plaats moeten worden gehaald, dient u: •
te weten en te begrijpen welke voorzorgsmaatregelen er genomen moeten worden en wat de gevolgen zijn als er geen adequate voorzorgsmaatregelen worden genomen;
•
te weten welke soorten werkzaamheden met uw eigen opleidingsniveau en uitrusting kunnen worden uitgevoerd;
•
de controlevoorschriften ter preventie van blootstelling na te leven;
•
erop bedacht te zijn dat u meer specialistische hulp moet inroepen als u te maken krijgt met meer asbestwerkzaamheden dan uw werkplan, uitrusting of opleiding toelaat.
60
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u te controleren: •
of werknemers volgens hun opleidingscertificaten zijn opgeleid voor het werk dat hun is toebedeeld;
•
of identificatie van de werknemers aan de hand van foto’s overeenstemt met de informatie in de opleidingsdossiers;
•
of voorzien wordt in geschikte uitrusting en of deze onderhouden en regelmatig geïnspecteerd wordt;
•
of er goed toezicht wordt gehouden en grondig gecontroleerd wordt.
61
10 WERK WAARBIJ ASBEST EEN ROL ZOU KUNNEN SPELEN In sommige beroepen loopt men een grotere kans onverwacht asbesthoudende materialen tegen te komen dan in andere. Voorbeelden hiervan zijn: timmerlieden, meubelmakers, winkelinrichters, loodgieters, gasfitters, elektriciens, installateurs van computerbekabeling, conciërges en klusjesmannen. Ook sloopwerkers, scheepsslopers en scheepsrestaurateurs kunnen op asbest stuiten, evenals automonteurs en werktuigbouwkundig ingenieurs. Deze vakmensen moeten voordat zij aan het werk gaan geïnformeerd worden over de locatie van eventuele asbesthoudende materialen en proberen de gevaarlijke plaats te vermijden. Zij moeten echter voorbereid zijn op de mogelijkheid dat zij onverwacht asbesthoudende materialen tegenkomen, omdat de kans aanwezig is dat de informatie over de locatie van het asbest om welke reden dan ook onvolledig is. In hoofdstuk 9 werd beschreven hoe asbestwerkzaamheden in het algemeen moeten worden aangepakt. In dit hoofdstuk wordt meer in detail ingegaan op de onderhouds- of reparatiewerkzaamheden waarbij het risico aanwezig is dat men asbest aantreft. Als onverwacht asbesthoudend materiaal wordt gevonden, is het van het grootste belang de werkzaamheden onmiddellijk te staken, blootstelling van anderen te voorkomen en ervoor te zorgen dat de asbestbesmetting zich niet verspreidt.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen (zoals de hierboven genoemde vakmensen) die werken aan de constructie of installaties van een gebouw waarin zich mogelijk asbesthoudende materialen bevinden, dient u: •
ervoor te zorgen dat zij voldoende zijn opgeleid om mogelijk asbesthoudend materiaal te herkennen;
•
voorafgaand aan de werkzaamheden grondig navraag te doen naar de aanwezigheid van asbest;
•
het risico van blootstelling aan asbest te beoordelen;
•
schriftelijke instructies te verschaffen over wat de werknemers moeten doen als zij onverwacht materiaal tegenkomen of beschadigen dat vermoedelijk asbest bevat (werkzaamheden onmiddellijk staken, voorkomen dat anderen worden blootgesteld, zorgen dat de besmetting zich niet verspreidt);
•
als zich een dergelijke situatie voordoet, ofwel een monster van het mogelijk asbesthoudende materiaal te laten analyseren, ofwel te handelen op basis van de veronderstelling dat het materiaal daadwerkelijk asbest bevat.
Als bevestigd is dat het inderdaad om asbest gaat, dient u: •
te beoordelen of de schoonmaakwerkzaamheden een blootstelling van de werknemer met zich meebrengen die slechts sporadisch en van geringe intensiteit is (voorbeelden hiervan worden gegeven in paragraaf 11.1); o als dit het geval is, hoeft het werk mogelijk niet te worden gemeld bij de verantwoordelijke instantie van de lidstaat (en is de praktijk die in hoofdstuk 11 wordt beschreven van toepassing); o als dit niet het geval is, moet het werk worden beschouwd als werk dat gemeld moet worden (hoofdstuk 12);
62
o
ongeacht of het werk gemeld moet worden, moet er een risicobeoordeling gemaakt en beschikbaar gesteld worden;
•
te bepalen of u een gespecialiseerde aannemer in de arm moet nemen (hoofdstuk 6), in overeenstemming met nationale voorschriften;
•
het incident te melden bij de toezichthoudende instantie (indien van toepassing);
•
een dossier bij te houden van de gegevens (laboratoriumanalyse van monsters) en de redenen voor uw besluiten;
•
het incident te evalueren en maatregelen te treffen om te voorkomen dat zich in de toekomst iets dergelijks voordoet;
•
waar nodig aantekening te maken van de blootstelling van de werknemer aan asbest en hem of haar informatie te verschaffen ten behoeve van zijn medisch dossier (zie hoofdstuk 19).
•
Het is de beste praktijk dossiers (bijvoorbeeld van opleidingen, risicobeoordelingen, schriftelijke werkinstructies, eventuele laboratoriumanalyses en aantekeningen over eventuele incidenten) te bewaren.
Als u werk verricht (in een gebouw of aan apparatuur of een voertuig) waarbij de mogelijkheid bestaat dat u asbest aantreft of asbesthoudende materialen beschadigt, dient u: •
•
te weten wat u moet doen als u tijdens uw werkzaamheden ofwel onverwacht materialen aantreft die vermoedelijk asbest bevatten ofwel onopzettelijk asbesthoudende materialen beschadigt; als u onverwacht asbest aantreft, dient u: o onmiddellijk uw werkzaamheden te staken en de vondst te melden bij uw leidinggevende; o ervoor te zorgen (of uw leidinggevende te vragen ervoor te zorgen) dat er een monster wordt genomen van het verdachte materiaal om het te laten analyseren, dan wel te handelen op basis van de veronderstelling dat het materiaal daadwerkelijk asbest bevat.
Als u onopzettelijk asbesthoudende materialen beschadigt, dient u: •
uw werkzaamheden onmiddellijk te staken;
•
te voorkomen dat iemand anders het gebied betreedt;
•
te controleren of er ook maar enig stof of puin op uw kleding zit en, als dat zo is, de besmette kleding te verwijderen en in een plastic tas te stoppen; neem (zo mogelijk) een douche of was uzelf grondig en spoel al het asbeststof weg uit de wasgelegenheid.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te verifiëren dat de bovenstaande aanbevelingen zijn opgevolgd (de schriftelijke instructies zijn eenvoudig verkrijgbaar, de inhoud van die instructies weerspiegelt de aanbevelingen, de werknemers zijn op de hoogte van de inhoud van de schriftelijke
63
instructies), en na te gaan of de procedures ten uitvoer zijn gelegd; •
te controleren of de risicobeoordeling een adequate beoordeling van het risico (voor werknemers en anderen) inhoudt;
•
te controleren of er passende voorzorgsmaatregelen zijn vastgesteld (bijvoorbeeld in het werkplan en in de werkpraktijk) en uitgevoerd;
•
aan te moedigen dat managementprocedures om incidenten in de toekomst te voorkomen, kritisch tegen het licht worden gehouden;
•
wanneer zich een incident heeft voorgedaan: o te controleren of de genomen maatregelen in overeenstemming waren met de gezondheidsrisico’s; o feitelijke en geruststellende informatie te geven over de gezondheidsrisico’s; o er zorg voor te dragen dat een dossier wordt bijgehouden over het incident (om verbeteringen in de algemene richtsnoeren mogelijk te maken of met het oog op gerechtelijke procedures);
•
te controleren of de nationale regelgeving aangaande deze zaken is nageleefd.
Figuur 10.1 Overall en wegwerpmasker
64
11 ASBESTWERKZAAMHEDEN MET EEN LAGER RISICO 11.1
DEFINITIE VAN WERKZAAMHEDEN MET EEN LAGER RISICO
Volgens de Europese richtlijn betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (2003/18/EG) hoeft het werk mogelijk niet te worden gemeld aan de verantwoordelijke autoriteit van de lidstaat als uit de risicobeoordeling blijkt dat de werkzaamheden slechts een laag blootstellingsrisico met zich meebrengen. De in artikel 3 van Richtlijn 2003/18/EG vastgelegde criteria aan de hand waarvan bepaald kan worden of er sprake is van werk met een laag risico, staan beschreven in paragraaf 6.3. Over de manier waarop artikel 3 geïnterpreteerd moet worden, bestaat echter (op het moment van schrijven) verschil van mening binnen de lidstaten. In wezen vallen werkzaamheden binnen de reikwijdte van dit hoofdstuk als de blootstelling van de werknemer “sporadisch en van geringe intensiteit” is en als blijkt uit de risicobeoordeling (uitgevoerd volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 5) dat de blootstelling de grenswaarde voor blootstelling aan asbest op het werk niet overschrijdt (een tijdgewogen gemiddelde van 0,1 vezels/ml over een periode van 8 uur [of 1 uur of 4 uur in sommige lidstaten]). Voorbeelden van werk met een mogelijk laag risico (en dat mogelijk niet hoeft te worden gemeld, afhankelijk van de nationale voorschriften) zijn onder andere: werkzaamheden aan onbeschadigde, niet-broze, asbestbevattende materialen, verwijdering van onbeschadigde asbesthoudende materialen zonder deze stuk te maken, of inkapseling/omhulling van bepaalde asbesthoudende materialen die in goede staat zijn. Het hanteren van niet-broze, onbeschadigde asbesthoudende materialen brengt waarschijnlijk een lage blootstelling met zich mee. De volgende taken kunnen eventueel worden beschouwd als voorbeelden van werk met een laag risico, als er tijdens het uitvoeren ervan zorg voor wordt gedragen dat er zo min mogelijk stof vrijkomt: verwijdering van één enkele plafondtegel van asbest, verwijdering van één enkele, onbeschadigde asbest isolatieplaat (“asbestos insulation board”, AIB), het boren van maximaal 20 gaten (met een diameter van minder dan 20 mm) door AIB (met passende voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er stof vrijkomt, inclusief een eenvoudige plaatselijke afvoerventilatie met een HEPA-stofzuiger die bevestigd is aan een over het boorijzer aangebrachte kap). Andere voorbeelden van werk met een lager risico zijn te vinden in de handleiding “Asbest Essentials” van de Britse Arbeidsinspectie (HSG 210 en HSG 213, HSE (2001)). De INRS-handleiding ED 809 bevat onder andere voorbeelden van onderhoudswerkzaamheden en enkele daarvan kunnen werk met een lager risico betreffen. Uit de gangbare concentraties die in handleiding ED 809 genoemd worden, blijkt evenwel dat de concentraties voor een breed scala aan eenvoudige onderhoudstaken de grenswaarde van 0,1 vezels/ml gemakkelijk overschrijden tijdens het uitvoeren van de taak. Afhankelijk van de duur van het werk kunnen zij dan ook leiden tot een tijdgewogen gemiddelde dat hoger is dan de blootstellingslimiet. Als er slechts beperkte informatie beschikbaar is op basis waarvan voorafgaand aan de werkzaamheden een risicobeoordeling kan worden gemaakt van de waarschijnlijke blootstelling, moeten er metingen worden verricht om vast te stellen wat er feitelijk gebeurt en daarmee een meer betrouwbare risicobeoordeling mogelijk te maken voor het geval dat in de toekomst gelijksoortige werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De controlemaatregelen dienen van dien aard te zijn dat zij eventuele onzekerheden in de risicobeoordeling ondervangen.
65
In een (Franse) gegevensbank met de naam Evalutil (http://etudes.isped.ubordeaux2.fr/evalutil.) is informatie te vinden over gepubliceerde schattingen van blootstellingsniveaus in diverse situaties; deze gegevensbank wordt beschreven in bijlage 1. 11.2
ALGEMENE PROCEDURES VOOR WERK MET EEN LAGER RISICO
11.2.1 Algemene beginselen Voordat begonnen wordt met werkzaamheden aan of in de buurt van asbesthoudende materialen, moeten de risicobeoordeling en de werkplanning (zoals beschreven in de hoofdstukken 5 en 6) zijn voltooid. Het personeel moet voldoende zijn opgeleid (hoofdstuk 7) en de relevante uitrusting hebben ontvangen (hoofdstuk 8). Er moeten maatregelen zijn getroffen om de werkzone af te scheiden en af te schermen en er moet gezorgd zijn voor geschikte ademhalingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen, evenals voor wasgelegenheden voor het personeel (hoofdstuk 9). Ervan uitgaande dat deze voorbereidingen zijn getroffen, wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan praktische methoden om blootstelling op te heffen of tot een minimum te beperken. 11.2.2 Praktische procedures
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die asbestwerkzaamheden met een lager risico gaan verrichten, dient u zich ervan te vergewissen dat de planning, voorbereiding, opleiding, e.d. zoals hierboven en in eerdere hoofdstukken beschreven, voltooid zijn. Bij het uitvoeren van een risicobeoordeling dient u ervoor te zorgen dat daarin voldoende rekening wordt gehouden met de risico’s voor werknemers en anderen. In de schriftelijke instructies over de manier waarop het werk op de locatie in kwestie moet worden uitgevoerd, moet u de praktische procedures opnemen die hieronder beschreven worden, evenals alle gegevens die specifiek betrekking hebben op de locatie (bijvoorbeeld de route waarlangs afval moet worden afgevoerd). Beperk het aantal mensen dat bij het werk betrokken is. Het is eveneens uw taak ervoor te zorgen dat de uitrusting die nodig is om deze procedures uit te voeren beschikbaar en in goede staat is. U dient er door middel van passend management en toezicht voor te zorgen dat wordt gecontroleerd of de instructies voor veilige werkmethoden worden opgevolgd. Leg dossiers aan van personeel, werkduur en de gemeten of geschatte blootstelling aan asbest, en houd deze dossiers bij.
Als u op het punt staat asbestwerkzaamheden (zoals eerder beschreven) met een lager risico te verrichten, dient u te controleren of de bovengenoemde voorbereidingen, die aan de orde zijn gekomen in eerdere hoofdstukken, voltooid zijn (u dient bijvoorbeeld te controleren of u
66
beschikt over schriftelijke instructies waarin de inhoud en de omvang van de werkzaamheden worden beschreven en waarin aangegeven wordt welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen (hoofdstuk 5), of u de relevante opleiding hebt gekregen (hoofdstuk 7) en of men u de noodzakelijke uitrusting heeft gegeven (hoofdstuk 8). Vervolgens dient u: •
het gebied af te sluiten en de veiligheid van anderen te beschermen;
•
de werkzaamheden te plannen om verplaatsing van asbesthoudende materialen tot een minimum te beperken of te voorkomen;
•
oppervlakken te bedekken met 125 µm dik [500 gauge] of 250 µm dik polyethyleen (dat na afloop van de werkzaamheden moet worden weggegooid als mogelijk met asbest besmet materiaal);
•
het werk uit te voeren met het minimale aantal aanwezige werknemers;
•
gebruik te maken van methoden waarmee zo min mogelijk asbestvezels in de lucht vrijkomen (bijvoorbeeld ‘bronafzuiging’ – waarbij de ene werknemer het asbesthoudende materiaal bewerkt of verwijdert, terwijl de andere de asbestvezels aan de bron wegzuigt met een HEPA-stofzuiger – of natsproeien);
•
ademhalingsapparatuur te gebruiken die geschikt is voor asbestwerkzaamheden (bijvoorbeeld EN 149 FFP3);
•
het breken van asbesthoudende materialen te vermijden;
•
het werken met asbesthoudende materialen die zich recht boven u bevinden te vermijden;
•
een asbeststofzuiger met HEPA-filters te gebruiken en uitsluitend reinigingsmethoden toe te passen die stofontwikkeling voorkomen, zoals schoonmaken met behulp van vochtige doekjes of kleefdoekjes (die stof vasthouden) – gebruik GEEN bezems, vegers of perslucht bij het reinigen;
•
Als de werkzaamheden inhouden dat u met asbesthoudende materialen recht boven u moet werken, bijvoorbeeld wanneer u één enkele plafondtegel verwijdert, moet u een eenvoudige afscherming maken van ongeveer 1 m2 (d.w.z. een afscherming rond de plaats van de betreffende tegel) om te voorkomen dat zich enig asbeststof door de lucht verspreidt. Dit kan een simpel houten raamwerk zijn, dat bedekt is met duurzaam (bijvoorbeeld 125 µm dik [500 gauge]) polyethyleen. Controleer of de afscherming volkomen afgesloten is door het polyethyleen met een rookgenerator af te tasten, vooral langs de naden, terwijl een collega met behulp van een felle lamp of zaklantaarn nagaat of er rook lekt.
•
Verwijder schroeven of spijkers voorzichtig en voorkom dat er stof vrijkomt door gebruik te maken van: o dik plaksel (behangplaksel) om de schroef of spijker mee te bedekken voordat u hem verwijdert; of o plaatselijke afvoerventilatie die over de schroef heen is aangebracht en die is aangesloten op een asbeststofzuiger (HEPA-stofzuiger); o na verwijdering moet u de schroeven of spijkers behandelen als afval dat met asbest besmet is.
•
Verwijder asbesthoudende tegels of platen in hun geheel en voorkom breken of beschadiging.
•
Deponeer asbesthoudende materialen meteen (m.a.w. zorg dat zich geen oningepakt
67
afval ophoopt) in plastic zakken die van een etiket zijn voorzien. •
Vul afvalzakken slechts gedeeltelijk, zodat ze makkelijk en goed kunnen worden dichtgemaakt.
•
Vermijd, wanneer u een zak sluit, dat er lucht uit de zak wordt geblazen. Deze lucht kan namelijk stof en asbest bevatten. In plaats daarvan dient u de zak zorgvuldig te sluiten, en de gesloten en van een etiket voorziene zak in een doorzichtige buitenzak van stevig plastic te doen.
•
Grotere voorwerpen, die niet in zakken passen (bijvoorbeeld een hele asbest isolatieplaat) moeten intact gelaten worden. Wikkel een dergelijk voorwerp in zijn geheel in twee lagen polyethyleen met een duidelijk zichtbaar asbestetiket (bijvoorbeeld goed vastgehecht aan de binnenkant van de buitenste laag doorzichtig plastic).
•
Beperk het risico van een eventuele verspreiding van de besmetting tot een minimum door een vooraf vastgestelde route aan te houden en voorzichtig te werk te gaan, om te voorkomen dat zakken tijdens het vervoer van de werkzone naar een veilige afvalopslagplaats onopzettelijk beschadigd worden.
•
Berg het in zakken ingepakte of in polyethyleenlagen gewikkelde asbesthoudend materiaal veilig op (bijvoorbeeld in een afsluitbare container) voordat het van de locatie wordt verwijderd.
•
Was uzelf altijd grondig voordat u de werkzone verlaat.
Zorg ervoor dat de werkzone, wanneer de werkzaamheden zijn afgerond, schoon achterblijft (door gebruik te maken van een HEPA-stofzuiger en/of natte papieren reinigingsdoekjes). Gooi gebruikte doekjes weg als materiaal dat met asbest is besmet. Volg tot slot de procedures voor het hygiënisch verwijderen van persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur om te voorkomen dat u zichzelf of anderen blootstelt aan asbest dat mogelijk op uw werkkleding zit. Draag een wegwerpoverall en gooi deze na gebruik weg als met asbest besmet afval, of draag een wasbare overall die u onder de douche kunt wassen voordat u hem uittrekt. Om stof van uw overall te verwijderen moet een HEPA-stofzuiger worden gebruikt. Collega’s kunnen elkaars overall schoonmaken; op die manier wordt ook de rug van de overall schoongemaakt. Houd uw ademhalingsapparatuur tot op het laatste moment op haar plaats. •
was uw laarzen;
•
trek uw overall uit en rol wegwerpoveralls binnenstebuiten op om eventueel resterend stof in te sluiten;
•
veeg (met een vochtige doek) de buitenkant van uw ademhalingstoestel af;
•
trek uw persoonlijke beschermingsuitrusting pas uit nadat u haar hebt afgespoeld en gewassen (zo mogelijk onder de douche);
•
neem uw werkkleding NIET mee naar huis – uw werkkleding moet een wegwerpoverall zijn of als met asbest besmette kleding gewassen worden bij een gespecialiseerde wasserij.
68
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
stelselmatig een deel van de locaties waar dit soort werk waarschijnlijk wordt uitgevoerd, onaangekondigd te controleren/bezoeken;
•
te controleren of er schriftelijke instructies beschikbaar zijn, of deze duidelijk zijn en of ze in overeenstemming zijn met de hier gegeven aanbevelingen;
•
te controleren of er dossiers beschikbaar zijn met gegevens over opleidingen, uitrusting, ademhalingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen, en of de gegevens up-to-date en toereikend zijn;
•
te zoeken naar bewijzen dat volledig en consequent uitvoering is gegeven aan de bovengenoemde praktische procedures voor het zoveel mogelijk beperken van stofvorming en voor het voorkomen van blootstelling en van verspreiding van besmetting. Eventueel verwijderde asbest isolatieplaten moeten bijvoorbeeld intact zijn en aan eventuele schroefgaten (die zichtbaar zijn onder de omhulling) moet te zien zijn dat de schroeven zorgvuldig zijn verwijderd;
•
te controleren of de risicobeoordeling in overeenstemming was met de verrichte werkzaamheden;
•
te controleren of in de risicobeoordeling voldoende rekening is gehouden met de veiligheid van anderen;
•
te controleren of het werk terecht is aangemerkt als werk dat niet gemeld hoeft te worden;
•
te bekijken of de schatting van de blootstellingsniveaus in de risicobeoordeling wordt ondersteund door adequate metingen en of blootstellingsmetingen naar behoren zijn vastgelegd;
•
te controleren of de resultaten van de blootstellingsmetingen erop wijzen dat de feitelijke blootstelling adequaat is ingeschat in de risicobeoordeling;
•
te controleren of de manier waarop de organisatie dossiers bijhoudt grondig genoeg is en het gemakkelijk maakt gegevens terug te vinden;
•
te controleren of de nationale regelgeving aangaande deze zaken is nageleefd.
Deze algemene beginselen gelden voor de meeste werkzaamheden met een lager risico. In de schriftelijke instructies van de werkgever of opzichter van degenen die de werkzaamheden uitvoeren, kan worden aangegeven welke procedures er bij een bepaalde taak gevolgd moeten worden. In de volgende paragraaf worden de beginselen echter bij wijze van voorbeeld toegepast op een specifieke taak.
69
Figuur 11.1 Gebruik van waarschuwingstape en borden om een zone af te bakenen
Figuur 11.2 Waarschuwingsborden om risico’s en voorzorgsmaatregelen aan te geven, met tekst en symbolen.
70
11.3
VOORBEELDEN VAN WERK MET EEN LAGER RISICO
11.3.1 Het schoonmaken van het gootwerk van een asbestcementen dak Puin in het gootwerk van een asbestcementen dak kan asbest bevatten. Het opruimen van het puin kan dan ook het risico van blootstelling aan asbest en verspreiding van asbestbesmetting met zich meebrengen. Daarom moet degene die dit werk verricht een geschikte opleiding hebben gevolgd. De persoonlijke beschermingsuitrusting die nodig is, omvat onder andere: •
wegwerpoveralls met kap;
•
waterdichte overalls (afhankelijk van de weersomstandigheden);
•
laarzen die ontsmet kunnen worden (laarzen zonder veters);
•
uit de risicobeoordeling kan naar voren komen dat ademhalingsapparatuur niet noodzakelijk is, maar het is raadzaam een ademhalingstoestel voor eenmalig gebruik (EN 149 FF P3) te gebruiken.
Het benodigde gereedschap omvat onder andere: •
een toegangsplatform (bijvoorbeeld een steiger of een werkplatform, of een hoogwerker);
•
waarschuwingstape en waarschuwingsborden;
•
emmer water en schoonmaakmiddel;
•
gieter of spuitflacon zoals voor planten wordt gebruikt;
•
schep en troffel;
•
lappen;
•
een voor asbestafval geschikte afvalhouder (bijvoorbeeld een zak van polyethyleen, voorzien van een etiket en kleurcode).
De voorbereiding van de werkzone houdt onder andere het volgende in: •
als het werk op een hoogte plaatsvindt, moeten de gepaste voorzorgsmaatregelen worden getroffen om het risico van vallen te voorkomen;
•
de toegang tot de werkzone moet worden beperkt (bijvoorbeeld door gebruik te maken van waarschuwingstape en waarschuwingsbordjes);
•
het werk moet worden verricht met een zo klein mogelijk aantal aanwezige mensen;
•
er moeten veilige toegangen tot de werkzone worden opgezet.
Het schoonmaken van de dakgoot houdt onder andere het volgende in: •
water en schoonmaakmiddel mengen;
•
water met schoonmaakmiddel in de goot gieten of sproeien, waarbij de hoeveelheid water die gebruikt wordt niet zo groot mag zijn dat er dunne modder ontstaat;
•
het puin met de troffel of schep verwijderen en onmiddellijk in de afvalhouder deponeren;
•
het puin opnieuw natmaken als er droog materiaal wordt blootgelegd.
71
Het schoonmaken achteraf houdt onder andere het volgende in: •
natte lappen gebruiken om de uitrusting schoon te maken;
•
natte lappen gebruiken om de toegang schoon te maken;
•
het puin, gebruikte lappen en al het andere eventueel met asbest besmette afval in de houder voor asbestafval deponeren.
Persoonlijke ontsmetting houdt onder andere het volgende in: •
de overalls weggooien als mogelijk besmet materiaal;
•
laarzen schoonmaken, eventuele sporen van puin verwijderen;
•
wassen/douchen.
De controleprocedure na afloop van het werk moet onder meer een grondige visuele inspectie inhouden van het platform en het omringende gebied om te controleren of deze naar behoren zijn schoongemaakt.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die puin uit het gootwerk van een asbestcementen dak gaan verwijderen, moet u ervan uitgaan dat het puin asbest bevat. U dient er daarom voor te zorgen en op toe te zien dat: •
in de risicobeoordeling rekening wordt gehouden met de risico’s van asbest en de risico’s van het vallen van hoogten, en dat ook de risico’s voor anderen in aanmerking worden genomen (van asbest en van materialen die naar beneden vallen);
•
er schriftelijke werkplannen zijn opgesteld voor het werken zoals hierboven beschreven, waarin ook aandacht wordt besteed aan het veilig werken op hoogten;
•
slechts het minimaal noodzakelijke aantal mensen aanwezig is;
•
deze mensen naar behoren zijn opgeleid aangaande de risico’s van asbest en het werken op hoogten;
•
de juiste beschermings- en veiligheidsuitrusting beschikbaar is;
•
de afvalverwijdering op de juiste wijze geregeld is (zie hoofdstuk 15);
•
na voltooiing van het werk zorgvuldige visuele controles worden uitgevoerd.
Als u op het punt staat dit werk uit te voeren, dient u: •
de toegang voor anderen te beperken (bijvoorbeeld met waarschuwingstape en bordjes);
•
het puin vochtig te houden, maar daarbij niet te veel water te gebruiken, omdat dat het moeilijker kan maken de verspreiding van besmetting onder controle te houden;
•
het puin in een geschikte afvalhouder te deponeren (bijvoorbeeld een zak van polyethyleen, voorzien van een etiket).
•
alert te zijn op winderige omstandigheden die het risico kunnen verhogen dat er verspreiding van besmetting plaatsvindt en de personen op het dak in gevaar kunnen brengen;
72
•
naderhand zorgvuldig schoon te maken.
Houd u wat de taak in zijn geheel betreft aan het schriftelijke werkplan van uw werkgever. Hanteer veilige procedures voor het werken op hoogten.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te verifiëren dat de bovenstaande aanbevelingen zijn opgevolgd, wat blijkt uit werkplannen, opleiding;
•
te controleren of adequate voorzorgsmaatregelen zijn genomen voor het werken op hoogten;
•
de controles uit te voeren die zijn genoemd zijn in verband met werk met een laag risico in het algemeen.
11.3.2 Verwijdering van een wandpaneel van asbest isolatiemateriaal Verwijdering van één enkel, vastgeschroefd wandpaneel van asbest isolatiemateriaal van minder dan 1 m2. Deze taak valt onder de categorie werkzaamheden die niet hoeven te worden gemeld, mits de asbest isolatieplaat in niet meer dan geringe mate beschadigd is, niet zwaar beschilderd is (zodat aangrenzende platen beschadigd zouden kunnen worden als de plaat verwijderd wordt) en niet de vorm heeft van plafondlatten. Voor dit werk is de volgende beschermingsuitrusting nodig: •
wegwerpoveralls met kap;
•
laarzen die ontsmet kunnen worden (laarzen zonder veters);
•
ademhalingsapparatuur voor eenmalig gebruik (EN 149 FF P3).
Onder meer de volgende uitrusting is nodig: •
extra stevig polyethyleen (250 µm dik) en duct tape;
•
waarschuwingstape en waarschuwingsborden;
•
HEPA-stofzuiger;
•
magneet en schroevendraaier;
•
afdichtingsmiddel, bijvoorbeeld polyvinylacetaat (PVA);
•
emmer water, spuitflacon zoals voor planten wordt gebruikt en lappen;
•
waarschuwingsetiketten;
•
voor asbest geschikte afvalhouder (bijvoorbeeld een zak van polyethyleen, voorzien van een etiket);
•
geschikte verlichting.
73
De werkzone moet worden voorbereid door: •
als het werk op hoogte wordt uitgevoerd te zorgen voor veilige toegang en het risico van vallen te voorkomen;
•
de toegang te beperken (deur sluiten, waarschuwingstape en -borden gebruiken);
•
een veilig toegangsplatform te bouwen, als op hoogte wordt gewerkt;
•
de platen te inspecteren. Als deze in goede staat zijn, kunt u verder gaan zoals hierna beschreven. Als ze niet in goede staat zijn of bij verwijdering waarschijnlijk beschadigd zullen worden, beschouw deze taak dan als werk dat gemeld moet worden (zie hoofdstuk 12);
•
oppervlakken die besmet zouden kunnen raken te bedekken met het 250 µm dikke polyethyleen bekledingsmateriaal;
•
te zorgen voor voldoende verlichting.
Om het wandpaneel te verwijderen, dient u: •
de magneet te gebruiken om te bepalen waar zich stalen schroeven bevinden;
•
of, wanneer sprake is van messing schroeven, hun plaats te bepalen door voorzichtig de verf los te krabben terwijl een collega het stof bij de bron wegzuigt;
•
de schroeven los te draaien, terwijl een collega het stof bij de bron wegzuigt;
•
voorzichtig één kant van het wandpaneel om te buigen en het oppervlak daarachter te stofzuigen;
•
het oppervlak aan de achterzijde te besproeien met het afdichtingsmiddel;
•
alle resterende schroeven op dezelfde wijze te verwijderen;
•
de plaat naar beneden te laten zakken en in de afvalhouder te deponeren of in een dubbele laag polyethyleen van 250 µm dikte te wikkelen en met waarschuwingsetiketten aan te geven dat het hier asbest betreft.
Reiniging van de werkzone en uitrusting: •
gebruik de HEPA-stofzuiger om het lijstwerk schoon te maken;
•
gebruik een schroevendraaier en de HEPA-stofzuiger om de schroefgaten schoon te maken;
•
gebruik de HEPA-stofzuiger en natte lappen om de apparatuur schoon te maken;
•
deponeer puin, gebruikte lappen, polyethyleenlagen en ander afval in de afvalhouder.
Volg de procedures voor persoonlijke ontsmetting zoals die in het vorige voorbeeld zijn beschreven. Voer een visuele inspectie van het gebied uit om te controleren of het naar behoren is schoongemaakt. 11.3.3 Onderhoud of verwijdering van asbestcementen materialen Mits er op de juiste wijze wordt omgegaan met asbestcementen materialen, zal uit de risicobeoordeling waarschijnlijk naar voren komen dat de verwijdering van deze materialen beschouwd kan worden als werk met een lager risico. De risicobeoordeling kan echter tot een
74
andere conclusie leiden als er elektrisch gereedschap nodig is (in bijlage 1 staan de gebruikelijke concentraties voor werkzaamheden met asbestcement). In de risicobeoordeling moet ook worden aangegeven welke ademhalingsapparatuur en andere persoonlijke beschermingsuitrusting geschikt is. Voor onderhoudswerk waarbij men in aanraking kan komen met asbestcementen materialen, moet u de algemene procedures volgen die in paragraaf 11.2.2 zijn beschreven, en: •
waar dit uitvoerbaar is, vermijden dat u: o voorwerpen aan asbestcement moet vastmaken; of o er bedrading of kabels door moet aanleggen;
•
eventuele aangrenzende oppervlakken beschermen tegen besmetting;
•
het materiaal nat houden terwijl u het verplaatst of eraan werkt;
•
vermijden dat u asbestcement breekt;
•
bij voorkeur gebruik maken van handgereedschap in plaats van krassend gereedschap (zoals schuurmachines) of pneumatisch gereedschap;
•
wanneer toch krassend of pneumatisch gereedschap wordt gebruikt, dit instellen op de laagste snelheid en het bedienen met gebruikmaking van plaatselijke afvoerventilatie, in de vorm van ofwel; o een rond het drilboortje aangebrachte kap die is aangesloten op plaatselijke afvoerventilatie (en die een pasvlak met veerbelasting heeft, zodat de kap in contact blijft met het materiaal terwijl het drilboortje het materiaal doorboort); o ‘bronafzuiging’, met de zuigmond van een HEPA-asbeststofzuiger;
•
de werkzone schoonmaken (met een HEPA-stofzuiger) en eventueel puin of gruis als asbestafval verwijderen.
Voor verwijdering van asbestcementen materialen (tijdens sloop of renovatie) moet u de algemene procedures volgen die in paragraaf 11.2.2 zijn beschreven, en: •
het asbestcement verwijderen voordat de sloopwerkzaamheden van start gaan;
•
tijdens renovatiewerkzaamheden andere oppervlakken beschermen tegen besmetting;
•
vermijden dat u asbestcementen materialen breekt – verwijder ze in hun geheel ;
•
het materiaal tijdens het werk nathouden, maar daarbij niet zoveel water gebruiken dat er een dunne modder ontstaat;
•
als u asbestcement verwijdert op een hoogte, het materiaal laten zakken naar een schoon, hard oppervlak;
•
(gebruik veilige methoden om asbestcementen materialen die u van een hoogte wilt verwijderen, te bereiken;)
•
asbesthoudend afval en puin zo snel mogelijk verwijderen, om te voorkomen dat het kapot getrapt of door een voertuig kapot gereden wordt;
•
asbestcement NIET met een bulldozer op een hoop vegen;
•
puin of gruis van asbestcement NIET opvegen;
•
afval en puin van asbestcement weggooien als afval dat met asbest besmet is.
75
Grote stukken asbestcement moeten in hun geheel worden weggegooid. Ze moeten ofwel in een afgesloten container of een dichte vrachtwagen worden gedeponeerd, ofwel in polyethyleen worden gewikkeld voordat ze worden weggegooid. Kleine puinbrokken en stofneerslag moet worden opgeruimd met behulp van een HEPAstofzuiger. Puin dat te groot is om op te zuigen moet worden verzameld en als asbesthoudend afval in een zak gedaan worden.
Figuur 11.3 Gebruik van tape en polyethyleenfolie om de werkzone af te schermen voordat men asbestpakkingen verwijdert uit een kraan
Figuur 11.4 Bevochtigen van de asbestpakking op een kraan
76
Figuur 11.5 Alleen handgereedschap wordt gebruikt om asbestpakkingen en -resten van de kraan te verwijderen.
Figuur 11.6 Bronafzuiging om stof op te vangen dat ontstaat bij het verwijderen van asbest van de kraan te
Figuur 11.7 De werkzone zorgvuldig schoonmaken met een type H-stofzuiger en natte wegwerpdoekjes.
77
12 ASBESTWERK DAT GEMELD MOET WORDEN 12.1
INLEIDING
12.1.1 Definitie van werk dat gemeld moet worden In paragraaf 6.3 zijn de criteria beschreven die gesteld worden in Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) en aan de hand waarvan kan worden bepaald of mag worden afgezien van de eis dat werk gemeld wordt en dat er medisch toezicht plaatsvindt. Zo moet werk beschouwd worden als werk dat gemeld moet worden, moet er medisch toezicht geregeld worden (zie hoofdstuk 19) en moeten de in dit hoofdstuk beschreven praktische voorzorgsmaatregelen getroffen worden, tenzij de blootstelling van de werknemers slechts "sporadisch en van geringe intensiteit" is en uit de risicobeoordeling duidelijk blijkt dat de asbestconcentratie in de lucht op de werkplaats de grenswaarde voor blootstelling aan asbest niet zal overschrijden (0,1 vezels/ml, tijdgewogen gemiddelde concentratie over een periode van acht uur (of in sommige lidstaten over een periode van één of vier uur)) en het werk in een beperkt aantal categorieën valt (beschreven in paragraaf 6.3). Het is duidelijk dat asbestverwijderingswerkzaamheden gemeld moeten worden. In EGrichtlijn 2003/18/EG staat “Alvorens zij werkzaamheden zoals sloop of verwijdering van asbest kunnen verrichten, moeten bedrijven hun bekwaamheid op dit gebied aantonen overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken.” 12.2
ALGEMENE PROCEDURES VOOR WERK DAT GEMELD MOET WORDEN
12.2.1 Voorbereidingen in het kort In eerdere hoofdstukken zijn de voorbereidingen behandeld die nodig zijn voordat begonnen kan worden met werk dat gemeld moet worden: •
risicobeoordeling en schriftelijk werkplan (hoofdstuk 5);
•
beslissingen over de aanpak van het werk, waarbij ook methoden in overweging moeten worden genomen die geen werkzaamheden aan asbest vereisen (hoofdstuk 6);
•
opleiding voor de werknemer, de opzichter/manager/werkgever (hoofdstuk 7);
•
uitrusting (hoofdstuk 8).
De algemene aanpak om het risico van blootstelling bij het verrichten van asbestwerkzaamheden te voorkomen, is uiteengezet in hoofdstuk 9, bijvoorbeeld afscheiding en afscherming van de werkzone, ademhalingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen, en wasgelegenheden voor het personeel. In hoofdstuk 6 is gewezen op de noodzaak medisch toezicht te houden op iedereen die met asbest werkt; de verantwoordelijkheid van de werkgever om medisch toezicht te regelen en het doel en de voordelen van medisch toezicht komen in hoofdstuk 19 aan de orde. In het kader van de planning kan het nodig zijn voor iedere plaats waar zich asbesthoudend materiaal bevindt te besluiten of dit materiaal moet worden verwijderd of op zijn plaats gelaten, bewaakt en beheerd moet worden. De richtlijnen hierover verschillen van lidstaat tot lidstaat. In Duitsland geldt als richtsnoer dat al het asbest verwijderd moet worden (indien
78
mogelijk); in het VK wordt geadviseerd asbesthoudende materialen die in goede staat verkeren op hun plaats te laten. Beide opties hebben hun eigen voordelen: verwijdering is een onmiddellijke oplossing, maar het verwijderingsproces kan tot enige rechtstreekse blootstelling leiden die vermeden had kunnen worden. Het op hun plaats laten van asbesthoudende materialen (in goede staat) is een veilige procedure, mits er door middel van effectieve bewaking en doeltreffend beheer voor gezorgd wordt dat bij eventuele toekomstige renovatiewerkzaamheden de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen ten aanzien van dat asbest.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die asbestwerkzaamheden gaan verrichten die gemeld moeten worden, dient u, zoals in de voorgaande hoofdstukken beschreven is, het volgende te hebben gedaan: • u moet erop hebben toegezien dat de planning (risicobeoordeling en werkplan), voorbereiding, opleiding, e.d. zijn afgerond, dat de noodzakelijke dossiers ter plaatse beschikbaar zijn en dat de werknemers deze begrijpen (hoofdstukken 5 tot en met 7); • u moet ervoor hebben gezorgd dat de veiligheid van anderen in aanmerking is genomen en beschermd wordt; • u moet hebben overlegd met gebouwbeheerders en eventuele andere personen die er belang bij hebben ervoor te zorgen dat het werkplan geschikt is voor zijn doel en dat de uitvoering ervan geen andere risico’s voor de veiligheid en de gezondheid oplevert; • u moet ervoor hebben gezorgd dat in noodprocedures in het werkplan rekening wordt gehouden met de noodprocedures voor het hele terrein en dat kaderpersoneel alle relevante noodprocedures begrijpt; • u moet ervoor hebben gezorgd dat het gedetailleerde, op de locatie afgestemde werkplan (opgesteld door een deskundig persoon) een volledige beschrijving geeft van de praktische kenmerken van de locatie (bijvoorbeeld de route waarlangs afval moet worden verwijderd, eventuele andere gezondheids- en veiligheidsrisico’s in de nabijheid van de locatie of voortvloeiend uit verplaatsing van het asbest) (hoofdstuk 5); • u moet ervoor hebben gezorgd dat de uitrusting (met inbegrip van persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur) die nodig is om deze procedures uit te voeren aanwezig is en in goede staat verkeert; de gegevens over inspecties van de uitrusting, die regelmatig moeten plaatsvinden, moeten makkelijk terug te vinden zijn (hoofdstuk 8); • u moet ervoor hebben gezorgd dat alle werknemers die zich met asbest bezighouden eenvoudig kunnen worden geïdentificeerd met het oog op vergelijking met hun dossiers (hoofdstuk 7). Als werkgever van een werknemer die aan asbest wordt blootgesteld, dient u: • te zorgen voor een passend verzekeringsniveau; • voorafgaand aan blootstelling aan asbest alle medewerkers een medisch onderzoek met betrekking tot asbestbesmetting aan te bieden en dit naderhand minimaal eens in de drie jaar te herhalen (hoofdstuk 19); • ervoor te zorgen dat medische dossiers en blootstellingsgegevens minimaal veertig jaar worden bewaard; • erop toe te zien dat alle andere dossiers goed worden bijgehouden en minstens tien jaar worden bewaard. Op grond van Richtlijn 2003/18/EG moet u vóór de aanvang van de werkzaamheden "melding
79
[doen] aan de verantwoordelijke autoriteit van de lidstaat, overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen" (waarin kan zijn vermeld hoe lang van tevoren werkzaamheden gemeld moeten worden – bijvoorbeeld 14 of 28 dagen). “De melding moet ten minste een beknopte beschrijving bevatten van: • de plaats waar de werkzaamheden worden verricht; • de gebruikte of gehanteerde types en hoeveelheden asbest; • de verrichte werkzaamheden en toegepaste procédés; • het aantal betrokken werknemers; • de datum waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan; • de maatregelen die zijn genomen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken.” In de melding kunnen ook de volgende elementen zijn opgenomen: • de werkplannen; • telefoonnummers van contactpersonen; en • data waarop andere belangrijke onderdelen van het werk naar verwachting zullen worden uitgevoerd (bijvoorbeeld een rookproef om de integriteit van de afgesloten ruimte te testen en betrouwbaarheidstoetsen). “Telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan stof van asbest of asbesthoudende materialen, dient een nieuwe melding te worden gedaan.” Ook wijzigingen in het werkschema of belangrijke veranderingen in werkmethoden dient u te melden.
Als u de taak hebt gekregen asbestwerkzaamheden te verrichten die gemeld moeten worden (zoals gedefinieerd in paragraaf 12.1.1), dan moeten de voorbereidingen die in eerdere hoofdstukken beschreven worden, zijn afgerond. Controleer of het volgende is gebeurd: • u heeft relevante opleiding ontvangen (hoofdstuk 6), (en u beschikt over geldige diploma’s van die opleiding); • er is getest of de ademhalingsapparatuur die u zult gebruiken goed aansluit op uw gezicht; en • u heeft minder dan twee jaar geleden een medisch onderzoek naar asbestbesmetting ondergaan (hoofdstuk 19).
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
zich proactief op te stellen ten aanzien van grote of complexe projecten, en het werkplan aan een kritisch onderzoek te onderwerpen voordat dergelijke projecten van start gaan;
•
beschikbaar te zijn voor overleg met ofwel de ontwerpers van grote projecten ofwel degenen die moeite hebben om beste praktijken te verwezenlijken;
•
te controleren of de melding de bovengenoemde informatie bevat (vooral de gebruikte of gehanteerde types en hoeveelheden asbest, het aantal betrokken
80
werknemers, de datum waarop de werkzaamheden aanvangen, en de maatregelen die zijn genomen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken); •
ervoor te zorgen dat uw eigen opleiding en uitrusting toereikend zijn om u te beschermen tegen het risico van blootstelling wanneer u locaties bezoekt.
12.2.2 Samenvatting van de eisen ten aanzien van het locatiebeheer De praktische organisatie van het beheer van de asbestverwijderingswerkzaamheden is een belangrijke factor in het waarborgen dat het werk veilig wordt uitgevoerd. Als er sprake is van werken op hoogte, moet het werkplan procedures bevatten voor het veilig werken op hoogte (inclusief maatregelen om vallen te voorkomen (zie bijvoorbeeld informatieblad MISC614 van de Britse Arbeidsinspectie). De procedures kunnen betrekking hebben op het gebruik van torens, steigers of hoogwerkers. Zaken die in de procedures aan bod moeten komen, zijn: het beschermen van uitrusting tegen besmetting (bijvoorbeeld door uitrusting te omhullen of te bedekken met polyethyleen), het bouwen van de toren of steiger (bijvoorbeeld met gebruikmaking van een geschikte beschermingsuitrusting), de veilige ontmanteling ervan, ontsmetting van de uitrusting voordat de afgesloten ruimte wordt afgebroken en het uitvoeren van inspecties/testen (op mogelijke besmetting).
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die asbestwerkzaamheden gaan verrichten die gemeld moeten worden, dient u als onderdeel van uw voorbereidingen: • een bekwame leidinggevende aan te stellen die toeziet op de uitvoering van de werkzaamheden. Uw beheer van het terrein dient zodanig te zijn, dat de werkzone naar behoren onder controle blijft, waarbij: • de werkzone adequaat wordt afgeschermd en afgescheiden; • waarschuwingsborden en hekken te allen tijde blijven staan; • de veiligheid van werknemers en anderen adequaat wordt beschermd; • de lucht rond de afgesloten ruimte tijdens de werkzaamheden goed gemeten wordt (zie hoofdstuk 16), en de resultaten van de metingen onmiddellijk worden doorgegeven aan opzichters; • de ontsmettingsruimte naar behoren functioneert, vanaf het eerste gebruik ter plaatse tot na de afbraak van de afgesloten ruimte; • een noodplan is opgesteld met correcte informatie die specifiek is toegespitst op de locatie, bijvoorbeeld de contactgegevens van het plaatselijke ziekenhuis. U dient ook een betrouwbaarheidstest te laten uitvoeren door een deskundige.
81
Als u op het punt staat asbestwerkzaamheden te verrichten die gemeld moeten worden (zoals gedefinieerd in paragraaf 12.1.1), dan moeten de voorbereidingen die in eerdere hoofdstukken beschreven worden, zijn afgerond. Controleer of men u het volgende heeft gegeven: • een schriftelijk werkplan waarin de inhoud en de omvang van de werkzaamheden worden beschreven en waarin aangegeven wordt welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen (hoofdstuk 5); en • de noodzakelijke uitrusting (hoofdstuk 8). U dient: • ervoor te zorgen dat u het werkplan begrijpt en zich eraan houdt; • GEEN methoden te gebruiken die niet in het werkplan staan; eerst moet het werkplan worden aangepast; • te overleggen met uw opzichter/leidinggevende/werkgever. Met name het volgende is van belang: o als u problemen verwacht of tegenkomt waarmee geen rekening is gehouden, moet u uw werkzaamheden onmiddellijk staken totdat de risicobeoordeling en/of het werkplan door een daartoe bevoegde persoon is herzien. o als u problemen ondervindt met de ademhalingsapparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen of controlemaatregelen, moet u uw werkzaamheden onmiddellijk staken; • uzelf afdoende te legitimeren wanneer daarom gevraagd wordt.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te controleren of de werkzone doeltreffend is afgescheiden, met behulp van hekken, borden en controlemaatregelen;
•
te controleren of er vanaf het begin een in goede staat verkerende ontsmettingsruimte op de locatie is;
•
te controleren of het noodplan makkelijk verkrijgbaar is en of het adequate informatie bevat die specifiek op de betreffende locatie is afgestemd;
•
te controleren of de uitrusting die op de locatie aanwezig is overeenstemt met de methoden die in het werkplan beschreven staan (bijvoorbeeld apparatuur ter bestrijding van stofontwikkeling, stofzuigers).
82
12.3
AFGESLOTEN RUIMTE VOOR ASBESTVERWIJDERINGSWERK
12.3.1 Doel en uitzonderingen Doel Het doel van een afgesloten ruimte is te voorkomen dat asbestbesmetting zich verspreidt en dat andere mensen aan asbest worden blootgesteld. Een gereguleerde toegang via luchtsluizen en ontsmetting van personeel en uitrusting bij het verlaten van de afgesloten ruimte helpt de asbestbesmetting binnen deze ruimte te houden. Uitzonderingen Een afgesloten ruimte is noodzakelijk voor alle asbestverwijderingswerkzaamheden, tenzij de asbestconcentratie in de lucht naar verwachting zeer laag is, de locatie afgelegen is (zodat geen besmettingsgevaar bestaat voor andere mensen) of een afgesloten ruimte praktisch niet haalbaar is. Bij dit laatste kan gedacht worden aan werk aan pijpleidingen op hoog niveau in de open lucht of aan bekistingsplaten onder dakribben. In deze gevallen moeten andere middelen worden ingezet om de verspreiding van besmetting of blootstelling van andere mensen te voorkomen. 12.3.2 Voorbereiding en beschrijving Voorbereiding Voordat er een afgesloten ruimte wordt opgezet, moet de locatie worden voorbereid. Daarbij moeten gepaste voorzorgsmaatregelen worden getroffen (deze moeten in de risicobeoordeling zijn aangegeven [hoofdstuk 5]) ter bescherming tegen blootstelling aan asbest. Zo moeten er bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen, ademhalingstoestellen en asbeststofzuigers (stofzuigers met HEPA-filters) worden gebruikt. Het is mogelijk dat tijdens het bouwen van de afgesloten ruimte of het opzetten van toegangen (bijvoorbeeld een steiger) asbesthoudende materialen worden beschadigd. De voorbereiding moet onder meer het volgende inhouden: • eventueel afval in de betreffende zone (waar de afgesloten ruimte, doorgangsroutes en afvalcontainer zullen komen) dat geen asbest bevat, opruimen als niet-asbesthoudend afval; • voorwerpen die moeilijk schoon te maken zouden zijn als ze besmet raakten, verwijderen of bedekken, na gecontroleerd te hebben of ze niet al besmet zijn; • los puin of gruis van asbesthoudende materialen opruimen en weggooien als asbesthoudend afval, om te voorkomen dat dergelijke materialen vast komen te zitten onder de afgesloten ruimte; • beveiligingsmaatregelen nemen tegen mogelijke risico’s (bijvoorbeeld bronnen van waterlekkage, gasafvoerkanalen); • openingen (zoals airconditioningsystemen, ventilatiesystemen e.d.) afsluiten om te voorkomen dat asbest in de lucht zich buiten de afgesloten ruimte kan verspreiden; • zorgen voor een passende energie- en watertoevoer; • in één lidstaat is het verplicht de hoofdelektriciteitsvoorziening af te sluiten en de stroomtoevoer te regelen met een onafhankelijke generator (INRS-handleiding 815), wat een veiliger elektriciteitssysteem voor nat verwijderingswerk vormt;
83
• •
• • •
ervoor zorgen dat apparatuur de ruimte kan worden binnengebracht; ervoor zorgen dat de afgesloten ruimte geen nooduitgangen (brandtrappen) blokkeert (bijvoorbeeld voor anderen in het gebouw), of dat er met bordjes geschikte alternatieve vluchtroutes worden aangegeven; rookalarminstallaties in de afgesloten ruimte uitschakelen voordat daarin een rookproef wordt uitgevoerd; elektrische apparatuur in de werkzone uitschakelen en beveiligen; zorgen voor noodvoorzieningen voor het geval de stroom- of watertoevoer uitvalt.
Beschrijving Om een afgesloten ruimte te maken, kan gebruik worden gemaakt van de bestaande structuren van een gebouw of een volledig vrijstaande, tijdelijke constructie worden opgezet. Aanwezige oppervlakken moeten glad en ondoordringbaar zijn of bedekt worden met polyethyleen. Een afgesloten ruimte wordt gewoonlijk vervaardigd van duurzaam polyethyleen (250 µm dik) dat na voltooiing van het werk wordt weggegooid als asbesthoudend afval. In één lidstaat (Frankrijk) wordt aanbevolen twee lagen duurzaam polyethyleen te gebruiken. De afgesloten ruimte moet voorzien zijn van: • een vloerbedekking die mag worden weggegooid (om verspreiding van besmetting te voorkomen), of een gladde, ondoordringbare vloer die kan worden schoongemaakt; • een luchtsluis voor personeel dat de afgesloten ruimte betreedt en verlaat; • een afzonderlijke luchtsluis (ook wel een afvalsluis genoemd) waardoorheen goed ingepakt afval (bijvoorbeeld in een zak en/of omwikkeld) uit de afgesloten ruimte naar buiten wordt gebracht; • afvoerventilatie (ook bekend als onderdrukkamer), met zeer efficiënte filtratie, waarmee een lichte onderdruk wordt gecreëerd binnen de afgesloten ruimte (20 pascal wordt aanbevolen; in één lidstaat is een minimum van 10 pascal verplicht, in een andere lidstaat een minimum van 5 pascal) en gezorgd wordt voor een constante toevoer van frisse lucht in de gehele afgesloten ruimte; • in de afgesloten ruimte moet de lucht minimaal acht keer per uur ververst worden; • kijkvensters (minimaal 600 mm bij 300 mm) die uitzicht geven op alle belangrijke plaatsen (of, indien nodig, een gesloten tv-circuit); • waar mogelijk een rechtstreekse verbinding met de ontsmettingsruimte via luchtsluizen; • extra luchtsluizen, wanneer een rechtstreekse verbinding met de ontsmettingsruimte niet mogelijk is, zodat een afgescheiden ruimte wordt gecreëerd waarin men besmette overalls kan verwisselen voor schone overalls die uitsluitend worden gedragen op weg naar de ontsmettingsruimte. De afgesloten ruimte moet zo luchtdicht mogelijk zijn om te voorkomen dat er asbest vrijkomt ingeval de onderdrukkamer defect raakt. Mogelijk moet de afgesloten ruimte: • weerbestendig zijn (als de ruimte aan de open lucht wordt blootgesteld), en/of • vervaardigd zijn van oranje, brandwerend polyethyleen (als er sprake is van ontbrandingsgevaar en/of beperkte toegang). Deze aspecten (weerbestendigheid, brandwerendheid) van de afgesloten ruimte moeten duidelijk vermeld worden in het werkplan.
84
De afgesloten ruimte mag uitsluitend betreden worden door bevoegd personeel dat voorzien is van persoonlijke beschermingsmiddelen en geschikte ademhalingsapparatuur. Het gevaar van blootstelling aan asbest moet worden aangegeven door middel van waarschuwingsborden, die duidelijk maken dat de toegang beperkt is en dat er beschermende uitrusting gedragen moet worden. Deze borden moeten in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften.
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die asbestwerkzaamheden gaan verrichten die gemeld moeten worden, dient u er als onderdeel van uw voorbereidingen voor te zorgen dat: • de voorbereiding van de locatie en de bouw van de afgesloten ruimte wordt uitgevoerd door voldoende opgeleide en vakbekwame werknemers; • in de risicobeoordeling en het werkplan wordt ingegaan op de voorbereiding van de locatie; • adequaat toezicht wordt gehouden op de voorbereidingswerkzaamheden en er passende controles worden uitgevoerd; • er doeltreffende systemen geïnstalleerd zijn voor het bewaken, controleren en onderhouden van de afgesloten ruimte (zie paragraaf 12.7).
Als u betrokken bent bij asbestverwijdering, dient u persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur te gebruiken zoals bedoeld en zoals u tijdens uw opleiding geleerd hebt. Controleer of uw persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur geschikt zijn (voor de taak in kwestie) en naar behoren functioneren (telkens wanneer u de uitrusting of apparatuur gebruikt). Houdt, in samenwerking met uw werkgever, op gepaste wijze aantekening van dit soort controles.
Figuur 12.1 Ingang van een hermetische afsluiting. Op de afbeelding is met pijlen aangeduid, vanaf de bovenzijde en met de klok mee: de luchtsluis, de afvalcontainer, het kijkvenster, onderdrukmeter, de onderdrukmachine, de stroominstallatie, de voorraad bevochtigingsmiddel en de ontsmettingsunit.
85
Figuur 12.2 Onderdrukmachines waarschuwingsborden.
en
luchtafvoerbuizen,
kijkvensters
en
12.3.3 Functioneren van een afgesloten ruimte De werknemers in de afgesloten ruimte zullen iedere keer dat zij de afgesloten ruimte verlaten de volledige ontsmettingsprocedure moeten doorlopen. Het is daarom van belang dat er buiten de afgesloten ruimte iemand is die: •
de communicatie verzorgt tussen personen die zich binnen en buiten de afgesloten ruimte bevinden;
•
toezicht houdt op personen die via de luchtsluis naar binnen gaan, controleert of medewerkers bevoegd zijn om de afgesloten ruimte te betreden, registreert wie de afgesloten ruimte zijn binnengegaan en wie haar hebben verlaten;
•
de aanvoer van uitrusting naar de afgesloten ruimte regelt, alsmede de verwijdering van in zakken verpakt of met polyethyleen omwikkeld afval uit de afvalbuis;
•
controleert of de uitrusting en het materieel die voor het werk gebruikt worden in goede staat zijn.
86
Deze persoon (meestal is dit de Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering - DTA) heeft mogelijk niet in dezelfde mate ademhalingsapparatuur nodig als de werknemers in de afgesloten ruimte. Hij moet echter minstens een ademhalingstoestel voor eenmalig gebruik (dat geschikt is als bescherming tegen asbest, bijvoorbeeld EN FFP3) en een overall dragen, zodat hij beschermd is tegen blootstelling wanneer per ongeluk een afvalzak doorboord wordt. Hij moet aan het eind van zijn shift stelselmatig de procedures voor persoonlijke ontsmetting doorlopen. Wanneer uitrusting de afgesloten ruimte wordt binnengebracht, moeten er voorbereidingen worden getroffen om de uiteindelijke ontsmetting van deze uitrusting te vergemakkelijken; te denken valt bijvoorbeeld aan het afdekken van de uiteinden van steigerbuizen en het inpakken van steigerplanken in polyethyleen. Het loopoppervlak van in polyethyleen gewikkelde planken wordt echter glad bij natheid. In die situatie kan het nodig zijn er nog een dunne plank (triplex) op te leggen en dat als loopoppervlak te gebruiken. Deze plank moet vervolgens als besmet afval worden behandeld en mag niet opnieuw worden gebruikt.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te zoeken naar documenten waarin aantekening is gemaakt van inspecties en controles van de afgesloten ruimte (visuele controle, onderdruk, samenvatting onderhoudsbeurten ventilatiesystemen, rookproeven);
•
te controleren of er een DTA is die afval verwijdert (enz.) en dat hij geschikte ademhalingsapparatuur en beschermende kleding draagt;
•
te controleren of er voldoende kijkvensters zijn;
•
door de kijkvensters en naar de monitor van het gesloten tv-circuit te kijken om te controleren (bijvoorbeeld) of het zicht op de betreffende ruimten volledig is, dat het werk wordt uitgevoerd overeenkomstig het werkplan en dat het afval uit de weg wordt geruimd wanneer er materiaal wordt verwijderd;
•
te controleren of voor de doorgangsroutes (tussen de afgesloten ruimte en de ontsmettingsruimte en tussen de afgesloten ruimte en de beveiligde afvalopslagruimte) de kortste geschikte route is gekozen;
•
na te gaan of de doorgangsroutes vrij worden gehouden, of ze in overeenstemming zijn met het werkplan en of er geen afval onbeheerd wordt achtergelaten op een doorgangsroute.
87
Figuur 12.3 Afsluiting voor het verwijderen van de bekleding van een rookgaspijp
12.4
PERSOONLIJKE ONTSMETTING
12.4.1 De ontsmettingsruimte De ontsmettingsruimte moet als eerste worden opgezet op de locatie en als laatste worden afgebroken. De ontsmettingsruimte is in wezen een “schone kleedkamer” (vaak het “schone eind” genoemd) die door een automatisch sluitende deur is afgescheiden van een doucheruimte, die op haar beurt via een andere automatisch sluitende deur in verbinding staat met een “vuile kleedkamer” (het “vuile eind”). Het principe hiervan is als volgt: in het schone eind trekken werknemers hun gewone kleding uit, zetten zij hun ademhalingsapparatuur op en trekken zij een schone overall aan voordat zij via de doucheruimte naar het vuile eind gaan. Indien mogelijk moet het vuile eind rechtstreeks in verbinding staan, via luchtsluizen, met de afgesloten ruimte waar asbest verwijderd wordt. Er moeten aan beide uiteinden van de ontsmettingsruimte spiegels zijn, zodat werknemers kunnen controleren of hun eigen ademhalingsapparatuur en hun overall goed zit.
88
Na in de afgesloten ruimte te zijn geweest (d.w.z. na mogelijk te zijn besmet met asbest), keren de werknemers terug naar het vuile eind en maken zij hun overalls schoon met een asbeststofzuiger (met HEPA-filters); hun ademhalingsapparatuur houden zij echter op totdat zij zich gedoucht hebben en de buitenkant van het ademhalingstoestel hebben gereinigd. In sommige lidstaten (het VK bijvoorbeeld) maken de werknemers hun overalls niet in het vuile eind van de ontsmettingsruimte schoon met een HEPA-stofzuiger, maar bij de uitgang van de afgesloten ruimte (of in het compartiment van de luchtsluis dat het dichtst bij de afgesloten ruimte is gelegen). Alle mogelijk besmette materialen die ofwel zijn weggelegd (overalls in het vuile eind van de ontsmettingsruimte) of gebruikt (handdoeken of filters in de doucheruimte) moeten in zakken worden gedeponeerd en worden verwijderd als met asbest besmet afval. Doorgaans is er één douchegedeelte tussen het vuile eind en het schone eind. Een meer geavanceerde praktijk is dat de ontsmettingsruimte nog een extra tussenkamer en een tweede douchecabine bevat. Dit maakt het mogelijk beschermende uitrusting stapsgewijs te ontsmetten en uit te trekken, en het schone eind wordt op deze manier het best beschermd tegen besmetting. Doordat er twee, van elkaar gescheiden douchecabines zijn, kan de eerste douchecabine gebruikt worden voor het wassen van waterdichte overalls voordat deze worden uitgetrokken, en de tweede voor de definitieve reiniging, die plaatsvindt nadat men zich van de beschermende kleding heeft ontdaan. De ademhalingsapparatuur wordt pas afgedaan nadat zij in de tweede douchecabine nogmaals is gewassen. Wegwerpondergoed dat onder de wasbare overalls wordt gedragen,wordt weggegooid als besmet afval; de gewassen wasbare overalls worden opgeborgen in het middelste compartiment. In één lidstaat (Frankrijk) wordt de ontsmettingsruimte met vijf compartimenten aanbevolen, zelfs als er wegwerpoveralls gebruikt worden, tenzij het op de betreffende locatie niet mogelijk is een dergelijke ontsmettingsruimte op te zetten. Aangezien de ontsmettingsruimten vaak verplaatsbare units zijn, zijn de voorzieningen dikwijls tamelijk compact. Het is echter van belang dat er voldoende ruimte is voor het aantal werknemers en dat er voldoende voorzieningen zoals bankjes zijn, zodat een juist gebruik van de ruimte wordt aangemoedigd. De ontsmettingsruimte moet voorzien zijn van onderdrukventilatie, met een drukgradiënt van het schone eind naar het vuile eind. Een ventilatievoud van 30 per uur voor de doucheruimte en het vuile eind wordt aanbevolen, maar in sommige nationale richtsnoeren wordt een lager ventilatievoud geaccepteerd; hoe hoger het ventilatievoud, des te meer het eventueel vrijgekomen asbest verdund zal worden. 12.4.2 Gebruik van de ontsmettingsruimte Om het risico van blootstelling te voorkomen, is het van essentieel belang dat de ontsmettingsruimte op de juiste wijze wordt gebruikt. Het is belangrijk dat medewerkers gedemonstreerd wordt hoe zij de ontsmettingsruimte correct moeten gebruiken en dat zij tijdens hun opleiding de persoonlijke-ontsmettingsprocedure oefenen (hoofdstuk 7.2.4). Figuur 12.4 is een weergave van het gebruik van zowel ontsmettingsruimten met vijf compartimenten als ontsmettingsruimten die uit drie compartimenten bestaan.
89
Als u de werkgever of opzichter bent van personen die asbest verwijderen, dient u ervoor te zorgen dat: •
zij goed zijn opgeleid in het gebruik van de ontsmettingsruimte;
•
besmette wegwerpoveralls, handdoeken en filters in het vuile eind in zakken worden gedaan als afval dat met asbest besmet is;
•
de unit in goede staat wordt gehouden, voorzien is van de noodzakelijke voorraden (warm water, douchegel, nagelborstels, handdoeken, enz.) en beschermd is tegen extreme weersomstandigheden (bijv. bevriezing van watervoorraden).
Als u asbest verwijdert, dient u: •
te zijn opgeleid in het gebruik van de ontsmettingsruimte;
•
te weten hoe u moet voorkomen dat asbestbesmetting wordt overgebracht van de afgesloten ruimte naar het schone eind van de ontsmettingsruimte en te weten hoe u de ontsmettingsprocedures correct moet uitvoeren, zodat u tijdens de persoonlijke-ontsmettingsprocedure niet wordt blootgesteld aan enig asbest;
•
onmiddellijk een leidinggevende te waarschuwen wanneer de ontsmettingsruimte niet naar behoren functioneert (bijv. te lage waterdruk in de douche, te weinig warm water, uitval van de ventilatie).
90
Figuur 12.4 Persoonlijke ontsmetting in een ontsmettingsruimte met vijf compartimenten en in een ontsmettingsruimte met drie compartimenten.
91
Figuur 12.5 Ontsmetting met een type H-stofzuiger, in de douche met waterdichte overalls en vervolgens douchen voordat het ademhalingsmasker wordt afgenomen (Foto door INRS; copyright INRS).
92
12.4.3 Onderhoud van de ontsmettingsruimte Voordat de ontsmettingsruimte in gebruik wordt genomen op de betreffende locatie, moet er een keuringscertificaat zijn afgegeven (dat bevestigt dat de ruimte niet besmet is als gevolg van eerdere werkzaamheden). De ontsmettingsruimte dient te worden schoongemaakt door een daartoe bevoegde persoon die een schone overall en een schoon ademhalingstoestel draagt. Besmette materialen (handdoeken, filters, overalls, enz.) moeten in zakken worden gedaan en worden verzameld, waarbij begonnen wordt in het schone eind, zodat het besmette materiaal wordt afgevoerd vanuit het vuile eind. De asbestconcentratie in de lucht in het compartiment waar werknemers hun ademhalingsapparatuur afdoen moet regelmatig worden gemeten (hoofdstuk 16). Na elke shift moet de ontsmettingsruimte grondig gereinigd worden. Er moet stelselmatig getest worden of er sprake is van asbestvezels in de lucht in het vuile eind en wanneer alle werkzaamheden zijn voltooid moet er een volledige betrouwbaarheidstest worden uitgevoerd voordat de ontsmettingsruimte wordt weggehaald of afgebroken (vergelijkbaar met de betrouwbaarheidstest die in een afgesloten ruimte voor asbestwerkzaamheden wordt uitgevoerd). 12.4.4 Passage tussen een afgelegen ontsmettingsruimte en de afgesloten ruimte Wanneer de ontsmettingsruimte niet rechtstreeks kan worden gekoppeld aan de afgesloten ruimte, moet ervoor worden gezorgd dat er geen asbestbesmetting vanuit de afgesloten ruimte wordt verspreid wanneer werknemers van de afgesloten ruimte naar de ontsmettingsruimte en vice versa lopen. De procedure voor het heen en weer gaan tussen de verschillende ruimten is afgestemd op het gebruik van wegwerpoveralls en niet zozeer op het gebruik van wasbare overalls. Om de afgesloten ruimte te betreden, dient u het volgende te doen: •
maak gebruik van de ontsmettingsruimte (zoals hierboven beschreven) om uw gewone kleding uit te trekken, een wegwerpoverall (voor gebruik in de afgesloten ruimte) aan te trekken en daaroverheen een overall voor de passage naar de afgesloten ruimte. Deze laatste moet een andere kleur hebben dan de overall die gedragen wordt in de afgesloten ruimte, om herkenning door anderen te vergemakkelijken. Trek schoon schoeisel aan voor de passage naar de afgesloten ruimte. Inspecteer en controleer de ademhalingsapparatuur en zorg er met behulp van de spiegel voor dat uw uitrusting goed zit;
•
ga naar de afgesloten ruimte;
•
verwijder, in het buitenste compartiment van de luchtsluis naar de afgesloten ruimte, het schone schoeisel en de overall voor de passage van de ene naar de andere ruimte. Hang de overall aan een haak of deponeer hem in een container in het eerste compartiment. (Laat de overall niet op de vloer liggen.)
•
ga het tweede compartiment van de luchtsluis binnen en trek schoeisel aan dat bedoeld is voor gebruik in de afgesloten ruimte;
•
ga via het binnenste compartiment van de luchtsluis de afgesloten ruimte in.
93
Om de afgesloten ruimte te verlaten, dient u het volgende te doen: •
verwijder met de stofzuiger al het zichtbare stof van uw persoonlijke beschermingsmiddelen, ademhalingsapparatuur en schoeisel;
•
betreed vanuit de afgesloten ruimte het binnenste compartiment van de luchtsluis. Borstel uw schoeisel in een voetbad. Spons uw ademhalingsapparatuur van boven naar beneden af of neem de ademhalingsapparatuur af met een vochtige doek; gebruik hiervoor een apart bad;
•
ga door naar het middelste deel van de luchtsluis. Verwijder de overall en het schoeisel dat u in de afgesloten ruimte heeft gedragen. Deponeer de overall als mogelijk met asbest besmet afval in een afvalzak. (Of berg de overall op om hem later opnieuw te gebruiken, als u tijdens uw shift een pauze neemt (bijv. bij werk in warme omstandigheden)). Doe uw ademhalingsapparatuur niet af;
•
ga door naar het buitenste deel van de luchtsluis en trek de overall en het schoeisel voor de passage van de ene naar de andere ruimte aan, en houd daarbij uw ademhalingsapparatuur op;
•
ga via de aangegeven doorgangsroute naar de ontsmettingsruimte (deze route, die al in een vroeg stadium moet zijn bepaald, dient een korte, rechtstreekse route te zijn met zo weinig mogelijk risico’s, bijv. trappen);
•
betreed het vuile eind van de ontsmettingsruimte; doe schoeisel, alle persoonlijke beschermingsuitrusting en ondergoed dat u in de afgesloten ruimte gedragen heeft, uit; houd uw ademhalingsapparatuur op en laat de motor aan staan;
•
ga naar de douchecabine, met uw ademhalingsapparatuur nog steeds op. Neem een douche en gebruik een spons om ademhalingsapparatuur schoon te vegen; zorg er daarbij voor dat u geen water in de filteropeningen laat komen;
•
verwijder de ademhalingsapparatuur nadat deze schoongemaakt is en douche u zorgvuldig. Verwijder het filter van de ademhalingsapparatuur en doe het als met asbest besmet afval in een zak;
•
droog uzelf af met een handdoek; handdoeken die u gebruikt voordat u de douchecabine verlaat, mogen niet worden meegenomen naar het schone eind, maar moeten in de doucheruimte worden achtergelaten of worden weggegooid als mogelijk besmet afval; alle gebruikte handdoeken moeten worden behandeld als mogelijk besmet afval en dienovereenkomstig worden weggegooid of gereinigd;
•
droog uzelf ten slotte in het schone eind af met een andere handdoek;
•
trek een overall aan voor de passage van de ene ruimte naar de andere (bijv. wanneer u pauze neemt) of gewone kleding;
•
ga naar buiten via de buitendeur van het schone eind.
94
Figuur 12.6 Een mobiele ontsmettingsunit
12.5
TECHNIEKEN TER BESTRIJDING VAN STOFONTWIKKELING
12.5.1 Principes van technieken ter bestrijding van stofontwikkeling Overal waar asbesthoudende materialen verwijderd gaan worden, moeten technieken ter bestrijding van stofontwikkeling worden toegepast om te voorkomen dat er asbestvezels in de lucht terechtkomen. De verwijderingstechniek moet zorgvuldig gekozen worden, rekening houdend met de geschiktheid van de techniek voor de taak in kwestie. Technieken voor het nat verwijderen van asbest hebben bijvoorbeeld over het algemeen de voorkeur, maar zij zijn wellicht niet geschikt als er onder stroom staande elektrische apparatuur of mechanische apparatuur aanwezig is. In één lidstaat geldt de aanbeveling de stroomtoevoer via het elektriciteitsnet volledig af te sluiten en te zorgen voor een onafhankelijke generator. Als er chemicaliën aanwezig zijn, moet rekening worden gehouden met de mogelijke, uit een reactie van deze chemicaliën met water voortvloeiende risico’s. Bevochtigingsmiddelen kunnen in combinatie met water leiden tot glibberige oppervlakken, waardoor het risico van uitglijden en vallen toeneemt, vooral wanneer op een hoogte gewerkt wordt. Bij vorst kan het nodig zijn een bevochtigingsmiddel te gebruiken dat bevriezing voorkomt. De uitrusting (die wordt gebruikt om stofontwikkeling te bestrijden en te beheersen) moet van voldoende kwaliteit zijn (bijvoorbeeld voldoen aan kwaliteitsnormen zoals de PAS-norm in het VK, van de British Standards Institution (het Britse normalisatie-instituut)), goed functioneren en naar behoren onderhouden worden. 12.5.2 Nat verwijderen Asbesthoudende materialen kunnen nat worden gemaakt met behulp van verschillende toepassingstechnieken: luchtloos spuiten (om het oppervlak nat te maken of in het geval van dunne en poreuze materialen) en injecteren, wanneer het dikkere materialen betreft of materialen met een niet-doorlatend oppervlak. Om het asbest afdoende te bevochtigen, moet er een bevochtigingsmiddel aan het water worden toegevoegd. De injectiemethode is geschikt voor materialen als bekledingsmateriaal en gespoten deklagen en kan geschikt zijn voor andere asbesthoudende materialen met een niet-doorlatend oppervlak (bijvoorbeeld beschilderde asbest isolatieplaten). De injectienaalden kunnen
95
worden aangebracht op een onbuigzame plaat (voor platte oppervlakken) of op een flexibele aanvoerleiding (voor gebogen of oneffen oppervlakken). Een injectie via één enkel punt (waarbij de injectienaald op een staaf is bevestigd) kan nodig zijn bij onbereikbare plaatsen. De injectie moet gebeuren bij lage druk (3,5 bar) zodat er sprake is van capillaire werking bij het natmaken van het asbesthoudende materiaal en het water zich niet onnodig verspreidt. Het is van belang dat er genoeg tijd wordt genomen om het materiaal voldoende te doordrenken. Indien er droge plekken in het materiaal zitten, kan dit in de werkplaats veel hogere asbestvezelconcentraties in de lucht tot gevolg hebben. De grootte en het ontwerp van de naalden moeten zijn afgestemd op de vorm van het asbesthoudend materiaal, bijvoorbeeld lange naalden met gaatjes over de gehele lengte voor deklagen/isolatielagen met een dikte van meer dan 1 cm. Met het oog op een goede spreiding moeten de naalden correct geplaatst zijn. Ze moeten dicht genoeg op elkaar staan om te voorkomen dat er droge plekjes achterblijven en zodanig zijn geplaatst dat de zwaartekracht wordt benut voor de spreiding van het water (bijvoorbeeld naalden over de hele bovenkant van horizontale buizen; naalden in horizontale ringen rondom verticale buizen, met steeds een tussenruimte van ongeveer een meter). Als de deklaag/isolatielaag bedekt is met een hard oppervlak waarin gaten moeten worden geboord om injectienaalden te kunnen plaatsen, dan moeten er bij het boren technieken ter bestrijding van stofontwikkeling worden toegepast. Dit kan inhouden dat het oppervlak onder meer met luchtloze spray wordt bevochtigd en wanneer het oppervlak van tevoren wordt natgemaakt, kan men het water laten intrekken.
Figuur 12.7 Buisisolatie in asbest. Op de afbeelding is te zien dat het materiaal bestaat uit verschillende lagen en dat het bevochtigingsmiddel in het materiaal dringt.
96
Figuur 12.8 Doorsnede van injectiesysteem. (1) buis, (2) bekleding (3), injectienaald met aanvoer via een (4) soepele leiding.
Figuur 12.9 Het injectiesysteem met water dat via verschillende gaten in iedere naald wordt ingespoten. Afbeelding met toestemming van de HSE in het VK, uit HSG 247. © Auteursrecht van de Kroon. Auteursrechtelijk beschermd materiaal is opgenomen met de toestemming van de controleur van het HMSO en het Office of the Queen's Printer for Scotland.
97
Figuur 12.10 Voorbeeld van meerpuntsinjectie, een methode die wordt gebruikt bij het bevochtigen van isolatie in spuitasbest. Luchtloze spray (d.w.z. een spray die geen lucht of drijfgas gebruikt om het water te verstuiven) kan worden gebruikt om het oppervlak van poreus materiaal te bevochtigen (bijvoorbeeld isolatiedekens, koorden, pakkingen) en om elk willekeurig materiaal voor te bereiden voordat er geboord gaat worden om het plaatsen van injectienaalden mogelijk te maken. Bevochtiging met een luchtloze spray kan ook worden toegepast bij asbest isolatieplaten (bij verwijdering met gebruikmaking van plaatselijke afvoerventilatie) en het is eveneens een methode die tijdens het schoonmaken bij gruis kan worden gehanteerd. De kans is groot dat beschadigde deklagen / bekledingsmaterialen gemakkelijk afbreken tijdens het injecteren. Het beschadigde deel kan in dat geval in polyethyleen (of plastic folie en tape) gewikkeld worden om verspreiding van gruis te voorkomen. Het kan nodig zijn metalen coating rond het asbesthoudende bekledingsmateriaal te verwijderen om het bekledingsmateriaal bloot te leggen zodat het geïnjecteerd kan worden. Als het mogelijk is gaten te boren in de metalen coating, moet het bekledingsmateriaal op die manier geïnjecteerd worden. Als de coating kan worden verwijderd zonder het bekledingsmateriaal te beschadigen, vormt dat wellicht een gemakkelijker toegang voor de injectienaalden en in dat geval moet het vrijkomen van stof onder controle worden gehouden met behulp van luchtloos sproeien en bronafzuiging. Als er scheurtjes binnenin het materiaal zitten of als het materiaal niet overal even poreus is, kan dit problemen wat betreft een gelijkmatige bevochtiging opleveren. Wanneer het duidelijk is dat er scheurtjes zijn, moeten de naalden zorgvuldig dusdanig geplaatst worden dat een zo doeltreffend mogelijke bevochtiging wordt bereikt. In het geval van een ongelijkmatige poreusheid kan het zinvol zijn de stroomsnelheid aan te passen. Het kan nodig zijn het asbesthoudende materiaal in te pakken om het water vast te houden en het materiaal door en door nat te maken. Grootschalige, industriële verwarming voor veeleisende toepassingen kan de volgende problemen met zich meebrengen: •
uitgebreide en complexe leidingwerken, waardoor het moeilijk of onmogelijk is de afgesloten ruimte volledig af te dichten;
•
grote hoeveelheden zeer dik (bijvoorbeeld circa 1 m) asbest bekledingsmateriaal;
98
•
grote hoeveelheden asbestafval en dunne modder.
Asbesthoudende materialen die op de juiste wijze zijn natgemaakt hebben een deegachtige dichtheid en kunnen worden verwijderd. Verwijdering van de natgemaakte asbesthoudende materialen kan het best worden uitgevoerd met handgereedschap (bijvoorbeeld schrapers, beitels, schroevendraaiers). Elektrisch gereedschap (zoals doorslijpmachines en zaagmachines) mag nooit gebruikt worden om door asbesthoudende materialen heen te dringen. De werkzaamheden moeten methodisch worden uitgevoerd; zo moet verwijderd materiaal onmiddellijk in zakken gedaan of ingepakt worden en moet er stapsgewijs van boven naar beneden worden gewerkt om te voorkomen dat gereinigde oppervlakken opnieuw besmet raken (bijvoorbeeld plafond/balken eerst, dan de muren en ten slotte de vloer). Het is mogelijk dat er, als het grootste deel van het materiaal eenmaal is verwijderd, kleinere hoeveelheden op de oppervlakken achterblijven. Soms hechten de restanten zich sterk aan het oppervlak (bijvoorbeeld op het oppervlak van een leiding als daar putjes in zitten). Het resterende asbest dient bij voorkeur met behulp van handgereedschap te worden verwijderd, maar bij sommige sterk hechtende restjes asbesthoudend materiaal kan het noodzakelijk zijn elektrisch gereedschap te gebruiken. In dat geval moet het elektrisch gereedschap op de laagste stand worden ingesteld en moet stofontwikkeling worden tegengegaan (door middel van schuim, luchtloze spray of plaatselijke afvoerventilatie).
Figuur 12.11 Inpakken van afval in zakken dichtbij de plaats waar het verwijderd wordt om verspreiding te voorkomen en de blootstelling te minimaliseren.
Al u de werkgever bent van personen die asbesthoudende materialen verwijderen, dient u er door middel van doeltreffend toezicht voor te zorgen dat: •
de veiligheidsprocedures worden gevolgd; en
•
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de verwijderingsmethoden die in het werkplan zijn aangegeven;
99
•
de werkmethoden op GEEN ENKELE manier gewijzigd worden zonder dat eerst de risicobeoordeling en het werkplan zijn herzien;
•
bij de asbestverwijderingswerkzaamheden de beste praktijken worden gehanteerd (zoals die welke in deze handleiding staan).
Als u asbest verwijdert, dient u het volgende te doen: •
bepaal welke volgorde van de werkzaamheden de minste kans op herbesmetting van reeds gereinigde oppervlakken geeft, bijv. plafonds/balken eerst, dan de muren en ten slotte de vloer;
•
let erop dat filters niet nat worden, omdat dit de efficiëntie van de filters aantast;
•
bedenk dat goed beheer van essentieel belang is. Ruim afval meteen op. In houten draagbalken van asbest plafonds zitten waarschijnlijk spijkers; voorkom dat iemand daarop kan gaan staan door ervoor te zorgen dat er geen spijkers uitsteken;
•
verwijder asbesthoudende materialen met zo min mogelijk beschadiging. Een tegel van asbest isolatieplaat waarin vier spijkers zitten, bijvoorbeeld, moet onbeschadigd worden verwijderd, beschadiging aan de vastgespijkerde hoeken daargelaten. Spijkers moeten stuk voor stuk worden verwijderd (waarbij stofontwikkeling dient te worden voorkomen zoals beschreven in hoofdstuk 11);
•
gebruik GEEN andere methoden dan die welke in het werkplan zijn aangegeven, en
•
gebruik GEEN elektrisch gereedschap voor asbesthoudende materialen (behalve voor specifieke en beperkte toepassingen, mits deze toepassingen in de risicobeoordeling en het werkplan zijn opgenomen).
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u te controleren of het werk wordt uitgevoerd conform het werkplan, bijvoorbeeld door: •
de werkzaamheden te bekijken via kijkvensters;
•
na te gaan of het gereedschap ter plaatse of in de afgesloten ruimte in overeenstemming is met de methoden die in het werkplan genoemd worden;
•
u ervan te vergewissen dat er GEEN elektrisch gereedschap wordt gebruikt.
100
12.5.3 Gecontroleerde droge verwijdering Het nat verwijderen van asbest is de beste methode en deze dient altijd gehanteerd te worden, behalve in zeer bijzondere omstandigheden. In die bijzondere omstandigheden waarin nat verwijderen niet mogelijk is, is gecontroleerde droge verwijdering het alternatief – dit houdt in dat het asbest verwijderd wordt met behulp van andere methoden om het vrijkomen van stof onder controle te houden; hierbij kan gedacht worden aan plaatselijke afvoerventilatie of het inpakken van de geïsoleerde onderdelen en het lossnijden en verwijderen van een segment in zijn geheel. Het inpakken en lossnijden van stukken beklede leidingen is een geschikte methode wanneer de leiding samen met het bekledingsmateriaal moet worden weggegooid als asbestafval. De beklede leiding wordt in polyethyleen gewikkeld. Mogelijk moeten er, om bij de leiding te kunnen komen, kleine, afgebakende stukken bekledingsmateriaal worden verwijderd zodat de leiding kan worden losgesneden. Het verwijderen van dit stuk bekledingsmateriaal betekent dat men het risico loopt te worden blootgesteld aan asbest en de werkzaamheden dienen dan ook plaats te vinden in een afgesloten ruimte (zie paragraaf 12.3.1 voor de uitzonderlijke gevallen waarin een afgesloten ruimte mogelijk niet nodig is). Deze techniek is alleen geschikt als de leidingsegmenten hanteerbare afmetingen hebben en als de inhoud van de leidingen/vaten is afgevoerd. Glovebags zijn zakken van sterk, doorzichtig plastic, met handschoenen met lange mouwen die integraal deel uitmaken van de zakken, waardoor het mogelijk is om van buitenaf voorwerpen in de zak te bewerken. Nadat de glovebag is aangebracht rondom het voorwerp dat moet worden weggehaald, kan de werknemer via de handschoenen gereedschap hanteren om het asbest te verwijderen. Het materiaal dat van het voorwerp wordt afgehaald, wordt verzameld in het onderste deel van de glovebag. De zak moet voorzien zijn van een ritssluiting om het afval in het onderste deel van de zak af te sluiten wanneer het werk voltooid is. De zak wordt eenmaal gebruikt en daarna met het afval weggegooid. Waar dit uitvoerbaar is, moet de glovebag worden gebruikt onder een lichte onderdruk. Er dient gedetailleerd te worden beschreven hoe er te werk moet worden gegaan als er gereedschap uit de glovebag moet worden gehaald (bijvoorbeeld wanneer het werk klaar is). Een mogelijke methode is dat het gereedschap met een van de handschoenen wordt gepakt, waarbij de handschoen naar buiten wordt getrokken zodat de naar buiten stekende plastic handschoen het gereedschap omsluit. Door vervolgens een knoop te leggen in de handschoen, wordt deze als het ware een plastic zakje met daarin het gereedschap. Met behulp van een tweede knoop in de handschoen wordt een stuk gecreëerd dat doorgeknipt kan worden met een minimaal risico dat er asbest vrijkomt. Het zakje met gereedschap kan worden geopend in ofwel de volgende glovebag ofwel een emmer water waarin het schoongemaakt wordt. De glovebag beschermt de werknemer, maar is niet geschikt als vervanging van persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur, en het blijft eveneens nodig in een afgesloten ruimte te werken, omdat er asbest kan vrijkomen wanneer er een gaatje in een glovebag wordt geprikt. Er zijn verschillende soorten glovebags verkrijgbaar in de handel.
101
Figuur 12.12 Glovebags voor de gecontroleerde verwijdering van asbestbekleding (foto’s met toestemming van INRS; copyright INRS) Directe verwijdering met behulp van vacuümsystemen is een geschikte en efficiënte methode voor het verwijderen van los asbest (bijvoorbeeld thermische of geluidsisolatie). Het asbestafval wordt naar een afzonderlijk verzamelpunt getrokken via een leiding voor vacuümtransport, waarbij het vacuüm wordt gecreëerd door speciaal daarvoor ontworpen apparatuur. Als deze afvoerleiding in verbinding staat met een ruimte voor afvalzakken die zich buiten de afgesloten ruimte voor het verwijderen van asbest bevindt, dan moet er voor die ruimte voor afvalzakken een aparte afgesloten ruimte worden gemaakt en personen die in de ruimte voor afvalzakken werken moeten volledige ademhalingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en ontsmettingsprocedures doorlopen (alsof zij verwijderingswerkzaamheden verrichten). Als dit soort apparatuur wordt gebruikt, moet in het werkplan duidelijk worden aangegeven hoe eventuele obstakels in de leiding voor vacuümtransport uit de weg zouden worden geruimd. De afvoerleiding zou bijvoorbeeld zorgvuldig aan beide zijden moeten worden afgesloten en in de afgesloten ruimte voor asbestverwijdering getrokken moeten worden om het obstakel te verwijderen.
102
12.6
INKAPSELING EN AFSCHERMING
Wanneer vastgesteld is dat sommige of alle asbesthoudende materialen veilig kunnen worden gemaakt door inkapseling of afscherming, kan de daaruit voortvloeiende procedure het risico inhouden dat er asbesthoudend materiaal van zijn plaats komt. Het materiaal kan worden ingekapseld door een dunne of dikke afdichtingslaag aan te brengen of het asbesthoudend materiaal te impregneren met een vloeistof die hard wordt. Doordat het asbesthoudende materiaal nat wordt gemaakt, kan het gewicht ervan echter zodanig toenemen dat het materiaal loskomt, valt en daarbij stof vrijgeeft. Over het algemeen zijn voor het inkapselen van asbesthoudende materialen dezelfde voorzorgsmaatregelen nodig als voor asbestverwijdering. Afscherming kan inhouden dat het asbesthoudend materiaal wordt afgedekt met een structuur die mogelijk niet direct aansluit op het asbesthoudende materiaal. In de risicobeoordeling voor deze taak moet beoordeeld worden of het waarschijnlijk is dat het asbesthoudende materiaal door deze werkzaamheden beschadigd raakt. Dit zal van invloed zijn op het antwoord op de vraag of het werk gemeld moet worden en moet worden uitgevoerd met inachtneming van de in dit hoofdstuk beschreven voorzorgsmaatregelen of van de voorzorgsmaatregelen die in hoofdstuk 11 aan de orde zijn gekomen.
Figuur 12.13 Zorgvuldige verwijdering van een asbest plafondtegel 12.7
INSPECTIE, CONTROLE EN ONDERHOUD VAN DE AFGESLOTEN RUIMTE
12.7.1 Stelselmatige inspectie en bewaking Er moet een systeem van kracht zijn voor het regelmatig controleren en onderhouden van de afgesloten ruimte. Een goed opgeleide en vakbekwame persoon kan worden benoemd om de verantwoordelijkheid hiervoor te dragen. Verder moet er een duidelijk afgebakend systeem zijn waarin de controleprocedures en de frequentie van de controles zijn vastgelegd. Het management dient de verslagen van de controles regelmatig te verifiëren. De controles moeten onder meer het volgende inhouden: •
Visuele inspectie van de integriteit van de afgesloten ruimte. o Vóór aanvang van de werkzaamheden moet gecontroleerd worden of de constructie in orde is, moeten de afdichtingen, luchtsluizen en verbindingsstukken nagekeken worden en moet worden nagegaan of de afdichting rond obstakels zoals buizen, leidingen en kabels effectief is.
103
o
Tijdens dagelijkse inspecties voorafgaand aan de shifts moet worden gecontroleerd of er beschadigde of defecte afdichtingen of verbindingsstukken zijn, en of uit de inwaartse spanning van de polyethyleenwanden van de afgesloten ruimte blijkt dat de onderdruk daar toereikend is. Regelmatige visuele inspectie is de voornaamste manier om eventuele lekkage te voorkomen.
•
Rookproeven om mogelijke lekken op te sporen moeten worden uitgevoerd terwijl de luchtververser is uitgeschakeld. Doel ervan is de plaatsen op te sporen waar lekkage zou kunnen ontstaan (met name als de luchtververser zou uitvallen).
•
Een drukverschil van ongeveer 5 pascal is doorgaans voldoende om lekkage naar buiten te voorkomen, maar dat is slechts een geringe onderdruk en de metingen kunnen worden beïnvloed door externe omstandigheden (bijvoorbeeld een krachtige wind die van invloed is op de druk rondom en in het gebouw). In één lidstaat is een druk van minimaal 10 pascal verplicht en wordt een drukverschil van 20 pascal aanbevolen.
•
Metingen van asbestvezelconcentratie in de lucht in de nabijheid van de afgesloten ruimte moeten worden verricht aan het begin van de werkzaamheden om te bevestigen dat zich geen asbest buiten de afgesloten ruimte bevindt. Deze metingen moeten met regelmatige tussenpozen worden herhaald, waarbij de lengte van de tijd tussen twee metingen afhangt van de vraag hoe ernstig een eventuele geringe lekkage zou zijn. Als de afgesloten ruimte bijvoorbeeld in een bewoond gebouw is en er ruimten in gebruik zijn in de buurt van de afgesloten ruimte, is een dagelijkse meting nodig. Als de afgesloten ruimte zich in een leegstaand gebouw bevindt, kan volstaan worden met veel minder frequente metingen. In de risicobeoordeling moet rekening worden gehouden met de mate van blootstelling die het gevolg van een lekkage zou kunnen zijn en moet de frequentie waarmee metingen worden uitgevoerd in overeenstemming daarmee worden vastgesteld. In veel situaties kan een wekelijkse meting voldoende zijn. Regelmatige metingen geven de geruststellende bevestiging dat er geen lekkage is opgetreden en kunnen met name van belang zijn in delicate situaties (bijvoorbeeld als er een afgesloten ruimte is gebouwd in de buurt van een school).
•
Het luchtverversingssysteem moet vóór gebruik en vervolgens met regelmatige tussenpozen worden gecontroleerd door een deskundige. Het voorfilter kan worden vervangen wanneer het verstopt raakt, maar een verstopt voorfilter impliceert dat de technieken ter bestrijding van stofontwikkeling niet zo doeltreffend zijn als zou moeten. Het is zaak ervoor te zorgen dat het filter op de juiste manier wordt geïnstalleerd. Het luchtverversingssysteem moet regelmatig (iedere zes maanden) een onderhoudsbeurt krijgen van een deskundige. Als het HEPA-filter correct is geïnstalleerd en in overeenstemming met zijn technische specificaties functioneert, hoort de afgevoerde lucht geen asbest te bevatten; het is echter zinvol om nu en dan een luchtmonster te nemen in de buurt van de uitlaat (bijvoorbeeld vlak nadat het HEPA-filter is vervangen). Zodra het HEPA-filter vervangen is, moet getest worden of de luchtververser efficiënt filtreert om er zeker van te zijn dat het filter correct en met effectieve afdichtingen is geïnstalleerd. (De efficiëntie van het filter kan worden getest met behulp van een veilige aërosol die als vervanging wordt gebruikt, bijvoorbeeld Di-Octylftalaat (DOP); dit wordt gewoonlijk gedaan door de onderaannemers die het onderhoud van deze apparatuur uitvoeren.)
104
12.8 AFVALVERWIJDERING 12.8.1 Ingepakt afval uit de afgesloten ruimte naar buiten brengen Voor het asbestbevattende afval dienen zakken te worden gebruikt die zijn voorzien van een kleurcode en etiket waaruit blijkt dat het om asbestafval gaat, conform nationale voorschriften. Afvalzakken mogen slechts GEDEELTELIJK gevuld worden en het afval in de zakken moet vochtig zijn. De zakken moeten voorzichtig worden gesloten, zodat er geen overtollige lucht in achterblijft, en vervolgens worden dichtgemaakt. Ingepakt of omwikkeld afval wordt uit de afgesloten ruimte naar buiten gebracht via een andere luchtsluis dan die welke door het personeel wordt gebruikt om naar binnen en naar buiten te gaan. De luchtsluis voor afval wordt vaak een “afvalsluis” genoemd en doorgaans bestaat deze afvalsluis uit drie compartimenten. De afgedichte afvalzakken (of omwikkelde voorwerpen) worden besproeid (met een handspray) en met een natte doek afgeveegd in het binnenste compartiment van de driedelige afvalsluis. De schoongemaakte zakken worden in de middelste luchtsluis geplaatst en in een doorzichtige zak gedaan die vervolgens wordt dichtgemaakt. Het dubbel ingepakte afval wordt vervolgens in het buitenste compartiment van de afvalsluis gezet. Het afval wordt uit het buitenste compartiment gehaald door de werknemer(s) buiten de afgesloten ruimte; daarbij worden ademhalingstoestellen gedragen die geschikt zijn voor asbestwerkzaamheden. Het afval wordt rechtstreeks overgebracht naar de veilige afvalopslagruimte (bijvoorbeeld een afsluitbare container). Het is van belang ervoor te zorgen dat het geraamte van de afvalsluis geen scherpe hoeken of punten bevat, omdat scherpe randjes scheuren kunnen veroorzaken in zakken (of verpakkingsmateriaal) met afval. 12.8.2 Voorkomen dat er afval gemorst wordt Het verpakte afval dat uit de afgesloten ruimte naar buiten wordt gebracht moet goed worden beschermd om te voorkomen dat er afval gemorst wordt als gevolg van onopzettelijke beschadiging dan wel vandalisme. Als het verpakte afval eenmaal uit de afvalsluis is •
mag het nooit onbewaakt achtergelaten worden, totdat het veilig is opgeslagen;
•
moet het via de kortste begaanbare route worden vervoerd naar een veilige opslagplaats (bijvoorbeeld een afsluitbare container of een afsluitbaar voertuig) en de route moet duidelijk zijn afgebakend (zodat hij na afloop van de werkzaamheden kan worden geïnspecteerd).
Het is belangrijk te voorkomen dat zakken scheuren of beschadigd raken: •
de zakken mogen niet te vol zijn;
•
de container mag geen scherpe voorwerpen bevatten;
•
het verpakte afval mag niet ruw worden behandeld (gooi zakken niet in de container bijvoorbeeld).
12.8.3 Persoonlijke bescherming tijdens afvalverwijdering Zoals in paragraaf 12.3.3 is aangegeven, kan een werknemer (meestal de DTA) buiten de afgesloten ruimte het verpakte afval uit de afvalsluis naar de veilige opslagplaats brengen. Die
105
persoon moet geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en ademhalingsapparatuur dragen, zoals deze in de risicobeoordeling en het werkplan beschreven zijn. 12.9 SCHOONMAAK EN AFRONDING Gedurende de werkzaamheden moet alle uitrusting en de gehele werkzone schoon gehouden worden; asbesthoudend afval moet daarbij zodra het geproduceerd wordt in zakken worden gedaan. Aan het eind van iedere shift moeten werkruimten worden schoongemaakt en opgeruimd. De gehanteerde schoonmaakmethoden mogen geen stof veroorzaken. Voor het opzuigen van stof moet gebruik worden gemaakt van HEPA-stofzuigers (d.w.z. asbeststofzuigers) en daarbij moeten de juiste hulpstukken voor de diverse oppervlakken worden gebruikt. Puin en gruis moet vochtig worden gemaakt voordat het wordt verzameld. Voor het opruimen van puinbrokken kunnen scheppen en harken worden gebruikt (borstels zijn niet geschikt). Oppervlakken kunnen met behulp van natte doeken of lappen worden schoongemaakt; het waswater moet regelmatig vervangen worden om kruisbesmetting van oppervlakken te voorkomen. Oppervlakken die met een natte doek gereinigd zijn, moet men laten drogen voordat een laatste inspectie wordt uitgevoerd. De asbeststofzuiger mag niet worden gebruikt om nat materiaal op te zuigen, omdat het HEPA-filter dat het vrijkomen van asbestvezels voorkomt dan door het vocht zal worden aangetast. Nadat al het asbest is verwijderd en nadat al het asbestafval, al het gereedschap en alle uitrusting uit de afgesloten ruimte naar buiten is gebracht, moet de afgesloten ruimte voor de laatste maal worden schoongemaakt. Oppervlakken moeten eerst met een asbeststofzuiger worden schoongezogen en vervolgens met natte lappen en doekjes worden gereinigd. Vervolgens kan eventueel afdek- of bekledingsmateriaal dat gebruikt is om apparatuur, uitrusting, vloeren of andere oppervlakken mee te bedekken met de bedoeling het na afloop weg te gooien, worden opgeruimd. Dit afdek- en bekledingsmateriaal (maar uitsluitend dit afdek- en bekledingsmateriaal) moet worden besproeid met afdichtmiddel om te voorkomen dat er stof vrijkomt wanneer het wordt verplaatst. Alle apparatuur die tijdens de asbestverwijderingswerkzaamheden is gebruikt, moet worden schoongemaakt voordat zij uit de afgesloten ruimte naar buiten wordt gebracht. Materialen als steigerplanken van hoogwerkers zijn als het goed is waar mogelijk van bescherming voorzien (bijvoorbeeld dunne platen of polyethyleen-afdeklagen) voordat ze de afgesloten ruimte zijn binnengebracht. Deze platen of afdeklagen kunnen worden besproeid met een afdichtmiddel en moeten vervolgens worden weggegooid als met asbest besmet afval. Oppervlakken die niet volledig beschermd zijn geweest, moeten worden schoongemaakt met behulp van een asbeststofzuiger en schoon water. Besmet water moet worden afgevoerd via een waterfiltratiesysteem. Tot slot moet de aannemer een grondige inspectie uitvoeren om te controleren of alle asbesthoudende materialen die verwijderd moesten worden ook daadwerkelijk verwijderd zijn en of zichtbaar puin en fijn, neergeslagen stof uit de werkzone verwijderd is. Het enige wat in dit stadium nog in de afgesloten ruimte mag achterblijven, is eventueel ingepakt afval dat niet via de afvalsluis kon worden verwijderd, een asbeststofzuiger, apparatuur waarmee hoge oppervlakken binnen de afgesloten ruimte veilig bereikt kunnen worden, en doekjes en afvalzakken voor het geval dat de onafhankelijke analist die een betrouwbaarheidstest uitvoert (zie hoofdstuk 16 ) besluit dat er nog een extra reinigingsronde moet plaatsvinden.
106
In sommige lidstaten (het VK en Ierland) voert de onafhankelijke analist een uit vier fasen bestaande procedure uit om te beoordelen of de asbestwerkzaamheden naar behoren zijn afgerond en de ruimte geschikt is om weer in gebruik te worden genomen. 1. een eerste controle waarin beoordeeld wordt hoe de situatie ter plaatse is en of het werk volledig is uitgevoerd, waarbij de verrichte werkzaamheden worden vergeleken met het werkplan en doorgangsroutes en gebieden rond de afgesloten ruimte worden gecontroleerd op tekenen van besmetting met asbestafval; 2. een grondige visuele inspectie in de afgesloten ruimte om te controleren of de asbesthoudende materialen zijn verwijderd, oppervlakken schoon zijn en eventueel op de plaats gelaten astbesthoudende materialen in overeenstemming zijn met het werkplan; 3. luchtmeting binnen de afgesloten ruimte om vast te stellen dat de concentraties in de lucht lager zijn dan een vaste grenswaarde (0,01 vezels/ml, gemeten d.m.v. optische fasecontrastmicroscopie); 4. een laatste beoordeling, waarbij een grondige visuele inspectie wordt uitgevoerd nadat de afgesloten ruimte is afgebroken en verwijderd. Deze laatste beoordeling heeft als doel te waarborgen dat eventueel gruis dat tijdens het afbreken van de afgesloten ruimte tevoorschijn is gekomen, goed is verwijderd. Mogelijk moet de analist volgens nationale voorschriften een document of certificaat afgeven waarop het resultaat van elk van de vier bovengenoemde stappen vermeld wordt. Eventueel moet het document mede ondertekend zijn door de aannemer. Wanneer de bovenstaande procedure eenmaal naar tevredenheid is afgerond, zal de analist ook de ontsmettingsruimte inspecteren voordat deze van de locatie wordt verwijderd. De inspectie zal bestaan uit een visuele inspectie in alle compartimenten en luchtmetingen in de doucheruimte en het vuile eind. Gedetailleerde richtlijnen voor analisten die deze procedure uitvoeren is te vinden in Guide HSG248 van de Britse Arbeidsinspectie (HSE, 2005). In sommige lidstaten moet na voltooiing van de asbestverwijdering een luchtmeting worden uitgevoerd met behulp van elektronenmicroscopie (zie paragraaf 16.2 voor een beschrijving van de inhoud van verschillende meetmethoden).
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u te controleren of: •
het werk gemeld is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften;
•
het werkplan beschikbaar en duidelijk is, en of de hier gegeven aanbevelingen erin verwerkt zijn;
•
er is gezorgd voor opleiding en bijscholing;
•
goede praktijken worden aangemoedigd;
•
de omvang van het werk overeenkomt met wat in het werkplan is aangegeven;
107
•
de identificatie van werknemers aan de hand van foto’s overeenstemt met hun medische en opleidingsdossiers;
•
goede procedures worden gevolgd voor het beheer van en toezicht op de locatie.
U dient eveneens te controleren of: •
iedereen op de locatie beschikt over een juiste en voor hen begrijpelijke versie van de plannen (als een van de werknemers bijvoorbeeld niet de landstaal spreekt, dient u uit te zoeken of hij een versie heeft gekregen in een taal die hij wel beheerst. Hij moet ook goed genoeg met zijn leidinggevende kunnen communiceren om vragen over zijn taken in het werkplan te kunnen bespreken).
•
er praktische procedures worden gevolgd om stofontwikkeling tot een minimum te beperken en blootstelling en de verspreiding van besmetting te voorkomen. Zo moet elke verwijderde asbest isolatieplaat intact zijn en aan eventuele schroefgaten (die door de verpakking heen zichtbaar zijn) moet te zien zijn dat de schroeven zorgvuldig zijn verwijderd.
Houd ook de praktische controles in gedachten die beschreven zijn in paragraaf 11.2.2 (bijvoorbeeld in verband met het zoveel mogelijk in hun geheel verwijderen van asbesthoudende materialen). Wanneer in een project of op een locatie niet de beste praktijk wordt gehanteerd, geef dan duidelijke instructies en advies over de maatregelen die genomen moeten worden. Als er aanmerkelijke blootstelling aan asbest ontstaat doordat niet gewerkt wordt in overeenstemming met de beste praktijk, is het staken van de werkzaamheden de veiligste optie.
108
13 SLOOP Sloopwerkzaamheden vallen onder Richtlijn 92/57/EEG betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen. Op grond van die richtlijn moet bij het inrichten van een bouwplaats voldoende rekening worden gehouden met gezondheid, veiligheid en welzijn. In deze handleiding ligt de nadruk op de preventie van het risico van blootstelling aan asbest; er wordt dan ook niet geprobeerd alle voorschriften te behandelen die gebaseerd zijn op de algemene vereisten van de richtlijn betreffende mobiele bouwplaatsen. Zij die betrokken zijn bij het beheer van sloopwerkzaamheden moeten echter over praktische kennis beschikken van de eisen die uit deze richtlijn voortvloeien. Richtlijn 83/477/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG, bepaalt: “Alvorens zij werkzaamheden zoals sloop of verwijdering van asbest kunnen verrichten, moeten bedrijven hun bekwaamheid op dit gebied aantonen overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken.” In de Richtlijn wordt tevens de volgende eis gesteld: “Voordat wordt begonnen met sloop- of onderhoudswerkzaamheden neemt de werkgever, indien van toepassing na het opvragen van informatie bij de eigenaren, alle nodige maatregelen om de materialen waarvan wordt vermoed dat ze asbest bevatten, te identificeren. Indien ook maar de geringste twijfel bestaat over de aanwezigheid van asbest in een materiaal of constructie, worden de van toepassing zijnde bepalingen van deze richtlijn gevolgd.” Die bepalingen houden onder meer in dat: “het asbest en/of de asbesthoudende materialen worden verwijderd voordat de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar zou inhouden dan het asbest of de asbesthoudende materialen niet te verwijderen.” Bij het aannemen van sloopwerk waarbij asbesthoudende materialen een rol kunnen spelen, zijn de belangrijkste punten van overweging als volgt: •
op wie zijn de werkzaamheden mogelijk van invloed?
•
hoe gaan we de werkzaamheden scheiden?
•
welke controlemaatregelen gaan we gebruiken?
•
kan asbestwerk parallel aan sloopwerk worden uitgevoerd?
•
hoe worden de werknemers van de aannemer die verantwoordelijk is voor de asbestverwijdering beschermd tegen de risico’s van de sloopwerkzaamheden?
•
hoe worden de werknemers van de aannemer die verantwoordelijk is voor de sloop beschermd tegen de risico’s van de asbestverwijderingswerkzaamheden?
Bij sloopwerk moeten de volgende stappen doorlopen worden: •
Stel vast waar zich op het sloopterrein asbesthoudende materialen bevinden door een asbest-inventaris op te maken, inspecties uit te voeren en/of bestaande informatie over het terrein te bestuderen.
•
Verwijder al het bereikbare asbest voordat er ook maar een begin wordt gemaakt met sloopwerk.
•
Laat voorbereidende sloopwerkzaamheden beginnen in gebieden waar geen asbesthoudende materialen zijn gevonden, d.w.z. verwijdering van niet-
109
constructiedelen die geen asbest bevatten, verlaagde plafonds, tussenmuren, vloeren e.d. o
Tijdens deze werkzaamheden zullen lege ruimten worden opengelegd, bijvoorbeeld voor mechanische en elektrische netwerken. Er moet worden nagegaan hoe deze netwerken lopen om te controleren of er geen verbindingen met andere gebouwen, die niet gesloopt moeten worden, zijn verbroken. Te denken valt bijvoorbeeld aan een pijpleiding die door een aantal gebouwen op het terrein loopt, terwijl niet alle gebouwen gesloopt zullen worden.
o
Inspecteer de ruimten die nu zijn blootgelegd opnieuw om te zien of er asbesthoudende materialen aanwezig zijn die eerder niet zijn ontdekt. Als er asbesthoudende materialen worden aangetroffen, moeten de sloopwerkzaamheden worden gestaakt, waarna de betreffende materialen moeten worden verwijderd door de aannemer die gespecialiseerd is in asbestverwijdering.
•
Stel vast waar zich asbesthoudende materialen bevinden die niet bereikbaar zijn of die niet veilig kunnen worden verwijderd voordat de sloopwerkzaamheden beginnen, bijvoorbeeld asbesthoudende materialen die een constructieonderdeel vormen of die constructieonderdelen isoleren.
•
Ontwikkel een strategie voor de wijze waarop die asbesthoudende materialen verwijderd moeten worden en voor het moment waarop dat moet gebeuren; voor het verwijderen van asbesthoudende bekisting, bijvoorbeeld, kan het nodig zijn betonnen platen te verwijderen. Dit kan worden gedaan in een afgeschermde werkzone, door adequaat opgeleid personeel met geschikte ademhalingsapparatuur. Het zal in deze gevallen niet altijd mogelijk zijn een afgesloten ruimte te bouwen.
•
Zorg dat degenen die betrokken zijn bij de sloopwerkzaamheden, getraind zijn om alert te zijn op de aanwezigheid van asbest, zodat, als er onverwacht asbesthoudende materialen worden gevonden, een veilig protocol in werking wordt gezet voor het verwijderen van de asbesthoudende materialen met een zo laag mogelijke blootstelling van degenen die in aangrenzende ruimten werken.
Sloopwerkzaamheden kunnen verschillende technieken behelzen: •
Ontmanteling – hierbij moet het bouwwerk worden afgebroken in de volgorde die tegengesteld is aan de volgorde waarin het is gebouwd. Het niet-structurele materiaal (bijvoorbeeld asbestcement wandbekleding en dakbedekking) wordt normaliter als eerste verwijderd. Vervolgens wordt het bouwgeraamte ontmanteld door het handmatig verwijderen van de bouten of door middel van snijbranden, waarbij gebruik wordt gemaakt van hijswerktuigen en bijvoorbeeld steigers of hoogwerkers.
•
Met behulp van machines – een scala aan sloopwerkzaamheden kan worden uitgevoerd door machines die zijn uitgerust met diverse specialistische hulpstukken. Machines die zijn voorzien van hydraulische scharen kunnen constructiebalken die eerder niet bereikbaar waren zorgvuldig weghalen. Dit soort machines kan constructiebalken die bedekt zijn met een asbest isolatiemateriaal naar de grond laten zakken, waar het asbest isolatiemateriaal vervolgens kan worden verwijderd onder gecontroleerde omstandigheden. Sloop met behulp van machines heeft veelal de voorkeur, omdat deze methode vanaf een afstand kan worden uitgevoerd en de betrokkenen zich tijdens het werk op een veilige afstand van het bouwwerk bevinden. Grote gebouwen in steen en/of baksteen kunnen eenvoudigweg omvergeduwd worden met gespecialiseerde machines. Asbesthoudend afval kan op gecontroleerde
110
wijze op de grond worden behandeld, waardoor de risico’s van het werken op hoogte worden vermeden. •
Sloop vanaf een afstand met behulp van een sloopkogel of vergelijkbaar materieel Deze methoden zijn nuttig wanneer onveilige bouwwerken worden gesloopt, omdat het slopen vanaf een afstand plaatsvindt en de veiligheid van de werknemers dus wordt beschermd. Uit de risicobeoordelingen moet echter wel blijken hoe hoog de verwachte niveaus van blootstelling aan asbest zijn en hoe deze onder controle en zo laag mogelijk kunnen worden gehouden.
•
Sloop vanaf een afstand met behulp van explosieven Slopen met explosieven is weliswaar een minder beheersbare methode (wat de verspreiding van besmetting betreft), die daarom pas in laatste instantie moet worden gekozen voor het slopen van onveilige bouwwerken, maar het gebruik van explosieven bij het slopen van gebouwen raakt steeds meer in zwang en heeft als voordeel dat alle werknemers uit de buurt van het gebouw zijn wanneer de explosieven tot ontploffing worden gebracht. Het gebruik van explosieven leidt echter tot een enorme stofontwikkeling en dus moeten eerst alle asbesthoudende materialen worden verwijderd, tenzij duidelijk uit de risicobeoordeling naar voren is gekomen dat bepaalde materialen op hun plaats gelaten moeten worden.
Voor de sloop van gebouwen die door brand beschadigd zijn, kan om het even welke van de bovenstaande technieken worden toegepast. Alle asbestsaneringswerkzaamheden in het kader van een sloopproject moeten worden beschouwd als ofwel werk met een lager risico ofwel werk dat gemeld moet worden, naar gelang van toepassing, en met gepaste voorzorgsmaatregelen worden uitgevoerd. Er geldt geen ‘lagere’ norm voor sloopterreinen. Soms zal de sloop van een gebouw met zich meebrengen dat er elektrische schakelinrichtingen, transformatoren, enz. moeten worden verwijderd. Omdat deze installaties waardevol metaalafval bevatten, worden ze in veel gevallen in hun geheel verwijderd en naar elders overgebracht voor verdere verwerking. Elektrische schakelinrichtingen kunnen asbest onderdelen bevatten. Degenen die betrokken zijn bij het demonteren van dit soort apparatuur moeten dus bedacht zijn op de mogelijke aanwezigheid van asbesthoudende materialen, in staat zijn deze materialen te herkennen en de beste praktijken hanteren om blootstelling aan asbeststof tot een minimum te beperken.
Als u de werkgever bent van personen die sloopwerkzaamheden verrichten waarbij asbesthoudende materialen een rol kunnen spelen, dient u ervoor te zorgen dat: •
de verschillende activiteiten op het terrein doeltreffend worden gecoördineerd en vooral dat sloopwerkzaamheden geen gevaar opleveren voor personeel dat asbest verwijdert en vice versa,
•
asbestverwijderingswerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de beste praktijk (zoals in deze handleiding beschreven);
•
alle werknemers goed zijn opgeleid (zodat sloopwerkers, bijvoorbeeld, materialen kunnen herkennen die mogelijk asbest bevatten en weten wat ze moeten doen als ze dat soort materialen blootleggen);
111
•
asbesthoudende materialen die tijdens sloopwerkzaamheden worden aangetroffen, worden verwijderd en weggegooid als met asbest besmet afval.
Als u op een sloopterrein werkt waar asbesthoudende materialen aanwezig zijn, dient u: •
zich bewust te zijn van de risico’s van blootstelling aan asbest;
•
te weten hoe u materialen kunt herkennen die mogelijk asbest bevatten;
•
de procedures te begrijpen die voorkomen dat sloopwerkzaamheden gevaar voor u opleveren; en
•
te handelen volgens de beste praktijk, zoals aangeraden in deze handleiding, voor het werken met asbest.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
na te gaan of er een doeltreffend systeem wordt gehanteerd om sloop- en asbestverwijderingswerkzaamheden te coördineren;
•
te controleren of sloopwerkers: o
geïnformeerd zijn over de risico’s van asbest en of ze deze risico’s begrijpen, en
o
opgeleid zijn om asbesthoudende materialen te herkennen en of ze deze ook daadwerkelijk herkennen;
•
te controleren of bij het verwijderen van asbest de beste praktijk wordt gevolgd (zoals beschreven in hoofdstuk 12);
•
te controleren of de nationale regelgeving aangaande deze zaken is nageleefd.
112
14 DE WERKNEMER EN DE WERKOMGEVING 14.1 INLEIDING Het beschermen van werknemers tegen het risico van blootstelling aan asbest kan een extra ingewikkelde aangelegenheid worden wanneer in de werkomstandigheden ook nog andere factoren, zoals extreme temperaturen, meespelen. Hoge temperaturen kunnen ontstaan wanneer aan hete machines gewerkt wordt of in afgesloten ruimten die verwarmd worden door direct zonlicht; lage temperaturen treden op in onverwarmde ruimten bij koud weer of in een koud klimaat. Daarnaast kan lichaamswarmte minder goed worden afgevoerd wanneer een afgesloten of niet-doorlatende overall wordt gedragen en in combinatie met een hoge werkdruk kan dit leiden tot hittegerelateerde aandoeningen, zelfs in gebieden met een relatief gematigd klimaat. Bovendien kan door het gebruik van water voor het nat verwijderen van asbest een vochtige atmosfeer ontstaan, waardoor de normale afvoer van lichaamswarmte via transpiratie belemmerd wordt. Warme omstandigheden zouden werknemers in de verleiding kunnen brengen hun kleding losser te maken, wat de effectiviteit van de bescherming tegen asbestbesmetting vermindert. De wegwerpoveralls die gebruikt worden tijdens asbestverwijdering bieden relatief weinig bescherming tegen koude omstandigheden. Door fysiek zware opruimingswerkzaamheden kan aanzienlijke stofwisselingswarmte ontstaan, maar bij het uitvoeren van de fijnere reinigingstaken aan het eind wordt relatief weinig stofwisselingswarmte gegenereerd en dan treden problemen die met kou samenhangen meer op de voorgrond. 14.2 DE WERKNEMER Of werknemers veilig in deze omgevingen kunnen werken, kan ook afhankelijk zijn van hun lichamelijke gesteldheid. Veranderingen in de persoonlijke situatie van de werknemer kunnen van invloed zijn op zijn of haar vermogen ademhalingsapparatuur te dragen en te gebruiken. Het is mogelijk dat een ademhalingstoestel minder goed past als gevolg van een stoppelbaard of gewichtsverlies. In het geval van een zwangere werknemer is het ook van belang erbij stil te staan hoe deze gesteldheid in dit verband van invloed is: aansluiting van de ademhalingsapparatuur aan het gelaat en het fysieke vermogen extreme warmte of kou te doorstaan. 14.3 HET SOORT WERK Aandoeningen aan het bewegingsapparaat vormen de grootste oorzaak van arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen en ziekteverzuim in heel de EU. Het manueel hanteren van lasten is een belangrijke oorzaak van arbeidsgerelateerde rugklachten. Dit risico van asbestwerkzaamheden kan worden geminimaliseerd door de bepalingen van Richtlijn 90/269/EEG betreffende het hanteren van lasten na te leven. Werken in een lastige houding (bijvoorbeeld in een gebukte of gedraaide houding) kan resulteren in rugpijn en dit kan met name een probleem zijn wanneer men in een koude omgeving werkt. Drie factoren, te weten kracht, houding en herhaling, kunnen bijdragen aan het ontstaan van symptomen en letsel aan nek, schouders en armen. De praktische aspecten die van invloed kunnen zijn op het risico zijn onder meer: slecht ontworpen handgereedschap; werk waarbij de pols herhaaldelijk gebogen en gestrekt wordt; en langdurig werken met de armen omhoog.
113
Rugklachten kunnen een afleidende factor vormen waardoor een werknemer er niet aan denkt te controleren of zijn ademhalingsapparatuur goed aansluit op zijn gezicht. 14.4 DE WERKOMGEVING 14.4.1 Warme omstandigheden Werken onder hoge temperaturen kan onder andere de volgende gezondheidsproblemen veroorzaken: •
brandwonden – als gevolg van het aanraken van hete oppervlakken of stralingswarmte;
•
oppervlakkige gevolgen: gezwollen voeten en enkels, warmte-uitslag;
•
flauwvallen – door een verlaging van de bloeddruk, waardoor de hersenen minder bloed krijgen (wat ernstige vormen kan aannemen als de persoon in kwestie rechtop wordt gehouden); het voor de hand liggende risico is dat men zich tijdens het vallen verwondt en daarnaast kan het moeilijk zijn hulp te bieden aan een bewusteloze werknemer die ademhalingsapparatuur draagt;
•
spierkrampen, misselijkheid, braken – als gevolg van zouttekort door overmatig transpireren;
•
uitputting door hitte – veroorzaakt door dehydratie die weer het gevolg is van overmatig transpireren. De symptomen zijn onder meer: vermoeidheid, duizeligheid, misselijkheid, hoofdpijn, ademhalingsproblemen, extreme dorst, spierkrampen;
•
hitteberoerte – een acute en potentieel dodelijke aandoening die ontstaat doordat de lichaamstemperatuur tot boven de 40 °C stijgt. Een hitteberoerte kan plotseling, zonder waarschuwing optreden of worden voorafgegaan door hoofdpijn, duizeligheid, verwardheid, spierzwakte, rusteloosheid of braken.
Om de risico’s van werken in warme omstandigheden zoveel mogelijk te beperken, moeten de volgende maatregelen worden genomen: •
beperking van de warmtebronnen (bijvoorbeeld door voor zover mogelijk hete apparatuur uit te schakelen);
•
beperking van de warmtegeleiding en -straling (bijvoorbeeld door bedekking van hete oppervlakken, afscherming tegen hitte door middel van hitteschilden);
•
een hoger ventilatievoud afvoerventilatie);
•
afkoeling (bijvoorbeeld door de lucht aan te vullen met lucht van buiten, gebruik te maken van pakken met persluchttoevoer of apparatuur te ventileren);
•
plaatselijke afkoeling met behulp van vrijstaande ventilatoren (waarbij ervoor moet worden gewaakt dat er stof van zijn plaats wordt geblazen);
•
taakroulatie en regelmatige pauzes in een koelere ruimte;
•
preventie van dehydratie door ervoor te zorgen dat de werknemers regelmatig worden voorzien van water, vóór het werk, tijdens pauzes en na het werk;
•
opleiding om werknemers bewust te maken van het risico van warmtespanning, de symptomen ervan, veilige werkmethoden en noodprocedures;
(bijvoorbeeld
114
meer
algemene
of
plaatselijke
•
bewaking van de thermische omstandigheden en de gezondheidstoestand van de werknemers (bijvoorbeeld door de lichaamstemperatuur te meten), in samenwerking met gezondheidswerkers.
Twee Europese normen (EN 27243 en EN ISO 7933) kunnen van nut zijn bij het uitvoeren van een risicobeoordeling met betrekking tot de effecten van warme omstandigheden. EN 27243 is eenvoudiger in praktijk te brengen, maar in deze norm wordt geen rekening gehouden met kleding, persoonlijke beschermingsmiddelen of ademhalingsapparatuur. In EN ISO 7933 worden de gevolgen van het bedekken van de huid wel verdisconteerd, maar wordt niet in aanmerking genomen of kleding al dan niet doorlatend is. Een Britse norm (BS 7963) biedt enige richtlijnen voor aanpassingen die gemaakt moeten worden met het oog op het thermische effect van persoonlijke beschermingsmiddelen. 14.4.2 Koude omstandigheden Voor het werken in koude omstandigheden is de norm ISO/TR 11079 een leidraad wat betreft de vereiste kledingisolatie, terwijl ISO 9920 betrekking heeft op het bepalen van de thermische eigenschappen van de kleding in haar geheel. Voor asbestwerk dat gemeld moet worden en dat in koude omstandigheden plaatsvindt, kan het nodig zijn gebruik te maken van wegwerpondergoed dat onder de wegwerpoverall of de wasbare overall wordt gedragen. Blootstelling aan lage temperaturen, zonder adequate bescherming, kan leiden tot onderkoeling. Bij onderkoeling daalt de lichaamstemperatuur tot een zodanig niveau dat het functioneren van de spieren en de hersenen wordt aangetast. Een lichte onderkoeling (lichaamstemperatuur tussen de 37 en 35 °C) veroorzaakt lichte rillingen die men niet onder controle heeft, tast de complexe motoriek aan (maar niet het lopen of spreken), en leidt (doordat de bloedvaten zich vernauwen) tot een afname van de bloedtoevoer naar de buitenkant van het lichaam. Matige onderkoeling (lichaamstemperatuur tussen de 35 en 34 °C) veroorzaakt versuftheid, een verlies van de fijne motoriek (met name in de handen), onduidelijk spreken, irrationeel gedrag en ongeïnteresseerdheid. Het mag duidelijk zijn dat deze symptomen het risico van een onjuist gebruik van gereedschap of beschermingsmiddelen vergroten en daarmee het risico van blootstelling tijdens het verrichten van asbestwerkzaamheden. Ernstige onderkoeling kan snel tot de dood leiden.
Als u de werkgever bent van personen die bij de uitvoering van hun werk mogelijk worden blootgesteld aan asbest onder omstandigheden zoals die welke beschreven staan in dit hoofdstuk, dient u: •
toezicht te houden op de gesteldheid van werknemers en een systeem te hanteren waarmee voorkomen wordt dat hun veiligheid in gevaar komt (bijvoorbeeld doordat ademhalingsapparatuur minder effectief wordt als gevolg van baardstoppels bij werknemers; ook kan het nodig zijn de keuze van bepaalde ademhalingsapparatuur te heroverwegen als de lichamelijke gesteldheid van een werknemer in belangrijke mate verandert);
•
rekening te houden met praktische problemen om zoveel mogelijk het risico te beperken dat het werk tot aandoeningen aan het bewegingsapparaat leidt of een correct gebruik van ademhalingsapparatuur bemoeilijkt;
115
•
•
effectieve systemen te installeren om draaglijke temperaturen op de werkplek te bewerkstelligen, bijvoorbeeld: •
koeling/verwarming;
•
bekledingsmateriaal voor hete onderdelen dat na gebruik kan worden weggegooid;
•
geschikte beschermende kleding;
•
extra ventilatie;
•
een werkrooster met voldoende pauzes;
te zorgen voor adequaat toezicht op het welzijn van werknemers.
Als u tijdens uw werk mogelijk wordt blootgesteld aan asbest en u onder fysiek zware omstandigheden moet werken (als gevolg van de temperatuur of de fysieke aard van het werk), dient u: •
zich ervan bewust te zijn dat het van belang is beschermd te blijven tegen blootstelling aan asbest;
•
bedacht te zijn op de gevolgen van warme omstandigheden en gebruik te maken van de middelen die u geboden worden als bescherming tegen deze omstandigheden (isolatie voor eenmalig gebruik, beschermende kleding, extra ventilatie, regelmatige pauzes, drinkwater tijdens pauzes en voordat u met uw werkzaamheden begint);
•
gebruik te maken van de middelen die u geboden worden als bescherming tegen koude omstandigheden (verwarmingstoestellen – waar van toepassing, thermische kleding, pauzes wanneer deze nodig zijn, enz.);
•
altijd te handelen volgens de beste praktijk, zoals aanbevolen in deze handleiding, om uzelf tegen de risico’s van blootstelling aan asbest te beschermen.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
te controleren of er doeltreffende maatregelen zijn genomen om warmtespanning te verlichten;
•
na te gaan of het waarschijnlijk is dat de werkomstandigheden het doeltreffend gebruik van ademhalingsapparatuur in de weg zullen staan;
•
te controleren of de nationale regelgeving aangaande deze zaken is nageleefd.
116
15 AFVALVERWIJDERING 15.1 INLEIDING Overeenkomstig artikel 6 van de Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG “…wordt de blootstelling op het werk aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen, tot een minimum beperkt … door de volgende maatregelen” (betreffende afvalvervoer- en verwijdering): • “asbest en materialen waaruit asbeststof vrijkomt of die asbesthoudend zijn, worden opgeborgen en vervoerd in daartoe geschikte gesloten verpakkingen; • afvalstoffen worden zo spoedig mogelijk verzameld en van de arbeidsplaats weggevoerd in geschikte gesloten verpakkingen met een etiket dat zij asbest bevatten……De in de eerste alinea bedoelde afvalstoffen worden vervolgens behandeld overeenkomstig Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen.” Volgens de kaderrichtlijn afval moeten de lidstaten van de EU het voorkomen of verminderen van afval en de schadelijke gevolgen ervan stimuleren door de ontwikkeling van schone technologieën, technische productverbeteringen en verwijderingsmethoden te bevorderen. Daarnaast zijn de lidstaten verplicht ongecontroleerde stortplaatsen te verbieden. In samenwerking met andere lidstaten moet een adequaat netwerk van verwijderingsinstallaties worden opgezet met gebruikmaking van de beste technologie die beschikbaar is en geen buitensporige kosten met zich meebrengt. 15.2 AFGIFTE Het verpakte asbesthoudende afval wordt overeenkomstig Richtlijn 83/478/EEG van de Raad van 19 september 1983 aangeduid als asbesthoudend afval. Nadat het verpakte afval op locatie bijeen is gebracht in een beveiligde opslagruimte (bijvoorbeeld een afsluitbare container), moet het veilig worden vervoerd naar een goedgekeurde stortplaats. Het vervoer moet plaatsvinden overeenkomstig de nationale regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, die bijvoorbeeld voorschriften kan bevatten betreffende de beveiliging van de lading, aanduidingen op het voertuig, voorafgaande schriftelijke afspraken met de goedgekeurde stortplaats, noodprocedures voor eventuele lekkage (bijvoorbeeld van verpakt afval in de container), scholing van de chauffeur, en een instantie die bevoegd is om advies te verstrekken op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen. Op dit moment zijn de stortplaatsen voor asbest binnen de Europese Unie gecontroleerde stortplaatsen of verglazingsinstallaties. In sommige lidstaten kan asbestafval worden opgeslagen in ondergrondse mijnen. Gecontroleerde stortplaatsen/mijnen Op deze plaatsen wordt het asbestafval begraven. Aan de hand van de gegevens (die worden bijgehouden door de stortplaats) kan het materiaal worden getraceerd van bron tot eindbestemming op de stortplaats. In sommige lidstaten wordt het afval afgesloten, bijvoorbeeld met beton.
117
Er dient een evaluatie te worden uitgevoerd om te bepalen hoe groot het gevaar voor blootstelling is voor de medewerkers op de stortplaats die betrokken zijn bij het overbrengen of begraven van afval in zakken. Deze evaluatie dient periodiek te worden gecontroleerd aan de hand van persoonlijke monstername. De medewerkers moeten worden beschermd tegen het risico van blootstelling (bijvoorbeeld doordat de zakken of de verpakking bij het overbrengen of begraven beschadigd raken) met behulp van geschikte voorzieningen (bijvoorbeeld HEPA-filters in de airco van de cabine van het voertuig en geschikte ademhalingsapparatuur, beschermende kleding en mogelijkheden om zich om te kleden of te ontsmetten). Verglazing Verglazing betreft een procédé waarbij asbestafval op hoge temperatuur langs chemische weg wordt omgezet in een verglaasd, inert eindproduct dat onder meer kan worden gebruikt als vulmateriaal in de wegenbouw. Aangenomen wordt dat deze manier van verwerking een volstrekt doelmatige oplossing biedt om de asbest om te zetten in een product zonder enig blootstellingsgevaar. Voor verglazing is echter wel aanzienlijk meer energie nodig dan voor de overige processen. 15.3 REGISTRATIE VAN HET VERVOER Volgens Richtlijn 84/631/EEG moet gebruik worden gemaakt van een gedetailleerde vrachtbrief met gegevens over de oorsprong en samenstelling van het afval, de tijdens het vervoer te volgen routes, de met het oog op veilig vervoer genomen maatregelen en het bestaan van een formele overeenkomst met de ontvanger van het afval. 15.4 WAT U MOET DOEN
Als u de werkgever bent van werknemers die belast zijn met het verwijderen van asbesthoudend afval, dient u: •
een risicobeoordeling uit te voeren (zoals in hoofdstuk 5) om de te verwachten blootstelling van deze medewerkers en de mogelijke blootstelling van anderen te evalueren;
•
schriftelijke instructies te geven voor het volgen van werkwijzen die de blootstelling aan asbest in de lucht tot een minimum beperken;
•
beste praktijken te volgen (zoals in deze handleiding);
•
ervoor te zorgen dat de medewerkers voldoende zijn geschoold en geïnformeerd over de risico's;
•
te zorgen voor adequate controle op asbestvezelconcentraties in de lucht om de blootstelling van medewerkers en van anderen vast te stellen;
•
gegevens bij te houden over de verwijderde asbest (bijvoorbeeld de locatie van afvalpartijen op gecontroleerde stortplaatsen);
•
ervoor te zorgen dat de medewerkers de beschikking hebben over, en een juist gebruik maken van, persoonlijke beschermingsapparatuur (bijvoorbeeld ademhalingsapparatuur en overalls, indien de risicobeoordeling daartoe aanleiding geeft);
•
te voldoen aan de nationale regelgeving inzake het werken met asbest.
118
Als u werkt met asbesthoudend afval, dient u: •
zich op basis van uw scholing bewust te zijn van de risico's van blootstelling aan asbest;
•
in te zien dat het belangrijk is blootstelling zo laag mogelijk te houden;
•
zich te houden aan de schriftelijke aanwijzingen die zijn bedoeld om het blootstellingsrisico tot een minimum te beperken; en
•
de in deze handleiding aanbevolen beste praktijken voor het werken met asbest te volgen.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
vast te stellen of er een adequate risicobeoordeling is;
•
na te gaan of er geschikte werkmethoden op schrift zijn vastgelegd om het blootstellingsrisico te voorkomen of tot een minimum te beperken;
•
vast te stellen of er gegevens zijn over de uitkomst van controles op blootstelling van medewerkers aan asbest;
•
te controleren of de desbetreffende nationale regelgeving wordt nageleefd.
119
16 CONTROLES EN METINGEN 16.1 INLEIDING Dit hoofdstuk geeft uitleg over de door een bevoegde persoon of organisatie uit te voeren controles op en metingen van luchtconcentraties. De uitleg is bedoeld om: •
de werkgever te helpen om voor de juiste luchtcontrole te zorgen;
•
de werkgever, medewerker en inspecteur meer duidelijkheid te verschaffen over de verschillende doelen van luchtcontrole;
•
inzicht te geven in de mogelijke betekenis van de resultaten;
•
in grote lijnen aan te geven wat het nemen van luchtmonsters en het meten van concentraties vezels in de lucht inhouden;
•
het effect van verschillende technieken (voor het vaststellen van het aantal vezels in het luchtmonster) op de gerapporteerde informatie te laten zien.
16.2 HET NEMEN VAN LUCHTMONSTERS EN ANALYSEMETHODEN Bij het nemen van de luchtmonsters wordt een bepaalde hoeveelheid lucht door een filter gezogen om de vezels tegen te houden. Vervolgens wordt het filter onder een microscoop onderzocht om het aantal vezels te tellen en op basis daarvan de concentratie vezels in het betreffende luchtmonster te berekenen. In EU-Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) staat dat de monstername moet worden uitgevoerd door daartoe gekwalificeerd personeel en dat de monsters moeten worden geanalyseerd in laboratoria die zijn toegerust op het tellen van vezels. De richtlijn stelt tevens dat het filter vervolgens moet worden geanalyseerd aan de hand van een door de Wereldhandelsorganisatie gepubliceerde methode (1977), namelijk door voor het tellen van de vezels gebruik te maken van een optische fasecontrastmicroscoop of een willekeurige andere methode die gelijkwaardige resultaten oplevert. In de meeste lidstaten van de Europese Unie wordt de methode van de fasecontrastmicroscoop gehanteerd. Voor het analyseren van de filters kunnen ook andere microscopen worden gebruikt. Een elektronenmicroscoop geeft een sterkere vergroting (zodat een groter aantal minieme vezeltjes te zien is dan onder een optische microscoop) en onderscheidt asbestvezels van andere vezels (zoals organische of kunstmatige mineraalvezels). Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de geschatte concentraties verschillen per type microscoop. De elektronenmicroscoop wordt onderverdeeld in de aftastings- en de transmissie-elektronenmicroscoop. Elk microscooptype heeft zo zijn voordelen. De optische microscoop laat zich eenvoudig meenemen en gebruiken, zodat op locatie snel resultaat kan worden verkregen. Dat is belangrijk als er direct uitsluitsel moet worden gegeven, bijvoorbeeld als mogelijk sprake is van lekkage. De beperking van de optische fasecontrastmicroscoop is evenwel dat daarmee alle vezels worden geteld, ook andere dan asbestvezels, zodat de gevonden concentratie die van alle vezelsoorten betreft (niet alleen asbestvezels). Elektronenmicroscopen hebben een sterkere vergroting en hogere resolutie, zodat daarmee dunnere vezels gevonden worden dan met een optische fasecontrastmicroscoop. De met een elektronenmicroscoop gemeten concentraties kunnen daarom hoger uitvallen dan die gemeten met een optische microscoop.
120
De aftastingselektronenmicroscoop onderscheidt asbestvezels van andere vezels aan de hand van de chemische samenstelling van de vezels. Dat betekent dat het mogelijk is om na verwijdering van het asbestmateriaal lagere concentraties asbestvezel te vinden als de lucht ook andere soorten vezel (bijvoorbeeld organische vezels) bevat. De transmissie-elektronenmicroscoop kan aan de hand van de chemische samenstelling en kristallijne structuur vaststellen om welk type asbestvezel het gaat (amosiet, crocidoliet, chrysotiel, enz.). Doordat de transmissie-elektronenmicroscoop de sterkste vergroting heeft, kunnen daarmee de allerkleinste vezeltjes worden waargenomen. Dit is echter ook de duurste en meest tijdrovende manier van onderzoek. Verder is het prepareren van het monster een delicate techniek die veel tijd vergt. In één lidstaat zijn in het kader van de proeven die worden uitgevoerd om vast te stellen of een gebouw geschikt is om weer in gebruik te worden genomen (INRS ED815), metingen met een transmissie-elektronenmicroscoop verplicht om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de concentraties lager zijn dan 0,005 vezels/ml. In een andere lidstaat is het gebruik van de aftastingselektronenmicroscoop voorgeschreven. In een aantal lidstaten wordt in het kader van de procedures voor vaststelling van de adequate uitvoering van de asbestverwijdering gebruik gemaakt van optische fasecontrastmicroscopen (bijvoorbeeld om concentraties van minder dan 0,01 vezels/ml aan te tonen). 16.3 DOEL VAN DE LUCHTCONTROLES Achtergrondmonsters kunnen worden genomen om de vezelconcentraties in de omgeving vast te stellen wanneer de asbest "in rust" is (het asbest is niet van zijn plaats gehaald), bijvoorbeeld voor aanvang van de werkzaamheden. Deze methode wordt ook gevolgd voor asbesthoudend materiaal dat op zijn plaats blijft. Persoonlijke controles dienen om de concentratie vezels te meten in de ademzone van de medewerker. Aan de hand van deze meting kan worden gecontroleerd of de beschermingsfactor van de persoonlijke ademhalingsapparatuur voldoende is. Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) stelt het volgende: 1. “De werkgever dient in een register aantekening te houden van de werknemers die met de ... werkzaamheden” (werkzaamheden waarvoor overeenkomstig paragraaf 6.3 een meldingsplicht geldt) “zijn belast, met vermelding van aard en duur van hun werkzaamheden en blootstelling. Dit register kan worden ingezien door de arts en de instantie die verantwoordelijk is voor het medische toezicht. Elke betrokken werknemer kan inzage krijgen van zijn persoonlijke gegevens in het register. De werknemers en/of hun vertegenwoordigers in de onderneming of vestiging kunnen inzage krijgen van de anonieme collectieve gegevens van dit register. 2. De in punt 1 bedoelde registers en de in artikel 15, punt 1, bedoelde individuele gezondheidsdossiers” (zie hoofdstuk 19) “worden ten minste 40 jaar na het einde van de blootstelling bewaard, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken. 3. De in lid 2 bedoelde bescheiden worden, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk, aan de bevoegde nationale autoriteit overhandigd op het moment dat de onderneming haar activiteiten beëindigt”. Periodieke controles kunnen tevens uitwijzen of er medewerkers zijn die met hun manier van werken ongebruikelijke concentraties veroorzaken. Mede door die controles kan worden aangegeven op welke punten de gevolgde werkmethoden moet worden verbeterd.
121
Soms worden ook monsters genomen in de algemene ruimte waar de werkzaamheden plaatsvinden. Samen met de persoonlijk uitgevoerde controles kan aan de hand van die monsters de concentratie asbestvezels in de lucht van de werkruimte worden vastgesteld. Bij het uitvoeren van omgevingscontroles moeten ook de vezelconcentraties worden gemeten in de lucht van ruimten waar medewerkers blootgesteld zouden kunnen worden als zij geen persoonlijke ademhalingsapparatuur gebruiken. In één van de lidstaten is het verplicht om twee keer per week metingen te verrichten in de ontsmettingsruimte waar de medewerkers hun ademhalingsapparatuur afdoen (INRS ED815). Wanneer wordt gewerkt met asbest en de bron is afgeschermd, kan een lekkageproef worden uitgevoerd. Deze proef betreft een secundaire meting naast de visuele inspectie en rookproeven van de afgesloten ruimte. Deze proef wordt gebruikt wanneer vermoed wordt dat de afgesloten ruimte "zwakke plekken" vertoont, of wanneer er gevoelige gebieden in de buurt zijn (bijvoorbeeld gebieden die in gebruik zijn). Bij de controle wordt nagegaan of er een hoge vezelconcentratie is die in verband kan worden gebracht met asbest die is vrijgekomen uit de afgeschermde bron. In dit verband is het nuttig om voor aanvang van de werkzaamheden een achtergrondproef uit te voeren, omdat daarmee kan worden nagegaan of het resultaat van een lekkageproef wijst op vrijgekomen asbest dan wel alleen op achtergrondconcentraties. Lekkageproeven kunnen met name nodig zijn als de afgesloten bron wordt doorkruist door obstakels (kabels, buizen, stijgleidingen, enz.). Bij het plannen van de proeven dient te worden voorzien in een “bufferzone” tussen degenen die betrokken zijn bij de asbestwerkzaamheden en andere bewoners van het gebouw. De lekkageproeven moeten in die “bufferzone” worden uitgevoerd. Lekkageproeven moeten korter achter elkaar worden uitgevoerd op die momenten van de werkzaamheden waarop het risico van blootstelling groter is (bijvoorbeeld bij aanvang, wanneer het asbest van zijn plaats wordt gehaald, en wanneer er rond de “zwakke plekken” van de afgesloten ruimte wordt gewerkt). Als voldoende proeven wijzen op een deugdelijke, beheerde afgesloten ruimte, kan het aantal ervan worden teruggebracht of kan met de proeven worden gestopt. Betrouwbaarheidstoetsen worden samen met een visuele inspectie uitgevoerd om te beoordelen of de insluitsystemen schoon en deugdelijk zijn. De nationale regelgeving of praktijk kan voorschrijven dat een betrouwbaarheidstoets wordt uitgevoerd voordat de locatie weer in gewoon gebruik wordt genomen of voor sloop of renovatie wordt opgeleverd. 16.4 KEUZE VAN EEN ORGANISATIE VOOR DE CONTROLEPROEVEN Laboratoria die zijn geaccrediteerd volgens ISO/IEC 17025, beschikken over de vereiste kwaliteitssystemen. De laboratoria dienen tevens deel te nemen aan een extern accreditatieprogramma (zoals de nationale programma's in het Verenigd Koninkrijk (RICE), in Spanje (PICC-FA) en in België en Frankrijk) of een internationaal programma (zoals AFRICA).
122
16.5 WAT U MOET DOEN Als u de werkgever of toezichthouder bent van medewerkers die asbest verwijderen, dient u: • ervoor te zorgen dat de proeven (controle op blootstelling van medewerkers, betrouwbaarheidstoetsen, enz.) worden uitgevoerd door een bevoegde, geaccrediteerde persoon of organisatie; • ervoor te zorgen dat controles op de aanwezigheid van vezels in de lucht waar nodig worden uitgevoerd door een persoon of organisatie die onafhankelijk is van de asbestaannemer; • de controlerende organisatie het werkplan te geven voordat medewerkers van deze organisatie de locatie bezoeken; • te beschikken over een controlestrategie die is afgestemd op de aard, omvang, locatie en complexiteit van de asbestwerkzaamheden; • een register bij te houden van de werkzaamheden en blootstelling van medewerkers (die meldingsplichtig werk uitvoeren), dit register minimaal veertig jaar te bewaren en daarvan inzage te verlenen aan: o de verantwoordelijke nationale autoriteit en de met medisch toezicht belaste arts; o de betrokken medewerkers, zodat zij de gegevens over hun blootstelling kunnen raadplegen; o werknemersvertegenwoordigers, voor collectieve informatie in het register; • ervoor zorg te dragen dat persoonlijke controles op blootstelling periodiek plaatsvinden overeenkomstig de nationale vereisten, en dat de gegevens ten minste veertig jaar worden bewaard; • onmiddellijk maatregelen te nemen als het van de controlerende organisatie ontvangen resultaat daartoe aanleiding geeft.
Als u betrokken bent bij asbestverwijderingswerkzaamheden, dient u: • uw medewerking te verlenen aan uw werkgever en aan de controlerende organisatie door een persoonlijk controleapparaat te dragen en ervoor te zorgen dat dit apparaat goed werkt en dat u in de tijd waarin de monsters worden genomen, uw werk op de gebruikelijke manier blijft doen; • nauwkeurige informatie te verstrekken over uw werk en werkmethoden tijdens de persoonlijke monstername; • uw medewerking te verlenen aan de controlerende organisatie bij het vaststellen of er "zwakke plekken" in de afgesloten ruimte van de bron zijn die lekkageproeven nodig maken; • tijdens de betrouwbaarheidstoets uw medewerking te verlenen aan de controlerende organisatie ten behoeve van een grondige uitvoering van de visuele controle van de afgesloten ruimte, bijvoorbeeld door te helpen met het gebruik van toegangsapparatuur; • de luchtcontroleapparatuur niet te verplaatsen, anders in te stellen of de werking ervan anderszins te beïnvloeden; • op aanwijzing van uw werkgever/chef onmiddellijk herstelmaatregelen te nemen indien de controlerende organisatie hoge vezelconcentraties aantreft op of in de buurt van de plaats van werkzaamheden.
123
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: • na te gaan of de controle afgestemd is op de aard, omvang, locatie en complexiteit van de asbestwerkzaamheden; • ervoor te zorgen dat de verplichte proeven worden uitgevoerd door een bevoegde c.q. onafhankelijke organisatie of persoon; • vast te stellen dat er periodiek persoonlijke controles plaatsvinden en dat de gegevens daarvan ten minste veertig jaar worden bewaard; • het register met gegevens over de werkzaamheden en blootstelling van de medewerkers te inspecteren (bijvoorbeeld om te controleren of de gegevens realistisch en voldoende zijn); • de resultaten van de luchtcontroleproeven door te nemen om vast te stellen dat bij rapportage van hoge vezelconcentraties maatregelen zijn genomen.
16.6 INFORMATIE Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) stelt dat: •
er regelingen moeten zijn uit hoofde waarvan de werknemers en/of hun vertegenwoordigers inzage kunnen hebben in de resultaten van de metingen van de asbestconcentratie in de lucht, en een toelichting op de betekenis van de resultaten krijgen;
•
als de resultaten van de metingen van de asbestconcentraties in de lucht hoger zijn dan de opgegeven grenswaarde (0,1 vezels/ml als tijdgewogen gemiddelde over acht uur): o de betrokken werknemers hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte dienen te worden gesteld, onder opgave van de oorzaken; o de werknemers en/of hun vertegenwoordigers worden geraadpleegd over de te nemen maatregelen of, in noodgevallen, geïnformeerd over de genomen maatregelen.
124
17 OVERIGE BETROKKEN PERSONEN 17.1 WIE ZIJN ER NOG MEER BIJ BETROKKEN De meeste hoofdstukken van deze handleiding zijn bedoeld voor degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij werkzaamheden die gevaar voor blootstelling aan asbest (kunnen) inhouden. Er zijn echter nog diverse andere partijen die een belangrijke rol spelen, namelijk: •
de opdrachtgever;
•
degenen betrokken bij het ontwerp en de voorzieningen van het gebouw (architecten, civiel ingenieurs, gebouwenbeheerders);
•
degenen die werk in onderaanneming uitvoeren ter voorbereiding van de verwijdering of inkapseling van het asbest;
•
degenen die wonen of werken in een gebouw waar asbestwerkzaamheden worden uitgevoerd;
•
eenieder voor wie de werkzaamheden gevolgen zouden kunnen hebben, bijvoorbeeld voorbijgangers, het publiek.
17.2 PARTIJEN BETROKKEN ASBESTWERKZAAMHEDEN
BIJ
HET
PLANNEN
VAN
17.2.1 Selecteren van een aannemer Voor de opdrachtgever die een aannemer wil selecteren, is het belangrijk goed te kijken naar de technische normen die in de offertes worden genoemd wat betreft: •
preventie van het gevaar voor verspreiding van asbestverontreiniging;
•
preventie van het gevaar voor blootstelling van anderen in de loop van de werkzaamheden;
•
bijhouden van voldoende gegevens voor latere controle en onderhoud van ingekapselde of afgesloten materialen, om er zeker van te zijn dat het resultaat doelmatig en doeltreffend is.
Het is duidelijk dat bij het inkapselen of verwijderen niet-verwaarloosbare hoeveelheden asbestvezels in de lucht komen. Het is daarom zaak van tevoren de ruimte grondig in kaart te brengen om zeker te weten dat alle asbesthoudende materialen in één keer kunnen worden geneutraliseerd. Voor degenen die betrokken zijn bij het ontwerp en de voorzieningen van het gebouw (architecten, civiel ingenieurs, gebouwenbeheerders) kan het plannen van asbestwerkzaamheden inhouden dat zij een overzicht maken van alle voorzieningen die voor de duur van de werkzaamheden mogelijk moeten worden omgeleid of geleverd: •
aanpassing van voorzieningen als water, gas, elektriciteit, centrale verwarming, airco, ventilatie en brandalarm om de veiligheid van het hele gebouw tijdens de werkzaamheden te garanderen;
125
•
levering van voorzieningen als water, gas, elektriciteit, afvoer en telefonie ter ondersteuning van de werkzaamheden.
17.3 ASBESTHOUDENDE MATERIALEN DIE OP HUN PLAATS WORDEN GELATEN Indien de asbesthoudende materialen geheel of gedeeltelijk op hun plaats worden gelaten (ongewijzigd dan wel ingekapseld, geïmpregneerd of afgesloten): •
dienen deze materialen één of, indien een risicobeoordeling daar aanleiding toe geeft, meerdere keren per jaar te worden onderzocht om na te gaan of zij nog in veilige conditie verkeren, en dient dit onderzoek te worden gedocumenteerd;
•
dient met de aanwezigheid van deze materialen rekening te worden gehouden bij eventuele toekomstige verbouwings- of installatiewerkzaamheden waarbij de materialen beschadigd kunnen raken. Via een beheersysteem moet ervoor worden gezorgd dat aannemers of medewerkers die werk verrichten waarmee de constructie van het gebouw is gemoeid, er steeds rekening mee houden;
•
dient een systeem te worden opgezet voor het melden van onverhoopte beschadiging van de materialen.
17.4 OPNIEUW IN GEBRUIK NEMEN VAN DE RUIMTE Nadat de materialen zijn verwijderd, moet de voltooiing van de werkzaamheden worden bevestigd aan de hand van door een onafhankelijke organisatie uit te voeren betrouwbaarheidstoetsen. Die behelzen een visuele inspectie van de materialen en monstername ter bepaling van de vezelconcentraties in de lucht. In de meeste lidstaten worden de luchtmonsters onderzocht d.m.v. optische fasecontrastmicroscopie en moeten de concentraties lager liggen dan 0,01 vezels/ml om het gebouw opnieuw te betrekken (zie beschrijving van de methoden in hoofdstuk 16). In één van de lidstaten is de opdrachtgever tevens verplicht om na verwijdering van bros asbest nadere luchtmonsters te nemen om de concentratie van asbestvezels te meten. In die lidstaat wordt bepaald dat de omstandigheden bevredigend zijn indien de gemeten concentratie van asbestvezels minder is dan 0,005 vezels/ml, waarbij het monster wordt onderzocht onder een transmissie-elektronenmicroscoop.
126
17.5 WAT U MOET DOEN
Als u de werkgever of toezichthouder bent van medewerkers die op de een of andere manier betrokken zijn bij werkzaamheden met asbesthoudende materialen, dient u: • ervoor te zorgen dat het hun duidelijk is hoe zij het gevaar van blootstelling voor henzelf en voor anderen kunnen voorkomen en tot een minimum kunnen beperken; • te zorgen voor controle, beheer en adequaat onderhoud van alle niet-verwijderde asbesthoudende materialen; • erop toe te zien dat alle technische voorstellen van kandidaat-aannemers beantwoorden aan strenge normen voor de beheersing en preventie van blootstelling aan asbest; • de in de nationale wet- en regelgeving gestelde eisen na te leven, bijvoorbeeld de in sommige lidstaten vereiste vergunningen voor onderaannemers.
Als u werk uitvoert dat samenhangt met asbestwerkzaamheden, dient u: • te weten hoe u het gevaar van blootstelling voor uzelf en/of anderen kunt voorkomen en tot een minimum kunt beperken; • indien u in uw werk in contact komt met asbesthoudende materialen, de beste praktijken te volgen, zoals in deze handleiding.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: • na te gaan of alle betrokken partijen gedaan hebben wat van hen verwacht wordt om het gevaar van blootstelling aan asbest te voorkomen en te beperken (bijvoorbeeld via specificaties in overeenkomsten met onderaannemers, afspraken over het omleiden van toe- en afvoer, inspectiegegevens en -schema's en beschikbaarheid van gegevens over asbesthoudende materialen); • te controleren of alle partijen beschikken over de vergunningen of verklaringen die verplicht zijn volgens de nationale wet- en regelgeving.
127
18 ASBEST OP ANDERE PLAATSEN (VOERTUIGEN, MACHINES, ENZ.) 18.1 INLEIDING Asbesthoudende materialen zijn voor allerlei doeleinden en op veel verschillende plaatsen toegepast (zoals beschreven in Hoofdstuk 4), zodat er situaties met extra aandachtspunten kunnen zijn. Dat neemt niet weg dat ook in die situaties de hiervoor beschreven algemene benadering moet worden gevolgd: risicobeoordeling en schriftelijk werkplan (Hoofdstuk 5); beantwoording van de vraag welke maatregelen nodig zijn en of de werkzaamheden moeten worden gemeld bij de verantwoordelijke autoriteit (Hoofdstuk 6); gepaste scholing (Hoofdstuk 7); en beheersing en preventie van blootstelling (Hoofdstukken 9, en 11 of 12). 18.2 UITEENLOPENDE TOEPASSINGEN Andere toepassingen van asbest waarbij sprake kan zijn van extra aandachtspunten zijn die in: •
voer- en vaartuigen (treinen, schepen, tanks en andere militaire voertuigen);
•
bedrijfsinrichting;
•
decoratieve deklagen (waarvoor het mogelijk nog niet duidelijk is of de werkzaamheden moeten worden gemeld).
18.3 UITGANGSPUNTEN ASBEST
VAN
PREVENTIE
VAN
BLOOTSTELLING
AAN
Voor alle soorten asbestwerkzaamheden gelden de volgende uitgangspunten: •
voorkomen van blootstelling door het tegenhouden van vrijkomend stof (bijvoorbeeld door gebruik te maken van luchtsluizen);
•
voorkomen dat er stof vrijkomt uit het materiaal (bijvoorbeeld door het te doorweken);
•
gebruik maken van een plaatselijk afzuigsysteem (bijvoorbeeld ventilatoren met HEPA-filters of van bronafzuiging, waarbij de ene werknemer het asbesthoudende materiaal bewerkt of verwijdert, terwijl de andere de asbestvezels aan de bron wegzuigt met een HEPA-stofzuiger;
•
gebruiken van persoonlijke bescherming en geschikte ademhalingsapparatuur;
•
zorgen voor adequate persoonlijke ontsmetting; en
•
zorgen voor adequate afvalverwijdering.
18.4 AANDACHTSPUNTEN IN BIJZONDERE GEVALLEN In sommige van deze bijzondere gevallen gelden bij de werkzaamheden de volgende aandachtspunten: •
de beperkte ruimte en toegankelijkheid in voer- en vaartuigen in algemene zin (bijvoorbeeld de machinekamer van een schip of de kleine ruimten in een militair voertuig), met het oog op het bereiken van een doelmatige afsluiting, het aanvoeren van gereedschap, en het verwijderen van afval in zakken of verpakking;
128
•
de noodzaak om via de staalconstructie van schepen of voertuigen toegang te verkrijgen tot de asbesthoudende materialen;
•
de moeilijkheden gepaard met het demonteren van sommige producten, waarbij branden of snijden nodig kan zijn om toegang te verkrijgen tot het asbesthoudende materiaal.
Asbest is in sommige lidstaten ook gebruikt in decoratieve deklagen op plafonds en muren. De meest recente beoordelingen van het risico dat samenhangt met het verwijderen van dit soort materiaal, geven aan dat bij gebruikmaking van de juiste technieken, de te verwachten blootstelling aan asbest zo beperkt is dat het risico als laag kan worden beschouwd en dat melding van het werk aan de verantwoordelijke autoriteit derhalve niet vereist is. De blootstelling aan asbest kan worden voorkomen of tot een minimum worden beperkt als u de volgende aanwijzingen volgt: •
de panelen met deklagen in hun geheel verwijderen; indien er moet worden gesneden om de panelen los te maken, een scherp mes gebruiken voor de deklaag;
•
het materiaal met een bevochtigingsmiddel besproeien, en vervolgens voorzichtig (met de hand) afschrapen en verwijderen door middel van bronafzuiging;
•
in geval van behang, met een stoomapparaat het materiaal week maken en lostrekken;
•
NIET droog schuren en GEEN schuurmachines gebruiken;
•
Natstraaltechnieken zijn NIET geschikt voor eerste reiniging maar kunnen wel worden gebruikt om de laatste restjes te verwijderen.
Als u de werkgever bent van medewerkers die worden blootgesteld aan asbest, dient u: •
beste praktijken te volgen (zoals in deze handleiding);
•
erop toe te zien dat zij voldoende geschoold zijn en op de hoogte zijn gesteld van de risico's;
•
ervoor te zorgen dat zij inzien dat het belangrijk is de blootstelling tot een minimum te beperken;
•
een risicobeoordeling uit te voeren om de te verwachten blootstelling aan asbest vast te stellen;
•
schriftelijke aanwijzingen te geven (werkmethode) teneinde blootstelling te voorkomen of tot een minimum te beperken;
•
adequate apparatuur ter beschikking te stellen (stofbestrijding en persoonlijke bescherming, zoals in hoofdstuk 12);
•
te zorgen voor afdoende controle door een onafhankelijke deskundige om de feitelijke blootstelling te bepalen;
•
de nationale regelgeving inzake werkzaamheden waarin asbest een rol kan spelen, na te leven.
129
Als u in uw werk mogelijk wordt blootgesteld aan asbest, dient u adequate scholing te hebben gehad, zodat u: •
zich bewust bent van de risico's van blootstelling aan asbest;
•
inziet dat het belangrijk is blootstelling zo laag mogelijk te houden;
•
de schriftelijke aanwijzingen volgt om blootstelling te voorkomen of tot een minimum te beperken;
•
werkt volgens beste praktijken, zoals in deze handleiding.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
na te gaan of het risico voldoende en op de juiste manier is beoordeeld;
•
te controleren of er schriftelijke aanwijzingen zijn en, zo ja, of deze doelmatig zijn om blootstelling te voorkomen of tot een minimum te beperken;
•
te controleren of er geschikte apparatuur beschikbaar is (bijvoorbeeld voor stofbestrijding en persoonlijke bescherming) om de schriftelijke werkmethode te volgen;
•
te controleren of de apparatuur voldoende vaak wordt nagezien en onderhouden om zeker te zijn van een goede werking;
•
te controleren op naleving van relevante nationale regelgeving.
Figuur 18.1 Asbest in remvoeringen van een vrachtwagen
130
Figuur 18.2 Asbesthoudende onderdelen in hoogspanningsschakelaar.
131
19 MEDISCH TOEZICHT 19.1 HET TOEZICHT Artikel 15 van de Richtlijn 83/477/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) stelt ten aanzien van werknemers die werk uitvoeren waarvoor een meldingsplicht geldt (zoals bedoeld in paragraaf 6.3): “Vóór de blootstelling aan stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen op de arbeidsplaats moet iedere werknemer in de gelegenheid worden gesteld een medische keuring te ondergaan. Deze keuring dient een specifiek onderzoek van de borstkas te omvatten.” “Zolang de blootstelling duurt, moet ten minste éénmaal in de drie jaar gelegenheid voor een nieuwe keuring worden gegeven. Van iedere werknemer wordt in overeenstemming met de nationale wetgevingen en praktijken een individueel gezondheidsdossier aangelegd.” Onder medisch toezicht wordt verstaan het bezoeken van een (in het algemeen krachtens nationale regelgeving aangestelde) specialist die bekend is met de medische aspecten van het werken met asbest. Sommige medische condities geven aan dat medewerkers mogelijk niet in staat zijn om veilig te werken onder de omstandigheden die samengaan met asbestwerkzaamheden. Met name medewerkers die een ziekte hebben die plotselinge arbeidsongeschiktheid kan veroorzaken, zijn mogelijk minder geschikt om in afgesloten ruimten te werken met ademhalingsapparatuur. Verder zijn medewerkers met een verminderde ademhalings- of cardiopulmonale functie mogelijk minder geschikt om inspannend werk te verrichten met ademhalingsapparatuur of onder zeer warme omstandigheden. In sommige lidstaten (bijvoorbeeld het VK) staat in de verklaring van een medisch onderzoek in verband met asbest alleen dat het onderzoek is uitgevoerd. Als de risicobeoordeling bepaalde risico's aangeeft, zoals inspannend werk en zeer warme omstandigheden, moet de werkgever daarom wellicht ook laten onderzoeken of de werknemers geschikt zijn om het werk uit te voeren. In het kader van het medisch toezicht kan een radiografie van de borst worden gemaakt, door middel van een traditionele röntgenopname of een CT-scan (computertomografie). Met de computertomografie wordt vanuit verschillende gezichtspunten rond het lichaam röntgeninformatie verzameld, die de computer vervolgens verwerkt tot dwarsdoorsnedebeelden. Bij traditionele radiografie is de blootstelling aan straling gelijk aan die van ongeveer tien dagen natuurlijke achtergrondstraling (kosmische straling en straling van in de natuur aanwezige radioactieve materialen). Bij de CT-scan is de blootstelling aan straling groter dan bij traditioneel röntgenonderzoek, namelijk even groot als ongeveer drie jaar natuurlijke achtergrondstraling (zie bijvoorbeeld http://www.radiologyinfo.org/content/safety/xray_safety.htm#measuring_dosage). Onnodige blootstelling aan straling moet worden vermeden en de arts dient bij het beantwoorden van de vraag of een dergelijk onderzoek nuttig is, de belangen van de patiënt voorop te stellen. Richtlijn 83/477/EEG (laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG) stelt dat “aan de werknemers advies en informatie verschaft [moet] worden over elke medische keuring waaraan zij zich na het einde van de blootstelling kunnen onderwerpen”.
132
Het medisch toezicht is al met al belangrijk om er zeker van te zijn dat de medewerker gezond genoeg is om de werkzaamheden te verrichten zonder dat dit ten koste gaat van de doelmatigheid van de procedures ter bescherming tegen blootstelling aan asbest. Naar alle waarschijnlijkheid openbaren ziekten in verband met asbest zich pas vele jaren na blootstelling; op dat moment kunnen uit het medisch onderzoek symptomen van een met asbest in verband te brengen ziekte naar voren komen en dient de patiënt op gepaste wijze te worden geïnformeerd. 19.2 WAT U MOET DOEN
Als u de werkgever of toezichthouder bent van mensen die tijdens hun werk waarschijnlijk worden blootgesteld aan asbest, dient u: •
vóór aanvang van de asbestwerkzaamheden en zo lang de blootstelling aan asbest voortduurt ten minste eens in de drie jaar (of vaker, indien de nationale regelgeving dat vereist) medewerkers die in hun werk met asbest omgaan, medisch te laten onderzoeken;
•
op grond van de risicobeoordeling (zie hoofdstuk 5 en paragraaf 6.3) na te gaan of het raadzaam of volgens de nationale wetgeving vereist is om andere medewerkers die mogelijk worden blootgesteld aan asbest, medisch te laten onderzoeken;
•
ziekten van aan asbest blootgestelde medewerkers overeenkomstig de nationale wetgeving te rapporteren als voor deze ziekten een meldingsplicht geldt (zoals asbestose, longkanker of mesothelioom);
•
gegevens bij te houden over de gezondheidskundige en medische onderzoeken. De nationale regelgeving bevat mogelijk bepalingen over de bij te houden gegevens (bijvoorbeeld het houden van een medisch onderzoek in verband met asbest) en de minimale bewaarperiode van de gegevens. Verder dient u de gegevens ten minste veertig jaar te bewaren en, als uw organisatie ophoudt te bestaan, ervoor te zorgen dat de medische gegevens voor bewaring worden overgebracht naar een geschikte plaats (die mogelijk omschreven wordt in de nationale regelgeving);
•
erop toe te zien dat de identiteit van alle medewerkers aan de hand van die gegevens eenvoudig is vast te stellen.
133
Als u in uw werk waarschijnlijk regelmatig wordt blootgesteld aan asbest, dient u: •
medisch toezicht te verwachten en als dat toezicht er niet is, uw werkgever erom te vragen;
•
in te zien dat de keuringen belangrijk zijn om er zeker van te zijn dat uw gezondheid het toelaat om veilig te werken in de omstandigheden die veelal gepaard gaan met asbest, bijvoorbeeld met ademhalingsapparatuur bij hoge temperaturen;
•
als u een toelichting wilt op de gezondheidsrisico's in verband met blootstelling aan asbest, de arts daarom te vragen;
•
te beseffen dat een heldere radiografie nog niet wil zeggen dat de werkpraktijken veilig zijn, aangezien de gevolgen van asbest zich soms pas na ruim tien tot vijftien openbaren op een voor röntgenapparatuur zichtbare manier;
•
er oog voor te hebben dat de arts u advies geeft dat in het belang is van uw gezondheid.
Mogelijk wordt u gevraagd om toestemming om uw niet-medische gegevens beschikbaar te stellen voor epidemiologisch onderzoek. Is dat het geval, dan raden we u aan uw toestemming te geven, aangezien aan de hand van die gegevens kan worden nagegaan hoe doelmatig gezondheidsbeschermingsprogramma's zijn.
Als u de arbeidsinspecteur bent, dient u: •
na te gaan of en in hoeverre de voorgaande aanbevelingen zijn geïmplementeerd, hetgeen blijkt uit de mate waarin de medewerkers de gevolgen voor hun gezondheid kennen, de mate waarin werkgevers en werknemers zich bewust zijn van de vereiste gezondheidsnormen en de volledigheid en duidelijkheid van de gezondheidsgegevens;
•
te controleren of de desbetreffende nationale regelgeving wordt nageleefd.
134
20 BIBLIOGRAFIE Asunción Calleja , Santos Hernández, Exposición al amianto en operaciones de retirada y demolición Guía de prevención. Centre de Seguretat i Condicions de Salut, en el Treball. Generalitat de Catalunya, Barcelona. Departamento de Salud Laboral de CC.OO. Realización Paralelo Edición, s.a. ISBN 84-87851-62-2 Depósito Legal M-18824-2002
Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (Tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG) (PB L 263 van 24.9.1983, blz. 25), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 maart 2003, PB L 97 48 15.4.2003. http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=NL&n umdoc=31983L0477&model=guichett Voor de Engelse, Franse en Duitse versies: http://europa.eu.int/eur-lex/en/consleg/pdf/1983/en_1983L0477_do_001.pdf http://europa.eu.int/eur-lex/fr/consleg/pdf/1983/fr_1983L0477_do_001.pdf http://europa.eu.int/eur-lex/de/consleg/pdf/1983/de_1983L0477_do_001.pdf Richtlijn 1999/77/EG van de Commissie van 26 juli 1999 tot zesde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (asbest). http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:31999L0077:NL:HTML Richtlijn 92/57/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG). Publicatieblad nr. L 245 van 26/08/1992 blz. 0006 - 0022 Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 5, blz. 0165 Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 5 blz. 0165 Rectificatie voor Richtlijn 92/57/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (achtste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB Nr. L 245 van 26.8.1992). Publicatieblad nr. L 015 van 23.01.1993, blz. 0034 Albracht G Schwerdtfeger A. Herausforderung Asbest. Universum Verlagsanstalt. Bard D, Boyle T, Burdett G. Final report on the development of practical guidelines for the training of asbestos removal workers. Report for DGV under agreement number VG/1999/5190. Health and Safety Laboratory (thans te Buxton, VK). British Standards Institution. PAS 60 Part 1 Equipment used in the controlled removal of asbesthoudende materialen – Part 1: controlled wetting of asbestos–containing materials – Specification. Verkrijgbaar bij BSI-klantenservice +44 (0)208 996 9001. www.bsi-global.com
135
British Standards Institution. PAS 60 Part 2 Equipment used in the controlled removal of asbesthoudende materialen – Part 2: Negative Pressure Units – Specification. Verkrijgbaar bij BSI-klantenservice +44 (0)208 996 9001. www.bsi-global.com British Standards Institution. PAS 60 Part 3 Equipment used in the controlled removal of asbesthoudende materialen – Part 3: Operation, cleaning and maintenance of class H vacuum cleaners – Code of practice. Verkrijgbaar bij BSI-klantenservice +44 (0)208 996 9001. www.bsi-global.com Institut National de Recherche et de Sécurité (INRS). (1ste uitgave 1997; uitgave van april 2005.) Exposition à l’amiante dans les travaux d’entretien et de maintenance; Guide de Prévention. ED 809. www.inrs.fr Institut National de Recherche et de Sécurité (INRS). Travaux de retraite ou de confinement d’amiante ou de matériaux en contenant. Guide de Prévention. ED 815. www.inrs.fr Institut National de Recherche et de Sécurité (INRS). Diagnostic et traitement des flocages à base d’amiante. Guide Méthodologique. ED 734. www.inrs.fr NÅR DU STØDER PÅ ASBEST. (Wanneer u stuit op asbest). Branche ArbejdsmiljøRådet; for Bygge & Anlæg, Ramsingsvej 7,2500 Valby; e-mail
[email protected]. www.bar-ba.dk UK Actuaries (2004). UK Asbestos - the definitive guide. http://www.actuaries.org.uk/files/pdf/proceedings/giro2004/Lowe.pdf UK Health and Safety Executive Surveying, voorbeelden en beoordeling van asbesthoudende materialen. MDHS 100 http://www.hse.gov.uk/pubns/mdhs/pdfs/mdhs100.pdf UK Health and Safety Executive. (2001) Asbestos essentials task manual: task guidance sheets for the building maintenance and allied trades. HSG210. HSE Books ISBN 0 7176 1887 0 UK Health and Safety Executive. (2001) Introduction to asbestos essentials: comprehensive guidance on working with asbestos in the building maintenance and allied trades. HSG213. HSE Books ISBN 0 7176 0901 X UK Health and Safety Executive. (2004) A short guide to managing asbestos in premises. INDG223(rev3). http://www.hse.gov.uk/pubns/indg223.pdf UK Health and Safety Executive. (2004) Asbestos alert for building maintenance, repair and refurbishment workers. INDG 18 ISBN 0 7176 1209 0 UK Health And Safety Executive (2003) 2/03 Method statement aide memoire. Uitgegeven door de HSE Asbestos Licensing Unit. http://www.hse.gov.uk/aboutus/meetings/alg/policy/02-03.pdf UK Health and Safety Executive. Controlled asbestos stripping techniques for work requiring a licence. HSG189/1. HSE Books. UK Health and Safety Executive. The selection, use and maintenance of respiratory protective equipment - a practical guide HSG53. HSE Books ISBN 0 7176 1537 5
136
UK Health and Safety Executive. (1999) Selection of suitable respiratory protective equipment for work with asbestos, Gratis HSE-uitgave INDG 288: http://www.hse.gov.uk/pubns/indg288.pdf UK Health and Safety Executive HSE Information Sheet MISC614. Preventing falls from boom-type mobile elevating work platforms http://www.hse.gov.uk/pubns/misc614.pdf UK Health and Safety Executive (2002) A comprehensive guide to managing asbestos in premises HSG227 HSE Books 2002 ISBN 0 7176 2381 5 Virta, RL., “Worldwide Asbestos Supply and Consumption Trends from 1900 to 2000”, U.S Department of the Interior US. Geological Survey (2003) http://pubs.usgs.gov/of/2003/of03083/of03-083.pdf Wereldgezondheidsorganisatie (1997 Determination of airborne fibre concentrations. A recommended method, by phase-contrast optical microscopy (membrane filter method), WHO, Genève 1997 (ISBN 92 4 154496 1). Zieschang H, Seifert M, Brűckner B Au M. (1993) Proceedings of the European Asbestos Conference 2003. 03.-06.09.2003 at the BG Akadamie Dresden. ISBN 3-00-013020-9. www.hvbg.de/e/asbest/index.html
137
138
21 BIJLAGE 1 Typische blootstelling tijdens werkzaamheden met asbestbekledingsmateriaal, -deklagen en -isolatieplaten (UK Health and Safety Executive 1999, HSG 189/1 en UK HSE (2003) INDG 288(rev1)) en met asbestcement (UK HSE HSG 189/2). Zie noten onderaan de bladzijde. Techniek
Opmerkingen
Beheerst nat verwijderen van bekledingsmateriaal en gespoten deklagen, met behulp van handgereedschap Beheerst nat verwijderen van bekledingsmateriaal en gespoten deklagen, met behulp van elektrisch gereedschap Verwijderen van bekledingsmateriaal met droge plekken Verwijderen van gespoten deklagen met droge plekken Voorzichtige verwijdering van hele asbest isolatieplaat.
Doorweken van het bekledingsmateriaal met een bevochtigingsmiddel gevolgd door voorzichtige verwijdering Zoals hiervoor maar met elektrisch gereedschap (wat NIET mag)
Losbreken en -scheuren van asbest isolatieplaat. Droog uitgevoerd zonder los te schroeven. Met machine boren van asbestcement Boven het hoofd boren van asbest isolatieplaat, zonder plaatselijk afzuigsysteem. Boren van verticale zuilen. Geen plaatselijk afzuigsysteem. Gebruik van decoupeerzaag voor asbest isolatieplaat. Geen plaatselijk afzuigsysteem. Met de hand zagen van asbest isolatieplaat. Geen plaatselijk afzuigsysteem.
Typische blootstelling (vezels/ml) Maximaal 1
Maximaal 10
Toont de noodzaak van doorweken aan
Ongeveer 100
Toont de noodzaak van doorweken aan Losschroeven (beweging gereedschap volgen met stofzuiger) en ondertussen besproeien van niet-afgesloten vlakken met een bevochtigingsmiddel Slechte praktijk
Ongeveer 1000 Maximaal 3
5-20
Maximaal 1
Met plaatselijk afzuigsysteem, of beweging gereedschap volgen met stofzuiger Slechte praktijk
5-10
Slechte praktijk
2-5
Slechte praktijk
5-20
Slechte praktijk
5-10
139
Noten: 1 Sommige van de resultaten wijzen op de gevolgen van onaanvaardbare slechte praktijken. Wanneer beheerste verwijderingstechnieken worden gebruikt maar niet juist worden toegepast, kunnen hoge vezelconcentraties in de lucht ontstaan. Zo is onvoldoende weken vaak nauwelijks beter dan onbeheerst droog verwijderen. 2 De vermelde blootstellingswaarden zijn typische waarden. De concentratie kan voor dezelfde activiteit verschillen per locatie. 3 De blootstellingswaarden hebben betrekking op de werkperiode en worden niet berekend als tijdgewogen gemiddelde.
140
Typische blootstelling tijdens het werken met asbestcement (UK HSE HSG 189/2). Zie noten onder de eerste tabel van Bijlage 1. Techniek
Opmerkingen
Machinaal boren van asbestcement
Met plaatselijk afzuigsysteem of bronafzuiging
Machinaal snijden afzuigsysteem
Typische blootstelling (vezels/ml) Maximaal 1
zonder Slechte praktijk Slechte praktijk Slechte praktijk
Slijpschijf Cirkelzaag Decoupeerzaag Met de hand zagen Verwijderen van asbestcementplaten Stapelen van asbestcementplaten Op afstand slopen van asbestcementconstructries, droog Vegen na op afstand slopen van asbestcementconstructies Op afstand slopen van asbestcementconstructies, nat Reinigen van verticale asbestcementbekleding door nat borstelen Reinigen van verticale asbestcementbekleding door droog borstelen
15-25 10-20 2-10 Maximaal 1 Maximaal 0,5 Maximaal 0,5 Maximaal 0,1
Slechte praktijk
Meer dan 1 Maximaal 0,01 1 tot 2
Slechte praktijk
5 tot 8
Bovenstaande concentraties hebben betrekking op de werkperiode en worden niet berekend als tijdgewogen gemiddelde. Het spreekt echter vanzelf dat de tijdgewogen gemiddelde concentraties bij een langere duur van de werkzaamheden hoger dan 0,1 vezels/ml kunnen zijn.
141
Nadere informatie over beroepsmatige blootstelling. Deze informatie is on line in te zien in de Evalutil-gegevensbank. “Evalutil is een gegevensbank over beroepsmatige blootstelling aan asbest en minerale kunstvezels (MKV's). Deze direct via internet te raadplegen gegevensbank is opgezet ter ondersteuning van arbeidsgeneeskundigen, veiligheidstechnici, leden van bedrijfsveiligheidscommissies in ondernemingen en anderen die actief zijn op het gebied van preventie en volksgezondheid. Evalutil is opgebouwd uit drie gegevensbanken: twee gegevensbanken met feitelijke informatie, respectievelijk over asbestvezels en over MKV's, en een matrix over beroepsmatige blootstelling ("job-exposure matrix" - JEM) die alleen op asbest betrekking heeft. De metrologische en descriptieve gegevens in de eerste twee gegevensbanken zijn ontleend aan wetenschappelijke literatuur en technische rapporten van preventie- en industriële instanties. De asbest-JEM bevat gegevens over de resultaten van door deskundigen uitgevoerde evaluaties van blootstelling aan asbest in een groot aantal beroepen. In de huidige staat van Evalutil levert een eenvoudige zoekopdracht geen synthese van de beschikbare informatie op. Hoewel de informatie in de twee gegevensbanken met documenten gaat over specifieke situaties, geeft zij een nuttige indicatie van de risico's in bepaalde werksituaties. De informatie mag echter niet in de plaats worden gesteld van een zorgvuldige analyse en risicobeoordeling van elke afzonderlijke situatie door daartoe bevoegde personen, omdat eenzelfde reeks metingen in verband kan worden gebracht met uiteenlopende activiteiten of met een werkgebied waar uiteenlopende werkzaamheden worden uitgevoerd. De Evalutil-gegevensbank is sinds 1992 inhoudelijk en vormtechnisch voortdurend herzien en verbeterd. Ook in de komende jaren zal Evalutil veranderingen blijven ondergaan omdat de bestaande gegevensbanken worden bijgewerkt en de gebruikersinterface wordt verbeterd om de gegevensbank voor breder gebruik geschikt te maken.” Het internetadres van de gegevensbank is: http://etudes.isped.u-bordeaux2.fr/evalutil.
142
143